-magazine B
10
ja
ar
B
ab
yl
on
!
Oktober 2013
B-magazine |
COLOFON REDACTIE Brent Bertels, Wouter Demuynck, Anke Van Roy WERKTEN MEE Arnaud Aerts, Josephine Antoniol, Engelina Chaillet, Ofélia Daniels, Joachim Debuyssche, Anneleen de Geest, Dirk De Geest, Nane Mertens, Sofie Gerits, Scott Gonnissen, Melanie Hacke, Niels Hofmans, Sophie Huys, Daan Janssens, Margot Leblanc, Jens Meijen, Wout van Praet, Lex Swerts,Morien Raeymakers, Loes Rom, Anke Senden, Nina Vanderbruggen, Heidi Van Rompuy, Avril Verhelst VORMGEVING Björn Waegebaert TEKENINGEN Nina Vanderbruggen B-magazine is een uitgave van Babylon VZW Babylon VZW Blijde Inkomststraat 21 3000 Leuven http://kringbabylon.be
[email protected]
Babylon
2 | B-magazine
Babylon Bedenkt¬
VOORWOORD Beste belezen Babyloniër Het is reeds eind oktober en dat betekent dat het academiejaar op volle snelheid begint te draaien. De monitoren beginnen hopelijk de namen van de eerstejaars te kennen (waarschijnlijk ijdele hoop), en de eerstejaars op hun beurt raken gesetteld in hun nieuwe thuishaven: Leuven. Stilaan is geen aula hen meer onbekend, hebben ze hun vaste stekje in de Alma en hebben ze ook door wat dé ideale plek is voor feestvertier of om je pauzes te verslijten: de Fak. De Babylonische activeiten volgen elkaar in een razendsnel tempo op en daarbij kan B-magazine uiteraard niet achterblijven. Om jullie wat op adem te doen komen van het bruisende leven in Leuven, hebben wij een gloednieuwe editie van B-magazine klaarliggen. Wat hebben wij zoal in petto voor jullie deze keer? Zoals altijd openen we met presespraat, waarin Kathleen haar gedachten over de voorbije weken neerpende. Er werd ook een nieuwe mythe onderzocht in Mythbusters, deze keer gaat het over de geheime gangen van het MSI naar de Centrale Bibliotheek. Het Debat behandelt ditmaal de kwestie of populaire genres al dan niet als literatuur kunnen bestempeld worden. Voorts zijn er nog interviews met schrijver Christophe Vekeman en radiopresentator Tom de Cock, een nieuw kortverhaal, en nog veel meer. Voelt u na het lezen van deze B-magazine, of reeds na dit voorwoord, de onweer¬staanbare drang om er zelf een deel van uit te maken? Aarzel dan niet om ons te contacteren via
[email protected]! Heel veel leesplezier Anke, Björn, Brent en Wouter – uw trouwe B-magaziniers
INDEX (Vice)Presespraat Onderwijspraat Interview: Christophe Vekeman Etymologische eigenaardigheden Prof aan het woord LUSTRUM Alternatieve literatuur: Graffitipoëzie Opiniestuk: Ervaring 1ste dag Leuven Mythbusters Het debat: populaire literatuur vs. canon Poëzie
4 4 6 8 9 10 12 13 14 16 18
Theaterrecensie: De Diepte van het Dal Vrouwen die mannenboeken haten: James Bond Babylon in het buitenland: Beautiful British Columbia Literaire weetjes Kortverhaal met uitdaging: Rode wijn en ikzelf Interview: Tom de Cock De ontdekking van de Leuvense boekenhemel Klaagmuur Gat van de B-reld Literaire spelletjes
20 21 22 24 25 26 30 32 34 35
INFO (NOVEMBER-DECEMBER) 6
–– KOCO: Letteren-TD @Musicafé om 22 u.
NOV
7
19 –– Babylon-AV @MSI 1.08 om 18 u.
NOV
11
21 –– BABYLON FEESTWEEK: receptie @Perma om 21 u.
NOV
12
–– BABYLON FEESTWEEK: I am into Folkantus@Pavlov om 20 u.
NOV
13 NOV
14
–– BABYLON FEESTWEEK: monitorentap @Fak –– KOCO Intl filmavond @MSI 03.18 om 20.30 u. –– BABYLON FEESTWEEK: TD @Blauwe Kater om 22 u., 3 euro
NOV
17
NOV
–– MINIFEESTWEEK ‘45 jaar Fak’: receptie @Fak
NOV
26
–– Boeken- en dessertenverkoop Literaire Prijs @Erasmushuis (10-15 u.) –– Italiaanse Quiz @MTC 02.15 om 18.30 u. –– MINIFEESTWEEK ‘45 jaar Fak’: kringenzuip @Fak –– Boeken- en dessertenverkoop Literaire Prijs @Inkomhal MSI (10-15 u.) –– Openingsavond literaire prijs @Paard van Troje van 20 tot 24 u.
NOV
28
–– LOKOmotion @Albatros
NOV
3
–– KOCO Cocktailfeestje @Perma Historia en Babylon
DEC
5
–– Sinterklaascantus @Ambiorix 20 u. (20.30 u. io vivat)
DEC
NOV
B-magazine | 3
(VICE)PR ESESPR AAT Beste Babyloniërs, Ons jaar vordert met rasse schreden en Babylon draait op volle toeren. De voorbije activiteiten waren al een enorm succes en we hopen uiteraard op een even grote opkomst in de toekomst! Ondertussen zijn jullie weer ingezongen voor komende cantussen en opgewarmd voor nachtenlange dansjes op TD’s, themafeestjes en anders op de toog van onze enige echte Fak. Zo veel te doen en zo weinig tijd, we kennen het allemaal. Ook ons Lustrumteam staat niet stil en belooft er in het tweede semester een episch feest ter ere van ons tienjarig bestaan van te maken. Bij al die drukte vergeten we soms even stil te staan, maar als ik in een van mijn weinige rustige momenten toch eens terug- en vooruitkijk op alles wat Babylon totnogtoe al op poten heeft gezet en nog verder van plan is, dan ben ik
meer dan trots preses te mogen zijn van zo een schitterende kring. Onze nieuwe garde ging in grote getale mee op eerstebachweekend, liet zich verkopen en zal ook een onvergetelijke doop ondergaan. Onze ouderejaars zijn hun studentenvereniging trouw gebleven en ons presidium staat niet stil. Als jullie zelf nog graag andere ideeën verwezenlijkt zouden willen zien of met opmerkingen, vragen, suggesties etc. zitten, mogen jullie nog steeds mailen naar
[email protected]. En anders tot binnenkort in het Erasmushuis, het MSI of misschien ook de Fak. Kathleen
ONDE RW IJSPR AAT
Hallo beste Babyloniërs,
Om te beginnen: proficiat! Jullie hebben de eerste weken van inschrijvingen, keuzevakken, ISP’s en IER’s overleefd. Een pluim voor jezelf, want dat is zeker niet evident. Indien er toch nog problemen zijn, vergeet dan niet dat je onderwijsverantwoordelijken er dag en nacht (maar toch liefst dag) voor je zijn om je te helpen! Wij zijn steeds bereikbaar via
[email protected] . Docentenevaluatie Ten tweede willen wij iedereen even bedanken die de moeite genomen heeft om de docentenevaluatie in te vullen. Misschien beseffen jullie het niet, maar zo’n evaluatie is echt wel heel belangrijk. De resultaten worden dan ook zeer aandachtig bestudeerd. Zoals jullie in Veto konden lezen, was onze faculteit niet te zien in de top drie. Dat kan echt wel beter volgens ons, aangezien we toch de tweede grootste faculteit zijn in Leuven. Volgend semester vindt er een nieuwe evaluatie plaats: spoor dan zeker al je vrienden aan om ook even (echt maar vijf minuutjes!) de evaluatie in te vullen. Als er specifieke redenen zijn waarom je de evaluatie niet wil invullen, laat het ons dan gerust weten. Zo kunnen wij eens nadenken over hoe we studenten eventueel beter kunnen informeren/motiveren. ECTS-fiches Het is nog niet gedaan! We hebben nog een opdracht voor jullie. Op de site van de KULeuven, bij de opleiding Taal-en Letterkunde, kunnen jullie ECTS-fiches vinden. Dat zijn eigenlijk informatiefiches, die beschrijven wat er in het betreffende vak gegeven wordt, op welke manier het geëvalueerd wordt etc. Kortom: heel handige dingen voor wie van nul moet beginnen en zich toch een beeld wil vormen van wat onze opleiding inhoudt. Zulke fiches zijn bijvoorbeeld heel belangrijk voor zoekende studenten, net afgestudeerd van het middelbaar, die geen flauw idee hebben van wat ze het jaar nadien graag zouden studeren. Herkenbaar? Help hen dan een handje vooruit. Soms zijn zulke fiches alles behalve volledig. Als je dus bijvoorbeeld een vak hebt gevolgd, hiervan examen hebt afgelegd 4 | B-magazine
(het vak dus door en door kent), en je leest bij de ECTS-fiche van dat specifieke vak iets wat je je in de verste uithoek van je brein niet kan herinneren, laat het ons dan weten. Dat geldt voor eventuele veel te vage formuleringen, onvolledigheden, of zelfs foute informatie. Stel je voor dat er bij een vak als Fundamentele Wijsbegeerte (puur hypotetisch!) alleen zou staan: “Doelstelling: Nadenken”, dan is het tijd om aan de alarmbel te trekken en dit te melden aan jullie geliefde onderwijsverantwoordelijken. Eerste hulp bij onderwijs! Bij onderwijs zijn afkortingen en moeilijke termen dagelijkse kost. Maar de betekenis hiervan is niet voor iedereen even evident. Dus hierbij even een overzichtje van de belangrijkste afkortingen en begrippen. Zo loop je niet snel meer verloren in onderwijsland! IER: het IER is je persoonlijk Individueel ExamenRooster. Soms kan je hierin zelf je examenmoment kiezen (wanneer de examenmomenten in het groen staan), maar soms zijn ze ook gewoon voor jou bepaald. ISP: Individueel StudieProgramma. Hierin kan je de opleidingsonderdelen aanduiden die je dat academiejaar wenst te volgen. (Een “normaal” jaar bestaat uit 60 studiepunten.) Toledo: Naast een stad in Spanje, is Toledo voor ons vooral de elektronische leeromgeving van de KU Leuven. De afkorting staat voor “TOetsen en LEren Doeltreffend Ondersteunen”. Op Toledo vinden jullie elektronisch informatie over jullie vakken terug, zoals taken en opdrachten, stukken cursus ... Tolinto: Via deze tool kunnen docenten die dat wensen ervoor zorgen dat studenten zich makkelijk kunnen inschrijven voor allerlei “evenementen”, zoals oefensessies van vakken, lesmomenten ... Tolinto is een onderdeel van Toledo, wat duidelijk blijkt uit de afkorting die voluit staat voor “TOLedo INschrijvingsTOol”. Loes Rom en Anneleen De Geest
[email protected]
FAKBAR LETTEREN WWW.FAKBAR.BE • FACEBOOK.COM/FAKBAR.LETTEREN • FACEBOOK.COM/FAKLETTEREN
[email protected] • BLIJDE INKOMSTSTRAAT 11, 3000 LEUVEN • 016/32.53.77
ZONDAG: 21u - 4u MAANDAG-DONDERDAG: 13u - 4u VRIJDAG: 13u - 18u ZATERDAG GESLOTEN
BABYLON BEVRAAGT Christophe Vekeman herken je aan zijn kuif, maar de man is zoveel meer dan dat. Met romans met klinkende namen als 49 manieren om de dag door te komen of Een borrel met Barry veroverde hij zijn plek in de Nederlandstalige literatuur. Daarnaast schreef hij samen met Herman Brusselmans een autocolumn voor De Morgen en maakt hij menig literair podium onveilig. We interviewden hem naar aanleiding van zijn recentste roman, Marie.
Hoe beter de lezer, hoe beter het boek B-magazine Eerst even naast de kwestie, we waren met verstomming geslagen toen Marie in onze mailbox zat: het was integraal uitgetypt in Comic Sans. Vekeman: «Ik ben daarin blijkbaar een ongelooflijk wereldvreemde boerenlul. Sommige krantenredacteurs hebben zelfs al gedreigd dat ze mijn teksten niet langer zullen afdrukken als ik dat lettertype nog hanteer. Tegenwoordig typ ik mijn teksten dus noodgedwongen in Consolas, dat baadt in een typmachine-achtig sfeertje. Het zal waarschijnlijk ook wel esthetisch volslagen incorrect zijn, maar tot nu toe heb ik er beduidend minder last mee gehad.» B-magazine Erger dan Comic Sans wordt het niet, er zijn zelfs haatsites aan gewijd! Vekeman: «Vergis je niet, er zal een tijd komen dat Comic Sans weer modieus wordt. Denk dan nog eens aan mij.» B-magazine Je hebt dan ook geen grafisch design gestudeerd. Vekeman: «Nee, nee, ik heb psychologie gestudeerd, met de intentie om schrijver te worden. Op mijn zestiende wist ik al dat ik schrijver wilde worden. Toen ik op mijn zeventiende een studiekeuze moest maken, heb ik er bewust gekozen om géén Germaanse te studeren. Ik wou mijn liefde voor literatuur niet bezoedelen door een academische studie. Toen ik op de middelbare school immers een aantal boeken verplicht moest lezen en analyseren, merkte ik dat de recalcitrantie al gauw in me opstond. Ik moest dus iets anders verzinnen, en psychologie kwam volgens mij toch aardig in de buurt van wat je nodig had om schrijver te worden.» «Zonder psychologische inzichten sta je als schrijver nergens. Maar dat wil niet zeggen dat die studie me uiteindelijk veel geholpen heeft bij het schrijven. Na mijn studie heb ik een aantal jobs gedaan, maar niet als psycholoog en ook nooit meer dan halftijds, om mezelf te beletten per ongeluk carrière te maken en te verhinderen dat het schrijven wegens tijdgebrek op een zijspoor zou belanden. Sinds 1 april 2005 ben ik zelfstandige.» 6 | B-magazine
B-magazine Voor je boeken verschenen, hoe manifesteerde je schrijfdrang zich toen? Vekeman: «Ik publiceerde in tijdschriften, bijvoorbeeld in studentenbladen als B-magazine of in literaire tijdschriften. Daarnaast las ik ook gedichten voor in cafés als deze (café ‘In den Engel’, op de Grote Markt, nvdr.). Ik vroeg aan de man achter de toog of hij de televisie wat stiller kon zetten en ging vervolgens op tafel staan en begon voor te dragen. Nooit slaag gekregen, vreemd genoeg.» B-magazine Vermoedelijk in een kring studenten dan? Vekeman: «Goh, van meet af aan was het publiek al wat ouder hoor. Ik schrijf voor alle leeftijden! (lacht) In het begin dacht ik bij mijn meer seksueel getinte schrijfsels wel eens, “Oei, zou ik dit nu wel voorlezen?” Maar al snel kwam ik erachter dat een ouder publiek die net beter kon smaken.»
MANIËRISME
B-magazine Het viel me op bij het lezen van Marie dat je een voorkeur hebt voor de langere, misschien wel gekunstelde zin. Vekeman: «Gekunsteld klinkt wat negatief, je kan het ook een maniëristische zin noemen. Ik schrijf in de inderdaad enigszins bochtige taal die blijkbaar bij mijn persoonlijkheid en manier van denken past. Vergelijk het met een zanger. Die heeft ook de taak zijn eigen stem te vinden, zijn eigen manier van zingen te creëren. Je kan dat niet kiezen, en kennelijk heb ik dus een lange adem, zeg maar. Je kunt Nick Cave niet verwijten dat hij geen popmuziek maakt of geen hoge stem heeft, weet je wel.» «Als je geluk hebt, sluit je stem aan bij wat het brede publiek graag hoort of leest. Als je minder geluk hebt, dan heb je een specifieker publiek.» B-magazine Je schrijft dus niet met een specifiek publiek voor ogen? Vekeman: «Ik ben het tegendeel van een dagboekschrijver. Ik zie er werkelijk niet het nut van in dingen te gaan noteren met
de bedoeling ze zelf later, ergens in de verre toekomst, te gaan zitten lezen. Via een dagboek het gezelschap zoeken van je jongere zelf, lijkt mij meer bepaald het toppunt van eenzaamheid en misschien zelfs wel egocentrisme. Ik kan dus niet anders dan schrijven met de gedachte dat ik door anderen gelezen zal worden. Door wie? Ik stel mezelf een ideale lezer voor die vrij sterk op mezelf lijkt, maar evengoed op een aantal collega’s, dood of levend, die ik respecteer. Als ik schrijf, kijkt er dus altijd een aantal mensen over m’n schouder heen mee, bij wijze van spreken, maar de allerbelangrijkste criticus ben ik toch zelf. Als schrijver is het belangrijk om het juiste evenwicht te vinden tussen een aan arrogantie grenzend zelfvertrouwen – zeker als je jong bent – en een doorgedreven neiging tot strenge zelfkritiek. Je moet je eigen werk lezen als was het dat van je ergste vijand. Enkel dan kan je mogelijk tot iets komen dat ook voor anderen de moeite waard is en dat je ook zelf écht goed vind. Overigens lijkt het me de hel op aarde om beroemd te worden met een boek dat je zelf minder vindt.» «Hermans zei altijd, “Het zou jammer zijn mocht mijn naam overleven dankzij De donkere kamer van Damokles.” Dat vond hij een minder boek in zijn oeuvre, terwijl het nu dus wel degelijk zijn bekendste roman is. Enfin, Hermans mag eigenlijk nog niet klagen, zeker gezien het feit dat hij al bijna twintig jaar dood is en we het toch nog altijd hebben over zijn werk. Claus is amper vijf jaar dood, en wat weten de meeste wat jongere mensen nog over hem? Dat hij euthanasie heeft gepleegd en een boek zou hebben geschreven dat in zijn tijd door iedereen gekocht en door niemand gelezen is.»
B-magazine Je eerste boek heette Alle mussen zullen sterven, een verwijzing naar Willem Frederik Hermans. In zijn definitie van een klassieke roman kan er geen mus van een dak vallen zonder dat dit gevolgen heeft voor het verhaal. Is dat in Marie ook het geval? Vekeman: «Heel weinig passages uit dit boek kun je wegnemen, zelfs weinig zinnen – in al hun lengte – zonder dat dit afbreuk zou doen aan het verhaal. Je zou als lezer algauw niet meer kunnen volgen. Het is ook een boek dat je desgewenst op verschillende niveaus kunt lezen. Enerzijds kan je Marie lezen als een thriller of een soort humoristisch horrorverhaal, anderzijds kan je het ook beschouwen als een roman die gaat over de functie van fictie en over de functie en misschien zelfs wel het therapeutische aspect van het schrijven: het gaat over een man die, door een verhaal te vertellen, meer bepaald de geschiedenis van het stadje Abraham, tien jaar na de dood van zijn geliefde alsnog zijn rouwgevoelens en onverminderd verdriet probeert te verzachten.» «Anderzijds wil ik ook wel benadrukken: een boek is wat het is. Alle bodems en lagen die onder de eigenlijke tekst zitten, dat is voer voor de analyticus, die het vrij staat – en van wie het misschien ook wel de plicht is – om de tekst naar believen te gaan interpreteren. Maar op de keper beschouwd is het dus niet zo dat wanneer je op het papier krabt of het blad tegen het licht houdt, er plots iets anders tevoorschijn zal komen dan er aanvankelijk stond. De tekst blijft hetzelfde, maar iedereen interpreteert en leest op zijn eigen manier. Wel zou je kunnen zeggen: hoe beter de lezer, hoe beter het boek.»
“Je moet je eigen werk lezen als was het dat van je ergste vijand”
B-magazine Die raad nemen we ter harte!
SOPHIE HUYS
Fragment uit Marie, blz. 25-26 Het is nu twaalf jaar geleden, en hoe meer tijd er verstrijkt, hoe meer ik ervan overtuigd geraak dat ik geen enkele reden heb om wie of wat dan ook dankbaar te zijn. Ik kan en wil niet dankbaar zijn, wij zijn niet lang genoeg gelukkig geweest, het is een verduivelde schande. Al die tijd nu zonder haar, hadden wij samen moeten zijn: hoe langer het geleden is, hoe pijnlijker en groter de wonde. *** Geluk is dat wat zich niet laat beschrijven, of beter: geluk is dat wat, hoe treffend beschreven ook, door geen toehoorder of lezer naar behoren nagevoeld kan worden. Alle gelukkige mensen, immers, zijn niet alleen nog nooit zo gelukkig geweest, maar zijn bovendien gelukkiger dan wie ook ter wereld. Hun geluk is totaal en uniek. Zonder overtreffende trap is er van echt geluk geen sprake. Zonder de stellige overtuiging dat andermans zogeheten geluk oneindig veel kleiner is dan het jouwe, is er van echt geluk geen sprake. Wie zich kan voorstellen dat hij ooit nog gelukkiger zal worden, wie niet denkt dat zijn geluk volmaakt en zijn leven bijgevolg perfect is, die voelt geen geluk maar hooguit hoop. *** Marie en ik waren gelukkig. Dat is de afgelopen twaalf jaar mijn noodlot geweest, waaraan niet viel te ontkomen en dat tot mijn laatste dag mijn leven tot een hel zal maken: dat Marie en ik gelukkig waren.
B-magazine | 7
ETYMOLOGISCHE EIGENAARDIGHEDEN
Fiets
Nederlands Etymologisch Woordenboek, Jan De Vries 1971 Drie mogelijke verklaringen: 1. Klanknabootsend woord “fts, zo is hij weg.”. 2. Ontstaan uit Fr. vélocipede 3. Afleiding van rijwielhandelaar Viets in Wageningen of Fitz, een Engelse fabrikant Wikipedia Hypothese, Gunnar de Boel, hoogleraar vergelijkende taalkunde UGent: fiets < Dui. Vize-Pferd. Dit werd vroeger gebuikt voor dit nieuwe tweewielige vervoermiddel en betekende vicepaard, oftewel vervangpaard. Het woord was voor veel taalgebruikers te lang en werd dus maar gemakkelijkheidshalve ingekort tot viez. Later werd dit woord door het Duitse Fahrrad volledig verdrongen. Deze hypothese klinkt logisch, maar is niet algemeen aanvaard. (2012) Wij, als Leuvense studenten, moeten soms aardige afstanden overbruggen. Les tot elf uur in het MSI en les om elf in SintRafaël, dat kon vorig jaar plots allemaal. Gelukkig kunnen we ons sinds 1816 wat sneller edoch milieubewust voortbewegen: met de fiets! Tegenwoordig kan iedereen fietsen en wie dat niet kan, wordt vreemd bekeken. Toch zie je in Leuven niet iedereen met een fiets. Waarom niet? Er zijn verschillende redenen: ze hebben er geen, het is gevaarlijk, het is niet leuk, je
moet er zo van zweten… Allemaal verschillende redenen om een fiets te ontwijken. Nog een extra reden hiervoor is het feit dat we totaal niet weten waarom we dat tweewielig ding een fiets noemen. In het Duits zeggen ze Fahrrad; je zegt gewoon “rijwiel”. In het Engels heb je bicycle, “tweewiel”. Allemaal veel logischere benamingen dan onze “fiets”. Voor de herkomst van het woord “fiets” zijn wel verschillende hypotheses opgesteld. Zo zou het kunnen dat het woord een onomatopee is. Een andere hypothese is dat het op een of andere duistere manier toch wel is afgeleid uit het Franse vélocipede. Knuttel beweert dan weer dat het afgeleid is van de fietsenhandelaar Viets uit Wageningen. Deze hypothese werd eerst weerlegd omdat het woord fiets al langer bestaat dan voorgenoemde handelaar. Uiteindelijk bleek dat die handelaar wel al bestond, maar gewoon geen fietsen verkocht. In 2012 kwam Gunnar de Boel, hoogleraar vergelijkende taalkunde aan de UGent met een nieuwe hypothese. Zo zou ons woord fiets afgeleid zijn van het Duitse Vize-Pferd. Vroeger werd een fiets in het Duits namelijk zo genoemd, met vervangpaard als betekenis. Het woord was voor veel taalgebruikers te lang en werd al snel ingekort tot Viez. Uiteindelijk werd dit woord in het Duits wel volledig verstoten door het inmiddels standaardtalige Fahrrad. Deze hypothese klinkt geloofwaardig, maar hij is nog niet helemaal aanvaard. Scott Gonnissen
Scheldwoord van de maand STOETHASPEL Alles was doodstil om den vreemden stoethaspel te hooren. (Nicolaas Beets, Camera Obscura, 1839) Een stoethaspel is een onhandig persoon, een dom iemand die graag alleen aan het woord is. Het woord is reeds opgetekend in de achttiende eeuw. Over de etymologie van het woord bestaan er verschillende verklaringen: 1. Komt van het verouderde werkwoord ‘stoeten’ (onhandig te werk gaan) met toevoeging van ‘haspel’ (constructie 8 | B-magazine
om garen op te winden) en is dus eigenlijk ‘een haspel die niet goed werkt’. 2. ‘Stoetel’ is een afleiding van het werkwoord ‘stoetelen’ (onbeholpen te werk gaan, scharrelen), een frequentatief van stoeten, wat op zich een dialectische nevenvorm van ‘stuiten’ is. ‘Haspel’ (onbeholpen persoon) is een afleiding van het werkwoord ‘haspelen’ (door elkaar halen, verwarde bewegingen maken).
PROF AAN HET
WOORD
B-magazine wordt gemaakt voor en door studenten, dat is altijd al zo geweest. Maar dit jaar willen we ook de proffen een kans geven om hun zegje te doen. Elke editie reserveren we minstens een pagina voor een van onze professoren, in te vullen met een onderwerp naar eigen keuze. Voor een keer hoeven ze niet gewoon hun leerstof af te rammelen, we geven hen de vrijheid om te praten over wat ze maar willen. Wie weet wat dat oplevert!
door
Dirk De Gee st
Ik boeketeer, jij boeketeert, wij boeketeren. Het is al tot in de treure verkondigd: literatuur is vandaag op sterven na dood. De ontlezing waarvoor opvoeders en andere onheilsprofeten generaties lang hebben gewaarschuwd, is onderhand een feit. Mensen lezen veel minder dan vroeger en, minstens even bedenkelijk, ze lezen op hetzelfde ogenblik allemaal hetzelfde. De traditionele functies van literatuur – het aloude utile dulcique, leren én ontspannen – zijn met verve overgenomen door andere media, zoals de film, de televisie en het internet. Ze bieden immers veel meer ontspanning en lering voor veel minder inspanning. Deze diagnose klinkt ongemeen kritisch en negatief, en ze is dat in feite ook. Tegelijk vormt dat overkoepelende pessimistische verhaal de ultieme drijfveer voor wie tegen de stroom wil invaren, voor wie ernaar streeft zich resoluut te onderscheiden van haar of zijn soortgenoten. Wie literatuur leest, is ongemeen rijk, want zij/hij kan iets wat anderen nauwelijks nog in de vingers hebben. Wie daarenboven ook boeken bezit, is ofwel een literatuuronderzoeker, ofwel krankzinnig, ofwel een verkwister: het bezit van boek is ontegensprekelijk een teken van luxe. In die zin is het geen toeval dat managers, politici en universiteitsrectoren graag melding maken van het feit dat ze een boek gelezen hebben of van plan zijn het te lezen. (Dat ook voor hen geldt dat zij allemaal dezelfde bestsellers van het ogenblik prefereren, is uiteraard gewoonweg toeval). En de studenten taal- en letterkunde? Zij lezen weliswaar allerlei boeken, maar hoofdzakelijk op bevel en in fotokopie. Het is niet zoveel, maar het is toch al iets. Er is echter meer nodig om literatuur uit het verdomhoekje te halen, om de wereld te verbeteren, om ons leven voortreffelijk op orde te krijgen. Literatuur maakt de mens rijker (dat is onlangs door psychologen aangetoond, maar literatuurwetenschappers wisten dat allang), maar daartoe moet ze wel een ernstige kans krijgen, ook buiten de context van colleges en experimenten. Hoe opnieuw die potentiële lezers activeren? Ik zie veel mogelijkheden in een toename van vragen over literatuur in allerlei quizzen (ikzelf ben daar behoorlijk goed in), maar daar
staat tegenover dat op internet al zoveel lijstjes van personages en auteurs circuleren dat het moeilijk wordt daarmee inzake efficiëntie te wedijveren. Ook het maken van gespecialiseerde analyses van literaire teksten is momenteel niet meteen aangewezen, want recensenten haasten zich om te ontkennen dat ze ooit van focalisatie of semiotiek hebben gehoord (de haan van Petrus kraait, want ze hebben vrijwel allemaal taal- en letterkunde gestudeerd!). Bijgevolg formuleer ik hier kort een andere suggestie. Willen wij boeken promoten (en dat is toch een van onze voornaamste bestaansredenen), dan moeten wij lezers zien te raken, te provoceren en te ontroeren. Boeken moeten opnieuw een deel worden van ons leven, ook al vinden wij niet meer de tijd en de energie om ze echt te lezen. Doen alsof is daartoe een eerste stap. Daarom lanceer ik hier het ‘boeketeren’ (want ‘boeken’ lijkt als werkwoord te banaal voor deze edele activiteit) als een cultureel alternatief voor het wel erg banale ‘planken’. In plaats van zich onbehoorlijk als een plank te gedragen op allerlei publieke plaatsen, maken lezers voortaan een foto van de kaft van een boek op een daartoe relevante plaats of gelegenheid. Wat verbeeldingskracht en creativiteit is daarbij aardig meegenomen. Je kan natuurlijk Kaas van Willem Elsschot fotograferen in de etalage van een kaaswinkel, maar het kan ook bij blote tenen of in een schoonschriftje waarin een prille scholier geprobeerd heeft de letter K te calligraferen. Vijftig tinten grijs zie ik bijvoorbeeld al bij een winkel van gordijnen of tapijten, bij verfstalen of (waarom niet) het kapsel van grootmoeders netjes naast elkaar in een kapsalon. Voor Het verdriet van België zijn de mogelijkheden legio, maar wie zich aan de Max Havelaar wil wagen, staat voor een heuse klus. Al die prille leeservaringen worden vervolgens gepost op een blog of een facebookaccount (waarom niet onder de titel ‘ikboeketeer’). Planken is voortaan out, boeketeren wordt de nieuwe virale hit (en een trefwoord in de volgende Van Dale): boeken worden een ‘boeket’ om te ‘eren’, te tonen en te gebruiken, en wie weet ook te lezen. Taal- en letterkunde wijst eens te meer de weg naar de toekomst! Babylon vincit! B-magazine | 9
b a B
LUST Jullie hebben het waarschijnlijk al meermaals horen vallen, deze afgelopen weken: Babylon, onze (en dus ook jouw) favoriete kring, bestaat tien jaar. Dat moet gevierd worden! Vieren zullen we – maar heb je al eens stilgestaan bij wat die tien jaar precies behelzen? Tien jaar aan cursussen, drankjetons, feestjes. Aan buitenlandse studenten die Leuven ontdekken en Leuvense studenten die moeders rokken achterlaten om het buitenland onveilig te maken. Wat is dat, tien jaar? Een snelle blik op wat het internet te bieden heeft, leert ons in de eerste plaats dat het getal tien “het getal van de wereldlijke voltooiing” is. Ons zegt dat niks (hoewel het wel bijzonder fancy klinkt). Een Googletje later blijkt het echter ook het getal van de goddelijke perfectie te zijn, en dat klinkt al veel beter (en begrijpelijker). Goddelijke perfectie: niet slecht voor onze kring. Bedankt, Bijbelse numerologie! Verder blijkt dat het getal tien geassocieerd wordt met het tinnen huwelijk. Opnieuw zien we een gelijkenis: Babylon is immers ook een huwelijk,of sorts. Voor 2004 (en de BaMahervorming) waren er Germania, Romania en Klio; drie aparte kringen voor aparte talencombinaties, die zich in een veranderend onderwijslandschap van hun bestaansreden beroofd zagen. Wat is een romanist nog, als deze Duits combineert met de taal van de vijand? Een romanist, die heult met de boeren van over het Kanaal? Babylon zag het levenslicht in een poging om al deze nieuwerwetse taal- en letterkundigen toch ook een spreekwoordelijk dak boven het hoofd te bieden. Tien jaar: dat maakt van onze kring dus een van de jongste uit het Leuvense. En toch, alles welbeschouwd worden we ook onder de oudste gerekend. Hoe dat kan? De voorgeschiedenis van bovengenoemde progenitores. Een overzicht. Oorspronkelijk kende de Leuvense Letterenfaculteit (of “Letteren en Wijsbegeerte”, zoals dat toen nog heette) de kringen Germania (1931) en Klio (1936). Germania was de thuishaven van de studenten Germaanse filologie (nomen est omen), terwijl Klio 10 | B-magazine
het aanvankelijk breder zag, en de armen uitstrekte zowel naar de studenten Klassieke Filologie en Oude Geschiedenis als naar diegenen die Romaanse studeerden. Ik hoor jullie al denken, “wat, hadden wij, nobele Französisch-georiënteerde letterkundigen, dan geen eigen kring?” Neen, dat hadden jullie niet. Romania ontstond pas in 1984 . De kringen leefden jaren naast elkaar, met hun eigen fakbars en activiteiten, en de nodige dosis rivaliteit. Uiteraard was het studentenleven in die jaren anders, en de relatie met de proffen verschillend (vaak waren zij ereleden of zelfs -voorzitters van de presidia). En toch: jullie grootouders gingen ook cantussen, bleven ook tot veel te laat aan de toog hangen, zwoegden ook op cursussen. De jaren verstreken, gezichten veranderden, maar de kringen bleven hun eigen vrolijke bestaan leiden. En toen kwam 2004, dat de Bologna-akkoorden van vijf jaar eerder in de praktijk omzette. Los van alle bureaucratische en organisatorische veranderingen, was ook de impact voor de kringen van Taal- en Letterkunde groot. De talige barrières waren immers wegge-
n o l by
TRUM vallen, dus was er ook geen reden meer om aparte studentenkringen in te richten: de exclusieve identificatie met “jouw” talen(combinatie) was immers verdwenen. Weg chauvinisme, weg kringgevoel, weg kring. De nu ontheemde letterkundigen vonden gelukkig troost in elkaars armen (nvdr: hoogst waarschijnlijk tijdens de nasleep van een uit de hand gelopen feestje in onze hoogsteigen Fak), en omdat een glas er halfvol nog steeds beter uitziet dan halfleeg, besloten ze om er samen het beste van te maken. Koppen werden bij elkaar gestoken, handen uit mouwen, en Babylon zag het licht. Een nieuwe kring, die de studenten van alle drie de filologische kringen bij elkaar zou brengen - en daar wonderwel in slaagt.
"Goddelijke perfectie, zo zo. Niet slecht voor onze kring" Die hele geschiedenis, vandaag de dag merk je daar als taal- en letterkundige eigenlijk maar weinig meer van. Buiten oma, die sporadisch vraagt of je nu ook weer Germaanse of Romaanse studeert, is het enige fysiek aanwezige element dat aan die geschiedenis herinnert het Babylonschild. Als we even het duidelijke silhouet van Babels Toren en de verwijzing naar de spraakverwarring laten voor wat ze zijn, kunnen we naar de details beginnen te kijken, zoals het blauw en wit, dat refereert aan de kleuren van de KU Leuven. Of het geel, op de rechterzijde, dat de kleur van onze eigenste faculteit is. Maar het kan nog preciezer. Acht sterren? Makkelijk, dat zijn onze acht talen. Maar het is het monogram in het midden, dat verwijst naar onze voorgeschiedenis: een aandachtige lezer ziet daar de letters G, R en K in – Germania, Romania en Klio. De oude kringen, die op die manier toch verder leven, en letterlijk hun plaatsje hebben gekregen binnen het nieuwere broertje. Dus, tien jaar Babylon. Dat is alles wat we de afgelopen tien jaar gedaan, gezien, gelezen, geschreven, gehoord en gedronken hebben – en tegelijkertijd nog zo veel meer. Babyloniërs, jullie maken deel uit van een unieke kring, met een unieke geschiedenis. Om voor de gelegenheid eens een citaat van Bernard de Chartres op te duikelen: “nous sommes comme des nains
juchés sur des épaules de géants, de telle sorte que nous puissions voir plus de choses et de plus éloignées que n’en voyaient ces derniers”. Het afgelopen millennium is de gemiddelde lengte met een fors stuk toegenomen, en we zijn uiteraard geen dwergen meer, maar de uitspraak strekt toch tot nadenken. Tien jaar Babylon, dat zijn bijna honderd jaar taal- en letterkundekringen. Maar toch vooral tien jaar Babylon! Geheel anekdotisch, tot slot, betekende de tienjarige leeftijd ook het moment waarop deze (oud-) taal- en letterkundige, en, naar ik vermoed, vele anderen, voor het eerst met het Frans in aanraking kwamen, en aan den lijve mochten ondervinden wat het was om systematisch een vreemde taal aan te leren. Wat het betekende om ineens een andere benaming te hebben voor de voorwerpen van alle dagen, op een andere manier over grammatica te moeten denken. Om op die manier ook onrechtstreeks een ander venster op de dingen rond ons te openen, en oprecht blij te zijn dat we wat meer konden dan de dag ervoor. Oprecht blij te zijn dat we ons die vreemde taal weer een beetje meer eigen gemaakt hadden. Tien jaar was een blije leeftijd!, en dat zullen we dit academiejaar extra proberen in de verf te zetten. Lex Swerts
Babylon
De waarheid gebiedt dan wel weer te vermelden dat die aanvankelijke gevoelens van blijheid een pijnlijke dood stierven op het slagveld van de woordenlijsten voor Taal en Tekst. Maar dat geheel terzijde. Hoera, tien jaar! 1
B-magazine | 11
Graffitipoëzie Alternatieve
literatuur
Vanaf het moment dat de homo sapiens het levenslicht zag, werden rotswanden al tierig beklad. Eeuwen later rees de stad uit de grond en kroop de moderne mens uit zijn duistere grot. Wanhopig zocht de algemene wandenbesmeurder naar nieuwe oppervlakten om daarop zijn creatieve lusten bot te vieren. Zijn eerste slachtoffers waren kleitabletten, daarna volgde een liefdesverhouding met papyrus, maar nu blijkt onze vriend al een lange vaste relatie te hebben met papier. Daarop schrijft hij boeiende prozateksten, saaie leerboeken en in zijn meest intieme momenten ook poëzie. Toch is de mens als kunstenaar bekend om van twee walletjes te eten. Soms sluipt hij de straat op en vergrijpt hij zich aan openbare gebouwen, eenzame bakstenen muurtjes, het openbaar vervoer en zelfs aan Leuvense constructies. Deze delicate misdadige zaligheid, waar poëzie en de straat elkaar ontmoeten, staat beter bekend als graffitipoëzie. Men kan de grotere conformistische broer van graffitipoëzie met gemak muurdicht noemen. Minder aanstootgevend dan zijn soortgenoot, wordt muurpoëzie door het establishment in de hoge kunstkringen gezet. Zo komt het vaak voor dat de trotste stad het oeuvre van zijn bekende poeët zelf op zijn wanden zet. Op één zijde van het Sint-Vicentiusziekenhuis in Antwerpen heeft bijvoorbeeld Paul van Ostaijen zijn werk gezet. Het werk van de expressionistische dichter luidt als volgt: De keuze om dit gedicht als bijna losstaande woorden en zinnen op het ziekenhuis te kladden is een ode aan de manier waarop deze kunstenaar zijn woorden op papier bracht. Dooreengeschud, wild, woest, en gebarsten als een gebroken spiegel. Een uitspatting van menselijke gedachten. Niet genoeg van van Ostaijen? Neem eens een boottocht doorheen één van Belgiës mooiste steden: Gent. Daar woont zijn poëzie verspreid over de oevers van de Leie. Ook hier weer een perfecte keuze voor deze uiting van puur gevoel in de vorm van samenraapsel van hectische woordgroepen. De bekendste muurgedichten kan men vinden in Leiden. Heel de stad is weelderig versierd alsof onze Noorderburen de grootse dichtbundel wilden creëren. Hier een gedicht van de rebellerende duistere neoromanticus Jotie ’T Hooft: Waarin verschilt graffitipoëzie nu eigenlijk nog van de bovenstaande muurdicht, buiten het feit dat de creatieveling nooit in het huwelijk zal treden met Jan de politieman? Een direct antwoord op deze vraag lijkt te ontbreken. Toch zijn er naast vele gelijkenissen ook een resem minder voor de hand liggende verschillen. Ten eerste heeft graffiti een krachtig wapen: zijn visueel draagvlak. Als beeldende kunst kan graffiti veel meer nadruk leggen op woorden dan stijlfiguren, woordplaatsing of een eenvoudig rijmpje dat kunnen. Rode dikke letters ontrukken elke voetganger van hun aandacht, een kleurrijke muurtekening fleurt elke duistere metrogang onmiddellijk op. Deze fleurige taferelen vormen als het ware een echte universele taal. Wat natuurlijk niet wegneemt dat ieder zijn eigen perceptie op zo’n meesterwerken kan werpen. “ I am this poem”, zo luidt het gedicht van deze anonieme antiheld, terwijl het in de lucht wordt geheven door een flesje massamedia. Niemand zal de kunstenaar ooit voor zulke meesterwerken kunnen bedanken. Toch is graffiti’s grootste troef zijn anonimiteit. Het is dan ook goed nieuws dat graffiti samen met dichtkunst in een blender mag vertoeven. Het puur persoonlijke van poëzie en het mysterieuze verhaal achter graffiti is juist wat deze beeldende literatuur zo subliem maakt. Dit 12 | B-magazine
is alsof de stad zijn eigen verhaal schrijft. Alsof er boven iedere drukke student, iedere oude kreupele man, iedere gekleurde medemens een denkballon verschijnt. De “ I “ in dit gedicht is niet alleen de Australische man of vrouw, het is ook de perceptie van u en mij. Gaat u hiermee akkoord, of lacht u dat liever weg? Wat uw mening hierover ook mag zijn, deze vorm van menselijke ambacht is zonder twijfel de hoogste vorm van democratie. Dus, beste lezer, als u door het nachtelijke Leuven loopt, vervolledig uw zoektocht naar luid vertier en bruisende goudgele vloeistof met het bezichtigen van onze stadseigen graffitipoëzie. Bezoek het gangetje naar Alma 1 tegenover het Erasmushuis, waar ooit de woorden “ Flikken baas, heilige huisjes slopen” floreerden. Helaas is dit monument herleid tot een vage ruïne, die je nu slechts met een vergrootglas kunt zien. Nu is het aantal muurgedichten na de hogedrukreinigerholocaust drastisch naar beneden getuimeld, maar misschien staat er ooit een nobele kunstridder op in deze kleine bruisende nederzetting, die Leuven wordt genoemd. Zij het nu één van onze lezers, de auteur zelf, een knappe kunstenares of een pientere poëet. Die muur, daar aan Alma 1, zal ooit, in de naam van kunst en poëzie, opnieuw beschilderd zijn. Arnaud Aerts
opiniestuk | Door Ofélia Daniels
Ervaring 1ste dag Leuven Maandagnamiddag 23 september. Ik probeer de weg te vinden van mijn kot naar Campus Letteren: een hele queeste (gelukkig zonder draken en enge ridders!) Eindelijk, daar doemen de torens van het Erasmushuis en het Mgr. Sencie-instituut op. Google Maps, you saved my day! We worden verwacht in lokaal 03.18, waar is dat nu weer? Er zijn zovéél lokalen. Maar na ál die trappen weet ik het wel! Oh, er is ook een lift, wordt er mij gezegd. Zie ik er zo uitgeput uit? Awel bedankt! Maar een lift klinkt wel aanlokkelijk. Één kleine opmerking: eerst diegenen voorlaten die hem écht moeten gebruiken en dan mag ik pas. Oké, geen probleem! Ik ga rustig ergens zitten. Niet vooraan en niet achteraan, juist goed in het midden, klaar om te socializen. Ik kijk rond, ik zie veel verschillende mensen, sommige zuchtend, sommige lachend en andere dan weer druk pratend. Het is hier een gezellig boeltje in lokaal 03.18! Om stipt 15.30 u. komen er enkele individuen binnen: monitoren, proffen… Er volgt dan een diavoorstelling van ongeveer een uur, waarin ze uitleggen wat ze van ons verwachten, et cetera. Het presidium stelt zich grondig voor en nodigt ons direct uit voor een cocktailfeestje ’s avonds, jippie! Na de uitleg volgt er een rondleiding doorheen Leuven zelf. Hierna ga ik rustig chillen op mijn kot tot ik naar het kot van een vriendin ga.
Boven links: Paul van Ostaijen (1896-1929) Boven rechts: Anoniem, Perth, Australië Onder: Jotie ’T Hooft (1956-1977)
We hebben met vrienden afgesproken om samen gezellig naar het cocktailfeestje te gaan. Wanneer we aankomen in de fakbar van Letteren valt het ons meteen op dat we niet de enigen zijn. Gezang en gedans komt ons vanuit verschillende ruimtes tegemoet. Wat gezellig! Ik voel me al direct thuis tussen al deze (zeer vriendelijke) letterenstudenten! Ik krijg ondertussen te horen dat Babylon niet de enige kring is die hier onderdak krijgt, Eoos (Taal- en regiostudies), Historia (Geschiedenis) en de andere letterenkringen delen de fakbar. We gaan tussen deze drukte door en komen in een klein maar cosy lokaaltje waar we al direct een cocktailtje nuttigen. Lekker, een sex on the beach. De eerste is gratis (en ik heb nog een bonnetje van de rondleiding voor nóg eentje, hoezee!). Terwijl ik hierover stiekem lach, word ik op de rug getikt door enkele jongens en meisjes van het presidium die mijn naam en talencombinatie vragen. Als ik hen verkondig dat ik Nederlands en Engels doe, kunnen enkelen hun verontwaardiging en enthousiasme niet verbergen. Ik krijg schouderklopjes, maar ook minachtende blikken (grappig bedoeld natuurlijk). Kleine weddenschap om de meesten van hun talencombinatie te vinden?! Ik begin vol overgave te praten (ik ben een babbelkous moet je weten), terwijl de anderen me aanvullen. Alles gaat zo maar door en door, tot de klok twee keer slaat en ik besef dat dit betekent dat het twee uur ’s nachts is. Ik moest inderdaad af en toe een geeuw onderdrukken. Ja, als “eerstebacher” ben ik nog niet gewend aan het “Leuvense uitgaansleven”. Die ervaring komt nog wel doorheen het jaar, hoop ik . Met een deel van mijn nieuwe vrienden wandel ik op mijn gemak terug naar mijn kot voor een welverdiende nachtrust! Als ik de deur van mijn kot opendoe, val ik direct op bed. Wat een bewogen dag, maar ik heb het overleefd! Tandenpoetsen, pyjama aan en ik val als een blok in slaap. Ik droom over al het leuks wat me nog staat te gebeuren in mijn jaren als student, en dat is zeker geen nachtmerrie! Conclusie: na vanmiddag wat onwennig in de aula te zitten, is deze dag geëvolueerd tot een topavond waarin ik zo veel leuke en nieuwe mensen heb ontmoet, dat ik er haast sentimenteel van word! Ik heb zeker geen spijt van mijn richting en voel me direct thuis in deze (tot nu toe) onbekende wereld van studeren, nieuwe vrienden maken, feesten … Dan blijft er nog maar één ding over om te zeggen: dankjewel Campus Letteren om me hier thuis te laten voelen en alvast bedankt voor al de mogelijkheden die je me nog gaat bieden. Het wordt een topjaar, daar ben ik zeker van!
B-magazine | 13
BABYLON BEPROEFT
Het leven in en rond het Erasmushuis herbergt vele geheimen. Een inherent onderdeel van een geheim blijkt echter dat er altijd wel één iemand van op de hoogte is, waardoor het geheim mobiel wordt. Na enkele uren, dagen, weken, grotere tijdspannes, ontstaat er op die manier iets in de Fak dat sceptici graag definiëren als “een straf verhaal”. Verlichte geesten, die openstaan voor deze verhalen, weten natuurlijk wel beter. Zij behouden de nodige afstand en zien deze “straffe verhalen” uitgroeien tot ware mythes. En dan wordt het pas interessant. Wanneer de ware letteraar geconfronteerd wordt met de situatie waarin alle licht uit de duisternis verdwenen lijkt te zijn, wanneer de goedgemeente het verhaal begint af te schilderen als dat van een broodjeaap, dan wordt zijn geest getriggerd. Het besef dat in het mystieke een grond van waarheid moet liggen, zet hem aan tot een queeste naar een nietzscheaanse demythologisering. Het concept: Elke B-magazine wordt een onmogelijk verhaal uit de wandelgangen van het MSI gesleurd en genadeloos op de rooster gelegd. U weet wel, zo met de bureaulamp in het gezicht en met geklop op de ondervragingstafel. De mythe van de maand: Een geheime gang verbindt het erasmushuis of het MSI met de centrale bibliotheek De mythbuster: Jens Meijen Gegroet, beste mythofielen. Enkele fossielen binnen de faculteit Letteren beweren hartstochtelijk dat een geheime gang onder het erasmushuis of het MSI naar de centrale bibliotheek leidt. Is dit staalharde waarheid of wishful thinking van een hardcore Harry Potterfan? Ik heb, met gevaar voor eigen leven, dit Zweinsteinachtige mysterie opgelost. Momenteel houd ik jullie nog even in spanning - eerst even een geschiedenisles gegeven door de heer Igor Gordievski, lang geleden werkzaam als een soort “secretaris” in het Erasmushuis. Ik heb een klein interview gehouden met deze intussen bejaarde Rus. I: “Ja, de gang bestaat. Het was eigenlijk een tunnel, gegraven om gevoelige documenten en Sovjetpropaganda van het MSI – toen het Meester Stalininstituut – naar de bibliotheek te smokkelen, omdat deze onder Amerikaanse bewaking stond. We moesten soms ook boeken ‘aanpassen’ in de bibliotheek, om onze natie in een goed daglicht te stellen. Er waren twee ingangen, meen ik mij te herinneren. Dat hele complex met 14 | B-magazine
dat erasmushuis en MSI was zelf trouwens ook een geschenkje van moeder Rusland, wat wel erg duidelijk te zien was aan de beeldschone grijze betonblokstijl, zo typerend voor mijn thuisland. Je weet wat ze zeggen: in Rusland gaat het gebouw jou binnen. Figuurlijk dan. Ik krijg haast heimwee van al dat gepraat over thuis. [Dhr. Gordievski mijmert hier een klein kwartiertje over zijn jeugd in Rusland] J: “Hoe is er dan een einde gekomen aan het gebruik van de tunnel? Ik kan me niet herinneren dat zij ooit gebruikt werd.” I: “Wel, dat is nogal een tragisch verhaal. Het was vier oktober 1974, geen bijzondere dag. Toen ik de prachtige grijze kubus zag, waar ik zogezegd administratief werk verrichte voor de universiteit, mengde zij zich moeiteloos met de druilerig grijze hemel, wat een onvergetelijk beeld vormde. Wie had gedacht dat de grijze glorie van de Sovjet-Unie in dit kleingeestig dwergenland zò expliciet zou kunnen voortleven? Excuseer, ik dwaal af. Zoals altijd kuierde ik ontspannen door die duistere, krappe tunnel, samen met twee collega’s, keuvelend over het heerlijk grijze, zwaar bewolkte weer. Toen we ongeveer halfweg waren, gingen plots alle tl-lampen één voor één uit. Mijn kompanen begonnen te roepen – één van hen was bang in het donker, de ander lachte hem uit. In de tunnel klinkt alles vreselijk luid. Terwijl ik mijn rugzak omwoelde in de echoënde chaos, op zoek naar een zaklamp, voelde ik dat er iets niet klopte. Ik ben altijd al voorzichtig van aard geweest – of laf, noem het hoe je wil, en daarom bescheen ik mijn weg met de zaklamp en zette ik het op een lopen, terug naar het veilige Erasmushuis. Ik liet mijn collega’s zonder verpinken in de steek en begreep ook niet wat ze me achterna riepen, door de vreemde akoestiek in de tunnel. Het vreemde was: hoe verder ik van hen verwijderd raakte, hoe luider ze begonnen te schreeuwen. Toen ik bijna het einde van de tunnel bereikt had, gilden ze als speenvarkens, daarna volgde een wolfachtig gehuil en hondengejank – naar ik vermoed door mijn betreurenswaardige collega’s geproduceerd. Het schrille, onverstaanbare schreeuwen zwol opnieuw aan maar verstomde zodra ik de zware metalen deur achter me sloot, met het bevel dat zij nooit meer geopend mocht worden.” Genoeg geschiedenis voor vandaag; daar wordt een mens stoffig van. Na mijn gesprek met mijnheer Gordievski was ik ervan overtuigd dat de gang bestond en dat zij zich ergens in de kelder van het MSI of het Erasmushuis bevond. De vraag restte hoe ik zou binnendringen in de nu waarschijnlijk afgesloten tunnel. Als eerste verkenningstocht marcheerde ik vol goede moed naar de kelder van het Erasmushuis. Gordievski had zeker niet overdreven met zijn beschrijving van de buitenkant, maar
de kelder zélf tartte werkelijk alle verbeelding. Kil licht, grijze muren, vermolmde deuren, en dikke, grijze buizen, verspreid over een onoverzichtelijk gangenlabyrint dat speels uitnodigde tot verdwalen. De sfeer was haast onbeschrijfelijk. Laten we zeggen dat een nucleaire schuilkelder een gezellige, besneeuwde blokhut met brandend haardvuur en gloeiend hete chocolademelk is tegenover de horror onder het Erasmushuis. Met communistische liederen op de achtergrond, die daar zo’n veertig jaar geleden ongetwijfeld gezongen werden, sloeg ik onmiddellijk linksaf, weg van de helwit verlichte, muffe gang aan de andere kant, het duister in. Ik vond na een tijdje zoeken een lichtknop, die natuurlijk niet bleek te werken. Daarop kreeg ik een geniale ingeving waarvan Macgyver nog zou staan te kijken, en nam mijn mobiele telefoon om als zaklamp te dienen. Bij dit iele licht sloop ik langzaam en geruisloos verder, om geen slapende, wilde, loslopende proffen wakker te maken- ze worden daar erg knorrig van. De eerste deur, zwart maar afgebladderd, aan mijn rechterzijde, opende zonder problemen en onthulde een oninteressante kelderkamer vol dossiermappen. Ongetwijfeld een goudmijn voor oplichters die wat gegevens over hun slachtoffers nodig hebben, maar nutteloos voor een arme letterenstudent die zijn brood later wel op eerlijkere manieren zal kunnen verdienen. Kuch. Wat verderop zag ik nog een deur, aan het einde van de gang. Zou dit al de ingang zijn? Er hing een kalender op de deur, vermoedelijk een uurrooster. Bij nadere inspectie bleek elk uur doorstreept, en onderaan was in pen vluchtig gekribbeld: “Sorry, Bruno komt nooit meer terug.” Een adrenalinestoot golfde door mijn lichaam. Gordievski sprak de waarheid. Achter de deur vond ik een minuscuul bureautje van twee vierkante meter met een op verschillende plaatsen gescheurde blauwstoffen stoel, waarnaast twee grote, zwarte laarzen stonden. Ik zwaaide mijn geïmproviseerde zaklamp rond, omdat dat een leuk effect gaf in het aardedonker. In de verste hoek stond een tafel met daarop tientallen documenten, besmeurd met rode inkt. Tegenover me vond ik opnieuw een deur, die na wat duw- en trekwerk mij toegang verschafte tot een wel erg sinistere ruimte. Centraal stond een driearmig zwart statief, waarmee vermoedelijk gevangenen gemarteld werden. Een soort operatietafel met verscheidene lampen erop gericht, geflankeerd door een krukje met daarop een doos vol allerlei lugubere werktuigen, deed me huiveren. Opnieuw een deur naar de juiste kant – richting de centrale bibliotheek dus. Ik stootte nu op een opslagplaats. Het had me niets verbaasd indien zij volgestouwd was met afgesneden hoofden op sterk water, maar dat was niet zo. Enkel vreemdsoortige, technologisch
geavanceerde apparatuur op grote ijzeren rekken. De uit dikke grijze blokken gemetselde muur vertoonde een opmerkelijke verkleuring, uiterst toevallig in de vorm van een deur. Ik concludeerde dat deze ingang al afgesloten was. Op naar het MSI! Dapper schreed ik, uw Mythbusters-reporter, door weer en wind naar het alom bekende Monseigneur Sencie-Instituut. In de gietende regen en geïrriteerd door het voortdurend wapperen en flapperen van zijn notablok, merkte ik op dat de afstand tussen de bibliotheek en het MSI wel erg klein was. Als kleuter had ik al langere tunnels gegraven. Desalniettemin daalde ik opnieuw tot de diepste krochten van het gebouw af, als Indiana Jones maar dan zonder belachelijke hoed. Nauwelijks was ik bij de laatste traptrede, of een norse man van middelbare leeftijd, in een felrode regenjas keek me van de linkerkant staalhard aan, met achter hem een dichtvallende deur. Hieruit leidde ik af dat hij me naar rechts wenste te leiden, de trappenhal uit, naar de leslokalen. Ik gehoorzaamde, aangezien het er niet naar uitzag dat deze man erg behulpzaam zou zijn. Daarbij kwam nog eens dat het voor studenten ten strengste verboden is de tunnel te betreden. Een reden te meer om, als revolutionaire, kinds idealistische wereldverbeteraar, de geheimen van die ondergrondse gang te ontsluieren. Ik wandelde zo snel ik kon de hoek om, bleef daar staan en luisterde naar de voetstappen van de norse man, die best moeilijk te horen waren door het uitgelaten geloei en geblaat van een kudde studenten tijdens hun pauze, dat troebel kwam aandrijven vanuit een ruimte aan het andere eind van de gang. De roodjasvoetstappen smolten weg in de verte en ik glipte opnieuw de trappenhal binnen, naar de deur die zo geheimzinnig en aanlokkelijk dichtgevallen was. Deze klemde, maar een heldhaftige krachtinspanning dwong hem te openen. Behoedzaam stak ik mijn hoofd even binnen, waarop de indringende geur van bleekmiddel en zeep mij tegemoet kwam. Na uitgebreid onderzoek van de rijkelijk aanwezige bezems, borstels en dweilen, en ook nog het opmerken van een perfect onderhouden toilet dat nog wat nasiste van recent doorspoelen, concludeerde ik dat dit het conciërgehok was, compleet met sanitaire voorziening. De reden voor zijn norsheid zal dan wel een hardnekkige constipatie geweest zijn. Terug op de gang ontdekte ik een deur waarop in grote letters stond: “verboden toegang” met daaronder, meesterlijk vertaald: “No acces”. In een faculteit Letteren is zo’n lachwekkende fout toch een redelijk schandaal en middelgrote studentenopstand waardig. Er is al voor minder
Lees het vervolg op de volgende bladzijde B-magazine | 15
Vervolg mythbusters betoogd. Twee deuren verder hing ditzelfde spellingsgedrocht opnieuw, waaruit ik kon afleiden dat het weglaten van de tweede “s” niet zomaar een vergetelheid was. Maar goed, voor de ondernemingslustige Mythbuster staat zo’n “verboden toegang” natuurlijk gelijk aan een vriendelijke uitnodiging tot nader onderzoek. Opnieuw enkele trappen, met onderaan een deur, ditmaal goed verlicht. Op het slot van de bombastisch versierde eikenhouten deur zat nog een sleutel, met Hello Kitty-sleutelhanger. Dankzij deze meevaller kon ik eindelijk de befaamde tunnel betreden. De deur kraakte en zwaaide majestueus open. Ze leek veel verder te reiken dan de bibliotheek, oneindig lang, zo’n twee meter breed. De muren waren volledig in hagelwit marmer, over de lengte van de tunnel was een robijnrood tapijt gedrapeerd, terwijl het overal sterk naar dennenbomen geurde. Op regelmatige intervallen hingen grote schilderijen met gouden kaders aan de rechterkant, en stonden aan de linkerkant exotische marmeren beeldhouwwerken van een ongezien vakmanschap, geflankeerd door dunne, gouden zuilen, naar ik vermoed in Korinthische stijl. Onmiddellijk rechts zag ik een naad in het marmer, ongetwijfeld de plek waar vroeger de Erasmustunnel aansloot. Ik bewandelde vol ontzag het smetteloos rode tapijt, met open mond nam ik de schilderijen in me op, waarop vroegere rectoren afgebeeld waren, in de uitrusting van een achttiende-eeuwse generaal. Aan het eind van de gang vond ik opnieuw een deur, die mij naar de kelder van de bibliotheek leidde, stoffig, vol spinnenwebben en nutteloze rommel, maar met een verwonderlijk hoog plafond. Ik hoorde het zachte getik van een beitel op marmer, dat typische onnavolgbare geluid. In het meest bestofte hoekje, waar de spinnenwebben haast een vloeibare brij gevormd hadden, vond ik de beeldhouwer: een man in maatpak, een beetje kalend en wat ingezakte ogen, duidelijk vermoeid. Beheerst legde hij de laatste hand aan een meer-dan-levensgroot beeld van een jongeman, buitenissig gespierd en welgevormd. Zonder op te kijken zei hij met trillende stem: “Prachtig, niet? Dit komt op het Ladeuzeplein. Prachtig.” Nu pas zag ik dat het gezicht van het beeld een jongere versie was van de man. Nu kennen jullie, lieve lezers, het geheim van de beroemde tunnel. Het heeft me bijna een schorsing gekost, maar dankzij mijn almachtige Babylon-perspas heb ik dit kunnen voorkomen. Laat jullie desondanks niet ontmoedigen om zelf op ontdekkingstocht te gaan. Bovenal, blijf steeds alles in vraag stellen! Dit was uw nederige Mythbuster-reporter, tot de volgende keer.
16 | B-magazine
Wie heeft er nooit van gedroomd dat zijn lievelingsboek eindelijk als hoogliterair erkend werd? Het spreekt voor zich dat niet alles wat gepubliceerd wordt een literair kunstwerk is. Aan de andere kant is het onvermijdelijk, al was het maar om statistische redenen, dat sommige bestsellers van vandaag in de toekomst tot de serieuze literatuur gerekend zullen worden. Traditioneel lacht men op een haast dogmatische wijze populaire literatuur weg uit serieuze literaire discussies. Maar waarom is dat eigenlijk zo, en zou het wel zo moeten blijven? Het universele “vroeger was het beter” gedachtegoed spaart de literaire velden zeker niet; toch worden de universitaire houdingen beetje bij beetje minder krampachtig. Dit merken we bijvoorbeeld aan de universiteit van Yale, waar de 2014 Graduate Students Conference van de Yale University Department of French, getiteld “Bad literature”, antwoorden zal proberen te bieden op de schijnbaar eenvoudige vragen “What should we read? Why should [other books than the “good ones”] not be read and be studied?” Wat we als literair beschouwen (en waarom we dat doen) is onvermijdelijk veranderlijk, het evolueert samen met onze maatschappij. Verdere illustratie daarvan wordt geleverd door zowel de University of Durham in Engeland als de Collège universitaire de Sciences Po in Parijs, die ieder een vak wijden aan de analyse van de Harry Potterreeks (respectievelijk getiteld “Harry Potter and the age of illusion” en “Harry Potter de J.K. Rowling, approche littéraire, psychoanalytique et politique”). Uit deze voorbeelden kan men een zekere bereidheid aflezen om literaire kwaliteit toe te kennen aan bepaalde populaire boeken. Maar hoe bepaal je eigenlijk of boeken een literaire waarde hebben? Het objectief oordelen over al dan niet populaire literatuur vereist dat men waarderingscriteria uitkiest. “Tijd” is het meest voor de hand liggende criterium: als een boek de beproeving van de jaren kan doorstaan en lang na zijn eerste publicatie gelezen blijft worden, dan sluit dit uit dat zijn oorspronkelijke succes alleen te danken zou zijn aan een modefenomeen. Op dit principe steunt trouwens deels ook de manier waarop de canon werd samengesteld. Deze laatste bestaat uit literaire meesterwerken (sommige eeuwenoud en vele trouwens de “bestsellers van vroeger”) die nu nog steeds worden er-
Kan er een onderscheid gemaakt worden tussen literatuur en lectuur? Een legitieme vraag, die automatisch, maar onbewust, aan de fundamenten van onze opleiding Taal- en Letterkunde schudt. Wie als eerstejaars op het Erasmusplein toekomt en denkt hier zijn natuurlijke biotoop gevonden te hebben omdat hij of zij op twee weken tijd alle zeven Harry Potters uitgelezen heeft, wordt immers al gauw teruggefloten door Professor Meylaerts. Haar vak, Europese, hoogmis der taal- en letterkundigen, predikt de Literatuur met hoofdletter L, als ware het iets transcendents – bijna goddelijks – dat met het nodige respect moet worden behandeld. Maar mag al de rest dan onverbiddellijk tot pulp herleid worden? Neen. Idealiter moet een canon dan ook enkel opgevat worden als een positieve beoordeling van de werken die erin opgenomen zijn, zonder daarbij de werken die er niet in voorkomen als slecht af te schrijven. Maar als we geen oordeel willen vellen over wat goed en wat slecht is, wat is dan het hele punt van dit selecte ca-
Populaire literatuur kend als representatief voor de literatuurkunst. De canon werkt in een zekere zin als een referentiepunt: voor elk boek dat nu wordt gepubliceerd, zou je in principe tenminste één canoniek werk kunnen vinden die de norm – of het ideaal – heeft vastgelegd voor het genre waartoe dat nieuwe boek behoort. Het is daarom niet evident (maar ook niet onmogelijk) om moderne stukken in de canon in te brengen. Dat brengt ons bij het volgende criterium: “originaliteit en inventiviteit”. Omdat er zo veel boeken bestaan, wordt het logischerwijze bijzonder moeilijk om een baanbrekende roman te schrijven en te publiceren, die niet eenvoudigweg de zoveelste afschrijving is van dit of dat (canonieke) voorbeeld. Toch gebeurt het af en toe; de vraag is alleen of we ons dat kunnen realiseren. Het vraagt namelijk een zekere “open-minded” instelling om in de enorme huidige boekenproductie het kaf van het koren te scheiden, zonder zich simplistisch voor te nemen om alle bestsellers, en dus alle populaire boeken, uit te sluiten. Opnieuw zal tijd ons leren hoe groot de impact van bepaalde bestsellers zal zijn geweest, en ik ben ervan overtuigd dat we in onze vrije tijd allemaal reeds een paar van de toekomstige “universitaire lectuurlijst”-boeken hebben gelezen. Ons derde waarderingscriterium is de “sociale relevantie”. Een boek lezen is een typisch menselijke activiteit die ons verbindt met onze diepste, menselijke aard. De criteria die hier, omwille van hun subjectiviteit, niet behandeld werden, zoals stijl, leesbaarheid en emotionele lading, kunnen wel objectief vertaald
HET
DEBAT VS
worden naar de plaats die sommige boeken in onze maatschappij innemen. Dit kan op twee manieren verlopen. Ten eerste kan een boek een zodanig groot succes krijgen dat het niet meer weg te denken is en kenmerkend wordt voor onze samenleving. In sommige gevallen kan het boek in kwestie zelfs onze manier van kijken naar andere boeken beïnvloeden, doordat het zelf een referentiepunt wordt. Een tweede aspect van de maatschappelijke betekenis van boeken steunt op die auteurs, die de huidige samenleving nauwkeurig observeren en analyseren, om er daarna een soms pijnlijk realistische weerspiegeling van weer te geven, of om er bepaalde tendensen uit te halen en te laten uitgroeien tot verbijsterende dystopieën. De boeken van deze auteurs kunnen niet anders dan op het heden gebaseerd zijn; omwille van hun onderwerp wordt de referentie naar de canon beperkter, in die zin dat als er bijvoorbeeld morgen een boek gepubliceerd zou worden over de impact van Facebook op de maatschappij van binnen vijftig jaar, het onmogelijk is dat er daar tweehonderd jaar geleden een canoniek werk over werd geschreven. Wel is het mogelijk dat de auteur van dit boek binnen vijftig jaar als visionair zal worden aanzien en zijn werk dan binnen de canon zal worden verwelkomd. Dat waren maar drie criteria, en geen enkel sluit per definitie uit dat er positief aan wordt voldaan door populaire literatuur. Er bestaan natuurlijk veel meer criteria, die door de jaren heen onvermijdelijk zullen evolueren. Deze interessante discussie is niet nieuw, en zal zeker nooit af zijn. Ten slotte mogen we niet vergeten dat lezen toch een heel persoonlijke activiteit blijft. Het is namelijk goed om cultuur op te bouwen door veel literatuur te lezen, maar er is iets dat net een beetje wonderlijker is aan het graag lezen. Deze haast onverklaarbare ervaring van het “graag lezen” verbindt het individu op een unieke wijze met de imaginaire creatie van een bepaalde auteur, zodat men soms het gevoel krijgt dat een boek ons ergens diep geraakt heeft, ons voor altijd zal bijblijven; eens deze abstracte verbinding gemaakt is, maakt het dan nog zoveel uit wat de literaire status van de tekst was? Joséphine Antoniol
Canon nonieke clubje? Wel, men kan er niet om heen dat er binnen de literaire wereld niveauverschillen bestaan: vergelijk bijvoorbeeld Sara – Mijn dagboek (deel 13) met Anna Karenina en merk op hoe het literaire motief van de verliefde vrouw die verscheurd wordt door haar intern conflict tussen passie en zede op twee totaal verschillende manieren is uitgewerkt door de auteur. Vanuit een vormtechnisch, alsook vanuit een psychologisch standpunt gaat er van dat laatste werk een veel grotere complexiteit en een groter narratologisch vernuft uit. De kracht van een klassieker bestaat er dus niet gewoon in een goed verhaal te vertellen, maar wel om dat verhaal goed te vertellen. Literatuur neemt, met andere woorden, het genie van de poeta vates en het vakmanschap van de poeta faber en combineert die tot een boek dat het particuliere en tijdelijke overstijgt, waardoor het kan blijven appeleren zonder aan zeggingskracht te verliezen. Zoals De Saussure ons leerde, zit inhoud immers in de vorm en heeft een
uiting enkel zin wanneer beide elkaar vinden. Het karakteristieke van een literair werk is dat het wil communiceren: het treedt in dialoog met de lezer, die een volwaardige gesprekspartner is en waarvan verwacht wordt dat hij actief aan het proces deelneemt. Net daarom wordt Literatuur vaak als “intellectueel” aanzien: een literair werk gelooft immers in het intellect van zijn lezer, die zelf betekenis moet genereren uit de tekst. De lezer is immers geen spons, die louter de boodschap van een boek dient te absorberen om ze later ongefilterd weer uit te wringen. Wanneer een werk deze meerwaarde weet te bereiken, mag het literair genoemd worden. Zie de klassiekers dus niet als het hautaine snobisme van intellectuelen met te veel tijd om handen; zie het als een mooi compliment aan je eigen intellect! Wout Van Praet
B-magazine | 17
Babylon Beschrijft beat van een voorjaarsbui
Spaar de tranen
ring ting waterding het vloeit het stroomt en je pletst erin
Spaar de tranen drijf de gedachten weg
‘t is lief, ‘t is stout, zoet en zout een koude douche, het blauwe goud
van alle ontaarde machten te veel is ellende, te weinig is dorst over de rand, dat heet gemorst
Sprint voor de wereld lach mee met het gespuis lopend met één koffer van thuis tot thuis
het reist in nevel, storm, cycloon het maakt vuil en weer brandschoon STOP (nvdr.: water is er zeer op gebrand niets te horen over zijn aartsvijand)
Want hier is het goed en heel efficiënt Geef alles steeds weer voor die droom die geen gelijke kent
van buis naar huis naar zee naar kieuw naar wolk naar buis en weer opnieuw opnieuw, verdrink niet, zink niet, zing! walgelijk, wonderlijk waterding
Spaar dan je gedachten en drijf je tranen weg
Anke Senden
ik mis je ik weet wel dat ik je niet ken ik mis wat mijn verlangen van je maakte je zachtheid dienstbaarheid gegrift in mijn geheugen je kus kust me in mijn eenzaamheid je kus kust me de eeuwigheid in ik mis wat mijn verlangen van je maakte Sofie Gerits
en doe vooral alles exact zoals ik het zeg Morien Raeymakers
Spoorweg Als twee passanten op een trein Bestemming? Nergens Als twee onbekenden die elkaars leven hebben gedeeld, ben ik alles vergeten wat ik nooit van je wist Zonder moeite maak ik alles mateloos moeilijk en stel ik mezelf voor aan de onbekende pendelaar Ik zou, als ik kon, afstappen aan mijn halte, naast je Daan Janssens
18 | B-magazine
Prélude Zwemmen in jouw oceaanblauwe ogen, Zonnen in jouw warme, stralende glimlach. Boomhutten bouwen in jouw gouden krullen, Landkaarten van elk detail op je gezicht. En elke dag opnieuw gewassen vol affectie planten in jouw oren, En telkens weer op verkenningstocht om jou steeds meer te ontdekken. O, wil jij niet mijn onbewoond eiland zijn? Joachim Debuyssche
dan de nacht dat ik je bedacht zoals een zondag de maan als een ietsiepietsie peutertje van licht in een inktblauw bed dat groeit tot een volle witte vrouw ’s ochtends hield ik je tegen het licht van een openstaand raam, mijn frêle film mijn positief, dat de wind uit het koren uit mijn handen blies, in de kamer plantte, mijn bloei dat fluister ik je toe en je lacht bedenkelijk, draait je om, je ledematen liggen in een afnemende maan, een graangewas waarvan de oogst is ingezet, het licht gaat uit. ik weet, je bent nooit in mijn hoofd ontsproten, bloesemde buiten mijn bestaan om, maar laat mij jou mijn verzinsel noemen, voor al die zinloze zondagen dat jij er in dat groot licht niet meer ligt Anke Senden
Onafgeleid In mijn wereld ben je de schoonheid ik bewonder je met mijn ogen toe Sofie Gerits
Onafgeleid kijk ik naar bodemloze muren. Ik huiver wanneer de vloer mij raakt. De wereld vergetend, mijzelf distantiërend van deze kamer zonder inhoud. Ik lig verloren. Ik loop neer. Geluidloos schreeuw ik je naam, wanneer je afscheid neemt van mijn hersenspinsels. Brent Bertels
My garden caged freedom soft is the grass under my feet I climb the trees I can feel the sunlight on my leaves My hair intertwined with the branches I feel love I feel safe In My garden I can be the child, no one sees I can hide the woman they all want me to be In my garden the hills are mountains They have not changed since my childhood In my garden I can spin spin spin spin spin . . . I fall but I don't have to get up I am home no one can see me the world sees me sees my beauty Sofie Gerits
There's too much soul in one body in my body bang explosion try to get me back together will you? Dear? Sofie Gerits B-magazine | 19
De Diepte van het Dal:
Een stevig avondje theater
Genoeg boekenrecensies, taalspelletjes en poëzie, tijd voor B-magazine om ook de theaterliefhebbers onder ons eens flink in de watten te leggen en ons Vlaamse theaterlandschap stevig onder de loep te nemen! Als theaterfreak van dienst laat deze vliegende reporter zich met een kritisch oog onderdompelen in de wondere wereld van acteurs, regisseurs en plankenkoorts.
T
wee uur en 45 minuten zonder pauze. Na het lezen van die aankondiging boven de ingang van de zaal, schuifelen sommige toeschouwers voor de aanvang van de voorstelling al wat ongemakkelijk op hun stoel. Twee uur en vijfenveertig minuten depressie zonder pauze. Dat wordt heftig. “Was De Diepte van het Dal wel een goede keuze voor een ontspannende vrijdagavond uit met vrienden?”, hoor ik de dame op de rij achter mij denken. Op het podium ligt de hoofdfiguur al klaar, opgerold in een zetel als een hoopje ellende. Het belooft nog een interessante avond te worden. Met De Diepte van het Dal brengen Dimitri Leue en Warre Borgmans, in samenwerking met kunstencentrum Rataplan, het tweede deel van hun theatertrilogie over de menselijke geest. De voorstelling vertelt het verhaal van Gust Lortcher, een komiek op leeftijd die met een depressie sukkelt. “Het is een interessant contrast”, vertelt Dimitri Leue, “hoe iemand die van lachen zijn beroep heeft gemaakt, zo diep kan vallen als de depressie toeslaat.” Leue schreef zelf de tekst voor deze theatervoorstelling en bedacht het concept. Bij het binnenkomen biedt een vriendelijke dame iedere toeschouwer een speciale bijlage aan van De Standaard, die deze avond als programmaboekje moet fungeren. “Een psychiatrisch ziekenhuis is evenzeer een ziekenhuis”, verklaart Dimitri Leue in een interview in het krantje. Vandaag de dag durven weinig mensen ervoor uitkomen dat ze te kampen hebben met een depressie en dat zou niet mogen. “Weg met die schaamte” is zijn duidelijke boodschap. Met De Diepte van het Dal wil de jonge theatermaker het taboe rond depressie doorbreken. Geen gemakkelijk onderwerp voor een theatervoorstelling, maar de toon voor vanavond is alvast gezet. Zelf omschrijven de makers het stuk als “een dramatische tragedie met een vleugje humor op een bedje van wanhoop”. Het zware onderwerp wordt overgoten met de nodige portie humor en weet zo zijn weg te vinden tot bij het publiek. De voorstelling bouwt rustig op en geeft de toeschouwer de kans om stap voor stap in het verhaal te komen. Het publiek lacht ijverig mee, zij het soms wat aarzelend en afwachtend. De tekst en de grappen flirten met de grens van het aanvaardbare, maar toch helt de weegschaal telkens naar de juiste kant. In tegen20 | B-magazine
stelling tot wat je zou verwachten, verbloemt de humor de realiteit niet, maar zet ze de tragiek van Lortcher’s depressie net extra in de verf. De held van de voorstelling is zonder twijfel Warre Borgmans. Blinker en zijn bakfietsbioscoop zijn passé, tijd voor Warre om ook bij onze generatie zijn acteerkunsten eens te laten zien. Hij vertolkt in deze voorstelling de rol van hoofdpersonage Gust Lortcher en weet het publiek helemaal mee te slepen in de donkere wereld van de ex-komiek. Met de nodige portie cynisme en een perfect gevoel voor komische timing zet hij het publiek helemaal naar zijn hand. Vooral de interactie tussen Warre en tegenspeelster Joke Emmers, die de rol van zijn grootste fan Lisette vertolkt, zorgt voor een aantal vurige scènes. Het is even wennen aan Emmers’ flamboyante en directe speelstijl, maar al snel pakt ze de hele zaal in met haar enthousiasme. Wanneer echter ook de kwetsbare kant van haar personage naar boven komt, toont de jonge actrice dat ze heel wat in haar mars heeft. De dame op de rij achter mij is ondertussen al helemaal ont-
Met De Diepte van het Dal wil de jonge theatermaker het taboe rond depressie doorbreken dooid, net als de rest van het publiek. Het ene moment muisstil, het andere moment luid lachend. “Toch een goede keuze voor een ontspannende vrijdagavond dus”, denkt de dame bij zichzelf. Tot de voorstelling plotsklaps haar dramatisch hoogtepunt bereikt en het publiek weer met beide voeten op de grond wordt gezet. De slotscènes komen aan als een mokerslag en de toeschouwer blijft met een onbehagelijk gevoel achter. Warre Borgmans haalt zijn beste acteerwerk boven en stuwt op zijn eentje de voorstelling naar een hartverscheurend einde. Bij het naar buiten gaan, hoor ik sommige mensen vertwijfeld reageren op wat er zich de afgelopen drie uur heeft afgespeeld op het podium van de Minnepoort. Het is dan ook niet niets. Maar één ding is zeker, ik ben helemaal overtuigd. Een perfecte opbouw en een duidelijk statement op het einde. Dit is hoe een theatervoorstelling moet zijn. Heidi Van Rompuy
Vrouwen
die mannenboeken
James Bond Er is op dit moment een grootse revolutie aan de gang, namelijk de revolutie van de rolverdeling van man en vrouw. Te pas en te onpas wordt er gesmeten met termen als feminisme, stereotypes en emancipatie. Ogenschijnlijk zijn wij, de vrouwen, een enorme ontwikkeling aan het doormaken op vele vlakken. Helaas, als we er dieper op in gaan, komen we tot de conclusie dat we ons voor de gek houden. Van commerciële films tot befaamde boeken, allemaal hebben ze één ding gemeen. Stuk voor stuk zijn ze gebaseerd op de archaïsche held die het meisje uit de nood helpt. Bewijsstuk A: James Bond, ook wel bekend als 007. Voor de James Bond-leken onder ons even een woordje uitleg. Mr. Bond is oorspronkelijk een fictief personage dat ontsproten is aan de geest van de Britse auteur Ian Fleming in 1953. Na zijn creatie speelde 007 de hoofdrol in meer dan twaalf romans en twee kortverhalenbundels. Na de dood van zijn geestelijke vader namen zes verschillende auteurs zijn werk over. Om nog maar te zwijgen van de vele verfilmingen, hoorspelen, strips en games die deze typische held op zijn naam heeft staan. Met andere woorden is James Bond de meest bekende spion van het Noordelijk halfrond. Als je eventjes in Mr. Bond zijn boeken snuffelt, dan kom je al vrij gauw het stereotiepe beeld tegen van een actieheld: Een man die beschikt over de meest hoogtechnologische snufjes, zich enkel bezighoudt met het verijdelen van de snode plannen die zijn tegenstanders bekokstoven, onderweg enkele vijandige spionnen onderuithaalt en zelfs bij de vrouwen het niet slecht lijkt te doen. Hoewel bijgestaan door een aantal vaste personages, zoals Q en Miss Moneypenny, lost hij iedere keer het kritieke knelpunt van zijn zaken alleen op. Kortom, hij is de belichaming van onze algemene perceptie van een echte actieheld.
haten:
*
Het avontuurlijke leven van James Bond is de droom van iedere echte vent. Maar is zijn leven wel zo perfect? Ja, hij heeft de hele wereld afgereisd, maar de manier waarop hij zo vaak wisselt van regio en tijdzone kan nooit gezond zijn. Aangezien hij – als internationale topspion – zijn energie ergens vandaan moet halen, zijn de proteïneshakes, pilletjes en spuitjes niet erg ver weg te denken. Nog zo iets, zijn befaamde technische snufjes die hem iedere keer uit de moeilijkheden weten te redden. De kans dat zijn snufjes ooit in de echte wereld zouden werken, om nog maar te zwijgen van een legale toestemming, is zeer klein. Mochten ze wel werken en toegestaan zijn, zouden we nu in een compleet andere wereld leven. Last but not least, de haast magnetische aantrekkingskracht waarmee Bond overal waar hij gaat of staat vrouwen in zijn bed weet te lokken. Of het nu gaat om de mooie vriendin van zijn aartsvijand of zijn nieuwe bloedhete assistente, vroeg of laat krijgt hij ze allemaal uitgekleed. Het is walgelijk om te zien dat in onze huidige maatschappij dit vulgaire gedrag nog steeds met lof wordt beloont. De moderne vrouw is sterk, staat haar eigen mannetje en kiest op haar eigen voorwaarden hoe en wanneer ze in bed duikt met iemand. De vrouwen uit de James Bond-verhalen zijn ronduit degoutant voor iedere zichzelf respecterende vrouw. Lustig ronddartelen in zijden jurkjes brengt geen brood op de plank. Of je buitenshuis werkt of huisvrouw bent, er zijn echt wel grotere zorgen dan welk laag uitgesneden jurkje je 's avonds aan zal doen naar het cocktailfeestje. Om nog maar van de hoge kostprijzen als minnares van Mr. Bond te zwijgen. Uiteindelijk is het leven van 007 niets meer dan een vluchtige, breeduit gesmeten jongensdroom. Een grote grap gericht op een maatschappij waarin vrouwen een even belangrijke functie vervullen als mannen. Vrouwen, verenig u en schreeuw uit volle borst nee tegen de onderdrukte positie die deze verachtelijke franchise ons aansmeert. Dit is niet de toekomst die wij voor onze mogelijke dochters voor ogen hebben. Toegegeven, soms is het wel eens leuk om James Bond zijn staalharde spieren te bewonderen op een girls night out. Engelina Chaillet en Niels Hofmans B-magazine | 21
Beautiful Columbia British BABYLON IN HET BUITENLAND
O Canada, waar te beginnen. Hoe kan ik een reis van zestien uur over de halve aardbol, een verblijf op de campus van de University of British Columbia (UBC) van ondertussen bijna twee maanden en een ervaring zo ingrijpend als deze proberen te vatten in een tekstje als dit? Niet. Daarom, iets om in het achterhoofd te houden terwijl je dit leest: woorden schieten altijd tekort, zeker in het geval van het indrukwekkende Vancouver, British Columbia, Canada. De Vancouverites zijn groene, bewuste beestjes, dat staat vast. Waterzuiveringssystemen dragen heilige allures, sport is als een kerkbezoek en de omgeving proper en verzorgd houden levert je gegarandeerde toegang tot de hemel. De eekhoorns zijn daardoor niet te tellen. Vancouver is een speciaal stukje Canada: veel van wat je in Vancouver ziet zul je niet in de rest van Canada vinden. Hybride taxi's en bussen die iets weghebben van trams, allemaal om energie te sparen en, opnieuw, zuiverder door het leven te gaan. Wederzijds respect wordt ook hoog in het vaandel gedragen. Niet zo lang geleden vond dan ook de Truth and Reconciliation Day plaats, een poging om zwarte pagina's uit het niet zo verre verleden niet schoon te vegen, maar om ze leesbaar te maken, opdat iedereen zou erkennen dat de regering grove fouten heeft gemaakt met betrekking tot de native tribes. (Residential schools in Canada, zoek maar op.) De Canadezen staan op zuiverheid/zuivering en dat op alle vlakken. Misschien moet ik ook maar een stukje wijden aan het weer in Vancouver, want telkens als ik in België vertelde dat ik naar Canada op uitwisseling zou gaan, kreeg ik een verschrokken blik en “matisdaarkweenioekou!” te horen. Geen nood, de Canadezen hebben dat ook wel door. Vandaar dat Canadese urbanisatie vooral een fenomeen is van de meest zuidelijke strook, tegen de grens met de V.S. Hoe zuidelijker, hoe warmer. Duh. En Vancouver is niet anders: erg zuidelijk én ook erg westelijk gelegen. Het weer wordt vaak vergeleken met dat van Seattle (in de V.S.), voor degenen die niet erg vertrouwd zijn met Canada, maar als dat nog niet genoeg is, dan zeg ik dit: Vancouver heeft waarschijnlijk het meest Belgische weer dat je maar in Canada kunt vinden. Regen, regen regen en een gemiddelde temperatuur. Nog schokkender misschien is het feit dat sneeuw eerder uitzonderlijk is in Vancouver. Daarvoor zou je al echt de bergen in moeten trekken. En als het sneeuwt in Vancouver, dan levert dat (ra ra ra) exact hetzelfde op als in België: een hoop proble22 | B-magazine
men door een paar centimeter gesmolten en weer aangevroren sneeuw. Niks indrukwekkends dus. Het systeem aan UBC is compleet anders dan dat in Leuven. We krijgen lessen die op vaste clusters van dagen gegeven worden, de ene cluster zijnde maandag, woensdag en vrijdag en de tweede cluster dinsdag en donderdag. In totaal krijg je drie uur les per week per vak. Dan heb je dus een uur of anderhalf uur les afhankelijk van in welke cluster een vak gegeven wordt. Als je vier vakken opneemt, betekent dat dat je 12 uur les hebt per week en dat lijkt weinig, maar alle kleine beetjes die je als extra's voorgeschoteld krijgt in de vorm van lectuur aan een hoog tempo (vb. telkens zo'n 100 bladzijden Historium Regum Britanniae lezen ter voorbereiding van een les die je om de dag krijgt), taken (korte tekstjes vertalen van modern Engels naar Oudengels voor Old English) en nog veel meer, kan er al vlug voor zorgen dat je verdrinkt in het werk, wat de eerste twee weken ook gebeurde. Wat ook best schrikwekkend is in het begin zijn midterms. Dat zijn mini-examens gedurende het jaar, meestal tegen het einde van oktober, die je meestal in de klas aflegt en soms online.
De resultaten liggen hier zeer hoog (gemiddeld 75-80%), wat me ook weer eerst afschrok, maar nu begrijp ik wat daar de reden voor is. Aan UBC zitten ze er met de zweep op. Veel taken, veel dagelijks leeswerk en tussentijdse testen om na te gaan of je wel kunt volgen. Het Canadese examen aan het einde van het semester is dan ook niet 100% van de punten waard, maar meestal iets tussen 25% en 35% van het semestertotaal. In België is het andere koek. Daar krijg je tonnen theorie te verwerken zonder die echt te hoeven verwerken. Niet dat het aangeraden is om gedurende het semester je handen niet uit de mouwen te steken, maar in theorie zou het kunnen (tenzij
dan zit je goed, maar als je hier voor de eerste keer komt in een hoger jaar, dan stuit je al vlug op een sociale muur. De studenten zijn nogal asociaal binnen het klaslokaal en verschillende buitenlandse studenten delen die ervaring. Een gesuggereerde reden is dat mensen in hun hogere jaren geen behoefte hebben aan nieuwe vrienden. Ze hebben hun groep al gevormd in de lagere jaren. Ik stond met mijn mond vol tanden, want mijn ervaring als Leuvense student is dat je elk jaar (door de veranderende groepenomvang in de lessen) wel gedwongen wordt om nieuwe contacten te leggen. Je begint sowieso wel eens met elkaar te praten, al is het maar omdat je tijdens de eerste les van het jaar naast elkaar komt te zitten en allebei met hetzelfde probleem zit: je vrienden zitten in een andere groep. Dus je maakt nieuwe vrienden. In Canada gaat dat blijkbaar niet zo. Heb je vrienden, dan heb je vrienden. Nieuwe vrienden zijn niet vereist. Van de naar schatting 114 studenten die eventuele nieuwe vrienden konden zijn, zijn er maar twee waarmee ik regelmatig praat. Shocking! (Don't worry, via mijn Canadese unitmates kon ik wel vrienden maken.) De vakken die ik opgenomen heb vallen alle vier onder de noemer 'lecture' en dat komt overeen met de gemiddelde les in België, maar er is een verschil. Het departement Engels laat maar 45 studenten toe in één groep. Nu, aan de koppen in het lokaal te oordelen, zitten er echt geen 45, hoor. Eerder 30. Een gezellig klein klasje dus, maar de Canadese proffen hebben al vaak iets gezegd als “because this is such a big class, bla bla bla”. Wait, what? Big class? Seriously?! Een compleet verschillende ervaring dus, want ik heb nog nooit zulke gezellige universiteitslessen meegemaakt!
je een vak hebt dat met taken werkt). In België moet je het dus zelf maar zien te rooien en hopen dat het goedkomt op het einde van het semester; in Canada verplichten ze je te werken gedurende het semester door testen af te nemen en door de lessen in kortere blokken in te delen, maar die intensiever op je af te vuren. De relatie professor-student krijgt in deze contreien ook een andere invulling dan in België. Je kunt al vlug denken dat een professor met de voornaam aanspreken op een gebrek aan respect wijst, maar dat is zeker niet het geval. Ik zou zelfs zeggen dat er méér respect is, vanuit de observatie dat je een hele reeks hiërachiegebonden vooroordelen wegneemt als je anderen toelaat je bij je voornaam te noemen. Paradoxaal genoeg leg je daardoor de basis voor mensen om zich vanuit hun eigen wil te houden aan zekere sociale regels binnen een onderwijssysteem, wat in de praktijk betekent – en zo ervaar ik het ook – dat je de appreciatie kunt voelen. Zowel van de studenten voor de prof als van de prof voor de studenten. De relatie student-student, daarentegen, ligt een pak moeilijker. Als je het geluk hebt om in je eerste jaar hiernaartoe te komen,
Naast heel dat persoonlijke aspect is er de stijl van de proffen zelf. Sommigen zijn echte flauwemoppentappers terwijl anderen (of eentje in ieder geval) dan weer het lokaal inpalmt alsof hij een oratorische opvoering brengt om zijn publiek in vervoering te brengen (i.e. de prof van Mediatic Shakespeare, who is a genius). Het is een waar plezier om in de les te zitten. Wat ik ook gemerkt heb is dat ik in Vancouver minder opschrijf tijdens de les dan in Leuven. Door de andere indeling is er meer plaats voor herhaling, herhaling, herhaling of meer tijd om iets langer te blijven stilstaan bij bepaalde aspecten. In Leuven ligt het tempo in de les hoger, waardoor je ook meer moet opschrijven, terwijl het tempo in een les in Vancouver lager ligt, maar de les in een week intensiever gegeven wordt. All in all moet ik toegeven dat ik door het Canadese systeem vreemd genoeg meer appreciatie krijg voor het systeem in België. Beide hebben voor- en nadelen. In een droomwereld zou ik de intensievere lessenstijl van Canada combineren met het examensysteem van België (eventueel met huiswerk dat niet in het totaal verrekend wordt) omdat het de druk tijdens het jaar echt wel wegneemt als je maar één periode in plaats van een gans semester hebt waarin je met een veel te hoog stressniveau hoeft rond te lopen. Daartegenover staat dan wel dat de druk hoger ligt om goed te scoren op die examens omdat ze voor de volle 100% meetellen. Voor zij die op uitwisseling zouden willen gaan, maar niet goed weten waarnaartoe of twijfelen of ze het wel aankunnen, zeg ik: “UBC” en “niet twijfelen, gewoon doen”! Avril Verhelst B-magazine | 23
Literaire weetjes< 13/09/2013 – In tegenstelling tot koningin Paola, die erop stond om mevrouw te worden genoemd, wil koningin Mathilde door het hofpersoneel aangesproken worden met het statigere Majesteit. 17/09/2013 – Na het schrappen van de term “allochtoon” afgelopen jaar, beloofde het Gentse stadsbestuur nu ook de woorden “gehandicaptenkaart” en “armenbegrafenis” niet meer te gebruiken in de officiële communicatie. De woorden worden vervangen door de “juiste” termen, respectievelijk “een kaart voor mensen met een beperking” en “stadsbegrafenis”. 18/09/2013 – In 2015 hoopt stripuitgeverij Dupuis uit Marcinelle een themapark te openen rond de personages van de Robbedoeskrant. Het Robbedoesthemapark zou in de Rhônevallei komen en uit een vijftiental attracties bestaan. Voor het project is een investering van in totaal 75 miljoen euro nodig. 18/09/2013 - Anton Valens wint de Tzum-prijs 2013 voor een zin uit zijn roman Het boek Ont. Hij is daarmee de eerste die de prijs krijgt voor een beginzin. Per woord ontvangt Valens een euro, wat het totale prijzengeld op 68 euro brengt. Dit is de zin in kwestie: “Het was dinsdagavond kwart voor acht en een van de laatste dagen van oktober in het roemruchte stervensjaar van de gulden, dat schitterende, harde betaalmiddel met zijn waaier van kleurige biljetten als de staart van een paradijsvogel, dat met goedvinden van de kroon door de directeur van De Nederlandsche Bank verkwanseld werd voor een grauwe eenheidsmunt waar er al zoveel van zijn en die de ‘euro’ wordt genoemd.” 21/09/2013 – Uit onderzoek blijkt dat een van de ogenschijnlijk simpelste Duitse woorden, “tschüs”, het vaakst fout wordt geschreven. In 917.000 documenten op Google staat het woord fout geschreven, tegenover 489.000 bestanden waarin het correct gespeld staat. Er wordt veelal foutief een tweede “s” achteraan het woord gehangen. 23/09/2013 – De Vlaamse schrijver Hugo Raes is op 84-jarige leeftijd overleden. Hij werd bekend met zijn roman Een faun met kille hoorntjes (1966). Voor zijn roman De lotgevallen ontving Raes in 1969 de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs. 26/09/2013 – 42 procent van de Belgen tussen 25 en 64 jaar spreekt enkel de moedertaal. Bij de Belgen die minstens één vreemde taal kennen, is het Engels veruit het populairst. 27/09/2013 – Van vrijdag 11 oktober tot en met zondag 13 oktober vond de eerste editie van het Harry Mulisch Festival plaats. Het festival waarin het werk van Mulisch centraal staat, moet een jaarlijks terugkerend literair festival worden. Dit jaar had het festival op en rond het Leidseplein Het stenen bruidsbed als rode draad. Harry Mulisch’ dochter Frieda Mulisch is bezig aan een dramaserie over het leven van haar vader. 27/09/2013 – Van de zes Belgen die op de tiplijst stonden van de AKO Literatuurprijs 2013, heeft geen enkele de shortlist ge24 | B-magazine
haald. De zes genomineerden zijn Joke van Leeuwen (Feest van het begin), Allard Schröder (De dode arm), Wouter Godijn (Hoe ik een beroemde Nederlander werd), llja Leonard Pfeijffer (La Superba), Jan Brokken (De vergelding) en Martin Bossenbroek (De Boerenoorlog). Op 28 oktober wordt de winnaar bekendgemaakt. De Belg Peter Terrin kreeg de prijs vorig jaar voor het boek Post Mortem. 01/10/2013 – De Gouden Griffel, de prijs voor het beste Nederlandstalige kinderboek, gaat dit jaar naar Simon van der Geest voor zijn boek Spinder. Het is de tweede keer dat Van der Geest een Gouden Griffel krijgt, in 2011 won hij de prijs met Dissus. 02/10/2013 – In Kortrijk start de VDAB met een opmerkelijk initiatief: een lessenreeks West-Vlaams voor beginners. De VDAB wil zo buitenlanders die in Kortrijk komen werken beter laten integreren, zowel op persoonlijk vlak als op het werk. Die mensen leren vaak al AN, maar daar zijn ze niet veel mee als alle buren of collega's West-Vlaams spreken. 08/10/2013 – De 77ste editie van de Boekenbeurs gaat dit jaar door van 31 oktober tot en met 11 november in de Antwerp Expo. Er zal een gooi worden gedaan naar het wereldrecord boekendomino, dat sinds afgelopen zomer op 2.586 boeken staat. Organisator Boek.be wil tot drieduizend gaan. 08/10/2013 – De Debuutprijs is dit jaar naar Christophe Van Gerrewey gegaan voor zijn roman Op de hoogte. Van Gerreweys tweede roman ligt ondertussen al in de boekhandel, genaamd Trein met vertraging. 10/10/2013 – De Nobelprijs voor de Literatuur is dit jaar uitgereikt aan de Canadese auteur Alice Munro, vooral bekend om haar kortverhalen. Munro is daarmee de eerste uit haar land en de dertiende vrouw die de Nobelprijs voor de Literatuur wint. Vier jaar geleden won ze al de Man Booker International Prize voor haar hele oeuvre. Voor het winnen van de Nobelprijs krijgt ze een klein miljoen op haar bankrekening gestort. 10/10/2013 – Op de site http://ikeaordeath.com/ kan je testen of je de namen van Ikea-meubelen kan onderscheiden van metalbands. Is Boholmen een Viking metalband en Einherjer een keukenmeubel, of was het net omgekeerd? Test zelf je kennis! 12/10/013 – Tijdens het literair festival “Het Betere Boek” werd Ineke Riem uitgeroepen tot de winnaar van De Bronzen Uil 2013. Ze won de prijs met haar boek Zeven pogingen om een geliefde te wekken. De Lezersprijs van De Morgen ging naar Griet Op de Beeck voor haar boek Vele hemels boven de zevende. 14/10/2013 – In 2014 zal er een nieuwe roman verschijnen van A.F.Th. van der Heijden, genaamd Kwaadschiks. De roman zal het zesde deel uitmaken van De tandeloze tijd-cyclus. Dit jaar verscheen nog het vijfde deel uit de cyclus, De helleveeg. Anke Van Rroy
Omdat we de beginnende schrijvers onder ons willen aanmoedigen hun talent verder te ontwikkelen, dagen we jullie uit om een kortverhaal te schrijven voor B-magazine. Maar niet zomaar een kortverhaal, in elke uitgave zal er een andere uitdaging aan verbonden zijn. In dit tweede kortverhaal kreeg de schrijver een beperking opgelegd. Welke beperking dat was, leest u onder het kortverhaal.
Kortverhaal
Rode wijn en ikzelf Het vermiljoen van je onvrijwillige tranen loopt langzaam langs het aan diggelen geslagen wit van het porselein, tevens onvrijwillig uit de kast verwijderd. Je adem stokt, de randen van de voorzichtige scheurtjes in je kledij zijn rood omringd. Een doorn, ontsnapt uit de gehavende vaas, perforeert je vinger. Je staart me doods aan, de kilte snijdt door me heen, je kijkt niet naar me, je kijkt door me. Het harnas dat je zonet overstelpte, valt af. Ik stort op mijn knieën en tranen vloeien vlijtig. Het is ijzig stil aan jouw einde van de kamer, mijn geschrei vult het hele huis, maar het is jouw zwijgen dat het in zijn greep heeft. Terwijl jouw ademhaling zich vermant, verliest de mijne al zijn rede. Ik zucht, kuch en hap, jij snikt, kermt of snottert zelfs niet. De stilte is er, maar je verlamming lijkt geweken. Met enige voorzichtigheid grijp je naar de hoek van de tafel, terwijl je enkele glinsterende scherven, geschonden met pijn, geparfumeerd met een zachte Merlot, aan de kant veegt. Je trekt jezelf op en plaatst je geschaafde voet tussen het voorgerecht en waar ik mezelf verloor. Met een stamelende sereniteit wandel je af op de kiem van een hele hoop miserie: ik. Je legt je hand, getekend door een verleden van gelijkaardige diners, op mijn schouder en fluistert me toe: “Rustig maar, alles komt goed. Neem jij een vuilzak? Dan zorg ik voor een dweil en emmer water?” De volgende ochtend word je wakker naast jezelf, mijn deel onaangeroerd. Het matras draagt de laatste sporen van gisterenavond, een rode vlek ter hoogte van je knie en enkele druppels traan op je hoofdkussen. Je hoort een deur stilletjes openen en met evenveel omzichtigheid weer in het slot vallen. Ik leg een hoop paperassen neer op de ogenschijnlijk maagdelijke eettafel en vervolg mijn weg naar onze slaapkamer. Ondertussen stroomt er een zachte straal water langs de kneuzingen op je
romp, om de schaafwonden op je kuiten, in het afvoerputje. Terwijl jij een kamer in het huis en een eeuwigheid in mijn gedachten verder jezelf afdroogt, neem ik uit onze gedeelde kast wat van mij is. Ik ga aarzelend door enkele van je kleren, twijfelend of ik een souvenir wil overhouden aan mijn misstappen of gewoon wil vergeten. Op het moment dat jij ogenschijnlijk maagdelijk in de woonkamer verschijnt, vind je een verzameling papieren van verscheidene soort: een grote envelop; een pakketje haastig aaneengehechte vellen, krom gedraaid van de inkt; en een pakje geld, een zoveelste verontschuldiging. Mij, mij zal je hier niet meer terug zien. Je zal me wel nog overal vinden, de kras op de salontafel, de weggevaagde verf achter dat kleine schilderijtje in de keuken, de deuken in de slaapkamervloer. Dit huis is getekend door jouw grenzeloze liefde en mijn minachting. Ik zal verdwijnen met de noorderzon, zoals men dat zegt. Maar ik zie je nog steeds voor me, hoe je in al je vreedzaamheid me omhelst, me troost, terwijl ik het altijd zal zijn die de slagen uitdeelt. Ik vernietig. Jij geneest. Ik weet dat je het zal redden zonder mij, want ik was de reden van je nood aan redding. Ik hoop dat ik je verlos. Voor het eerst in jaren zie ik tranen over je wangen, ze rollen, ze tuiten, ze lopen, als een waterval. De hoop papieren van verscheidene soort lijkt te verdrinken in je verdriet, je pijn van verlossing. Je hield altijd van me, had me lief al was ik een monster. Zelfs toen, zelfs toen ik je haar ontnam. Je enige kans op onvoorwaardelijke liefde ontnomen. Daan Janssens
De beperking in dit kortverhaal was het verbod op het gebruik van de letter “b”. Deze tekst is dus een lipogram (tekstgenre dat we allemaal kennen van George Perec’s La Disparition). Wil je zelf eens een kortverhaal schrijven voor de B? Kom dan zeker naar onze volgende redactievergadering. Gewoon mailen naar
[email protected] voor meer info mag ook nog steeds!
B-magazine | 25
G
eletterde lorie 2
Een diploma Taal- en Letterkunde, wat kan je daar nu mee doen? Taal- en letterkundigen, die bereiken niets in het leven! Geen toekomst, geen hoop op een goede job. Of toch? Ja hoor, dat cliché behoort vanaf nu officieel tot het verleden! Waarom? Omdat ik het zeg. Maar aangezien ik weet dat mijn woord voor de meeste ongelovige, pseudokritische zielen onder jullie niet voldoende is – onterecht weliswaar – zal ik het bewijzen. In elke B-magazine die u dit jaar voorgeschoteld krijgt, vindt u een nieuw bewijsstuk voor mijn pleidooi, in de vorm van een interview. Vastberaden gaat onze redactie op zoek naar getuigen: afgestudeerde taal- en letterkundigen, germanisten, romanisten, classici – oude zakken zoals wij dat zeggen – die het nu helemaal gemaakt hebben. Of op z’n minst gezegd goed bezig zijn. We zullen hen vervolgens ondervragen, aan de tand voelen en al hun geheimen ontfutselen om ze daarna aan u te verklappen, zodat u hetzelfde pad kan volgen: het pad naar succes. Tweede getuige à charge: Tom de Cock.
“Radio maken is als et In 2006 studeerde Tom de Cock af aan de KU Leuven. Met een diploma Nederlands-Engels vond hij al gauw zijn draai bij de VRT. Ondertussen heeft hij bij MNM een eigen radioprogramma, Planeet De Cock. Maar dat is niet zijn enige talent. Hij is ook nog applausmeester én op z’n zestiende bracht hij al zijn eerste boek uit, De Openbaring. Bovendien geeft hij ons nog een leuk nieuwtje mee, vers van de pers: Tom de Cock is genomineerd voor de Grote Prijs Jan Wauters, dé taalprijs voor creatief en uitmuntend taalgebruik. Hoog tijd voor een gesprek dus! NANE MERTENS
B-magazine Was Germaanse Talen uw eerste studiekeuze? Kreeg u steun van uw omgeving? De Cock: “Ik ben altijd heel erg met taal bezig geweest want ik heb echt niks met wiskunde, wetenschappen of sport. Maar het was zeker geen evidente keuze. In het middelbaar schreef ik wel eens voor de schoolkrant. Of als ik een opstel moest schrijven van vijf pagina’s, schreef ik er tien. Ik was ook voorzitter van de boekenclub. Op een gegeven 26 | B-magazine
moment was ik aan een verhaal begonnen dat altijd langer en langer werd en dat heb ik dan op mijn zestiende als boek uitgebracht. Daar zijn elfduizend exemplaren van verschenen, wat redelijk veel is, maar dat was voornamelijk omdat ik een jonge schrijver was. Toen dacht ik: “De wereld ligt aan mijn voeten, ik maak mijn middelbaar af, word schrijver, word rijk en beroemd en ga in Hollywood wonen.” Dat was natuurlijk absolute nonsens, ik ben helemaal niet zo
geëngageerd als schrijver. Op aanraden van mijn ouders besliste ik om toch maar iets te gaan studeren. Zo ben ik begonnen aan een filmopleiding aan de SintLukas Hogeschool in Brussel, een fantastische richting, voornamelijk omwille van de scenariocursus van Marc Didden. Dat was de meest inspirerende mens waar ik ooit les van heb gehad. Toen zijn cursus afgelopen was, ben ik het afgebold. Ik kwam uit een zeer streng college en die wereld was zo anders, ik kon dat niet
De Cock: “Ik heb geen spijt van Nederlands-Engels, ik ben erg blij dat ik deze talen au fond heb leren kennen en die zijn allebei al heel erg belangrijk geweest in mijn leven tot nu toe. Ik heb later nog een cursus Spaans gevolgd aan de Universiteit van Antwerpen (zoals het CLT) omdat ik heel erg van die taal houd. In het huidige systeem had ik dat waarschijnlijk wel als keuzevak genomen. Wel heb ik spijt dat ik geen nieuwe taal geleerd heb aan de KUL. Ik heb Nederlands en Engels op een heel theoretische manier leren kennen, maar op praktijkvlak heb ik niet echt iets nuttigs geleerd. Ik ben er wel een slimmere mens van geworden, ik heb geleerd hoe je moet studeren. Ik ben er heilig van overtuigd dat je je moedertaal volledig moet beheersen, anders kan je je op geen enkel vlak goed uitdrukken. Nederlands is echt heel belangrijk. Maar ik had wel graag iets extra geleerd, wat nu dus wel kan.” B-magazine Vond u het een leuke opleiding? De Cock: “Ik heb erg genoten van de
ten en drinken” volhouden. Ik ben toen gestopt met studeren en mijn vader zei: “Oké, schrijf maar, ik sponsor je nog voor een jaar.” Als gast in tv-programma’s raakte ik aan de praat met producers en die stelden me te werk als chauffeur en later als productieassistent. Daar hebben ze me aangeraden om opnieuw te gaan studeren. Onder hun impulsen en die van mijn ouders heb ik het dan ook gedaan. Maar ik ben het wel blijven combineren met mijn werk. Ik had dus altijd wel tweede zit, maar dat was gepland. Ik had al een hele toffe job, ik wou die dan ook niet in gevaar brengen. Door eliminatie ben ik heel snel bij Germaanse terechtgekomen, omdat ik absoluut geen statistiek wilde. Nederlands en Engels lagen me ook simpelweg heel goed.” B-magazine Zou u dit opnieuw kiezen of zou u andere talen combineren?
opleiding Germaanse, maar daardoor is mijn zin om te schrijven wel verdwenen. Door het lezen van de grote klassieken dacht ik: “Ik kan nooit zo goed schrijven, dus waarom zou ik het dan doen?” Het heeft jaren geduurd voor ik inzag dat ik zo niet hoef te zijn. Mijn zin om te lezen is toen ook overgegaan. Die is nu wel teruggekomen, maar toen is die een beet-
„ Nederlands vind ik heel belangrijk ” je doodgemept door de gigantische hoeveelheid die we verplicht moesten lezen. Ik begrijp wel dat het noodzakelijk is dat je die achtergrond mee hebt. Ik heb de opleiding wel altijd wat elitair gevonden. Mijn lievelingsboek is
World War Z van Max Brooks, een fantastisch boek, qua structuur en qua opbouw. Het is een verzameling van ooggetuigen die World War Z (Z voor Zombie) hebben meegemaakt, maar het zou eigenlijk even goed over een van de wereldoorlogen kunnen gaan. Het is zo beklijvend geschreven. Pas als je heel het boek gelezen hebt, weet je waarover het gaat. Waarom lees je zo’n boek niet bij Engelse Literatuur? Waarom altijd Wuthering Heights? Dat is ook een goed boek maar waarom niet ook Max Brooks? Een vak Populaire Literatuur heb ik echt gemist. Kwaliteit is kwaliteit en kwaliteit kan evengoed FC De Kampioenen zijn.”
DRUK, DRUK, DRUK
B-magazine Hoe beviel het studentenleven u? De Cock: : “Goh, het studentenleven … Ik zat niet op kot, en ik studeerde en werkte tegelijk. Ik had het dus altijd erg druk. Ik heb mijn thesis geschreven tijdens mijn eerste jaar bij Radio Donna en terwijl ik samen met mijn man een appartement aan het verbouwen was. Ik had een heel goede vriendin, Ellen, zij was mijn back-up en zorgde ervoor dat ik overal op tijd was, zowel in de les als bij examens. We zijn samen afgestudeerd, zij heeft er echt voor gezorgd dat ik door Germaanse ben geraakt. Ik herinner me wel nog een paar toffe proffen, Willy Smedts vond ik echt een fantastische mens. Maar degene die mij het meest geïnspireerd heeft, is Hugo Brems. Bij hem heb ik mijn thesis geschreven, hij was de expert in Cobra, dat was mijn cup of tea. Ik heb een thesis geschreven over stadsdichters, dat was toen het allereerste min of meer wetenschappelijke werk dat daarover verscheen. Achteraf gezien heb ik wel wat spijt dat ik dingen gemist hebt, maar ik heb ook stukken ingehaald. Ze zijn me nog komen dopen, hier in de radiostudio. Achteraf kon ik die kleren weggooien.” B-magazine Hebt u een leuke anekdote vanuit Leuven die u met ons wil delen? De Cock: “Ik heb wel veel anekdotes van buiten de les. Ik was nooit lid van een studentenvereniging, maar ik ging uiteraard wel uit in Leuven. Ik werkte vroeger bij Radio Scorpio, en heb daar een fantastische tijd beleefd, we maakten een uur lang Scorpio Scoops, ik vond dat echt buitengewoon. En tijdens de 24-urenloop zonden we 24-uur uit. B-magazine | 27
Het allerleukste dat ik me kan herinneren, was toen ik verslag moest maken van een betoging van de NSV in 2003. Dat is toen erg uit de hand gelopen. Ik stond op de hoek van de Tiensestraat met de Maria Theresiastraat, aan boekhandel Plato, om geluid op te nemen. Ik zag de NSV-beweging met daarrond de oproerpolitie en zag studenten vanuit hun ramen emmers water op de betogers kieperen, toen ineens vanuit twee huizen twee brandende sofa’s op wieltjes buiten geduwd werden door gemaskerde mannen. Van de andere kant kwam een regen van eieren en tomaten op mij af. Wat ik nog goed weet, is dat er toen twee agenten waren die mij snel achter zich trokken en riepen: “Gast, wa doet gij hier?!” Ik had toen wel het beste geluid van iedereen. Het enige nadeel was dat ik vol met eieren en tomaten hing.”
„ Een vak Populaire Literatuur heb ik gemist ” DE ALLERMOOISTE JOB
B-magazine Wat bent u met uw diploma in de letteren nu in uw huidige job? De Cock: “Hier op de VRT heb ik dat eigenlijk niet moeten laten zien. Dus qua diploma maakt het hier niet zo veel uit, zolang je maar een diploma hebt. Hier werkt zelfs iemand met een tandartsdiploma!” B-magazine Was het een kinderdroom van u om radiopresentator te worden? De Cock: “Eigenlijk niet. Mijn droom was altijd om voor televisie te werken. Met de publicatie van mijn boek De Openbaring werd ik uitgenodigd in tv-programma’s en zo raakte ik achter de schermen aan de praat met mensen in het milieu die mij de job van applausmeester aanboden. Als een rollercoaster is dat van start gegaan. Ik heb alle afleveringen van Peter Live gedaan, ook Steracteur/Sterartiest en Eurosong. Het is een heel specifieke job die je eigenlijk niet anders kan leren dan gewoon in de praktijk. Ben Crabbé nam me mee naar de VRT waar ik steeds grotere programma’s kreeg toegewezen. Op een dag liep de toenmalige baas van Radio Donna door de studio, hij hoorde mij bezig en vond dat ik een speciale stem had. Twee maanden later had ik 28 | B-magazine
een eigen programma. Dat was nooit mijn droom geweest maar ik heb mij er wel voor gesmeten. Radio maken is als eten en drinken voor mij. Ik kan me niet voorstellen dat er een dag komt dat ik niet meer voor de radio zal werken. Het is het allermooiste dat er is.” B-magazine Wat is het leukste aan radio maken? De Cock: “Alles! Het leukste vind ik dat je een kwartier kan bezig zijn met je programma wanneer er plots breaking news à la het overlijden van Michael Jackson of de tsunami in Japan binnenloopt en dat je dan alles moet wegsmijten, je redactie opnieuw aan het werk moet zetten en dat je zo radio maakt. Het mooie aan radio is dat wij er als eersten bij zijn. Wij hebben direct iemand aan de lijn, hetzij een ooggetuige, hetzij een journalist. We hebben enkel klank nodig, en dat is zo snel. Oneindig veel sneller dan televisie, dan gedrukte pers. Met klank kan je zoveel doen. Ik kan je meenemen op reis: van de vrieskou in Siberië naar het strand in Honolulu. Muziek is natuurlijk ook heel belangrijk. MNM past goed bij mijn muzieksmaak, hoewel ik ook naar de opera ga of zelfs naar een Death Metal concert!
„ Ze zijn me nog komen dopen, hier in de radiostudio ” Maar als ik toffe muziek wil wanneer ik de afwas doe, dan zet ik MNM op.” B-magazine Bent u zenuwachtig als er iemand bekend aan de lijn hangt? De Cock: “Ik ben voor elke uitzending zenuwachtig, zeker ook voor wat ik in de uitzending ga doen. Er luisteren heel wat mensen, hé. Als je iets verkeerds doet, dan hebben ze het ook gehoord. Wat nieuw is aan de radio, is de interactie met de luisteraars. Vijftig procent van mijn show bestaat hieruit – door sms’en, door tweets, door Facebook-berichten, door mails. Je moet een dik vel hebben. Ik word elke dag wel uitgescholden, voor de lelijkste dingen eerst en altijd ook heel persoonlijk. Je moet er wel tegen kunnen.” B-magazine En lukt dat? De Cock: “Nee. Ik haat dat. Je kan duizend complimenten krijgen maar nog neem je die ene sms mee naar huis. Ik kan
daar niet tegen. Je kan je niet meer verstoppen zoals vroeger. Nu zelfs met onze webcams moet je zien dat je de juiste kleren aan hebt. Het is niet gewoon in de microfoon lullen. Er zijn ook heel veel dingen die kunnen misgaan. De techniek is zeker ook niet te onderschatten. Dus ja, ik ben wel zenuwachtig. Dan ben ik eigenlijk nog het minst zenuwachtig om een BV aan de lijn te hebben. Ik ben dan niet zenuwachtig omwille van die persoon zelf, eerder omdat ik het goed wil doen, om goede radio te maken.”
ZOEKTOCHT
B-magazine U hebt ook een boek geschreven, op uw zestiende, een horrorverhaal. Las u als kind zelf graag spannende boeken? De Cock: “Als kind las ik dat eigenlijk niet. In mijn boek merk je dat ik zelf aan het ontdekken ben: “Hoe werkt dat nu eigenlijk, een boek? Hoe bouw ik spanning op?” Je kan me de technieken zien ontdekken. Het is geen goed boek hé, ik was maar zestien. Maar het is leuk om te zien hoe een puber die wat met schrijven experimenteert en zonder achtergrond dat allemaal achterhaalt. Pas achteraf ben ik Stephen King beginnen lezen. Nu ben ik erg verslaafd aan realistische-apocalyptische verhalen. Ik kijk ook naar die films waar kometen op de aarde vallen. Ik ben vooral erg benieuwd of de schrijver er mee wegkomt of niet. De conclusie is dat ze er erg vaak niet mee wegkomen. Ik vind het heel interessant omdat het een verhaal is dat ik zelf zeker nog wil vertellen. Ik ben met een aantal verhalen al tien jaar bezig die ik zeker zelf nog wil schrijven. Max Brooks heeft dat in World War Z zo goed gedaan, ik kan daar vol van jaloezie kwijlend naar staan kijken. Daarom lees ik wel graag horror. Maar op mijn zestiende was ik daar echt nog niet mee bezig.” B-magazine Hebt u veel tijd om boeken te lezen? De Cock: : “Ik lees op vakantie en ik lees specifiek enkel dingen waar de wereld in vergaat. Het probleem is dat mijn job mij creatief leegzuigt. Fysiek moe ben je niet, maar na je werk heb je geen zin meer om nog uitgebreid een boek te lezen. Dan wil je eerder je verstand op nul zetten. Maar op vakantie verslind ik het ene boek na het andere, de hele dag door aan het zwembad. Dat is het enige wat ik op vakantie doe.”
B-magazine Hebt u nog plannen voor een tweede boek? De Cock: “Ik heb een contract met de Bezige Bij over de adoptieprocedure waar mijn man en ik momenteel mee bezig zijn. Ik ga niet over het kind schrijven, of over mijn man, dat wil hij niet en
„ Op vakantie verslind ik het ene boek na het andere ” ikzelf wil dat ook niet. Het gaat over hoe ik de procedure heb beleefd, voornamelijk omdat ik vind dat er daar heel veel
misvattingen over bestaan. Heel veel vooroordelen ook. Daar wil ik iets over schrijven. Wanneer het exact uitkomt, dat weet ik nog niet. Dat zal eerder voorjaar 2015 zijn.” B-magazine Hebt u nog enkele tips voor studenten die dromen van een mediacarrière? De Cock: “Mijn belangrijkste tip is: doe wat je graag doet. Er door zijn is meer dan genoeg. In de media is het voor minstens vijftig procent van belang dat je leeft en dat je hobby’s hebt. Je moet iets kunnen, dat is echt het enige dat telt. Laat je nooit wijsmaken dat een papierke je gaat tegenhouden van iets te doen. Zorg er wel voor dat je op de hoogte
bent van de actualiteit, dat je meertalig bent. Je moet ook flexibel zijn aangezien wij op elk moment van de dag én van het jaar werken. Humor en intelligentie voor een job als radiopresentator zijn ook onmisbaar. In een team werken, dat is heel belangrijk! Vooral jezelf niet opsluiten. Zorg ervoor dat je hobby’s hebt, werk voor studentenradio of schrijf voor studentenkrantjes. Laat zien dat je iets kan, dat je vuur en passie hebt, dat je een mens van de wereld bent. En behaal dat diploma!” B-magazine Dat is prima motivatie! Bedankt voor het interview!
B-magazine | 29
Toen hij al die ijverige studenten (nou ja …) en hoogopgeleide inwoners zag, dacht Louis Tobback dat het geen slecht idee zou zijn om wat boekwinkels in Leuven te bouwen. De binnenstad alleen al telt er zo’n twintigtal. Hoog tijd dus om een paar van de bekendste uit te testen. Want wie zegt dat taal- en letterkundigen dag op dag bakken theorie in hun kop drammen? Ook wij doen aan veldonderzoek! Na elke beschrijving geven we aan of Vijftig tinten grijs van E.L. James en/of Het verdriet van België van Hugo Claus in de bezochte boekhandel verkocht werden. Daarmee willen we zeker geen oordeel vellen over het mogelijke verschil tussen lage en hoge cultuur, o neen (wie ooit een les van het vak Populaire Genres heeft bijgewoond, snapt wel waarover we het hebben), maar het leek ons een handige parameter om na te gaan in wat voor soort winkel we waren beland.
De ontdekk
Leuv
boeken
MELANIE HACKE | FOTO’S: LOES ROM
Paard van Troje, Ladeuzeplein 12 De fascinerende etalage doet elke gezonde letterling op zijn schreden terugkeren: binnen hangt het frisse parfum van beukenhout en net uitgepakte boeken en al regent het buiten pijpenstelen, toch lijkt de zaak altijd in weldadig zonlicht te baden. Paard van Troje kaapt de titel “interessantste interieur” zo voor de neus van de andere kandidaten weg. De ruimte heeft meer weg van een woonkamer waar toevallig veel boeken rondslingeren dan van een echte boekhandel. Achteraan is een kinderhoek met zitzakjes, een kleurrijke vloerpuzzel en een Jip en Janneke-poppenhuis; middenin onze snuisterpraktijken stoten we ineens op een ouderwetse typemachine en hier en daar kruipt een kartonnen herfstdiertje over de kasten. Na het interieurgebral moeten we het natuurlijk over het aanbod hebben. De grote koppen uit de wereldliteratuur zijn samen met het Nederlandse taalgebied goed vertegenwoordigd, maar voor massaklassiekers als Santa Montefiore of S.O.S. Piet moet u elders zijn. Alleen over de befaamde Paard van Troje-koffie heerst onduidelijkheid: een opschrift op het etalageraam verkondigt dat binnen koffie te krijgen is, maar meer dan een openstaande deur met daarachter een groezelig personeelskeukentje zagen we niet. Dat kan beter! Het verdriet van België: (€19,90) Vijftig tinten grijs Polare (voorheen De Slegte), Bondgenotenlaan 47 De andere (deels) tweedehandswinkel in ons lijstje is zonder twijfel een favoriet van vele Leuvenaars. Hier vind je naast het fictie en non-fictie assortiment ook dvd’s, kinderspeelgoed en een hele collectie cupcake-kookboeken met een complete bakset erbij. Tip: met je studentenkaart krijg je 10% korting! 30 | B-magazine
Respectievelijk: Polare, De Dry Coppen, In’t Profijtelijk Boeksken, Uitgeverij Peeter Het verdriet van België: (€12,50) Vijftig tinten grijs: (€10) Fnac, Bondgenotenlaan 32 Over de collectie van Fnac hoor je ons niet klagen: intellectueel gespuis, stripfanaten, globetrotters en computer geeks vinden hier hun gading. Over sfeer en gezelligheid zijn we echter niet te spreken. De boekensectie is een duistere, raamloze ruimte waar radiomuziek genadeloos uit de boxen knalt en zich vermengt met het geroezemoes van de mensenmassa die op de benedenverdieping de nieuwste IT-snufjes staat uit te proberen. Ook van de jongeman achter de balie hoeven we niet al te veel te verwachten, want die staart gebiologeerd naar een computerscherm en heeft totaal geen aandacht voor de boekenrekken rondom zich. Conclusie: naar Fnac gaan we alleen als de nood hoog is. Het verdriet van België: (€19,90) Vijftig tinten grijs: (€15)
king van de
vense
nhemel
In’t Profijtelijk Boeksken, Diestsestraat 180 Ben je al weken op zoek naar een roman voor je leeslijst, dan zal je hem in deze tweedehandszaak waarschijnlijk niet vinden. Maar kom je gewoon wat snuisteren, dan stap je naar buiten met een boekenstapel hoger dan de Eiffeltoren. Ze hebben er veel Vlaamse klassieken (Claes, Timmermans and the gang), strips en anderstalige literatuur. De grote vitrinekast (ne pas toucher!) in het midden van de winkel zal de liefhebbers van veelbelovende titels als Vie des Saints en meer van die eeuwenoude kleppers zeker kunnen behagen. Erg knus kunnen we In’t Profijtelijk Boeksken, gelegen in het verste en donkerste stuk van de Diestsestraat, bezwaarlijk noe-
Kom je gewoon wat snuisteren, dan stap je naar buiten met een boekenstapel hoger dan de Eiffeltoren.
rs De Dry Coppen, Schrijnmakersstraat 11 Deze verborgen parel, in een kleine zijvertakking van de Mechelsestraat, is zeker het bezoeken waard, al was het maar omdat ze er taart en koffie serveren (tested and approved, of wat had je gedacht?). Na Fnac is De Dry Coppen een verademing: rustig gelegen, met slechts wat gedempte patchoelimuziek op de achtergrond. Het aanbod is breder dan je zou verwachten van een boekwinkel/koffiebar. Op een grote tafel aan de ingang liggen de meest recente (literaire, welteverstaan) boeken, meer naar achter staan reisgidsen samen met de rest van de fictie netjes alfabetisch gerangschikt. Op het gelijkvloers is het wel wat krap, zodat je ervoor moeten oppassen niet iemands soy latte met je tientonner rugzak om te slingeren. Voor wie dacht dat de fun hier al zou eindigen, is er gelukkig nog een tweede verdieping. De traphal erheen is opgeleukt met gadgets zoals poepchique notaboekjes, raampoëzie, poëzieplacemats, poëzieservetten en ga zo maar door. Kerstcadeaudilemma? Naar De Dry Coppen! Extreme makeover voor je kot? Naar De Dry Coppen! Het verdriet van België: (€19,90) Vijftig tinten grijs
men. Dankzij de muffe vochtigheid wanen we ons in een vooroorlogse kelder, terwijl de winkel zich nochtans op het gelijkvloers bevindt. Ook de man achter de toonbank lijkt ons niet meteen het toppunt van vriendelijkheid; tijdens ons hele bezoek blijft hij onverstoorbaar en onder luid gekraak chips verorberen. Zolang er maar geen vetvlekken in de boeken komen … Het verdriet van België Vijftig tinten grijs: (€6) Uitgeverij Peeters, Bondgenotenlaan 153 Nog nooit van Peeters gehoord?! Shame on you, want deze poepchique boekenwinkel is hét mekka voor elke student Letteren, Filosofie of Theologie. Huizenhoge boekenrekken, gigaspiegel voor het ruimtevergrotend effect, vitrines met special editions van canonieke werken, aaah … Naast de standaard kunstboeken, woordenboeken en kritische tekstedities hebben ze er godzijdank ook gewone ‘leesboeken’. Het verdriet van België: (€19,90) Vijftig tinten grijs B-magazine | 31
Babylon Beantwoordt
De Klaagmuur
Er zijn nu eenmaal dingen die ons, Babyloniërs, storen.
Haat en afschuw zijn sterke termen, maar eveneens natuurlijke
menselijke gevoelens. In deze rubriek nemen wij jullie
problemen onder de loep.
"Een partij privacy in de mannennafdeling van ons Ba-
bylonische urinatiekamertje zou bevorderend zijn voor de blaasloop. Meermaals bleken de overtreffende herenregio’s van metgezellen enige vorm van schaamte op te wekken met alle blokkerende gevolgen van dien. Ook een oplossing voor de drukte op sommige avonden in de fakbar zou leuk zijn om van een korte uitstap naar de toog geen urendurende queeste te maken.” – E. D. Uit diepgaand wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat urineren tijdens het aanschuiven beide problemen in een mum van tijd oplost.
“Ik ben het beu dat dat Erasmushuis er zo deprimerend uitziet! Mijn zoon wordt er steeds droeviger door, elke keer hij in dat gebouw geweest is, staat er zo’n lege blik in zijn ogen. Het zuigt de blijdschap uit zijn leven, ik zie dat! Hij wordt er ook zo bleek van. Voor het welzijn van alle studenten - maar vooral mijn zoontje - eis ik dat er een kleurige laag verf op gezet wordt. Anders ga ik naar de directeur. “ – Irma Dekoster Na lang aandringen bij de dienst voor volksgezondheid hebben we inzicht gekregen in hun cijfermateriaal. Sinds de bouw van het Erasmushuis zijn er 30% meer zelfdodingen geconstateerd in de buurt rond de Letterenfaculteit. We hebben reeds een klacht ingediend tegen de architect van het Erasmushuis, die spijtig genoeg van zijn eigen gebouw gesprongen is.
“Beste B-magazine Ik ben al meer dan een jaar student aan de KU Leuven. Mijn leven is zwaar, erg zwaar. Elke dag moet ik om tien uur met een kater opstaan, alsof gloeiend lood smelt in mijn bovenkamer. Vervolgens komt er harde les van elf tot één. Daarna moet ik een uur mijn ogen vermoeien terwijl mijn blik werk op een boek zonder prentjes. Ik moet mijn eigen boterhammen smeren en mijn eigen schoenen binden, omdat mijn moeder pas ’s avonds elke dag mijn eten komt brengen vanuit West-Vlaanderen. Mijn enige troost op deze planeet, was een goede koude pint in HDR. Met zijn uitstekende prijs van 90 cent kon zelfs een arme stakker als ik een goede vijf liter naar binnen spelen, maar vanaf dit jaar stortte mijn leven in. De prijs van dat goudgele wondermiddel steeg, en mijn portefeuille veranderde binnen de uren in de Saharawoestijn. Moet ik, beste B- Magazine, een betere plek zoeken om mij te herbergen, Syrië bijvoorbeeld? Of moet ik een duik nemen in het betonnen zwembad dat op de begane grond ligt van mijn kot?” – Een wanhopige, rotverwende student Zoals u in de vorige editie ongetwijfeld heeft gelezen, is Syrië momenteel een uitstekende plek om te vertoeven, een echte aanrader! Iedereen heeft er gelijke rechten, het is er uitermate veilig en bovendien is het een echte toeristische trekpleister voor buitenlandse jongeren. Vergeet the American Dream, the Syrian Dream is where it’s at. En Syrië heeft tenminste een regering. Ik liep onlangs een Syrische familie tegen het lijf (ik neem aan dat ze hier voor een weekje op vakantie waren, ze waren namelijk met hun hele hebben en houden aan het sjouwen) en toen ik het onderwerp in kwestie aansneed, het wel en wee van hun land dus, begon de vader wild gesticulerend mij allerlei zaken toe te roepen. Wauw, die houdt wel erg veel van zijn vaderland, dacht ik. Aangezien wij uiteraard niet dezelfde taal spraken en ‘s mans Engels tamelijk gebroken was, was er weinig sprake van communicatie. Even meende ik hem een “Assad is a very dangerous man!” uit zijn mond te horen ontglippen, maar mijns inziens bedoelde hij “Assad is a very generous man!”, de brave ziel. Als je na deze hartverwarmende woorden nog niet overtuigd bent, wat me sterk lijkt, heb ik ook nog een tweede optie achter de hand: de Fak. Toffe mensen, en nog toffer bier. Pas wel op voor de toiletten, daar zijn blijkbaar al bijna doden gevallen. (Hopelijk waren het niet mijn Syrische vrienden)
32 | B-magazine
“Er was eens een jongeman in de Fak. Na het consumeren van tamelijk wat liters gouden gerstenat besloot hij zijn blaas
te ledigen, om zo nog meer te kunnen binnengieten. Zijn buitensporig zware beproeving begon aan de toog, waaraan hij lallend beloofd had haar nooit te verlaten. De barkruk schoof als vanzelf onder zijn zitvlak uit en hij landde verrassend soepel op twee voeten. Hij waadde waggelend doorheen de golvende mensenzee, hier en daar tegen een vleeszak aanbotsend. Wanneer de jongeman iets te doortastend bleek bij het banen van zijn weg, als een junglereiziger met een machete, kreeg hij hetzij kwade, hetzij bange blikken toegeworpen van het aanwezige dansvee. Een glorieus moment: de jongeman bereikte de deur zonder kleerscheuren of gewonden. Zijn volgende obstakel diende zich al snel aan. De deur openen was op zich niet zo’n probleem, ware het niet dat vlak erachter enkele traptreden des doods geplaatst waren. Deze snelle opeenvolging zorgde voor kortsluiting in zijn geïntoxiceerde brein, waardoor hij, de klink van de openstaande deur loslatend, voorover stortte, richting schedelbrekend grijze steen. Na wat een eeuwigheid scheen, maar eigenlijk slechts twee minuten was, ontwaakte hij uit zijn minicoma en zette zijn reis verder met wat hoofdpijn. Hij zag zijn bestemming: het toilet. Achteloos stapte hij naar binnen, de blik naar onder gericht, vastbesloten zich niet opnieuw te laten verschalken door wat trapjes. Jammer genoeg was de jongeman tamelijk groot, en is de toiletingang in de fak gemaakt voor hobbits. Aldus ramde hij met volle kracht zijn hoofd in de muur, een middelgrote barst veroorzakend in beide. De jongeman verbleef daarna twee dagen in het ziekenhuis. De moraal van dit verhaal: de weg naar het faktoilet is ondoenbaar wanneer men wat beschonken is.” – Lange Jan Die kleine doorgang staat daar voor een reden, jongeman. Het gaat terug op een eeuwenoud geheim, maar met jou wil ik dat geheim wel delen, Lange Jan. Zoals u weet beslaat de populatie van de Fak een aanzienlijk aantal mannen die op hetzelfde geslacht vallen. Geen probleem, denk ik dan. De snoodaards hebben evenwel een louche plannetje uitgedokterd om de vleeskeuring van hun mannelijke medetoiletgangers te bevorderen. Want moet je je niet telkens stevig bukken teneinde de verlossende toiletten te bereiken? Juist ja. Dat gebuk gebeurt wel degelijk onder het goedkeurend oog van onze liefhebbende vrienden van mannelijk achterwerk. Een legende vertelt zelfs dat er aan de andere kant van de muur twee kijkgaten te vinden zijn, maar daarvoor heb ik nog geen bewijs gevonden.
“Beste klaagmuur
Ik zit met een echte pain in the ass - voor de taalpuristen onder ons: ‘pijn in de poeper’- , die menig Letterenstudent bekend in de oren (of andere openingen) zal klinken. Elke Babyloniër belandt ergens in zijn carrière immers in de klauwen van De Valk, voor ettelijke uren luister-, schrijfen sufplezier. Tijdens die uren durft de blaas wel eens te beginnen borrelen, meestal zo’n kwartier voor de pauze. Die pauze laat dan nog eens vijf minuten langer op zich wachten, de Babylonische blaas staat op barsten… zoef, aula uit, gang op en… stront aan de knikker. Geen meisjestoiletten. Of geen jongenstoiletten. De Valk heeft namelijk maar toiletten voor één sekse per verdieping. Voor de pechvogel die op de verkeerde verdieping zit, rest er dus niets anders dan een instant geslachtsoperatie te laten uitvoeren ofwel verder te spurten, trap op/af naar een andere verdieping… om met een natte broek de aula weer binnen te druipen. Klaagmuur, veeg de stront uit uw ogen en help de Babyloniër uit deze beerput!” – W. van de Plee De redactie had ook al een donkerbruin vermoeden dat er iets mis was in De Valk. Volgens ons gaat het om een samenzwering van onze professoren: door de toiletten op verschillende verdiepingen te plaatsen, komen de studenten vaak te laat terug in de les, iets waar de proffen ons gemakkelijk over kunnen uitzeiken. Van late studenten worden ze namelijk pisnijdig! Snel zijn is dus de boodschap, of die nu klein of groot is. Hopelijk wordt dit probleem binnen enkele jaren opgelost, en zijn we allen ontlast van onze problemen.
“Blok. Examens. Bloed. Zweet. Tranen. Veel tranen. Om kwart voor negen moet ik al aan de deur zijn van de letterenbib, of ik heb geen plaats. Na lang gevecht en gemoshpit om binnen te geraken heb ik eindelijk een plaatsje kunnen bemachtigen. Dan kijk ik een keertje rond en wat zie ik: vier rekenmachines, grafieken, codices en die lelijke bruine economieboeken. Dat kan dus niet. EIGEN VOLK EERST.” – S. G. Met die ideologie is Vlaams Belang ook niet ver gekomen in hun campagnes, beste lezer. Als die “lelijke bruinen” er volgens u niet hoeven te zijn, is dat uw probleem! Racisme wordt niet getolereerd in dit magazine! De redactie walgt van mensen zoals u.
B-magazine | 33
Literaire spelletjes
|Babylon Brost
Zoek in de volgende rebussen de drie Nederlandstalige schrijvers die erin verborgen zitten, telkens met voornaam en achternaam.
+
D = G
+
AA = EE
+
P = B
+ D = G
Oplossingen: 1. Hugo Claus 2. Cees Buddingh' 3. Ronald Giphart
- O
P = CL
B-magazine | 35