Concept-Verslag van de Statencommissie Ruimte, Water en Groen op 17 januari 2001 volledig verslag.
Bijlagen: - lijst met toezeggingen Statencommissie Ruimte, Water en Groen. - notitie over Voordracht van PS aan GS tot vaststelling van de wijziging van de Milieuverordening provincie Groningen en - inspraakreactie van De heer Keurentjes van het POC Groningen.
Aanwezig: Bakker (PvdA), Boersema (GPV), De Bruijne (PvdA), mevrouw Bos (GroenLinks), Van Kammen (VVD), Kok (PvdA), Maarsingh (CDA) tevens voorzitter, mevrouw Peetoom (CDA), mevrouw De Ridder (D'66), Terpstra (VVD), Warris (RPF/SGP). Voorts zijn aanwezig: gedeputeerde Calon, gedeputeerde mevrouw Jansen, A. Hoen (plv. -secr.) en ambtelijke bijstand bij een aantal agendapunten. Met kennisgeving afwezig: mevrouw Stevens (GroenLinks).
1. Opening en mededelingen. De voorzitter opent de vergadering om 14.00 uur en wenst iedereen alle goeds toe voor het komende jaar. Daarnaast spreekt hij de hoop uit dat er in het komende jaar goed vergaderd kan worden en dat er gezamenlijk goede dingen kunnen worden bereikt. Ten aanzien van de proef m.b.t. een andere opstelling in de vergaderzaal deelt de voorzitter mee dat dat in deze ruimte niet mogelijk is in verband met de geluidsapparatuur. De voorzitter deelt mee dat de heer Hoen bij de vergadering aanwezig is als plaatsvervanger van de secretaris. In verband met de ziekte van de secretaris wordt afgesproken dat er namens de Statencommissie een bos bloemen naar hem wordt gestuurd. De voorzitter vervolgt met de mededeling dat er een inspreker is n.a.v. agendapunt 6.b., de heer Keurentjes van de NLTO De dienst Ruimte en Milieu heeft op verzoek van gedeputeerde Jansen een aanvulling op agendapunt 8 aangeleverd. De voorzitter deelt mee dat de excursie in februari naar het waterschap Hunze en Aa's niet door gaat, er zal een nieuwe datum in mei worden gezocht. Daarnaast heeft de voorzitter nog een mededeling van D'66. Het betreft een brief aan de CdK, de heer Alders, waarin vermeld wordt dat door terugkomst van mevrouw Kerdijk-Scheepers m.i.v. januari 2001 een herverdeling van de portefeuilles plaats zal vinden. Voor de Commissie Ruimte, Water en Groen betekent dit dat Mevrouw De Ridder woordvoerder is en mevrouw Graeper lid. 2. Regeling van de werkzaamheden: Voorstellen vreemd aan de orde. Geen opmerkingen. Vaststelling agenda. Geen opmerkingen. Met ingang van vandaag zullen voordrachten, nadat ze besproken zijn, onderscheiden worden in een A of B stuk.
3. Gelegenheid tot spreken voor niet -statenleden over de agendapunten 7 t/m 14. Ten behoeve van agendapunt 6.b krijgt de heer Keurentjes het woord. Hij spreekt namens de NLTO en de Milieufederatie Groningen. De heer Keurentjes pleit voor maximale inzet van middelen en voegt het ammoniakbeleid als derde aspect toe aan de uitgedeelde tekst. De tekst is als bijlage bij het verslag gevoegd. Mevrouw Bos (GroenLinks) wil graag weten van wanneer het bericht dateert dat er minder geld komt. Ook wil ze graag weten hoe de discussie in de tweede Kamer is verlopen. De heer Terpstra (VVD) vraagt zich, naar aanleiding van de brief af, of de signalen van de Statencommissie en het College tot nu toe niet duidelijk genoeg zijn geweest. De heer Keurentjes zegt dat het bericht dat er minder geld komt dateert van een recentere datum dan de bijeenkomst van het programma landinrichting in het kader van Drieslag waar gedeputeerde Jansen een aantal signalen heeft afgeven. Ten aanzien van het ammoniakbeleid zegt de heer Keurentjes dat wat voor lag in december "strenger" is dan dat wat nu voorligt. Hij doelt daarbij o.a. op de grens van 500 meter rondom kwetsbare gebieden welke nu teruggebracht is naar 250 m. Daarnaast merkt de heer Keurentjes op dat je middelen nodig hebt bij het uitvoeren van beleid. Hij spreekt zijn zorg uit over het feit dat die middelen ontbreken en dat concurreert met andere regelgevingen, zoals bij landinrichting en Drieslag. De Provincie zal inzet moeten plegen om op meerdere fronten zaken te kunnen doen. Ten aanzien van het politieke signaal merkt de heer Keurentjes op dat hij het graag nadrukkelijker aan de orde wil stellen, bevestigen en ondersteunen. De heer Bakker (PvdA) merkt op dat er 4 maanden geleden een statenbrede motie is aanvaard waarbij werd afgesproken dat er een signaal richting kabinet zou gaan en vraagt zich af wat deze inspraakreactie hier aan toevoegt. De voorzitter bedankt de heer Keurentjes voor zijn inbreng en sluit hiermee het punt van de agenda af. 4. Verslag van de vergadering van 22 november 2000/toezeggingenlijst. De heer De Bruijne (PvdA) merkt naar aanleiding va n het verslag op dat zijn naam vermeld wordt als e spreker in de 2 alinea maar hier moet de naam van de heer Kok staan. Gedeputeerde Jansen merkt naar aanleiding van bladzijde 15 op dat de zin "Daarom hebben het Rijk en de provincies een constructie bedacht...gebruiken voor voorfinanciering" veranderd moet worden in "Daarom denken het Rijk en de provincie na over een extra constructie.... " Mevrouw Bos (GroenLinks) merkt bij bladzijde 31 op dat er halverwege de bladzijde een woord is weggevallen. De zin moet vervolgens worden: "Mevrouw Bos zegt dat het Lauwersmeer een belangrijke functie heeft als boezem...". Na "lawaaisporten" moet de zin worden: "Dit is in strijd met het uitgangspunt rust". En in de zin "Ook stellen ze rond EHS externe..." moet worden veranderd in "Ook stelt ze..." En de laatste regel op deze bladzijde moet worden "Ze kan zich voorstellen..." Gedeputeerde Jansen maakt een opmerking ten behoeve van bladzijde 47, ¾ van de pagina staat de zin: "Ook zijn er middelen beschikbaar voor de verdrogin gsbestrijding en natte natuur en (toevoegen) ten behoeve van recreatieve ontwikkelingen". Ten aanzien van bladzijde 50 de volgende opmerking. De zin: "Gedeputeerde Jansen zegt dat je dan ook wel de sloten kunt dempen" kan vervallen. Mevrouw Peetoom (CDA) merkt ten aanzien van bladzijde 53 op dat de zin veranderd moet worden in "Zij is van mening dat de gedeputeerde de intentie die op papier stond in de nota Reacties en Commentaar nu duidelijk mondeling heeft verwoord". De rest kan vervallen. e Ten aanzien van bladzijde 57, 2 zin merkt ze op dat er moet staan " ...in deze eerste uitwerkingsnotitie van het POP de kwalitatieve inzet van het POP wordt vertaald in een kwantitatieve uitwerking. Ten e aanzien van de 4 regel merkt spreekster op dat "Wij adviseren..." vervangen moet worden door "De Provinciale Staten adviseren...". Ten aanzien van de laatste zin van deze alinea merkt ze op dat de zin: "Daar hebben wij al veel vaker voor gepleit..." vervangen moet worden door "Daar heeft de CDA -fractie al
veel vaker voor gepleit.....". Ten aanzien van bladzijde 61 merkt mevrouw Peetoom op dat in de eerste zin moet staan: "...dat dit letterlijk in het POP staat; dat komt niet uit het voorzieningenrapport". Verslag wordt, met inachtneming van de opmerkingen, vastgesteld met de complimenten voor de verslagleggers. Toezeggingenlijst Statencommissie RWG van 22-11-2000. Toezegging nummer 2: Gedeputeerde Calon zegt dat de toezegging als ingekomen stuk op de agenda staat. Kan dus van de lijst worden geschrapt. Mevrouw De Ridder (D'66) vraagt of het zo is dat ze de balans Ruimtelijke Kwaliteit toegezonden hebben gekregen in plaats van het rapport over het onderzoek dat de provincie zelf uit zou voeren. Gedeputeerde Calon antwoordt dat het toegezonden rapport zowel de Balans als het Roerrapport bevat en ook de brief waarin het standpunt wordt weergegeven. Toezegging 3: gedeputeerde Jansen merkt op dat er naar haar mening aan is voldaan. Als ingekomen stuk is er ook een soort van eindbalans toegezonden. Daarnaast zijn er de jaarprogramma's en ook wordt er voor alle gebieden een soort van kadervisie gemaakt. Toezegging nummer 4: gedeputeerde Jansen verzoekt om een wijziging van de toezegging. Ze merkt op dat het uitvoeringsprogramma ecologische verbindingszones in de loop van dit jaar ter behandeling zal worden toegezonden en dat er voor ecologische verbindingszones die niet mee kunnen liften een andere procedure wordt gevolgd. Toezegging nummer 6: gedeputeerde Jansen merkt op dat de voorstellen voor een nieuwe Landinrichtingswet voor een volgende vergadering worden geagendeerd. Toezegging nummer 8: op 19-1 zal er informatie worden verstrekt in een besloten bijeenkomst voorafgaand aan de commissie Bestuur en Financiën. Toezeggingenlijst Provinciale Staten Toezegging nummer 8: gedeputeerde Calon deelt mee dat erop zal worden toegezien dat de gemeente een legitieme afweging maakt. Toezegging nummer 9: gedeputeerde Calon zegt dat deze toezegging is geïntegreerd in de nota Bouwen en Wonen en in het ISV en derhalve met instemming van de statenleden kan worden verwijderd. 5. Mededelingen gedeputeerden (IPO/SNN/overige mededelingen). Gedeputeerde Calon zegt dat de Commissie Tielrooy bezig is met het eindadvies dat waarschijnlijk in februari zal worden afgerond. Dit eindadvies zal worden voorgelegd aan GS en de gemeente Delfzijl. De gedeputeerde stelt voor om het advies ook weer in de Statencommissie RWG te bespreken. Voorts deelt Calon mee dat er een ontwikkelingsmaatschappij (OMD) opgericht zal worden waar de woningbouwcorporatie en de gemeente Delfzijl en misschien de provincie in deel zullen nemen. E.e.a. zal op zijn vroegst voor 1 juli gereed kunnen zijn. Het besluit of de provincie wel of niet zitting neemt in deze OMD en in welke rechtsvorm wil Calon graag aan de statenleden voorleggen. Ten aanzien van het werkbudget ontstaat er dan een probleem. Dit budget liep tot 1 januari omdat het de bedoeling was dat de commissie dan op zou houden, maar nu loopt e.e.a. door. Het College heeft op 16 januari beslist dat er een soort 'werkcontract' wordt opgesteld voor de periode van 1 januari tot 1 juli. Calon stelt voor om de statenleden mondeling op de hoogte te stellen in plaats van te kiezen voor een formele statenprocedure. De gedeputeerde zegt dat de werkrelatie met de gemeente Delfzijl goed is, er zijn werkafspraken gemaakt en het gaat goed. Er wordt veel inspanning verricht en veel overleg gevoerd met de portefeuillehouders. De volgende afspraken zijn gemaakt. Activiteiten in het kader van de ruimtelijke functionele visie worden uitgewerkt. Ook zullen er activiteiten plaatsvinden in het kader van sociaal beleid en communicatie en activiteiten gericht op het operationeel maken van een zelfstandige projectorganisatie (OMD). Deze ontwikkelingsmaatschappij in oprichting gaat functioneren van 1 januari tot 1 juli. Het interim OMD zal bestaan uit F. Tielrooy, J. Huisman, de portefeuillehouder van RO van de gemeente Delfzijl, gedeputeerde
Calon en P. Westra van de woningbouwcorporatie. Deze club heeft een werkbudget nodig van 1,4 miljoen gulden. Dit bedrag zal worden verdeeld in drie gelijke delen en zal worden afgerekend naar rato de hoeveelheid aandelen men neemt in de zelfstandige projectorganisatie. Het College stelt voor om accoord te gaan met de verdeling van 1/3 enz. en dit te zien als een soort voorfinanciering voor de projectkosten van het revitaliseringsproces van de gemeente Delfzijl. Het zal uiteindelijk betaald kunnen worden uit de ISV bijdrage aan Delfzijl en door middel van onderzoek is gebleken dat dit ook kan. Je kunt het zien als een soort lening. Op dit moment is er niet een voorstel om een provinciale bijdrage uit algemene middelen te voteren, dit wordt later bekeken als bekend is hoeveel aandelen elke partij daarin heeft en dan wordt het naar rato verdeeld. Gedeputeerde Calon deelt verder nog mee dat het voorstel in het College van de gemeente Delfzijl is aanvaard. De voorzitter stelt voor om deze mededeling te bespreken, waarbij het vooral gaat om de vraag of het via de reguliere procedure moet of dat er gekozen gaat worden voor de snelle procedure. De heer Terpstra (VVD) wil graag weten wat er bedoeld wordt met voorfinanciering. Daarnaast vraagt hij zich af of het wel kan om de beslissing hier nu te nemen omdat er dan voorfinanciering plaatsvindt zonder een statenbesluit. Spreker vindt de verkregen informatie een "te dunne basis" om dat hier nu te besluiten. Daarnaast merkt hij op dat dit een commissie van advies en bijstand is en er dus geen finale besluitvorming kan worden genomen over financieringsvoorstellen. Spreker stelt voor om de normale procedure te volgen. De heer Warris (RPF/SGP) wil graag weten wat de consequenties zijn als de normale procedure wordt gevolgd. De heer Bakker (PvdA) sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Terpstra. Daarnaast onderkent hij het belang van de voortgang van de werkzaamheden niet en vraagt of het ook mogelijk is om op zeer korte termijn over stukken te beschikken zodat het procedureel gedekt is en het met een tussentijdse "move" in de staten kan worden afgedaan. Daarmee kun je dan de voortgang handha ven. Mevrouw Peetoom (CDA ) zegt dat het CDA de voortgang ook heel belangrijk vindt en ondersteunt het voorstel van de heer Bakker. Gedeputeerde Calon kan op dit moment geen antwoord geven op de vraag wat de consequenties zijn van voorfinanciering. GS kan tot op een bepaalde hoogte wel leningen en kredieten verstrekken. Maar nu het om een ontwikkelingsmaatschappij gaat zal het formeel ook voorgelegd moeten worden aan de staten. Spreker stelt voor om de stukken in de vergadering te verstrekken. Formeel gezien zul je het voor de Statencommissievergadering van februari moeten agenderen en voor de Provinciale Statenvergadering van maart en dan ben je drie maanden verder en er wordt al wel vanaf 1 januari gewerkt. Het dilemma is dan ook wat de consequenties zijn als je het via de formele procedure zou doen. Ged. Calon kan zich wel vinden in het voorstel van de heer Bakker. Met andere woorden, de stukken zo snel mogelijk beschikbaar stellen en als er voor het einde van de week "niet aan de noodrem wordt getrokken" gaat het door en zal het in de statenvergadering van februari worden gebracht. Hierbij zal moeten worden nagegaan of dat formeel haalbaar is. De heer Terpstra (VVD) vraagt of de voorfinanciering uit het ISV budget kan. De heer Calon antwoordt dat deze 1,4 miljoen onder te brengen is in het ISV. De heer De Bruijne (PvdA ) concludeert dat er twee aspecten zijn nl. het financiële aspect en het bestuurlijke aspect. Ten aanzien van het financiële aspect zegt spreker dat de aanwending en de verstrekking van ISV-middelen de verantwoording zijn van het College. Ten aanzien van de financiële verantwoording van de gedeputeerde richting staten is hier niet zoveel aan de hand. Het College is autonoom om te besluiten. Ten aanzien van het bestuurlijke aspect merkt spreker op dat het dan gaat om de participatie van een lid van het College in de maatschappij ad interim. Vaststaat dat de participatie van het lid van het College beperkt is tot 1 juli en spreker vindt dit het meest wezenlijke punt voor besluitvorming. Spreker is van mening dat hiervoor de procedure kan gelden die de heer Bakker voorstelde.
De heer Bakker (PvdA) vraagt of de statenleden uiteindelijk nog een totale afweging op basis van het eindrapport met de adviezen krijgt. Gedeputeerde Calon antwoordt dat vo or de periode van na 1 juli nog bekeken moet worden of de provincie qua aandelen en personen en in welke mate deel zullen nemen in deze projectorganisatie. Hiervoor zal de gebruikelijke procedure worden gevolgd en dit zal ook in de commissie en de staten worden behandeld. Hij merkt op dat de interim periode het probleem is. Financieel ben je altijd gedekt maar in de tussenfase heeft de club die het werk gaat doen de werktitel heeft "OMD i.o.". Het College heeft op dit moment ook niet de intentie om voor de periode van na 1 juli een lid van het College in te zetten. In de tussenperiode gelden dezelfde overwegingen als voor de Commissie Tielrooy om er wel een lid van het College in te zetten. De beleidsmatige adviezen zijn "doe dat maar gewoon" en de juridische adviezen zijn dat je uit moet kijken bij deelname, ook al is het interim, want dan behoeft het een statenbesluit. Calon kan zich vinden in de procedure die de heer Bakker voorstelt, maar men moet door kunnen gaan zowel financieel als met het werk. Mevrouw De Ridder (D'66) wil toch graag de stukken zien om duidelijk te krijgen wat de consequenties zijn. Gedeputeerde Calon zegt toe dat de leden de stukken nog in de vergadering uitgereikt zullen krijgen. De statenleden krijgen een week de tijd om alles te bekijken. Daarnaast zegt de gedeputeerde dat, en nu spreekt hij als portefeuillehouder, het niet zo kan zijn dat als er nu er ingestemd wordt met deze tussenperiode de provincie er voor het vervolg er automatisch inzit. De voorzitter rondt de mededeling af met de samenvatting dat men onder voorbehoud van de opmerkingen die zijn gemaakt de volle medewerking wil geven om het werk door te laten gaan. Dat de stukken nog bekeken kunnen worden tot woensdag 24 januari. Dat als er zaken in de staten besloten moeten worden dat in de eerstvolgende vergadering van februari zal gebeuren. Daarnaast merkt de voorzitter op dat als er een opmerking van de statenleden komt waardoor de behoefte bestaat eerder bijeen te komen dat dit gerealiseerd moet kunnen worden. Vervolgens stelt de voorzitter voor, op basis van voorgestelde voorwaarden, het College het mandaat te geven er mee door te gaan. De volgende mededelingen komen van gedeputeerde Jansen. Zij merkt op dat op de besluitenlijst terug te vinden is dat besloten is om te starten met de POP -uitwerking voor de Veenkoloniën. Eind januari zal hiervoor een stuurgroep van start gaan met het vaststellen van een plan van aanpak. Ten aanzien van de startovereenkomst Water zegt gedeputeerde Jansen dat op grond van het e kabinetsbesluit over het advies van de commissie Waterbeheer 21 Eeuw het IPO en het kabinet met elkaar in een reeds vergevorderd overleg zijn. De gedeputeerde verwacht dat in de maand februari een startovereenkomst ondertekend kan worden door Rijk, provincie, gemeenten en Unie van waterschappen. Er liggen nu nog wat geschilpunten die m.n. te maken hebben met de breedte van het kabinetsbesluit. Ook ten aanzien van de financiering is er een geschilpunt. Het kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld waarbij ze zich beperkt tot de uitvoering van het besluit op grond van de adviezen van het Waterbeheer e 21 Eeuw. Daarbij beperkt het kabinet zich ook tot de verantwoordelijkheden op Rijksniveau, voor het hoofdstelsel en niet de meefinanciering voor de regionale stroomgebieden. Ten aanzien van de conferentie Wateroverlast zegt de gedeputeerde dat er helaas weinig Groninger statenleden aanwezig waren. Daarom is een samenvatting van de rapportage die daar aan de orde was uitgedeeld onder de statenleden. De hele problematiek, dus ook de beleidsmaatregelen die voorgesteld worden op grond van de rapportage, komt nog terug in de statenvergadering RWG. De gedeputeerde verwacht dat voor de eerste fase maatregelen nodig zijn als kadeverhogingen, uitbreiding van bergingsmogelijkheden en het aanwijzen van noodbergingsgebieden. M.n. aan de noodbergings gebieden zal in het kader van een streekplanuitwerking vorm worden gegeven. De gedeputeerde verwacht in maart/april ook de besluiten te hebben van de provinciale besturen en besturen van waterschappen en inmiddels ook de gemeenten te hebben geïnformeerd zodat de voorgestelde maatregel openbaar gemaakt kan worden. Op het moment dat het openbaar wordt zal ook worden besproken hoe en in welke procedure de bevolking en regio's geïnformeerd zullen worden over de gewenste maatregelen. Ten aanzien van Natuur en Landinrichting merkt gedeputeerde Jansen op dat in de staten een motie is aangenomen m.b.t. het onderdeel Natuur. Die motie is ter kennisname aan het Rijk gezonden en daar is
antwoord op gekomen. Dit antwoord zal bij de ingekomen stukken voor de statenvergadering op de lijst staan. De gesprekken over wat financieel nodig is om de EHS te kunnen realiseren en inrichten vinden nog steeds plaats. Er is nog geen zicht op overeenstemming of extra inzet behalve dan de compensatiemiddelen voor prijscompensatie. Er is dus nog geen echte overeenstemming over het tekort en hoe dat bijgepast zou kunnen worden. Het tweede gesprek wat plaatsvindt gaat over de middelen die nodig zijn voor landinrichting. Hierbij gaat het om verplichtingenruimte maar ook om kasgeld. De provincies hebben inzicht gegeven aan het rijk wat er niet uitgevoerd kan worden ten opzichte van de landinrichting als de bijdrage blijft zoals die in de kaderbrief wordt gesteld. Voor sommige landinrichtingsprojecten kunnen geen nieuwe modules worden gemaakt, sommige landinrichtingsprojecten die al in modules zitten kunnen vertraagd worden uitgevoerd. Het probleem is inmiddels doorgedrongen tot het rijk. Er zal op korte termijn bestuurlijk overleg plaatsvinden over mogelijke oplossingen. De gedeputeerde ziet de inbreng van de vergadering en NLTO/Milieufederatie als steun in de rug om zowel in IPO -verband als in het overleg met het rijk aan te geven dat de provincie niet alleen de zorg heeft. Daarnaast merkt de gedeputeerde op blij te zijn over het feit dat in deze provincie nog geen projecten noodgedwongen stil worden gelegd. De heer Bakker (PvdA) merkt op dat de commissie de gedeputeerde steunt in termen van advies en bijstand. De voorzitter vraagt of er nog meer statenleden willen reageren op dit ingekomen stuk. Mevrouw Peetoom (CDA ) waardeert de inzet van de gedeputeerde op dit punt. Ze stelt voor om de brief onder 6.g Sturingsmodel Landelijk Gebied als apart bespreekpunt voor de volgende Statencommissievergadering te agenderen. Daarnaast merkt ze op dat de gedeputeerde in het verleden een lijst heeft beloofd met daarop de lopende projecten en de daarbij behorende kosten. Op dit moment constateert ze een gat tussen het benodigde bedrag van 81,5 miljoen en beschikbaar geld van 46,1 miljoen. Spreekster wil dan ook graag weten wat de consequenties zijn als LNV niet over de brug komt. De heer Van Kammen (VVD) vindt de signalen, dat het Rijk alleen staat voor de hoofdsystemen t.a.v. de e middelen voor het waterbeheer 21 eeuw, merkwaardig. Gedeputeerde Jansen antwoordt dat de provincies dezelfde mening hebben. Vanuit het IPO is de inzet dat het rijk verantwoordelijk moet zijn voor bijvoorbeeld bovenwaterschappelijke belangen en zich daar ook voor inzet. Net als bijvoorbeeld voor de gevolgen van klimaatverandering, zeespiegelsteiging, die ook doorwerken in het regionale systeem. In de onderhandelingen wordt ook geprobeerd om daarover meer duidelijkheid te krijgen. De heer Maarsingh (CDA) vat kort samen dat het rijk met plannen begint en de regio's zich vervolgens maar moet redden. Daarnaast merkt hij op dat er ook in de waterschappen over wordt gesproken, omdat de burgers ook moeten weten wat hen boven het hoofd hangt. Spreker spreek zijn steun uit voo r "de vuist op tafel" van de gedeputeerde en verzoekt om actuele informatie van de gedeputeerde. Gedeputeerde Jansen zegt dat er ook voor de provincies en de waterschappen een verantwoordelijkheid ligt voor de inspanning die moet worden geleverd. Er ligt geen harde scheidingslijn tussen rijk, provincies en waterschappen. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden voor die gezamenlijke, ook financiële, verantwoordelijkheid. De heer Maarsingh (CDA) wil weten of het nu zo is dat de overheid de plannen vaststelt, de rekening opmaakt en verdeeld. Hij vraagt zich af of het niet aan de staten is om te beoordelen of de provincie de rekening al dan niet moeten of willen betalen. Gedeputeerde Jansen zegt dat in de besluitvorming de provincies de regie over de regionale stroomgebieden heeft gekregen. De provincies moeten samen met de anderen partijen bepalen wat er in dat stroomgebied nodig is. Daar zijn ook bovenregionale belangen aan de orde. De boodschap die het IPO wil geven aan het rijk en ook verwoord wil krijgen in de startovereenkomst is dat de provincies moeten staan voor de regionale belangen, ook qua investeringen, maar dat men ten aanzien van de bovenregionale belangen graag wil dat het rijk meekijkt en ook meefinanciert.
De gedeputeerde merkt ten aanzien van de landinrichting, het kasgeld en de ruimte van de verplichtingen op, dat de statenleden bij de voordracht van december al een "proeve" van een uitvoeringsprogramma hebben gekregen. Alhoewel deze nog niet volledig was staan hierin wel alle projecten. Uiteindelijk zal er ook een uitvoeringsprogramma worden voorgelegd wat er met de beschikbare middelen in dit jaar uitgevoerd gaat worden. Het is nog niet bekend of dit voor de eerstvolgende vergadering zal zijn of later. Een goed uitvoeringsprogramma kan pas worden voorgelegd als bekend is met welke middelen rekening kan worden gehouden. Mevrouw Peetoom (CDA) merkt op dat het ook gaat om verplichtingen die reeds in het verleden zijn aangegaan. Ze wil graag weten of deze nu ook worden bedreigd en verzoekt om een overzicht. Gedeputeerde Jansen zegt dit toe, maar merkt op dat het mogelijk is dat deze informatie in twee stappen naar de statenleden komt. De heer Maarsingh (CDA) vindt het opmerkelijk dat "wij" aan de ene kant verzuipen in het geld en dat er aan de andere kant afspraken worden gemaakt die niet kunnen worden uitgevoerd. Tenzij een en ander nog wordt gecorrigeerd. Gedeputeerde Jansen merkt op dat gesprekken worden gevoerd om duidelijk te maken dat het gecorrigeerd moet worden en als dit niet gebeurd ontstaat er een heel groot probleem met het rijk. De voorzitter merkt op dat het al een bijzondere actie vereist om het rijk te overtuigen als dit landelijk niet wordt gecorrigeerd. Gedeputeerde Jansen deelt ten aanzien van de Veenkoloniën mee dat er anderhalf jaar geleden een Stuurgroep Actieplan Veenkoloniën is ingesteld. Daaraan nemen de provincies Groningen en Drenthe deel en een aantal veenkoloniale gemeenten en de Kamers van Koophandel van Groningen en Drenthe. Op grond van een brainstormbijeenkomst is een bureau ingeschakeld om projectgedachten uit te werken. Die rapportage ligt er nu. De stuurgroep heeft gezegd dat deze projecten mogelijk geschikt zijn voor de ontwikkeling van de Veenkoloniën. De stuurgroep rapporteert de stand van zaken van die gedachten, de projecten, aan de commissie Hoekstra. De commissie stelt het op prijs om de gemeenteraadscommissies, c.q. de Statencommissies te informeren over de projecten. Het gaat hier niet om een beleidsinhoudelijke afweging/discussie, maar de stuurgroep wil de commissies informeren. Als het gaat om het perspectief voor de veenkoloniën kan in het verdere proces worden beoordeeld of die projecten daar goed in passen. De bijeenkomst zal naar verwachting op 30 maart 's middags in het provinciehuis van Assen zijn. 6. Ingekomen stukken: a. IPO-stukken. Mevrouw De Ridder (D'66) wil weten of er al meer duidelijkheid is over de afnemende invloed van provincies op netwerksteden. Gedeputeerde Calon zegt, dat er een discussie aan de gang is over de gedecentraliseerde middelen van Verkeer en Vervoer in het kader van het Nationaal Verkeer en Vervoer Plan (NVVP). De minister heeft gezegd alleen verantwoordelijk te zijn voor de snelwegen en de intercity en de provincies voor de rest. Hij gaat de middelen decentraliseren naar de provincies toe. Daar kan men zelf een afweging maken of er wegen van worden aangelegd of extra openbaarvervoerzaken worden uitgevoerd. In die discussie over de NVVP is de VNG een lobby begonnen om de kaderwetgebieden meer macht te geven, decentraliseer de middelen niet alleen naar de provincies maar ook naar de kaderwetgebieden. In een overleg met IPOvertegenwoordigers en de staatssecretaris en de minister is daar stevig over gesproken. De indruk bestond dat ook de streekplanbevoegdheid naar de kaderwetgebieden gebracht zou worden. Deze gedachte was gevoed door een presentatie in het IPO van Ineke Bakker over de mogelijkheid in de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening dat gemeenten intergemeentelijke structuurplannen maken die een wettelijk toetsingskader zouden kunnen zijn voor het bestemmingsplan en de artikel 19 procedures, m.a.w. in de plaats treden van een streekplan. Dit in strijd met de gedachte van eenieder die dacht dat de streekplanbevoegdheid naar de
kaderwetgebieden zou gaan en op RO gebied naar de stedelijke netwerken met een nationale status. In de ogen van Groningen was er niet echt een reden tot paniek omdat intergemeentelijke structuurplannen getoetst moeten worden aan de streekplannen of de omgevingsplannen en dat is ook wat Groningen voor ogen stond om per gebied een omgevingsplan te maken. Destijds was dat niet mogelijk. Van de zijde van de staatssecretaris is destijds gezegd dat er vanuit de ruimtelijke ordening en e vanuit de 5 Nota geen streekplanbevoegdheid gegeven gaat worden aan de kaderwetgebieden. Die bezorgdheid is nu dan ook weg. Bij het NVVP heeft men dat standpunt ook en in het noorden en bij de gemeente Groningen denkt men er net zo over. Op dit moment is er dus geen aanleiding om ergens e bezorgd over te zijn. Ten aanzien van de 5 Nota zelf merkt gedeputeerde Calon op dat er eerst teksten van internet zijn gehaald en dat op 31 januari de eerste gedrukte versie beschikbaar zal zijn. Er is in SNN of IPO-verband ook nog niet over gesproken, wel in ambtelijk verband. Op basis van dat wat er beschikbaar was zegt de gedeputeerde dat de eerste indruk is "dat het er goed uitziet". Aanvullend merkt de gedeputeerde op dat er vreselijk veel werk achterweg komt, wat naar inschatting te veel druk legt op de huidige personeelscapaciteit. b. Informatiepunt Landelijk Gebied, incl. Opzet Informatiepunt, werkplan 2000/2001 Geen opmerkingen c. Wexford resolutie, inclusief betreffende resolutie De heer Kok (PvdA) zegt geschrokken te zijn van de inhoud van het stuk en de eenvoud van de brief waarin daarop gereageerd wordt. Hij vraagt of het mogelijk is om een meer concreet overzicht te krijgen van waar, binnen het provinciaal beleid, die aansluiting is gevonden. Gedeputeerde Jansen zegt dat het wel belangrijk is om ook te kijken naar de formulering van de resolutie en de brief. Ze merkt op dat heel veel terug te vinden is in het POP-beleid. Op dit punt ligt de eerste inzet niet bij de regio's maar bij de staat. Daarnaast liggen er op dit moment ook vragen van GroenLinks om informatie over de stand van zaken. Er komt een nationaal maatschappelijk debat over genetisch gemodificeerde producten. Het is niet zo, met het vormen van een resolutie, dat de provincies daar als eersten het initiatief op moeten nemen, dit gaat in overleg met het rijk. De gedeputeerde vi ndt dat er in het POP voldoende verwoord staat wat de inzet is voor die punten uit de resolutie waar de regio's op worden aangesproken. Mevrouw Bos (GroenLinks) zegt dat dit een heel belangrijk punt is wat ook een gevolg moet hebben. Ook denkt ze dat er een kennisachterstand is. Zij merkt op dat er in maart een partijdiscussie plaatsvindt over dit onderwerp. De heer Van Kammen (VVD) constateert dat als er staat "in samenwerking met regio's" dat het dan toch landelijk wordt opgepakt. Gedeputeerde Jansen zegt dat het woord regio in Europese termen niet hetzelfde betekent als een provincie. Dat hangt van de verdeling van de bevoegdheden in een land af. Op de vraag van de voorzitter of dit punt voldoende besproken is of dat het geagendeerd moet worden voor een volgende vergadering antwoordt men positief. d. Werkconferentie gebiedsgericht beleid, incl. verslag van werkconferentie Westerwolde Hierover worden geen opmerkingen gemaakt e. Kompasprogramma Land 2000 Hierover worden geen opmerkingen gemaakt f. Afronding haalbaarheidsstudie zoute zeegroeten Eemsmond (brief van GS van 17-11-2000 nr. 00/11.066a/46/A.12, IEE)
De heer van Kammen (VVD) betreurt het, dat niet eerder is vastgesteld dat het project kans van slagen had. Nu is een groot deel van het subsidie zonder resultaten verbruikt. De heer Bakker (PvdA) geeft aan, dat er aanvankelijk geen twijfels bestonden. Gezien het ongemakkelijke resultaat vraagt hij in het vervolg nog kritischer naar de voortgang van dergelijke projecten te kijken. Mevrouw Bos (GroenLinks) spreekt haar teleurstelling uit, dat er niet veel beter naar de opmerkingen van haar fractie geluisterd wordt. Mevrouw Stevens heeft namelijk bij de behandeling van het subsidieverzoek op basis van gedegen vooronderzoek aangegeven, dat de financiële en inhoudelijke onderbouwing van onderhavig project onvoldoende was. Ged. Jansen geeft aan, dat het uiteindelijke negatieve resultaat niet vooraf te voorzien was. Het grootste probleem is namelijk, dat de energiekosten in de Eemshaven te hoog uitvallen (het gebruik van overtollige warmte van de Eemscentrale). Daardoor is het project niet rendabel. De pilot kon derhalve niet leiden tot een werkelijke vestiging van een bedrijf met meerdere ha's teelt. De heer van Kammen (VVD) vraagt om in de toekomst bij dergelijke projecten met zodanige ijkpunten te werken, dat er bij ongewenste ontwikkelingen eerder geïntervenieerd kan worden. Ged. Calon wijst er in dit verband op, dat er in de toekomst bij nieuwe projecten met kwalitatieve en kwantatieve indicatoren voor het meten gewerkt zal worden en tevens aangegeven zal worden wat er bereikt dient te worden. Ook zullen ijkpunten opgenomen worden. Dit projecten-registratie-systeem zal als het aan spreker ligt voor het einde van deze College -periode operationeel dienen te zijn. Een dergelijke werkwijze wordt overigens nog nergens in "provincieland" toegepast. h. Economische ontwikkeling Noord-Nederland (brief van GS van 8-12-2000, nr. 2000-17.362/49/A.18, IEE), incl. Rapport "Recente arbeidsmarktontwikkelingen in Noord-Nederland" van de RUG, "Balans Ruimtelijke Kwaliteit 1999" van VROM en TNO-rapport "Roer voor het Noorden". Mevrouw Bos (GroenLinks) merkt op, dat er nogal wat onderzoeken zijn verricht om tot uitspraken te komen over de economische ontwikkeling van Noord -Nederland. Daarvoor is volgens haar veel minder onderzoek nodig. Zij vraagt zich af of er niet met 1 eenduidig model gewerkt kan worden. Ged. Calon geeft aan, dat het om een complexe zaak gaat die niet in 1 model is te vatten. Uit de onderzoeken is gebleken dat in het noorden dezelfde economische groei plaats vindt als in de rest van het land. Hiervan is hij geschrokken, omdat dit betekent dat er geen inhaalslag plaats vindt. Overigens valt hieruit op dit moment nog niet te concluderen, dat er ander beleid gevoerd moet worden om de Langman-gelden uit te zetten. Daarvoor is de periode nog te kort. Overigens geeft spreker aan, dat het om economische modellen gaat die zich in werkelijkheid anders kunnen ontwikkelen. m. Uitnodiging voor Congres Regio's met visie op 24 januari 2001 van het projectbureau Regiovisie Groningen-Assen 2030, incl. brochure. Mevrouw de Ridder (D'66) vraagt zich af waarom zij hiervoor geen rechtstreekse uitnodiging van het College heeft ontvangen. Ged. Calon geeft aan, dat het om een initiatief van derden gaat, in dit geval van het NIROV. Bij een provinciaal initiatief zal het College van GS natuurlijk zelf hiervoor haar statenleden uitnodigen. Een vergadering over de Regiovisie Groningen -Assen 2030 voor raads- en statenleden zal overigens plaats vinden op 22 februari a.s. vanaf 16.00 uur in het provinciehuis te Assen. o. Uitnodiging manifestatie Landbouw in Dialoog; de toekomst van de landbouw in het Noorden? op 7-22001 in Oranjewoud (brief van LNV van 11-12-2000). Meerder commissieleden geven te kennen, dat de manifestatie op een ongelukkig moment is gepland.
Ged. Jansen geeft aan, dat het moment inderdaad ongelukkig is gekozen, maar dat het is ingegeven door de beschikbaarheid van Minister Jorritsma op die datum. 7. Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen betreffende subsidiëring van de Vereniging Kleine Dorpen Groningen voor de periode 2001 t/m 2004, 19-12-2000. De heer Warris (RPF/SGP) vindt het subsidiëren van de VKDG op zich een goede zaak. Wel heeft spreker er moeite mee, dat de VKDG in organisatorisch en administratief opzicht door een orgaan als Sprong aangestuurd zal worden. Een dergelijke constructie zal de motivatie en de inzet van de achterban van de VKDG doen verzwakken. Op basis van de huidige inhoud van de voordracht zal De heer Warris niet met onderhavige voordracht instemmen. Mevrouw Peetoom (CDA) spreekt haar waardering uit over het op orde stellen van de zaken. Spreekster geeft aan, dat een samenwerking tussen Sprong en de VKDG in financiële zin voordelig lijkt, maar niet het enige criterium vormt. Is met een dergelijke samenwerking de identiteit van de VKDG wel voldoende gegarandeerd, kan zij hiermee voldoende haar functie van belangenbehartiging uitvoeren en kan de VKDG dan in zo'n situatie wel voldoende eigen initiatieven ontplooien? De heer van Kammen (VVD) merkt op, dat de commissie zich vorig jaar positief heeft uitgelaten over samenwerking tussen de VKDG en Sprong inzake bedrijfsvoering. De VKDG wordt niet bij Sprong ondergebracht, maar zal alleen in organisatorisch en administratieve zin aangestuurd worden door Sprong. De VKDG blijft een onafhankelijke organisatie. Gezien de financiële en organisatorische problemen bij de VKDG vindt spreker samenwerking tussen de VKDG en Sprong een goede zaak. Mevrouw de Ridder (D'66) geeft aan, dat bij organisatorische en administratieve aansturing door Sprong de onafhankelijkheid van de VKDG in het geding is. De zelfstandige functie van de VKDG dient behouden te blijven. Daarbij vraagt zij zich af waarom de VKDG bij Sprong gehuisvest wordt. Spreekster wil weten of de VKDG naast het jaarlijkse subsidie ook nog projectsubsidies kan verkrijgen. Al met al vindt spreekster een leiband van Sprong niet gewenst. Spreekster vindt dat de VKDG niet alleen een rol als belangenbehartiger dient te hebben, maar ook als adviseur, dit vanwege haar opgebouwde expertise zeker nu de provincie gekozen heeft voor een gebiedsgerichte uitwerking van het POP. Zij vraagt of de VKDG dat kan vanuit het voorgestelde budget. Spreekster vindt, dat na een jaar bekeken dient te worden of de leden van de VKDG met de voorgestelde weg uit de voeten kunnen. De heer Boersema (GPV) geeft aan, dat aansturing door Sprong meer inhoudt dan alleen ondersteuning, zeker wanneer de medewerkers bij Sprong worden ondergebracht. Spreker heeft in de statenkast geen onderliggende stukken aangetroffen en heeft zich daardoor geen goed beeld kunnen vormen. De heer Boersema had verwacht, dat het benodigde provinciale subsidie lager zou kunnen zijn vanwege de besnoeiing in de begroting. Toch is er meer subsidie nodig. Hij wil weten hoe dat komt. Spreker heeft bezwaar tegen voorbeslag op middelen zoals nu wordt voorgesteld, voordat de voorjaarsnota is vastgesteld. De heer Boersema wil weten of in het vervolg projecten van de VKDG zich ook daadwerkelijk zelf kunnen bedruipen of dat tekorten wederom aangezuiverd dienen te worden. Tevens is een evaluatie na 1 jaar gewenst. Het dient geen automatisme te zijn om na 2001 te subsidiëren. Overigens heeft zijn fractie sympathie voor de VKDG. Mevrouw Bos (GroenLinks) geeft aan, dat de VKDG van oudsher een belangrijke bijdrage levert. Dorpsverenigingen hebben hulp nodig bij haar activiteiten. Ten koste van welke activiteiten is het terugbrengen van de kosten gegaan? Waarom dient er verhuisd te worden? Wordt er nu al van Sprong gebruik gemaakt? Spreekster is van mening dat het zelfstandig gezicht van de VKDG behouden dient te blijven. Of de ondersteuning vorm dient te krijgen door aansturing door Sprong en huisvesting noodzakelijk is bij dit orgaan vraagt spreekster zich echter af. Op zich is spreekster het overigens eens met het subsidiebedrag.
De heer Kok (PvdA) vindt de samenwerking met Sprong een goede zaak (betere doelmatigheid en daadkracht). Wel spreekt hij zijn teleurstelling uit over het feit, dat er voor de VKDG extra middelen noodzakelijk zijn. Hij wil weten of er door samenwerking met onder meer de Vereniging Groninger Dorpshuizen (VGD) de doelmatigheid vergroot kan worden. In dit verband wijst spreker er op, dat de vereniging van kleine dorpen en de vereniging van dorpshuizen in de provincie Friesland een fusie zijn aangegaan. Ged. Jansen geeft aan, dat de VKDG vorig jaar en het jaar daarvoor in financiële en organisatorische problemen is geraakt. Het is de VKDG niet gelukt om bij de uitvoering van projecten inverdieneffecten te genereren. Er zijn zelfs tekorten ontstaan door onvoldoende medewerkers en onvoldoende kwaliteiten (zie vorige voordracht). Onder meer bij projecten moesten middelen bijgelegd worden. Met de VKDG is afgesproken om in 2000 een kwaliteitsslag te maken, waarbij de vereniging zich op haar "core-business" (belangenbehartiging en informatievoorziening) zal gaan concentreren. Hierbij dient een verantwoorde begroting tegenover te staan. De VKDG zal alleen nog die projecten oppakken die aansluiten bij de behoefte van haar leden. De achterban van de VKDG heeft met deze insteek ingestemd. Wat betreft financiële en organisatorische aspecten is de VKDG nagegaan hoe deze beter geregeld kunnen worden. Hiervoor dient overigens de VKDG nog een verder traject te bewandelen. Daarbij is het de vraag of het nodig is om hiervoor meer personeel in te zetten. Door organisatorische en administratieve aansturing door Sprong, dus ondersteunende activiteiten, is hierop een antwoord te geven. Hier heeft de VKDG ook behoefte aan. De heer Bakker wijst er bij interruptie op, dat bij een vereniging met slechts 2 fte's een dergelijke aansturing inderdaad gewenst is. Mevrouw de Ridder kan zich het uitbesteden van de administratie wel voorstellen, maar wat betekent dan organisatorische aansturing? Ged. Jansen merkt op, dat het bij organisatorische aansturing niet gaat om aansturing van het beleid van de vereniging. Dat zal Sprong nooit mogen doen: er is immers een bestuur en een ledenvergadering die het beleid van de VKDG bepalen. Sprong gaat vraaggericht te werk (de vraag komt van de VKDG): de huidige medewerkers komen bij Sprong terecht met uitvoering van het werk onder een bepaalde aansturing. Een voordeel is, dat bij ziekte en eventueel vertrek van personeel het orgaan Sprong zorgt draagt voor vervanging. Al met al blijft de VKDG haar eigen beleid uitzetten en houdt zij haar eigen verantwoordelijkheden. De vorige subsidieperiode was de insteek, dat door het uitvoeren van projecten inverdieneffecten mogelijk zijn. Dit is onjuist gebleken. Het tegendeel was het resultaat: er traden tekorten op. Nu zal de VKDG alleen projecten oppakken en uitvoeren, die voortkomen uit de behoefte van de leden. Er kan zelfs een situatie ont staan, dat een andere organisatie projecten van de VKDG uitvoert. In de voorjaarsnota zal het extra benodigde bedrag worden opgenomen, dit uiteraard op basis van een degelijke begroting van de VKDG. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de provincie de voortgang van de activiteiten van de VKDG goed in de gaten zal houden. De heer Warris (RPF/SGP) geeft te kennen, dat hij bij zijn standpunt blijft, dat de VKDG haar eigen organisatie en administratie dient te hebben, dit vanwege hun onafhankelijkheid. Ged. Jansen geeft bij interruptie aan, dat een dergelijke constructie financieel niet mogelijk is. Het zou te veel geld kosten en is ook niet wenselijk vanwege het instrument Sprong dat voorhanden is. De heer Warris (RPF/SGP) geeft aan, dat bij de VKDG alleen problemen ontstaan zijn doordat een belangenvereniging projecten is gaan uitvoeren. Spreker is nog niet overtuigd, dat hij de inhoud van de voordracht kan onderschrijven. Mevrouw Peetoom (CDA) merkt op, dat zij met de nu gegeven toelichting terug zal gaan naar haar fractie. In de statenvergadering zal haar fractie op de inhoud van de voordracht terugkomen.
De heer van Kammen (VVD) vindt dat de gedeputeerde de voordracht voldoende heeft toegelicht. Hij denkt, dat de inhoud van voordracht binnen zijn fractie geen problemen zal opleveren. De heer Boersema (GPV) zal de voordracht kritisch beoordelen en vraagt om de onderliggende stukken in de statenvergadering ter inzage te leggen. Mevrouw de Ridder (D'66) wil weten of er om andere dan financiële redenen verhuisd dient te worden. Tevens vraagt zij om een evaluatie na 1 jaar, dit om te bekijken hoe de leden de gang van zaken vinden. Mevrouw Bos (GroenLinks) houdt de nodige problemen met huisvesting bij Sprong (waar is de huisvesting, is deze toegankelijk, etc.). De heer Bakker (PvdA) vindt dat een "voet"-constructie (vrijwilligers onder één dak) de nodige voordelen heeft. Het levert synergie op. Ged. Jansen is van mening, dat niet alle details door GS en door de Statencommissie geregeld dienen te worden. Wel dient zo efficiënt mogelijk te worden gewerkt en er dienen financiële en organisatorische problemen te worden voorkomen. Uit overleg tussen de VKDG en Sprong is gekomen, dat de huisvesting van de medewerkers bij Sprong zal plaats vinden: dat is practisch vanwege opvang en vervanging. Het is spreekster niet duidelijk of de begroting verder nog "rek" laat zien. Er is nu een nauwe samenwerking tussen de VKDG en de VGD en daarmee met Sprong. Een verdere financiële slag met een positief effect zit er niet in. De Voorzitter concludeert, dat onderhavige voordracht als een "A-voordracht" op de agenda van de statenvergadering geplaatst dient te worden. 8. Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tot vaststelling van de wijziging van de Milieuverordening provincie Groningen (tranche 3c), 5-12-2000, nr. 00/16.548, RMT. De heer Bakker (PvdA) constateert, dat de voordracht van technische aard is. In zijn algemeenheid heeft hij geen opmerkingen. Mevrouw de Ridder (D'66) wil weten of de zwarte lijst met bestrijdingsmiddelen alleen in de grondwatergebieden geldt of ook in alle milieubeschermingsgebieden (zie blz. 9 van de toelichting). Spreekster vraagt of in de provincies Friesland en Noord-Holland het m.e.r.-gedeelte al is vastgesteld. De bedoeling is immers om de teksten gelijkluidend te laten zijn. Spreekster heeft in de tekst gelezen, dat indien er in de Waddenzee geboord wordt er een m.e.r. dient plaats te vinden. Echter de staten hebben zich er over uitgesproken, dat er in het Waddengebied niet geboord mag worden. Waarom dan zo'n artikel in de verordening? Zij vraagt om een toelichting over verplichte toetsing alleen bij plaatsing van windmolens met meer dan 10 mevrouw De heer Maarsingh (CDA) geeft aan, dat de op blz. 9 gepresenteerde lijst aanvoernormen dierlijke mest niet meer actueel is. De normen zijn aangepast. Er is geen sprake meer van aanvoernormen voor fosfaat. Nu is er sprake van verliesnormen en forfaitaire afvoernormen. Het gaat om aanpassing vanuit het landelijke beleid. Spreker wil weten waarom binnen grondwaterbeschermingsgebieden andere normen gehanteerd worden voor maïsland dan voor akkerbouwland. Immers beide vormen van grondgebruik zijn akkerbouw. In de provincie Groningen zouden deze normen gelijkgeschakeld dienen te worden, immers maïs is hier niet zo'n belangrijk gewas. De heer Maarsingh wil weten waarom het verslepen van licht verontreinigde grond in grondwaterbeschermingsgebieden (blz. 9 onderaan) niet meer mogelijk is, dit tegen de achtergrond van het bou wstoffenbesluit van afgelopen jaar. Mag in deze gebieden bijvoorbeeld geen tuin meer worden opgehoogd? Spreker vraagt op grond hiervan om aandacht voor de tekst.
Ged. Jansen geeft aan, dat het in onderhavige voordracht om wijzigingen in de verordening gaat en wel inzake grondwaterbeschermingsgebieden. Derhalve staan reeds vastgestelde zaken niet meer ter discussie, dus ook niet de betreffende zwarte lijst bestrijdingsmiddelen. Spreekster zal laten nagaan of de lijst met aanvoernormen voor dierlijke mest (blz. 9) geactualiseerd dient te worden. Een eventuele actualisatie zal bij het verslag worden gevoegd. Spreekster geeft aan, dat in Groningen strenge normen worden gehanteerd wanneer het gaat om licht verontreinigde grond in grondwaterbeschermingsgebieden. Het gaat daarbij overigens wel om geconstateerde verontreinigingen. De classificatie dient dus plaats gevonden te hebben. De heer Maarsingh merkt op, dat volgens de tekst licht verontreinigde grond in homogene gebieden wel verplaatst mag worden. De daarbij gehanteerde streefwaarden zijn echter behoorlijk aangescherpt, waardoor in grondwaterbeschermingsgebieden (zie tekst in voordracht) niets meer verplaatst mag worden. Spreker vraagt hiervoor aandacht. Ged. Jansen geeft aan, dat er iets anders staat uitgaande van de gebruikte definitie van lichtverontreinigde grond. De formulering van de tekst zal nog eens nader bekeken worden. In de Milieuverordening is aangegeven in wat voor gevallen voor het Waddengebied de m.e.r-procedure gevolgd dient te worden. Dit staat los van provinciale uitgangspunten over het niet mogen boren. De bij windmolens gehanteerde drempel van 10 mW is aldus Mevrouw Degenhart Drenth overgenomen uit het landelijk besluit m.e.r. Deze drempel dient verplicht te worden overgenomen. De Voorzitter geeft aan, dat de voordracht als "B-voordracht" kan worden opgenomen op de agenda van Provinciale Staten. 9. Intrekking beroep Sperrwerk (brief van GS van 17-10-2000, nr. 00/13.675a/41/A.11, RRN), incl. brief van Regierungspräsident Bezirksregierung Weser-Ems d.d. 4-8-2000 (doorgeschoven agendapunt). Mevrouw Bos (GroenLinks) geeft aan, dat haar fractie de intrekking betreurt. Verder zijn door de leden geen opmerkingen geplaatst. 10. Subsidie project Natuur Breed Groningen (brief van GS van 1-12-2000, nr. 00/14.514a/48/A.19, RRN). Geen opmerkingen. 10a. Brief van GS d.d. 20-12-2000 over het onderwerp projectplan vereniging duurzame landbouw Stad en Ommeland (nr. 2000-16.008/48/A.31,RRN). Mevrouw Peetoom vindt het een goed project. Wel betreurt zij de trage werkwijze van Laser. Spreekster wil weten of de inzet van verschillende subsidiemogelijkheden te maken heeft met het opmaken van de verschillende potten aan het einde van het jaar. Ged. Jansen beaamt dit laatste. Inmiddels heeft Laser een positief advies over dit project uitgebracht. 11. Rondvraag. Ged. Calon geeft aan, dat de commissieleden bij brief van GS schriftelijke informatie zullen ontvangen over de stand van zaken in Delfzijl. De commissieleden krijgen dan tot uiterlijk woensdag 24 januari de gelegenheid om op het principe -besluit van GS te reageren. De informatie zal op de lijst van ingekomen stukken van PS worden geplaatst op 7-2-2001. 12. Sluiting. De Voorzitter sluit de vergadering om 16 uur 45. Rwg20010117verslaga Toezeggingenlijst Statencommissie Ruimte, Water en Groen d.d. 17-1-2001.
Nummer
:1
verg. Cie. RWG
: 17 november 1999
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RBB
Omschrijving: Budgetfinanciering Milieufederatie Groningen. Zo nodig zal - aan de hand van de jaarplannen - het beleidscyclussysteem worden omgebogen om zo beter de effecten in rapportages en jaarverslagen inzichtelijk te maken. Nummer
:2
verg. Cie. RWG
: 18 oktober 2000
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RRN
Omschrijving: Het uitvoeringsprogramma ecologische verbindingszones zal in de loop van het jaar ter behandeling worden toegezonden. Voor ecologische verbindingszones die daarin niet meegenomen kunnen worden zal een andere procedure worden gevolgd. Nummer
:3
verg. Cie. RWG
: 18 oktober 2000
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RRN
Omschrijving: Voordat de inspraak over de Ecologische Verbindingszone Duurswold is verwerkt en een definitief voorstel wordt vastgesteld, wordt erover gesproken in de Statencommissie RWG. Nummer
:4
verg. Cie. RWG
: 22 november 2000
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RRN/RRL
Omschrijving: Voor een volgende vergadering worden de voorstellen geagendeerd over de inhoud van de nieuwe Landinrichtingwet. De IPO-stukken geven de richting aan. Het gaat over het apparaat, de stemmingen, draagvlak en de rollen van GS en PS.
Nummer
:5
verg. Cie. RWG
: 22 november 2000
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RRL
Omschrijving: De commissie zal op de hoogte worden gebracht van de voortgang inzake de te sluiten startovereenkomst e tussen Rijk, Unie van Waterschappen en provincies, dit in het kader van de commissie waterbeheer 21 eeuw. Nummer
:6
verg. Cie. RWG
: 22 november 2000
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RR
Omschrijving: De commissie zal te zijner tijd nadere informatie ontvangen over het programma van het project Via Dorkwerd. In een besloten bijeenkomst van de statencie. Bestuur en Financiën op 19-1-2001 zal nadere informatie verstrekt worden. Nummer
:7
verg. Cie. RWG
: 22 november 2000
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: IEE
Omschrijving: De commissie zal overzichten ontvangen van het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen in de bloembollenteelt en van de soorten telers in Noord-Groningen. Nummer
:8
verg. Cie. RWG
: 17 januari 2001
gedeputeerde
: Calon
dienst/afd.
: I en R. en M.
Omschrijving: De commissie ontvangen schriftelijke informatie over een provinciale bijdrage aan een ontwikkelingsmaatschappij in oprichting voor Delfzijl de stand van zaken in Delfzijl. Tot uiterlijk
24-1-2001 kunnen commissieleden hierop reageren. De informatie zal op de lijst van ingekomen stukken van PS worden geplaatst. Nummer
:9
verg. Cie. RWG
: 17 januari 2001
gedeputeerde
: Calon
dienst/afd.
: I en R. en M.
Omschrijving: In een vergadering van de Statencommissie RWG zal het eindadvies van de Commissie Tielrooy inzake de in de gemeente Delfzijl gerezen problemen worden besproken. Nummer
: 10
verg. Cie. RWG
: 17 januari 2001
gedeputeerde
: Jansen
dienst/afd.
: RRL
Omschrijving: de leden van de Statencommissie RWG zullen een overzicht ontvangen van reeds aangegane verplichtingen met betrekking tot landinrichtingsprojecten. Een actuele lijst van toezeggingen Provinciale Staten is in voorbereiding. Bijlage: Antwoorden
op gestelde vragen inzake de voordracht van GS aan PS tot vaststelling van de wijziging van de provinciele Milieuverordening Groningen (agendapunt 8). Verplaatse n van grond in grondwaterbeschermingsgebieden. De aanpassing van de lijst van stoffen en categorieën die schadelijk zijn voor de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden heeft niet tot gevolg dat geen grond meer verplaatst zou mogen worden binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De definitie van lichtverontreinigde grond in de toelichting van de PMV vloeit voort uit de Wet bodembescherming. Er is een verschil tussen toepassen en verplaatsen van grond. Bij toepassing van grond wordt grond van buiten een gebied aangevoerd. Gelukkig is in onze provincie gemiddeld genomen nog steeds sprake van "schone" grond, dat wil zeggen grond waarbij aan de streefwaarden bodemkwaliteit wordt voldaan. Momenteel wordt gewerkt aan bodemkwaliteitskaarten per gebied voor de gehele provincie. Binnen een gebied met dezelfde bodemkwaliteit mag grond vrij worden verplaatst en mag grond van een betere kwaliteit worden toegepast. Het toepassen van lichtverontreinigde grond (dat wil zeggen de aanvoer hiervan) is in grondwaterbeschermingsgebieden niet toegestaan, het verplaatsen van een kruiwagen met grond binnen het grondwaterbeschermingsgebied is echter wel toegestaan. Tabel blz. 9: fosfaten. In de meststoffenwet is er wel degelijk sprake van aanvoernormen. Bedrijven kleiner dan 3 ha worden van de MINAS plicht ontheven mits ze de aanvoer norm niet overschrijden.
Minasplichtige bedrijven hebben te maken met verliesnormen. Deze verliesnormen hebben betrekking op bedrijfsnivo. Dit is geen garantie dat er op perceelsnivo geen overbemesting kan plaatsvinden. Wij zijn daarom van mening dat er aanvullend op het MINAS in GWB een aanvoernorm voor fosfaat moet blijven bestaan. Vooralsnog hebben we conform het toen vigerende landelijk beleid onderscheid gemaakt tussen de aanvoernorm voor maïs en akkerbouw. Lopende deze procedure tot wijziging van de PMV zijn op dit gebied wijzigingen opgetreden waarmee nog geen rekening kon worden gehouden In de eerst volgende tranche van de PMV zullen we alle ontwikkelingen verwerken en harmonisatie met het landelijk beleid nastreven.