Oefenbeleidsplan 2007-2010 Gemeentelijke brandweer Grave
Voorop in kwaliteit door verbeteren en vernieuwen!
Hoofdstuk 1
Inleiding
4
1.1 Wettelijk kader
4
1.2 Oefenbeleid,doelstellingen en uitgangspunten
4
1.3 Oefendoelgroep
5
1.4 Oefenfilosofie volgens leidraad
6
1.5 Oefenfilosofie Brandweer Grave
6
1.6 Eisen ten aanzien van geoefendheid
7
Hoofdstuk 2
8
De Oefencyclus
1.7 De oefencyclus
8
1.8 Fase 1: vaststellen takenpakket
8
1.9 Fase 2: oefenkaarten vaststellen
8
1.10 Fase 3: planning
9
1.11 Fase 4: oefenen
9
1.12 Fase 5: meten
9
1.13 Fase 6: registratie
9
1.14 Fase 7: analyse
10
Hoofdstuk 3
11
De Structuur van het Oefenen
3.1 Oefenen vrijwilligers
11
3.2 Eindoefeningen en kwaliteitstoetsen
11
3.3 Realistisch oefenen
12
Hoofdstuk 4
13
De OBG-structuur
4.1De huidige situatie
13
4.2 De gewenste situatie
13
4.3 Taken OBG
14
4.4 Uitwerken van oefeningen
15
4.5 Het evalueren van oefeningen
15
Hoofdstuk 5
17
Kwaliteitsborging oefenen
5.1 Doelgroep oefenoefeningen en kwaliteitstoetsen
17
5.2 Randvoorwaarden kwaliteitsborging
17
5.3 Evalueren eindoefeningen
18
5.4 Kwaliteitstoetsen motorische vaardigheden
18
Hoofdstuk 6
Taken en verantwoordelijkheden
19
6.1 Organisatie van het oefenen
19
6.2 Oefencoördinator en medewerker oefenen
19
6.3 Oefenleiders
20
6.4 Veiligheidsfunctionaris
21
6.5 Waarnemers en oefenondersteuning
21
6.6 De OBG
22
6.7 Medewerker TD
22
6.8 Administratieve ondersteuning
22
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
2
Hoofdstuk 7
Financiële onderbouwing
7.1 Huidige situatie
23 23
7.2 De gewenste situatie
23
7.2.1Realistisch oefenen manschappen
23
7.2.2 Realistisch oefenen bevelvoerders
23
7.2.3 Reguliere oefenkosten
23
7.3 Conclusie
24
Hoofdstuk 8
Implementatie oefenbeleidsplan 2007-2010
8.1 Doelstelling oefenbeleidsplan
25 25
8.2 Gefaseerd invoeren OBG
25
8.3 Organiseren, faciliteren en begeleiden reguliere oefeningen
25
8.4 Organiseren eindoefeningen
26
8.5 Organiseren kwaliteitstoetsen
26
8.6 Realistisch trainen nationaal en internationaal
26
Hoofdstuk 10
27
Jaarlijkse evaluatie en actualisatie
10.1 Evalueren en actualiseren oefenbeleidsplan
27
10.2 Oefenjaarrooster
27
10.3 Evalueren en actualiseren OBG
27
10.4 Bepalen gewenste geoefendheid
27
Bijlage 1
Oefenschema realistisch oefenen bij RISC in Roterdam
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
“Oefenen” is één van de kerntaken van Brandweer Grave. Door middel van oefenen worden kennis en vaardigheden op peil gehouden en getoetst. De organisatie rondom het oefenen voor de periode van 2007 tot en met 2010 staat in dit beleidsplan beschreven. Het nevendoel van dit rapport is dat alle medewerkers van Brandweer Grave zich bewust worden dat oefenen een kernactiviteit is en noodzakelijk is voor het continu verbeteren van de repressieve brandweerorganisatie. 1.1 Wettelijk kader De taken van de brandweer komen voort uit de Brandweerwet en de wet op rampen en zware ongevallen. Verder dient de organisatie te voldoen aan de eisen opgenomen in Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet. De ARBO-wetgeving stelt nadrukkelijk dat werkgevers verantwoordelijk zijn voor het goed voorbereiden van werknemers op hun taken, zodat de veiligheid bij de taakuitvoering is gegarandeerd. Vrij vertaald uit de wetgeving dient iedereen met een repressieve taak voldoende geoefend te zijn voor de taken die naar waarschijnlijkheid kunnen voorkomen binnen het verzorgingsgebied. Veiligheid en snelheid zijn belangrijke factoren bij het uitvoeren van brandweertaken. De maatstaf “voldoende geoefend” wordt verder in dit rapport nader toegelicht. 1.2 Oefenbeleid, doelstellingen en uitgangspunten Oefenbeleid Beleid betreft altijd uitgangspunten op de lange termijn, gebaseerd op specifieke omstandigheden en (maatschappelijke) ontwikkelingen. Dit geldt ook voor oefenbeleid. Het landelijke oefenbeleid wordt gestuurd door de volgende uitgangspunten; - gestructureerd oefenen in het oefenen moet een logische opbouw zitten die aansluit op de verschillende functies en taken van brandweerpersoneel en op de verantwoordelijkheden die elke functie met zich meebrengt. - uniform oefenen De kwaliteit van oefeningen moet landelijk gestandaardiseerd zijn, zowel wat betreft de inhoud als de uitvoering van oefeningen. Oefeningen worden op deze manier herhaalbaar en uitwisselbaar. - effectief en veilig oefenen Oefeningen moeten worden gebaseerd op duidelijk geformuleerde doelen en resultaten en de deelnemers op geen enkele wijze in gevaar brengen. Oefenen moet dus zowel effectief als veilig gebeuren.
Deze landelijke uitgangspunten liggen vast in de Leidraad Oefenen en het rapport Beter Oefenen bij de Brandweer, beide producten van het Ministerie van BZK. Met het project BOB, waarvan de leidraad Oefenen een voortvloeisel is, beoogt BZK de landelijke kwaliteit van het oefenen te standaardiseren en maatschappelijke ontwikkelingen zoals de toenemende eisen aan het brandweerwerk en de verscherpte Arbowetgeving vormden de basis voor dit beleid.
De genoemde landelijke uitgangspunten van het oefenbeleid zijn richtinggevend voor het oefenen zoals dat op regionaal en lokaal niveau wordt uitgevoerd. Regionale en gemeentelijke oefenbeleidsplannen worden echter gebaseerd op de specifieke kenmerken van het regionale en lokale verzorgingsgebied. Om een voorbeeld te noemen; de functie van brandwacht in Amsterdam wijkt op bepaalde punten af van de functie Brandwacht in Grave.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
4
Doelstellingen Oefenbeleid heeft primair als doel om de functionele kennis en vaardigheden van de medewerkers op peil te houden. In zijn algemeenheid kan een afgewogen oefenbeleid de volgende doelen bereikbaar maken; 1.
Het op peil houden en/of verbeteren van kennis en vaardigheden. Na de brandweeropleiding heeft iedereen een minimumniveau aan kennis en vaardigheden bereikt. De opgedane kennis moet echter onderhouden worden en de vaardigheden moeten verder worden ontwikkeld. Frequent oefenen is noodzakelijk om goed (repressief) functioneren van de brandweer te garanderen.
2.
Mensen kritisch naar hun functioneren te laten kijken en laten experimenteren met nieuwe procedures, richtlijnen en /of materiaal. In oefeningen is een dialoog tussen oefenleider en deelnemers belangrijk. Bedenk wel dat de praktijk altijd de beste leermeester is.
3.
Het optimaliseren van de samenwerking tussen de overige hulpdiensten. De brandweerorganisatie kan zich dus niet alleen richten op haar eigen taken, maar moet ook gericht zijn op samenwerking met andere diensten.
4.
Het doorlichten van de organisatie. Door toetsing van de kennis en vaardigheden door middel van oefeningen kan mede een oordeel gevormd worden van de kwaliteit van de organisatie. Dit geldt voor alle schakels waarbij de brandweer als organisatie betrokken is. Een toetsing in de praktijk is uiteraard het meest realistisch, maar praktisch moeilijk uitvoerbaar. Oefeningen zijn dan het alternatief.
De doelstelling van een oefenbeleidsplan is het geven van een inhoudelijke basis aan het beleid van oefenen. Dit rapport dient antwoord te geven op de vraag: “Hoe kan Brandweer Grave haar organisatie het beste inrichten, zodat de kwaliteit en kwantiteit van de oefeningen vóór het eind van 2010, verbeterd zijn”.
De jaarlijkse evaluatie is een essentieel onderdeel van dit oefenbeleidsplan, zowel van de inhoud van dit plan als van de structuur van de oefensystematiek. In deze evaluatie wordt bepaald of de doelstellingen aan het eind van ieder jaar behaald zijn. Het plan zal zich op deze wijze steeds verder ontwikkelen en verbeteren. Het plan is dus nooit af, maar zal een continu project worden dat jaarlijks wordt geëvalueerd en verbeterd.
Het oefenen wordt tot op dit moment gezien als een verplichte taak. Het is van groot belang dat alle medewerkers van Brandweer Grave inzien dat het oefenen één van de kerntaken is. Daarbij moet het oefenen als leuk en zinvol ervaren worden. Iedereen die ten tijde van een oefening een taak moet verrichten, zal zich voor 100% moeten inzetten om de oefening zo realistisch en leerzaam mogelijk te laten verlopen.
Voor het oefenen bestaat tot op dit moment nog geen harde kwaliteitsnorm, uitgedrukt in kengetallen of prestatieindicatoren. In dit plan worden een aantal van die kengetallen voorgesteld. Door de jaarlijkse evaluatie van dit plan zullen deze kwaliteitsnormen steeds realistischer worden en voldoen aan nieuwe eisen. Het uiteindelijke doel van het oefenbeleidsplan in 2010 is te komen tot een niveau van “voldoende geoefend” repressief brandweerpersoneel op het gebied van de basiszorg en de specialismen van Brandweer Grave. 1.3 Oefendoelgroep Iedere medewerker binnen Brandweer Grave met een repressieve taak, moet voldoende voorbereid zijn op de praktijk. Dit zijn met name de vrijwilligers. Verder zijn er enkele dagdienstmedewerkers met een repressieve taak, die incidenteel invallen in de ploeg. Ook deze personen behoren geoefend te zijn.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
5
1.4 Oefenfilosofie volgens de leidraad Het oefenen volgens Leidraad Oefenen is gebaseerd op de volgende theoretische uitgangspunten:
•
Oefenen van klein naar groot Oefenen beslaat meerdere opeenvolgende fasen. Allereerst worden de basiselementen beoefend. Deze basiselementen worden vervolgens opgebouwd naar een realistische oefening waarin vaardigheden bij voorkeur multidisciplinair en onder tijdsdruk geoefend worden.
•
Differentiatie naar functie en naar ingangsniveau Voor de manschappen zal het accent in het oefenen vooral liggen op motorische vaardigheden. Bevelvoerders en officieren oefenen vaker leidinggevende, besluitvormende en multidisciplinaire vaardigheden. Verder is het niet optimaal om vaardigheden te oefenen die iemand al beheerst of een oefening te beëindigen als iemand de vaardigheid nog niet beheerst. Tot slot worden oefeningen gedifferentieerd naar voorzienbare risico’s in het verzorgingsgebied. Op grond van de risico’s in het verzorgingsgebied kunnen er specifieke oefeningen bij komen.
•
Iedere repressieve brandweerfunctionaris moet geoefend zijn Tijdens een oefening moet worden aangetoond dat men een bepaalde vaardigheid beheerst. Verschillende personen hebben in de praktijk meer of minder tijd nodig om een vaardigheid te leren beheersen. De oefentijd gekoppeld aan de oefenkaart, is slechts een planmatige uitgangspunt voor de duur van de oefening. In de praktijk worden diverse oefenkaarten in één oefening behandeld en kan de gestelde tijd van de oefenkaarten veranderen. En er dient registratie te worden bijgehouden van de uitgevoerde oefeningen waarbij per groep en per individu wordt vastgelegd of aan de vooraf gestelde eisen worden voldaan.
1.5 Oefenfilosofie Brandweer Grave Hieronder worden de uitgangspunten aangevuld, die gesteld worden aan een goede, adequate oefenorganisatie bij Brandweer Grave.
•
Oefenen is een kernactiviteit van Brandweer Grave.
•
De oefeningen verbeteren en/of onderhouden de repressieve vaardigheden en kennis.
•
Oefeningen staan onder leiding van een oefenleider en worden door oefenbegeleider(s) ondersteund.
•
Oefenomstandigheden zijn zo realistisch mogelijk.
•
De beschikbare oefenuren worden zo effectief en efficiënt mogelijk benut.
•
Repressieve kennis en vaardigheden worden d.m.v. eindoefeningen en kwaliteitstoetsen motorische vaardigheden vier keer per jaar getoetst.
•
Het monitoren en evalueren van de oefenresultaten verbetert het kwaliteitsniveau van de oefeningen.
•
Goede feedback van de oefenleiding vergroot het leereffect van de oefeningen.
•
De manschappen en bevelvoerders oefenen minimaal één keer per jaar realistisch bij een oefencentrum.
•
De kwaliteit van de oefenbegeleidingsgroep wordt getoetst en geëvalueerd, op vooraf gestelde toetscriteria.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
6
1.6 Eisen t.a.v. geoefendheid Van alle medewerkers met een repressieve taak binnen Brandweer Grave wordt een voldoende niveau van geoefendheid verwacht. Dit niveau wordt per persoon bepaald en is afhankelijk van de ervaring, opleidingen en taakstelling binnen de organisatie. Bij lagere rangen ligt het accent op motorische vaardigheden, voor de hogere rangen ligt het accent op bevelvoerende, leidinggevende en besluitvormende vaardigheden.
In het brandweerbeleidsplan staat een richtlijn van aantal oefenuren voor de vrijwilligers en beroepsmedewerkers weergegeven. Deze richtlijn is gebaseerd op de nota ‘beter oefenen bij de brandweer’. Dit komt neer op 88 oefenuren voor vrijwilligers. Verwacht wordt dat binnen de huidige uren in voldoende mate voldaan kan worden aan de kwaliteitseisen die aan de medewerkers gesteld wordt.
Dit betekent dat iedere vrijwilliger geen enkele oefenavond op jaarbasis mag missen om aan de gestelde oefenuren te voldoen. Indien iedere vrijwilliger bij 80% van de oefenavonden aanwezig is, resulteert dit in 70 oefenuren (80% van 40 oefenavonden x 2 uur en één oefendag van 8 uur) per persoon per jaar. Een aanwezigheidspercentage van 80% is meer reëel en wordt als minimale eis gesteld.
Aan het eind van ieder oefenblok wordt een eindoefening én een kwaliteitstoets motorische vaardigheden georganiseerd voor de medewerkers. Aan deze oefening en toets zijn enkele criteria verbonden, waaraan iedere medewerker moet voldoen. Dit is een kwaliteitstoetsing van de repressieve kennis en vaardigheden. Indien een medewerker niet aan de criteria voldoet, krijgt deze persoon de mogelijkheid tot herkansen. Indien deze medewerker ook de tweede keer niet aan de gestelde criteria voldoet, wordt vanuit de korpsleiding een negatief advies afgegeven. De oefening wordt met de medewerker geëvalueerd en de belangrijkste aandachtspunten worden besproken. Voor de vrijwilliger betekent dit dat deze persoon mogelijk tijdelijk niet mee uitrukt. De korpsleiding beslist hierover. Bij de eindoefeningen streven we naar 100% aanwezigheid en de kwaliteitstoetsen hebben een 100% aanwezigheidsverplichting. Dit betekent dat alle medewerkers minimaal vier eindoefeningen en kwaliteitstoetsen per jaar ondergaan. De aanwezigheidsverplichting zorgt er voor dat er voldoende inhaalmogelijkheden zijn, zodat 100% ook daadwerkelijk haalbaar is.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
7
Hoofdstuk 2
De Oefencyclus
In dit hoofdstuk is de organisatie rondom het oefenen in kaart gebracht. De systematiek van de Leidraad Oefenen is gebaseerd op een jaarlijkse oefencyclus. Het oefenprogramma wordt volgens de leidraad in een aantal fases vastgesteld. De oefencyclus bestaat uit de volgende fases: •
fase 1: vaststellen takenpakket;
•
fase 2: oefenkaarten vaststellen;
•
fase 3: planning;
•
fase 4: oefenen;
•
fase 5: meten en evalueren;
•
fase 6: registratie;
•
fase 7: analyse.
2.1 Fase 1: Afweging takenpakket versus beschikbare oefeningen De eerste stap is het kritisch afwegen van de taken die Brandweer Grave uitvoert tegen de hoeveelheid oefenuren die voor die taken bestemd zijn. Repressieve taken van Brandweer Grave zijn in grote lijnen onder te verdelen in brand (42%), hulpverlening (55%), ongevallen met gevaarlijke stoffen (3%). Deze percentages zijn overgenomen uit het jaarverslag 2005 van Brandweer Grave. 2.2 Fase 2: Oefenkaarten vaststellen Nadat het takenpakket definitief is vastgesteld, volgt daaruit de verzameling van oefenkaarten die de organisatie in een oefencyclus moet behandelen. De oefenkaart is een handleiding waarin wordt beschreven wat het doel en de globale inhoud van de oefening is, alsmede de criteria waarop de uitvoering van de oefening beoordeeld wordt. De oefenkaarten worden gekoppeld aan alle repressieve taken. Dit zijn voor de Brandweer Grave de basis brandweerzorgtaken en de specialistische taken redvoertuig en wvd taken. Het uitgangspunt is dat alle taken die geoefend zijn in de praktijk uitgevoerd mogen worden.
000
algemeen basis optreden
6
100
brandbestrijding
25,5
200
hulpverlening
23
300
ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen
10
400
specialismen (voertuigen)
7
500
rampenbestrijding en grootschalig optreden
4
Totaal
76 *
specialismen
2
Boot 400
Waarschuwing- en Verkenningsdienst 400
meetapparatuur
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
2
8
2.3 Fase 3: Planning Er wordt geoefend volgens een oefenjaarrooster. Vóor 1 december van ieder jaar dient het nieuwe oefenjaarrooster voor het daarop volgende jaar klaar te zijn. In dit rooster staat beschreven welk thema’s op welk moment beoefend d worden. Zodra is vastgesteld welke oefenkaarten beoefend moeten worden, kan de planning (het opstellen van een oefenrooster) gestart worden. Door een goede planning kan een gestructureerde vorm van oefenen bevorderd worden. Op basis van de vastgestelde hoofdtaken, is de jaarplanning gemaakt. Een jaar is opgedeeld in vier oefenblokken. Ieder oefenblok heeft een hoofdthema en subthema´s. Ongeveer 40% van de oefentijd wordt aan het hoofdthema besteed, de overige 60% aan de subthema´s. In het volgende hoofdstuk is de wijze van oefenen en de voorbereiding daarvan, verder uiteengezet per oefendoelgroep. 2.4 Fase 4: Oefenen In deze fase worden de oefeningen binnen het geheel van de oefencyclus daadwerkelijk uitgevoerd. Het oefenen kan bestaan uit een theoretische oefening (10%) of praktijkoefening (90%). De voorbereiding van de oefeningen op dinsdag worden door de oefenleider gedaan. Hij zal het oefenthema en de daarbij behorende oefenkaarten communiceren, de locaties regelen, scenario´s en draaiboeken voor de oefeningen maken en de eventueel aanwezige oefenleiders instrueren. 2.5 Fase 5: Meten en evalueren Elke oefening leent zich voor een beoordeling. De beoordelingen samen geven een beeld van de kwaliteit van de medewerkers individueel, de ploeg als team en het korps als geheel. De afdeling preparatie is verantwoordelijk voor complete oefenkwaliteit van Brandweer Grave. De oefenleider beoordeelt de oefening en bepaalt de leermomenten. Iedere oefening wordt met de ploeg nabesproken. Aan het eind van ieder oefenkwartaal vindt de eindoefening en kwaliteitstoets plaats. Aan deze eindoefening zijn enkele criteria verbonden waaraan de medewerkers getoetst worden en zij moeten voldoen. Deze eindoefeningen en kwaliteitstoetsen zorgen dat de geoefendheid van de medewerkers met een repressieve taak voldoet aan het vastgestelde niveau van Brandweer Grave. De wijze waarop de oefenleiding feedback geeft en de oefening evalueert, is cruciaal voor de effectiviteit van de oefening. Het goed evalueren van een oefening zorgt er voor dat leermomenten bij iedereen bekend zijn, de kennis en vaardigheden verbeteren en motiverend werken. 2.6 Fase 6: Registratie In de Leidraad worden voor verschillende thema’s een aantal oefenuren voorgesteld die nodig zijn om de geoefendheid van het repressieve personeel op peil te houden. Sommige taken worden door het personeel van Brandweer Grave al regelmatig in de praktijk uitgevoerd. Indien er na afloop een evaluatie plaatsvindt, is het mogelijk deze taken als oefenuren te registreren.
Alle gegevens die uit de oefeningen naar voren komen, worden vervolgens geregistreerd in een registratiesysteem. Via dit systeem is het mogelijk zijn om de resultaten van individuele medewerkers en van ploegen of zelfs van de brandweer als geheel op te vragen. Een goede registratie geeft de mogelijkheid om te beoordelen of de oefenuren op de juiste wijze verdeeld zijn, de leermomenten toereikend zijn en de kwaliteit voldoende is. Deze geregistreerde gegevens kunnen onderdeel uitmaken van de functionering- en beoordelingssystematiek.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
9
2.7 Fase 7: Analyse Aan het eind van ieder oefencyclus vindt er een analyse plaats. Hierbij wordt de verdeling van de oefenkaarten over de beschikbare oefenuren bekeken. Deze verdeling kan worden aangepast, zodat uiteindelijk een goede balans wordt gevonden in de verdeling van de oefenkaarten over de oefenuren. In hoofdstuk 8 staat de gehele systematiek rondom het evalueren en actualiseren beschreven.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
10
Hoofdstuk 3
De structuur van het oefenen
In dit hoofdstuk is de structuur van het oefenen weergegeven voor de vrijwilligers, de ondersteuningsploeg en de nieuwe medewerkers. Dit hoofdstuk ligt ten grondslag aan een gedegen oefenjaarrooster, waarbij alle repressieve taken in de juiste verhouding aan bod komen.
3.1 Oefenen Vrijwilligers De vrijwilligers oefenen iedere dinsdagavond van half 8 tot half 10. Deze oefeningen worden geheel voorbereid en gefaciliteerd door de afdeling Preparatie. De afdeling verzorgt op dinsdagavond vier oefeningen verdeeld over de diverse ploegen. Op het oefenplanbord worden de oefeningen en de indeling voor iedere ploeg weergegeven. Deze oefeningen worden wekelijks gerouleerd, en na vier weken vernieuwd. Zo krijgt iedere ploeg dezelfde oefeningen aangeboden en beschikken zij over dezelfde mate van geoefendheid.
In het schema in paragraaf 3.4 is de structuur van het oefenjaarrooster weergegeven. Volgens dit schema worden op jaarbasis 44 oefeningen voorbereid. Er zijn per oefenavond vier ploegoefeningen. Iedere ploeg wordt willekeurig ingedeeld, waardoor er steeds in wisselende samenstelling geoefend wordt.
3.2 Eindoefeningen en kwaliteitstoetsen Het toetsen van de geoefendheid vindt aan het eind van ieder oefenblok plaats, middels een eindoefening én een kwaliteitstoets. De eindoefeningen voor de vrijwilligers vinden plaats in de vorm van een middelincident of groot incident. Tijdens de eindoefeningen worden de kennis en vaardigheden van de ploeg als geheel beoordeeld. Verder wordt er aan het eind van ieder oefenblok een kwaliteitstoets ingeroosterd, waarbij de motorische vaardigheden van het hoofdthema individueel getoetst worden. Dit kan bijvoorbeeld voor het hoofdthema “technische hulpverlening” een toets met drie verschillende stands zijn waar het hydraulische gereedschap, motorkettingzaag en stabiliseren behandeld worden. Het is voor iedereen verplicht deel te nemen aan de eindoefening en de kwaliteitstoets. Aan de eindoefening en kwaliteitstoets zijn diverse criteria verbonden waaraan de kwaliteit van de geoefendheid getoetst zal worden. Personen die absoluut niet aanwezig kunnen zijn bij de ingeplande eindoefeningen en kwaliteitstoetsen krijgen een inhaalmogelijkheid.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
11
Oefenblok
Blok 1 (10 weken)
Blok 2 (10 weken)
Blok 3 (10 weken)
Blok 4 (10 weken)
Hoofdthema
THV (5)
Brand (5)
OGS (3)
Divers (3)
Subthema´s
OGS (1)
THV (2)
Boot (1)
Brand (3)
Boot (1)
OGS (1)
Brand (3)
THV (2)
Brand (2)
Ladder (1)
THV (2)
OGS (1)
Eindoefening (1)
Eindoefening (1)
Eindoefening (1)
Eindoefening (1)
WK 2005
2006
WK
WK
WK
7
THV
18
Brand
37
OGS
48
Brand
8
Brand
19
THV
38
Brand
49
Boot
9
THV
20
Brand
39
THV
50
THV
10
OGS
21
OGS
40
OGS
51
Brand
11
THV
22
Brand
41
Brand
52
Boot
12
Brand
23
THV
42
Boot
1
OGS
13
THV
24
Brand
43
THV
2
THV
14
Boot
25
Boot
44
Brand
3
Brand
15
THV
26
Brand
45
OGS
4
Ladder
16
Eindoefening THV 27
Eindoef. Brand
46
Eindoef. OGS
5
Eindoef Spec..
17
Eindoefening THV 28
Eindoef. Brand
47
Eindoef. OGS
6
Eindoef Spec.
3.8 Realistisch oefenen Het is noodzakelijk alle taken die in het verzorgingsgebied voorkomen, zo realistisch mogelijk te beoefenen. Met realistische oefeningen worden de vaardigheden verbeterd of op peil gehouden. Bovendien werkt realistisch oefenen vaak motiverend voor de deelnemers. Een belangrijk oefendoel van Brandweer Grave is om meer realistische trainingen te organiseren. Jaarlijks zullen er dan ook, verdeeld over 4 dagen, alle vrijwilligers op een oefencentrum getraind worden.
Op dit moment gaan de bevelvoerders en officieren eens per vier jaar naar het Fire Service College in Zweden. Het is de bedoeling om vanaf 2006 ook de manschappen méér realistische trainingen aan te bieden. In het najaar van 2006 zullen de vrijwilligers van de brandweer Grave in groepen van acht personen (manschappen onder leiding van een bevelvoerder ) gaan trainen bij Risc in Rotterdam . Hiervoor is een vierjarig oefenprogramma opgesteld, waarin alle risico’s zoals die in het verzorgingsgebied van de brandweer Grave voorkomen, zijn opgenomen.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
12
Hoofdstuk 4
Oefenbegeleidingsgroep (OBG)
In juni 2003 heeft Brandweer Grave het doel gesteld te gaan oefenen volgens de Leidraad. Daaropvolgend is de behoefte aan ondersteuning bij het voorbereiden, het ensceneren, observeren, beoordelen en evalueren van de oefeningen aanzienlijk toegenomen. Daarnaast ontstond gelijktijdig de behoefte aan docenten en instructeurs om (nieuwe) lesstof en technieken over te dragen. Momenteel is de groep die oefeningen kan voorbereiden, begeleiden en evalueren zeer beperkt. Dit maakt deze groep kwetsbaar, met alle gevolgen van dien zoals, stagnerende oefeningen etc.
4.1 De huidige situatie. De samenstelling van de OBG is op dit moment onvoldoende gestructureerd. Oefenleiders hebben op dit moment dezelfde taak als ensceneerder en/of waarnemer. Binnen de OBG groep worden deze taken echter niet eenduidig ten uitvoer gebracht. Er is vanuit de organisatie te weinig capaciteit beschikbaar om de OBG goed te begeleiden en te ondersteunen. Om deze verschillen in de taakbelevenis en werkwijze uit te sluiten, en deze groep fors uit te breiden, wat de kwetsbaarheid vermindert volgen alle OBG-ers de cursus oefenleider. In deze door het NIBRA ontwikkelde lesstof, krijgen de deelnemers inzicht wat volgens landelijk model de samenhangende taken en verantwoordelijkheden zijn van alle bij het oefenen betrokken partijen. Tijdens deze cursus wordt er ook geleerd hoe men een oefening kan voorbereiden en organiseren. Daarbij wordt ook de nodige aandacht besteed aan de veiligheid tijdens het oefenen.
Om de kwaliteit van de oefeningen te borgen ontstaat nu ook de behoefte aan beoordelingscriteria voor de OBG-ers. Verder blijkt dat ook binnen de OBG veel behoefte bestaat aan klankborden, feedback, gestructureerd overleg, duidelijke afspraken en taakafbakening. Het gebeurt regelmatig dat het oefenrooster om welke reden dan ook moet worden gewijzigd. De complexiteit van het huidige oefenrooster met vier oefenploegen, biedt geen rek om kleine wijzigingen op te vangen. Hierdoor is het vrijwel onmogelijk om de OBG-ers langer dan een week van te voren te vertellen welke oefening hij kan voorbereiden. Dit gaat ten koste van de voorbereidingstijd en de kwaliteit van de oefening.
4.2 De gewenste situatie. De OBG dient wat samenstelling en opbouw betreft te worden aangepast zodat de vrijwilligers op voldoende ondersteuning kunnen rekenen bij het oefenen. De gewenste aanpassingen zijn:
Het opleiden van 16 volwaardige oefenleiders (bevelvoerders en Hoofdbrandwachten). Met dit aantal oefenleiders wordt voorkomen dat voor iedere oefening een beroep moet worden gedaan op dezelfde personen. Hierdoor wordt de taak van oefenleider aantrekkelijker.
Het dusdanig samenstellen van de OBG dat alle ploegen voldoende ondersteund kunnen worden bij het oefenen. Om te voorkomen dat er regelmatig een beroep gedaan moet worden op dezelfde OBG-er(s) is het streven, om de OBG uit te breiden tot een grootte van ongeveer 16 oefenleiders
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
13
Er dient binnen de OBG een duidelijk afgebakend takenpakket te worden vastgelegd. Niet alle personen binnen de OBG hebben dezelfde kennis, motivatie en opleiding. De bijdrage die zij leveren aan het oefenen is belangrijk voor de continuïteit en de kwaliteit van het oefenen.
Het functioneren van de OBG zal aan het eind van ieder kwartaal door de oefencoördinator met de bevelvoerders van de ploegen worden geëvalueerd. Zij hebben een belangrijke inbreng wat de samenstelling en het functioneren van de OBG betreft.
De oefencoördinator stelt de OBG samen onder verantwoordelijkheid van de commandant. Het aanstellen van nieuwe OBG-ers en het beëindigen van de samenwerking met OBG-ers, zal middels een gesprek met de oefencoördinator en de commandant plaatsvinden.
Het oefenrooster moet eenvoudiger worden opgezet zodat fluctuaties in bezetting, beschikbare voertuigen en middelen geen direct nadelige gevolgen hebben op geplande oefeningen. Bij een stabiel oefenrooster kunnen de ploegen gedurende drie weken de oefeningen doorschuiven zodat het aantal voor te bereiden oefeningen voor alle partijen kleiner wordt. De oefeningen kunnen zo eerder aan de OBG worden overgedragen.
In de OBG zijn de volgende niveaus aan te brengen: Niveau 1: ·oefenleiders, instructeurs en veiligheidsfunctionarissen Niveau 2: ·ensceneerders en waarnemers Niveau 3: ·slachtoffers/ figuranten en oefenondersteuning
4.3 Taken OBG De oefenleider gaat aan de hand van, door de oefencoördinator, uitgewerkte oefeningen aan het werk om hierbij een goed scenario te schrijven. De oefeningen moeten zijn afgestemd op de geoefendheid en het kennisniveau van de oefenploeg. Deze afstemming moet door overleg met de bevelvoerder van de ploeg plaatsvinden. Hierdoor ontstaat een gedeelde verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en uitvoering van de oefening. Ten behoeve van de voorbereiding van de oefening kan de oefenleider een beroep doen op de overige deelnemers van de OBG die hem hierin ondersteunen. Voor een verdere beschrijving van taken en verantwoordelijkheden zie hoofdstuk 6.
De instructeur gaat op verzoek van de oefencoördinator aan de slag met de voorbereiding van de te verrichten instructie. Dit kan een theoretische-, een praktijk- maar ook een gecombineerde instructie zijn. De instructeur (intern of extern) wordt ingehuurd volgens regels die de regio hanteert. Van een instructeur wordt verwacht dat hij minimaal de papieren instructeur algemeen (001) bezit, of anders onder leiding van een instructeur algemeen (001) werkt. Bij aantoonbare ervaring van externe deskundigen kan de afdeling opleiden en oefenen besluiten een uitzondering op deze regel te maken.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
14
De veiligheidsfunctionaris wordt na overleg met de oefencoördinator en de oefenleider ingezet bij realistische oefeningen en bij oefeningen waarbij twee of meer eenheden worden ingezet. Dat geldt ook voor overige situaties waarbij een veiligheidsfunctionaris nodig wordt geacht. Hij is verantwoordelijk voor de veiligheid van alle bij de oefening betrokken personen (inclusief omstanders) vanaf het ensceneren van de oefening tot en met het afsluiten van de oefening en het inpakken van de ensceneringmiddelen. De veiligheidsfunctionaris werkt hierbij nauwlettend samen met de oefenleider. Bij oefeningen waarbij twee of meer eenheden worden ingezet zal vooraf gaande aan de oefening een risico-inventarisatie gehouden worden. Voor een verdere beschrijving van taken en verantwoordelijkheden zie hoofdstuk 6.
De ensceneerders en waarnemers houden zich voornamelijk bezig om de oefenleider te ondersteunen bij de voorbereiding en uitvoering van de oefening. Na het ensceneren van de oefening kan een ensceneerder een waarnemerstaak gaan vervullen. De oefenleider kan een ensceneerder/ waarnemer ook met een specifieke taak aan de veiligheidsfunctionaris koppelen. De taakverdeling dient door de oefenleider voor de oefening met alle bij de oefening betrokken personen te zijn doorgenomen. Ensceneerders en waarnemerstaken kunnen over het algemeen door iedere gediplomeerde brandweerman/-vrouw worden uitgevoerd. Een waarnemer dient wel één rang hoger opgeleid te zijn dan de groep of persoon die hij waarneemt. Als voorbeeld: een hoofdbrandwacht als waarnemer van ploegleden (manschappen). Een brandmeester als waarnemer van een onderbrandmeester enz. Na het doorlopen van de cursus oefenleider wordt er van iedere OBG-er verwacht dat hij/zij na overleg met de oefenleider zelfstandig met een toegewezen taak aan de slag kan. Voor de vergoeding van de enceneerders/ waarnemers zie hoofdstuk 6.
4.4 Uitwerken van oefeningen De afdeling Preparatie heeft als taak een jaarrooster voor het eigen korps op te stellen en te vertalen naar een werkbaar oefenjaarrooster voor het eigen korps waaraan per oefening oefenkaarten, locaties, voertuigen, oefenleiders, materieel en materiaal zijn toegevoegd. Dit geldt voor alle oefeningen. Als de oefeningen zover zijn uitgewerkt, wordt er aan iedere oefening een oefenleider gekoppeld. Deze draagt zorg voor de verdere uitwerking van de oefening (zie hoofdstuk 6), waarin hij wordt ondersteund door de oefencoördinator, de bevelvoerder van de oefenploeg(en), en indien nodig andere uit de OBG afkomstige personen.
4.5 Het evalueren van oefeningen De oefenleider heeft de oefening uitgewerkt en daarbij één of meerdere personen uit de OBG gevraagd om de oefenploeg waar te nemen. Het beeld dat gedurende het oefenen wordt verkregen, zal aansluitend op de oefening door de oefenleider in het evaluatiegesprek worden weergegeven. In dit gesprek wordt aangegeven in hoeverre de beoogde oefendoelen zijn bereikt en welke leermomenten de oefening heeft opgeleverd. De oefenleider kan desgewenst een apart gesprek voeren met de bevelvoer(s). Daarnaast dient de ploeg voorafgaand aan het evaluatiegesprek aan te geven hoe men de oefening heeft ervaren. Dat kan eenvoudig door alle deelnemers aan de oefening een cijfer toe te laten kennen. Dit is wenselijk om de inbreng en betrokkenheid van de ploeg bij het oefenen te vergroten en alle bij de oefening betrokken personen feedback te geven. Indien er tijdens een oefening bijzondere zaken aan het licht zijn gekomen, dienen deze zo snel mogelijk terug te worden gekoppeld naar de oefencoördinator. Dat geldt in het bijzonder voor gevaarlijke situaties en bijna ongevallen. Deze dienen altijd schriftelijk te worden vastgelegd op de daarvoor beschikbare formulieren.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
15
Een evaluatierapport en de presentielijst van de oefening, worden na de oefening door de oefenleider ingeleverd en mondeling toegelicht bij de afdeling Preparatie.
De oefenresultaten dienen door de administratieve ondersteuning in het oefenregistratieprogramma te worden ingevoerd. De oefenresultaten zullen waar mogelijk individueel in het registratieprogramma worden vastgelegd.
Alle benodigde acties die voortkomen uit het oefenresultaat, worden na overleg met de commandant en de bevelvoerder(s), opgestart door de Oefencoördinator. Deze acties kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het organiseren van bijscholing of extra oefeningen. Doormiddel van bijscholing en/of extra oefeningen moeten vaardigheden en kennis weer op een acceptabel niveau worden verkregen. Zonodig kan de commandant andere maatregelen treffen.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
16
Hoofdstuk 5
Kwaliteitsborging Oefenen
Het kwaliteitsniveau van repressieve kennis en vaardigheden kan door oefenen gemeten en verbeterd worden. Dit hoofdstuk dient de garantie te zijn dat het niveau op een aanvaardbaar niveau blijft of zelfs naar een hoger niveau groeit. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat het doel en de randvoorwaarden zijn van het toetsen van de geoefendheid. Ten slotte wordt er aangegeven aan welke criteria voor een voldoende geoefend niveau de medewerkers met een repressieve taak moeten voldoen.
De kwaliteitstoetsen zullen bestaan uit de volgende thema’s: 1.
Brandbestrijding
2.
Technische Hulpverlening
3.
Ongeval Gevaarlijke Stoffen
4.
Specialisme
5.1 Doelgroep eindoefeningen en kwaliteitstoetsen Iedere medewerker met een repressieve taak moet voldoen aan een “voldoende niveau” van geoefendheid. Om dit niveau te meten, wordt ieder oefenkwartaal afgesloten met een eindoefening. Deze eindoefening is ook wel een kwaliteitstoetsing, waaraan diverse criteria verbonden zijn. In de eindoefening worden de medewerkers als ploeg getoetst aan de gestelde criteria. Bij de kwaliteitstoets worden de medewerkers individueel getoetst op motorische vaardigheden.
De deelnemers aan de eindoefeningen/ kwaliteitstoets zijn: •
Alle functionarissen die een repressieve taak uitvoeren.
5.2 Randvoorwaarden kwaliteitsborging Om aan te kunnen tonen of een medewerker, ploeg of de gehele organisatie “voldoende geoefend” is, is het van belang de geoefendheid te toetsen, te meten en te registreren. Het is noodzakelijk alle oefeningen te registreren, zodat het kwaliteitsniveau van de repressieve organisatie van Brandweer Grave zichtbaar gemaakt wordt. Het in beeld brengen wat er wordt gepresteerd, maakt het tevens mogelijk om binnen de regio prestaties te vergelijken en biedt mogelijkheden om van elkaar te leren. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de medewerkers van Brandweer Grave zich kritisch opstellen ten aanzien van het repressief functioneren.
De frequentie van het oefenen en het toetsen van de geoefendheid is bepalend voor het kwaliteitsniveau van de repressieve organisatie. Een oefenblok bedraagt een periode van 10 weken en wordt afgesloten met een eindoefening. Per week wordt één oefening voor een ploeg voorbereid en georganiseerd door de oefencoördinator. Om een goed beeld te houden van het kwaliteitsniveau dient over het gehele jaar een minimale deelname van 80% voor de vrijwilliger aan de kwaliteitstoetsen als criteria te worden gehandhaafd.
De beoordelaars en oefenleiders bij een eindoefening beschikken over de rang van minimaal hoofdbrandwacht, en beschikken over minimaal één rang hoger dan de persoon die beoordeeld dient te worden.
De criteria die aan de kwaliteitstoets gesteld zijn, voldoen aan hetzelfde niveau dat het Nibra en het N.B.B.E hebben vastgesteld in het examenreglement van de diverse brandweeropleidingen. De toetscriteria zijn in bijlage 3 opgenomen en kunnen met: niet gedaan, onvoldoende, voldoende en goed worden beoordeeld.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
17
5.3 Evalueren eindoefeningen Evalueren van de eindoefening en kwaliteitstoets is van groot belang om de kwaliteit van dat moment te bepalen en op termijn te verhogen. De evaluatie zal direct na de toets mondeling plaatsvinden op groeps- en individueel niveau. Er wordt op papier vastgelegd of het doel van de oefening behaald is en wat de aandachtspunten zijn. 5.4 Kwaliteitstoetsen Motorische Vaardigheden De eindoefeningen worden beoordeeld op ploegniveau, maar de kwaliteitstoetsen “motorische vaardigheden” worden op individueel niveau beoordeeld. De motorische vaardigheden worden in de vorm van diverse stands per hoofdthema afgenomen. De te toetsen motorische vaardigheden zijn:
Brand
OGS
•
Aflegsystemen (lage druk, hoge druk, schuim)
•
Theorie identificatie gevaarlijke stoffen
•
Kleine blusmiddelen
•
Meetapparatuur
•
Handladders (belopen, oplopen en afdalen)
(explosiemeter, gasmeetbuisjes, RA-meter)
•
Gebruik ademluchttoestel (omhangen en afhangen) en •
Gebruik ERIC-kaarten en chemiekaartenboek
andere PBM
Gebruik PBM en aan- en uitkleedprocedure van
•
•
chemiepak en gaspak
Ademluchtoefening (tactiek en techniek)
Technische Hulpverlening
Specialisme
•
Stabiliseren
•
Bedienen ladderwagen
•
Aggregaat en hydraulisch gereedschap
•
Bedienen boot
(spreider, schaar en ram)
•
Bedienen voertuigen
•
Hefkussens en dommekrachten
•
WVD
•
Snijbrander, motorkettingzaag, doorslijpschijf
•
Hijsgereedschap
•
Afdichtingsmiddelen
•
Liftopsluiting
•
Gebruik PBM
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
18
Hoofdstuk 6
Taken en verantwoordelijkheden
6.1 De organisatie van het oefenen De Commandant Brandweer Grave draagt namens het gemeentebestuur de verantwoordelijkheid voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel. De afdeling Preparatie verzorgt de oefeningen. Binnen de oefenorganisatie dient onderscheid te worden gemaakt tussen functionarissen die algemene, voorbereidende en uitvoerende taken verrichten en de functionaris die de eindverantwoordelijkheid voor deze organisatie heeft. Er wordt binnen de oefenorganisatie dan ook gesproken van een oefencoördinator, medewerker oefenen en OBG. Tot de taken van de oefenorganisatie worden gerekend:
•
Het verzorgen van de oefeningen
•
De (logistieke) verzorging van de oefening.
•
De evaluatie van de gehouden oefeningen.
•
Het bewaken van de voortgang in de oefeningen aan de hand van het oefenrooster.
•
Aan de hand van een jaarlijkse evaluatie, analyseren van het rapport en de oefendoelstellingen bijstellen.
•
Kwaliteit geoefendheid van het brandweerpersoneel.
Bij het vaststellen van de vergoeding voor de verschillende hieronder beschreven functies, is rekening gehouden met de vergoedingen zoals die voor de vrijwilligers (manschappen en bevelvoerders) gelden. Alle medewerkers binnen de OBG dienen aangesteld te zijn met een repressieve functie, zodat de repressieve kennis en ervaring onderhouden wordt. Dit met uitzondering van de oefencoördinator. 6.2 Oefencoördinator De oefencoördinator heeft in de dagelijkse praktijk een beleidsmatige functie met betrekking tot de opleiding en oefening van de brandweer. De coördinator draagt, onder verantwoordelijkheid van de commandant, de dagelijkse zorg voor de uitvoering van het oefenen. Hij kan voor de uitvoering een beroep doen op de oefenleiders, die zijn ondergebracht in de OBG. Beleidstaken •
Het ontwikkelen van een beleidsvisie met betrekking tot het oefenen: “het oefenbeleidsplan”.
•
Vaststellen van het oefenprogramma op basis van de jaarlijkse oefendoelstellingen.
•
Opstellen van jaarlijkse oefenplanning: verdeling van de oefenkaarten over de beschikbare oefenuren.
•
Voortgangsbewaking met betrekking tot het oefenbeleid.
•
De jaarlijkse evaluatie en analyse van de oefencyclus.
Organisatietaken •
Afspraken maken met oefenleiders en oefenbegeleiders.
•
Het vaststellen van de oefendoelen.
•
Afstemmen van het oefenbeleid met de regionale brandweer.
•
Verantwoordelijkheid voor de oefenfaciliteiten en -locaties.
•
Het aanspreekpunt zijn op het gebied van oefenen.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
19
Taken evaluatie en registratie •
Het verzamelen van resultaten voor de oefenregistratie.
•
Het bewaken van de implementatie van de evaluatie-uitkomsten in de oefencyclus van 2006.
•
Het terugkoppelen van de resultaten van de evaluaties naar de uitrukploegen en het MT.
Om deze taken naar behoren te kunnen uitvoeren dient de oefencoördinator structureel overleg te voeren met de oefenleiders. De oefencoördinator heeft bij het uitvoeren van zijn taken nauw contact met de commandant. Dit om het oefenprogramma zoveel als mogelijk in te passen in de beschikbare oefenuren van Brandweer Grave. 6.3 Oefenleiders De oefenleiders worden dienen te beschikken over de benodigde kennis en vaardigheden voor het voorbereiden, de daadwerkelijke uitvoering en de evaluatie van een oefening. Voor elke oefening wordt één oefenleider aangewezen door de oefencoördinator, die de eindverantwoordelijkheid van een oefening heeft. Voor de organisatie, uitvoering en evaluatie van de oefening, maakt de oefenleider onder meer gebruik van oefenkaarten. Bij het organiseren van de oefening heeft de oefenleider de volgende taken:
•
Het doorspreken van het scenario en de oefendoelen met de oefencoördinator.
•
Het vaststellen van de werkvorm aan de hand van de oefenkaarten.
•
Het op tijd klaar hebben (een half uur voor de aanvang van de oefening) van het scenario en enscenering.
•
Het opstellen en uitvoeren van het draaiboek voor de oefening.
•
Draagt de eindverantwoordelijkheid van de oefening.
•
De oefening en het scenario bij eindoefeningen of indien noodzakelijk afstemmen met de veiligheidscoördinator.
•
Het bepalen van de taakverdeling van de manschappen.
•
De manschappen briefen en na afloop de oefening evalueren en feedback geven.
•
Het vaststellen van de leermomenten en het uitvoeren van de evaluatie.
•
Noodprocedure kennen en kunnen uitvoeren.
De taak van Oefenleider vereist dat deze persoon een grote mate van zelfstandigheid en initiatief moet hebben. Hij moet georganiseerd kunnen werken en moet mensen kunnen prikkelen zich 100% in te zetten om gezamenlijk het beoogde doel te halen. Een flexibele en stimulerende houding naar de oefenploeg is daarvoor een vereiste eigenschap. Verder is het van cruciaal belang dat de oefenleider op de juiste wijze feedback weet te geven en de leermomenten kort en duidelijk kan verwoorden naar de ploegen.
Opleiding en vergoeding Ongeacht de rang van de oefenleider, bedraagt de maximumvergoeding het aantal oefenuren plus één voorbereidend uur, rang niveau. Extra uren worden alleen vergoed na overleg met en door middel van een door de commandant afgetekende urenlijst. De oefenleiders dienen te beschikken over de diploma’s hoofdbrandwacht, en oefenleider.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
20
6.4 Veiligheidsfunctionarissen (m.n. bij eindoefeningen of realistische oefeningen) Voor iedere oefening worden de risico’s geïnventariseerd en vastgelegd. De oefenleider en veiligheidsfunctionaris nemen indien nodig passende tegenmaatregelen om risico’s tijdens het ensceneren en oefenen zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken. De veiligheidsfunctionaris heeft de volgende taken:
•
Inventariseren risico’s bij een oefening en daarvoor tegenmaatregelen organiseren.
•
Het vastleggen van de veiligheidsmaatregelen bij een oefening en deze met de oefencoördinator afstemmen.
•
Noodprocedure kennen en kunnen uitvoeren.
•
De noodprocedure, de eventueel aanwezige risico’s en de veiligheidsmaatregelen met de deelnemers en oefenbegeleiding doorspreken.
De veiligheidsfunctionaris moet in staat zijn goed het overzicht te behouden tijdens oefensituaties. De veiligheidsfunctionaris moet gevaarlijke situaties kunnen herkennen en daar direct op inspelen. Dit betekent dat de veiligheidsfunctionaris bij het herkennen van een gevaarlijke situatie direct zal ingrijpen of de oefening onderbreken. Het is vervolgens belangrijk dat de oefenleider middels een korte en snelle rapportage wordt geïnformeerd. De veiligheidsfunctionaris is verantwoordelijk voor de veiligheid van alle betrokkenen bij de oefening en moet in staat zijn deze verantwoordelijkheid te dragen. Om overzicht te houden, zal de veiligheidsfunctionaris zich niet inhoudelijk met de oefening bezig houden.
Opleiding en vergoeding De veiligheidsfunctionaris krijgt een vergoeding op rangniveau met een maximum tot brandmeester. Het aantal uren dat de veiligheidsfunctionaris krijgt vergoed, bedraagt het aantal oefenuren plus één voorbereidend uur. Extra uren worden alleen vergoed na overleg met en door middel van een door de commandant afgetekende urenlijst. Een veiligheidsfunctionaris dient bij kleine oefeningen of oefeningen met motorische vaardigheden te beschikken over minimaal de diploma’s hoofdbrandwacht en de opleiding tot veiligheidsfunctionaris,. Bij een eindoefening (middel- en groot incident) dient de veiligheidsfunctionaris te beschikken over minimaal onderbrandmeester en de opleiding tot veiligheidsfunctionaris.
6.5 Waarnemers en oefenondersteuning De waarnemers assisteren de oefenleider en hebben tevens een taak in het ensceneren of waarnemen van oefeningen.
Opleiding en vergoeding Een waarnemer krijgt een vergoeding op rangniveau met een maximum tot brandmeester. Het aantal uren dat de waarnemer krijgt vergoed, bedraagt het aantal oefenuren plus één voorbereidend uur. Extra uren worden alleen vergoed na overleg met en door middel van een door de commandant afgetekende urenlijst. Een waarnemer dient te beschikken over minimaal de diploma’s hoofdbrandwacht. Daarbij geld minimaal een gelijke rang of hoger van de te waarnemen personen. Waarbij op gelijke rang de waarnemer minimaal een repressieve ervaring van 4 jaar in die rang heeft. Lotus slachtoffers worden per uur, conform de regionaal gemaakte afspraken met de Lotusgroep uitbetaald.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
21
6.6 De OBG Alle OBG-ers dienen de cursus oefenleider te volgen, omdat in deze cursus de oefenmethodiek van de Leidraad Oefenen uitvoerig aan bod komt. Dat geldt ook voor de taakverdeling en de samenwerking binnen de oefenorganisatie. Dit komt het functioneren van de OBG ten goede. De cursus oefenleider kost € 150,- per deelnemer. Na het afronden van deze cursus kan men als oefenleider wordt ingezet. Iedere OBG-er kan in de toekomst gevraagd worden aanvullende opleidingen binnen het vakgebied oefenen te volgen.
6.7 Medewerker TD De medewerker technische dienst heeft een ondersteunende (technische) taak vóór en na de oefening, ten aanzien van de oefenorganisatie. Deze medewerker draagt onder andere de verantwoordelijkheid voor de volgende zaken:
•
Onderhoud oefenfaciliteiten;
•
Logistieke verzorging o.a. ophalen en wegbrengen sloopauto’s, instructiemiddelen etc.
•
Regulier onderhoud ademluchttoestellen.
•
Overige logistieke verzorging organisatie
•
Coördinatie onderhoudswerkzaamheden ten aanzien van het oefenmateriaal
6.8 Administratieve ondersteuning De medewerkster administratieve ondersteuning heeft een ondersteunende administratieve taak in dagdienst, ten aanzien van de afdeling Veiligheid en Handhaving. Zij kan op afroep ingezet worden voor administratieve werkzaamheden. Deze medewerkster draagt onder andere bij aan de volgende zaken: •
Diverse bewerkingen in Registar.
•
Outlook agenda’s beheren voor het cluster brandweer..
•
Opstellen van vergaderagenda’s, notuleren en verslagleggen..
•
Verzamelen en verwerken van de oefenregistratie.
•
Uitvoeren van eenvoudige werkzaamheden op de PC.
•
Uitvoeren van diverse administratieve taken..
•
Diverse telefonische werkzaamheden.
•
Verzamelen, kopiëren, registreren, en veiligstellen van diploma’s en certificaten.
•
Deelnemen in het afdelingsoverleg.
•
Overige voorkomende administratieve werkzaamheden ter ondersteuning van het cluster Brandweer.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
22
Hoofdstuk 7
Financiële onderbouwing
Dit hoofdstuk geeft de financiële vertaling weer van het oefenbeleidsplan. In dit hoofdstuk wordt niet nader ingegaan op vergoedingen, formatiekosten, overhead en dergelijke. Aan het eind van het hoofdstuk worden de uiteindelijke technische kosten weergegeven.
In het brandweerbeleidsplan zijn diverse financiële uitgangspunten opgesteld die uiteindelijk hun plaats hebben gekregen in de begroting van de brandweer. Naar aanleiding van dit oefenbeleidsplan, is het duidelijk dat een nadere invulling van de gestelde bedragen noodzakelijk is. 7.1 De huidige situatie In de begroting van 2006 is er de volgende post opgenomen, die direct gerelateerd kan worden aan het oefenen. Dit betreft de volgende begrotingspost: 622002 Preparatie/ 4343313 Oefenkosten brandweer Oefenenkosten: Uit deze post worden alle kosten betaald die direct gerelateerd zijn aan het onderwerp oefenen. Dit betreffen o.a. kosten die voortkomen uit realistisch oefenen manschappen, realistisch oefenen bevelvoerders (buitenland), onderhoud ensceneringmiddelen, kosten voor sloopvoertuigen, objecten en externe instructeurs. In de begroting is € 24.400,- opgenomen. De kosten van aanschaf en vervanging van oefenmiddelen zijn in het materieelbeheersplan 2006-2010 opgenomen. 7.2 De gewenste situatie Door diverse ontwikkelingen op het gebied van kwalitatief goed/ beter oefenen, gaat de brandweer landelijk een nieuwe fase in. Deze ontwikkelingen zullen leiden tot een kostenverhoging van het oefenen. Onderwerpen op het gebied van oefenen die landelijk spelen zijn o.a. het meer realistisch trainen en de geoefendheid van brandweermensen zo veel mogelijk borgen. In de volgende paragrafen zal per onderdeel worden aangegeven welke aspecten tot kostenverhogingen zullen leiden.
7.2.1 Realistisch oefenen manschappen (nationaal) Jaarlijks worden in 4 ploegen de manschappen van de brandweer Grave beoefend bij RISC in Rotterdam. Hiervoor is en programma opgesteld waarin alle risico;s zijn opgenomen die in het verzorgingsgebied van toepassing zijn. De kosten hiervan zijn € 12.000,- per jaar.
7.2.2 Realistisch oefenen bevelvoerders (internationaal) Conform het regionale Organisatieplan worden alle bevelvoerders middels een 4-jarige cyclus in een buitenlands oefencentrum beoefend. Deze kosten zijn vastgesteld op € 3400,-- per persoon per deelname. Voor 6 bevelvoerders in een 4-jarige cyclus genereert dit een belasting van € 5100, per jaar.
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
23
7.2.3 Reguliere oefenkosten De kosten die verbonden zijn aan de reguliere oefeningen, zoals o.a. kosten sloopauto’s, objecten, inhuur externe Instructeurs en deskundigen, worden betaald uit het huidige budget oefening en opleiding. De aanschaf en het onderhoud van ensceneringmateriaal wordt uit het budget materieel en onderhoud betaald.
7.3 Conclusie Op basis van de kostenraming, zoals in de vorige paragrafen weergegeven, mogen we concluderen dat het huidige oefenbudget toereikend is om alle aangegeven onderwerpen/ veranderingen direct door te voeren.
omschrijving Realistisch oefenen manschappen Realistisch oefenen bevelvoerders Reguliere oefenkosten
begrootte kosten
aanwezig (structureel)
overschot / tekort
€ 12.000
€ 12.000
€ 0,00
€ 5.100
€ 5.100
€ 0,00
€ 6.500
€ 6.900
€ 400,00 € 400,00
Oefenbeleidsplan Brandweer Grave 2007-2010
24
Hoofdstuk 8
Implementatie oefenbeleidsplan 2007-2010
Dit oefenbeleidsplan is een raamwerk voor de organisatie van het oefenen bij Brandweer Grave. Met dit plan zal Brandweer Grave diverse doelstellingen behalen, zowel op kort als langer termijn. Het uitgangspunt van dit plan is de oefendoelen zo realistisch en haalbaar mogelijk te maken. In de onderstaande paragrafen is per kernpunt gefaseerd aangegeven hoe deze geïmplementeerd zal worden. 8.1 Doelstellingen oefenbeleidsplan De doelstelling van een oefenbeleidsplan is het geven van een inhoudelijke basis aan het beleid van oefenen. Dit rapport dient antwoord te geven op de vraag: “Hoe kan Brandweer Grave haar afdeling opleiden en oefenen het beste inrichten, zodat de kwaliteit en kwantiteit van de oefeningen vóór het eind van 2008, zowel voor vrijwilligers als beroeps, verbeterd zijn”.
Het oefenen wordt tot op dit moment gezien als een verplichte taak. Een ander doel is dat alle medewerkers van Brandweer Grave inzien dat oefenen één van de kerntaken is, maar ook leuk en zinvol kan zijn. De algehele oefenkwaliteit dient voor het einde van 2010 verbeterd te zijn. Om tot een verbetering van de kwantiteit en de kwaliteit de komen zijn de volgende kernpunten in dit plan opgenomen:
•
Invoeren van een goed gestructureerde oefenbegeleidingsgroep, ter ondersteuning van de oefeningen.
•
Organiseren en faciliteren van reguliere oefeningen door de afdeling Preparatie.
•
Organiseren van eindoefeningen om oefenkwaliteit van de ploeg te meten, evalueren en verbeteren.
•
Organiseren van kwaliteitstoetsen voor het individueel toetsen van de motorische vaardigheden.
•
Organiseren van de sportkeuring om de fysieke vaardigheden te toetsen en verbeteren.
•
Invullen realistische trainingen nationaal en/of internationaal.
8.2 Gefaseerd invoeren van de OBG In hoofdstuk 4 is de structuur van de oefenbegeleidingsgroep weergegeven. Deze OBG speelt een belangrijke rol in de kwaliteit van de oefeningen, waardoor er ook een bepaalde kwaliteit van de deelnemers aan de OBG verwacht wordt. Op dit moment vormen diverse beroepsmedewerkers en oud-collega’s de oefenbegeleidingsgroep, ter ondersteuning van het oefenen van de vrijwilligers. Voor het einde van 2008 dient de OBG kwalitatief en goed gestructureerd te zijn, met goed opgeleide en gemotiveerde medewerkers.
2006
Inventariseren deelnemers OBG en bepalen opleidingen, monitoren kwaliteiten en evt. aandachtspunten.
2006
deelnemers OBG opleiden, naar aanleiding van de resultaten van het bovenstaande punt.
2007
Start OBG groep
2007
Tussentijds beoordelen en evalueren deelnemers OBG.
2008
Analyseren en evalueren doelstelling.
8.3 Organiseren, faciliteren en begeleiden van reguliere oefeningen In hoofdstuk 3 is de structuur van het oefenen voor de vrijwilligers . De afdeling Preparatie heeft het doel gesteld, dat voor het eind van 2006 de organisatie omtrent de oefeningen uit handen van de ploegen genomen wordt. Dit betekent dat onder leiding van de afdeling Preparatie de oefeningen compleet georganiseerd, gefaciliteerd en begeleid zullen worden.
25
8.4 Organiseren van eindoefeningen In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat ieder oefenblok afgesloten zal worden met een eindoefening. In hoofdstuk 5 zijn de criteria met betrekking tot de eindoefeningen weergegeven. Het is de bedoeling dat voor het einde van 2007 iedere medewerker met een repressieve taak minimaal vier keer per jaar een eindoefening doet, waaraan de ploeg aan diverse criteria moet voldoen om voldoende geoefend te zijn.
8.5 Organiseren van kwaliteitstoetsen In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat in ieder oefenblok een kwaliteitstoets van motorische vaardigheden plaatsvindt. In hoofdstuk 5 zijn de diverse motorische vaardigheden per thema weergegeven. Het is de bedoeling dat voor het einde van 2008 iedere medewerker met een repressieve taak minimaal vier keer per jaar deelneemt aan de kwaliteitstoets, om individueel de motorische vaardigheden per oefenthema te toetsen. De kwaliteitstoets moet met een voldoende afgerond worden, om de repressieve taak te kunnen behouden.
8.6 Realistische trainingen nationaal en internationaal Een belangrijk oefendoel is om vóór eind 2006 meer realistische oefeningen te organiseren. Zo zal iedere ploeg minimaal één keer per jaar een dag realistisch oefenen op een oefencentrum. (Zie bijlage 1) Bevelvoerders gaan op dit moment eens per vier jaar naar Zweden en ook officieren worden realistisch getraind in Zweden.
26
Hoofdstuk 9
Jaarlijkse evaluatie en actualisatie
De jaarlijkse evaluatie is een essentieel onderdeel van dit oefenbeleidsplan, zowel van de inhoud van dit plan als van de structuur van de oefensystematiek. In deze evaluatie wordt bepaald of de doelstellingen aan het eind van ieder jaar behaald zijn. Het plan zal zich op deze wijze steeds verder ontwikkelen en verbeteren. Het plan is dus nooit af, maar zal een continu project worden dat jaarlijks wordt geëvalueerd en verbeterd. 9.1 Evalueren en actualiseren oefenbeleidsplan Jaarlijks vindt er een evaluatie plaats op de uitvoering van het oefenbeleidsplan. De evaluatie wordt uitgevoerd door een commissie. De samenstelling wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. De commissie moet in elk geval bestaan uit het de commandant, de oefencoördinator en –medewerker, één bevelvoerder én een manschap. Daarnaast zullen interviews worden gehouden met enkele medewerkers (4) uit de uitrukdienst. Op basis van de evaluatie wordt het oefenbeleidsplan aangevuld en eventueel bijgesteld. Het gewijzigde plan wordt als voorstel ingediend bij het commandant en besproken met de oefencoördinator en het kader ter vaststelling. Dit proces zorgt voor een continue verbetering van de oefenorganisatie. Voor het begin van ieder nieuw jaar dient de oefenorganisatie compleet geactualiseerd te worden. Dit betekent dat vóór 2007 het oefenjaarplan, de roosters en de oefenbegeleidingsgroep geactualiseerd worden. 9.2 Oefenjaarrooster Het oefenjaarrooster dient vóór 1 januari van ieder nieuw jaar gereed te zijn. Dit zijn de roosters waarin de verdeling van de oefeningen en de oefenkaarten zijn opgenomen. Hierin dienen alle taken (brand, hulpverlening, waterongevallen en OGS) verdeelt te worden over vier oefenblokken, waarbij ieder blok met een eindoefening wordt afgesloten. Het oefenjaarrooster wordt samengesteld door de Oefencoordinator, onder verantwoordelijkheid van de Commandant. Het oefenjaarrooster wordt vervolgens door het kader geaccordeerd. Voor de regionale specialismen wordt door de Hulpverleningsdienst jaarlijks een oefenrooster opgesteld. 9.3 Evalueren en actualiseren OBG De oefenbegeleidingsgroep wordt jaarlijks in december door de oefencoordinator en de commandant geëvalueerd. Iedere deelnemer wordt beoordeeld op de taken en verantwoordelijkheden (zie hoofdstuk 6) zoals in het voorgaande jaar uitgevoerd. Aan de hand van de evaluatie worden de functies voor het komende jaar ingedeeld. 9.4 Bepalen gewenst oefenniveau Op basis van de diverse kwaliteitsmetingen van het repressieve personeel is een maatstaf te bepalen voor het oefenen. Jaarlijks dient deze maatstaf opnieuw bepaald te worden door de commandant en het kader is samenspraak met de oefencoördinator. Hierbij dient het management op papier vast te leggen welke mate van geoefendheid verwacht wordt op de diverse niveaus. Dit wordt uitgedrukt in een aanwezigheidspercentage, criteria voor de kwaliteitsmetingen en een beschrijving van de houding en het gedrag.
27
28