Beleidsnotitie Gemeente Medemblik
inzake
‘bestuurlijke maatregelen voor de reductie van nodeloze alarmeringen door automatische brandmeldinstallaties’
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 1
Voorwoord De gemeente Medemblik heeft op 27 december 2012 het geactualiseerde beleid “terugdringen van nodeloze alarmeringen door brandmeldinstallaties” vastgesteld. Dit beleidsvoorstel beschrijft de problematiek van brandweer met nodeloze alarmeringen van automatische brandmeldinstallatie en de oplossingsrichtingen. Aanbevelingen uit de bezwarencommissie over de stappen in het proces van handhaving en gebruik van de preventieve last onder dwangsom maken het noodzakelijk de beleidsnotitie aan te passen. Op hoofdlijnen wijkt de beleidsnotitie niet af van de eerdere versies. Doelstelling Doel is een efficiënte en effectieve inzet van de brandweer door het terugdringen van nodeloze alarmeringen noodzaak. Bestuurlijke handhaving Bij nadere analyse blijkt dat een klein percentage van de brandmeldinstallaties [abonnees] het merendeel van de nodeloze alarmeringen veroorzaakt. Deze abonnees nemen vaak onvoldoende verantwoordelijkheid om nodeloze alarmeringen tegen te gaan. Het blijft dan ook nodig deze groep abonnees te wijzen op hun verantwoordelijkheden. Hierom is het soms nodig uiteindelijk een last onder dwangsom op te leggen. De juridische grondslag hiervoor ligt in de Woningwet, het Bouwbesluit, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 2
Inhoudsopgave
Voorwoord ...................................................................................................................... 2 1.
Inleiding .......................................................................................................................... 4
2.
Probleemstelling ............................................................................................................. 4
2.1. Uitgangspunten en doelstelling ........................................................................................ 4 3.
Nodeloze alarmeringen van brandmeldinstallaties .......................................................... 5
3.1. Nodeloze alarmeringen nader gedefinieerd ..................................................................... 5 3.2. De omvang van het probleem.......................................................................................... 5 3.3. Oorzaken van nodeloze alarmeringen ............................................................................. 7 3.4. Huidige situatie ................................................................................................................ 8 3.5. Gewenste situatie ............................................................................................................ 8 4.
Oplossingsvoorstellen ..................................................................................................... 8
4.1. Wat kan er gedaan worden om het probleem te reduceren? ........................................... 8 4.2. Veelplegers nodeloze alarmeringen ................................................................................ 9 4.3. Bestuurlijke en juridische mogelijkheden ......................................................................... 9 5.
Bestuurlijke maatregelen in de praktijk .......................................................................... 10
5.1. Invoering bestuurlijke maatregelen ................................................................................ 10 5.2. Voorlichting en advisering ............................................................................................. 10 5.3. Registratie nodeloze alarmeringen ................................................................................ 10 5.4. Handhaving ................................................................................................................... 10 5.5. Wanneer bestuursdwangmaatregelen ........................................................................... 11 5.6. Uitvoeren bestuursdwangmaatregelen .......................................................................... 11
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 3
1. Inleiding Landelijk hebben brandweerkorpsen te kampen met nodeloze alarmeringen van automatische brandmeldinstallaties. Ook binnen de veiligheidsregio Noord-Holland Noord worden brandweerkorpsen hiermee geconfronteerd. Om het aantal nodeloze alarmeringen in de regio terug te dringen heeft de veiligheidsregio NHN een uniforme beleidslijn opgesteld en deze is op 13 september 2011 door de gemeente Medemblik vastgesteld en is in december 12 geactualiseerd. Aanbevelingen uit de bezwarencommissie over de stappen in het proces van handhaving maar ook het gebruik van de preventieve last onder dwangsom maken het noodzakelijk de beleidsnotitie weer aan te passen. Op hoofdlijnen wijkt de beleidsnotitie niet af van de eerdere versies.
Door toename van de kwaliteit van geïnstalleerde automatische brandmeldinstallaties is een percentuele daling waar te nemen van het absolute aantal nodeloze alarmeringen. Desondanks zijn in regionaal en lokaal verband enkele abonnees nog steeds verantwoordelijk voor een onevenredig aantal nodeloze alarmeringen. In het kader van gemeentelijke bezuinigingen, repressieve belasting (vrijwilliger) personeel brandweer en maatschappelijk belang is het onwenselijk deze nodeloze alarmeringen te tolereren. Daarom moet deze groep abonnees (blijvend) worden gewezen op hun verantwoordelijkheid. Deze notitie vormt onderdeel van een door het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord/brandweer ingesteld project ‘reductie nodeloze alarmeringen NHN’. In hoofdstuk 2 komt de feitelijke probleemstelling aan de orde. De omvang van het probleem is in hoofdstuk 3 weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de eerder genomen maatregelen en de bestuurlijke mogelijkheden. Het toepassen van bestuurlijke maatregelen wordt in hoofdstuk 5 uitgewerkt. In hoofdstuk 6 wordt het advies aan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik geformuleerd.
2. Probleemstelling De brandweer(posten) van de gemeente Medemblik bestaat uit ± 126 vrijwillige brandweermensen. Deze mensen staan 24 uur per dag klaar om in geval van een calamiteit hulp te verlenen aan mens en dier. Helaas wordt de brandweer van gemeente Medemblik ook met nodeloze alarmeringen geconfronteerd. Dit kan leiden tot een aantal onacceptabele problemen voor de brandweerorganisatie zoals: • De afname van de inzetbaarheid voor brand en hulpverlening elders in de gemeente. • De afname van de motivatie met als gevolg een afname in de uitruksnelheid. • De onnodige risico's voor de verkeersveiligheid (het rijden van huis naar de kazerne en van de kazerne naar de melding). • De onnodige geluidsoverlast (door sirenes) langs de aanrijdroutes. • Een verminderde bereidbaarheid van de werkgever waar de vrijwilliger zijn hoofdbetrekking heeft, om hem nog langer zijn nevenactiviteiten bij de brandweer te laten vervullen. • Extra uitrukkosten. 2.1. Uitgangspunten en doelstelling Voor automatische alarmeringen wordt zowel het beroeps-, als ook het vrijwillige gedeelte van de organisatie belast. De laatste jaren is het terugdringen van nodeloze alarmeringen aan de orde geweest in lokale en regionale verbanden. In deze notitie wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om nodeloze alarmeringen (verder) terug te dringen. Daarbij wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd:
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 4
Het acceptabele niveau voor het maximale aantal nodeloze alarmeringen door automatische brandmeldinstallaties op jaarbasis, conform de norm NEN 25351, geldt als bovengrens.
Het doel van de notitie is om nodeloze alarmeringen voor de brandweer Medemblik tot een minimum te beperken.
3. Nodeloze alarmeringen van brandmeldinstallaties Installaties die een nodeloze brandmelding kunnen genereren zijn aangesloten op de Meldkamer NHN. •
brandmeldinstallaties: een installatie met automatische rook- en handbrandmelders
In het dagelijks gebruik blijkt dat deze installaties ook alarmeringen veroorzaken als er geen sprake is van brand. Dit is voornamelijk het geval bij installaties met automatische rookmelders en in mindere maten met handbrandmelders. 3.1. Nodeloze alarmeringen nader gedefinieerd Brandmeldinstallaties als bedoeld in de artikelen 6.20 van het Bouwbesluit 2012 moeten voldoen aan de NEN 2535. De NEN 2535 maakt in de titel 3 “termen en definities” een onderscheid tussen twee soorten van nodeloze alarmeringen: NEN 2535 3.49. onechte brandmelding Brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen. NEN 2535 3.50 ongewenste brandmelding Brandmelding door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van een brand. De oorzaak van een onechte brandmelding kan kort samengevat worden als “oorzaak techniek”, zoals de kwaliteit van het onderhoud, systeemstoring, e.d. De oorzaak van een ongewenste brandmelding heeft dus te maken met "brandverschijnselen" zoals kwaadwilligheid, gewijzigd of ongecontroleerd gebruik van ruimten e.d. Daarnaast kennen we de categorie “echte brand” waarbij er sprake is van een daadwerkelijke brand.
1
NEN 2535 uitgave 2009 C1 2010.: Brandveiligheid van gebouwen. Brandmeldinstallaties. Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen,
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 5
3.2. De omvang van het probleem Willen we maatregelen treffen om nodeloze alarmeringen tot een acceptabel niveau te reduceren dan dient eerst de omvang van het probleem duidelijk te zijn. De belangrijkste parameters om de omvang te bepalen zijn bekend, namelijk: •
Het aantal installaties dat is aangesloten op de Meldkamer NHN
•
Het aantal nodeloze alarmeringen van de installaties
Bij doormelding naar de Meldkamer NHN wordt onderscheid gemaakt tussen een verplichte of vrijwillige installatie. Een verplichte brandmeldinstallatie moet op grond van bouw- of milieuwetgeving in het gebouw aanwezig zijn. Vrijwillige doormelden van een installatie wordt alleen nog toegestaan indien er sprake is van een maatschappelijk belang, bijvoorbeeld waterwinbedrijven, musea of wanneer er sprake is van een geaccepteerde gelijkwaardigheid. In onderstaande tabel is het aantal gemeentelijke abonnees aangegeven die een doormelding hebben naar de Meldkamer NHN. jaar
Aantal abonnees met doormelding VRNHN/meldkamer
Brandmeldinstallaties
Sprinklerinstallaties
verplicht
vrijwillig
verplicht
Vrijwillig
2011
64
1
3
2
2012
37
3
3
2013
45
3
3
Tabel 1: Overzicht van installaties die doormelden naar de Meldkamer NHN (peildatum augustus 2013)
Met de wijziging van het Bouwbesluit op 1 april 2012 wordt het aantal verplichte doormeldingen naar de meldkamer van de Veiligheidsregio NHN behoorlijk verminderd. Dit mede door het beleid van de Veiligheidsregio NHN om niet verplichte aansluitingen af te koppelen. Het aantal aansluitingen op de particuliere meldkamers is hierdoor mogelijk iets toegenomen. In de NEN 2535 is een klasse- en risico-indeling gegeven om het aantal acceptabele nodeloze alarmeringen te kunnen bepalen. Dit wordt de prestatie-eis voor nodeloze alarmeringen genoemd. Dit is belangrijk, want met deze gegevens kan het maximale aantal nodeloze alarmeringen worden berekend. Soort gebouw/gebruiksfunctie
Woonfunctie Bijeenkomstfunctie Bijeenkomstfunctie opvang van kinderen jonger dan 4 jr. Celfunctie Gezondheidsfunctie Industriefunctie Kantoorfunctie Logiesfunctie Onderwijsfunctie Sportfunctie Winkelfunctie Overige gebruiksfuncties en bouwwerken geen gebouw zijn
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Maximaal toegestaan aantal ongewenste nodeloze externe alarmeringen (per jaar) 1,05 0,7 1,05
Maximaal toegestaan aantal onechte nodeloze externe alarmeringen (per jaar) 0,45 0,3 0,45
1,05 1,05 0,7 0,35 1,05 0,35 0,7 0,7 Door bevoegde autoriteit te bepalen
0,45 0,45 0,3 0,15 0,45 0,15 0,3 0,3 Door bevoegde autoriteit te bepalen
Pagina 6
Tabel 2: Risicoklasse-indeling acceptabele aantal nodeloze externe alarmeringen conform NEN 2535 (Het maximum aantal meldingen per jaar per 100 melders)
Met behulp van de gegevens in tabel 2 kan het maximum aantal ongewenste en onechte meldingen voor een object worden berekend. Ook het aantal ongewenste en onechte alarmeringen van één en dezelfde melder per jaar is aan een maximum gebonden. Dit maximum is gelijk aan de factor, genoemd in tabel 2. Met deze gegevens kan de prestatieeis worden berekend. 3.3. Oorzaken van nodeloze alarmeringen Om nodeloze alarmeringen terug te dringen dient er inzicht te zijn over de oorzaken op basis van een adequate registratie. Deze registratie moet voldoende gegevens bevatten om de meest voorkomende oorzaken van nodeloze alarmeringen te onderscheiden zodat alarmeringen ook onder zijn te verdelen in de categorieën ongewenste, onechte en echte alarmeringen. De bevelvoerder van de tankautospuit die wordt ingezet vermeld op een standaard uitrukformulier aan of er sprake is van een ongewenste of onechte en echte alarmering en vermeld de oorzaak. In onderstaande tabel uit de NEN 2535 is een opsomming gegeven van de meest voorkomende alarmeringen naar categorie.
Tabel 4: Overzicht van de meest voorkomende alarmeringen naar categorie en eventuele maatregelen..
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 7
3.4. Huidige situatie Registratie van automatische alarmeringen geeft inzicht in het aantal ongewenste, onechte en echte alarmeringen. In tabel 5 is het aantal weergegeven over de jaren 2012 en 2013. Jaar
Totaal aantal alarmeringen
Ongewenste brandmelding (“brandverschijnselen”)
Onechte brandmelding (“oorzaak techniek”)
Brandmelding (“echte brand”)
Onbekend niet geregistreerd
2012
124 104
57 58
30 22
6 3
31 22
2013
Tabel 5: Overzicht van het aantal alarmeringen naar categorie
3.5. Gewenste situatie De gewenste situatie is dat het aantal nodeloze alarmeringen voor de brandweer tot een minimum wordt beperkt. Het aantal nodeloze meldingen is conform de NEN 2535 afhankelijk van de projectering gemaximeerd. Dit is vastgelegd in het programma van eisen dat behoort bij de installatie.
4. Oplossingsvoorstellen Het menselijk handelen blijkt een belangrijk aspect te zijn voor nodeloze alarmeringen. In paragraaf 4.1 is aangegeven welke maatregelen de brandweer in eerste instantie kan nemen om nodeloze alarmeringen te reduceren of te voorkomen. 4.1. Wat kan er gedaan worden om het probleem te reduceren? De onderstaande vijf punten vormen de pijlers om nodeloze alarmeringen te reduceren of te voorkomen en dienen daarom deel uit te maken van een totaal pakket van maatregelen. 1. Registratie Registratie van alarmeringen per abonnee in het Statistisch Informatiesysteem Meldkamer Brandweer Ambulance (AG5). De abonnee krijgt bij een loze alarmering een schriftelijke melding of waarschuwing. Bij meerdere loze meldingen wordt er door de brandweer contact gelegd met de abonnee. In het gesprek worden de oorzaken en te nemen maatregelen besproken. 2. Voorlichting en educatie Met de voorlichting over de uitvoering van het project en de verandering van de regelgeving is in 21 september 2011 gestart. Hiervoor zijn in 2010 al voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor de abonnees. Alle abonnees zijn met een brief op de hoogte gesteld over de doelstellingen van het project ‘reductie nodeloze alarmeringen NHN’. Op verzoek worden de abonnees bezocht. 3. Certificering brandmeldinstallaties Om de kwaliteit van installatie van een brandmeldinstallatie te waarborgen is de CCV regeling brandmeldinstallatie dan wel zijn opvolger van toepassing. Brandmeldinstallaties die vanaf 2002 zijn geïnstalleerd dienen voorzien te zijn van een certificaat waarmee wordt verklaard dat de installatie voldoet aan de NEN 2535. Voor het beheer, de controle en het onderhoud van brandmeldinstallaties is de norm NEN 2654-1 ontwikkeld. Zie tevens punt 4.
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 8
4. Verhogen kwaliteit brandmeldinstallaties Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken regelt dat brandmeldinstallaties aan de prestatie-eisen zoals gesteld in NEN 2535 voldoen en via NEN 2654-1 adequaat worden beheerd, gecontroleerd en onderhouden. In deze norm is opgenomen dat een gebruiker één of meerdere personen moet aanwijzen die zijn opgeleid en geïnstrueerd om te functioneren als Beheerder Brandmeldinstallaties. In artikel 5.3 van de NEN 2654-1 is dit als omschreven: Artikel 5.3 Beheer door de gebruiker De beheerder is belast met de bediening, de periodieke controle en het preventieve onderhoudswerk. De Beheerder moet de onderhouder informeren over bouwkundige wijzigingen, wijzigingen in het gebruik van ruimten en wijzigingen in de alarmorganisatie. Met betrekking tot het voorkomen van onechte en ongewenste alarmeringen, moet de Beheerder de personen instrueren die gebruik maken van de ruimten. Storingen die niet door de Beheerder kunnen worden verholpen moeten direct aan de onderhouder worden gemeld. Alle gebeurtenissen, samenhangend met het functioneren van de brandmeldinstallatie, moet de Beheerder in het logboek vermelden.
5. Afkoppelen van brandmeldinstallaties Op 1 april 2012 is het (nieuwe)Bouwbesluit in werking getreden. In het kader van deregulering is volgens de regels van dit nieuwe Bouwbesluit de doormelding van een flink aantal brandmeldinstallaties naar de regionale alarmcentrale van de veiligheidsregio niet meer vereist. De abonnees worden hier over actief geïnformeerd door de gemeente(bevoegde gezag) en de Veiligheidsregio NHN. 6. Aanpassen van de alarmerings- en uitrukprocedure Bijvoorbeeld door het hanteren van vertragingstijden Voor het toepassen van vertragingstijden is door de Veiligheidsregio Noord-Holland noord een regionaal beleid ontwikkeld wat als onderdeel bij dit beleid is vastgesteld. 7. Strafrechtelijke vervolging bij doelbewust activeren van een brandmelding Het onnodig alarmeren van hulpdiensten is strafbaar gesteld (Wetboek van strafrecht, art. 142). De politie kan proces-verbaal op maken tegen de dader. 4.2. Veelplegers nodeloze alarmeringen De (landelijke) ervaring leert dat na het nemen van de maatregelen onder 1 t/m 7 een daling optreedt van het aantal ongewenste alarmeringen. Voor abonnees die geen maatregelen nemen om nodeloze alarmeringen te voorkomen is een handhavingtraject een middel om het doel te bereiken. 4.3. Bestuurlijke en juridische mogelijkheden Naast de bovengenoemde preventieve maatregelen kunnen handhavinginstrumenten worden ingezet. Hierbij kunnen de volgende rechtsdisciplines worden onderscheiden: • civielrechtelijk • strafrechtelijk • bestuursrechtelijk Vanwege de beperkte mogelijkheden m.b.t. een civielrechtelijk en/of strafrechtelijke aanpak worden beide rechtsdisciplines slechts beperkt beschreven en ligt het accent op de bestuursrechtelijke benadering.
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 9
Civielrechtelijk Het Civiel recht biedt in principe de brandweer de mogelijkheid om kosten van een onnodige uitruk te verhalen op de gebruiker van een brandmeldinstallatie. De gedachte daarbij is dat de verantwoordelijke gebruiker bij een nodeloze melding onrechtmatig handelt tegenover de brandweer. Desondanks heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangegeven dat voor het uitrukken naar een al dan niet terechte brandmelding, rechtenheffing ontoelaatbaar is2. Strafrechtelijk Zoals al in hoofdstuk 4.1 is toegelicht is een strafrechtelijke benadering slechts mogelijk bij het met opzet onnodig alarmeren van hulpdiensten (Wetboek van strafrecht, art. 142). Deze benadering is ingrijpend, lastig te realiseren en tussen lokale politie, openbaar ministerie, brandweer en de directie van de instelling dienen afspraken te worden gemaakt waarbij de politie een proces-verbaal opmaakt en de dader vervolgd. Bestuursrechtelijk Binnen het Bestuursrecht bestaat de mogelijkheid, om door middel van een last onder dwangsom (herstelmaatregel) naleving van voorschriften af te dwingen. Op grond van artikel 6.20 van het Bouwbesluit moet een brandmeldinstallatie voldoen aan de NEN 2535. Door de prestatie-eis te overschrijden wordt de norm NEN 2535 en dus ook de voorschriften van het Bouwbesluit overtreden. Op grond van de Woningwet (artikel 1b, lid 3), en artikel 125 van de Gemeentewet jo 5:2, lid 1 onder b , 5:21 en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen deze overtreding handhavend worden opgetreden door middel van het opleggen van een last onder dwangsom. Het doel hiervan is om de verantwoordelijke maatregelen te laten treffen om het overschrijden van de prestatie-eis uit de NEN 2535 te voorkomen. 5. bestuurlijke maatregelen in de praktijk Dit hoofdstuk beschrijft de te volgen werkwijze om het aantal nodeloze alarmeringen terug te dringen. Daarvoor kan een stroomschema worden opgesteld dat geldt als werkwijze voor het invoeren van het handhavingtraject (last onder dwangsom). 5.1.Invoering bestuurlijke maatregelen Het beleid is eerder vastgesteld op 13 september 2011 en toen is ook met de voorlichting gestart. Met de uitvoering van de aanschrijvingen en het opleggen van een last onder dwangsom is gestart op 1 januari 2012 en wordt voortgezet. 5.2. Voorlichting en advisering Voorlichting blijft een belangrijk middel om nodeloze alarmeringen terug te dringen. De abonnees zijn geïnformeerd over loze alarmeringen en over wijzigingen in de regelgeving. 5.3. Registratie nodeloze alarmeringen Het registreren van nodeloze alarmeringen vindt plaats in het systeem AG5. De beheerder van de installatie is verplicht de datum en het tijdstip van de brandmelding te registreren in het logboek dat bij de installatie hoort. 5.4. Handhaving Het overschrijden van de prestatie-eis conform de NEN 2535 is een overtreding van de voorschriften van de Woningwet en het Bouwbesluit. Als de prestatie-eis wordt overschreden, wordt na een waarschuwing een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom verzonden. Bij de daarop volgende overtreding 2
Loos alarm van brandmeldinstallaties, uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mei 1997
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 10
wordt een last onder dwangsom opgelegd. Ook elke volgende overtreding leidt tot het verbeuren van een dwangsom. 5.5. Wanneer bestuursdwangmaatregelen Bestuursdwangmaatregelen kunnen toegepast worden voor: •
Overschrijding van de prestatie-eis m.b.t. het aantal nodeloze alarmeringen. toelichting: een overtreding van artikel 1b van de Woningwet en 6.20 van het Bouwbesluit in relatie tot de NEN2535.
•
Het afsluiten van een onderhoudscontract conform de NEN 2654-1. toelichting: een overtreding van artikel 1b van de Woningwet en artikel 6.20 van het Bouwbesluit in relatie tot de NEN2654-1.
•
Het laten certificeren van bestaande brandmeldinstallaties, waarvan de staat zodanige ernstige gebreken vertoont dat deze nodeloze (onechte) alarmeringen veroorzaakt. toelichting: een overtreding op grond artikel 1b van de Woningwet en artikel 6.20 van het Bouwbesluit.
5.6. Uitvoeren bestuursdwangmaatregelen 1. Bij overschrijding van het aantal onechte loze meldingen of ongewenste loze meldingen in relatie tot de prestatie-eis per kalenderjaar (Artikel 1b van de Woningwet en artikel 6.20 van het Bouwbesluit in relatie tot de NEN 2535) wordt als volgt gehandhaafd: Stap 1. Waarschuwen Na een eerste loze (ongewenste of onechte) melding wordt een waarschuwingbrief gestuurd met de mededeling dat er een loze melding is gemaakt. Stap 2. Last onder dwangsom(5:32 Algemene wet bestuursrecht) Bij overschrijding van het maximum aantal ongewenste loze meldingen of onechte loze meldingen, conform de prestatie-eis per kalender jaar, wordt een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom verzonden. In het voornemen krijgt de overtreder twee weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De behandeling van de zienswijze wordt verwerkt in de definitieve beschikking. Na iedere overtreding, die plaatsvindt na het opleggen van de definitieve last onder dwangsom, wordt van rechtswege een dwangsom verbeurd van € 2000,- per overtreding met een maximum van € 20.000,-. De verbeurde dwangsommen zullen worden ingevorderd door middel van een invorderingsbeschikking. Preventieve last onder dwangsom (5:7 Algemene wet bestuursrecht) Indien het gevaar dat een wettelijk voorschrift zal worden overschreden klaarblijkelijk is zal een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. Dit kan bijvoorbeeld in het geval in het kalender jaar voorafgaande sprake is geweest van meerdere overtredingen(naleefgedrag). In voorkomende gevallen zal bij de 1e loze ongewenste melding of de 1e onechte loze melding een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. In het voornemen krijgt de overtreder twee weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De behandeling van de zienswijze wordt verwerkt in de definitieve beschikking. Bij de eerste en iedere opvolgende overtreding, welke plaatsvindt na het opleggen van de preventieve last onder dwangsom, wordt van rechtswege een dwangsom verbeurd van Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 11
€ 2000,- per overtreding met een maximum van € 20.000,-. De verbeurde dwangsommen zullen worden ingevorderd door middel van een invorderingsbeschikking. 2. Voor het niet voldoen aan het afsluiten van een onderhoudscontract conform de NEN2654-1. Artikel 1b van de Woningwet en artikel 6.20 van het Bouwbesluit. Stap 1. Waarschuwen Nadat is gebleken dat niet wordt voldaan aan de eisen voor het afsluiten van een onderhoudscontract wordt een waarschuwingbrief gestuurd met de mededeling dat niet wordt voldaan aan die eisen. Stap 2. Last onder dwangsom(5:32 Algemene wet bestuursrecht) Bij voortduren van de overtreding als genoemde onder 2, wordt een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom verzonden. In het voornemen krijgt de overtreder twee weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De behandeling van de zienswijze wordt verwerkt in de definitieve beschikking. Voor elke twee maanden dat de overtreding voortduurt na het opleggen van de definitieve last onder dwangsom, wordt van rechtswege een dwangsom verbeurd van € 2000,- met een maximum van € 20.000,-. De verbeurde dwangsommen zullen worden ingevorderd door middel van een invorderingsbeschikking. 3. Voor het niet zorgdragen van een beheer van de brandmeldinstallatie(s) conform de NEN2654-1. Artikel 1b van de Woningwet en artikel 6.20 van het Bouwbesluit. Stap 1. Waarschuwen Nadat is gebleken dat niet wordt voldaan aan de eisen als genoemd onder 3 wordt een waarschuwingbrief gestuurd met de mededeling dat niet wordt voldaan aan die eisen. Stap 2. Last onder dwangsom(5:32 Algemene wet bestuursrecht) Bij voortduren van de overtreding als genoemde onder 3, wordt een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom verzonden. In het voornemen krijgt de overtreder twee weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De behandeling van de zienswijze wordt verwerkt in de definitieve beschikking. Voor elke twee maanden dat de overtreding voortduurt na het opleggen van de definitieve last onder dwangsom, wordt van rechtswege een dwangsom verbeurd van € 2000,- met een maximum van € 20.000,-. De verbeurde dwangsommen zullen worden ingevorderd door middel van een invorderingsbeschikking.
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 12
4. Voor het niet zorgdragen van een certificering van een bestaande brandmeldinstallatie. Artikel 1b van de Woningwet en artikel 6.20 van het Bouwbesluit. Stap 1. Waarschuwen Nadat is gebleken dat niet wordt voldaan aan de eisen als genoemd onder 4 wordt een waarschuwingbrief gestuurd met de mededeling dat niet wordt voldaan aan die eisen. Stap 2. Last onder dwangsom(5:32 Algemene wet bestuursrecht) Bij voortduren van de overtreding als genoemde onder 4, wordt een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom verzonden. In het voornemen krijgt de overtreder twee weken de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De behandeling van de zienswijze wordt verwerkt in de definitieve beschikking. Voor elke twee maanden dat de overtreding voortduurt na het opleggen van de definitieve last onder dwangsom, wordt van rechtswege een dwangsom verbeurd van € 2000,- met een maximum van € 20.000,-. De verbeurde dwangsommen zullen worden ingevorderd door middel van een invorderingsbeschikking. 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke maatregelen voor de reductie van nodeloze alarmeringen door automatische brandmeldinstallaties’.
Burgemeester en wethouders van Medemblik, de secretaris, W. Slob
de burgemeester, F.R. Streng
Medemblik, Bekendgemaakt:
Collegebesluit 18 februari 2014 Z-13-37073
Pagina 13