Behoort bij punt 7 van de agenda van de 250ste vergadering van het bestuur d.d. 28 november 2013
NOTA VOOR HET BESTUUR Betreft: Arbeidsrechtelijke consequenties Wet Overgang van Onderneming Bij het overdragen van taken en medewerkers van het Productschap MVO (vervreemder) per 1 januari 214 aan de Ketenorganisatie voor oliën en vetten (verkrijger) is de Wet Overgang van Onderneming van toepassing. In aanloop naar de transitie naar de nieuwe ketenorganisatie heeft MVO zich laten informeren over de Wet Overgang van Onderneming en de consequenties daarvan voor betrokken organisaties en medewerkers. De arbeidsrechtelijke consequenties zijn hieronder beknopt weergegeven Wet overgang van onderneming De Wet overgang van onderneming (hierna :Wet), in Nederland neergelegd in artikel 7:662666 BW, heeft als doel de bescherming van de rechtspositie van werknemers bij de overgang van een onderneming. In artikel 7:663 BW is bepaald, dat door de overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip uit een arbeidsovereenkomst tussen de vervreemder en een daar werkzame werknemer voortvloeien van rechtswege overgaan op de verkrijger. Het gaat om een rechtsgevolg dat automatisch voortvloeit uit de overgang van de onderneming. Dit rechtsgevolg is derhalve niet afhankelijk van de wil van de vervreemder, de verkrijger of van de werknemer zelf. Hebben medewerkers op het moment van overgang een contract voor onbepaalde tijd, dan is ook hun contract met de verkrijger er van rechtswege een voor onbepaalde tijd. Ook de rechten en plichten uit de CAO (in dit geval de PBO CAO, inclusief de wachtgeldregeling en Regeling Uitkering bij Ontslag (RUBO), gaan mee over. Daarmee vervallen in beginsel de aanspraken jegens de voormalige werkgever, in dit geval het Productschap MVO. Deze blijft nog een jaar aansprakelijk, maar enkel voor verplichtingen die reeds op het moment van de overgang bestaan. Daarmee is wachtgeld voor ontslag na de overgang per definitie uitsluitend voor rekening van de verkrijgende partij, in dit geval de Ketenorganisatie. De verkrijger moet ook de CAO-bepalingen die golden bij de vervreemder blijven toepassen, ook nadat de geldigheidsuur van de CAO afloopt. Wel is het zo dat op dat moment de contractvrijheid herleeft. Verkrijger en werknemer kunnen overeenkomen dat de PBO CAO na de overgang van toepassing blijft in de van tijd tot tijd daarvoor geldende versie. Werknemers dienen op grond van de Wet volledig te worden ingelicht over de arbeidsrechterlijke consequenties. Een medewerker kan niet worden verplicht aanspraken ingevolge een toepasselijke regeling, zoals de wachtgeldregeling, “af te kopen”. Dat zou
2
immers in strijd zijn met de gedachte van behoud van rechten (en plichten). De rechten uit hoofde van de toepasselijke regelingen kunnen echter niet langer jegens het Productschap MVO geldend gemaakt worden. Heeft de Ketenorganisatie bij toekomstig ontslag onvoldoende vermogen, dan vissen medewerker bij een eventueel ontslag in zoverre achter het net. Bij opgebouwde rechten (waaronder wachtgeld en RUBO) is dat recht er ook één op van rechtswege optredende verbeteringen, zoals die welke verband houden de verder toenemende duur van het dienstverband en verbeteringen van de CAO. Een nieuwe cao kan door de verkrijger wel van toepassing worden verklaard, maar leidt dan niet tot het vervallen van de “betere” arbeidsvoorwaarden uit de CAO van de PBO. Dat is slechts anders als sprake is van een zogeheten standaard-cao, die afwijkingen “naar boven” verbiedt. De vraag is dan moeilijk te beantwoorden wanneer dat effect inderdaad optreedt en hoe de toepasselijkheid van de cao in de arbeidsovereenkomst is geregeld en dergelijke. Voor de rechten en plichten die voortvloeien uit een pensioenovereenkomst is een uitzondering in de Wet opgenomen, in die zin dat de verkrijger kan kiezen. Hij kan of de geldende regeling voortzetten of zijn eigen pensioenregeling toepassen.Verkrijger dient de werknemer dan een gelijkwaardige regeling aan te bieden. De medewerkers van de Ketenorganisatie MVO kunnen op individuele basis nog maximaal 3 jaar lang aangesloten blijven bij het Pensioenfonds Productschappen (PfP). Een werkgroep komt binnen enkele weken met een advies over de toekomst van het PfP en het is te verwachten dat het PfP niet als zelfstandig pensioenfonds kan voortbestaan nu de productschappen worden opgeheven. Werknemers van de Ketenorganisatie MVO zullen worden geadviseerd zo lang mogelijk aangesloten te blijven bij PfP en ook het advies van de werkgroep af te wachten. Een overgang naar een andere verzekeraar zou betekenen dat een pensioenoverdracht van 100% zal geschieden terwijl de dekkingsgraad van PfP nog steeds rond de 115% schommelt. In samenspraak met PfP is een voorstel voor een gelijkwaardige regeling uitgewerkt met De Eendragt in Amsterdam. Dit is een verzekeraar zonder winstoogmerk die enkele jaren geleden een gelijkwaardige regeling heeft uitgewerkt voor GMP+. Daar de werknemer van rechtswege overgaat hoeft er in principe geen nieuwe arbeidsovereenkomst te worden gesloten met de nieuwe werkgever. In verband met de duidelijkheid wordt er vaak voor gekozen om e.a. toch op papier te zetten en een nieuw arbeidscontract op te stellen. Wijzigen van de arbeidsvoorwaarden door de verkrijger Een werknemer kan geen afstand doen van zijn rechten op grond van de Wet, ook niet wanneer de nadelen die voor hem uit de afstand voortvloeien, worden gecompenseerd door zulke voordelen, dat hij er globaal gezien niet op achteruit gaat. Na de overgang mogen arbeidsvoorwaarden wel worden gewijzigd, tenzij de overgang daarvoor de reden is. De arbeidsvoorwaarden kunnen als volgt worden gewijzigd: met instemming van de werknemer;
3
-
-
doormiddel van een eenzijdig wijzigingsbeding (7:613 BW), voor zover de werkgever een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou moeten wijken; of op grond van het goed werknemerschap (7:611).
Bij een wijziging dient de werkgever zich op te stellen als een goed werkgever. De belangen van de werknemer moeten goed in het oog worden gehouden. De handhavingplicht van de CAO eindigt voorts op het moment dat bij de verkrijger een nieuwe CAO van toepassing wordt, waarbij de verkrijger partij is. Verzet tegen overname door werknemer Een medewerker kan zich verzetten tegen het ontstaan van een arbeidovereenkomst met de verkrijger. De werknemer moet dan duidelijk, bijvoorkeur schriftelijk, laten blijken dat hij afziet van zijn recht om van rechtswege een arbeidsovereenkomst met de verkrijger te krijgen. De werknemer moet er op worden gewezen dat hij er in dat geval voor kiest om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. Zijn arbeidsovereenkomst (in dit geval met het productschap) eindigt immers automatisch op het moment van overgang en hij treedt niet in dienst bij de nieuwe werkgever. Noodzakelijke afspraken bij de overgang De rechten uit hoofde van de toepasselijke regelingen kunnen dus niet langer jegens het Productschap MVO geldend gemaakt worden. Omdat de medewerkers hun rechten in beginsel behouden, is het een vraag van overleg tussen het Productschap MVO en de Ketenorganisatie MVO wie de gevolgen van dat behoud draagt. Worden op dat punt geen afspraken gemaakt, dan gaan de potentiele lasten integraal op de Ketenorganisatie over. Daarvoor kan tot een nader overeen te komen bedrag zekerheid door het Productschap MVO worden gesteld. Welk percentage redelijk is, laat zich niet op voorhand vaststellen en is afhankelijk van de specifieke situatie en omstandigheden. De huidige productschapsmedewerkers kunnen overigens niet eisen dat een voldoende reservering wordt gecreëerd voor hun rechten. De nieuwe organisatie behoeft zich ook niet schriftelijk te verplichten die rechten over te nemen als dat reeds van rechtswege gebeurt. In dat geval zal de nieuwe werkgever wel de werknemers over hun ‘‘nieuwe’’ rechtspositie moeten informeren. Een andere mogelijkheid is de Ketenorganisatie MVO niet te belasten met de rechten van de medewerkers uit het PBO-verleden. In de praktijk was tot enkele jaren geleden bij de overheid afkoop van de nominale wachtgeldaanspraak gebruikelijk. Dat is echter om een aantal redenen in onbruik geraakt. De centrale overheid gaat er tegenwoordig in het algemeen van uit dat niet afgekocht wordt. Dat leidt immers maar tot eenmalige betalingen die in de publiciteit vaak niet goed verdedigd kunnen worden. Een aanspraak op wachtgeld is bovendien een mogelijke verplichting waarbij het onduidelijk is of de situatie zal worden bereikt waarin die regeling in concreto toepasselijk wordt.
4
Beschrijving van de situatie Het Eigen Vermogen van het Productschap MVO per ultimo 2013 is niet toereikend om de volledige opgebouwde rechten voor 100% over te dragen. Zoals hierboven aangegeven hoeft dit ook niet 100% nodig te zijn en kan hierover worden onderhandeld tussen verkrijgende en leverende partij. De individuele rechten van de MVO-medewerkers (13 medewerkers situatie medio 2013) was dat: • 3 medewerkers een beroep kunnen doen op de wachtgeldregeling met de maximale termijn van 10 jaar • 7 medewerkers een beroep kunnen doen op de Rubo-regeling • 1 medewerker heeft een tijdelijk contract • 3 medewerkers (nog) geen beroep kunnen doen op de Rubo-regeling omdat ze recent in dienst zijn getreden). Wachtgeldrechten De drie medewerkers (leeftijd 54, 51 en 48 jaar) hebben opgebouwde wachtgeldrechten van 10 jaar. Het bedrag dat gemoeid is met de rechten - waarop de WW-opbrengsten die worden gecedeerd aan het productschap - in mindering zijn gebracht bedraagt € 1.013.018. Tijdens een wachtgelduitkering wordt de pensioensopbouw naar rato opgebouwd. De maximale pensioenrechten voor de 3 wachtgelders komen uit op € 200.511. Een mogelijkheid is, om onder voorwaarden, het geld van de afkoop in een Stamrecht BV of bankspaarproduct te stoppen. In de kabinetsplannen vervallen de mogelijkheden van een Stamrecht BV per 1 januari 2014 en daarvoor in de plaats komen andere, minder interessanter belastingtechnische mogelijkheden. Indien het tot een daadwerkelijke wachtgelduitkering zou komen zijn er voor de werkgever aanvullende lasten (sociale lasten, kosten voor begeleiding en administratie). De totale kosten voor de wachtgelders (worst case scenario) zijn dan als volgt: Wachtgeldrechten: € 1.013.018 Pensioenkosten € 200.511 Overige kosten P.M. Totaal € 1.213.529 Daarbij moet nog worden vermeld dat de kabinetsplannen met een versobering van de WW in de toekomst zullen leiden tot een verhoging van de wachtgeldkosten voor de werkgever. Immers, de wachtgelduitkering is gebaseerd op een percentage (het eerste jaar 80% en daarna 70%) van het laatstgenoten salaris. Het risico dat het Productschap MVO onvoldoende eigen middelen zou kunnen reserveren voor de Ketenorganisatie MVO (met het risico dat de heffingen van het Productschap MVO nog enige tijd zouden moeten doorlopen in 2014) tesamen met de uitdrukkelijk wens van de
5
Ketenorganisatie om een zo schoon mogelijk start te maken heeft ertoe geleid dat gesprekken zijn aangegaan met twee van de medewerkers die over zouden gaan naar de Ketenorganisatie. Zij zijn uitgebreid geinformeerd over hun rechten en plichten, de arbeidsrechtelijke consequenties van de Wet Overgang van Onderneming, de financiële situatie bij het productschap en de voorkeur van de Ketenorganisatie MVO. Inmiddels is met hen overeenstemming bereikt over een afkoopvergoeding. Zij komen niet in aanmerking voor een Stamrecht BV en krijgen hun uitkering via de salarisadministratie uitgekeerd. De derde medewerker is per 1 september 2013 boventallig verklaard. In het kader van het Sociaal Plan moest er een keuze worden gemaakt voor afkoop om een herplaatsingstraject te starten. Op basis van haar persoonlijke situatie heeft zij een voorkeur uitgesproken voor afkoop van haar rechten. Zij voldoet wel aan de voorwaarden om het geld in een Stamrecht BV te stoppen. RUBO-regeling De overige medewerkers die overgaan naar de Ketenorganisatie nemen hun bij de PBO opgebouwde dienstjaren mee. Zeven daarvan kunnen eventueel in de toekomst een beroep doen op de RUBO-regeling. Deze regeling voorziet in een aanvulling van de WW-uitkering of van het nieuwe salaris bij een nieuwe werkgever gedurende de periode dat WW wordt genoten. De kabinetsplannen voor de hervorming van de WW hebben in dit geval dus een gunstig effect op de kosten van de RUBO-regeling voor de werkgever. Ook de RUBO-rechten kunnen worden afgekocht, meestal middels een bedrag dat is gebaseerd op een kantonrechtersformule. De berekeningen van afkoop zijn gebaseerd op het Sociaal Plan Productschappen en komen uit op € 268.000. Conclusie Als gevolg van deze overeenkomsten zal het financieel eindplaatje van het productschap sterk verbeteren. Er hoeft geen reservering meer gemaakt te worden voor wachtgeldrechten die overgaan. Het geraamde Eigen Vermogen per ultimo 2013 is zodanig dat het risico dat het productschap nog extra moet heffen in 2014 is geminimaliseerd. Voor de overdracht van de RUBO-rechten aan de private organisatie is in de Herziene Begroting 2013 een reservering is opgenomen van € 268.000 (100% van de opgebouwde rechten). De financiële consequenties voor de Ketenorganisatie zijn sterk gereduceerd. De Ketenorganisatie hoeft geen wachtgeldverplichtingen uit het verleden over te nemen. Wel nemen de medewerkers die overgaan de RUBO-rechten uit het verleden mee maar de Ketenorganisatie wordt daarvoor 100% gecompenseerd. -0-0-0-0-0Zoetermeer, 21 november 2013