Preek over Fil.2:1-11 Tekst Fil.2:5-7: Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. Gemeente van onze Heer jezus Christus, Hoe assertief zijn wij eigenlijk? Hoe goed zijn wij in het opkomen voor onszelf? Hoe handhaven wij ons eigenlijk in een wereld waarin wij vaak het gevoel hebben dat er niemand anders is die voor ons opkomt als wij het zélf niet doen? Het is nog niet zo heel lang geleden dat het woord assertiviteit nauwelijks voorkwam. Dat je er niet over hoorde. Maar tegenwoordig is het assertief zijn juist een grote deugd geworden. Je moet je de kaas niet van het brood laten eten en je moet er in ieder geval voor zorgen dat je zélf aan je trekken komt. Je kunt best wat weggeven of overlaten voor anderen maar zorg er in ieder geval voor dat je zélf je portie hebt. Dat is de mening bij veel Nederlanders en ook vaak bij veel christenen. Dat is tenslotte je goed recht. Op allerlei manier wordt het je ingeprent: wees assertief, kom op voor je eigen behoeften, je rechten en je verlangens. Gemeente, hoe staan wij daar eigenlijk in als christen? Hoe assertief zijn wij als christenen? Denken wij niet vaak nét zo als de anderen? Eerst ik, en dan de rest? Eerst ik mijn werk, mijn rust, mijn tijd om bij te komen, mijn vakanties, en dan de kerk, het vrijwilligerswerk, dat bezoek bij die of die. Eerst onze eigen begroting, onze plannen, onze uitgaven, en dan de vraag wat er overschiet en wat wij misschien willen weggeven aan anderen. Eerst onze eigen vrije tijd, ons uitgaan als jongere, onze tijd voor sport, onze feesten, en dan de rest. Wij zijn vaak te druk om in de Bijbel te lezen, het bidden schiet er bij in, en dan schiet ook de dienst aan God er zo vaak bij in. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor de jongeren, maar ook voor de ouderen. En ook al is dit misschien voor sommigen niet van toepassing en overdrijf ik het een klein beetje, toch is het de moeite waard om ons leven eens te leggen naast datgene wat de apostel Paulus hier in de Filippenzenbrief schrijft. Hoe Paulus dat beleeft vanuit zijn geloof. En om te zien hoe de Here Jezus zelf staande bleef in de verzoekingen die ook op Hem afkwamen. Want Hij was ook helemaal méns, behalve de zonde, en al het menselijke heeft Hij gekend en beleefd. Want ook Hij werd verzocht door de duivel in de woestijn maar Hij heeft de verzoeking weerstaan. Hij ging bewust de weg van het lijden tegemoet, Hij gaat het niet uit de weg maar Hij doet gehoorzaam wat zijn Vader in de hemel van Hem vraagt. Wij willen in deze dienst kijken naar de apostel Paulus, naar zijn geloof en vertrouwen, maar vooral naar de Here Jezus. Hoe Hij kiest in het leven, voortdurend in afhankelijkheid van zijn Vader in de hemel. De Here Jezus heeft heel zijn leven geleefd in vertrouwen op God. Hiuj heeft steedsw weer gerekend met zijn beloften en zijn geboden. Het woord geloof kun je het beste vanuit de diepste betekenis vertalen met het woord vertrouwen. Het geloof van Paulus, maar vooral dat van Jezus mag ons tot voorbeeld zijn als wij hem willen navolgen. Het klinkt misschien heel simpel maar als mens heb je in het leven te maken met twee machten, die van God en die van de duivel. En je moet constant kiezen tussen die twee. Dat valt niet mee, want wat komt er van de duivel en wat komt er van God? Hoe weet je dat? Over zulke dingen gaat het in de geschiedenis uit Mattheüs 4 over de verzoeking in de woestijn. De woestijn is een plaats van bezinning en rust. Net zoals de lijdenstijd ook een tijd is van bezinning op wat komen gaat. En het is de moeite waard om in deze weken eens in de spiegel van het lijden van de Here Jezus voor óns te kijken en daar wat van te leren. Het gaat bij de Here Jezus om de vraag of Hij Koning wil zijn of knecht.
Het gaat dan ten diepste om de gezindheid die ook in Jezus Christus was. Dat wij daar iets van zouden moeten hebben als wij tenminste zijn navolgers willen zijn. Dat er iets van Jezus te zien en te merken zou moeten zijn aan ons. Dat er iets van os zo uitgaan als gemeente en in ons persoonlijk opzicht als wij straks de kerk weer uitgaan. Maar wat is die opstelling, die houding van de Here jezus dan precies? Als wij die dan ook moeten hebben, wat wordt er dan eigenlijk van ons gevraagd? Paulus begint met te zeggen dat Jezus de gestalte van God had, dat Hij deel had aan God, dat hij dus gelijk aan God was. Dat belijden wij ook als kerk de eeuwen door, dat de Here jezus én volledig God én volledig mens is geweest. Want alleen op die manier kon hij God en mensen met elkaar verzoenen. Maar Hij heeft die gelijkheid aan God wat de buitenkant betreft niet vastgehouden, zegt de Nieuwe Bijbelvertaling waaruit wij gelezen hebben, Hij heeft zijn heerlijkheid aan God niet gebruikt voor zijn eigen voordeel, maar Hij heeft er vrijwillig afstand van gedaan. Hij heeft zijn goddelijke heerlijkheid niet als een privé-bezit beschouwd, maar Hij heeft wéggegeven wat Hij bezat, Hij heeft opgegeven wat Hem toekwam en waar Hij recht op had. Hij heeft het niet krampachtig vastgehouden wat Hij van de Vader in de hemel ontvangen had aan eer en glorie maar Hij heeft zichzelf vernederd en Hij heeft de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij was en Hij bleef gelijk aan God maar in zijn uiterlijk is Hij gelijk aan een mens geworden. Hij heeft zijn hemelse heerlijkheid als een mantel afgelegd en zichzelf prijsgegeven. Hij heeft zich ontledigd, zegt de Bijbel, dat willen zeggen, hij heeft zichzelf leeg gemaakt. Hij heeft zijn plaats in de hemel opgegeven en is dienstknecht geworden. Hij heeft zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot in de dood. Dieper kon Hij niet afdalen. Kwetsbaar en hulpeloos heeft hij gehangen aan het kruis van Golgotha, van God en mensen verlaten. Dát is de Here Jezus, onze voorganger. Dát is waar het om gaat in deze lijdenstijd. Aan de Here Jézus denken wij in deze weken vóór het Paasfeest en aan wat Hij heeft gedaan voor ons. Dat Hij is gekomen uit de hemel, dat Hij heeft geleden en dat Hij is gestorven in onze plaats aan het kruis op de Goede Vrijdag, maar dat God Hem niet in de dood heeft achtergelaten maar dat hij Hem heeft opgewekt uit de dood en dat Hij teruggegaan is naar de hemel en nu mag zijn aan de rechterhand van God waar Hij voor ons pleit. Jezus heeft zijn recht, zijn majesteit, zijn status als Gods zoon niet gebruikt om er zélf voordeel van te hebben maar juist om er óns voordeel van te laten hebben. Want door Hem krijgen wij deel aan het heil van God. Gemeente, wat staat die houding van Christus haaks op onze houding als mensen. Haaks op datgene wat wij bij onszelf en andere mensen tegenkomen. Wij als mensen denken zo vaak van: als IK eerst maar aan mij trekken kom en : als IK er zelf maar beter van wordt. Wij zijn uit onszelf zo assertief als wat. Eerst WIJ, en met wat er dan over is, met datgene wat wij zelf niet meer nodig hebben, daarmee willen wij God en de naaste dan nog wel dienen. Maar dat is radicaal anders dan wat de apostel Paulus ons hier leert. Die redeneert net andersom. Niet eerst WIJ, maar eerst Christus! Paulus wil de Here Jezus volgen en daarom is hij als iemand die dient. Hij zoekt niet eerst zichzelf, maar hij zoekt eerst Christus en de kracht van zijn opstanding! En zo wordt hij een instrument in Gods hand en kan hij wat betekenen naar anderen toe. Met die bedoeling schrijft de apostel zijn brief aan de gemeente in Filippi. Op zijn tweede zendingsreis heeft hij deze stad als eerste bezocht toen hij vanuit het toenmalige Klein-Azie naar Europa overstak om het Evangelie te brengen. Filippi is tegenwoordig een deel van Griekenland en
degenen die ooit mee geweest zijn met een gemeentereis naar Griekenland kunnen zich dat misschien nog wel herinneren. Met deze gemeente heeft de apostel Paulus een bijzondere en hartelijke verhouding gehad en aan deze gemeente schrijft hij later de brief aan de Filippenzen. Hij bevindt zich dan in de gevangenis met een doodvonnis voor ogen maar hij heeft het geheim van het geloof in de Here Jezus Christus ontdekt. Hij weet dat, hoe het ook gaat, Hij geborgen is in de handen van God. De apostel Paulus kénde het leven met z’n hoogtepunten en dieptepunten, hij had het zoete geproeft en ook het bittere, hij weet van armoede én van overvloed, maar zelfs in die donkere kerker waarin hij zit kan hij getuigen van zijn geloof. Dat geloof heeft hij niet van zichzelf, hij weet het maar al te goed wat er in het hart van een mens kan schuilen, hij heeft vroeger zelf de christenen vervolgd, maar het geloof dat Paulus heeft dat heeft hij ontvangen van God. Ik vermag alle dingen, zegt hij een paar hoofdstukken verder, door Hem die mij kracht geeft. Dáár haalt Paulus zijn kracht vandaan, dát is het geheim van zijn leven. Jezus Christus en die gekruisigd! Dát is het geloof van Paulus, waardoor hij juist in de diepte van het leven ervaart dat de Here het meest nabij is. Ik hoor wel eens dat sommigen dat ook zo ervaren, dat juist als het tegenzit in het leven, als alles tegenloopt, als er verdriet of zorg is, dat je dan als gelovig mens ook de nabijheid van God het meeste ervaart. Niet als alles voor de wind gaat en er geen wolkje aan de lucht is, maar juist in de diepte van het leven ervaar je het soms des te beter gedrágen te worden door God. Zo heeft Paulus het ervaren en daar mag hij van getuigen, dwars tegen alles in. Daardoor kan hij toch onbezorgd leven en hoeft hij de moed niet te verliezen. Want hij wéét waar hij met zijn zorgen heen moet. Hij legt ze in handen van God. En dan wordt hij bóven de zorgen uitgetild en krijgt hij weer zicht op God. Weet u, gemeente, het gevaar is zo groot dat wij door onze zorgen ne moeite zó in beslag genomen worden dat wij er in dreigen te verdrinken en dat wij vergeten om te bidden. Door te bidden mag je er in Gods kracht bóven staan, wordt je er als het ware bóvenuit getild. Door te bidden krijg je vrede in je hart, in welke omstandigheden je ook verkeert. Dat is wat cde apostel Paulus heeft ervaren en dat is wat wij vandaag de dag ook nog steeds mogen ervaren. Want God is gisteren en heden dezelfde! Het geloof van Paulus was een geloof niet in eigen kracht, hij vergelijkt zichzelf en zijn eigen werken met vuilnis, afval, maar het geloof van Paulus was een geloof in Góds kracht die in zwakke mensen wil werken! En vanuit die wetenschap doet hij dan een beroep op iedereen om eensgezind te zijn, één in liefdebetoon en in ootmoedigheid. En wanneer hij daarover schrijft dan verwijst hij naar de Here jezus Christus. Heeft Jezus niet alles prijsgegeven om zijn gemeente te dienen? En daarom: laat die gezindheid bij u en bij jullie zijn, die ook bij Jezus te vinden was. Eensgezindheid betekent niet dat je over alles hetzelfde denkt, dat is niet zo in de gemeente van Christus, als wij die eis aan elkaar stellen dan gaan wij de ander in een keurslijf persen en daar worden wij niet gelukkig van, het is niet de bedoeling dat de gemeente van Christus een eenheidsworst is. Er mag verscheidenheid zijn, als wij maar één zijn in de Here Jezus Christus. Als wij elkaar maar kunnen vinden in dat éne fundament dat God zélf heeft gelegd in kruis en opstanding van zijn Zoon. Op die basis kunnen wij elkaar altijd weer vinden en accepteren. En juist omdat wij niet allemaal hetzelfde zijn kunnen wij elkaar dienen en verrijken met de gaven die God ons gaf. Op die weg is de Here Jezus ons voorgegaan en mogen wij hem volgen. Laten wij ons oog dan ook op Hem gericht houden. Jongeren hebben soms zo´n armbandje met daarop: What would Jesus do? Wat zou Jezus doen? Dat eigenlijk een vraag die wij ons allemaal, jong en oud, steeds weer zouden moeten stellen bij al onze keuzes. Wat zou Jezus doen?
De gezindheid van de Here Jezus was een opofferingsgezindheid. Ga maar na: Jezus liet de hemel achter zich, Hij daalde af in het dal van het lijden, Hij nam de gestalte aan van een slaaf en een dienstknecht. Gehoorzaam liet hij zich vernederen tot in de dood. Hij offerde zichzelf om de wereld te laten zien wat echte liefde is. En wij worden geroepen om Hem daarin te volgen. Zodat iets van diezelfde opofferingsgezindheid, van die liefde, vergeving en barmhartigheid in ons leven werkzaam mag zijn. In de gemeente van Filippi dreigde verdeeldheid. Er was geen eensgezindheid, maar jaloezie en egoisme. Daarom doet de apostel Paulus een beroep op de gemeenteleden van Filippi vanuit de gevangenis om elkaar vast te houden en elkaar te dienen zoals Jezus dat deed. Eensgezind. Gemeente, hoe komt het toch dat samenwerking in de praktijk zo moeilijk is? Natuurlijk, iedereen is daar een voorstander van. Wij moeten het samen doen. Op school, in het gezin, in het bedrijf waar wij werken, in de gemeente waartoe wij behoren, sámen zullen wij het doen, eensgezind! Maar van die samenwerking komt vaak zo weinig terecht. Waar zit dat toch op vast? Paulus verklapt ons het geheim. De één acht de ander niet uitnemender dan zichzelf! Dáár zit de knoop. Nu is dat ook wel erg moeilijk. De ander hoger achten dan jezelf. Wij hebben de neiging om het om te keren. Wij vinden al gauw dat wij het zelf net iets beter doen dan een ander. En die ideeën van de ander zijn natuurlijk wel goed, maar die van onszelf zijn toevallig altijd nét iets beter! Acht die ander dán maar eens uitnemender dan jezelf, wanneer je steeds de gedachte hebt dat JIJ het beste inzicht hebt… Gemeente, de apostel Paulus doet in de tekst die wij gelezen hebben een direct beroep op zijn lezers. Hij doet een beroep op hun hart, op hun liefde voor God en voor elkaar. Hij vraagt ze niet om, zoals hij het zelf deed, als dienstknecht van de Here God ver weg onder zeer gevaarlijke omstandigheden zijn Woord te gaan brengen, hij vraagt ze niet om allerlei ontberingen te doorstaan, nee, hij vraagt ze alleen maar heel concreet om één van hart en ziel te zijn. Om als broeders en zusters van hetzelfde huis elkaar niet het leven zuur te maken. Want dat te zien doet de apostel pijn. Paulus roept ons op om open te staan voor de belangen van onze naaste, om oog en oor te hebben voor elkaar en om de ander uitnemender te achten dan onszelf. Daarvoor hoeven wij niet ver van huis te gaan, die opdracht kunnen wij allemaal vervullen heel dichtbij. Dat is wat Jezus van ons vraagt. Daarover ging het vanmorgen. Wat dat nu concreet inhoudt in het leven van de christelijke gemeente? Een heleboel. Een paar dingen wil ik noemen. Allereerst dat wij bereid zullen zijn om offers te brengen. Offers van tijd, geld en aandacht. Dat wij bereid zullen zijn om iets van onze rijkdom af te staan in dienst van God en de medemens. En in de tweede plaats dat wij bereid zullen zijn om onze eigen zin op te geven, onze eigen wil en ons eigen verlangen. En dat is misschien nog wel het allermoeilijkste. Nee, dat betekent niet dat je als mens over je heen moet laten lopen. Laten wij alleen onze eigen inzichten van tijd tot tijd eens relativeren en er zo af en toe eens kritisch naar kijken of wij een ander niet in de weg staan om hen voor Gods Rijk te winnen. Het jaarthema is dit jaar: Geloof, hoop en liefde. En het ging vanmorgen in het bijzonder over het geloof. Maar de mééste van deze, zegt de apostel Paulus in de Corinthebrief hoofdstuk 13, is de liefde. Als er geen liefde is, dan ontbreekt alles. Zonder de liefde gaat het niet. Ik wil eindigen met een kort verhaaltje. In de Libische woestijn vond men ooit een oude inscriptie uit de tijd van de Romeinen. De volgende woorden waren daarop te lezen. Ik, kapitein van een Romeins leger, in de woestijn van Lybie, heb deze waarheid ontdekt: in het leven zijn slechts twee dingen waar mensen naar verlangen en dat zijn
liefde en macht. En niemand bezit ze allebei. Liefde of macht. Welke van de twee vinden wij het belangrijkst, dat is de vraag. Als wij daaraan denken kunnen wij zelf vandaag de toepassing van de preek wel maken. Amen.