Planning en financiële consequenties............................................................................26 5.1 Implementatieplan beleidskeuzes opleiden en oefenen ........................................26 5.2 Financiële onderbouwing beleidsplan ...................................................................28
Bijlage 1 Bijlage 2
Toelichting wetgeving, richtlijnen en rapportages ..............................................29 Rekenmodel formatie t.b.v. opleiden en oefenen ..............................................31
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 2 van 32
Samenvatting Opleiden en oefenen binnen de brandweer zijn twee belangrijke peilers voor een goede uitvoering van de brandweertaak. Daarnaast stelt bijscholen brandweermensen in staat om bij te blijven bij de laatste ontwikkelingen op het vakgebied. Binnen de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord is begin 2008 het regionale beleidsplan Opleiden en Oefenen vastgesteld voor de periode 2007-2010. In dit beleidsplan wordt de gemeentelijke aansluiting weergegeven op het regionale beleid en de regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van opleiden en oefenen binnen de brandweer. Om de opleidings- en oefenbehoefte te bepalen wordt niet enkel gekeken naar de voorgeschreven normen, ook de risico's binnen de gemeente spelen hierbij een rol. Vat hier kort samen welke gemeentelijke risico's er in hoofdstuk 2 naar voren komen. Nieuw is dat het opleiden en oefenen bij de brandweer uitgaat van 'levenslang leren'. Hierbij gaat het om vakbekwaam worden én blijven. Er wordt uitgegaan van een samenhangend systeem van selectie - opleiden - oefenen - praktijkervaring - bijscholen. Met behulp van een goede registratie, portfolio's en profchecks zal de kwaliteit van het brandweerpersoneel moeten worden gewaarborgd. De eerste functiegerichte opleidingen op het niveau manschappen en bevelvoerder gaan vanaf september 2008 van start. In deze functiegerichte opleidingen staat een leerwerkplek binnen het lokale korps centraal. Opleiden wordt daarmee een samenspel tussen de cursist, de opdrachtgever (het korps) en het opleidingsinstituut. Daarnaast zullen nieuwe werkvormen en technologische ontwikkelingen de opleidingen doen veranderen. Vanaf 2009 worden alle opleidingen functiegericht aangeboden. Kenmerkend voor het functiegericht opleiden is dat uitsluitend kennis en vaardigheden die relevant zijn voor de betreffende functie aan bod komen. De basis voor het functiegericht opleiden is het landelijke functiehuis brandweer. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen operationele functies en beheersmatige functies. Vanaf 2008 wordt de herziene leidraad oefenen fasegewijs ingevoerd bij zowel de gemeentelijke brandweerkorpsen als de regionale brandweer. Met de nieuwe leidraad oefenen komt de nadruk van het oefenen op kwaliteit te liggen. Door een opbouw in het oefenen, een goede afstemming tussen lokale en regionale oefeningen, intensievere samenwerking tussen de korpsen en facilitering vanuit de regio wordt geprobeerd deze kwaliteit (verder) vorm te geven.
Vat vanaf hier de belangrijkste punten samen uit de hoofdstukken 4 en 5. Het is de bedoeling om enkel de speerpunten te benoemen, de details zijn terug te vinden in de betreffende hoofdstukken.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 3 van 32
1 Inleiding De afgelopen jaren is er met een kritische blik gekeken naar alle aspecten van de (basis)hulpverlening en de rampenbestrijding in het geheel. De taken van de brandweer en vooral de voorbereiding hierop, zijn niet meer vanzelfsprekend. Er wordt meer en meer gesproken over een landelijke kwaliteitsnorm, waar ieder brandweerkorps aan moet voldoen. Daarnaast dient de voorbereiding op calamiteiten goed afgestemd te worden op de risico's binnen de eigen gemeente, maar zelfs ook binnen de omliggende gemeenten. De organisatie van de gemeentelijke brandweer is opgezet volgens de schakels van de veiligheidsketen. De schakels zijn Pro-actie, Preventie, Preparatie, Repressie en Nazorg. Uitgangspunt voor een goede voorbereiding is het bestaande risicobeeld in de gemeente in kaart te brengen. Door de taken binnen de schakels Pro-actie en Preventie streeft de gemeente er naar de risico’s of de effecten daarvan te verkleinen. Voor de overgebleven risico’s worden binnen de schakel Preparatie plannen en procedures ontwikkeld om voldoende voorbereid te zijn op de bestrijding van rampen en ongevallen. Deze voorbereiding heeft consequenties voor de aanschaf van materieel en de wijze waarop het personeel wordt opgeleid en geoefend. Dit is ook een taak binnen de schakel Preparatie. Dit beleidsplan Opleiden en Oefenen van de gemeentelijke brandweer van <> schetst de wijze waarop de gemeente vorm wil geven aan de taken op het gebied van monodisciplinair opleiden en oefenen van de brandweer in de komende beleidsperiode. Het beleidsplan maakt duidelijk, wat gemeentelijk en wat regionaal moet worden opgepakt. Daarnaast wordt met dit beleidsplan aansluiting gezocht met het Regionale Beleidsplan Opleiden en Oefenen Brandweer (BOOB) 2007-2010, waarbij nadrukkelijk wordt gekeken naar de belasting van vrijwillige brandweermensen in het traject van opleiden en oefenen. Dit beleidsplan is gebaseerd op het in 2007 regionaal vastgestelde model beleidsplan. Hiermee wordt bijgedragen aan uniformiteit binnen Noord-Hollland Noord op het gebied van basisbrandweerzorg. Waar in dit beleidsplan de mannelijke vorm wordt gebruikt, is de vrouwelijke vorm uiteraard ook van toepassing.
1.1 Doelstellingen Het doel van dit beleidsplan is structureel richting te geven aan het gemeentelijk proces van opleiden oefenen bij brandweer <>. Door doelstellingen en afspraken helder op papier te zetten wordt een en ander toetsbaar gemaakt en daarmee zichtbaar. Uiteindelijk moet dit er toe leiden dat we steeds meer een product neer kunnen zetten, dat voldoet aan alle wensen en eisen van kwaliteit. Hierbij is het van belang dat het eigen personeel, maar ook de burger tevreden kan zijn over de geleverde kwaliteit. In het beleidsplan wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen opleiden en oefenen. In feite kan hier nog een derde term aan toegevoegd worden: bijscholing. Opleidingen brengen kennis en vaardigheden van korpsleden op peil tot het verplichte en gewenste niveau.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 4 van 32
Bij opleidingen staan de volgende doelstellingen voor ogen: • De korpsleden tot het verplichte of gewenste niveau brengen zoals dat is vastgelegd in het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel, het <>, en het Regionaal Beleidsplan Opleiden en Oefenen Brandweer 2007-2010. • Het waarborgen van een maximaal inzetbare organisatie, • Het op peil brengen van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor een juiste taakuitoefening, als individu en als groep, • Het leren werken met procedures, materieel of materialen, als individu en als groep, • Het aanleren van eigenschappen en vaardigheden waardoor de taakuitoefening kan worden uitgebreid of verbeterd, Het doel van oefenen is meerledig: • Een eerste doel is het op peil houden en uitbreiden van kennis en vaardigheden van het individu en de brandweerorganisatie als geheel. • Het tweede doel is het verkrijgen van inzicht in de geoefendheid van hetzelfde individu en dezelfde brandweerorganisatie. Oefenen biedt de mogelijkheid om op structurele basis te kijken naar het eigen functioneren. • Mensen laten experimenteren met nieuwe procedures en materiaal • Het optimaliseren van de samenwerking tussen, en de coördinatie van, andere hulpverleningsdiensten. • Het doorlichten van de organisatie. Door toetsing van kennis en vaardigheden kan een oordeel verkregen worden over de kwaliteit van de organisatie. Er is sprake van bijscholing als naar aanleiding van een nieuwe ontwikkeling de bestaande kwalificaties uitgebreid moeten worden en er behoefte is om dit gat door middel van opleiding te vullen. Vaak wordt bijscholing gecombineerd met het standaard opleidings- en oefenprogramma van de individuele brandweerman. Door middel van het beleidsplan worden de gemeentelijke kaders vastgesteld, waarbinnen het brandweerpersoneel op het uitvoeren van de brandweertaken wordt voorbereid. Het gaat nader in op de taken die moeten worden uitgevoerd op het gebied van opleiden en oefenen. Het uiteindelijke doel van het beleidsplan opleiden en oefenen, is te komen tot een niveau van “conform de norm opgeleid en geoefend” repressief brandweerpersoneel op het gebied van de basisbrandweerzorg en de (regionale) specialismen van brandweer <>. Deze normen staan beschreven in het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel.
1.2 Uitgangspunten Dit beleidsplan stelt de kaders voor het opleiden van oefenen van de brandweer in <>. Het is de bedoeling dat met de uitwerking van dit plan de kwaliteit van het opleiden en oefenen van het brandweerpersoneel geborgd en/of verbeterd wordt met inachtneming van de belastbaarheid van het personeel. Om die kwaliteitsslag te kunnen maken, dienen eerst de kaders bepaald te worden. Deze kaders vormen de basis voor het verder uitwerken van het beleidsplan. De uitgangspunten voor het opleidings- en oefenbeleid: • Het betreft hier een gemeentelijk beleidsplan voor het monodisciplinair opleiden en oefenen van de brandweer <>. • Het beleidsplan sluit aan op het <>, de Risico Inventarisatie & Evaluatie gemeente <>, het regionale beleidsplan BOOB 2007-2010 van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, het
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 5 van 32
• •
•
• •
•
Spreidingsplan Noord-Holland Noord en het Regionaal Repressief Dekkingsplan NHN 2005. Het beleidsplan is minimaal gebaseerd op de huidige wettelijke kaders waarbinnen gewerkt dient te worden. Deze kaders worden in bijlage 1 toegelicht. Bij het schrijven van dit beleidsplan is rekening gehouden met het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel, de Herziene Leidraad Oefenen, het principe van ‘Levenslang Leren’ en andere nieuwe richtlijnen en/of ontwikkelingen. Uitgaande van het opleiden en oefenen van operationeel brandweerpersoneel volgens het nieuwe functiehuis (Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel) omvat dit beleidsplan enkel het opleiden en oefenen van manschappen en bevelvoerders, inclusief de beheersmatige functie voor Opleiden & Oefenen. Het opleiden van OvD’s, HOvD’s en AGS’en is een taak van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Voor bovenstaande functies omvat dit beleidsplan zowel het opleiden en oefenen op het gebied van de basisbrandweerzorg als van de specialismen. Het selectieproces, wat vooraf gaat aan de benoeming tot een specifieke brandweerfunctie binnen het brandweerkorps, wordt niet meegenomen binnen dit beleidsstuk. Omdat het opdoen van praktijkervaring niet gerekend mag worden als oefenen, wordt dit ook niet meegenomen in dit beleidsplan.
1.3 Wetgeving, leidraden, richtlijnen en rapportages De taken van de regionale brandweer op het gebied van opleiden en oefenen zijn terug te vinden in verschillende soorten wetten. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren diverse rapporten en nota’s verschenen die richting geven aan de wijze waarop de brandweer deze taken behoort uit te voeren. De belangrijkste wetten, rapporten en nota's zijn: • Brandweerwet 1985; • Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel; • Arbeidsomstandighedenwet; • Risico Inventarisatie & Evaluatie <>, <<jaartal>> • Wet Rampen en Zware Ongevallen (WRZO); • Beter oefenen bij de brandweer, Ministerie van BZK, 1999; • Kwaliteit van het repressieve brandweerpersoneel, Circulaire BZK, 1997; • Eindrapportage Project Versterking Brandweer, Stuurgroep PVB, 1999; • Herziene Leidraad oefenen, Ministerie van BZK, 2006; • Modelverordening Brandveiligheid en Hulpverlening, VNG << of anders gemeentelijke verordening>>; • Rapportage verkennend onderzoek normen gemeente <>; • <<Titel verbeterplan n.a.v. verkennend onderzoek>>; • Rapportage audit van de fysieke veiligheidsprocessen Regionale Brandweer NoordHolland Noord; • Consolidatierapportage fysieke veiligheidsprocessen Veiligheidsregio NHN. In bijlage 1 worden deze wetten, rapporten en nota’s nader toegelicht.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 6 van 32
2 Risicobeeld en takenpakket brandweerkorps Om het brandweerpersoneel effectief te kunnen opleiden, oefenen en bijscholen is het belangrijk om een beeld te hebben van de risico's in het verzorgingsgebied. Als deze risico's bekend zijn, is duidelijk waarop de brandweer zich moet voorbereiden. Deze risico's zijn dan ook voor een groot deel bepalend voor het opleidings- en oefenbeleid van de brandweer. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de specifieke risico's in het verzorgingsgebied zijn en welk materieel en potentieel hiervoor beschikbaar is. De taken van de gemeentelijke brandweer <> zijn opgesplitst in basisbrandweerzorg en regionale specialistische taken. Afhankelijk van de gemeentelijke risico’s worden er ook nog gemeentelijke specialistische taken uitgevoerd.
2.1 Basisbrandweerzorg en regionale specialistische taken Om zich terdege op de risico's en brandweertaken in het algemeen voor te bereiden dient de brandweer plannen en procedures op te stellen, het personeel op te (laten) leiden, te oefenen en bij te scholen. Voor het opleiden, oefenen en bijscholen van het repressieve brandweerpersoneel kan men enerzijds onderscheid maken tussen basisbrandweerzorg en anderzijds de regionale specialistische taken. Basisbrandweerzorg is de brandweerzorg die elk gemeentelijk korps standaard moet kunnen leveren. Middels een specialisme kan men zich voorbereiden op (één of meerdere) specialistische taken, bijvoorbeeld brandweerduiken of ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. Deze onderverdeling heeft tot gevolg dat ieder korpslid de vaardigheden dient te bezitten voor het basisbrandweeroptreden en dat regionaal is afgesproken welke korpsen een specialistische taak of taken dienen te leveren. Hierbij wordt taakdifferentiatie toegepast om de belastbaarheid van vrijwillig personeel te bewaken. Basisbrandweerzorg Basisbrandweerzorg wordt door de korpsen geleverd en bestaat uit: • Brandbestrijding; • Beperkte technische hulpverlening; • Beperkte ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen; • Ondersteuning bij inzet waterongevallen. Het uitgangspunt van de basisbrandweerzorg is dat deze geleverd wordt met de standaard Noord-Holland Noord (NHN) bepakte Tankautospuit1. Specialistische taken De specialistische taken in de regio Noord-Holland Noord zijn door het vaststellen van het regionaal spreidingsplan NHN 2006 in de tweede helft van 2007 en begin 2008 herverdeeld over de korpsen. Het brandweerkorps <> draagt de zorg over de volgende specialistische taken: Maak een keuze uit: het gaspakkenteam (GASPK), het ontsmettingsteam (ONTSM), de gevaarlijke stoffen haakarmbak (GSH), de Waarschuwings- en Verkenningsdienst (WVD), het hulpverlveningsvoertuig (HV), de hulpverleningshaakarmbak basis (HVHB), de hulpverleningshaakarmbak specialistisch(HVHS), de dompelpomphaakarmbak (DPH), 1
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 7 van 32
de dompelpompaanhanger (DPA), de slangenhaakarmbak (SLH), de commandandohaakarmbak (COH), de verzorgingshaakarmbak (VZH), de adembeschermingshaakarmbak (ABH), de schuimblushaakarmbak (SBH), de brandstofaanhanger (BRA), de openlaadhaakarmbak (OLH), het waterongevallenvoertuig (WO), een tankautospuit binnen de voorbereide A/B compagnie (TSC) een hulpverleningsvoertuig binnen de voorbereide A/B compagnie (HVC). In het Spreidingsplan Noord-Holland Noord 2006 en het Regionaal Repressief Dekkingsplan NHN 2005 is de verdeling uitgebreid beschreven.
2.2 Specifieke gemeentelijke risico's Het verzorgingsgebied kent een aantal specifieke risico's, deze zijn geïnventariseerd en vastgelegd in de Risicokaart NHN en <>. Daarnaast zijn er kwetsbare objecten die niet als zodanig herkenbaar en beschreven zijn, bijvoorbeeld bejaardentehuizen, horecagelegenheden, etc. Het (h)erkennen van deze objecten als risico is voor het brandweerkorps van belang. Om het korps voor te bereiden op deze specifieke risico's zal er in het opleidings- en oefenprogramma van het gemeentelijke korps aandacht moeten worden besteed aan deze objecten. De objecten in het verzorgingsgebied van <> die een risico vormen, laten zich als volgt omschrijven: • De gevangenis <>; • Het bejaardentehuis <>; • Het duingebied <>; • Het ziekenhuis <>; • Etc. De bovenstaande lijst is fictief en geeft u een beeld over het soort kwetsbare object dat hier bedoeld wordt. U kunt de uitkomsten uit de object risico analyse vanuit de RI&E hier goed voor gebruiken. Om incidenten die betrekking hebben op deze specifieke risico's te kunnen bestrijden dient het korps te beschikken over (specialistisch) materieel, personeel en procedures om zich voor te bereiden op de volgende taken: • Bos- en duinbrandbestrijding; • Bestrijden van brand en andersoortige hulpverleningen in gevangenissen; • Bestrijden van brand en andersoortige hulpverleningen in bejaardentehuizen; • Bestrijden van brand en andersoortige hulpverleningen in duingebieden; • Bestrijden van brand en andersoortige hulpverleningen in ziekenhuizen; • Etc. De bovenstaande lijst is fictief en geeft u een beeld over het soort taken dat hier bedoeld wordt. Beschrijf de belangrijkste risico's binnen de gemeente. Dit zijn de risico's waarop u zich voorbereidt met uw korps. Met de risicokaart NHN zijn een aantal risico's gemakkelijk te inventariseren. Daarnaast is er wellicht een risico-inventarisatie gemaakt waaruit u informatie kan halen. Ook kan er uit oogpunt van beperkingen in het brandweeroptreden een aantal risico's worden onderkend.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 8 van 32
2.3 Hulpverleningsmaterieel en korpssterkte Voor het kunnen leveren van basisbrandweerzorg en het verzorgen van specialistische taken is hulpverleningsmaterieel nodig. De verdeling van het hulpverleningsmaterieel is enerzijds voor basisbrandweerzorg beschreven in het Regionaal repressief dekkingsplan NHN 2005. Anderzijds is de verdeling van het hulpverleningsmaterieel voor specialismen beschreven in het Spreidingsplan NHN 2006. In deze plannen is opgenomen wat er binnen het korps aan repressief materieel/ materiaal aanwezig dient te zijn. Daarnaast kan er gemeentelijk gekozen zijn voor aanvullend specialistisch materieel. De korpsleden die met dit materieel/ materiaal moeten (gaan) werken dienen opgeleid, geoefend en eventueel bijgeschoold te worden in het gebruik ervan.
2.3.1 Basisbrandweerzorg Ieder gemeentelijk korps is verantwoordelijk voor het leveren van basisbrandweerzorg binnen het verzorgingsgebied. In het dekkingsplan van de gemeente is opgenomen welke eenheden noodzakelijk zijn. In onderstaande tabel is opgenomen welke eenheden per post aanwezig zijn.
Aantal 1
Basisbrandweerzorg <<post>> Tankautospuit (dit is een voorbeeld, veranderen indien anders)
Aantal
<<post>>
Tabel: Materieel tbv basisbrandweerzorg
2.3.2 Specialistische taken (regionaal) Naast het materieel voor basisbrandweerzorg kan een korps zijn uitgerust met specialistisch materieel voor één of meerdere specialistische taken. In onderstaande tabel is opgenomen over welk specialistisch materieel het korps <> beschikt.
Aantal 1 1 Aantal
Regionaal georganiseerde specialistische taken <<post>> HV Waterongevallen voertuig <<post>>
Tabel: Materieel tbv specialistische taken
2.3.3 Aanvullende gemeentelijke specialismen (lokaal) Binnen een korps kan men ervoor kiezen om aanvullende specialismen voor specifieke risico's in het verzorgingsgebied te onderhouden. In onderstaande tabel is opgenomen welke aanvullende specialisme(n) het korps <> heeft .
Aantal 1 1
Gemeentelijk georganiseerde specialistische taken <<post>> Hoogwerker Brandweervaartuig
Tabel: Materieel tbv specialistische taken (gemeentelijk)
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 9 van 32
2.3.4 Korpssterkte en opbouw De korpssterkte is afhankelijk van de te leveren functies voor basisbrandweerzorg (manschap, bevelvoerder) en specialistische taken. Voor het korps is in het <>vastgesteld hoeveel brandweermensen per post voor elke functie benodigd zijn. In onderstaande tabel staat het aantal korpsleden per post per functie. Hierin wordt een onderverdeling gemaakt in functies voor basisbrandweerzorg en specialistische functies.
Functie Manschap Bevelvoerder
Functies basisbrandweerzorg <<post invullen>> Aantal <> <>
Functie Manschap Bevelvoerder
Functie Duikploegleider* Brandweerduiker* Bediener <>* Gaspakdrager* Verkenner gevaarlijke stoffen* Etc.
<<post invullen>> Aantal <> <> Totaal basisbrandweerzorg Specialistische functies Aantal
Totaal specialistische functies Tabel: korpsopbouw en sterkte * Weghalen indien niet van toepassing
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 10 van 32
3 Ontwikkelingen Er zijn veel ontwikkelingen gaande die directe gevolgen hebben voor het opleiden, oefenen en bijscholen bij de brandweer. Naast de landelijke herziening van het stelsel van opleiden en oefenen, zijn ook de afspraken binnen regio Noord-Holland Noord m.b.t. een eenduidig(e) werkwijze en kwaliteitsniveau van grote invloed op het gemeentelijk beleid. In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen t.a.v. opleiden, oefenen en bijscholen beschreven en de gevolgen in meer algemene zin aangegeven. In hoofdstuk 4 zal vervolgens een vertaling naar concreet gemeentelijk beleid plaatsvinden.
3.1 Levenslang leren Het nieuwe Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel richt zicht op een samenhangend systeem van selectie - opleiden - oefenen - praktijkervaring - bijscholen. In tegenstelling tot het huidige Besluit Brandweerpersoneel richt het nieuwe besluit zich ook op het oefenen en bijscholen. Hierbij gaat het dus om vakbekwaam worden én blijven. In het nieuwe Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel worden normen voor oefenen en bijscholen opgenomen. Hiermee is een situatie ontstaan waarin ook wettelijke eisen worden gesteld aan het oefenen en bijscholen binnen de brandweer. Doordat er landelijk normen worden vastgelegd voor selectie, opleiden, oefenen, bijscholen en examinering, wordt het mogelijk een compleet beeld te krijgen van de vakbekwaamheid van brandweerpersoneel. Hierop kan vervolgens gestuurd worden. Dit leersysteem staat bekend als 'Life Long Learning Loop' en wordt door het brandweerpersoneel continu doorlopen. Het gehele samenhangend systeem van selectie - opleiden oefenen - praktijkervaring bijscholen gaat uit van een functiegerichte benadering. Daarbij wordt dus steeds eerst vastgesteld voor welke functie (en daarmee taken) een persoon geselecteerd en opgeleid moet worden en vervolgens geoefend en bijgeschoold moet blijven. Opleiden en oefenen zal ook steeds meer op een competentiegerichte wijze gaan plaatsvinden met een grotere integratie tussen theorie en praktijk. Om het samenhangend systeem van selectie - opleiden - oefenen - praktijkervaring bijscholen goed te kunnen volgen, wordt het ook steeds belangrijker om een goed planningsen registratiesysteem op te zetten en bij te houden.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 11 van 32
3.2 Ontwikkelingen t.a.v. opleiden Om de brandweerzorg binnen het verzorgingsgebied te kunnen leveren dient het brandweerpersoneel opgeleid te worden. De gemeente is verantwoordelijk voor het laten opleiden van voldoende personeel. Met de invoering van het nieuwe Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel wordt tevens het opleidingsstelsel voor de brandweer herzien. Dit is van invloed op de gemeentelijke brandweerorganisatie van <> De belangrijkste ontwikkelingen zijn: • Alle opleidingen zijn op dit moment herzien. De opleidingen zijn functiegericht en niet meer ranggericht. Daarnaast is een onderscheid gemaakt tussen operationele (repressieve) functies en beheersmatige functies. In september 2008 worden de eerste nieuwe functiegerichte opleidingen in NHN ingevoerd. • Binnen de opleidingen wordt steeds meer gebruik gemaakt van andere lesvormen en nieuwe lesmethoden. Hierbij kan met name gedacht worden aan activerende lesvormen, meer eigen verantwoordelijkheid voor het onderwijsproces bij de cursist en nieuwe technologische lesmethoden als e-learning en virtual reality. Dit vraagt een andere rol van de instructeur. • De nieuwe opleidingen worden competentiegericht aangeboden, waarbij het leren op de werkplek een belangrijk onderdeel is. Opdrachtgevers zullen, als onderdeel van de totale cursus, met leerwerkplekbegeleiders de eigen cursisten moeten gaan begeleiden.
3.2.1 Van ranggericht naar functiegericht Van oudsher werd binnen de brandweer een ranggericht opleidingsstelsel gehanteerd. Sinds 2005 werd echter bij de officiersopleidingen een functiegericht opleidingsstelsel gehanteerd. Het oude (en in sommige gevallen huidige) opleidingsstelsel leidde de mensen tot en met het niveau brandmeester echter nog steeds op tot rangen. Bij dit stelsel stond dan ook het behalen van een rang centraal: na het afronden van een opleiding kon een persoon bevorderd worden in een hogere rang. Doordat dit ranggerichte opleidingssysteem modulair was ingericht, kon dezelfde rang echter op verschillende manieren verkregen worden. Dit werd veroorzaakt doordat met verschillende keuzemodulen een opleiding kan worden afgerond en dus een hogere rang behaald kan worden. Als gevolg van het systeem van ranggericht opleiden was het soms niet duidelijk wat van personen met een bepaalde rang verwacht mocht en kon worden. Dit gold zowel op repressief gebied als beheersmatig gebied. Dit is landelijk ongewenst gebleken. Om die reden is er vanaf 2005 stapsgewijs een functiegericht opleidingssysteem ingevoerd. Vanaf 2009 worden alle opleidingen functiegericht aangeboden. Kenmerkend voor het functiegericht opleiden is dat uitsluitend kennis en vaardigheden die relevant zijn voor de betreffende functie aan bod komen. De basis voor het functiegericht opleiden is het landelijke functiehuis brandweer. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen operationele functies en beheersmatige functies. Op de beheersmatige functies die geen betrekking hebben op het opleiden en oefenen wordt in dit beleidsplan niet verder ingegaan. Het landelijke functiehuis ziet er als volgt uit: Niveau
Operationele functies
Beheersmatige functies
Rang
WOniveau
Commandant
Commandant
Hoofdcommandeur
WOniveau
Commandant van Dienst
Manager veiligheid Strategisch manager
Adjuncthoofdcommandeur
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 12 van 32
HBOniveau
Hoofdofficier van Dienst Adviseur Gev. St.
Specialist risico's en veiligheid Specialist operationele voorb. Adviseur beleid en bestuur Tactisch manager
Chauffeur Voertuigbediener Gaspakdrager Brandweerduiker Verkenner Gev. St. Manschap A
Brandwacht of Hoofdbrandwacht*
* Het bevoegd gezag beoordeelt welke rang aan de persoon wordt toegekend.
Binnen dit beleidsplan zal vooral de aandacht worden besteed aan de functies van specialist Opleiden & Oefenen, oefencoördinator en de medewerker Opleiden & Oefenen. Hier is regionaal de functie van opleidingscoördinator aan toegevoegd. Veelal zal de functie van oefencoördinator worden gecombineerd met de functie opleidingscoördinator. Om aan te sluiten bij het landelijke functiehuis en de regionale toevoeging, zullen deze functienamen door het gehele beleidsplan gebruikt worden. Dit betekent dat de huidige functies op het gebied van opleiden en oefenen afgezet moeten worden tegen de ‘nieuwe’ functies. In onderstaande tabel zijn deze overzichtelijk neergezet. Niveau HBO MBO MBO MBO
Huidige functie Beleidsmedewerker opleiden en oefenen
Functie binnen landelijke functiehuis Specialist Opleiden en Oefenen Opleidingscoördinator Oefencoördinator Medewerker Opleiden en Oefenen
In bovenstaande tabel moeten de huidige functies worden afgezet tegen de functies in het landelijke functiehuis. Er is een voorbeeld gegeven voor de beleidsmedewerker, dit hoeft niet overal te gelden. Wanneer het niveau van de huidige functie afwijkt van het landelijke functiehuis dient dit aangegeven te worden (bijvoorbeeld in een extra kolom’.
3.2.2 Nieuwe lesvormen Technologische ontwikkelingen enerzijds en een andere visie op opleiden anderzijds hebben er de afgelopen jaren in Nederland toe geleid dat de manier van opleiden behoorlijk is veranderd. Op veel scholen en andere opleidingsinstituten in Nederland zijn veel nieuwe lesvormen ingevoerd. Het brandweeronderwijs loopt hier, relatief gezien, nog op achter. Aangezien ook het brandweeronderwijs zich op professionele functies richt en om die reden als volwaardig beroepsonderwijs gezien moet worden, bestaat er geen reden om binnen het
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 13 van 32
brandweeronderwijs af te wijken van de landelijke onderwijsontwikkelingen. Een aantal belangrijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren binnen het onderwijsveld zijn de volgende: 1. Een grotere verantwoordelijkheid bij de cursist 2. Van frontaal lesgeven naar actieve werkvormen 3. De instructeur: Van docent naar begeleider 4. Teleleren (e-learning) 5. Virtual reality 6. Competentiegericht onderwijs 7. Werkend leren binnen het korps
3.2.3 Van traditioneel naar competentiegericht onderwijs Het traditionele frontale onderwijs waarbij de docent de lesstof klassikaal doceerde is niet altijd de methode gebleken, die het beste leerrendement opleverde. Daarom wordt er meer en meer gekeken naar welke competenties bij een bepaalde functie horen. Vervolgens wordt de cursist in de gelegenheid gesteld om zich deze competenties eigen te maken. Competentiegericht onderwijs stelt het aanleren van competenties centraal: Het vermogen om in een arbeidssituatie het vereiste gedrag uit te voeren. Hierbij vindt integratie van kennis, inzicht, vaardigheden en persoonseigenschappen, gericht op arbeidssituaties plaats. Theorie en praktijk worden maximaal geïntegreerd. Binnen het competentiegericht onderwijs is het ´leren op de werkplek´ een belangrijk onderdeel van de opleiding. Bij de nieuwe officiersleergangen hebben alle deelnemers een leerwerkplekbegeleider en bestaat de helft van de opleiding uit leren op de werkplek. Bij de invoering van de functiegerichte opleidingen voor manschappen en bevelvoerders per september 2008 zullen ook de manschappen en bevelvoerders in opleiding binnen de eigen korpsen op de werkvloer moeten leren. Daartoe zullen zij binnen het eigen korps, onder begeleiding van een leerwerkplekbegeleider, verschillende opdrachten moeten uitvoeren.
3.2.4 Gevolgen Doordat er steeds meer competentiegericht wordt opgeleid, zal het korps via leerwerkplekbegeleiders directer betrokken worden bij de opleidingen van de eigen korpsleden. Het korps dient de korpsleden intensiever te begeleiden bij de cursussen. Zij zullen met behulp van leerwerkplekbegeleiders het leren op de werkplek vorm moeten geven en zo de eigen cursisten begeleiden. Het opleidingsinstituut van de Veiligheidsregio NHN zal hierin adviseren en faciliteren2. Het succes van een cursus zal steeds meer afhangen van een gezamenlijk spel van cursist, instructeur, opleidingsinstituut én de opdrachtgever en leerwerkplekbegeleider. Dit heeft als belangrijke consequentie dat het korps de nieuwe rol van leerwerkplekbegeleider in de organisatie moet inbedden, dit geldt ook voor de functie van opleidingscoördinator. Deze zal dienen te bepalen hoeveel en welke leerwerplekbegeleiders moeten worden aangesteld. Hierbij zal er voldoende tijd moeten worden gestoken in de begeleiding. Het aanstellen van een opleidingscoördinator en leerwerplekbegeleiders zal extra kosten tot gevolg hebben. Het korps dient kritisch te zijn bij het bepalen welke personen voor welke functies dienen te worden opgeleid (selecteren en plannen). Indien bijvoorbeeld een persoon voor meerdere (specialistische) functies wordt opgeleid zal dit grote gevolgen hebben voor de begeleidingsinvestering. Een ander nadeel is dat dit voor de betreffende brandweerfunctionaris in de praktijk een teveel aan oefenbelasting betekent. Indien men 2
Onder faciliteren wordt verstaan; het verzorgen van modellen, voorbeelden, best-practices en hulpmiddelen bij de voorbereiding van opleidingen en oefeningen door anderen.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 14 van 32
rekening houdt met het aantal specialistische functies per persoon kunnen personen wel beter op hun functie voorbereid worden.
3.3 Ontwikkelingen t.a.v. oefenen Met oefenen kan een persoon bekwaam blijven voor een bepaalde taak of functie. Hij is dus in een eerder stadium bekwaam geworden voor de betreffende taak of functie door middel van opleidingen. De persoon kan worden gezien als beginnend beroepsbeoefenaar. Binnen de brandweer worden alle repressieve brandweermensen geacht te oefenen. Deze brandweermensen oefenen op verschillende niveaus (manschap, bevelvoerder, officier) en voor verschillende taken en functies. Doel van het oefenen is uiteindelijk om op een efficiënte, effectieve én veilige wijze het personeel conform de opgestelde procedures repressief in te kunnen zetten. Het tweede doel is, met behulp van een goed registratiesysteem, het verkrijgen van inzicht in de geoefendheid van het personeel en de brandweerorganisatie in zijn geheel.
3.3.1 Oefenen algemeen De brandweer in Nederland kent een zogenaamde 'oefencultuur'. Het oefenen wordt als kernactiviteit van de brandweer gezien; uitrukken zijn soms zelfs bijzaak. Hieruit blijkt dat oefenen voor de (repressieve) brandweerman een zeer belangrijk onderdeel van zijn functie is, hoewel natuurlijk niet vergeten moet worden dat al het oefenen gericht is op de repressieve taakuitoefening. Het oefenen bij de brandweer kenmerkt zich in het algemeen door het enthousiasme en vooral de vanzelfsprekendheid waarmee het gebeurt. Binnen de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord hebben zich de afgelopen jaren ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op het oefenen. De doelstelling van de gemeenten om uniformiteit in uitrusting en procedures en een gelijk kwaliteitsniveau van de basisbrandweerzorg te realiseren, heeft tot gevolg dat het oefenen binnen de korpsen hierop afgestemd dient te zijn. Het oefenen van de piketofficieren, zoals de OvD, is een taak van de regio geworden. Dit was al langer het geval voor het oefenen van grootschalig brandweeroptreden en de organisatie t.b.v. ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast is de Veiligheidsregio in 2005 gestart met het, tegen kostendekkend tarief, aanbieden van oefendagen voor bevelvoerders. Deze oefendagen voorzien in een grote behoefte aangezien deze doelgroep tijdens de oefenavonden vaak zelf als begeleider van de manschappen op moet treden en dus nauwelijks zelf goed kan oefenen. Daarnaast ontbreekt bij veel korpsen de expertise om zelf bevelvoerders te trainen. Geef hier een beschrijving van de veranderingen binnen het korps m.b.t. het oefenen door de ontwikkelingen binnen de regio of het korps. Denk bijvoorbeeld aan een nieuw (regionaal voertuig, een nieuw winkelcentrum, etc. Geef alleen een beschrijving, de uitwerking van de gevolgen volgt in de volgende hoofdstukken.
3.3.2 Leidraad oefenen In 2000 heeft het ministerie van BZK de Leidraad Oefenen uitgebracht. Aanleiding voor de uitgave was het rapport 'Beter oefenen bij de brandweer', dat het jaar ervoor was geschreven. Dit rapport schetste de gewenste oefenpraktijk in Nederland en bevatte een aanzet om te komen tot een oefenfilosofie, oefensystematiek en beoordelingssysteem. In december 2006 is de Herziene Leidraad Oefenen gepresenteerd. Met de publicatie van de Herziene Leidraad Oefenen zijn een aantal belangrijke uitgangspunten voor het oefenen benoemd. Mede hierdoor en door een grotere samenhang
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 15 van 32
tussen opleiden, oefenen en de werkpraktijk, zal in de komende jaren het oefenen bij veel korpsen in het land aanpassing behoeven. Dit geldt ook voor het brandweerkorps van <>. De invoering van de Herziene Leidraad Oefenen zorgt voor een kwaliteitsimpuls voor het monodisciplinair oefenen binnen de brandweer. De Herziene Leidraad Oefenen gaat uit van een continu cyclisch proces van opleiden, oefenen, praktijkervaring opdoen en bijscholing. Daarnaast gaat de leidraad uit van een functiegerichte benadering: personen dienen te oefenen op alle repressieve taken die hun functies met zich meebrengen. Taken die niet tot iemands functie behoren, hoeven niet beoefend te worden. En hoewel repressieve inzetten niet als oefenen beschouwd mogen worden, kunnen personen met aanleg en ervaring bepaalde taken wel sneller beoefenen. De Herziene Leidraad Oefenen kent de volgende uitgangspunten: • Kwaliteit gaat boven kwantiteit; • Alle repressieve taken binnen een functie dienen geoefend te worden; • Iedere repressieve medewerker dient te oefenen (manschappen, bevelvoerders en officieren); • Er wordt geoefend in oefenblokken, waarbinnen een specifiek oefenonderwerp centraal staat; • Er wordt van 'klein' naar 'groot' geoefend (van eenvoudig naar complex); • Registreren en beoordelen is noodzakelijk. De Herziene Leidraad Oefenen richt zich primair op de kwaliteit van het oefenen en minder op de kwantiteit. Oefenen binnen de gemeentelijke korpsen hoeft alleen plaats te vinden voor de basis brandweerzorg (met de standaardbepakte tankautospuit) en toegewezen specialistische taken. Daarbij moet het oefenplan ook rekening houden met de risico's binnen het eigen verzorgingsgebied. Voor de risico's binnen het verzorgingsgebied verwijzen wij naar hoofdstuk 2. De oude Leidraad Oefenen die in 2000 is gepubliceerd, is door de gemeentelijke brandweerkorpsen op verschillende wijzen gebruikt. De landelijk verschillende werkwijzen van de leidraad is enerzijds veroorzaakt doordat er weinig landelijke sturing en ondersteuning is geweest bij de implementatie en interpretatie van de Leidraad Oefenen. Anderzijds is dit veroorzaakt doordat de korpsen in Nederland zeer verschillend zijn. Waar men binnen het ene korps open stond voor verandering en beroepsondersteuning voor oefenen had, was het andere korps nog niet toe aan verandering en had men uitsluitend vrijwilligers die het oefenen regelden. <> De Herziene Leidraad Oefenen 2006 is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van BZK. Zij adviseren de korpsen de leidraad te gebruiken. Tevens heeft het Ministerie van BZK geadviseerd de leidraad door de branche vast te stellen als brancherichtlijn. Inmiddels heeft de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) dit gedaan. Daarmee kan nu uitsluitend worden afgeweken van de Herziene Leidraad Oefenen indien dit gemotiveerd kan worden en alleen indien een gelijkwaardig kwaliteitsniveau van het oefenen wordt gegarandeerd. De Arbeidsinspectie heeft ondertussen aangegeven dat zij deze brancherichtlijn zullen gebruiken als naslagwerk voor onderzoek bij een bedrijfsongeval.
3.3.3 Oefenkaarten De Leidraad Oefenen werkt met een systeem van oefenkaarten. Iedere taak en/of functie binnen de basisbrandweerzorg en voor een groot deel ook voor de specialistische taken, is omschreven aan de hand van oefendoelen. De oefenkaart geeft aan welke oefendoelen er bereikt moeten worden bij het uitvoeren van de oefening. Er zijn drie oefenkaarten voor drie soorten oefeningen:
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 16 van 32
Elementaire oefeningen; hier worden de basisvaardigheden individueel of in kleine groepjes beoefend; • Basisoefeningen; oefeningen gericht op de praktische inzet van een tankautospuit; • Eindoefeningen; oefeningen gericht op de praktische inzet van minimaal twee tankautospuiten. Daarnaast wordt in de leidraad ook gesproken over slotoefeningen. Dit zijn grootschalige (multidisciplinaire) oefeningen, die worden georganiseerd door de regionale brandweer. Op dit moment zijn er (nog) geen oefenkaarten die specifiek betrekking hebben op slotoefeningen. Iedere oefenkaart dient één of meerdere keren per jaar te worden beoefend. Oefenkaarten kunnen hierbij gecombineerd worden. •
3.3.4 Oefenplan Zoals in paragraaf 3.3.2 al is aangegeven, richt de Herziene Leidraad Oefenen zich vooral op de kwaliteit van het oefenen en minder op de kwantiteit. Toch is er een indicatie van het aantal oefenuren is aangegeven: • Basisbrandweerzorg: o Manschappen 80 uur; o Bevelvoerders 60 uur; o Officieren 40 uur; • Specialismen: o afhankelijk van het takenpakket. Deze uren betreffen enkel de oefenuren. De opleidings- en bijscholingsuren zijn hier niet in meegeteld. Deze indicatie gaat uit van een jaarlijkse oefencyclus. Afwijken van een jaarlijkse oefencyclus en de indicatie van het aantal oefenuren is mogelijk, mits deze afwijking goed wordt onderbouwd en bestuurlijk wordt vastgelegd. Hierbij is het van belang dat de kwaliteit van het oefenen geborgd blijft. Bij de planning wordt gewerkt met vier oefenblokken: • een blok brandbestrijding; • een blok hulpverlening; • een blok ongevallen gevaarlijke stoffen; • een keuzeblok waar bijvoorbeeld specialismen beoefend kunnen worden. De regionale brandweer houdt (voorlopig) vast aan een oefencyclus van ongeveer 15 maanden. Het regionale oefenprogramma bestaat uit vier blokken van ongeveer 13 weken. Hiermee wordt ingespeeld op de 'Herziene Leidraad Oefenen'. Omdat er rekening is gehouden met een verminderde oefenfrequentie tijdens feestdagen en vakantieweken, is er voor gekozen de blokken te verdelen over een periode van ongeveer 15 maanden. Met deze indeling kunnen de betrokkenen flexibeler met de beschikbare ruimte om gaan. Zowel voor de regionale brandweer, als voor de gemeentelijke brandweerkorpsen is er zo meer speling ontstaan voor de werkbaarheid van de nieuwe Leidraad Oefenen. De gekozen indeling is geen vaststaand gegeven, na iedere oefencyclus zal de werkbaarheid worden geëvalueerd.
3.3.5 Planning en registratie Voor ieder korpslid moet de geoefendheid worden bijgehouden. In een registratiesysteem wordt bijgehouden aan welke oefening is deelgenomen en wat het individuele resultaat is. Met behulp van deze registratie heeft ieder korps inzicht in de geoefendheid van de individuele korpsleden. Van ieder korpslid kan nauwkeurig worden bijgehouden wat hij of zij geoefend heeft en wat het resultaat hiervan was. Het doel van de registratie is om een goed beeld te vormen van de vorderingen en verbeterpunten van het individuele korpslid, maar ook van het brandweerkorps in zijn geheel.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 17 van 32
Daarnaast kan aan de hand van de registratie verantwoording worden afgelegd aan het gemeentebestuur en de arbeidsinspectie. De regionale brandweer heeft er voor gekozen een registratiesysteem aan te schaffen, waarin de regionale oefeningen en opleidingen van alle brandweermensen in de regio Noord-Holland Noord worden geregistreerd. Een aantal korpsen in de regio heeft besloten om aan te sluiten bij dit registratiesysteem. Hierdoor ontstaat er een database waarin zowel de gemeentelijke als regionale geoefendheid op de persoon wordt geregistreerd.
3.3.6 Belastbaarheid vrijwilligers De Herziene Leidraad Oefenen wil bereiken dat iedere brandweerman in Nederland kwalitatief goed voorbereid is op de repressieve taak. Deze kwaliteitsslag betekent over het algemeen dat er meer verwacht wordt van de brandweerman. Binnen een beroepsorganisatie zal het oefenen passen binnen het werkschema. Een vrijwillig brandweerman zal geoefend moeten blijven in de eigen vrije tijd, buiten de eigen baan om. De belastbaarheid van de vrijwilliger zal dan ook goed in de gaten gehouden moeten worden. Niet enkel het opleiden van een persoon voor meerdere functies zal kritisch bekeken moeten worden, maar ook het geoefend houden van meerdere functies per persoon. Daarnaast ligt op dit moment de voorbereiding en begeleiding van de oefenavond vaak in handen van een kaderlid in vrijwillige dienst. De mogelijkheid om de voorbereiding juist in handen te leggen van beroepsfunctionarissen zal zeker moeten worden onderzocht en verwerkt in beleidsvoorstellen3.
3.4 Ontwikkelingen t.a.v. bijscholen Wanneer een korpslid is opgeleid voor een specifieke functie, zal vervolgens worden ingestoken op het volgen van een oefenprogramma. Dat wat het korpslid heeft geleerd tijdens de opleiding, keert meerdere keren per jaar terug in het oefenprogramma. Het komt echter nauwelijks voor dat een geleerde vaardigheid jaar in jaar uit op gelijke wijze kan worden uitgevoerd. Nieuwe inzichten en/of nieuwe ontwikkelingen zorgen er voor dat vaardigheden anders moeten worden aangeleerd. Op dat moment spreken we over bijscholing. Vaak wordt bijscholing gecombineerd met het standaard opleidings- en oefenprogramma van de individuele brandweerman.
3.4.1 Landelijke normen In het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel worden landelijke normen vastgelegd voor opleiden, oefenen én bijscholen. Middels (effectiviteits)toetsen, portfolio's en profchecks (een 'check' of personen de vereiste competenties voldoende beheersen) zal periodiek de vakbekwaamheid van brandweerpersoneel worden getoetst. Enerzijds wordt hiermee de effectiviteit van oefenen en bijscholen gewaarborgd, anderzijds kan tevens gewerkt worden aan meer maatwerk in het vervolgprogramma van oefenen en bijscholen.
3.4.2 Regionale en gemeentelijke bijscholing Mede door bijscholing blijft een persoon bekwaam voor het uitoefenen van een taak. Dit geldt ook voor oefenen, maar bijscholing heeft een eenmalig karakter, terwijl oefenen wordt gekenmerkt door herhaling. Beperkte bijscholing wordt veelal meegenomen in het lokale (gemeentelijke) oefenprogramma. Meer uitgebreide bijscholing wordt meestal regionaal als 3
Tijdens de themabijeenkomst van het algemeen bestuur op 12 december 2007 hebben de bestuurders nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de beroepsmatige ondersteuning van vrijwilligers
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 18 van 32
opleiding aangeboden. Omdat lokaal en regionaal niet gestructureerd aan bijscholing wordt gedaan, is er geen duidelijk beeld over de mate van bijscholing in de regio en daardoor ook niet in <>. Uit onderzoeken is echter gebleken dat bijscholing noodzakelijk is om de kwaliteit van brandweerpersoneel te waarborgen. Om die reden verdient bijscholing meer aandacht. Hierbij is bijscholing, afhankelijk van de onderliggende oorzaak van de noodzaak tot bijscholing, een lokale én regionale verantwoordelijkheid.
3.4.3 Veilig repressief optreden Het vergroten van de eigen veiligheid van het brandweerpersoneel is één van de speerpunten van de brandweerkorpsen in de regio Noord-Holland Noord. De noodzaak hiervan is duidelijk geworden na landelijk onderzoek naar incidenten waarbij brandweerpersoneel om het leven is gekomen. Naast het vergroten van inhoudelijke kennis van risico’s, objecten en procedures bleek uit onderzoek dat ook het juist inschatten en omgaan met risico’s door leidinggevenden (zoals bevelvoerders) verbetering behoeft. Als hulpmiddel hierbij is een bijscholingspakket voor bevelvoerders ontwikkeld waarmee de regionale brandweren een bijscholingscursus “veilig repressief optreden” kunnen ontwikkelen. In het regionaal Beleidsplan Opleiden en Oefenen Brandweer is voor 2008 en 2009 een initiële bijscholing “veilig repressief optreden” voor alle 350 bevelvoerders opgenomen.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 19 van 32
4 Beleid opleiden, oefenen en bijscholen In het vorige hoofdstuk zijn de ontwikkelingen op het gebied van opleiden, oefenen en bijscholen geschetst. Om op deze ontwikkelingen te kunnen inspelen zal het korps haar beleid hierop moeten richten. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens het opleidingsbeleid, oefenbeleid en bijscholingsbeleid uitgewerkt. Hierin zal telkens van de huidige structuur naar de toekomstige structuur worden gewerkt.
4.1 Opleidingsbeleid Op basis van de bij het korps aanwezige behoefte aan bepaalde functies worden er mensen opgeleid. In hoofdstuk 3 zijn de belangrijkste ontwikkelingen ten aanzien van het brandweeronderwijs in Nederland beschreven.
4.1.1 Huidige opleidingsstructuur Beschrijf hier op welke wijze de opleidingen binnen het korps geregeld zijn. Denk hierbij aan: - Is er een opleidingsbeleidsplan? Zo ja beschrijf kort de hoofdlijnen van het plan. - Is er een opleidingsjaarplan/meerjaren opleidingsplan waarin staat voor welke functies mensen moeten worden opgeleid? - Wie regelt de opleidingen in het korps en hoeveel tijd heeft hij daarvoor (aantal FTE)? - Hoe wordt er bepaald of een korpslid geschikt is voor een bepaalde functie? - Tot welke rang of functie moeten of mogen korpsleden worden opgeleid? - Zijn er regels ten aanzien van het aantal specialismen waarvoor een korpslid opgeleid kan worden? - Bij welke instantie worden welke opleidingen verzorgd?
4.1.2 Toekomstige opleidingsstructuur De toekomstige wijze van het voeren van een opleidingsbeleid wordt gevoed door de ontwikkelingen die in het onderwijsstelsel van de brandweer gaande zijn. Daarnaast zal de samenhang tussen opleiden enerzijds en oefenen en bijscholen anderzijds door de Life Long Learning Loop meer en meer in het opleidingsbeleid zichtbaar (moeten) worden. Dit kan worden gerealiseerd door op beleidsmatig en coördinerend niveau medewerkers voor zowel opleiden als oefenen in te zetten. De Specialist opleiden en oefenen is o.a. verantwoordelijk voor het opstellen van het opleidingsbeleid. De opleidings- en oefencoördinator zorgt voor de benodigde input voor het beleid. Vervolgens is het belangrijk een meerjaren opleidingsplan te formuleren. De Opleidingsen oefencoördinator inventariseert voor welke functies in de komende periode korpsleden moeten worden opgeleid. Zodoende kan het korps inspelen op het natuurlijk verloop binnen het korps. Het leren op de werkplek zal vrijwel geheel in het korps plaatsvinden. Dit houdt concreet in dat er leerwerkplekbegeleiders moeten worden aangesteld om de korpsleden in opleiding te begeleiden. Deze leerwerkplekbegeleiders zullen tijd moeten investeren in het begeleiden van hun cursisten bij het volbrengen van opdrachten. Daarnaast is het van belang dat de Opleidings- en oefencoördinator belast wordt met de coördinatie van het werkend leren. Hij zal periodiek overleg dienen te voeren met de NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 20 van 32
leerwerkplekbegeleiders over de voortgang van de opleidingen van korpsleden. Daarnaast fungeert hij als aanspreekpunt voor het opleidingsinstituut van de Veiligheidsregio. De Opleidings- en oefencoördinator wordt ondersteund door één of meerdere medewerkers opleiden en oefenen. In het regionale Beleidsplan Opleiden en Oefenen Brandweer (BOOB 2007-2010) is opgenomen dat de korpsen door de regionale brandweer ondersteund zullen worden bij het implementeren van het werkend leren. Beschrijf hier op welke wijze de opleidingen binnen het korps in de toekomst geregeld zouden moeten worden. Denk hierbij aan: - Opleidingsbeleidsplan? - Opleidingsjaarplan/meerjaren opleidingsplan waarin staat voor welke functies mensen moeten worden opgeleid? - Wie regelt de opleidingen in het korps en hoeveel tijd heeft hij daarvoor (aantal FTE)? - Hoe wordt er bepaald of een korpslid geschikt is voor een bepaalde functie? - Tot welke rang of functie moeten of mogen korpsleden worden opgeleid? - Zijn er regels ten aanzien van het aantal specialismen waarvoor een korpslid opgeleid kan worden? - Bij welke instantie worden welke opleidingen verzorgd? - Hoe zal het werkend leren worden geimplementeerd?
4.1.3 Consequenties Wanneer we de toekomstige opleidingstructuur naast de huidige opleidingstructuur van het korps leggen, zijn er nog <<enkele/meerdere>> knelpunten die de komen jaren moeten worden aangepakt. Deze paragraaf moet een beeld geven van de verschillen tussen de huidige opleidingstructuur en de toekomstige (gewenste) opleidingstructuur. Ook moeten de consequenties in beeld worden gebracht. De volgende schrijfwijze kan gehanteerd worden: - beschrijving van het probleem; - beschrijving van de mogelijke oplossing(en) en alternatieven (geef bij meerdere alternatieven wel aan waar de voorkeur ligt); - beschrijving van de consequentie(s) als de oplossingen niet kunnen worden uitgevoerd. Bij de beschrijving van de oplossing(en) moeten minimaal de volgende punten worden meegenomen: - een uitleg waarom voor de oplossingen wordt gekozen; - personele consequenties. Een uitgebreide formatieberekening wordt beschreven in bijlage 2; - budgettaire consequenties, hier alleen kort benoemen. In de financiële paragraaf (hoofdstuk 5) wordt een uitgebreider en totaaloverzicht gegeven.
4.2 Oefenbeleid De brandweer van <> oefent het hele jaar door de taken binnen de basisbrandweerzorg. Hiervoor worden oefeningen georganiseerd voor de bevelvoerders en de manschappen. De officieren volgen een oefenprogramma bij de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Naast de taken binnen de basisbrandweerzorg, heeft <> ook de zorg voor enkele specialistische taken. Hierbij gaat het om de zorg voor Maak een keuze uit: het gaspakkenteam (GASPK), het ontsmettingsteam (ONTSM), NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 21 van 32
de gevaarlijke stoffen haakarmbak (GSH), de Waarschuwings- en Verkenningsdienst (WVD), het hulpverlveningsvoertuig (HV), de hulpverleningshaakarmbak basis (HVHB), de hulpverleningshaakarmbak specialistisch(HVHS), de dompelpomphaakarmbak (DPH), de dompelpompaanhanger (DPA), de slangenhaakarmbak (SLH), de commandandohaakarmbak (COH), de verzorgingshaakarmbak (VZH), de adembeschermingshaakarmbak (ABH), de schuimblushaakarmbak (SBH), de brandstofaanhanger (BRA), de openlaadhaakarmbak (OLH), het waterongevallenvoertuig (WO), een tankautospuit binnen de voorbereide A/B compagnie (TSC) een hulpverleningsvoertuig binnen de voorbereide A/B compagnie (HVC), de gemeentelijke specialismen De commandant van brandweer <> draagt namens het gemeentebestuur de verantwoordelijkheid voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel. De <> verzorgt de brandweeroefeningen.
4.2.1 Huidige oefenstructuur Beschrijf hier de oefensystematiek van de gemeente. Denk hierbij aan: - oefenavond, oefenuren - oefenrooster (hoe worden de oefeningen ingepland, wordt dezelfde oefencyclus gebruikt als regionaal gehanteerd wordt → is dit niet het geval: uitleggen waarom gekozen is voor een andere oefencyclus en hoe nu de regionale aansluiting wordt geregeld) - organisatie van oefenen (beleidsmedewerker oefenen, medewerker preparatie, inzet oefenleiders, betrokkenheid korpsleden) - (logistieke) verzorging van de oefeningen (hoe worden de oefeningen verzorgd, hoe komt men aan oefenobjecten) - wijze van oefenen (hoe wordt er geoefend, realistisch oefenen) - wijze waarop bevelvoerders beoefend worden - evaluatie van de oefeningen - registratie van oefeningen - belastbaarheid vrijwilligers (hoeveel uur oefent een vrijwilliger, wordt er verwacht dat zij oefeningen voorbereiden en uitwerken, meerdere functies)
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 22 van 32
4.2.2 Toekomstige oefenstructuur De (verdere) invoering van de Leidraad Oefenen en de (her)verdeling van het regionale materiaal volgens het spreidingsplan zorgen er voor dat er voor dat het oefenen op een andere wijze georganiseerd moet worden. Voor het brandweerkorps van <> betekent dit dat het oefenprogramma <> moeten worden aangepast. In de volgende paragraaf zullen de knelpunten worden toegelicht. Daarnaast zullen oplossingen worden aangedragen voor de toekomstige (gewenste) oefenstructuur. Beschrijf hier de toekomstige oefensystematiek van de gemeente. Denk hierbij aan: - oefenavond, oefenuren - oefenrooster (hoe worden de oefeningen ingepland, wordt dezelfde oefencyclus gebruikt als regionaal gehanteerd wordt → is dit niet het geval: uitleggen waarom gekozen is voor een andere oefencyclus en hoe nu de regionale aansluiting wordt geregeld) - organisatie van oefenen (beleidsmedewerker oefenen, medewerker preparatie, inzet oefenleiders, betrokkenheid korpsleden) - (logistieke) verzorging van de oefeningen (hoe worden de oefeningen verzorgd, hoe komt men aan oefenobjecten) - wijze van oefenen (hoe wordt er geoefend, realistisch oefenen) - wijze waarop bevelvoerders beoefend worden - evaluatie van de oefeningen - registratie van oefeningen (denk bijvoorbeeld aan het aansluiten op het regionale registratiesysteem AG5) - belastbaarheid vrijwilligers (hoeveel uur oefent een vrijwilliger, wordt er verwacht dat zij oefeningen voorbereiden en uitwerken, meerdere functies)
4.2.3 Consequenties Wanneer we de oefenopzet van Herziene Leidraad Oefenen naast de huidige oefenopzet van het korps leggen, zijn er nog <<enkele/meerdere>> knelpunten die de komen jaren moeten worden aangepakt. Deze paragraaf moet een beeld geven van de verschillen tussen de huidige oefenstructuur en de toekomstige (gewenste) oefenstructuur. Ook moeten de consequenties in beeld worden gebracht. De volgende schrijfwijze kan gehanteerd worden: - beschrijving van het probleem; - beschrijving van de mogelijke oplossing(en) en alternatieven (geef bij meerdere alternatieven wel aan waar de voorkeur ligt); - beschrijving van de consequentie(s) als de oplossingen niet kunnen worden uitgevoerd. Bij de beschrijving van de oplossing(en) moeten minimaal de volgende punten worden meegenomen: - een uitleg waarom voor de oplossingen wordt gekozen; - bij afwijkingen van de leidraad en/of de normen uit het spreidingsplan dient de reden goed onderbouwd te worden; - personele consequenties. Een uitgebreide formatieberekening wordt beschreven in hoofdstuk 9; - budgettaire consequenties, hier alleen kort benoemen. In de financiële paragraaf wordt een uitgebreider en totaaloverzicht gegeven. Voorbeeld (let op! Dit zijn een fictieve situatie en oplossing om aan te geven hoe de knelpunten omschreven kunnen worden): 1. Huidige oefenuren sluiten niet aan bij de indicatie van het aantal oefenuren vanuit de Herziene Leidraad Oefenen.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 23 van 32
De leidraad adviseert 80 oefenuren per oefencyclus voor een manschap en 60 uur voor een bevelvoerder. Al jaren oefent het korps eenmaal in de twee weken, twee uur op een avond. Dit betekent dat er ongeveer 60 uur per oefencyclus van 15 maanden geoefend kan worden. Dit wordt echter nooit gehaald, vakanties, feestdagen of ziekte, zorgen er voor dat enkele oefenavonden voor een korpslid uitvallen. Een bevelvoerder oefent zelf nog minder aangezien hij regelmatig oefenleider is bij een oefening. Om de kwaliteit van het oefenen te kunnen waarborgen gaat het korps wel mee met het advies van de Herziene Leidraad Oefenen. Oplossing Om te kunnen voldoen aan de uitgangspunten van de leidraad dient het aantal oefenmomenten per korpslid te worden opgeschroefd. Het voorstel is om de korpsleden de mogelijkheid te bieden om vanaf 1 januari 2008 wekelijks te oefenen. Deze uitbreiding betekent een extra belasting op de oefencoördinator, die zorg draagt voor de voorbereiding van de oefeningen. Ook de vrijwilligers zullen extra worden belast om te kunnen voldoen aan het advies van de leidraad. Het voorstel is om vanaf 1 januari iedere week een oefenavond te organiseren. De verplichting voor de korpsleden om 80% van de oefenavonden aanwezig te zijn zal in 2008 nog niet strikt worden aangehouden en zal worden beschouwd als een overgangsjaar. De huidige personele bezetting en budgettaire mogelijkheden zijn echter niet toereikend om over te gaan tot uitbreiding van het aantal oefenmomenten. De uren voor oefencoördinator zijn nu gebaseerd op een oefenvoorbereiding van eenmaal in de twee weken. De uren voor de oefencoördinator dienen dan ook uitgebreid te worden om een optimale oefenvoorbereiding en -registratie te kunnen waarborgen. Voor een uitgebreide formatieberekening verwijzen wij naar hoofdstuk 5 en bijlage 2. De vrijwilligers zullen door dit voorstel meer oefenuren per jaar draaien. Dit heeft ook gevolgen voor het budget van de financiële vergoedingen van de vrijwilligers. Deze lasten verhoging wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Een ander alternatief voor dit voorstel is niet aanwezig. Wanneer de korpsleden op de huidige wijze blijven oefenen, zal de kwaliteit van het oefenen niet kunnen worden geborgd. Een korpslid is in de huidige situatie volgens de normen onvoldoende geoefend. De brandweer van <> vind het belangrijk om kwalitatief goede oefeningen neer te zetten. Oefenen is immers van groot belang om goed voorbereid te zijn op een calamiteit.
4.2.4 Oefenen van bevelvoerders In paragraaf 3.2.1 is beschreven dat de Veiligheidsregio sinds 2005 oefendagen voor bevelvoerders aanbiedt om de gemeenten te ondersteunen in een taak die moeilijk zelf is in te vullen. De bevelvoerders dienen gestructureerd meerdere keren per jaar te oefenen in voor hen elementaire vaardigheden als het toepassen van procedures, het herkennen van scenario’s en anticiperen op ontwikkelingen, tactische besluitvorming en het herkennen en goed omgaan met veiligheidsrisico’s. Dit wordt, conform regionaal beleid, op regionale schaal georganiseerd waarbij de huidige opzet van de bevelvoerderstrainingen verder wordt ontwikkeld. De Veiligheidsregio zal met deze oefendagen invulling geven aan (een deel van) de leidraad oefenen voor bevelvoerders. Tegelijkertijd zal ook de koppeling worden gelegd met nieuwe regionale procedures en het in te stellen leeragentschap zodat alle bevelvoerders in de regio zo uniform mogelijk voorbereid worden. Het is de bedoeling om in 2009 te starten met de deelname van alle bevelvoerders aan het regionale oefenprogramma. In de uiteindelijk situatie zal de bijdrage aan de Veiligheidsregio ca. € 1000,- per bevelvoerder per jaar bedragen.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 24 van 32
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de aanvullende kosten om de bevelvoerders te compenseren voor het opnemen van verlof, “vrij te kopen” bij hun hoofdwerkgever of op een andere wijze te faciliteren voor het kunnen deelnemen aan het regionale oefenprogramma. Bovenstaande tekst kan aangepast worden op basis van de situatie in het korps. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de huidige situatie, nemen de bevelvoerders op dit moment wel of niet deel aan de bevelvoerderstrainingen die door de regio worden aangeboden. Het voorgestelde beleid om alle bevelvoerders structureel te laten beoefenen met een door de veiligheidsregio georganiseerd oefenprogramma sluit aan op het regionaal beleidsplan opleiden en oefenen brandweer. Bij vrijwel alle korpsen zal de beschikbaarheid van bevelvoerders op werkdagen hierbij een knelpunt zijn. In het regionaal beleidsplan is daarom als speerpunt voor 2008 een onderzoek opgenomen naar de mogelijkheden om bevelvoerders vanaf 2009 deel te kunnen laten nemen op werkdagen.
4.3 Bijscholingsbeleid De korpsleden worden op diverse thema's bijgeschoold. Op dit moment wordt de bijscholing vrijwel altijd meegenomen in het oefenprogramma. Ook voor de toekomstige bijscholing van de manschappen wordt deze combinatie als effectief gezien. Wanneer bijscholing noodzakelijk wordt geacht zullen de manschappen hier binnen (extra) jaarlijkse oefenuren worden getraind. Zoals in paragraaf 3.3.3 beschreven organiseert de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord in 2008 en 2009 een initiële bijscholing voor alle bevelvoerders m.b.t. het veilig repressief optreden. Voor deze bijscholing wordt gebruik gemaakt van een landelijk bijscholingspakket. De bijscholing zal voornamelijk in de avonduren worden georganiseerd en is daarmee voor de doelgroep vergelijkbaar met het volgen van een reguliere opleiding. De kosten van deze initiële bijscholing worden gedekt uit de subsidiegelden (ESFscholingssubsidie) die door de Veiligheidsregio is aangevraagd en verkregen. De doelstelling is dat hiermee alle 350 bevelvoerders in de regio deze bijscholing in 2009 hebben doorlopen. Mogelijk geven de uitkomsten uit de (warme) RI&E aanleiding tot lokale bijscholing. Dit kan hier worden meegenomen.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 25 van 32
5 Planning en financiële consequenties In het vorige hoofdstuk is uitgewerkt welk beleid geïmplementeerd dient te worden op het gebied van opleiden, oefenen en bijscholen. In dit hoofdstuk wordt dit beleid vertaald naar een serie concrete doelstellingen. Vervolgens wordt een systematiek geïntroduceerd om de planning en realisatie van deze doelstellingen inzichtelijk te maken. Tenslotte worden de financiële consequenties van dit beleidsplan per jaar aangegeven
5.1 Implementatieplan beleidskeuzes opleiden en oefenen In dit beleidsplan is in de voorgaande hoofdstukken al meerdere malen aangegeven dat het volledig in evenwicht brengen van ontwikkelingen, visies, beleid, taken en organisatie op het gebied van opleiden en oefenen, niet in één slag realiseerbaar is. Ontwikkelen kost tijd, maar ook de kosten in relatie tot de gemeentelijke begroting kunnen uit de pas lopen wanneer alles binnen een jaar wordt ingevoerd. In het traject van de huidige naar de gewenste situatie, zullen prioriteiten worden gesteld. Niet alles kan in één keer worden gerealiseerd. In hoofdstuk 4 zijn de consequenties van het gefaseerd invoeren nader toegelicht. Hierbij is continu de verhouding tussen haalbaarheid en wenselijkheid goed onder de loep genomen. In de tabel hieronder staan de verschillende doelstellingen verder uitgewerkt voor de periode 2009-2010. Hierbij kan tevens worden teruggekeken naar de huidige situatie in 2008. Overzicht doelstellingen opleiden Nr. Resultaat 2008 (huidig) 1. Meerjaren opleidingsplan vastgesteld 2. Actueel opleidingsjaarplan beschikbaar 3. Formatie beleidsmedewerker beschikbaar 4. Formatie opleidingscoördinator beschikbaar 5. Leerwerkplekken binnen korps beschikbaar 6. Begeleiders cursisten beschikbaar 7. Begeleiders worden adequaat ondersteund 8. - eventuele aanvulling 9. - eventuele aanvulling Overzicht doelstellingen oefenen Nr. Resultaat 2008 (huidig) 10. Tenminste 0,5 fte oefencoördinator
2009
2010
2011
2012
Toelichting
2009
2010
2011
2012
Toelichting
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 26 van 32
beschikbaar Formatie beleidsmedewerker beschikbaar 12. Volledige formatie oefencoördinator beschikbaar 13. Formatie medewerker oefenen beschikbaar 14. Jaarlijks oefenprogramma vastgesteld op basis van de Herziene Leidraad Oefenen en takenpakket korps 15. Kwantitatieve geoefendheid wordt geregistreerd 16. Oefeningen worden waargenomen en beoordeeld 17. Kwalitatieve geoefendheid wordt geregistreerd 18. Analyse oefenresultaten wordt verwerkt in oefen/ en zonodig bijscholingsactiviteiten 19. Bevelvoerders nemen deel aan door de regio georganiseerd oefenprogramma 20. - eventuele aanvulling 21. - eventuele aanvulling Overzicht doelstellingen bijscholen Nr. Resultaat 2008 (huidig) 22. Bevelvoerders hebben deelgenomen aan initiele bijscholing ´Veilig Repressief Optreden (VRO)´ 23. Jaarlijks bijscholingsprogramm a wordt ontwikkeld op basis van landelijke normen en een analyse van korpsbehoefte 24. - eventuele aanvulling 25. - eventuele aanvulling 11.
2009
2010
2011
Doelstelling nog niet gerealiseerd Doelstelling gedeeltelijk gerealiseerd Doelstelling volledig gerealiseerd
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 27 van 32
2012
Toelichting
5.2 Financiële onderbouwing beleidsplan In voorgaande hoofdstukken is een beeld gegeven van de ontwikkelingen en de daaraan gekoppelde beleidskeuzes op het gebied van opleiden en oefenen van de brandweer. In paragraaf 5.1 is tevens aangegeven in welke tijdsplanning de beleidskeuze zullen worden gerealiseerd. Het grootste deel van het geformuleerde beleid kent ook financiële consequenties. Doordat gekozen is voor een kwaliteitsverbetering van het opleiden en oefenen van de brandweer zien we de komende jaren een stijging in de benodigde financiële middelen. De onderstaande financiële samenvatting is het resultaat van de berekeningen op grond van de gemaakte beleidskeuzes in hoofdstuk 4.
2008 (huidig)
2009
Personele kosten structureel Formatie beroepspersoneel opleiden en oefenen (zie ook bijlage 2) Eigen aanvulling Eigen aanvulling Personele kosten incidenteel Inhuren externe capaciteit Eigen aanvulling Eigen aanvulling Kosten opleiden Opleidingskosten Leerwerkplekbegeleiders Vergoeding vrijwilligers Eigen aanvulling Eigen aanvulling Kosten oefenen Bevelvoerderstraining Realistisch oefenen Materiaalkosten Vergoeding vrijwilligers Registratieprogramma Eigen aanvulling Eigen aanvulling Kosten bijscholing VRO bevelvoerders Eigen aanvulling Eigen aanvulling
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 28 van 32
2010
2011
2012
Bijlage 1 Toelichting wetgeving, richtlijnen en rapportages De brandweer is volgens de Brandweerwet 1985 primair een verantwoordelijkheid van de gemeente, de burgemeester is verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid. Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor: • het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt; • het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand; het beperken en bestrijden van rampen. Deze zorg betekent dat er o.a. voldoende materieel/materiaal en personeel aanwezig is, maar ook dat dit personeel weet hoe te handelen bij een calamiteit en hoe om te gaan met het beschikbare materieel/materiaal. Opleiden en oefenen zijn hierbij noodzaak. In de Brandweerwet 1985 krijgt de regionale brandweer een aantal wettelijke taken opgedragen. Hieronder valt het regionaal verzorgen van opleidingen. Het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel legt een relatie tussen de rang en het opleidingsniveau van het brandweerpersoneel. In het nieuwe Besluit kwaliteit brandweerpersoneel wordt een opsomming gegeven van de functies en rangen die bij de brandweer onderscheiden worden. Personeel wordt aangesteld in één of meerdere functies en niet meer in een rang. Er kunnen twee soorten functies onderscheiden worden: operationele functies en beheersmatige functies. Operationele functies zijn functies die direct betrekking hebben op de repressieve taken van de brandweer. De beheersmatige functies zijn managementfuncties en specialistische functies. Op hetzelfde opleidingsniveau worden dus verschillende soorten functies onderscheiden en zullen ook verschillende opleidingen worden aangeboden. Hoewel aan de functies een rang toegekend kan worden, worden personen volgens het functiegericht opleidingssysteem primair aangesteld in een functie. In de gemeentelijke verordening voor Brandbestrijding en Hulpverlening (model VNG) is de oefentaak expliciet benoemd. Voor het grootschalige optreden heeft de regio een verantwoordelijkheid. In de Brandweerwet wordt deze benoemd als “voorbereiden van de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen”. Expliciet voor het oefenen wordt genoemd: “het verzorgen van oefeningen met het oog op het optreden in groter verband”. De Wet Rampen en zware ongevallen geeft de Commissaris der Koningin de bevoegdheid aanwijzingen te geven indien hij van mening is, dat het oefenen te wensen overlaat. De inspectie Openbare Orde en Veiligheid heeft een algemene toezichthoudende taak op het naleven van wet- en regelgeving op het gebied van brandweer en rampenbestrijding. Vanuit een heel andere invalshoek stelt de Arbeidsomstandighedenwet eisen aan de opleiding en geoefendheid van het (brandweer)personeel. De werkgever heeft de verplichting het personeel goed voor te bereiden op de uit te voeren taak. Dit geldt niet alleen voor materiaal en uitrusting, maar ook voor het opleiden en oefenen. De werknemer heeft daarbij de plicht gebruik te maken van de aangeboden mogelijkheden. Uit verschillende rapporten (Beter oefenen bij de brandweer, 1999) en evaluaties van ongevallen (Harderwijk 1993, Rosmalen 1998, Wognum 1999) is gebleken dat het met de geoefendheid van het brandweerpersoneel niet overal even goed was geregeld in Nederland. Dit heeft geleid tot de invoering van de landelijke Leidraad Oefenen (2000), waarin een systematische benadering van het oefenproces wordt gepresenteerd. In 2006 is de leidraad
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 29 van 32
aangepast in de Herziene Leidraad Oefenen. Praktijkervaringen van korpsen, een evaluatie door het Nibra, inmiddels Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra geheten, en een nulmeting onder regionale oefencoördinatoren maakten duidelijk dat aanpassing wenselijk is. Via het Project Versterking Brandweer hebben de besturen van de regionale brandweren en de minister van BZK zich gezamenlijk verbonden om de brandweerzorg en de rampenbestrijding, bestuurlijk, organisatorisch en operationeel te versterken. Dit met als uiteindelijk doel de kwaliteit van de brandweerzorg en de rampenbestrijding in Nederland te verbeteren. In 2005 heeft een verkennend onderzoek (audit) plaatsgevonden voor de gemeenten en de regionale brandweer in Noord-Holland Noord aan de hand van opgestelde normenboeken. Deze normen zijn een selectie van de landelijk vastgestelde normen en toegepast voor de regio Noord-Holland Noord, in samenwerking met de brandweercommandanten en de ambtenaren openbare veiligheid. Het onderzoek kan worden gezien als een nulmeting. Iedere gemeente heeft aan de hand van deze nulmeting een verbeterplan opgesteld. Voor <> is dit verwoord in <>. Eind 2006 en begin 2007 hebben er interne audits plaatsgevonden. De interne audits zijn een vervolg op de nulmeting. Bij het verkennend onderzoek hebben de commandant en de betrokken ambtenaren, onder regie van de regionale brandweer, het normenboek zelf ingevuld. De interne audits zijn uitgevoerd door opgeleide auditoren. Het verkennend onderzoek en de interne audits geven de stand van zaken weer met betrekking tot de belangrijkste aspecten op de uitvoering van de brandweerzorg, de zorg voor de rampenbestrijding en de hiermee samenhangende bedrijfsvoering voor zowel de regionale brandweer als de gemeenten.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 30 van 32
Bijlage 2 Rekenmodel formatie t.b.v. opleiden en oefenen Invoerveld Aantal oefenavonden per jaar Aantal korpsleden Aantal eindoefeningen per jaar Aantal basisoefeningen per jaar Aantal elementaire oefeningen per jaar Aantal herhalingsmomenten per jaar
45 150 24 200 220 8
Rekenmodel beroepsondersteuning opleiden en oefenen
Activiteit
Tijd (per Aantal activiteit) in uren per jaar
Aantal korpsleden
Aantal Totaal oefenploegen vast
Specialist opleiden oefenen (beleidsmedewerker) Input aanleveren voor het oefenbeleid
60
60
Input aanleveren voor het opleidingsbeleid
30
30
Oefenjaarplan schrijven
160
1
160
80
1
80
4
3
12
Opleidingsjaarplan schrijven Regionaal overleg met specialisten O&O
342 Opleidings- en oefencoordinator Input aanleveren voor het oefenbeleid Input aanleveren voor het opleidingsbeleid Draaiboeken eindoefeningen maken
40 20 4
4
40 20 16
Draaiboeken basisoefeningen maken
3
8
24
Draaiboeken elementaire oefeningen maken
3
26
78
Vooraf RIE van de oefening maken Werkzaamheden voor herhalingsmomenten Organiseren leerwerkplekbegeleiding Voortgangsoverleg leerwerkplekbegeleiders Overleg voeren met trajectbegeleider regio Evaluatieverslag van basis- en eindoefeningen opstellen
1 3 2 2 4 2
38 8 45 26 12 224
38 24 90 52 48 448
Regionaal overleg voeren met oefencoördinatoren
4
10
40 918
Medewerker opleiden en oefenen Eindoefeningen voorbereiden Basisoefeningen voorbereiden
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 31 van 32
3 2
24 200
72 400
Elementaire oefeningen voorbereiden
1
220
220
Oefenmiddelen aanschaffen en onderhouden Objecten bekijken en contact onderhouden met beheerders, voorbereiding
2
45
90
3
45
135
1 2 2 2 0,17
452 452 224 452 6750
452 90,4 448 90,4 1147,5
Enscenering Begeleiden oefening Waarnemen op veiligheid Oefeningen waarnemen en beoordelen Invoeren beoordelingen in registratiesysteem
4103,3
FTE
Toelichting op het rekenmodel Indien u de herziene leidraad oefenen nog niet geheel heeft geïmplementeerd maar dit in de toekomst wel gerealiseerd zult hebben is het van belang de getallen van de herziene leidraad oefenen te gebruiken. Dit geld met name voor het aantal elementaire, basis- en eindoefeningen. In de rode vlakken in het invoerveld vult u de gegevens van uw korps in. Vervolgens berekend het spreadsheet welke tijdsbesteding per activiteit gemoeid is. U hoeft dus in het model zelf niets in te vullen. Aantal oefenavonden Vul hier het aantal oefenavonden per jaar in waarop in uw gemeente geoefend wordt. Dit betreft dus het aantal avonden dat er oefenactiviteiten zijn. De tijd die gemoeid is met de voorbereiding van deze avonden kan hiermee berekend worden. Aantal korpsleden Vul hier het totaal aantal korpsleden in, dit aantal is van belang om de tijd die nodig is voor de registratie per korpslid te berekenen. Aantal elementaire, basis- en eindoefeningen Vul hier het aantal elementaire , basis- en eindoefeningen per jaar in. Hierbij is het van belang dat de leidraad oefenen leidend is. Het kan best zijn dat het korps nog niet geheel de herziene leidraad oefenen heeft geïmplementeerd, maar het korps zal hier wel naar streven. U heeft dus wel degelijk de formatie nodig om conform de herziene leidraad oefenen het oefenprogramma te draaien. Met de aantallen oefeningen wordt in het rekenmodel berekend hoeveel tijd er gemoeid is met bijvoorbeeld het maken van draaiboeken, het ensceneren en het waarnemen van oefeningen. Samenvattend betekent dit dus dat ieder korpslid alle, in de herziene leidraad voorgeschreven elementaire, basis- en eindoefeningen, moet hebben gedaan. Bij registreren van oefenresultaten staat de 0,17 voor 10 minuten per functionaris per oefenactiviteit. Bij de berekening voor het registreren van de oefeningen per korpslid, wordt uitgegaan van het aantal oefenavonden dat een korpslid aanwezig is.
NHN-model beleidsplan gemeentelijk BOOB 2008Pagina 32 van 32