Schoolveiligheidsplan Christelijk Lyceum Apeldoorn
Datum: 10 oktober 2009
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Laatste opslagdatum: 03.11.2009
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2.
Ambities
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Schoolgegevens De school en de schoolsoorten Bestuur, administratie en adressen Schoolleiding en organisatie Schoolgrootte Karakteristiek van de leerling-populatie
4. 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5
Coördinatie veiligheid Schoolleiding De arbo-coördinator De preventiemedewerker Bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverlening Het hoofd bedrijfshulpverlening Omgang met de media Wat te doen bij media-aandacht Wat na te laten bij media-aandacht Overige aandachtspunten Het leerlingenstatuut Voorschriften voor een leerlingenstatuut Het leerlingenstatuut Convenant “de veilige school”
5. 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.2 5.3
Schoolgebouw en omgeving Het gebouw Fysieke inrichting Werkplekken Practicumlokalen Brandveiligheid Fysische factoren Energievoorzieningen Omgeving Openbaar vervoer
6. 6.1 6.1.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.4 6.3.5 6.3.6 6.4
Schoolregels Respecteerregels De respecteerregels Schoolregels Afwezigheid Verlof Aanpak verzuim Verschillende soorten verzuim Aanpak per verzuimsoort Het absentie-registratiesysteem Aanpak pesten
Printdatum: 03 nov. 2009
2 van 152
Schoolveiligheidsplan 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6 6.4.7 6.5 6.5.1 6.5.2 6.5.3 6.5.4
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Plagen en pesten Pesten voorkomen Pesten bestrijden Hulp aan de gepeste leerling Hulp aan de pester en zijn of haar ouders/verzorgers Praten over moeilijke onderwerpen Voorbeeld van een anti-pestcontract Privacy Relatie personeel-leerling en ouders/verzorgers Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid Meldplicht bij sexuele misdrijven Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders/verzorgers
7. Schoolbinding 7.1 Kantine en pauzeruimten 7.1.1 Kantine 7.1.2 Pauzeruimten 7.2 Binnenschoolse activiteiten 7.2.1 Klassenavonden 7.2.2 Schoolfeesten 7.2.3 De schoolkrant 7.2.4 Identiteitsversterking van de school 7.3 Buitenschoolse activiteiten 7.3.1 Excursies 7.3.2 Werkweken/reisweken 7.4 Klassenmentoraat 7.4.1 Taken van de klassenmentor 7.5 De coördinator 7.5.1 Algemene taakomschrijving afdelingscoordinator 7.6 Persoonlijke begeleiding van leerlingen met gedrags- en leerproblemen 7.7 Begeleiding van nieuwbenoemde medewerkers 7.8 Collegiale consultatie 7.9 Ontwikkelgesprek 7.10 Beoordeling 7.11 Betrokkenheid van leerlingen bij de school 7.12 Leerlingen raad 7.13 Ouderparticipatie 7.14 Medezeggenschapsraad 7.14.1 De medezeggenschapsraad 7.14.2 Reglement medezeggenschapsraad 8. Toezicht en surveillance 8.1 Toezicht 8.2 Surveillance 8.3 Taken van de conciërge 8.3.1 De pedagogische conciërge 9. Stappenplan 9.1 Stappenplan 9.1.1 Stappenplan 9.1.2 Stappenplan 9.1.3 Stappenplan 9.2 Stappenplan 9.3 Stappenplan Printdatum: 03 nov. 2009
conflicten conflicten tussen leerlingen conflicten tussen personeelslid en leerling conflict tussen personeelsleden overtreding schoolregels strafbare feiten 3 van 152
Schoolveiligheidsplan 9.4 9.5 9.6 9.7 9.7.1 9.7.2 9.7.3 9.8 9.8.1
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Sexuele intimidatie en misbruik Stappenplan sexuele intimidatie en misbruik Stappenplan ongevallen Stappenplan overlijden Stappenplan overlijden leerling of medewerker Overlijden gezinslid van leerling of van medewerker Overlijden oud-leerling of oud-medewerker Stappenplan ontruiming Ontruimingsplan
10.Sancties 10.1 Sancties leerlingen 10.1.1 Sancties algemeen 10.1.2 Waarschuwing 10.1.3 Berisping 10.1.4 Maatregel 10.1.5 Schorsing 10.1.6 Definitieve verwijdering 10.2 Sancties personeel 10.2.1 Officiele sancties 10.2.2 Waarschuwing 10.2.3 Berisping 10.2.4 Schorsing 10.2.5 Ontslag 11.Incidentenregsitratie 11.1 Doelen van incidentenregistratie 11.2 Organisatie van incidentenregistratie 11.3 Incidenten 11.4 Voorwaarden voor incidentenregistratie 11.5 Voorbeeld van incidentenregistratieformulier 12.Klachtenregelingen 12.1 Klachten regeling algemeen 12.1.1 Klachten regeling deelnemers 12.2 Klachtenregeling sexuele intimidatie 12.2.1 Voorbeeld klachtenregeling sexuele intimidatie 12.3 Vertrouwenspersoon 12.3.1 Vertrouwenspersoon op school 12.3.2 Klachtenregeling en vertrouwenspersoon 12.3.3 Vertrouwensinspecteur 12.3.4 Aangifte en meldplicht 12.3.5 Rehabilitatie na valse aantijgingen 13.Kwaliteitshandhaving veiligheidsbeleid 13.1 Toetsing 13.1.1 Instrumenten voor toetsing 13.1.2 De risico-inventarisatie en risico–evaluatie 13.1.3 Strategieën voor succesvolle toetsing 13.2 Evaluatie 13.2.1 Evaluatievragen 13.3 Herziening 13.3.1 De fase van herziening 13.3.2 Succesfactoren bij herziening Printdatum: 03 nov. 2009
4 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Contactadressen Bronnenlijst Namenlijst
Printdatum: 03 nov. 2009
5 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
1. Inleiding Dit veiligheidsplan is vanuit het Schoolplan van het Christelijk Lyceum opgesteld. Vanuit de in het Schoolplan geformuleerde doelen is dit protocol voor de veilige school ontwikkeld. Dit plan heeft samenhang met het convenant “De veilige school”, een document van gemeente, justitie en de Apeldoornse scholen. Het Christelijk Lyceum wil zich inzetten voor de fysieke en psychische veiligheid van leerlingen en medewerkers. Dit protocol is dan ook bedoeld voor leerlingen en medewerkers van de school. De overige ondertekenaars, namens gemeentelijke en andere bij de school betrokken organisaties onderschrijven de doelstellingen ervan en zullen daar waar mogelijk een positieve bijdrage leveren aan het omschreven beleid. De school heeft in eerste instantie de opdracht om goed onderwijs te verzorgen en de leerlingen aan een diploma te helpen binnen de mogelijkheden van de leerlingen. Aangezien de school een ontmoetingsplaats is in een belangrijke fase van de opgroeiende jongeren kan vanuit dat perspectief geconcludeerd worden dat mede in de school een belangrijk deel van de voorbereiding op de toekomstige samenleving plaats vindt. Een samenleving waarin mensen met verschillende achtergronden en normen en waarden vreedzaam dienen samen te leven. Enerzijds is in de maatschappij de toename van de individualisering te herkennen, anderzijds is de afhankelijkheid van de jongeren van de subcultuur en de omgang met leeftijdgenoten een gegeven. Dat samenspel dat ook signaleerbaar is in de school heeft een belangrijke vormende waarde. Dat betekent dat de school in haar doelstellingen en in haar maatschappelijke opdracht een taak heeft in de voorbereiding van jongeren op hun volwassenheid. Naast opleiden/onderwijs zijn daarom opvoeden en hulp, signalering en begeleiding en doorwijzing naar professionals steeds belangrijker geworden. Dit systeem van signalering en zorg, begeleiding en het voorkomen van onveiligheid biedt een wezenlijke bijdrage aan perspectief en is zo belangrijk voor de motivatie en toekomst verwachting van de jongere. Niet alleen een perspectief op een diploma maar ook op een betekenisvolle plaats in de toekomstige samenleving. Dit komt overeen met de missie van de school en deze is als volgt verwoord: “Het Christelijk Lyceum leidt jongeren op tot mondige zelfverantwoordelijke burgers. Wij bieden uitdagend onderwijs van hoge kwaliteit in een sfeer van onderling vertrouwen en respect” Bij het creëren van een veilig schoolklimaat en een veilige schoolomgeving wordt samengewerkt met ouders en externen. Het convenant “De veilige school”, resultaat van samenwerking tussen gemeentelijke instanties, politie, diverse organisaties en de scholen in de gemeente Apeldoorn, biedt hiertoe houvast en richtlijnen. Het Christelijk Lyceum wil de daarin gemaakte afspraken zo maximaal mogelijk nakomen en daardoor zal het schoolbeleid naadloos aansluiten bij de op gemeentelijk en bovenschools niveau afgesproken ambities. Daar waar sprake is van ongewenste of verboden gedragingen door leerlingen of medewerkers zal de onderwijsinstelling consequent en adequaat reageren. Dit plan moet gezien worden als een handleiding die structuur geeft bij die aanpak. Dit plan vindt haar ankers o.a. in de CAO-VO. Binnen de diverse CAO’s zijn afspraken gemaakt over de sociale en fysieke veiligheid binnen de school. Een overzicht van de relevante artikelen staan hieronder: 18.6. Veiligheid en het voorkomen van seksuele intimidatie, racisme, agressie en geweld
Printdatum: 03 nov. 2009
6 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Lid 1: De werkgever stelt in overleg met de P(G)MR het beleid vast dat gericht is op het realiseren van een gezonde en veilige leer- en werkomgeving binnen de instelling, bedoeld voor alle geledingen. De werkgever evalueert jaarlijks het gevoerde beleid. Lid 2: Binnen het in lid 1 bedoelde beleid worden ten aanzien van de werknemers in ieder geval afspraken gemaakt over: a. het bewerkstelligen van sociale en fysieke veiligheid; b. het voorkomen van seksuele intimidatie, racisme, agressie en geweld; c. het voorkomen van ziekteverzuim; d. de personeelszorg; e. de scholing en begeleiding van werknemers die nodig is met het oog op het realiseren van het voorgaande. Lid 3: De afspraken als bedoeld in lid 2 richten zich in het bijzonder ook op: a. de werknemers met toezichthoudende taken en de bedrijfshulpverleners; b. de facilitering van de bedrijfshulpverleners, waarbij uitgangspunt is dat alle kosten in tijd en geld- voorrekening van de werkgever zijn en dat zittende bedrijfshulpverleners geen nadeel ondervinden van deze afspraken. Bron: Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs 2008-2010. 2. Ambities In de uitwerking van dit veiligheidsplan heeft de school de volgende ambities: - Het Christelijk Lyceum heeft in 2008 een gedragscode ontwikkeld, de “respecteerregels”. Medewerkers en leerlingen gedragen zich volgens deze gedragscode. Naleven is een prioriteit. - De school kent regels. Deze worden jaarlijks aangepast, bekendgemaakt en besproken met docenten en leerlingen. Alle leerlingen en medewerkers ontvangen bij te begin van het schooljaar de nieuwe schoolregels. Van tussentijdse aanpassingen worden leerlingen en medewerkers geïnformeerd. Van alle bij de school betrokken personen wordt verwacht dat men deze regels naleeft. - Protocollen voor gedragsproblemen, schorsing of verwijdering, overlijden, seksuele intimidatie, crimineel gedrag en klachten zijn aanwezig. Daar, waar op basis van nieuwe informatie of ervaringnieuwe protocollen nodig zijn, worden die ontwikkeld. - Driejaarlijks wordt gemeten hoe veilig medewerkers en leerlingen zich voelen aan de hand van een korte en concrete vragenlijst op het gebied van sociale omgang en fysieke omgeving. Uit de resultaten komen aandachtsgebieden naar voren. De aanpak hiervan is terug te vinden in het activiteitenplan van de school of in de activiteitenplannen van de afdeling. Twee jaar later wordt het resultaat opnieuw gemeten. - De schoolleiding heeft regelmatig overleg met externe instanties, m.n. met de wijkagent om het bereikte niveau van veiligheid voor gebouw en omgeving in ieder geval gelijk te houden of te verbeteren. 3. Schoolgegevens 3.1 De school en de schoolsoorten Het Christelijk Lyceum is een open christelijke school met de afdelingen gymnasium, atheneum, havo en mavo. Het eerste leerjaar bestaat uit zowel heterogene (mavo/havo, havo/atheneum) als homogene (mavo en gymnasium) samengestelde klassen. Indien de mogelijkheid zich voordoet kan ook een homogene havo-klas of atheneum-klas worden gevormd. Hiervoor is de school afhankelijk van de samenstelling van de aanmeldingen.
Printdatum: 03 nov. 2009
7 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De school is gehuisvest aan de Jachtlaan 108, 7313 EC te Apeldoorn. Postadres: Postbus 2939 EH Apeldoorn Telefoon: 055 3575200 Fax: 055 3552714 Email:
[email protected] 3.2 Bestuur, administratie, adressen Het bevoegd gezag van het Christelijk Lyceum is de Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs te Apeldoorn en omgeving. Deze stichting maakt deel uit van de Samenwerkingsstichting Veluwse scholengroep en Christelijk Voortgezet Onderwijs. Het College van Bestuur (CvB) is eindverantwoordelijk voor de Samenwerkingsstichting en de 3 stichtingen: SKPOOV (Primair Onderwijs Veluwse Scholengroep), SKVOAO (Veluws College) en CVO (Sprengeloo, Heemgaard en het Christelijk Lyceum). Het College van Bestuur van de Samenwerkingsstichting bestaat uit: mevrouw F. Everts, voorzitter College van Bestuur de heer D. Speelman, lid College van Bestuur Een Raad van Toezicht toetst het gevoerde beleid van de Samenwerkingsstichting en de onderliggende stichtingen en is samengesteld uit leden van de drie bestaande stichtingen met een onafhankelijk voorzitter. Een Servicebureau ondersteunt de scholen van de Samenwerkingsstichting. 3.3 Schoolleiding en organisatie De schoolleiding van het Christelijk lyceum bestaat uit: P.D. Bergambagt, rector Mw. drs. H. van der Veeken-Frankena, afdelingsleider 1 t/m/ 6 gymnasium en 2 t/m 6 atheneum Drs. A.A. van Kranendonk, afdelingsleider 2 t/m/ 5 Havo P. Pol, afdelingsleider, 1 t/m 4 mavo en leerjaar 1 Mavo/Havo en Havo/Atheneum De afdelingsleiders worden ondersteund door coördinatoren die de teams aansturen. We kennen de volgende teams: 1, 2 en 3 gymnasium; 2 en 3 atheneum; 4, 5 en 6 atheneum/gymnasium; 2 en 3 havo; 4 en 5 havo; 1 mavo/havo en 1 havo/atheneum; 1 t/m 4 Mavo. Iedere docent is lid van een team. De teams bestaan uit 10-18 docenten. Naast teams kennen we ook (vak)secties (bijv. Nederlans, wiskunde etc.) De secties zijn verdeeld onder de rector en de afdelingsleiders waarbij gesprekken over onderwijskundige ontwikkelingen in het vakgebied en de samenhang met het schoolbeleid centraal staan. Elke docent heeft een afdelingsleider als direct leidinggevende. Ieder lid van het OOP heeft de rector als direct leidinggevende. De schoolleiding (rector en afdelingsleiders) heeft eens per jaar een ontwikkelgesprek Printdatum: 03 nov. 2009
8 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
met iedere werknemer. De nieuwbenoemde collega’s hebben meerdere gesprekken in het eerste jaar van aanstelling met de schoolleiding waarbij eind april een eindbeoordeling wordt uitgesproken. Naast deze gesprekken heeft de nieuwbenoemde een vaste coach, niet zijnde een lid van de vakgroep, en een mentor vanuit de vakgroep. Afhankelijk van functioneren wordt de intensiteit en de frequentie van de gesprekken vastgesteld. 3.4 Schoolgrootte Aantal medewerkers: Schoolleiding OP OOP
4 84 20
Aantallen leerlingen per 1 augustus 2009: 1119 Als volgt verdeeld: Leerjaar 1 Leerjaar 2 Mavo 3 en 4 Havo 3 Havo 4 en 5 Gymn. 3 Ath. 3 VWO 4, 5 en 6 TVB
236 197 137 90 167 21 66 201 4
3.5 Karakteristiek van de leerling-populatie De leerlingen van het Christelijk Lyceum komen grotendeels uit Apeldoorn en plaatsen behorend tot de gemeente Apeldoorn, zoals Ugchelen, Beekbergen, Wenum Wiesel, De Beemte. Uit de gemeente Epe, woonplaats Vaassen, komen ca. 140 leerlingen. Het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond is ca 5%. 4. COÖRDINATIE VEILIGHEID 4.1.1 Schoolleiding Een goede organisatie is onontbeerlijk om adequaat te kunnen optreden op het terrein van Arbo-zaken en daarmee op het terrein van veiligheid in de brede zin van het woord. Formeel is het bestuur van de school (het bevoegd gezag) hiervoor verantwoordelijk. In de meeste gevallen echter is de dagelijkse schoolleiding gemandateerd voor Arbo-zaken, al of niet gesteund door een van het bestuur afkomstig beleidsplan. De schoolleiding heeft de plicht zaken op het terrein van sociale en fysieke veiligheid van personeelsleden en leerlingen goed te organiseren en zorgvuldig in te bedden in de school. De schoolleiding legt de praktische uitvoering van de Arbo-wet en het Arbobesluit meestal in handen van een Arbo-coördinator, die weer gesteund wordt door een werkgroep of commissie.
Printdatum: 03 nov. 2009
9 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De school heeft een schoolleider die verantwoordelijk is voor Arbo-zaken en voor het veiligheidsbeleid in brede zin. De schoolleider is gemandateerd door het bevoegd gezag. De Medezeggenschapsraad (MR) van de school oefent controle uit op de uitvoering van het Arbo-jaarplan en is in alle voorkomende gevallen bevoegd de Arbeidsinspectie en andere deskundigen hierbij in te schakelen. Omgekeerd wordt de Medezeggenschapsraad bij Arbo-zaken altijd door de Arbeidsinspectie (en door de werkgever) rechtstreeks ingeschakeld en geïnformeerd. Schoolspecifieke gegevens De schoolleider verantwoordelijk voor Arbo-zaken is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De voorzitter van de medezeggenschapsraad is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De rector gegevens in deze paragraaf
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
4.1.2 Arbo-coördinator De Arbo-coördinator is in de dagelijkse praktijk van de school verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen omtrent veiligheid die voortvloeien uit de Arbo-wet en het Arbo-besluit. De schoolleiding heeft de praktische uitvoering van de Arbo-wet en het Arbobesluit in handen gelegd van een Arbo-coördinator, die op zijn of haar beurt weer gesteund wordt door een werkgroep of een commissie. Een Arbo-coördinator: treedt op als contactpersoon van de school met externe deskundigen; coördineert de uitvoering van het Arbo-beleid in de school; fungeert als centraal meldpunt voor ongevallen en onveilige situaties in de school; verzorgt de informatievoorziening in de school op Arbo-terrein. Een Arbo-coördinator heeft een adequate opleiding en ervaring en heeft daarom: algemene kennis van de Arbo-wet; kennis van processen en voorzieningen die de arbeidsomstandigheden kunnen verbeteren; kennis en vaardigheden om beleidsplannen, jaarplannen en jaarverslagen op te stellen; algemene kennis van veiligheid, gezondheid en welzijn van personeel en leerlingen; Printdatum: 03 nov. 2009
10 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
sociale vaardigheden die hem/haar in staat stellen anderen in de school te stimuleren, te motiveren, met anderen te overleggen en te onderhandelen op verschillende niveaus: van het schoolbestuur tot de leerlingen. Functieomschrijving van de arbo-coördinator De arbo-coördinator: handelt in opdracht van de schoolleiding en werkt mee aan het organisatorisch inbedden van het schoolgebonden schoolveiligheidsplan in de school; zorgt ervoor dat beleid, draaiboeken en procedures niet alleen op papier bestaan, maar ook in het denken en het handelen van de schoolpopulatie zitten; maakt draaiboeken en procedures rondom veiligheidsthema's voor de school op maat; implementeert een incidentenregistratiesysteem in de school; ondersteunt schoolinterne veiligheidszaken zoals klachtenregelingen, de werking van het instituut vertrouwenspersoon, opvang, begeleiding en nazorg van leerlingen en personeelsleden die bij incidenten betrokken zijn, het opstellen en toezien op de naleving van schoolregels, sancties, toezicht houden en ingrijpen; ondersteunt schoolexterne veiligheidszaken, hierbij kan worden gedacht aan de veiligheid in de directe omgeving van de school en zaken die de routes van en naar school betreffen, dit gebeurt in samenwerking met de verantwoordelijke partijen in stadsdelen en/of gemeente; zet een infrastructuur op binnen een school of een vestiging van een school voor veiligheidsprojecten en betrekt daarbij de schoolleiding, het personeel, de mentoren, de leerlingen en mogelijk ook hun ouders/verzorgers; meet de voortgang van veiligheidsprojecten op school en de opbrengst ervan; zorgt voor onderlinge afstemming van verschillende veiligheidsprojecten in en om de school opdat de algemene doelstelling, namelijk integrale aanpak, wordt gerealiseerd; neemt deel aan de vergaderingen van het interne scholenoverleg en regionale veiligheidscoördinatorennetwerk; wordt in zijn of haar taken ondersteund door een werkgroep van personeel en leerlingen per vestiging van een school; wordt ondersteund door een regionaal netwerk van veiligheidscoördinatoren: per regio wordt in een netwerkstructuur een uitwisseling tussen scholen tot stand gebracht over goede en slechte ervaringen in de aanpak van incidenten in en om school, conform de diverse veiligheidsprogramma's van de scholen; wordt ondersteund door regionaal georganiseerde scholing. De school heeft een arbo-coördinator Schoolspecifieke gegevens De Arbo-coördinator in de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de Rector gegevens in deze paragraaf Printdatum: 03 nov. 2009
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
11 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
4.1.3 Preventiemedewerker Een preventiemedewerker is een medewerker van de school. De preventiemedewerker is verantwoordelijk voor veiligheidszaken in de school en heeft speciale affiniteit met die zaken die op het terrein liggen van fysieke en sociale veiligheid en die niet altijd rechtstreeks voort hoeven te vloeien uit de Arbo-wet. Natuurlijk zijn er wel raakvlakken met de Arbo-wet: een van de pijlers van de Arbo-wet is immers het welzijn van de werknemers (het toepassingsgebied van de Arbo-wet is overigens niet beperkt tot de medewerkers van de school, ook de leerlingen van de school vallen onder de reikwijdte van de Arbo-wet). Een onveilig werkklimaat werkt immers verzuim en ziekte in de hand en is schadelijk voor het leerproces van de leerling en het werkplezier van het personeel. De preventiemedewerker organiseert voorlichting, cursussen, trainingen en voert overleg binnen de samenwerkingsstichting. Daarnaast neemt hij of zij, om ervaringen uit te wisselen, deel aan het netwerk van preventiemedewerkers in zijn of haar regio. De preventiemedewerker is door zijn of haar positie, ervaring en opleiding de aangewezen persoon voor medewerkers en schoolleiding om contact mee op te nemen als het gaat om de veiligheid in en rond het gebouw. De school heeft een preventiemedewerker Schoolspecifieke gegevens De preventiemedewerker in de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De rector gegevens in deze paragraaf
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
4.2 Bedrijfshulpverlening 4.2.1 Bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverlening (BHV) is de organisatie die optreedt bij calamiteiten in de school en bestaat uit getrainde docenten en getrainde onderwijsondersteunende personeelsleden. Op basis van het aantal aanwezige medewerkers (in dit verband zijn dat ook leerlingen) is een minimumaantal bedrijfshulpverleners voorgeschreven: bedrijven met minder dan 50 werknemers: bedrijven met 50 tot 250 werknemers: bedrijven met meer dan 250 werknemers:
Printdatum: 03 nov. 2009
1 bedrijfshulpverlener 1 bedrijfshulpverlener per 50 werknemers minimaal 5 bedrijfshulpverleners 12 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De school heeft een populatie van 1227 werknemers (inclusief leerlingen). De school moet volgens de voorschriften minimaal … bedrijfshulpverlener benoemen. De school heeft 23 bedrijfshulpverleners benoemd. Van de 23 bedrijfshulpverleners beschikken er 12 over een EHBO-diploma. Er is meer dan het vereiste minimumaantal nodig om er in geval van ziekte, afwezigheid volgens rooster of individuele vrije dagen zeker van te zijn dat er voldoende hulpverleners aanwezig zijn. Verder zijn er binnen de onderwijsinstelling voldoende aanwijzingen opgehangen waarop, ten behoeve van het personeel en de leerlingen, op eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen in geval van ongeval en calamiteit. De bedrijfshulpverleners worden getraind door een gecertificeerd bureau. De bedrijfshulpverleners worden regelmatig bijgeschoold. De hulpverlening in de school wordt regelmatig getraind, zoals tijdens ontruimingsoefeningen. 4.2.2 Het hoofd bedrijfshulpverlening Het hoofd bedrijfshulpverlening is verantwoordelijk voor het ontruimingsplan en geeft leiding aan de bedrijfshulpverleners (BHV'ers). Verder is het hoofd BHV het centrale aanspreekpunt voor de hulpdiensten. De school heeft een hoofd bedrijfshulpverlening. Schoolspecifieke gegevens Het hoofd bedrijfshulpverlening is: naam: Conciërges telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Idem
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
4.3 Omgang met de media Het is lastig om te gaan met negatieve aandacht van de media. Medewerkers van kranten en televisie kunnen de school, bijvoorbeeld na een ernstig incident, ongewenst belagen met telefoontjes en bezoekjes. De vraag is hoe de school in dergelijke situaties het beste kan handelen of juist het beste kan nalaten te handelen. Vervelende situaties kunnen worden voorkomen door de media te sturen en afspraken met ze te maken. Dat gaat echter niet vanzelf, maar is het gevolg van een gestructureerde aanpak van contacten met de media. Het verdient daarom aanbeveling om een mediacoördinator aan te wijzen.
Printdatum: 03 nov. 2009
13 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De school heeft een mediacoördinator. Schoolspecifieke gegevens De mediacoördinator van de school is: naam: De rector telefoonnummer werk: Zie namenregister telefoonnummer thuis: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De wijkagent van de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
4.3.1 Wat te doen bij media-aandacht Als de media via de telefoon contact zoekt met de school vraagt de telefonist(e) altijd over welk onderwerp men informatie wil, door wie men benaderd wordt en vraagt telefoonnummer zodat er terug gebeld kan worden. Er wordt niet direct doorverbonden. Bij contact met de media is de rector de eerst aangesproken persoon. Bij zijn afwezigheid is dit een van de afdelingsleiders die van het onderwerp op de hoogte is. Voordat je inhoudelijk ingaat op vragen van de media, laat je je informeren over de aanleiding van het contact, de inhoud van het contact, de bedoeling van het contact en over de informatie die ze al hebben. Als je daadwerkelijk informatie gaat verstrekken, zorg dan dat je met iemand uit je eigen werkomgeving hebt besproken wat je gaat zeggen, dat je bedenktijd inbouwt voordat je antwoordt en dat je de waarheid spreekt. Stel het personeel, de leerlingen en de ouderraad, en eventueel alle ouders per brief, op de hoogte van de feiten opdat het verhaal intern niet wordt behandeld als geheim of als taboe en daardoor een eigen leven gaat leiden. Laat het personeel, de leerlingen en de ouders weten dat eigenhandige informatieverstrekking aan de media zorgt voor verwarring en tegenstrijdige verhalen en dat het beter is eerst te spreken met de mediacoördinator van de school voordat je informatie verstrekt aan de media. Als je informatie gaat verstrekken aan de media, spreek dan vooraf (wanneer je nog wat te bieden hebt en dus de macht hebt om voorwaarden te stellen) af dat je de publicatie wilt zien vóór plaatsing, met de gelegenheid om te corrigeren. Als dit laatste niet mogelijk is, bedenk dan of je wel wilt meewerken. Een handige manier om de berichtgeving zelf in de hand te houden is het uitgeven van een persbericht. Dit is over het algemeen zeer aan te raden. Een persbericht heeft de vorm van een kort artikel, klaar voor publicatie. Van belang is dat er in een persbericht nieuws wordt gemeld, in heldere en bondige formuleringen.
Printdatum: 03 nov. 2009
14 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Een persconferentie is een andere manier om zaken onder de aandacht te brengen en is vooral geschikt voor positief nieuws. Voor het verstrekken van informatie over een incident is een persbericht beter. Het aanmaken van een persbestand is aan te raden. Dit bestand kan contactinformatie bevatten van persbureaus, kranten, tijdschriften, omroepen, radioen televisieprogramma's en individuele journalisten. Een persbestand bevindt zich op het secretariaat van de school. Als er ongewenst cameraploegen rondlopen bij de school, zorg dan dat de conciërges geen toestemming aan de media geven om binnen te komen en/of op het schoolterrein te komen en dat de leerlingen zo veel mogelijk naar binnen worden gehaald en binnen blijven. Vraag de media vriendelijk om niet te filmen. Zolang dit filmen op de openbare weg gebeurt, kun je het niet verbieden. Je kunt ze in ruil daarvoor iets aanbieden, bijvoorbeeld een interview op een ander moment en op een andere plaats.
4.3.2 Wat na te laten bij media-aandacht Kaart geen problemen binnen de school aan via de media in plaats van ze intern te proberen op te lossen. Denk niet dat de media-aandacht wel mee zal vallen. Behandel journalisten niet alsof ze zonder uitzondering sensatiezoekende aasgieren zijn. Wanneer journalisten druk uitoefenen voor het krijgen van informatie, is het goed te bedenken dat hun handelen vaak wordt beïnvloed door de druk van een deadline. Verder is het goed te bedenken dat de media vaak geen expert zijn op het gebied van het onderwerp dat ze verslaan. Houd daar rekening mee bij het gebruik van jargon en afkortingen. Onthoud de media niet alle informatie en verbied ze niet van alles, zonder tegelijkertijd ook iets te bieden. Beloof een medium niet te gemakkelijk een primeur: dit beperkt je verdere vrijheid van informatieverstrekking. Doe dit daarom alleen als daar belangrijke voordelen uit voortvloeien. Beloof de media niet om terug te bellen als je dat vervolgens niet doet. Maak geen ruzie met de media. Word bij voorkeur niet emotioneel tijdens een contact met de media. Reageer niet inhoudelijk voordat je je hebt laten informeren over de naam en het telefoonnummer van degene met wie je spreekt, over de aanleiding, de inhoud en de bedoeling van het mediacontact en over de informatie waarover ze al beschikken. Noem geen namen van betrokken personen en/of scholen. Noem ook geen andere persoonlijke gegevens zoals adres en achtergrond van betrokken personen. In dit verband is het verstandig om interviews niet op de eigen school af te geven, maar om een neutrale locatie te kiezen (bijvoorbeeld een park in de buurt). Zo wordt voorkomen dat leerlingen en personeel voortdurend met de media-aandacht worden geconfronteerd en dat er in en om de school wordt rondgeneusd. Lieg niet en verstrek geen informatie waarvan je niet zeker bent of over zaken waar je niet genoeg vanaf weet. Het is beter toe te geven dat je iets niet weet, tijd te vragen om een antwoord voor te bereiden of eerlijk te zeggen dat je liever niet wilt antwoorden. De woorden 'geen commentaar' zijn af te raden omdat deze de indruk geven dat er iets te verbergen valt. Ga er niet vanuit dat een positief gesprek met een aardige journalist het overbodig maakt om vóór publicatie een artikel in te zien en te corrigeren. Als het goed is, vinden journalisten het normaal als je vraagt om inzage vooraf.
Printdatum: 03 nov. 2009
15 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
4.3.3 Overige aandachtspunten Het is erg afhankelijk van de journalist en/of het medium hoe je wordt benaderd en hoe informatie wordt weergegeven. Je weet vooraf dus niet wat je kunt verwachten. Wanneer een medium de verstrekte informatie onjuist weergeeft en dit medium niet openstaat voor nuancering van zijn bericht, kun je een ander medium benaderen om de juiste informatie te verslaan. Zorg voor bordjes 'Verboden toegang voor onbevoegden, artikel 461 Wetboek van Strafrecht' bij de ingangen en terreinen van de school om aan te geven dat het privéterrein van de school niet zonder toestemming mag worden betreden. Als de media-aandacht is veroorzaakt door een gebeurtenis die in de school zelf ook veel gevolgen heeft, zorg dan dat de schoolleiding alle tijd en ruimte heeft voor de interne afwikkeling van het incident door een niet-betrokken mediacoördinator aan te wijzen. Deze persoon draagt zorg voor alle contacten met de media en voor neutrale informatieverstrekking. Dit kan een persoon in de school zijn, een schoolleider van een andere school of een lid van het CvB. In bovengenoemde situaties wordt alle media doorverwezen naar de mediacoördinator van de school. In ernstige gevallen is dat bij voorkeur iemand van buiten de school: bijvoorbeeld een schoolleider van een andere school of een lid van het CvB. Alleen het werktelefoonnummer van diegene mag aan de media worden gegeven. De mediacoördinator van de school regelt wie er door de media mogen worden geïnterviewd. Je kunt altijd met de afdeling voorlichting van de politie of de gemeente contact opnemen. Zij kunnen helpen door bijvoorbeeld de media-aandacht naar zich toe te trekken of door te adviseren over de soort en de mate van informatieverstrekking aan de media. 4.4 Leerlingenstatuut Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van de leerlingen zijn vastgelegd. Het leerlingenstatuut is een kwaliteitsversterkend en consumentenbeschermend instrument voor de centrale partij in het onderwijs: de leerlingen zelf. Hiermee wordt voor beide partijen duidelijk dat onderwijs geen vrijblijvende zaak is. De school heeft een leerlingenstatuut is opgesteld door het bevoegd gezag, in het geval van het Christelijk Lyceum is dit gemandateerd aan de rector en heeft instemming van het leerlingdeel van de Medezeggenschapsraad. Het leerlingenstatuut is het laatst vastgesteld op: 31 mei 2008 Plaats voor inzage van het leerlingenstatuut: secretariaat Christelijk Lyceum
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Printdatum: 03 nov. 2009
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
16 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
4.4.1 Voorschriften voor een leerlingenstatuut Het leerlingenstatuut is het reglement van de school waarin de rechten en plichten van alle leerlingen staan en waarin vermeld staan de afspraken tussen leerlingen en personeel. De scholen kunnen de inhoud ervan grotendeels zelf bepalen. De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) schrijft het volgende voor. 1. Het leerlingenstatuut moet eens per vier jaar worden vastgesteld door het schoolbestuur. 2. Het leerlingenstatuut moet vóór de vaststelling instemming hebben van het leerlingdeel van de MR. 3. Het leerlingenstatuut moet tenminste informatie bevatten over hoe de school omgaat met geschillen en klachten. 4. Het leerlingenstatuut moet informatie bevatten over hoe de school zorgt voor een goede gang van zaken, bescherming van de privacy en goed onderwijs. 5. Het leerlingenstatuut moet goed bereikbaar zijn voor leerlingen. 6. Bij het hernieuwd vaststellen van het leerlingenstatuut ontvangen alle leerlingen en alle personeelsleden het nieuwe statuut. 7. Gedurende de looptijd ontvangt iedere nieuwe leerling en ieder nieuw personeelslid het vigerende leerlingenstatuut
4.4.2 Het leerlingenstatuut Voorwoord ‘Statuut’ is een statig woord en het klinkt verheven. Letterlijk betekent het “dat wat is vastgesteld”. Voor leerlingen is het prettig dat zij weten wat er van hen in de school wordt verwacht en dat zij weten wat ze van de school, het personeel en hun medeleerlingen kunnen verwachten. Voor de school en het personeel is het goed dat zij weten waar ze de leerlingen aan kunnen houden. En ook dat zij weten waar ze door de leerlingen op aangesproken kunnen worden. Voor iedereen in de school is het noodzakelijk dat deze rechten en plichten van en tegenover leerlingen niet willekeurig zijn, maar dat deze zijn vastgesteld. Vandaar het leerlingenstatuut. Voor duidelijkheid over wat kan en mag, voor een goede verhouding tussen leerlingen en het personeel, voor goed onderwijs in de school. Dit leerlingenstatuut mag een bijdrage zijn om dat goede onderwijs te bevorderen. Het leerlingenstatuut is, nadat op 20 mei 2008 instemming is verleend door het leerlingendeel van de medezeggenschapsraad, op 5 juni 2008 vastgesteld door de schoolleiding. P.D. Bergambagt rector
Printdatum: 03 nov. 2009
17 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Inhoudsopgave Voorwoord 1. Algemeen 1.1. Leerlingenstatuut 1.2. Begrippen 1.3. Rechten en plichten in algemene zin 1.4. Toelating 2. Regels over het onderwijs 2.1. Het geven van onderwijs door docenten 2.2. Het volgen van onderwijs door leerlingen 2.3. Huiswerk 2.4. Onderwijstoetsing 2.5. Rapporten 2.6. Overgangsnormen 2.7. Schoolexamen, centraal examen 3. Vrijheid van meningsuiting 3.1. Algemeen 3.2. Schoolkrant 3.3. Bijeenkomsten 4. Inspraak 4.1. Leerlingenraad 4.2. Medezeggenschapsraad 5. Privacy 5.1. Leerlingenregistratie 5.2. Seksuele intimidatie 6. Disciplinaire maatregelen Bijlage 1. Respecteerregels Bijlage 2. Richtlijnen m.b.t. staken, demonstreren en actievoeren door leerlingen Bijlage 3. Klachtenregeling Stichting CVO
Printdatum: 03 nov. 2009
18 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
1. Algemeen 1.1. Leerlingenstatuut 1.1.1. Het leerlingenstatuut regelt de rechten en plichten van de leerlingen. 1.1.2. Het leerlingenstatuut wordt vastgesteld door de schoolleiding. De schoolleiding gaat niet tot vaststelling over voordat het leerlingdeel van de medezeggenschapsraad (MR) ingestemd heeft en de leerlingenraad advies heeft kunnen uitbrengen. 1.1.3. Het leerlingenstatuut is van toepassing op alle aan de school ingeschreven leerlingen en geldt ten opzichte van de schoolleiding en alle aan de school verbonden organen en personeelsleden. Het leerlingenstatuut geldt in en rond de schoolgebouwen en ook daar buiten bij alle activiteiten die van de school uitgaan. 1.1.4. Het leerlingenstatuut treedt in werking na vaststelling door de schoolleiding en heeft een geldigheidsduur van vier jaar. 1.1.5. Het leerlingenstatuut kan tussentijds worden gewijzigd op voorstel van een of meer van onderstaande groepen: - de medezeggenschapsraad - de leerlingenraad - 20 leerlingen - 20 personeelsleden - 20 ouders - de schoolleiding Een voorstel tot wijziging wordt de schoolleiding aangeboden. De schoolleiding kan het leerlingenstatuut wijzigen nadat zij al dan niet daartoe een voorstel heeft ontvangen. De schoolleiding gaat niet tot wijziging van het leerlingenstatuut over voordat het leerlingdeel van de medezeggenschapsraad ermee heeft ingestemd. 1.1.6. Indien een maand voordat de geldigheidsduur van het leerlingenstatuut afloopt geen voorstel tot wijziging door de schoolleiding is ontvangen, zal het leerlingenstatuut in dezelfde vorm wederom vier jaar geldig zijn, tenzij de schoolleiding het leerlingenstatuut tussentijds wijzigt zoals omschreven in punt 1.1.5. 1.1.7. Het leerlingenstatuut wordt door de schoolleiding gepubliceerd en bij aanvang van het schooljaar aan alle leerlingen die voor de eerste maal bij de school zijn ingeschreven, uitgereikt. Bij wijziging van het leerlingenstatuut wordt deze aan alle bij de school ingeschreven leerlingen en het personeel uitgereikt. Het leerlingenstatuut ligt voorts ter inzage op het secretariaat van de school. 1.2. Begrippen In het leerlingenstatuut wordt onder de volgende begrippen verstaan: De school: Christelijk Lyceum te Apeldoorn; Leerlingen: alle bij de school ingeschreven leerlingen; Ouder(s): de ouder(s), voogd(en) en verzorger(s) van de leerlingen;
Printdatum: 03 nov. 2009
19 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Personeelsleden: de aan de school verbonden leden van de schoolleiding, afdelingsleiding, docenten, onderwijsondersteunende personeelsleden, stagiaires en vrijwilligers; Docenten: de aan de school verbonden leraren en andere personeelsleden met een lesgevende taak; De schoolleiding: rector en afdelingsleiders; Rector: degene die eindverantwoordelijk is voor de school; Afdelingen: onderwijskundige eenheden; Afdelingsleider: degene die leiding geeft aan een afdeling; Medezeggenschapsraad: het orgaan binnen de school ten behoeve van medezeggenschap; Leerlingenraad: het vertegenwoordigend orgaan van de leerlingen binnen de school; Klassenvertegenwoordiger: de leerling die zijn klas of groep vertegenwoordigt; Schoolreglement: samenstel van regels over de rechten en plichten van de personen en organen die deel uit maken van de schoolgemeenschap; Inspecteur: de inspecteur van het voortgezet onderwijs; De geschillencommissie: de commissie die adviseert over geschillen betreffende de toepassing van het leerlingenstatuut; Rapport: een overzicht van de behaalde prestaties voor alle vakken in de vorm van een cijferrapport in de onderbouw; Cijferoverzicht: een overzicht van de behaalde cijfers in de bovenbouw; Overzicht schoolexamencijfers: een overzicht van behaalde examenresultaten met inachtneming van het bepaalde in het Examenreglement, geldend voor de leerjaren 4 mavo, 5 havo en 6 vwo. N.B. In dit leerlingenstatuut wordt ten behoeve van de leesbaarheid alleen in de mannelijke vorm geschreven. Daar waar mannelijke voornaamwoorden worden gebruikt kunnen ook vrouwelijke worden gelezen. 1.3. Rechten en plichten in algemene zin 1.3.1. Leerlingen en personeel houden in hun gedrag en uitlatingen rekening met de grondslag en doelstelling van de school. 1.3.2. Leerlingen en personeelsleden hebben ten opzichte van elkaar de plicht te zorgen voor een werkbare situatie, waarin goed onderwijs kan worden gevolgd en gegeven in een passende sfeer.
Printdatum: 03 nov. 2009
20 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
1.4. Toelating 1.4.1. Van basisschool naar brugklas: Een positief advies van de directeur van de basisschool in combinatie met de uitslag van de CITO-toets overeenkomstig de door de school omschreven CITOtoelatingscriteria en de wens van de ouders. Voor toelating tot het Leerwegondersteunend Onderwijs is een beschikking, afgegeven door de Regionale Verwijzingscommissie, een vereiste. 1.4.2. Toelating tot hogere leerjaren: In overleg met de directie van de afleverende school, indien gewenst voor een proefperiode (zie ook 2.6.2.). 1.4.3. Een leerling komende van een gelijksoortige school (afdeling), wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op die school het onderwijs had mogen volgen. 1.4.4. Aanmelding voor een brugklas gebeurt via een standaard aanmeldingsformulier te verkrijgen op het secretariaat van het Christelijk Lyceum, op de afleverende basisschool en te downloaden via de website. De plaatsingscommissie plaatst de leerling conform de CITO-score zoals omschreven in de toelatingscriteria in samenhang met het advies van de basisschool. 1.4.5. Voor tussentijdse aanmeldingen of aanmeldingen voor hogere leerjaren kan direct contact opgenomen worden met de desbetreffende afdelingsleider. 2. Regels over het onderwijs 2.1. Het geven van onderwijs door docenten 2.1.1. De leerlingen hebben er recht op dat de docenten zich inspannen om goed onderwijs te geven. Het gaat hierbij om zaken als: - een redelijke verdeling van lesstof over de lessen - een goede presentatie en duidelijke uitleg van de stof - ruimte voor vragen over de lesstof - keuze van geschikte schoolboeken - aansluiting van het opgegeven huiswerk bij de behandelde lesstof. 2.1.2. Als er klachten zijn over de kwaliteit van het onderwijs, wordt dat bij de afdelingsleider kenbaar gemaakt, die eventueel na overleg met de rector binnen vijf schooldagen op de klacht een reactie geeft. 2.1.3. Is deze reactie naar het oordeel van de leerling(en) niet afdoende, dan kan beroep bij de geschillencommissie worden aangetekend. 2.1.4. Klachten over de persoonlijke relatie tussen docenten en leerlingen worden door de afdelingsleiding in behandeling genomen. 2.2. Het volgen van onderwijs door leerlingen Printdatum: 03 nov. 2009
21 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
2.2.1. De leerling is verplicht mee te werken aan een ordelijk verloop van de les en de uitvoering van opdrachten. 2.2.2. De leerling dient de voor de les benodigde materialen (zoals die vermeld staan in de boekengids) bij zich te hebben. 2.2.3. De leerling is verplicht de lessen die op zijn lesrooster staan te volgen. 2.2.4. De leerling dient zich te houden aan de ‘regels voor leerlingen’ op het Christelijk Lyceum die door de schoolleiding aan het begin van het schooljaar bekend worden gemaakt. 2.3. Huiswerk 2.3.1. De docenten die lesgeven aan een bepaalde klas of groep, streven ernaar het huiswerk zodanig te spreiden dat van een evenwichtige en reële belasting sprake is. 2.3.2. De leerlingen zijn verplicht het opgegeven huiswerk te maken. 2.3.3. De leerling die het huiswerk niet heeft kunnen maken meldt zich van tevoren met opgaaf van redenen bij de vakdocent. 2.3.4. Indien de reden door de vakdocent niet aanvaardbaar geacht wordt, kan hij de leerling een disciplinaire straf opleggen. Een leerling straffen door hem een laag cijfer te geven is niet mogelijk. Zie voor beroepsmogelijkheid 6.3. Indien de docent bij het opgeven van het huiswerk aan de klas heeft medegedeeld dat het opgegeven huiswerk beoordeeld zal worden, mag de docent niet ingeleverd of gemaakt huiswerk beoordelen met een cijfer. 2.3.5. Huiswerk wordt als het de niet-differentiatieklassen betreft, in het klassenboek door de docent genoteerd. Huiswerk dient duidelijk te worden opgegeven. 2.3.6. Docenten in de leerjaren 3 en 4 mavo, 4 en 5 havo en 4, 5 en 6 vwo dienen een huiswerkplanner voor de komende periode in de eerste of tweede les van de betreffende periode aan de leerlingen te verstrekken. 2.4. Onderwijstoetsing 2.4.1. Toetsing van de vorderingen kan geschieden op de volgende wijzen: a. Niet Voorbereide Toetsen (NVT) b. Voorbereide Repetities (VR) c. Mondelinge of schriftelijke overhoringen d. Gesprekken of spreekbeurten n.a.v. gelezen boeken, werkstukken, en dergelijke e. Practica, turn- en spelopdrachten 2.4.2. Een overhoring betreft de lesstof van een les of enkele lessen en kan onverwacht gegeven worden. 2.4.3. Van een overhoring, repetitie en werkstuk moet van tevoren duidelijk zijn hoe het Printdatum: 03 nov. 2009
22 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
cijfer meetelt bij het vaststellen van het rapportcijfer. 2.4.4. Van een werkstuk moet van tevoren bekend zijn aan welke normen het moet voldoen,wanneer het gereed moet zijn en welke sancties er staan op het te laat of niet inleveren ervan. 2.4.5. Onder NVT’s vallen o.a. opstellen, tekstanalyses en luisteroefeningen. Het gaat hierbij om toetsing van vaardigheden, die buiten de behandelde lesstof vallen. 2.4.6. Een VR bevat een bepaald deel van de afgeronde en behandelde lesstof. 2.4.7. Een VR wordt tenminste een week van tevoren opgegeven (alleen met instemming van de volledige klas of groep kan hiervan worden afgeweken) en wordt in het klassenboek als repetitie genoteerd. 2.4.8. Per afdeling wordt het aantal toetsen vastgesteld dat een leerling per dag en/of week maximaal mag maken (staat vermeld bij de schoolregels). De afdelingsleiding heeft een inspanningsverplichting om per dag maximaal twee toetsen af te nemen, maar daarvoor is geen absolute garantie te geven. 2.4.9. De docent moet de uitslag van een repetitie of overhoring uiterlijk binnen tien schooldagen bekend maken. 2.4.10. Een toets wordt na de beoordeling door de docent met de leerlingen besproken. Daarbij worden de juiste antwoorden en/of oplossingen en de toepassing van de gehanteerde normen toegelicht. 2.4.11. Wie het niet eens is met de beoordeling van een toetsing, wendt zich eerst tot de docent, vervolgens tot de afdelingsleider. 2.4.12. Een leerling is in principe verplicht een gemiste toetsing in te halen. Het initiatief daarvoor ligt bij de leerling. 2.4.13. De onderwijstoetsing binnen het 3e en 4e leerjaar mavo, het 4e en 5e leerjaar havo en het 4e, 5e en 6e leerjaar vwo staat jaarlijks beschreven in het programma van toetsing en afsluiting (PTA). 2.5. Rapporten 2.5.1. Er verschijnen per cursusjaar drie cijferrapporten (Kerst, Pasen, overgang) en maximaal drie tussenrapporten (omstreeks oktober, februari en mei). Daarnaast verschijnen er tussenrapportages. 2.5.2. Een cijfer op het cijferrapport wordt vastgesteld op grond van minimaal twee becijferde onderwijstoetsen bij een 1-uurs vak. Voor de andere vakken geldt het wekelijkse aantal uren +1. 2.5.3. De docent is verplicht van tevoren aan te geven hoe het rapportcijfer tot stand komt. 2.6. Overgangsnormen Printdatum: 03 nov. 2009
23 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
2.6.1. Over de overgangsnormen worden de betrokkenen schriftelijk geïnformeerd via het nieuwsbulletin Jachtlaan 108 in de maand december en tegelijkertijd via de website van de school. 2.6.2. In uitzonderingsgevallen is voorwaardelijke toelating tot een bepaald leerjaar mogelijk. Duidelijk moet zijn onder welke voorwaarden voorwaardelijke plaatsing definitief kan worden. 2.7. Schoolexamen, centraal examen 2.7.1. Aan het begin van het 3e en 4e leerjaar mavo, het 4e en 5e leerjaar havo en het 4e, 5e en 6e leerjaar vwo, doch uiterlijk 1 oktober, wordt de leerlingen van deze leerjaren het programma van toetsing en afsluiting (PTA) bekend gemaakt. Dit programma bevat regels over de wijze van toetsen van kennis en vaardigheden van de examenkandidaten alsmede op welke wijze het cijfer van het schoolexamen wordt vastgesteld. 2.7.2. De schoolleiding stelt een examenreglement vast. Dit reglement bevat regels over de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de wijze waarop de cijfers worden vastgesteld, regels over verzuim bij examens, onregelmatigheden, herexamen en over mogelijkheden om tegen beslissingen betreffende het examen bezwaar te maken. 2.7.3. Het toetsrooster wordt twee weken voor de toetsperiode bekend gemaakt. 3. Vrijheid van meningsuiting 3.1. Algemeen 3.1.1. Ieder lid van de school is vrij zijn mening te uiten mits dit niet in strijd is met de goede gang van het onderwijs en de regels van de school. (Zie hiervoor ook bijlage 1 en 3.) 3.2. Schoolkrant 3.2.1. In overleg met de redactie van de schoolkrant stelt de schoolleiding een redactiereglement vast, waarin de verantwoordelijkheid en de beschikbaarheid van geld, papier e.d. voor de schoolkrant wordt geregeld. 3.2.2. De schoolleiding kan publicatie van de schoolkrant of een deel daarvan verbieden indien de schoolkrant één of meer artikelen bevat die in strijd zijn met de grondslag of doelstelling van de school of van discriminerende of beledigende aard zijn. 3.2.3. Voorafgaand aan publicatie legt de redactie de inhoud van de schoolkrant voor aan de daartoe aangewezen personeelsleden in verband met beoordeling van het in 3.2.2. gestelde. 3.3. Bijeenkomsten Printdatum: 03 nov. 2009
24 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
3.3.1. De schoolleiding stelt desgewenst ruimte ter beschikking voor bijeenkomsten van leerlingen, e.e.a. binnen de feitelijke mogelijkheden van de school. 4. Inspraak 4.1. Leerlingenraad 4.1.1. De leerlingen kunnen voor hun belangen opkomen via de leerlingenraad. Deze raad kan de schoolleiding adviseren en geraadpleegd worden over aangelegenheden die voor leerlingen van belang zijn. Ook kan de leerlingenraad op verzoek van de schoolleiding betrokken worden bij sollicitaties van personeel. 4.1.2. De schoolleiding stelt een reglement vast over taak en samenstelling van de leerlingenraad, over de verkiezing van de leden, over de wijze van overleg en over de faciliteiten die de leerlingenraad bij de uitoefening van zijn taak ten dienste staan. 4.2. Medezeggenschapsraad 4.2.1. Het College van Bestuur legt in het medezeggenschapsstatuut regels vast over de verkiezing van leerlingen in de medezeggenschapsraad alsmede over hun rechten en plichten in deze raad.
5. Privacy 5.1. Leerlingenregistratie 5.1.1. Gegevens van leerlingen die door de school zijn geregistreerd zijn voor de leerling en indien hij minderjarig is ook voor zijn ouders/verzorgers in te zien en op verzoek te wijzigen of te verbeteren. 5.1.2. Deze gegevens zijn alleen toegankelijk voor hen die hiervoor van de rector toestemming hebben gekregen. (Schoolleiding, coördinatoren, decanen, mentoren, docenten en leden van de administratie voor zover zij rechtstreeks met de leerling te maken hebben). 5.1.3. Gegevens worden alleen aan anderen dan in punt 5.1.1. verstrekt indien dit in het belang van het onderwijs aan de betrokken leerling is, indien er een wettelijke plicht voor bestaat of met toestemming van de betrokken leerling (of ouder(s)/verzorger(s) bij minderjarigheid). 5.2. Seksuele intimidatie 5.2.1. Het College van Bestuur stelt een procedure vast, waarlangs seksuele intimidatie kan worden gemeld en waardoor er passend op seksuele intimidatie kan worden gereageerd. 5.2.2. De klachtenprocedure seksuele intimidatie maakt deel uit van het leerlingenstatuut. Printdatum: 03 nov. 2009
25 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De procedure is te vinden op www.christelijklyceumapeldoorn.nl. Indien gewenst kan deze ook opgevraagd worden bij het secretariaat van de school (055- 357 52 00). 6. Disciplinaire maatregelen 6.1. De leerling die de in de school geldende regels niet nakomt kan een disciplinaire maatregel worden opgelegd. Zo’n maatregel kan worden opgelegd door een personeelslid en wordt zo mogelijk getoetst aan de wettelijke voorschriften. Disciplinaire maatregelen kunnen zijn: - maken van strafwerk - uit de les verwijderd worden - nablijven - gemiste lessen inhalen - opruimen van gemaakte rommel - corveewerkzaamheden uitvoeren - toegang tot de lessen ontzegd worden - geschorst worden - definitief van de school verwijderd worden. 6.2. Bij het opleggen van een maatregel moet er sprake zijn van een redelijke verhouding tussen de ernst van de aanleiding tot het opleggen ervan en de zwaarte van de maatregel. 6.3. Indien een leerling meent dat hem ten onrechte een maatregel door een personeelslid is opgelegd, kan hij dit aan de coördinator/afdelingsleider ter beoordeling voorleggen. 6.4. Een leerling die de goede voortgang van de les verstoort is verplicht de les te verlaten zodra de docent hem dit opdraagt. Hij moet zich melden zoals beschreven in de schoolregels. 6.5. Indien een leerling meent dat hem ten onrechte een maatregel door de coördinator/afdelingsleider is opgelegd, kan hij dit aan de rector ter beoordeling voorleggen. 6.6. Een leerling die bij herhaling de in de school geldende regels overtreedt of die zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag, kan door of namens de rector worden geschorst of definitief van de school worden verwijderd. 6.7. Het schorsingsbesluit wordt schriftelijk aan de leerling, en indien hij minderjarig is ook aan zijn ouder(s)/verzorger(s), medegedeeld, met opgave van redenen. Indien een leerling langer dan een dag wordt geschorst, meldt de rector dit bij de inspectie met opgave van redenen. Een leerling wordt ten hoogste voor één week geschorst. 6.8. Indien de rector een leerling definitief van school wil verwijderen, stelt deze eerst de leerling, en indien hij minderjarig is ook zijn ouder(s)/verzorger(s), in de gelegenheid om zich hierover uit te spreken. Deze(n) kan/kunnen zich eventueel laten bijstaan door een derde. In geval het een leerplichtige leerling betreft dient de rector ook eerst overleg te voeren met de inspectie. 6.9. Tijdens de procedure tot verwijdering kan een leerling worden geschorst.
Printdatum: 03 nov. 2009
26 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.10. Een leerling kan niet in de loop van het schooljaar worden verwijderd op grond van onvoldoende resultaten tenzij de plaatsing voorwaardelijk was. 6.11. Indien een leerling meent dat hem ten onrechte een maatregel door de afdelingsleiding of de rector is opgelegd, kan hij dit aan de geschillencommissie ter beoordeling voorleggen. 6.12. Het besluit tot definitieve verwijdering wordt schriftelijk aan de leerling, en indien hij minderjarig is ook aan zijn ouder(s)/verzorger(s), medegedeeld, met opgave van redenen. Voorts geeft de rector daarbij aan dat en hoe er om herziening van het besluit kan worden gevraagd. Indien een leerling definitief wordt verwijderd meldt de rector dit bij de inspectie, met opgave van redenen. 6.13. Een verwijderde leerling, en indien hij minderjarig is ook zijn ouder(s)/verzorger(s), kan/kunnen binnen 30 dagen nadat hij definitief is verwijderd, aan de rector om herziening van het besluit tot verwijdering vragen. De rector stelt de leerling, en indien hij minderjarig is ook zijn ouder(s)/verzorger(s), in de gelegenheid om de adviezen of rapporten die op de beslissing op het verzoek tot herziening betrekking hebben, in te zien. De rector beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek, maar niet later dan 30 dagen na ontvangst ervan.
Printdatum: 03 nov. 2009
27 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
4.5 Convenant “de veilige school” In de gemeente Apeldoorn is tussen gemeente, politie en scholen een Convenant “de Veilige School” opgesteld. In dit een convenant staan afspraken die scholen, justitie, politie en gemeente hebben gemaakt om gezamenlijk de veiligheid in en om school te vergroten. De school heeft een convenant “de veilige school’ gesloten met gemeente, justitie en politie. Plaats voor inzage van het convenant “de veilige school”: Secretariaat Christelijk Lyceum Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De rector gegevens in deze paragraaf
1.
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
SCHOOLGEBOUW EN OMGEVING
5.1 Gebouw
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
5.1.1 Fysieke inrichting Algemeen onderhoud Aan het algemeen onderhoud zijn de volgende eisen gesteld. De school is opgenomen in een onderhoudsplan van het bestuur dat voorziet in het onderhoud van lokalen, sanitair, installaties, casco, toegangen, dak en dergelijke. Gezien het feit dat het schoolgebouw een gemeentelijk monument is, is voor een periodieke controle de school aangesloten bij de Monumentenwacht. Bij herstel aan de buitenzijde zal de gemeente en provincie voor een deel van de herstelkosten worden aangesproken. De school heeft heeft een eigen budget voor klein onderhoud, zoals het laten repareren van lekkende kranen, kapotte schakelaars en dergelijke.
Printdatum: 03 nov. 2009
28 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Orde, netheid en schoonmaak Aan orde, netheid en schoonmaak zijn de volgende eisen gesteld. Er zijn voldoende afvalbakken geplaatst die regelmatig worden geleegd. Gereedschappen en hulpmiddelen die niet in gebruik zijn, worden op de daarvoor bestemde plaatsen opgeborgen. De gereedschappen en de hulpmiddelen worden periodiek gecontroleerd op gebreken en slijtage. De school wordt dagelijks schoongemaakt door een gekwalificeerd schoonmaakbedrijf en personeel in eigen dienst; speciale aandacht gaat daarbij uit naar de schoonmaak van sanitair. De schoonmaakdienst maakt gebruik van een jaarplan, waaruit af te leiden is welke ruimten wanneer en op welke manier worden schoongemaakt. Een overzicht van de werkzaamheden en de plaatsen en tijden waarop die plaatsvinden is beschikbaar op een algemeen toegankelijke plaats. De schoonmaak wordt regelmatig gecontroleerd door een van de conciërges van de school, waarbij zo nodig externe, deskundige en onafhankelijke hulp wordt ingeroepen. Toiletten, urinoirs en wasbakken Aan toiletten, urinoirs en wasbakken zijn de volgende eisen gesteld. De toiletruimten worden goed geventileerd en bevinden zich in de nabijheid van de plek waar wordt gewerkt. De toiletten zijn gescheiden naar sekse. In de onmiddellijke nabijheid van de toiletten en urinoirs bevinden zich wasbakken met koud stromend water, zeep en handdroogmiddelen om de handen te kunnen wassen en drogen. Doorgangen Aan doorgangen zijn de volgende eisen gesteld. Deuren in doorgangen waarin glas is aangebracht, zijn voorzien van veiligheidsglas. Uitgangen Aan uitgangen zijn de volgende eisen gesteld. Wanneer personen in een gebouw aanwezig zijn, wordt dit gebouw nooit afgesloten ofwel hebben de in het gebouw aanwezige personen de mogelijkheid het gebouw van binnenuit te openen. In geval van een calamiteit kan het gebouw snel worden ontruimd. De vluchtroutes zijn berekend op het maximale aantal mogelijk aanwezige personen in het gebouw. De vluchtroutes zijn duidelijk gemarkeerd. Indien in één ruimte meer dan honderd personen werkzaam of aanwezig kunnen zijn, of indien er sprake is van verhoogd brandgevaar, is er een minimaal tweede uitgang aanwezig (en open of met panieksluiting!). Indien er geen buitendeur aanwezig is, zijn er altijd twee uitgangen beschikbaar. Voor ruimten op etages is altijd een tweede uitgang aanwezig. De deuren van nooduitgangen kunnen altijd snel, gemakkelijk en naar buiten toe worden geopend. Schuifdeuren zijn niet toegestaan als vluchtdeur. Vluchtdeuren zijn altijd bereikbaar. Dit betekent dat ze noch aan de binnenkant noch aan de buitenkant geblokkeerd zijn door obstakels.
Printdatum: 03 nov. 2009
29 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Noodverlichting Aan noodverlichting zijn de volgende eisen gesteld. In ruimten waarin mensen gevaar kunnen lopen door het uitvallen van verlichting, is noodverlichting aangebracht. In ruimten zonder daglichttoetreding is altijd noodverlichting aanwezig indien zich er personen kunnen ophouden. Op vloerhoogte heeft de noodverlichting een verlichtingssterkte van tenminste 1 lux vanaf 15 seconden na het uitvallen van de normale elektriciteit tot 60 minuten daarna. De noodverlichting wordt regelmatig gecontroleerd Alle uitgangen zijn voorzien van een verlicht het bord “uitgang”. Vloeren Aan vloeren zijn de volgende eisen gesteld. De vloeren zijn geschikt voor de stoffen waarmee wordt gewerkt, bijvoorbeeld waterbestendig, oliebestendig of bestand tegen agressieve stoffen. De vloer is gemakkelijk en goed schoon te maken en is niet glad. De vloer is egaal, zeker wanneer met transportmiddelen over de vloer wordt gereden. EHBO-materiaal Aan EHBO-materiaal zijn de volgende eisen gesteld. Bij de conciërge, in werkplaatsen, in practicumlokalen en in de gymnastieklokalen is EHBO-materiaal aanwezig. Tijdens schooltijden zijn steeds personeelsleden aanwezig met voldoende kennis van EHBO om indien nodig, in afwachting van hulpdiensten, maatregelen te treffen om lichamelijke schade zo veel mogelijk te beperken. Bij excursies en reisweken, ed. zorgt de reiscoördinator voor voldoende EHBOmaterialen die met de groep meegaan. Ontspanningsruimten De school beschikt over ontspanningsruimten. Aan ontspanningsruimten zijn de volgende eisen gesteld. In de school zijn ruimten aanwezig waar personeel en leerlingen de pauze kunnen doorbrengen of in tussenuren kunnen worden opgevangen. Personeel en leerlingen hebben hiervoor een aparte ruimte. De ontspanningsruimten beschikken over voldoende tafels en stoelen. In de gehele school mag niet worden gerookt. Alleen op het bovenplein bij de achteringang van de school mag gerookt worden. Docenten hebben aan de voorzijde van de school bij de fietsenstalling van het personeel een eigen rookplek. Kleedruimten De school beschikt over kleedruimten.
Printdatum: 03 nov. 2009
30 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Aan kleedruimten zijn de volgende eisen gesteld. Voor personeel en leerlingen die speciale kleding moeten dragen, zoals bij gymnastiek, en zich moeten kunnen omkleden, is kleedruimte beschikbaar Deze kleedruimte ligt in de nabijheid van de plek waar wordt gewerkt en is gescheiden naar sekse. Wasgelegenheden en doucheruimten De school beschikt over wasgelegenheden en doucheruimten. Aan wasgelegenheden en doucheruimten zijn de volgende eisen gesteld. Indien personeel en leerlingen blootstaan aan vuil of stof, is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken beschikbaar. De wasbakken beschikken over koud en zo nodig warm stromend water. De douches beschikken over koud en warm stromend water. Trappen De school beschikt over trappen. Aan trappen zijn de volgende eisen gesteld. Ruimten die op een verdieping of in een kelder zijn gelegen, zijn via een trap bereikbaar indien daar regelmatig werk wordt verricht. Trappen zijn nooit steiler zijn dan 4 (verticaal) op 3 (horizontaal). Een trap met een breedte van 1,20 meter of meer is voorzien van twee leuningen. Bij smallere trappen is één leuning voldoende. Bordessen en leuningen De school beschikt over bordessen en/of leuningen. Aan bordessen en leuningen zijn de volgende eisen gesteld. Indien op hoger gelegen plaatsen min of meer regelmatig activiteiten worden verricht, zijn daar goede bordessen en leuningen aangebracht. Een leuning is aangebracht op een hoogte van minimaal 1 meter boven de vloer. Gevaarlijke stoffen Bij sommige vakken worden gevaarlijke stoffen gebruikt, bijvoorbeeld in practicaruimten. Op de school zijn gevaarlijke stoffen aanwezig. Aan het omgaan met gevaarlijke stoffen zijn de volgende eisen gesteld. De school zorgt ervoor dat gevaarlijke stoffen veilig en goed geëtiketteerd zijn opgeborgen in een daartoe geschikte kast die afsluitbaar is. Lokalen met gevaarlijke stoffen zijn te allen tijde afgesloten als er geen toezicht is. Tijdens het werken met gevaarlijke stoffen beschikken de leerlingen over voldoende beschermingsmiddelen zoals een laboratoriumjas, een veiligheidsbril en afzuiging. Tijdens het werken met gevaarlijke stoffen is er deskundig toezicht. Personeel en leerlingen die met gevaarlijke stoffen werken zijn goed op de hoogte van de risico's.
Printdatum: 03 nov. 2009
31 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
5.1.2 Werkplekken. Computers Voor medewerkers die per dag meer dan 2 uur aan een computer werken zijn aan de gebruiksartikelen de volgende eisen gesteld: bureau of tafel: voldoende ruimte, geen struikelgevaar (geen losse kabels); stoel: in hoogte verstelbaar, verrijdbaar (vijf wieltjes), rugleuning verstelbaar en kantelbaar, zo nodig voetenbankje, verstelbare armleuningen; toetsenbord: los, licht hellend, geen spiegelende toetsen; beeldscherm: weinig spiegeling, goed contrast, geen flikkeringen, contrast en helderheid instelbaar, kantelbaar en draaibaar; verlichting: aangepast aan de ruimte en aan het werk; geluid: geen hinderlijke geluiden (piepen, ratelen, enzovoort); computermuizen: ergonomisch verantwoord; werktijd aan de computer: nooit langer dan twee uur achtereen, niet meer dan vijf à zes uur per dag, afwisselen met ander werk. Rookvrije ruimte De school is een rookvrije school en heeft daarom geen rookruimtes in het gebouw ingericht. 5.1.3 Practicumlokalen In practicumlokalen zoals die van biologie, scheikunde, natuurkunde of handenarbeid kunnen, eerder dan in een theoretisch leslokaal, situaties voorkomen die een bedreiging vormen voor de gezondheid en de veiligheid. In practicumlokalen dienen de veiligheidsvoorschriften duidelijk zichtbaar aanwezig te zijn. Deze voorschriften worden bovendien aan elke leerling ter beschikking gesteld en aan het begin van het schooljaar in een speciale les behandeld en toegelicht. De school heeft practicum- en/of praktijklokalen. In die lokalen zijn speciale veiligheidsvoorschriften van toepassing. In de practicum- en praktijklokalen zijn veiligheidsvoorschriften zichtbaar aanwezig. Deze voorschriften zijn met de leerlingen besproken. Bij de lessen practica wordt in het tweede leerjaar een veiligheidsles gegeven aan de leerlingen. Richtlijnen voor veiligheidsvoorschriften in practicumlokalen Met behulp van onderstaand overzicht kunnen regels worden opgesteld voor practicumlokalen. Het overzicht is geformuleerd in de vorm van risico's die voorzien zijn van aanwijzingen om deze risico's te voorkomen. Risico 1:
onwetendheid
Let goed op elke instructie en waarschuwing. Als je niet zeker weet wat je moet doen, vraag het dan eerst aan de docent of deins assistent.
Printdatum: 03 nov. 2009
32 van 152
Schoolveiligheidsplan Risico 2:
Christelijk Lyceum Apeldoorn
onvoorzichtigheid
Denk goed na over een proef voor je eraan begint zodat je op de hoogte bent van eventuele gevaren. Concentreer je tijdens de proef op dat waarmee je bezig bent. Door afleiding kunnen gevaren niet op tijd worden onderkend. Blijf kalm als er een ongeluk gebeurt: paniek maakt ongelukken vaak erger. Breng direct de docent op de hoogte. Risico 3:
gevaar
De belangrijkste gevaren zijn: explosie, brand, elektrische schok, snij- en brandwonden, oogletsel en vergiftiging. Deze belangrijkste gevaren worden hieronder besproken en voorzien van veiligheidsvoorschriften. (a) Explosie Grote explosies komen in een practicumlokaal zelden voor. Meestal gaat het om een kleine plof waarbij bijvoorbeeld de inhoud van iemands reageerbuis door het lokaal spat. Dit kan gevaar opleveren door bijvoorbeeld rondvliegend glas, de temperatuur van de inhoud of door etsing van bijtende vloeistoffen. Daarom volgen hier enkele voorschriften voor het verhitten of mengen van chemicaliën: gebruik een passende klem: een reageerbuisklem of knijper; richt de opening van de reageerbuis van anderen en jezelf vandaan; concentreer je op dat wat doet; draag een veiligheidsbril; werk op armlengte afstand; leid nooit anderen van hun werk af. (b) Brand In een practicumlokaal kunnen brandbare stoffen voorkomen. Voor het werken met deze stoffen gelden de volgende regels: gebruik voor het verwarmen van een brandbare vloeistof nooit een open vlam, maar uitsluitend een waterbad of elektrische verwarmingsmantel; als een vloeistof in een klein vat of in een fles in brand vliegt, probeer dan de opening van het vat met een boek of vochtige doek af te sluiten: het vuur moet dan uitgaan omdat er geen zuurstof meer bij kan; als een vlam niet uitgaat, blijf dan op afstand en roep de docent; probeer een vlam nooit uit te blazen: het helpt zelden en het maakt de zaken meestal erger; als een kleine hoeveelheid op de tafel wordt gemorst en in brand vliegt, gaat het vuur meestal vanzelf uit: blijf rustig en roep de docent; blijf altijd staan bij het verwarmen van een brandbare vloeistof: als je met je knieën onder de tafel zit en de kolf springt stuk, loop je brandwonden op; gebruik een aansteker of lucifer om de brander aan te steken en gebruik nooit papier: brandend papier is moeilijk te doven; wees voorzichtig met het weggooien van chemicaliën en vraag het de docent in geval van twijfel: sommige stoffen smeulen enige tijd na in de afvalbak voordat ze vlam vatten.
Printdatum: 03 nov. 2009
33 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
(c) Elektrische schok Elektriciteit kan eveneens brandwonden veroorzaken, maar het grootste gevaar is de elektrische schok. Daarom gelden voor het werken met elektriciteit de volgende regels: steek nooit iets anders dan een goede stekker in een stopcontact; bedien nooit een elektrisch apparaat met natte handen; haal nooit de afschermkast van een toestel waar spanning op staat; controleer apparaten op losse of ongeïsoleerde draden; ga na of de schakelaar uit staat voordat een toestel op het net wordt aangesloten. (d) Snij- en brandwonden Een deel van een practicumuitrusting is van glas. Bij het breken ervan kun je je eraan snijden. Daarom gelden de volgende regels: ga voorzichtig om met glaswerk, anders breekt het en kun je je eraan snijden; rapporteer altijd alles wat je breekt of wat je gebroken aantreft: stop het niet zomaar ergens in een kast, iemand anders kan het tegenkomen en zich eraan verwonden; probeer nooit een glazen buis met je blote handen in een doorboorde kurk of rubberslang te duwen: gebruik hiervoor een doek zodat, als het glas breekt, het wordt opgevangen door de doek. Brandwonden ontstaan niet alleen door open vuur, maar ook door hete voorwerpen, waarvan soms niet te zien is dat ze heet zijn. Daarom gelden de volgende regels: pak mogelijk hete voorwerpen of glaswerk uitsluitend aan met beschermende handschoenen of met speciaal gereedschap; gebruik bij brandwonden meteen overvloedig stromend water gedurende tenminste tien minuten. (e) Oogletsel Ogen zijn erg kostbaar. Het is gemakkelijk ze te beschadigen en een deeltje van een stof in het oog kan bijzonder pijnlijk zijn, zelfs al veroorzaakt het geen blijvend letsel. De volgende regels worden daarom gehanteerd: kijk nooit in kolven of reageerbuizen; werk met een microscoop niet in direct zonlicht: als het zonlicht per ongeluk rechtstreeks in de microscoop wordt gereflecteerd, kan dit blijvend oogletsel veroorzaken. draag een veiligheidsbril en een laboratoriumjas bij het uitvoeren van experimenten; handel meteen als iemand tijdens het practicum iets in de ogen krijgt en laat diegene de oogdouche gebruiken; roep de docent ter assistentie als er iets misgaat; probeer flauwvallen van het slachtoffer te voorkomen door hem of haar enigszins actief te laten blijven. (f) Vergiftiging Er zijn veel onopvallende gevaren in een practicumlokaal. Onwetendheid op het gebied van giftige stoffen is de grootste vijand. Sommige giftige stoffen veroorzaken ziekte zonder dat er op het moment zelf enig effect merkbaar is. Daarom gelden de volgende regels:
Printdatum: 03 nov. 2009
34 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
proef nooit een stof, tenzij je de uitdrukkelijke toestemming hebt van de docent; breng nooit voedsel mee en eet niet in het practicumlokaal, ook al lijkt de tafel schoon: het voedsel kan een giftige stof of bacterie opnemen en je krijgt dan gifstoffen binnen zonder dat je er op dat moment iets van merkt; voorzie glaswerk met daarin een stof die in het lokaal achterblijft altijd van een etiket met de naam van die stof zodat ook anderen weten wat er in zit; houd het etiket van glaswerk waaruit je iets schenkt, in de palm van je hand: er kan dan geen vloeistof over het etiket lopen, waardoor dit leesbaar blijft en bovendien je handen schoon blijven; steek geen potlood of ander voorwerp in je mond: je weet nooit waar het heeft gelegen; was je handen na afloop van het practicum; veeg de tafel schoon als je iets hebt gemorst. 5.1.4 Brandveiligheid De gevolgen van een brand kunnen zeer ingrijpend zijn, daarom is een goede brandveiligheid van groot belang. Dit geldt in het bijzonder voor die gebouwen waar een verhoogd risico is of waar bij een brand de verwachte gevolgen bovenmatig ernstig zijn. De brandveiligheid van een schoolgebouw kent twee aspecten: (1) Het gebouw moet zijn gebouwd of worden verbouwd volgens voorschriften uit wetten, besluiten en verordeningen die er zijn voor de bouw. De brandweer wordt ingeschakeld bij de aanvraag van de bouwvergunning, maar ook na het verkrijgen hiervan is er tijdens de bouw of verbouwing vaak nog intensief contact met de brandweer. (2) Naast de bouwvergunning heeft de school een gebruiksvergunning nodig omdat los van de bouw ook het daadwerkelijke gebruik van het gebouw van invloed is op de brandveiligheid. De gebruiksvergunning wordt afgegeven door de gemeente na positief advies van de brandweer. In de gebruiksvergunning wordt het brandveilig gebruik van het gebouw geregeld. Gebruiksvergunning De school beschikt over een gebruiksvergunning van de gemeente. De gebruiksvergunning is vastgesteld op: Plaats voor inzage van de gebruiksvergunning:
22 januari 2001 en gewijzigd op 27 oktober 2005 kamer rector en gemeenschappelijke dienst
Het beschikken over een gebruiksvergunning betekent dat de school voldoet aan de brandveiligheidseisen zoals die door de lokale brandweer zijn gesteld. Enkele voorbeelden: de school is gecompartimenteerd: brand en rook kunnen niet van het ene deel van het gebouw overslaan naar het andere; er is op de vereiste plaatsen veiligheidsglas aangebracht; de school beschikt over voldoende blusmiddelen om beginnende brand te kunnen blussen; de blusmiddelen zijn geschikt voor de ruimten waarin ze in geval van brand kunnen worden gebruikt; Printdatum: 03 nov. 2009
35 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
de school beschikt over rookalarm, brandmelders en een directe telefoonlijn met de brandweer; de school beschikt over een door de brandweer goedgekeurd ontruimingsplan. de school heeft voldoende BHV-ers in dienst waarvan een voldoend aantal beschikt over een EHBO-diploma. Nood-evacuatieverlichting Nood-evacuatieverlichting is verlichting die mensen in staat stelt, indien nodig, op veilige wijze een ruimte te verlaten. De op de locatie aanwezige nood-evacuatieverlichting voldoet aan de voorschriften. Dit is geverifieerd door: Naam controleur: Datum controle:
arbo inspectie de heer Greveling 30 november 2007
Rookmelders Een rookmelder is een apparaat dat reageert op de rookverschijnselen van een brand. Het heeft twee functies: het signaleren van een brand en het waarschuwen door het afgeven van een alarmsignaal. Rookmelders kunnen daarnaast in verbinding staan met een meldcentrale waardoor beveiliging of brandweer automatisch wordt gewaarschuwd. De op de locatie aanwezige rookmelders voldoen aan de voorschriften. Dit is geverifieerd door: Naam controleur: Datum controle:
arbeidsinspectie 30 november 2007
Voor het onderhoud en gebruik van rookmelders gelden de volgende voorschriften: test de rookmelders iedere maand; vervang elk jaar de batterij; reinig het toestel minstens eenmaal per jaar door het grondig af te stoffen; haal de batterij er nooit uit, behalve om hem te vervangen; schilder de rookmelder niet. 5.1.5 Fysische factoren Geluid De school draagt er zorg voor dat er zo min mogelijk hinderlijke geluiden in de school zijn. In lokalen en andere werkruimten wordt zoveel mogelijk geprobeerd het geluidsniveau op een acceptabel niveau te houden, onder andere door toepassing van geluidsabsorberende materialen zoals vloerbedekking en gordijnen. Vuistregel: met elkaar kunnen praten zonder stemverheffing. Ioniserende straling
Printdatum: 03 nov. 2009
36 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Op school worden stralingsarme apparaten gebruikt. Beeldschermen in de computerlokalen en andere werkruimten voldoen aan de norm. Practica met radioactief materiaal voldoen aan de strengste eisen en staan onder extern toezicht. Licht In de school zijn de apparaten die schadelijk UV-licht kunnen uitstralen, zoals kopieerapparaten, voldoende afgeschermd. De verlichting in de lesruimten is zodanig dat voldoende daglicht kan binnentreden en dat de ondersteuning door TL-licht niet verblindend is en gelijkmatig over de werkplek is verdeeld, volgens de geldende normen. Water De watervoorziening in school geschiedt via het gemeentelijk waterleidingnet dat over het algemeen aan de hoogste kwaliteitseisen voldoet. Het water is steriel, helder en vrij van zware metaalverbindingen. Gebouwen die aan de bouwvoorschriften voldoen, voldoen automatisch aan voorschriften als voldoende tappunten, voldoende mogelijkheden om de handen te wassen, voldoende krachtige doorspoeling van de toiletten en voldoende druk voor de brandslangen. In het scheikundelokaal is een douche bij de deur. Er zijn oogdouches in de lokalen waar mogelijk etsende vloeistoffen en dergelijke worden gebruikt. De school treft maatregelen ter voorkoming van besmetting met de legionellabacterie. Daarnaast worden de installaties volgens voorschrift gecontroleerd. De watervoorziening is in een driejaarlijkse risicoanalyse opgenomen. Klimaat De school zorgt voor een goed evenwicht in het fysisch klimaat in schoolgebouwen. De school probeert langdurig en extreem tochtige omstandigheden te voorkomen. De school probeert extreme kou en warmte evenals snelle wisselingen daartussen in schoolgebouwen te voorkomen. Apparaten die schadelijke stoffen produceren, zoals in practicalokalen, hebben een eigen afzuiging. De ventilatie in de school geschiedt op natuurlijke wijze of geforceerd, zodanig dat leerlingen en personeel voldoende verse lucht krijgen die niet meer ziektekiemen bevat dan de buitenlucht. In sommige practicumlokalen, zoals bij natuurkunde en scheikunde, is een zuurkast aanwezig die goedgekeurd is en jaarlijks wordt gecontroleerd. 5.1.6 Energievoorzieningen Elektriciteit De belangrijkste voorschriften met betrekking tot dit onderwerp zijn te vinden in NEN 1010 en NEN 3140. De elektriciteitsvoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen.
Printdatum: 03 nov. 2009
37 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Maatregelen Maatregelen die genomen zijn om de risico's van het werken met elektriciteit zo veel mogelijk te beperken: Beheersmaatregelen: werkzaamheden aan elektrische installaties worden alleen uitgevoerd door een ter zake deskundige. Open spanningsbronnen zijn afgeschermd, zodat directe aanraking niet mogelijk is. Schakelkasten zijn te allen tijde gesloten, dat wil zeggen op slot, en de sleutel is alleen in het bezit van de deskundige. Periodieke controles: machines worden regelmatig gecontroleerd. Dit voorkomt storingen. Ook de aansluitingen en de kabels worden regelmatig gecontroleerd. Ze worden vervangen wanneer dat nodig is. Vast opgestelde machines: deze zijn door middel van vaste leidingen met de elektrische installatie verbonden. Vast opgestelde machines zijn deugdelijk geaard. Het intact zijn van de aarding is belangrijk en wordt daarom periodiek gecontroleerd. Verplaatsbare machines: deze zijn aangesloten met losse leidingen. Deze leidingen zijn, om beschadigingen te voorkomen, zo kort mogelijk gehouden. Aardlekschakelaar: deze is geplaatst ter beveiliging van een elektrische installatie. Bij een defect aan een apparaat waarbij een geringe lekstroom ontstaat, onderbreekt de aardlekschakelaar de stroomvoorziening. Dubbelgeïsoleerd handgereedschap: elektrisch handgereedschap is niet voorzien van een aarding, maar is volgens de voorschriften dubbelgeïsoleerd uitgevoerd. Dit gereedschap kan men herkennen aan twee in elkaar liggende vierkantjes op het typeplaatje. Dergelijk gereedschap wordt periodiek gecontroleerd. Veilige spanning: hieronder wordt verstaan een maximale wisselspanning van 50 Volt of een gelijkspanning van 120 Volt. Indien mogelijk is gekozen voor het werken met een veilige spanning. In besloten ruimten wordt altijd met een veilige spanning gewerkt. Een veilige wisselspanning van 24 Volt wordt bijvoorbeeld in het technieklokaal gebruikt in de soldeerhoek. Explosieveilige apparatuur: in ruimten met explosiegevaar wordt de elektrische apparatuur explosieveilig uitgevoerd. Schakelaar: aan het elektrische apparaat is een gemakkelijk bereikbare en herkenbare schakelaar bevestigd. Noodschakelaar: in een (praktijk)lokaal met meerdere vast opgestelde elektrische apparaten is vlak naast de ingang en achter in het lokaal een herkenbare noodschakelaar duidelijk aanwezig. Deze kan met een enkele beweging de stroomtoevoer van alle apparaten in het lokaal uitschakelen. Gas Gas is elke stof die bij een temperatuur van 15 °C onder een druk van 1 bar in gasvormige toestand verkeert. Gastoestellen zijn toestellen bestemd of geschikt voor koken, verwarmen, warmwaterproductie, koeling, verlichting of wassen. Gastoestellen hebben, indien van toepassing, een normale watertemperatuur van ten hoogste 105 °C. Onder gastoestellen worden eveneens gerekend: ventilatorbranders en voor dergelijke branders bedoelde warmtegeneratoren en alle apparaten bij gebruik waarvan gas als brandstof wordt gebruikt. De gasvoorzieningen voldoen aan de daaraan gestelde eisen: De gastoestellen in school zijn veilig uitgevoerd. Er is gezorgd voor goede afvoer van verbrandingsgassen en voldoende aanvoer van zuurstof. Printdatum: 03 nov. 2009
38 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De gastoestellen en de afvoerkanalen worden jaarlijks gecontroleerd.
5.2 Omgeving Aan de omgeving van de school worden de volgende eisen gesteld: Toegang De toegang tot de school is gemakkelijk herkenbaar en vrij van obstakels. De ingang van de school is groot genoeg om op drukke tijden, zoals bij aanvang van de school, grote aantallen leerlingen te verwerken, zonder dat duwen en trekken nodig is. De portiers- of conciërgeloge bevindt zich vlak bij de ingang en heeft een open en vriendelijke uitstraling. Bovendien kan er ook vanuit die loge goed toezicht worden gehouden op de ingang. Verlichting De school is aan de buitenkant goed verlicht zodat op klassenavonden, voorlichtingsavonden en ouderavonden de toegangswegen en de ingang goed zichtbaar zijn. Graffiti Het gebouw is op een aantal plaatsen voorzien van een anti-graffiti beschermlaag. Binnen en buiten het gebouw wordt graffiti onmiddellijk na constatering verwijderd. Zwerfvuil Er zijn de volgende maatregelen getroffen om zwerfvuil te beperken: het is de leerlingen van leerjaar 1, 2 en 3 niet toegestaan zich buiten het schoolterrein te begeven tijdens de schooltijden. er wordt in de pauzes rondom de school gesurveilleerd; leerlingen van wie geconstateerd wordt dat zij vuil op straat deponeren, worden hierop aangesproken; in de buurt van de school zijn extra afvalbakken geplaatst. Aan het einde van de dag wordt dagelijks de wijk gecontroleerd op zwerfvuil. Communicatie met de buurt De school heeft afspraken met de wijkagent en buurtbewoners over de gang van zaken in geval van klachten en overlast in de buurt. Bij alle betrokken instanties krijgt de school een goed bereikbare contactpersoon aangewezen die op de hoogte is van de situatie van de school. Dit maakt snelle communicatie mogelijk wanneer dat nodig is.
Printdatum: 03 nov. 2009
39 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Fietsenstalling De school beschikt over een fietsenstalling. De fietsenstalling is alleen tijdens de schooluren toegankelijk. De fietsenstalling wordt met camera's bewaakt indien de stalling zich buiten het zicht van de conciërge of andere toezichthouders bevindt. Winkels in de buurt De school heeft geen winkels in de directe omgeving. Schoolspecifieke gegevens De schoolleider belast met de schoolomgeving is: naam schoolleider: De rector telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Idem De contactpersoon bij politie is: naam contactpersoon: wijkagent politiebureau: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Schoonmaakdienst school: Gemeentereiniging:
Zie namenregister Zie namenregister
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De arbo-coördinator gegevens in deze paragraaf
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
5.3 Openbaar vervoer Een deel van de leerlingen reist met het openbaar vervoer. Van de verkeersslachtoffers is het merendeel tussen de twaalf en de achttien jaar oud. Toch lijkt de onveiligheid meestal niet te worden veroorzaakt door de ruimtelijke inrichting. Er zijn andere factoren in het spel, zoals het gedrag van de eventuele dader en/of het gedrag van het slachtoffer van het verkeersongeval. Het lijkt dan ook van belang leerlingen en andere weggebruikers een gedegen opvoeding te geven op het gebied van verkeersveiligheid. De arbo-coördinator van de school zoekt indien noodzakelijk oplossingen voor incidenten in het openbaar vervoer waar leerlingen bij betrokken zijn.
Printdatum: 03 nov. 2009
40 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Schoolspecifieke gegevens De arbocoördinator van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
school is: Zie namenregister Idem Idem
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De arbo-coördinator gegevens in deze paragraaf
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
6 SCHOOLREGELS 6.1 Respecteerregels De omgangsvormen tussen personeel en leerlingen van de school hebben een belangrijke invloed op de schoolcultuur. Daarom is het goed als er afspraken worden gemaakt op het gebied van sociale veiligheid. Respecteer- en gedragsregels vormen slechts een leidraad. Een gedragscode houdt niet in dat gedrag wat niet door regels is verboden, wel toelaatbaar is. Respecteerregels zijn breed toepasbare principes en uitgangspunten die algemeen geldend zijn en niet specifiek voor een school.
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
6.1.1 De respecteerregels Apeldoorn, juni 2008 Afspraken Waar mensen samenleven, spreken ze leefregels met elkaar af: regels die garanderen dat ze het “samen leven” mogelijk maken en, zoals hier op het Christelijk Lyceum, de school leefbaar houden. Die regels zijn bedoeld als een richtingwijzer voor leefbaarheid, wederzijds respect en gemeenschapsgevoel. Iedereen op het Christelijk Lyceum moet zich daaraan houden. Op onze school willen we duidelijk zijn over die regels; we zien ze als afspraken waarop we elkaar kunnen aanspreken als dat nodig is.
Printdatum: 03 nov. 2009
41 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Die afspraken lees je hieronder. Ze zijn “vertaald” in huisregels. Huisregels gelden voor de dagelijkse gang van zaken. Ze vormen de achtergrond van bv. alledaagse gedragsregels (“‘niet op het plein fietsen” , “geen mobieltjes in de les”). Ze zijn ook richtinggevend voor het juiste gedrag in bijzondere gevallen, zoals een ernstig conflict tussen leerlingen onderling. Op het Christelijk Lyceum: Blijven we in gesprek. Bij een conflict is het gebruik van lichamelijk geweld nooit aanvaardbaar. Ook voor het geweld met woorden (beledigingen, discriminatie, racistische uitingen, scheldpartijen) is hier geen plaats. In een conflict, met wie dan ook, is het uitwisselen van argumenten de enige begaanbare en acceptabele weg. Dat betekent dat we niet manipuleren, intimideren of onder druk zetten. Hebben we belangstelling en respect voor elkaar. Als we van mening verschillen, vragen we naar elkaars motieven en gevoelens. We luisteren naar elkaar en proberen de eigenheid van de ander te waarderen en te respecteren. Als we weten hoe de ander denkt, voelt en het beleeft, is het uitsluiten van elkaar volkomen onzinnig. Daarom discrimineren we niet. Accepteren we de eigenheid van de ander. Niemand wordt hier belachelijk gemaakt of geminacht vanwege zijn uiterlijk, geloof of seksuele geaardheid. De maatschappij is een bonte schakering van mensen met een verschillend uiterlijk, geloof en/of seksuele geaardheid, en jouw manier van leven is niet superieur aan die van anderen. Daarom accepteren we de ander, hoe anders die ook is. Vertrouwen we elkaar. We gaan uit van elkaars goede bedoelingen. Dat betekent ook dat we elkaars grenzen erkennen en er rekening mee houden. Een duidelijk “nee” is ook “nee”. We vertrouwen erop dat de ander dat niet voor niks zegt. Dat geldt ook voor “stoppen’’ en “dat wil ik niet”. Vertrouwen is een geschenk en toch moet het telkens ook verdiend worden door correct en respectvol gedrag. Als leerling van het Christelijk Lyceum moet je vertrouwen oefenen en waarmaken. Beschermen we elkaars eigendommen. We stelen niet, vernielen geen meubilair, schrijven/tekenen niet op banken en/of deuren en gaan met respect om met ons prachtige oude gebouw. Kortom: als leerling van het Christelijk Lyceum respecteren we onszelf en de ander. We verlagen onszelf niet tot agressief, intimiderend of discriminerend gedrag. We laten zien dat vertrouwen en interesse in elkaar, een luisterend oor en beheersing bij conflicten ons maakt tot mensen die oprecht onze schooltijd tot een plezierige en leefbare tijd willen maken, samen met alle anderen.
Printdatum: 03 nov. 2009
42 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.2 Schoolregels Aan alle leerlingen van het Christelijk Lyceum Apeldoorn, 27 augustus 2009 Kenmerk: LYC 09/10 secr-005 Betreft: schoolregels
Schoolregels In de informatiegids en op de bijlage “Afspraken” die je hierbij ontvangt staan de afspraken die wij op Christelijk Lyceum hanteren. Dit zijn basisregels op grond waarvan wij met elkaar om zouden moeten gaan. Als iedereen deze regels accepteert en zich er aan houdt is een prima sfeer in en rond het gebouw gegarandeerd. Hierdoor moet iedereen zich veilig en gerespecteerd kunnen voelen. Net zoals in het verkeer zijn er naast de algemene afspraken ook regels die moeten zorgen voor een goed functionerende organisatie. Hier volgt een aantal belangrijke regels: Te laat komen: Als je te laat komt, moet je altijd bij de conciërge een briefje halen. Je wordt dan als “onwettig te laat” genoteerd. Zonder briefje word je niet tot de les toegelaten. Had je echter wel een goede reden, dan ga je in de eerstvolgende pauze naar de afdelingsleiding van jouw afdeling om die reden te vertellen. Hoewel te laat komen natuurlijk helemaal niet is toegestaan, wordt de eerste keer niet bestraft. Tweede en derde keer te laat: volgende schooldag om 7.40 uur melden bij de conciërge. Tot het begin van je les blijf je in de aula. Na 1 februari wordt de teller voor klas 1, 2 en 3 op “0” gezet. Bij iedere volgende keer worden door de afdelingsleiding passende maatregelen genomen. Ongeoorloofd verzuim/spijbelen: Heb je één of meerdere uren gemist zonder toestemming van de afdelingsleiding, dan worden deze gemiste uren tenminste dubbel ingehaald. Dit gebeurt altijd aan het einde van de dag en in jouw vrije tijd. Het moment waarop wordt bepaald door de afdelingsleiding. Bij herhaald ongeoorloofd afwezig zijn wordt contact opgenomen met je ouders en nemen wij passende maatregelen. Denk eraan dat wij de wettelijke plicht hebben om spijbelen te melden bij de leerplichtambtenaar. Als je uit de les wordt verwijderd: Als je door een docent uit de les wordt verwijderd dan is de procedure als volgt: 1. Je meldt je in de mediatheek. 2. Je vult de reden van verwijdering in op het formulier dat je van de mediatheekmedewerker krijgt. 3. Je zoekt direct na de les je docent op en maakt afspraken over het vervolg. Printdatum: 03 nov. 2009
43 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
4. Je docent zal de afspraken die hij met jou maakt op het formulier noteren. 5. Je docent levert het formulier in bij de afdelingsleiding. 6. Indien noodzakelijk neemt de afdelingsleiding contact met jou op. In geen geval ga je in de klas met de docent in discussie over de reden van verwijdering en over de juistheid hiervan. Vrij vragen: Verlof moet vooraf schriftelijk bij de afdelingsleiding worden aangevraagd. Het briefje dient ondertekend te zijn door één van je ouders/verzorgers. Als vooraf verlof vragen niet mogelijk is, dan moet je de eerste pauze na je absentie een briefje van je ouders/verzorgers meenemen. Afwezigheid zonder verlofaanvraag of met een te late verlofaanvraag wordt beschouwd als spijbelen. Bij aanvraag voor bijzonder verlof is in principe contact met de leerplichtambtenaar geweest. Ziekte: Als je wegens ziekte niet naar school kunt, moet één van je ouders/verzorgers je voor 09.00 uur afmelden. Het telefoonnummer is: 055-3575200. Wij willen dan graag weten hoe lang je afwezigheid vermoedelijk gaat duren. Komt in de duur verandering, dan verwachten we een extra telefoontje. Na afloop schriftelijk beter melden hoeft in deze gevallen niet. Word je op school ziek, dan vraag je aan de afdelingsleiding toestemming om naar huis te gaan; vervolgens haal je een ziektebriefje bij de conciërge. Dit briefje laat je thuis invullen en lever je op de dag waarop je voor het eerst weer op school komt in bij de afdelingsleiding. Als je met een ziektebriefje naar huis gaat, dan bel je zodra je thuis bent even naar school om te laten weten dat je veilig aangekomen bent. Kom je de volgende dag niet op school dan verwachten we weer een telefoontje van je ouders met de mededeling hoe lang je afwezigheid waarschijnlijk gaat duren. Kom je wel op school, maar zonder ziektebriefje dan beschouwen we je afwezigheid als ongeoorloofd. Ga nooit ziek naar huis zonder je af te melden! De schone school: Eten en drinken doe je alleen in de hal of in de aula. Afval gooi je in de afvalbakken en niet op de grond. Na de pauze ruim je de tafel waaraan je hebt gezeten op. Gooi geen rommel op straat. Gooi afval in de prullenbak als je op het plein bent of hou het bij je tot je weer bij school bent en gooi het daar in de afvalbak. In de school, op het binnenplein en op het benedenplein bij de schoolingang is roken verboden. Leerlingen van de leerjaren 1, 2 en 3 mogen het schoolterrein in pauzes en/of tussenuren niet verlaten. Bezorg de buurtbewoners geen overlast. Respecteer hun eigendom net zoals jij wilt dat men met jouw spullen omgaat. Kluisjes: Je betaalt een jaarlijkse huur voor jouw kluisje, daarnaast koop je van ons een slot met twee sleutels. Deze sleutels beheer je zelf en je mag dan ook zelf sleutels bij laten maken. Ben jij je sleutels kwijt dan ben je genoodzaakt om weer bij ons een nieuw slot te kopen met twee sleutels. Zodra je de school verlaat verwijderen wij jouw slot uit het Printdatum: 03 nov. 2009
44 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
kluisje en plaatsen een nieuw slot met andere sleutels voor de volgende leerling. De schoolleiding is bevoegd om de kluisjes te openen en de inhoud te controleren. Verder wat algemene regels: Ga pas naar en uit de lokalen na het belsignaal. Tijdens de lessen hang je niet in de gangen. Tijdens pauzes verblijf je alleen daar waar toegestaan. Je blijft binnen de gele stippen. Tijdens de lessen draag je geen pet, jas o.i.d. Ook in de school is het dragen van petten, jassen o.i.d. niet toegestaan. Het gebruik van een MP3-speler, i-pod e.d. is alleen op het schoolplein en in de aula toegestaan en alleen op een manier waar anderen geen last van hebben. Dus geen harde muziek op het schoolplein of in de aula. Mobiele communicatieapparatuur neem je niet mee in de school. Berg je mobieltje op in je kluisje. In de tussenuren verblijf je niet in de fietsenstalling. In de school gebruik je geen kauwgom. Neem geen vuurwerk mee naar school. Ook het afsteken hiervan in de directe omgeving van de school is streng verboden. Bij overtreding wordt altijd de politie ingeschakeld. Neem geen gasten mee het schoolgebouw in. Gebruik je kluisje voor waardevolle spullen. Helaas zijn er altijd anderen die denken dat ze andermans eigendommen mogen “lenen”. De school is niet aansprakelijk voor diefstallen en vernielingen. Tot slot: Laten wij met elkaar zorgen voor een veilige, respectvolle en schone omgeving. Laten wij, personeel en leerlingen, elkaar daarop kunnen aanspreken. De leiding van het Christelijk Lyceum, Dhr. B. Schotpoort, mevr. A. Geraeds, dhr. A.T.C. van Lenthe, mevr. I.E. Kikkert, mevr. M. van Engelen, mevr. H. v.d. Veeken-Frankena, dhr. W. Termaat, dhr. A. van Kranendonk, dhr. L.O. Massa, dhr. P. Pol en dhr. P.D. Bergambagt. 6.3 Ziek of afwezig/verzuim Absentencontrole. Absenten worden door docenten genoteerd en een medewerker van school gaat dan meteen bellen om de reden van de absentie vast te stellen. Soms blijkt er een goede reden te zijn, maar vaak ook niet. Blijkt het te gaan om verslapen of spijbelen, dan moet er op vrijdagmiddag worden terug worden gekomen. Twee uur voor elk gemist lesuur. (Die leerlingen die het 8e en/of 9e uur les hebben op vrijdag, zullen dinsdagmiddag het 8e en 9e uur moeten terugkomen). Inleveren van verlofbriefjes. Briefjes met het verzoek voor verlof voor bezoek aan de tandarts of anderszins worden vooraf ingeleverd (zulke afspraken zijn doorgaans al lang bekend). Wie achteraf een dergelijk briefje inlevert moet een uur nakomen. Een uitzondering wordt gemaakt voor afspraken met de huisarts, die ’s ochtends vroeg zijn gemaakt, dan wordt inleveren van het briefje met verzoek voor verlof natuurlijk na die afspraak ingeleverd. Tijdig afbellen. Bij ziekte of anderszins moet de leerling vóór 8.10 uur, ook al begint hij of zij pas later op de dag, telefonisch afgemeld worden.
Printdatum: 03 nov. 2009
45 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.3.1 Verlof Verlof wordt schriftelijk aangevraagd via onderstaand verlofformulier. Aanvraag voor verlof GRAAG HET VOLLEDIGE FORMULIER HANDGESCHREVEN EN DOOR EEN OUDER/VERZORGER LATEN INVULLEN VERLOFAANVRAAG MINIMAAL 1 DAG VAN TE VOREN INLEVEREN Voornaam en achternaam leerling: ……………………………………………………..…………………………………………………………………….. Klas: ………………………………………………………………………... vraagt hierbij toestemming om op datum: ……………………………………………………………… tijd: …………………………………………………………….. de les(sen) te missen vanwege: …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… Akkoord door ouder/verzorger: Naam: ……………………………..……………………………………….……………..………….. verklaart hierbij dat deze aanvraag naar waarheid is ingevuld Handtekening: ……………………………………………………………………………….………………….. Het ondertekende formulier kan worden ingeleverd in de brievenbus bij het OLC. NB Betreft het een verlofaanvraag vanwege bijzondere omstandigheden, dan graag persoonlijk overleg met de coördinator 6.3.2 Aanpak verzuim
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
afdelingsleiders
10 oktober 2009
6.3.4 Verschillende soorten verzuim Onder schoolverzuim wordt verstaan: alle vormen van fysieke afwezigheid van leerlingen tijdens de vastgestelde lesuren en lesdagen van het schoolrooster. Schoolverzuim varieert van te laat komen en ziekte, tot geoorloofde afwezigheid wegens dokters- of tandartsbezoek en ongeoorloofde afwezigheid zoals in het geval van spijbelen. Buitenschoolse activiteiten en sportdagen worden beschouwd als Printdatum: 03 nov. 2009
46 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
lesdagen. De school maakt onderscheid tussen verschillende oorzaken van afwezigheid van leerlingen. De afwezigheid van een leerling kan de volgende oorzaken hebben: * te laat komen * ziekte * ongeoorloofd verzuim * geoorloofd verzuim * uit de les gestuurd * schorsing 6.3.5 Aanpak per verzuimsoort De aanpak van verzuim verschilt per soort verzuim. Hoe ernstiger het verzuim, hoe meer partijen worden ingeschakeld bij het bestrijden ervan. De school heeft richtlijnen voor de aanpak van verzuim en volgt deze. Hieronder worden de meest voorkomende oorzaken van verzuim besproken in combinatie met de aanbevolen aanpak. Te laat komen Leerlingen die te laat op school komen moeten zich melden bij de conciërge. De toegang tot de school is alleen mogelijk langs de conciergeloge. Ook leerlingen die te laat in de les komen lopende de dag worden door de docent op een schrapkaart aangevinkt en verwerkt door de absentie controleur. De strafmaatregel is conform de schoolregels (zie paragraaf 6.2) Ziekte Een zieke leerling dient telefonisch voor 08.10 uur afgemeld te zijn. Een leerling die op school ziek wordt moet eerst toestemming hebben van de coördinator. Deze belt eerst met huis om toestemming van ouders. Bij thuiskomst dient de leerling of een van zijn ouders/verzorgers de school te bellen met de mededeling dat hij/zij goed is aangekomen ouders/verzorgers dienen hun kind weer hersteld te melden. Ongeoorloofd verzuim Voor elk ongeoorloofd verzuimd lesuur komt de leerling twee uur terug. Bij herhaling worden de ouders/verzorgers geïnformeerd. Indien het verzuim voortduurt wordt de leerplichtambtenaar op de hoogte gesteld en wordt de leerling in het ZAT besproken. Geoorloofd verzuim Geoorloofd verzuim is alleen toegestaan volgens de regels van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. De schoolleiding houdt zich het recht voor om in beperkte mate en bij hoge uitzondering zelf in te schatten of een verzoek om verzuim gehonoreerd wordt of niet. De ouders/verzorgers dienen het verzoek volgens het gebruikte formulier aan te vragen. Uit de les gestuurd Wanneer een docent een leerling uit de les stuurt, laat hij of zij de leerling weten of deze tijdelijk op de gang moet gaan zitten om af te koelen of dat deze zich moet melden bij de schoolleiding. In beide gevallen vult de docent een formulier in met de gegevens van de betreffende leerling en de reden van het uit de les sturen. Ook geeft de docent op dit formulier aan hoe hij of zij wenst dat dit incident verder wordt Printdatum: 03 nov. 2009
47 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
afgehandeld en of een officiële sanctie wenselijk is (zo ja, zie het hoofdstuk Sancties). Hierbij kan aandacht worden geschonken aan de volgende vragen: (1) wil de docent het bij het uitsturen van de leerling laten; (2) wil de docent dat er verdere maatregelen (officiële sancties) worden getroffen; (3) wil de docent de zaak zelf met de leerling afhandelen; (4) heeft de docent behoefte aan hulp en advies bij het aanpakken van de leerling; (5) wil de docent de zaak meteen afhandelen of later; (6) wil de docent de leerling niet meer in de les hebben voordat de zaak is afgehandeld of kan de leerling wel alvast plaatsnemen in de les. De leerling levert het formulier in bij de conciërge die hem indien mogelijk verwijst naar de coördinator. Deze handelt naar bevind van zaken. Schorsing De schoolleiding schorst een leerling alleen in uitzonderlijke gevallen. Zie voor meer informatie het hoofdstuk Sancties. Bij schorsing kan worden gedacht aan gevallen waarin een onhoudbare situatie is ontstaan en waarbij de school eerst de ouders/verzorgers wil spreken voordat een leerling weer toegelaten kan worden tot de lessen. Een schorsing duurt meestal niet langer dan een of twee dagen. 6.3.6 Het absentie-registratiesysteem In de schoolregels is vastgelegd op welke wijze absentie gemeld dient te worden. De uitvoering van deze regels heeft nogal wat administratieve gevolgen. Voor een goede registratie is het echter belangrijk dat de regels zo veel mogelijk worden nageleefd. De school heeft een absentie-registratiesysteem. Richtlijnen absentie-registratiesysteem De kern van het absentie-registratiesysteem is dat elke afwezigheid in de klas gemeld wordt door de docent. De docent vult bij afwezigheid van leerlingen in de les een absentenbriefje in met de namen van de leerlingen die worden gemist. De organisatie in de school is dusdanig ingericht dat dit terechtkomt bij de persoon die het absentie-registratiesysteem verzorgt. De uitdraaien van het absentie-registratiesyteem worden dagelijks ter beschikking gesteld aan de coördinatoren die naar aanleiding van de afwezigheid of veelvuldig te laat komen van een leerling een gesprek aangaan met die leerling en/of met zijn of haar ouders/verzorgers. Bij knelpunten wordt de afdelingsleider, eventueel de zorgcoördinator en/of de leerplichtambtenaar ingelicht. Deze neemt, afhankelijk van de problematiek, de nodige maatregelen. Daarbij kan gedacht worden aan het inschakelen van een externe instantie. 6.4 Aanpak pesten
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Printdatum: 03 nov. 2009
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De afdelingsleiders
10 oktober 2009
48 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.4.1 Plagen en pesten Er is een verschil tussen plagen en pesten. Onder plagen verstaan we gedrag tussen leerlingen die aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Plagen is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Plagen kan wel overgaan in pesten. Pesten is wél bedreigend. Pesten vindt niet zomaar een keer plaats, maar meerdere keren per week of zelfs meerdere keren per dag, gedurende een langere periode. De pestkop misbruikt zijn macht en het slachtoffer wordt uitgelachen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd, geslagen of er worden dingen van hem of haar afgepakt. Naast deze openlijke vormen van pesten, komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn, zoals het buitensluiten van iemand. Bij pesten zijn drie rollen te onderscheiden: (1) leerlingen die andere leerlingen pesten, (2) leerlingen die gepest worden en (3) leerlingen die niet direct bij het pesten betrokken zijn. Vaak is er een groepje leerlingen dat meedoet met de pestkop. Dit zijn de zogenoemde meelopers. Daarnaast spelen leerlingen die niet direct betrokken zijn bij het pesten een rol. Doordat deze zwijgende middengroep de gepeste leerling niet steunt en de pester niet probeert te stoppen, kan een pester vrijelijk zijn of haar gang gaan. Vaak versterkt de zwijgende middengroep het succes van de pestkop door op een afstandje toe te kijken en te lachen om wat er gebeurt. 6.4.2 Pesten voorkomen Er is sprake van pesten wanneer een of meerdere leerlingen herhaaldelijk en langdurig negatief gedrag richten tegen een andere leerling. Een vereiste om pesten op school serieus aan te pakken is dat alle betrokkenen pesten als een bedreiging zien voor het veiligheidsgevoel en bereid zijn het te voorkomen en te bestrijden. De school hanteert richtlijnen om pesten te voorkomen. Hieronder volgen, in willekeurige volgorde, enkele richtlijnen voor de school om pesten te voorkomen: Het fenomeen pesten wordt met enige regelmaat onder de aandacht gebracht van leerlingen en schoolpersoneel. Dit gebeurt door mondelinge en schriftelijke informatie te verspreiden of door losse thematische activiteiten of projecten te organiseren die met sociale veiligheid te maken hebben. Er wordt gestreefd naar een goed pedagogisch schoolklimaat door leerlingen veiligheid en geborgenheid te bieden. Gelijkwaardigheid, acceptatie en respect voor elkaar zijn hierbij belangrijke onderwerpen. Ouders/verzorgers worden geïnformeerd over thematische activiteiten of projecten rondom sociale veiligheid. Er wordt aandacht besteed aan het verschil tussen pesten en plagen. Het wordt leerlingen duidelijk gemaakt dat signalen van pesten (niet plagen) doorgegeven moeten worden aan een docent. Daarbij wordt uitgelegd dat dit doorgeven geen klikken is. Op deze manier voorkomt het schoolpersoneel dat leerlingen gezamenlijk zwijgen of erbij staan te kijken zonder in te grijpen, of zelfs het vuurtje opstoken. Als een docent of ander personeelslid signaleert dat er gepest wordt, dan spreekt hij of zij de betrokkenen hier op aan. Afhankelijk van de ernst van het pesten, licht hij of zij ook de klassenmentor van de leerling in, opdat deze het probleem eventueel op een later tijdstip aan kan pakken. Van elk personeelslid wordt verwacht dat hij of zij met collega's en leerlingen werkt aan een positieve team- en groepsvorming.
Printdatum: 03 nov. 2009
49 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Personeelsleden van de school hebben de inspanningsverplichting pesten te signaleren en tegen het gesignaleerde pesten actie te ondernemen. Docenten en ander personeel van de school nemen te allen tijde duidelijk stelling tegen pesten. Het personeel keurt dit gedrag zichtbaar af. Wanneer een personeelslid pesten signaleert, probeert hij of zij zicht te krijgen op de oorzaak en de omvang van het pestgedrag en de gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast probeert hij of zij het invoelend vermogen van de pester en de zwijgende middengroep te vergroten. Hiermee wordt uiteraard niet bedoeld dat er medelijden moet worden opgewekt, maar wel dat er wordt ingezien hoe vervelend pesten eigenlijk is.
6.4.3 Pesten bestrijden Er is sprake van pesten wanneer een of meerdere leerlingen herhaaldelijk en langdurig negatief gedrag richten tegen een andere leerling. Een vereiste om pesten op school serieus aan te pakken is dat alle betrokkenen pesten als een bedreiging zien voor het veiligheidsgevoel en bereid zijn het te voorkomen en te bestrijden. De school heeft een gestructureerde aanpak voor de bestrijding van pesten. De directe en curatieve aanpak van pesten onder leerlingen bestaat uit twee methoden: (1) de niet-confronterende methode en (2) de confronterende methode. De niet-confronterende methode Deze methode wordt toegepast als een docent of ander personeelslid het vermoeden heeft dat er sprake is van onderhuids pesten, dus pestgedrag dat hij of zij niet zelf heeft waargenomen. Bij het toepassen van de niet-confronterende methode worden de volgende stappen genomen: Het personeelslid schakelt collega's in om de eigen vermoedens te delen en mogelijk te versterken of af te zwakken. Ondertussen stelt de docent/mentor in de klas van de betreffende leerlingen onderwerpen als pesten, buitensluiting, machtsmisbruik of een andere kwestie betreffende sociale veiligheid op een algemene manier aan de orde om zo een eerste signaal af te geven aan de klas. In het kader van het bespreken van pesten als algemeen onderwerp, schakelt de docent de pester(s) en/of enkele niet-pesters in om op te letten of er in hun klas wordt gepest. Na enkele dagen laat de docent ze dan verslag uitbrengen over hun observaties. De docent kan wachten op een moment dat hij of zij, of een collega, het pestgedrag daadwerkelijk zelf waarneemt om vervolgens duidelijk stelling te nemen. Dit kan dan aan de hand van de confronterende methode gebeuren. De confronterende methode Deze methode wordt toegepast als een docent of ander personeelslid duidelijk pestgedrag signaleert doordat een leerling voor zijn of haar ogen geestelijk of lichamelijk wordt mishandeld. Bij het toepassen van de confronterende methode worden de volgende stappen genomen: Het personeelslid neemt eerst duidelijk stelling. De docent of mentor van de klas waarin het pesten zich voordoet, voert daarna met de klas een gesprek over pesten in het algemeen. In dit gesprek worden leerlingen gestimuleerd duidelijk stelling te nemen tegenover pesten.
Printdatum: 03 nov. 2009
50 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Door leerlingen te stimuleren een gepeste leerling te steunen of te proberen leerlingen die pesten hiermee te laten stoppen, probeert de docent te voorkomen dat er een zwijgende middengroep ontstaat of blijft bestaan. De docent of mentor maakt vervolgens met de leerlingen nadere afspraken door gezamenlijk anti-pestregels op te stellen. De docent of mentor kan het gesignaleerde probleem ook behandelen door bijvoorbeeld een boek te bespreken of een videoband te tonen waarin het thema aan de orde komt. Naar aanleiding daarvan kan de docent een gesprek met de klas op gang brengen over de gevoelens van een gepeste leerling en de motieven van een pestkop. 6.4.4 Hulp aan de gepeste leerling en zijn of haar ouders/verzorgers De docent of mentor maakt bij het helpen van de gepeste leerling gebruik van hulp en advies van de interne begeleider, de zorgcoördinator, collega's of schoolleiders. Het is belangrijk om te proberen de gepeste leerling verloren begrip voor een ieders eigenheid en zelfrespect opnieuw bij te brengen: ik ben ik en jij bent jij en dat mag niet alleen, maar dat hoort zo. De docent probeert de leerling te helpen zich minder kwetsbaar te voelen en zich minder kwetsbaar op te stellen. Wanneer een leerling zich bijvoorbeeld steeds gekwetst voelt bij een relatief onschuldig grapje, kan de docent proberen de leerling aan diens incasseringsvermogen te helpen werken. Als het bovenstaande niet helpt, wordt er een gesprek met de ouders/verzorgers van de gepeste leerling aangegaan. De docent of mentor geeft hierin de ouders/verzorgers van de leerling de gelegenheid om hun visie op het probleem te geven en deelt zijn of haar eigen inzichten over de oorzaken van het pesten met de ouders/verzorgers, dit uiteraard afhankelijk van en rekening houdend met de vermoede reden van het gepest worden. Gezamenlijk kan dan naar een oplossing worden gezocht. Bij ernstige gevolgen van pesten probeert de docent of mentor, samen met de ouders/verzorgers, de gepeste leerling zijn of haar gevoel voor eigenwaarde terug te laten vinden. Zo nodig wordt hierbij, met toestemming van de ouders/verzorgers, hulp van professionele instellingen ingeschakeld. 6.4.5 Hulp aan de pester en zijn of haar ouders/verzorgers De docent of mentor maakt bij het helpen van de pester gebruik van hulp en advies van de interne begeleider, de zorgcoördinator, collega's of schoolleiders. De docent voert probleemoplossende gesprekken met de pester waarin hij of zij probeert achter de oorzaak van het pestgedrag te komen. Mogelijke oorzaken van het gedrag van de pester zijn: de pester wordt of werd zelf gepest; de pester heeft gebrek aan aandacht van de ouders/verzorgers; de pester wordt niet gecorrigeerd bij agressief gedrag en wordt zelf regelmatig lichamelijk gestraft door ouders/verzorgers of andere volwassenen; de pester imiteert gedrag dat hij of zij elders heeft gezien; de pester reageert allergisch op bepaalde geur-, kleur- en smaakstoffen; de pester kan slecht tegen verliezen bij sport of spel. Uiteraard zijn er nog allerlei andere oorzaken mogelijk van het gedrag van de pester. Als de oorzaak enigszins duidelijk is, probeert de docent of mentor de gevoeligheid van de pester te vergroten voor wat hij of zij de gepeste leerling aandoet. Hierbij houdt de docent rekening met de mogelijke oorzaken van het pestgedrag. De docent probeert Printdatum: 03 nov. 2009
51 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
hiermee de pester te helpen zich bewust te worden van de effecten van zijn of haar gedrag. Iedere docent zal, eventueel na overleg met de interne begeleider, zorgcoördinator, schoolleiding of het gehele team, zijn of haar eigen weg hierin kiezen, afhankelijk van de ernst en omvang van het probleem. Eventueel neemt iemand anders de taak over. Het is belangrijk dat de docent of mentor afspraken met de pester maakt over gedragsverandering. Daarbij kan ook met de pester worden afgesproken welke maatregelen er worden genomen als het pesten zich herhaalt. Deze afspraken met de pester kunnen vorm krijgen in een contract. In een dergelijk contract met de leerling wordt ook vastgelegd wanneer het gedrag wordt geëvalueerd en wanneer er, indien het gedrag niet voldoende is veranderd, wordt overgegaan tot de afgesproken maatregelen. Als het bovenstaande niet helpt, wordt er een gesprek aangegaan met de ouders/verzorgers van de pestende leerling. De docent, de mentor of het andere betrokken personeelslid vraagt ze in dit gesprek om medewerking bij de aanpak van dit probleem. Daarbij kan een deskundige adviseren over hoe zij hun kind zouden kunnen helpen, dit alles uiteraard afhankelijk van en rekening houdend met de mogelijke oorzaak van het gedrag van hun kind. Een gesprek met de ouders kan het beste al in dit stadium worden gehouden omdat de meeste leerlingen hun gedrag slechts (kunnen) aanpassen als het pesten in een vroeg stadium wordt aangepakt. Soms kan het nodig zijn de pester te beschermen tegen mogelijk al te rigoureus (lichamelijk) straffen door de ouders/verzorgers. Als het pestgedrag van de betrokken leerling blijft voortduren, wordt hulp van buitenaf ingeschakeld, bijvoorbeeld van een onderwijsbegeleidingsdienst en/of Riagg. De ouders/verzorgers dienen hiervoor toestemming te geven. Indien de ouders/verzorgers weigeren om toestemming te geven voor hulp van buitenaf en de pester volhardt in zijn of haar gedrag op een dergelijk manier dat er een onveilige situatie voor de gepeste leerling(en) en/of andere betrokkenen op school bestaat, dan kan de schoolleiding overgaan tot schorsing van de pester, eventueel gevolgd door verwijdering van school (zie hiervoor het hoofdstuk Sancties). 6.4.6 Praten over moeilijke onderwerpen Het zal vaak niet eenvoudig zijn om te bereiken dat leerlingen praten over moeilijke en gevoelige onderwerpen als pesten, lichamelijk en geestelijk geweld en machtsmisbruik. Dit kan opgaan voor zowel leerlingen die gepest worden als voor leerlingen die pesten. Het belangrijkste is dat leerlingen vertrouwen hebben in degene met wie ze praten. Vertrouwen kan worden verdiend door de manier waarop je als volwassene met leerlingen omgaat: een manier van omgaan die niet gebaseerd is op macht, maar die getuigt van respect, persoonlijke waardering en erkenning van de grenzen van de specifieke leerling. Het is belangrijk dat een volwassene de leerling laat weten dat hij of zij gelooft wat de leerling zegt en dat het niet de schuld van de leerling is dat deze wordt gepest. Van belang is ook om expliciet te erkennen dat wat er is gebeurd erg vervelend is en dat het goed is van de leerling dat hij of zij het nu aan iemand vertelt. Maak verder duidelijk dat er acties worden ondernomen om de leerling te helpen, welke acties dat zullen zijn en vraag of de leerling hiermee instemt.
Printdatum: 03 nov. 2009
52 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.4.7 Voorbeeld van een anti-pestcontract Het anti-pestcontact kan worden uitgedraaid en uitgedeeld aan leerlingen. Leerlingen kunnen het contract, eventueel na een klassikale bespreking ervan, ondertekenen en aan hun mentor in bewaring geven. Het doel van een dergelijk contract is jongeren te doordringen van de ernst van pesten en van het belang van het bestrijden van pestgedrag. In het eerste leerjaar wordt tijdens de mentorlessen het plagen en pesten besproken en aan de klas een anti-pestcontract voorgelegd. HET ANTI-PESTCONTRACT Om pesten te voorkomen, worden duidelijke afspraken gemaakt. Wanneer je ruzie hebt, probeer je natuurlijk eerst om er zelf uit te komen. Mocht dat niet lukken, dan leg je het probleem aan iemand anders voor. Die persoon praat dan eventueel met beide partijen en probeert jullie te helpen. Om een pestvrije school te krijgen, is het belangrijk samen afspraken te maken en samen toe te zien op de naleving van die afspraken. Dit doen we met een antipestcontract. Als je het eens bent met onderstaande uitspraken, als je durft te beloven om je in overeenstemming met die uitspraken te gedragen en als je bereid bent anderen te helpen zich ook aan deze uitspraken te houden, dan mag je je handtekening onder dit contract zetten. Lever het ondertekende contract in bij je mentor. Hij of zij zal het bewaren en je erop aanspreken als dat nodig is. Ik Ik Ik Ik Ik Ik Ik Ik
zal zal zal zal zal zal zal zal
een ander respecteren. een ander niet discrimineren. een ander niet uitschelden. een ander niet buitensluiten. een ander niet bedreigen. van andermans spullen afblijven. niet over een ander roddelen. mensen die zich niet aan bovenstaande regels houden, daarop aanspreken.
Hieronder is ruimte om zelf in te vullen wat je in bovenstaand lijstje mist. Ik zal ... Ik zal ... Ik zal ... Door mijn handtekening onder dit contract te zetten, beloof ik dat ik mijn uiterste best zal doen bovenstaande uitspraken na te leven. Naam: Klas: Datum: Handtekening:
Printdatum: 03 nov. 2009
53 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.5 Privacy
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
6.5.1 Relatie personeel-leerling en ouders/verzorgers Het personeel van de school heeft te maken met meer of minder persoonlijke gegevens van leerlingen, ouders/verzorgers en overig personeel van de school. Zowel binnen als buiten de school kunnen zich situaties voordoen waarin het zich op de hoogte stellen van vertrouwelijke informatie van anderen wenselijk of noodzakelijk is. Dit kan intieme informatie of zakelijke gegevens betreffen. In alle gevallen van persoonlijke informatie is het goed de privacy van de leerlingen, hun ouders/verzorgers en het schoolpersoneel te beschermen. De school heeft het personeel op de hoogte gesteld van de regels die gelden voor het omgaan met de vertrouwelijke gegevens van leerlingen en hun ouders/verzorgers. Hieronder volgen enkele richtlijnen voor het personeel van de school over het omgaan met vertrouwelijke gegevens van leerlingen en hun ouders/verzorgers: Persoonlijke gegevens die van belang zijn voor de aanpak en begeleiding van een leerling en die vrijwillig door ouders/verzorgers bekend zijn gemaakt aan een docent of een schoolleider, worden niet opgenomen en bewaard in het leerlingendossier indien de ouders/verzorgers hier schriftelijk bezwaar tegen maken. Persoonlijke gegevens die niet relevant zijn voor de aanpak en begeleiding van een leerling, maar desondanks toch spontaan door ouders/verzorgers van de leerling bekend zijn gemaakt, worden niet opgenomen en bewaard in het leerlingendossier. Uitslagen van testen en onderzoeken van onderwijsbegeleidingsdiensten en vergelijkbare instanties, worden alléén met toestemming van de ouders/verzorgers of betrokken instanties doorgegeven aan derden en uitsluitend in die gevallen dat het doorgeven van die gegevens voor de verdere begeleiding en ontwikkeling van de leerling van belang is. Persoonlijke gegevens die door leerlingen zelf, hun ouders/verzorgers of betrokken instanties aan docenten, schoolleiding en/of onderwijsondersteunend personeel in strikt vertrouwen worden gemeld, worden alléén besproken met de schoolleiding en (een) collega('s) die direct te maken hebben met de begeleiding en ontwikkeling van die leerling. In alle gevallen dient zorgvuldig met de gegevens te worden omgegaan door bij bespreking steeds te benadrukken dat het om vertrouwelijke informatie gaat. De vertrouwelijke gegevens worden niet besproken in het bijzijn van derden. Indien de leerling in een nieuw schooljaar een nieuwe mentor en nieuwe docenten krijgt, bepaalt de schoolleiding, in overleg met de betrokken personen, welke informatie (nog) relevant is om met de nieuwe mentor en/of docent(en) van de leerling te bespreken. Gegevens die bij regelgeving door instanties kunnen worden Printdatum: 03 nov. 2009
54 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
opgevraagd zonder medeweten van de leerling en/of de ouders/verzorgers worden te allen tijde met de grootste terughoudendheid verstrekt. 6.5.2 Gedragscode omgaan met vertrouwelijkheid In het algemeen geldt dat gegevens die door een leerling of ouder/verzorger of personeelslid of andere betrokkene van de school in strikt vertrouwen worden verteld, niet worden doorgegeven aan derden (hierna wordt dit genoemd: geheimhoudingsplicht). Er zijn bepaalde gevallen waarin degene die beschikt over vertrouwelijke gegevens van een ander, gerechtigd is deze gedragscode te doorbreken. Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht mogen alleen worden gemaakt als de informatiegever toestemming geeft de geheimhouding te doorbreken of wanneer er zeer dringende redenen voor zijn. Denk hierbij aan wettelijke plichten, bijvoorbeeld de aangifteplicht bij levensdelicten in het algemeen en de meldings- en aangifteplicht bij (strafbare) seksuele handelingen tussen personeel en leerlingen, zie de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. Indien toestemming van de informatiegever ontbreekt, kan de geheimhouding pas worden doorbroken als er tenminste is voldaan aan alle hieronder genoemde voorwaarden. Alles is in het werk gesteld om van de informatiegever toestemming te verkrijgen voor het doorbreken van de geheimhoudingsplicht. Het in vertrouwen genomen personeelslid raakt in gewetensnood door het handhaven van de geheimhoudingsplicht. Het probleem kan op geen andere manier worden opgelost dan door het doorbreken van de geheimhoudingsplicht. Het is vrijwel zeker dat het handhaven van de geheimhoudingsplicht voor de informatiegever of voor derden aanwijsbare en ernstige schade of gevaar zal opleveren. Het in vertrouwen genomen personeelslid is er vrijwel zeker van dat het doorbreken van de geheimhoudingsplicht de bovengenoemde schade aan de informatiegever of aan anderen in belangrijke mate zal voorkomen of beperken. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, bespreekt het in vertrouwen genomen personeelslid de redenen voor het doorbreken van de geheimhoudingsplicht met een externe deskundige alvorens de geheimhouding te doorbreken. Verder onderneemt hij of zij de volgende acties: Het in vertrouwen genomen personeelslid brengt de informatiegever op de hoogte van het voornemen om de geheimhoudingsplicht te doorbreken alvorens dit daadwerkelijk te doen, tenzij de veiligheid van het in vertrouwen genomen personeelslid hierdoor in gevaar komt. Indien het in vertrouwen genomen personeelslid volgens het bovenstaande het recht heeft om de geheimhouding te doorbreken, worden alleen de relevante gegevens doorgegeven aan diegenen die direct bij de opvang en/of bemiddeling en de eventueel te nemen maatregelen betrokken zijn. Indien het doorbreken van de geheimhoudingsplicht de vertrouwensrelatie schaadt tussen het in vertrouwen genomen personeelslid en de informatiegever, wordt deze laatste doorverwezen naar een andere vertrouwenspersoon en/of een andere instantie.
Printdatum: 03 nov. 2009
55 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
6.5.3 Meldplicht bij seksuele misdrijven Sinds medio 1999 is er in de wet een meldplicht en aangifteplicht van seksuele misdrijven vastgelegd: personeelsleden die op de hoogte zijn van een seksueel misdrijf jegens een minderjarige leerling, zijn verplicht de rector. hierover in te lichten (zie verder de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik). Deze informeert het schoolbestuur. De rector dient dan contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Als er na overleg met de vertrouwensinspecteur een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat, is het schoolbestuur wettelijk verplicht direct aangifte te doen bij politie of justitie. In deze procedure kunnen zonder toestemming van de betrokken klager(s) en aangeklaagde(n) de benodigde vertrouwelijke gegevens worden verstrekt aan de inspectie, politie of justitie. De leerling en de ouders/verzorgers van de leerling worden wel, voordat aangifte wordt gedaan bij politie of justitie, op de hoogte gebracht. 6.5.4 Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders/verzorgers In situaties waarin ouders/verzorgers gescheiden zijn, verstrekt de docent of de schoolleiding op verzoek van de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder, alleen informatie die de leerling of diens verzorging of opvoeding betreft, zoals over leerprestaties en ontwikkeling, indien de ouder waar het kind woont hiervoor toestemming heeft verleend. Uitzondering hierop is een uitspraak van de rechtbank waarop duidelijk vermeld staat dat beide ouders het ouderlijk gezag uit oefenen. Deze uitspraak overruled de eerst zin van deze alinea. Voor het geven van de informatie is het alleen mogelijk o.b.v. bovengenoemde de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger te ontvangen op een ouderavond, mits daardoor de sociale veiligheid voor de overige aanwezigen gewaarborgd blijft. Informatie aan de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger wordt niet verstrekt als de informatie ook niet gegeven zou zijn aan de wel met het ouderlijke gezag belaste ouder/verzorger. Indien een personeelslid de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder/verzorger geen informatie wil geven, kan deze ouder/verzorger de rechter vragen te bepalen dat de informatie alsnog wordt gegeven. De rechter zal dit verzoek afwijzen indien het verschaffen van de informatie in strijd is met de belangen van de betreffende leerling.
Printdatum: 03 nov. 2009
56 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
7. SCHOOLBINDING 7.1 Kantine en pauzeruimten
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
7.1.1 Kantine De school beschikt over een kantine waar in de pauzes eten en drinken verkrijgbaar is. 7.1.2 Pauzeruimten Door bij de inrichting van de pauzeruimten rekening te houden met de verschillende behoeftes van leerlingen als het gaat om het doorbrengen van hun pauze, kan ervoor worden gezorgd dat leerlingen het sneller naar hun zin hebben en zich gemakkelijker vermaken. De school beschikt over pauzeruimten. 7.2 Binnenschoolse activiteiten
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De afdelingsleiding
10 oktober 2009
7.2.1 Klassenavonden De mentor is verantwoordelijk voor het organiseren of laten organiseren van klassenavonden. Hiervoor kan hij de school, na overleg, gebruiken. gebruik van alcohol is niet toegestaan. De sluitingstijd is conform de afspraak. 7.2.2 Schoolfeesten De school heeft een feestcommissie Christelijk Lyceum, de FECO. Deze bestaat uit ca 12 leerlingen van de bovenbouw en wordt begeleid door twee docenten. Een lid van de afdelingsleiding is eindverantwoordelijk. De commissie organiseert volgens de richtlijnen feestavonden voor de onderbouw. Feesten voor de bovenbouw worden niet door school en niet in de school georganiseerd.
Printdatum: 03 nov. 2009
57 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De afspraken voor de FeCo zijn: * Indien van toepassing mag FeCo-werk gerekend worden tot maatschappelijke stage. Toezicht hierop en ondertekening van het stage-formulier door één van de begeleiders. * Financiën: De financiën van de FeCo dienen in een (eenvoudige) boekhouding weergegeven te worden. Boekjaar loopt van 1 oktober t/m 30 september. De kas met contant geld dient op school in de kluis bewaard te worden. Begeleiding, controle en jaarlijkse ondertekening door één van de begeleiders. * Uitnodigingsbrieven naar ouders en leerlingen worden opgesteld door de FeCo en uiterlijk 3 weken vóór de feestavond ter beoordeling voorgelegd aan één van de begeleiders. Uiterlijk 2 weken tevoren worden deze in het postvak van de mentoren gedeponeerd. De mentoren geven uiterlijk 10 dagen voor de feestavond de brief mee aan de leerlingen. * De mentoren innen de antwoordstrookjes + geld en leveren dit uiterlijk één dag voor het feest in op de administratie. Toegang tot het feest alléén als het strookje + geld tevóren is ingeleverd. Dus geen betaling e.d. aan de deur. Uitzonderingen ter beoordeling van de leerkrachten bij de deur. * De leerlingen blijven tijdens de avond binnen! Als ze eerder weg willen, dan uitsluitend als ze door de ouders bij de deur worden opgehaald. Dit moet ook in de uitnodiging staan, zodat ouders dit weten! * De FeCo is verantwoordelijk voor de organisatie van het feest. Het aanwezige personeel ziet toe op ordelijk verloop.* Aanwezig personeel: leerkrachten, één conciërge, één afdelingsleider/coördinator, tenminste één BHV-er. * Aanwezigheid voor een hele avond, vanaf een kwartier voor aanvang t/m opruimen. * In de personeelskamer is een hapje +drankje aanwezig. Tijdens het feest géén alcohol, daarna (na het opruimen) wel aanwezig. * Gebruik van alcohol en/of drugs tijdens of vóór (“indrinken” e.d.) is verboden! Bij constatering worden ouders gebeld om zoon/dochter direct op te halen. In afwachting daarvan is er opvang in lokaal A1. * Roken is niet toegestaan. * Toiletten: - Jongenstoilet in hal bij voordeur (naast de pantrydeur) - Meisjestoilet naast personeelsgarderobe. * Noodzakelijke vluchtwegen niet afsluiten. E.e.a. in overleg met hoofd-BHV-er. Afspraken hierover worden op papier gezet. Kluisjesgebruik alleen bij binnenkomst en vertrek. Daarbuiten niet toelaten,tenzij met argument en onder controle van een leerkracht. * Taken van personeel: - altijd tenminste 2 personen bij de ingang. Zij doen een eerste observatie m.b.t. alcoholgebruik, e.d. - tenminste 2 personen zien toe op alcoholgebruik en andere randzaken. Houden tevens buiten in de gaten. - tenminste 1 persoon voor toezicht op de gangen e.d. tenminste 2 personen in vrije rol (toezicht op dansvloer, hapjes in pers.kamer, assisteren van collega’s enz.) Tussen 17.00 uur en 19.30 wordt de disco opgebouwd en zijn Feco-leerlingen bezig in de aula. Dan is er toezicht nodig. Hiervoor kan één leerkracht inschrijven. 7.2.3 De schoolkrant De school heeft een schoolkrant: “De Fenix”. De redactie bestaat uit leerlingen. De redactie heeft een eigen budget waarmee zij de uitgifte bekostigd. De Fenix wordt volledig door de leerlingen zelf samengesteld. Alvorens ze de krant laat drukken wordt deze voorgelegd aan twee docenten. Deze controleren de tekst of deze past binnen de respecteerregels van de school. Uitgangspunt is dat de Fenix best een kritisch orgaan Printdatum: 03 nov. 2009
58 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
mag zijn die af en toe op de rand balanceert. De inhoud mag echter op generlei wijze kwetsend zijn voor personen. 7.2.4 Identiteitsversterking van de school De school heeft een commissie identiteit die zorgt voor het actief houden van het identiteitsbewustzijn van de medewerkers in de school. Aan de hand van een studiedag rond dit thema zorgt zij voor uitwerking van de ideeën in concrete resultaten. 7.3 Buitenschoolse activiteiten De school organiseert diverse buitenschoolse activiteiten. De organisatie van de activiteit kan liggen bij alle medewerkers. De activiteit wordt voor aanvang van het nieuwe schooljaar aangevraagd bij de hiervoor verantwoordelijke afdelingsleider. De activiteiten worden altijd ondersteund door voldoende begeleiders en indien vervoer noodzakelijk is wordt dit veilig uitgevoerd. Bij het gebruik van bussen dient de maatschappij gecertificeerd te zijn. 7.3.1 Excursies. Excursies worden uitgevoerd conform onderstaand beleid: Uitgangspunten: - Elke klas gaat niet meer dan tweemaal per jaar op excursie (de reisweek uitgezonderd)! Elke excursie/activiteit: heeft een helder omschreven pedagogisch-didactisch doel. heeft een serieus programma dat aansluit bij de lessen op school. heeft een sociaal doel. heeft een cultureel doel. kan één -of meerdaags zijn. is verplicht en vindt plaats in één van de topweken. heeft een verwerkingsopdracht. wordt door één of meer secties geadopteerd. dient tijdig bij het DO te zijn ingediend. wordt na goedkeuring van het DO opgenomen in de jaarplanning. Van het DO is één persoon verantwoordelijk voor de excursies/activiteiten. wordt, met in begrip van de kosten in de boekenlijst opgenomen bij voorkeur bij het vak waarvan de sectie verantwoordelijk is. - wordt in een categorie ‘overig’ opgenomen als deze niet door een bepaalde sectie is geadopteerd.(de excursie/activiteit moet echter dan wel door een groep docenten geadopteerd zijn). - wordt in de boekenlijst opgenomen; betaling vindt plaats via de centrale administratie in combinatie met de ouderbijdrage, e.d. - is op grond van bovenstaande voor alle leerlingen verplicht. - kent bij voorkeur geen thuisblijvers. Organisatie De verantwoordelijke voor de excursie zorgt er voor, dat - op een zodanig tijdstip een verzoek bij het DO wordt ingediend, dat de excursie/activiteit in de boekenlijst kan worden opgenomen. - bij inwilliging van het verzoek de één- of meerdaagse excursie/activiteit wordt georganiseerd. - de betaling via de centrale administratie in combinatie met de ouderbijdrage wordt geregeld. - tijdig (vier weken voor de excursie/activiteit plaatsvindt) een brief voor ouders/leerlingen wordt opgesteld. Printdatum: 03 nov. 2009
59 van 152
Schoolveiligheidsplan -
-
Christelijk Lyceum Apeldoorn
tijdig (uiterlijk zes weken voor de excursie/activiteit plaatsvindt) vervoer wordt geregeld. tijdig voldoende begeleiding wordt geregeld. tijdig de voor de begeleiding benodigde informatie wordt geregeld. (benader bij voorkeur mentoren en vakdocenten en zorg zo mogelijk voor één of twee reserves). tijdig (uiterlijk één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) met de conciërge wordt overlegd wie de school opent en eventueel sluit, als het vertrek voor aanvang van de school plaatsvindt. tijdig (één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) met de conciërge EHBO–spullen worden geregeld. tijdig (één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) voldoende mobiele telefoons zijn geregeld, opdat er sprake is van voldoende bereikbaarheid. (Laat een telefoonnummer achter van in ieder geval één begeleider per bus en zorg dat deze zijn telefoon aan heeft staan.) de leerlingen tijdig (één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) een schoolpas/id-kaart’/ paspoort hebben ingeleverd. dat tijdig (één week voor de excursie /activiteit plaatsvindt) een noodnummer voor de leerlingen is geregeld, zeker als zij zelfstandig opdrachten moeten uitvoeren. tijdig (één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) de gang van zaken bij terugkeer is geregeld. (Moet iemand de deur openen? Hoe gaat de berichtgeving als er onverhoopt oponthoud ontstaat?) de begeleiders (één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) een briefing krijgen over alles wat zij moeten weten over de inhoud van de excursie/activiteit. dat de begeleiders en deelnemers tijdig weten (één week voor de excursie/activiteit plaatsvindt) wie het aanspreekpunt is voor de excursie/activiteit. de begeleiders tijdig weten (één week voor de excursie plaatsvindt) wat er van hen verwacht wordt betreffende het gedrag in de bus en het schoon achterlaten van de bus. de begeleiders tijdig op de hoogte zijn (één week voor de excursie) op welke wijze zij de leerlingen kunnen/moeten aansturen tijdens de excursie. er tijdig (één week voor de excursie plaatsvindt) voldoende kasgeld aanwezig is voor zaken die contant betaald moeten worden, zoals toegangsprijs musea, etc. en er geld is om de begeleiders van ‘versnaperingen’ te voorzien. als een leerling buiten zijn schuld niet aan de excursie heeft kunnen deelnemen er, indien er nog geld over is, een zo groot mogelijk bedrag (niet meer dan de betaalde kosten) wordt terugbetaald. als er geld over is gebleven van de excursie het terug te geven bedrag altijd naar beneden afgerond naar een bedrag van een veelvoud van € 5,00. bedragen onder de € 5,00 niet worden terugbetaald. Dit bedrag wordt gebruikt voor tekorten bij eventuele andere excursies. in principe iedere excursie kostendekkend dient te zijn.
Opmerkingen - Langlaufen, skiën kan slechts dan als excursie/activiteit beschouwd als deze door een sectie wordt geadopteerd. - Alleen doublanten zijn niet verplicht aan een reisweek deel te nemen, alle andere leerlingen uit de voorexamenklassen zijn hiertoe wel verplicht. - Voor reisweken wordt tijdig voor een zinvol alternatief programma gezorgd voor de thuisblijvers. Printdatum: 03 nov. 2009
60 van 152
Schoolveiligheidsplan -
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Alternatieve activiteitenprogramma’s voor thuisblijvers vragen veel extra inspanning van de school. Van docenten die tijdens de reisweek veel lesvrije uren hebben wordt verwacht dat zij hun medewerking verlenen aan de invulling en/of uitvoering van de programma’s voor de thuisblijvers.
7.3.2 Werkweken/reisweken Elke leerling heeft in zijn schoolloopbaan in ieder geval 1 maal een werkweek/reisweek. Deze worden georganiseerd in leerjaar mavo 3, havo 4 en vwo 5. De organisatie is in handen van de reiscoördinatoren. Zij worden aangestuurd door een coördinator buitenlandse reizen. De reis vindt meetal plaats in de meimaand, aansluitend aan de meivakantie. 7.4 Klassenmentoraat Elke klas in onderbouw heeft een eigen mentor. De mentor geeft in zijn klas in ieder geval 1 vak. uitgangspunt bij het mentoraat is dat de mentor 3 of meer dagen op school aanwezig is. De mentor is de eerst aanspreekbare persoon voor leerlingen en ouders, behoudens de vakinhoudelijke besprekingen. Hiervoor neemt men contact op met de vakdocent. Aan de mentor voor het eerste leerjaar worden specifieke eisen gesteld. 7.4.1 Taken van de klassenmentor Voor alle leerjaren van de onderbouw (klas 1 t/m 3) -
Leerlingen begeleiden op schoolgebied en op persoonlijke ontwikkeling. Goed contact onderhouden met leerlingen en ouders (bellen n.a.v. cijferlijsten, rapporten etc.) Contact over de leerling met ouders en coördinator. Bijhouden leerling-dossier: bijzonderheden n.a.v. rapportvergaderingen, klassenbesprekingen en contacten met ouders. Informatie over leerlingen inwinnen bij en verspreiden onder collega’s. Mentorlessen geven volgens afgesproken schema en methode. Aanwezig op ouderavonden en andere avonden voor eigen jaarlaag (inclusief 1 onderbouwfeest). Indien mogelijk, meegaan op excursie van de klas/leerlaag.
Specifieke taken brugklasmentor -
Introductieprogramma begin schooljaar verzorgen. Brugklaskamp vormgeven. Aanwezig zijn bij brugklasfeest (oktober) en één ander onderbouwfeest. 20-Minutengesprekken met ouders voeren. Activiteit rond Sinterklaas organiseren. Aanwezig zijn op introductiemiddag nieuwe leerlingen voor de zomervakantie. Telefonisch spreekuur houden n.a.v. voorlopige adviezen (mh en hv klas).
Printdatum: 03 nov. 2009
61 van 152
Schoolveiligheidsplan
Mentoraat Klas 1
Mentoraat Klas 2
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Mavo
TAAKBELEID 110
Mavo/havo
110
Havo/ atheneum
100
Gymnasium
80
Mavo
TAAKBELEID 85: Mentoraat 70 Lessen 15
Havo
75: Mentoraat 60 Lessen 15
Atheneum
65: Mentoraat 50 Lessen 15
Gymnasium
48: Mentoraat 40 Lessen 8
Printdatum: 03 nov. 2009
STUDIELES 1u per week hele jaar door ipv vakles 1u per week hele jaar door ipv vakles 1u per week hele jaar door ipv vakles Alleen in 1e periode?
STUDIELES 1u per week staat in rooster 1x per 2 weken gegeven 1u per week staat in rooster 1x per 2 weken gegeven 1u per week staat in rooster 1x per 2 weken gegeven 1u per week staat in rooster 1x per 2 à 3 weken gegeven
BANDBREEDTE 1u per week
NB 1e periode 2 mentorlessen per week
1u per week
1e periode 2 mentorlessen per week
1u per week
1e periode 2 mentorlessen per week
1u per week
1e periode 2 mentorlessen per week
BANDBREEDTE 1u per week
NB 1e periode 2 mentorlessen per week 1 voor intake 1 voor les
1u per week
1e periode 2 mentorlessen per week 1 voor intake 1 voor les
1u per week
1e periode 2 mentorlessen per week 1 voor intake 1 voor les
1u per week
1e periode 2 mentorlessen per week 1 voor intake 1 voor les
62 van 152
Schoolveiligheidsplan
Mentoraat Klas 3
Mavo
Christelijk Lyceum Apeldoorn
TAAKBELEID 75: Mentoraat 70 Lessen 5
STUDIELES 1u staat in rooster 1x per 2 à 3 weken gegeven
BANDBREEDTE Niet, tenzij gevraagd
NB 1e periode: intake
Havo
70: Mentoraat 60 Lessen 10
1u staat in rooster 1x per 2 à 3 weken gegeven
Niet, tenzij gevraagd
1e periode: intake
Atheneum
60: Mentoraat 50 Lessen 10
1u staat in rooster 1x per 2 à 3 weken gegeven
Niet, tenzij gevraagd
1e periode: intake
Gymnasium
50: Mentoraat 40 Lessen 10
1u staat in rooster 1x per 2 à 3 weken gegeven
Niet, tenzij gevraagd
1e periode: intake
7.5 De coördinator Elke afdeling heeft een aantal coördinatoren. Hun taak is voornamelijk uitvoerend. Zij vallen onder de verantwoordelijkheid van hun directe afdelingsleider. 7.5.1 Algemene taakomschrijving afdelingscoördinator 1. 1 ONDERWIJS 1.1.1. De coördinator volgt in grote lijnen de onderwijskundige ontwikkelingen voor zijn afdeling en heeft hierover overleg met het afdelingsteam. Voor de afdelingsleider vervult de coördinator een klankbordfunctie op onderwijskundig gebied. De coördinator draagt mede zorg voor de ontwikkeling en de afstemming van onderwijsactiviteiten binnen de eigen afdeling. In overleg met de afdelingsleider worden de verantwoordelijkheden verdeeld. 1.1.2. De coördinator volgt in grote lijnen de leerprestaties van de leerlingen in de afdeling. Deze prestaties worden regelmatig met de mentoren individueel tijdens het mentoruur/mentorenoverleg besproken; periodiek vindt hierover overleg met de afdelingsleider plaats. Samen met de mentor wordt vastgesteld welke acties moeten volgen. De coördinator zit in principe de rapportvergaderingen van alle klassen van de afdeling voor en heeft bij het staken der stemmen beslissingsrecht. De coördinator geeft een substantieel deel van zijn lessen binnen de afdeling.
Printdatum: 03 nov. 2009
63 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
1.2 PLANNING EN ORGANISATIE 1.2.1. De coördinator is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken met betrekking tot de leerlingen door: overzicht te hebben over het leerling-dossier en het mede bijhouden daarvan; het behandelen van problemen die voortvloeien uit de verstoorde relatie docent-leerling; het coördineren van de begeleiding van leerlingen met (speciale) problemen; eventuele doorverwijzing in overleg met de afdelingsleider; te fungeren als vraagbaak en aanspreekpunt voor leerlingen, docenten en ouders; het afstemmen van de dagelijkse gang van zaken tussen leerlingen en docenten. contact te hebben met de verzuimfunctionaris over de dagelijkse absentencontrole en de daarbij horende afhandeling. Organisatie van de vakstudiebegeleiding. Bij twijfel dient de coördinator te overleggen met de afdelingsleider. Het nemen van disciplinaire maatregelen op het niveau van schorsing is een verantwoordelijkheid van de afdelingsleider. 1.2.2. De coördinator vormt samen met de afdelingsleider de toelatingscommissie van de afdeling.. 1.2.3. De coördinator coördineert afdelingsgebonden (lesoverstijgende) activiteiten, samen met de mensen die inhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de activiteit(en). Te denken valt aan zaken zoals: - projecten - (kortdurende) excursies - profiel en/of sectorwerkstukken - topweken. 1.3 OVERLEGSTRUCTUUR De coördinator overlegt 1.3.1. met mentoren individueel; hij begeleidt en ondersteunt indien noodzakelijk / gevraagd 1.3.2. wekelijks met de afdelingsleider 1.3.3. regelmatig met alle mentoren binnen de afdeling. 1.3.4. samen met de overige coördinatoren en de verantwoordelijke afdelingsleider(s). 1.4 LEERLINGZAKEN De coördinator heeft enkele vaste momenten in de week waarin hij leerlingen kan ontvangen en ontbieden. Het betreft hier: Uitgestuurde leerlingen die door de docent zijn doorverwezen naar de coördinator. Recidivisten ten aanzien van spijbelgedrag. Recidivisten met betrekking tot het te laat komen. Leerlingen die verlof vragen. N.B.
Printdatum: 03 nov. 2009
Een voorwaarde voor het coördinatorschap is aanwezigheid van tenminste vier dagen (8 dagdelen) in de week. 64 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
7.6 Persoonlijke begeleiding van leerlingen met gedrags- en leerproblemen De school heeft een zorgcoördinator. Deze valt onder de verantwoordelijkheid van een van de afdelingsleiders die de zorg in zijn takenpakket heeft. De zorgcoördinator handelt conform het zorgplan. 7.7 Begeleiding van nieuw benoemden De school hecht veel waarde aan een zorgvuldige introductie en begeleiding van nieuw benoemden in hun eerste jaar aan het Christelijk Lyceum. Dit geldt voor starters in het onderwijs, voor docenten met meer of minder ervaring, maar ook voor docenten die van een andere locatie komen. De organisatie rond de begeleiding is in handen van twee docenten. Zij sturen de groep docenten aan die als begeleider optreden van de nieuw benoemde collega. Uitgangspunt is dat de direct begeleiders gekwalificeerd zijn door dat zij een opleiding/training als begeleider hebben ontvangen. Voor docenten die dat aangeven en docenten waarvan de schoolleiding vindt dat dit wenselijk is kan in het tweede jaar van aanstelling de begeleiding gecontinueerd worden. 7.8 Collegiale consultatie Nieuwe, beginnende docenten worden geconfronteerd met lesbezoeken door de begeleider vanuit de sectie, de “algemene” begeleider binnen het kader van BND en de verantwoordelijke afdelingsleider of coördinator. Dan ook nog eens meedraaien binnen een systeem van collegiale consultatie (cc) lijkt wat veel van het goede. Alle andere docenten krijgen bijna nooit bezoek in hun les en krijgen daardoor ook zelden feedback van collegae over hun manier van lesgeven. De feedback die iedere docent krijgt van leerlingen en ouders is, hoe zinvol ook, een heel andere dan die van een collega. Als we een systeem van cc invoeren, dan moet op voorhand één ding duidelijk zijn: we doen het om gezamenlijk het niveau van het onderwijs te verhogen, wat voor alle partijen (leerlingen, docenten, oop, ouders, schoolleiding, …) prettig is. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de bevindingen uit de lesbezoeken op enige wijze een rol spelen bij de beoordeling van docenten door de schoolleiding. Gevolg hiervan is dat niemand zich door het systeem bedreigd hoeft te voelen. Om tot een optimaal resultaat te komen is het daarnaast van belang dat iedereen meedoet. Als je denkt dat je niets van een ander kunt leren, dan kunnen anderen vast veel van jou leren! Werkwijze: De docenten worden ingedeeld in groepen van vijf, waarbij gestreefd wordt naar variatie binnen de groep, zowel wat betreft vakken als wat betreft ervaring van de docenten. In een dergelijk groep van vijf docenten vinden cyclisch lesbezoeken plaats: A bezoekt B, B bezoekt C, C bezoekt D, D bezoekt E en E bezoekt A. Lesbezoeken duren minimaal 30 minuten. Steeds vindt een kort nagesprek plaats aan de hand van de gemaakte aantekeningen; dat hoeft niet langer te duren dan tien tot vijftien minuten. Als de cyclus rond is, volgt een bijeenkomst van het vijftal met als doel het uitwisselen van ervaringen. Duur: Eén lesuur. In de tweede ronde schuiven we een plaats op: A bezoekt C, B bezoekt D, C bezoekt E, D bezoekt A en E bezoekt B. Ook nu duren de lesbezoeken minimaal 30 minuten en vinden nagesprekken plaats. En ook nu wordt de cyclus gevolgd door een bijeenkomst van het vijftal.
Printdatum: 03 nov. 2009
65 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Aan het eind van de tweede cyclus wordt een verslag gemaakt over de ervaringen. De eindverslagen van de vijftallen worden door de commissie gecombineerd tot één eindverslag. Wat in de verschillende verslagen en in het eindverslag staat, is niet te herleiden tot individuen. Tijdpad: Indeling in groepen: voor de Astervakantie. Eerste cyclus lesbezoeken: voor 1 december. Eerste bijeenkomst vijftal: voor Kerstvakantie. Tweede cyclus lesbezoeken: voor krokusvakantie. Tweede bijeenkomst vijftal: uiterlijk twee weken na de krokusvakantie. Inleveren eindverslag: voor Paasvakantie. Eindrapport klaar en verspreid: uiterlijk twee weken na de Paasvakantie. Het rapport en voorstellen voor het vervolg komen op de eerste APB na verspreiding van het eindrapport. Om na te gaan of het systeem werkbaar is, wordt dit jaar met een beperkt aantal docenten een proef gedaan. In verband hiermee zoekt de commissie tien tot twintig docenten die aan een proef willen deelnemen. Het zou mooi zijn als binnen deze groep veel vakken vertegenwoordigd zijn. 7.9 Het ontwikkelgesprek Ieder personeelslid heeft jaarlijks een ontwikkelgesprek met zijn direct leidinggevende. Voor het onderwijsgevend personeel zijn dat de afdelingsleiders. Voor het onderwijs ondersteunend personeel is dat de rector. 7.10 De beoordeling Op het moment van schrijven ligt een voorstel rond de beoordeling bij de GMR. Dit voorstel is door rectoren/directeuren en afdelingsleiders van de scholen van CVO opgesteld en beoogt de beoordeling onderdeel te laten zijn van een drie jaarlijkse cyclus waarin eveneens het pop-gesprek en het ontwikkelgesprek deel van uit maken. Het streven is om na een introductie bij het personeel en een instemming van GMR dit zo spoedig mogelijk in te voren. 7.11 Betrokkenheid van leerlingen bij de school Formeel krijgt leerlingparticipatie vorm middels de Leerlingenraad en de vertegenwoordiging binnen de Medezeggenschapsraad. Leerlingparticipatie dient echter vanuit een breder perspectief te worden benaderd. In principe gaat het om de betrokkenheid van de leerlingen bij de school. Bevordering van de betrokkenheid van leerlingen bij het reilen en zeilen van de school is om meerdere redenen van belang en kan geschieden vanuit diverse motieven. Vanuit pedagogische hoek kan de school worden gezien als een oefenplek voor de jongere op weg naar maatschappelijke zelfstandigheid. Participatie van jongeren draagt echter niet alleen bij aan de opvoeding van jongeren tot democratische medeburgers. Naast opvoedkundige motieven spelen ook andere motieven een rol. Motieven van meer pragmatische en zakelijke aard: de betrokkenheid van jongeren bij de school kan ook een bijdrage leveren aan een open, creatief en veilig leefklimaat. Vanuit organisatorisch oogpunt gezien is het van niet te onderschatten betekenis dat voorzieningen en ontwikkelingen in de school beter afgestemd worden op de Printdatum: 03 nov. 2009
66 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
leerlingen. In het verlengde hiervan kan ook worden bijgedragen aan de vermindering van voortijdig schoolverlaten. In het hedendaags bedrijfsmatig denken over de school kan de leerling gezien worden als een kritische klant. De inbreng van de leerlingen kan worden gezien als een belangrijke factor voor de bevordering van de kwaliteit van het onderwijs. Communicatie op gelijkwaardig niveau Het gaat goed met leerlingparticipatie zolang leerlingen het idee hebben dat de school van hén is. Voorwaarde hiervoor is dat er in de school sprake is van communicatie op gelijkwaardig niveau tussen alle betrokkenen: schoolleiding, docenten, onderwijsondersteunend personeel en leerlingen. In de praktijk van de interne communicatie blijkt het nogal eens te schorten aan democratisch gehalte. Pas als leerlingen zien dat er iets met hun commentaar wordt gedaan, wordt de betrokkenheid bij de school gestimuleerd. Iedere school heeft zijn eigen karakter, organisatie en cultuur. Daarin bestaat grote diversiteit. Naast de formele lijn (waarin sprake is van een leerlingenraad, leerlingenstatuut, medezeggenschapsraad en de daarmee verbonden formele rechten als informatie-, advies-, instemmings- en beslissingsrecht) bestaat er de lijn van de informele participatie. Veel persoonlijke klas- en schoolaangelegenheden worden aangepakt en opgelost via vanzelfsprekende contacten tussen leerlingen, docenten en schoolleiders, zonder dat een formeel kanaal daarmee wordt belast of daarvoor in het leven wordt geroepen. Participatie en betrokkenheid zijn zeer nauw met elkaar verbonden. Evenals volwassenen voelen jongeren zich verantwoordelijk voor een organisatie als ze het idee hebben dat die ook van hen is. Werken aan leerlingparticipatie is meer dan het oprichten van een leerlingenraad. Het bevorderen van de betrokkenheid van leerlingen bij de school impliceert dat er concrete mogelijkheden worden aangereikt, zodat leerlingen hun stem kunnen laten horen. 7.12 De leerlingenraad Het Christelijk Lyceum hecht veel waarde aan het functioneren van de leerlingenraad. Deze raad wordt gekozen door en uit de leerlingen. De raad wordt begeleid door een of twee docentbegeleiders. De leerlingenraad heeft regelmatig overleg met de rector. De leerlingenraad heeft een eigen budget. 7.13 Ouderparticipatie Het Christelijk Lyceum hecht veel waarde aan een goede relatie met de ouders. Zij ondersteunt daarom het functioneren van de ouderraad. De ouderraad heeft gemiddeld 9 leden, zijnde ouders van de school. Deze komt maandelijks bijeen en overlegt met de rector over allerlei schoolse zaken. De ouderraad assisteert bij een aantal schoolactiviteiten, zoals begeleiding, voorlichting Open Dag, diploma uitreiking, etc. De ouderraad heeft een eigen budget. 7.14 Medezeggenschapsraad Medezeggenschap van ouders, personeel en leerlingen in het onderwijs is wettelijk geregeld in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO). Docenten, directies en schoolbesturen zoeken steeds naar manieren om aansprekend en goed onderwijs te verzorgen. De inbreng van ouders en leerlingen is daarbij onmisbaar. Voor ouders, personeel en leerlingen is medezeggenschap een adequaat middel om met de school in Printdatum: 03 nov. 2009
67 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
gesprek te raken en te blijven over kwaliteit en kwaliteitsverbetering. De school heeft een medezeggenschapsraad met vertegenwoordigers van personeel, ouders en leerlingen. Toevoegen eerste pagina van het MR statuut: volgens de wet op WMo heeft de school……
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
7.14.1 De medezeggenschapsraad De voorzitter van de medezeggenschapsraad is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De secretaris van de medezeggenschapsraad is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem 7.14.2 Voorbeeld van een reglement medezeggenschap De school heeft een reglement medezeggenschap. Plaats voor inzage van het reglement medezeggenschap: het secretariaat
Printdatum: 03 nov. 2009
68 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
8. TOEZICHT EN SURVEILLANCE
Verantwoordelijke voor de gegevens in dit hoofdstuk
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Rector
10 oktober 2009
8.1 Toezicht Toezicht is van invloed op de veiligheid omdat het incidenten kan helpen voorkomen en omdat het doeltreffend optreden bij incidenten kan bevorderen. Voor het gevoel van veiligheid van leerlingen en een prettig leerklimaat is effectief toezicht van groot belang. Elk personeelslid op school heeft op een of andere manier een toezichthoudende taak, zowel binnen als buiten de lessen. Het is voor alle personeelsleden duidelijk wat hun toezichthoudende taak inhoudt. 8.2 Surveillance Surveillance wordt uitgevoerd door conciërges en/of toezichthouders en docenten. Hiervoor is een rooster gemaakt waar alle betrokkenen kennis van hebben. Bij verhindering wordt overleg gepleegd met degene die belast is met het opstellen van het surveillancerooster. Het surveillancerooster is opgenomen in het taakbeleid, d.w.z. dat de surveillerende docent daarvoor een vergoeding ontvangt in zijn/haar taakbeleid. Geprobeerd wordt om de surveillance zo te plaatsen dat de docent voorafgaand aan of aansluitend op de surveillance een tussenuur heeft, zodat hij wel een pauzemoment heeft. Op de school worden veiligheidssurveillances uitgevoerd en de uitvoerders zijn op de hoogte van de gedrags- en huisregels. Tijdens de surveillance wordt aandacht besteed aan naleving van de gedragsregels en de huisregels die op school gelden. Met bijzondere aandacht voor de volgende punten: hoe leerlingen met elkaar omgaan; dat vechtpartijen worden voorkomen of snel worden gestopt; dat risicoplaatsen zoals onzichtbare hoeken, de fietsenstalling en dergelijke extra in de gaten worden gehouden; dat leerlingen hun rommel opruimen; dat leerlingen netjes omgaan met spullen van de school; dat leerlingen die eten en drinken zich op de daarvoor aangewezen plaatsen bevinden; dat leerlingen niet roken in de school; dat leerlingen niet mobiel bellen in de school; dat personen die niet in en om de school thuishoren, zich niet onder de leerlingen begeven; nooduitgangen niet geblokkeerd zijn.
Printdatum: 03 nov. 2009
69 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
8.3 Taken van de conciërge De hoofdtaak van de conciërge in het kader van dit veiligheidsplan is toezicht te houden en ervoor te zorgen dat de orde en rust in de school niet wordt verstoord. Dit betekent dat gewenste gasten en ongewenst bezoek bij de deur worden opgevangen. Daarnaast beantwoordt de portier, korte praktische vragen van leerlingen en personeelsleden en neemt hij of zij allerlei kortdurende klussen op zich. Hieronder staan enkele belangrijke taken op een rij. De conciërge: blijft te allen tijde op zijn of haar plek achter de portiersbalie of draagt er zorg voor dat deze plek tijdelijk door iemand anders wordt bemand; ontvangt en verwijst leerlingen; ontvangt en verwijst bezoekers; controleert en beveiligt de toegang tot de school; zorgt voor de beveiliging van het gebouw en het terrein in de omgeving van de toegang; ziet toe op de beveiliging van het terrein met behulp van camera's en monitoren; deponeert notities naar aanleiding van ontvangen telefoontjes in de postvakken; ontvangt de post; verricht korte administratieve werkzaamheden; opent de voordeur; zorgt voor het in- en uitschakelen van het alarm; bedient de panelen van de balie (verwarming, verlichting, deursignalering, beveiliging, omroepinstallatie); is bereid samen te werken en waar nodig taken van collega's over te nemen; is bereid tot scholing en verdere bekwaming; is op de hoogte van de stappenplannen van de school en weet wie welk stappenplan coördineert en hoe deze persoon te bereiken is. 8.3.1 De pedagogische conciërge Een pedagogische conciërge is een conciërge die, naast zijn of haar toezicht- en surveillancewerkzaamheden, er werk van maakt veel uit te wisselen met leerlingen en personeelsleden van de school. Op die manier kan hij of zij een verbindende persoon zijn tussen het instituut van de school en de bevolking van de school. Doordat de pedagogische conciërge hét aanspreekpunt is voor leerlingen, wordt hij of zij vaak als eerste geconfronteerd met de problemen die er spelen. Bij het Christelijk Lyceum wordt er vanuit gaan dat de conciërge altijd een pedagogische conciërge is. De school heeft een conciërge die onder andere toezicht houdt op de ingang van de school en op de hoogte is van stappenplannen. De school hecht belang aan het feit dat de conciërge een pedagogische conciërge is en die voldoende toegerust is om die functie te kunnen vervullen. De conciërge is: naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
Printdatum: 03 nov. 2009
Zie namenlijst Idem Idem
70 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
9 STAPPENPLANNEN 9.1 Stappenplan conflicten Conflicten tussen personeelsleden, tussen leerlingen, tussen personeelsleden en leerlingen of tussen personeelsleden zullen altijd voorkomen. De wijze van omgaan met deze conflicten bepaalt of de school en de betrokkenen er wat van leren of dat de conflicten slechts een bron vormen van nieuwe conflicten. Elk goed opgelost conflict is een winstpunt en maakt de betrokkenen sterker: er is een win-winsituatie mogelijk. Hoe een school omgaat met conflicten hangt sterk af van de cultuur in de school en van de bedrevenheid van de betrokkenen of de organisatie om conflicten op te lossen. De uitvoering van elk stappenplan hangt daarvan af. Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: De afdelingsleiders telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
school is: Arbo-coördianator Zie namenregister Idem Naam verantwoordelijke persoon:
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
9.1.1 Stappenplan conflicten tussen leerlingen Stap 1 De strijdende partijen worden zo snel mogelijk uit elkaar gehaald. Stap 2 De partijen worden apart van elkaar in een lokaal of andere ruimte gezet, liefst onder toezicht. Stap 3 Een schoolleider of een coördinator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict. Stap 4 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar.
Printdatum: 03 nov. 2009
71 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Stap 5 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 6 Elke partij zegt wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door totdat elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en probeert misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 7 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 8 De bemiddelaar stelt de mentoren van de klassen waartoe de partijen behoren, op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is, bijvoorbeeld de personeelsleden die de partijen uit elkaar hebben gehaald. Stap 9 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het conflict vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie van de omgang met het conflict vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (het optreden van het personeel); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie); het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt bekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of in het optreden van de bemiddelaar. 9.1.2 Stappenplan conflicten tussen personeelslid en leerling Stap 1 Een schoolleider of coördinator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict. Stap 2 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar.
Printdatum: 03 nov. 2009
72 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Stap 3 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 4 Elke partij zegt wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door totdat elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en probeert misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 5 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 6 De bemiddelaar stelt de mentor van de klas waartoe de leerling behoort op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is. Stap 7 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het conflict vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (het optreden van het personeel); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie); het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of het optreden van de bemiddelaar. 9.1.3 Stappenplan conflicten tussen personeelsleden Stap 1 Een schoolleider of veiligheidscoördinator treedt op als bemiddelaar. De bemiddelaar hoort elke partij afzonderlijk totdat hij of zij een zo compleet en waarheidsgetrouw mogelijk beeld heeft van het conflict. Stap 2 De bemiddelaar vraagt aan elke partij afzonderlijk wat deze van de andere partij wil en of deze bereid is dat te verwoorden in een gezamenlijk gesprek onder leiding van de bemiddelaar.
Printdatum: 03 nov. 2009
73 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Stap 3 De partijen worden bijeengebracht. De bemiddelaar zet de feiten op een rijtje of laat elke partij dat doen, zonder dat de andere partij mag onderbreken, en gaat daarmee door totdat beide partijen in elkaars bijzijn hebben uitgesproken dat de feiten kloppen. Uitspraken over de beleving van de feiten zijn persoonlijk en staan niet ter discussie. Stap 4 Elke partij zegt nu wat deze van de andere partij wil en de andere partij reageert hierop. De onderhandeling hierover gaat net zolang door tot elke partij de, eventueel bijgestelde, wens van de ander wil vervullen. De bemiddelaar beoordeelt tijdens de onderhandeling de redelijkheid van de wensen en poogt misverstanden te verhelderen of suggereert alternatieven. Stap 5 De bijeenkomst wordt afgesloten door de bemiddelaar die kort formuleert wat er is bereikt en beide partijen bedankt voor hun bijdrage. De bemiddelaar stelt samen met de partijen vast dat het conflict hiermee is opgelost. Stap 6 De bemiddelaar stelt zo nodig de personeelsraad op de hoogte van de resultaten en doet dit ook voor anderen voor wie de informatie in enigerlei vorm van belang is. Stap 7 De school zorgt voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen (zoals de wijze waarop het conflict ter sprake kwam); het optreden van de bemiddelaar (zelfevaluatie); het functioneren van het stappenplan. Als er negatieve punten in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in het optreden van het personeel of het optreden van de bemiddelaar. 9.2 Stappenplan overtreding schoolregels Het is voor de hantering van schoolregels van groot belang dat er duidelijkheid bestaat over de te volgen stappen en de op te leggen sancties bij overtreding. Een onduidelijk sanctiebeleid werkt willekeur in de hand en tast het rechtsgevoel van leerlingen aan. Heldere en proportionele sancties vergroten echter de acceptatie bij oplegging en geven meer zekerheid over een positief effect van de sanctie op het gedrag van de overtreder.
Printdatum: 03 nov. 2009
74 van 152
Schoolveiligheidsplan
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De veiligheidscoördinator van de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem
9.3 Stappenplan strafbare feiten IN EERSTE INSTANTIE Categorie (a): bij het op heterdaad betrappen op het plegen van een strafbaar feit Stap 1a Voer de dader mee naar een aparte ruimte waar de dader onder toezicht tot nader order verblijft. Een ieder, dus elke burger, is in geval van ontdekking op heterdaad bevoegd de verdachte aan te houden (artikel 53 lid 1 WvSv). In het geval dat een medewerker of leerling van de school de dader van een strafbaar feit op heterdaad betrapt, verdient het echter aanbeveling om de verdachte pas aan te houden na een kort spoedoverleg met de veiligheidscoördinator of de schoolleiding (zie de volgende stappen). Hangende dit spoedoverleg wordt de dader onder toezicht apart gehouden. Onder 'heterdaad' wordt verstaan: (a) het moment dat het strafbare feit wordt ontdekt; (b) terwijl het strafbare feit wordt begaan; of (c) direct nadat het strafbare feit is begaan (art.) )128 lid 1 WvSv). In gewone taal kun je van heterdaad spreken (a) wanneer je het strafbare feit 'betrapt' zonder dat de dader erbij is (denk aan een fout geparkeerd auto zonder de bestuurder); (b) wanneer je iemand betrapt op het plegen van een strafbaar feit; of (c) wanneer je iemand net niet hebt betrapt, maar de zaak zo vers is dat je toch nog van heterdaad kunt spreken. Heterdaad is beperkt tot kort na de ontdekking (zie art. 128 lid 2 WvSv). Hoe lang het moment duurt waarin je van heterdaad kunt spreken, is niet precies aan te geven. Van invloed op het voortduren van de heterdaad-periode is hoeveel moeite er wordt gedaan om de dader te pakken te krijgen. Als er na de ontdekking vrijwel onafgebroken maatregelen worden getroffen om de dader te pakken, kan de Printdatum: 03 nov. 2009
75 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
heterdaad-periode worden opgerekt. Na het 'pakken' van de dader is het in ieder geval van belang om spoedig tot aanhouding over te gaan. Wanneer iemand een dader betrapt, niet aanhoudt, een aantal uren later de dader weer ziet lopen en alsnog wil aanhouden, kan er niet meer van heterdaad worden gesproken. De stap van de aanhouding op heterdaad is van belang aangezien het voor de politie dan een stuk makkelijker is om de verdachte mee te nemen. De politie kan de zaak dan oppakken alsof zij zelf de verdachte op heterdaad heeft betrapt. Het 'betrappen op heterdaad' kan dus als het ware aan de politie worden overgedragen. Dit is belangrijk omdat de wet aan de politie (net als aan de burger) meer bevoegdheden verschaft bij een aanhouding op heterdaad dan bij een aanhouding niet op heterdaad. Stap 2a Neem met spoed contact op of laat contact opnemen met de schoolleiding. Stap 3a Bepaal in het korte spoedoverleg of de dader moet worden aangehouden en overgedragen aan de politie. Aangifte van strafbare feiten is in het Wetboek van Strafrecht slechts verplicht (art. 160 WvSv) bij het kennis dragen (dat is dus meer dan een vermoeden hebben) van bepaalde strafbare feiten, waaronder misdrijven die tegen het leven zijn gericht (art. 287-294 WvSr) en verkrachting (art. 242 WvSr), inclusief de poging en de voorbereiding van deze misdrijven (art. 129 WvSv). In de Wet voortgezet onderwijs is de aangifteplicht uitgebreid bij (strafbaar) seksueel gedrag van een medewerker tegen een minderjarige leerling, zie daarvoor de paragraaf Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. In het convenant de veilige school is afgesproken dat er van alle strafbare feiten melding wordt gedaan aan de politie. In die gevallen is aangifte/melding van alle strafbare feiten verplicht, zij het niet op grond van de wet maar op grond van het convenant. Vaak staat hier tegenover dat de politie aan deze zaken voorrang verleent, wat een snelle afhandeling in de hand werkt. Voor een voorbeeld van een convenant, zie de paragraaf Convenant “de veilige school”. Dat aangifte niet bij alle strafbare feiten wettelijk verplicht is, wil overigens niet zeggen dat het niet wenselijk is om in beginsel altijd aangifte te doen bij strafbare feiten. Een ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit is dan ook bevoegd daarvan aangifte te doen of een klacht in te dienen bij politie of justitie (art. 161 WvSv). Stap 4a Afhankelijk van de vorige stap wordt de verdachte aangehouden en draagt de schoolleiding de aangehouden verdachte onverwijld over aan de politie, of wordt de dader niet aangehouden en beslist de schoolleiding of er een sanctie moet worden opgelegd (zie ook het hoofdstuk Sancties). Het overdragen van de dader aan een opsporingsambtenaar moet wel onverwijld (art. 53 lid 4 WvSv) na de aanhouding plaatsvinden, dat wil zeggen in één vloeiende beweging. Dit is niet alleen zo vanwege deze wettelijke plicht, maar ook omdat het moment waarop je kunt spreken van heterdaad kan verlopen. Ter illustratie: als een medewerker een leerling op heterdaad aanhoudt, daarna weer zonder verdere restricties laat gaan en hem vervolgens een paar uur later weer tegenkomt, kun hij de leerling niet nogmaals aanhouden omdat er dan geen sprake meer is van heterdaad. Als de medewerker de leerling na de (eerste) aanhouding onder toezicht houdt tot de politie een paar uur later arriveert, duurt de Printdatum: 03 nov. 2009
76 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
heterdaadperiode voort. De verdachte moet dus vanaf de aanhouding tot de overdracht aan de politie aangehouden blijven. Categorie (b): bij een melding van een (al dan niet) gepleegd strafbaar feit Stap 1b Vang de melder van het strafbare feit op en verzamel informatie van de melder over het feit. De manier waarop de melder wordt opgevangen, is afhankelijk van de wijze waarop de melding plaatsvindt, de relatie van de melder met een eventueel slachtoffer en/of met de beschuldigde en de leeftijd van de melder. De opvang kan ter plekke worden verzorgd, de melder kan worden doorverwezen of er kan een afspraak worden gemaakt voor een vervolgcontact. Stap 2b Neem contact op of laat contact opnemen met de schoolleiding. Stap 3b De schoolleiding overlegt intern over het inschakelen van de politie. Eigen onderzoek door de school naar de juistheid van de melding kan voorkomen dat er onjuiste beschuldigingen worden gedaan en dat er onterecht aangifte wordt gedaan. Eigen onderzoek kan echter ook negatieve effecten hebben, zoals het (onbedoeld) versterken van onjuiste beschuldigingen of het beïnvloeden van getuigen. Onderzoek kan daarom het beste plaatsvinden door mensen die hiervoor zijn opgeleid. Het is verstandig het eigen onderzoek te beperken tot datgene wat noodzakelijk is om te bepalen of er een redelijk vermoeden van schuld is en om uit te sluiten dat het om een misselijke grap gaat. Stap 4b Afhankelijk van de vorige stap, neemt de schoolleider wel of niet contact op met de contactpersoon van de politie over de verdere aanpak en oplossing van de verdenking. IN TWEEDE INSTANTIE Stap 5 Zorg voor de opvang van de meest betrokken en overstuur geraakte personen. Leerlingen en personeelsleden die overstuur zijn, worden doorverwezen naar de vertrouwenspersoon. Bij een zwaar strafbaar feit kunnen bij ooggetuigen of andere nauw betrokkenen posttraumatische stressreacties optreden. Dit zijn reacties die zich bij onvoldoende begeleiding tot chronische stoornissen kunnen ontwikkelen. Kinderen kunnen extreem angstig reageren op een bedreigende situatie. Daarom is het van belang de betrokkenen niet aan zichzelf over te laten. Indien nodig kan de schoolleiding besluiten slachtofferhulp in te roepen. Stap 6 Licht de mentor en de ouders/verzorgers van de dader in, indien dit een leerling betreft, en licht wanneer van toepassing de ouders/verzorgers van het slachtoffer in, indien dit een leerling betreft. Geef bij vragen van direct betrokkenen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Versluiering heeft vaak negatieve gevolgen. Printdatum: 03 nov. 2009
77 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Geef het slechte nieuws onmiddellijk en blijf bij de feiten, bij twijfel of onduidelijkheid moet expliciet worden gesteld dat er sprake is van twijfel of onduidelijkheid. Vertel het hoe, waar en wanneer van de gebeurtenis. Stap 7 In het geval de politie bij de zaak is betrokken, neem dan regelmatig contact op met de contactpersoon van de politie om op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van de zaak. Stap 8 Scherm de school af van de media. Zie het hoofdstuk Coördinatie veiligheid van dit schoolveiligheidsplan voor meer informatie over de omgang met de media. Stap 9 De schoolleiding of het bevoegd gezag bepaalt of er een sanctie moet volgen. Bij het opleggen van een sanctie wordt rekening gehouden met de indruk die het eventuele strafproces en/of de eventuele straf reeds op verdachte maakt. Uit de jurisprudentie blijkt dat met disciplinaire maatregelen niet hoeft te worden gewacht tot de strafrechter uitspraak heeft gedaan. Er is uiteraard wel zorgvuldig onderzoek nodig, met hoor en wederhoor, om er zeker van te zijn dat er geen sprake is van een onterechte beschuldiging. Bij een verdenking van een zwaar feit waar de school ernstig door is geschokt, wordt de verdachte tijdens de behandeling van de zaak geschorst. Indien de verdachte een leerling is en de schorsing leidt tot een langere periode van schoolverzuim, treedt de schoolleiding alvorens tot schorsing over te gaan in overleg met de leerplichtambtenaar (zie verder het hoofdstuk Sancties). IN DERDE INSTANTIE Stap 10 Instrueer de mentor voor een klassengesprek. Kijk voor meer informatie over klassengesprekken over ernstige zaken in de paragraaf Stappenplan overlijden. Stap 11 De mentor voert een klassengesprek. Stap 12 Voer indien nodig een personeelsgesprek. Kijk voor meer informatie over personeelsgesprekken over ernstige zaken in de paragraaf Stappenplan overlijden. IN VIERDE INSTANTIE Stap 13 Voer een afrondend gesprek met de dader/verdachte/ex-verdachte en diens ouders/verzorgers (indien dit een leerling betreft). Stap 14 Printdatum: 03 nov. 2009
78 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Voer een afrondend gesprek met eventuele slachtoffers en hun ouders/verzorgers (indien dit leerlingen betreffen). Stap 15 Zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het sluiten van de zaak plaats en betreft de handelingen door de school in het algemeen en het functioneren van het stappenplan. Bij negatieve punten die in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door verbetering van andere onderdelen van de organisatie omtrent de omgang met strafbare feiten op school. 9.4 Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik Toevoegen handelingsplan sex. Intimidatie. Een voorval van seksuele intimidatie of seksueel misbruik is een uiterst onprettige gebeurtenis voor het slachtoffer, maar ook voor de school. Scholen weten vaak niet hoe ze met dergelijke gevallen om moeten gaan en ook de wettelijke voorschriften zijn niet altijd bekend. Verkeerd handelen, maakt de situatie erger en kan betrokkenen in een toch al kwetsbare situatie nog meer beschadigen. Om dat te voorkomen, geeft dit stappenplan de nodige informatie in een logische volgorde. Wegens de speciale aard van deze delicten - de gevoeligheid van het onderwerp, de machtsongelijkheid waarvan meestal sprake is en de kwetsbaarheid van de leerling - is het dringend gewenst om naast een stappenplan strafbare feiten ook een stappenplan seksuele intimidatie en misbruik ter beschikking te hebben, zodat bovengenoemde gevallen gerichter kunnen worden behandeld. Bovendien zijn er op dit gebied belangrijke wettelijke regels waaraan de school en haar medewerkers zich moeten houden. Het is goed om te weten dat door na te laten te handelen volgens deze regels de school zowel aansprakelijk kan worden gesteld door of namens het slachtoffer, als financiële sancties kan krijgen van de minister wegens het schenden van de WVO (art. 104 lid 1 WVO). Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: Rector en afdelingsleiders telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
school is: Zie namenregister Idem Idem
Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: De rector telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De interne vertrouwenspersoon (of contactpersoon) is: naam: Zie namenregister Printdatum: 03 nov. 2009
79 van 152
Schoolveiligheidsplan telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
Christelijk Lyceum Apeldoorn Idem Idem
De externe vertrouwenspersoon van de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De vertrouwensinspecteur is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent politiebureau: Zie namenregister telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Zie namenregister Bureau Jeugdzorg naam contactpersoon: telefoonnummer:
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Zie namenregister Idem Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
9.5 Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. Dit stappenplan beperkt zich tot gevallen van seksuele intimidatie en misbruik van een minderjarige leerling door een ten behoeve van diens school met taken belast meerderjarig persoon (hierna te noemen: medewerker). Voor een lopende klachtprocedure, zie de paragraaf Klachtenregeling seksuele intimidatie. IN EERSTE INSTANTIE Stap 1 Wanneer een medewerker van de school op een of andere wijze bekend is geworden dat een andere medewerker van de school zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan strafbaar seksueel gedrag jegens een minderjarige leerling van de school, moet hij of zij dit onverwijld melden aan het bevoegd gezag. Dit is een wettelijke plicht. Deze wettelijke meldplicht staat in artikel 3 lid 3 WVO. Het is van belang voor betrokkenen en voor het onderzoek dat deze informatie door de meldende medewerker niet tevens aan derden wordt verstrekt, maar geheim wordt gehouden tenminste totdat de zaak is afgehandeld. Stap 2 Het bevoegd gezag overlegt met de vertrouwensinspecteur. Dit is een wettelijke plicht. Deze wettelijke plicht tot overleg staat in artikel 3 lid 1 WVO. Dit overleg dient er met name toe te bepalen of er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld van de Printdatum: 03 nov. 2009
80 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
beschuldigde persoon aan een misdrijf tegen de zeden als genoemd in de artikelen in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht jegens een minderjarige (zie ook art. 3 lid 2 WVO). Stap 3 Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit informeert het bevoegd gezag de verdachte en de ouders van het slachtoffer over het feit dat er aangifte wordt gedaan. Dit is een wettelijke plicht. Deze wettelijke plicht om, voordat er aangifte wordt gedaan, deze direct betrokkenen te informeren over deze aangifte, staat in artikel 3 lid 2 WVO. Met de vertrouwensinspecteur kan worden overlegd wie de betrokkenen informeert. Stap 4 Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur van de aangifte in kennis. Dit is een wettelijke plicht. Deze wettelijke aangifteplicht bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 127 juncto 141 WvSv (justitie of politie) en de kennisgeving hiervan aan de vertrouwensinspecteur, staan in artikel 3 lid 1 WVO. Met de vertrouwensinspecteur kan worden overlegd bij wie het beste aangifte kan worden gedaan: bij de regiopolitie of bij justitie. IN TWEEDE INSTANTIE Stap 5 De school onderhoudt contact met en verleent zorg aan het slachtoffer en diens familie en zorgt tevens voor de beschuldigde. Met de vertrouwensinspecteur kan worden overlegd wie de klager en het mogelijke slachtoffer of de mogelijke slachtoffers en de ouders/verzorgers ondersteunt tijdens het onderzoek. Dit kan een vertrouwenspersoon zijn. Ook kan de vertrouwensinspecteur gespecialiseerde hulpverlening inschakelen. Met de vertrouwensinspecteur kan worden overlegd wie de beschuldigde ondersteunt tijdens het onderzoek, het gaat hier om psychische ondersteuning en rechtsbijstand. Stap 6 Het bevoegd gezag neemt een beslissing over eventuele disciplinaire maatregelen (sancties). Het kan wenselijk zijn om parallel aan het justitieel onderzoek zelf een onderzoek in te stellen, maar dit is meestal niet aan te raden. Onderzoek in een dergelijk gevoelige zaak kan, met name wanneer het wordt uitgevoerd door nietdeskundigen, niet alleen meer kapot maken dan dat het goed doet, maar het kan ook getuigen beïnvloeden. Eigen onderzoek is dan ook slechts wenselijk in het geval de lange looptijd van het justitiële onderzoek problemen oplevert en er mede daardoor de noodzaak ontstaat een intern onderzoek te starten. Er kan dan aan de klager worden geadviseerd een klacht in te dienen bij de klachtencommissie (zie daarvoor de paragraaf Klachtenregeling seksuele intimidatie). Er kan ook een onderzoek worden gestart ten behoeve van eventuele oplegging van een sanctie zoals schorsing. Uit de jurisprudentie blijkt dat met disciplinaire maatregelen niet hoeft te worden gewacht tot de strafrechter uitspraak heeft Printdatum: 03 nov. 2009
81 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
gedaan. Er is uiteraard wel zorgvuldig onderzoek nodig, met hoor en wederhoor, om er zeker van te zijn dat er geen sprake is van een onterechte beschuldiging. Over eventueel door de school op te leggen sancties kan worden overlegd met de vertrouwensinspecteur. Zie over sancties ook het hoofdstuk Sancties. IN DERDE INSTANTIE Stap 7 De school verleent nazorg aan het slachtoffer en diens ouders/verzorgers of zorgt, in geval van valse aantijgingen, voor rehabilitatie van de beschuldigde. Nazorg voor het slachtoffer en diens ouders geschiedt bij voorkeur door dezelfde personen en/of instanties die eerder gedurende de zaak zorg hebben verleend. Rehabilitatie van de beschuldigde, indien er sprake is geweest van valse aantijgingen, wordt aangeboden door het bevoegd gezag en wordt bij voorkeur uitgevoerd door degene die de beschuldigde heeft ondersteund tijdens het proces. Een van de mogelijkheden voor rehabilitatie is de bekendmaking dat de beschuldiging vals was. Stap 8 Zorg voor registratie, evaluatie en indien nodig herziening. De registratie van het incident vindt plaats via de reguliere incidentenregistratie (zie het hoofdstuk Incidentenregistratie). De evaluatie vindt korte tijd na het afronden van de hieraan voorafgaande stappen plaats en betreft de handelingen door de school in het algemeen en het functioneren van het stappenplan. Bij negatieve punten die in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door andere veranderingen in de organisatie omtrent de omgang met seksuele intimidatie en misbruik op school. 9.6 Stappenplan ongevallen De hevigheid waarmee een ongeval op school wordt beleefd, is afhankelijk van de omstandigheden en van de rol van het slachtoffer op school. Vanzelfsprekend bevat een stappenplan ongevallen niet alleen maar strakke voorschriften, elk ongeluk staat immers op zichzelf, maar een stappenplan kan onontbeerlijk zijn bij een emotioneel belastende gebeurtenis als een ongeluk. Een stappenplan biedt structuur, houvast en overzicht en voorkomt dat mensen belangrijke handelingen vergeten of de handelingen in een verkeerde volgorde verrichten. Bij een ongeval is het van groot belang dat er een goede coördinatie is en dat er zorgvuldig wordt gehandeld. Het modelstappenplan ongevallen biedt deze houvast. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de bedrijfshulpverlening (BHV). In de praktijk is gebleken dat de bedrijfshulpverlening door opleiding en organisatiegraad zeer goed in staat is adequaat op te treden bij ongevallen.
Printdatum: 03 nov. 2009
82 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Invulformulier ongeval naam slachtoffer: geboortedatum slachtoffer: klas slachtoffer: ouders/verzorgers slachtoffer: mentor slachtoffer: datum ongeval: plaats ongeval: omschrijving ongeval: eventuele getuigen van het ongeval: melder van het ongeval: de melding is behandeld door: datum: letsel slachtoffer: ziekenhuis slachtoffer: afdeling en kamernummer in het ziekenhuis: het ongeval is, zo nodig, gemeld bij de Arbeidsinspectie door: datum:
Printdatum: 03 nov. 2009
83 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
het incident is opgenomen in de incidentenregistratie op: de zaak is afgehandeld door: datum: Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: Rector telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
school is: Zie namenregister Idem Idem
Het hoofd bedrijfshulpverlening is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De schoolarts is: naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
Zie namenregister Idem Idem
De mediacoördinator van de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer werk: Idem telefoonnummer thuis: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het dichtstbijzijnde ziekenhuis is: naam: Zie namenregister adres: Idem telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de Arbeidsinspectie is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij Bureau Jeugdzorg is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij Bureau Slachtofferhulp is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem
Printdatum: 03 nov. 2009
84 van 152
Schoolveiligheidsplan
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Christelijk Lyceum Apeldoorn Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Arbo-coördinator
10 oktober 2009
9.7 Stappenplan overlijden Controleren De hevigheid waarmee een overlijdensgeval op school wordt beleefd, is afhankelijk van wie er is gestorven, van hoe dat is gebeurd en van de rol die de overledene had op school. Een 'stappenplan' klinkt wellicht wat zakelijk, maar het doel ervan is het tegendeel van kilheid. Vanzelfsprekend bevat een stappenplan overlijden geen voorschriften, elk sterfgeval staat immers op zichzelf, maar een stappenplan is wel onontbeerlijk bij een emotioneel zwaar belastende gebeurtenis zoals een sterfgeval. Het stappenplan biedt structuur, houvast en overzicht en voorkomt dat mensen belangrijke handelingen vergeten. Zorgvuldigheid in optreden en het treffen van maatregelen in de juiste volgorde, is van groot belang om verdriet te kunnen verwerken en de mensen die steun nodig hebben goed en op tijd te kunnen helpen. Juist bij een sterfgeval is het van groot belang dat er een goede coördinatie is. Het modelstappenplan overlijden biedt deze houvast. Bij genoemde gebeurtenis wordt gebruik gemaakt van het boekje “Doodnormaal?” Riet Fiddelaers-Jaspers, uitgegeven door KPC bij EPN. Invulformulier overlijden naam overledene: klas/functie overledene: gegevens familie overledene: mentor overledene: datum overlijden: plaats overlijden: omstandigheden overlijden: melder van het overlijdensgeval:
Printdatum: 03 nov. 2009
85 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
de melding is aangenomen door: datum: eerste aanspreekpunt voor dit overlijdensgeval: coördinatieteamleden: contactpersoon op school voor de familie: leden achterwacht: lokalen voor opvang van familie en meest betrokkenen: datum, tijd en plaats begrafenis/crematie: het overlijdensgeval is zo nodig gemeld aan de Arbeidsinspectie door: datum: het overlijden is verwerkt in de schoolgegevens op datum:
Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: Rector telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem
Printdatum: 03 nov. 2009
86 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De eerste aanspreekpunten bij een overlijdensgeval zijn: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
Idem Idem
De mediacoördinator van de school is: naam: telefoonnummer werk: Idem telefoonnummer thuis: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent politiebureau: Zie namenregister telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Zie namenregister De contactpersoon bij de Arbeidsinspectie is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij Bureau Jeugdzorg is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij Bureau Slachtofferhulp is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
9.7.1 Stappenplan overlijden leerling of medewerker Van het stappenplan overlijden zijn minimaal op de hoogte: de schoolleiding, de arbocoördinator, de bedrijfshulpverleners, de mentoren, de vertrouwenspersoon en de conciërge. EERSTE DAG Stap 1 Degene bij wie de melding van het overlijdensgeval binnenkomt, schakelt het eerste aanspreekpunt in.
Printdatum: 03 nov. 2009
87 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Er zijn in de school minimaal twee personen die zijn aangewezen of zich hebben opgegeven als eerste aanspreekpunten in geval van overlijden. Het eerste aanspreekpunt is ervaren in, of tenminste bekend met, de uitvoering van het stappenplan en heeft het stappenplan in zijn of haar bezit. Het eerste aanspreekpunt is een lid van de schoolleiding. Het eerste aanspreekpunt draagt, conform het stappenplan, zorg voor de eerste opvang van de melder(s) en voor het samenstellen van het coördinatieteam. De melder van het overlijdensgeval wordt opgevangen tot dat deze opvang, het liefst zo spoedig mogelijk, kan worden overgenomen door het eerste aanspreekpunt. Er moet - indien de melder melding maakt van het overlijden als getuige van een kort daarvoor plaatsgevonden sterfgeval - zo snel mogelijk worden gecontroleerd of de politie, ambulance en/of brandweer zijn ingeschakeld. Dit gebeurt eerst door de melder daarnaar te vragen, vervolgens door contact op te nemen met de politie. Het kan voorkomen dat iemand in een toestand van bewustzijnsvernauwing (shock) de school alarmeert, zonder hulp te hebben ingeroepen. Deze activiteit dient ook zo spoedig mogelijk te worden overgenomen door het eerste aanspreekpunt. De boodschap wordt tot nader order geheim gehouden. Geheimhouding totdat de schoolleiding de relevante procedures in werking heeft gesteld, is noodzakelijk om ongecontroleerde reacties van docenten en leerlingen te voorkomen. Alle informatie wordt kort en bondig, maar wel volledig, doorgegeven aan het eerste aanspreekpunt zodra deze is gearriveerd. Stap 2 Het eerste aanspreekpunt organiseert de eerste opvang en verzamelt de belangrijkste informatie over het overlijden. Het eerste aanspreekpunt neemt de zaak over van degene bij wie de melding is binnengekomen en controleert of de hulpverlening van politie, ambulance en/of brandweer is ingeschakeld, indien dit nog niet is gedaan door de ontvanger van de melding. Dit gebeurt eerst door de melder daarnaar te vragen, vervolgens door contact op te nemen met de politie. Het eerste aanspreekpunt verzamelt kort informatie bij de melder over de omstandigheden van het overlijden. Afhankelijk van de situatie kunnen de volgende vragen aan de melder van belang zijn: 1. Om wie gaat het? Deze vraag betreft de persoonsgegevens van de overledene. Let op: met name in grote scholen waar meerdere leerlingen met dezelfde naam voorkomen, moet persoonsverwisseling worden uitgesloten. 2. Wat is er gebeurd? Deze vraag betreft de oorzaken van het overlijden en de plaats waar de overledene zich bevindt. 3. Wie ben je en hoe kom je aan deze informatie? Deze vraag betreft het verzamelen van de persoonsgegevens van de melder en het achterhalen van zijn of haar verband met het ongeval. 4. Wie weten hiervan of zijn erbij betrokken geweest? Deze vraag betreft het verzamelen van de persoonsgegevens van getuigen en van betrokkenen die wellicht hulp nodig hebben. Het eerste aanspreekpunt zorgt voor de opvang van de melder. De manier waarop de melder wordt opgevangen, is afhankelijk van de wijze waarop de melding plaatsvindt, van de relatie van de melder met de overledene, van de leeftijd van de melder en van de periode tussen het sterfgeval en de melding. Als een leerling bijvoorbeeld telefonisch ooggetuigenverslag uitbrengt, dan wordt gecontroleerd of er ter plaatse opvang voor die leerling is. Is dat niet het geval, Printdatum: 03 nov. 2009
88 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
dan wordt deze leerling aangeraden contact te zoeken met een aanwezige volwassene of vriend. Als de beller een leerling van de school is, dan wordt deze opgehaald door een medewerker en naar school begeleid. Dit geldt ook voor andere leerlingen die zich op de plek van het ongeval bevinden. In alle gevallen wordt betrokken leerlingen geadviseerd met hun ouders/verzorgers over de gebeurtenis te praten, ook de ouders/verzorgers worden gewezen op het belang hiervan. Een melding van een overlijden kan ook persoonlijk gebeuren, op school. Ook dan is opvang nodig. In de eerste plaats zal deze opvang de vorm hebben van iets te drinken aanbieden en persoonlijke aandacht geven door met name te luisteren. Gevoelens van onzekerheid, verdriet en hulpeloosheid kunnen worden verzacht door het geven van aandacht en het tonen van betrokkenheid. In de consternatie kan de melder zich verloren en alleen en soms ook schuldig voelen, door de heftige reacties op de melding. Om te voorkomen dat de melder na de eerste opvang wordt vergeten, wordt er met de melder een afspraak gemaakt voor een vervolgcontact. Het eerste aanspreekpunt verzamelt kort informatie en controleert de feiten. Hieronder valt het verzamelen van de persoonsgegevens van de overledene en informatie over de achtergronden van het sterfgeval. Dit kan het beste gebeuren bij andere personen dan de melder, zoals de administratie en de politie, indien de informatie niet afkomstig is van familie, politie of andere betrouwbare bronnen. De melding wordt altijd geverifieerd om de juistheid van de aard, de omvang en de aanleiding van de gebeurtenis te controleren. Een enkele keer blijkt er sprake te zijn van een misselijke grap of een ongegrond gerucht. Enige voorzichtigheid is dan ook geboden. Verificatie is nodig om te voorkomen dat er onjuiste gegevens in school worden verspreid. Het eerste aanspreekpunt stelt de andere aanspreekpunt(en) en de schoolleiding op de hoogte. De boodschap wordt tot nader order geheim gehouden. Geheimhouding totdat het coördinatieteam de procedures in werking heeft gesteld en het nieuws via die wegen heeft verspreid, is noodzakelijk om ongecontroleerde reacties van docenten en leerlingen te voorkomen. Het eerste aanspreekpunt zorgt ervoor dat hij of zij telefonisch bereikbaar is. Stap 3 Het eerste aanspreekpunt stelt een coördinatieteam samen of roept dit team samen als het een reeds bestaande vaste groep is, stelt een taakverdeling vast en activeert het team. Het voordeel van een vaste groep is dat er geen formatie meer nodig is. Het voordeel van een niet-vaste groep is dat de formatie kan worden afgestemd op de situatie: emotioneel betrokken en verwarde personen worden niet gevraagd en er wordt voorkomen dat er niemand in het team zit die bekend is met de overledene. Het coördinatieteam bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf personen (een oneven aantal personen vergemakkelijkt de besluitvorming). Het coördinatieteam is verantwoordelijk voor het stappenplan en coördineert de verdere uitvoering van het stappenplan. Het coördinatieteam kan taken delegeren, maar niet verantwoordelijkheden. Dit betekent dat het team erop toeziet dat de gedelegeerde taken goed worden/zijn uitgevoerd. Daarnaast is het van belang dat het voor elk lid van het team duidelijk is wie wat wanneer doet en waarom. Een van de leden van het coördinatieteam is degene die heeft gefunctioneerd als eerste aanspreekpunt, de overige leden worden gekozen uit de lijst met personen die zijn aangewezen of zichzelf hebben opgegeven als mogelijk lid van het coördinatieteam. Tenminste één persoon uit het coördinatieteam is bekend met het Printdatum: 03 nov. 2009
89 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
slachtoffer, bijvoorbeeld de mentor. Deze persoon is tevens de vaste contactpersoon voor de familie. Tijdens het uitvoeren van het stappenplan overlijden blijft de samenstelling van het coördinatieteam gelijk, tenzij bijzondere omstandigheden veranderingen in de samenstelling noodzakelijk maken. Het coördinatieteam handelt in samenspraak met de schoolleiding. Het coördinatieteam begint met het vaststellen van de omvang van de gebeurtenis indien dit nog niet duidelijk is. Zo moet het inventariseren wie er vanuit school bij de gebeurtenis betrokken zijn (slachtoffers, veroorzakers, ooggetuigen), waar deze personen zich op dit moment bevinden, waar en wanneer de gebeurtenis zich afspeelt of heeft afgespeeld en of er hulpverlening in gang is gezet. Stap 4 Het coördinatieteam licht de schoolleiding, de familie, het personeel, de leerlingen, de ouders/verzorgers en de administratie in. Afhankelijk van wie het slachtoffer is en van de omstandigheden van overlijden, zullen er bepaalde personen als eerste moeten worden ingelicht. De volgorde die wordt aangegeven, kan in de meeste gevallen worden aangehouden. In de school is het van belang het bericht eenduidig en zo veel mogelijk aan iedereen binnen een groep, zoals alle leerlingen, tegelijk bekend te maken. Daarnaast is het van belang ervoor te zorgen dat de personen die eerder zijn ingelicht, weten wanneer en door wie het bericht verder wordt verspreid. Voor de specifieke informatie over de in te lichten personen, volgen hier eerst enkele algemene aandachtspunten voor het inlichten. In geval van een calamiteit is het essentieel de bereikbaarheid van de school zeker te stellen. Niet alleen zullen ouders/verzorgers contact zoeken om zich te informeren over de toestand van hun kinderen, maar ook hulp- en dienstverleners zullen met de school in overleg willen treden. Dit betekent dat de school continu telefonisch bereikbaar moet zijn en er steeds een buitenlijn vrij moet blijven. Telefonische gesprekken worden dan ook kort gehouden als er te weinig buitenlijnen zijn. Hieronder volgt een aantal belangrijke tips voor het geven van informatie over een sterfgeval op school. Het coördinatieteam stelt samen met de schoolleiding de inhoud van de te verspreiden informatie vast. Geef bij vragen van direct betrokkenen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Versluiering heeft vaak negatieve gevolgen en bovendien moet de ontvanger in staat worden gesteld de ernst van de gebeurtenis in te schatten en te ervaren. Geef het slechte nieuws onmiddellijk, zonder lange inleiding, door bijvoorbeeld te beginnen met: 'Ik heb slecht nieuws. Er is iets ergs gebeurd: x is overleden. Hij/zij heeft een ongeluk gehad/een acute ziekte gekregen/zichzelf gedood.' Blijf bij de feiten, bij twijfel of onduidelijkheid moet expliciet worden gesteld dat er twijfel of onduidelijkheid is. Vertel verder het hoe, waar en wanneer van de gebeurtenis. Vertel met wie van de familie contact wordt onderhouden en wat de bedoeling is van dat contact. Vertel wie, behalve de gezinsleden, nog meer direct betrokkenen zijn. Geef uitleg over gevoelens van verdriet die bij dit soort gebeurtenissen naar boven kunnen komen. Noem de namen van de vertrouwenspersonen en de leerlingbegeleiders die beschikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek. Noem ook de plaatsen waar deze personen kunnen worden bereikt en de overige opvangmogelijkheden in en buiten de school.
Printdatum: 03 nov. 2009
90 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Vertel verder wat er wordt of is georganiseerd in verband met condoleance en het bezoek aan de uitvaart. Geef een overzicht van de organisatie van de informatieverstrekking in en buiten de school. Spreek af hoe de rest van de dag zal worden doorgebracht en geef een overzicht van de roosteraanpassingen. Maak duidelijk dat de school niet wordt gesloten en dat iedereen op school wordt verwacht en vertel hoe de rest van de school wordt geïnformeerd. Begin en eindig de dag voorlopig gemeenschappelijk. Denk aan de dependances en vergeet ook de afwezige (zieke) leerlingen en medewerkers niet. Stel van nauw betrokkenen die niet op school zijn de verblijfplaatsen vast en controleer de redenen voor afwezigheid. Licht zo nodig ook deze personen in. Bij het traceren van verblijfplaatsen kunt u handig gebruikmaken van een roostermaker, als de school die heeft. Deze persoon kan waardevolle diensten bewijzen vanuit zijn of haar kennis omtrent roosters, lessen, uitval, roosterwisselingen en excursies. Inlichten bevoegd gezag De schoolleiding zorgt ervoor dat het bevoegd gezag op de hoogte wordt gesteld. Inlichten familie van de overledene Bij het overlijden van een leerling of medewerker, in het bijzonder wanneer dit het gevolg is van een incident in schoolverband, zal er vóór het inlichten van personeel en leerlingen contact moeten worden opgenomen met de familie van de overledene. Neem contact op met de familie op dezelfde dag dat de melding bij de school binnenkomt. Maak daarnaast, voor diezelfde dag, een afspraak voor een huisbezoek. Voorafgaand aan het huisbezoek kan al telefonisch worden overlegd welke informatie in de school wordt verstrekt. Adviseer de familie van het slachtoffer zo volledig mogelijk te zijn in de mededelingen aan de school. Dit wil niet zeggen dat alles in detail moet worden verteld, maar de feitelijke gebeurtenissen moeten wel bekend worden gemaakt. Anders kunnen er geruchtenstromen ontstaan die leiden tot onjuiste verhalen en het ontzenuwen van dergelijke verhalen kost veel moeite. Allerlei ongewenste, want onterechte, emoties kunnen dan ontstaan en betrokken leerlingen en medewerkers worden geremd in hun rouw. De contactpersoon van de school overlegt tijdens het huisbezoek met de familie over de te verstrekken informatie en over de te nemen stappen zoals de mogelijkheden voor bezoek, condoleance en deelname aan de uitvaart. De contactpersoon van de school onderhoudt daarna ook contact met de directe familie en overlegt over alle te nemen stappen. Het onderhouden van contact door de school kan voor de familie van de overledene een grote steun zijn. Bovendien wordt zo aan de leerlingen en medewerkers getoond dat rouwverwerking in eenheid en gezamenlijkheid kan gebeuren. De familie heeft meestal behoefte om over de overledene te praten. De contactpersoon van de school weet misschien dingen die zij nog niet weten en kent de overledene op een andere manier. Misschien heeft de familie ook nog belangrijke informatie over de overledene voor (leerlingen of medewerkers van) de school. Wees als contactpersoon van de school niet te bang om snel contact op te nemen. De familie reageert meestal positief en als ze geen vertegenwoordiger van de school willen spreken, geven ze dat wel aan. De contactpersoon van de school blijft beschikbaar voor de directe familieleden van de overledene en laat ze dat weten. De contactpersoon van de school kan echter niet de begeleiding van de familie op zich nemen en verwijst hen zo nodig door naar passende hulpverlening of, in het geval van een overleden leerling, naar de Vereniging van Ouders van een overleden kind.
Printdatum: 03 nov. 2009
91 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Inlichten personeel Alle medewerkers die op school aanwezig zijn, worden in de docentenkamer op de hoogte gesteld tijdens een korte bijeenkomst met de schoolleiding en met tenminste één lid van het coördinatieteam. Indien dit niet mogelijk is, wordt er langs alle klassen gegaan om de docenten in te lichten. In de praktijk betekent dit dat de docent uit de klas wordt gehaald en op de gang op de hoogte wordt gesteld van het sterfgeval en de te volgen procedure. Daarnaast wordt er een mededeling in de docentenkamer opgehangen. Alle medewerkers die niet op school aanwezig zijn, worden telefonisch op de hoogte gesteld. Verder worden alle mentoren bijeengeroepen en krijgen zij een korte instructie voor te voeren klassengesprekken. Proefwerken, excursies en dergelijke vervallen in beginsel voor de hele school, met uitzondering van de eindexamenklassen. Zat de overledene in een examenklas of zijn de examenklassen op een andere manier nauw betrokken bij de overledene, dan geldt het voorgaande ook voor de examenklassen. Inlichten leerlingen Docenten informeren de klassen die zij op dat moment lesgeven. Leerlingen van de meest betrokken klas(sen) die absent zijn, worden telefonisch op de hoogte gebracht. Daarbij wordt verteld bij wie de leerlingen terecht kunnen en hoe, wanneer, waar, wie bereikbaar is in de avond. Inlichten ouders/verzorgers De ouderraad wordt geïnformeerd. Daarnaast worden de ouders/verzorgers van de leerlingen in de meest betrokken klas(sen) schriftelijk ingelicht. Verder geeft de school aan alle leerlingen een brief mee om hun ouders/verzorgers van het gebeurde op de hoogte te stellen. In de brief staat wat de school als opvang heeft geregeld, wat de afspraken zijn over condoleance en bezoek aan de uitvaart en hoe en wanneer ouders/verzorgers contact kunnen opnemen met de school over de gebeurtenis. Via deze brief kunnen de ouders/verzorgers ook worden gestimuleerd thuis met hun kind(eren) over het sterfgeval te praten. Bij voorkeur laat de school, met behulp van een antwoordstrook, de ouders/verzorgers hun wensen kenbaar maken over het bezoek van hun zoon of dochter aan de uitvaart. Inlichten overige instanties Overige instanties waaraan de overledene was verbonden en die op enigerlei wijze in relatie staan met de school of het onderwijs, dienen ook te worden geïnformeerd. Daarbij kan worden gedacht aan het stagebedrijf van de leerling, het uitzendbureau van de medewerker of aan organisaties waaraan medewerkers zijn verbonden die niet in dienstverband op de school werkzaam zijn, zoals hulpverleningsinstellingen en schoonmaakbedrijven. Administratieve en organisatorische handelingen De roostermaker stelt het coördinatieteam vrij van lessen op de dag van de melding van het overlijden en zorgt voor beschikbare lokalen voor klassengesprekken en personeelsgesprekken, voorzien van koffie en thee. Er wordt tevens een ruimte vrijgemaakt met telefoon(s) voor mensen die naar huis willen bellen. Daarnaast wordt uitgaande post naar de overleden leerling of medewerker geblokkeerd. Verder worden administratieve handelingen in gang gezet waar minder haast mee is, zoals het uitschrijven uit het schoolregister en de klassenlijsten, het retourneren van het schoolgeld of het afhandelen van de salarisadministratie en het overhandigen van persoonlijke bezittingen. Administratieve afronding betekent niet dat de band van de school met de familie wordt verbroken.
Printdatum: 03 nov. 2009
92 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Overlijden door ongeval: inlichten Arbeidsinspectie Als het overlijden het gevolg is van een ongeval, doet de school onverwijld een schriftelijke mededeling hiervan aan een ambtenaar van de Arbeidsinspectie (artikel 9 lid 1 juncto art. 2 sub b Arbeidsomstandighedenwet). Stap 5 Het coördinatieteam, de schoolleiding en mentor(en) en eventueel externe hulpverlening, zoals Bureau Slachtofferhulp vangen de meest betrokken en overstuur geraakte personen op. Voor leerlingen en medewerkers die zeer overstuur zijn, wordt een achterwacht geregeld. Deze zorg wordt later eventueel overgenomen door Bureau Slachtofferhulp, zie ook onder stap 6. De achterwacht draagt tevens zorg voor het zorgvuldig opvangen van leerlingen en medewerkers die het slachtoffer goed kenden en van de personen die, in het geval dat het overlijden gevolg is van een incident, bij het overlijden aanwezig waren. Er kunnen bij ooggetuigen of ander nauw betrokkenen posttraumatische stressreacties optreden. Dergelijke reacties kunnen zich bij onvoldoende begeleiding tot chronische stoornissen ontwikkelen. Vooral kinderen kunnen extreem angstig reageren omdat ze bijvoorbeeld nooit eerder met de dood te maken hebben gehad. Ook kan een kind denken dat de dood zijn of haar schuld is als het bijvoorbeeld ruzie heeft gehad met de overleden persoon. Ook volwassenen kunnen kampen met schuldgevoelens. Voorbeelden van rouwreacties zijn ongeloof (ontkenning), verbijstering, verdriet, somberheid, woede, angst en paniek. Hieraan kunnen prestatieverlies en schoolverzuim worden gekoppeld. Voorbeelden van posttraumatische stressreacties zijn vermijdingsgedrag, een steeds terugkerende herbeleving van de gebeurtenis in dromen, nachtmerries en dagdromen, een verhoogde prikkelbaarheid zoals schrikreacties en woede en lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, buikpijn en angstzweet. Leerlingen en docenten blijven, na de melding van het sterfgeval, bij voorkeur op school en maken daar zo nodig gebruik van de opvangfaciliteiten. Alleen na overleg met de ouders/verzorgers mag een leerling vroegtijdig naar huis. Het identificeren van personen die zeer nauw bij de overledene betrokken zijn en het bij elkaar brengen van deze personen, dient een aantal doelen. Behalve dat deze personen een zekere bescherming en privacy moet worden geboden waarin zij de eerste confrontatie met hun verlies kunnen verwerken, zijn de opgeroepen emoties in groepsverband beter te hanteren voor de begeleiders en kan er makkelijker persoonlijke aandacht worden gegeven. Ook verkleint het samenbrengen van direct betrokkenen de kans dat er zeer heftige emotionele uitingen plaatsvinden in de grotere groep van alle leerlingen en medewerkers. Nauw betrokkenen worden aangemoedigd over het gebeuren te praten en ooggetuigen worden aangemoedigd hun verslag te doen. Het delen van de informatie met anderen helpt de emotionele impact van de gebeurtenis te verwerken. Het is belangrijk dat de leerlingen en medewerkers elkaar troosten. Verstrekking van eten en drinken draagt bij aan een sfeer van vertrouwen en samenzijn. Ook het functioneren van de school als organisatie kan door een overlijdensgeval op school ernstig worden belemmerd. Het is daarom zaak dat de school, in samenwerking met hulp- en dienstverlenende instellingen in de regio, een aantal maatregelen treft die de ongewenste gevolgen beperken. De contactpersoon voor de familie bezoekt de familie voor de eerste opvang en met de familie worden vervolgafspraken gemaakt. De contactpersoon voor de familie draagt daarnaast zorg voor een begeleide thuiskomst van eventuele familieleden van het slachtoffer die zich op school bevinden ten tijde van de melding. Vooraf
Printdatum: 03 nov. 2009
93 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
verifieert hij of zij of er thuis opvang aanwezig is. Zolang dit niet het geval is, blijft de leerling of medewerker bij voorkeur op school. De mentoren houden klassengesprekken in een vast lokaal. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. Deze gesprekken worden herhaald zo vaak als nodig is. De schoolleiding houdt gesprekken met medewerkers in een vast lokaal. Hier is ook ruimte voor emoties en het stellen van vragen en ook deze gesprekken worden herhaald zo vaak als nodig is. Indien mogelijk wordt er weer les gegeven op de dag na de melding van het overlijden. Verdere opvang van en hulpverlening aan leerlingen en personeel kan worden verzorgd door externe hulpverlening, zoals Bureau Slachtofferhulp. Stap 6 Mentoren worden geïnstrueerd voor het voeren van klassengesprekken. In de begeleiding van de klas speelt de klassenmentor vaak een centrale rol. De mentor weet het meest van de leerlingen in zijn of haar klas en kent hun onderlinge verhoudingen. De aard en de intensiteit van de klassengesprekken is afhankelijk van de betrokkenheid van de klas bij de overledene. Over het algemeen geldt dat wanneer de leerlingen geen persoonlijk contact hadden met de overledene, er kan worden volstaan met een korte bespreking van het overlijden. In een dergelijk geval kunnen gevoelens naar aanleiding van de mededeling, het sterven en de dood en ervaringen met eerdere sterfgevallen aan de orde komen. Aan het einde van het lesuur waarin deze bespreking heeft plaatsgevonden, kan worden voorgesteld zo veel mogelijk het reguliere lesprogramma te vervolgen. Wie nog verder wil praten, kan dat in de pauzes doen met de klassenmentor of een docent. Voor vertrouwelijke gesprekken kunnen de leerlingen ook contact zoeken met de leerlingbegeleiders of de vertrouwenspersoon van de school. Leerlingen worden deze mogelijkheid aangereikt. Klassen die wel persoonlijk contact met de overledene hadden, vragen een intensievere en langdurige benadering. Voor deze klassen stelt de school een aangepast dagprogramma samen, dat ruimte biedt voor uiting en bespreking van verdriet en andere reacties. De houding van de mentor is bepalend voor de stemming en het verloop van de rouwverwerking in de klas. Het is daarbij belangrijk dat begeleiders hun eigen gevoelens niet wegstoppen, dat geeft de leerlingen namelijk ruimte er ook over te praten. Ongecontroleerde en heftige emotionele uitingen van docenten moeten echter wel worden vermeden in het bijzijn van leerlingen. Zo mogelijk blijft de klas de verdere dag tijdens de lesuren bij elkaar. Leerlingen worden vrij gelaten in het uiten van hun emoties: verdriet tonen, huilen en somber zijn, mag. Laat leerlingen dicht bij elkaar zitten en geef ze de mogelijkheid elkaar te troosten. Het overlijden kan ook verdriet oproepen over een eerder sterfgeval in de eigen omgeving. Houd er verder rekening mee dat de religieuze achtergrond van de leerlingen van invloed kan zijn op hun reactie: ga hier respectvol mee om en vraag zo nodig informatie bij deskundigen. Ten slotte is het goed te weten dat jongeren heftig kunnen reageren op een sterfgeval, maar dat zij soms ook weer snel kunnen overgaan tot de orde van de dag. Dit gebeurt soms tot verbijstering van anderen, maar net zoals de heftige emoties moet ook deze reactie worden gerespecteerd. Wanneer er twijfels zijn over de reactie van een of meer leerlingen, bespreek dit in het coördinatieteam en schakel zo nodig een deskundige in. Vraag leerlingen niet weg te lopen uit de klas, verbiedt het echter ook niet. De school verlaten zonder
Printdatum: 03 nov. 2009
94 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
toestemming van de schoolleiding is wel verboden. Stap 7 De school wordt afgeschermd van de media. Er wordt voor de school een mediacoördinator benoemd. Dat kan een niet direct betrokken, maar wel goed geïnformeerde, medewerker van de school zijn, een schoolleider van een andere school of de voorzitter van het regionale directeurenoverleg. Zie voor meer informatie de paragraaf Omgang met de media. Stap 8 Klassengesprekken worden zo vaak herhaald als nodig is. De mentoren houden klassengesprekken in een vast lokaal. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. Geef bij vragen van direct betrokkenen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Blijf verder bij de feiten en maak bij twijfel of onduidelijkheid expliciet dat daar sprake van is. De leerlingen worden ingelicht over en op de hoogte gehouden van de volgende zaken: met wie van de familie van de overledene contact wordt onderhouden; hoe dit contact verloopt; wie in de school beschikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek; waar die personen te bereiken zijn; welke andere opvangmogelijkheden de school heeft georganiseerd; dat er met de ouders/verzorgers afspraken worden gemaakt over condoleance en bezoek aan de uitvaart; dat ieder mens zijn eigen manier heeft om met dit soort gebeurtenissen om te gaan; dat het niet gek is als je moet huilen en dat het ook niet gek is als je dat niet doet; dat sommigen onmiddellijk veel voelen en dat willen uiten, en dat dat bij anderen anders kan zijn; dat de school open blijft; dat iedereen op school moet komen; dat alleen in verband met ziekte of speciale gezinsomstandigheden verlof wordt gegeven; dat alle proefwerken en toetsen zijn uitgesteld; dat voor de lopende dag een aangepast lesrooster geldt. Soms moet een bepaalde docent of mentor juist niet degene zijn die zich met de informatieverstrekking of de opvang bezighoudt. Een en ander vereist een zekere mate van rust, tact en gespreksvaardigheid, die niet een ieder is gegeven. Stap 9 Gesprekken met medewerkers worden zo vaak herhaald als nodig is. De gesprekken met medewerkers vinden plaats in een vaste ruimte. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen. De mentoren houden klassengesprekken in een vast lokaal. Hier is ruimte voor emoties en het stellen van vragen.
Printdatum: 03 nov. 2009
95 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Geef bij vragen zo volledig mogelijke en precieze informatie: draai niet om pijnlijke feiten heen. Blijf verder bij de feiten en maak bij twijfel of onduidelijkheid expliciet dat daar sprake van is. De medewerkers worden ingelicht over en op de hoogte gehouden van de volgende zaken: met wie van de familie van de overledene contact wordt onderhouden; hoe dit contact verloopt; wie in de school beschikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek; waar die personen te bereiken zijn; welke andere opvangmogelijkheden de school heeft georganiseerd; dat er afspraken worden gemaakt over condoleance en bezoek aan de uitvaart; dat ieder mens zijn eigen manier heeft om met dit soort gebeurtenissen om te gaan; dat sommigen onmiddellijk veel voelen en dat willen uiten, en dat dat bij anderen anders kan zijn; dat de school open blijft; dat iedereen op school moet komen; dat alleen in verband met ziekte of speciale gezinsomstandigheden verlof wordt gegeven; dat alle proefwerken en toetsen zijn uitgesteld; dat voor de lopende dag een aangepast lesrooster geldt. EERSTE WEEK Stap 10 Het coördinatieteam, de schoolleiding en de mentor(en) verlenen nazorg waar dat nodig is en er wordt een herdenkingsplaats met condoleanceregister ingericht. Klassengesprekken en gesprekken met medewerkers worden voortgezet en herhaald zo vaak als nodig is. Eventueel verdere hulpverlening wordt aangeboden of er wordt doorverwezen. Er wordt een stiltelokaal/herdenkingsplaats ingericht met bijvoorbeeld foto's, bloemen, condoleanceboek, prikborden, tekenpotloden, pennen, papier of kaarsen. De contactpersoon voor de familie blijft contact onderhouden met de familie. Stap 11 Namens de school wordt er een rouwadvertentie geplaatst in een of meer (landelijke) dagbladen. Het is handig om een raamtekst van de school ter beschikking te hebben, zodat er slechts nog hoeft te worden nagedacht over een persoonlijke boodschap in de advertentie en niet meer over de namen van schoolmedewerkers die er in moeten. Stap 12 De school organiseert een moment waarop leerlingen en medewerkers die daar behoefte aan hebben gezamenlijk naar de plaats van het incident kunnen gaan, eventueel met bloemen. In het geval dat het overlijden een gevolg is van een incident in of om school, wordt minimaal met de meest betrokken medewerkers en de meest betrokken klas(sen) een bezoek gebracht aan de plek van het incident, indien mogelijk en gewenst gebeurt dit met de gehele school.
Printdatum: 03 nov. 2009
96 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Stap 13 Het coördinatieteam en de schoolleiding organiseren de deelname van leerlingen en medewerkers aan de uitvaart en de condoleance van nabestaanden. De contactpersoon overlegt met de familie van de overledene over condoleancebezoek en over de aanwezigheid van leerlingen en medewerkers op de uitvaart. Er vindt tevens een peiling plaats van wie van de medewerkers en leerlingen een condoleancebezoek willen brengen en wie de uitvaart willen bezoeken. Voordat met de leerlingen een condoleancebezoek wordt afgelegd, onderzoekt de school of de overledene toonbaar is. Vraag hierover de mening van de familie van de overledene en de uitvaartbegeleider, en ga het bij een bevestigend antwoord ook persoonlijk controleren. Bekijk meteen of de inrichting van de rouwzaal zodanig is dat men niet in de kist hóéft te kijken. Ook moet het mogelijk zijn voldoende afstand te houden van het gezicht van de overledene. Ten slotte moet er voldoende ruimte zijn om met elkaar in de buurt van de kist te blijven staan. Formuleer een instructie bij het bezoek, waarin bijvoorbeeld wordt opgenomen dat iedereen voor zichzelf beslist of hij of zij naar de kist loopt, in de kist kijkt of op afstand blijft. Bespreek de instructie van tevoren. Met de ouders/verzorgers en het rouwcentrum moet het condoleancebezoek zo worden voorbereid dat, behalve de gezinsleden van de overledene, er geen andere aanwezigen zijn. Stel voor het bezoek een draaiboek op met de volgende aandachtspunten: verzamelen in de school; gezamenlijk reizen; gezamenlijk afscheid nemen; gezamenlijk terugreizen naar school; gezamenlijk nabespreken. Bij terugkomst in school, wordt er voor verfrissing gezorgd. In de nabespreking van het condoleancebezoek is er opnieuw gelegenheid over gevoelens, ervaringen en gedachten te spreken. Er volgt een gesprek met de medewerkers die naar de uitvaart willen gaan en overleg over de aanwezigheid van (een delegatie van) leerlingen. Met de meest betrokken klas worden afspraken gemaakt over aanwezigheid bij de uitvaart. Iedereen die een persoonlijke band heeft met de overledene, wordt in de gelegenheid gesteld aan een condoleancebezoek deel te nemen en de uitvaart bij te wonen. Niemand mag er echter toe worden gedwongen. De school onthoudt zich hierbij van selectie. Leerlingen beslissen samen met hun ouders/verzorgers over deelname aan de condoleance en de uitvaart. Te overwegen valt om de klassen die niet direct betrokken zijn bij de slachtoffers, te laten vertegenwoordigen door twee leerlingen per klas. Indien medewerkers en leerlingen de plechtigheid bijwonen, zijn er minimaal twee medewerkers die de leerlingen begeleiden. De condoleance en de uitvaart vragen een aantal praktische voorbereidingen. In de organisatie staat voorop dat een en ander vanuit de school plaatsvindt. Men verzamelt vooraf op school zodat gezamenlijk, wanneer nodig in bussen, wordt gereisd. De leerlingen reizen in ieder geval onder begeleiding. Het moet verder mogelijk worden gemaakt voor ouders/verzorgers hun kind te begeleiden. Een eventuele toespraak tijdens de uitvaartdienst wordt voorbereid in overleg met de familie van de overledene. Een vertegenwoordiger van de school, bij voorkeur een schoolleider, tenzij er een voorkeur is om de mentor namens de school te laten spreken, bereidt een toespraak voor waarin hij of zij het verlies bespreekt voor de school. Printdatum: 03 nov. 2009
97 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Met de uitvaartbegeleider wordt, eventueel na overleg met de familie van de overledene, overlegd over de plaats van de leerlingen en docenten op de begraafplaats, in het crematorium of in de kerk. Als deze klein is en een grote opkomst wordt verwacht, kan dit namelijk problemen opleveren. Ook de aula moet voldoende ruimte bieden. De school zorgt, in overleg met de ouders/verzorgers, voor bloemen en kransen. Leerlingen die dat willen, kunnen zelf bloemen meebrengen. Niet alleen tijdens de plechtigheid, maar ook daarna, kunnen zeer heftige emoties loskomen: huilbuien, hyperventilatieaanvallen en flauwvallen zijn voorbeelden van mogelijke reacties. Door de omstandigheden en de massaliteit, kan de opvang daarvan worden bemoeilijkt. Het is dan ook raadzaam voldoende volwassenen mee te nemen als begeleiders en de opvangtaken van tevoren te verdelen en voor te bespreken. Betrek op het moment zelf ook altijd de andere leerlingen bij de opvang van klas- en schoolgenoten. De begeleiders hebben hierin voornamelijk een structurerende taak. Na de uitvaart is er opvang in school voor leerlingen en medewerkers. EERSTE MAAND Stap 14 Het coördinatieteam en de schoolleiding organiseren nazorg en een herdenkingsbijeenkomst voor leerlingen en medewerkers van de school en familie van de overledene. Verlies door sterfte, en van deze sterfte getuige zijn, resulteert in een aantal gevallen in posttraumatische stressreacties. Voorbeelden daarvan zijn: vermijdingsgedrag zoals het uit de weg gaan van de plaats van de gebeurtenis of van plaatsen die sterk herinneren aan de overledene, een verminderde belangstelling voor vrienden en hobby's, het zich terugtrekken uit allerlei activiteiten, een steeds terugkerende herbeleving van de gebeurtenis, een verhoogde prikkelbaarheid zoals schrikreacties en woede of verdrietreacties en lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, buikpijn en angstzweet. Op school kunnen de stressreacties ook zichtbaar worden in prestatieverlies, concentratievermindering en/of schoolverzuim. Over het algemeen lukt het om na verloop van tijd op eigen kracht en met hulp van de omgeving te herstellen. De omgeving kan op verschillende manieren bij dit herstel helpen, onder andere door ruimte te bieden te praten over wat er is gebeurd, de reacties van de leerling te accepteren, rust en veiligheid te bieden en door voorzichtig te stimuleren dagelijkse taken en gewoonten weer op te pakken. Geduld is in deze erg belangrijk. Collega's dragen hun bevindingen met aangeslagen leerlingen aan elkaar over. Soms lukt het niet om een sterfgeval te verwerken zonder professionele hulp. Het is daarom aan te bevelen al in een vroeg stadium met bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg of Bureau Slachtofferhulp te overleggen over de noodzaak van professionele nazorg: bijvoorbeeld in de vorm van individuele gesprekken voor enkelen of in de vorm van gespreksgroepen. Wanneer tot een dergelijke activiteit wordt besloten, worden opnieuw alle geledingen in school en de ouders/verzorgers geïnformeerd. Participatie van een leerling in een dergelijke activiteit kan over het algemeen alleen met toestemming van de ouders/verzorgers. Het is voor alle betrokkenen belangrijk dat er vooral de eerste tijd na het sterfgeval contact wordt onderhouden met de familie van de overledene. Geleidelijk kan dit contact worden afgebouwd. Het stiltelokaal of de herdenkingsplaats met condoleanceregister wordt onderhouden. Na ongeveer een maand wordt er een herdenkingsbijeenkomst georganiseerd in overleg met de familie. De familie wordt uitgenodigd en krijgt het Printdatum: 03 nov. 2009
98 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
condoleanceregister aangeboden. Stap 15 Het coördinatieteam en de schoolleiding evalueren de gang van zaken in de school rond het overlijdensgeval en herzien het stappenplan indien nodig. De evaluatie vindt enkele maanden na het overlijden plaats en betreft: de handelingen door de school in het algemeen; het functioneren van het eerste aanspreekpunt; het functioneren van het coördinatieteam; het functioneren van het stappenplan. Bij negatieve punten die in de evaluatie naar voren komen, wordt gekeken of deze punten kunnen worden verbeterd door een herziening of aanvulling van delen van het stappenplan of door veranderingen in de samenstelling van de leden van het coördinatieteam of de eerste aanspreekpunten. 9.7.2 Overlijden gezinslid van leerling of van medewerker Wanneer een gezinslid van een leerling of van een medewerker overlijdt, zal het stappenplan aanzienlijk korter zijn. De volgende taken worden uitgevoerd en de coördinatie ervan is in handen van de schoolleiding: de medewerkers van de school worden op de hoogte gesteld; de schoolleiding informeert samen met mentor(en) de meest betrokken klas(sen); er wordt een mededeling opgehangen in de docentenkamer; de meest betrokken klas(sen) krijgt de gelegenheid brieven te schrijven, de mentor stuurt deze naar de betreffende leerling of medewerker; de schoolleiding stuurt een condoleancebrief naar de familie of andere belangrijke nabestaanden; de mentor stuurt een aparte brief gericht aan de leerling als het een gezinslid van een leerling betreft, de schoolleiding stuurt een aparte brief aan de medewerker als het een gezinslid van een medewerker betreft. 9.7.3 Overlijden oud-leerling of oud-medewerker Wanneer een oud-leerling of oud-medewerker overlijdt, zal het stappenplan aanzienlijk korter zijn. De volgende taken worden uitgevoerd en de coördinatie ervan is in handen van de schoolleiding: de medewerkers van de school worden op de hoogte gesteld; er wordt een mededeling opgehangen in de docentenkamer; de schoolleiding stuurt een condoleancebrief naar de familie of andere belangrijke nabestaanden; de school geeft leerlingen en medewerkers de gelegenheid om de uitvaart te bezoeken; er worden bloemen gezonden namens de school.
9.8 Stappenplan ontruiming Ontruiming vindt in het algemeen plaats bij niet onmiddellijk gebluste brand, een bommelding, gevaar voor ontploffing en aanwezigheid van gevaarlijke dampen. Het optreden van de docenten is belangrijk omdat het bepalend kan zijn voor het al dan Printdatum: 03 nov. 2009
99 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
niet uitbreken van paniek. Er wordt in de verschillende gevallen van ontruiming grotendeels hetzelfde gehandeld, met één uitzondering: bij brand moeten de ramen en deuren dicht om verspreiding van vuur en rook te verhinderen en bij explosiegevaar moeten ramen en deuren open omdat een mogelijke explosie zo de ruimte krijgt, minder effect heeft en dus minder schade geeft. Dit verschil wordt in het stappenplan ontruiming aangegeven. Als extra onderdeel is een stappenplan brand opgenomen. Beide stappenplannen zijn opgesteld vanuit de optiek van de docent. In de meeste gevallen zal de school zelf al over uitgebreide ontruimingsplannen beschikken ten behoeve van de bedrijfshulpverlening. Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: Rector telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het hoofd bedrijfshulpverlening is: naam: Concierges telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De mediacoördinator van de school is: naam: rector telefoonnummer werk: Idem telefoonnummer thuis Idem telefoonnummer mobiel: Idem De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent politiebureau: Zie namenregister telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Zie namenregister Het dichtstbijzijnde ziekenhuis is: naam: Zie namenregister adres: Idem telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de Onderwijsinspectie is: naam: Zie namenregister
Printdatum: 03 nov. 2009
100 van 152
Schoolveiligheidsplan telefoonnummer:
Christelijk Lyceum Apeldoorn Idem
De contactpersoon bij de Arbeidsinspectie is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij Bureau Slachtofferhulp is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de GG&GD is: naam: <nog niet ingevuld> telefoonnummer: <nog niet ingevuld> De WA-verzekeraar van de school is: naam: <nog niet ingevuld> telefoonnummer: <nog niet ingevuld>
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
rector
10 oktober 2009
9.8.1 Ontruimingsplan Nog toe te voegen na herziening. Beste collega’s, Volgende week hebben we weer een geplande ontruimingsoefening. Deze zal plaatsvinden op woensdag 14 november tijdens het 3 e lesuur. Omdat er veel nieuwe docenten zijn en er wat zaken veranderd zijn, is het belangrijk om van de volgende punten goed kennis te nemen en de voor de leerlingen relevante punten aan het begin van de les met hen te bespreken. Ook is het verstandig om zelf vooraf al te kijken wat de vluchtwegen zijn in je lokaal. Alle leerlingen worden in de ochtendpauze over de ontruiming geïnformeerd via de lichtkrant en worden verzocht hun jas mee te nemen tijdens het 3 e lesuur. Kijk goed op de tekening van de verzamelplaats of je daar ingedeeld bent. De leerlingen van de bovenbouw verzamelen zich per stamklas (H4-1, H4-2 enz) 1. De alarmering vindt plaats via een brandmelder of via de telefoon. 2. Via de intercom kan vermeld worden welke vleugel(s) ontruimd moeten worden. 3. De docent blijft als begeleider van de leerlingen bij de klas/groep. 4. De docent verlaat met de klas het gebouw volgens de ontruimingsinstructie die in het lokaal aanwezig is. 5. De docent sluit ramen en deuren en neemt agenda en gele leerling-lijst mee. 6. De docent gaat met de klas naar de verzamelplaats en blijft met de leerlingen in het aangewezen deel. Printdatum: 03 nov. 2009
101 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
7. De docent houdt appèl en geeft het resultaat daarvan door aan de “coördinator verzamelplaats”. (gekleed in herkenbaar gekleurd vest) 8. De docent en de klas/groep wachten op de verzamelplaats nadere instructies af. 9. Een docent zonder klas meldt zich bij de conciërgeruimte. 10. Alle BHV-ers melden zich zo snel mogelijk bij de conciërgeruimte. 11. De leerlingen volgen de instructie van de docent op. 12. De leerlingen nemen de aangegeven vluchtweg naar de verzamelplaats. 13. De leerlingen melden zich bij de docent en wachten verdere instructies af op de verzamelplaats. 14. De leerlingen die geen les hebben, maar zich wel in het gebouw bevinden melden zich bij de bij de ingang van de verzamelplaats aanwezige assistentcoördinator. (herkenbaar vest). Willen de mentoren de klas wijzen op de vluchtroute en de ontruimingsinstructie? (zie punt 4 hierboven) Mocht je vragen hebben wil je deze dan mailen. Beantwoording volgt zo snel mogelijk. Alvast bedankt voor jullie medewerking. Met vriendelijke groet, Marten Wsa en Lars Olav Msa
Printdatum: 03 nov. 2009
102 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
10 SANCTIES 10.1 Sancties leerlingen Een sanctie is een punitieve reactie op het overtreden van de wet of de schoolregels door een als personeel of als leerling aan de school verbonden persoon. Er worden verschillende sancties met een officieel karakter toegelicht, dat wil zeggen sancties die worden geregistreerd en die situatieoverstijgend zijn. Het gaat hier om sancties die kunnen worden opgelegd aan leerlingen van de school. Invulformulier sancties leerlingen naam overtreder: geboortedatum overtreder: klas overtreder: ouders/verzorgers overtreder: mentor overtreder: eventuele eerdere overtredingen/strafbare feiten/sancties overtreder: datum overtreding: plaats overtreding: omschrijving overtreding: melder van de overtreding: de melding is behandeld door: datum: het incident is opgenomen in de incidentenregistratie op:
Printdatum: 03 nov. 2009
103 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
de zaak is afgehandeld door: opgelegde sanctie en status (gele kaarten): datum:
Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-oördinator van de school is: naam: Arbo-coördinator telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: Rector telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent politiebureau: Zie namenregister telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Zie namenregister De leerplichtambtenaar is: naam: telefoonnummer:
Zie namenregister Idem
Onderwijsinspectie: naam contactpersoon: telefoonnummer:
Zie namenregister Idem
Arbeidsinspectie: naam contactpersoon: telefoonnummer:
Zie namenregister Idem
Bureau Jeugdzorg naam contactpersoon: telefoonnummer:
Zie namenregister Idem
Printdatum: 03 nov. 2009
104 van 152
Schoolveiligheidsplan
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
rector
10 oktober 2009
10.1.1 Sancties algemeen Officiële sancties beginnen over het algemeen pas na het falen van eventuele eerdere onofficiële maatregelen, vooral in het geval van lichte overtredingen. Het opleggen van een officiële sanctie is een laatste middel om te proberen ongewenst gedrag te stoppen of te bestraffen. Het is een machtsmiddel en met machtsmiddelen moet altijd zorgvuldig worden omgegaan. Officiële sancties moeten worden afgehandeld door of namens de schoolleiding. De mentor kan worden betrokken bij het bepalen van de sanctie, tenzij deze te zeer bij de zaak betrokken is geweest. Tot schorsing en verwijdering kan slechts door het bevoegd gezag (het bestuur) van de school worden beslist. Echter in de praktijk vertegenwoordigt de schoolleiding meestal het bevoegd gezag. Als het moet komen tot het opleggen van een officiële sanctie, is het van groot belang dat er een aantal beginselen in acht wordt genomen, waaronder het beginsel van subsidiariteit en het beginsel van proportionaliteit. Subsidiariteit wil zeggen: geen sanctie moet worden opgelegd, indien er een (minder schadelijk) alternatief is om het probleem op te lossen. Over het algemeen bestaan er immers ook minder onaangename manieren om duidelijk te maken dat bepaald gedrag niet gewenst is. Proportionaliteit wil zeggen: de sanctie moet redelijkerwijs in verhouding zijn met de overtreding. In dit kader is het ook van belang om in geval van herhaaldelijke vergelijkbare lichte overtredingen sancties op te bouwen. Het is namelijk niet proportioneel wanneer opgebouwde irritaties over herhaaldelijke kleine overtredingen leiden tot een plotselinge zware officiële sanctie, zonder dat er eerder iets over is gezegd. Uitleg aan de overtreder is van groot belang voor diens inzicht in de negatieve kanten van zijn of haar onacceptabele gedrag. Wanneer dit inzicht er is, zal een sanctie meestal ook worden begrepen. Acceptatie van het hoe en waarom van een sanctie is van groot belang voor de effectiviteit van de sanctie. Verder is het van belang dat ook de melder van de overtreding en de slachtoffers op de hoogte worden gehouden. De onderzoeksplicht van de schoolleiding naar de aanleiding en de gegrondheid van de sanctie neemt toe naarmate de sanctie zwaarder is. Elke sanctie kan worden aangevuld met de opdracht aan de overtreder tot het herstellen of vergoeden van de eventueel door de overtreder veroorzaakte schade of, indien hieraan geen gehoor wordt gegeven, het aansprakelijk stellen van de overtreder voor diens onrechtmatige daad (zie ook de paragraaf Stappenplan schade). Deze opdracht wordt in dit hoofdstuk niet behandeld als sanctie. Wanneer de overtreder zijn best heeft gedaan de schade zoveel mogelijk weg te nemen, kan dit de noodzaak van het opleggen van een officiële sanctie wel wegnemen of verminderen. In gevallen waarbij de politie is ingeschakeld, zal met de eventuele actie van politie of justitie rekening moeten worden gehouden bij het opleggen van een sanctie omdat het in het Nederlandse recht niet is toegestaan iemand twee maal te vervolgen en te straffen voor hetzelfde feit, tenzij er geheel nieuwe omstandigheden aan het licht zijn gekomen. De reden hiervoor is dat burgers Printdatum: 03 nov. 2009
105 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
moeten weten waar ze aan toe zijn en dat ze na het afronden van een zaak erop moeten kunnen rekenen dat deze ook echt afgerond is. Daarom is het van belang dat er op één overtreding ook één sanctie volgt en dat er evenmin na het opleggen van een sanctie een nasleep van verwijten of beschuldigingen overblijft. Er zal in beginsel moeten worden geprobeerd om 'ex-overtreders' een nieuwe kans te geven hun gedrag te verbeteren. NB In dit hoofdstuk wordt met het woord 'overtreding' niet een overtreding in de zin van het Wetboek van Strafrecht (als tegenover een misdrijf) bedoeld, maar een overtreding van schoolregels en/of van de wet (dit kan dus ook een misdrijf betreffen). 10.1.2 Waarschuwing Een waarschuwing wordt gegeven bij een zeer sterk vermoeden van een toekomstige overtreding of bij het begaan van een lichte of middelzware overtreding. De overtreder wordt met de waarschuwing naar de schoolleiding gestuurd. De schoolleiding hoort de overtreder om de gegrondheid van de sanctie te onderzoeken en bekrachtigt de waarschuwing indien deze gegrond is. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of de melder van de overtreding gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de schoolleiding geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Het opleggen van de officiële waarschuwing gebeurt door of namens de schoolleiding die de waarschuwing schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de mentor en docenten. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat een docent een leerling naar de schoolleiding stuurt met een briefje waarop staat dat hij een officiële waarschuwing krijgt, waarna de schoolleiding na een kort gesprek over de aanleiding en gevolgen van de sanctie de waarschuwing op schrift meegeeft of opstuurt. De (officiële) waarschuwing wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan de de mentor en docenten. 10.1.3 Berisping Een berisping wordt gegeven bij het negeren van (een) eerder gegeven officiële waarschuwing(en) of bij het begaan van een middelzware of zware overtreding. De berisping is in feite een tweede waarschuwing, verzwaard met de mededelingen dat het overtredende gedrag in sterke mate wordt afgekeurd, dat de ouders/verzorgers worden ingelicht en dat dit de laatste stap is voordat er verdergaande maatregelen worden genomen. De overtreder wordt met de berisping naar de schoolleiding gestuurd. De schoolleiding hoort de overtreder om de gegrondheid van de sanctie te onderzoeken en bekrachtigt de berisping indien deze gegrond is. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of de klager gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de schoolleiding geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Het opleggen van de berisping gebeurt door of namens de schoolleiding die de berisping schriftelijk aan de overtreder overhandigt en deze mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de ouders/verzorgers, de veiligheidscoördinator, de mentor en
Printdatum: 03 nov. 2009
106 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
docenten. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van de sanctie. De berisping wordt geregistreerd en schriftelijk kenbaar gemaakt aan de ouders/verzorgers, de mentor en docenten.
10.1.4 Maatregel Een sanctie in de vorm van een maatregel wordt gegeven bij het negeren van een eerder opgelegde officiële sanctie of bij het begaan van een middelzware, zware of zeer zware overtreding. Deze sanctie bestaat uit het opleggen van een maatregel en een gesprek met de ouders/verzorgers. De maatregel kan verschillende vormen hebben (mede afhankelijk van de aard van de overtreding), maar zal over het algemeen de vorm hebben van een soort taakstraf binnen de school. Hierbij kan worden gedacht aan (eventueel te combineren): taken van huishoudelijke aard (zoals schoolplein vegen, schoonmaken, planten water geven), andere taken (zoals administratieve klusjes, assisteren van de conciërge, de mentor of werken in de bibliotheek), extra opdrachten (zoals strafwerk, huiswerk, essay, presentatie voor de klas) en nablijven, vroeg melden of op andere momenten extra tijd op school verblijven. De overtreder wordt met de maatregel naar de schoolleiding gestuurd. De schoolleiding hoort de overtreder om de gegrondheid van de sanctie te onderzoeken en bekrachtigt de maatregel indien deze gegrond is. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, worden ook de sanctieoplegger en eventuele andere betrokkenen gehoord. Indien de schoolleiding geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Het opleggen van de maatregel gebeurt door of namens de schoolleiding die het besluit tot de maatregel schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de ouders/verzorgers, de veiligheidscoördinator, de mentor en docenten. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. De maatregel wordt geregistreerd en mondeling én schriftelijk kenbaar gemaakt aan de ouders/verzorgers, , de mentor en docenten.
10.1.5 Schorsing Schorsing kan plaatsvinden bij het negeren van (een) eerder opgelegde officiële sanctie(s) of bij het begaan van een zware of zeer zware overtreding. Deze sanctie bestaat uit het voor bepaalde tijd met een maximum van één week (artikel 13 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO) schorsen van de overtreder en een gesprek met de ouders/verzorgers. De overtreder wordt naar het bevoegd gezag gestuurd, in de praktijk zal de schoolleiding meestal het bevoegd gezag vertegenwoordigen. Deze hoort de overtreder om de gegrondheid van een schorsing te onderzoeken en bekrachtigt de schorsing indien deze gegrond is. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of klager gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien het bevoegd gezag geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Deze sanctie wordt officieel opgelegd door het bevoegd gezag (schorsing leerling: artikel 13 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO) die het besluit tot de schorsing schriftelijk aan de overtreder overhandigd en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de ouders/verzorgers, de veiligheidscoördinator, de mentor en docenten. Ook Printdatum: 03 nov. 2009
107 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. Bij een schorsing van een leerling van meer dan één dag is het bevoegd gezag verplicht de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen van de schorsing op de hoogte te brengen (artikel 13 lid 3 Inrichtingsbesluit WVO). De schorsing wordt geregistreerd en schriftelijk kenbaar gemaakt aan de ouders/verzorgers, de veiligheidscoördinator, de mentor, de conciërge, docenten en de klas. Tijdens de schorsing volgt de leerling een vervangend onderwijsprogramma. Dit gebeurt bij voorkeur op school. Hiervan wordt slechts afgeweken indien de aanleiding tot het schorsen ervoor zorgt dat een tijdelijk toegangsverbod van de overtreder tot de school noodzakelijk is of indien er een beter alternatief is.
10.1.6 Definitieve verwijdering Definitieve verwijdering kan plaatsvinden bij het veelvuldig negeren van eerder opgelegde officiële sancties of bij het begaan van een zeer zware overtreding. De overtreder wordt naar het bevoegd gezag gestuurd oftewel naar de schoolleiding die in de praktijk meestal het bevoegd gezag vertegenwoordigt. Deze hoort de overtreder om de gegrondheid van een verwijdering te onderzoeken. Ook de klager en eventueel andere betrokkenen worden gehoord. Indien het bevoegd gezag geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Van belang is te weten dat het wettelijk verplicht is een leerling, voordat deze definitief wordt verwijderd, in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Indien de leerling de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, moeten ook diens ouders/verzorgers in de gelegenheid worden gesteld gehoord te worden (artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO). De sanctie van definitieve verwijdering wordt (officieel) opgelegd door het bevoegd gezag (definitieve verwijdering leerling: artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO). Het besluit tot definitieve verwijdering van een leerling wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze jonger is dan eenentwintig jaren ook aan diens ouders/verzorgers, bekend gemaakt (artikel 15 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO). In deze bekendmaking moet zijn opgenomen dat belanghebbenden binnen zes weken na de bekendmaking bezwaar kunnen maken bij het bevoegd gezag (artikel 15 lid 1 en lid 2 Inrichtingsbesluit WVO). Hoe het bevoegd gezag een eventueel ingediend bezwaar moet afhandelen staat in lid 3 en 4 van genoemd artikel. Bij voorkeur wordt het besluit tot definitieve verwijdering mondeling toelicht aan de leerling en diens ouders/verzorgers. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de ouders/verzorgers, de veiligheidscoördinator, de mentor en de docenten. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de gevolgen zijn van de sanctie en hoe de scholing van de verwijderde leerling voortgang zal vinden. Van belang is te weten dat definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling slechts geschiedt na overleg met de Onderwijsinspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Dit overleg dient er mede voor na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen volgen (artikel 14 lid 2 Inrichtingsbesluit WVO). Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling mag pas plaatsvinden wanneer de leerling is ingeschreven bij een andere school of ander instituut waar hij of zij de opleiding kan vervolgen (art. 27 lid 1 WVO). Van de definitieve verwijdering van een leerling stelt het bevoegd gezag de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen in kennis (artikel 14 lid 3 Inrichtingsbesluit Printdatum: 03 nov. 2009
108 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
WVO). Een kopie van deze kennisgeving moet aan B&W, in de praktijk zal dit aan de leerplichtambtenaar zijn, van de woongemeente van de leerling worden verzonden (artikel 18 lid 1 Leerplichtwet 1969). Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd (artikel 14 lid 1 laatste zin Inrichtingsbesluit WVO). De verwijdering wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan het personeel en de klas(sen). 10.2 Sancties personeel Een sanctie is een punitieve reactie op het overtreden van de wet of de schoolregels door een als personeel of als leerling aan de school verbonden persoon. Er worden verschillende sancties met een officieel karakter toegelicht, dat wil zeggen: sancties die worden geregistreerd en die situatieoverstijgend zijn. Het gaat hier om sancties die kunnen worden opgelegd aan personeelsleden van de school. Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De contactpersoon bij de Onderwijsinspectie is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de Arbeidsinspectie is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
rector
10 oktober 2009
10.2.1 Officiële sancties Officiële sancties beginnen over het algemeen pas na het falen van eventuele eerdere onofficiële maatregelen, vooral in het geval van lichte overtredingen. Het opleggen van een officiële sanctie is een laatste middel om te proberen ongewenst gedrag te stoppen of te bestraffen. Het is een machtsmiddel en met machtsmiddelen moet altijd zorgvuldig worden omgegaan. Officiële sancties worden afgehandeld door of namens de schoolleiding. Tot schorsing en ontslag kan officieel slechts door of namens het bevoegd gezag (het bestuur) van de school worden beslist. In de praktijk vertegenwoordigt de schoolleiding meestal het bevoegd gezag. Printdatum: 03 nov. 2009
109 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Als het moet komen tot het opleggen van een officiële sanctie, is het van groot belang dat er een aantal beginselen in acht wordt genomen, waaronder het beginsel van subsidiariteit en het beginsel van proportionaliteit. Subsidiariteit wil zeggen: geen sanctie moet worden opgelegd, indien er een (minder schadelijk) alternatief is om het probleem op te lossen. Over het algemeen bestaan er immers ook minder onaangename manieren om duidelijk te maken dat bepaald gedrag niet gewenst is. Proportionaliteit wil zeggen: de sanctie moet redelijkerwijs in verhouding zijn met de overtreding. In dit kader is het van ook belang in geval van herhaaldelijke vergelijkbare lichte overtredingen sancties op te bouwen. Het is namelijk niet proportioneel wanneer opgebouwde irritaties over herhaaldelijke kleine overtredingen leiden tot een plotselinge zware officiële sanctie, zonder dat er eerder iets over is gezegd. Uitleg aan de overtreder is van groot belang voor diens inzicht in de negatieve kanten van zijn of haar onacceptabele gedrag. Wanneer dit inzicht er is, zal een sanctie meestal ook worden begrepen. Acceptatie van het hoe en waarom van een sanctie is van groot belang voor de effectiviteit van de sanctie. Verder is het van belang dat ook de melder van de overtreding en vooral de slachtoffers op de hoogte worden gehouden van de afwikkeling van de zaak. De onderzoeksplicht van de schoolleiding naar de aanleiding en de gegrondheid van de sanctie neemt toe naarmate de sanctie zwaarder is. Elke sanctie kan worden aangevuld met de opdracht aan de overtreder tot het herstellen of vergoeden van de eventueel door de overtreder veroorzaakte schade of, indien hieraan geen gehoor wordt gegeven, het aansprakelijk stellen van de overtreder voor diens onrechtmatige daad (zie ook de paragraaf Stappenplan schade). Deze opdracht wordt in dit hoofdstuk niet behandeld als sanctie. Wanneer de overtreder echter zijn best heeft gedaan de schade zo veel mogelijk weg te nemen, kan dit wel de noodzaak van het opleggen van een officiële sanctie wegnemen of verminderen. In gevallen waarbij de politie is ingeschakeld, zal met de eventuele actie van politie of justitie rekening moeten worden gehouden bij het opleggen van een sanctie omdat in het Nederlandse recht het niet is toegestaan om iemand twee maal te vervolgen en te straffen voor hetzelfde feit, tenzij er geheel nieuwe omstandigheden aan het licht zijn gekomen. De reden hiervoor is dat burgers moeten weten waar ze aan toe zijn en dat ze na het afronden van een zaak erop moeten kunnen rekenen dat deze ook echt klaar is. Daarom is het van belang dat er op één overtreding ook één sanctie volgt en dat er evenmin na het opleggen van een sanctie een nasleep van verwijten of beschuldigingen overblijft. Er zal in beginsel moeten worden geprobeerd om 'ex-overtreders' een nieuwe kans te geven hun gedrag te verbeteren. NB In dit hoofdstuk wordt met het woord 'overtreding' niet een overtreding in de zin van het Wetboek van Strafrecht (als tegenover een misdrijf) bedoeld, maar een overtreding van schoolregels en/of van de wet (dit kan dus ook een misdrijf betreffen). 10.2.2 Waarschuwing Een officiële waarschuwing wordt gegeven bij een zeer sterk vermoeden van een toekomstige overtreding of bij het begaan van een lichte of middelzware overtreding. De overtreder wordt voor de waarschuwing bij de schoolleiding geroepen. De schoolleiding hoort de overtreder om de gegrondheid van deze sanctie te onderzoeken en geeft een waarschuwing indien zij dit een passende sanctie vindt op de overtreding. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de klager of melder van de overtreding Printdatum: 03 nov. 2009
110 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de schoolleiding geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Het opleggen van de officiële waarschuwing gebeurt door of namens de schoolleiding die de waarschuwing schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de schoolleiding en eventueel aan het bevoegd gezag. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. De aanleiding voor de waarschuwing zal meestal een klacht zijn. De waarschuwing wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan de schoolleiding en eventueel aan het bevoegd gezag. 10.2.3 Berisping Een berisping wordt gegeven bij het negeren van (een) eerder gegeven officiële waarschuwing(en) of bij het begaan van een middelzware of zware overtreding. De berisping is in feite een tweede waarschuwing, verzwaard met de mededelingen dat het overtredende gedrag in sterke mate wordt afgekeurd en dat dit mogelijk de laatste stap is voordat er wordt geschorst. De overtreder wordt voor de berisping bij de schoolleiding geroepen. De schoolleiding hoort de overtreder om de gegrondheid van de sanctie te onderzoeken en geeft de berisping indien zij dit een passende sanctie vindt. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of de klager gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien de schoolleiding geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Het opleggen van de berisping gebeurt door of namens de schoolleiding die de berisping schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de schoolleiding en eventueel aan het bevoegd gezag. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie. De berisping wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan de schoolleiding en eventueel aan het bevoegd gezag. 10.2.4 Schorsing Schorsing kan plaatsvinden bij het negeren van (een) eerder opgelegde officiële sanctie(s) of bij het begaan van een zware of zeer zware overtreding. Deze sanctie bestaat uit het schorsen van de overtreder en een gesprek met de schoolleiding en/of met het bevoegd gezag. De overtreder wordt naar het bevoegd gezag gestuurd, in de praktijk zal de schoolleiding meestal het bevoegd gezag vertegenwoordigen. Deze hoort de overtreder om de gegrondheid van een schorsing te onderzoeken en schorst indien zij dit een passende sanctie vindt. Indien het horen twijfel brengt over de gegrondheid van de sanctie, wordt ook de sanctieoplegger of klager gehoord, en eventueel andere betrokkenen. Indien het bevoegd gezag geen of een andere sanctie gepaster vindt, wordt de sanctie aangepast. Deze sanctie wordt officieel opgelegd door het bevoegd gezag (schorsing personeelslid: artikel 153 lid 1 WVO) die het besluit tot de schorsing schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de schoolleiding, het bevoegd gezag en de veiligheidscoördinator. Ook wordt duidelijk gemaakt wat de mogelijke gevolgen zijn van het negeren van deze sanctie.
Printdatum: 03 nov. 2009
111 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De schorsing wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan de schoolleiding, het bevoegd gezag en de veiligheidscoördinator.
10.2.5 Ontslag Een ontslagprocedure kan worden gestart in geval van het veelvuldig negeren van eerder opgelegde officiële sancties of het begaan van een zeer zware overtreding, waardoor het redelijkerwijs niet meer mogelijk is dat de overtreder op school blijft werken. De overtreder wordt naar het bevoegd gezag gestuurd. Deze hoort de overtreder om de noodzaak van het ontslag te onderzoeken en start de ontslagprocedure indien zij dat noodzakelijk vindt. Ook de klager of melder en andere betrokkenen worden gehoord. Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat met een minder zware sanctie kan volstaan, wordt de sanctie aangepast. Deze sanctie wordt officieel opgelegd door het bevoegd gezag (ontslag personeelslid: artikel 153 lid 1 WVO) die het besluit tot het ontslag schriftelijk aan de overtreder overhandigt en mondeling toelicht. In het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat de sanctie wordt geregistreerd en kenbaar wordt gemaakt aan de inspecteur en eventueel aan toekomstige werkgevers van de overtreder, indien deze daarnaar zouden informeren. Van ontslag van een personeelslid (in vaste dienst of in een tijdelijke dienst voor langer dan een half jaar) doet het bevoegd gezag terstond mededeling aan de inspecteur (artikel 153 lid 1 tweede zin WVO). Het ontslag wordt geregistreerd en kenbaar gemaakt aan de schoolleiding, het bevoegd gezag, de veiligheidscoördinator, het overige personeel en de klas(sen). Bij voorkeur wordt eerst de kans geboden tot vrijwillig ontslag, voordat tot gedwongen ontslag wordt overgegaan. Uiteraard worden bij het ontslag alle regels betreffende het arbeidsrecht in acht genomen. Het wettelijk ontslagrecht is neergelegd in afdeling 9 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (art. 7:667-7:686 BW) en in artikel 7 en 9 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA).
Printdatum: 03 nov. 2009
112 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
11 INCIDENTENREGISTRATIE
Verantwoordelijke voor de gegevens in dit hoofdstuk
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
11.1 Doelen van incidentenregistratie Het einddoel van een systematische registratie van incidenten is de feitelijke veiligheid op school te (kunnen) verbeteren. Op de scholen waar uitdraaien worden gemaakt van de ingevoerde incidenten kunnen de rapporten die daarvan het resultaat zijn, worden gebruikt om trends te ontdekken. Door te vergelijken kan een school immers vaststellen of bepaalde incidenten vaker dan gemiddeld voorkomen en wellicht apart aangepakt dienen te worden. Vaak geven scholen aan incidentenregistratie te willen (kunnen) koppelen aan het leerlingvolgsysteem. Het doel is dan niet zozeer overzicht te krijgen van alle incidenten die op school plaatsvinden, om op basis daarvan beleid te ontwikkelen, maar om per leerling een overzicht te krijgen van de incidenten waar hij of zij bij betrokken is geweest. Het kunnen uitdraaien van incidenten per leerling wordt door vrijwel alle scholen genoemd als systeemeis. Daarbij moet uiteraard wel een goede waarborg kunnen worden gegeven voor de bescherming van gegevens en de privacy van alle betrokken leerlingen, docenten en scholen. 11.2 Organisatie van incidentenregistratie Het incidentenregistratiesysteem dat wordt gebruikt is minder belangrijk dan de organisatie en de cultuur eromheen. Er zijn namelijk nogal wat drempels die moeten worden genomen voordat een incident ook echt in het registratiesysteem wordt ingevoerd. Alleen als er op een school de cultuur heerst dat incidenten moeten worden geregistreerd, is er een kans dat het ook echt gebeurt. Vervolgens moet er een organisatie zijn die registratie mogelijk maakt: er moeten formulieren klaarliggen en er moet iemand zijn die verantwoordelijk is voor de registratie. De volgende drempel wordt gevormd door het systeem zelf: het systeem moet prettig zijn in het gebruik en het moet de gewenste resultaten opleveren. Daarna moeten, na invoer van de incidenten in het systeem, dezelfde drempels nogmaals worden overwonnen, wil het tot een concrete aanpak van de problemen komen. Het meest voor de hand liggend is dat de incidentenregistratie door de veiligheidscoördinator wordt uitgevoerd en dat deze ook de beheerder is van de registratie. De school maakt gebruik van een systematische vorm van incidentenregistratie. 11.3 Incidenten Incidenten zijn er in vele soorten en maten: een pesterij, een diefstal, een ruzie, een steekpartij, een ingeslagen ruit - het zijn allemaal incidenten. Sommige incidenten, zoals ruzie, komen dagelijks voor op school en andere, zoals steekpartijen, zijn minder vaak aan de orde. De meeste incidenten die geregistreerd zijn, vinden plaats in het schoolgebouw (lokaal, gang, gymzaal) of op het schoolplein. In de lokalen blijken Printdatum: 03 nov. 2009
113 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
regelmatig incidenten plaats te vinden, voornamelijk diefstallen. Vechtpartijen spelen zich meestal af in de gang, op het plein of buiten het schoolterrein. Incidenten op routes van en naar school komen slechts weinig in de registratie terecht. Alleen de meest ernstige incidenten blijken te worden geregistreerd. Het is dus goed mogelijk dat er meer mis gaat onderweg, maar in de meeste gevallen bereikt deze informatie de veiligheidscoördinator niet of ziet hij of zij het niet als zijn of haar taak incidenten van buiten de school te registreren. Voor een goed overzicht van wat er in en om de school gebeurt en voor inzicht in de mogelijke verbanden tussen verschillende incidenten, is het echter aan te bevelen ook de incidenten op de routes van en naar school te registreren. 11.4 Voorwaarden voor incidentenregistratie Voor een goed werkend incidentenregistratiesysteem moet aan de volgende randvoorwaarden worden voldaan: het is duidelijk wie verantwoordelijk is of zijn voor het verzamelen en invoeren van incidenten binnen de school en deze functionaris(sen) krijg(t)(en) daar ook tijd voor; intern - met name tussen schoolleiding en veiligheidscoördinatoren - is goed afgesproken welke typen incidenten wel en welke niet worden geregistreerd; als men scholen onderling wil vergelijken, is het bovendien wenselijk dat er overkoepelend afspraken worden gemaakt over welke typen incidenten wel en welke niet dienen te worden geregistreerd; het feit dat er geregistreerd wordt en informatie over welke incidenten worden geregistreerd en over hoe de meldingsprocedure er precies uitziet, wordt intern duidelijk gemaakt aan zowel medewerkers als leerlingen (en hun ouders/verzorgers); ook voor sommige externen, zoals andere scholen, politie of hulpdiensten, kan het belangrijk zijn hen op de hoogte te brengen van het bestaande incidentenregistratiesysteem; het systeem is zowel incidentgericht als persoonsgericht. Concreet is het dus mogelijk om - al dan niet gekoppeld aan het leerlingvolgsysteem - uitdraaien per leerling of per groep leerlingen te maken; privacy blijft te allen tijde gewaarborgd.
Printdatum: 03 nov. 2009
114 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
11.5 Voorbeeld van een incidentenregistratieformulier REGISTRATIEFORMULIER INCIDENTEN VOOR INTERN GEBRUIK Gegevens ten behoeve van de schriftelijke interne registratie van incidenten.
Naam getroffene: … …………………………………………………………………………………………………….. Adres ………………………………………………………………………………………………………….. Postcode en plaats: ……Apeldoorn ………………………………………………………………………………………………. Getroffene is: Werknemer / stagiair / leerling / anders namelijk * …..…………………………………………….. Plaats van het incident: ……………………………………………………………………………………………….. Datum en tijdstip incident:………………………………………………………………………………………….... Vorm van agressie / geweld: fysiek nl: ……………………………………………………………………………………………………..... verbaal nl: ……………………………………………………………………………………………………..... dreigen nl: ……………………………………………………………………………………………………..... vernielzucht nl: ……………………………………………………………………………………………………..... diefstal nl: ……………………………………………………………………………………………………..... anders nl: …………………………………………………………………………………………………..... Behandeling: géén behandeling in ziekenhuis / EHBO* opname in ziekenhuis ziekteverzuim / leerverzuim anders nl: ………………………………………………………………………………………………………......... Schade:
materieel nl: …………………………………………………………...................................................... fysiek letsel nl: …………………………………………………………...................................................... psych. letsel nl: …………………………………………………………...................................................... anders nl: ……………………………………………………….........................................................
Printdatum: 03 nov. 2009
115 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Afhandeling: verwezen naar leidinggevende, te weten .................................................................................................... politie ingeschakeld aangifte gedaan: ja / nee* anders nl: ……………………………………………………………………………………………………………. * Doorhalen wat niet van toepassing is. Korte beschrijving van het incident: ……………………………………………………………………………………………………………………………............... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ……………………………………………………………………………………………………………………………............... ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... Suggesties voor verdere afhandeling: ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ……………………………………………………………………………………………………………………………............... Suggesties voor preventie in de toekomst: ......................................................................................................................... ......................................................................................................................... ……………………………………………………………………………………………………………………………...............
Printdatum: 03 nov. 2009
116 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
12 KLACHTENREGELINGEN 12.1 Klachtenregeling algemeen De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet heeft onder meer betekend dat schoolbesturen sinds 1 augustus 1998 verplicht zijn een klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Volgens deze wet kunnen leerlingen en hun ouders/verzorgers klachten indienen over gedragingen en beslissingen of het nalaten daarvan van het bevoegd gezag en het personeel van de school. Het klachtrecht heeft een belangrijke signaalfunctie met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Door middel van de klachtenregeling ontvangen het bevoegd gezag en de school signalen die hen kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijs en de gang van zaken op school. In het voorjaar van 1998 verscheen de modelklachtenregeling voor het openbaar en bijzonder primair en het voortgezet onderwijs. De modelklachtenregeling is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de landelijke organisaties van besturen, ouders/verzorgers, schoolleiders en de onderwijsvakorganisaties. De modelregeling is een handreiking die desgewenst kan worden aangepast. De hier gepresenteerde regeling is breder dan de Kwaliteitswet voorschrijft. De school stelt zelf een klachtenregeling op die wordt opgenomen in dit schoolveiligheidsplan. Indien deze klachtenregeling niet onmiddellijk kan worden opgenomen omdat de samenstelling ervan nog niet is voltooid, zal de klachtenregeling zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van het schoolveiligheidsplan worden voltooid en alsnog worden opgenomen. Naam verantwoordelijke: Vastfesteld:
College van Bestuur oktober 2009
Schoolspecifieke gegevens Het aanspreekpunt van de algemene klachtencommissie van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het aanspreekpunt van de klachtencommissie seksuele intimidatie van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
school is: Arbo-coördinator Idem Idem
De interne vertrouwenspersoon (of contactpersoon) is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem
Printdatum: 03 nov. 2009
117 van 152
Schoolveiligheidsplan telefoonnummer mobiel:
Christelijk Lyceum Apeldoorn Idem
De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent politiebureau: Zie namenregister telefoonnummer: Zie namenregister telefoonnummer mobiel: Zie namenregister
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De rector gegevens in deze paragraaf
Printdatum: 03 nov. 2009
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
118 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
12.1.1 Klachtenreglement deelnemers Voorwoord In iedere organisatie waarin mensen samen werken ontstaan vragen, worden fouten gemaakt. Dit geldt zowel voor de medewerkers als voor de leerlingen op onze school. Belangrijk hierin is hoe met gemaakte fouten wordt omgegaan. De schoolorganisatie doet veel om problemen en klachten te voorkomen. De scholen binnen CVO willen een open en eerlijk gesprek aangaan als iemand niet tevreden is. In deze klachtenregeling is vastgelegd hoe de school met klachten omgaat en bij wie u met een klacht terecht kunt. In dit klachtenprotocol hanteren we de volgende indeling van klachten: 1. klachten die betrekking hebben op de schoolorganisatie; schoolregels,overgangsregels, overgangsnormen en zaken betreffende het schoolexamen (zie hoofdstuk 2); 2. klachten aangaande ongewenst gedrag; agressie, geweld, discriminatie, seksuele intimidatie en ander ongewenst gedrag (zie hoofdstuk 3); 3. klachten betreffende de afhandeling van een klacht door de school of betreffende het optreden van (een lid van) de directie of het bestuur (zie hoofdstuk 4). Deze klachtenregeling is voorgelegd aan de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad en van instemming voorzien op 21 april 2009. Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave 1.
Begripsbepaling
2. Klachten die betrekking hebben op de schoolorganisatie; schoolregels, overgangregels, overgangsnormen en zaken betreffende het schoolexamen 3.
Klachten aangaande ongewenst gedrag; agressie, geweld, discriminatie, seksuele intimidatie en ander ongewenst gedrag
4. Klachten betreffende de afhandeling van een klacht door de school of betreffende het optreden van (een lid van) de directie of het bestuur 5. Externe klachtencommissie 6. Slotbepalingen
Printdatum: 03 nov. 2009
119 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
1. Begripsbepaling Artikel 1 In deze klachtenregeling worden verschillende begrippen gebruikt. In dit eerste hoofdstuk worden alle gebruikte begrippen kort toegelicht. 1.1 School Onderwijs
een school zoals beschreven in de Wet op het Voortgezet
1.2 Bevoegd gezag
College van Bestuur
1.3 Klager
een leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige leerling, een lid van het personeel, een lid van de directie, een lid van het bevoegd gezag, een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die op een andere manier deel uit maakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend
1.4 Aangeklaagde
een leerling, ouder/voogd/verzorger van een minderjarige leerling, (een lid van het) personeel, (een lid van de) directie, (een lid van het) bevoegd gezag, een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die op een andere manier deel uit maakt van de schoolgemeenschap,tegen wie een klacht is ingediend
1.5 Klacht nalaten van
klacht over gedragingen en beslissingen, dan wel het gedragingen en het niet nemen van beslissingen, van de aangeklaagde
1.6 Vertrouwenspersoon
persoon zoals beschreven in hoofdstuk 3 artikel 7
2. Klachten die betrekking hebben op de schoolorganisatie; schoolregels, overgangsregels, overgangsnormen en zaken betreffende het schoolexamen. Artikel 2 Klachten betreffende communicatie school en leerling/ouders, betreffende begeleiding van leer- en gedragsproblemen, betreffende het Programma van Toetsing en Afsluiting en klachten betreffende het schoolbeleid worden door de klager eerst met de betreffende functionaris besproken. Artikel 3 Indien het bespreken met de aangeklaagde niet leidt tot een bevredigende oplossing, of er organisatorisch afspraken gemaakt dienen te worden om herhaling te voorkomen, dan wordt de klacht voorgelegd aan de direct-leidinggevende (personeel) of aan de directeur/rector (ouders). Zaken betreffende het schoolexamen dienen aan de commissie van beroep te worden voorgelegd.
Printdatum: 03 nov. 2009
120 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
De klacht kan daarna ook ingediend worden bij de externe landelijke klachtencommissie (zie hoofdstuk 5). Artikel 4 Indien de klacht wordt voorgelegd aan de directeur/rector, zijn de volgende algemene punten van toepassing. Algemeen geldende punten 1. Iedereen die deel uitmaakt van de schoolgemeenschap kan een klacht indienen. 2. De klacht wordt in principe schriftelijk ingediend. Een mondelinge klacht die bij de directeur/rector wordt ingediend, wordt vervolgens samen met hem op schrift gesteld en door de klager ondertekend voor akkoord. De klacht bevat in ieder geval de datum, de tijd en de aard van de klacht en de naam van degene tegen wie een klacht wordt ingediend. 3. Klachten die anoniem worden ingediend, worden niet behandeld. 4. Zodra er een klacht is ingediend, wordt de aangeklaagde hiervan in kennis gesteld door de directeur/rector (mondeling en schriftelijk). 5. Als een minderjarige leerling als aangeklaagde wordt aangemerkt, dan wordt/worden onverwijld de ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van deze leerling op de hoogte gesteld door de directeur/rector. 6. Op ieder gewenst moment in de procedure kan de klager de klacht intrekken. 7. De aangeklaagde wordt in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk te verweren als hij daartoe de behoefte voelt. Hij mag ook mondeling zijn verdediging voeren al dan niet bijgestaan door een interne dan wel een externe deskundige. 8. De directeur/rector, bij wie de klacht is ingediend, is gerechtigd om derden te horen c.q. advies in te winnen. 9. De directeur/rector, bij wie de klacht in behandeling is gegeven, maakt een verslag van alle gevoerde gesprekken. 10. Van elke schriftelijk vastgelegde klacht wordt een dossier bijgehouden. Hierin zit in ieder geval: 1. Beschrijving van de klacht (en van het niveau waarop de klacht is ingediend). 2. De naam van de aangeklaagde, de datum en tijd van het voorval waarover de klacht wordt ingediend. 3. Eventueel de naam van de klager, tenzij strikte anonimiteit is vereist. 4. De verslagen van de gevoerde gesprekken. 5. Het advies dat gegeven is aan de leidinggevende, c.q. de directeur/rector. De klager en aangeklaagde, diens wettelijke vertegenwoordiger en de betrokken raadsman kunnen inzage krijgen in het dossier. Artikel 5 De directeur/rector zal binnen 10 werkdagen na het indienen van de klacht met de behandeling starten en daarbij het principe van hoor en wederhoor toepassen. Printdatum: 03 nov. 2009
121 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Binnen 8 werkweken zullen de klager en de aangeklaagde over de uitkomst worden geïnformeerd. Artikel 6 De klager kan na behandeling van de klacht door de directeur/rector zich eventueel wenden tot de landelijke externe klachtencommissie, zie voor de gegevens artikel 16, 18 en de schoolgids/ website. 3. Klachten aangaande ongewenst gedrag; agressie, geweld, discriminatie, seksuele intimidatie en ander ongewenst gedrag Klachten die agressie, geweld, discriminatie, seksuele intimidatie en ander ongewenst gedrag betreffen, kunnen worden ingediend bij de schooldirectie. Alle scholen van St. CVO hebben een of meerdere vertrouwenspersonen. U vindt de naam van deze persoon(en) in de schoolgids van de betreffende school. De vertrouwenspersoon kan een rol spelen bij het indienen of bespreekbaar maken van een klacht m.b.t. seksuele intimidatie. De klacht kan ook ingediend worden bij de externe landelijke klachtencommissie (zie hoofdstuk 5). Artikel 7 Aanwijzing en taken vertrouwenspersoon 1.
Er zijn door de school aangestelde vertrouwenspersonen. De school heeft tenminste één vertrouwenspersoon die functioneert als aanspreekpunt bij klachten betreffende seksuele intimidatie. De namen van deze vertrouwenspersonen worden jaarlijks gepubliceerd in de schoolgids. Binnen de school kan ieder die daarvoor wordt benoemd, als vertrouwenspersoon optreden in de zin van dit protocol.
2.
De directeur/rector wijst de vertrouwenspersoon aan en kan beslissen de vertrouwenspersoon van zijn taak te ontheffen.
3.
Een vertrouwenspersoon die wordt benaderd, kan, om hem/haar moverende redenen, beslissen de klager door te verwijzen naar een andere vertrouwenspersoon.
4.
De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt voor de gemelde klacht. De vertrouwenspersoon gaat na of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht. Hij begeleidt de klager desgewenst bij de verdere procedure en verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie.
5.
Indien bemiddeling niet mogelijk is of voor de klager niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid, adviseert de vertrouwenspersoon een schriftelijke klacht in te dienen bij de directeur/rector.
6.
De vertrouwenspersoon verwijst de klager, indien en voor zover noodzakelijk of wenselijk, naar andere instanties, gespecialiseerd in opvang en nazorg.
Printdatum: 03 nov. 2009
122 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
7.
Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij deze ter kennis brengen aan de directeur/rector.
8.
De vertrouwenspersoon geeft gevraagd of ongevraagd advies over de door de directeur/rector te nemen besluiten.
9.
De vertrouwenspersoon neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als vertrouwenspersoon heeft beëindigd. Bij het vermoeden van strafbare feiten is echter de vertrouwenspersoon verplicht dit te melden bij de directeur/rector.
10. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan de directeur/rector schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden. Artikel 8 Algemeen geldende punten: 1.
Iedereen die deel uitmaakt van de schoolgemeenschap kan een klacht indienen, dus zowel leerlingen als ouders, stagiaires en personeel.
2.
In het geval dat een klacht een vermoedelijk strafbaar feit betreft, is een personeelslid wettelijk verplicht dit te melden bij de directeur/rector.
3.
Het bevoegd gezag is verplicht bij het vermoeden van seksueel misbruik contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Als uit het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat van een strafbaar feit, is het bevoegd gezag verplicht aangifte te doen bij politie/justitie.
4.
Indien bemiddeling door de vertrouwenspersoon voor de klager niet mogelijk is of niet tot een oplossing heeft geleid, dan kan de klager een klacht indienen bij de directeur/rector of de externe landelijke klachtencommissie.
5.
Klachten die anoniem worden ingediend, worden niet behandeld.
6.
Zodra er een klacht is ingediend wordt de aangeklaagde hiervan in kennis gesteld, door de directeur/rector, bij wie de klacht is ingediend.
7.
Als de beklaagde een minderjarige leerling is, dan wordt/worden onverwijld ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van deze leerling op de hoogte gesteld door de directeur/rector.
8.
Op ieder gewenst moment in de procedure kan de klager de klacht intrekken.
9.
De aangeklaagde wordt in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk te verweren als hij daartoe de behoefte voelt. Hij mag ook mondeling zijn verdediging voeren al dan niet bijgestaan door een interne dan wel een externe deskundige.
10. De vertrouwenspersoon bij wie de klacht is ingediend, is gerechtigd om derden te horen c.q. advies in te winnen.
Printdatum: 03 nov. 2009
123 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
11. De vertrouwenspersoon, bij wie de klacht in behandeling is gegeven, bespreekt met de klager of hij overgaat tot het doorverwijzen van een klacht naar een hoger niveau. 12. Bij een bij hem gemelde klacht zal de vertrouwenspersoon, na het bespreken van de klacht, zo snel mogelijk doch minimaal binnen 5 werkdagen met de ondersteuning en bemiddeling beginnen. 13. Van alle gesprekken die de vertrouwenspersoon voert, wordt een verslag gemaakt. Daarin staat het onderwerp van gesprek, datum en tijdsduur, alsmede gemaakte afspraken. De vertrouwenspersoon overlegt deze notitie ter goedkeuring aan de gesprekspartner. 14. De vertrouwenspersoon overlegt, als geen eenduidige vervolgstap voor handen is, in algemene zin met de directeur/rector over mogelijke vervolgstappen. Vervolgens beslist de klager, in overleg met de vertrouwenspersoon, of andere specialisten en eventueel politie en justitie ingeschakeld zullen worden. Verder bekijkt de leidinggevende per geval of klager en aangeklaagde in elkaars tegenwoordigheid worden gehoord of dat dit afzonderlijk gebeurt. 15. De vertrouwenspersoon komt met de klager tot een advies of een plan van aanpak. De leidinggevende beslist binnen vier weken nadat er een advies of plan van aanpak van de vertrouwenspersoon is binnengekomen, over de maatregelen die hij wil nemen tegen de aangeklaagde. Daarvan doet hij melding aan de vertrouwenspersoon, de aangeklaagde en de klager. Als de leidinggevende afwijkt van het door de vertrouwenspersoon gegeven advies of plan van aanpak, doet hij dit door middel van een gemotiveerd besluit. 16. De leidinggevende, door wie de klacht is behandeld, c.q. de vertrouwenspersoon door wie de klacht is bemiddeld, dan wel door wie is doorverwezen naar een hoger niveau, neemt binnen een half jaar contact op met de klager om te zien of de klacht is verdwenen. 17. Van elke schriftelijk vastgelegde klacht wordt een dossier bijgehouden door de leidinggevende. Hierin zit in ieder geval: 1. Beschrijving van de klacht (en van het niveau waarop de klacht is ingediend). 2. De naam van de aangeklaagde, de datum en tijd van het voorval waarover de klacht wordt ingediend. 3. Eventueel de naam van de klager, tenzij strikte anonimiteit is vereist. 4. De verslagen van de gevoerde gesprekken. 5. Het advies dat gegeven is aan de leidinggevende, c.q. de directie. Bij doorverwijzing naar een hoger niveau wordt het dossier door de leidinggevende meegegeven. De vertrouwenspersoon houdt zijn eigen dossier. Na afhandeling blijft het dossier berusten bij de hoogst betrokken leidinggevende in dezen. De klager, wettelijke vertegenwoordiger van de klager en de betrokken raadsman kunnen inzage krijgen in het dossier.
Printdatum: 03 nov. 2009
124 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Artikel 9 Ieder lid van de scholengemeenschap, leerling of personeelslid, heeft de plicht om als hij kennis krijgt van (het vermoeden van) een (seksueel) misdrijf, dit te melden bij de eigen direct-leidinggevende, afdelingsleider of vestigingsdirectie. Artikel 10 Klachten, conform de begripsbepaling op dit punt, worden voordat zij worden ingediend bij de leidinggevende, besproken met de vertrouwenspersoon. Artikel 11 Als een lid van de scholengemeenschap, leerling of personeelslid, kennis krijgt van seksueel ontoelaatbaar gedrag binnen de school, dient de vertrouwenspersoon en/of de leidinggevende van de aangeklaagde hiervan onverwijld in kennis gesteld te worden. Artikel 12 De leidinggevende zal wanneer een klacht is ingediend zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 10 werkdagen beginnen met de behandeling en daarbij het principe van hoor en wederhoor toepassen. Binnen 8 werkweken zullen de klager en de aangeklaagde over de uitkomst worden geïnformeerd. Artikel 13 De vertrouwenspersoon, de directeur/rector, bij wie de klacht is ingediend, zal de leidinggevende van de aangeklaagde zo spoedig mogelijk in kennis stellen van de ingediende klacht. Na het indienen van de klacht wordt door de leidinggevende vastgesteld welke acties zullen worden ondernomen in de richting van zowel de klager als van de aangeklaagde. Artikel 14 De klager kan na behandeling van de klacht door de Directeur/rector zich eventueel wenden tot de landelijke (externe)klachtencommissie ( zie hoofdstuk 5). Artikel 15 Bij gebleken onterechte beschuldiging van de aangeklaagde dient de directie zorg te dragen voor rehabilitatie. De valselijk beschuldigde kan een klacht indienen tegen de klager bij de landelijke klachtencommissie. 4.
Klachten betreffende de afhandeling van een klacht door de school of betreffende het optreden van (een lid van) de directie of het bestuur
Artikel 16 Een klacht betreffende het optreden van een directeur/rector wordt ingediend bij de voorzitter van het College van Bestuur. Het College van Bestuur zal de klacht behandelen overeenkomstig hetgeen is verwoord in de artikelen 4 t/m 15.
Printdatum: 03 nov. 2009
125 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Als de klager geen bevredigende oplossing voor de klacht ervaart bestaat de mogelijkheid dat de klager zich wendt tot de landelijke (externe) klachtencommissie, zie voor de gegevens de schoolgids. (Zie ook artikel 18) Artikel 17 Het College van Bestuur is geen partij bij de afhandeling van klachten. Uitsluitend als artikel 16 van toepassing is, zal het bestuur een klacht in behandeling nemen. 5. Externe Klachtencommissie Stichting CVO is met haar scholen aangesloten bij een externe landelijke klachtencommissie. Het is ook mogelijk om daar een klacht in te dienen.
Artikel 18 Instelling en taken klachtencommissie 1. Het bevoegd gezag heeft zich aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie voor het christelijk onderwijs (zie www.klachtencommissie.org Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk onderwijs Besturenraad, postbus 907, 2270 AX Voorburg Tel. 070 3481180 2. Deze klachtencommissie is voor alle scholen van het bevoegd gezag. Zij onderzoekt de klacht en adviseert het bevoegd gezag hierover. 3. De klachtencommissie geeft gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over: a. (on)gegrondheid van de klacht; b. het nemen van maatregelen; c. overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 4. De klachtencommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. De leden van de klachtencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als lid van de klachtencommissie heeft beëindigd.
Artikel 19 Indienen van een klacht 1. De klager dient de klacht schriftelijk in te dienen bij de klachtencommissie (zie artikel 18 voor adresgegevens). 2. De procedure voor indiening van een klacht is verkrijgbaar op het secretariaat van de school of via de Landelijke Klachtencommissie voor christelijk onderwijs. 3. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur/rector van de betrokken school gemeld. Artikel 20 Intrekken van de klacht Indien de klager tijdens de procedure bij de klachtencommissie de klacht intrekt, deelt de klachtencommissie dit aan de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school mee.
Printdatum: 03 nov. 2009
126 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Artikel 21 Advies 1. De klachtencommissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het advies. 2. De klachtencommissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bevoegd gezag, binnen vier weken nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt de klachtencommissie met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag. 3. De klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht en deelt dit oordeel schriftelijk mee aan de klager, de aangeklaagde en de directeur/rector van de betrokken school. 4. De klachtencommissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door het bevoegd gezag te treffen maatregelen. Artikel 22 Beslissing op advies 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, de directeur van de betrokken school en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. De mededeling gaat vergezeld van het advies van de klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. 2. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie. 3. De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door het bevoegd gezag niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en/of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing. 6. Slotbepalingen Artikel 23 Openbaarheid 1. Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke school ter inzage. 2. Het bevoegd gezag stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling. Artikel 24 Evaluatie De regeling wordt binnen vier jaar na inwerkingtreding door het bevoegd gezag, de directeuren/ rectoren, de vertrouwenspersonen en de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad geëvalueerd. Artikel 25 Wijziging van het reglement Deze regeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd of ingetrokken, na overleg met de vertrouwenspersonen en gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, met inachtneming van de vigerende bepalingen. Artikel 26 Overige bepalingen 1. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. Printdatum: 03 nov. 2009
127 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
2. De toelichting maakt deel uit van de regeling. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als "klachtenregeling onderwijs". 4. Deze regeling treedt in werking op ........ De regeling is vastgesteld op ........... U bent ergens ontevreden over, wat nu? Communicatie Waar mensen samenwerken, gaan soms zaken mis. Af en toe vinden op school gebeurtenissen plaats waar leerlingen of ouders problemen mee hebben; roosters, lesmethoden, begeleiding, beoordelingen, bestraffingen, ongewenst gedrag, …… Vroegtijdig Om het probleem op te lossen is goede communicatie nodig. Het is belangrijk met elkaar in gesprek te gaan en samen een oplossing te zoeken. Het is verstandig vroegtijdig een probleem te signaleren en aan de bel te trekken en niet te wachten tot het probleem uit de hand loopt. De juiste persoon Tot wie kunt u zich het beste wenden voor een oplossing? In het algemeen geldt: Bespreek altijd eerst het probleem met de persoon om wie het gaat en die er iets aan kan doen. Vaak is dat de docent of mentor. Als zo’n gesprek met de betreffende persoon niet leidt tot een bevredigende oplossing, dan kunt u vervolgstappen nemen, zoals verderop wordt beschreven. Gaat het om zaken die met seksuele intimidatie te maken hebben, maak dan altijd een afspraak met één van de vertrouwenspersonen op school. Een afspraak Het is vaak beter om de tijd te nemen om een probleem te bespreken. Maak een afspraak, zorg dat u beiden weet waar het om gaat en u zich kunt voorbereiden. Een rustig gesprek waarin iedereen de tijd heeft om zijn standpunt toe te lichten, heeft meer kans van slagen. Duidelijk zijn Uiteraard gaat het belang van uw kind u aan het hart en soms is het lastig om emoties tijdens een gesprek te vermijden. U bent immers boos of ontevreden of verontwaardigd. U kunt er echter van uitgaan dat ook wij het beste met uw kind voor hebben. Het is beter kalm over het probleem te spreken. Emoties verstoren vaak het oplossen van een probleem. Soms helpt het uw problemen alvast op papier te zetten of iemand mee te nemen naar het gesprek. Dat vinden we niet gek. Een oplossing bedenken Als u ideeën of oplossingsrichtingen heeft, vertelt u ze ons dan gerust. Een gesprek verloopt vaak beter als beide partijen al hebben bedacht wat er aan een situatie te doen valt. (Overal waar in de tekst de mannelijke vorm wordt gebruikt, wordt ook de vrouwelijke bedoeld.)
Printdatum: 03 nov. 2009
128 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Afspraken vastleggen Als er afspraken worden gemaakt, worden deze op papier vastgelegd, zodat er later geen misverstanden over kunnen bestaan. Soorten problemen Vaak vallen de problemen waar u als ouder of uw kind mee zit in één van de volgende groepen:
1
2
3
Problemen met betrekking tot de schoolorganisatie, zoals: A Het onjuist toepassen van schoolregels of het leerlingen statuut B Overgangsregels en overgangsnormen C Zaken betreffende het examen
Problemen m.b.t.
Problemen m.b.t.
ongewenst gedrag in het algemeen, pesten discriminatie, geweld
Seksuele intimidatie
De problemen kunnen zeer verschillend zijn , vandaar dat we de drie groepen hieronder apart beschrijven. 1. Problemen met betrekking tot de schoolorganisatie A. Schoolregels Binnen de school gelden regels, zowel voor leerlingen als voor docenten. In deze regels zijn rechten en plichten vastgelegd. Natuurlijk is niet alles precies vastgelegd; veel gebeurt in de school volgens algemeen aanvaarde gedragsregels, geleid door gezond verstand. Als u van mening bent dat de schoolregels onjuist zijn toegepast of dat gehandeld is in strijd met de schoolregels, dan is het verstandig zo snel mogelijk actie te ondernemen. Het is het beste contact op te nemen met de persoon binnen de school die direct bij het probleem betrokken is of het probleem in uw ogen veroorzaakt heeft. Bent u het bijvoorbeeld niet eens met de handelwijze van een docent, neem dan met hem contact op. Bent u het niet eens met een strafmaatregel die een coördinator heeft genomen, neem dan met hem contact op. Komt u er met de betreffende persoon niet uit, dan kunt u het altijd nog hogerop in de organisatie proberen. Het gaat er hierbij niet om dat één van de partijen gelijk krijgt, maar dat een bevredigende oplossing wordt gevonden. De meeste problemen worden gelukkig in goed overleg opgelost, maar komt u er samen niet uit, dan bestaat de mogelijkheid een officiële klacht in te dienen bij de directeur/rector van de school. Aangezien de melding dan de officiële status krijgt van een klacht, dient dit schriftelijk te gebeuren. De directeur/rector zal deze klacht pas in behandeling nemen indien het hiervoor beschreven traject ten volle is benut. Printdatum: 03 nov. 2009
129 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Als u ook na deze stap nog van mening bent dat het probleem niet naar tevredenheid is opgelost, kan de klacht neergelegd worden bij de landelijke klachtencommissie van de Besturenraad protestants-christelijk onderwijs in Voorburg. Deze beoordeelt vervolgens of de school op de juiste manier heeft gehandeld en geeft advies aan het bevoegd gezag. (Voor gegevens van deze klachtencommissie: zie punt 4, overzicht namen en adressen.) B. Overgangsregels, overgangsnormen U bent van mening dat de overgangsregels of overgangsnormen in het geval van uw zoon of dochter onjuist zijn toegepast of dat er een besluit is genomen op basis van onjuiste gegevens, bijvoorbeeld onjuiste cijfers. Om ervoor te zorgen dat bij het nemen van het besluit alle relevante informatie bij de docenten bekend is, is het van het grootste belang dat u de mentor alle informatie geeft waarvan de docenten volgens u op de hoogte moeten zijn. De docentenvergadering neemt na bespreking een besluit dat bindend is. Achteraf ingebrachte argumenten hebben geen invloed meer op het besluit. Herziening van het besluit is alleen mogelijk op grond van aantoonbare fouten. Dit besluit van de docentenvergadering wordt u door de mentor van uw zoon of dochter meegedeeld. Als u van mening bent dat de regels of normen verkeerd zijn gehanteerd of dat er op een andere manier een fout is gemaakt, kunt u dat aan de mentor (of indien aanwezig de revisiecommissie) kenbaar maken. U kunt er zeker van zijn dat de mentor zal nagaan of er inderdaad onjuist gehandeld is; is dat het geval, dan zal door de docentenvergadering opnieuw over uw kind gesproken worden en zal een nieuw, maar niet altijd ander, besluit genomen worden. Is er geen fout gemaakt en wordt er dus niet opnieuw over uw zoon of dochter vergaderd, dan zal de mentor u dat ook vertellen. C. Zaken betreffende het examen Een groot deel van de regels bij het eindexamen is vastgesteld en voorgeschreven door de overheid. De school heeft niet de vrijheid van deze regels af te wijken. Daar waar de school zelf de regels mag vaststellen, is door de school een examenreglement vastgesteld. De school heeft hierbij veel vrijheid, maar mag uiteraard geen bepalingen opnemen die in strijd zijn met de door de overheid voorgeschreven regels. Indien u vindt dat door de school beslissingen zijn genomen die in strijd zijn met het eigen reglement van de school of met de landelijke regels, dan ligt het voor de hand dat u contact opneemt met de afdelingsleiding van het betreffende deel van de school. De beslissing zal vervolgens worden toegelicht; wellicht is het probleem dan al opgelost. Als u het met de beslissing oneens blijft, dan kunt u tegen de beslissing in beroep gaan bij de commissie van beroep inzake het eindexamen. Deze zal binnen de in het reglement gestelde termijn een voor alle partijen bindende beslissing nemen. Zie de website van de school voor meer informatie over het indienen van een beroepschrift en de werkwijze van de commissie van beroep.
Printdatum: 03 nov. 2009
130 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
2. Problemen met betrekking tot ongewenst gedrag. Van ongewenst gedrag is sprake wanneer iemand zich bedreigd of onheus bejegend voelt door een ander, anders dan in de vorm van seksuele intimidatie (voor seksuele intimidatie, zie punt 3.). Een leerling die te maken krijgt met ongewenst gedrag dient dit in eerste instantie te bespreken met zijn mentor of leerlingbegeleider. Deze probeert in overleg met betrokkenen (en eventueel de veiligheidscoördinator) een oplossing te vinden. Als geen oplossing gevonden wordt voor het probleem of geen bevredigende maatregelen zijn genomen, moet de melding neergelegd worden bij de betreffende afdelingsleiding. Dit kan door de leerling zelf, de ouders of de betrokken mentor of leerlingbegeleider gedaan worden. Er zal dan op afdelingsniveau gezocht worden naar een bevredigende oplossing. (Zie ook 1 A, schoolregels, de laatste twee alinea’s, voor een eventueel vervolg) 3. Problemen met betrekking tot seksuele intimidatie Wat is seksuele intimidatie? Seksuele intimidatie is een ruim begrip en gaat over ongewenste aandacht van ogenschijnlijk seksuele aard. Dan kan het gaan om woorden, dubbelzinnigheden, aanrakingen en andere gedragingen die een leerling of personeelslid niet wil. Intimidatie heeft te maken met macht en misbruik van macht. Intimideren gebeurt vaak onzichtbaar. Het is belangrijk dat een leerling of personeelslid niet met deze negatieve ervaringen blijft rondlopen, maar hulp zoekt bij de juiste persoon: de vertrouwenspersoon. Vertrouwenspersonen We nemen deze gevoelens van intimidatie, angst of vernedering zeer serieus. Op school zijn daarom speciale vertrouwenspersonen aangesteld. Een mentor, leerlingbegeleider, afdelingsleider of directeur zal bij melding van seksuele intimidatie steeds doorverwijzen naar één van de vertrouwenspersonen. Zij vangen een leerling op, bespreken en oefenen eventueel de mogelijkheden van actie voor een leerling, geven informatie over klachtmogelijkheden. Ook ouders kunnen advies van een vertrouwenspersoon krijgen. Een interne vertrouwenspersoon kan samenwerken met een externe vertrouwenspersoon. Tevens kan de vertrouwenspersoon naar deze externe vertrouwenspersoon of een klachtencommissie doorverwijzen. Geheimhouding Een vertrouwenspersoon zal alles wat hem of haar ter ore komt vertrouwelijk behandelen. Toch heeft een vertrouwenspersoon geen absolute geheimhoudingsplicht. Bij klachten van leerlingen en ouders over een schoolsituatie waarbij mogelijk sprake is van ontucht, aanranding of een ander zedendelict is de vertrouwenspersoon wettelijk verplicht tot het doen van aangifte bij de officier van justitie via het bevoegd gezag. Dit geldt overigens voor alle personeelsleden van de school, maar niet voor de externe vertrouwenspersoon. Absolute geheimhouding belemmert ook vaak een adequate afhandeling van de klacht. Een geheim delen met de vertrouwenspersoon is misschien wel een opluchting voor de klager, maar het probleem is daarmee nog niet opgelost. De vertrouwenspersonen zullen echter geen persoonlijke informatie uit hun functie met docenten, leerlingen of derden delen zonder dat dit besproken is met de klager.
Printdatum: 03 nov. 2009
131 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Namen en adressen Vertrouwenspersonen op onze school Op onze school zijn twee vertrouwenspersonen werkzaam. Zie namenregister. Externe vertrouwenspersoon Mevrouw D. Wijnberger ( 0570 66 46 64) GGD Gelre- IJssel Landelijke klachtencommissie De klachtencommissie van onze school is de Landelijke klachtencommissie voor het Christelijk onderwijs. De klachtencommissie heeft een huishoudelijk reglement waarin het indienen van een klacht beschreven staat en ook de procedure voor het afhandelen van een klacht ligt vast. Het is belangrijk deze procedures nauwkeurig te volgen. De vertrouwenspersoon kan u helpen bij het indienen van een klacht. Op de website van de klachtencommissie zijn de procedures terug te vinden. Landelijke klachtencommissie voor het Christelijk onderwijs Besturenraad, de organisatie van het Christelijk onderwijs Postbus 907 2270 AX Voorburg Telefoon: (070) 3481180 E-mail:
[email protected] website: www.klachtencommissie.org Contactpersoon: mevr. mr. A.C. Melis-Gröllers De vertrouwensinspecteur Binnen de inspectie van het onderwijs is een aantal inspecteurs aangewezen als vertrouwensinspecteurs. Deze vertrouwensinspecteurs hebben een adviserende en ondersteunende taak bij klachten rond seksueel misbruik en seksuele intimidatie. Ieder bevoegd gezag van een school is wettelijk verplicht bij een vermoeden van seksueel misbruik contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Deze verplichting geldt voor klachten over leraren, directies en anderen die contractueel aan de school verbonden zijn. Ook als niet meteen duidelijk is of er sprake is van strafbare feiten dient de vertrouwensinspecteur ingeschakeld te worden voor overleg. Scholen en ook leerlingen kunnen eveneens contact opnemen met de vertrouwensinspecteur als situaties van ernstig fysiek en geestelijk geweld hebben voorgedaan. Anders dan bij seksueel misbruik zijn scholen in dit geval niet verplicht zich tot de vertrouwensinspecteur te wenden. De vertrouwensinspecteur heeft geheimhoudingsplicht bij klachten over seksueel misbruik. Hij of zij zal in alle gevallen in overleg met de klager komen tot verdere afhandeling van de klacht en de stappen die genomen worden. De vertrouwensinspecteurs zijn te bereiken tijdens kantooruren via het centrale meldpunt op telefoonnummer: 0900 – 111 3 111 Voor meer informatie kunt u ook de website raadplegen : www.onderwijsinspectie.nl Voor meer informatie kunt u ook de brochure “Klachten op school , Hoe los je ze op” downloaden via www.klachtenopschool.kennisnet.nl 12.2 Klachtenregeling seksuele intimidatie De inwerkingtreding van de Kwaliteitswet heeft onder meer betekend dat schoolbesturen sinds 1 augustus 1998 verplicht zijn een (algemene) klachtenregeling vast te stellen en in te voeren. Wegens de speciale aard van gevallen van seksuele intimidatie, zoals de gevoeligheid van het onderwerp, de machtsongelijkheid waarvan Printdatum: 03 nov. 2009
132 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
meestal sprake is en de kwetsbaarheid van de leerling, is het dringend gewenst naast een algemene klachtenregeling ook een klachtenregeling voor seksuele intimidatie te hebben. Zo kunnen klachten over seksuele intimidatie gerichter worden behandeld. In artikel 4 Arbo-wet wordt bovendien expliciet vermeld dat de werkgever moet zorgen voor de bescherming (van leerlingen) tegen seksuele intimidatie. De school stelt zelf een klachtenregeling seksuele intimidatie op die wordt opgenomen in dit schoolveiligheidsplan. Indien deze klachtenregeling niet onmiddellijk kan worden opgenomen omdat de samenstelling ervan nog niet is voltooid, zal de klachtenregeling seksuele intimidatie zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van het schoolveiligheidsplan worden voltooid en alsnog worden opgenomen. Tot die tijd wordt de modelklachtenregeling seksuele intimidatie geïnstalleerd. Naam verantwoordelijke: Vastgesteld op:
College van Bestuur oktober 2009
Schoolspecifieke gegevens Het aanspreekpunt van de klachtencommissie seksuele intimidatie van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het aanspreekpunt van de algemene klachtencommissie van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: De rector telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De interne vertrouwenspersoon (of contactpersoon) is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De externe vertrouwenspersoon van de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De vertrouwensinspecteur is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent Printdatum: 03 nov. 2009
133 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
politiebureau: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
Zie namenregister Zie namenregister Zie namenregister
Bureau Jeugdzorg naam contactpersoon: telefoonnummer:
Zie namenregister Idem
Naam verantwoordelijke persoon: Verantwoordelijke voor de De rector gegevens in deze paragraaf
Datum laatste controle: 10 oktober 2009
12.2.1 Voorbeeld klachtenregeling seksuele intimidatie INVOEGEN 12.3 Vertrouwenspersoon Schoolspecifieke gegevens De schoolleiding wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De arbo-coördinator van de school is: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem Het bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door: naam: telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De interne vertrouwenspersoon (of contactpersoon) is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem telefoonnummer mobiel: Idem De externe vertrouwenspersoon van de school is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De vertrouwensinspecteur is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem De contactpersoon bij de politie is: naam: Wijkagent Printdatum: 03 nov. 2009
134 van 152
Schoolveiligheidsplan politiebureau: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
Christelijk Lyceum Apeldoorn Zie namenregister Zie namenregister Zie namenregister
De contactpersoon bij Bureau Jeugdzorg is: naam: Zie namenregister telefoonnummer: Idem Het aanspreekpunt van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
algemene klachtencommissie van de school is: Zie namenregister Idem Idem
Het aanspreekpunt van de naam: telefoonnummer: telefoonnummer mobiel:
klachtencommissie seksuele intimidatie van de school is: Zie namenregister Idem Idem
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
De rector
10 oktober 2009
12.3.1 De vertrouwenspersoon op school De school heeft een of meer contactpersonen seksuele intimidatie en/of vertrouwenspersonen benoemd. 12.3.2 Klachtenregeling en vertrouwenspersoon Op elke school voor voortgezet onderwijs is sinds 1 augustus 1998 een klachtenregeling verplicht. Deze klachtenregeling garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten, waarmee het belang van de betrokkenen wordt gediend. Daarnaast is een zorgvuldige behandeling van klachten in het algemeen bevorderlijk voor een veilig schoolklimaat. Op grond van de klachtenregeling stelt het bevoegd gezag een klachtencommissie samen. Ook kan de school zich aansluiten bij een lokale of regionale klachtencommissie. Zowel leerlingen en hun ouders/verzorgers als personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de klachtencommissie, onder andere over gedragingen van personeelsleden en andere medewerkers van de school. Als de klachtencommissie de klacht na onderzoek gegrond verklaart, volgt rapportage en advies aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt vervolgens maatregelen. Vrijwel alle onderwijsorganisaties hebben voor het voortgezet onderwijs een modelklachtenregeling onderschreven die verder gaat dan wettelijk is vastgelegd, zoals de verplichting tot het aanstellen van (school)contactpersonen en (externe) vertrouwenspersonen. In eerste instantie krijgt de klager dan te maken met de contactpersoon, die zo nodig verwijst naar de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon kan een docent zijn of iemand van buiten de school. De interne of externe vertrouwenspersoon gaat na of er door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. Daarnaast kan de klager terecht bij de klachtencommissie. Printdatum: 03 nov. 2009
135 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
12.3.3 De vertrouwensinspecteur Bij de Onderwijsinspectie zijn vertrouwensinspecteurs aangesteld, die een speciale scholing hebben gevolgd om klachten over seksuele intimidatie en seksueel misbruik adequaat af te handelen. Vertrouwensinspecteurs vervullen een klankbordfunctie voor leerlingen en personeelsleden die slachtoffer zijn van seksuele intimidatie of seksueel misbruik of die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie of seksueel misbruik jegens andere leerlingen of personeelsleden. Vertrouwensinspecteurs adviseren over te nemen stappen en verlenen bijstand bij het zoeken naar oplossingen. Desgewenst begeleiden ze bij het indienen van een klacht of het doen van aangifte. De wettelijke bepalingen over bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs ontnemen, in het belang van de leerlingen, scholen de vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen in het geval van een zedenmisdrijf. Aanleiding voor nieuwe wetgeving hieromtrent (1999) is het feit dat zedendelicten in het verleden vaak schoolintern zijn afgehandeld. Dit heeft er in enkele gevallen toe geleid dat de pleger het seksueel misbruik binnen de school of in een andere onderwijsinstelling kon voortzetten. De huidige wet is gebaseerd op de gedachte dat herhaald seksueel wangedrag het best kan worden bestreden door politie en justitie in te schakelen. Wanneer een personeelslid van de school is veroordeeld, kan hij of zij geen verklaring van goed gedrag meer krijgen en dus niet meer op een school worden aangesteld. 12.3.4 Aangifteplicht en meldplicht Om tot gerechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is aangifte bij politie of justitie over het algemeen noodzakelijk. Daarom bevat de wet een aangifteplicht voor het bevoegd gezag van de school. Daarnaast is aan het personeel een meldplicht opgelegd. Alleen zo kan worden bewerkstelligd dat het bevoegd gezag daadwerkelijk in kennis wordt gesteld van strafbaar seksueel gedrag binnen de school. Het is niet voldoende voor een personeelslid om zich te wenden tot een tussenpersoon, zoals een lid van de schoolleiding. Het personeelslid is ervoor verantwoordelijk dat de informatie over het strafbare seksuele gedrag het bevoegd gezag bereikt. Meldt een personeelslid dergelijke informatie niet, dan kan hij of zij worden aangesproken op het verzaken van de plichten als werknemer. Dit betekent dat het bevoegd gezag disciplinaire maatregelen kan treffen. Ook is denkbaar dat het slachtoffer of de ouders/verzorgers van het slachtoffer een schadeclaim indienen tegen deze persoon, als door diens zwijgen het seksuele misbruik heeft kunnen voortduren. De meldplicht geldt voor alle personeelsleden. Ook contactpersonen en interne vertrouwenspersonen die binnen hun taakuitoefening informatie krijgen over vermeende zedendelicten, hebben als personeelslid de verplichting om het bevoegd gezag rechtstreeks en onmiddellijk te informeren. Interne vertrouwenspersonen kunnen zich in dit geval niet op hun geheimhoudingsplicht beroepen (vertrouwensinspecteurs daarentegen wel!). Als de klacht over een mogelijk zedenmisdrijf bij de klachtencommissie binnenkomt waarin een personeelslid zitting heeft, dan zal dit personeelslid eveneens aan zijn of haar wettelijke meldplicht moeten voldoen. Op deze manier wordt bereikt dat zo snel mogelijk onderzoek plaatsvindt door justitie en politie. Het belang van een onderzoek op korte termijn is evident. De aangifte- en meldplicht geldt bij een zedenmisdrijf gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een leerling van de onderwijsinstelling. Onder medewerkers vallen niet alleen personeelsleden, maar ook personen die buiten dienstverband werkzaamheden verrichten voor de school, zoals stagiairs, schoonmaakpersoneelsleden, uitzendkrachten en vrijwilligers. De wettelijke aangifteplicht en meldplicht is beperkt tot seksueel misbruik van leerlingen die op het moment van het misbruik jonger zijn dan achttien jaar. De grens is bij deze leeftijd gelegd omdat alle seksuele handelingen tussen medewerkers van de school en minderjarige leerlingen strafbaar zijn. Vrijwillige seksuele handelingen tussen Printdatum: 03 nov. 2009
136 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
meerderjarigen, dus ook tussen een medewerker en een meerderjarige leerling, zijn niet strafbaar. Dat wil echter niet zeggen dat dit niet in strijd kan zijn met de schoolregels. Bij onvrijwillige seksuele handelingen worden meerderjarigen in staat geacht zelf de afweging te maken wel of geen aangifte te doen. Uiteraard kunnen zij voor begeleiding of advies een beroep doen op een vertrouwenspersoon of een vertrouwensinspecteur. Er kan bij slachtoffers behoefte bestaan aan advies of steun zonder dat de kwestie meteen in de openbaarheid komt. Daarom geldt de aangifteplicht niet voor vertrouwensinspecteurs: zij zijn daarvan wettelijk vrijgesteld. Daarnaast zijn vertrouwensinspecteurs volgens de wet verplicht tot geheimhouding van dat wat hen is toevertrouwd door leerlingen, ouders/verzorgers of medewerkers van een school. Externe vertrouwenspersonen die niet tot het onderwijzend personeel behoren, hebben geen meldplicht bij een vermoeden van strafbare feiten. De externe vertrouwenspersoon dient de klager wel te wijzen op de mogelijkheid van het doen van aangifte bij politie of justitie. Desgewenst verleent de externe vertrouwenspersoon bijstand bij het doen van aangifte. Daarnaast kan de externe vertrouwenspersoon de klager en diens ouders/verzorgers verzoeken de schoolleiding te informeren over een geval van seksuele intimidatie of misbruik. In de wet is vastgelegd welke procedure het bevoegd gezag moet volgen als het op enigerlei wijze informatie krijgt over een vermeend zedendelict gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige leerling oftewel als het bevoegd gezag een vermoeden heeft van een strafbaar seksueel feit. In alle gevallen verplicht de wet het bevoegd gezag onmiddellijk met de vertrouwensinspecteur in overleg te treden. Dit overleg heeft tot doel een antwoord te vinden op de vraag of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. Onder het begrip 'redelijk vermoeden' wordt verstaan dat elk redelijk denkend persoon tot een zelfde oordeel zou komen als hij of zij kennis had van dezelfde feiten en omstandigheden. Is de conclusie van het overleg tussen het bevoegd gezag van de school en de vertrouwenspersoon dat er sprake is van een redelijk vermoeden, dan doet het bevoegd gezag direct aangifte bij politie of justitie. Vooraf stelt het bevoegd gezag de aangeklaagde en de ouders/verzorgers van de klager op de hoogte. Mogelijke bedenkingen van betrokken ouders/verzorgers en leerlingen ontslaan het bevoegd gezag niet van de verplichting tot het doen van aangifte. De wet stelt in dit geval het algemeen belang boven dat van individuele betrokkenen. Voorop staat dat een herhaling van het seksueel misbruik wordt voorkomen. 12.3.5 Rehabilitatie na valse aantijgingen Als na justitieel onderzoek blijkt dat de klacht op valse gronden is ingediend, kan het bevoegd gezag de aangeklaagde een rehabilitatietraject aanbieden. Dat traject wordt samengesteld in overleg met de valselijk beschuldigde. Mogelijke onderdelen van dat traject zijn een brief aan de ouders/verzorgers, een teamgesprek, een leerlingenbijeenkomst, al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde. Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen treffen jegens de leerling die de valse beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering. De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager.
Printdatum: 03 nov. 2009
137 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
13 KWALITEITSHANDHAVING VEILIGHEIDSBELEID
13.1 Toetsing Er zijn grote voordelen verbonden aan een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid. Om te beginnen wordt het welzijn van personeelsleden en leerlingen erdoor geoptimaliseerd. Ten tweede wordt hiermee aan derden, zoals de ouders/verzorgers, de Onderwijsinspectie en het ministerie, duidelijk gemaakt dat de school gezondheid, veiligheid en welzijn hoog in het vaandel heeft staan. In de derde plaats kan een school met een gedegen veiligheidsbeleid aan Arbo-diensten en vergelijkbare instellingen gerichter advies vragen en kunnen die instellingen op hun beurt ook beter advies geven. Ten vierde voldoet een school met een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid aan de wettelijke verplichtingen. In de vijfde en laatste plaats wordt er hierdoor gericht gewerkt aan het terugdringen van ziekteverzuim en het verminderen van vervangingskosten. De school toetst de kwaliteit van het veiligheidsbeleid regelmatig.
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Arbo-coördinator
10 oktober 2009
13.1.1 Instrumenten voor toetsing Er zijn allerlei instrumenten waarmee de kwaliteit van het veiligheidsbeleid continu kan worden getoetst. Hieronder staan de belangrijkste op een rij. 1. Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag 2. Arbo-dienst 3. Arbo-coördinator en Arbo-werkgroep of Arbo-commissie 4. Risico-inventarisatie en -evaluatie 5. Jaarlijkse keuring gastoestellen 6. Controle door de Arbeidsinspectie 7. Toezichtkader Onderwijsinspectie 8. De medezeggenschapsraad 9. De veiligheidscoördinator 10. Functioneringsgesprekken 11. Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan De volgende instrumenten van de elf toetsingsinstrumenten worden door de school toegepast. 1 Arbo-jaarplan en Arbo-jaarverslag Het Arbo-beleidsplan is een van het bevoegd gezag afkomstig stuk voor de lange termijn. Het Arbo-jaarplan een planmatige, concretiserende en praktisch uitvoerbare uitwerking vanuit het Arbo-beleidsplan voor een jaar en is gebaseerd op een actuele risico-inventarisatie en -evaluatie. Het beleidsplan en het jaarplan wordt goedgekeurd Printdatum: 03 nov. 2009
138 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
door de medezeggenschapsraad. Aan het eind van het jaar zal een jaarverslag duidelijk maken of de doelen zijn gehaald en wordt aangeven wanneer en waarom van de doelen of het tijdschema is afgeweken. Dit verschaft weer informatie over de te volgen gedragslijn in het jaar daarop. 2 Arbo-dienst Elke school is aangesloten bij een Arbo-dienst. Deze dienst bemoeit zich meestal met ziekteverzuim, maar kan ook goed worden ingeschakeld bij andere Arbo-zaken omdat deze dienst meestal, naast medici en maatschappelijk werkers, ook deskundige arbeidsspecialisten in dienst heeft. De Arbo-dienst werkt met vaste protocollen ziekteverzuim en bewaakt op die manier een deel van de kwaliteit van het werk. 3 Arbo-coördinator en Arbo-werkgroep of Arbo-commissie De Arbo-coördinatoren, -werkgroep en/of -commissie van de school zelf vervullen een belangrijke rol bij de bewaking van de kwaliteit. Ze zijn door hun kennis van de school in staat op details te letten en signalen tijdig op te vangen. Ze kunnen daardoor alert reageren en gebrek aan kwaliteit van het veiligheidsbeleid voorkomen. 4 Risico-inventarisatie en risico-evaluatie De school is verplicht regelmatig, dat wil zeggen minstens eenmaal in de vijf jaar, een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te houden. Het kunnen uitvoeren van een risico-inventarisatie en -evaluatie vereist een Arbo-brede deskundigheid. Daarbij is deskundige ondersteuning van de school door de Arbo-dienst noodzakelijk, omdat een risico-inventarisatie en -evaluatie geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Arbodienst en op validiteit moet worden getoetst door de Arbo-dienst. De dienst zal ook adviseren bij prioriteitstelling van de te nemen maatregelen. 5 Jaarlijkse keuring gastoestellen De centrale verwarmingsketel en andere gastoestellen die door de school worden gebruikt, worden jaarlijks door een erkende installateur gekeurd. 6 Controle door de Arbeidsinspectie Een klacht van een personeelslid of van de medezeggenschapsraad kan voor de Arbeidsinspectie aanleiding zijn de school te bezoeken. Bij een ernstig ongeval, zoals een ongeval waarbij door de ernst van de lichamelijke schade ziekenhuisopname noodzakelijk is, komt de Arbeidsinspectie in ieder geval. Daarnaast bezoekt de Arbeidsinspectie in toenemende mate uit eigen beweging de scholen. Bij dit bezoek wordt altijd ook de medezeggenschapsraad uitgenodigd. 7 Toezichtkader Onderwijsinspectie Veiligheid is opgenomen in de toezichtkaders van de Onderwijsinspectie, onder het kwaliteitsaspect schoolklimaat. De beoordeling van het kwaliteitsaspect schoolklimaat vindt plaats aan de hand van zes indicatoren: personeelsleden en leerlingen gaan op een positieve manier met elkaar om; de school zorgt voor een aangename en motiverende omgeving voor leerlingen; de school zorgt voor een aangename en stimulerende werkomgeving voor personeelsleden; de school stimuleert de betrokkenheid van ouders en verzorgers; de school speelt een functionele rol binnen de lokale en regionale gemeenschap; de school zorgt voor veiligheid. 8 De medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad (MR) heeft eigen en uitgebreide bevoegdheden op het terrein van veiligheid. Bij Arbeidsinspectiezaken wordt de medezeggenschapsraad steeds ingelicht. De medezeggenschapsraad moet het Arbo-jaarplan en het Arbojaarverslag goedkeuren. Zowel in de Arbo-wet als in de Wet medezeggenschap onderwijs zijn de bevoegdheden van de medezeggenschapsraad opgenomen. Deze bevoegdheden hebben meestal het hoogste niveau, namelijk het instemmingsrecht.
Printdatum: 03 nov. 2009
139 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
9 De arbo-coördinator De arbo-coördinator is de spil van het veiligheidsbeleid. Door zijn of haar betrokkenheid bij de dagelijkse gang van zaken in en om school en zijn of haar praktische kennis, is de veiligheidscoördinator als geen ander in staat de veiligheid in school te bevorderen, voorlichting te geven en naleving van de wetgeving en de schoolregels te bevorderen. Door deelname van de arbo-coördinator aan het netwerk met andere scholen kan hij of zij steeds gebruikmaken van de kennis en ervaringen van anderen. 10 Functioneringsgesprekken Door het open karakter van functioneringsgesprekken zijn zij voor de schoolleiding een goed middel om te weten te komen welke gevoelens van onveiligheid er bij het personeel leven en welke maatregelen ter verbetering werkzaam kunnen zijn. 11 Het statusoverzicht van het schoolveiligheidsplan Door het opstellen van het schoolveiligheidsplan en het invullen van de gegevens ontstaat een overzicht van de zaken die de school nog niet heeft kunnen uitvoeren. 13.1.2 De risico-inventarisatie en -evaluatie De controle en handhaving van de Arbeidsinspectie richt zich niet op de kwaliteit en inhoud van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De toetsing van de risicoinventarisatie en -evaluatie en advisering over het plan van aanpak is namelijk een taak van een gecertificeerde Arbo-dienst. Tijdens een inspectie (actief of reactief) verifieert de inspecteur in principe: of geconstateerde overtredingen in de risico-inventarisatie en -evaluatie zijn opgenomen als risico; of de werkgever beschikt over een door een gecertificeerde Arbo-dienst getoetste risico-inventarisatie en -evaluatie; of de Arbo-dienst advies heeft uitgebracht ten aanzien van het plan van aanpak. Handhavingsbeleid Arbeidsinspectie: risico-inventarisatie en -evaluatie (1) Indien een werkgever niet beschikt over een risico-inventarisatie en -evaluatie, wordt er direct een boete aangezegd. Bij werkgevers met minder dan veertig verloonde uren per week en vrijwilligersorganisaties wordt er ook direct een boete aangezegd, de risico-inventarisatie en -evaluatie hoeft hier echter niet door een Arbodienst te zijn getoetst. (2) Indien een werkgever wel beschikt over een risico-inventarisatie en -evaluatie, maar deze is niet getoetst door een gecertificeerde Arbo-dienst, wordt er direct een boete aangezegd. De toetsing door een Arbo-dienst blijkt uit een door de Arbo-dienst zelf opgestelde risico-inventarisatie en -evaluatie en een handtekening of een schrijven waaruit blijkt dat de betreffende risico-inventarisatie en -evaluatie is getoetst op volledigheid en betrouwbaarheid door een gecertificeerde Arbo-dienst. Verder wordt er door de Arbo-dienst een advies uitgebracht dat ingaat op het plan van aanpak. (3) Indien de werkgever wel een risico-inventarisatie en -evaluatie heeft, maar deze risico-inventarisatie en -evaluatie niet is getoetst door een gecertificeerde Arbo-dienst en deze werkgever zich kan beroepen op aantoonbare overmacht, dan wordt er een waarschuwing gegeven. De werkgever dient ter plekke de reden van overmacht te kunnen tonen met behulp van een schriftelijke reactie van de betreffende Arbo-dienst. In deze gevallen wordt een waarschuwing gegeven met een termijn van maximaal drie maanden. Wanneer bij controle de werkgever nog niet beschikt over een getoetste
Printdatum: 03 nov. 2009
140 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
risico-inventarisatie en -evaluatie, wordt er een boete aangezegd. (4) Indien bij de inspectie wordt geconstateerd dat de risico-inventarisatie en evaluatie onvolledig is, wordt er een waarschuwing gegeven met een termijn van drie maanden. Van onvolledigheid van een door de gecertificeerde Arbo-dienst getoetste risico-inventarisatie en -evaluatie is bijvoorbeeld sprake indien: geconstateerde overtredingen niet zijn opgenomen als risico in de risicoinventarisatie en -evaluatie; geen aandacht wordt besteed aan de registratie van arbeidsongevallen; geen aandacht wordt besteed aan arbeids- en rusttijden; het plan van aanpak geen deel uitmaakt van de risico-inventarisatie en -evaluatie; in het plan van aanpak geen rekening wordt gehouden met eventuele sectorale convenantafspraken; in het plan van aanpak geen termijnen zijn genoemd met betrekking tot de uitvoering en realisatie van de te nemen maatregelen; geen aandacht is besteed aan de actuele situatie in het bedrijf, bijvoorbeeld bij inkoop van andere stoffen, plaatsing van nieuwe machines, andere productiemethoden en nieuwbouw. Op grond van de evaluatie van een risico, kan in het plan van aanpak worden opgenomen dat, gekoppeld aan een bepaalde termijn, aanvullend onderzoek of metingen noodzakelijk zijn om het betreffende risico definitief te kunnen beoordelen. Zolang dit onderzoek of deze metingen nog niet is of zijn uitgevoerd, dient de school volgens de arbeidshygiënische strategie maatregelen te treffen om het risico in maximale vorm te beheersen. Indien niet uitgevoerd door de Arbo-dienst zelf, dienen metingen of onderzoeken voor de risico-inventarisatie en -evaluatie door de Arbodienst te worden getoetst of gevalideerd. De Arbo-dienst doet de metingen of het onderzoek dus niet over, maar de gecertificeerde deskundigen zullen een oordeel geven over de resultaten daarvan en een advies uitbrengen aan de werkgever over eventueel te nemen maatregelen. De werkgever is eindverantwoordelijk voor de risicoinventarisatie en -evaluatie en het plan van aanpak. Als blijkt dat de door de inspectie geconstateerde overtredingen in de risico-inventarisatie en -evaluatie zijn opgenomen als aanwezige risico's en als vervolgens in het plan van aanpak maatregelen met een adequate termijnstelling ter eliminatie of beperking van deze risico's zijn vastgelegd, is voor de Arbeidsinspectie de risico-inventarisatie en -evaluatie volledig. (5) Indien de werknemers geen kennis kunnen nemen van de risico-inventarisatie en -evaluatie en de geregistreerde ongevallen, wordt een waarschuwing gegeven met een termijn van drie maanden om dit aan te passen. (6) Indien de risico-inventarisatie en -evaluatie niet ter beschikking wordt gesteld aan degene die een werknemer ter beschikking stelt, wordt een waarschuwing gegeven met een termijn van drie maanden om dit aan te passen. Bijzondere inventarisatieverplichtingen Met betrekking tot nader in de wet- en regelgeving vastgelegde onderwerpen gelden bijzondere verplichtingen ten aanzien van de risico-inventarisatie en -evaluatie. Het betreft hier: bijzondere groepen medewerkers zoals jeugdigen, zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie, uitzendkrachten en stagiairs; Printdatum: 03 nov. 2009
141 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
gevaarlijke stoffen in het algemeen; kankerverwekkende stoffen in het algemeen; vinylchloridemonomeer; asbest en asbesthoudende producten; biologische agentia; thuiswerk met gevaarlijke stoffen; fysieke belasting; beeldschermwerk; geluid; persoonlijke beschermingsmiddelen; specifieke arbeidsmiddelen.
13.1.3 Strategieën voor succesvolle toetsing Wil een toetsing succes hebben en goed uitpakken, dan is een goede strategie belangrijk. Een goede strategie voor toetsing van de kwaliteit van het veiligheidsbeleid houdt het volgende in: niet wachten op inspectie van buiten, maar als schoolleiding zelf het voortouw nemen door zelfonderzoek; draagvlak verwerven door goede voorlichting en voldoende aandacht; er niet van uitgaan dat de toetsing een eindpunt is, maar meteen na evaluatie aan verbeterplannen werken, eventueel met ondersteuning van externe deskundigen; steeds in gesprek blijven met de medezeggenschapsraad, de Arbo-coördinator, Arbowerkgroep of Arbo-commissie, zodat er geen onverwachte weerstanden optreden; er op letten dat het toetsingsinstrument slechts een middel is om mankementen bloot te leggen en dat het in feite gaat om de mankementen zelf; zo veel mogelijk delegeren: veiligheidsbeleid is een zaak van het gehele personeel.
13.2 Evaluatie Er zijn grote voordelen verbonden aan een goede kwaliteitshandhaving van het veiligheidsbeleid. De evaluatie van een proces of planning in het veiligheidsbeleid van de school lijkt een sluitstuk, maar is tegelijk het begin van een nieuwe planning na herziening van het proces of de planning. Men spreekt daarom ook wel van een kwaliteitscyclus: het steeds opnieuw doorlopen van toetsing, evaluatie en herziening. De school evalueert de uitkomsten van de toetsing van de kwaliteit van het veiligheidsbeleid.
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Arbo-coördinator
10 oktober 2009
13.2.1 Evaluatievragen Printdatum: 03 nov. 2009
142 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Bij de evaluatie van het veiligheidsbeleid van de school, kan het doornemen van de volgende vragen hulp bieden. Daarbij zijn de belangrijkste vragen steeds wat de plannen waren, wat er is bereikt en wat de gevolgen zijn. (1) Welke actie- of jaarplannen heeft de school? Arbo-jaarplan of Arbo-actieplan lijst aandachtspunten volgens het schoolveiligheidsplan besluiten personeelsvergadering, medezeggenschapsraad en dergelijke afspraken met de Arbeidsinspectie (directe opdrachten of in een rapport) afspraken met de Onderwijsinspectie (verbeterpunten) jaarkeuringen apparaten (zoals gereedschap, gymtoestellen, installaties) afspraken met politie (zoals controle op wapenbezit) afspraken met gemeente of stadsdelen onderhoudsplannen herziening draaiboeken en protocollen ontruimingsoefeningen begeleidingsplan nieuwe docenten tijdschema ontwikkel- en beoordelingsgesprekken taakbeleid tijdschema incidentbesprekingen door leerlingen en personeel (2) Welke plannen zijn uitgevoerd en welke niet? (3) Welke delen uit welke plannen zijn wel of niet uitgevoerd? (4) Wat zijn de oorzaken van het niet of niet volledig uitvoeren van de plannen? (5) Wie zijn verantwoordelijk voor het niet of niet volledig uitvoeren van de plannen? (6) Hoe kan de achterstand in de uitvoering van de plannen worden weggewerkt? (7) Welke volgorde is van belang bij het wegwerken van de achterstand? (8) Wat is de schade die is opgetreden of nog kan optreden als gevolg van het niet (compleet) uitvoeren van de plannen? (9) Met welke instanties of groeperingen moet worden overlegd (zoals Arbeidsinspectie, Onderwijsinspectie, personeelsvergadering, vaksecties, medezeggenschapsraad)? (10) Zijn er nog andere consequenties van het niet compleet uitvoeren van de plannen? (11) Wat kan aan die consequenties worden gedaan? 13.3 Herziening Een goed veiligheidsbeleid dient met enige regelmaat te worden herzien. Vaak is het moeilijk de consequenties van herzieningen te overzien en te verhinderen dat er nieuwe problemen ontstaan. Om deze moeilijkheden waar mogelijk te voorkomen of te verkleinen, dient de schoolleiding ervaren medewerkers te raadplegen die dicht op het werk staan en toch enig overzicht hebben, zoals mentoren, jaarlaagcoördinatoren, Printdatum: 03 nov. 2009
143 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
veiligheidscoördinatoren en het hoofd technische dienst. De school herziet het veiligheidsbeleid als uit de toetsing en de evaluatie blijkt dat dit nodig is.
Verantwoordelijke voor de gegevens in deze en onderliggende paragrafen
Naam verantwoordelijke persoon:
Datum laatste controle:
Arbo-coördinator
10 oktober 2009
13.3.1 De fase van herziening Als eenmaal bekend is wat de mankementen aan het veiligheidsbeleid zijn en welke oorzaken eraan ten grondslag liggen, komt de moeilijkste fase: de herziening. De herziening van vastgelegd beleid kost vaak veel overleg, vooral omdat een strategie van onderaf is aan te bevelen. Bovendien werkt een dergelijke strategie op den duur ook beter. De uitvoering van het veiligheidsbeleid is immers niet iets wat vanachter een bureau kan gebeuren, maar het moet in de dagelijkse praktijk vorm krijgen. Het betreft tenslotte alle werknemers individueel. Indien de herziening vraagt om gedragsveranderingen en wijziging van reeds ingesleten gewoonten, kost de herziening nog meer tijd en aandacht. Het is dan van groot belang dat de betrokkenen het nut en de noodzaak van de herziening inzien. In die gevallen dient er veel aandacht te worden besteed aan voorlichting en aan het stellen van goede voorbeelden. Naast de herziening van vastgelegd beleid, zijn herzieningen op praktisch vlak eenvoudiger. Hierbij kan worden gedacht aan: herziening herziening herziening herziening herziening
aandachtspunten van het schoolgebonden schoolveiligheidsplan; prioriteitenlijstjes van de school; taakbeleid in praktische zin: verdeling van werk in het schoolformatieplan; jaarrooster van de functionerings- en beoordelingsgesprekken; onderhoudsplan op details.
13.3.2 Succesfactoren bij herziening De volgende factoren dragen bij aan een succesvol verloop van de fase van herziening van het veiligheidsbeleid van de school: aansluiten bij de behoeften van het personeel; werken aan draagvlak; actief samenwerken met betrokkenen; ervoor zorgen dat herziening een collectieve actie wordt; communicatie richten op gedeelde interpretatie van toetsing en evaluatie.
Printdatum: 03 nov. 2009
144 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
CONTACTADRESSEN Scholierenorganisatie Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) Postbus 17061 1001 JB Amsterdam tel.: 020 524 40 60 fax: 020 524 40 59 e-mail:
[email protected] website: www.laks.nl Ouderorganisaties Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders (NKO) Postbus 97805 2509 GE Den Haag tel.: 070 328 28 82 fax: 070 324 89 23 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Stadhouderslaan 9, Den Haag website: www.nko.nl Ouders&Coo (landelijke vereniging van ouders, ouderraden en medezeggenschapsraden in het christelijk onderwijs) Postbus 125 3970 AC Driebergen tel.: 0343 51 34 34 fax: 0343 51 55 56 e-mail:
[email protected] website: www.ouders.net Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO) Postbus 60182 1320 AE Almere tel.: 036 533 15 00 fax: 036 534 04 64 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Louis Armstrongweg 120, Almere website: www.voo.nl Veiligheidsorganisaties VIOS (Veilig in en om School) Postbus 92048 1090 AA Amsterdam tel. 020-597 98 13 fax: 020-597 98 00 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Burgemeester Hogguerstraat 2a, Amsterdam website: www.vios-amsterdam.nl
Printdatum: 03 nov. 2009
145 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam tel. 020-511 45 11 fax: 020-669 28 31 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Rijswijkstraat 2, Amsterdam website: www.veiligheid.nl Onderwijsbonden Algemene Onderwijsbond (AOb) Postbus 2875 3500 GW Utrecht tel.: 0900 463 62 62 fax: 030 298 98 62 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Jaarbeursplein 22, Utrecht website: www.aob.nl Onderwijsbond Christelijk Nederlands Vakverbond (CNV) Postbus 732 2700 AS Zoetermeer tel.: 079 320 20 20 fax: 079 320 21 95 bezoekadres: Boerhaavelaan 5, Zoetermeer website: www.ocnv.nl Geschillencommissies en klachtencommissies Geschillencommissie Voortgezet Onderwijs Postbus 907 2270 AX Voorburg tel.: 070 386 16 97 fax: 070 348 12 30 e-mail:
[email protected] website: www.besturenraad.nl Landelijke Klachtencommissie Voortgezet Onderwijs Postbus 907 2270 AX Voorburg tel.: 070 386 16 97 fax: 070 348 12 30 e-mail:
[email protected] website: www.besturenraad.nl Stichting Geschillencommissies Onderwijs (SGO) Postbus 132 3440 AC Woerden tel.: 0348 49 65 65 fax: 0348 49 65 66 e-mail:
[email protected] Printdatum: 03 nov. 2009
146 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden website: www.sgoweb.nl Onderwijsinspectie en vertrouwensinspecteurs Inspectie van het Onderwijs Postbus 2730 3500 GS Utrecht tel.: 088 669 60 00 fax: 088 669 60 50 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Park Voorn 4, Utrecht website: www.onderwijsinspectie.nl Meldpunt Vertrouwensinspecteurs 0900 111 31 11 (werkdagen 08.00-17.00 uur) Inspectiekantoor Zwolle Postbus 10048 8000 GA Zwolle tel.: 038 425 78 20 fax: 038 425 78 25 bezoekadres: Hanzelaan 310, Zwolle Arbeidsinspectie Arbeidsinspectie Postbus 11563 2502 AN Den Haag tel. 070-304 45 00 fax: 070-304 45 93 bezoekadres: Prinses Beatrixlaan 82, Den Haag website: www.arbeidsinspectie.szw.nl
Bureau Jeugdzorg Gelderland Regio Oost Veluwe Prins Willem Alexanderlaan 210 7311 ST Apeldoorn tel.: 055 578 61 30 fax: 055 578 62 32 Leerplichtzaken Postbus 9033 7300 ES Apeldoorn tel: 055 580 10 10 fax:055 580 11 56 website: www.apeldoorn.nl
Printdatum: 03 nov. 2009
147 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Managementorganisaties Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) Postbus 1003 3500 BA Utrecht tel.: 030 236 10 10 fax 030 236 10 36 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Nieuwegracht 1, Utrecht website: www.avs.nl Expertisecentrum schoolmanagement ISIS Burgemeester Reigerstraat 74 3581 KW Utrecht tel.: 030 254 90 50 fax: 030 254 90 69 Kwaliteitszorg in het voortgezet onderwijs: Project Q5 Kromme Nieuwegracht 50 3512 HK Utrecht tel.: 030 234 90 90 fax: 030 234 90 99 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Burgemeester Reigerstraat 74, Utrecht website: www.q5.nl Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs (VVO) Postbus 306 3500 AH Utrecht tel.: 030 234 90 90 fax: 030 234 90 99 e-mail:
[email protected] website: www.vvo.nl Besturenorganisaties Besturenraad (de organisatie van het christelijk onderwijs) Postbus 907 2270 AX Voorburg tel.: 070 348 11 48 fax: 070 382 12 01 e-mail: í
[email protected] bezoekadres: Oosteinde 114, Voorburg website: www.besturenraad.nl Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag (VBS) Bezuidenhoutseweg 251-253 2594 AM Den Haag tel.: 070 331 52 52 fax: 070 381 42 81 e-mail:
[email protected]
Printdatum: 03 nov. 2009
148 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
website: www.vbs.nl Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Colo) Postbus 7259 2701 AG Zoetermeer tel.: 079 352 30 00 fax: 079 351 54 78 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Bredewater 8, Zoetermeer website: www.colo.nl
Diversen Kennisnet Postbus 778 2700 AT Zoetermeer tel.: 0800 356 64 76 38 fax: 079 321 23 22 e-mail:
[email protected] bezoekadres: Paletsingel 32, Zoetermeer website: www.kennisnet.nl Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Postbus 30435 2500 GK DEN HAAG Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag tel.: 070 373 83 93 fax: 070 363 56 82 e-mail:
[email protected] website: www.vng.nl Telefoonnummers voor hulp en advies De Jeugdtelefoon: 0800 0432 (gratis) De Kinder-/ Jongerentelefoon: 0800 0432 (gratis) De Meidentelefoon: 035 624 22 04 Meldpunt seksueel misbruik: 0900 899 84 11 (20 cent per minuut) Informatiecentrum Kindermishandeling: 030 230 65 60 Landelijk Bureau Slachtofferhulp: 030 234 01 16
Printdatum: 03 nov. 2009
149 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
BRONNENLIJST Het Schoolveiligheidsplan is tot stand gekomen op grond van materiaal dat is aangeleverd door de scholen, instituten, bureaus, organisaties, bedrijven en projecten die hieronder in alfabetische volgorde worden genoemd. Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS), Utrecht Algemene Onderwijsbond (AOb), Utrecht Arbo actueel (Kluwer) Arboleider-VO (Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden NIA, augustus 1995) Arbowegwijzer onderwijs (Samsom 2000) CPS Onderwijsontwikkeling en advies, Amersfoort Handboek voor de arbo- en milieucoördinator (Samsom 2002) KPC Groep, 's-Hertogenbosch Landelijk Aktie Kommitee Scholieren (LAKS), Amsterdam Landelijk Platform Tegen Geweld Op Straat, Den Haag Leefstijl, Amstelveen MESO Magazine (Kluwer) Ministerie van Justitie, Den Haag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Zoetermeer Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag Nieuwsbrief Arbo in de school (Kluwer) Raad voor de Kinderbescherming School en Wet (Kluwer) Slachtofferhulp Nederland Tips voor het omgaan met de media (door Jean Mentens, 2001) Van twaalf tot achttien. Praktijkblad voor het Voortgezet Onderwijs (Uitgeverij School bv) Voor de zekerheid. Wettelijke aansprakelijkheid op school (Projectsecretariaat VIOS, 2002) VVO-Magazine (VVO) Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Den Haag
Printdatum: 03 nov. 2009
150 van 152
Schoolveiligheidsplan
Namenregister functie rector afdelingsleider afdelingsleider afdelingsleider
Voorzitter MR Secretaris MR Arbo-coordinator Preventiemedewerker Hoofd BHV
Hoofd BHV Media-coördinator Wijkagent Wijkbureau politie Hoofd facilitair Schoonmaakdienst Gemeente reiniging Concierges Vertrouwenspersoon Externe vertrouwenspersoon Printdatum: 03 nov. 2009
Christelijk Lyceum Apeldoorn
behorend bij het Veiligheidsplan Christelijk Lyceum Naam Tel. Werk Tel. mobiel adres P.D.Bergambagt 05506Koningstraat 12 357 52 00 51579351 7315 HW APELDOORN H. van der 05506Het Bergje 5 Veeken357 52 00 10016847 7313 GS Frankena APELDOORN P. Pol 05506Zichtstede 43 357 52 100118115 8171 NB VAASSEN A.A.van 05506F. de la Marstraat Kranendonk 357 52 00 51533915 3 7207 GP ZUTPHEN W. 055Houtweg 57 Eijkelenboom 357 52 00 8167 PK OENE J. van der Vlies 05506Edelenveld 204 357 52 00 12448287 7327 EE APELDOORN M. Woudsma 05506Bussenmakerstraat 357 52 00 57270067 43 8043 BC ZWOLLE M. Woudsma 05506Bussenmakerstraat 357 52 00 57270067 43 8043 BC ZWOLLE J. van der Haar 055Vriezinnenstede 20 357 52 00 8171 KW VAASSEN J. Houwer 055Zwarteweg 40 357 52 00 7335 CN APELDOORN Rector 055afdelingsleiders 357 52 00 R. de Man 0900-8844 0900-8844 Jachtlaan 191-193 7313 CJ APELDOORN H. Tuin 05506Weteringland 15 577 97 99 53352715 7711 VC NieuwLeusen OCS 0152Heulweg 25 143640 2288 GN RIJSWIJK 09009552 J. van der Haar 055J. Houwer 357 52 00 L. Saarloos I. Kikkert 055W.Termaat 357 52 00 Mw. D. 088Wijnberger 443 30 00 151 van 152
Schoolveiligheidsplan
Christelijk Lyceum Apeldoorn
Vertrouwensinspectie Jeugdzorg Schoolarts
Mw. M. van Soest
Ziekenhuis
Contactpersoon arbeidsinspectie Bureau slachtofferhulp
J. Greeveling
Onderwijsinspectie Klachtencommissie Klachtencommissie sexuele intimidatie Landelijke klachten commissie Leerplichtambtenaar GGD Gelre-Ijssel
Printdatum: 03 nov. 2009
P. de Graaff
0900 111 31 11 055578 61 30 088443 30 00 055581 81 81 0505218888 030234 01 16 038425 78 20 070386 16 97 0900899 84 11 070386 16 97 055580 21 35 088443 30 00
A. Schweitzerlaan 31 7334 DZ APELDOORN 0652500658
Postbus 10048 8000 GA ZWOLLE Postbus 907 2270 AX VOORBURG
Postbus 9033 7300 ES APELDOORN Deventerstraat 43 7311 LV APELDOORN
152 van 152