Een volk van priesters - preek over Handelingen 6:1-15 en 7:54-8:1 Een van de meest fascinerende dingen die mij altijd weer opvalt bij het lezen van het bijbelboek Handelingen is de verbazingwekkend snelle groei van de christelijke gemeente. Van 120 mensen (Hand. 1:15) tot meer dan 3000 (in Hand. 2:41) en dan vrij snel tot meer dan 5000 (Hand. 4:4). En dan hebben we het alleen nog maar over de echte begintijd. In één stad. In Jeruzalem. In latere jaren zou diezelfde gemeenschap uitgroeien tot een wereldwijde beweging. Met als voorlopig resultaat dat wij hier zitten en onderdeel uitmaken van diezelfde beweging. Moet je nagaan! Ik ben geen godsdienstwetenschapper maar het lijkt mij op z’n zachtst gezegd behoorlijk uniek dat een beweging a) zo snel groeit en b) na al die tijd nog steeds groeit. Ze bestaat nog steeds. Als je dit eens vergelijkt met bijvoorbeeld de Occupy beweging - nog niet eens één jaar geleden begonnen op Wall Street, maar wat hoor je daar nu nog van? - dan verbaast het me des te meer dat dit zo kon gebeuren. En nog steeds gebeurt.
Groei Hoe kon het gebeuren dat de christelijke gemeenschap zo snel groeide en tot op de dag van vandaag nog steeds groeit en bestaat uit meer dan twee miljard (!) gelovigen? Laten we vanochtend eens bij die vraag beginnen. Er zijn verschillende redenen te bedenken voor de snelle groei van de gemeente in Jeruzalem. De Heilige Geest was aan het werk, zeggen we dan. Maar hoe? Daar zijn wel een paar dingen over te zeggen. Tot aan de dagen van Petrus bestond de Joodse gemeenschap uit Joden in en rond Jeruzalem én uit Joden in de diaspora (de verstrooiing). Dat was één van de redenen waarom het christelijk geloof zich zo snel kon verspreiden. Jullie weten dat Paulus overal eerst de joden opzocht.
De diaspora (de verspreiding van de joden over de toenmalig bewoonde wereld) zou je kunnen zien als Gods voorbereidende werk op de verkondiging van het evangelie: de snelwegen waarlangs het evangelie zich verspreidde door Asia, Griekenland, Rome. Maar ook in Syrië, Egypte en Arabië. Toch hadden al die joden één ding gemeen. Het centrum van de joodse religie, de centrale plaats van aanbidding was in Jeruzalem. Niet alleen kwamen veel joden en proselieten naar Jeruzalem voor de grote feesten (vgl. Pinksteren, Hand. 2). Ook emigreerden veel gelovigen op hun oude dag naar de heilige stad om te sterven en begraven te worden dichtbij de tempel, het centrum van Jeruzalem. Dat was trouwens ook de reden waarom er zo veel weduwen woonden in Jeruzalem. Nu gebeurde er in de dagen van Petrus na Hemelvaart en Pinksteren iets heel bijzonders, dat van bijzondere betekenis is geweest voor de groei van de christelijke gemeenschap en dat nog steeds belangrijk is tot op de dag van vandaag. De eerste leerlingen kwamen bij elkaar in de tempel én bij elkaar thuis (Hand. 2, slot). Als we er even vanuit gaan dat in de grotere huizen zo’n 30 mensen pasten (sommigen natuurlijk minder, anderen meer) dan betekent dat dat er in Jeruzalem tussen de 100 en 200 plaatsen waren waar gelovigen bij elkaar kwamen. Geen wonder dat de gemeenschap ze snel groeide. Kleinschaligheid was een van de ingrediënten voor de groei van de kerk van Jeruzalem!
Groeipijn Toch ontstonden er ook in die groeiende gemeenschap problemen. De gemeente van Jeruzalem had last van groeipijn, zou je kunnen zeggen. Wat was er aan de hand? Lucas vertelt dat er een conflict ontstond tussen twee groepen in de gemeente. Je had aan de ene kant de autochtone, Jeruzalemse bevolking (de Arameessprekenden). En aan de andere kant het Griekssprekende deel van de gemeente. Dat konden meer vergriekste joden zijn uit de diaspora, maar het waren voor een aanzienlijk deel waarschijnlijk ook proselieten: niet-joden die waren toegetreden tot het volk van Abraham.
Er ontstond dus een cultureel probleem. Dan moet je niet meteen denken aan een conservatief deel (de autochtonen) en een meer vrijzinnig, liberaal gedeelte. Onthoud dat veel griekssprekende gelovigen speciaal naar Jeruzalem waren gekomen om daar dichtbij de tempel te leven en begraven te worden! Wat was nu precies het probleem? Lucas vertelt dat er een conflict ontstond over de zorg van de gemeenschappelijke maaltijden (lett. de bediening van de tafels). Dan moeten we niet denken aan een soort voedselbank, maar aan gemeenschappelijke maaltijden waarin iedereen kon deelnemen. Lucas zet die zogenaamde bediening van de tafels bovendien af tegen de bediening van het woord. De apostelen geven aan: luister, we hebben te weinig tijd voor het gebed (!) en de (daar heb je dat woord weer!) bediening van het Woord. Het was dus ergens een heel mooi probleem dat er in Jeruzalem ontstond. Er was niet een groep die werd overgeslagen bij de bediening van de gemeenschappelijke maaltijden in die zin dat zij geen eten kregen. Maar er was een groep die werd overgeslagen in de bediening. M.a.w.: zij leverden geen helpers. Er klonk dus geen ontevredenheid van: onze weduwen krijgen niets te eten. Maar: onze weduwen hebben geen taak. Waarom mogen wij niet meehelpen?! Is dat niet ergens een heel mooi probleem? Niemand blijft aan de zijlijn staan maar gelovigen vragen om een taak, een bediening! Hier is geen sprake van verslapping ofzo, maar een deel van de gemeente vindt juist dat zij niet genoeg doen. Een mooi probleem, maar wel een echt probleem. Er kan makkelijk onenigheid ontstaan als je niet elkaars taal spreekt. Dat kan gebeuren als de groep bestaat uit verschillende culturen. Maar het kan ook een kwestie zijn van jong en oud, families, of van een bepaalde ligging in de kerk. Dat zijn ook cultuurproblemen. In ieder geval is Handelingen 6 een les voor de leiders van elke kerk om niemand over te slaan in het geven van een taak. Daarvoor is het nodig dat we, zoals de apostelen bij de Griekssprekende gemeenteleden dezen, mensen die taken ook toevertrouwen, mits het mensen zijn die 1) wijs zijn 2) goed bekend staan en 3) vervuld zijn van de Heilige Geest.
Maar het geldt ook voor gemeenteleden: sta je geparkeerd, laat je stem dan horen bij de leiders van de kerk.
Taken en bedieningen Over die leiders, de verschillende taken en bedieningen in de kerk wil ik ook wat zeggen. Het is een beetje een uitstapje, maar het hoort wel bij wat we gelezen hebben. Wat we zojuist gelezen hebben in Handelingen 6 wordt vaak in verband gebracht met de instelling van het diakenambt (zie o.a. het bevestigingsformulier) Terecht, maar toch is het nodig goed te bekijken wat er hier gebeurt. Dan kijken we straks nog naar een ander, niet onbelangrijk detail dat bij nader inzien een grote rol speelt bij de marteldood van Stefanus, namelijk dat Lucas speciaal vermeldt dat een grote groep priesters tot geloof komt (6:7). In Handelingen 6 lezen van verschillende taken en bedieningen in de kerk. De taak van de apostelen wordt hier omschreven met twee woorden: het gebed en de bediening van de verkondiging. Toen die taak in het gedrang kwam werden er leiders aangesteld om toe te zien op de bediening van de gemeenschappelijke maaltijden. Wij noemen de zeven vaak de eerste diakenen maar het zijn eigenlijk oudsten, leiders. Wat je ziet is dat zij niet zelf de dienst van de barmhartigheid verrichten, maar erop toezien dat de gemeente dat doet (zie trouwens ook het formulier). Hoe doen ze dat? We zien Stefanus wonderen en tekenen doen maar wat hij vooral deed was … preken: hoofdstuk 7 bestaat uit één lange preek van Stefanus. Naast het ambt van predikant dat, niet één op één, maar in lijn van het ambt van de apostelen kan worden gezien met als centrale taken het gebed en de woordverkondiging onderscheiden wij de ambten van ouderling en diaken. Toch zou je op grond van deze tekst misschien beter kunnen onderscheiden tussen één ambt, nl. dat van de oudste (incl. de diaken zoals wij die kennen) en daarnaast verschillende bedieningen, waarin de hele gemeente, dus zowel mannen als vrouwen actief zijn. Die mannen en vrouwen kunnen dan dienende taken verrichten (diaken betekent dienaar) die meer dan nu het geval is ook officieel erkend en bekrachtigd worden.
Priesters Dan het laatste punt n.a.v. dat sleutelvers over die priesters die tot geloof komen. Die priesters hebben mij aan het denken gezet. Waarom vertelt Lucas dat? Omdat het gebeurde. Maar waar wijst dit op? Het heeft naar mijn overtuiging alles te maken met wat er met Stefanus gebeurt. We hebben gelezen dat Stefanus beschuldigd werd van het lasteren van de tempel en de wet (de preek die hij vervolgens houdt, helpt niet echt en lijkt deze aanklacht eerder te bevestigen dan te weerleggen). Achter die beschuldiging zit een diepe emotie. Kijk maar: het begint bij discussiëren (6:9). Dan leiden ze Stefanus voor het Sanhedrin waar ze hem beschuldigen en officiële getuigen (oké, wel valse getuigen) voorleidden. Maar in hst. 7 vers 54 staat dat de mensen in woede ontsteken, beginnen te knarsetanden. En meer. En als Stefanus zegt dat hij de hemel open ziet met Jezus aan Gods rechterhand doen ze zelfs de vingers in de oren en stormen op hem af. Stefanus wordt gelyncht. Hoe kan het dat er zo’n hetze ontstaat? Was het omdat Stefanus tot de Griekssprekende groep behoorde en dus makkelijker kon worden aangepakt dat de Arameessprekende gelovigen, de apostelen? Dat speelt ongetwijfeld mee. Maar het gaat om wat er gebeurt in de eerste hoofdstukken van Handelingen. We hebben al gezien dat de tempel steeds minder belangrijk werd. God is bezig met het bouwen van een tempel van mensen. Er ontstaat vervolgens door de hele stad een nieuw priesterschap. Mensen die elkaar helpen. Echt samen leven. Niets gemeenschappelijk hebben. Zich wijden aan het gebed. Bij elkaar thuis het brood breken. Kortom: mensen die zich gedragen als priesters. Even naar vandaag: Kan jij je huur niet betalen? Dan helpen wij je. Zit je er doorheen? Wij passen op de kinderen, leen onze auto en ga er een avondje uit. Zal ik met je meegaan naar het ziekenhuis? Kan ik voor je bidden? Zo groeide het Woord van God (6:7) in de praktijk. Het gebeurde gewoon. Het was de aantrekkingskracht van de christelijke gemeenschap. Die priesters die tot geloof komen zien ineens op al die plekken een gemeenschap ontstaan die doet wat hún taak tot dan toe was geweest.
Wat doen die priesters die het geloof aanvaarden? Ze hebben door dat ze zonder baan, zonder ambt zijn komen te zitten. Omdat God bezig is een beter huis te bouwen. Een huis van mensen. Maar de keerzijde was: dat ging ten koste van dat andere huis! En precies dat was voor de mensen die daaraan vast bleven houden niet te verkroppen: deze man keert zich steeds tegen de tempel en de wet. Je ziet ook hier dat er in de valse aanklacht een kern van waarheid zit. Alsof de tempel er niet langer toe doet, met alle door Mozes aan ons overleverde gebruiken (6:14). En dan sluit Stefanus zijn preek ook nog af met woorden als: ‘halsstarrige ongelovigen […] jullie verzetten je tegen de Heilige Geest […] uw voorouders hebben de profeten vervolgd, die de komst van de Rechtvaardige aankondigden. Jullie zijn nog zelfs nog erger, jullie hebben de Rechtvaardige verraden en vermoord […] jullie hebben de wet niet nageleefd.’ Snap je de woede nu een beetje? Straks gaat er helemaal niemand meer naar de tempel. Straks denkt iedereen dat ze zelf een beetje voor priester kunnen spelen. Alsof God iemand is bij wie je zomaar kunt binnenlopen! Stefanus tekent zijn eigen doodvonnis door dan óók nog te roepen dat hij de hemel geopend zien met Jezus aan Gods rechterhand. Met dat irritante vervolg: ontvang mijn geest […] HEER, reken hun deze zonden niet aan! Had Jezus zoiets niet ook gezegd? Dat was ook al zo irritant. Wie denken ze wel dat ze zijn, die Jezus-volgers? Het moet niet gekker worden. HEER? De hemel open? Zonden? Kom kom, wie denk je wel dat je bent Stefanus? Heb je zelf wel door wie God is? Dat je niet zomaar de hemel in kunt kijken en dien alsof je geen priesters nodig hebt! Maar Stefanus heeft heel goed door wie God is. Dat Jezus aan Gods rechterhand zit. En dat daarom de tempel op z’n laatste benen loopt. Weet je waaraan je kunt zien dat Occupy mislukt is? Dat de beurzen en banken nog steeds bestaan. Er is niets veranderd. Deelnemers van de Occupy beweging werden daarom hoe langer hoe meer rare snuiters. Clowns, naïevelingen.
Tempel Net zoals christenen in de tijd van Stefanus. Die bijeen kwamen in de zuilengang van Salomo. Het was ook een soort Occupy, een geweldloos protest tegen de offerdienst: niet langer nodig om te leven onder een geopende hemel. Iedere keer als je naar de tempel ging om te offeren kwam je langs die rare nieuwe beweging. Maar je moet je voorstellen: de tempel was dé plek waar je niet zomaar binnenging. Dat deed een priester voor jou. Net zoals je bij een te dure winkel, bij de lerarenkamer of de kleedkamer van je favoriete artiest niet zomaar binnenloopt. Daar heb je iemand voor nodig die met je meegaat, die je introduceert. Loop je wél zomaar naar binnen, dan wordt je er zonder pardon weer uitgezet. Als je al in de buurt kwam. Mensen die zich gedragen alsof ze vaste gast zijn in dat soort gelegenheden, zijn irritant, clowns. Naïevelingen. Iedereen weet: zo werkt het niet. Zo was het ook met de christenen in Jeruzalem. Ze deden alsof ze zelf priesters waren. Alsof de priesterdienst niet langer nodig was. Het verschil tussen christenen en Occupyers is, dat hún beweging wél gelukt. Weet je waaraan je dat kunt zien? De tempel is verwoest. Stefanus had gelijk: de hemel is open. Jezus zit aan Gods rechterhand. Zijn tempel, dat is zijn lichaam, dat zijn de mensen. Daarom moet je trouwens altijd oppassen met ambtsdragers. In Gods nieuwe tempel zijn het niet de dominees, de ouderlingen en diakenen die de dienst uitmaken in een gebouw van steen of die jou wel eens even zullen verzorgen in de kerk. Dat zou een stap terug zijn in de tijd. Nee, gaan voor in de dienst. Maar die tempel – dat ben jij. Dat zijn wij. Dat is ons leven. Ons gebed. Onze gemeenschap. Zullen anderen daar God ontmoeten? Zullen anderen zich ook afvragen waar wij de moed vandaan halen om gastvrij te zijn? Waar wij de tijd vandaan halen? Zullen anderen zich soms ook afvragen of christenen niet eigenlijk een beetje gek geworden zijn, naïef op het irritante af? Ik hoop en bid van wel. [amen]