Brandweer Beleidsplan Opleiden en Oefenen 2010 – 2013
Brandweer Limburg-Noord
Vastgesteld, zie bladzijde 3
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 1 - 42
Inhoudsopgave hoofdstuk
1.
omschrijving Inhoudsopgave
2
Vaststelling beleidsplan
3
Aanpassingen en veranderingen / knelpunten 2010 – 2013
4
Vorderingen en aanpassingen van de doelstellingen
5
Inleiding
6
1.1 Inleiding 1.2 Ontwikkeling 1.3 Opbouw 1.4 PDCA 1.5 RI&E 1.6. Evaluatie / Leeragentschap 2.
Taakstelling vakbekwaam worden en blijven 2.1 Betrokken wetgeving 2.2 Doelgroep 2.3 Competenties en functiegericht 2.4 Afstemmen en samenwerken 2.5 Afbakening en kadering 2.6 Opleiden binnen de regio 2.7 Oefenen binnen de regio 2.8 Specialistische taken 2.9 Multidisciplinaire aansluiting 2.10 Samenhangende structuur 2.11 Uitwerking structuur
3.
4.
bladzijde
6 6 7 7 7 7 8 8 8 8 9 10 10 10 10 10 10 11
Knelpunten huidige situatie
12
3.1 Algemene knelpunten 3.2 Knelpunten opleiden 3.3 Knelpunten oefenen
12 12 14
Gewenste situatie 4.1 4.2 4.3 4.4
Algemeen Opleiden (vakbekwaam worden) Oefenen (vakbekwaam blijven) Uitvoeren oefenen
16 16 19 22 24
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 2 - 42
5.
Kritische succesfactoren 5.1 5.2 5.3 5.4
30
Oefencoördinator Oefenleider Coördinator Bevelvoerder- en officierstrainingen Geïntegreerd registratiesysteem
30 30 30 30
6.
Samenvatting doelstellingen
31
7.
Begroting
32
7.1 Regionale begroting 7.2 Lokale / Cluster / districtsbegroting
32 34
Bijlagen 1 2 3 4 5 6
Afkortingenlijst Overzicht reguliere en specialistische opleidingen overzicht aantal functionarissen module rampenbestrijding Aantal oefenleiders Beschrijving competenties oefenleider Beschrijving competenties waarnemer
35 36 37 38 39 41
Vaststelling: Werkgroep OTO
dd:
30 juni 2009
Programmacommissie
dd:
08 september 2009
Regionaal Managementteam
dd:
29 september 2009
HPO overleg
dd:
24 augustus 2009
Dagelijks bestuur
dd:
7 november 2009 ter kennisgeving
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 3 - 42
Aanpassingen / veranderingen / knelpunten 2010 – 2013 In het algemeen zijn tekstuele correcties toegepast om het plan actueel te houden. 1.1. en 1.2. De inleiding en ontwikkelingen zijn aangepast aan de jaarschijf 2010 - 2013. 1.6. Evaluaties van oefeningen en opleidingen zijn beter verankert in het kwaliteitsdenken. 2.4. Vaststellen en afstemmen oefenroosters is veranderd. 3.2.2. Instroomniveau van nieuwe brandweermensen als knelpunt opgenomen. 3.2.3. Positionering instructeur zal veranderen naar docent, dit heeft gevolgen. 3.2.4. Borging en professionalisering van de traject en werkplekbegeleiding bij de officiersopleiding. 3.2.5. Manschap- en middenkaderopleiding. Ombuigen van een modulaire structuur naar een functiegerichte structuur. 3.3.2. Oefenleiders, ondanks start van bij- en scholing van oefenleiders, is het aantal oefenleiders divers en diffuus. 3.3.8. Registratie oefenen officieren. Op dit moment binnen de regio en bij de korpsen, dit is een ongewenste situatie waarbij geen overall beeld kan weergeven. 3.3.10. Toetsingskader, Dit onderdeel beschreef dat de Arbeidsinspectie de leidraad als referentiepunt neemt om te toetsen. Dit onderdeel is verwijderd omdat nagenoeg alle korpsen met de leidraad werken. 4.2.1. Opleidingsniveau brandweermensen is zover het mogelijk is aangepast aan het nieuwe leren. 4.2.2. Borging trajectbegeleiding officiersopleiding. Dit moet meegenomen worden in het totale beeld van trajectbegeleiding en is derhalve nog niet geborgd. 4.4.16. Rijvaardigheid van repressieve piketfunctionarissen. De borging van de vaardigheden van deze functionarissen dient ingericht te worden. 5.2. Inzet van oefenleiders, wordt vanaf 2009 vorm gegeven aan de bijscholing van zittende oefenleiders en het opleiden van nieuwe oefenleiders. 5.5. Herziene leidraad is vervallen. Wordt uitvoering aan gegeven.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 4 - 42
Vordering en aanpassingen van de doelstellingen Doelstelling 2, Samen vaststellen van doelstellingen is in 2009 niet gehaald. Nog niet alle korpsen werken samen op dit gebied. Waardoor de eigen oefenroosters niet afgestemd zijn. Doelstelling 3, Uitvoering van het maken tot uitvoeren van het beleidsplan voor de brandweer werkt volgens de getekende schema’s, inclusief input leveren aan het multidisciplinaire planvorming. Echter het gewenste oefenvolume van de brandweer wordt gefrustreerd door bezettingsproblematiek bij GHOR en Politie. Doelstelling 4, In de oude doelstelling 4 werd gesproken over de ontwikkeling van een standaard jaarplan, dit onderdeel is gerealiseerd. Vanaf 2010 dienen alle korpsen jaarlijks een afgestemd jaarplan te maken. Doelstelling 5, gestandaardiseerd beleidsplan is intussen vervaardigd. Dit punt is gerealiseerd. Doelstelling 7, een getrapt overleg tussen het werkveld en het management is gerealiseerd en gestructureerd. Doelstelling 8, Uiterlijk in 2010 is onderzoek gedaan naar integratie van softwarepakket(ten). Doel is hoe het oefenen en opleiden eenduidig binnen de regio kan worden bijgehouden en geregistreerd. De aanzet is geweest. Het RMT heeft gekozen voor een personeelspakket (Fireman) binnen de regio. Het regionaal oefenregistratie pakket zal integraal opgenomen worden. Doelstelling 10, Het inhalen van de achterstand voor het volgen van een basisopleiding rampenbestrijding is gehaald. Derhalve is deze doelstelling vervallen. Het opleiden van nieuwe functionarissen is een continue proces. Doelstelling 11, het leiden van oefeningen door opgeleidde oefenleiders is verlengd van 2010 naar 2012. Dit heeft als reden dat de opleidingen en bijscholingen oefenleider midden 2009 gestart zijn. De vraag is zo hoog dat (bij)scholing meer dan één jaar in beslag zal nemen. Doelstelling 12, is achterhaald omdat alle korpsen bezig zijn met meting van de repressieve ondermaat. Doelstelling 13, het volgen van de herziene Leidraad oefenen is vervallen. Nagenoeg elk korps binnen de regio volgt de herziene leidraad oefenen. Doelstelling 14, ieder manschap dient jaarlijks één dagdeel realistisch te oefenen is gehaald en onderdeel van de leidraad, derhalve als continue proces binnen het oefenen aan te merken. Doelstelling 15, het samenwerken op het gebied van bevelvoerderstrainingen vanaf 2009 is niet behaald. Enerzijds heeft bureau Opleiden en Oefenen geen deskundige persoon op tijdelijke inhuur kunnen vinden, anderzijds wordt binnen de regio nog divers gewerkt. Deze doelstelling is alleen te halen door regionaal te initiëren en te faciliteren. Dit onderdeel is separaat uitgewerkt. De doelstelling wordt verplaatst naar 2010. Doelstelling 16, het structureel oefenen en trainen van (H)OVD’en is vanaf 2009 ingericht.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 5 - 42
1.
Inleiding
1.1
Inleiding
De brandweeropleidingen worden momenteel landelijk tot middenkader niveau omgebouwd tot functiegerichte opleidingen. Vanaf het middenkaderniveau en hoger wordt meer competentiegericht opgeleid. Met dit gegeven in het achterhoofd zal ook uiteindelijk het oefenen veranderen. Begin 2009 werken nagenoeg alle brandweerkorpsen inclusief het regiobureau met de herziene leidraad oefenen. Naast alle veranderingen zal de regionalisatie van de brandweer in welke vorm dan ook als een rode draad door de beleidsperiode lopen. Naast alle monodisciplinaire veranderingen is het besef gegroeid dat een goede en adequaat optredende crisismanagementorganisatie begint met elkaar kennen en begrijpen. Multidisciplinair is afgesproken elkaar actief op te zoeken om ook op basaal niveau daar waar mogelijk samen te werken. Naast dit monodisciplinaire beleidsstuk zal jaarlijks een opleidings- en oefenjaarplan, waarin onder andere een jaaroverzicht met opleidingen, oefeningen en oefendoelstellingen beschreven worden. De oefendoelstellingen worden per jaar bepaald en vloeien voort uit evaluatie van inzetten en oefeningen en beleidsdoelstellingen van de voorgaande jaren en de nog te ontwikkelen competentieprofielen. Aan het einde van het jaar wordt het oefenjaar geëvalueerd. Leerpunten worden meegenomen in het volgende oefenjaar.
1.2
Ontwikkelingen
Op het gebied van duiken maakt de brandweer binnen Nederland, dus ook binnen onze regio een behoorlijke verandering door. Bij het schrijven van de jaarschijf 2010 – 2013 zijn op delen de opleidingen stilgelegd en worden examineringen slechts mondjesmaat en als maatwerk uitgevoerd. In het algemeen kan worden gesteld dat er veel onduidelijkheid is over de inrichting van de duikopleiding en de duikoefeningen. In 2009 en 2010 zullen verschillende commissies op landelijk en regionaal niveau bezig zijn met de normering van het opleiden en oefenen. Dit zal via Amvb in de Wetgeving als grondlegger dienen. In 2009 is een aanvang gemaakt met het structureel inrichten van de sectie brandweer. Om met de landelijke ontwikkelingen aansluiting te houden is het noodzakelijk dat in 2010 het nieuwe leren geïmplementeerd wordt binnen de regio Limburg-Noord. Vanaf eind 2008 zijn de programmacommissies geherstructureerd. Hierdoor is het noodzakelijk om op termijn het oefencoördinatorenoverleg samen te laten vloeien met de nieuw opgerichte werkgroep Opleiden Trainen en Oefenen. Tot die tijd zal het oefencoördinatorenoverleg onder de werkgroep resulteren.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 6 - 42
1.3
Opbouw
Het document start met deze inleiding, waarna in hoofdstuk 2 de organisatie in het kader van opleiden en oefenen in de regio Limburg-Noord wordt beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de knelpunten uit de vorige beleidsperiode. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven, dit is opgesplitst in een algemeen- een opleiding en een oefendeel. Hoofdstuk 5 beschrijft de kritische succesfactoren die noodzakelijk zijn om het opleiden en oefenen kwalitatief goed te organiseren. In hoofdstuk 6 wordt de implementatie en de beslismomenten beschreven. De nota sluit af met hoofdstuk 7 waarin de begroting is beschreven. Toelichtingen en uitwerkingen vindt u in de bijlagen. In grijs getinte kaders worden in het gehele document telkens de belangrijke beslismomenten uitgelicht.
1.4
PDCA
Het monodisciplinaire beleidsplan Opleiden en Oefenen zal jaarlijks dynamisch volgens de PDCA (plan do check act) cyclus aangepast en verlengd worden. Dit houdt in dat niet langer telkens een nieuw beleidsdocument wordt gemaakt maar dat jaarlijks het beleid aan de vraagstelling wordt aangepast.
1.5
RI&E
In maart 2008 is de Risico-inventarisatie en evaluatie naar de arbeidsveiligheid tijdens het repressieve optreden en opleiden en oefenen (de warme RI&E), afgesloten. Elk korps en het regiobureau brandweer beschikken over een Plan van Aanpak om de risico’s weg te nemen dan wel te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Uit de RI&E en de plannen van aanpak blijkt dat een aanzienlijk deel van de actiepunten betrekking heeft op het oefenen; de rode draad is dat het deelproces ‘oefenen’ structureel versterkt moet worden. Een aantal actiepunten uit de warme RI&E zijn al in dit beleidspan verwerkt, een aantal andere actiepunten wordt in de loop van de beleidsperiode en dus volgende jaarschijf opgenomen.
1.6
Evaluatie / Leeragentschap
Evaluaties maken sinds lang onderdeel uit van alle regionale oefeningen. Evaluaties van opleidingen worden binnen Opleiden en Oefenen alleen intern gebruikt. Nieuw zal zijn dat relevante evaluaties in het RMT teruggekoppeld zullen worden. Hiermee wordt bereikt dat evaluaties geborgd worden in het PDCA proces. Leer- verbeterpunten zullen met het leeragentschap besproken worden. Het leeragentschap is verantwoordelijk voor de eventuele implementatie van deze leer- en verbeterpunten.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 7 - 42
2
Taakstelling vakbekwaam worden en blijven
De organisatie van het opleiden en oefenen is tweeledig, enerzijds is er een regionale taakstelling, anderzijds is er een gemeentelijke taakstelling. Binnen dit hoofdstuk worden deze onderdelen gezamenlijk beschreven.
2.1
Betrokken wetgeving
De ingewikkelde en complexe samenleving noopt tot een adequate en snelle interventie bij brand- ongeval, ramp of crisis. Als basis voor deze uitgangspunten dient de brandweerorganisatie zowel gemeentelijk alsook regionaal goed voorbereid te zijn op haar taakstelling. De basis taakstellingen zijn terug te vinden in verschillende wettelijke regelingen. Enkele belangrijke wetgevingen1 in het kader van opleiden en oefenen zijn de Wet Rampen en Zware Ongevallen en de Brandweerwet 1985. Daarnaast is de Arbo Wet niet onbelangrijk voor de brandweer, hierin staat onder andere beschreven het geven en ontvangen van onderricht als voorbereiding op de taakstelling. In de nabije toekomst zullen de Wet op de Veiligheidsregio en het Besluit kwaliteit brandweerpersoneel een cruciale rol gaan spelen in een verplichte ondermaat.
2.2
Doelgroep
Het opleiding- en oefenbeleid is gericht op alle operationele brandweerfunctionarissen werkzaam binnen de gemeentelijke en regionale brandweerorganisatie en het personeel van de meldkamer brandweer.
2.3
Competenties en functiegericht
Binnen het opleidingsland wordt gesproken over competenties en het verwerven ervan. Binnen de brandweerwereld wordt meer en meer competentiegericht gedacht en gewerkt. Vanuit het repressieve blikpunt wordt tot het middenkaderniveau gesproken over functiegericht opleiden en oefenen, zijdelings heeft dit niveau met competenties te maken. Vanaf het middenkaderniveau is duidelijk sprake van het verwerven en onderhouden van competenties. Dit betekent dat het vakbekwaam blijven een cyclus is die het levenlang leren noodzakelijk maakt. Dit is de reden dat voor alle niveaus het levenlang leren (Long Life Learning), onderdeel van de nota vakbekwaamheid brandweer van 2004 (uitgegeven door BZK) gevolgd zal worden.
1
peildatum juni 2009
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 8 - 42
longlife learning curve
Doelstelling 1: Levenlang leren Eind 2010 wordt volgens het principe levenlang leren opgeleid en geoefend.
2.4
Afstemmen en samenwerken
Afstemmen en samenwerken maakt vanzelfsprekend onderdeel uit van de kwaliteitsborging van de vakkennis binnen de brandweer Limburg-Noord. Derhalve stemt de werkgroep OTO oefenroosters en jaardoelstellingen af en worden deze jaarlijks door het Regionaal Managementteam vastgesteld.
Doelstelling 2: Afstemming en samenwerking Jaarlijks worden binnen Limburg-Noord door de korpsen en het regiobureau gezamenlijke oefendoelstellingen geformuleerd en vastgesteld.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 9 - 42
2.5
Afbakening en kadering
Tot en met het middenkaderniveau is het lokale korps verantwoordelijk voor het opleiden en getraind houden van haar brandweerpersoneel. Vanaf het kaderniveau en voor de verschillende specialismen is het regiobureau brandweer verantwoordelijk. Deze verantwoordelijkheid is verdeeld in het lokale korpsdeel, zij zorgen dat het personeel tot het gewenste niveau wordt / is opgeleid en een regionale verantwoordelijkheid het op peil houden van repressieve vaardigheden.
2.6
Opleiden binnen de Regio Limburg-Noord
Het regiobureau brandweer heeft als een van haar kerntaken het verzorgen van de brandweeropleidingen tot en met het middenkaderniveau voor de brandweerkorpsen binnen Limburg-Noord. Voor deze opleidingen geldt dat deze centraal worden aangestuurd en daar waar mogelijk zo dicht mogelijk bij de cursist worden uitgevoerd. Vanaf officiersniveau wordt met een duaal stelsel gewerkt. Dit houdt in dat de student zowel op de werkplek in de regio alsook bij het NIFV onderwijs geniet.
2.7
Oefenen binnen de Regio Limburg-Noord
Binnen de regio Limburg-Noord wordt vooral het oefenen op verschillende manieren geïnitieerd en uitgevoerd. De aansturing en uitvoering van het oefenen is erg divers.
2.8
Specialistische taken
Specialistische taken zijn ondergebracht bij de lokale korpsen in de regio. De regie over het oefenen van de specialistische taken is regionaal georganiseerd, de uitvoering is veelal op lokaal niveau geregeld. De lokale korpsen dienen de oefendata en momenten regionaal terug te koppelen.
2.9
Multidisciplinaire aansluiting
Het multidisciplinaire beleidsplan wordt opgesteld door een multidisciplinaire werkgroep opleiden en oefenen. De leden van de werkgroep zijn vertegenwoordigers van de brandweer, politie, gemeente en GHOR. Elke vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de afstemming binnen de eigen kolom bij de totstandkoming van het multidisciplinaire beleidsplan Opleiden en Oefenen. De mono- en multidisciplinaire beleidsplannen en jaarplannen worden op elkaar afgestemd.
2.10 Samenhangende structuur Uitgangspunt is dat het opleiding- en oefenbeleid vertaald wordt in een multidisciplinair jaarplan. Zoals gezegd dient elke kolom zijn behoefte zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 10 - 42
Elke kolom (brandweer, politie, GHOR en gemeente) is verantwoordelijk voor het opstellen van de monodisciplinaire meerjaren beleidsplannen en de concrete jaarplannen. Op basis van deze jaarplannen vindt in de werkgroep multidisciplinair opleiden en oefenen afstemming plaats voor het combineren van afzonderlijke opleidingen en oefeningen. In 2.11 is de structuur nader uitgewerkt. Op basis van het voorgaande wordt jaarlijks een multidisciplinair jaarrooster gemaakt. Hierdoor is het mogelijk om doelmatiger samen te werken.
2.11 Uitwerking structuur 2.11.1 Jaarlijkse cyclus oefenplanning
De jaarcyclus is zo opgebouwd dat telkens vanuit het beleidsplan jaarplannen voor het opvolgend jaar geformuleerd zullen worden. Vanuit de afzonderlijke jaarplannen en het beleidsplan zal een Multidisciplinair jaarplan gemaakt worden.
2.11.2 Jaarplan brandweer
Jaarlijks worden oefendoelstellingen bepaald. De oefendoelstellingen worden onder andere gedestilleerd uit evaluaties en leermomenten van inzetten en oefeningen, alsmede wettelijke veranderingen. Deze oefendoelstellingen worden in gezamenlijkheid tussen de districts- en regionale oefencoördinator vastgesteld en daarna ter goedkeuring aan het RMT van de brandweer aangeboden.
Doelstelling 3: implementatie structuur Eind 2010 wordt met de structuur uit dit hoofdstuk (2) gewerkt.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 11 - 42
3.
Knelpunten huidige situatie
Van belang is dat de knelpunten van de afgelopen beleidsperiode inzichtelijk gemaakt worden. Daarbij zijn de knelpunten ondergebracht in drie hoofdgroepen namelijk een algemeen deel, opleiden en tenslotte oefenen.
3.1
Algemene knelpunten
Binnen de regio Limburg-Noord wordt zeer divers het opleiding- en oefenbeleid en de uitvoering ervan omschreven. Er zijn korpsen die geen opleidings- oefenbeleidsplan hebben. Daarnaast wordt met verschillende jaarplannen gewerkt. Dit is verwarrend en afstemming is hierdoor nauwelijks mogelijk.
3.2
Knelpunten opleiden
3.2.1 Frequentie organiseren van opleidingen Regionaal zijn er geen afspraken welke opleidingen op welk tijdstip georganiseerd worden. Hierdoor kunnen korpsen minder goed de opleidingen dicht bij huis laten organiseren.
3.2.2 Verschil instroom- en opleidingsniveaus binnen de korpsen Er is momenteel geen ondermaat en aanname beleid voor nieuwe brandweermensen. Dit kan resulteren in onnodig veel persoonlijke begeleiding voor personen die niet aan minimaal LBO opleidingsniveau voldoen. Daarnaast beïnvloed dit gegeven ook de examenresultaten en het aantal herexamineringen. Ook bestaat er tussen de korpsen onderling verschil in de wijze en hoogte van opleidingen. Zo zijn er verschillende opvattingen over de noodzakelijke opleidingen totdat een brandweerman voor de basisbestrijding is opgeleid. Er zijn korpsen die de brandwacht 1e klas opleiding als ondernorm aanhouden, er zijn korpsen die Hoofdbrandwacht als ondernorm aanhouden en er zijn korpsen die enkele hoofdbrandwacht modules als ondernorm aanhouden. Knelpunt is dat niet alle brandweermensen voor de basistaak gevaarlijke stoffen zijn toegerust. Ook bestaat er verschil van opvatting over de opleiding tot bevelvoerder, de ondernorm varieert van onderbrandmeester tot brandmeester. Knelpunt hierbij is dat voor grootschalige rampenbestrijding de module brandmeester repressie noodzakelijk is. Dit verschil zal op termijn natuurlijk verdwijnen door de veranderende opleidingsstructuur.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 12 - 42
3.2.3 Positionering instructeur In het functiehuis brandweer is de nieuwe Instructeur (wordt docent) anders gepositioneerd dan in de huidige situatie. De andere positionering heeft tot gevolg dat de studiebelasting van de nieuw op te leiden docent van 120 naar 320 uren stijgt. De zittende (theorie)instructeurs kunnen alleen gelijkgesteld worden door gebruik te maken van eerder verworven competenties. Knelpunt kan zijn dat er onvoldoende brandweermensen genegen zijn om een langdurige opleiding te volgen en de kosten erg hoog zullen zijn. Bij het nieuwe leren zal het echter noodzakelijk zijn om te werken met docenten. In de komende beleidsperiode zal een oplossingrichting aangeboden worden.
3.2.4 Officiersopleiding De officiersopleiding / managementopleiding is in 2006 omgebouwd naar competentie gericht opleiden volgens een duaal leerstelsel. Op dit moment is de trajectbegeleiding nog steeds niet structureel geborgd. Voor de komende beleidsperiode zal de werkgroep OTO met een oplossingsrichting voor de trajectbegeleiding en de professionalisering van de werkplekbegeleider komen.
3.2.5 Manschap- en middenkaderopleiding In 2010 is het noodzakelijk om met de nieuwe functiegerichte manschap- en middenkader opleidingen te starten. Beleidsjaar 2009 zal benut moet worden om de opleidingsorganisatie om te buigen. Bureau Opleiden en Oefenen is op dit moment in samenspraak met de werkgroep OTO volop bezig met het voorbereiden van deze veranderingen.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 13 - 42
3.3
Knelpunten oefenen
3.3.1 Organisatie oefenen Oefenbeleid wordt versplinterd en decentraal uitgevoerd waarbij ieder korps vanuit het samenwerkingsverband (cluster / district) en regionaal niveau organiseert. Ieder samenwerkingsverband werkt vanuit zijn eigen oefenbeleid. Samenspraak en afstemming is onvoldoende aanwezig. Hierdoor wordt in grote diversiteit de herziene oefenleidraad uitgevoerd of gevolgd. Afhankelijk van het samenwerkingsverband zullen nieuwe ontwikkelingen wel of niet ingevoerd worden. Binnen de samenwerkingsverbanden zijn over het algemeen oefencoördinatoren aangesteld. Echter de oefenorganisatie is bij de samenwerkingsverbanden en bij het regionaal bureau op verschillende manieren ingericht. Samenwerking tussen deze verbanden en een minimaal gelijkwaardig oefenniveau kan hierdoor gevaar lopen. 3.3.2 Oefenleiders In 2009 is een aanvang gemaakt met het opleiden en bijscholen van oefenleiders ten bate van het begeleiden, waarnemen en het borgen van de veiligheid bij oefeningen. Deze scholing wordt gefinancierd vanuit het ESF fonds. Knelpunt hierbij is dat korpsen wisselend aandacht schenken aan de professionele begeleiding van oefeningen. Bij korpsen die op dit punt onvoldoende investeren kan de kwaliteit en veiligheid gevaar lopen. Er is op dit moment geen eenduidigheid waardoor onderlinge uitwisseling binnen korpsoefeningen niet mogelijk is. 3.3.3 Deelname aan oefeningen De vrijblijvendheid bij oefeningen/bijscholingen is momenteel groot. Wanneer functionarissen niet kunnen deelnemen aan oefeningen, heeft dit verder geen consequenties voor de persoon. Dit gebeurt op alle niveaus. Het voorbereiden en oefenen wordt hierdoor op momenten behoorlijk gefustreerd en het kost onevenredig veel tijd om het oefenen in goede banen te leiden. Naast het testen en uitproberen van (nieuwe) procedures is het voor de organisatie niet inzichtelijk of de bewuste functionaris de competenties c.q. vaardigheden bezit die noodzakelijk zijn voor het (blijven) uitvoeren van zijn functie. 3.3.4 Registratie Op dit moment wordt binnen de regio op diverse manieren de geoefendheid, lees hier opkomst, geregistreerd. Het is op dit moment onmogelijk om op juiste wijze een gekoppeld beeld te geven van de geoefendheid en de beoefende competenties. Binnen de korpsen en regio zijn verschillende softwarepakketten voor registratie in gebruik. Uitwisselen van gegevens is niet mogelijk en wordt als een groot gemis beschouwd. Knelpunt hierbij is dat vaak dubbel en fout geregistreerd wordt.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 14 - 42
3.3.5 Centralisten De centralisten zijn op dit moment niet in het oefenbeleid geïncorporeerd. Hierdoor is de oefenketen van de brandweer niet compleet. Bij het grootschalig oefenen wordt niet consequent de brandweermeldkamer betrokken. Wordt de meldkamer betrokken dan wordt het erbij gedaan. Leunen op de meldkamer kan oefeningen in gevaar brengen. Knelpunt hierbij is dat er onvoldoende routinematig gehandeld kan worden volgens de geldende procedures. 3.3.6 Bevelvoerderstraining Bevelvoerderstrainingen worden erg divers afgewerkt, er zijn korpsen die volgens een vast schema bevelvoerders conform de leidraad trainen en er zijn korpsen die de bevelvoerders in hun eigen oefenprogramma getraind proberen te houden. Er wordt regionaal niet afgestemd of uitgewisseld. Knelpunt is dat er niveauverschil in de korpsen onderling aanwezig is. Bevelvoerders zijn alleen bij het eigen korps inzetbaar. Een bekend knelpunt is verder dat een bevelvoerder tevens ingezet wordt als instructeur / oefenleider. Hierdoor kan de oefening van de functie als bevelvoerder knellen. Onvoldoende zelf oefenen of de eigen beschreven / uitgezette scenario’s trainen komen voor. Mede hierdoor kan een bevelvoerder onvoldoende oefenmomenten aangeboden krijgen. Het laatste knelpunt voor bevelvoerders is het realistisch oefenen. Op korps / cluster / districtsniveau kan dit onderdeel onvoldoende georganiseerd worden. Vanaf 2010 wordt een aanvang gemaakt met het realistisch oefenen voor bevelvoerders. 3.3.7 Registratie oefeningen regionale functionarissen Zoals al aangegeven bij punt 3.3.4 wordt binnen de regio divers geregistreerd. Tot middenkaderniveau is dat de verantwoordelijkheid van de korpsen. Echter (hoofd)officieren van dienst vallen onder de verantwoordelijkheid van het regiobureau. Door de versplintering van de registratie kan het oefenbeeld van deze groep functionarissen niet worden weergegeven. 3.3.8 Grootschalig optreden Er wordt nog weinig geoefend waarbij oefeningen vanuit het einddoel rampenbestrijding en verschillende operationele niveaus en eenheden met elkaar gekoppeld zijn. Lokale oefenroosters en het regionale oefenrooster zijn nog onvoldoende op elkaar afgestemd. Er is weinig verband tussen de lokale oefeningen en de oefeningen op regionaal niveau. Knelpunt is dat de regionale oefeningen als eindoefeningen niet altijd aansluiten bij de voorbereiding op korpsniveau. Gevolg is dat op lokaal niveau nogmaals eindtoetsen georganiseerd moeten worden, dit kost uiteindelijk meer (oefen)tijd.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 15 - 42
4.
Gewenste situatie
De knelpunten zoals genoemd in hoofdstuk 3 worden in dit hoofdstuk gekoppeld aan de gewenste situatie van de opleiding- en oefenorganisatie. De punten komen niet in dezelfde volgorde terug maar zijn gekoppeld in logische alinea’s. Het hoofdstuk is in drie aandachtsvelden ingedeeld, namelijk een algemeen deel, daaropvolgend het onderdeel opleiden en tot slot het onderdeel oefenen.
4.1
Algemeen
4.1.1 Plannen Om de eenduidigheid en effectiviteit te bevorderen is het noodzakelijk om met één format voor gemeentelijke / districtelijke opleiding- en oefenbeleidsplannen en jaarlijkse oefenplannen te werken. Dit verhoogt de eenduidigheid en leesbaarheid voor de bestuurder en gebruikers. Vanaf 2009 is er een eenduidig format beschikbaar voor de korpsen. Nog niet alle korpsen werken met een jaarplan. Doelstelling 4: Oefenjaarplan Vanaf 2010 wordt er door alle korpsen met het gestandaardiseerd oefenjaarplan gewerkt.
Doelstelling 5: is gerealiseerd en derhalve vervallen.
4.1.2 Kwantiteit opleidingen tot en met middenkaderniveau Alle opleidingen tot en met het niveau middenkaderniveau worden zoveel mogelijk binnen de regio georganiseerd. Niet alle opleidingen kunnen jaarlijks georganiseerd worden, dit hangt veelal af van het aantal aanmeldingen. Groot voordeel van het organiseren binnen de eigen regio is dat er een wisselwerking tussen de korpsen en het opleidingsinstituut aanwezig is. Veel know how en up to date kennis is daardoor vanzelfsprekend. Deze know how is daardoor direct toepasbaar in de dagelijkse repressieve uitvoering op korpsniveau, immers de instructeur die vanuit het lokale korps geworven wordt zal ver boven de te doceren stof staan en de laatste ontwikkelingen in het lokale korps kunnen toepassen. De actualiteit van de brandweerorganisatie wordt met deze werkwijze significant vergroot. Daarnaast hebben de lokale brandweerkorpsen met deze benaderingswijze direct invloed op het minimale kwaliteitsniveau van opleiden.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 16 - 42
Ondanks het gegeven dat niet alle opleidingen jaarlijks te organiseren zijn, zal het noodzakelijk zijn om voor basale brandweeropleidingen een minimale startgarantie af te geven. Middels de startgarantie wordt de continuïteit voor de paraatheid van de korpsen en reistijden binnen de regio Limburg-Noord gegarandeerd. Concreet houdt bovenstaande het volgende in: • jaarlijks minimaal één manschapopleiding organiseren; • ieder tweede jaar minimaal één opleiding middenkaderniveau; • iedere drie jaar minimaal één opleiding met de voorkomende specialismen. Ervaringscijfers leren dat het (financiële)risico minimaal is. Normaliter worden voor de opleidingen met startgarantie voldoende kandidaten aangemeld. In bijlage 2 staan de nieuwe functiegerichte opleidingen opgesomd.
Doelstelling 6: Vast plannen van opleidingen Vanaf 2010 zullen opleidingen georganiseerd worden volgens het gestelde in 4.1.2.
4.1.3. Organisatie van de werkgroep OTO In het verlengde van het startdocument (afgebeelde aantallen willekeurig gekozen) “oefenen als professie” is er door ieder korps een oefencoördinator aangewezen. De oefencoördinator zal via Werkgroep een getrapt model participeren OTO in het oefenbeleid. De structurering van dit OTO overleg houdt in dat er naast een voorzitter, het bureauhoofd Opleiden en Oefenen de regionale oefencoördinator, de district oefencoördinatoren zitting zullen nemen in dit overleg. Daarnaast zullen de districtscoördinatoren overleg hebben met de lokale oefencoördinatoren volgens bijgaand getrapt model. Het uiteindelijke doel zal een gestructureerd en getrapt overleg tussen de districten en het Regionaal managementteam zijn.
Doelstelling 7: vervallen is gerealiseerd.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 17 - 42
4.1.4 Registratie opleiden en oefenen Om kwalitatief en kwantitatief de opleidingen en oefeningen te kunnen volgen dient er geregistreerd te worden. Registratie is een middel om aan te tonen dat er opgeleid is en dat de geoefendheid organisatorisch en op persoonsniveau kwantitatief en kwalitatief in orde is. Daarnaast dienen specialismen centraal geregistreerd te worden. Uitgangspunt bij de registratie is dat alle korpsen inclusief het regionaal oefenbureau het oefenen registreren. Verder is het van belang dat oefenleiders en oefeningen uitgewisseld kunnen worden. Het strekt tot aanbeveling om op regionaal niveau met één softwarepakket te werken zodat deze doelstelling verwezenlijkt kan worden.
Doelstelling 8: Software bij registreren, doelstelling is achterhaald.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 18 - 42
4.2.
Opleiden (vakbekwaam worden)
Opleiden is een wezenlijk onderdeel om functies in beginsel te kunnen uitvoeren (de beginnende beroepsbeoefenaar). In dit hoofdstuk worden de brandweeropleidingen beschreven. Opleidingen tot middenkaderniveau worden zoveel mogelijk binnen de eigen regio georganiseerd. Boven dit niveau wordt de opleiding in coöperatie met het NIFV uitgevoerd. 4.2.1 Opleidingsniveau Het functiehuis zal in de nabije toekomst duidelijkheid brengen over de te volgen opleiding, voor zowel manschap bevelvoerder als ook specialistisch niveau. De gelijkstelling tussen de oude en de nieuwe opleiding kan niet in alle gevallen één op één plaatsvinden. Zodra hier duidelijkheid over bestaat zal dit in een volgende jaarschijf opgenomen worden. Ondanks dit gegeven is er binnen de regio Limburg-Noord in de overgangsfase behoefte om het minimale opleidingsniveau voor de basiszorg te borgen. De borging kan op de volgende wijze gerealiseerd worden: 1.
Uitvoerend niveau basiszorg Manschap A functiegericht opgeleid. Tot de implementatie van de nieuwe opleiding zal brandwacht 1e klasse aangevuld met de module Hoofdbrandwacht verkenner gevaarlijke stoffen noodzakelijk zijn. In deze aanvullende module wordt alle noodzakelijke meetapparatuur behandeld die nodig is om de veiligheid te borgen bij de bestrijding van een incident met gevaarlijke stoffen.
2.
Bevelvoerdersniveau De functiegerichte opleiding bevelvoerder nieuwe stijl. Tot de invoer van de nieuwe opleiding wordt de opleidingsnorm gehanteerd van Brandmeester. Delen van de brandmeesteropleiding zullen standaard in de nieuwe opleiding zijn geïntegreerd. Voor studenten die de studie bij de overgang naar het nieuwe stelsel de studie niet afgerond hebben zal BM 508 verplicht zijn.
3.
Officiersniveau Voor functies op officiersniveau geldt dat vooral competentiegericht wordt opgeleid. Dit houdt in dat personen die een functie op officiersniveau vervullen, afhankelijk van de functie, een opleiding hiervoor moeten hebben genoten. Verder gelden de uitgangspunten zoals geformuleerd in de “uitwerknotitie werkend leren”
4.
Meldkamerpersoneel Personeel werkzaam in de meldkamer brandweer is opgesplitst in twee categorieën. • De eerste categorie is algemeen centralist, opleidingsniveau hoofdbrandwacht; • De tweede categorie is brandweerkundig centralist, opleidingsniveau onderbrandmeester. Beide categorieën dienen de opleiding basismodule rampenbestrijding te volgen.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 19 - 42
5.
Docent Nieuwe docenten zullen de functiegerichte opleiding docent moeten volgen. Zittende instructeurs die werkzaam zijn binnen het opleidingsinstituut zullen minimaal het (het oude) diploma instructeur moeten bezitten. Daarnaast zullen (nieuw geschoolde) instructeurs in afwachting van de herziening van deze opleiding een verplichte bijscholing moeten ondergaan in competenties en actieve leervormen. Binnen de regio is gekozen om tijdens de overgang naar de nieuwe docentenopleiding toch bij te scholen omdat het bij verschillende opleidingen al noodzakelijk is om met activerende leervormen en competenties te werken. Tijdens deze beleidsperiode zijn er voorstellen om 12 docenten op te leiden.
6.
Trajectbegeleider Binnen het nieuwe onderwijsstelsel is een belangrijke taak voor de trajectbegeleider weggelegd. De trajectbegeleider dient de vorderingen van de student te bewaken en vormt een belangrijke schakel tussen korpsen, opleidingsinstituut en de student.
Landelijk wordt volop gewerkt aan het ombouwen van de brandweeropleidingen tot en met bevelvoerdersniveau en de specialistische modules. Eind 2010 zullen nagenoeg alle opleidingen omgebouwd zijn. Landelijk wordt 2010 als implementatiejaar voor de nieuwe opleidingen gezien. In de nabije toekomst zullen de opleidingen gekoppeld zijn aan het Besluit kwaliteit brandweerpersoneel. Dit besluit is inmiddels door de 2e kamer goedgekeurd en ligt voor besluitvorming in de 1e kamer voor. In dit besluit zijn de functies gekoppeld aan het te volgen opleidingsniveau. Limburg-Noord zal na besluitvorming zich conformeren aan de nieuwe norm. Doordat besloten is alleen de manschap A nieuwe stijl als pilot te starten, kan voor het zittend personeel niet geheel in geschat worden of er voldoende uitloop gegarandeerd is om diplomering oude stijl te kunnen voltooien. De huidige inschatting is dat vanaf 2012 in verband met de certificering geen oude opleidingen meer georganiseerd kunnen worden.
Doelstelling 9: opleiden brandweerpersoneel Eind 2010 worden alle brandweermensen volgens het bovenliggende model opgeleid.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 20 - 42
4.2.2 Officiersopleidingen Opleidingen op officiersniveau / brandweermanagement worden landelijk via het NIFV in samenwerking met de regio’s in een zogenaamd duaal systeem georganiseerd. Studenten worden door het regiobureau aangemeld en doorlopen leergangen met een leerwerkplek binnen de eigen regio. De leerwerkplek voor het hoogste niveau officiersopleidingen zullen veelal bovenregionaal georganiseerd moeten worden. Naast het leerwerkplek onderdeel wordt ook klassikaal onderwijs op het NIFV verzorgd. De inrichting van het leerstelsel voor deze officiersopleiding is een regionale taakstelling die middels de uitwerknota “werkend leren” is beschreven. In de nabije toekomst dient via een separate nota het wervings- en selectiebeleid nader uitgewerkt te worden. De gemandateerde trajectbegeleider heeft een coördinerende rol bij het aanmelden, onderbrengen en begeleiden van studenten. De leerwerkplekbegeleider is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het leren op de werkplek door de student. De verwachting is dat de borging en inrichting in 2010 geregeld is.
4.2.3 Opleidingen basisrampenbestrijding Brandweerfunctionarissen die een taak hebben binnen de specifieke onderdelen van rampenbestrijding en crisisbeheersing dienen minimaal een basisopleiding rampenbestrijding te hebben genoten. Daarnaast kunnen aanvullende opleidingen noodzakelijk zijn voor specifieke taakstellingen binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Bij verschillende officiersleergangen is de basis rampenbestrijding en crisisbeheersingopleiding onderdeel van hun opleiding. Voor deze doelgroep zal een vrijstelling zijn verleend. Doelstelling 10: Opleiding rampenbestrijding is gehaald, derhalve vervallen
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 21 - 42
4.3.
Oefenen (vakbekwaam blijven)
Zoals eerder genoemd is het oefenen een wezenlijk onderdeel om kennis, vaardigheden en competenties op peil te houden of op een hoger niveau te brengen. In dit hoofdstuk is het oefenen beschreven, waarbij ingegaan wordt op taakstellingen en de organisatie maar ook op de ondermaat van de te houden oefeningen. Tevens zal de registratie beschreven zijn. 4.3.1 Oefencoördinator De spil en de motor achter een goede oefenorganisatie is de oefencoördinator. De oefencoördinator zorgt voor de randvoorwaarden. Hij stemt de beleidsmatige aspecten af en bereidt ze voor. 4.3.2 Taakstellingen oefencoördinator • De jaarlijkse planning van de voorgenomen oefeningen op basis van oefenjaarplan en oefenkalender; • maken van de nodige afspraken met deelnemers en mogelijke oefenleiders / instructeurs; • de (logistieke) verzorging van de oefening; • het aanwijzen van oefenleiders en waarnemers; • de evaluatie van de gehouden oefeningen; • het bewaken van de voortgang in de oefeningen aan de hand van de oefenkalender; • het in concept opstellen van de jaarlijkse opleidings- en oefendoelstellingen; • het bewaken van de kwaliteit van de oefenleiders en de waarnemers; • het (laten) bijhouden van de oefengegevens; • het analyseren van de oefengegevens; • bijdrage leveren aan de opleiding- en oefenbeleidsplannen. 4.3.3 Oefenleiders Naast de oefencoördinatoren dienen er voldoende oefenleiders op regionaal, cluster / district en lokaal niveau aanwezig te zijn. De oefenleider dient opgeleid te zijn en een certificaat oefenleider te bezitten. De brandweervooropleiding voor een oefenleider is minimaal hoofdbrandwacht voor elementaire oefeningen, minimaal onderbrandmeester voor basisoefeningen en minimaal officier voor eind- en slotoefeningen. De oefenleider wordt aangestuurd door de oefencoördinator. 4.3.4 Inzet oefenleiders De acceptatie bij en het lerend vermogen van personen hangt voor een groot deel af van hoe een evaluatie wordt uitgevoerd. Vanaf basisoefeningen wordt daarom gewerkt met opgeleide oefenleiders. Dit verhoogt de kwaliteit van de oefening en doet recht aan de gekozen oefenfilosofie. Immers oefenleiders zijn opgeleid om oefeningen te begeleiden, Arbo richtlijnen te toetsen en te evalueren op groeps / persoonsniveau. Vanaf het niveau eind- en slotoefeningen geldt dat oefenleiders een aanvullende scholing op het gebied van gesprekstechnieken bij evaluaties aangeboden krijgen en volgen moeten. In deze beleidsperiode wordt met behulp van ESF gelden nieuwe oefenleiders geschoold en zittende oefenleiders op briefen, waarnemen en evalueren bijgeschoold. N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 22 - 42
4.3.5 Competenties oefenleider Afhankelijk van de zwaarte van de oefening dient een oefenleider te voldoen aan meerdere competenties zoals deze zijn omschreven in het blauwe boekje (werkboekje uitgebracht door het NVBR en tot stand gekomen met alle belangrijke landelijke adviesorganen). De competenties zijn in bijlage 4 en 5 opgenomen. 4.3.6 Taken oefenleider De oefenleider is mede verantwoordelijk voor de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van de oefening. De taken van de oefenleider houden in: • voorbereiden van een oefening aan de hand van de oefenkaarten die door de oefencoördinator zijn opgegeven (vaak aan het oefenbureau gedelegeerd); • het maken van een draaiboek van de oefening (vaak aan het oefenbureau gedelegeerd); • het uitvoeren van een oefening aan de hand van een draaiboek; • het nabespreken van een oefening aan de hand van het draaiboek; • het evalueren van een oefening; • bijhouden van de gegevens van de oefening; • verslag uitbrengen over de gehouden oefening en de resultaten aan de oefencoördinator. De oefenleider dient per oefening een verslag te maken. In dit verslag is opgenomen: • verslag en oordeel van de oefening en waarnemingen; • deelnemers per persoon; • beoordeling op persoonsniveau; • opmerkingen van de deelnemer; • adviespunten ter verbetering.
Doelstelling 11: inzet oefenleiders Uiterlijk in 2012 zullen oefeningen alleen nog door opgeleide oefenleiders geleid worden.
4.3.7 Instructeurs Naast de inzet van oefenleiders bij oefeningen kunnen ook instructeurs ingezet worden voor elementaire oefeningen. De instructeurs die bij elementaire oefeningen een rol vervullen zullen in ieder geval bijgeschoold moeten zijn. Zie ook bij opleiden en instructeurs (4.2.1 – 5). 4.3.8 Waarnemers Ondanks dat waarnemen een apart onderdeel binnen het oefenveld is, worden er geen waarnemers apart opgeleid. In Limburg-Noord wordt verondersteld dat opgeleide oefenleiders / instructeurs tevens de taak van waarnemen op zich kunnen nemen. Dus daar waar waarnemers noodzakelijk zijn, zal gewerkt worden met opgeleide instructeurs en oefenleiders. De competenties van waarnemers zijn beschreven in bijlage 5.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 23 - 42
4.4
Uitvoeren oefenen
4.4.1 Nulmeting In de nota vakbekwaamheid brandweerpersoneel momenteel (in behandeling bij de 1e kamer) wordt onder andere de geoefendheid van het brandweerpersoneel beschreven. Om binnen de Regio Limburg-Noord richting te geven aan de geoefendheid zal eerst de minimale ondermaat van de geoefendheid getoetst moeten worden. Niet ieder korps heeft inzichtelijk hoe het repressieve brandweerpersoneel ervoor staat, daarom zal een nulmeting noodzakelijk zijn. Doelstelling 12: nulmeting, deze is vervallen omdat in het kader van de samenwerking op een andere manier de ondermaat van elk korps is en wordt gemeten. 4.4.2 Oefensystematiek De oefensystematiek kan beter aansluiten bij de praktijk als de niveaus zoals bij Rasmussen (vakliteratuur omtrent leervoorkeur en stijl) zijn beschreven gevolgd worden. De onderscheiden oefenniveaus zijn: motorische vaardigheden (skills), kennis (rules) en inzicht (knowledge). Deze niveaus sluiten tevens aan bij de landelijke examineringsnorm. Een directe vertaling van de modelering naar de brandweerpraktijk geeft het volgende beeld: Manschappen zullen vooral op skill-based (motorisch) en rule-based (kennis) niveau werken en beslissen. Het oefenen bestaat voornamelijk uit veelvuldige herhaling van motorische vaardigheden en het inslijpen van enkelvoudige beslissingen in specifieke situaties. Bevelvoerenden (bevelvoerders en OvD's) en AGS /MPL zullen vooral op rule-based (kennis) en knowledge-based (inzicht) niveau werken en beslissen. In termen van Klein (vakliteratuur omtrent leervoorkeur en stijl) is het leren door bevelvoerders en officieren gericht op de verbetering van situatieherkenning, de vergroting van de vaardigheid met mentale simulatie en het inslijpen van 'beste' keuze. Daarnaast is het effectief werken in teamverband niet vanzelfsprekend. Aanvullende specifieke training op rule-based en knowledge-based niveau is noodzakelijk. Motorisch skill based
Manschapniveau Bevelvoerders/OVD/HOVD/AGS/MPL Teamoefening
X -
Kennis rule based situatieherkenning
inslijpen
Inzicht knowledge based simulatie
X X X
X X X
X X
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 24 - 42
Naast het bovenomschreven gedeelte dient oefenen ook om: • procedures en richtlijnen uit te proberen en te experimenteren; • de eigen organisatie door te lichten; • vaardigheden te toetsen. Het bovenstaande houdt in dat er in gelaagdheid geoefend moet gaan worden. Deze gelaagdheid wordt omschreven in de herziene Leidraad oefenen. 4.4.3 Leidraad oefenen Tot eind 2006 werd volop gebruik gemaakt van de Leidraad oefenen. Deze leidraad beschreef tot op detailniveau de te oefenen items. Een groot gemis hierbij was een beschrijving hoe al deze oefenitems te combineren waren. Ook was ze zeer bewerkelijk en tijdrovend. Intussen is de herziene Leidraad oefenen in 2007 geïntroduceerd. Met deze leidraad wordt meer vanuit de functie en einddoelstelling geredeneerd. Daarnaast ziet de Arbeidsinspectie de herziene leidraad als brancherichtlijn. Mocht tijdens de repressieve taakstellingen van de brandweer onverhoopt iets misgaan, dan zal de Arbeidsinspectie aan de hand van de herziene leidraad toetsen of voldoende voorbereid is op taakstellingen. Hieronder staan de belangrijkste punten uitgewerkt. 4.4.4 Fasegewijs oefenen Oefenen beslaat een aantal opeenvolgende fasen. De eerste fase is het beoefenen van elementaire vaardigheden. Die vaardigheden worden in de volgende fase toegepast in basisoefeningen met de eigen ploeg en daarna in groter verband, multidisciplinair en onder tijdsdruk. Elementaire oefeningen, basisoefening en eindoefeningen kunnen door het lokale korps worden uitgevoerd. Daar waar nodig kan ondersteuning plaatsvinden vanuit de regio. Slotoefeningen, oefeningen vanaf 3 blusvoertuigen zullen in samenspraak met en onder regie van de regionale oefencoördinator worden uitgevoerd. 4.4.5 (Kern)taken en competenties van de functie staan centraal Bij vakbekwaamheid draait het om kerntaken bij repressieve functies en daaraan gekoppelde competenties. Competenties worden gezien als het vermogen van iemand om het geheel van vakkennis, vaardigheden, beroepshouding en persoonskenmerken adequaat toe te passen in bepaalde taaksituaties. Indien een deelnemer een kritische taak niet voldoende beheerst mag hij die in de praktijk niet uitvoeren.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 25 - 42
4.4.6 Oefenen is gedifferentieerd naar functie (zie ook 4.4.2) Bij manschappen ligt het accent vooral bij het oefenen op motorische vaardigheden. Bij bevelvoerders en officieren ligt het accent op leidinggevende en besluitvormende vaardigheden. Communicatieve vaardigheden en veiligheidsbewustzijn wordt op alle niveaus in onderlinge samenhang beoefend. 4.4.7 Oefenen is gedifferentieerd naar taken van elk korps en naar specifieke taken Bij een lokaal korps ligt het accent vooral bij de taken die het korps moet kunnen uitvoeren. Dit houdt in dat een lokaal korps de basis brandweerzorg en eventuele specialistische taken verzorgd. Onder repressieve basis brandweerzorg wordt overeenkomstig de leidraad het volgende verstaan: ● Brandbestrijding; • Beperkte technische hulpverlening; • Aanvang maken met ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen; • Aanvang maken met bestrijding waterongevallen. Daarnaast zijn binnen Limburg-Noord de specialistische taken evenredig verdeeld en beoefend. 4.4.8 Volgen Leidraad Om de eenduidigheid en onderlinge uitwisselbaarheid te verhogen alsmede de minimale kwaliteit van het repressieve personeel te garanderen is het noodzakelijk om op eenduidige wijze het oefenen uit te voeren. Om dit te bewerkstelligen is de herziene Leidraad oefenen landelijk ter beschikking. Binnen Limburg-Noord werken nagenoeg alle brandweerkorpsen met de herziene leidraad oefenen. Doelstelling 13: Volgen Leidraad 2007, is vervallen. Nagenoeg alle brandweerkorpsen binnen de regio volgen de herziene leidraad oefenen. 4.4.9 Oefenen elementair en basis Dit soort oefeningen die op manschap / groep / blusvoertuig-niveau uitgevoerd worden zijn primair bedoeld voor het lokale oefenniveau om basale kennis bij te houden en uit te breiden. Dit houdt in dat afhankelijk van de lokale organisatievorm dit op post / korpsniveau wordt uitgevoerd. Beoordeling vindt lokaal plaats. De ondermaat van oefenen is dat alle beschreven basisvaardigheden in de Leidraad binnen een cyclus van 18 maanden aantoonbaar afgewerkt moeten worden. Binnen de afhandeling wordt niet meer over tijdfactoren maar over aantoonbare vaardigheden en competenties gesproken. Het handelen van de brandwacht wordt dan ook altijd vastgelegd in beoordelingslijsten. Bij onvoldoende geoefendheid zal een functionaris mogelijk op onderdelen tijdelijk niet inzetbaar verklaard kunnen worden. Middels (her)toetsen kan de inzetbaarheid daarna weer aangetoond worden. Minimaal 1x per jaar dienen brandweerfunctionarissen die op dit niveau functioneren een realistische oefening in een oefencentrum af te werken. Doelstelling 14: Realistisch oefenen manschap. Doordat nagenoeg alle korpsen de herziene leidraad volgen, oefenen alle brandweermensen minimaal 1 dagdeel realistisch.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 26 - 42
4.4.10 Centralist Voor centralisten is het noodzakelijk om nieuwe ontwikkelingen te volgen. Hiertoe kunnen themadagen georganiseerd worden. Ook moeten centralisten de mono themadagen voor brandweerofficieren / bevelvoerder op actuele onderdelen volgen. Daarnaast zullen brandweerkundige centralisten repressieve onderdelen moeten beoefenen om hun vakbekwaamheid op peil te houden. 4.4.11 Oefenen bevelvoerder Bij bevelvoerdersfuncties komt het veelvuldig voor dat mensen die op dit niveau functioneren tevens als manschap worden ingezet. Het spreekt voor zich dat dan de elementaire- en basisoefeningen op manschapniveau beoordeeld en geoefend moeten worden. Daarnaast zal de bevelvoerder ingezet worden als leidinggevende op een (blus)voertuig. Als zodanig moet hij voldoende beoefend en voorbereid zijn. Hij zal naast de basisvaardigheden ook zijn competenties / vakbekwaamheid als bevelvoerder op peil moeten houden. Het is sterk aan te bevelen om boven het lokale korpsniveau, regionaal bevelvoerderstrainingen te organiseren en aan te bieden. Tijdens deze beleidsperiode lopen er voorstellen om dit te structureren. Doelstelling 15: samenwerking bevelvoerderstrainingen Vanaf eind 2010 wordt binnen de regio door de korpsen samengewerkt op het gebied van de bevelvoerderstrainingen.
4.4.12 Oefenen officieren van dienst (OVD) Een OVD krijgt gemiddeld minimaal 1x per maand een oefening aangeboden. Bij deze oefeningen zal daar waar nodig terugkoppeling op competentieniveau plaatsvinden. De aangeboden oefeningen zullen een mix vormen tussen bijscholing, casustraining, eindoefeningen (2x TS), slotoefeningen en multidisciplinaire oefeningen. De OVD zal altijd gemonitord en beoordeeld worden op kwaliteit en competenties. De oefening en uitvoering ervan is een regionale verantwoordelijkheid. 4.4.13 Hoofd officier van dienst (HOVD) Een bijzonder functie is die van de HOVD. Bij verschillende gripfases kan deze functionaris zitting nemen als leider in het COPI of als compagniescommandant in het veld. Daarnaast zal hij ook ingezet worden in het Regionaal coördinatiecentrum (RCC) als hoofd sectie brandweer of als (plaatvervangend) operationeel leider bij een Operationeel Team (OT). Al deze functieonderdelen zullen beoefend moeten worden. In het kader van dit beleidsplan wordt slechts het monodisciplinaire aspect besproken. De multidisciplinaire onderdelen zijn in het multidisciplinaire beleidsplan beschreven. De HOVD zal minimaal 4 monodisciplinaire oefenmomenten worden aangeboden. Deze oefenmomenten variëren van inzet bij een pelotons / compagniestructuur tot workshopachtige oefeningen in casusvorm en bijscholingen. De HOVD zal altijd gemonitord en beoordeeld worden aan de hand van de gewenste competenties. De oefening en uitvoering ervan is een regionale verantwoordelijkheid.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 27 - 42
Doelstelling 16: oefenen OVD en HOVD deze doelstelling is behaald, vanaf 2009 is het structureel oefenen van OVD / HOVD is ingericht. 4.4.14 Regionaal commandant van dienst (RCVD) De regionaal commandant van dienst zal niet monodisciplinair beoefend worden. Alle functieonderdelen die hij bekleedt zijn multidisciplinair. De te beoefenen multidisciplinaire aspecten zijn beschreven in het multidisciplinair beleidsplan. 4.4.15 Adviseur Gevaarlijke stoffen (AGS) en meetplanleider (MPL) De adviseur gevaarlijke stoffen en meetplanleider zijn bijzondere functionarissen, ze kunnen beide primair optreden als adviseur bij een incident waar gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen. Dit kan zowel op de plaats incident door de AGS als in het OT door de MPL wanneer de grootte van de effecten van het incident in kaart brengt. Verder stuurt de MPL WVDmeetploegen direct aan. De geoefendheid van de AGS en MPL zal op deze twee aandachtsvelden gericht zijn. Bij oefeningen op tactisch niveau in het OT kan het noodzakelijk zijn dat een MPL multidisciplinair meeoefent. Dit is buiten de reikwijdte van dit beleidsplan. Een AGS en MPL zal minimaal 4 oefenmomenten per jaar op elementair niveau moeten afwerken. Daarnaast dienen zij 2 oefenmomenten op eindoefeningniveau bij te wonen. Oefeningen op slotoefenniveau met het specialisme gevaarlijke stoffen dienen altijd door de AGS per toerbeurt bijgewoond te worden. De AGS en MPL zal daar waar nodig op vaardigheden maar zeker op competenties gemonitord en beoordeeld worden. 4.4.16 Rijvaardigheid Alle functionarissen met een repressieve functie en die onder de regionale piketstructuur resulteren zullen de rijvaardigheid volgens de brancherichtlijn moeten bijhouden. Het regiobureau moet hier in faciliteren.
Doelstelling 16 (nieuw): inrichten Rijvaardigheid piketfunctionarissen In 2010 is een plan van aanpak gerealiseerd hoe piketfunctionarissen de rijvaardigheden aantoonbaar getraind houden.
4.4.16 Oefenen specialisme Een bijzonder onderdeel is het oefenen van de specialistische taken. Deze taken zijn ondergebracht op korpsniveau. Met uitzondering van het duikonderdeel wordt voor het oefenen van de specialistische taken volgens contract een aantal oefenmomenten per persoon per specialisme per jaar ingeruimd. Deze oefenmomenten worden op korpsniveau afgewerkt. Daarnaast zal één oefening regionaal georganiseerd worden, per toerbeurt zal een korps of persoon deelnemen aan een regionale oefening. Het specialisme zal op persoonsniveau in het regionaal registratiesysteem geregistreerd worden.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 28 - 42
4.4.17 Duikspecialisme Voor het specialisme duiken gelden andere aanvullende normen. Op dit moment (juni 2009) zijn de toetsingskaders en opleiding- en oefennormering aan een totale verandering onderhevig. Functionarissen die duiker, duikinstructeur of duikploegleider zijn moeten voldoen aan de laatste besluiten en normeringen. NBBe hertoetsingen en beoordelingen zullen onderdeel van de toetsing zijn.
Doelstelling 17: oefenen specialisme Eind 2010 Wordt het specialisme volgens normering beoefend, daarnaast zijn de vaardigheden aantoonbaar per persoon beoefend.
4.4.18 Oefenen grootschalig Het oefenen van dit onderdeel is opgedeeld in twee grootheden namelijk: a. pelotonsniveau; b. compagnieniveau. Ad a, Pelotonsniveau Deze oefeningen bevinden zich op slotoefenniveau. De verantwoordelijkheid voor deze oefeningen is regionaal. Het uitgangspunt voor het oefenen in deze grootheid is de standaardopschaling tot pelotonsniveau. Hierbij wordt geoefend volgens het vrije instroomprincipe en assistentie per peloton met restdekkingsstructuur. De zwaartepunten bij deze oefeningen zijn vooral geënt op monodisciplinaire samenwerking van de eenheden onderling en de bevelstructuren in het bijzonder. Monitoring en beoordeling zal vooral op competentieniveau en proces plaatsvinden. Ad b, Compagniesniveau De structuur van deze oefeningen bevindt zich boven het slotoefenniveau. Het regionaal oefenbureau is verantwoordelijk voor deze oefeningen. Ieder jaar wordt er een compagniesoefening in de vorm van een tabletop oefening afgewerkt. Iedere 2e jaar wordt er voor bevelvoerder / OVD / HOVD met een simulatieoefening gewerkt en iedere 4e jaar wordt er met een compleet ingerichte compagnie een oefening in het veld afgewerkt. Monitoring en competentiebeoordeling zal op OVD – HOVD niveau plaatsvinden. Voor beide oefenniveaus geldt dat: − de brandweermeldkamer standaard onderdeel uitmaakt van deze oefeningen; − er thematisch met de meest mogelijke actualiteit geoefend wordt.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 29 - 42
5.
Kritische succesfactoren
Om voorgaande onderdelen uit te kunnen voeren zal het noodzakelijk zijn om voldoende capaciteit in te kunnen zetten om het minimale wettelijke niveau te bereiken of te handhaven. Daartoe dienen er verschillende functies en onderdelen op duidelijke transparante wijze ingevuld en benoemd te worden.
5.1.
Oefencoördinator
Zoals al in hoofdstuk 4 is beschreven, is er per korps minimaal één oefencoördinator noodzakelijk. De maatstaf is dat per 50 repressieve brandweerfunctionarissen er een fulltime oefencoördinator aanwezig is. Deze functie kan vanwege het benodigde tijdaspect niet op vrijwillige basis ingevuld worden. De verantwoordelijkheid voor de aanstelling van deze oefencoördinatoren ligt op districtsniveau. Daarnaast is er een regionale oefencoördinator aanwezig die mede de regiefunctie en de afstemming als werkgebied heeft. De verantwoordelijkheid voor deze coördinator ligt op regionaal niveau. Afhankelijk van de districts- regiobureau- grootte kunnen er meerdere coördinatoren actief zijn. Vanaf 2009 resulteert het oefencoördinatorenoverleg onder de werkgroep OTO.
5.2.
Oefenleider
In hoofdstuk 4 is beschreven wat de functie oefenleider inhoudt. Net zoals de oefencoördinatoren functie is dit een cruciale functie. Deze functie wordt meestal naast een vastgestelde hoofdtaak uitgevoerd. Op korpsniveau moet worden nagestreefd dat per 9 repressieve personen, minimaal één opgeleide oefenleider aanwezig is. Op officier van dienstniveau dienen er binnen de regio Limburg-Noord minimaal 10 oefenleiders aanwezig te zijn. In bijlage 4 is het aantal op te leiden oefenleiders weergegeven.
5.3.
Coördinator bevelvoerders- en officierstrainingen
Dit is een nieuwe functie. Uit de voorgaande beleidsperiode is gebleken dat de vakbekwaamheid van bevelvoerders en repressieve officieren vele knelpunten kent. Het (realistisch) oefenen is onvoldoende uitgewerkt. Om in het verlengde van het Besluit kwaliteit brandweerpersoneel de vakbekwaamheid van bevelvoerders en officieren op peil te brengen en te houden zal regionaal samengewerkt moeten worden. De coördinator bevelvoerders- en officierstrainingen werkt als katalysator. De coördinator zal als kerntaak de bijscholing en oefening van bevelvoerders en officieren hebben. De coördinator opereert op het niveau van Specialist opleiden en oefenen.
5.4.
Geïntegreerd registratiesysteem
Meten is weten is een veelgehoorde kreet. Zo ook bij het opleiden en oefenen van repressieve brandweerfunctionarissen. Een registratiesysteem waarbij regionaal uitgewisseld en gebruikt kan worden is van essentieel belang. Verantwoordelijkheid en inzichtelijkheid zijn de keywords om verantwoord op te leiden en te oefenen.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 30 - 42
6.
Samenvatting doelstellingen
1
4
Eind 2010 wordt volgens het principe levenlang leren opgeleid en geoefend. Korpsen en het regiobureau brandweer stellen in gezamenlijkheid jaardoelstellingen vast. Er wordt met de jaarlijkse planningsstructuur zoals omschreven in hoofdstuk 2 gewerkt. Er wordt met een eenduidig oefenjaarplan gewerkt.
6
Opleidingen zullen georganiseerd worden volgens een vast plan.
2 3
2013
2012
2011
Doelstelling
2010
Kritische succesfactor bij het beschrijven van kwaliteit van opleiden en oefenen van het brandweerpersoneel in Limburg-Noord is dat de doelstellingen ook daadwerkelijk uitgevoerd worden. In dit hoofdstuk wordt middels een matrix een opsomming gemaakt van de doelstellingen in dit beleidsplan.
8
Onderzoek naar de integratie van softwarepakket(ten) waarbij het oefenen en opleiden op gelijke wijze kan worden bijgehouden en geregistreerd. 9 Alle brandweermensen worden volgens het model van 4.2.1. opgeleid. 11 Oefeningen worden begeleid door opgeleide oefenleiders. 15 Binnen de regio wordt door de korpsen samengewerkt op het gebied van de bevelvoerderstrainingen. 16 (NIEUW) In 2010 is een plan van aanpak gerealiseerd hoe piketfunctionarissen de rijvaardigheden aantoonbaar getraind houden. 17 Het oefenen van specialisme is op peil en de vaardigheden zijn op persoon inzichtelijk.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 31 - 42
7.
Begroting
Zonder begroting kan niet inzichtelijk worden gemaakt wie welke inspanning moet leveren om het opleiden en oefenen uit te voeren. Deze begroting is in twee gedeelten gesplitst. De regionale begroting en de lokale / cluster /districtbegroting.
7.1
Regionale begroting
7.1.1 Opleiden reguliere opleidingen Jaar Begroting Beschrijving De opleidingsbegroting verloopt kostenneutraal. Het werkelijke 2010 € 501.325,- bedrag kan afwijken van het genoemde bedrag. Hierbij is het bedrag gebaseerd op cijfers van voorgaande jaren. 2011
PM
2012
PM
2013
PM
7.1.2 Opleiden Specialistische taken Jaar Begroting Beschrijving Dit bedrag betreft de vergoeding van de korpsen die een specialisme 2010 € 85.641,uitvoeren. 2011
PM
2012
PM
2013
PM
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 32 - 42
7.1.3 Jaar 2010
Realistisch oefenen bevelvoerders en officieren van dienst, regionaal specialisme en grootschalig optreden Begroting Beschrijving € 279.350,- Realistisch oefenen bevelvoerders en officieren. Gebaseerd op berekening 2006. In dit bedrag is verder meegenomen het grootschalig oefenen en het oefenen van de regionale specialistische taakstelling. Tevens is in dit bedrag de regionale bijscholing van centralisten, bevelvoerders, en officieren opgenomen. € 10.000,- Vakbekwaamheid AGS / MPL.
2011
PM
2012
PM
2013
PM
7.1.4 Uitkering oefenen specialisme Jaar Begroting Beschrijving 2010
€ 130.891,-
Het betreft hier het bedrag dat in totaal uitgekeerd wordt aan korpsen die een specialistische taak uitvoeren. (zie tevens 7.1.2)
2011
PM
2012
PM
2013
PM
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 33 - 42
7.2
lokale / cluster / districtsbegroting
De lokale / cluster / districtsbegroting is sterk afhankelijk van de lokale omstandigheden en factoren. Op dit moment voert het te ver om de lokale begroting te beschrijven in het gezamenlijke beleidsplan Opleiden en Oefenen. Er is een uitzondering hierop, dat is namelijk het realistisch oefenen en trainen van de bevelvoerders zie punt 7.1.3.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 34 - 42
bijlage 1, afkortingenlijst AGS
Adviseur gevaarlijke stoffen
AmvB
Algemene maatregel van bestuur
GRIP
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure
HOVD
Hoofd officier van dienst
MPL
Meetplanleider
NIFV
Nederlands instituut fysieke veiligheid
NBBe
Nederlands bureau brandweerexamens
OOBV
Opleidings en oefenbeleid Veiligheid
OT
Operationeel team
OTO
Opleiden Trainen en Oefenen
OVD
Officier van dienst
PDCA
Plan do Check Act
PMO
Proces manager oefenen
RCC
Regionaal coördinatiecentrum
RCVD
Regionaal commandant van dienst
RMT
Regionaal Managementteam
TS
Tankautospuit (blusvoertuig)
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 35 - 42
Bijlage 2, overzicht reguliere en specialistische opleidingen Oude structuur
Nieuwe structuur (zover nu bekend)
100 BRANDWACHT
Manschap A e
209 203 204 207 208
BRANDWACHT 1 klas Repressie Pompbediener Hulpverlener Gaspakdrager HV.Grootschalig
HOOFDBRANDWACHT 301 Organisatie &Leidinggeven 302 Repressie 303 Preventiefunctionaris 304 Verkenner gevaarlijke stoffen 305 Hulpverlening 307 Bronbestrijder
401 402 403 404 405 406
ONDERBRANDMEESTER Verbranding en Blussing Organisatie Gevaarlijke stoffen Repressie Sociale vaardigheden Materieel
BRANDMEESTER 501 Sociale vaardigheden 502 Organisatie 508 Repressie
Vervalt, ondergebracht in manschap A Manschap B, voertuigbediener Vervalt, ondergebracht in manschap A Manschap B, naam nog niet bekend Vervalt, ondergebracht in manschap A
Vervalt, ondergebracht in manschap A Vervalt, ondergebracht in manschap A Deels Manschap A, deel manschap B, naam nog niet bekend Vervalt
Bevelvoerder Vervalt, ondergebracht in bevelvoerder Vervalt, ondergebracht in bevelvoerder Vervalt, ondergebracht in bevelvoerder Vervalt, ondergebracht in bevelvoerder Vervalt, ondergebracht in bevelvoerder
Vervalt, ondergebracht in bevelvoerder
AANVULLENDE OPLEIDINGEN 001 015 002 003 004 015 400
Instructeur Brandweerchauffeur Brandweer duiker - theorie Brandweer duiker - Praktijk deel I ** Brandweer duiker - Praktijk deel II Duikploegleider Oefenleider
Vervallen, nieuwe opleiding Instructeur en Docent
Oefenleider
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 36 - 42
Bijlage 3, Aantal functionarissen met de basismodule rampenbestrijding functie Planvorming O&O Centralist Hoofd meldkamer HOVD HOVD OVD OVD OVD OVD OVD RCVD
locatie Regiobureau brandweer Regiobureau brandweer Meldkamer brandweer Meldkamer brandweer Noorddeel Zuiddeel District Gennep District Roermond District Venlo District Venray District Weert Centraal
aantal 4 6 15 1 4 4 4 5 5 5 5 4 62
basis X X X X X X X X X X X X
Aanvullend
X
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 37 - 42
Bijlage 4, aantal oefenleiders korps
aantal
District Roermond* 45 District Weert* 36 Samenwerkingsverband Helden 17 Samenwerkingsverband Venlo* 30 Samenwerkingsverband Horst* 5 Bergen* 0 Venray en Meerlo* 6 Samenwerkingsverband Gennep – Mook 2 Middelaar* Regio bureau brandweer 4 * geen opgave ontvangen, gebaseerd op inschatting
basis 45 36 17 30 5 0 6
Op te leiden
Uitgebreid
25
0 0 0 0 0 0 0
2
0
0
4
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 38 - 42
Bijlage 5, competentieprofiel oefenleider 1 Kerntaken oefenleider - Bekijkt het gedrag van deelnemers van een crisisoefening - Stuurt op teamproces van een oefening - Geeft eigen gedragswaarnemingen (en van andere waarnemers) terug aan de deelnemers aan de crisisoefening ter ontwikkeling van hun zelfkennis en teamsamenwerking - Stelt achteraf een schriftelijke evaluatie op. 2. Competenties oefenleider Onafhankelijk Werkt zelfstandig en zelfbewust, neemt eigen standpunt in en verdedigt deze met het doel van de oefening in het oog houdend. Kan omgaan met eisen, veranderingen en hindernissen. Een oefenleider: - vertrouwt op zichzelf, maakt zelfstandig keuzes binnen het eigen takenpakket en laat zich daarbij niet weerhouden door belemmeringen - houdt bij druk vast aan persoonlijke overtuiging wanneer daarop kritiek wordt geleverd of druk wordt uitgeoefend om zich aan te passen - durft zich kwetsbaar op te stellen en neemt risico’s. Leiderschap Geeft op doelgerichte wijze sturing aan de deelnemers. Een oefenleider: - formuleert een helder doel voor de deelnemers - inspireert, stimuleert en motiveert de deelnemers om het doel van de crisisoefening te bereiken - bewaakt de teamdynamiek van de deelnemers door middel van toetsende vragen of andere interventies om hun gezamenlijk het doel van de crisisoefening te laten bereiken. Communiceren Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in duidelijke taal, non-verbale communicatie en/ of op schrift. Tactvol en effectief reageren op behoeften en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen aan verschillende niveaus. Een oefenleider: - besteedt aandacht aan verbale en non-verbale signalen - luistert, vat samen en vraagt door - controleert of de boodschap als bedoeld is overgekomen - maakt ideeën, meningen en informatie duidelijk aan anderen in heldere, beknopte en correcte taal zodat de essentie bij de doelgroep overkomt en de relatie goed blijft. Observeren Signaleert, onderzoekt, structureert en prioriteert problemen en vragen rondom gedrag van het team. Kent betekenis toe aan gedrag, woord en geschrift. Een oefenleider: - ziet het effect van gedrag van één deelnemer op andere deelnemers - maakt onderscheid tussen feitelijk gedrag en aannames - legt verbanden op basis van de gegeven teamdynamiek - signaleert (potentiële) problemen/ knelpunten inzake het teamproces - destilleert individuele/ team-competenties uit gedrag - houdt overzicht en verdeelt zijn aandacht over de verschillende deelnemers - heeft oog voor detail. Politiek-bestuurlijk inzicht Anticipeert op, onderkent en begrijpt politiek-bestuurlijke processen en besluitvorming die van invloed zijn op de positionering van de deelnemers. N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 39 - 42
Een oefenleider: - kent het bestuurlijke krachtenveld, schat politiek-bestuurlijke belangen in en betrekt deze in de waarneming, reflectie en feedback. Oordelen Komt op basis van beschikbare informatie en ervaring en met inachtneming van de heersende waarden en normen tot een mening, die als geldig wordt erkend. Een oefenleider: - komt op basis van tegenstrijdige informatie tot een gewogen mening - betrekt een breed scala aan alternatieve opvattingen en meningen in de oordeelsvorming en houdt rekening met gevolgen voor de deelnemers - expliciteert de overwegingen en inhoud van de mening - vertaalt de mening naar gevolgen voor de deelnemers - legt zich vast door het uitspreken van zijn mening - draagt de gevolgen van de uitgesproken mening. Interveniëren Ingrijpen op en bespreekbaar maken van gedrag en handelingen van teamleden of van het team als geheel. Kijkt hierbij terug en vooruit. Onderneemt actie om tot verbetering van het functioneren van de deelnemers en zichzelf te komen. Een oefenleider: - bouwt momenten in voor het bespreken van het (team)functioneren van de deelnemer(s) - maakt het effect van een competentie van één van de deelnemers op andere deelnemers bespreekbaar - stelt verdiepende en toetsende vragen - zet aan tot nadenken over en verbeteren van eigen gedrag en treedt hierbij op als gesprekspartner - formuleert zo nodig acties voor het verbeteren van de aanpak (inhoud) en werkwijze (procedures) - formuleert zo nodig acties voor het verbeteren van de interactie binnen het team en met andere teams (proces) - geeft verschillende oplossingsrichtingen. Overtuigen Verkrijgt instemming en enthousiasme voor bepaalde doelen, plannen of ideeën zodat deze worden geaccepteerd of gedragen. Een oefenleider: - wisselt relatiegericht van invloedstijl om zwaarwegende belangen/ tegenstellingen/ conflicten te over bruggen - enthousiasmeert de deelnemers voor zijn standpunten, ook wanneer sprake is van fundamentele verschillen van inzichten of confl ictsituaties, en houdt de relatie daarbij in stand.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 40 - 42
bijlage 6, competentieprofiel waarnemer 1. Kerntaken waarnemer - Bekijkt het gedrag van deelnemers van een crisisoefening - Geeft gedragswaarnemingen terug aan de oefenleider van de crisisoefening. 2. Competenties waarnemer Onafhankelijk Werkt zelfstandig en zelfbewust, neemt eigen standpunt in en verdedigt deze met de doel van de oefening in het oog houdend. Kan omgaan met eisen, veranderingen en hindernissen. Een waarnemer: - vertrouwt op zichzelf, maakt zelfstandig keuzen binnen het eigen takenpakket en laat zich daarbij niet weerhouden door belemmeringen - houdt bij druk vast aan persoonlijke overtuiging wanneer daarop kritiek wordt geleverd of druk wordt uitgeoefend om zich aan te passen - durft zich kwetsbaar op te stellen en neemt risico’s. Communiceren Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in duidelijke taal, non-verbale communicatie en/ of op schrift. Tactvol en effectief reageren op behoeften en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen aan verschillende niveaus. Een waarnemer: - besteedt aandacht aan verbale en non-verbale signalen - luistert - maakt ideeën, meningen en informatie duidelijk aan anderen in heldere, beknopte en correcte taal zodat de essentie overkomt en de relatie goed blijft. Observeren Signaleert, onderzoekt, structureert en prioriteert problemen en vragen rondom gedrag van het team. Kent betekenis toe aan gedrag, woord en geschrift. Een waarnemer: - ziet het effect van gedrag van één deelnemer op andere deelnemers - maakt onderscheid tussen feitelijk gedrag en aannames - legt verbanden op basis van de gegeven teamdynamiek - signaleert (potentiële) problemen/ knelpunten inzake het teamproces - destilleert individuele/ team competenties uit gedrag - houdt overzicht en verdeelt zijn aandacht over de verschillende deelnemers - heeft oog voor detail. Politiek-bestuurlijk inzicht Anticipeert op, onderkent en begrijpt politiek-bestuurlijke processen en besluitvorming die van invloed zijn op de positionering van de deelnemers. Een waarnemer: - kent het bestuurlijke krachtenveld, schat politiek-bestuurlijke belangen in en betrekt deze in de waarneming, refl ectie en terugkoppeling aan de oefenleider. Oordelen Komt op basis van beschikbare informatie en ervaring en met inachtneming van de heersende waarden en normen tot een mening, die als geldig wordt erkend. Een waarnemer: - komt op basis van tegenstrijdige informatie tot een gewogen mening - betrekt een breed scala aan alternatieve opvattingen en meningen in de oordeelsvorming en houdt rekening met gevolgen voor de deelnemers N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 41 - 42
- expliciteert de overwegingen en de inhoud van zijn/haar mening aan de oefenleider - vertaalt de mening naar gevolgen voor de deelnemers - legt zich vast door het uitspreken van zijn mening - draagt de gevolgen van de uitgesproken mening.
N:\Nibra\Informatiecentrum\Projectadministratie\projecten in behandeling\123N1001 HeVl Oefenbank Brandweer 2010\06 Werkdoc-Stuk begelcom-Not\Geplaatst 2010\oefenbeleid\Limbrug Nrd- brandweer beleidsplan 2010-2013.doc bladzijde 42 - 42