BEELD VAN EEN SCHOOL Honderd jaar Christelijk Lyceum Zeist 1909- 2009
Michiel van Diggelen Jeroen Soetens
C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T 2 0 0 9
2 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Inhoud Woord vooraf
4
De eerste generatie
7
Zeist
11
Drie jongens in een lantaarnpaal
17
De man en zijn school
21
Toelatingsexamen
26
Andere tijden
29
Stunt
35
De sloop
39
Internationaal elan
43
3 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Woord vooraf Every picture tells a story, don’t it Rod Stewart
Tegenwoordig bestaat alles om te eindigen in een foto Susan Sontag
Het Christelijk Lyceum te Zeist bestaat honderd jaar. Onze school dus. Het begon allemaal in 1909 in Zetten, kreeg in 1918 in Zeist een vervolg en zette zich voort tot op de huidige dag. Een ding is zeker. Morgen gaat het verder. Dit boek geeft een beeld van de honderdjarige. Foto’s en afbeeldingen staan centraal. Iedere foto vertelt een verhaal. Sommige verhalen zijn al bekend, andere zijn onlangs opgediept. We hebben duizenden foto’s bekeken en gezocht naar representatieve beelden en veelzeggende details. Dat is een zware klus, omdat iedere afgebeelde foto een gebeurtenis of een persoon bijzonder maakt. De foto’s in dit boek worden eilandjes in de zee der vergetelheid en daarmee collectieve stapstenen naar het verleden. Schoolfoto’s tonen wat er op een school gebeurt en wat er tot een school behoort. Ze worden hoofdzakelijk gemaakt op hoogtijdagen - jubilea en herdenkingen - en bij bijzondere gelegenheden - excursies, muziekavonden, eindejaarsstunts, galafeesten. En natuurlijk aan het begin van ieder jaar als de leerlingen aantreden voor de schoolfotograaf. In toenemende mate worden foto’s ook in de klas gemaakt, stiekem vanaf een bank, maar soms ook officieel. Fotograferen is in de loop der tijd van een gevaarlijke, bijna magische bezigheid tot alledaagse handeling geworden. Iedereen kan zijn eigen wereld scheppen en die desgewenst aan het publiek of op internet prijsgeven.
4 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Schoolfoto’s stemmen melancholiek. Via foto’s val je in het verleden en stuit je op mensen die op de een of andere manier betrokken zijn geweest bij de school die nog steeds bestaat. Je zou je eigen pasfoto kunnen plakken op die foto, om te bekijken hoe jij er in die tijd zou hebben uitgezien. Via foto’s zijn we verbonden met alle generaties op het Christelijk Lyceum. Maar een beeld zonder tekst is als een Prisma-citatenboek. Daarom beginnen we met een korte geschiedenis van school en internaat aan de hand van negen foto’s.* Daarna komen er vrijwel uitsluitend nog foto’s, thematisch gerangschikt. Aan bod komen: de gebouwen van de school, klaslokalen, de verenigingen van de school: ZLC, Persona en Ernos, docenten en schoolleiders, het internaat, de mavo’s, muziekavonden, jubilea, excursies en leerlingen, vooral veel leerlingen. Dit boek kon worden gemaakt dankzij de medewerking van tientallen mensen die persoonlijk, via de post of via internet hun foto’s en verhalen ter beschikking stelden. Zeer in het bijzonder danken we Jan van Rossem die voor de samenstellers tekstbijdragen heeft geleverd over het internaat en die zijn collectie foto’s van het internaat ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft de totstandkoming van dit boek van nabij gevolgd. Daarnaast danken wij Pieter Troost van Studio Sanhaveld voor de lay-out en productie, Fred van der Puijl voor het uitzoeken van de Persona foto’s, Arjen Bruin voor het scannen van de foto’s, Kees van Domselaar voor het lezen van de tekst en René de Boer voor de definitieve correctie van de tekst. We hopen dat u na het lezen van dit boek nog eens een keertje terug wilt naar de klas. Het kan. Het Lyceum staat er nog en behoudens vernieuwingen en verbouwingen is alles nog zoals het was. U bent van harte welkom. Wij herdenken, dus wij bestaan. Michiel van Diggelen Jeroen Soetens
* Voor een uitgebreide geschiedenis van de school verwijzen we naar: Michiel van Diggelen, Een bijzondere school. Zeist, 2002.
5 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
De eerste generatie Op de bank links H.C. Schamhardt naast rector J.W.A. de Hoest. Staand, derde van rechts, naast het enige meisje, Anna H. Noppen, de heer D. Koets, regent (directeur)van het internaat.
6 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
De eerste generatie Heren droegen hoeden en mannen droegen petten. En jongens die bij de wereld van de heren hoorden, zoals de gymnasiasten op de foto, droegen ook petten. We zijn aan het begin van de vorige eeuw in het Betuwse Zetten. De eerste generatie van onze school: leerlingen, docenten, rector en directeur van het daar in september 1909 gestarte Christelijk Gymnasium en Internaat. Het is net een groot gezin met vader, moeder, huismeesters, een dienstmeid en veel, heel veel kinderen, allemaal jongens op een na. Zes van de zestien eerstelingen verbleven in het met de school verbonden internaat. Zij woonden met de heer en mevrouw Koets, hun vier kinderen en de nog ongehuwde docent wis- en natuurkunde dr. H.C. Schamhardt op de bovenverdieping van de school. De jongens werden er gevoed, verzorgd, overhoord en gedisciplineerd, zoals dat in een huisgezin toegaat. Schamhardt herinnert zich later de tijd in Zetten als een idyllische periode: “Wat hebben we daar dikwijls schik gehad en als jonge veulens door het huis heen gestoeid! En wat werd er menig partijtje voetbal gespeeld in de kleine boomgaard aan de overzijde (…)”.
Zetten Zetten was een bijzonder dorp met een opvallend hoge dichtheid aan christelijke scholen en instituten. Het was de woonplaats van de Reveilpredikant Ottho Gerhard Heldring en later van Hendrik Pierson, die zich het lot aantrokken van aan lager wal geraakte vrouwen maar ook de noodzaak van christelijk onderwijs inzagen, omdat het emanciperende christelijke volksdeel behoefte had aan gekwalificeerde onderwijzers, dominees, dokters en advocaten. In 1864 werden daartoe een Christelijke Normaalschool voor meisjes (nu pabo) en een Christelijk Gymnasium met internaat opgericht. Het Gymnasium sloot echter in 1908 haar poorten in Zetten en verhuisde naar Arnhem. Het internaat werd opgeheven. Maar niet voor lang. In hetzelfde jaar 1908 namen de hervormde predikanten W. Bieshaar en A.W. Ippius Fockens samen met dr. H.A. Weststrate, directeur van de Normaalschool, het initiatief tot een nieuw Christelijk Gymnasium en internaat ‘op beslist christelijken maar niet kerkelijken
7 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
grondslag’. Zij zagen de noodzaak van rekrutering van gymnasiasten voor het kerkelijk en christelijk maatschappelijk leven en stichtten een Vereniging voor Christelijk Hooger en Middelbaar Onderwijs, waarvan ds. D.J. van Aalst uit Rotterdam de eerste voorzitter werd. De vereniging was gevestigd te Zetten, maar kende in het hele land sympathisanten. In die tijd was een christelijke school iets bijzonders. De volledige subsidiëring van christelijke scholen zou pas in 1918 plaats vinden. Ook op het platteland woonden slimme jongetjes die geschikt waren voor gymnasiaal onderwijs. Zij moesten vaak ver reizen om het onderwijs van hun voorkeur te kunnen volgen en voor hen was het Zettense internaat een uitkomst. Ook ouders die voor Koninklijke Olie of voor andere bedrijven overzee in Indië of elders werkten, konden hun kinderen met een gerust hart in Zetten achterlaten. De school scheelde ook reistijd voor kinderen uit de naaste omgeving. Zij hoefden niet langer naar Nijmegen, Arnhem of Utrecht.
School De school begon op woensdag 15 september 1909 met zestien leerlingen, verdeeld over drie leerjaren, een aantal dat in de jaren daarna zou uitgroeien tot maximaal zestig. Met ingang van de cursus 1912-1913 was het gymnasium compleet en in juni 1913 deden de eerste kandidaten eindexamen. Het lerarencorps bestond het eerste jaar uit zes docenten: O.J. Queré voor klassieke talen, M. Visser voor Nederlands en geschiedenis, de reeds genoemde Schamhardt voor de exacte vakken, ds. Ippius Fockens voor geloofsleer, mej. A. J.G. de Leeuw voor Frans en Duits en de al genoemde regent (directeur) van het internaat, de heer D. Koets, voor Engels. Rector was dr. J.W.A. de Hoest. Van de leraren was niemand boven de veertig, behalve de regent van het internaat. De getrouwde leraren woonden vlak bij de school, zodat leerlingen en docenten soms gezamenlijk koffie dronken. De onderlinge sfeer was heel gemoedelijk. De docenten waren jong en overal voor te vinden, zij en hun echtgenotes vierden met de leerlingen gezamenlijk Sinterklaas. Een aantal docenten uit Zetten zou heel lang aanblijven. Dat gold voor Schamhardt, die vanaf het begin betrokken was bij school en internaat. Die combinatie was heel goed te doen, want hij had kleine klasjes, gaf soms privéles aan leerlingen, zoals aan Joh. G. Hunningher die als enige leerling van 5 Gymnasium-ß de vakken wiskunde, natuurkunde, scheikunde en plant- en dierkunde van
8 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
hem kreeg onderwezen. Schamhardt zou in 1945 in het onderwijsharnas sterven; hij was toen opgeklommen tot rector van de school. Dat gold ook voor de Fräulein, de koosnaam van mej. E.C.C. Gronemeijer, die met ingang van de cursus 1910-1911 als lerares Duits aan de school was verbonden en op 1 november 1946 met vervroegd pensioen zou gaan. In 1913 kwam de heer E. van Ewijk als docent Frans. Hij reisde uit Apeldoorn heen en weer op zijn motorfiets. Hij zou ook in 1946 met pensioen gaan, maar bleef tot 1954 voor enkele lesuren aan de school verbonden. Verder de nog zeer jonge P. Minderaa die in 1916 als docent klassieke talen werd aangesteld. Minderaa zou de school in 1948 vaarwel zeggen, toen hij werd benoemd tot hoogleraar in de Nederlandse Taal- en Letterkunde in Leiden. In 1916 kreeg de school een nieuwe rector. De Hoest vertrok naar zijn oude school, het Christelijk Gymnasium in Utrecht en de eerder genoemde dr. H.A. Weststrate werd door het curatorium overgehaald om diens plaats in te nemen, die hij tot zijn pensioen in 1935 zou bezetten, waarna Schamhardt als zijn opvolger werd aangesteld. Internaat In juli 1910 kon er een gloednieuw internaatsgebouw worden betrokken aan de Stationsweg, dat geschikt was voor vijftig internisten. Het gebouw kreeg de naam Het witte huis. Bij de opening sprak de heer Van Aalst, voorzitter van het curatorium (bestuur) van de vereniging de hoop uit dat de internisten een ‘legio fulminatrix’, een regiment, van christelijke jongeren zouden vormen. Regiment was in juli wat ruim bemeten voor de slechts zes internisten die het gebouw bevolkten. Gelukkig kwamen er in september veertien bij. Voortaan waren de internisten in de meerderheid op school. De bij de leerlingen geliefde directeur Koets zou in het nieuwe gebouw maar korte tijd de scepter zwaaien. Hij kon slecht overweg met rector De Hoest. Toen het curatorium de directeur de wacht aanzegde ontstond er onder de internisten een enorm protest, overigens tevergeefs. In de plaats van Koets werd J. Rookmaker als opvolger benoemd, maar dat was geen succes. Hij bleef maar kort en werd in 1913 opgevolgd door ds. H. van Dijk. Deze bescheiden man, de Do genoemd, slaagde erin, door zijn natuurlijke omgang met jonge mensen het internaat en daardoor mede de school door een moeilijke tijd te loodsen. Hij zou het internaat tot aan zijn dood in 1926 succesvol
9 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
leiden. Van Dijk had succes ondanks zijn weinig indrukwekkende verschijning, een slechte gezondheid en een zekere mate van verstrooidheid. Hij was voor de internisten een grandioze vaderfiguur, die hen geestelijk en religieus wist te bereiken. Hij bracht een huishoudster mee, die enkele jaren internaatsmoeder is geweest. Het internaat was sterk verbonden met de school. De internisten waren na het eerste jaar in de meerderheid, maar van polarisatie tussen internen en externen was geen sprake. De internisten vormden een hechte club waartoe de ontgroening die ieder jaar plaats vond een bijdrage leverde. ❖
10 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Zeist
1934 De stoet vanaf Slot Zeist op weg naar de Lindenlaan.
11 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Zeist Het is 14 september 1934. Een prachtig zonnige dag in een heerlijke zomerse maand. Een lang lint van mensen trekt door Zeist. Achter het muziekcorps van de Utrechtse politie lopen de curatoren, rector Weststrate en directeur Vunderink, daarna de leraren, vervolgens de oud-leerlingen en tenslotte de leerlingen. Trots tonen ze aan de Zeister bevolking dat hun school vijfentwintig jaar bestaat. Het Christelijk Lyceum, zo heet de school sinds 1918, vormt het onderwijskundig hart van de Zeister dorpsgemeenschap en dat willen de betrokkenen weten ook. Aangekomen op het Lyceumterrein vindt de officiële herdenking plaats met toespraken en aanbieding van cadeaus. ’s Middags om drie uur geeft toneelvereniging Persona vóór het Slot Zeist een opvoering van het toneelstuk Jedermann van Hugo van Hofmansthal. Dezelfde avond vindt er in hotel ‘Figi’ een reünistenavond plaats met cabaret, zang, film en toneel. De school was enorm gegroeid in vijfentwintig jaar. De zestien eerstelingen waren een schare geworden die niemand, behalve de rector, tellen kon. Jaarlijks traden alle leerlingen, waaronder een toenemend aantal meisjes, leraren en schoolleiders aan op het sportterrein voor een schoolfoto: een trotse rector en het hele lerarencorps op stoelen, omringd door leerlingen (zie inlegvel).
Van Zetten naar Zeist De groei was het gevolg van de verhuizing van Zetten naar Zeist, die plaatsvond in 1918. De verhuizing was bepaald niet zonder slag of stoot gegaan. Met name de Zettense bevolking zag de school niet graag vertrekken. Maar het curatorium van de school, met de latere minister-president dr. H. Colijn, koos uiteindelijk voor expansie. In Zetten was de school gedoemd klein te blijven. In Zeist was meer potentieel. De overgang werd gestimuleerd door een sterke lobby van de in Zeist gevestigde N.C.S.V., de Nederlands Christen Studenten Vereniging, die via de school haar vleugels ook in het voorbereidend hoger onderwijs wilde uitslaan. Herman Rutgers, secretaris van de N.C.S.V., was de drijvende kracht er achter. Hij had een visioen van een christelijke school en internaat die in samenwerking met zijn studentenvereniging zouden uitgroeien tot een
12 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
inspiratiebron voor protestants-christelijk Nederland. De Zeister gemeenteraad was erg blij met de komst van de school, maar stelde wel de voorwaarde dat alle gekwalificeerde jongens en meisjes uit Zeist en omgeving, ongeacht hun geestelijke achtergrond, toegang tot de school verleend zou worden. In september 1918 startte het schooljaar in Zeist, maar eigen gebouwen waren er nog niet. Gelukkig had de daadkrachtige Rutgers kans gezien voor de internisten de linkervleugel plus een deel van het middenstuk van het Zeister Slot te huren van de eigenaren, de familie Labouchere. De lessen werden voorlopig gegeven in een leegstaande mulo-school aan de Torenlaan. Na vier pioniersjaren verhuisden de leerlingen en internisten naar het Schaerwijder Park, het latere Lyceumkwartier. Het nieuwe schoolgebouw aan de Lindenlaan was ontworpen door de gebroeders Jan en Theo Stuivinga. Het nieuwe internaatsgebouw aan de Krakelingweg was van de hand van G. Hoogevest. De Vereniging had deze gebouwen zelf weten te financieren, dankzij de financiële steun van vele particulieren en de nieuwe subsidieregeling voor personeel en gebouwen. Het christelijk onderwijs was sinds 1918 gelijkgesteld met het openbaar. In Zeist plukte men daarvan de vruchten. De opening in 1922 was dan ook een feestdag voor christelijk Nederland. De journalist van de Zeister Courant vergeleek school en internaat met de prestigieuze kostschool in het Engelse Eton. Met de vestiging in Zeist werd de school een lyceum, bestaande uit een gymnasiumopleiding en een HBS-opleiding. Het Christelijk Lyceum Zeist was een van de eerste protestants-christelijke lyceaum van Nederland. De leerlingen van een lyceum volgden in de eerste twee leerjaren een gemeenschappelijk programma, zonder Latijn of Grieks. De gymnasiasten werden in het derde leerjaar ondergedompeld in de klassieke talen om het vereiste examenniveau in klas 6 te bereiken. De andere leerlingen volgden een vijfjarige HBS.
De geest van het Lyceum De groei van de school was natuurlijk heel mooi, maar rector Weststrate zag in de massaliteit ook
13 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
een groot gevaar. Voor hem stond de persoonlijke aandacht voor alle leerlingen en het handhaven van een zekere stijl hoog in het vaandel. Hij belichaamde het centrale gezag van de school: een gedistingeerde persoon, overtuigd van zijn positie en zijn persoonlijke betekenis, bekleed met natuurlijk gezag. Hij was geen scherpslijper op godsdienstig terrein, maar een man die ruimte gaf aan andere opvattingen. Er heerste een liberaal- christelijke sfeer op het Lyceum, waarin binnen vastomlijnde kaders ruimte werd geschapen voor alle betrokkenen. Het niveau van de docenten was hoog; maar liefst acht van de dertig rechtstreeks bij het onderwijs betrokkenen waren gepromoveerd of zouden nog promoveren. Drie zouden na de oorlog als hoogleraar het wetenschappelijk onderwijs dienen.
Een bloeiend internaat In 1922 betrokken de internisten onder leiding van Do van Dijk het prachtige nieuwe gebouw aan de Krakelingweg. Achter het gebouw lag onder meer een voetbalveld en een tennisveld en in het gebouw was een fraaie biljartkamer en voor iedere leerling een eigen kamer. Na verloop van tijd raakten de herinneringen aan Zetten op de achtergrond. Aanvankelijk maakte men nog fietstochten naar de Betuwe, maar er kwam vanzelf een nieuwe generatie die Zetten alleen van horen zeggen kende. In 1926 overleed de geliefde Do aan leukemie. Na een probleemjaar werd in 1927 ds. G.W.C. Vunderink tot zijn opvolger benoemd. Hij zou leiding geven aan het internaat tot 1948. Vunderink had de regie stevig in handen, maar hij liet het internaat draaien met een minimum aan regels. Onder zijn leiding kwam het internaat tot grote bloei. Vunderink was Nederlands-Hervormd predikant in Haarlem geweest. Hij was meer pedagoog en zakenman dan theoloog. De dominee beschikte over een groot organisatievermogen en over financieel inzicht, zodat hij veel voor elkaar kreeg. Door in rap tempo kamertjes bij te bouwen werd de capaciteit van het internaatsgebouw vergroot van 50 naar 80. Er kwam een tweede sportveld, een zwembad en twee extra tennisbanen en er kwamen officiële ambtswoningen voor de familie Vunderink en voor de heer Oskamp die samen met ir. P. Telder als de belangrijkste gouverneurs uit deze periode wordt gezien. Gouverneurs waren veelal jonge mensen die als student deze taak als bijbaantje vervulden.
14 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Sommige gouverneurs waren tegelijkertijd of later als docent aan het Lyceum verbonden. Oorspronkelijk was het internaat bedoeld voor plattelandsnotabelen die in hun eigen omgeving moeilijk instellingen voor christelijk onderwijs konden bereiken. Maar zoetjes aan werd het internaat voornamelijk een tehuis voor enerzijds jongens uit Indië en anderzijds jongens uit Nederland waar iets mee aan de hand was. Dat kon zijn: een jongen uit een gezin met een overmaat aan zusters; een enig kind; een notoire lastpost, een jongen die al van drie andere scholen was afgetrapt of een jongen van gescheiden ouders.
School en internaat Door de getalsmatige groei van het aantal externen en de opbouw van een eigen schoolcultuur veranderde de verhouding tussen externen en internen. Ds. Vunderink zegt in het Jubileumboek 1934: ‘De internisten vormden een corps. Dat sprak zich niet alleen uit in een sterk solidariteitsbesef, maar ook in hun afgeslotenheid, waardoor alle niet-internisten, nu ja, als een beetje minderwaardig werden beschouwd.’ Ze kwamen vaak uit financieel draagkrachtige milieus, kleedden zich beter en hadden door hun ouders vaak internationale allures. In de jaren dertig trokken de internisten zich meer en meer terug in de eigen kring. Vooral op sportief gebied was er een enorme rivaliteit met de externen, al leidde deze rivaliteit niet tot excessen. Van die rivaliteit was op het Jubileum van september 1934 weinig te merken. Op 13 september hadden de leerlingen - internen en externen in een team verenigd - voetballend een zwaar bevochten overwinning behaald op de docenten. Op 14 september liepen alle leerlingen achter de volwassenen aan, eendrachtig door de lanen van Zeist. ❖
15 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Drie jongens in een lantaarnpaal v.l.n.r. Jan Jorna, Theo Una en Jan van Rossem
16 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Drie jongens in een lantaarnpaal Deze foto is genomen in 1946. Een jaar na de oorlog dus. Drie jongens zijn stoutweg in een lantarenpaal geklommen en hebben zich daar laten fotograferen door een makker. Jan van Rossem zit in HBS 3A, Jan Jorna en Theo Una in HBS 4B. Ze kwamen in de laatste oorlogsjaren in het Lyceumkwartier in aanraking met de oorlog: loopgraven, vliegtuigwrakken, verplaatsing van de ene locatie naar de andere. Het laatste oorlogsjaar was voor hen een verloren schooljaar. Maar nu is het vrede en kunnen ze in vrijheid een lantaarnpaal beklimmen. Achter de lantaarnpaal loopt een lint van puin. Het puin was daar in 1940 gestort als basismateriaal voor de Socrateslaan, die zou worden verlengd naar de Boulevard. Het puin lag er dus al even toen deze foto gemaakt werd. Het uitstel van de verlenging van de Socrateslaan voorkwam mede dat het in de oorlog gereed gekomen schoolgebouw, dat op de foto zichtbaar is, bezet werd door de Duitsers. Het schoolgebouw is de dependance van het Christelijk Lyceum aan de Verlengde Socrateslaan, door iedereen “Socrates” genoemd, dat slechts via een klein fietspaadje te bereiken was. Socrates was reeds voor de oorlog op de tekentafel gezet, omdat het Lyceum al vele jaren uit zijn jasje puilde, maar werd pas in april 1941, zonder festiviteiten overigens, geopend. Het zou het Pella, de uitwijkplaats, van de school zijn, waar de school min of meer kon worden voortgezet, ondanks alle verschrikkingen, vorderingen, dislocaties en verhuizingen.
Vorderingen De oorlog begon voor de school al in september 1939 toen het gemobiliseerde Nederlandse veldleger het schoolgebouw aan de Lindenlaan vorderde. Er werden lokalen geïmproviseerd in het niet-gevorderde internaatsgebouw en in villa ‘Valckenbosch’, eigendom van de ouders van gymnasiast Govert van Tets van Goidschalxoord. Het was een rommelige, en daardoor wel aantrekkelijke periode voor de leerlingen: er liepen voor het eerst meisjes rond in het internaat. In november werd het schoolgebouw ontruimd en namen de lessen hun normale gang.
17 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Op 10 mei 1940 werd het gebouw als noodhospitaal ingericht. Na de capitulatie, vier dagen later, werd het gebouw vrij gegeven voor de lessen, maar tijdens de zomervakantie van 1940 verbleef er een compagnie SS-ers. In september konden de leerlingen gewoon weer naar school. Het internaatsgebouw werd echter gedeeltelijk gevorderd en stond onder constante dreiging helemaal gevorderd te worden. Het verblijf van Duitsers op het internaat gaf voortdurende spanningen en conflicten. Een aantal internisten werd uitbesteed bij gezinnen in het Lyceumkwartier. In juli 1941 werd het internaatsgebouw in zijn geheel in beslag genomen. Vunderink week met de jongste internisten uit naar Huize Kerckebosch. De oudere internisten verbleven op drie locaties: Huize Blanda (Utrechtseweg 31) en twee villa’s aan de Platolaan. Dat gaf nogal wat logistieke problemen, onder meer bij de ontgroening. In augustus 1941 werd het schoolgebouw aan de Lindenlaan bezet door ruim 1000 manschappen in wisselende samenstelling. Het in april geopende ‘Socrates’ fungeerde in die tijd als uitwijkplaats. Leerlingen volgden beurtelings lessen, een deel ’s morgens, het andere deel ’s middags. Ook op ‘Valckenbosch’ werden weer wat kamers ontruimd voor het geven van lessen. Vanaf september 1944 stond het schoolleven en dus ook het internaatsleven volledig stil. De geallieerden lieten nog even op zich wachten en er volgde een bittere tijd. Na de bevrijding kon men nog steeds niet beschikken over het schoolgebouw aan de Lindenlaan en over het internaat. De Canadezen vonden er een domicilie, nadat ze op 7 mei 1945 met hun tanks het dorp waren binnen gerold. Gelukkig kon ‘Socrates’ heel snel lesklaar worden gemaakt, zodat de leerlingen enkele halve dagen per week les kregen. In september 1945 waren het schoolgebouw en het internaat nog steeds niet vrijgegeven. Opnieuw was ‘Socrates’ de enige plaats waar gewerkt kon worden. Het internaat en de school aan de Lindenlaan waren zo toegetakeld door de Canadezen dat het herstel lange tijd duurde. Pas met ingang van de cursus 1946-’47 was het internaat volledig hersteld waardoor de 83 internisten er hun plekje konden innemen. Het schoolgebouw kon ook weer betrokken worden, maar het duurde nog enige tijd voordat alle lokalen en ruimtes gebruiksklaar waren. Tussen 13 februari en
18 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
20 maart 1947 moest de school opnieuw gesloten worden vanwege de extreme kou en de kolenschaarste.
Zwaar weer De school heeft ruim zeven jaar in zwaar weer verkeerd. Van 1939 tot 1946 kon het curatorium samen met de schoolleiding alleen met kunst- en vliegwerk een geregeld schoolleven organiseren. Het vergde veel van het improvisatie- en aanpassingsvermogen van de schoolleiders om het volledig uitvallen van de lessen te voorkomen. Vunderink slaagde daar met het internaat wonderwel in door telkens nieuwe verblijfplaatsen voor de internisten te regelen. Schamhardt en Snelleman hielden de school gaande tot september 1944. Ze voorkwamen een sluiting door zich aan de nieuwe omstandigheden te accommoderen. Dat eiste offers. Een joodse docent moest worden ontslagen en joodse leerlingen verlieten noodgedwongen de school. Andere leerlingen zijn gesneuveld in hun strijd tegen de bezetter. Nogal wat leerlingen van het Lyceum waren tijdens of na hun schooltijd actief in het verzet. Het viel vaak niet mee om de gemoederen tot bedaren te brengen en Schamhardt moest geregeld bij de autoriteiten op het matje komen om zich te verantwoorden voor anti-Duitse uitlatingen op school. De naoorlogse jaren waren jaren van hard werken. De oorlog had, ondanks de flexibele opstelling van alle betrokkenen, achterstanden opgeleverd. De leerlingen die vanaf september 1944 geen lessen meer hadden gevolgd kregen in zeven weken een spoedcursus om in het nieuwe leerjaar te kunnen instromen. Er moest veel worden ingehaald, de stemming was ernstig en de uitrusting sober. Jan van Rossem, Jan Jorna en Theo Una hebben na de oorlog een diploma behaald, na een turbulente oorlogstijd met veel ontberingen en teleurstellingen. De foto symboliseert de verschrikkingen van de oorlog, maar ook de continuïteit van de school in deze moeilijke periode. ❖
19 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
De man en zijn school Een begrip voor alle leerlingen
20 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
De man en zijn school Deze foto werd in 1958 samengesteld bij het afscheid van de persoon in de linker benedenhoek, dr. W. Snelleman, die in 1920 als leraar Duits begon onder Weststrate, vanaf 1935 als conrector werkte onder Schamhardt, en na diens overlijden in 1945 rector werd van de school. Snelleman. Een begrip voor alle leerlingen tussen 1920 en 1960. Een man met een echte onderwijscarrière. Hij begon in 1912 als onderwijzer te Muiden, behaalde in de avonduren de aktes Duits en studeerde in 1923 af aan de Universiteit van Amsterdam. In 1941 promoveerde hij tot doctor in de Letteren aan diezelfde universiteit. Een man die, zonder anderen te kort te willen doen, symbool stond voor standvastigheid, discipline, maar ook voor intellectuele vorming die noodzakelijk werd geacht voor de leerlingen van het Lyceum. Zijn lessen over de Faust van Goethe zijn velen bijgebleven. Snelleman kon driftig en kort aangebonden zijn, maar ook mededogend en begaan met het lot van de leerlingen. Hij rookte stevig en hield van een borrel. Een mens uit één stuk die ondanks aanbiedingen van andere scholen trouw bleef aan het Christelijk. Snelleman bestreek de volle breedte van de school. Hij was met hart en ziel betrokken bij het internaat, regisseerde enige jaren de opvoeringen van Persona en zat vele jaren in de schoolleiding. Hij had in de oorlog veel contacten in het verzet, maar begreep dat al te vrijmoedig optreden de school de kop zou kosten. In 1945 was hij betrokken bij de Binnenlandse Strijdkrachten en fungeerde hij als plaatsvervangend burgemeester van Zeist. Hij stond ook middenin het kerkelijk leven, onder meer als president-kerkvoogd van de Nederlands-Hervormde Kerk in Zeist. School De school waaraan Snelleman na de oorlog leiding gaf kwam heel moeilijk uit de startblokken. De gebouwen verkeerden in deplorabele toestand, de leerlingen, door de oorlogsomstandigheden uit het lood gebracht, waren maar moeilijk weer in het gareel te zetten. Na het overlijden van Schamhardt in juli 1945 aanvaardde Snelleman zijn benoeming ‘doordrongen van mijn plicht, met
21 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
den bede tot God om kracht en steun.’ Hij zag voor het onderwijs een schone taak in de naoorlogse tijd: ‘Want een zeer belangrijk deel van Nederlands Volksherstel zal toch ook een basis moeten zoeken in den omvang, de sfeer en den geest van het onderwijs en van de opvoeding onzer leerlingen.’ In 1947 werden de plannen gerealiseerd voor een Middelbare Meisjes School. De MMS was een schooltype met een programma dat speciaal op meisjes was afgestemd. Het was een alternatief voor het intellectualistische onderwijs aan HBS en gymnasium. De meisjes volgden een degelijke opleiding met veel aandacht voor literatuur, talen en praktische scheikunde, maar het diploma gaf geen toegang tot de universiteit. De MMS was opgericht om meer aandacht te kunnen schenken aan ‘vrouwelijke vorming’, dat kwam onder meer tot uitdrukking door ook vakken te geven als handwerken, koken, muziek, zang en kunstgeschiedenis. Na de oorlog groeide de school minder hard dan daarvoor. Dat had te maken met de concurrentie die in Zeist opkwam. Het Herman Jordan-Lyceum kwam naar Zeist. Vanaf 1950 trok het ReviusLyceum in Doorn de leerlingen uit Doorn en Driebergen en in 1955 werd er ook een Rijks-HBS opgericht op landgoed Schoonoord.
Het internaat In het voorjaar van 1946 trok de schoonzoon van ds. Vunderink, Mr. W.M. Bins, die later dat jaar tot adjunct-directeur zou worden benoemd, met een klein aantal internisten in het inderhaast opgelapte gebouw. Het bleek erg moeilijk de internaatstradities weer op te pakken. Oudinternisten werden daarom in september 1946 te hulp geroepen om de ontgroening te regelen. De jaren 1949 en 1950 waren zeer moeilijke jaren voor het internaat, nadat Vunderink zich in het voorjaar van 1948 uit de leiding van het internaat had teruggetrokken. Zijn opvolger, de neerlandicus J. Haantjes, oud-directeur van het internaat Ruimzicht in Doetinchem en een bekend figuur in christelijk-letterkundige kringen, was als directeur geen succes. Daarop werd Snelleman bereid gevonden om de leiding waar te nemen, hetgeen hij uitstekend deed. De per 1 januari 1949 benoemde ds. G.A. Barger uit Heemstede zou maar anderhalf jaar in dienst zijn. Op 12 mei
22 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
1950 werd hij, samen met zijn echtgenote, door de internisten het huis uitgejaagd om er nooit meer terug te keren. Barger was niet in staat om met de gouverneurs, met zijn onderdirecteur, laat staan met de internisten een goede verhouding op te bouwen. De spontane revolutie van de internisten was voor het curatorium aanleiding een onderzoek in te stellen: alle betrokkenen werden aan de tand gevoeld. Bins en alle gouverneurs werden ontslagen. En wederom moest Snelleman opdraven om leiding te geven. Hij werd op handen gedragen. De jaren vijftig waren een bloeiperiode voor het internaat. Snelleman stelde docent wiskunde en oud-gouverneur drs. H. van Wely als zijn assistent aan, een verstandige, charmante en zeer creatieve man. Dit tweemanschap zorgde ervoor dat het internaat weer op poten gezet werd. Ze werden gesteund door een aantal gouverneurs, van wie twee in dit verband met namen genoemd dienen te worden, omdat ze later als docent aan het Lyceum werkzaam zouden zijn: drs. J. Dekker, de latere leraar scheikunde, die in 1966 tot rector werd benoemd, en drs. M.J. Maters, de latere docent natuurkunde en conrector. Internaatsleven Het internaatsleven van de jaren vijftig werd gekenmerkt door een zekere toename van deftigheid. Steeds meer internisten uit uitermate chique families vonden onderdak aan de Krakelingweg. Hockey werd belangrijker dan voetbal en in deze jaren kwam men ook op het idee om internaatsjasjes te gaan dragen, donkerblauwe nu, terwijl die van voor de oorlog felblauw waren geweest. Daarnaast was belangrijk voor de jongens dat er een meisjesinternaat was gekomen. Het curatorium (lees: H. Rutgers) vervulde in 1947 de wens van een meisjesinternaat. Nadat de meisjes een jaar lang bij particulieren werden ondergebracht, kon in 1948 huize ‘Pavia’ aan de Laan van Beek en Royen worden betrokken. De directrice van ‘Pavia’, mw. Houtsmuller-Wilbrink (voor de meisjes: tante Mies) heeft er voor gezorgd dat er contact kwam tussen internisten en pavianen. Jongens en meisjes volgden samen dansles en hielden na afloop gezamenlijke feesten. Toen tante Mies in 1953 aan Snelleman vroeg of het niet tijd werd dat de internisten van de Krakelingweg de meisjes van ‘Pavia’ zouden uitnodigen in plaats van andersom, stamelde hij: ‘Wat? Jullie vragen? Dat staat gelijk met de duivel in huis halen!’ Maar het is er toch van gekomen.
23 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Per 1 september 1955 werd Snelleman opgevolgd door de predikant ds. J.G. van Panhuise. Hij werd gesecondeerd door W.H. Crommelin, die na enige tijd werd opgevolgd door ds. C.Th. Steenstra. Als gouverneurs zijn bekend geworden C.B. Bisschop en H.L. Stegeman die ook als docent aan het Lyceum verbonden waren. Van Panhuise heeft betrekkelijk kort, van 1955 tot 1961, aan het roer gestaan. Steenstra zou het internaat in de jaren zestig gaan leiden. Toen Snelleman aan zijn pensioen toe kwam, in september 1958, leek het net of een staatshoofd afscheid nam. Een geboren leider, noemde het curatorium hem in een brief. Hij kreeg van de school een Opel Rekord als afscheidscadeau. Datzelfde jaar nam ook dr. H.C. Rutgers afscheid als president-curator en de derde die afzwaaide was dr. D. van der Neut, die vanaf 1946 directeur was geweest van de HBS. Lang heeft Snelleman niet van zijn pensioen kunnen genieten; hij overleed in 1962, vier jaar na zijn pensionering. In 1964 verscheen zijn boekje Zo leer je Duits, een postume pennevrucht van een man in dienst van het onderwijs en van de samenleving waarin hij leefde en werkte. ❖
24 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Toelatingsexamen
Toelatingsexamen Spanning op de gezichten
25 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Toelatingsexamen Daar komen ze aan. De ene kijkt vastberaden, de andere onwennig, gespannen. Sokjes en rokjes, etuis en linialen. De jongen rechts heeft zijn handen in de zakken, een stropdas voor en zijn schoentjes glimmend gepoetst. Het is juni 1960, toelatingsexamen. Op de achtergrond zien we de letters van het gebouw Pasadena, dat tegenover de hoofdingang - want daar komen de leerlingen doorheen - gelegen is aan de Lindenlaan. Het toelatingsexamen was de eerste kennismaking en tegelijkertijd een van de spannendste gebeurtenissen op het Christelijk Lyceum. Je moest er laten zien wat je op de lagere school geleerd had, tijdens de vele uren speciale les die het hoofd van de school gaf om potentiële gymnasiasten, HBS-ers en MMS-ers voor te bereiden. De school toetste in die tijd nog zelf of een leerling geschikt was. Nu is dat het werk van het CITO en verwante organisaties. Aan kleding en haardracht van de potentiële leerlingen is te zien dat de Beatles nog niet in het land zijn en de Rolling Stones het Kurhaus in Scheveningen nog niet onveilig hebben gemaakt. De school was het belangrijkste milieu waarin jonge mensen verkeerden. Het clubleven van de school bloeide in deze jaren. Vormingswerk, opbouwwerk en jeugdunderground bestond nog niet. Leerlingen beleefden op school hun eerste liefde, hun eerste zoen en zetten daar hun eerste stappen op het podium of op het sportveld. De schoolgemeenschap was kleurrijk en keurig in die beginjaren zestig. De internisten droegen donkerblauwe, de pavianen cyclaamkleurige en de meisjes van de kostschool van de Broedergemeente, de kostschoolkippen genoemd, groene blazers. Veel externe jongens droegen ook een blazer - vaak met stropdas - of een nette trui, de externe meisjes een keurige rok met blouse en ‘collegetrui’. Dansen mocht nog niet. De opvolger van Snelleman, dr. M.W. Rombout, wilde graag vasthouden aan de schooltraditie van niet-dansen om geen aanstoot te geven aan klasgenoten die van huis uit principiële bezwaren hadden tegen deze activiteit. Conrector Koning hield als een ware Hans
26 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Brinker de vinger in de beschavingsdijk, maar op vrijdag 7 oktober 1965 mocht voor het eerst worden gedanst en ‘stond de goede school weldra te trillen op z’n grondvesten’.
Eerste en tweede Rector Rombout kwam van buiten, uit Zeeland om precies te zijn. Hij leidde de school van 1958 tot 1966. De school groeide in deze jaren weer snel dankzij de naoorlogse geboortegolf. In 1958 werd Socrates opgewaardeerd tot Tweede Christelijk Lyceum, omdat de HBS als ‘merk’ niet meer voldeed. Voortaan bestonden er twee christelijke lycea, het Eerste aan de Lindenlaan, het Tweede aan de Socrateslaan. Aan het hoofd van het tweede stond drs. J.F. Hufferman, docent wis- en natuurkunde en oud-gouverneur van het internaat. Deze tweedeling bracht niet alleen zegeningen. Het was ieder jaar weer een heel gedoe waar de leerlingen geplaatst wilden en konden worden. Socrates bleek als zelfstandige school te klein. Daarom besloot het bestuur in 1968 tot fusie van de scholen, mede om een havo-afdeling aan het Revius mogelijk te maken. Het samengevoegde Christelijk Lyceum kwam onder leiding te staan van de jonge rector drs. J. Dekker, die in 1966 als 39-jarige al geroepen werd om rector van het Eerste te worden, na het onverwachte overlijden van Rombout. Onder leiding van Dekker werd de Mammoetwet verder uitgevoerd. De HBS en de MMS verdwenen en werden vervangen door atheneum en havo. Afzonderlijk meisjesonderwijs was voorgoed verleden tijd. Het allerlaatste klassenboek van de MMS werd overgoten met petroleum en in brand gestoken. De mobylettebrigade was definitief ontbonden.
Internaat Als oud-gouverneur was Dekker sterk betrokken bij het internaat. Hij zag met lede ogen aan dat het internaat in de rode cijfers kwam, ondanks een cascade van verhogingen van het internaatsgeld. Het werd het duurste internaat van Nederland, waardoor het aantal aanmeldingen terugliep. Directeur van het internaat in deze moeilijke jaren was dominee Steenstra, een bezielde
27 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
persoonlijkheid met veel hart voor de zaak maar in een functie die eigenlijk te zwaar voor hem was. Zijn gezondheid ging hollend achteruit en zijn adjunct-directeuren in deze jaren waren bepaald geen succes. Steenstra hield krampachtig vast aan het idee dat het internaat een gesloten gemeenschap moest zijn, terwijl dat gaandeweg steeds moeilijker werd. Hij kreeg het ook persoonlijk erg moeilijk met het vervagen van de christelijke signatuur van het internaat. Het internaat ging noodgedwongen steeds meer jongens herbergen die door de rector van het lyceum nauwelijks of niet werden toegelaten. Daardoor werd het internaat eerder een huiswerkinstituut met slaapaccommodatie. In het voorjaar van 1971 kwam het curatorium tot de conclusie dat het internaat niet langer kon worden voortgezet onder zijn vleugels. ❖
28 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Andere tijden
Andere tijden Staand: Yolanda de Ridder Marjolein van Strien, dominee Austie, Hero Wouters en Will Goedvree. Zittend daarvoor, eerste bank: Mary Lamme. - Tweede bank: Marian Waagmeester, Mieke de Jonge en Margot de Jong.- Bank daarachter: José Hendriks, Marieke Bottenberg en Hanneke Jansen Laatste bank: Mieke van der Ploeg, Lucienne de Bree en Rob Ram. Rij daarvoor, eerste bank: Heleen Vermeer, Willy Ebbers en Hanneke van Duijne. Bank daarachter: Els Albers en Tilly van Scherpenzeel. De 4 dames staand/zittend achteraan zijn Margreet Leopold, Margareth van Kempen, Carolien van Amersfoort en Evelien Bonneke.
29 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Andere tijden Posters op het prikbord en een kaart van zuidelijk Afrika aan de muur wijzen erop dat we rond 1970 zijn aanbeland: Vrede is welvaart min armoede en Zoals het buikje daar spreekt, spreekt het
nergens. De wereld is het lokaal binnengedrongen. De meisjes, nog in rok, lachen naar de fotograaf. Dominee Austie, in het verleden al eens door het curatorium onderhouden, omdat hij het thema seksualiteit te vrijmoedig aansneed in zijn lessen, kijkt vrolijk in de camera. De lange jongen met snor en bakkebaarden, achterin het lokaal, kijkt wat gereserveerder. Het is Johan (Hero) Wouters, die na een lange schoolcarrière, via Mulo en HBS uiteindelijk te recht is gekomen in deze door voormalige MMS-meisjes bevolkte 5-havoklas. Een baard was voor hem op dat ogenblik nog onhaalbaar, maar hij had zijn snor zo ver mogelijk omlaag getrokken naar het ontmoetingspunt met de afgezakte bakkebaarden. Hero Wouters’ gevecht met de haargrens begon in klas 3B, waarin hij langzaam en geniepig een snor liet groeien. Een poging om een baard te laten staan liep uit op naar huis gestuurd worden om zich te scheren. Hij was in die tijd nog keurig gekleed in een pak met stropdas, maar hij droeg ook een wastafelstop met bijbehorende ketting om zijn nek. Dit leidde tot een discussie in de lerarenkamer, maar omdat Hero een wat merkwaardige uitzondering op de gangbare regel was besloot men deze excentriciteit een natuurlijke dood te laten sterven. In die jaren werden meer jongens en meisjes naar huis gestuurd omdat kleding en uiterlijk niet volgens de regels waren. Het gevecht tegen de verandering werd op het Christelijk Lyceum hoofdzakelijk gevoerd door de conrectoren Van den Berg en Kuipers. Zij stonden meisjes niet toe broeken te dragen en oudere jongens met korte broeken werden evenmin getolereerd. De conrectoren waren niet van plan hun school te laten verworden tot een camping. Zij zouden die strijd uiteindelijk verliezen. In januari 1970 verscheen in de Reflector het artikel Voor
de vrijheid, geschreven door de gymnasiast Ernest Schuler. Hij pleitte in dit stuk voor het vrijlaten van de kleding, de haardracht en het uiterlijk, zowel voor jongens als meisjes. Het artikel werd gevolgd door een satirisch anoniem stuk, naar later bleek geschreven door onder anderen de
30 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
gymnasiasten Jan Lemair en Gerard Stafleu, waarin de draak werd gestoken met de strenge voorschriften. Het stuk eindigde als volgt: ‘Wij zullen het nog een tijdje aanzien, maar mocht het twee weken na verschijning dezes nog niet snor (of daaromtrent) zitten, dan bieden ondergetekenden wis en waarachtig hem (= Van den Berg) een kaartje voor de musical ‘Hair’ aan’. De school stond op zijn kop. Voor- en tegenstanders van de vrijheid buitelden dat voorjaar over elkaar heen. Tegen de zomervakantie van 1970 besloot de schoolleiding het gevecht te staken: leerlingen mochten voortaan zelf hun kleding en uiterlijk bepalen.
Medezeggenschap De roep om vrijheid ging samen met een wens om inspraak en medezeggenschap. Die wens werd in het schooljaar 1967-’68 gehonoreerd met het bijeenroepen van een schoolparlement, waarin uit iedere klas twee leerlingen vertegenwoordigd waren. Al snel liepen de doelstellingen van de leerlingen uiteen. De ene groep zag er een instrument in om kleine ergernissen op te heffen, zoals de hoge prijs van de koffie. Een kleine, meer politiek georiënteerde groep, wilde meeregeren, meebeslissen en inspraak hebben, bijvoorbeeld bij de aanstelling en benoeming van docenten. Deze kritische groep was zondags vaak te vinden in de Boskapel, waar ds. Wim Barnard, die later als docent godsdienst aan de school zou worden verbonden, het evangelie toesneed op de jeugd. Het was een bruisende tijd. The times they were a changin’. En wie niet zwemmen kon die verdronk. Ook het cabaret veranderde van vorm en inhoud. Cabaret betekende voorheen dat er commentaar geleverd werd op de gang van zaken binnen de school: docentimitaties en hekeldichten. In ’68 brachten de leerlingen een cabaret op de planken dat buiten de schoolsfeer trad op het speelveld van politiek en religie. De jonge rector J. Dekker maakte er niet zo’n punt van, maar de leden van het curatorium des te meer. Ook de docenten kregen in de loop van de jaren zeventig inspraak. Het begon met een zelfgekozen stafdocent, die de conrector zou assisteren bij zijn werk. In de loop van de jaren zeventig gevolgd door een benoemingsadviescommissie, waarin ouders, docenten en leerlingen vertegenwoordigd waren. Er kwam ook een oudercommissie, ter bevordering van de goede
31 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
verstandhouding tussen school en gezin. En de restrictie op het lidmaatschap van de Vereniging verviel, waardoor alle ouders voortaan invloed konden uitoefenen. Uiteindelijk zou de Wet op de Medezeggenschapsraden van 1981 de inspraak formeel regelen. Er kwam een voorlopige medezeggenschapsraad en in 1984 een definitieve. Die MR zou bij de fusies van de jaren negentig een belangrijke rol spelen.
Internaat. Terwijl op school een nieuwe wind waaide, kwam het internaat in conservatiever vaarwater te recht. In het voorjaar van 1971 besloten de leden van het curatorium dat zij het niet langer financieel verantwoord achtten een internaat onder hun vleugels te beheren. Daarop werd gezocht naar een andere instelling die de patronage van het internaat op zich kon nemen. Deze instelling was de Vereniging Algemene Bond van Ouders en Opvoeders, de VABOO, een conservatieve club, die zich afficheerde als hoeder van de jeugd tegen pornografie, abortus, het verpolitiekte onderwijs, de anti-autoritaire opvoeding en de eenzijdige voorlichting via radio en tv. De VABOO-bestuurders leken achtenswaardige figuren en een veldtocht tegen seks en drugs sprak de curatoren ook wel aan. Zo ontstond de Stichting Jongensinternaat, waarvan het bestuur gevormd werd door oudinternisten, afgevaardigden van de ouders en van de VABOO. De stichting zou het internaatsgebouw en terrein van de Vereniging gaan huren. De samenwerking met de VABOO zou echter van korte duur zijn, omdat deze club door interne spanningen min of meer ten onder was gegaan. Het internaat kwam door deze ontwikkelingen losser van de school te staan. Daarbij kwam nog dat er steeds minder internisten school gingen op het Christelijk Lyceum. Dat maakte het internaatsleven rommelig en verminderde de onderlinge solidariteit. De internisten moesten ook steeds meer zelf gaan doen: hun bed opmaken, hun kamertjes bijhouden en dat beïnvloedde de sfeer negatief. Er waren steeds meer calamiteiten onder de internisten, onaangepast gedrag, blowen, veel ziekte. Er was voortdurend gedoe over geld, het gebouw raakte verwaarloosd en er ging veel kapot, met name de fietsen. Het Internaatsnieuws ging ter ziele. Door de verschillende
32 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
schoolritmen was gezamenlijke sportbeoefening, die vroeger de onderlinge banden versterkte, steeds moeilijker te organiseren. Internisten sportten steeds vaker buiten het internaat. Om de “bandeloosheid” tegen te gaan vaardigde de in 1970 benoemde nieuwe directeur C.Ph. van Dulm steeds meer regels uit. Als oud-marineofficier zag hij daarin de weg om het tij te keren. Maar regels moet je handhaven en dat werd opgedragen aan de gouverneurs die er op den duur stapelgek van werden. Zo kwam Van Dulm geïsoleerd te staan. Zijn directeurschap werd steeds problematischer. ❖
33 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Stunt De rups zet zich in beweging
34 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Stunt Sinds jaar en dag sluiten de leerlingen van het Christelijk Lyceum hun eindexamenjaar af met een stunt. Ze werpen op die ene dag alle spanningen en frustraties van zich af in een doldwaas, soms groots spektakel, waarbij iedereen betrokken en niemand ontzien wordt. In de loop der jaren tachtig werd dit spektakel ieder jaar uitbundiger gevierd, tot er zelfs helicopters en Coca-Colastuntteams aan te pas kwamen. Voor de stunt op 19 april 1985 was een groep eindexamenleerlingen maanden in touw geweest. In de eindexamencommissie passeerden verschillende thema’s de revue. Het werd uiteindelijk De
jungle van de toekomst. De commissie had er serieus over nagedacht. In het programmaboekje schreef de bepaald niet optimistische Lorenz Casteleijn: ‘Want de wereld na het Christelijk is een jungle vol gevaren. Je komt vanuit de veilige basis over een wankele brug in een nieuwe wereld. Daar zal je tegenslagen moeten incasseren, bijv. werkloosheid, relaties die zullen worden verbroken, maar er zal ook voorspoed zijn: nieuwe relaties worden opgebouwd en “jungle love” zal niet ontbreken. (…) Wat onze toekomst vooral zal bepalen is de techniek met z’n computers en z’n verregaande automatisering. Ook zal het probleem van de milieuvervuiling een grote rol spelen. Puur natuur zoals in de Tarzanfilms zal er nauwelijks meer zijn’. Op dinsdag 16 april lag er nog sneeuw, op woensdag smolt de sneeuw langzaam weg zodat op donderdag 18 april de “smalle bruggen” achter Socrates en achter het gebouw aan de Lindenlaan in elkaar gezet konden worden. Op vrijdag 19 april scheen de zon. De leerlingen liepen over de smalle brug de school binnen en kregen een programmaboekje in de hand gedrukt, met daarin de oproep om 12.05 uur naar Socrates te gaan, waar het middagprogramma zou plaatsvinden. In de eerste pauze was er vanaf Socrates een fietsrups gestart met alle eindexamenkandidaten. De fietsrups was 96 meter lang en bestond uit 70 fietsen. Daarmee waren ze van plan onder politiebegeleiding een lange route te gaan rijden van Verlengde Slotlaan, langs Steynlaan, Voorheuvel, Hogeweg en Slotlaan terug naar de Verlengde Slotlaan om het Guinness Book of
Records te halen. De materie was echter weerbarstig, want de fiets bleek wat moeite te hebben met het bochtenwerk, waardoor de rups niet verder kwam dan de Lindenlaan.
35 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
’s Middags namen leraren en leerlingen deel aan kruiwagenraces en andere spelletjes. En ’s avonds was er een junglefeest waar halfnaakt gedanst werd op muziek van de Wageningse Ceres Jazz Band. Het was de zwanenzang op Socrates, want het jaar daarop zouden alle leerlingen van het Christelijk Lyceum in het vernieuwde gebouw aan de Lindenlaan naar school gaan. Socrates was een begrip geworden in de loop der tijd. Daar in het schooltje in het bos heerste al die jaren een eigen cultuurtje. Van 1941 tot 1946 was het de uitwijkplaats voor alle leerlingen. Van 1946 tot 1958 was de HBS er gehuisvest. Van 1958 tot 1969 was Socrates het domicilie van het Tweede Christelijk Lyceum onder leiding van de heer Hufferman. Daarna pendelden leerlingen heen en weer tussen de twee gebouwen totdat het in 1985 definitief werd afgestoten en in gebruik werd genomen door de Vrije School.
Sluiting internaat Enige jaren daarvoor, in 1980, was er ook een einde gekomen aan het bestaan van het jongensinternaat. Daar zijn diverse oorzaken voor geweest, van financiële, persoonlijke en maatschappelijke aard. De prijs van een jaarverblijf in het internaat rees de pan uit. In 1979 betaalde men voor een plaats in het internaat het dubbele in vergelijking met 1972. Het aantal internisten daalde sterk aan het eind van de jaren zeventig en dat geringe aantal was dan nog te danken aan het weinig selectieve aannamebeleid. Het beïnvloedde niet alleen de sfeer, maar tastte ook de reputatie van het internaat aan. In combinatie met de torenhoge kosten deed dit het aantal aanmeldingen sterk verminderen. Hier was sprake van een vicieuze cirkel. De positie van directeur Van Dulm werd moeilijker en moeilijker. Op zijn verjaardag, 1 juni 1980, barstte de bom. De internisten probeerden, door middel van een scherts-ping-pongwedstrijd, op ludieke wijze hun directeur duidelijk te maken dat zij andere ideeën hadden betreffende samenwerking, vertrouwen en solidariteit. Dat pakte anders uit. Van Dulm stak een bulderspeech af en verspeelde het laatste restje gezag dat hij genoot. Wiersma, zijn trouwe tweede man op het internaat, die Van Dulm loyaal was gebleven, raadde zijn baas aan even met vakantie te gaan. Die vakantie bleek voorgoed te zijn. Van Dulm keerde niet terug. Op 17 juli 1980 besloot het stichtingsbestuur, naar aanleiding van een tekort van minstens f 115.000,- voor 1980/’81, het internaat per augustus 1980 te sluiten.
36 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Toen kwam Wiersma in actie. Hij handelde bliksemsnel en verlengde daarmee het leven van het internaat met een jaar. Wiersma had te maken met de Vereniging, om een deel van het gebouw te kunnen huren, met de Stichting, voor een soepele overdracht van het bestaande internaat en met de Reformatorische Bijbelschool, die op het vinkentouw zat om het gebouw van de Vereniging te kopen. En hij kreeg het voor elkaar, hij had ook iedereen “mee”. De betreffende ouders waren enthousiast en de laatste internisten (ongeveer 20) niet minder. Het werd een goed jaar; geïmproviseerd op vele gebieden, gedragen door de wil er iets van te maken. Men kan gerust zeggen dat Wiersma met dat laatste jaar het internaat een goede naklank heeft bezorgd. En hij zag kans om dat jaar een vervolg te geven in Maarn, op landgoed Den Treek. Daar huurde hij een groot landhuis, waar hij het internaat als Internaat “De Hoogt” tot 1999 voortzette, vanaf 1982 gemengd. De internisten gingen naar twee scholen: het Revius-Lyceum in Doorn en de Scholengemeenschap De Breul in Zeist. Daarmee kwam er een eind aan een internaat dat meer dan 70 jaar jonge mensen had gevormd en begeleid. Alle internaten hadden in die tijd problemen en vele hebben het niet overleefd. Rector J. Dekker, oud-gouverneur van het internaat, zei bij het 75-jarig bestaan van de school: ‘Juist door de aanwezigheid van de internaatsleerlingen had de school een bijzonder karakter, een bepaald cachet; soms wat lastig, maar meestal boeiend’.
Stunt exit? Terugkomend op de eindexamenstunts, hoe gingen die verder? Eind jaren tachtig liepen ze financieel uit de hand, waarna de schoolleiding besloot dat het allemaal wat ingetogener moest gebeuren. Dat ging een aantal jaren goed, totdat de stunt aan het einde van de jaren negentig verwerd tot een ordinaire smijt- en braspartij, zodat de schoolleiding besloot de festiviteiten te verbieden. De laatste paar jaar wordt de laatste lesdag nog op zeer bescheiden wijze gevierd, voornamelijk door de leerlingen onder elkaar in de Zeister kroegen. Wat wel nog uitbundig gevierd wordt is het eindexamengala. Want eindexamenleerlingen hebben nog steeds behoefte aan rites
de passage bij het afscheid van de school. ❖
37 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
De sloop
38 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
De sloop De sloop van de Zinzendorf mavo vormde de laatste etappe van een lange, en voor vele betrokkenen, pijnlijke route, die een einde maakte aan de zelfstandige christelijke mavo’s in Zeist. Een proces dat begon in de jaren tachtig van de vorige eeuw en eindigde in de zomer van 1999, toen de laatste zelfstandige mavo onderdak vond aan de Lindenlaan, waar ze sinds 2002 als vmbo-
tl door het leven gaat. Oorspronkelijk waren er in Zeist meerdere scholen voor christelijk uitgebreid lager onderwijs ((m)ulo). De Zeister Broedergemeente had al vanaf de negentiende eeuw eigen meisjes- en jongensscholen. In de hervormde en gereformeerde hoek waren ook eigen scholen opgericht. In de jaren zestig stonden er mulo-scholen achter de Slotlaan, aan de Fransen van de Puttelaan en aan de Walkartweg. In 1968 maakte de mammoetwet een einde aan het (m)ulo-onderwijs. Mulo heette voortaan mavo. De jongens- en meisjesmulo’s van de Broedergemeente werden samengevoegd tot Zinzendorf mavo. Ook deze jongens en meisjes trokken volgens Broedergemeente-traditie naar het kerkje op het Zusterplein voor de jaaropening of -sluiting en voor de kerstvieringen. De andere christelijke (m)ulo’s gingen afzonderlijk als mavo verder totdat ze in het begin van de jaren tachtig gezamenlijk een nieuw gebouw betrokken in Zeist-West: Rhijnvoorde, een school met een amicale sfeer, waar docenten en leerlingen met genegenheid aan terugdenken.
Samenwerking Door de autonome daling van het aantal leerlingen in Zeist in de jaren tachtig, visten de elkaar in toenemende mate beconcurrerende scholen in een kleiner wordende vijver. De bestuurders van de scholen van christelijk lager beroepsonderwijs, van de twee christelijke mavoscholen en van het Christelijk Lyceum gingen daarom rond de tafel zitten om samenwerking te bespreken. Het ministerie van onderwijs stimuleerde samenwerking door financiële prikkels die voortkwamen uit een ander bekostigingssysteem. Scholen werden door de zogenoemde lump-sumbekostiging in toenemende mate kwetsbaar, omdat ze zelf alle financiële- en beheerstaken voor hun rekening
39 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
moesten nemen. Verder stimuleerde de overheid samenwerking met het oog op kwaliteitsverbetering. Groot was opeens beautiful, omdat een grote school betere voorzieningen zou kunnen leveren dan een kleine school. Ook onderwijskundig zag men binnen de school voordelen, want betere samenwerking betekende ook betere doorstroming tussen afdelingen en betere voorzieningen voor de leerlingen. Dat argument gold met name bij de invoering van de Basisvorming.
Fusie De samenwerking zou uitlopen op een fusie. In vijf jaar tijd veranderde het landschap van het christelijk voortgezet onderwijs in Zeist ingrijpend. In 1989 spraken de besturen van de twee mavoscholen, van het Christelijk Lyceum en
van “Groot-Zeist”, voor de scholen voor lager
beroepsonderwijs, de intentie uit om tot een besturenfusie te komen, hetgeen op 27 mei 1991 leidde tot de oprichting van de Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs te Zeist. De scholenfusie vond in 1994 plaats. Vanaf dat jaar zaten de leerlingen op het Christelijk College Zeist, verdeeld over drie locaties. Het Christelijk Lyceum heette voortaan CCZ-Lyceum. Groot-Zeist werd CCZ-Kerckebosch. Rhijnvoorde werd opgeheven en alle mavo-leerlingen gingen voortaan naar CCZ Zinzendorf. In 1999 volgde de verhuizing van de mavo van de Zinzendorflaan naar de Lindenlaan. Hier betrok de mavo-afdeling een nieuwe vleugel. Conrector Gert van Doleweerd zei bij de overgang: ‘We krijgen een nieuwe jas, maar de kleding blijft verder hetzelfde’. Met de overstap kwam er een eind aan een turbulente tijd, waarin personeel en leerlingen ieder jaar weer moesten afwachten wat er zou gebeuren. Het fusieproces verliep niet zonder slag of stoot. Vooral op het Lyceum was er grote aarzeling of de fusie wel plaats moest vinden. Hier moest drs. L. van Noort, die in 1986 Dekker als rector had opgevolgd, alle zeilen bijzetten om het personeel mee te krijgen. De leerlingen lieten in een demonstratie merken dat zij geen vertrouwen in de fusie hadden. Maar uiteindelijk ging het wel door. En het zou niet de laatste fusie zijn, want in 1996 ging het Christelijk College Zeist samen met het Revius in Doorn en Wijk bij Duurstede, waardoor er een conglomeraat van scholen ontstond onder de naam Christelijk Voortgezet Onderwijsgroep Zuidoost Utrecht (CVOG).
40 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Moeilijke jaren Het waren moeilijke jaren voor het christelijk onderwijs in Zeist. Moeilijk voor de leerlingen die moesten verkassen en ook voor de blijvers die de angst hadden dat de sfeer in hun school zou veranderen. Moeilijk voor de betrokken schoolleiders, die vaak tegen de wil van hun personeel in, veranderingen wilden of moesten doorvoeren. Moeilijk voor het personeel dat zich moest plooien in nieuwe verbanden. En moeilijk ook voor de bestuurders die de problemen het hoofd moesten bieden. Na de uitputtende fusiejaren kwam de school in stabieler vaarwater. Vanaf 1994 gaf drs. J.C. Jansen, zelf leerling van het Christelijk, leiding aan de school. Hij was onder meer betrokken bij de invoering van de Tweede Fase en de verbouwing van het schoolgebouw, waarmee ruimte werd gemaakt voor de mavo-leerlingen. In november 1999 werd hij tijdelijk opgevolgd door de vorige rector Van Noort, die in 2000 plaats maakte voor oud-conrector en lerares wiskunde drs. M. Pranger. Onder haar rustige leiding verliep de inpassing van de mavo-afdeling uitstekend. De vroegere mavo-docenten hebben een eigen plaats weten te veroveren in de ruimte van de Lyceumcultuur en brengen er een nieuw kleuraccent in aan. Op het Zinzendorfterrein zijn huizen gebouwd. Daar zullen nooit meer de liederen uit de bundel van de Evangelische Broedergemeente klinken. Rhijnvoorde is in gebruik door de ROC MiddenNederland. De afslanking van het christelijk onderwijs leidde tot een concentratie van het mavo-, havo- en vwo-onderwijs in het monumentale gebouw aan de Lindenlaan, waar in de eenentwintigste eeuw met nieuw elan gewerkt wordt. ❖
41 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Internationalisering Leerlingen van 3 TTO met leerlingen van de Hove Park School op de rode loper voor de hoofdingang van Slot Zeist (2007)
42 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Internationaal elan In mei 2000 werden de eerste plannen gemaakt voor een ingrijpende vernieuwing. C.J. van Domselaar, die in september dat jaar benoemd zou worden tot directeur van de bovenbouw, legde in een aantal gesprekken met algemeen-directeur drs. J. Gispen de basis voor een tweetalige vwo-afdeling. De scholen zagen in deze vernieuwing een mogelijkheid om het onderwijs aan te passen aan de eisen van een nieuwe eeuw. Van Domselaar en Gispen hadden haast, omdat het gerucht ging dat concurrerende scholen in de regio met dezelfde plannen rond liepen. In de eerste week van de zomervakantie werd een uitgebreide enquête gehouden onder de ouders, waaruit bleek dat zij sympathiek stonden tegenover de mogelijkheid een deel van de lessen in het Engels te volgen. In september werd een werkgroep gevormd en in november kon bekend worden gemaakt dat de scholen van de CVO-Groep in september 2001 zouden starten met een tweetalige opleiding. De plannen vielen niet bij iedereen in goede aarde, maar ouders en leerlingen waren meteen enthousiast, zo bleek uit de belangstelling op de Open Dagen. In september 2001 startte in Zeist een tweetalige atheneum- en een tweetalige gymnasiumklas. Dat het gymnasiumonderwijs exclusief tweetalig werd gegeven leidde zelfs tot vragen in de Tweede Kamer. Na drie jaar behaalde de eerste lichting het Cambridge First Certificate ten bewijze dat het Engels op hoog niveau was gebracht en de leerlingen kregen ook het junior certificaat van het Europees Platform uitgereikt. Daarna gingen de meeste leerlingen in de bovenbouw door met tweetalig onderwijs, dat opleidt tot het certificaat English A2 Higher Level van de International Baccalaureate
(I.B.). Ze behaalden ook het senior certificaat van het Europees Platform. En het gaat maar door: in juli 2009 nam de derde lichting TTO-leerlingen afscheid van de school. En in september begint al weer een nieuw cohort leerlingen aan de Engelstalige opleiding. Het tweetalig onderwijs is voor het Christelijk Lyceum een gouden greep geweest. Het heeft de vwo-afdeling een enorme expansie gebracht, maar het gaf ook de school als geheel een kwaliteitsimpuls. Het Europees Platform stelt heel hoge eisen aan een school die de status van TTO school wil bereiken en voorbereiden wil op het IB-certificaat. De hoge eisen die aan een tweetalige
43 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
school gesteld worden stimuleren ook het Nederlandstalige onderwijs. Meer dan ooit hangt er een geest van vernieuwing en competitie in het Lyceum. Oude gewoontes zijn weer eens kritisch doorgelicht en stoffige kussens opgeschud. Daarnaast heeft de school een internationaal karakter gekregen, onder meer door de native speakers onder de TTO-docenten. Beheersing van het Engels is de ene poot van het tweetalig onderwijs, internationalisering is de andere. De leerlingen zwerven inmiddels de halve wereld over om in contact te treden met leerlingen uit andere landen en continenten. In de onderbouw zijn er uitwisselingsweken met Denemarken en Duitsland en reizen naar Engeland. Op de foto staan leerlingen van het Christelijk Lyceum en van de Hove Park School uit Engeland op de rode loper voor Slot Zeist. Zij ontmoetten elkaar in het kader van het Comenius Language Project. Zo vindt een uitwisseling plaats waarbij de leerlingen elkaar leren kennen, maar ook elkaars cultuur . In de bovenbouw bezoeken de leerlingen Europese instellingen in Brussel en Den Haag en trekken ze er alleen op uit in het kader van work experience. Zij lopen een week mee in een bedrijf of instelling waar Engels wordt gesproken. Of het nu een architectenbureau in New York betreft, een internationale school in Hilversum, een bank in de City van Londen of een chop- suey- takeaway in Manchester, het doel is dat leerlingen zich in een vreemde omgeving weten te redden en in het Engels.
Waardenvormend Sinds september 2005 is mevrouw drs. R. Leusink-Bernelot Moens de nieuwe rector van de school. Zij is afkomstig van de Internationale School in Oegstgeest en heeft dus een tweetalig verleden. Tijdens haar rectoraat heeft de school, dankzij de grote inzet van de coördinatoren en docenten van de afdeling TTO, het gewenste predicaat van TTO school en van IB World School bereikt, waardoor deze opleiding gewaarborgd is. Zij is vol optimisme over de toekomst van het Christelijk Lyceum. Ze noemt het CLZ een school met soms eigenzinnige, positief-kritische medewerkers, die graag eigenzinnige, positief-kritische leerlingen willen opleiden: ‘Hier hoeven de neuzen niet dezelfde kant op, zoals op veel scholen in Nederland de afgelopen twintig jaar is geroepen. Binnen samen afgesproken kaders heeft een docent veel vrijheid.’
44 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Docenten zijn op het CLZ aannemers en geen uitvoerders. Dat moet volgens haar vooral ook zo blijven: ‘Alleen een docent die zichzelf kan zijn, en zich bewust is van wie hij/zij is, kan een identificatiefiguur zijn. Als je terugdenkt aan je schooltijd, dan denk je niet allereerst aan die prachtige schoolboeken, die ruime lokalen, of de leuke projecten, maar dan komen de docenten en de andere personeelsleden op je netvlies: die strenge juf die je de Marseillaise leerde, die oude docent geschiedenis die af en toe politiek incorrecte visies verkondigde, die barse conciërge bij wie je per saldo altijd met een knipoog wegkwam.’ Volgens de rector blijft de school een belangrijke context voor jonge mensen: ‘Ik denk dat de school als waardenvormende gemeenschap in betekenis zal toenemen. Ik verwacht ook dat de klassikale structuur overeind blijft, juist omdat de groep als oefenplaats voor de identiteitsontwikkeling onmisbaar is. Ik heb wel eens gewerkt op een school waar leerlingen elke ochtend konden intekenen naar welke lessen ze die dag wilden. Dan hoor je nergens meer bij. Jonge mensen hebben een verhalenbestand en identificatiefiguren nodig. Een verhalenbestand dat verwijst naar de christelijke traditie waarin de school geworteld is en identificatiefiguren om te laten zien hoe je als mens in die traditie kunt staan. In de dialoog tussen jong en oud ontstaat een nieuwe generatie. Ik verwacht dat er voor religieus geïnspireerd onderwijs belangstelling zal blijven. Er wordt verwezen naar bronnen, naar beelden en metaforen en naar verhalen die een individu plaatsen in een groter geheel.’ Het Christelijk Lyceum heeft in het nieuwe millennium een niche gevonden op de Zeister onderwijsmarkt. In september 2009 gaan er ruim 1200 leerlingen naar school, verdeeld over vmbo-tl, havo, atheneum en tweetalig atheneum en gymnasium. Om al die leerlingen te herbergen is inpandig uitgebreid. Oude zolders zijn verbouwd tot Digitorium en Kunstatelier en de oude gymzaal beneden is omgetoverd tot Open Leercentrum. De gymzaalcapaciteit buiten is verdubbeld. De school is nu niet meer het verzamelpunt van leerlingen uit ‘gansch Nederland’ die worden opgeleid tot voormannen in de emanciperende christelijke bevolkingsgroep in Nederland, maar
45 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
leidt jonge mensen uit Zeist en omgeving op om hun vleugels in de wereld uit te kunnen slaan. De mechanismen van het onderwijs zijn echter nog steeds gelijk. Het oude schoolbord met krijt is vervangen door active boards; mobieltjes hebben het postpapier overbodig gemaakt; leerlingen dragen geen petten meer en docenten geen hoeden, maar het onderwijs draait nog steeds om de relatie tussen mensen in een vaste structuur.
46 H O N D E R D J A A R C H R I S T E L I J K LY C E U M Z E I S T
BEELD VAN EEN SCHOOL
Gebouwen
47 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Advertentie uit J.W. Kraal, Gids voor Zeist en de Stichtse Lustwaranda. 1933/4. Kraal had een boekhandel in de Slotlaan.
Lepeltje gemaakt bij Gerritsen van Van Kempen, eind jaren vijftig.
48 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Schoolgebouw te Zetten aan de Veldstraat
Schoolgebouw aan de Lindenlaan 1922 in het jaar van de voltooiing
49 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
’t Valkenbosch, onderdak voor lessen in de mobilisatieen oorlogstijd
Dependance aan de Socrateslaan
50 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Centrale ingang Lindenlaan met leerlingen jaren zestig
Wagenpark docenten jaren zestig
51 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Sfeerfoto school met klimop.
Alle borden leiden naar…
52 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Socrates en de Lindelaan in de sneeuw
53 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Beschildering toneellijst in de jaren vijftig door de Haagse schilder Kees Andréa (1914-2006). Het thema is ‘De Goede Herder’’, met christelijke symbolen (vis, het Christusmonogram). Aan de linker- en rechterzijde van de voorstelling zijn toneel, biologie en wiskunde gesymboliseerd.
De aula met achterin op een muurplaat een bronzen borstbeeld voorstellende Herman Rutgers, secretaris van het curatorium van 1918-1958, met boven hem de spreuk van Augustinus ‘Beata Vita Gaudium de Veritate’. Het borstbeeld is in 2002 verplaatst naar de hal op de eerste verdieping.
54 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Twee beelden, de een binnen, de ander buiten, verbonden door een bronzen plaat, van de beeldhouwer Carel Kneulman (1915-2008 ), onder meer de maker van het Lieverdje (1959) op het Spui in Amsterdam. Beeld is gemaakt ter gelegenheid van de verbouwing van het schoolgebouw aan de Lindenlaan in 1985. Het zijn beelden van jeugd, en groei; het binnenbeeld symboliseert het mannelijke, het buitenbeeld het vrouwelijke. Kneulman zei over het beeld: ‘Ik heb het sterke gevoel: hoe jonger je bent, hoe groter je bent en daarom heb ik een groot hoog beeld van jeugd gemaakt. (…) Leef lang jong en groot. Hou het zicht op groeiruimte open.’
55 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Verbindingsbrug tussen het oude schoolgebouw en de, voor de komst van de mavo’s noodzakelijke, uitbreiding die gebouwd is in 1999.
Drie glas-in-lood-ramen van de bekende Haarlemse glazenier W. Bogtman (1882-1955) op de tussenverdieping, waar de trappen keren.
56 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Achterzijde van het schoolgebouw vòòr 1985 en nà 1999.
57 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Luchtfoto. Alles op de locatie waar het allemaal begon.
58 GEBOUWEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Personeel
59 PERSONEEL
BEELD VAN EEN SCHOOL
1933 -1945 Dr. H.C. Schamhardt
1916 -1935 dr. H.A. Weststrate
1909 -1916 Dr. J.W.A. de Hoest
1966 -1986 Drs. J. Dekker
1945-1958 Dr. W. Snelleman
1958 -1966 Dr. M.W. Rombout
1986 -1994 en 1999 -2000 (a.i.) Drs. L. van Noort
1994 -1999 Drs. J.C. Jansen 2004 -2005 (a.i.) Drs. W. de Vos 2000 -2004 Drs. M. Pranger
60 PERSONEEL
2005 - heden Drs. R.H. Leusink Bernelot Moens
BEELD VAN EEN SCHOOL
De docentenkamer beginjaren zestig en nu: de feminisering van het onderwijs. Beginjaren zestig: staand v.l.n.r. Stegeman, J. Dekker, Rahms, …, Uit den Boogaard, H. van der Meer, A.P. Muys, A. Samsom, P. Bijl(?), M.B. van der Hoeven, S. van der Wal, R. Blauw, H. Schamhardt. Vooraan staand: J. Houtman. Zittend: Jansen, A. Houtman, M.W. Rombout (rector), A. Ziegelaar, G.J. Graafland (op de rug gezien). S. Wijma en R. Coehoorn.
Docentenkamer
De docentenkamer nu.
61 PERSONEEL
BEELD VAN EEN SCHOOL
Een schitterende foto van dr. H.A. Weststrate achter zijn bureau. De telefoon paste toen nog niet in een broekzak of een tasje, maar wat is hij mooi!
62 PERSONEEL
BEELD VAN EEN SCHOOL
Afscheid van drs. J.F. Hufferman in juni 1970. De bolide wordt gesecondeerd door een meute leerlingen op fietsen en brommers in een vage zomerse roetwaas.
63 PERSONEEL
BEELD VAN EEN SCHOOL
De belangrijkste mensen van de school in 1981. De busjes wijzen er op dat ze die dag een uitje hebben, met aanhang. We herkennen concierges Leo van Rhijn en Koos van Oosten, amanuenses, later TOA’s Johan van Dijk en Peter Teunissen, administrateur Jan Phielix, kantinebeheerster Nel van Groeningen en administratrices Silvia van Keulen en Sari van de Brink. Allen met echtgeno(o)t(e).
De schoolleiding in 2009.
64 PERSONEEL
BEELD VAN EEN SCHOOL
Docenten klassen en klaslokalen
65 PERSONEEL
BEELD VAN EEN SCHOOL
dr. H.C. Schamhardt geeft wiskunde (oktober 1927)
J.W. Koning, op school werkzaam van 1921 – 1961 als docent wiskunde en conrector, in een karakteristieke houding, illegaal geschoten vanuit een schoolbank (1946).
66 DOCENTEN, KLASSEN EN KLASLOKALEN
BEELD VAN EEN SCHOOL
Lesgeven in een amfitheater. Hier nog docent scheikunde J. Dekker samen met zijn amanuensis, meneer A.P. Wouters (met vlinderdasje).
Ook een amfitheater bij aardrijkskunde. Docent S. van der Wal zit achter in de klas.
67 DOCENTEN, KLASSEN EN KLASLOKALEN