Beleidsplan 2004-2009 Opleiding en Oefening Gemeentelijke brandweer Grave
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
1
Inhoudsopgave Pag. Samenvatting
3
1.
Inleiding Opleidingsplan 1.1 Wettelijk kader 1.2 Uitgangspunten 1.3 Huidige situatie 1.4 Gewenste situatie 1.5 Financiële consequenties
4 5 6 6 7 9
2.
Inleiding Oefenplan 2.1 Wettelijk kader 2.2 Gemeentelijk, Regionaal en landelijk oefenbeleid 2.3 Huidige situatie 2.4 Criteria 2.5 Gewenste situatie 2.6 Eisen aan de oefeningen 2.7 Blokindeling oefeningen 2.8 Extra aandachtspunten 2.9 Oefenplan en de uitvoering van de oefeningen 2.10 Financiële consequenties 2.11 Conclusies en aanbevelingen opleiden 2.12 Conclusies en aanbevelingen oefenen 2.13 Alternatieven
10 11 11 12 13 13 14 14 17 17 19 20 20 20
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
2
Samenvatting In het kader van een projectopdracht is een onderzoek gedaan naar de opleidings- en oefensituatie bij de brandweer van de gemeente Grave. De projectopdracht is een onderdeel van de opleiding Officier Kleine Brandweerorganisatie. Er wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de opleidings- en oefensituatie. Tevens is onderzoek gedaan naar de risico’s in het verzorgingsgebied en de taken van het korps. Deze gegevens zijn vergeleken met de wettelijke eisen die gelden in het kader van het opleiden en het oefenen bij de brandweer. Hierbij zijn ook de financiële consequenties in kaart gebracht. Het repressieve deel van de brandweer Grave bestaat uit vrijwilligers. Er is een opleidingsplan opgezet voor de komende vijf jaar, om aan de opleidingsbehoefte in die periode te kunnen voldoen. Er is een overzicht gemaakt dat inzicht geeft in de financiële aspecten. Er zijn afspraken met het personeel gemaakt waarbij rekening is gehouden met de (on)mogelijkheden van hen als vrijwilliger. Bij het inventariseren van de huidige oefensituatie blijkt dat er reeds een aanzet is gedaan tot de implementatie van de Leidraad Oefenen, maar het blijkt ook, dat er nog te vaak niet realistisch en eenzijdig wordt geoefend. Er worden aanbevelingen gedaan om het oefenprogramma aan te passen. Tevens wordt er aandacht gevraagd voor een aantal belangrijke onderdelen. Dit zijn gewijzigde adembeschermingsprocedures, hulpverlening nieuwe stijl en het ARBO – beleid. De voorgestelde wijzigingen zullen extra kosten met zich meebrengen. Hiervoor is een kostenraming gemaakt die inzicht geeft in de financiële consequenties voor de komende vijf jaar. Om het gestelde doel in 2004 te zal niet alleen een extra inspanning nodig zijn van de vrijwilligers, maar zal er ook een extra financiële inspanning van het gemeentebestuur worden verlangd. De komende vijf jaar zal er € 142.900,-nodig zijn om het gewenste doel te bereiken. Extra Opleidingskosten 2004 € 4661,-
2005 € 17.030,-
2006 € 31.331,-
2007
2008
2007 € 22600,-
2008 € 24860,-
Extra Oefenkosten 2004 € 3200,-
2005 € 18.683,-
2006 € 20.550,-
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
3
Inleiding De toenemende professionalisering van de brandweer en de toenemende complexiteit van de incidentbestrijding vraagt om een steeds hoger opleidingsniveau van de brandweerfunctionaris. De brandweerfunctionaris moet immers steeds breder opgeleid zijn. Het opleidingsplan is dan ook een plan dat de behoefte weergeeft aan de hoeveelheid en diversiteit van de benodigde opleidingen gedurende de periode 2004-2009. Opleidingen verbeteren de kwaliteit van het personeel en de organisatie. Ook zijn zij noodzakelijk om goed te kunnen anticiperen op veranderingen in de toekomst. De opleidingen bij de brandweer in het bijzonder dienen aan een aantal wettelijke en specifieke eisen te voldoen, welke verderop worden aangeven. Oefenen valt voornamelijk uiteen in twee hoofdgroepen; manschappen dienen voornamelijk motorische vaardigheden te oefenen. Bevelvoerende en officieren dienen voornamelijk te oefenen op het gebied van besluitvorming en procedures. Veel ongevalstypen komen in de dagelijkse brandweerpraktijk niet zo heel vaak voor. Voor een optimale veiligheid is het echter van essentieel belang dat het brandweerpersoneel zich goed kan voorbereiden om adequaat te kunnen reageren op allerlei voorkomende incidenten. De verantwoordelijkheid berust hiervoor bij het gemeentebestuur. Zij zal door het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen de voorwaarden moeten scheppen om de eens aangeleerde vaardigheden te behouden, ervaringskennis te kunnen opbouwen, reeds bestaande kennis uit te bouwen en mede zo te bouwen aan een stuk teambuilding.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
4
1.1
Wettelijk kader
In het kader van het opleiden zijn de volgende wettelijke regelingen en bepalingen van toepassing. Brandweerwet 1985 artikel 1 De gemeenteraad is verplicht een organisatieverordening vast te stellen waarin beheer, taak, personeelssterkte en materieelsterkte geregeld worden. artikel 14 Per Algemene Maatregel van Bestuur is er bepaald, dat er regels gegeven worden ten aanzien van aanstelling en bevordering en de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van het personeel. Besluit Brandweerpersoneel artikel 4.1. Het bevoegd gezag kan een persoon slechts aanstellen in of bevorderen tot één van de rangen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien deze in ieder geval: In het bezit is van het diploma van de aan de desbetreffende rang gekoppelde opleiding, bedoeld in het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen (Stb. 1988, 545). Arbo-wet artikel 6 artikel 12
De werkgever is verplicht om een werknemer voorlichting en onderricht te geven voor de aan hem toegedeelde taak. Regelt o.a. dat de werknemer verplicht is om opleidingen en oefeningen te volgen. Voor de opleidingen bij de brandweer is dit expliciet geregeld in het Besluit Brandweerpersoneel.
Lokale regelingen: Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening Gemeente Grave 1998. artikel 6 Hierin is de personeelsomvang van de brandweer bepaald. Deze verordening is het laatst vastgesteld op 24 maart 1998. artikel 7 Bepaalt de plicht van burgemeester en wethouders met betrekking tot het opleiden en oefenen van het personeel.
Operationele leiding Hulpverleningsdienst Brabant-Noord Brandweer Grave levert t.b.v. het districtspiket een Officier van Dienst.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
5
1.2
Uitgangspunten
Voor het bepalen van de opleidingsbehoefte t.b.v. de repressieve werkzaamheden worden de volgende uitgangspunten gehanteerd; - personeel wordt opgeleid conform het Besluit Brandweerpersoneel - minimale opleidingsniveau brandwacht 1ste klasse - bevelvoerders zijn minimaal opgeleid tot Onderbrandmeester, wenselijk niveau Brandmeester. - elk kaderlid is opgeleid tot Instructeur/Oefenleider - elk kaderlid is opgeleid in nazorg (EMO) - elke chauffeur is opgeleid tot brandweerchauffeur en pompbediende. - De OvD t.b.v. het districtspiket is minimaal opgeleid AdjunctHoofdbrandmeester. In de “Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening Gemeente Grave 1998” is vastgesteld dat het personeel van de gemeentelijke brandweer met preventieve en/of repressieve taken minimaal bestaat uit; a. een commandant b. een plaatsvervangend commandant en ten minste; c. twee officieren d. vier onderofficieren e. twee en twintig brandwachten f. een preventiefunctionaris
1.3 Huidige situatie Bij aanname van nieuwe personeelsleden wordt aangegeven dat men verplicht is om de opleidingen tot en met brandwacht 1ste klasse te volgen.
Grave beschikt momenteel over; -
een Hoofdbrandmeester een Adjunct-Hoofdbrandmeester (in opleiding) een Brandmeester drie Onderbrandmeesters een Aspirant-Onderbrandmeester zes Hoofdbrandwachten vijf Brandwachten 1ste Klasse
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
6
-
zes Brandwachten vier Aspirant-brandwachten
Conform de “Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening gemeente Grave 1998” is er nog een formatieplaats voor brandwacht in te vullen. Door het vertrek van de huidige commandant zal er invulling gegeven moeten worden aan het opleiden van een tweede officier. Conform het Regionaal Organisatieplan dient Grave te beschikken over minstens één Hoofdbrandmeester en één Adjunct-hoofdbrandmeester. Ook hier zal invulling aan gegeven moeten worden.
Leeftijdsopbouw brandweerpersoneel In onderstaande grafiek is de leeftijdopbouw van het repressieve personeel weergegeven. Bij een normatief personeelsverloop zal het huidige personeelsbestand pas in 2017 wijzigen.
30 25 20-30 jarige
20
30-40 jarige
15
40-50 jarige 50-55 jarige
10
Totaal pers.
5 0
1.4
Gewenste situatie
De eindsituatie zal moeten zijn dat de brandweer voldoet aan de eisen uit het Besluit Brandweerpersoneel, Plan Versterking Brandweer en Arbo-wet, zodat we in 2009 over een goed opgeleide en op haar taak berekende brandweer beschikken. Rekening houdend met de belasting qua tijdsbesteding van de vrijwilligers is een 5-jaren opleidingsplan opgesteld waardoor het mogelijk is om in 2009 te kunnen voldoen aan de wettelijk gestelde eisen en de kwaliteit die nodig is.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
7
Het einddoel is alleen te realiseren als per september a.s. met de opleidingen gestart wordt. Met name voor de opleidingen op officiersniveau daar de opleidingstijd over meerdere jaren wordt uitgestreken.
In onderstaande tabel is opleidingsbehoefte per jaar inzichtelijk gemaakt. OPLEIDINGSBEHOEFTE PERIODE 2004-2009 Modulenummer en -naam Nivea u
2004
2005
2006
2007
101 Repressie theorie
Brw.
2
101 Repressie praktijk
Brw.
2
102 Levensreddende handelingen Brw.
2
103 Persoonlijke bescherming
Brw.
2
209 Repressie
Brw. 1
3
203 Pompbediener
Brw. 1
1
204 Hulpverlener
Brw. 1
3
301 Organisatie en leidinggeven
Hbt.
3
302 Repressie
Hbt.
3
305 Hulpverlening
Hbt.
3
401 Verbranding en blussing
Obm.
1
402 Organisatie
Obm.
1
403 Gevaarlijke stoffen
Obm.
1
404 Repressie praktijk
Obm.
1
410 Repressie theorie
Obm.
1
405 Sociale vaardigheden
Obm.
1
406 Materieel
Obm.
1
001 Instructeur
Obm.
2 2
2
EMO
2008
1 4
501 Sociale vaardigheden
Bm.
1
3
502 Organisatie
Bm.
1
3
508 Repressie
Bm.
1
3
605 Organisatie
AHBM
606 Repressie
AHBM
1
607 Operationeel Management
AHBM
1
610 POO
AHBM
705 Repressie
HBM
706 Mangement en Bedrijfsk.
HBM
710 Informatie- en Communic.
HBM
711 POO
HBM
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
1
1 1 1 1 1
8
Onderhoud adembescherming
6
6
Brandweerchauffeur
6
6
6
14
Totaal benodigd per jaar
€ 18271,- € 28140,- €42441,- € 11099,- € 1200,-
Gebruikte afkortingen in bovenstaand schema: Brw. Brw. 1 Hbt. Obm.
1.5
Brandwacht Brandwacht 1ste klasse Hoofdbrandwacht Onderbrandmeester
Bm. AHBM. HBM. EMO
Brandmeester Adjunct-Hoofdbrandmeester Hoofdbrandmeester Opvang bij traumatische ervaringen
Financiële consequenties
Voor het uitvoeren van dit opleidingsplan zal een aanpassing nodig zijn van de huidige budgetten. In onderstaand tabel zijn de geraamde bedragen opgenomen tot 2009 die nodig zijn om tot uitvoering te komen van het opleidingsplan. Opleidingskosten 2004
2005
2006
2007
2008
2009
Begroot
13.610, - 13.610, -
13.610, -
13.610, - 13.610, - 13.610, -
Werkelijk
18.271,-
28.140, -
42.441, -
11.099, -
1.200, -
2500, -
2500, -
2500, -
2500, -
17.030, -
31.331, -
11, -
5331, -
5331, -
5331, -
Onvoorzien Tekort
4661,-
Lineair tekort 5331, -
2500, -
9910, - 11.110, 5331, -
5331, -
Het huidige opleidingsbudget bedraagt € 13.610,-- per jaar. Voor het jaar 2004 is er dus een extra aanvulling nodig van € 4.661,- en zal dit gerapporteerd worden in de eerst volgende management rapportage na goedkeuring van deze beleidsnota. De komende jaren zal in de meerjarenbegroting rekening gehouden moeten worden met een forse stijging van de opleidingskosten. Tevens is een stelpost “onvoorzien” opgenomen t.b.v. personeelsmutaties en wijzigingen in wetgeving. In dit opleidingsplan zijn de noodzakelijke kosten welke benodigd zijn om te kunnen blijven voldoen aan de wettelijke eisen zoals deze voor de brandweer gesteld worden. De aanleiding hiervoor komt voort uit wet- en regelgeving vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Te denken valt aan; Brancherichtlijnen persoonlijke bescherming Leidraad Oefenen Leidraad Maatrampen Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
9
-
Besluit Brandweerpersoneel
Dit opleidingsplan geeft een kostenindicatie aan voor de opleidingsbehoefte voor de periode 2004-2009.
Hoofdstuk 2.
Oefenplan
Inleiding Nadat nieuwe functionarissen zijn opgeleid of reeds zittende functionarissen zijn doorgestroomd zullen de aangeleerde vaardigheden op peil gehouden moeten worden. Het oefenen is een voortdurend proces dat in directe relatie staat tot de opleidingen van het brandweerpersoneel. Oefenen dient een viertal doelen: • Oefenen maakt een onderdeel uit van het aanleren van nieuwe vaardigheden. • Oefenen onderhoudt vaardigheden en kennis. • Oefenen vergroot de ervaringskennis. • Oefenen versterkt teambuilding. De brandweer heeft tijdens de uitoefening van zijn taken veelal rekening te houden met andere disciplines. Daarom is het noodzakelijk een oefenbeleid vast te stellen waarin met de volgende zaken rekening moet worden gehouden: • Wettelijke kaders. • Gemeentelijk oefenbeleid. • Regionaal oefenbeleid. • Landelijk oefenbeleid. Oefenen valt voornamelijk uiteen in twee hoofdgroepen; manschappen dienen voornamelijk motorische vaardigheden te oefenen. Bevelvoerende en officieren dienen voornamelijk te oefenen op het gebied van besluitvorming en procedures. Veel ongevalstypen komen in de dagelijkse brandweerpraktijk niet zo heel vaak voor. Voor een optimale veiligheid is het echter van essentieel belang dat het brandweerpersoneel zich goed kan voorbereiden om adequaat te kunnen reageren op allerlei voorkomende incidenten. De verantwoordelijkheid berust hiervoor bij het gemeentebestuur. Zij zal door het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen de voorwaarden moeten scheppen om de eens aangeleerde vaardigheden te behouden, ervaringskennis te kunnen opbouwen, reeds bestaande kennis uit te bouwen en mede zo te bouwen aan een stuk teambuilding.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
10
2.1
Wettelijk kader
In het kader van het oefenen zijn minder dwingende regels gesteld dan voor het opleiden het geval is. Arbo-wet artikel 6
artikel 12
In dit artikel is geregeld dat de werkgever verplicht is om een werknemer voorlichting en onderricht te geven voor de aan hem toegedeelde taak.
Regelt o.a. dat de werknemer verplicht is om dit onderricht, qua opleidingen en oefeningen te volgen. Ook zijn er in de Arbo-wet aanwijzingen te vinden die betrekking hebben op de uitvoering van het veilig oefenen en werken.
Lokale regelingen: Organisatie- en beheersverordening van Gemeente Grave artikel 3 Bepaalt de plicht van burgemeester en wethouders met betrekking tot het opleiden en oefenen van het personeel. Rechtspositieregeling van Gemeente Grave artikel 19 Ook hierin is geregeld dat de vrijwilliger verplicht is de opleidingen en oefeningen te volgen.
2.2
Gemeentelijk, regionaal en landelijk oefenbeleid
Gemeentelijk oefenbeleid Er is op dit ogenblik nog geen bestuurlijk vastgesteld oefenplan voor de brandweer op gemeentelijk niveau. Bij de brandweer Grave wordt viermaal per maand op de dinsdagavond geoefend van 19.30 tot 21.30 uur. Er is een oefenrooster opgesteld waarin de personeelsleden in groepen van twee voor de oefening verantwoordelijk zijn. Het nadeel van dit systeem is dat niet al de te oefenen vaardigheden aan bod kunnen komen. Ook is de relatie met het risicobeeld niet altijd aanwezig. Registratie vindt plaats door middel van het programma Regi-Star. Aan het oefenen onder realistische omstandigheden wordt sinds 2004 enige aandacht besteed. Dit staat in schril contrast met de vigerende ARBO-wetgeving. De specialisten (chauffeurs) volgen middels aanvullende oefenavonden diverse oefeningen. Voor de bevelvoerders worden 4 x per jaar speciale avonden georganiseerd. Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
11
Regionaal oefenbeleid Regionaal is een oefenplan opgesteld dat voldoet aan de wettelijk gestelde eisen en toegespitst is op de risico’s in het verzorgingsgebied. De regio heeft oefenplannen opgesteld waarin elke deelnemende gemeente minimaal drie maal per jaar aan een oefening moet deelnemen. Deze oefeningen zijn merendeels gericht op grotere rampenbestrijdingsinzetten. Tevens is er een extra oefenplan opgesteld voor de officieren van dienst die als poule samenwerken op regionaal niveau. Middels een piket regeling voor de officieren van dienst die door de regio is geregeld, worden efficiencyvoordelen bereikt en wordt de operationele leiding altijd gegarandeerd, 24 uur per dag, 7 dagen per week en 365 dagen per jaar.
Landelijk oefenbeleid Er is in tegenstelling tot opleidingen geen landelijk oefenbeleid vastgelegd. Daar de opleidingen en de examens van rijkswege zijn vastgesteld zou er eigenlijk een oefentraject aan gekoppeld dienen te zijn om zich de opgedane kennis middels vaardigheden blijvend toe te eigenen. Uit de diverse rapporten uitgevoerd in opdracht van het NIBRA en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt echter dat er door veel korpsen op een geheel eigen wijze naar het oefenen gekeken wordt. Er bestaan enorme verschillen tussen de korpsen in het aantal uren dat geoefend wordt, om van de effectiviteit nog maar niet te spreken. Het aantal uren varieert van 1 tot 4 uur per week voor vrijwilligers. Bij de beroepsbrandweermensen varieert dit zelfs van 1 tot 8 uur, waarbij de meeste op gemiddeld 2 uur per week zitten. Officieren oefenen nog aanmerkelijk minder dan de manschappen. Mede door de invoering van de Leidraad Oefenen hebben de korpsen een handvat om tot de opzet van een structureel oefenplan te komen.
2.3
Huidige situatie
De reguliere vastgelegde oefeningen in Grave bestaan uit: - 10 inzetoefeningen brandbestrijding - 5 inzetoefeningen hulpverlening - 6 ademluchtoefeningen - 2 regionale inzetoefeningen - 2 levensreddende handelingen - 1 gezamenlijke inzetoefening kring 5. - 14 overige oefeningen Oefenavonden duren gemiddeld 2 uur effectief. Er wordt nog te vaak niet realistisch en te eenzijdig geoefend. Ook zijn de middelen om realistisch te oefenen niet voorhanden. Door de bouw van BOTC in Boxmeer komt hier wel verandering in. De oefeningen worden goed bezocht. Registratie vindt plaats middels het programma Regi-star.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
12
2.4
Criteria
Wetgeving is er op het gebied van oefenen niet voorhanden. We zullen dus moeten kijken naar normen, richtlijnen of algemeen aanvaarde regels met betrekking tot oefenen. “Beter oefenen bij de brandweer” van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alsmede de Leidraad Oefenen zijn uitgaven die gebruikt zijn bij de totstandkoming van deze scriptie. Een aantal van de uitkomsten van het rapport “Beter Oefenen bij de Brandweer”zijn;
• • • • • • •
Onvoldoende realistisch oefenen Ontbreken van een geïntegreerd opleidings- en oefenbeleid Slechts 20% van de gemeenten beschikt over een meerjarenoefenplan De (onder) officieren oefenen slechts gedeeltelijk mee Veel oefeningen worden geleid door niet opgeleide instructeurs De diversiteit in oefenuren De individuele registratie van geoefendheid wordt niet bijgehouden.
Een meerjarenplan ten aanzien van oefenen zal er op gericht moeten zijn om bovenstaande knelpunten opgelost te krijgen. Mede omdat ik mij niet kan voorstellen dat het in onze gemeente er anders voorstaat dan het landelijke beeld.
2..5
Gewenste situatie
De geoefendheid van het brandweerpersoneel ter voorbereiding op de brandweertaken komt bij de gemeentelijke brandweren steeds meer onder druk te staan. Dit wordt veroorzaakt door het steeds breder worden van het takenpakket van de brandweer, waardoor het aantal te beoefenen onderwerpen erg groot is geworden. Uitbreiding van het aantal oefenuren is niet wenselijk. Dit zou qua tijdsbesteding voor de vrijwilliger een te grote extra belasting worden.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
13
Mijn verwachting is dat door de effectiviteit van de oefeningen te vergroten de belastbaarheid van de vrijwilliger zoveel mogelijk beperkt blijft. Het is gewenst dat het korps beschikt over een bestuurlijk vastgesteld oefenplan, zoals in het Project Versterking Brandweer is genoemd. Het zal niet mogelijk zijn om alle onderwerpen te beoefenen en overbodige ballast moet worden voorkomen. Het plan moet gevarieerd en evenwichtig van opbouw zijn. De Leidraad Oefenen gaat uit van een oefenbelasting van zo’n 70-105 uur voor manschappen en 120 uur voor een bevelvoerder. Het is wenselijk het aantal oefenuren en –soort vast te leggen om de kwaliteit te kunnen bewaken. Tevens moet het minimum van 70-105 oefen-uren per personeelslid bestuurlijk worden vastgesteld. Elk korpslid moet minimaal eenmaal per jaar warmtetraining ondergaan in een daarvoor geschikt oefencentrum. Hierdoor wordt de fysieke belasting en stressbestendigheid getest en op peil gehouden.
2.6
Eisen aan de oefeningen
De volgende uitgangspunten zijn van toepassing op de oefeningen. • Alle brandwachten worden beoefend op het niveau van hoofdbrandwacht. • Om op verantwoorde wijze te kunnen werken moet ieder lid minimaal 80% van de oefeningen volgen. Dit moet via een centraal registratiesysteem worden bijgehouden. • De oefencoördinator stelt samen met het kader de basisoefeningen op. • De oefenleiders leggen hun oefeningen één week vooraf voor aan de oefencoördinator. • Veiligheid tijdens de oefeningen wordt door de oefenleiding bewaakt. Hier zal tijdens een apart te beleggen oefenavond voorlichting over gegeven worden. • Er wordt tweemaal per jaar onder realistische omstandigheden geoefend. Hiervan is er één per korpslid verplicht, en zal worden vastgelegd eveneens in een registratiesysteem. • Er wordt tweemaal per jaar een herhaling van de cursus Levensreddende Handelingen gegeven. Hiervan is er één per korpslid verplicht, en zal worden vastgelegd in een registratiesysteem. Alle bevelvoerders moeten kunnen optreden als oefenleider/instructeur. Voor specialistische oefeningen (bijv. repressieve ventilatie) kan gebruik worden gemaakt van externe instructeurs. Tevens kan er tussen de posten onderling instructeurs met een specialisatie uitgewisseld worden.
2.7
Blokindeling oefeningen
Bij onderstaande blokindeling zijn alle vaardigheden genoemd die nodig zijn om alle in het verzorgingsgebied aanwezige risico’s het hoofd te kunnen bieden evenals te voldoen aan de lokale en regionale normen en
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
14
De genoemde vaardigheden zullen in het oefenschema moeten worden verwerkt en zo nodig in de toekomst worden aangevuld met nieuwe procedures en technieken. A.
Brandbestrijding A.1 Lagedruk inzet met verdeelstuk. A.2 Hogedruk inzet. A.3 Aflegoefening op open water. A.4 Aflegoefening in aanjaagverband. A.5 Inzet straatwaterkanon. A.6 Kleine blusmiddelen. A.7 Schoorsteengereedschap en –branden. A.8 Inzetoefeningen op bijzondere objecten. A.9 Bos-, heide- en duinbranden. A.10 Werken met loodslijnen en bruggenhoofd. Totaal 12 oefenuren
B.
Hulpverlening B.1 Hydraulisch gereedschap. B.2 Procedure hulpverlening nieuwe stijl. B.3 Motorkettingzaag. B.4 Afdichtingsmiddelen. B.5 Sloop-, stut- en stempelgereedschap. B.6 Kettingen en hijsbanden. B.7 Verwijderen gevaarlijke stoffen op de openbare weg. B.8 Takels en hijswerkzaamheden. B.9 Hefkussens. Totaal 10 oefenuren
C.
Persoonlijke bescherming C.1 Ademluchtoefeningen. C.2 Nieuwe procedures ademlucht en gebruik EMU Bodyguard. C.3 Oefeningen met beschermende kleding. C.4 Gebruik van persoonlijke meet- en detectieapparatuur. C.5 Gebruik van explosiemeter. Totaal 8 oefenuren
D.
Redding en berging D.1 Gebruik handladders. D.2 Redden van slachtoffers onder verschillende omstandigheden. D.3 Redden van dieren onder verschillende omstandigheden. D.4 Levensreddende handelingen. Totaal 6 oefenuren
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
15
E.
Bluswatervoorzieningen E.1 Gebruik diverse bluswatervoorzieningen. E.2 Werken in aanjaagverband. E.3 Groot watertransport. Totaal 2 oefenuren
F.
Voertuigen en materiaal F.1 Verbindingsprocedure. F.2 Verbindingsmiddelen. F.3 Aggregaten en pompen. F.4 Rijvaardigheid. F.5 Inventaris voertuigen. F.6 De brandweer in het verkeer. Totaal 4 oefenuren
G.
Preparatie G.1 Objectkennis (aanvalsplannen). G.2 Rampenbestrijdingsplannen. G.3 Brandmeldinstallaties. G.4 Aanvalsplannen. Totaal 6 oefenuren
H.
Grootschalige oefeningen H.1 Gezamenlijke oefeningen in de gemeente. H.2 OVD oefeningen met kring 5 (operationele leiding). H.3 Samenwerking met andere diensten. (politie, Rode Kruis, EHBO en Ambulance). Totaal 6 oefenuren
I.
Gevaarlijke stoffen I.1 Procedure OGS. I.2 Aan- en uitkleedprocedure chemicaliënpak. I.3 OGS identificatie gevaarlijke stoffen. I.4 ADOS, Automess AD1 en Explosiemeter I.5 Theorie ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Totaal 6 oefenuren
J.
Regionale oefeningen j.1 Grootschalige inzet en rampenbestrijding j.3 Inzet op risicogenerende objecten Totaal 10 oefenuren
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
16
K.
Officier van Dienst oefeningen (alleen voor officieren) k.1 Maquette oefeningen k.2 Inzet operationele leiding Totaal 20 oefenuren
Het totaal aantal aangeboden oefenuren op jaarbasis voor alle korpsleden is 70-105 inclusief oefeningen op regionaal niveau. Voor bevelvoerders en officieren ligt het aantal oefen-uren op 120 uur.
2.8
Extra belangrijke aandachtspunten
Op korte termijn zijn er een aantal zaken die extra aandacht vragen.
Ademlucht De procedures voor het werken met adembescherming zijn aan verandering onderhevig, zoals de brancherichtlijn adembescherming. Ook hier zal extra aandacht aan oefenen moeten worden besteed. Gezamenlijke oefeningen Om de samenwerking tussen de buurgemeenten te vergroten zullen per jaar vier gezamenlijke oefeningen georganiseerd worden. De tijdens deze gezamenlijke oefeningen behandelde onderwerpen moeten in voorgaande oefeningen als deeloefening behandeld zijn. Arbo-beleid Voorlichting over het Arbo-beleid en de consequenties voor de brandweer zal opgestart moeten worden en toegepast bij het oefenen en de inzet van de brandweer. In de opleidingen is het Arbo-beleid reeds in de lesstof opgenomen. Het draagvlak onder het personeel zal echter nog vergroot moeten worden. Samenwerking kring 5 Door een verregaande samenwerking met de korpsen van Kring 5 kan er een deel efficiency behaald worden en kan de druk op de vrijwilliger beperkt blijven. Te denken valt aan het uitwisselen van scenario’s en gezamenlijke voorbereiding van oefeningen. Hierdoor kan een efficiencywinst worden bereikt en zal extra kennis worden vergaard. Ook zal dit de samenwerking ten goede komen en zal dit tijdens bijstandverlening zijn vruchten afwerpen.
2.9
Het oefenplan en de uitvoering van de oefeningen.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
17
Het oefenplan dat op jaarbasis zal moeten worden afgewerkt om te voldoen aan de kwaliteit en wettelijk gestelde eisen qua Arbo-wet, alsmede aan de aanwezige risico’s in het verzorgingsgebied zal er als volgt moeten uit zien: •
•
•
Oefeningen volgens de blokindeling genoemd . Deze oefeningen gelden voor alle korpsleden. Belasting 60 manuren op jaarbasis. Hierin zijn de oefeningen in samenwerking met buurgemeenten en de gezamenlijke oefeningen met kring 5 meegenomen Regionale oefenavonden t.b.v. grootschalige inzet en rampenbestrijding. Deze oefeningen gelden voor alle korpsleden. Belasting ± 10 manuren op jaarbasis. Oefeningen voor officieren, begeleid en uitgezet door de Regionale Brandweer. Deze oefeningen gelden alleen voor opgeleide officieren. Belasting op jaarbasis 20 manuren.
Op jaarbasis betekent dit voor alle korpsleden een belasting m.b.t. de oefenuren van 70 effectieve manuren. Voor de officieren betekent dit een belasting van 90 effectieve manuren op jaarbasis. Bestuurlijk zal moeten worden vastgelegd dat ieder korpslid aan minimaal 80% van de jaarlijks gehouden oefenavonden zal moeten deelnemen. Dit komt neer op 56 uren op jaarbasis. Voor officieren en bevelvoerders komt dit neer op 72 uren. De 80% aanwezigheidseis is overigens een zelf vastgesteld cijfer en geen harde wettelijke eis. Om de betrokkenheid van de korpsleden te vergroten en de kwaliteit van de oefeningen te waarborgen moet het volgende worden vastgelegd. • Er dient voldoende aandacht aan de opzet van de oefening besteed te worden zodat iedereen die aan de oefening deelneemt een goede (uitvoerbare) taak krijgt. • De veiligheid tijdens het uitzetten en tijdens de inzet moet gewaarborgd worden. Dit moet gebeuren door het aanstellen van een veiligheidsfunctionaris en het bijhouden van een checklist (zie hiervoor bijlage 9). De veiligheidsfunctionaris moet minimaal tot hoofdbrandwacht zijn opgeleid. • De oefeningen dienen betrekking te hebben op incidenten die in Land van Cuijk te verwachten zijn. • Er dient een goede balans te zijn tussen de theorie en de praktijk. (realistisch oefenen). • De doelstelling van de oefening en de beoordelingscriteria dienen vooraf aan de deelnemers van de oefening kenbaar te worden gemaakt. • Na afloop van de oefening dient de oefening nabesproken te worden om duidelijk te krijgen of aan de doelstelling en criteria is voldaan. De uitkomst van de nabespreking dient meegenomen te worden in de evaluatie van de oefening. Het moet bekend zijn of de oefening aan de verwachting heeft voldaan. Zo niet, dan zal gekeken moeten worden of het ligt aan het oefenscenario dan wel aan de uitvoering van de oefening door de manschappen. Omdat de Arbo-wet bij oefenen volledig van kracht is, dient er aan Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
18
veilig oefenen grote aandacht te worden geschonken. Bij elke oefening, al is deze nog zo klein, zal voordat de oefening begint de afweging moeten worden gemaakt of er zich op een bepaald moment een gevaarlijke situatie kan voordoen. Ook tijdens de oefening dient hier goed op gelet te worden. Het is daarom noodzaak om bij elke oefening een veiligheidsfunctionaris aan te stellen die hierop let. Afhankelijk van de grootte en moeilijkheidsgraad van de oefening zal het aantal veiligheidsfunctionarissen opgevoerd dienen te worden.
Om de opzet van de oefeningen te structureren dient voor elke oefening gebruik te worden gemaakt van een model oefenopzet (zie hiervoor bijlage 10). Met het kader van beide posten is afgesproken dat voor elke oefening van klein tot groot door de oefenleiders een globale opzet gemaakt wordt, waarin aangegeven wordt wat het doel van de oefening is, wat de doelgroep is, wat de beginsituatie is en wat de aard en omvang van de oefening is. Op deze wijze is gewaarborgd dat alle oefenactiviteiten die in een jaar beoefend dienen te worden ook aan bod komen. Het is de bedoeling dat er op deze wijze in de toekomst een bundel van lesprogramma’s komt waar uit geput kan worden. Ook kunnen oefenscenario’s worden uitgewisseld met andere korpsen. Hierdoor kan mogelijk kosten- en tijdbesparend worden gewerkt.
2.10 Financiële consequenties Het aantal oefeningen zal nagenoeg gelijk blijven bij de huidige situatie, maar door een betere voorbereiding zullen de effectiviteit en kwaliteit groter zijn. Doordat er meerdere uren aan de voorbereiding van de oefening nodig zullen zijn, en doordat door de korpsleden meer geoefend zal moeten worden,zal dit wel financiële consequenties met zich meebrengen. Ook zullen er extra kosten moeten worden gemaakt door het minimaal eenmaal per jaar houden van een realistische warmtetraining op een hiervoor geschikt oefencentrum.
Extra kosten oefenplan: Te maken extra kosten zoals externe instructuers, voorbereiding, observatie en registratie van oefeningen op jaarbasis ± € 6400,-Kosten jaarlijkse realistische warmtetrainingen, conform de Leidraad Oefenen, voor alle korpsleden in een daarvoor geschikt oefencentrum: per korpslid € 365,-- p.p. brengt het totaal op jaarbasis voor 29 korpsleden op € 10.585,Totale extra kosten op jaarbasis exclusief jaarlijkse verhogingen is € 16.985,--
Extra kosten oefenplan 2004
2005
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
2006
2007
2008
19
3200,--
18683,-
20550,--
22600,--
24860,--
In de bovengenoemde cijfers zijn de verwachte stijging van de kosten van oefenuren en warmtetrainingen van 10 % meegenomen. Deze verhoging is gebaseerd op 3% inflatiecorrectie en 7% kostenverhoging.Het grote verschil in kosten tussen 2004 en de overige jaren is te verklaren omdat pas in november 2004 gestart kan worden met het nieuwe oefenplan. In 2004 is dan ook nog geen warmtetraining opgenomen.
2.11
Conclusies en aanbevelingen opleidingen
De opleidingssituatie tot het niveau van brandwacht 1ste Klasse voldoet nagenoeg aan de eisen. Door nieuwe wetgeving dienen alle chauffeurs van een voorrangsvoertuig opgeleid te worden tot brandweerchauffeur. Door het vertrek van de huidige commandant zal er een extra officier opgeleid moeten worden. Tevens zal er een officier opgeleid moeten worden tot Hoofdbrandmeester, dit mede door het Organisatieplan zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur. Om de gestelde opleidingsdoelen te realiseren zal dit jaar een aanvulling nodig zijn op de post opleidingen van ongeveer € 4461,-De komende jaren zal in de meerjarenbegroting rekening gehouden moeten worden met een forse stijging van de opleidingskosten.
2.12
Conclusie en aanbevelingen oefenen
Door gewijzigde wet- en regelgeving in de laatste jaren is het jaarlijks oefenplan van de vrijwilliger niet voldoende meegegroeid. Ook de gewijzigde taken die vanuit de regio op het gemeentelijk korps zijn neergedaald hebben niet geleid tot een gewijzigd oefenbeleid. De te beoefenen onderdelen en hun complexiteit zijn dermate toegenomen dat hier aanmerkelijk meer tijd en geld aan besteed dient te worden. Door de effectiviteit van de oefeningen te vergroten zal ook de belastbaarheid van de vrijwilliger in de hand gehouden worden. Er kan een Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
20
efficiëntiewinst worden behaald door kennis en vaardigheden uit te wisselen met de korpsen uit de eigen gemeente, alsmede met andere korpsen uit de regio. Door het invoeren van registratiesystemen op aanwezigheid en uitgevoerde vaardigheden kan de noodzakelijke kwaliteit worden gewaarborgd. Het invoeren van de jaarlijkse realistische warmtetraining is noodzakelijk om een goed voorbereide en op haar taak berekende brandweerorganisatie te hebben en te behouden. Het oefenbeleid van de gemeente Grave zal in 2009 voldoen aan de gestelde doelen. De komende jaren zal in de meerjarenbegroting rekening gehouden moeten worden met een stijging van de oefenkosten.
2.13
Alternatieven
Een alternatief voor het uitvoeren van het opleidingstraject is niet voorhanden. Om het gestelde ambitieniveau reeds in 2007 te behalen en dus dan ook aan de wettelijk eisen te bereiken, zouden de vrijwilligers in versnelde dagcursussen opgeleid moeten worden. Financieel zou dit niet haalbaar zijn omdat het gevraagde budget niet over een periode van vijf jaar maar in twee jaar uitgegeven moet worden. Tevens is er bij de vrijwilligers geen animo om in grote getale dagopleidingen te volgen. Dit mede omdat de belasting als vrijwilliger al als hoog wordt ervaren. Ook uit praktisch oogpunt is dit geen haalbare kaart, denk bijv. aan het op te nemen verlof bij de diverse werkgevers. Ook voor het oefenplan is er geen alternatief. Om aan de gestelde eisen te voldoen en kwaliteit in de toekomst te kunnen garanderen, is het van groot belang dat bestuur kiest voor invoering van het plan.
Scriptie OKBO A.F.M. Langenhuizen 64011901
21