SCJ IN KORTE TREKKEN
O
Duitsland Op 3 mei is Volker Kreutzmann scj in Handrup tot priester gewijd. Hij is oud-leerling van het H. Hartcollege Leoninum aldaar. Bijzonder is dat ook de bisschop die hem wijdde, leerling van die school is geweest. Het Provincialaat van de Priesters van het H. Hart in Duitsland, sinds 1952 gevestigd in Bonn-Oberkassel, gaat in de zomer van dit jaar verhuizen naar ons klooster in Neustadt a/d Weinstrasse. De achtergrond is een bundeling van krachten in de Duitse provincie, die ook de gevolgen ondervindt van het teruglopen van het ledental door het ouder worden en de geringe aanwas. De concentratie houdt tevens in dat men meer werk uit handen wil geven aan medewerkers en intensiever gebruik wil maken van de moderne communicatiemiddelen.
P
proefschrift blijkt) en een waardevolle leidsman voor velen van zijn exnovicen. Het boekje is verkrijgbaar bij het Duitse provincialaat in Bonn.
O
Terugkeer Op 3 mei is broeder Gerrit (Gervasius) Braks naar Nederland teruggekeerd, nadat hij 47 jaar in Indonesië heeft gewerkt. Hij heeft zijn intrek genomen in ons klooster in Asten.
O
Indonesië Op 25 juni van dit jaar gedenkt de Indonesische provincie in Yogyakarta drie verschillende feiten: ten eerste dat 90 jaar geleden de eerste Nederlandse medebroeders aankwamen in Indonesië, ten tweede dat 50 jaar geleden het scholasticaat werd geopend en ten slotte dat 40 jaar geleden de Indonesische provincie werd opgericht.
O
Pater Prévot Pater Heiner Wilmer scj, de provinciaal van de Duitse provincie, heeft een artikel geschreven over pater André Prévot onder de titel ‘Kartäuser nach innen-Jesuit nach aussen’ (Bonn 2014, 64 blz.). Hij benadrukt dat pater Prévot meer is geweest dan de nogal excentrieke novicemeester, zoals hij in de herinnering van de congregatie bekend is gebleven. Hij was ook een origineel theoloog (zoals onder meer uit zijn
24
Onderscheiding Onze Italiaanse medebroeder pater Aldo Marchesini (geboren 1941, priester gewijd 1969), werkzaam in Mozambique, niet alleen als priester maar ook als arts, krijgt op 12 juni in New York de World Population Award van de Verenigde Naties voor zijn werk als arts voor de armen in Mozambique. Wij hebben al eens een artikel over hem geschreven in dit blad, in maart 2009 nummer 171.
O
Financiën Op 7 en 8 maart vond
in Rome een symposium plaats voor meer dan 500 economen van verschillende religieuze congregaties. Men wilde bereiken dat men steeds beter omgaat met financiële problemen en mogelijkheden. De gelden van religieuze instituten staan immers ten dienste van de zending in de Kerk.
I
Uitwisseling In verschillende landen zijn er nog colleges die door onze congregatie worden geleid. Dit jaar vindt er een uitwisseling plaats tussen scholen in Spanje en Duitsland. Van 10 tot 17 maart waren er 26 leerlingen uit Spanje in Handrup (Duits-land). Later zal er een tegenbezoek worden gebracht.
I
Jubileum In april heeft de Poolse provincie het gouden feest gevierd van de theologische faculteit in Stadniki, een plaats dicht bij Krakau. Helaas moest men constateren dat de tijden zijn veranderd. Waren er vroeger een 80 tot 90 studenten, allen uit Polen, nu is dat aantal minder dan 20 en daarvan komen er veel uit andere landen waar onze paters werkzaam zijn, zoals WitRusland, Moldavië en Slovenië.
N
Kapittel Naar aanleiding van ons confederaal kapittel maken de berichten uit Rome melding van de moeilijke situatie van onze provincie. Men wijst op het feit dat bij een
Nummer 192 - juni 2014
volgend kapittel, dus in 2020, er misschien nog maar 45 leden zullen zijn, van wie slechts enkelen jonger dan 80 jaar.
I
scj-contact BERICHTEN EN MEDEDELINGEN VAN EN OVER DE PRIESTERS VAN HET HEILIG HART
N U M M E R
1 9 2
India In april heeft onze generaal overste een bezoek gebracht aan de medebroeders in India. De congregatie is daar nu 20 jaar aanwezig en telt al meer dan 70 leden. De eerste bisschop die ons uitnodigde om in zijn diocees te komen werken zei: “Ik heb priesters genoeg, maar ik wil jullie spiritualiteit.”
D
Italië De congregatie heeft in Italië twee provincies. De provincie van Zuid-Italië heeft maar 60 leden (die van het Noorden zo’n 100 meer) maar op 3 mei was er feest in Rome vanwege de priesterwijding van een jonge Romein, Uno romano di Roma, zoals men in Italië zegt.
E
Viëtnam Een van onze medebroeders in Viëtnam, pater Vincent Nguyen scj, is door de plaatselijke bisschop benoemd tot hoofd van een commissie voor katholieke pedagogie en opvoeding.
◊ Onze beeldhouwer op reis ◊ De heilige Joannes XXIII ◊ Geschiedenis van ons verleden
J U N I
2 0 1 4
De redactie
O
Op het snijvlak van terugkijken en vooruitzien…, het heden dus! Wij, de scj’ers van onze confederatie, hebben momenteel al veel verleden, maar we kijken ook nog vooruit. Zoals gebeurt tijdens ons kapittel; van het eerste deel wordt hier verslag gedaan. Wij kijken ook uit naar het boek van Marieke Smulders, maar wel met ons verleden als thema. Haar ‘col-
i
n
di
lega’ Kees van Paassen is momenteel doende de geschiedenis te beschrijven van onze congregatie in Indonesië; ook dat boek verschijnt binnenkort. Maar het gedicht van Oeke staat voorin, geeft de toon aan voor dit nummer: ‘Dankbaar’.
t
n
DANKBAAR - Oeke Kruythof
3
REIZEN MET GEPEIZEN - Herman Falke scj
4
ZIJ DIE ONS DIERBAAR BLIJVEN
7
OVER HEILIGEN GESPROKEN - Piet Schellens scj
8
IETS MEER DAN VISSEN - Chris van Gool GESCHIEDENIS GESCHREVEN - Jan van Dijk EEN BELANGRIJK KAPITTEL - Paul de Vries scj
18
ONZE JUBILARISSEN
22
SCJ BIOGRAFIE - Jan Verbeet, Ad van der Wilk
23
SCJ IN KORTE TREKKEN
24
SCJ-Contact is een uitgave van de Priesters van het Heilig Hart (SCJ) in Nederland. Het wil een informatieblad zijn over de SCJ in Nederland en elders in de wereld.
Redactie: Heinz Baart, Leo van Bussel, Jan van Dijk, Guus Driedonkx, Chris van Gool, Paul de Vries en John. Willems Redactiesecretariaat: Leo van Bussel Eindredactie: Paul de Vries Druk: ATEA-groep, GrafiMedia
2
Ik geniet van millimetertjes geluk: de zon op een bloem een spelend kind een arm om je heen het carillon en de gracht en… en… en…
ummer
10 14
Omslag: Javaanse dansers
Dankbaar
en als ik na een tijdje de centimeter pak ligt daar een loper van vele meters lang een rode loper waarover ik kan schrijden gelijk een sprookjeskoningin gekleed in een gewaad vol flonkering ingeweven pareltjes: mijn innerlijk en uiterlijk doorademend van dankbaarheid Oeke Kruythof
Een uitgave van Provincialaat-SCJ Postbus 4609 • 4803 EP Breda Tel.: (076) 565 56 50 • Fax: (076) 560 12 88 E-mail:
[email protected] Internet: www.scj.nl www.scj.be Giro NL81INGB0001092625 ten name van Ned. Prov. Congr. Priesters van het Heilig Hart ISSN: 1384 - 8658
SCJ-Contact is gratis en verschijnt viermaal per jaar
3
H
Reizen met Gepeizen door herman falke scj
Het was altijd een tractatie om op het Juvenaat in Bergen op Zoom naar de aula te worden geroepen om naar een causerie van een missionaris te gaan luisteren. Het waren meestal sterke verhalen over een ontmoeting met een Indonesische tijger of Congolese olifanten. Zulke details bleven in je geheugen hangen. Hoeveel bekeringen en doopsels er waren, werd nogal vergeten. Je kon bijna de tropen ruiken en je hoorde de wilde dieren en kleurrijke grote vogels in de bomen. Veel missionaris-roepingen werden beslist versterkt door deze romantische verhalen.
De meerderheid van mijn 20 klasgenoten wilde missionaris worden. Ikzelf moest opgeven omdat ik in 1948 staatsexamen behaalde en ‘dus’ bestemd werd om leraar te worden. Geen wonder dat ze mij voor de drie jaar in Liesbosch bibliothecaris maakten. Wat me ‘gered’ heeft, was dat ik orgel speelde. In verband met de grote emigratie naar Canada was een dozijn Nederlandse scj’ers uitgenodigd door enkele bisschoppen van Ontario om het geestelijke welzijn van de jonge Nederlandse families te verzorgen. In 1951 verzocht pater Jan van Buren, de nieuwe overste, om drie scholastieken van Liesbosch naar Canada te sturen om in een nabij Canadees seminarie hun studies af te maken en zodoende het Canadese reilen en zeilen te leren kennen. Maar een van de drie moest muziek kennen ten bate van het klein- seminarie dat ze juist hadden geopend. Zodoende kwam ik via een achterdeur toch in een land ver weg, ook al waren er geen olifanten of tijgers. In haar eerste brief vroeg mijn moeder, “Zijn er winkels en telefoonpalen?” Ik schreef terug: “Zeven jaar geleden hebben de Canadezen ons bevrijd met hun tanks en vliegtuigen. En ze hebben ons wit brood, sigaretten en chocolade gegeven.” Ik heb me snel gekwalificeerd op de universiteit en de kweekschool in Engels en geschiedenis, maar later vooral in kunst, omdat ik daar telkens een uitblinker in was. Helaas, na een dozijn jaren en onder de invloed van Vaticanum II werd de waarde van een opvoeding in een kleinseminarie betwijfeld. In plaats van ware kandidaten voor het priesterschap hadden wij hoofdzakelijk jongelui van problematische families. Het werd ons duidelijk dat wij ons seminarie moesten sluiten. Van onze eerste provinciaal, fr. Leo Hermans, kreeg ik verlof om te solliciteren als kunstleraar op het St. Mary’s College in Entebbe, Uganda. In augustus 1966 vierde ik daar onder een machtige teakboom mijn achtendertigste verjaardag. Ik was tegelijkertijd aalmoezenier
4
Mijn moeder lijkt wel op een olifant Uganda. Links: Kunstles geven Uganda.
van een grote groep Frères de l’Instruction Chrétienne die daar verschillende scholen bemanden. In de weekenden ging ik vaak met een paar van mijn studenten de buurt in om eenvoudige echt Afrikaanse behuizingen te schilderen. Je moest eerst de bewoners uitvoerig begroeten voordat je verlof vroeg om hun huis en tuin te mogen schilderen. De moeder op mijn tekening antwoordde mij: “Waarom zou ik weigeren, want in de toekomst verzorgt U misschien mijn begrafenis.” Ik zal haar nederig geloof nooit vergeten. Een paar uur later toen ze de fraaie resultaten in kleuren kon bewonderen, vroeg ze toch om een kleine vergoeding. Gelukkig had ik een reep chocolade voor haar in mijn tas. Er zijn veel Witte Paters in Uganda. Een van hun regels zegt dat ze zich aan het diocees moeten houden waarvoor ze zijn aangesteld en dat opgezet is volgens een specifieke stam en taal. Ze mogen dus eigenlijk niet reizen. Maar om de zoveel jaren gaan alle missionarissen op vakantie in Europa. Ons college was 10 kilometer van het internationaal vliegveld van Entebbe. De KLM had gesubsidieerde vluchten voor missie- personeel opgezet verzorgd door Raptim. Telkens hadden wij missionarissen van andere streken bij ons slapen de dag voor hun vakantie. Ik zie ze nog in mijn kamer rondkijken naar mijn werk. “Waarom
kom je niet eens bij ons op vakantie? Wij hebben nooit bezoekers…. en we hebben mooie landschappen, en vlinders.” Zodoende ben ik in alle hoeken van Uganda geweest en tweemaal in de Kongo bij de Vlaamse assumptionisten, telkens in streken waar nooit toeristen komen en telkens heb ik daar geschilderd. Hiernaast is een inkttekening van een dramatisch schilderstuk dat ik aan een dankbare assumptionist heb gegeven. Vooral in Kongo had ik altijd veel bekijks. De mensen zagen graag hoe ik hun bekende wereld duidelijk uitbeeldde. Zo zag ik eens achter de huizen hoe al de mannen van een dorp het nieuwe bananenbier flink aan het proeven waren. Ik maakte er een vlugge sketch van die ik later op mijn gemak uitwerkte op de pastorie. De volgende zondag preekte de pastor over dronkenschap: “Nu gaat een kunstschilder de mensen in Amerika laten zien wat voor zuiplappen jullie zijn.” Vanaf dat moment was ik niet meer zo hartelijk welkom als ik met mijn schildersezel op stap ging. Generaal Idi Amin ontpopte zich meer en meer als antichristelijk. In 1974 ging ik voor een maand naar ons missiegebied in Indonesië op de terugweg naar Canada via Japan. Ik bezocht mijn klasgenoten Jan Vranken, Rein van Leeuwen, Adrie Bontje en Jan van Kampen. Ik had ze niet meer gezien sinds Liesbosch. Jan van Kampen was pastor in Tandjung Sakti. Ik merkte direct dat om politieke en godsdienstige
5
Even het nieuwe bier proeven Kivu Kongo. Onder: Dorpstraat Tanjung Sakti Sumatra.
ZIJ DIE ONS DIERBAAR BLIJVEN Op 11 februari 2014 is te Zwolle op 86-jarige leeftijd overleden mevrouw Ali Lankreijer-van Riet, schoonzus van onze overleden medebroeder Chris Lankreijer. Op 24 februari 2014 is te Ouderkerk aan de Amstel op 94-jarige leeftijd overleden de heer Cok Rietveld, broer van onze overleden medebroeder pater Dirk Rietveld. Op 19 maart 2014 is te Zevenbergen op 85-jarige leeftijd overleden de heer Toon van Kaam, broer van pater Jan van Kaam uit Asten. Op 24 maart 2014 is te Haarlem op 75-jarige leeftijd overleden de heer Ruud van den Berg, zwager van pater Cornelio Wijfjes uit Chili. Op 25 maart 2014 is te Houthalen (B) op 90-jarige leeftijd overleden mevrouw Margriet Oeyen, schoonzus van pater Jan Vandebeek, Brazilië. redenen argwanend gekeken werd naar die buitenlanders. Mijn eerste schilderij deed ik veilig hoog vanaf het grondgebied van de kerk. De volgende dag nam ik dat eerste stuk mee om het de mensen te laten zien en ik begon een tweede stuk vanuit het midden van het dorp. Plotseling had ik bijna de hele bevolking om me heen. Iedereen werd geroepen om details lachende te herkennen. Vooral de eigenaar van het grote huis kreeg zoveel commentaar over zijn slordige tweede verdieping dat hij meteen begon te timmeren om het grote gat af te sluiten. Vanaf dat moment was ik een geziene gast van het dorp. Onderwijzers en winkeliers kwamen naar mij en mijn schildersezel om hun schamele kennis van Engels uit te
proberen. Zes van de twaalf stukken die ik in Indonesië geschilderd heb werden later gretig geaccepteerd door oud-missionarissen als ze eenmaal uit dat mooie land weg waren Voor mij waren mijn buitenlandse reizen grotendeels gemotiveerd door een diep verlangen om exotische gebieden ter plaatse te absorberen. Ik ben daar een ander mens door geworden, vooral omdat mijn westers denken geopend werd naar andere culturen en naar de zienswijze van eenvoudige inheemsen. Echt reizen houdt leren in en een verbreding van inzicht. Na veertig jaar zie ik nog de rijkdom van die ervaringen, ten dele in tientallen schilderstukken.
Op 31 maart 2014 is te Hulsberg op 73-jarige leeftijd overleden mevrouw Ria Schijlen-Bekman, schoonzus van pater Jean Schijlen uit Asten en van onze overleden medebroeder Gerard Schijlen. Op 8 april 2014 is te Zevenaar op 74-jarige leeftijd overleden mevrouw Riek Buiting-van Dijk, zus van broeder Johan van Dijk, Breda. Op 11 april 2014 is te Breda op 76-jarige leeftijd overleden de heer Jan Verheezen, oud-medewerker van het Provincie-secretariaat. Op 12 april 2014 is te Rotterdam op 75-jarige leeftijd overleden de heer Han Verheijen, oud-medebroeder. Op 20 april 2014 is te Borgerhout, Antwerpen, op 83-jarige leeftijd overleden pater Theo Aerts, missionaris van het H. Hart. Pater Aerts is de neef van pater Jan en Lambert Croimans uit Tervuren. Op 21 april 2014 is te Helmond op 81-jarige leeftijd overleden mevrouw Josefien van HemertSlegers, zus van onze overleden medebroeder pater Wim Slegers. Op 6 mei 2014 is te Naarden op 75-jarige leeftijd overleden de heer Wilhelmus Joannes Jozef de Jong, broer van pater Jan de Jong, USA. Op 9 mei 2014 is te Milheeze op 83-jarige leeftijd overleden mevrouw Mien Wilbers-Logtens, zus van broeder Herman Logtens, Indonesië. Op 11 mei 2014 is in Den Helder op 81-jarige leeftijd overleden de heer Harm Kuiper, zwager van zuster Agnes Dekkers, medebewoner in het H. Hartklooster, Asten.
6
7
V
Over heiligen gesproken door piet schellens SCJ
Vroeger was ons leven doorspekt met heiligen. Zij vergezelden ons van de wieg tot het graf. Elke katholieke man, vrouw, kind, school, vakbond, zwembad en sportclub droeg de naam van een heilige. Kent u nog Sint Isidorus voor de boeren, SintEloy voor de metaalbewerkers en Sint Jozef voor de arbeiders? Ook voor elke ziekte of kwaal hadden we een heilige: Blasius werd aangeroepen bij keelpijn en Appolonia bij kiespijn; de heilige Rita moest helpen bij het zoeken naar een man en Antonius bij andere verloren zaken. Paters, broeders en zusters kregen bij hun intrede een indrukwekkende naam: pater Werenfridus, broeder Timotheus en zuster Theodata. Ondertussen is er veel veranderd. Pater Godefridus heet nu gewoon pater Piet en zuster Desiderata is weer zuster Corrie gaan heten. Ook scholen kregen de secularisatiegolf over zich heen: de Theresia-kleuterschool heet nu Hummelhonk en de Engelbewaarderschool is omgedoopt tot Klavertje-vier of Okidoki. Heiligheid ligt kennelijk niet goed meer in de markt. Maar daarmee verdwijnt er wel veel versiering van het leven. Kinderen houden het nog het langst vol met hun vieringen van Sint Maarten en Sint Nicolaas. In de folklore leven de heiligen voort. Iemand heeft gezegd: “Niemand zal er over peinzen om het Lam Gods van Van Eijck bij het grof vuil te zetten, omdat het schilderij niet meer van deze tijd zou zijn. Waarom hebben we dan wel al onze heiligenverhalen gedumpt?” Elke tijd kent mensen die op hun tijdgenoten diepe indruk hebben gemaakt als wegwijzers naar God. Ze worden spontaan vereerd. Eigentijdse voorbeelden zijn bisschop Bekkers (die door de vox populi werd uitgeroepen tot Katholiek van de Eeuw), Nelson Mandela, Oscar Romero, Martin Luther King, Moeder Teresa en paus Johannes XXIII. Hoeveel
8
Paus Johannes, H.Falke, 2012, esdoorn.
mensen zijn tot op de dag van vandaag geïnspireerd door paus Jan de Goede, zoals hij al gauw werd genoemd! Hij zag er uit als een gezellige, dikke dorpspastoor en men zag hem als een overgangspaus, een tussenoplossing. Maar veel mensen hebben hem als een bevrijding ervaren. Zij noemen hem heilig zonder dat er van een heiligverklaring sprake is; en van ons hoeft dat ook helemaal niet. Want ook zonder dat heeft hij een onuitwisbare indruk nagelaten. Na zijn dood kwamen de verhalen los: hoe hij hoop gaf aan hopelozen, liefde aan mensen zonder liefde, geloof aan wie niet meer kon geloven. Heiligen zijn heelmakers. Zij roepen het beste in een mens naar boven. Zij helen onze gebroken wereld. Wat aanspreekt is hun menselijkheid. Zij verpersoonlijken wat ieder aanvoelt als goed en waardevol. Als gelovige zeg ik dan: zij laten mij op aarde iets zien van het Koninkrijk van God. Paus Johannes werd op 77-jarige leeftijd tot paus gekozen en hij is het nog geen vijf jaren geweest. We waren gewend aan de hoogverheven, zeer geleerde paus Pius XII en we wisten niet goed raad met die eenvoudige dikke man, die zei dat hij paus Jan genoemd wilde worden, want zo heette zijn vader. Hij zei dat hij geen geleerde was, geen diplomaat of politicus, maar hij wilde pastor et pater zijn, herder en vader. Daarom veroordeelde hij ook niemand: hij verzette zich tegen veroordelingen die de Romeinse Curie soms uitsprak, want hij zei: “Het kwade veroordeelt zichzelf wel; alleen het goede blijft. Laat het onkruid maar groeien met de tarwe.” Hij zocht in de tijd van de Koude Oorlog contact met de Russische leiders. Toen de conservatieve Curiekardinalen hem tegenwerkten, bleef hij voor hen mild en zachtmoedig. Vlak voor zijn dood zei hij tegen zijn secretaris: “We hebben nooit de stenen opgepakt en teruggegooid die ze naar ons geworpen hebben.” Toen hij op zijn sterfbed lag. kwamen in het Vaticaan telegrammen binnen van vijf continenten. Een daarvan was van Kroesjov. En van twee Amerikaanse meisjes: “Dear pope John, we love you.”
Een boeddhist schreef: “Moge God u liefhebben” en een atheist: “Voor zover een atheist kan bidden, bid ik voor u.” In nog geen vijf jaar had hij de harten van de mensen gewonnen met zijn eenvoud en hartelijke goedheid. En met zijn humor. Tijdens het conclaaf had iemand tegen hem gezegd: “Angelo Roncalli, U wordt zeker geen paus, want U bent veel te dik”; waarop hij antwoordde: “Het is geen schoonheidswedstrijd.” De laatste pausen werden de gevangenen van het Vaticaan genoemd; ze kwamen er nauwelijks uit. Maar Johannes ging de kerstnachtmis opdragen in de gevangenis en in een ziekenhuis in Rome; een herder moet immers bij zijn verloren schapen zijn. Enkele maanden na zijn pausverkiezing kondigde hij een Algemeen Concilie aan. Enkele Curiekardinalen zagen dat helemaal
niet zitten, maar hij zei hun: “Ik heb van meet af aan de overtuiging gehad dat de Heer mij daartoe geroepen heeft op mijn hoge leeftijd.” Met een magistrale rede, vol optimisme en bevrijding, opende hij het 2e Vaticaans Concilie. Het aggiornamento van paus Johannes moest de kerk weer bij de tijd brengen; deuren en vensters werden geopend en er waaide een frisse wind doorheen. Als jonge priesters werden wij gegrepen door de theologische, liturgische en sociale perspectieven, die werden geboden. Johannes werd een grote en inspirerende leider. Kardinaal Suenens heeft van hem gezegd: “Toen hij van ons heenging, waren de mensen die hij achterliet, dichter bij God; en de wereld waarop de mensen woonden, beter bewoonbaar.”
(artikel juli 2012)
9
Kees van Paassen bladerend in de papieren voor het nieuwe boek.
Iets meer dan vissen
H
door chris van gool
Hij wilde eigenlijk naar de ‘wereldheren’, maar zijn vader zag op de maandagochtenden tijdens zijn werk dat een kapelaan uit de omgeving aan het vissen was. Zijn conclusie: zijn zoon moest maar missionaris worden, want dan zou hij tenminste iets te doen hebben. En zo ging de toen 13-jarige Kees van Paassen uit een betrekkelijk klein tuindersgezin in Poeldijk -na de paasvakantie anno 1946- naar het Juvenaat in Bergen op Zoom. Waarschijnlijk voor hem toen een hele reis, maar niets vergeleken met wat hij later aan kilometers heeft mogen en moeten afleggen. En, terugkijkend op zijn leven, kan geconstateerd worden dat Kees nogal wat te doen heeft gehad: zijn reizen, zijn professoraat in Indonesië en vooral het grote werk: opleiding en begeleiding van toekomstige priesters voor het onmetelijk missiegebied van Zuid-Sumatra. Later is daarbij nog het schrijven van een boek over de geschiedenis van de SCJ in dat gebied bijgekomen. Erg benieuwd naar wat Kees daar zelf over te vertellen heeft. “Ik was eigenlijk geen geweldige student, of misschien ben ik wel lui geweest”, zegt hij voorzichtig lachend op zijn kamer in het St. Jozefklooster in Nijmegen. “Maar op een zeker moment hadden we, Jan Koster, Harry Hoffmann, Piet Kerstjens, en ik een clubje, waarin we onder leiding van pater Toine Verpalen de ‘Summa’ van Thomas gingen lezen. En dat moet op een bepaald moment blijkbaar zijn opgevallen. Mijn oorspronkelijk idee was echt om missionaris te worden en wel in Latijns Amerika.” Geen werk in Nederland In 1959 wordt Kees priester gewijd in Nijmegen, maar in de jaren daaraan voorafgaand én de daarop volgende jaren werkt en studeert hij afwisselend in Rome aan de Gregoriaanse Universiteit, in Liesbosch en in Leuven bij de jezuïeten, een strenge maar uitstekende opleiding volgens zijn oordeel. Hij haalt er licentiaten in de theologie (dogmatiek) en filosofie (antropologie) en tussendoor krijgt hij in Liesbosch een
10
aanstelling om filosofie te gaan doceren, maar daar komt hij nauwelijks aan toe. En wanneer Kees in begin 1967, helemaal klaar met zijn studie, terugkeert naar Nederland, krijgt hij van de toenmalige pater Provinciaal te horen dat er voor hem op dat moment geen werk voorhanden was omdat intussen de seminaries gesloten waren. “Ik moest een maand of zes zien te overbruggen,” zegt Kees, “want in juni zou er pas provinciaal overleg zijn. Er werd aan mij gevraagd wat ik tot die tijd zou willen doen. Ik wilde graag ook pastoraal actief zijn en ik bedacht dat het goed leren van de Engelse taal een voordeel zou kunnen zijn in mijn toekomst. Dus de Engelse Provinciaal gebeld en uiteindelijk een plaats aangewezen gekregen in een oerconservatieve parochie in midden- Engeland, in een mooi oud stadje met een pracht van een (Anglicaanse) kathedraal en een bouwvallige stadsmuur, maar wel met een aantal Anglicaanse geestelijken in de buurt die zeer geïnteresseerd waren in alles wat met het Tweede Vaticaans Concilie te maken had. Een goed contact had ik met hen.” Weer naar Rome Intussen is er vanuit Indonesië gevraagd om een docent wijsbegeerte voor het pas opgerichte gemeenschappelijk grootseminarie te Jogyakarta op Java, waar ook de SCJ aan meedoet. En Kees wil maar wat graag daarop ingaan. Hij is er klaar voor. Maar er komt een ‘kink in de kabel’: het generaal bestuur heeft Kees nodig als waarnemend rector op het internationaal college van de congregatie in R ome. “De benoeming tot waarnemend rector in Rome kwam niet goed uit”, aldus Kees, en hij vervolgt: “Alles bij elkaar ben ik tien jaren van mijn leven in Rome geweest. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat het wel leuk was. Je bent in een wereldstad, het centrum van de katholieke wereld, en als waarnemend rector waren er voor mij ‘klussen’ die best aantrekkelijk waren. Eén ervan was het part-time werken
bij een kardinaal in het Vaticaan, die ging over bisschopsbenoemingen. Hoewel het een tegenvaller was dat ik nog niet naar Indonesië kon gaan, heb ik de ‘Rome-ervaring’ toch als heel erg positief ervaren.” Terug bij Kees op zijn kamer na een korte, maar gezellige koffiepauze, herinner ik hem eraan dat ik gekomen ben om met hem vooral te praten over het 50-jarig bestaan van ‘zijn’ scholasticaat in Jogyakarta en over een te schrijven boek over de geschiedenis van de SCJ in Zuid-Sumatra. Kees begint te lachen, wetend dat er nog heel wat verteld moet worden alvorens dat ter sprake te kunnen brengen en hij pakt uit een kast ondertussen een aantal topografische kaarten die hij voor mij ontvouwt om mij maar duidelijk te maken hoe het gebied waar we over willen praten eruit ziet. Eindelijk naar Indonesië Na zijn triënnium in Rome te hebben volgemaakt, breekt in 1970 voor Kees eindelijk het moment aan dat hij naar Indonesië mag gaan. Hij begint, zoals elke missionaris, met het leren van de landstaal, de ‘Bahasa Indonesia’, in Palembang. Dan gaat hij naar Jogyakarta om er aan de universiteit filosofie te gaan doceren. De tijd vóór zijn komst was wat betreft de opleiding van novicen en fraters een wat warrige: ver weg van de grotere SCJcommuniteiten en overbrugging van grotere afstanden, weinig of geen gekwalificeerde SCJ-docenten. Paters, werkzaam in het parochiepastoraat, werd gevraagd mee te werken aan de opleiding van de fraters.
Dat was voor de meesten een onmogelijke opgave. Gevolg was dat pater Lellig, toen Generale Overste, Indonesische fraters naar Rome stuurde om daar te gaan studeren. En ook dat kon niet blijven duren en zo kwam het plan om een eigen scholasticaat te gaan oprichten. In 1964 konden de fraters daar, in Jogyakarta, aan hun opleiding beginnen. Kees: “Ik had in Yogjakarta een professoraat in de filosofie, maar ik was tevens ook rector van het klooster. Je gaat er als groentje beginnen met allerlei veronderstellingen, die er juist niét zijn. Want het grote verschil tussen de jonge mannen die willen intreden in bijvoorbeeld Europese landen en Indonesië is dat de laatste groep niet die bagage heeft van een christelijke achtergrond vanuit een gezin of directe omgeving. Ze hebben wel een geweldig diep religieus gevoel van boeddhistische origine. Zo kwam bij mij de behoefte op om vooral heel veel met hen te praten, maandelijks, en dat waren echt geen gesprekken van een half uur of zo.” Onderbreking in Amerika……. Zijn ongeveer 36-jarig verblijf in het Aziatische land kent twee periodes die van elkaar gescheiden worden door een vierjarig verblijf in De Verenigde Staten. In 1979 krijgt Kees de gelegenheid om naar Amerika te gaan nadat bij een medisch onderzoek door dr. Widiyo, een Chinese specialist die ook pater Elling behandelde, geconstateerd werd dat er een tumor in de hersenen zat. Gedurende de vakantie op het einde van dat jaar werd Kees door dr. Ulrich in Milwaukee in de VS behandeld met behulp van een geavanceerde iCT-scanner, een machine
11
waar de arts heel trots op was. Kees kreeg te horen dat hij het wel een beetje rustiger aan zou moeten doen. Hij herstelde gelukkig volledig, maar kon niet terug naar Indonesië omdat daar een reusachtig conflict ontstaan was tussen Soeharto en de bisschoppen. Een bisschop had het aangedurfd om aan Soeharto te vragen wat te doen aan de corruptie in het land. Gevolg waren twee maatregelen: missionarissen in het buitenland mochten niet meer terugkeren naar Indonesië en het geld dat werd binnengebracht in Indonesië moest voortaan via een bepaald regeringsbureau binnenkomen. “Ik kon dus na mijn herstel niet terug -dat was absoluut uitgesloten- en had twee mogelijke opties: of terug naar Nederland of in Amerika blijven. De Amerikaanse Provinciaal, Peter Miller, bood me parochiewerk aan onder Mexicanen in Texas, St Antonio, omdat ik Italiaans sprak. Maar ja, Italiaans is nog geen Spaans. Ik heb toch het aanbod aangenomen en ben tegelijkertijd Spaans gaan leren. In die parochies daar werd en wordt veel aan sociaal werk gedaan en bij de vergaderingen was altijd ook een manager aanwezig. Daar heb ik geleerd hoe belangrijk management is. Priesters weten niets van management af en dat hoeft ook niet, maar we moeten niet doen alsof we het wel weten. Ik heb daar met heel veel plezier bijna vier jaren gewerkt.”
Op 25 juni zal het 50-jarig bestaan van het scholasticaat groots worden gevierd. Kees zal er niet bij zijn, want hij is druk bezig met zijn boek over de geschiedenis van de SCJ in Indonesië.
…En weer terug naar Indonesië In 1983 werden in Indonesië de maatregelen weer ingetrokken na een overeenkomst met de bisschoppen. Dat betekende voor Kees dat hij weer zijn koffers kon pakken om opnieuw naar het eiland Java te vertrekken. Hij was intussen zijn professoraat wel kwijt. Maar in het noviciaat in Gisting lagen voor hem belangrijke taken: als leraar Engels en SCJ-spiritualiteit, en als counseler. Hij zegt daarover: “Het was wel jammer dat ik niet op de universiteit kon werken, maar counseling in het noviciaat vond ik ook erg belangrijk. De huidige aartsbisschop, opvolger van mgr. Soudant, heb ik als frater nog meegemaakt en begeleid.”
Moeilijkheden… Kees heeft alle informatie uit Indonesië meegenomen naar Nederland. Hij had er nog meer willen vinden maar volgens hem zijn de archieven daar slecht onderhouden en hij kon niet vinden wat hij zocht. In Nederland, met name bij de jezuïeten in Nijmegen, is nog wel een en ander te vinden. Ook maakt hij dankbaar gebruik van artikelen die zijn overleden confrater Rein de Koster in ‘Kontakt’ heeft geschreven, en die volgens Kees zeer de moeite waard zijn. “En verder”, zegt Kees, “Er hoeft niet meer zo veel gedaan te worden, maar mijn ‘Indonesisch’ is er niet op vooruitgegaan. Daar wordt aan gewerkt door een pater in Yogjakarta, professor aan de universiteit, die met vier andere mensen telkens een hoofdstuk bekijken en eventueel corrigeren. Maar op het ogenblijk lijkt het een beetje te stagneren. Zij zullen het daar te druk hebben, denk ik.”
Na zes jaren noviciaat kon Kees wederom op de universiteit in Jogyakarta gaan doceren, nu geen filosofie, maar theologie, en wel patristiek. En vanzelfsprekend werd het scholasticaat weer zijn thuishaven, waar hij -en dat benadrukt hij heel duidelijk- samen met Wim Blok, Gerard Zwaard en de helaas veel te vroeg overleden Bert van der Heijden hard gewerkt heeft aan de religieuze vorming van de kandidaten.
12
De ‘Geschiedenis van de SCJ in Zuid-Sumatra’ in een boek Kees pakt een behoorlijk dikke stapel papieren en zegt simpelweg dat dit het boek wordt over de geschiedenis van de SCJ in Indonesië. Hij heeft al een titel in gedachten: een korte tekst uit de H. Schrift. Tweemaal is hij, sinds zijn definitieve vertrek uit Indonesië in 2005, terug geweest om onderzoek te doen en materiaal te verzamelen. Hoe komt Kees op het idee om een boek te schrijven over een dergelijk onderwerp? “Ja,” zegt Kees, “het begint eigenlijk bij confrater Jan van Kampen, pastoor in Tanjung Sakti, de plaats overigens waar de SCJ in Indonesië begonnen is. Hij volgde daar in 1968 pater Hermelink op, die alle mogelijke informatie over Kerk en Congregatie in Indonesië verzamelde. Jan vond dat die informatie verwerkt moest worden in een boek, want het zou anders verloren gaan omdat volgens hem de Indonesiërs geen groot historisch besef hebben. En ik raakte geweldig geïnteresseerd en na Jans plotselinge dood daags na zijn gouden priesterfeest, ben ik eraan begonnen.”
die beantwoord moeten worden. Bijvoorbeeld de strategie: wat wil je bereiken? Om eens wat te noemen: scj’ers zijn uitgezonden naar de Filippijnen, naar Nieuw Guinea enzovoort. Gaan zij nog te werk als vroeger; wat kun je daar doen, of juist niet doen? Wat is de richting van de geschiedenis? Veranderingen in maatschappelijk en godsdienstig opzicht: om die te duiden heb je informatie nodig die trouw is aan de werkelijkheid. Ik moet ook beschrijven hoe het koloniale systeem in elkaar zat, en hoe nadelig dit was….” En verder praat Kees over de financiële problemen, de oorlog en zijn trauma’s: dat alles hoort thuis in de geschiedenis van de Indonesische SCJ die toch op de een of andere manier beschreven moeten worden. Nog eenmaal terug naar Indonesië Kees: “Het boek zal volgend jaar klaar zijn en dan wil ik er wel bij zijn als het gedrukt wordt. Het is daar goedkoper dan in Nederland, maar het geheel moet er wel redelijk goed uit komen te zien. Ik heb dat meegemaakt met de twee delen van ‘Het leven van Pater
Dehon’, oorspronkelijk geschreven door pater H. Dorresteijn, en door mij in het Indonesisch vertaald. Het gaat dan bijvoorbeeld over de lay-out, en over de keuze van foto’s en dergelijke. Tot nu toe, zou je kunnen zeggen,” glimlacht Kees, “is slechts een couveusekindje geboren, onder de maat. Het moet nog flink op temperatuur gehouden worden en gevoed. Het moet trouwens ook nog geadopteerd worden door een welgesteld vader.” Er zal binnen de SCJ in Indonesië beslist naar uitgekeken worden wat en vooral ook hoe over hun geschiedenis geschreven zal zijn. Het zal niet aan Kees liggen, hij heeft er zijn best voor gedaan en doet dat nóg! En zijn vader zou beslist heel tevreden zijn: zijn zoon heeft inderdaad wat te doen gehad in zijn leven tot nu toe. Of, om het in een bijbels beeld uit te drukken, Kees heeft vijf talenten gekregen en gezorgd dat hij er vijf bij gekregen heeft.
Kees van Paassen als vice-rector tussen zijn medebroeders in Rome.
...En vragen Kees bladert bedenkelijk door de stapel papieren, waarvan de inhoud uiteindelijk het boek wordt. En hij bekent: “ik ben er nog niet helemaal uit; er zijn nog wel een aantal vragen
13
Marieke Smulders op bezoek in Rome met haar gezin geflankeerd door Generaal overste Josè Ornelas Carvalho, links, en John van den Hengel, rechts. Links: “Immense opgave.”
Geschiedenis geschreven
D
DOOR jan van dijk
De SCJ in Nederland heeft geschiedenis geschreven. Sinds de start van haar activiteiten in Nederland in 1900 in Bergen op Zoom, heeft zij zich ingespannen op vele terreinen: In onderwijs en vorming, in het pastoraat en in het sociaalcultureel werk. En in het bijzonder in een groot aantal gebieden overzee, vroeger wel aangeduid met ‘De Missiën’. Maar deze geschiedenis is nog niet beschreven. Voor een professionele aanpak hiervan is historica Marieke Smulders uit Nijmegen aangetrokken. In een aantal jaren licht zij de historie van de SCJ op kritische wijze door, waarbij de uitkomst een boek zal zijn dat hiervan verslag doet. Wij zoeken haar op in Nijmegen om tussentijds op de hoogte te zijn van de vorderingen en voorlopige resultaten. Een beetje symbolisch is de plaats van ons gesprek wel: Een straat met de naam van een Romeinse dakpan, met uitzicht op de hoogte van oud Nijmegen, met Valkhof en St. Stevenskerk in de verte.
14
Marieke, ik weet dat je al een aantal jaren bezig bent. Wat is precies je opdracht en hoe is je werkwijze? Mijn opdracht is een boek van ongeveer 350 pagina’s te schrijven, waarin ik op wetenschappelijk verantwoorde wijze de geschiedenis van de Nederlandse provincie van de Priesters van het H. Hart in kaart breng. Een meeleesgroep die bestaat uit twee historici, enkele scj’ers en een oud-scj’er, leest mee en geeft commentaar. De bedoeling van het boek is dat de mensen nu en later kunnen terug lezen waar de congregatie mee bezig was, wat de resultaten waren, met andere woorden wat goed liep, maar ook wat er mis ging of niet lukte. Ook de menselijke kant, die natuurlijk altijd een rol speelde, mag nu de volle aandacht krijgen. In het verleden speelde bijvoorbeeld de gehoorzaamheid, een van de drie kloostergeloften, een belangrijke rol; datgene wat de overste opdroeg, was maatgevend. Gelijktijdig zie je de worsteling van velen hiermee, om persoonlijke redenen of gewoon vanwege hun gezonde verstand. Dat lees je dan uit briefwisselingen, waarbij een confrater vraagt om een andere benoeming, maar te horen krijgt: nee, je moet doen wat je is opgedragen. Intern kon het dan heel pijnlijk worden ervaren en naar buiten schone schijn zijn. Een situatie waarin het anders liep dan men zich voorstelde, was bijvoorbeeld de overname van het filmbedrijf Gofilex, begin jaren vijftig. Men had bepaalde verwachtingen om met behulp van het medium film pastoraat te kunnen bedrijven. Het heeft veel geld gekost, maar is in de loop van de jaren zestig weer gestopt, omdat het gewoon is mislukt. Je moet er bij vermelden dat men toen wel zijn nek heeft uitgestoken, kansen zag om te benutten, en dat verdient wel respect. Dat is meer algemeen een dilemma wat ik tegen kom. Er zijn allerlei idealen, vaak gebaseerd op de eigen spiritualiteit van de congregatie, maar het moet ook financieel kunnen, er moet brood op de plank komen. Ik merkte dat de context ook is dat men zich moest waar maken in een heftige concurrentie
met andere congregaties die in dezelfde vijver visten. Ook vanuit het episcopaat zijn er wel eens aanmerkingen gekomen. Zo was er al in de jaren twintig een appél van de bisschop van Haarlem om minder agressief te zijn in ‘bedelgedrag’. Maar de financiering van alle werken en de opleidingen was natuurlijk een immense opgave.
Mag ik je vragen, ga jij voor het uitspitten van archieven of voor een levende geschiedenis? Het accent ligt op gebruik van archiefmateriaal; dat is betrouwbaar en op veel terreinen gelukkig aanwezig. Over de meeste onderwerpen is voldoende voorhanden. Maar ik ben blij dat er nog mensen zijn die over het verleden kunnen vertellen en de geschriften een plaats en context kunnen geven. Dus interview ik enkele tientallen paters en broeders, uitgetreden scj’ers én leken die als collega’s met de scj’ers hebben samengewerkt. Zo heb ik bijvoorbeeld gesproken met de voormalige psychologe en de directiesecretaresse van Huize St Jozef, destijds een belangrijk onderdeel van de jeugdzorg door de congregatie. De grote lijnen zijn door de archieven al lang duidelijk, maar door zulke gesprekken wordt de blik op het geheel completer en vooral
genuanceerder. Een probleem bij allerlei getuigenissen is dat door de lange tijdsspanne de herinnering kan vertekenen. Schriftelijke bronnen kun je dan weer gebruiken om allerlei verhalen te verifiëren.
Hoe ver ga je bij dat archiefonderzoek? Ik ben er zelfs twee maal voor naar Rome geweest om daar correspondentie in te zien. Het interessante is namelijk dat we in Nederland in het archief vooral stukken tegen komen die uit Rome afkomstig zijn. In Rome trof ik de brieven aan die de Nederlandse provinciaals naar Rome stuurden. Blijkbaar werden destijds lang niet altijd doorslagen bewaard, ook niet van belangrijke brieven. Wat bij het onderzoek in het generaal archief meeviel, was dat veel van die correspondentie gewoon in het Nederlands was gesteld. Wat zijn de voornaamste onderwerpen tot nu toe in je aanzet tot het boek? Allereerst zijn er de oorsprong, de wortels van de congregatie in Frankrijk, en de overstap naar Nederland, begin twintigste eeuw. Een tweede onderwerp is de vorming van de scj’ers en al wat daar voor nodig was: de werving, de kleinseminaries, het noviciaat, de grootseminaries en wat daarna kwam. De grote lijnen liggen er wel, maar dat onderdeel zal nog wel herzien moeten worden; het
15
“Het wordt een mooi boek.” De congregatie voelde als een familie en zo werkte het dan ook bij het aanstellen van mensen van buiten, vaak een nogal irrationeel proces, maar wel heel begrijpelijk.
ontbreekt op dit moment nog aan een heldere lijn. Daarna komen de verschillende werkzaamheden van de congregatie aan bod. Er is aandacht voor de zielzorg, in minder bedeelde parochies, maar ook in bijzondere settingen als het woonwagenwerk, het apostolaat voor zeevarenden, gevangenissen en het leger. Vervolgens het werken met jeugd: denk aan de voogdijinstellingen, het SFL, en niet te vergeten de beide lycea, het St. Nicolaaslyceum en het St. Janscollege. Ook de missie is natuurlijk een belangrijk onderdeel van de SCJ-geschiedenis. Het was destijds in de werving van leerlingen en leden een van de belangrijkste en kleurrijkste werkvelden, waarin ook financieel heel veel is geïnvesteerd. Het heeft ook veel aan menselijke offers gevraagd, denk maar aan de gezondheid van de confraters en het drama in Congo in 1964. Tot slot besteed ik in het boek ruim aandacht aan de fase van de afbouw, die nu al loopt vanaf het begin van de jaren zeventig. Vroeger vormden de Priesters van het H. Hart een van de grotere congregaties in Nederland, nu wordt ze -zoals de meeste andere- gemillimeterd. Maar we hebben het in dat hoofdstuk óók over het zoeken naar nieuwe wegen, de overdracht aan ‘leken’, de herbezinning op spiritualiteit. Dit hele proces duurt tot nu toe.
Het lijkt mij wel heel erg veel allemaal; moet je geen moeilijke keuzes maken? Dat is inderdaad een dilemma, maar ook een uitdaging. Je kunt nooit iedereen recht doen. Maar we proberen exemplarisch 16
te werken. In het hoofdstuk over zielzorg heb ik er bijvoorbeeld een paar markante parochies uitgelicht, waaronder de Eilanden in Amsterdam en die op Katendrecht. Deze stadsparochies verschillen duidelijk van de parochies in de Peel die óók aan bod komen. Daar was het ook afzien, maar de bevolking was er bijna homogeen kerkelijk en daardoor was er ruimte genoeg voor het Rijke Roomse Leven. Wat de missie aangaat, dat wordt een volgende grote klus. Ook hier zal ik keuzes moeten maken. Ik kan niet ieder missiegebied even uitvoerig behandelen, dus ook hier zal ik op sommige plaatsen uitvoeriger ingaan dan op andere. Het interessante is dat de SCJ niet als een missiecongregatie te boek staat, maar daar wel voor een groot deel haar aantrekkingskracht bij de werving aan dankte. Het waren natuurlijk ook heel avontuurlijke verhalen waarmee missionarissen naar Nederland kwamen. Zij moesten hun werk doen met weinig middelen en liepen daarbij grote risico’s.
Wordt de verhouding paters en broeders een onderwerp in het boek? Als ik naar de bronnen kijk valt op dat de broeders vooral dienstbaar en nederig moesten zijn, maar wel gewaardeerd werden. En wel in deze volgorde. Al in de opleiding werd aangestuurd op het verhevene van de priesters ten opzichte van de broeders. Het is wel duidelijk dat het op een gegeven moment een probleem werd dat de broeders onvoldoende gewaardeerd werden, dat is de provincieleiding ook gaan zien en daarmee is hun positie in de loop van de jaren ook verbeterd. Dat begon al met de aanpak en verbetering van hun opleiding vanaf de jaren vijftig. Ongetwijfeld heeft dit onderwerp ook te maken met kenmerken van een in principe hiërarchische organisatie. Dan blijft alles gemakkelijk lang bij het oude. Hoe zit het met het menselijk aspect in het boek? Volgens mij is dat een van de dingen waar het in wezen om draait. Je had te maken met mensen met heel hoge idealen, die ze met beperkte middelen, ook personeel, waar moesten maken. Dan loop je tegen grenzen
aan. Daar doorheen lopen dan nog eens de maatschappelijke ontwikkelingen waarvan we weten dat die soms pas laat onderkend werden. En ook de oversten waren maar mensen die soms gewoon improviseerden. De gedrevenheid en betrokkenheid van Dehon uit de eerste jaren in St Quentin, het aanpakken van sociale vraagstukken, gaan niet altijd samen met de interne verdieping en spiritualiteit, die een soort van parallelle route van Dehon was. De cruciale praktijk van alle dag ging soms ten koste van de bezinning en verdieping. We zien wel aandacht voor de spiritualiteit, maar de rijke erfenis van de sociale beweging waar Dehon zich mee identificeerde, zie je pas na de jaren zestig terug, toen het eigenlijk al te laat was en de congregatie al in en fase van afbouw verkeerde.
Wat zou je nog willen toevoegen? Het schrijven van het boek is een hele klus, en omdat ik het werk ook nog eens in deeltijd doe -Marieke Smulders is moeder van twee jonge kinderen en werkt drie dagen per week, red.- is het boek pas na vijf jaar klaar in plaats van na de drie die waren voorzien. Maar ik vind het nog steeds heel boeiend. Al die schriftelijke bronnen in combinatie met de interessante mensen die ik ter aanvulling en duiding spreek.... Het is een mooie klus en het wordt een mooi boek! Marieke Smulders op bezoek in Rome.
Zijn er ook onderwerpen die je interessant vindt maar toch maar weg laat? Er zijn tal van kleinere onderwerpen die verrassend interessant zijn, zeker voor insiders, maar voor de grote lijnen niet boeiend. Een voorbeeld is dat van informele processen die domineerden op het formele; ik noem het voorbeeld van een generaaloverste die een rector van een school onder druk zette om een familielid aan een baan te helpen. En de rector die dit dan negeerde. Dat informele was alom te vinden, bijvoorbeeld bij personeelsbeleid. 17
Open sfeer. Links: Vincent Schoenmakers.
Een belangrijk kapittel
E
DOOR paul de vries scj
‘Een belangrijk Kapittel’: waarom moet dat ‘belangrijk’ er zo nadrukkelijk bij? Zoals u waarschijnlijk weet wordt om de zes jaar een vergadering gehouden van bestuur en leden van onze congregatie en van elke provincie. Daar wordt beoordeeld hoe het bestuur het er de afgelopen periode vanaf gebracht heeft en er worden richtlijnen gegeven voor het beleid in de komende periode. Belangrijk dus. Maar deze keer is het voor onze confederatie extra noodzakelijk goed met elkaar te overleggen, want het gaat om de komende zes jaar en we kunnen ons afvragen of het in 2020 nog mogelijk is een dergelijke toch grootschalige bijeenkomst te organiseren. En nóg belangrijker: in de komende tijd moeten ingrijpende beslissingen worden genomen over onze toekomst nu de confederatie bezig is aan de afsluitende periode van haar bestaan.
Enige ‘weetjes’ Aan het Kapittel nemen deel: vanwege hun functie (‘rechtens’) de leden van het bestuur, functionarissen van het bestuur (econoom, missieprocurator), rectoren van grote communiteiten (met meer dan tien leden); en verder door en uit de medebroeders gekozen vertegenwoordigers, één meer dan de hiervoor genoemde rechtens zittinghebbenden samen. Zij hebben allen stemrecht. Daarnaast zijn er nog deelnemers zonder stemrecht, die vanwege hun kennis van zaken of functie gevraagd worden. Deze keer werd de leiding van de bijeenkomst toevertrouwd aan drs. Vincent Schoenmakers, oud-vicaris generaal van het bisdom Breda, die veel leden van de Nederlandse provincie al jaren kent. Namens het generaal bestuur was pater John van den Hengel aanwezig. Zo’n kapittel wordt voorbereid in verschillende commissies voor diverse aandachtsgebieden; zij moeten problemen benoemen, voorstellen doen, zodat de vergadering (thuis) goed kan worden voorbereid en vlot kan verlopen. Het zal u verder duidelijk zijn dat zo’n kapittel niet in één dag klaar is. De eerste zitting was in twee dagen: 9 en 11 april. Dan volgt een lange periode van nieuw overleg in commissies om met concrete plannen en voorstellen te komen. Deze worden besproken en leiden tot besluiten in de tweede zitting, die is gepland voor 14 oktober. De kapittelbijeenkomsten worden gehouden in ons klooster in Asten. Dit is de officiële en technische kant. Wellicht bent u meer benieuwd naar waar het allemaal over is gegaan en welke richting ons voor ogen staat. Ik kan hier natuurlijk niet een volledig verslag geven, dat zou dit hele nummer van SCJ Contact vullen. Maar onderwerpen die u waarschijnlijk interesseren wil ik hier graag vermelden en wat toelichten. Beleidsverantwoording Er klonk geen zware kritiek op het gevoerde
18
beleid, laat staan afkeuring ervan. Wel werden vragen gesteld, vaak aan de hand van de opdrachten vanuit het kapittel van zes jaar geleden: wat is er met die besluiten en taken van toen gebeurd? In de afgelopen bestuursperiode is er veel van bestuur en kantoor gevraagd door de ziekte en het overlijden van Harry Peels en de ziekte van provinciaal overste Piet Schakenraad. Er werd daarom waardering uitgesproken voor de inzet van de andere leden van het bestuur en onze medewerkers. Omdat veel genoemde opmerkingen in het gewenste beleid voor de toekomst weer ter sprake kwamen, vermeld ik ze hier niet apart. Ondersteuning van het gemeenschapsleven De toekomstige bestuurbaarheid blijft een moeilijk onderwerp. In de eigen kring van medebroeders zijn amper of geen mensen meer te vinden die rector kunnen worden of die als lid van het confederaal bestuur kunnen aantreden. Wel is er in de kloosters waar (veel) senioren leven al assistentie, meest door dames. Leden van de staf in Breda assisteren steeds meer bij de taken van het bestuur. Nadrukkelijk werd gesteld dat het niet voldoende is om het beleid te baseren op wat er zich voordoet: bijvoorbeeld een klooster pas sluiten als het echt onleefbaar is
geworden: “Het komt vanzelf wel” of “We zien wel” is geen beleid. “Waar willen we uitkomen?” moet de leidraad zijn. Het blijft ons standpunt dat er geen medebroeders uit andere landen, laat staan andere werelddelen, gevraagd moeten worden om de zorg voor ons op zich te nemen. Het cultuurverschil is te groot en jonge mensen zijn op andere posten harder nodig. Een andere vraag betreft de onderlinge solidariteit: kiezen we voor onze individuele wensen om eventueel apart te leven of kiezen we voor het deelnemen aan kloosters om die leefbaar te houden. Het is moeilijk hier een beleidslijn voor uit te zetten. Maar de vraag moet wel worden gesteld om die keuze serieus te overwegen. Asten en Nijmegen De huidige situatie is dat voor beide kloostergemeenschappen (van senioren) de zorg is overgedragen aan de Stichting De Waalboog. De toekomstige ontwikkelingen daar zijn onzeker, mede door de constante reeks veranderingen in het regeringsbeleid en ook door het afnemend aantal van onze medebroeders (dat in die kloosters woont of kan gaan wonen). Voor ons beleid moet voorop staan het welbevinden van onze medebroeders en goede zorg.
19
Goede voorbereiding. provincie. Er werken en wonen geen scj’ers meer. Maar het centrum wordt momenteel gerund door toegewijde en creatieve mensen. Echter: is er in deze tijd nog behoefte aan een dergelijk instituut, wat zou je moeten en kunnen bieden? En uiteraard de beslissende vraag: hoe is dit financieel mogelijk te maken? Momenteel ondersteunt de SCJ jaarlijks met een behoorlijk bedrag. Aan het kapittel de vraag: moeten en kunnen wij hiermee doorgaan? Het doel van het centrum spirituele steun geven -in de traditie van onze congregatiewerd door allen onderschreven. Er wordt dan in het bijzonder gedacht aan religieuze zoekers, die hier een geestelijk thuis kunnen vinden. Er is vertrouwen in de pasaangetreden bestuursleden van Ter Loo. En wat de financiën betreft: er is bereidheid om mee te investeren in de noodzakelijke aanpassingen van het complex en de exploitatie mee te dragen. Dit voor een periode van drie jaar waarin bekeken wordt of het initiatief toekomst heeft. Dit moet verder nog duidelijk omschreven worden.
De huizen moeten openstaan voor bewoners met en zonder indicatie. En liefst met behoud van de eigenheid in leven en wonen als groep SCJ-religieuzen. Aanbevolen wordt aan het kapittel zowel Asten als Nijmegen aan te houden. Maar ook om kennis te nemen van andere mogelijkheden voor religieuzen. En het moet allemaal betaalbaar blijven… Andere communiteiten Uitleg werd gegeven van de situatie in het Vlaamse Lanaken en Tervuren. Daarover werd gesteld dat het nu goed gaat, mede door de aanwezigheid in elk van beide huizen van een dame die hulp biedt. Er moeten wel voorzieningen worden bedacht voor als het níet meer goed gaat. De kloosters in Nederland bekijken momenteel ieder voor zich de mogelijkheden voor hun toekomst. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de provincie als geheel. Van de regionale communiteiten zijn de structuren wel nog intact (welke leden, een rector), maar het aantal, de omvang en de mogelijkheden nemen af. Aansluiting bij andere communiteiten of één grote regionale communiteit vormen? Of iets anders? Er zal een keuze moeten worden gemaakt.
20
Ondersteuning van onderlinge verbondenheid Hierbij kwam een diversiteit aan onderwerpen aan de orde. Die wil ik hier niet allemaal vermelden. Gesproken werd over ontmoetingsmogelijkheden, zowel voor gezelligheid als bezinning. Ondersteuning (vanuit het bestuur) van het gebedsleven, bijvoorbeeld door publicaties. Goede pastorale zorg voor of begeleiding van onze confraters. Van belang voor u, onze lezers, is de vraag: kunnen we nog doorgaan met SCJ Contact? Binnenkort zijn we toe aan het 200e nummer… Er zijn bijna 2200 abonnees. Maar het is moeilijk leden voor de redactie te blijven vinden. De eindredacteur doet zijn werk nu al 20 jaar en hij wordt een dagje (?) ouder; hij geeft aan met zijn werk te willen stoppen. Onderwerpen vanuit Nederland en Vlaanderen zijn niet meer zo talrijk en ‘opzienbarend’. Momenteel voldoet het blad zeker nog. Wat te doen? Zijn er andere mogelijkheden voor contact met elkaar, met in onze congregatie geïnteresseerden? Ter Loo In Loppem, vlak bij Brugge, ligt het bezinningscentrum Ter Loo, voortgekomen uit het toenmalige noviciaat van de Vlaamse
Financiën Aan veel van wat besproken wordt hangt een prijskaartje. Je zou dus verwachten dat er over financiën uitvoerig gesproken is. Dat is niet het geval. De reden is dat financieel beleid een langlopend karakter heeft en veel al in het verleden is geregeld. Voor de toekomst is er een 12-jarige begroting (die jaarlijks een jaar opschuift). Sinds het vorige kapittel is er nu nog slechts één commissie voor financiële aangelegenheden: in de Financiële Commissie is de aparte commissie voor steun aan missionaire projecten sinds 2012 opgenomen. De FC geeft over alle belangrijke onderwerpen advies aan het confederaal bestuur. Omdat er veel ingewikkelde zaken aan de orde komen is het goed dat die samenwerking er is. Het bestuur volgt als regel de adviezen. In feite is er tijdens het kapittel weinig discussie geweest; er zijn alleen enige informatieve vragen gesteld. Er is ook geen aparte kapittelcommissie ingesteld om de slotzitting in oktober voor te bereiden. Missieprocuur Voor veel van onze lezers is de Missieprocuur en speciaal de procurator Heinz Baart belangrijk. Vanwege de -overigens afnemende- groep missionarissen, van familieleden van missionarissen die in de missie hebben gewerkt of nog werken. Contacten, zoals tijdens de jaarlijkse Missionarissendagen, bij afhalen of wegbrengen van medebroeders die met
vakantie in ons land verblijven. Contacten ook bij ziekte of overlijden in de familie. Samenwerking met andere missionerende congregaties in ons land. Heinz heeft toegezegd hiermee te willen doorgaan. Als dat niet meer kan: veel zaken worden ook al mede door ons kantoor behartigd. Seksueel misbruik Tijdens het vorige kapittel was dit gevoelig onderwerp nog niet aan de orde…. Er werd nu verslag gedaan hoe de stand van zaken is: wat er is gebeurd en dat er nog aanklachten moeten worden beoordeeld en behandeld. Die beoordeling is, zoals bekend, in handen van externe deskundigen; namens ons is al sinds enige jaren Koos de Rooij daarbij aanwezig. Een niet te benijden taak. Vanwege wat gebeurd is in het verleden, maar ook door de emoties van nu. De provinciaal wordt steeds op de hoogte gehouden. Hij zorgt in het bijzonder voor nog levende medebroeders die in de aanklachten genoemd worden. Waar mogelijk wordt in contacten met slachtoffers uitdrukking gegeven aan onze schaamte voor wat is gebeurd en aan onze bezorgdheid voor hen persoonlijk. Financieel is het een kostbare zaak: niet alleen vanwege de vergoedingen aan slachtoffers, maar ook vanwege de benodigde professionele en juridische bijstand. Hoe nu verder? Als u dit allemaal gelezen heeft zult u begrijpen dat er nog heel wat gedaan moet worden vóór in oktober beslissingen kunnen worden genomen. Vier commissies van voorbereiding zijn samengesteld, die zijn nu aan de slag gegaan. Het gaat dan om: De toekomst van Ter Loo, Toekomstig wonen, Gemeenschapsleven en bestuur, Communicatie. Alle vragen, opmerkingen, plannen, voorstellen, problemen -noem maar op- zijn ondergebracht bij één van deze commissies. Waartoe dit allemaal geleid heeft zal pas 14 oktober duidelijk worden. Ik hoop u daar in het decembernummer van dit blad verslag te kunnen doen. Dus: wordt vervolgd. Ten slotte Zoals gebruikelijk werd aan het eind van onze tweedaagse gevraagd hoe men op de vergadering terugkeek. De goede voorbereiding werd vermeld. Er vielen verder woorden als: een vruchtbare bijeenkomst, met diepgang, vlot en toch niet gejaagd, prettig om mee te maken, ontspannen sfeer, hartelijke dagen. Over het algemeen: een open sfeer. En de gespreksleider had hierin een groot aandeel.
21
onze jubilarissen In de 2e helft van 2014 vieren de volgende medebroeders hun jubileum: * 8 september zijn geprofest: 50 jaar: p. P. Schakenraad: Duivelsbruglaan 54, 4835 JH Breda p. F. Siemerink: Kerkstraat 65, 6543 KG Nijmegen 60 jaar: p. W. van Paassen: Treublaan 2, 2555 HH ’s-Gravenhage p. J. Peeters: Hackfortweg 20, 7391 TT Twello p. J. van Raaij: Duivelsbruglaan 54, 4835 JH Breda p. Th. Borst: Calle Maipu 565, Casilla 300, San Bernardo Chili p. G. Strijbosch: Calle Maipu 565, Casilla 300, San Bernardo Chili p. C. Wijfjes: Calle Maipu 565, Casilla 300, San Bernardo Chili 65 jaar: p. P. Adam: Wilhelminastraat 24, 5721 KJ Asten p. C. van Hoorn: Treublaan 2, 2555 HH ’s-Gravenhage p. J. de Raaij: Kerkstraat 65, 6543 KG Nijmegen p. H. Falke: 192 Daly Avenue, Ottawa Ontario K1N 6EG Canada p. R. van Leeuwen: 2830 Boulevard Gouin Est, Montreal, Quebec H2B 1Y7 Canada p. A. van Dongen: Kerkstraat 65, 6543 KG Nijmegen 70 jaar: p. A. Dingelstad: Wilhelminastraat 24, 5721 KJ Asten p. H. Hanssen: Wilhelminastraat 24, 5721 KJ Asten p. W. van As: 2830 Boulevard Gouin Est, Montreal, Quebec H2B 1Y7 Canada * 19 september is 60 jaar priester: p. H. Falke: 192 Daly Avenue, Ottawa Ontario K1N 6EG Canada * 7 oktober is 65 jaar geprofest: p. M. Zwakenberg: Krekeler Strasse 11, Krekel/D-53925 Kall * 17 oktober zijn geprofest: 60 jaar: p. M. Ceyssens: Bruggenhoofdweg 16, B-2440 Geel 65 jaar: p. R. de Ceulaer: Legrellestraat 39, B-2590 Berlaar * 27 november is 65 jaar priester: p. A. Dingelstad: Wilhelminastraat 24, 5721 KJ Asten * 28 november is 60 jaar priester: p. J. Schijlen: Wilhelminastraat 24, 5721 KJ Asten * 18 december is 60 jaar priester: p. J. de Raaij: Kerkstraat 65, 6543 KG Nijmegen * 19 december is 50 jaar priester: p. J. Aarts: Wethouder Noppenlaan 78, 5243 XN Rosmalen
22
JAN VERBEET
AD VAN DER WILK
Geboren op 18 april 1927 te Groesbeek Geprofest op 8 september 1949 te Heer Overleden op 8 april 2014 te Nijmegen
Geboren 28 november 1925 te ‘s Gravenhage Geprofest op 8 september 1948 te Asten Priester gewijd op 17 juli 1955 te Nijmegen Overleden op 25 april 2014 te Nijmegen
Jan Verbeet was de vijfde in een gezin van tien kinderen. Na zijn schooljaren ging hij thuis werken op de boerderij. Maar hij voelde zich aangetrokken tot het kloosterleven en meldde zich bij de Priesters van het H. Hart. Als broeder koos hij de naam Rutgerus, herinnering aan zijn overleden vader. De eerste jaren als broeder leefde en arbeidde hij in Liesbosch en Bergen op Zoom: vooral huishoudelijk werk. In mei 1956 vertrok hij naar Rome, ons generalaat en internationaal college. Zorgzaam en toegewijd heeft hij daar gewerkt eerst in het huis, later vooral in park en tuin. Dat was vaak zwaar werk, vooral in de hete zomers. Aanvankelijk waren er veel Nederlandse medebroeders, wat prettig was voor Jan. Hij werd door zijn oversten en huisgenoten zeer gewaardeerd om zijn stiptheid en behulpzaamheid. In 1998, dus na 42 jaar, moest hij vanwege gezondheidsredenen afscheid nemen van Rome. Hij ging wonen in ons kloosterverzorgingshuis in Nijmegen. Hij had hier een goede band met zijn familie, maar werd daardoor ook getroffen door het overlijden van velen van hen. De laatste jaren ging Jan sterk achteruit: hij kreeg problemen met eten en drinken, reed in een rolstoel, en werd steeds stiller. In de ochtend van 8 april 2014 is hij in zijn slaap overleden, kort voor zijn 87e verjaardag. Op 12 april 2014 hebben wij in een drukbezochte eucharistieviering afscheid van hem genomen en hem te ruste gelegd op ons kloosterkerkhof.
Ad wilde graag missionaris worden en zijn ideaal was Brazilië. Maar in 1957 werd hij benoemd tot muziekleraar in het Missiehuis Christus Koning in Helmond. Om zich daarvoor te bekwamen ging hij naar het conservatorium in Tilburg, waar hij koordirectie en orgel studeerde. In 1960 ging hij naar ons opleidingshuis voor late roepingen in Warnsveld als leraar. Acht jaar later ging hij naar de Goede Herderparochie in Nijmegen, parochie in opbouw, waar hij onder andere een jongerenkoor oprichtte. In 1976 maakte Ad kennis met het pastoraat bij geestelijk gehandicapten, wat ertoe leidde dat hij in 1981 pastor werd van ‘Boldershof’ in Druten, waar hij zijn muzikaliteit en creativiteit geheel kon inzetten. De mooiste periode in zijn leven, zei hij later. Bij zijn vertrek kreeg hij een reis aangeboden naar India en Pakistan, met onverwacht vervolg. Want in 1994 begon de congregatie een nieuwe vestiging in India, waarbij al gedacht werd aan Ad, die daar enige contacten had gekregen. Twee jaar later ging hij daar werken: “Toch nog missionaris”, zoals hij zei. Hij werkte daar tot 2005, vooral in de opleiding van jonge Indiase medebroeders. In 2005 kwam Ad definitief terug naar Nederland, in het kloosterverzorgingshuis in Nijmegen. Zijn gezondheid ging langzaam achteruit. Maar hij bleef optimistisch en actief tot het einde toe. Op 25 april 2014 is hij rustig ingeslapen. In een drukbezochte viering hebben wij afscheid genomen van deze enthousiaste en veelzijdige medebroeder. Hij is begraven in onze kloostertuin in Nijmegen.
23