Beknopt verslag van de extra Statencommissievergadering Ruimte, Water en Groen d.d. 26 juni 2002 Aanwezig: Dhr. Bakker (PvdA), Dhr. Kok (PvdA), Dhr. Maarsingh (CDA) voorzitter, Dhr. Moll (GroenLinks), Mw. Peetoom (CDA), Dhr. Staghouwer (GPV), Mw. Stevens (GroenLinks), Dhr. Terpstra (VVD), Dhr. De Vey Mestdagh (D66), Mw. Westers (VVD) Gedeputeerden: Mw. Jansen en Dhr. Calon Secretaris: Mw. M. van Peet Ambtelijke bijstand Afwezig: Mw. De Ridder (D66), Mw. Sciacca (SP), Dhr. Warris (RPF/SGP), Mw. Wortelboer (PvdA) Voorafgaand aan de vergadering worden er namens de bewoners van Meeden en omgeving door de heer Lokerse meer dan 700 handtekeningen overhandigd aan de voorzitter van de commissie. Naam petitie: Ik zeg nee tegen waterberging in de Westerlandenpolder. Dhr. Lokerse benadrukt dat niet alleen de agrarische sector, maar de hele bevolking tegen de waterberging is. Ook nodigt hij de commissie uit om een kijkje te komen nemen en vraagt hij om een reactie op de kostenberekening die is gemaakt in het gebied. 1
Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering. Hij meldt dat mw. De Ridder later zal komen en dat dhr. Troost een presentatie zal geven over de stroomgebiedsvisie. De vergadering zal om 18.00 uur moeten zijn afgerond, omdat dan een vergadering van het presidium begint.
2
Regeling van de werkzaamheden: - voorstellen vreemd aan de orde en - vaststellen van de agenda na punt 11 komt punt 15 i.v.m. de insprekers. Ook punt 14 wordt naar voren gehaald. Dhr. Troost geeft een presentatie over de stroomgebiedsvisie
3
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden over de agendapunten insprekers: de heren Smit en Nijeboer over punt 15 (robuuste verbinding Natte As) dhr. Van Vliet over punt 10 (Platform Lokale Agenda 21 te Leek) Dhr. Nijeboer maakt bij zijn inspraakreactie melding van het feit dat hij benaderd is door het onderzoeksbureau Alterra, dat hem min of meer te kennen gaf dat hij, als hij niet wilde uitbreiden met zijn bedrijf, uit het gebied moest verdwijnen. Ged. Calon meldt dat het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de burgemeester van Slochteren, lid van de stuurgroep Meerstad, om meer zicht op het groen-blauwe raamwerk te krijgen. De stuurgroep Meerstad heeft het onderzoek inmiddels gezien en vindt het dermate slecht, zowel in methode als naar de resultaten, dat zij die niet voor haar verantwoordelijkheid wil nemen. Het maakt dus geen deel uit van de planvorming. Formeel is de opdracht tot onderzoek dus gekomen van de stuurgroep Meerstad, op verzoek van Slochteren. De inspraakreacties zijn bij het verslag gevoegd.
1
4
Conceptverslag van de vergadering van de Statencommissie Ruimte, Water en Groen op 22-05-02 en toezeggingenlijst Het verslag wordt voor kennisgeving aangenomen. Van de toezeggingenlijst worden afgevoerd: Punt 4 : De reactie van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland op het structuurschema Groene Ruimte Punt 5: Het advies van het Faunafonds en het advies van het PLG inzake provinciaal flora- en fauna-beleid.
5
Benoeming van de plaatsvervangend voorzitter De stemcommissie bestaat uit de heren Bakker, Terpstra en Moll. Bij schriftelijke stemming wordt dhr. Staghouwer (GPV) unaniem verkozen.
6
Mededelingen gedeputeerden (IPO/SNN/overige mededelingen) Er zijn geen mededelingen.
7
Ingekomen stukken (ter kennisneming) - IPO-stukken Er zijn geen IPO-stukken - Brieven van GS: avk - Overige ingekomen stukken: avk
Stukken ter bespreking: 8
Mededeling van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen nummer 14/2002, inzake reactie en actieplan n.a.v. Beleidsonderzoek Natuur en Landschap, en Aanvullende mededeling van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen nummer 14A/2002, betreffende de advisering van het PLG over de reactie en het actieplan van Gedeputeerde Staten naar aanleiding van het Beleidsonderzoek Natuur en Landschap De voorzitter stelt voor om deze brief te behandelen in de vergadering van 29 augustus a.s. De vergadering gaat akkoord.
9
Brief van GS d.d. juni 2002 nr. 2002-08332, RRB, betreffende de samenwerkingsovereenkomst Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl (OMD), inclusief de betreffende overeenkomst De voorzitter stelt vast dat alle fracties zich in deze brief kunnen vinden.
9a
De brief van GS d.d. 22 april 2002, nr. 2002-05673/16/A.12, RRB, betreffende de ondertekening samenwerkingsprotocol Meerstad door publieke en private partijen, inclusief het protocol Dhr. Moll (GroenLinks) merkt op dat zijn fractie, evenals die van D66, vorige maal gevraagd heeft om dit punt op de agenda te zetten. Zijn fractie vindt dat de procedure helder uiteen is gezet, maar vraagt zich af of er voldoende aandacht wordt besteed aan het aspect duurzaam bouwen, duurzame inrichting. Men miste dat in dit convenant. GroenLinks vindt dit een erg belangrijk aspect. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat zijn fractie exact hetzelfde punt heeft als GroenLinks. Hij loopt even vooruit op de notitie Landbouw, waarin ook staat dat duurzaamheid alleen een kans heeft als alle schakels meewerken aan de realisatie. Gedeputeerde Calon stelt dat hij de ongerustheid van GroenLinks en D66 meteen kan wegnemen: ook het college vindt duurzaamheid van het grootste belang. Dat blijkt volgens hem ook uit het POP, waar het het leidmotief is en waar alles aan wordt getoetst. Deze overeenkomst valt binnen de intentieverklaring en gaat alleen maar over de samenwerkingsvorm. Wat het toevoegt aan datgene wat er al was in de intentieverklaring
2
tussen de publieke partijen is dat het vooruitlopend op het masterplan, waarin een contract zal worden gemaakt, er al overleg is met marktpartijen. Het lijkt hem niet zinnig om in een document waarin in feite de samenwerkingsvorm wordt beschreven, helemaal te beschrijven op wat voor manier dat gebeurt. Die doelstellingen staan in de intentieovereenkomst. En bij het realiseren van die doelstellingen zal vanzelfsprekend worden gekeken naar het aspect van duurzaamheid. 10
Brief van het Platform Lokale Agenda 21 Leek van 16 januari 2002 betreffende het beschikbaar stellen van locaties t.b.v. plaatsing windturbines, onder verwijzing naar de antwoordbrief van het College Eerste termijn: Mw. Peetoom (CDA): in de vorige vergadering is er gesproken over BLOW en het windenergiebeleid. Haar fractie heeft toen gezegd dat ze vooralsnog geen aanleiding zag om het beleid aan te passen, maar pas als duidelijk zou worden dat het beleid niet zou werken. Daar is op het moment nog onvoldoende zicht op. Toch wil het CDA de vraag stellen, ook naar aanleiding van punt 11, of het wel wat wordt met de participatie in windenergie. Is er participatiemogelijkheid in de nog te bouwen parken of kunnen we dat op onze buik schrijven? Dhr. Terpstra (VVD) wil in aansluiting op deze vraag graag weten hoe het zit met de tijdstermijn, waarmee hij doelt op de ontwikkeling in de tijd. Dhr. Moll (GroenLinks): zijn fractie vond de brief niet verontrustend, maar maakt zich wel enigszins zorgen over de manier waarop er rond de participatie gecommuniceerd wordt door het college. De Staten hebben vastgesteld dat participatie een belangrijk beginsel is. Zijn fractie vindt dat er dus enthousiaster moet worden gereageerd als burgers, en niet alleen boeren, daar warm voor lopen. Het blijkt nu niet alleen meer een boerendiscussie te zijn, maar windenergie leeft ook in het stedelijk gebied. Die mensen zijn nodig om te werken aan een duurzame samenleving. Als er enthousiaste signalen komen moet je kunnen verwachten dat deze mensen ook de weg wordt gewezen. Dit antwoord kwam op zijn fractie wat formeel over omdat de status van het platform Noord in het toewijzen van participatiebewijzen of het toewijzen van plaatsen waar mensen kunnen deelnemen onduidelijk is. In die zin is zijn fractie teleurgesteld en bovendien blijkt via de inspreker dat er toch nog steeds onduidelijkheid is over de participatiemogelijkheden op het Havenschapterrein. In de optiek van de spreker is het toch heel simpel: omdat er in Delfzijl een particuliere grondeigenaar is heb je het als provincie een stuk moeilijker om dingen te realiseren. Bij het volgende punt komt nog wel ter sprake welke problemen dat kan opleveren. Het Havenschap hoort echter toch ook tot het publieke domein. Dus zou je verwachten dat de deelnemers, en de provincie is toch niet de kleinste, de neuzen de goede kant op moeten kunnen krijgen. Dit geeft wat reliëf aan de vraag van mw. Peetoom, toegespitst op het havenschapterrein: hoe ziet het college de mogelijkheden om daar participatie te realiseren. En dan in de brede zin van het woord: er leven concrete wensen, zowel bij het Platform als ook bij de burgers om daar ook aan deel te nemen. Welke taak hebben die, al dan niet in samenwerking of afstemming met Millenergy? Dhr. Staghouwer (GPV) merkt op dat er al een aantal vragen zijn gesteld. Wat hem opvalt, ook uit de stukken, is dat er geen communicatie is tussen de verschillende partijen. Wat is nu de positie van Windplatform Noord? Daar wil hij graag wat meer duidelijkheid over, ook voor Platform Noord zelf. Uit de stukken blijkt dat ook hen niet altijd even duidelijk is of ze het juiste aanspreekpunt zijn en in welke positie zij verkeren. Dat gaat dan met name om de participatie; er is een grote bereidheid om deel te nemen. Spreker hoorde net van dhr. Van Vliet een aantal getallen, en zou het prachtig vinden als het ook allemaal gerealiseerd zou kunnen worden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) sluit zich aan bij de vorige twee sprekers maar ook bij de inspreker. Ook hij vindt dat er kordater moet worden opgetreden met dit dossier. PS wil participatie van boeren, burgers en buitenlui bij windenergie, en nu ligt er een brief van een club die graag wil participeren. En dan komt de reactie: u kunt zich aansluiten bij Platform Windenergie Noord. Dat roept de vraag op die net is gesteld: wat is de positie van dat Platform? Stel dat Millenergy zich aanmeldt, wordt die dan ook doorgestuurd? Dat betekent
3
dat dat Platform toch een heel ander soort functie krijgt. Als iemand of een groepering zich aanmeldt voor participatie, vindt spreker dat op zijn minst moet worden aangegeven dat er participatiemogelijkheden gaan komen en ook waar die komen. Er is al eerder geconstateerd dat op de locaties die in eerste instantie in het POP zijn aangewezen, waarschijnlijk niet of nauwelijks participatie mogelijk zal zijn in de toekomst. Zijn fractie wacht nog steeds op een exacte invulling daarvan, maar de voorlopige conclusie lijkt dat het daar niet mogelijk is. Om dan door te verwijzen naar een Platform, dat daar weliswaar mee bezig is, maar waarbij de kansen, zoals het nu lijkt, toch niet al te hoog moeten worden ingeschat, vindt spreker een slechte zaak. Er moet meer worden gedaan dan deze mensen te wijzen op een weg die misschien een doodlopende steeg blijkt te zijn. Dhr. Bakker (PVDA) stelt dat het in deze commissie feitelijk alleen maar om de ruimtelijke inpassing van de participatie moet gaan en dat de rest thuishoort bij de commissie EZ. Het gaat spreker erom dat in de Staten ooit het POP is vastgesteld en dat daarin heel duidelijk de lijn is vastgesteld. Ten tweede is het volgens spreker zo dat antwoord moet gegeven worden op de mogelijkheden van participatie naar aanleiding vanonderzoek. Dat onderzoek is toegezegd. Het wordt tijd dat er precies antwoord komt op wanneer dat onderzoek en die conclusies kunnen worden verwacht. Spreker vindt dat die beantwoording naar de agrariërs en burgers toe zo langzamerhand toch helder moet zijn. Gedeputeerde Calon spreekt in zijn beantwoording allereerst zijn verbazing uit. In de vorige vergadering van deze commissie is BLOW aan de orde geweest. Verder refereert de gedeputeerde aan een motie van het CDA in de Staten waarin duidelijk staat wanneer er met elkaar wordt afgerekend en wat er dan moet zijn geleverd. Spreker meent zich te herinneren dat dat begin 2003 is. Iedere vergadering weer zeggen de Staten en de commissie; er komt niets van terecht, geef nou eens inzicht, en we moeten wat doen. Als de Staten vinden dat de motie die toen bij de POP-behandeling is aangenomen, anders moet worden gelezen en dat er anders moet worden geopereerd, dan moeten de Staten dat uitspreken tegen het college. Gelukkig is het op het moment nog zo dat het college het uitvoeringsorgaan van de Staten is. Tot die tijd houdt het college zich heel strikt aan de afspraken die met de Staten zijn gemaakt. Vorige keer nog is het plan van aanpak voor BLOW vastgesteld, unaniem zelfs, waarin stond dat er overleg zal worden gevoerd, dat het Windplatform Noord het aanspreekpunt zal zijn. In een ver verleden heeft spreker al uitgelegd in een commissievergadering dat er heel veel contacten zijn met iedereen, ook met de inspreker, dhr. Van Vliet, dus het bevreemdt hem dat er beweerd wordt dat de mensen niet weten waar ze aan toe zijn. Het college is niet anders geïnformeerd, door die mensen en door Windplatform Noord, dat dat Windplatform alle boeren, burgers en buitenlui dekt die willen participeren in windparken. Mocht dat niet zo zijn, en naar aanleiding van dit signaal zal weer worden gecontroleerd of dat zo is, dan klopt de informatie niet die het college van de stichting en van al die mensen heeft gekregen en zal iedereen weer worden uitgenodigd, net als anderhalf jaar geleden. Mw. Peetoom (CDA) vraagt zich af of het nog wat wordt met de participatie. Dhr. Bakker (PVDA) wijst er terecht op dat in de commissie EZ al een hele discussie is gevoerd en dat er een onderzoek loopt tussen Essent en Koop enerzijds en het Havenschap anderzijds over wie nou waar rechten heeft. Dat heeft er toe geleid dat er op dit moment een dispuut is tussen de juridische adviseurs van de twee kampen. Spreker weet nog niet welke kant dat opgaat, wel dat dit college alles op alles zal zetten om via het Havenschap participatie af te dwingen. En als daar geen rechten vergeven zijn, en naar de mening van het college is dat voor een heel groot terrein niet het geval, is men in staat om dat punt in het Algemeen Bestuur van het Havenschap in te brengen: dat er participatie mogelijk moet zijn op het terrein van het Havenschap. De Provincie bezit per slot van rekening. 60% van de aandelen in het Havenschap. Als dhr. Moll dan vraagt of er wat druk op kan worden gezet, kan de gedeputeerde het alleen maar met hem eens zijn en verzekeren dat er alles aan wordt gedaan. Op de vraag van dhr.Terpstra (VVD) wanneer dat zijn beslag krijgt, moet spreker het antwoord schuldig blijven, evenals op de vraag van mw. Peetoom of het nog wat wordt met die participatie. Als de gedeputeerde het idee had dat het niets wrd, zat hij er niet zo achteraan met juridische advisieurs en voerde hij geen overleg met de leden van het Algemeen Bestuur van het Havenschap. In antwoord op dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil gedeputeerde benadrukken dat het overigens niet twee locaties zijn waar
4
het hier om draait. In het POP staan meerdere locaties. In het plan van aanpak van BLOW was vorige keer ook precies te lezen hoe het aangepakt gaat worden. Tweede termijn: Dhr. Bakker (PVDA) wil het college adviseren om bij beantwoording van brieven en bij berichtgeving ook op deze heldere manier te antwoorden. Mw. Peetoom (CDA) stelt dat de intentie van de gedeputeerde volstrekt helder is. De discussie over participatie en ruimtelijke ordening loopt volgens spreekster al sinds het begin door elkaar. Deze brief van Platform Lokale Agenda 21 Leek staat hier op de agenda en niet bij EZ, vandaar dat het opportuun is om ook in deze commissie over participatie te spreken. Dhr. Moll (GroenLinks) stelt dat, als het antwoord aan de burgers die willen participeren net zo krachtig en helder was geweest als de woorden van de gedeputeerde nu in de commissie, deze brief waarschijnlijk niet op de agenda was gezet. Een krachtige communicatie naar de burgers toe helpt ook. 11
Brief van High Energy te Middelstum van 1 maart betreffende windpark Delfzijl, onder verwijzing naar de antwoordbrief van het College Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat dit gaat over de wijziging van het bestemmingsplan Delfzijl in het kader van een andere opstelling van windmolens. Als we kijken naar de participatieparagraaf, en de gedeputeerde zal ongetwijfeld vinden dat dit hier niets mee te maken heeft, zijn er twee mogelijkheden. Daar is net over gesproken: grond die publiek of gezamenlijk publiek eigendom is, waarbij de provincie een vinger in de pap heeft omtrent de uitgifte, en particulier eigendom waarbij dat niet het geval is en waar participatie vanzelf moet ontstaan. En dat kan alleen maar als je de eigenaar bent of toestemming van de eigenaar krijgt om daar iets te ontwikkelen. In dit windpark zijn daadwerkelijk meerdere eigenaars die allen eventueel het windpark willen inrichten. De wijziging van het bestemmingsplan wijkt af van het optimaal gewenst plan tav de plaatsing van windmolens zoals die in eerste instantie was gedacht. Het beeld ontstaat dat er geredeneerd is van: die afwijking is ook niet veel slechter, laten we die maar toestaan. Spreker had gedeputeerde hoger ingeschat wat bestuurlijke zwaarte betreft en verwacht dat hij op basis van goede ruimtelijke ordening een verklaring van geen bezwaar niet had afgegeven. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wijst met name op het optimale ruimtegebruik bij doorvoering van het oude plan. Te meer daar het nieuwe ook nog in strijd is met het overige beleid, en spreker doelt dan op het participatiebeleid, hoewel hij beseft dat hij dat volgens gedeputeerde Calon hier niet bij mag betrekken. Dhr. Moll (GroenLinks) stelt dat er in de vorige Statencommissie al impliciet over dit dossier is gepraat, omdat High Energy toen heeft ingesproken. Wat spreker na die discussie nog intrigeert is het volgende: volgens POP heeft het gebied een functie gekregen als windpark. Daarmee zou je verwachten dat eigenaren die daar zijn in principe mogelijkheden moeten hebben om windturbines neer te zetten. In hoeverre beoordeelt het college de oplossing die nu is gevonden vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid. De indruk wordt gewekt, ook door de vorige Statencie maar ook door de brief, dat die geweld is aangedaan. Rechtsgelijkheid is iets wat gewaarborgd moet zijn, hoewel er natuurlijk ook naar goede ruimtelijke ordening moet worden gekeken. Op dat punt wil spreker graag het commentaar van het college hebben, omdat dat de enige vraag is die bij dit dossier is blijven hangen. Alle andere vragen zijn de vorige keer beantwoord. Dhr Terpstra (VVD) heeft een vraag die hem nog intrigeert. Als je de stukken doorleest, wordt er in het stuk van de advocaat Den Hollander, het bedenkingenschrift, de suggestie gewekt dat er bevoordeling heeft plaatsgevonden naar een bepaalde private partij toe. Er wordt ook melding gemaakt van bepaalde stukken daarover. Spreker wil klip en klaar van het college horen of daar sprake van is of dat men hem kan vrijwaren van die suggestie, want dat is iets wat niet kan. Mw. Peetoom (CDA) sluit zich aan bij die vraag van de VVD. De inspraakreactie van de vorige keer namens High Energy loog er niet om; daarin werd gesteld dat de provincie geweigerd heeft overleg te voeren. Spreekster wil graag de visie van de gedeputeerde op dit dossier. In de brief worden een heleboel punten aangeroerd en het college heeft vast ook een verhaal; in die brede zin moet de vraag van het CDA ook worden opgevat.
5
Gedeputeerde Calon begint met te zeggen dat hij heel blij is met die laatste vraag en dat hij daar straks op in zal gaan. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) zegt dat het plan in strijd is met optimaal ruimtegebruik en met het participatiebeleid. De MER dateert van 6 oktober 1999. Er wordt hier gepraat over een omgeving waar niet de windparkzoekruimte pas is opgelegd bij de vaststelling van het POP, toen de hele besluitvorming rond het participatiebeleid plaatsvond, maar al bij het streekplan van 1994. Het kavel kan in dit huis worden opgevraagd, er zijn anderen geweest die dat al hebben gedaan. Dan was er helemaal geen discussie over die participatie. Met ‘die anderen’ doelt spreker bijvoorbeeld op dhr. Bakema, directeur duurzame energie van de toenmalige EDON. Hij heeft het initiatief genomen om daar, samen met dhr. Van Engelen, een windpark te maken, en daar is ook een MER voor gedaan, al vóór de indiening van het bestemmingsplan. Op die MER waar verschillende varianten in zaten zijn een aantal wijzigingen gekomen. Een daarvan omdat de provincie bepaalde dat de molens precies recht in het gelid moesten staan, dus landschappelijk goed inpasbaar en optimaal. Om alle twijfel weg te nemen die zou kunnen ontstaan is aan de opstellers van de MER gevraagd of de laatste varianten ook voldeden aan het meest milieuvriendelijke alternatief of dat daar een wezenlijk verschil in zat. Per brief is in het verleden al, op 25-7-2000, gesteld dat dat niet het geval was. Op basis daarvan heeft de gemeente Delfzijl op 27-11-2001 een verklaring van geen bezwaar aangevraagd voor de plaatsing van 34 windturbines. Het is dus de gemeente die een artikel 19 procedure bij ons aanvraagt en niet de provincie die daar een bestemmingsplan wijzigt.Tussendoor zijn er nog wat ongelukjes gebeurt, want High Energy had grond die was verkocht aan een veeboer, daar werd een stal gebouwd, en in de Commissie Bestemmingsplannen zeiden VROM en LNV dat daar geen windmolens in de buurt mochten staan. Toen hadden ze in een privaatrechtelijke overeenkomst bij de notaris vastgelegd dat er geen bezwaar gemaakt zou worden tegen een milieuvergunning. Want als je zo’n molen pal naast je huis zet, krijg je problemen met de milieuvergunning. Het is echter niet mogelijk om zomaar om de wet heen te gaan. Dhr. Wolthuis, die vorige keer trouwens namens High Energy insprak, geloofde dat op geen enkele manier. Toen is het in de CB voorgekomen en daar wordt ook gezegd dat het niet mag. De CB is de commissie Bestemmingsplannen met alle rijksheren, vertegenwoordigers van VROM, LNV, EZ, die de bestemmingsplannen toetsen en advies geven aan GS. Zo zijn er ook nog drie windmolens afgevallen. Gedeputeerde Calon heeft er geen enkele behoefte aan om op de brieven in te gaan, en op allerlei andere brieven die zijn rondgestuurd aan Statenleden, waar ook boven staat dat ze aan gedeputeerden zijn gestuurd. Alle e-mail zijn volgens de geldende protocollen gecheckt, de registratie van de ingekomen post ook, maar sommige brieven zijn onvindbaar. Dat bevreemdt de gedeputeerde. Spreker wil niet op alle insinuaties ingaan, wel wil hij kwijt dat is overwogen om een procedure te beginnen wegens laster, ook vanwege het feit dat in bijeenkomsten met Statenleden is gezegd dat ambtenaren steekpenningen aannemen. Dat is allemaal nauwkeurig uitgezocht en daar is niets van gebleken. Zo langzamerhand, vandaar dat gedeputeerde Calon het in alle openbaarheid zegt, krijgt hij een beetje genoeg van de methodes van bepaalde mensen die medewerkers en bestuurders van de provincie in een kwaad daglicht stellen. Dit is heel uitvoerig in de CB besproken en de vertegenwoordiger van VROM heeft zich in laatste instantie afgevraagd of de verklaring van geen bezwaar geweigerd zou kunnen worden omdat een van de participanten in Millenergy, de firma Koop, in verband werd gebracht met vermeende bouwfraude. De gedeputeerde heeft toen gezegd dat hij dat van de vertegenwoordiger van VROM op papier wilde hebben, ondertekend door de minister, met een argumentatie voor die weigering. Spreker ging er vanzelfsprekend van uit dat dit zou leiden tot procedures en wilde dan sterk staan voor de rechter. Uiteindelijk kwam er een brief van VROM waarin staat dat er geen enkele reden is om de verklaring van geen bezwaar niet af te geven. De gedeputeerde had ook niet anders verwacht, omdat er drie ambtenaren van de provincie op dat dossier waren gezet, allemaal parallel, om te kijken of alles juridisch klopt en of er geen dingen zijn fout gegaan. Spreker durft dan ook te zeggen aan Dhr.Terpstra (VVD) en Mw. Peetoom (CDA), dat met de kennis die hij nu heeft, het college hen verschonen kan van procedures waaruit zou blijken dat de ene partij bevoordeeld is boven de andere. Over de twee partijen kan de gedeputeerde alleen maar zeggen dat ze elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Zowel door bestuurders als ambtenaren van de provincie is geprobeerd de partijen bij
6
elkaar te brengen. Dat is niet gelukt, iets wat gedeputeerde Calon ten zeerste betreurt, zeker gezien de energie die erop is gezet. Er zijn geen juridische mogelijkheden om samenwerking af te dwingen. Er kan alleen getoetst worden op een goede ruimtelijke ordening als de gemeente een wijziging van het bestemmingsplan indient. Zelfs het tijdstip van het indienen van de aanvragen is gecontroleerd, dat is allemaal in orde. De artikel 19 is nu verleend, wat betekent dat er windmolens gebouwd kunnen worden. Dat betekent ook dat als er nu een aanvraag voor een bouwvergunning wordt ingediend, de gemeente geen reden heeft om die te weigeren. Zowel Millenergy als High Energy zouden dit kunnen doen. Er bereiken gedeputeerde Calon geluiden dat de gemeente Delfzijl zo’n aanvraag van High Energy zou weigeren op dat terrein. Volgens de gedeputeerde kan dat niet het geval zijn, omdat er een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil nog even aangeven dat het hem plezier doet te horen dat het de gedeputeerde ook spijt dat de zaken op deze manier zijn gelopen, omdat het in ieder geval het gevoel opwerpt dat er iets oneerlijks gebeurt, en dat is dan zacht uitgedrukt. Gedeputeerde Calon voegt hier met klem aan toe dat hij dit laatste niet heeft gezegd en ook niet voor zijn rekening wil nemen. 12
Brief van GS d.d. 1 mei 2002, nr. 2002-05980a/17/A.20, IEE, betreffende de ontwerp beleidsnotitie landbouw, inclusief de ontwerp-notitie De voorzitter stelt voor om deze brief te behandelen in de vergadering van 29 augustus a.s. De vergadering gaat akkoord.
13
Brief van 1 mei 2002, nr. 2002-05402a/16/A.14, RRN, inzake de uitwerkingsnotitie compensatie bos en natuur, inclusief de uitwerkingsnotitie, de tekst populaire brochure Natuurcompensatie Groningen en het verslag reacties, commentaar en advies Dhr. Kok (PvdA) heeft twee opmerkingen. Zijn fractie vindt het een heel goed initiatief en een keurige procedure. Ten tweede onderschrijft zijn fractie de zorg die ook in de PLG is uitgesproken ten aanzien van de versnippering in de kwaliteit van de EHS. Daar moet ook in de toekomst scherp op gelet blijven worden. Mw. Stevens (GroenLinks) Compensatie voor bos en natuur is nodig op het moment dat een natuurgebied anders gaat worden gebruikt. De natuur en ecologische waarde moet dan ergens anders komen. Op zich is het een goed principe, maar feit blijft dat het moeilijk is om na te gaan wat de oorspronkelijke waarde van het te compenseren natuurgebied was. Nog moeilijker is het om dezelfde natuurwaarde in snel tempo op een andere plek te laten herleven. Daarom wil spreekster toch nog even benadrukken dat het belangrijk is dat we voldoende kennis hebben van de ecologische waarde en van flora en fauna in bepaalde gebieden. Naar haar idee wordt daar op dit moment nog te weinig aan gedaan. In dit stuk wordt genoemd dat andere partijen niet zouden hoeven toetsen; dat betekent dat je gemeente en waterschap ook dit beginsel moet laten volgen. Dus als het gebied onder beheer van gemeente of waterschap valt, zouden zij ook voldoende toetsingswaarden moeten hebben om te compenseren. Gedeputeerde Jansen: voor de EHS zijn die natuurwaarden beschreven. Ook de doelen zijn beschreven. Ook bij natuurontwikkelingsgebied is beschreven naar welke natuur dat gebied zich moet ontwikkelen. Dus zal in de compensatie ook die natuur moeten terugkomen. Dat is het uitgangspunt. De notitie gaat over het deel waar de provincie bevoegd is. Doordat de provincie in het POP de functies heeft vastgelegd, betekent dat dat in heel veel gevallen, als gemeenten wijziging van die functies willen, de provincie dat moet goedkeuren. Dan ligt het punt van toetsing dus bij de provincie.
14
Brief van GS d.d. 3 mei 2002 nr. 2002-06172/17/A 28, RRL, inzake de stroomgebiedsvisie Eerste Termijn: Dhr. Bakker (PVDA) vond de presentatie zeer verhelderend omdat deze een duidelijk inzicht gaf in de complexiteit van het opstellen van zo’n visie en het hele proces dat daar achter zit. Het zal ook gaan om de toekomst van onze kleinkinderen, want 2050 ligt nog een heel eind weg. Niettemin liegen de scenario’s er niet om. Het is een langdurig proces waarvan de regie komt te liggen bij de provincie; dan denkt spreker onder meer aan de coördinatie en een
7
zorgvuldige procesgang. Daar is de afgelopen tijd al enige ervaring mee opgedaan, met name in de stuurgroep water 2000+. In september komt de conceptvisie met een maatregelenpakket; vooral dan gaat het proces plaatsvinden van afstemming met betrokkenen en wat zijn fractie betreft hoort dat een interactief proces te zijn om te voorkomen dat zich zaken gaan voordoen als met de bergingsgebieden. Het gaat immers om dezelfde soort discussie en dezelfde soort emoties. Zijn fractie wil dan ook sterk de nadruk leggen op een goede communicatie over dit stuk en denkt dat dit op basis van wat er nu ligt ook zeer goed moet kunnen lukken. Zijn fractie ziet deze brief als een eerste proeve om de visie op een verantwoorde manier tot stand te gaan brengen en zal het in de komende tijd kritisch blijven volgen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) sluit zich bij de vorige spreker aan maar wil graag weten wat de regie van de provincie betekent met name met betrekking tot het bepalen van de visie. Er zijn een aantal uitgangspunten aan de hand waarvan de visie tot stand moet komen, daarna worden de spelers erbij betrokken; is daarna de visie er, of wordt de visie nog bij Provinciale Staten ingebracht, zodat eventueel adopteren óf amenderen mogelijk is. Dhr. Moll (GroenLinks) stelt dat er vorige keer al een stevige discussie heeft plaatsgevonden over de korte termijn, die helaas volgens de notulen voor een deel onverstaanbaar was en dus niet is vastgelegd. De lange termijn hoort er echter nadrukkelijk ook bij. Daar hoeft vandaag niet over te worden geadviseerd, want de visie waarvan vandaag de hoofdlijnen zijn gepresenteerd, staat nog niet echt op papier. Daar zullen Provinciale Staten zich nog stevig over buigen. Voor zijn fractie horen daar een paar zaken bij: hoe zit het met de belanghebbenden, doen die volop mee in dit proces of zetten zij de hakken in het zand? Bij de andere discussie hebben we gezien dat belanghebbenden soms afhaken of zich niet willen committeren. Verder wil zijn fractie weten hoe het zit met inspraakmogelijkheden. En hoe zit het met de definitieve visie? Voor een deel is dat een zaak van het hele land, dat is duidelijk. Deze visies worden gemaakt op basis van landelijke afspraken, maar ze gaan ook van papier naar praktijk en daarbij is participatie nodig. Wat in dit verhaal nadrukkelijk wordt neergezet zijn de tritsen, zoals we die ook al kennen van andere dingen die met water te maken hebben. Het gaat spreker vooral om de eerste stap; die zit vaak op lokaal niveau. Hij is benieuwd of er in de visie ook aandacht besteed wordt aan op dat lokale niveau en die eerste stap met name of die, direct of indirect, goed uit de verf komt. Daar zit zijns inziens ook de uitdaging voor de regisserende rol van de provincie. Dhr. Staghouwer (GPV) merkt op dat dit dossier nieuw voor hem is en dat het daarom moeilijk is om er zich direct een beeld van te vormen. Wat spreker opviel, ook bij de presentatie, is dat het een nogal abstract geheel is. Er wordt gepraat over een aantal aannames, bovendien is niet helemaal duidelijk hoe de zaken concreet worden. Dhr.Terpstra (VVD) stelt dat het stuk dat nu voor ligt een paar spanningsvelden heeft waar goed mee om moet worden gegaan. In de eerste plaats is de aanleiding van de hele problematiek een onvermijdelijke ontwikkeling. In de tweede plaats valt hem de verhouding tussen de lange en de korte termijn op; naarmate dingen verder weg liggen, worden ze abstracter, maar zaken die je nu doet, hebben wel invloed. In die wisselwerking zit voor spreker een groot probleem, omdat daar onmiddellijk de vraag zich opwerpt hoe het met het draagvlak zit; hoe krijg je dat en hoe houd je het. Dat betekent dat men op een gegeven moment ook uit elkaar moet kunnen houden en uit moet kunnen leggen, wanneer, waar en waarom bepaalde zaken op een gegeven moment aan de orde komen. Mensen moet als het ware een doorzicht naar de toekomst worden gegeven; dat lijkt dhr.Terpstra (VVD) in communicatief opzicht nog een moeilijk probleem. Desalniettemin zal er iets moeten gebeuren, en wat dat betreft is hem, dankzij de presentatie, duidelijk dat dit een richting is die moet worden ingeslagen. Spreker heeft nog drie punten waar hij iets meer over zou willen horen: in de eerste plaats over het draagvlak op het lokale niveau, in de tweede plaats wil hij weten of het wettelijk kader waarbinnen nu wordt gewerkt rond is of datbdaar nog ontwikkelingen in voorkomen. Direct daaraan gekoppeld zitten de financiën; is dat ook niet iets waarvoor een wettelijk kader nodig is. Wordt het gefinancierd uit een omslagstelsel, uit algemene middelen, om maar een paar mogelijkheden te noemen. Als laatste punt noemt spreker dat er in het stuk wordt gesproken over een regionalel bestuursakkoorden; is dat de
8
verbinding tussen het lokale en het middenniveau, of is dat ook het doorkoppelen van de provincie naar het rijk toe? Mw. Peetoom (CDA) merkt op dat de stroomgebiedsvisie een heel belangrijk document is waar haar fractie met spanning naar uit heeft gekeken, al is het niet het eerste document en ligt er een heleboel in vast dat de afgelopen maanden op verschillende momenten is besproken. Spreekster heeft wat vragen van procedurele aard: is de stroomgebiedsvisie het basisdocument voor de andere discussies of niet? Of is het het uitvloeisel van die discussies. Met andere woorden: is het de kip, of is het het ei? Zijzelf gaat ervan uit dat het een basisdocument is; dan krijgt het ook behandeling in de Staten. Het wordt nu ter informatie voorgelegd en er wordt over gepraat, maar op welke manier zijn de Staten betrokken bij de totstandkoming van deze stroomgebiedsvisie? Verder wil spreekster vragen om regelmatige informatie over het verloop; daar zou haar fractie zeer prijs op stellen. Gedeputeerde Jansen: er worden een aantal punten aan de orde gesteld, waarvan een gedeelte nog overeengekomen moet worden. Niet voor niets is na het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw een startovereenkomst gesloten tussen VNG, IPO, de Unie van Waterschappen en het Rijk. Daarin is vastgelegd wat er de komende tijd gaat gebeuren om vervolgens te komen tot een bestuursakkoord. Volgens het tijdpad ligt dat in december voor. In de startnotitie is afgesproken dat er zal worden gewerkt aan stroomgebiedsvisies als input voor die bestuursovereenkomst. Zo zijn er bijvoorbeeld ook afspraken gemaakt over de watertoets en dergelijke. Het opstellen van die stroomgebiedsvisie heeft dus te maken met een visie en de uitkomsten van die visie moeten vervolgens weer in de ondervormen waarvoor de verschillende overheden verantwoordelijk zijn, gemeenten, waterschappen, provincies, geïmplementeerd worden in vaststaande besluiten. Aan de ene kant wordt er dus door provincies regie gevoerd, (coördineren, zorgen dat de stroomgebiedsvisies er zijn, partijen bij elkaar brengen, de vaart erin houden, het proces bewaken), en aan de andere kant zal, als de visie er is, aan u advies worden gevraagd. Op het moment dat het concept er is, zal het aan u worden voorgelegd voor advisering. Net zo goed als dat er over die visie, vanuit de stuurgroep Water 2000+, met gemeenten en met belangenorganisaties wordt gesproken. Het college stelt zich eigenlijk voor, maar daar moet landelijk ook een beetje dezelfde handelwijze in worden toegepast, dat er aan gemeenten in de tussentijd, dus tussen september en december, wordt gevraagd om te reageren en inbreng te leveren op die conceptvisie. Naar aanleiding van het advies van de commissie, de inbreng van gemeenten en belangengroeperingen, kan de visie worden bijgesteld. Met name wat het pakket van maatregelen betreft. Gedeputeerde Jansen merkt op dat het een visie is voor een zo lange termijn, dat hij nooit helemaal afgegrendeld kan worden. Het moet dus ook echt gezien worden als een visie, waarvan het pakket maatregelen meer moet worden gezien als maatregelen in besluitvormende zin, waarbij ook wordt gekeken naar bij welke partij vervolgens de verantwoordelijkheid ligt om zo’n maatregel vast te leggen, er een juridische status aan te geven en te verankeren in beleid. Daar zijn ook nog de richtinggevende afspraken van het volgende bestuursakkoord voor nodig. Op basis van die concepten wordt een bestuursakkoord voorbereid. En om te kijken wat de financiële consequenties zijn, de ruimtelijke consequenties, maar mogelijk ook de bestuurlijke consequenties als het gaat om besluitvorming; is de regelgeving voldoende, ziijn de verantwoordelijkheden duidelijk, wie moet wat implementerren; dus een aantal vragen die leven in de commissie kunnen nu nog niet volledig behandeld worden. De commissie moet dit duidelijk zien als een proces. Het college heeft zich voorgenomen om tussen september en december zo nadrukkelijk mogelijk af te stemmen met gemeenten, doelgroepen en organisaties en hen de gelegenheid te geven tot een inbreng. Net als de waterschappen dat mrt het algemeen bestuur doet en de provincie met de Staten. Men beseft dat dat krap is. Een tweede punt is de communicatie, het draagvlak, de interactiviteit. Met een nieuw kabinet is natuurlijk alles onzeker, maar er is afgesproken dat er ook een landelijke campagne wordt gevoerd over wat er verandert en al veranderd is rond de plek van water. Het zal het college niet lukken, gedeputeerde Jansen legt het onomwonden op tafel, om tussen september en december al interactief met de bevolking over de stroomgebiedsvisie te communiceren. Er komt wel een brochure. Daarna kan er wel over onderdelen en maatregelen met de bevolking worden gesproken. Spreekster denkt dat het een maatje te groot is en de tijd te kort is, en dat de visie
9
nog te abstract is om dat al volledig tussen september en december te doen. Want het concept dat er in september ligt is nog redelijk abstract, en dat zal zeker nog niet in detail antwoord geven op een aantal problemen die er liggen. De visieontwikkeling naar maatregelen toe is een voortschrijdend proces, waarin niet alleen de communicatie met doelgroepen en gemeenten, maar ook met de bevolking een plek moet krijgen. Dit laatste zal deels ook samen moeten gebeuren met de andere partijen, bijvoorbeeld de gemeenten. Dhr. Moll (GroenLinks) merkte net op dat de eerste stap op het lokale niveau ligt; daar is de gedeputeerde niet zo zeker van. In de presentatie is net geschetst hoe de oplossingsrichtingen zijn; een heleboel kleinschalige maatregelen, misschien, ze denkt dat het een combinatie wordt van de oplossingen die werden aangegeven. Wel zal al snel op het lokale niveau terecht worden gekomen, net als dat nu al het geval is. Er wordt nu bijvoorbeeld ook al aan gemeenten om gemeentelijke waterplannen gevraagd, waardoor je de vertaling van de visie in die waterplannen vrij direct zou kunnen toepassen; waarbij de gemeenten over hun waterplannen met hun bevolking kunnen communiceren. Soms krijg je dus een gelaagde opbouw in de communicatie, waarbij per deeltraject de verantwoordelijkheden bij andere overheden komen te liggen. De gedachte is nu nog dat na het landelijk, ook een regionaal bestuursakkoord wordt gesloten. Dit is nog niet helemaal omlijnd en moet in de komende tijd met de verschillende partijen worden overlegd. Met medepartijen, die met die stroomgebiedsvisie te maken hebben, heb je in ieder geval meer dan alleen een reactie, als je met elkaar een akkoord sluit. Dat heeft iets meer gewicht. Over de korte en lange termijn, waar dhr.Terpstra (VVD) het over had, met name vanwege het draagvlak, en het kip-ei verhaal van mw. Peetoom (CDA): spreekster zou eerst willen opmerken dat je voor een kip voer nodig hebt. Wat op de korte termijn gebeurt, is input voor de lange termijn, ook omdat daar onderzoek en gegevens aan ten grondslag liggen die ook voor de stroomgebiedsvisie op de lange termijn nodig zijn. Waar in de lange termijn nadrukkelijk naar gekeken moet worden, zijn een aantal scenario’s. Bijvoorbeeld: hoeveel neemt ons verhard oppervlak toe? Dat is in de korte termijn niet bekeken, want toen is er slechts gekeken tot 2010. Andere onderzoeken, bijvoorbeeld over neerslag en waterstanden, zijn wel weer input. Er is ook gekeken of de maatregelen die voor nu worden voorgesteld passen in de uitgangspunten voor de lange termijn, zodat er geen spijtmaatregelen hoeven te worden genomen. Deze zijn positief beoordeeld. Gedeputeerde Jansen herhaalt nogmaals dat het allemaal nog abstract is en dat het dat voor een deel ook zal blijven, maar het geeft wel heel duidelijk een beeld welke wateropgangen er allemaal liggen en waar rekening mee moet worden gehouden. Het pakket van maatregelen zal voortschrijdend moeten zijn om daar op in te gaan. Er komt niet één keer een visie met een pakket van maatregelen, maar successievelijk zal er bij elke fase een pakket langskomen. Het is te vergelijken met de aanpak van de bodemdaling; daarbij moet aan de hand van de bodemdaling ook worden bekeken aan welk pakket men nu weer toe is. Tweede termijn: Dhr. Bakker (PVDA) stelt, dat als hij het goed begrijpt, er een stroomgebiedsvisie moet komen voor de lange termijn en dat voor de korte termijn maatregelen gelden als de bergingsgebieden. In wezen is de stroomgebiedvisie het kader waarin alles wat met water en waterberging te maken heeft, straks een plek krijgt. En alles wat er in de komende jaren tot ons komt, kan leiden tot nieuwe maatregelen. Dhr.Terpstra (VVD) heeft één punt: wat spreker in het hele verhaal opvalt, is toch de problematiek van communicatie tussen september en december. Met name omdat hier het begin ligt van een heel traject. Er zijn nu toch al een paar keer niet al te beste ervaringen geweest met een krap traject, waardoor, voor je het weet, mensen zich vervreemd voelen van de problematiek en bijvoorbeeld de hakken in het zand zetten. Daar komt bij dat voor mensen in het stedelijk gebied deze zaak minder emotioneel en dichtbij ligt dan voor grondeigenaren en grondgebruikers in het buitengebied. Dhr.Terpstra (VVD) benadrukt dat hij dat jammer vindt en er, ook gezien de situatie met het kabinet, uitermate ongelukkig mee is. Mw. Peetoom (CDA) deelt de zorg van de VVD en heeft daarnaast geen antwoord gehoord op de betrokkenheid en op wat voor tijdstip de discussie bjvoorbeeld in de Staten wordt gevoerd. Spreekster vindt het onderwerp dermate belangrijk dat dat in haar ogen een voorwaarde is; daar worden de politieke standpunten gewisseld.
10
Dhr. Maarsingh (CDA) vraagt de gedeputeerde of hij het goed heeft begrepen dat er eerst een landelijke koers wordt uitgezet en dat er daarna een regionale invulling komt. Spreker vraagt dit omdat hij geschrokken is van de presentatie met betrekking tot alle consequenties die dat geeft: een dubbele hoeveelheid bergingsgebieden, andere bestemmingen enz. Hoe moet dat alllemaal en wie betaalt het? Is het eerst een landelijk akkoord zodat regio’s ook weten waar ze aan toe zijn, of loopt onze provincie voor de muziek uit? Gedeputeerde Jansen geeft aan dat het een fasering is. Die visie gaat over een hele lange termijn en is dus niet afgegrendeld. Voor het akkoord brengen wij een beeld wat tot 2015 zo nodig is. Als het gaat om concrete maatregelen, worden die natuurlijk niet nu allemaal genoemd. We zullen ook zo reëel moeten zijn om die maatregelen steeds te bekijken en termijnen uit te zetten. Dus die visie is een voortschrijdend geval. Je maakt op een gegeven moment wel een keuze over vanuit welke visie wordt gekeken naar de maatregelen die getroffen moeten worden. Daar is de visie met name richtinggevend voor. Vanuit die visie worden op een gegeven moment maatregelen voorgesteld en geïmplementeerd. Wat de communicatie betreft is de gedeputeerde het helemaal eens met de bezwaren, vandaar dat het zo belangrijk is dat er ook landelijk een campagne is op het terrein van water: anders omgaan met water, water krijgt een andere dimensie in onze samenleving. Ze zegt dhr.Terpstra (VVD) toe dat alles zal worden gedaan, ook als stuurgroep Water 2000+, om daar over de communiceren en informatie te geven. De gedeputeerde is alleen zo reëel en nuchter om op dit moment te zeggen dat de termijn tussen september, als het concept er is, en het vaststellen van dat concept in december, ten behoeve van de inbreng in het nationaal akkoord, te kort is. In die tijd zal het niet lukken om op interactieve wijze bij de bevolking in zijn algemeenheid draagvlak te krijgen voor de stroomgebiedsvisie. Zij vraagt zich ook af of dat nodig is. Natuurlijk moet er in die tussentijd wel gecommuniceerd en geïnformeerd worden. Dhr.Terpstra (VVD): verbaast zich hierover, gezien de commotie en discussie rond noodbergingsgebieden en dat soort zaken. Daar is men ook op een gegeven moment gaan communiceren omdat het niet goed liep. Daar is toch leergeld betaald door het college? Gedeputeerde Jansen merkt op dat er wel degelijk gecommuniceerd gaat worden, alleen niet interactief. In de nieuwsbrief van Water 2000+ staat bijvoorbeeld nu al iets over stroomgebiedsvisies, dus die communicatie krijgt vorm, ook op landelijk gebied. Maar die zal na december ook moeten worden voortgezet. Dan worden zaken ook meer geconcretiseerd, waarover dan nadrukkelijk moet worden gecommuniceerd. wat e betrokkenheid van de Staten betreft: tussen het concept en het sluiten van het landelijk akkoord zal er om advies worden gevraagd. 15
Brief van april 2002, nr. 2002-6139/17/A.31, RNN, inzake de realisatie robuuste verbinding Natte As Eerste termijn Mw. Peetoom (CDA) merkt op dat ze meteen maar met de deur in huis valt; het CDA is nog lang niet toe aan een robuuste verbindingszone. Hier ligt een rapport dat samen met Friesland en Drenthe is aangevraagd. Daarin staan grote ambities. Boven op het huidige aantal ha. dat is afgesproken voor de EHS is nog 1298 extra ha. nodig en daarbij zijn de Blauwe Stad en Meerstad niet meegerekend. Er zijn veel kosten aan verbonden, waarvan het Rijk een percentage voor zijn rekening neemt, alleen als het gaat om aankopen. Voor inrichting moeten andere bronnen worden gevonden, en dat is 75% van de kosten. Het CDA zegt: er zijn wat betreft de EHS allerlei afspraken gemaakt; en daar is met volle inzet mee aan de gang gegaan. Maar het eind is nog niet in zicht. Er moet nog heel veel worden gerealiseerd van afspraken die er nu liggen. Het principe van vrijwilligheid is van belang voor haar fractie, en dat vraagt draagvlak. Het CDA denkt dat het op dit moment essentieel is voor de realisering van de EHS om datgene wat de overheid heeft afgesproken ook te doen. Dat proces stagneert, daar moet hard aan worden getrokken om het weer op de rails te krijgen en het uit te voeren. Pas als dat zo is, moet er worden begonnen aan de robuuste verbindingszones. Mw. Peetoom (CDA) heeft nog een vraag: samen met Drenthe en Friesland is de opdracht verstrekt voor dit rapport. Spreekster heeft begrepen dat Friesland het voorlopig naast zich neerlegt en ze pleit ervoor om dat hier ook maar te doen. Hoe is daarover de communicatie tussen de provincies?
11
Mw. Westers (VVD) stelt dat haar fractie pas drie jaar geleden heeft ingestemd met de gewone verbindingszone. Daar was veel maatschappelijk draagvlak voor nodig, wat nogal moeizaam ging. Het verbaast haar dan eigenlijk ook dat nu dit rapport voor haar ligt. Er wordt in aangegeven dat er landbouwgrond nodig is en ook dat er sprake is van agrarisch beheer. Ze heeft een paar vragen: hoe denkt de gedeputeerde dit te financieren. Verder verloopt de technische realisatie van de gewone verbindingszone al zo moeizaam laat staan als die robuuste zone er nog bij komt. Waar wil de provincie Groningen eigenlijk naartoe? Dhr. Staghouwer (GPV) stelt dat bij zijn fractie dezelfde vragen naar voren waren gekomen. Over de EHS zijn in het verleden afspraken gemaakt. Waarom moet er nu een ruime uitbreiding plaatsvinden? Zijn fractie kan zich ook niet aan de indruk onttrekken dat er geen draagvlak is bij de landbouwers. Als dit systeem doorgevoerd zou moeten worden is dat wat zijn fractie betreft op basis van vrijwilligheid en voldoende overleg. Ook gezien de financiële consequenties ziet het GPV dit nog niet als een hot item. Mw. Stevens (GroenLinks) heeft allereerst een vraag over de stand van zaken. Volgens de procedure zou er al een brief van GS naar het Rijk gestuurd zijn. Is dat ook gebeurd? Verder wil ze ook ingaan op een aantal vragen die met name door het CDA zijn gesteld. Hoe zit het bijvoorbeeld met de inrichtingskosten? Spreekster denkt dat de insteek van GroenLinks wel compleet anders is dan van de fracties die net aan het woord zijn geweest. Als ze de kaart van de EHS erbij pakt en ziet hoe weinig de provincie aan EHS heeft, vindt ze dat we blij mogen zijn met een initiatief waarbij deze keer LNV wél geld beschikbaar stelt om nieuwe EHS te krijgen. Bovendien leest spreekster dat er nog maar weinig ha. verworven hoeft te worden, landelijk gezien. Kortom, GroenLinks heeft wel vragen en hoopt ook terugkoppeling te krijgen van GS, mocht het Rijk niet betalen, maar is in principe voorstander van de uitbreiding van de EHS middels deze Robuuste Verbindingszone. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vindt het een goede zaak als dit verder wordt onderzocht, maar heeft een paar vragen. De brede robuuste verbindingen hebben een doelstelling die breder is dan die van de ecologische verbindingen. D66 vraagt zich af of die volledige breedte voldoende wordt meegenomen in het traject. Er wordt bijvoorbeeld niet gekozen voor een vaarverbinding als doelstelling; D66 zet daar vraagtekens bij. Waarom wordt in Groningen in ieder geval, de vaarrecreatie niet als doelstelling gehanteerd? Verder heeft spreker een vraag over de inrichtingskosten, waarbij sprake is van ontsnipperingsmiddelen. Hij is erg nieuwsgierig naar wat voor middelen dat zijn en welke risico’s de provincie daar eventueel in loopt. Verder vindt hij het belangrijk om goed te kijken naar wat er al aanwezig is in de gebieden waarin de robuuste zone gaat lopen; in het Westerkwartier bijvoorbeeld gebeurt er in de agrarische sfeer al het een en ander aan natuurbeheer. Hij vraagt zich af of daar naar gekeken is toen dit tracé als basis werd neergelegd. Het lijkt hem niet zinnig om dingen dubbel of overnieuw te doen. Ook D66 vindt dat onteigening niet aan de orde moet zijn. De vrijwilligheid moet zeker voorop staan, en ook van het eigen beheer is zijn fractie een groot voorstander. Dhr. Bakker (PVDA) merkt op dat op deze agenda een groot aantal thema’s staan die te maken hebben met natuur en natuurwaarden. Zijn fractie heeft zowel hier als in de Staten al enige malen duidelijk gemaakt dat, waar het kan, zij het ontwikkelen van natuurwaarden in deze provincie ondersteunt. Evenals GroenLinks vindt spreker dat als we met zijn allen de EHS willen bevorderen, de ontwikkeling van de robuuste verbindingen enige betekenis moet worden toegekend. Het ligt nu nog voor als een verkenning naar mogelijkheden, waarop kan worden ingespeeld. Hier speelt natuurlijk ook weer het punt van betrokkenheid van de lokale bevolking een rol, en er zal zeker gecommuniceerd moeten worden en doelgroepenoverleg moeten plaatsvinden, maar de crux zit voor zijn fractie bij het volgende punt: als wij de ecologische hoofdstructuur serieus nemen, als wij willen dat het integraal gebeurt, en als wij van belang vinden dat deze provincie op die manier de natuurwaarden kan krijgen die haar toekomt, dan zullen we op het thema robuustheid ook robuust moeten gaan inzetten. De financiering zal volgens de stukken via LNV worden afgedaan. Eerder is opgemerkt dat we daar op zich al blij mee mogen zijn omdat er hier al vaker debatten zijn gevoerd over het achterblijven van de middelen van LNV. Wat dat betreft zou hij bijna willen spreken van een kans voor open doel. Gecombineerd met de vrijwillige basis die hier ook nog eens wordt onder
12
gelegd, lijkt het spreker dat we een instrument in handen krijgen waarmee we iets kunnen doen, zeker als je het vergelijkt met andere delen van dit land, waar men al verder is op dit gebied. Wat voor ligt is een verkenning, en wat zijn fractie betreft wordt de commissie ook na deze verkenning goed geïnformeerd over de precieze inpassing van dit geheel. Mw. Peetoom (CDA) kent dhr. Bakker (PVDA) als een zonnig mens, vandaar dat hij waarschijnlijk ook zo vol vertrouwen spreekt over de bijdrage van het Rijk. Haar vraag is of hij aanwijzingen heeft dat bij de robuuste verbindingen dat wel goed zal lopen, in tegenstelling tot de eerder gemaakte afspraken bij de EHS. Een EHS, die haar fractie overigens van harte en voluit wil uitvoeren, maar dit is een stap verder. Dhr. Bakker (PVDA) heeft begrepen dat er gelden zijn gepland, ook in de jaarbegroting. Hij neemt aan dat de gedeputeerde daar straks nog verder op zal ingaan. Maar hij heeft begrepen uit die jaarplanningen dat er ruimte is. Natuurlijk is het een geval van boter bij de vis; er is al eerder gerefereerd aan het feit dat afspraken die zijn gemaakt, ook moeten worden nagekomen; in dit geval is dhr. Bakker echter niet somber. Dhr.Terpstra (VVD) wil nog een opmerking maken. Deze hangt een beetje samen met het vorige punt. Op blz. 6 van het rapport staat dat er geen draagvlakverkenning is uitgevoerd voor het verwerven van extra hectares. Spreker heeft het idee dat dat nou net het punt is dat van belang is, áls je hier al aan wilt. Gedeputeerde Jansen: in het eerste overleg dat met de staatssecretaris is geweest, toen de robuuste verbindingszones in de nota Mensen voor natuur, Natuur voor Mensen opgenomen werd, en het Rijk het vervolgens via de SGR en de 5e nota heeft voortgezet, was onze eerste reactie: wij willende de bestaande afspraken voor de EHS als basis en die willen we als eerste uitvoeren. Als daar nieuw beleid en nieuw geld overheen komt, moeten we eerst zeker weten dat dat voldoende geld is om de gemaakte afspraken uit te voeren. Daar is het hele traject van natuuroffensief, de versnelling van de EHS, de rijksdiscussie in de Kamer en in de Kamer commissies overheen gegaan. Er zijn berekeningen gemaakt voor de langere termijn, waarvan de uitkomsten een beetje onzeker zijn; de spanning zit voornamelijk in de komende jaren als het gaat om het beschikbaar zijn van voldoende financiën, dus in het tempo. Dat is ook mede de reden waarom u ook zelf heeft gezegd om zelf eens te kijken of we iets kunnen bedenken in het kader van grondpolitiek en voorfinanciering om toch tot uitvoering van die EHS te komen. Toen de nota Mensen voor natuur, Natuur voor Mensen, is vastgesteld in de Kamer, is er ook geld aan verbonden door de Kamer. Dus we hebben te maken met qua intenties en qua financiën, vastgesteld rijksbeleid. Dit is voortgezet in de eerste rondes van de 5e nota en SGR. De provincies hebben vanuit die houding gezegd niet zo naar nieuw beleid en nieuw geld uit te kijken als nog niet duidelijk is hoe het met het oude zit. Het is niet gemakkelijk om draagvlak te krijgen voor nieuw aanvullend beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur. Maar we vinden niet dat het Rijk een streep moet zetten, zo van, we vinden dat de robuuste verbinding er zo uit moet zien, en dat opleggen aan de provincies. Wij vinden dat we verkenningen moeten kunnen doen op onze voorwaarden, naar hoe we een robuuste verbinding kunnen koppelen aan het beleid dat bij de EHS al is uitgezet. Met name de noordelijke provincies hebben dat gezegd. Dat willen de provincies zelf doen en niet aan het Rijk overlaten, omdat er zoveel mogelijk moet worden meegekoppeld met huidige initiatieven, de EHS en huidige verbindingszones. Dat is de reden dat de provincies de verkenning hebben uitgevoerd. Aangezien de verbindingen toch moesten aansluiten, hebben de drie in Noordelijk verband gezegd dat het dan ook beter gezamenlijk kon worden gedaan. Dat is dit rapport, waarin volledig wordt uitgegaan van het meenemen van de huidige EHS en verbindingszones bij die koppeling. Het is inderdaad een verkenning, waarin een aantal scenario’s met elkaar worden vergeleken en aanbevelingen worden gedaan. In de brief staat dat het college vindt dat door die meekoppelingsmogelijkheden met onze huidige EHS, maar ook met andere projecten die op dit moment lopen, Meerstad, waar 500 ha. EHS komt, De Blauwe Stad, de waterbergingsdiscussie, we zien ook in hectares zoveel mogelijkheden tot meekoppeling met de huidige begrensde EHS en de verbindingszones, dat we medewerking overwegen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: we gaan ervan uit dat we pas hoeven te realiseren als die functiekoppeling aan de orde is. Dat heeft ook met draagvlak te maken. Verder moet de financiering door het rijk duidelijk zijn. De grondaankopen zijn, zoals u ziet, redelijk gedekt
13
in de meerjarenramingen, maar als het gaat om de inrichtingsmaatregelen zijn daar op dit moment nog te weinig middelen in het vooruitzicht gesteld. De term ‘ontsnipperingsmaatregelen’ is overigens afkomstig uit de nota Mensen voor natuur, Natuur voor Mensen. Daar maakt het college zich wat zorgen over, omdat het met name gaat om de financiering van inrichtingsmaatregelen; dat komt door de meekoppeling en het aansluiten bij de huidige EHS en verbindingszones, waardoor er verhoudingsgewijs niet veel grond hoeft worden verworden. Vandaar de voorwaarde dat de financiering van inrichtingsmaatregelen duidelijk moet zijn, én die van functiekoppeling. Die is belangrijk voor het draagvlak, omdat door die functiekoppeling het vaak mogelijk is om medewerking te verkrijgen en versterking van de kwaliteit. Het levert immers niet alleen een ecologische robuuste verbinding op, maar ook andere functies die voor het beleid van belang zijn, worden mede ingevuld. Mw. Peetoom (CDA) vraagt zich af op wie de gedeputeerde doelt als zij spreekt over ‘draagvlak ‘. Gedeputeerde Jansen: als er met elkaar een aantal beleidsmaatregelen zijn afgesproken zoals versterking van de recreatie en natuur, vergroting van cultuurhistorische waarde, of herstel van bepaalde waarden, en als er waterbergingsplannen zijn en mensen met ons willen onderhandelen, maar wij niet precies weten hoe dat moet worden gefinancierd, kan dat verbonden worden met de robuuste verbindingen waar op dat moment wel over kan worden gehandeld. Op die manier ontstaat er meer draagvlak in de breedte voor de plannen, omdat er meerdere functies worden bediend. Mw. Peetoom (CDA) is het nog niet helemaal duidelijk of de gedeputeerde doelt op draagvlak bij bestuurders of bij boeren, burgers en buitenlui. Gedeputeerde Jansen: bij beiden Dhr.Terpstra (VVD) geeft aan dat hij denkt dat de gedeputeerde gelijk heeft als zij zegt dat er op allerlei gebieden door functiekoppeling draagvlak te vinden is, maar zijn fractie is in het bijzonder geïnteresseerd in het draagvlak bij de grondeigenaren en –gebruikers in het buitengebied ten opzichte van het stuk dat hier voorligt. Gedeputeerde Jansen zegt dat zij dat op dit moment niet kan aangeven; ze kan het alleen aangeven voor die trajecten waaraan op het ogenblik wordt gewerkt en waar de zaken al zijn begrensd, zoals de Blauwe Stad en Meerstad. Die voorwaarde staat er echter niet voor niets in relatie tot het draagvlak: realisatie alleen mogelijk als er functiekoppeling aan de orde is. Pas op dat moment kan er reëel worden onderhandeld. Dus er wordt hier niet voorgesteld om op voorhand de verbinding te gaan begrenzen, er wordt voorgesteld om te realiseren op een moment dat zich ook een geëigende gelegenheid voordoet. En we hebben in de verdeling gezien dat voor een heel groot gedeelte die geëigende gelegenheid al aan de orde is. Dit is een harde voorwaarde die het college wil stellen aan de medewerking aan de robuuste verbindingszone, naast het punt van de financiën. Dhr. Staghouwer (GPV) heeft nog een vraag. De gedeputeerde zegt: als de gelegenheid zich voordoet. Ze heeft een visie op een bepaald gebied. Vanmiddag heeft hij een ondernemer horen inspreken over de problemen die hem dat oplevert. Omdat de gedeputeerde een visie heeft op een bepaald gebied, wordt zijn bedrijf minder waard. Daar blijft een probleem liggen voor de ondernemer. Gedeputeerde Jansen: dat is inderdaad een probleem. In dit geval zit de verbinding al in de intentieovereenkomst over Meerstad, als het gaat om het creëren van 500 ha. EHS. Dat is een van de uitgangspunten van Meerstad. Daar kan de ecologische robuuste verbinding mee samenvallen. Voor de robuuste verbinding hoeft dus niet opnieuw worden onderhandeld, die doelstelling zat er namelijk al in. Als blijkt dat we voor de inrichting van Meerstad gronden nodig hebben van individuele ondernemers, dan moet daar een oplossing voor gevonden worden en ook wat voor worden geboden. Dat is logisch. Daarom is er ook landinrichting toegepast, zodat er mogelijk wat meer faciliteiten komen, en wordt het masterplan pas gemaakt als goed bekend is waar verschillende functies terechtkomen. Dan kunnen er zaken worden gedaan. Dat masterplan komt eind dit jaar of begin volgend jaar.
14
Tweede termijn Mw. Peetoom (CDA) stelt dat er nog een vraag over de procedure is blijven liggen. In de brief staat onder punt 2 dat er een GS besluit zal worden genomen op 4 juni en dat er een brief met het standpunt naar het ministerie zal gaan. De behandeling van dit punt is echter in de commissie verschoven van 22 mei naar nu; haar fractie vraagt zich af of het verzenden van die brief ook is verschoven. Haar tweede punt hangt samen met wat dhr. Staghouwer al aanroerde; je merkt meteen hoeveel onrust er ontstaat bij het aankondigen van plannen. In het POP zijn gebieden aangewezen voor landbouw. Mensen hebben hun ondernemerschap gebaseerd op afspraken met de provincie. Eigenlijk vindt het CDA toch dat het principe van de betrouwbare overheid in het geding is als je afspraken maakt met mensen en je daar niet aan houdt. Alleen al het feit dat er gebieden in het geding zijn bij planvorming veroorzaakt onrust en schaduwwerking, waardoor haars inziens het principe van de betrouwbare overheid toch in het geding lijkt te komen. Spreekster beseft dat dit momenteel niet echt aan de orde is, maar wil toch graag een reactie van de gedeputeerde. Dhr. Bakker (PVDA) vindt dat men een beetje vervalt in de herhaling van het vorige debat over waterberging; hij zou graag van het CDA horen of men vindt dat de gedeputeerde op zorgvuldige wijze omgaat met deze problematiek, of niet. Mw. Peetoom (CDA) antwoordt dat ze op geen enkele wijze de positie van de gedeputeerde in het geding wil brengen, maar wel de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de politici in deze provincie, statenleden en gedeputeerden, om met de uitzetting van het beleid rekening te houden met wat mensen beweegt en waar ze zich zorgen over maken. Het is dus niet een verwijt, maar meer een verkenning over: zijn we goed bezig. Dat hoort bij de taakopvatting en is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Mw. Stevens (GroenLinks) wil hier ook graag op reageren, omdat het een onderdeel is dat haar na aan het hart ligt. Ook spreekster heeft heel duidelijk gelezen dat er nog geen draagvlakverkenning is gedaan. Zij ging er echter vanuit dat dit stuk een eerste stadium is, een kennisname, en dat er vanzelfsprekend bij hoort dat in een verder stadium er wordt gekeken naar het draagvlak. Daarnaast is het zo dat de flora en fauna in deze provincie nou eenmaal geen mening kenbaar kunnen maken. Haar fractie vindt dat de politici daar ook hun verantwoording voor hebben. Het is heel vervelend dat er, vanwege het feit dat ons land zo klein is, voortdurend belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen, maar ook het CDA heeft belang bij een goed functionerend ecosysteem, met name ook om op een goede manier duurzame landbouw te kunnen bedrijven. Mw. Peetoom (CDA) antwoordt dat het CDA daarom ook vierkant achter de gemaakte EHSafspraken staat. Daar wil het geen cent aan afdoen, sterker nog het vindt dat daar veel meer geld voor beschikbaar moet komen en staat ook achter het collegebeleid. Het gaat hier echter om een nieuwe impuls. Haar fractie vindt dat in de totale afweging van: wat doen we nu, we ons als betrouwbare partner moeten opstellen, juist omdat het belangrijk is om draagvlak te houden voor het ingezette natuurbeleid. Dhr. Bakker (PVDA) stelt dat er 60.000 mensen in deze provincie wonen en dat hij nog geen grote onrust heeft geconstateerd. Spreker constateert dat er ten dele, in bepaalde delen van de provincie, zorgen zijn over gebieden die mogelijk worden aangewezen. Het lijkt hem niet nodig om de zaak zwaarder te maken dan hij is. Dhr. Maarsingh (CDA) stelt dat datgene wat voor Meerstad en Blauwe Stad is vastgesteld, natuurlijk recht overeind staat. Het gaat nu 1298 ha. extra, we hebben in totaliteit afspraken voor 1100 ha., waarvan een kwart is uitgevoerd. Het CDA heeft, hij wil dat benadrukken, weinig vertrouwen in afspraken en toezeggingen van de overheid in het kader van aankoop en uitvoering. Dat vertrouwen wordt er met de nieuwe regering ook niet veel groter op. De gedeputeerde heeft wel heel nadrukkelijk aangegeven dat er voorwaarden zijn gesteld, maar het CDA weet niet of eventuele afspraken zullen worden uitgevoerd. Het CDA wil absoluut niet opnieuw een grote claim op grond en toezeggingen en verwachtingen wekken. Dit heeft niets met ecologie te maken, maar met afspraken. Hij benadrukt nogmaals dat dat niets heeft te maken met de gedeputeerde, maar met de nationale overheid.
15
De voorzitter stelt voor om het onderwerp zo langzamerhand af te ronden omdat er een verdeeld advies is. De commissie wil echter nog het een en ander horen, o.a. over de houding van Friesland. Gedeputeerde Jansen: GS heeft nog geen besluit genomen en nog geen brief verstuurd. Omdat het stuk nog in deze commissie moest worden besproken en er een kabinetscrisis was, is de timing een beetje anders komen te liggen. Morgen is er portefeuillehoudersoverleg in het kader van het IPO en daar wordt naar de stand van zaken bij de robuuste verbindingen gekeken. De gedeputeerde wil nog een keer benadrukken, en zij weet op dit moment niet anders dan dat Friesland dezelfde houding heeft, dat de basisgedachte is dat het vastgestelde beleid moet kunnen worden uitgevoerd. Bij deze robuuste verbinding zal voornamelijk worden ingezet op het meekoppelen van functies, zodat beleidsdoelstellingen die er al lagen, gerealiseerd kunnen worden. Dat hoeft dus niet extra pijn te doen. Als er goed wordt gekeken naar deze verbindingen blijkt dat er maar weinig extra hectares nodig zijn. Vanuit de functies binnen bepaalde plannen, als Meerstad, als de Blauwe Stad, waarvan overigens nog niets is meegerekend wat in het kader van de robuuste verbinding kan worden meegekoppeld. Dat geldt ook voor de waterberging. Er worden dus alleen plannen gemaakt als er kan worden meegekoppeld. Het is niet de bedoeling om op voorhand de onrust te brengen van het alvast aanwijzen van hectares. Er kan nog niet worden gezegd: daar komt hij te liggen, omdat misschien een beetje naar links of naar rechts al een plan ligt waaraan het kan worden gekoppeld, waardoor zonder extra ha. toch de doelstellingen worden gehaald. Daar dient deze verkenning voor, om dat idee in beeld te brengen, en het college vindt dat het aantal meekoppelingshectares zo groot is, dat bij 100% financiering, deze gegevens naar het Rijk kunnen. Dhr. Bakker (PVDA) vraagt of na deze uitleg nog sprake is van een verdeeld advies. Hij kijkt hierbij met name naar het CDA. Dhr. Maarsingh (CDA) herhaalt dat het CDA zich niet kan vinden in deze aanpak op dit moment. Zijn fractie heeft geen moeite met de afspraken die er al liggen, maar wil eerst absolute duidelijkheid over de uitvoering en uitwerking van die afspraken. En de extra oppervlakte die hiermee gemoeid is, plus de onzekerheid over de financiering, met name ook door de wisseling van het kabinet, dat alles is nog te onduidelijk. Bovendien heeft spreker zijn twijfels over de financiële onderbouwing van dit plan. De gedeputeerde treft geen enkele blaam; met het streven van meekoppeling en met het stellen van de door de gedeputeerde genoemde voorwaarden is het CDA het eens. Misschien zou het IPO zich eens sterk kunnen maken in de richting van de landelijke overheid om ze eraan te herinneren dat ze zich dienen te houden aan wat ze beloven. Dhr. Bakker (PVDA) constateert dat er inhoudelijk dus geen verschil van mening ligt. Dhr. Maarsingh (CDA) vindt dat er ook inhoudelijk een verschil van mening is. Het CDA vindt het beslag dat wordt gelegd te groot ook gezien de commotie. Hier wordt het CDA door zijn achterban voor ter verantwoording geroepen. Dat zijn niet alleen boeren, ook burgers. Het CDA wordt over het beleid tot nu toe, en de uitwerking daarvan, ter verantwoording geroepen en heeft er tijdens dit proces absoluut geen behoefte aan om over nog meer verantwoording af te leggen. Dhr.Terpstra (VVD) stelt dat bij de VVD-fractie met name de volgordelijkheid van de dingen zwaar weegt. Dat betekent dat eerst het bestaande beleid en de bestaande ontwikkelingen rond de EHS moeten worden gerealiseerd. Hij heeft best begrip voor die functiekoppeling, maar het gaat om het draagvlak bij grondeigenaren en grondgebruikers. Op een gegeven moment pik je het politieke signaal op dat zij niet alles gestapeld over zich heen willen krijgen. Je zou kunnen zeggen; geld vergoedt alles. Als je maar genoeg betaalt, gaan ze wel weg. Dhr. Moll (GroenLinks) vraagt bij interruptie of dhr. Terpstra het nu over provinciaal beleid heeft, of over hypotheses ten aanzien van effecten. Dhr. Moll begint in deze discussie steeds meer het idee te krijgen dat sommige fracties vinden dat het provinciaal beleid niet deugt. Dhr.Terpstra (VVD) benadrukt dat hij volledig het provinciale beleid steunt. Het gaat hem simpelweg om het feit dat er hier een nieuw stuk beleid bijkomt. Mw. Stevens (GroenLinks) wil graag van dhr.Terpstra (VVD) weten waar hij leest dat het een het ander uitsluit.
16
Dhr.Terpstra (VVD) stelt dat het daar niet om gaat. Zijn fractie wil dat eerst de EHS wordt gerealiseerd en dat er daarna wordt verder gekeken. Gedeputeerde Jansen wil voor de goede orde het volgende even duidelijk stellen. De provincies hebben met het Rijk afgesproken dat zij de EHS realiseren en dat dat uiterlijk 2018, 2019 klaar is. In de afgelopen jaren is met het Rijk gesproken over het feit dat de financiering niet altijd tot aan die tijd kan worden uitgesmeerd, vooral omdat als de kans zich voordoet tot grondverwerving, op basis van vrijwilligheid natuurlijk, daartoe moet worden overgegaan. Dan moet er ook tot inrichting worden overgegaan. Dat strookt niet altijd met een evenredige verdeling over de jaren. Over de EHS op zich bestaan duidelijke afspraken. De begrenzing is uiterlijk in 2005 gebeurd en de uitvoering uiterlijk in 2018, 2019 gerealiseerd. Dat betekent dat als we het pas na die tijd over een robuuste verbinding kunnen hebben, er kansen gemist worden voor functies waartoe we al hadden besloten. Die kunnen we eerder realiseren als we die koppelen aan de mogelijkheden die zich met de robuuste verbinding voordoen. Als dat niet het geval was, zouden we die kansen moeten creëren. Alleen hoeft dat nu niet, omdat ze zich in relatie tot andere beleidsterreinen gewoon voordoen. Op een gegeven moment moet dus ook worden afgewogen wat we met een negatief besluit ten aanzien van die andere kansen doen. Er is geprobeerd om die in die verkenningen in beeld te brengen. De gedeputeerde wil nogmaals ten volle benadrukken dat het college alleen maar tot realisatie wil overgaan als de kansen voor de meekoppeling aan de orde zijn. Dhr. Moll (GroenLinks) stelt dat als deze commissie niet zou instemmen met deze visie, er dus ook geld in het water wordt gegooid wat gebruikt kan worden om zaken die om andere redenen wenselijk zijn, te realiseren. Gedeputeerde Jansen beaamt dat dat het geval is. Dhr. Maarsingh (CDA) stelt nogmaals dat het CDA geen plannen wil blokkeren die al worden uitgevoerd. Meerstad en Blauwe Stad zijn voorbeelden van de EHS waar zijn fractie voluit mee instemt. Zijn fractie heeft er moeite mee om opnieuw extra beslag te leggen op ruimte, zonder precies te weten waarvoor. Mw. Peetoom (CDA) voegt daaraan toe dat extra geld natuurlijk mooi is, maar dat het CDA vindt dat andere redenen meer opportuun zijn en dat er moet worden gezegd: dit is niet het goede moment. Dat is dezelfde volgordelijkheid waar dhr. Terpstra op doelt. Gedeputeerde Jansen benadrukt nogmaals dat de commissie zich moet realiseren dat een aantal onderdelen van het staatje middelen alleen maar ter beschikking komen omdat het om meekoppeling gaat, c.q. oude plannen gerealiseerd kunnen worden omdat we ze meekoppelen met de robuuste verbinding. De gedeputeerde voegt eraan toe dat zij ook niet weet hoe het nieuwe kabinet hiermee om zal gaan. Maar de middelen die nu gereserveerd zijn, bijvoorbeeld voor dit jaar, hebben het etiket ‘robuuste verbinding’. Aankoop, dan wel versnipperingsmiddelen in relatie daarmee. Als nu in het kader van Meerstad of in het kader van de waterberging (Ulsterpolder) het geval zich voordoet dat er overeenstemming kan worden bereikt met eigenaren, kan alleen worden gehandeld als dat onder de titel robuuste verbinding komt. Datzelfde geldt waarschijnlijk ook voor het realiseren van die 500 ha. natuur in Meerstad. Er zijn een aantal concrete situaties op de korte termijn waarin we alleen kunnen handelen of zaken kunnen doen als we de titel robuuste verbinding eraan geven. Dhr.Terpstra (VVD) wil een punt graag verhelderd zien. De gedeputeerde koppelt nu Meerstad en de Blauwe stad aan het begrip robuuste verbindingszone. Het is staand beleid dat daar een ecologische hoofdstructuur komt; waarom wordt het dan direct gekoppeld aan een robuuste verbindingszone? Dat betekent dus dat middelen die nu ter beschikking gesteld zijn voor iets dat we eerst EHS noemden, gevat worden onder het begrip robuuste verbindingszone waar nog niets van bekend is. Mw. Stevens (GroenLinks): voor dat laatste is geld. We kunnen toch ook gewoon afspreken dat het beleid dat we met zijn allen hebben afgesproken, middels dit geldpotje wordt betaald. En dat andere dingen, die in het schemervlak liggen, tezijnertijd vanzelf langskomen? Het is toch niet goed om geld te negeren omdat er mogelijk geen draagvlak zou zijn voor meekoppeling?
17
Mw. Peetoom (CDA): het beleid dat eerder is afgesproken, daar gaat het om. Dat moet goed worden uitgevoerd en daar komen mensen tegenin het geweer, omdat ze hun keuzes in het leven daaraan hebben gekoppeld. Spreekster wil gedeputeerde nog iets vragen. De gedeputeerde betrekt zelf Meerstad in de discussie en noemt ook: als we met mensen tot overeenstemming willen komen. Daar proeft spreekster toch het principe van vrijwilligheid. Als nou de inspreker, die nu naar huis is omdat hij moest melken, zijn onderneming niet wil verkopen en de andere ondernemers in zijn omgeving ook niet, komt dan de robuuste verbindingszone daar dan niet? Gedeputeerde Jansen antwoordt dat in het kader van Meerstad al een intentieverklaring is neergelegd over 500 ha. ecologische verbinding. Die kunnen we nu het etiket geven ‘robuuste verbinding’. Datzelfde geldt voor de Blauwe Stad. Daardoor kunnen we financiële mogelijkheden aanboren en tot uitvoering komen. Datzelfde geldt voor de Ulsterpolder, waterberging waarvan we hebben gezegd dat het zijn landbouwfunctie houdt. Als daar een robuuste verbinding langskomt, hebben we de mogelijkheid om met de eigenaren zaken te doen. Dan gaat deze polder wel van functie veranderen voor het deel waar de robuuste verbinding komt te liggen, maar dan zouden we zaken kunnen doen omdat de middelen die op dit moment voor de robuuste verbindingen op de begroting staan, kunnen worden aangesproken. Mw. Peetoom (CDA): gaat het zaken doen voor het principe van vrijwilligheid? Gedeputeerde Jansen: als er koppeling is, dan doe je zaken en heb je het niet over onteigening of dat soort dingen. Dat is dus vrijwilligheid. Met functiekoppeling heb je ook vaak kansen om zaken te doen, omdat je middelen en mogelijkheden hebt. Dhr. Staghouwer (GPV) stelt dat er zeker mensen fantastisch geholpen zullen zijn met de zaken zoals de gedeputeerde ze aanbiedt, maar vraagt zich af of je ervóór moet zijn om op die basis bijvoorbeeld de inspreker uit te kopen. Gedeputeerde Jansen stelt dat dat niet alleen afhankelijk is van de robuuste verbindingszones. Er ligt de kans om het etiket ‘robuuste verbinding’ te plakken op het plan dat er al lag, zodat niet nog eens elders 500 ha gerealiseerd hoeft te worden om aan de robuuste verbindingszone te voldoen. In de planvorming rond Meerstad moest sowieso worden gekeken wat de functie van landbouw in dit gebied is; ook daar moeten op een gegeven moment in het kader van Meerstad zaken over worden gedaan. Dhr. Moll (GroenLinks) heeft een punt van orde. Hij vraagt zich af hoe de voorzitter de discussie denkt te beëindigen. Dhr. Maarsingh (CDA) spreekt nog eenmaal namens zijn partij om te stellen dat zij in de veronderstelling leefden dat de afgesproken plannen rond de EHS gewoon uitgevoerd moesten kunnen worden. Het is duidelijk dat men het niet met elkaar eens is in de commissie. Hij vindt echter wel dat er steeds meer onduidelijkheden komen. Er is in deze commissie al een paar keer verwezen naar de jonge boer die heeft ingesproken; als daar een robuuste verbinding komt te liggen, is er nooit genoeg geld in de wereld om deze mensen te compenseren. Dhr. Bakker (PVDA) vindt dat hij hier toch tegen moet protesteren. Zaken moeten niet uit hun verband worden gerukt. Als het gaat om Meerstad en de Blauwe Stad, dat soort majeure projecten,waar de EHS een rol speelt en waar we ook nog een robuuste verbinding mee kunnen nemen, gefinancierd door het Rijk, lijkt het hem dat men elkaar daarin moet kunnen vinden. Dhr. Maarsingh (CDA) stelt dat men het niet helemaal eens is met elkaar, maar wel gedeeltelijk. Het CDA wil absoluut geen afgesproken beleid blokkeren, maar ziet op tegen een extra beslag op de ruimte terwijl niet duidelijk is waar we het over hebben. Gedeputeerde Jansen stelt dat dat extra beslag juist niet wordt gelegd, zolang die kans en die mogelijkheden tot meekoppeling zich voordoen. Daarom is die voorwaarde ook gemaakt. Volgens haar zit daar de sleutel naar een eensluidend advies. Dhr.Terpstra (VVD) stelt dat hij nu begrijpt dat Meerstad en de Blauwe Stad dus worden gerealiseerd middels gelden van de robuuste zone, terwijl het EHS-ontwikkeling is. Dat was hem niet helemaal duidelijk, hij dacht dat als de EHS in 2018 klaar was de daarbij behorende gelden dan waren opgebruikt. En dat de robuuste verbindingszone een ander project is, met ook bijkomende middelen. Die uitleg heeft er in zijn fractie toe geleid dat men heeft gezegd
18
dat in het kader van de volgordelijkheid hier niet aan moet worden begonnen. Spreker hoort nu andere uitleggen en begrijpt ook wel dat er nu dingen aan het schuiven gaan, maar in hoeverre dit leidt tot een nieuw inzicht in zijn fractie, kan hij niet zeggen. Spreker weet wel dat ook zijn fractie vindt dat bestaande plannen gewoon moeten worden uitgevoerd. Nu blijkt alles in elkaar te schuiven. Gedeputeerde Jansen merkt op dat ze eraan hecht dat de voorzitter een heldere conclusie trekt uit het advies van de commissie, opdat daar geen onduidelijkheid over kan ontstaan. Als het gaat om de financiering en de uitvoering van de EHS, zijn er begrenzingen gemaakt. Voor de EHS is tot 2018 geld uitgetrokken door het rijk, zodat hij in principe te financieren is. De EHS in Meerstad, 500 ha. natuur, is nieuw. Die zit niet in de begrenzingen. Dat is de commissie bekend. In de Blauwe Stad zijn problemen in de zuid-oosthoek. Daar is de EHS verplaatst, daarover is de commissie geinformeerd. Door de manier waarop de Blauwe Stad is opgezet en de gronden zijn verworven, zal voor die zuid-oosthoek op verschillende manieren dekking moeten komen. Door meekoppelen, kan in de verbinding meer natuur gerealiseerd worden dan oorspronkelijk de bedoeling was, maar ook is er een mogelijke financieringsbron voor die problemen. De voorzitter stelt dat hij nog steeds het idee heeft dat de fracties het niet met elkaar eens zijn. Voor alle fracties geldt dat afspraken die er liggen, geen probleem zijn en moeten worden uitgevoerd. Met de extra ambities hebben zowel de VVD en de CDA moeite. Gedeputeerde Jansen stelt nogmaals dat ze de 500 ha. in Meerstad niet gefinancierd krijgt als er geen etiket ‘robuuste verbinding ‘op kan worden geplakt. In de Ulsterpolder kan de gedeputeerde niet gaan onderhandelen over functieverandering. Het etiket biedt middelen en mogelijkheden. Mw. Peetoom (CDA) stelt dat het dan over andere zaken gaat en wil daarmee terug naar haar fractie. Het besluit moet dan worden uitgesteld. Dhr. Bakker (PVDA) stelt voor dat er een nieuwe brief komt, waarin heel duideliijk wordt aangegeven hoe de zaken ervoor staan, dat die brief onderdeel wordt van het debat in de diverse fracties en dat die brief terugkeert op de agenda van de commissie RWG. Dhr.Terpstra (VVD) steunt dit voorstel. Ook hij heeft geen ruimte, omdat zijn fractie en hijzelf de combinatie van EHS en robuuste verbinding niet hadden voorzien. De voorzitter stelt voor om het voorstel van dhr. Bakker (PVDA) over te nemen. De vergadering gaat akkoord. 16
Brief van maart 2002, nr. 2002-01761/13/A10,RRN inzake de reactie van de provincie op het SGR, deel I Mw. Stevens (GroenLinks) stelt dat ze het als bekend beschouwd dat GroenLinks het met een aantal dingen niet eens is, waaronder de glastuinbouw. Spreekster merkt vervolgens op dat we, hoewel we nauwelijks iets hebben dat je als provinciaal landschap zou kunnen betitelen, de gebieden die de moeite waard zouden kunnen worden, goed moeten beschermen. Gedeputeerde Jansen: in het kader van het gebiedsgericht beleid zijn we bezig met het verder uitwerken van het landschappelijke raamwerk. Om met de gemeenten en de omgeving af te spreken: dit zijn de uitgangspunten en dit zijn de kwaliteiten, en ook hoe rekening moet worden gehouden met die kwaliteiten. Hoe gaan we daarmee om als er nieuwe ontwikkelingen in moeteen plaarsvinden. Daar wordt in verschillende regio’s aan gewerkt. Daarmee wordt voortgeborduurd op het POP. In het kader van het SGR heeft de provincie gezegd dat de provinciale landschappen een nieuwe catergorie is en de vraag gesteld of daar hier nu wel zo’n behoefte aan was. Als dat geen nieuwe beperkende voorwaarden legt die al in de 5e nota tot uiting komt en er geen schaduwwerking is binnen die waarde van landschappen, dan willen wij onze Belvedere-gebieden wel als provinciaal landschap aanmerken. Dan kunnen we de landschappelijke ruimte, zoals die nu in het kader van de gebiedsuitwerking ligt, onderbouwen met invulling als het vormgeven en het met elkaar benoemen van de kwaliteit, als woningbouw, wegen en dergelijke.Dit alles ook in ontwikkelingszin.
19
17
Initiatiefvoorstel Ecologisering van de Melkveehouderij in Groningen, ingebracht door Dhr. J.W. Kok, lid van de Statencommissie Ruimte, Water en Groen De voorzitter merkt op dat dit al een keer is uitgesteld, maar om recht te doen aan dit voorstel wordt het uitgesteld tot de vergadering van 29 augustus a.s.
18
Brief van GS d.d. 31 mei 2002, nr. 2002-07434/22/A.13, RRN, inzake de financiering onderzoek voor integrale aanpak uitvoering groot onderhoud watergangen en ecologische verbindingszone De voorzitter stelt vast dat de commissie positief adviseert.
19
Rondvraag Dhr. Kok (PvdA) heeft een vraag aan Gedeputeerde Calon over de zojuist uitgereikte brief over de problematiek van de windmolens aan de grens bij Bellingwolde. Zijn fractie is blij met deze brief, maar heeft uit de pers vernomen dat er afgelopen vrijdag overleg is geweest met Duitsland over deze problematiek. Spreker zou graag van de gedeputeerde horen wat daaruit is gekomen. Gedeputeerde Calon antwoordt dat er een onderzoek loopt van de Rijksuniversiteit naar de geluidsbelasting en de slagschaduw. Uit een tussenrapportage blijkt dat de geluidsbelasting 46 Dba is. Naar de mening van het college en VROM had dat voldoende aanleiding voor de Duitsers moeten zijn om een MER te doen. Er wordt ook gekeken naar het soort geluid. Het is geluid met een heel lage frequentie, een zgn. tiefton. Hierdoor zouden ook allerlei beesten verdwijnen. Voor er juridisch iets kan worden gedaan, moet er een eindrapport zijn.Vandaar dat deze stevige brief is geschreven naar de gemeente met een afschrift naar Berlijn en de regering in Nieder-Saksen. Verder zijn er kamervragen gesteld door Tineke Witteveen. De beantwoording loopt op dit moment. Afgelopen vrijdag is dat allemaal ingebracht. De Duitsers hebben gezegd dat ze zich bewust zijn van de ernst en de aard van de overlast, maar dat ze op basis van hun wetgeving niet verplicht zijn om een MER uit te voeren. Ze zijn wel bereid om nadere gesprekken te voeren om te kijken of de procedures juist gevoerd zijn. Gedeputeerde Calon vindt het niet verstandig om die gesprekken nu te voeren en wil wachten tot het eindrapport van de universiteit er is. Ze zijn ook niet bereid om de molens te verwijderen of stil te zetten.VROM stelt zich op het standpunt dat de Duitsers wel degelijk een MERprocedure hadden moeten voeren. In samenwerking met VROM wordt er nu gekeken wat er kan worden gedaan maar de gedeputeerde vindt wel dat er ten eerste keiharde wetenschappelijke onderzoeksresultaten moeten liggen en ten tweede dat er binnen de wet moet worden gebleven. Dhr. Kok (PvdA) vraagt aandacht voor het project Rogge groeit, Westerwolde bloeit. Hij is benaderd door verscheidene mensen die zich zorgen maken over de financiele toezegging. Die schijnt te wankelen. Of daar iets van waar is weet spreker niet, maar hij wil graag van de gedeputeerde horen hoe dit zit. Gedeputeerde Jansen kent het project, maar kent de stand van zaken op dit moment niet. Ze zal informeren of de zorgen terecht zijn.
20
Sluiting De voorzitter merkt op dat hij het spijtig vindt dat het mw. De Ridder blijkbaar niet is gelukt om tijdens deze voor haar laatste vergadering aanwezig te zijn. Haar aanwezigheid in deze commissie en ook haar bijdrage zijn altijd bijzonder op prijs gesteld, evenals de vriendschappelijke manier waarop zij met iedereen omging. Vervolgens wenst hij iedereen een prettige zomer toe.
20