AVANS Hogeschool Personeel & Arbeid ’s-Hertogenbosch
© Netherlands Quality Agency (NQA) augutus 2010
2/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Avans Hogeschool Opleiding Personeel & Arbeid Varianten Voltijd/deeltijd Croho-nummer 34609 Locatie ’s-Hertogenbosch Auditdatum 22 april 2010 Auditteam Mevrouw drs. M.G.T. van Eijck (vakdeskundige) De heer prof.dr. J.T.G. Gerrichhauzen (vakdeskundige) De heer J. Dingemanse (studentlid) Mevrouw M. Snel BHRM & BEd (NQA-auditor) Door Avans Hogeschool is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid te ‘s-Hertogenbosch. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Doelstellingen van de opleiding De opleiding Personeel & Arbeid heeft een relevante set eindkwalificaties opgesteld die is gebaseerd op landelijk vastgestelde uitgangspunten. De opleiding heeft overtuigend aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor, i.c. de Dublin descriptoren. De opleiding heeft haar eindkwalificaties vastgelegd in het Opleidingskader P&A 2010 waarin duidelijk wordt aangegeven welk beroepsbeeld aan het curriculum ten grondslag ligt, namelijk dat van de HR-professional die binnen een sociaalbedrijfseconomische beroepscontext kan functioneren. De opleiding maakt daarbij helder welke rollen de HR-professional kan vervullen en dat deze een professionele bachelor betreffen. Het beroepsbeeld is afgestemd met een vertegenwoordiging van het beroepenveld.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
3/64
Programma De opleiding biedt een voltijd en een deeltijd variant aan: beide gaan uit van vier studiejaren en totaal 240 EC. Beide curricula zijn op dezelfde eindkwalificaties gebaseerd waar op aantoonbare wijze aan wordt gewerkt. De eerste twee studiejaren van het deeltijdprogramma omvatten een breed georiënteerd managementprogramma van de deeltijdopleidingen van de Academie voor Management en Bestuur (AMB) die de P&A-student uitvoert in een HR-omgeving. Beide programma’s zijn op de beroepspraktijk gericht. Dit vertaalt zich in opdrachten, casuïstiek, projecten en beroepsproducten die gebaseerd zijn op of ontleend zijn aan de beroepspraktijk en de stage (voltijd). De opleiding maakt gebruik van actuele en relevante literatuur van een goed niveau. Ook maken studenten gebruik van internationale titels. Verder is er in het programma aandacht voor verschillende onderzoeksactiviteiten, zoals onderzoek en statistiek, afnemen van interviews en verantwoording van gebruikte bronnen. De eindkwalificaties zijn op een adequate manier vertaald naar gedragsindicatoren en/of leerdoelen in de programma’s. De sociaalbedrijfskundige visie die wordt nagestreefd fungeert als een kader dat alles verbindt. Daarnaast liggen vier inhoudelijke leerlijnen aan de basis van het programma die bijdragen aan een inhoudelijk samenhangend programma. De opleiding heeft een studeerbaar programma uitgewerkt. De instroomeisen en vrijstellingen zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010. Het didactisch concept gaat uit van projecten die thematisch worden aangeboden, waarbij vanuit een sociaal constructivistische visie op leren de gewenste competentieontwikkeling bij studenten wordt gerealiseerd. Om deze ontwikkeling te realiseren, zet de opleiding passende werkvormen in. Het toetsbeleid is afgestemd op het didactisch concept en passend voor de opleiding. De gehanteerde toetsvormen zijn gevarieerd en van goed niveau. De kwaliteit van de toetsen is geborgd door de inzet van de examencommissie. De weging die ten grondslag ligt aan de beoordeling van de afstudeeropdracht van de individuele student kan meer transparant worden gemaakt. Inzet van personeel De opleiding maakt gebruik van een vast aantal docenten. Deze docenten hebben beschikken over relevante werkervaring en zijn al dan niet werkzaam in het relevante beroepenveld. Bovenal beoordeelt het auditteam de wijze waarop docenten verbindingen leggen met de beroepspraktijk als zeer positief. Er wordt voldoende personeel ingezet om het onderwijs van de gewenste kwaliteit te realiseren. 72 Procent van de docenten beschikt over een academische graad. De docenten zijn gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De academie is erkend Investor in People; het keurmerk is per mei 2010 verlengd. Ontwikkel- en scholingsafspraken zijn afgestemd op academiebeleid en worden systematisch aangestuurd en geëvalueerd.
4/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Voorzieningen Het auditteam heeft voor de visitatie toegang gekregen tot Blackboard en de Avans Portal en heeft geconstateerd dat de studenten hierdoor van uitgebreide informatie worden voorzien. Naast de digitale voorzieningen zijn de fysieke voorzieningen toereikend om de opleiding te verzorgen. Voorts kent de opleiding voor het voltijd- en deeltijdprogramma een gestructureerd systeem van studieloopbaanbegeleiding. Interne kwaliteitszorg Het kwaliteitszorgsysteem van de academie wordt binnen de opleiding toegepast uitgevoerd conform de beleidsplannen van de hogeschool en de academie. De beschikbare kwaliteitszorgplannen zijn degelijk en gericht op het evalueren van de kwaliteit van het onderwijs en de tevredenheid van alle betrokkenen. De opleiding hanteert de hogeschoolbreed vastgestelde streefcijfers. Naar aanleiding van de evaluaties stelt de opleiding verbeterplannen op die vervolgens leiden tot verbeteringen in het onderwijs. De opleiding betrekt relevante stakeholders bij de kwaliteitszorg van het onderwijs. Resultaten De gerealiseerde eindkwalificaties van de afgestudeerden zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua bachelorniveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het werkveld is positief over de kwaliteit en het niveau van de afgestudeerden. De kwantitatieve resultaten zijn voor de voltijdse variant conform de streefnormen. Dit geldt niet volledig voor de deeltijdse variant. De academie stuurt op rendementsbevorderende maatregelen door uitval in een zo vroeg mogelijk stadium te laten plaatsvinden. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ’s-Hertogenbosch van Avans Hogeschool aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
5/64
6/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
11
2.1
Doelstellingen van de opleiding
11
2.2
Programma
16
2.3
Inzet van personeel
28
2.4
Voorzieningen
33
2.5
Interne kwaliteitszorg
36
2.6
Resultaten
40
Bijlagen
45
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
47
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
51
Bijlage 3
Bezoekprogramma
55
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
57
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
59
Bijllage 6
Schematisch overzicht van de opleiding
61
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
7/64
8/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ’s-Hertogenbosch zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Locatie Code of Conduct Varianten Inhoudelijk profiel opleiding
11. Beoogd werkveld alumni
12. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
Avans Hogeschool Bekostigd Personeel & Arbeid 34609 Hbo-bachelor 240 ’s-Hertogenbosch Avans Hogeschool heeft de Code of Conduct ondertekend. Voltijd/deeltijd De opleiding legt de nadruk op het opleiden van generalistische HR-professionals vanuit een sociaalbedrijfskundig perspectief. Als onderlegger voor de uitwerking van deze invalshoek baseert de opleiding zich op de visie van prof. Paauwe: Contextually Based Human Resource Theory. In lijn met de focus van de opleiding is P&A Avans ’s-Hertogenbosch ingedeeld in het domein Business Administration en wordt het getuigschrift Bachelor of Business Administration afgegeven. Dit komt overeen met ongeveer de helft van de afgegeven diploma’s van opleidingen P&A in Nederland. De opleiding leidt op tot generalistische HR-professional vanuit een sociaal-bedrijfskundig perspectief. De HRprofessional moet: - zowel nadrukkelijk rekening houden met de economische en technische doelstellingen van een organisatie als; - nadrukkelijk oog hebben voor de behoeften van de medewerkers, zonder wie het onmogelijk is die doelstellingen te realiseren (Opleidingskader P&A 2010). De opleiding Personeel en Arbeid in ’s-Hertogenbosch is in 1991 gestart met een voltijd- en deeltijdopleiding. De opleiding maakt samen met de opleidingen Bestuurskunde, Integrale Veiligheid en Management, Economie en Recht onderdeel uit van de Academie voor Management en Bestuur. Per 2004 kennen deze vier voltijdopleidingen een gezamenlijk propedeuse. Per 2003 worden de eerste twee studiejaren van de deeltijdopleiding gezamenlijk met de drie andere opleidingen uitgevoerd, het zogeheten Managementprogramma.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
9/64
13. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 14. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
15. Schema opbouw programma
10/64
2004; 1 januari 2006 Sinds de vorige visitatie is de opleiding compleet nieuw vormgegeven. Er is overgegaan naar een (andere) vorm van competentiegericht onderwijs, waarbij de vier leerlijnen van De Bie centraal staan. Inhoudelijk heeft de opleiding een ander model gekozen. Het ‘model Paauwe’ is leidend voor de inrichting van de opleiding. Ook is het LOPA format aangepast (2008). De opleiding heeft het programma aangepast aan deze veranderingen. Zie bijlage 6
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleiding Personeel & Arbeid in ’s-Hertogenbosch van Avans Hogeschool aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
11/64
Bevindingen • De eindkwalificaties van de opleiding Personeel & Arbeid (P&A) zijn geformuleerd in 17 competenties (Opleidingskader P&A 2010, bijlage 3) die zijn gebaseerd op het landelijk vastgelegde beroepsprofiel en de daarin beschreven kerntaken (Format P&A 2008+). • Het Landelijk Overleg P&A Opleidingen (LOPA) heeft het landelijke beroepsprofiel in 2008 herzien en geactualiseerd. De daarin opgestelde kerntaken zijn opgesteld met en goedgekeurd door de landelijke Werkveldadviesraad en door het Lectorenberaad HRM (Format P&A 2008+). • De opleiding conformeert zich aan de landelijk herijkte vastgelegde kerntaken en beroepsomschrijving (Opleidingskader P&A 2010). Deze herijkte competenties staan per september 2010 centraal in de curricula (voltijd en deeltijd) van P&A ’s-Hertogenbosch. • De opleiding richt zich op het opleiden van aankomende HR-professionals vanuit een sociaal-bedrijfskundige invalshoek. De HR-professional moet: - zowel nadrukkelijk rekening houden met de economische en technische doelstellingen van een organisatie als; - nadrukkelijk oog hebben voor de behoeften van de medewerkers, zonder wie het onmogelijk is die doelstellingen te realiseren (Opleidingskader P&A 2010). De 17 competenties van de opleiding, bestaande uit algemene hbo-competenties en HRcompetenties, reflecteren deze invalshoek. Daarbij baseert de opleiding zich op de Contextually Based Human Resource Theory van prof. Paauwe. Deze theorie fungeert als kader voor het sociaal-bedrijfskundige karakter dat wordt nagestreefd. • De opleiding participeert in het landelijk opleidingsoverleg. De coördinator van P&A was één van de schrijvers van Format P&A 2008+. Daarnaast neemt de opleiding deel aan overleggen van beroepsverenigingen, zoals NVP, NIP en NVA1, en diverse externe netwerken (zie ook facet 3.1). • De onderwijscommissie evalueert het beroeps- en opleidingsprofiel P&A ten minste één keer per vier jaar. Het auditteam heeft notulen van de onderwijscommissie gezien die dit beamen. Ook de docenten en managementleden, met wie het auditteam heeft gesproken bevestigen dat. • De opleiding heeft de ontwikkeling en diverse achtergronden van de opleidingen P&A in Nederland geschetst en de opleiding P&A van Avans ’s-Hertogenbosch daarin gepositioneerd. Deze nationale vergelijking laat zien dat de opleiding P&A van Avans ’sHertogenbosch zich, evenals een aantal andere P&A-opleidingen, positioneert door een programma te voeren dat meer is gefocust op de functie van een p&o-adviseur. Andere, van de totaal 21 P&A-opleidingen, richten zich meer nadrukkelijk op het thema ‘beroepskeuze en arbeidsmarktbemiddeling’ waarin één-op-één relaties meer centraal staan. Daarnaast is er ook een aantal P&A-opleidingen dat beide stromingen een plaats heeft gegeven in het curriculum. Voor P&A ’s-Hertogenbosch geldt dat zij vanuit de ‘oude’ studierichting is doorgegroeid tot een HRM-opleiding, waarbij de sociaalbedrijfskundige invalshoek centraal staat. De individuele relaties daarbinnen worden geplaatst in het kader van het beter laten functioneren van de organisatie. 1
NVP: Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling NIP: Nederlands Instituut van Psychologen NVA: Nederlandse Vereniging voor Arbeidsverhoudingen.
12/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
In overeenstemming met de focus van de opleiding is P&A Avans ’s-Hertogenbosch ingedeeld in het domein Business Administration (BA) en wordt het getuigschrift Bachelor of Business Administration afgegeven. Dit komt overeen met ongeveer de helft van de afgegeven diploma’s van opleidingen P&A in Nederland. De andere helft geeft het getuigschrift Bachelor of Human Resource Management (HRM) af (Opleidingskader P&A 2010). De opleiding geeft tevens een analyse van de wijze waarop (verwante) P&A-opleidingen in het buitenland worden verzorgd. In de internationale context kan ook een onderscheid worden gemaakt tussen HRM (-verwante) opleidingen, die worden geplaatst binnen het domein van BA, en opleidingen die worden geplaatst bij de sociaal-agogische opleidingen. Angelsaksische landen plaatsen HRM vooral binnen het domein BA. België en Spanje plaatsen HRM bij de sociaal-agogische opleidingen. Verder valt op dat HRM in Duitsland in veel mindere mate voorkomt en dat variaties hierop pas de afgelopen jaren beginnen te ontstaan (Opleidingskader P&A 2010). Daarnaast wordt in het programma aandacht besteed aan internationale aspecten waar studenten in de praktijk mee te maken kunnen krijgen en hebben studenten de mogelijkheid om in het buitenland stage te lopen. Binnen het LOPA zijn internationale ontwikkelingen besproken en opgenomen in de ontwikkeling van het beroepsprofiel en de kerntaken2. De opleiding geeft verder aan dat het LOPA nog een internationale vergelijking van eindkwalificaties gaat uitvoeren.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de eindcompetenties van de opleiding zijn afgeleid van het landelijk geformuleerde opleidingsprofiel Format P&A 2008+ en helder zijn geformuleerd in 17 eindkwalificaties in het Opleidingkader P&A 2010. De opleiding participeert in het LOPA waar vanuit de eindkwalificaties structureel worden herzien. Daarnaast laat de opleiding haar eindkwalificaties met regelmaat valideren door haar eigen sparringpartners in het veld. De opleiding heeft een eigen profilering wat zij een sociaal-bedrijfskundig perspectief noemt. Daarbij dient de visie van prof. Paauwe als kader waardoor de profilering van de opleiding nog nadrukkelijker in het programma tot uiting komt. Het auditteam beoordeelt deze visie als passend voor het domein. Vertegenwoordigers van het beroepenveld onderschrijven de profilering van de opleiding. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
2
Daarbij geraadpleegde referenties zijn: ‘The Boston Consulting Group/ European Association for Personnel Management (2007) The Future of HR in Europe’ en ‘Ulrich, D., Brockbank, W., Johnson, D., Younger, J. (2007) Human Resource Competencies: responding to increased expectations. Employment Relations Today no. 34’.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
13/64
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • In bijlage 1 van Opleidingskader P&A 2010 is een vergelijking opgenomen waarin de 17 eindkwalificaties van de opleiding zijn afgezet tegenover onder andere de Dublin descriptoren. • De matrix laat bijvoorbeeld zien dat onder andere de eindkwalificaties ’… kan zelfstandig informatiebronnen aanboren en ontsluiten’ en ‘… structureert zelfstandig het HR werk(proces) door op basis van een beargumenteerde keuze volgens een bepaalde methodiek te werk te gaan en past deze werkwijze zo nodig aan na een tijdige signalering van verstoringen in de voortgang, aldoor met het oog op het te behalen resultaat (hij/zij voert regie)’ bijdraagt aan het verwerven van de Dublin descriptor ‘kennis en inzicht’. Verder dragen bijvoorbeeld de eindkwalificaties ‘…zelfstandig relevante informatiebronnen aan kunnen boren en ontsluiten’ en ‘…zelfstandig een probleem, situatie of proces op het gebied van HR in componenten kunnen ontleden en de herkomst en samenhang hiervan kunnen begrijpen’ bij aan het verwerven van de indicator ‘oordeelsvorming’ (Opleidingskader P&A 2010). • De opleidingscompetenties staan centraal in de beoordeling van stage en afstuderen (Nota afstuderen P&A 2009-2010, p.3 en bijlage 7, p.35; Stagewijzer P&A 2009-2010, p.5 en bijlage 3, p.21). Met ingang van het studiejaar 2010-2011 (september 2010) staan de herijkte opleidingscompetenties centraal in de beoordeling van stage en afstuderen (Nota afstuderen P&A 2010-2011 en Stagewijzer 2010-2011). Overweging In een heldere vergelijking tussen de eindcompetenties en de Dublin descriptoren maakt de opleiding voor het auditteam op overtuigende wijze duidelijk dat de opleidingscompetenties aansluiten bij internationale beschrijvingen van het hbo-bachelorniveau. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is.
14/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Bevindingen • De opleiding P&A ‘s-Hertogenbosch baseert haar voltijdse en deeltijds curricula op de kerntaken, zoals zijn geformuleerd en vastgelegd door het LOPA (Format P&A 2008+). Op basis daarvan zijn 17 opleidingscompetenties geformuleerd die het profiel van de opleiding weerspiegelen. Deze competenties zijn gerelateerd aan de beschrijvingen van de Dublin descriptoren, zoals vastgelegd in het Opleidingskader P&A 2010. • Het onderliggende beroepsprofiel, de competenties en het curriculumontwerp worden besproken met en geaccordeerd door de werkveldadviesraad (WAR), zoals ook blijkt uit bestudeerde notulen (notulen werkveldadviesraad, onder andere oktober 2009, februari en oktober 2008). Het auditteam stelt vast dat de WAR bestaat uit een relevante samenstelling van het beoogde beroepenveld. Notulen laten zien dat de opleiding regelmatig uitgangspunten en curriculum(inhoud) afstemt met de WAR en dat via deze raad een positief kritische inbreng vanuit het veld wordt verkregen. • De opleiding P&A lieert zich aan het landelijk vastgestelde profiel (zie facet 1.1) van het LOPA. Daarin is beschreven dat de opleiding P&A opleidt tot de HR-professional, aangezien het beroep ‘P&A’ niet bestaat. De HR-professional kan in een spectrum van rollen (beroepen) functioneren op het terrein van organisatieontwikkeling of van persoonlijke ontwikkeling. P&A ’s-Hertogenbosch richt zich in het bijzonder op de beroepen in een sociaal-bedrijfseconomische beroepscontext, zoals: de personeelsfunctionaris, de -consulent of de -adviseur, de Human Resource Manager of de personeel en organisatieadviseur. In het programma worden studenten via de stage, het afstuderen en de minorfase (en de individuele leerlijn bij de deeltijd) in staat gesteld te werken aan een voor hun gewenst profiel (zie verder facet 2.3). Overwegingen De opleiding laat op overtuigende wijze zien dat de eindkwalificaties van de opleiding het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar weerspiegelen. Zo blijkt uit bestudeerde documenten, zoals het Opleidingskader P&A 2010 en daarin verwoorde uitgangspunten. Het auditteam stelt vast dat de opleiding opleidt tot een breed inzetbare HR-professional binnen een sociaal-bedrijfskundige beroepscontext. Samenwerken, adviseren en relaties leggen en onderhouden staan hierin onder meer centraal. Met de gekozen invalshoek sluit de opleiding aan bij het landelijk opgestelde beroepsprofiel vanuit het LOPA. Ook wordt de gekozen invalshoek onderschreven door het beroepenveld van de opleiding, zo stelt het auditteam vast. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
15/64
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • De beroepspraktijk staat centraal in het voltijdse en deeltijdprogramma. Studenten werken ieder blok aan beroepsproducten die de actuele en relevante beroepscontext weerspiegelen. De beroepsproducten dienen als katalysator voor de ontwikkeling van de beoogde competenties. Vereiste kennis en vaardigheden worden voor de totstandkoming van beroepsproducten integraal ingezet en ontwikkeld. Ter ondersteuning van deze ontwikkeling worden vereiste kennis en vaardigheden ook apart aangereikt vooraf of parallel aan de integrale ontwikkeling van de competenties/beroepsproducten. • Beroepsproducten zijn direct ontleend aan de relevante beroepspraktijk. Deze worden door docenten al dan niet in samenspraak ontwikkeld en of uitgevoerd met partners uit het werkveld. Voltijdstudenten werken sommige beroepsproducten ook uit in de authentieke beroepscontext. Voor deeltijdstudenten geldt dat zij in hun eigen werkomgeving werken aan de beroepsproducten van de opleiding. Voorbeelden van beroepsproducten zijn een organisatieanalyse, een personeelsinstrument of een adviesrapportage. Het auditteam beoordeelt de beroepsopdrachten, de daarvoor gehanteerde casuïstiek, als actueel en relevant en van het gewenste niveau om de gevraagde competenties mee te ontwikkelen. • Kennis wordt integraal, via de ontwikkeling van beroepsproducten, en in aparte (ondersteunende) modulen aangeboden en getoetst (voltijd en deeltijd). Bij de ontwikkeling van vereiste kennis wordt gebruik gemaakt van relevante literatuur (literatuurlijst). Naast gerenommeerde titels maakt de opleiding gebruik van readers waarin relevante nationale en internationale (Engelstalige) artikelen zijn opgenomen. Het auditteam beoordeelt de ingezette literatuur en bronnen als relevant en van een goed niveau. Docenten dragen zorg voor het actueel houden van de gebruikte bronnen. Daarnaast brengen docenten veelvuldig nieuwe artikelen in binnen het onderwijs, zo blijkt uit de gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal. • In het programma verwerven studenten verschillende onderzoeksvaardigheden door in (kleine) opdrachten onderzoeksmethoden in te zetten. In de afstudeerfase van de opleiding werken studenten in een project gericht aan een probleemstelling binnen een organisatie waarvoor zij via het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek komen tot conclusies en aanbevelingen voor de opdrachtgever. Daarbij wordt van studenten gevraagd, dat zij aanbevelingen of gepresenteerde oplossingen financieel onderbouwen. In het afstudeerproject voeren studenten verschillende typen onderzoek uit, bijvoorbeeld een literatuurstudie, een veldonderzoek via interviews, een marktonderzoek of een
16/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
•
•
combinatie van activiteiten. De keuze hangt af van de vraagstelling en context waarin de eindopdracht wordt uitgewerkt. Voorafgaand aan de afstudeerfase worden studenten toegerust om de verschillende typen onderzoek uit te kunnen voeren. Beroepsvaardigheden worden systematisch ontwikkeld via blokken waarin de ontwikkeling van beroepsvaardigheden expliciet centraal staat: in de vaardighedenlijn. Het ontwikkelen van de gewenste sociale en communicatieve vaardigheden vindt plaats via trainingen, workshops en reflectie-opdrachten. Er worden bijvoorbeeld specifieke trainingen verzorgd, gericht op het voeren van ‘slecht nieuws’-gesprekken. Daarnaast worden specifieke instrumentele vaardigheden geoefend doordat studenten werken met het personeelsinformatiesysteem Mercash. Ook is nadrukkelijk aandacht voor zakelijk presenteren. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden staat verder centraal in de stage in het derde studiejaar (voltijd) en in de uitvoering van opdrachten in de eigen werkomgeving (deeltijd). Via de beroepsproducten waarborgt het programma dat studenten in aanraking komen met actuele ontwikkelingen in het vakgebied. In beroepsproducten, zoals een adviesrapportage, hebben studenten aandacht voor actuele wet- en regelgeving of zetten zij actuele media in. Bij sommige blokken maakt de opleiding gebruik van gastdocenten. Zij brengen een concrete actuele benadering vanuit hun praktijk in. De werkveldadviesraad informeert de opleiding verder regelmatig over actuele ontwikkelingen in het veld, notulen van de WAR laten dat zien. Ook onderhouden docenten diverse netwerken waar vanuit zij ontwikkelingen inbrengen in het curriculum (zie ook 3.1). Op die manier zijn actuele verbanden met het vakgebied gewaarborgd. De aandacht voor de beroepspraktijk beperkt zich niet tot de nationale omgeving. Aandacht voor een internationale oriëntatie vanuit de HR-professie wordt bijvoorbeeld gegeven in blok 4 ‘De P&O’er in de praktijk’. Daarnaast kunnen studenten hun stage (voltijd), afstuderen en/of minor (voltijd) in het buitenland volgen. Ook worden studenten in de gelegenheid gesteld om, via een specifiek aangeboden cursus, het Cambridge certificaat te halen. Evaluatiegegevens 2009 van studenten laten zien dat zij tevreden zijn over de voorbereiding op de beroepspraktijk en de aansluiting op actuele ontwikkelingen. In het gesprek met het auditteam wordt dit door studenten beaamd.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat kennisontwikkeling door studenten plaatsvindt via relevante en actuele vakliteratuur die van een goed niveau is. Zo wordt gebruik gemaakt van Engelstalige en wetenschappelijke artikelen die in jaarlijks herziene readers worden aangereikt. De toepassing van kennis vindt integraal, met de toepassing (en ontwikkeling) van beroepsvaardigheden, plaats binnen de projecten. Bestudering van het materiaal laat zien dat in de projecten wordt gewerkt aan beroepsproducten. Dit gebeurt op basis van actuele casuïstiek die is ontleend aan de beroepspraktijk. Eveneens vindt bij het werken aan beroepsproducten interactie met de beroepspraktijk plaats en voeren studenten onderzoeksactiviteiten uit. Verder stelt het auditteam vast dat voltijdstudenten daarnaast via stage en het afstuderen in aanraking komen met de beroepspraktijk, daar waar deeltijdstudenten opdrachten in de eigen werkomgeving uitvoeren. Binnen deze verschillende praktijksettingen wordt gericht
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
17/64
gewerkt aan de beoogde beroepsvaardigheden. Ook komen studenten hierbij in aanraking met actuele ontwikkelingen in het vakgebied welke zij worden geacht toe te passen in de producten die zij ontwikkelen. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • In het Opleidingskader P&A 2010 zijn overzichten van het voltijdse en deeltijdse curriculum opgenomen (zie bijlage 6). Beide curricula zijn op dezelfde uitgangspunten gebaseerd (zie onderwerp 1). Beide programma’s gaan uit vier studiejaren waarbij elk jaar is opgedeeld in vier blokken die thematisch zijn ingericht. • Het voltijd programma kent een opbouw in beheersingsniveaus en niveaus binnen de organisatie. Deze opbouw is gerelateerd aan de verschillende onderdelen van het model van prof. Paauwe (Opleidingskader P&A 2010): de opleiding start met aandacht voor de instrumentele aspecten van HRM in een ‘staande’ organisatie (operationeel niveau). Hierin komt de kennismaking met het vak en de instrumenten aan de orde. Vervolgens wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het organisatie- en beleidsniveau (tactisch niveau). Aan het eind van de opleiding komt HRM in een veranderende organisatie aan bod (strategisch niveau). • Het voltijd programma gaat daarnaast uit van een major- en een minorfase. Via de majorfase wordt gewerkt aan de beroepscompetenties (210 EC). In de minorfase werken studenten toe naar een voor hun gewenst profiel (2 keer 15 EC). De opleiding biedt drie verdiepende minoren aan: Human Resource Development en per september 2010 Recruitment en een doorstroomminor voor de masteropleiding Organisation Studies en de masteropleiding Human Resources Studies. Daarnaast kunnen studenten verdiepende en verbredende minoren volgen bij andere academies van Avans Hogeschool (zoals de minor Consultancy), andere hogescholen of in het buitenland. Het deeltijdprogramma kent een gezamenlijk programma van twee jaar voor de vier opleidingen van de academie. Dit programma is een breed managementprogramma, dat de deeltijdstudent P&A uitvoert in de beroepscontext van een HR-professional. De generieke competenties van de vier opleidingen van de academie staan in deze twee studiejaren centraal. Dit dekt een deel van het nagestreefde P&A-profiel af. In de twee P&A-specifieke studiejaren (derde en vierde jaar) staan de overige competenties centraal, zo blijkt uit de documenten Verantwoording deeltijdprogramma nieuwe stijl,
18/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
• • •
•
2002 en Verantwoording ontwerp managementprogramma DT 2007. Binnen de deeltijdopleiding werken studenten via persoonlijke ontwikkelplannen gericht aan de beoogde set P&A-competenties, zo laat het bestudeerde studiemateriaal zien. In het Opleidingskader P&A 2010 zijn de eindkwalificaties gerelateerd aan de onderwijsblokken (voltijd en deeltijd). Vervolgens zijn de onderwijsblokken inhoudelijk uitgewerkt in blokboeken. Op basis van bestudering van het curriculum en de blokblokken constateert het auditteam dat het programma een adequate vertaling is van de eindkwalificaties, zoals beschreven bij onderwerp 1. In de blokboeken is het onderwijs inhoudelijk uitgewerkt. Hierin staan de uitwerkingen van de competenties centraal die als leerdoelen fungeren voor studenten. Studenten tonen zich hierover tevreden in het gesprek met het auditteam. Voor de stage en het afstuderen zijn criteria geformuleerd die zijn afgeleid van de eindkwalificaties (Stagewijzer P&A 2009-2010 en Nota afstuderen 2009-2010). Bestudering van het programma, in het bijzonder de blokboeken, laat zien dat de inhoud van het programma studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te verwerven. Vanuit de onderwijscommissie (deeltijd en voltijd) wordt bewaakt dat de beoogde eindkwalificaties in de curricula worden afgedekt. Iedere vijf jaar wordt het programma hier grondig op herzien. Daarnaast worden inhoudelijke wijzigingen continu gestaafd aan het profiel waarvoor wordt opgeleid. Notulen van de onderwijscommissies laten dit zien. Evaluatieresultaten van studenten in Elsevier, de Keuzegids laten zien dat studenten van de opleiding de inrichting van het programma positief waarderen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de leerdoelen een adequate vertaling zijn van de onderliggende eindkwalificaties. In een duidelijk overzicht zijn de eindkwalificaties geconcretiseerd naar onderwijseenheden. In de uitwerking van de curricula zijn per blok leerdoelen en verwachtingen gepresenteerd. In de programmaonderdelen waarin beroepsproducten centraal staan, zijn dat de competenties en binnen ondersteunende programmaonderdelen (gericht op kennis of vaardigheden) zijn dat leerdoelen die van de competenties zijn afgeleid. Op basis van het bestudeerde materiaal stelt het auditteam verder vast dat de inhoud van de curricula op overtuigende wijze vanuit een sociaal-bedrijfskundig perspectief aandacht heeft voor de P van personeel binnen de verschillende beroepsopdrachten en de A van arbeid is vertegenwoordigd binnen onderwerpen zoals ‘arbeidsverhoudingen’, ‘arbeidsrelaties’ en ‘arbeid & gezondheid’. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
19/64
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Het programma is geënt op de vier leerlijnen van het onderwijsmodel van De Bie, te weten: - de integrale leerlijn: via beroepsproducten worden kennis en vaardigheden integraal ontwikkeld en summatief getoetst; - de kennisleerlijn: vereiste kennis om de beoogde competenties te ontwikkelen wordt binnen deze leerlijn aangeboden en afgetoetst; - de vaardighedenleerlijn: vereiste beroepsvaardigheden om de beoogde competenties te ontwikkelen worden binnen deze leerlijn ontwikkeld; - de individuele leerlijn (voltijd): via deze leerlijn werken studenten toe naar een voor hun gewenst profiel. De deeltijdstudent werkt aan zogeheten ‘Praktijkcomponenten’. • De leerlijnen lopen als rode draden door het programma. De leerlijnen dragen bij aan een samenhangend onderwijsprogramma. Zo worden competenties op steeds hogere beheersingsniveaus aangeleerd waardoor er sprake is van een concentrische opbouw. Een concentrische opbouw wordt ook bereikt doordat de mate van complexiteit binnen opdrachten/onderwijsblokken toeneemt, naarmate het programma vordert. Het model van Paauwe dient hierbij als leidraad en draagt bij aan een inhoudelijke samenhang (zie ook facet 2.2). • In het programma is er sprake van een horizontale samenhang doordat de inhoud van de leerlijnen is afgestemd op het thema dat in het betreffende blok centraal staat. Op die manier is de lesstof vanuit de kennislijn en de vaardighedenlijn complementair aan de integrale lijn. • Een samenhang tussen theorie en praktijkelementen in het programma vindt binnenschools plaats via de beroepsproducten waar studenten aan werken. Deze zijn ontleend aan de praktijk en weerspiegelen derhalve de actuele beroepspraktijk (vergelijk 2.1). Ook werken studenten aan beroepsproducten in de authentieke beroepspraktijk. In de voltijd lopen studenten stage en studeren zij af bij een externe opdrachtgever (profit, non-profit, nationaal of internationaal). Deeltijdstudenten zijn werkzaam in een relevante functie en praktijksetting waarin de verschillende beroepsproducten worden ontwikkeld. De werkomgeving van de deeltijdstudent wordt bij aanvang van de studie getoetst (zie facet 2.5). De competenties die de voltijdstudent verwerft in de minor, verwerft de deeltijdstudent via de praktijkcomponenten in zijn of haar werkomgeving. Dit wordt volgens het auditteam op een adequate wijze gestuurd vanuit de persoonlijke ontwikkelplannen van de studenten. • Inhoudelijk samenhang in het programma komt voort uit navolging van het model van prof. Paauwe. Vanuit deze visie wordt de betekenis van programmaonderdelen voor het beroep versterkt. Op grond van materiaalbestudering is het auditteam hiervan overtuigd. • De onderwijscommissie van P&A ziet toe op de horizontale en verticale samenhang in het programma. Daarbij wordt gebruik gemaakt van evaluatie-uitkomsten van studenten (STO en HBO-Monitor). Ook wordt de samenhang tussen studieonderdelen door de onderwijscommissie besproken in panelgesprekken met studenten (notulen panelgesprekken).
20/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
Studenten waarderen de samenhang van het onderwijsprogramma in het Studenttevredenheidsonderzoek 2009 van Avans positief. Ook in het gevoerde gesprek met het auditteam geven studenten aan een inhoudelijke samenhang te ervaren.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het programma van zowel de voltijd als de deeltijd, zij het op verschillende wijze, overtuigend een inhoudelijke samenhang laten zien. Leerlijnen in het programma dragen bij aan een inhoudelijk samenhangend programma. Een inhoudelijke samenhang wordt verstevigd door de inbedding van de visie van prof. Paauwe. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De opleiding streeft een studeerbaar programma na met een evenwichtige studielast. Uitgegaan wordt van 60 EC per studiejaar, 15 EC per onderwijsblok: 40 uur per week. Binnen de voltijd wordt daarbij uitgegaan van een gemiddeld aantal contacturen van 13 uur per week. Daarnaast werken studenten in projecten samen en voeren zij zelfstudie uit. In de deeltijd is ongeveer 8 uur per week ingeroosterd waarnaast studenten ten minste 24 uur per week werken in een relevante functie en zelfstudie uitvoeren. • De opleiding doet regelmatig onderzoek naar de ervaren studielast van studenten via blokevaluaties en panelgesprekken met studenten. Op basis van evaluatie-uitkomsten zet de opleiding verbetermaatregelen in. Evaluatie-uitkomsten laten zien dat de ervaren studielast gemiddeld overeenkomt met de genormeerde studielast. In gesprekken met studenten geven studenten aan dat zij een reële studielast ervaren. • De studievoortgang van studenten wordt gestimuleerd door verschillende drempels in het studieprogramma. Zo maakt de opleiding onder meer gebruik van een bindend studieadvies. Studenten moeten ten minste 52 EC behaald hebben voor het einde van het eerste jaar om de studie te mogen voortzetten (voltijd en deeltijd). Daarnaast moeten studenten de propedeuse binnen twee jaar halen (Onderwijs- en Examenregeling 20092010). In het gesprek met het auditteam geven studenten aan dat onderzoek- en statistiek wel eens als struikelvak wordt ervaren door studenten, maar dat dit niet tot ernstige vertraging leidt. • Ook hanteert de opleiding een stage- en een afstudeerdrempel. Studenten mogen starten met de stage wanneer zij in het bezit zijn van een propedeusecertificaat of zijn vrijgesteld van het propedeusecertificaat of een daaraan gelijkwaardig pakket pakket; drie van de vier methodiekblokken (beroepsproducten en tentamens methodieklijn); twee van de drie onderdelen uit de vaardighedenlijn; en alle onderdelen van de individuele leerlijn hebben gerealiseerd. Voltijdstudenten mogen aan de afstudeerstage beginnen
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
21/64
•
•
•
•
wanneer zij de volgende studieonderdelen hebben behaald: de propedeuse, H1 tot en met H4 alsmede H8 en de derdejaarsstage (zie ook bijlage 6). Voor de deeltijdstudenten geldt, dat zij aan de afstudeerstage te mogen beginnen wanneer zij de propedeuse, H1 tot en met H4 en de praktijkcomponent en de projecten uit het derde jaar helemaal afgerond moeten hebben. Om het eindgesprek te mogen voeren, moeten alle andere studieonderdelen uit het curriculum zijn behaald. (Onderwijs- en Examenregeling 20092010 en Blackboard) Voor studenten is het onderwijs uitgewerkt in de blokboeken. Deze zijn allemaal digitaal in te zien via de elektronische leeromgeving Blackboard. Per studieonderdeel is in het blokboek informatie gegeven over het aantal studiebelastingsuren, leerdoelen, werkvormen en de wijze van toetsing. De groepsindeling, lesroosters, tentamen- en inzageroosters zijn beschikbaar op Avans portal en in te zien via Blackboard. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat zij tevreden zijn over de informatievoorziening. Via het studievoortgangprogramma van de opleiding kunnen studenten hun studievoortgang inzien. Studenten krijgen de uitslag van gemaakte toetsen binnen 15 werkdagen na het maken van een toets. Per toets hebben studenten één herkansing per jaar. Een training wordt één keer per jaar aangeboden. In de voltijdopleiding heeft elke student in de propedeuse een klassenmentor. In de propedeuse zijn elk blok voortgangsgesprekken tussen de mentor en de student. In het tweede studiejaar en H8 worden voltijdstudenten gecoacht in de individuele leerlijn. Dit gebeurt via plannen en rapportages die studenten systematisch maken om hun individuele ontwikkeling vorm te geven en te sturen. De studieloopbaan van de student is een vast gespreksonderwerp met de coach. Ook wordt de studievoortgang van de student besproken. Deeltijdstudenten hebben in het eerste en het tweede studiejaar het onderdeel Praktijkcomponent waarin sturing wordt gegeven aan de individuele ontwikkeling via plannen en rapportages die studenten systematisch maken en waarbij wordt stilgestaan bij de studievoortgang van de student. Studenten geven in evaluaties blijk van tevredenheid over de ervaren studielast. In het gesprek met het auditteam wordt dit door studenten bevestigd.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding een studeerbaar programma biedt doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Daarvoor bevat het programma drempels in het eerste jaar en voorafgaand aan de stage en het afstuderen en biedt de opleiding studiebegeleiding die is gericht op de studievoortgang van studenten. Studenten zijn hierover zeer tevreden. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
22/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • Studenten met een vwo, havo of mbo-diploma kunnen instromen in de opleiding (Onderwijs- en Examenregeling 2009-2010). Aspirant studenten met een mbo-diploma Commercieel medewerker marketing & communicatie, Commercieel medewerker banken verzekeringswezen, administratief juridisch medewerker of Sociaal juridisch medewerker kunnen in een verkort opleidingsprogramma instromen van 3,5 jaar, mits zij in februari instromen. • Aspirant studenten met een vwo-diploma kunnen de opleiding in drie jaar doorlopen (Studiegids en Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010). • Studenten van 21 jaar en ouder, die niet voldoen aan de gestelde instroomeisen, kunnen via een instroomprocedure toegelaten worden tot de opleiding. In deze procedure wordt de geschiktheid voor de opleiding bepaald. Daarbij wordt stilgestaan bij de gehanteerde werkvormen en wordt de gewenste minimale beheersing van de Nederlandse taal beoordeeld (NT2). • Om toegelaten te worden tot het deeltijdprogramma moet de student beschikken over een relevante werkplek op ten minste mbo-niveau waarvoor de student managementondersteunende taken uitvoert voor ten minste 16 uur per week. Wanneer hier niet volledig aan kan worden voldaan, zal de student een stage moeten lopen (Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010). • Voor de deeltijd zijn daarnaast mogelijke vrijstellingen voor zij-instromers beschreven (Toelatingseisen en Vrijstellingenbeleid deeltijd AMB). Ook kunnen studenten met een ervaringscertificaat in aanmerking komen voor een verkort programma. De Examencommissie kent in dergelijke situaties vrijstellingen toe. • De verschillende routes die het programma aanbiedt sluiten aan op de verschillende achtergronden van studenten. Daarmee sluit het programma aan op de verschillende inhoudelijke niveaus die de vooropleidingen kenmerken. • AMB onderhoudt contacten met verschillende instellingen voor voortgezet onderwijs in zuidelijk Nederland om aansluiting met het hbo-programma af te stemmen en te bevorderen (inhoud en werkvormen). Ook participeert de opleiding in een doorstroomproject met de mbo-instelling Koning Willem I College om de doorstroom van het mbo naar het hbo af te stemmen. De opleiding geeft aan dat een soortgelijk traject is gestart met het ROC Tilburg. • Aansluiting qua vorm is gewaarborgd via een breed palet aan werkvormen waarbij via een gepaste opbouw van complexiteit wordt gewerkt aan projecten. Daarbij verzorgt de opleiding diverse activiteiten voor aankomende studenten om hen bekend te maken met het onderwijs binnen de opleiding, zoals: - open dagen en avonden (4 maal per jaar);
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
23/64
-
•
profielevent (4 maal per jaar, gericht op scholieren van 3 havo, waarbij aspirant studenten de mogelijkheid wordt gegeven om op Avans bij een door de leerling gekozen sector, passend bij het profiel dat deze leerling heeft gekozen, sfeer te komen proeven); - proefstuderen (2 maal per jaar, gericht op havo/vwo-studenten en mbo-studenten); - mbo-middag (1 maal per jaar, gericht op alle mbo’ers in de regio); - meeloopdagen, op aanvraag van een potentiële student, gericht op studenten van 5 havo; - decanenmiddag (2 maal per jaar). Evaluatieresultaten van studenten laten zien dat zij de aansluiting met de vooropleiding als positief beoordelen. In het gevoerde gesprek zijn studenten vooral ook tevreden over de begeleiding die zij van docenten krijgen wanneer zij hier belemmeringen in ervaren.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding inhoudelijk is geënt op het voortgezet onderwijs en aansluitende mbo-programma’s. De opleiding hanteert heldere instroomprocedures voor de voltijd en de deeltijd. Ook is er volgens het auditteam sprake van een goede uitwisseling en informatievertrekking tussen de opleiding en betreffende opleidingsinstanties (voltijd). Om een inhoudelijke aansluiting te bevorderen geven docenten van de opleiding bijvoorbeeld les in onderzoek en statistiek. Hiermee speelt de opleiding ook daadkrachtig in op het tegengaan van uitval. Qua werkvormen sluit de opleiding aan op het voorgaande onderwijs doordat in de opzet de moeilijkheidsgraad van projecten aansluit; studenten komen stapsgewijs met complexere projecten in aanraking (voltijd). Binnen de deeltijd is aandacht voor de individuele situatie van de student. Via diverse activiteiten waarborgt de opleiding dat studenten goed geïnformeerd zijn over de vormgeving van het onderwijs. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/European credit points. Bevinding • De opleiding (voltijd en deeltijd) bestaat uit 240 EC, verdeeld over vier studiejaren van 60 EC. De verdeling van studiepunten is vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010 en zichtbaar gemaakt in de Studiegids. Overweging Het auditteam stelt vast dat de voltijd en deeltijd varianten van de opleiding voldoen aan de formele eis met betrekking tot de omvang van het curriculum.
24/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • In het programma staat de ontwikkeling van competenties via de relevante beroepspraktijk centraal. De ontwikkeling van de competenties is vormgegeven vanuit een sociaal constructivistische visie waaraan wordt gewerkt binnen de vier verschillende leerlijnen die door het programma lopen (zie ook facet 2.3). In het Opleidingskader P&A 2010 heeft de opleiding de grondslagen en opzet van het voltijd- en deeltijdprogramma beschreven. • Binnen thematisch ingericht blokken werken studenten aan beroepsproducten waarmee zij de beoogde competenties ontwikkelen. Telkens worden competenties via beroepsproducten op een hoger niveau in een grotere mate van complexiteit ontwikkeld. Binnen het deeltijdprogramma ligt een minder groot accent op het verwerven van P&A competenties. De nadruk ligt meer op het verwerven van de management gerelateerde competenties. Er wordt bijvoorbeeld Organisatiekunde gegeven en verschillende vakken op het gebied van Personeelsmanagement. Het persoonlijk ontwikkelplan van de deeltijdstudent is hierbij leidend. • Binnen de voltijd wordt de ontwikkeling van de competenties het meest concreet gestuurd vanuit de integrale leerlijn waarin studenten via het opleveren van beroepsproducten laten zien bepaalde competenties te hebben toegepast. Over de wijze waarop dat ontwikkelproces heeft plaatsgevonden, leggen studenten individueel verantwoording af via procesverslagen. Ter ondersteuning van de gewenste ontwikkeling van de competenties wordt binnen de projecten de vereiste kennis en beroepsvaardigheden aangeleerd welke eveneens individueel worden ontwikkeld en beoordeeld (summatief en formatief). • Bestudering van de blokboeken laat zien dat binnen een blok competenties (integraal) en kennis en vaardigheden apart worden ontwikkeld via een diversiteit aan werkvormen. Binnen de voltijd werken studenten veelal via projecten aan hun competenties. Daarvoor nemen zij deel aan werkcolleges en hoorcolleges. Daarnaast volgen zij lessen om kennis te ontwikkelen en nemen zij deel aan trainingen, workshops of coachingsbijeenkomsten. Het auditteam constateert dat de opleiding via de invulling van de opdrachten, door verschillende beroepsproducten en casuïstiek, een variëteit in het onderwijs aanbrengt. Daarbij waarborgt de opleiding dat iedere student binnen de groepsopdracht de individueel beoogde competenties ontwikkelt. Binnen de deeltijd wordt meer individueel gewerkt wat past bij de situatie van de deeltijdstudent. Zowel deeltijd als voltijdstudenten zijn zeer tevreden over de werkvormen die de opleiding inzet.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
25/64
•
•
De individuele leerlijn is gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de student als HR-professional. Via verschillende activiteiten binnen deze leerlijn kunnen studenten een eigen kleur geven aan hun profiel. Via de studiebegeleiding wordt bewaakt dat deze individuele profilering past binnen de competenties. Studenten geven in verschillende evaluaties aan dat zij tevreden zijn over de variëteit in werkvormen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept waar de opleiding zich op baseert goed is uitgewerkt in het Opleidingskader P&A 2010: via projecten die thematisch worden aangeboden, wordt vanuit een sociaal constructivistische visie op leren de gewenste competentieontwikkeling bij studenten gerealiseerd. Om deze ontwikkeling te realiseren, zet de opleiding passende werkvormen in en fungeert de beroepspraktijk op passende wijze als katalysator voor de gewenste competentieontwikkeling. Ook stimuleren de ingezette werkvormen een ontwikkeling naar een professionele mate van zelfstandigheid bij studenten. Met het didactisch concept en de werkvormen wordt adequaat aangesloten op de beoogde doelstellingen. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • De opleiding heeft uitgangspunten voor toetsing en beoordeling beschreven in het Opleidingskader P&A 2010. Centraal in de toetsing staat het beroepsproduct waar studenten ieder blok aan werken. Bij de beoordeling van groepsproducten worden zowel de prestaties van de groep als van de individuele student beoordeeld. • De examencommissie ziet toe op naleving van de uitgangspunten die gelden voor beoordeling en toetsing en is formeel verantwoordelijk voor het toekennen van studiepunten en diploma-afgifte aan studenten. • Binnen de integrale leerlijn worden ‘gehele competenties’ getoetst en binnen de kennisen vaardighedenleerlijn worden deelcompetenties (kennis/vaardigheden) getoetst. • De opleiding hanteert verschillende toetsvormen binnen de vier leerlijnen. In de integrale leerlijn staat het beroepsproduct centraal. In de beroepsproducten constateert het panel een opbouw in moeilijkheidsgraad. Studenten werken eerst met cases en later in de opleiding met projecten, zoals de stage en het afstuderen. Studenten worden in de integrale leerlijn zowel individueel als in groepen beoordeeld. In de kennisleerlijn maakt de opleiding gebruik van schriftelijke en individuele toetsen. In de vaardighedenleerlijn toetst de opleiding beroepsvaardigheden in de tentamenopdracht, die soms tijdens lestijden wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld presentatievaardigheden), maar ook in de vorm
26/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
van praktijktoetsen. Onderdelen van de kennis- en de vaardighedenleerlijn worden mede in de integrale leerlijn getoetst (stage en afstuderen). De toetsing in de individuele leerlijn vindt voornamelijk plaats door verslagen en voortgangsgesprekken. Binnen de minor blijft de beoordeling van vaardigheden wat betreft het auditteam wat onderbelicht. • Deeltijdstudenten werken (in plaats van de individuele leerlijn) aan praktijkcomponenten waarvoor zij een persoonlijk ontwikkelplan schrijven en hier structureel op reflecteren. • De opstelling en ontwikkeling van toetsen is de taak van de examinator. De examinator is een docent van de opleiding en aangesteld door de directie om voor een blok of onderdeel daarvan de toetsing te verzorgen. Bij het opstellen van de toetsen vindt collegiale feedback plaats, zo zijn er meerdere docenten betrokken bij constructie, kwaliteitscontrole en het afnemen en beoordelen van de toetsen. Steeds is één docent eindverantwoordelijk voor de coördinatie rondom toetsing. • Studenten krijgen feedback op de gemaakte toetsen tijdens inzagemomenten. Daarbij geven studenten aan dat zij op ieder gewenst moment hun docenten kunnen benaderen om feedback te vragen. • Het auditteam heeft diverse toetsen ingezien. Het auditteam stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van kwalitatief goede en gevarieerde toetsen. Het vindt dat de toetsen van voldoende niveau zijn, aansluiten op het onderwijs en inzichtelijke en relevante vragen bevatten. • Voor de voltijd zijn de eisen met betrekking tot de stage vastgelegd in de Stagewijzer P&A 2009-2010. Hierin zijn de beoogde competenties duidelijk herleidbaar. De eisen aan de stageplaats en de verschillende verantwoordelijkheden zijn helder omschreven voor studenten. Het auditteam heeft verschillende stageverslagen bestudeerd en is van mening dat studenten in relevante werkomgevingen beroepsvaardigheden ontwikkelen. Daarbij heeft de praktijkbegeleider vanuit de opdrachtgever een stem in de beoordeling van de student. • De eisen rond het afstuderen zijn vastgelegd in de Afstudeerwijzer P&A 2009-2010 (zie ook facet 6.1). Deze zijn duidelijk beschreven voor studenten. Studenten studeren in duo’s af. Het auditteam constateert dat de opdrachten waaraan studenten werken daar op zijn afgestemd wat betreft omvang en complexiteit. Studenten leveren ook ieder een procesverslag op basis waarvan zij individueel worden beoordeeld. Voor elk afstudeerduo is vanuit de opleiding een eerste en tweede afstudeerbegeleider beschikbaar. De eerste begeleider verzorgt inhoudelijke en procesbegeleiding, de tweede begeleider leest mee en beoordeelt producten van het afstudeerduo. Beide begeleiders fungeren als beoordelaar bij de verdediging. Daarnaast wordt een externe deskundige bij de beoordeling betrokken. De opdrachtgever (afstudeerbegeleider) adviseert in de beoordeling van beide studenten. Het auditteam heeft verschillende beoordelingen van afstudeerwerken gezien en beoordeelt de wijze waarop deze zijn beoordeeld niet allemaal als even transparant. In het bijzonder de argumentatie van de individuele verschillen in beoordelingen van studenten vindt het auditteam voor verbetering vatbaar. • Evaluatieresultaten laten zien dat studenten zeer tevreden zijn over de aansluiting van de toetsing op het onderwijs. Het auditteam herkent dat. Minder tevreden zijn studenten over organisatieaspecten rondom de toetsing, zoals over nakijktijd.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
27/64
Overwegingen Op grond van de gevoerde gesprekken stelt het auditteam vast dat docenten toetsen op een gedegen wijze ontwikkelen. Documentatie getuigt hier ook van. Via onderlinge afstemming bewaken docenten zoveel mogelijk een gewenste intersubjectiviteit. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dit te herkennen. Voorts constateert het auditteam dat de opleiding passende toetsvormen inzet om de beoogde doelstellingen te bereiken. Verschillende voorbeelden laten dit zien. Over toetsen en beoordelingen wordt verder helder gecommuniceerd via daarvoor opgestelde documentatie, zoals blokboeken, studiewijzer en de afstudeerhandleiding. Met betrekking tot het afstuderen stelt het auditteam vast dat de opleiding de systematiek waarbij in duo’s wordt afgestudeerd goed heeft doordacht. Opdrachten bieden qua omvang en inhoud voldoende mogelijkheden voor twee studenten om de vereiste kwalificaties te laten zien. De opleiding kan, binnen de systematiek die bij het beoordelen van het afstudeerresultaat wordt gehanteerd, de weging die ten grondslag ligt aan het eindoordeel van de individuele student meer transparant maken. Helder dient te zijn wat individuele bijdrage is van een student, evenals de kwaliteit hiervan en hoe deze wordt beoordeeld. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • De academie heeft haar personeelsplan vastgelegd in het Personeelsplan AMB 20082010. Dit personeelsplan wordt tweejaarlijks bijgesteld. Hierin is vastgelegd dat contacten met de beroepspraktijk integraal onderdeel zijn van de functievereisten voor docenten. In het Opleidingsjaarplan (2009 en 2010) formuleert P&A doelen en activiteiten om de relaties met het beroepenveld te versterken. Zo is ‘ervaring in de beroepspraktijk’ één van de selectiecriteria bij de werving van nieuwe docenten. • De opleiding heeft op de verschillende niveaus van docent, de opleiding en de academie bewust en systematisch aandacht voor contacten met de beroepspraktijk. Het auditteam is onder de indruk van de wijze waarop de opleiding, in het bijzonder de docenten, diverse contacten onderhouden met het beroepenveld en input daaruit inbrengen in het onderwijs. Dit wordt geborgd in een systematiek waarbij activiteiten planmatig worden uitgevoerd en geëvalueerd, passend binnen het Businessplan AMB, het Opleidingsplan
28/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
•
P&A en de individuele persoonlijke ontwikkelplannen van docenten. De erkenning die de academie heeft als investor in people onderschrijft een succesvolle werkwijze van deze systematiek. Het auditteam heeft de 20 curricula vitae van de docenten van de opleiding P&A bestudeerd en stelt vast dat de docenten beschikken over relevante specifieke p&o-ervaring alsmede meer brede HR-ervaring. Docenten worden zowel binnen het voltijd- als het deeltijdprogramma ingezet. Vanuit hun rol zijn zij allemaal betrokken bij de begeleiding van stagiaires en afstudeerders. Hiervoor bezoeken zij meerdere malen de organisatie waarin studenten werken aan de betreffende opdracht. Daarnaast maken docenten actief gebruik van hun netwerk, waarin zij bijvoorbeeld presentaties of workshops verzorgen en waar vanuit zij gastdocentschappen halen. Ook hebben zij de mogelijkheid om docentstages te lopen. Hier is door drie docenten ook gebruik van gemaakt, wanneer dat past bij hun ontwikkeling. Docenten uiten zich zeer tevreden over de mogelijkheden die zij krijgen om zich in samenspraak met het werkveld te ontwikkelen. Op basis van de bestudeerde documentatie stelt het auditteam vast dat vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk op verschillende manieren zijn betrokken bij de opleiding: als opdrachtgever voor beroepsproducten, als gastdocent, als medeontwikkelaar van een minor. Daarnaast zet de opleiding gastdocenten in. De inhoudelijke deskundigheid van docenten wordt door studenten in het STO 2009 met een 3.9 gewaardeerd, praktijkgerichtheid met een 4. In de HBO-Monitor waarderen alumni de inhoudelijke deskundigheid van docenten en de praktijkgerichtheid beide met het rapportcijfer 7,5. In het gesprek met het auditteam beamen studenten deze positieve score. Zij geven aan de praktijkervaring van docenten als een pluspunt van de opleiding te ervaren.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding de contacten van docenten met de beroepspraktijk zowel in beleid als in activiteiten concreet heeft vorm gegeven. Op grond van bestudeerde curricula vitae en de gevoerde gesprekken waarin concrete voorbeelden aan de orde zijn gekomen, stelt het auditteam vast dat het docententeam op zeer overtuigende wijze een verbinding legt met de beroepspraktijk. Dit geld ook voor het betrekken van werkveldvertegenwoordigers bij de opleiding. Het auditteam is van mening dat de opleiding als spil fungeert waarin de beroepspraktijk en het onderwijs elkaar ontmoeten; beide werken samen bij de ontwikkeling, uitvoering en beoordeling van het onderwijs. Daarbij voert de opleiding nadrukkelijk de regie. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
29/64
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • De opleiding P&A heeft een docentformatie van 15,61 fte, verdeeld over 18 docenten. Docenten worden zowel binnen de voltijd als de deeltijd ingezet. • De streefwaarde voor de docent-student ratio is 1:26. De feitelijke ratio op de peildatum 01-11-2009 is 1:26,8. De docent-student ratio is op het moment van de visitatie 1:26,4. • De opleiding hanteert het rekenprincipe van gemiddeld 9 docentbelastingsuren per student per blok. Docenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat dit voldoende is voor de uitvoering van hun taken. • In de propedeuse worden per week 13 contacturen ingeroosterd. Lesuitval wordt zo veel mogelijk tegengegaan. Op grond van de gevoerde gesprekken stelt het auditteam vast dat lesuitval nauwelijks voorkomt. • De opleiding P&A conformeert zich aan de streefwaarden van de academie voor de gewenste verhoudingen in het personeelsbestand, die representatief zijn voor het uitgezette personeelsbeleid. Zo streeft AMB naar 5% docenten in schaal 10, 50% in schaal 11 en 45% in schaal 12. De feitelijke situatie op het moment van de visitatie is: 3% in schaal 10, 37% in schaal 11 en 60% in schaal 12 (Startdossier Personeel & Arbeid). • Een andere belangrijke streefwaarde is dat het arbeidsgerelateerde verzuimpercentage lager is dan 3%. Het recente verzuimpercentage binnen de academie is 5,5%. • In het STO van 2009 beoordelen studenten de bereikbaarheid van docenten met een 3.6. Alumni beoordelen in de HBO-Monitor 2009 de beschikbaarheid van docenten met het rapportcijfer 7.3. In het gesprek met het auditteam geven studenten aan dat zij tevreden zijn over de bereikbaarheid van docenten. Dit geldt voor zowel deeltijd- als voltijdstudenten. • Onderzoek uit 2008 onder werknemers van geheel Avans wijst uit dat de werkdruk nader onderzocht moet worden. Het gesprek met docenten geeft geen blijk van ervaren werkdruk. Sterker nog het auditteam heeft een zeer bevlogen docententeam gesproken, dat over de gehele linie op overtuigende wijze vooral werkplezier ervaart. Overwegingen Het auditteam beoordeelt de kwantitatieve data toereikend om het onderwijs van de gewenste kwaliteit te verzorgen. Daarbij geven docenten aan geen werklast te ervaren, maar vooral werkplezier. Studenten geven in het gesprek met het auditteam verder aan dat zij de docenten als goed bereikbaar en betrokken ervaren. Vertegenwoordigers van het werkveld beamen dat de docenten betrokken zijn en beschikbaar zijn om mee te denken. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
30/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • De opleiding volgt de visie op inzet van personeel zoals uitgevoerd en geformuleerd door de academie (Personeelsplan AMB 2008-2010). Hierin staan twee hoofddoelstellingen centraal: - ‘De competente medewerker in de lerende academie’: in 2010 is de academie een aantrekkelijke werk- en leeromgeving voor op ontwikkeling en samenwerking gerichte professionals. - ‘De ondernemende en omgevingsgerichte academie’: in 2010 is de academie sterk gericht op de omgeving, zowel buiten als binnen Avans. • Bestudering van de curricula vitae van docenten laten zien dat docenten over de nodige vakinhoudelijke, onderwijskundig en organisatorische kwaliteiten beschikken. Het overgrote deel van de P&A docenten (72%) heeft een mastergraad, in een relevant domein, zoals economie, arbeids- en organisatiepsychologie of personeelsmanagement. Van de overige vijf docenten heeft één de masterstudie bijna afgerond. Vier docenten maken deel uit van de kenniskring van het lectoraat HRM, één heeft hier twee jaar deel van uitgemaakt. De opleiding geeft aan dat in de afgelopen functioneringsgesprekken (december 2009 – januari 2010) is besloten dat twee docenten van de opleiding deel gaan nemen aan een van de kenniskringen op het gebied van veiligheid. • De cv’s van docenten van de opleiding laten ook zien dat verschillende relevante werkvelden zijn vertegenwoordigd, zoals personeelsmanagement, organisatiekunde, psychologie, (arbeids)recht en onderzoek. • Nieuwe medewerkers worden in het eerste jaar voor 80% ingezet en krijgen begeleiding van een ervaren collega. Vanuit Avans en vanuit de AMB worden introductieprogramma’s verzorgd. Beginnende docenten zijn didactisch geschoold of halen hun didactische aantekening door het volgen van een cursus bij een gecertificeerd in- of externe aanbieder. • Docenten zijn voor 10% van hun jaartaak, bij een fulltime dienstverband is dit 166 uur. vrijgesteld voor deskundigheidsbevordering. Daarmee voorziet de AMB in meer uren dan de CAO als minimaal voorschrijft (1,4% van de loonsom). Daarnaast reserveert de academie aanvullend in haar budget 2,5% voor externe studiedagen, cursussen en opleidingen. Docenten geven in het gesprek met het auditteam dat aanvragen voor scholing en ontwikkeling altijd worden gehonoreerd. • Scholingsafspraken worden per medewerker vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelingsplan, dat centraal staat in functionerings- en beoordelingsgesprekken die systematisch plaatsvinden. De AMB heeft in 2006 en 2008 het keurmerk Investor in People behaald. Dit betekent onder andere dat medewerkers door middel van functionerings- en beoordelingsgesprekken actief betrokken zijn bij hun eigen ontwikkeling. De filosofie van AMB is dat docenten gestimuleerd worden om nieuwe inzichten in het onderwijs in te passen en uit te voeren.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
31/64
•
•
Er zijn academiebrede studie- en trainingsdagen over onderwijskundige en didactische onderwerpen en het lectoraat HRM verzorgt jaarlijks vier scholingsactiviteiten. Dit betreffen bijvoorbeeld kennisbijeenkomsten waarbij auteurs zoals Kluytmans en Paauwe aanwezig zijn. Sinds januari 2009 verzorgt de AMB een eigen cursus ‘basiscoach’ om docenten te ondersteunen in hun rol als coach van de studenten. Op het moment van de visitatie coachen enkele docenten alumni van de opleiding. Op academieniveau is voor masterstudies of promotietrajecten voor drie personen elk 0,1 fte beschikbaar. Vooralsnog nemen hier drie docenten van de opleiding aan deel. Op grond van gevoerde gesprekken, waaronder met de lector, stelt het auditteam vast dat zes docenten betrokken zijn geweest bij onderzoeksactiviteiten van het lectoraat (‘Effectiviteit van competentiemanagement’ en ‘HRM in het MKB’). Uitkomsten zijn in bijeenkomsten met het werkveld en op studiedagen van de opleiding besproken. Ook is dit materiaal ingebracht in het onderwijs van de opleiding. Medewerkers zijn zeer tevreden over hun ontwikkelingsmogelijkheden. Dit blijkt uit de review IiP en het onderzoek aantrekkelijke werkgever. In het gesprek met het auditteam wordt dit door docenten bevestigd. Zij beamen hun tevredenheid over de ontwikkelingsmogelijkheden die zij hebben. In de HBO-Monitor, de Keuzegids en het Elsevieronderzoek van 2008 en in het STO 2009 tonen studenten zich tevreden met de kwaliteit van hun docenten.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Daarbij constateert het auditteam dat het personeel zeer bevlogen is richting het uitvoeren, ontwikkelen en innoveren van het programma. Studenten zijn zeer enthousiast over de inhoudelijke kwaliteiten van docenten, in het bijzonder over de actuele voorbeelden die zij vanuit hun ervaring en netwerken inbrengen. De opleiding heeft voor dit facet een excellente beoordeling aangevraagd. Daarvoor heeft zij via tevredenheidsonderzoeken onder studenten aangegeven hoe zij op dit punt in positieve zin beter scoort ten opzichte van andere P&A-opleidingen. Hoewel het auditteam geen enkele twijfel heeft over de inhoudelijke capaciteiten, ziet het ook ontwikkelmogelijkheden, bijvoorbeeld op het gebied van internationaliseren en onderzoek, zoals het uitbouwen van projecten vanuit het lectoraat. De samenstelling van het docententeam - de inhoudelijke kwaliteit die het vertegenwoordigt - wijkt, in de ogen van het auditteam, vooralsnog niet zover in positieve zin af dat een oordeel excellent aan de orde is. Daarmee wil het auditteam niet iets afdoen aan een heel goed gekwalificeerd bevlogen team. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
32/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • Beleid met betrekking tot huisvesting en materiële voorzieningen wordt op hogeschoolniveau ontwikkeld. Academiedirecties oefenen invloed uit via locatieoverleg. Afspraken over dienstverlening aan academies en opleidingen worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten. Op hogeschoolniveau is een aantal algemene voorzieningen geregeld, zoals kantine- en sportfaciliteiten. • De AMB beschikt voor haar opleidingen over diverse (hoorcollege)zalen, lokalen, ruimtes om individueel of in groepen te werken en een talenpracticum. Xplora is een multifunctionele (fysieke) leeromgeving met een mediatheek, werplekken en computerfaciliteiten. Xplora voorziet voor studenten in de behoefte aan literatuur of digitale naslagmogelijkheden. • Docenten hebben vaste werkplekken. Studenten vertellen dat ze daar hun docenten goed kunnen bereiken en dat de deuren letterlijk en figuurlijk open staan. • Belangrijke onderwijsondersteunende activiteiten vanuit de hogeschool betreffen ICT voorzieningen, facilitaire zaken, roosteren en tentamineren. De AMB heeft daarnaast een eigen ICT-beleid, van waaruit de opleiding P&A een pilot is gestart, waarbij in gesproken tekst, digitaal, uitleg wordt gegeven over te bestuderen vakliteratuur. • De opleiding P&A maakt gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard. Voor iedere onderwijseenheid is een Blackboard Course beschikbaar. De auditcommissie heeft inzage gehad in Blackboard en vastgesteld dat de informatievoorziening adequaat functioneert. • De opleiding signaleert dat er door de stijging van het aantal studenten in ’sHertogenbosch krapte is ontstaan in het gebouw en met betrekking tot de voorzieningen. Deze krapte wordt vanaf november 2008 opgevangen met noodlokalen en in september 2009 is het besluit genomen om het gebouw uit te breiden. In het STO 2009 waarderen studenten de voorzieningen met het rapportcijfer 6.6. • Hogeschoolbreed is per tien studenten één computer beschikbaar. De studenten plaatsen kritische noten bij de ICT-voorzieningen, waarvoor zij de score 2.4 (op een vijfpuntsschaal) geven. Dit betreft vooral het gebrek aan werkplekken en stopcontacten voor hun laptops. Met ingang van 2009-2010 heeft de hogeschool daarom nieuwe studentwerkplekken met aansluitingen voor laptops gecreëerd. Tevens wordt er aan nog meer uitbreiding gewerkt. Overwegingen Voor de uitvoering van het onderwijsprogramma beschikt de opleiding over goed geoutilleerde onderwijsruimtes. Het auditteam heeft tijdens een rondleiding kunnen zien dat de onderwijsruimten en voorzieningen toereikend zijn om het onderwijs naar wens uit te voeren. Daarbij wordt Blackboard adequaat ingezet om het onderwijs te ondersteunen. De hogeschool heeft krapte in het gebouw gesignaleerd en daarvoor maatregelen getroffen. Studenten beoordelen in het STO 2009 de faciliteiten met een ruime voldoende. Over de
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
33/64
ICT-voorzieningen zijn zij minder tevreden. Dit heeft ook te maken met het overmatig gebruik van de computers tijdens piekuren. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • De AMB heeft beleid met betrekking tot studieloopbaanbegeleiding vastgelegd in Studieloopbaanbeleid AMB 2009. AMB-breed bestaat doelgroepenbeleid gericht op allochtone en buitenlandse studenten, topsporters en studenten met een chronische ziekte of handicap. • De academie kent een systeem van algemene begeleiding voor alle studenten en bijzondere begeleiding/maatwerk voor studenten met problemen (studie- of persoonlijke problemen). De algemene begeleiding is gekoppeld aan de individuele leerlijn en is verschillend in de propedeuse of de hoofdfase. In de propedeuse staan het studeren en de behaalde studiepunten centraal, in de hoofdfase de persoonlijke ontwikkeling in het beroep. Bij de bijzondere begeleiding worden studenten met een studieachterstand actief benaderd. Alle studenten kunnen gebruik maken van de diensten van een decaan bij het hogeschoolbrede bureau decanen. • Studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse en het tweede jaar wordt uitgevoerd door de klassenmentor/ coach. In de voltijdopleiding hebben propedeusestudenten vier maal per jaar een studievoortgangsgesprek met hun klassenmentor, waarvan drie verplicht. In het derde jaar vervult de methodische werkbegeleider de rol van studieloopbaanbegeleider en in het vierde jaar de afstudeerbegeleider. Het tegengaan van studie-uitval is een belangrijk doel van de studieloopbaanbegeleiding in zowel de propedeuse als de hoofdfase. • Bij de deeltijdopleiding maakt studieloopbaanbegeleiding eveneens deel uit van de individuele leerlijn. De docent die de praktijkcomponent begeleidt, geeft ook uitvoering aan de studiebegeleiding. In de propedeuse voert deze docent ten minste vier gesprekken over de competentieontwikkeling van de student zowel in het opleidings- als in het praktijkdeel. Daarnaast worden twee algemene studievoortgangsgesprekken gevoerd. Voor de deeltijdstudenten wordt een workshop ‘weer leren studeren’ aangeboden (zie ook facet 2.5). In het tweede jaar is de begeleiding gericht op de voortgang in de competentieontwikkeling, zoals vastgelegd in het POP van de student en op de keuze van de opleiding. In het derde en vierde jaar is sprake van methodische werkbegeleiding en afstudeerbegeleiding. Ten opzichte van de visitatie in 2004, is de studieloopbaanbegeleiding voor de deeltijdstudenten via de POP en later tijdens de
34/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
•
•
•
methodische werkbegeleiding duidelijker gekoppeld aan de competentieontwikkeling van de studenten. De Methodische Werkbegeleiding tijdens de stage (voltijd) en bij de praktijkcomponent (deeltijd) wordt door de studenten hoog gewaardeerd, zo blijkt uit de gevoerde gesprekken tijdens de visitatie. De opleiding kent een aantal belangrijke keuzemomenten, zoals de hoofdfasekeuze in propedeuse blok 3, de keuze voor stage, minor en afstuderen. Bij al deze keuzes wordt de student begeleid in de individuele leerlijn. Kernpunt van de begeleiding op die momenten is de optimale afstemming tussen wat de student wil en kan en wat de opleiding aan mogelijkheden kan bieden. De opleiding hanteert ook drempels voor de keuzemomenten. In de propedeuse is dat het bindend studieadvies met 52 EC, in de hoofdfase betreft het de stage- en de afstudeerdrempel. De opleiding P&A participeert in het Avans experiment ‘De zoekende student’, waarbij studenten die twijfelen aan hun studiekeuze, extra worden getraind en begeleid bij het maken van hun keuzes. Uitvalanalyse in 2008 heeft geleid tot versterking van de individuele leerlijn en verbetering van de studieloopbaanbegeleiding. Bij de deeltijdopleiding betreft dit bij voorbeeld de al eerder genoemde workshop ‘weer leren studeren’. Studenten kunnen les- en tentamenroosters raadplegen via Blackboard. Tentamenuitslagen worden binnen 15 werkdagen bekend gemaakt en studenten kunnen het tentamen binnen vier weken inzien. De studievoortgang van studenten wordt bijgehouden via het studievolgsysteem OSIRIS. OSIRIS biedt informatie aan de individuele student, maar ook aan docenten en management. OSIRIS is ook het systeem waarmee studenten voor tentamens intekenen. In het STO 2009 tonen studenten zich tevreden over de studieloopbaanbegeleiding en over de informatie over de studievoortgang. In het gesprek met het auditteam geven studenten verder aan dat zij tevreden zijn over de wijze waarop zij over het onderwijs worden geïnformeerd. Dit gebeurt vooral via de blokboeken en via Blackboard. Studenten zijn minder tevreden over de snelheid waarmee studieresultaten bekend worden gemaakt. daarbij merkt het auditteam op dat 95% van de gevallen de termijn van 15 werkdagen wordt gehaald.
Overwegingen De opleiding P&A kent voor zowel haar voltijd- als haar deeltijdopleiding een gestructureerd systeem van studieloopbaanbegeleiding. Het systeem maakt onderscheid tussen de behoeften van studenten in de propedeuse en de hoofdfase en tussen algemene en maatwerkbegeleiding. Zowel voltijd- als deeltijdstudenten waarderen de methodische werkbegeleiding in hoge mate. De opleiding kent verschillende methoden en systemen om de studenten van tijdige informatie te voorzien. Studenten oordelen hierover positief. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
35/64
Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • Het kwaliteitssysteem van de AMB is beschreven in het Kwaliteitsplan AMB 2009-2012. Het kwaliteitsplan is onderverdeeld in het Beleidsplan 2009-2012, waarin de doelstellingen en het kwaliteitssysteem zijn vastgelegd en het Kwaliteitshandboek 20092012 met de kritische succesfactoren, de prestatie-indicatoren en de processen en procedures. • Op hogeschool-, academie- en opleidingsniveau wordt gehandeld vanuit de Plan-DoCheck-Act-cyclus (Deming). De verbinding tussen de verschillende organisatieniveaus wordt gevormd door de samenhang tussen het Meerjarenbeleidsplan Avans, het Businessplan AMB en het Opleidingsjaarplan P&A. De opleiding rapporteert twee maal per jaar over de voortgang aan de academiedirectie en de directie rapporteert vier maal per jaar aan de Raad van Bestuur. Bij elk doel en resultaat is vastgelegd op welk moment daarover wordt gerapporteerd. • De AMB heeft streefdoelen vastgelegd in het Businessplan AMB. Voorbeelden zijn: ‘De uitval van studenten is met 10% afgenomen ten opzichte van 2009.’ of ‘De academie behoudt voorjaar 2010 de certificering van Investors in People.’ Voor metingen op een vijfpuntsschaal geldt de score 3 als ondergrens en 3.3 als grenswaarde. Op een tienpuntsschaal wordt 6 als ondergrens genomen en 7 als grenswaarde. Scores onder de grenswaarde worden nader geanalyseerd en zo nodig worden verbetermaatregelen getroffen. • Doelen op AMB- en op opleidingsniveau worden geordend volgens het principe van de Balanced Score Card en zijn concreet gemaakt in de vorm van prestatie-indicatoren. Prestatie-indicatoren zijn geformuleerd in termen van afgeronde activiteiten (‘verlenging certificering Investors in People’) of streefcijfers (‘ten minste 70% van de studenten geeft in de blokevaluatie de score 3.0 of hoger’). • De AMB kent voor curriculumvernieuwing een cyclus van één jaar voor verbeteringen in het bestaande curriculum en van vijf jaar voor algehele vernieuwing en actualisering. Zo start in 2010-2011 een vernieuwd curriculum in de voltijdopleiding en is in de deeltijdopleiding in september 2009 de uitvoering van het vernieuwde curriculum gestart. Ontwikkelingen in samenleving en beroepenveld vormen de impuls voor de vijfjaarlijkse vernieuwing van het curriculum. • De AMB participeert in hogeschoolbrede evaluaties zoals het studenttevredenheidsonderzoek, het medewerkerstevredenheidsonderzoek en de HBO-Monitor. Studieloopbaanbegeleiding wordt op academieniveau geëvalueerd, onder verantwoordelijkheid van de ‘SLB-commissie’. De AMB voert zelf een instroomenquête
36/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
uit onder propedeusestudenten. De academie is erkend ‘Investor in People’. Hiervoor vindt iedere drie jaar een assessment plaats en tussendoor twee maal een review. De eerstvolgende review vindt plaats in 2010. P&A evalueert elk jaar schriftelijk alle onderwijsblokken, stages en het afstuderen. De themacoördinator voert de evaluaties uit onder verantwoordelijkheid van de onderwijscommissie. De respons op deze evaluaties was in blok 1 in 2009-2010 40%. Elk blok wordt ook mondeling met de studenten geëvalueerd, vaak als regulier onderdeel van het onderwijsprogramma. De themacoördinator analyseert de evaluatieresultaten en maakt een voorstel voor verbeterbeleid voor de onderwijscommissie. Uitkomsten van het Elsevieronderzoek en de Keuzegids worden gehanteerd als methode om te benchmarken.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de academie beschikt over een uitgebreid en goed uitgewerkt kwaliteitssysteem, dat volledig wordt toegepast binnen de opleiding P&A. Daarbinnen wordt de gewenste kwaliteit gemonitord via periodieke evaluatie van toetsbare streefdoelen. Binnen het kwaliteitssysteem maakt de opleiding gebruik van managementinstrumenten en van relevante evaluaties onder studenten, alumni en docenten. Met de certificering volgens Investors in People loopt de AMB voorop binnen Avans. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. • •
•
•
Zie ook facet 5.1, waarin het monitoren van resultaten is beschreven. De onderwijscommissie stelt verbetermaatregelen vast en dient een plan in bij de directie. De academiedirectie bepaalt het budget dat beschikbaar is voor verbetering en ontwikkeling van het onderwijs. In het Businessplan AMB en in het Opleidingsjaarplan P&A wordt nieuw beleid geformuleerd. De voortgang wordt besproken tussen opleiding en academie en tussen academie en Raad van Bestuur. In de beleidsplannen zijn doelen en beoogde resultaten geformuleerd: de planning (zie ook facet 5.1). Een ‘check’ wordt geborgd door vastgelegde afspraken over het monitoren van de resultaten door het management en in bij voorbeeld de terugblik en de stand van zaken waarmee het Businessplan 2010 start. Dit is een verbetering ten opzichte van de visitatie in 2004. Evaluatie-uitkomsten spelen een rol bij de bepaling van de beleidsresultaten. Evaluatieuitkomsten worden met de docenten besproken, de themacoördinator formuleert verbetervoorstellen en legt die voor aan de onderwijscommissie.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
37/64
•
•
•
Ten aanzien van de visitatie in 2004 constateert het auditteam dat de opleiding verschillende verbeteringen of ander beleid heeft ingezet op de in 2004 geformuleerde kanttekeningen. De uitvoering van de huidige opleiding laat op de verschillende punten een gewenste kwaliteit zien. Zo heeft de opleiding bijvoorbeeld relatie tussen de einddoelstellingen en de Dublin descriptoren verduidelijkt, beschouwt het auditteam in 2010 de afstemming tussen de vier leerlijnen als helder (zie facet 2.3) en stelt het auditteam vast dat de opleiding in 2010 beschikt over een helder toetsbeleid (zie facet 2.8). Verder constateert het auditteam dat de opleiding aandacht heeft voor internationalisering in het programma in bijvoorbeeld blok H4, de H8 deeltijd (Amerikaanse managementgame) en de module Arbeidsverhoudingen. De opleiding geeft met betrekking tot het punt aangaande ‘internationalisering’ aan dat zij ook aansluit bij ideeën vanuit het LOPA. Op basis van de gevoerde gesprekken stelt het auditteam vast dat er ook actuele voorbeelden van doorgevoerde verbetermaatregelen zijn te noemen. Studenten geven de volgende voorbeelden van verbeteringen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van evaluaties: - Voor de zogenaamde struikelvakken statistiek en wiskunde zijn twee herhalingscolleges ingevoerd voorafgaand aan de herkansing. Deze colleges worden door verschillende docenten gegeven en de student mag kiezen welke docent het beste aansluit bij zijn leerbehoefte. Ook zijn er digitaal films beschikbaar met extra uitleg. - De workshop voorafgaand aan de stage is op het verzoek van de studenten met twee maanden vervroegd. Ook vertegenwoordigers van het werkveld zijn tevreden over de wijze waarop zij worden betrokken bij de opleiding (zie ook facet 5.3).
Overwegingen De AMB en daarbinnen de opleiding P&A werken met een herkenbare PDCA-cyclus. Deze wordt geborgd door de uitgewerkte beleidscyclus, de vormgeving van de beleidsdocumenten, door afspraken over het monitoren van resultaten en door het hanteren van evaluatie-instrumenten. De voortgang van verbeterplannen wordt door middel van regelmatige managementgesprekken gemonitord. Uitkomsten van evaluaties vormen aantoonbaar aanleiding voor verbeteringen. Studenten, docenten en vertegenwoordigers van het werkveld geven hier concrete voorbeelden van. Naar aanleiding van de visitatie in 2004 heeft de opleiding verbeteringen doorgevoerd, zoals intensievere contacten met alumni en versterking van de studieloopbaanbegeleiding in de deeltijdopleiding. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed.
38/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Elke docent is lid van een opleidingsteam en van verschillende blokteams. In het opleidingsteam wordt de betrokkenheid bij het opleidingsjaarplan en bij curriculumontwikkeling gerealiseerd. In de blokteams worden de onderwijsevaluaties en het daarop gebaseerde verbeterbeleid besproken. • De betrokkenheid van iedere medewerker bij de uitvoering van het beleid wordt geconcretiseerd in de functioneringsgesprekken en persoonlijke ontwikkelplannen die jaarlijks met iedere medewerkers worden gehouden: leer- en ontwikkelactiviteiten van medewerkers dragen bij aan de operationalisering van het nagestreefde beleid. • Studenten vullen onderwijsevaluaties in en zijn bij de analyse van deze evaluaties betrokken via de panelgesprekken of klassengesprekken. Studenten kunnen met klachten terecht bij de themacoördinator. Tijdens de visitatie vertellen studenten dat docenten, ook langs de informele lijn, graag hun mening willen horen over hoe het onderwijs nog kan verbeteren en hier ook op in spelen. • Iedere opleiding binnen de academie kent een eigen opleidingscommissie, die uit docenten en studenten is samengesteld. De opleidingscommissie adviseert de opleiding en de academiedirectie gevraagd en ongevraagd over het curriculum en de organisatie van het onderwijs. De opleidingscommissie is betrokken bij de opstelling van het Businessplan AMB en het Opleidingsjaarplan P&A. • Het onderwijs wordt onder alumni geëvalueerd via de HBO-Monitor en met een eigen alumnionderzoek dat één maal per vijf jaar wordt uitgevoerd. Alumni worden ook op diverse andere manieren bij de opleiding betrokken. Voorbeelden zijn kennisbijeenkomsten waar informeel aan een netwerk gebouwd kan worden, gastdocentschap, opdrachtgever voor studieopdrachten, lidmaatschap van de werkveldadviesraad. Een bijzondere vorm om met alumni in contact te blijven is gestart in 2009-2010 en betreft de coaching van vijf afgestudeerden door docenten van de opleiding. • De opleiding heeft ook een eigen werkveldadviesraad (WAR) waarin vertegenwoordigers uit het beroepenveld zitting hebben. De WAR geeft adviezen over het curriculum en de aansluiting op de arbeidsmarkt en komt drie à vier maal per jaar bijeen. Notulen laten zien dat de WAR een positief kritische gesprekspartner is voor de opleiding en met de opleiding spreekt over allerlei zaken die met het onderwijs te maken hebben, zoals de herijking van de propedeuse en het invoeren van onderwijs over moderne werkwijzen bij werving en selectie. Tijdens de visitatie geven leden van de WAR aan dat er goed naar hen wordt geluisterd en dat ze de bijeenkomsten zelf ook als relevant en leerzaam ervaren: er is sprake van wederzijdse uitwisseling. Een voorbeeld van de invloed van de WAR is dat op basis van hun inbreng ‘challenge-vaardigheden’ (het bieden van weerwoord aan het management) zijn ingebracht in de vaardigheden leerlijn. • Het onderwijs wordt bij vertegenwoordigers van het werkveld geëvalueerd doordat beroepsproducten (c.q. onderwijseenheden) door hen worden geëvalueerd, evenals de inhoud van de minoren. Daarnaast is het werkveld direct betrokken bij de uitvoering van
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
39/64
stages en afstudeeropdrachten. Zo bezoeken docenten drie keer per stageperiode de stagiaire en zijn of haar begeleider en verwacht de opleiding van een afstudeerorganisatie dat deze optreedt als opdrachtgever hetgeen in persoonlijke contacten wordt benadrukt. Dit wordt in de gevoerde gesprekken beaamd. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat medewerkers, studenten, alumni en vertegenwoordigers van het relevante werkveld op verschillende manieren overtuigend bij de opleiding worden betrokken. Studenten noemen de formele inspraakmogelijkheden, maar zeker ook de informele. Voor docenten geldt de bijzondere methodiek van Investors in People. Werkveldvertegenwoordigers en alumni noemen verscheidene voorbeelden van betrokkenheid bij de opleiding en de gelijkwaardigheid die zij daarbij ervaren. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • De afstudeeropdracht is het sluitstuk van de opleiding en vindt plaats in de laatste vijf maanden in het vierde studiejaar van de major (blok H11 en H12). De afstudeerfase werken studenten in duo’s aan een project voor een organisatie uit het relevante beroepenveld. De afstudeeropdracht leidt tot de volgende ‘producten’: - het projectresultaat in de vorm van een schriftelijk werkstuk, zoals een advies, een (verbeter)plan, een analyse of een instrument; - een presentatie van het projectresultaat; - een procesverslag (individueel product); - een aparte digitale samenvatting van het afstudeerproject. • De aanpak en randvoorwaarden voor de afstudeeropdracht zijn voor studenten beschreven in de Nota Afstuderen Personeel en Arbeid en het Opleidingskader P&A 2010. Daarin zijn de eisen die worden gesteld aan de afstudeeropdracht opgenomen. Vanaf september 2010 staan de doelstellingen uit het Opleidingskader P&A 2010 centraal in het afstuderen. Deze zijn vertaald naar criteria op basis waarvan uiteindelijk het gewenste resultaat wordt vastgesteld.
40/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
•
•
De competenties van de opleiding worden in toenemende complexiteit ontwikkeld en getoetst. In de afstudeerfase wordt getoetst of de competenties van de opleiding zijn gerealiseerd. Dit gebeurt aan de hand van vorm en procescriteria (zie ook facet 2.8). De opleiding hanteert een drempel voor de start van de afstudeerfase: studenten mogen starten aan hun afstudeerproject wanneer zij bepaalde programmaonderdelen met positief resultaat hebben afgerond, waaronder de stage (zie ook facet 2.4). Op die manier borgt de opleiding dat studenten over de nodige kennis, vaardigheden en attitude beschikt om als volwaardige HR-professional een eindopdracht in de praktijk uit te kunnen voeren. De opleiding geeft daarbij aan, dat het werken in duo’s de gewenste professionaliteit bevordert: opdrachten zijn complexer van aard, hetgeen voor opdrachtgevers interessant is en er wordt doorgaans meer diepgang in de uitvoering van het onderzoek bereikt. Verder is er sprake van een positieve wisselwerking tussen twee individuen: afstuderende studenten vullen elkaar aan en dat komt ten goede aan het uiteindelijke resultaat. Studenten worden beoordeeld aan de hand van de eerder genoemde producten. De individuele resultaten worden beoordeeld aan de hand van het procesverslag dat iedere student oplevert. Ook levert iedere student een individuele bijdrage aan de eindpresentatie. Het komt voor dat studenten die aan hetzelfde project hebben gewerkt verschillende eindbeoordelingen krijgen. Resultaten laten dat ook zien, zo blijkt uit bestudering van de afstudeerproducten en de bijbehorende beoordelingen. Voorafgaand aan het visitatiebezoek heeft het auditteam tien eindwerkstukken van studenten bestudeerd, met daarbij de individuele procesverslagen en de eindbeoordelingen van de docenten. Tijdens het bezoek lagen nog 25 eindproducten met bijbehorende procesverslagen en eindbeoordelingen ter inzage waarvan het auditteam nog enkele heeft bestudeerd. Op grond hiervan stelt het auditteam vast dat het gerealiseerde niveau voldoet aan het hbo-bachelorniveau. Het auditteam is een aantal zaken opgevallen. Ten aanzien van het afstudeerproduct stelt het auditteam vast dat de opzet en de structuur van het onderzoek voldoende is en dat er is voor relevante onderwerpen die aansluiten op de beroepspraktijk. Opdrachten zijn over het geheel genomen van voldoende omvang om met duo’s aan te werken. In een paar gevallen kan de onderbouwing van keuzes beter worden verantwoord. Ten aanzien van de gebruikte bronnen stelt het panel vast dat studenten over het geheel genomen van relevante en actuele (internationale) vakliteratuur gebruik maken. De mate waarin individuele resultaten zichtbaar zijn, is voor deel traceerbaar in eindproducten en beoordelingen, te weten in de presentatie en de procesverslagen. De procesverslagen beoordeelt het auditteam van wisselende kwaliteit. Tegelijk hebben studenten veelal dezelfde cijfers ontvangen. Naar zeggen van het auditteam kan er meer aandacht zijn voor ‘reflective practitioner’ en kan de beoordeling van individuele bijdragen/ resultaten transparanter worden gemaakt (zie ook facet 2.8). De afstudeerproducten van een student waarmee hij/zij het bereikte eindresultaat aantoont, worden mede beoordeeld door de opdrachtgever van de student. Deze persoon is zowel betrokken bij de beoordeling van de producten als van de presentatie van de producten door de student. Daarnaast is een extern deskundige aanwezig bij de afstudeerpresentaties en heeft deze persoon een adviserende stem in de beoordeling.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
41/64
•
•
De HBO-Monitor 2009 laat zien dat de opleiding in 2008 ruim boven het landelijk gemiddelde scoort als het gaat om het behalen van de kwalificaties (score 7.8, landelijk gemiddelde 7.2).Van de respondenten gaf 95% aan voldoende aansluiting te vinden tussen opleiding en werk. De opleiding evalueert bij de studenten het afstuderen. De afstudeerevaluatie Personeel en Arbeid 2010 laat zien dat afgestudeerden tevreden zijn over bereikte resultaten in termen persoonlijke leerdoelen en competenties; 69% van de respondenten heeft een baan gevonden op ten minste hbo-niveau. Bedrijven zijn tevreden over het niveau van de opdracht en het resultaat voor het bedrijf. Vertegenwoordigers van het beroepenveld met wie het auditteam sprak, oordelen positief over de kwaliteiten die afstudeerders en alumni laten zien in de beroepspraktijk. Zij zijn positief over de mate van zelfstandigheid en de kennis die zij laten zien. Verder uiten alumni zich tevreden over de aansluiting van de opleiding op de eisen die het beroepenveld stelt en de wijze waarop zij gedurende de opleiding werden benaderd door docenten, namelijk als een professional. Alumni laten ook positieve indruk achter op het auditteam, namelijk een professionele en zelfverzekerde indruk.
Overwegingen Het auditteam heeft ten minste een tiental eindwerkstukken met beoordelingen van recent afgestudeerden bestudeerd. Het auditteam is in het algemeen positief over de onderzoeksopzet in de werkstukken. Er worden voor het beroepenveld relevante onderzoeksvragen gesteld en beantwoord. De onderzoeksvragen zijn van hbobachelorniveau en bieden over het geheel genomen voldoende ruimte voor twee personen op af te studeren. Studenten maken gebruik van relevante, en in enkele gevallen, internationale literatuur. Het auditteam beoordeelt de waardering van de eindwerkstukken door de opleiding in de meeste gevallen correct. Een aantal resultaten van individuele studenten is naar de mening van het auditteam te hoog. De opleiding neemt in de beoordeling de presentatie van de studenten over het project en het individuele proces van de student mee. Alle eindwerkstukken die het auditteam heeft bestudeerd, zijn van voldoende basisniveau. Conclusie Op grond van voorgaande komt het auditteam voor de twee opleidingsvarianten tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De AMB heeft beleid omtrent opleidingsrendement beschreven in Rendementsbeleid AMB 2009-2010, zie ook de notitie AMB studieloopbaanbeleid 2009.
42/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
•
•
•
•
Daaruit leidt het auditteam af dat de academie de volgende streefdoelen heeft geformuleerd voor het rendement van alle bacheloropleidingen, waaronder P&A (voltijd en deeltijd): - het propedeuserendement na 2 jaar is 70% van de instroom; - het examenrendement na 6 jaar is 65% van de instroom, gecorrigeerd voor de studenten die na het behalen van de propedeuse de opleiding verlaten; - de gemiddelde verblijfsduur van de studenten die afhaken, is minder dan 1.3 jaar; - de gemiddelde verblijfsduur van de studenten die afstuderen, is maximaal 4.5 jaar. Het auditteam beoordeelt deze streefcijfers passend voor de hbo-bacheloropleiding en beschouwt deze als vergelijkbaar met verwante opleidingen. AMB presenteert de kwantitatieve resultaten van de opleiding P&A. Daaruit blijkt dat de voltijdse variant nagenoeg de gestelde streefcijfers haalt. Bij de deeltijdvariant is dat minder het geval. Dit wisselt sterk per cohort. Van de voltijdse opleiding haalt meer dan 60% van de studenten de propedeuse binnen twee jaar. Bij de deeltijd fluctueert dit tussen 36% (2006) en 63% (2007). De opleiding monitort de uitval in de propedeuse. De AMB stelt daarbij, in tegenstelling tot andere academies binnen Avans, een hogere norm voor een bindend studieadvies na propedeuse. Namelijk 52 in plaats van 45 studiepunten. De strengere norm voor een bindend studieadvies draagt er, aldus de opleiding, aan bij dat minder studenten uitvallen na de propedeuse. Het auditteam stelt vast dat dit bij de voltijdopleiding het geval is en dat dit niet het geval is voor de deeltijd. Uitvalcijfers fluctueren per cohort. Dit is volgens het auditteam niet te koppelen aan het feit, dat ook instroomcijfers per cohort verschillen. De opleiding geeft aan dat redenen voor de uitval variëren en betreffen veelal de persoonlijke situatie van een student. Verder is de opleiding vorig jaar gestart aan het groot onderhoud van het deeltijdprogramma. Het vernieuwde deeltijdprogramma loopt per september 2009. Het is vooralsnog niet duidelijk in hoeverre dit vernieuwde programma eventueel van invloed is op behoud/ uitval van deeltijdstudenten. Slagingspercentages laten zien dat de voltijdse variant nagenoeg voldoet aan de norm van 65% na 6 jaar (na verdiscontering uitval propedeuse met certificaat): cohort 2003 71%, cohort 2004 64% en cohort 2005 68%. Dit geldt niet zozeer voor de deeltijdse variant: cohort 2003 64%, cohort 2004 54% en cohort 2005 42%. Hierover geeft het opleidingsmanagement aan dat, naast persoonlijke argumenten voor deeltijdstudenten om de studie te staken, ook de effecten van de economische crisis zijn weerslag hebben. Als gevolg van bijvoorbeeld een reorganisatie of een gedwongen ontslag beschikken studenten niet meer over de vereiste functie en kunnen zij niet anders dan hun studie staken. De opleiding voorziet wel in stagemogelijkheden als tussenoplossing. Er dient dan wel uitzicht te zijn op een nieuwe passende functie en dat lukt niet altijd. De gemiddelde studieduur van afgestudeerden en studiestakers voldoet bij zowel de voltijdse als de deeltijdse variant aan de gestelde normen. Een positieve dalende trend is waarneembaar.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
43/64
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de voltijd opleiding positieve onderwijsrendementen laat zien. Voor de deeltijdopleiding stelt het auditteam vast dat deze niet alle streefcijfers haalt. Dit leidt tot verschillende oordelen per opleidingsvariant. Het auditteam constateert ook dat de AMB de kwantitatieve data structureel analyseert wat leidt tot sturing van onderwijsrendement vanuit investeringen in studieloopbaanbegeleiding en/of informatievoorziening naar studenten. De notitie AMB studieloopbaanbegeleiding 2009 en de hogere norm voor een bindend studieadvies zijn hier voorbeelden van. Deze maatregelen zijn gericht op het bevorderen van een zo vroeg mogelijke uitval van studiestakers. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor de voltijdse variant van de opleiding tot het oordeel goed en voor de deeltijdse variant van de opleiding tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
44/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
3
Bijlagen
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
45/64
46/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Deskundigheden auditteam
Lid auditteam: De heer prof.dr. J.T.G. Gerrichhauzen
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Studentlid auditteam: de heer J. Dingemanse
Lid auditteam: Mevrouw drs. M.G.T. van Eijck
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Lid auditteam NQA: Mevrouw M. Snel B HRM/B Education Science
Bijlage 1
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw drs. M.G.T. van Eijck Mevrouw Van Eijck is ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van personeelsmanagement. Bovendien heeft mevrouw Van Eijck onderwijservaring als docente Engels aan een lerarenopleiding. Voor deze visitatie heeft mevrouw Van Eijck onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
47/64
Opleiding: 1970 – 1976 1977 – 1984 1992 1996 1999 2000 2001 2003 2007 2009 Werkervaring 2005 – heden 1999 – 2005 1990 – 1999
1987 – 1990 1985 – 1986 1980 – 1984
VWO Doctoraal Engelse- Taal en Letterkunde Project Managers Training (ISES) Organisatiediagnose en organisatieverandering (Loods) Management en Professional Development Program (Nyenrode) Arbeidsrecht en Onderneming (De Baak) Opleiding tot assessor (ADC) Instrument voor Hulp (ITIP, Instituut voor Integrale Psychologie) Driejarige Opleiding ITIP (Instituut voor Integrale Psychologie) Opleiding tot mediator (MTI), NMI geregistreerd.
Zelfstandig HRM- en organisatieadviseur, coach, trainer en mediator. DHV Ruimte en Mobiliteit BV, Human Resource Manager BSO/Origin, diverse functies: 1997 - 1999 MD Manager 1994 – 1997 Human Talent Manager 1990 – 1994 Consultant en Projectmanager Philips Data Systems, Senior Trainer Interstudie Nieuwe Lerarenopleiding en M.O., docente Engels Katholieke Universiteit Nijmegen, docente Engels (student assistentschap)
De heer prof.dr. J.T.G. Gerrichhauzen De heer Gerrichhauzen is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van personeelsmanagement, alsmede vanwege zijn onderwijsdeskundigheid. De heer Gerrichhauzen heeft jarenlange onderwijservaring als docent en studierichtingsleider bij Hoge school Katholieke Leergangen en als universitair hoofddocent, hoogleraar, hoogleraar-directeur bij de Open Universiteit. Daarnaast zit hij in de redactieraad van Personeelbeleid (NVP) en is hij hoofdredacteur van HRM i/d praktijk (Kluwer). De heer Gerrichhauzen heeft de volgende expertisegebieden: Ontwikkelingen op het terrein van HRM, ICT-toepassingen en HRM, Strategisch HRM en HRD. Voor deze visitatie heeft de heer Gerrichhauzen onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1964-1971 1989
Psychologie Promotie sociale wetenschappen, psychologie
Werkervaring 1971-1973 1973-1975 1975-1990 1990-heden
Militaire dienstplicht Philips (Vitrite-works) Middelburg (personeelzaken) Hoge school Katholieke Leergangen (docent en studierichtingsleider) Open Universiteit (universitair hoofddocent, hoogleraar, hoogleraar-directeur)
48/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Diversen Raad van Toezicht: Raad van Toezicht: Redactieraad: Hoofdredacteur:
Stichting Kiosk (cultureel werk) Stichting Thuiszorg Midden-Limburg Personeelbeleid (NVP) HRM i/d praktijk (Kluwer)
Studentlid de heer J. Dingemanse De heer Dingemanse is ingezet als studentlid. Hij volgt dezelfde opleiding bij een andere instelling, waar hij tevens zitting heeft in het Studentenberaad. De heer Dingemanse is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is de heer Dingemanse aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2001 2001 – 2005 2007 – heden
MAVO MBO (I.C.T niveau 4 richting HBO doorstroom) HRM (3e jaars student) Hogeschool Zeeland
Werkervaring: 2003 – 2007 2007 2007 2007 – heden
Vulploegmedewerker Jumbo Middelburg Backpacker australie Vakantiekracht Zorgstroom Middelburg Vulploegleider Jumbo Middelburg
Stage: 2008 – 2009
2009 – 2009
2009 – 2010
Zorgstroom, stage op de HRM afdeling. Werkzaamheden: mutaties doorvoeren, indienst gesprekken voeren, administratie bijhouden, klein project met betrekking tot indiensttreding van medewerkers doorgevoerd samen met een collega. Start People, stage bij het uitzendbureau. Werkzaamheden: bijhouden administratie, inschrijven van kandidaten, intake gesprekken voeren, vacatures plaatsen bij diverse media, telefonisch te woord staan van kandidaten en opdrachtgevers. Damen Schelde Naval Shipbuilding, stage op de HRM afdeling. Werkzaamheden: administratie, 2 projecten m.b.t. werkprocessen op de HRM afdeling, contacten met externe bureaus over o.a. erkenningen en subsidies.
Mevrouw M. Snel B HRM & B Education Science Mevrouw Snel is ingezet als NQA-auditor. Zij is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Verder is zij betrokken bij advisering over en beoordeling van EVC-procedures (Eerder Verworven Competenties) van aanbieders in met name het mbo. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
49/64
Opleiding: 2000 – 2004
Personeel & Arbeid (bachelor Human Resource Management), Saxion Hogeschool Enschede Opleidingskunde (bachelor of Education: Training and Human Development), Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
2008 – 2010
Training: Maart 2004 November 2008
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Training assessor Investors in People, IiP UK Kortrijk (België)
Werkervaring: 2004 – 2005 2005 – 2009 2008 – heden 2010 – heden
junior personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra auditor, Netherlands Quality Agency erkend assessor Investors in People, Netherlands Quality Agency senior auditor, Netherlands Quality Agency
50/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
51/64
52/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
53/64
54/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
Auditteam
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
Representatieve groep studenten
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met lector
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Leden werkveldadviesraad; stagebegeleiders; recent afgestudeerden.
15.15 – 17.00 uur
Rondleiding Materiaalbestudering Intern overleg auditteam
Auditteam
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend overleg auditteam
Auditteam
Representatieve groep docenten
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
55/64
56/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Bijlage 4
1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8.
9.
10. 11. 12. 13.
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Opleidingskader P&A Onderwijsbeleid en toetsbeleid. Studiegidsen Overzichten curricula (voltijd en deeltijd) Een representatieve selectie uit het studiemateriaal (voltijd en deeltijd): • Readers/syllabi (selectie) • Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers, • (Stage- en afstudeer)handleidingen • Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken • Projectopdrachten (selectie). Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen): • Toetsen • Opdrachten • Portfolio’s en assessments • Stageverslagen • Projectverslagen. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: • Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers • Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten en de analyses) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen en /notulen van de overlegorganen. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten. De meest recente voorlichtingsbrochure(s) en overig relevant voorlichtingsmateriaal. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
57/64
58/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. De opleidingscompetenties zijn (Opleidingskader P&A 2010): 1. De beginnende HR-professional laat concreet zien over kennis van en inzicht in het HRvak te beschikken, ook in wat complexere situaties. 2. De beginnende HR-professional stelt zich professioneel op in arbeidsorganisaties t.a.v. in- en externe contacten en voelt zich verantwoordelijk voor inhoudelijk goede kwaliteit/resultaat in de HR-werkzaamheden. 3. De beginnende HR-professional kan zelfstandig relevante (schriftelijke, digitale en mondelinge) informatiebronnen aanboren en ontsluiten. 4. De beginnende HR-professional ontleedt zelfstandig een probleem, situatie of proces op het gebied van HR in componenten en begrijpt de herkomst en samenhang hiervan. 5. De beginnende HR-professional structureert zelfstandig het HR-werk(proces) door op basis van een beargumenteerde keuze volgens een bepaalde methodiek te werk te gaan en past deze werkwijze zo nodig aan na een tijdige signalering van verstoringen in de voortgang, aldoor met het oog op het te behalen resultaat (hij/zij ‘voert de regie’). 6. De beginnende HR-professional kan zelfstandig voor diverse doelgroepen teksten op het gebied van HR-vraagstukken met de juiste inhoud, vormgeving en toon schrijven. 7. De beginnende HR-professional luistert, vat samen en vraagt door in alle mogelijke (groeps)gesprekssituaties en organisaties, structureert ideeën en informatie op het gebied van HR en brengt deze mondeling, zowel in (groeps)gesprekken als bij presentaties, zodanig over dat de bedoelde essentie bij anderen overkomt en begrepen wordt. 8. De beginnende HR-professional werkt samen met medewerkers binnen en buiten een organisatie en levert een actieve bijdrage aan het formuleren en behalen van gemeenschappelijke organisatie- en personeelsdoelen. 9. De beginnende HR-professional geeft, gevraagd en ongevraagd, met gebruikmaking van de methodiek zelfstandig een advies volgens een passende adviesstrategie. 10. De beginnende HR-professional is proactief: hij/zij onderneemt passende actie voordat iets wordt gevraagd. 11. De beginnende HR-professional is in staat actief en zelfstandig in te grijpen in lopende processen in arbeidsorganisaties en deze te sturen in een door hem/haar gewenste richting. 12. De beginnende HR-professional kan prikkelende vragen stellen, een ander zelf oplossingsrichtingen en antwoorden laten bedenken en zich gelijkwaardig opstellen bij gesprekspartners in een organisatie. 13. De beginnende HR-professional speelt uit eigen beweging in op aankomende veranderende omstandigheden in organisatie en omgeving en op mensen met verschillende doelen, belangen en perspectieven.
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
59/64
14. De beginnende HR-professional herkent en begrijpt de samenhang binnen een organisatie en de samenhang tussen organisatie en omgeving, en past deze inzichten toe; hij/zij houdt rekening met de gevolgen van acties/handelingen op HR-gebied op organisaties of die van de interne en/of externe klant. 15. De beginnende HR-professional stelt zelf passende eisen aan de kwaliteit van de geleverde prestaties binnen het HR-werk en streeft naar voortdurende verbetering van doelstelling, processen en resultaten op HR-gebied. 16. De beginnende HR-professional is gericht op het realiseren van doelstellingen op het gebied van HR, inclusief de financiële consequenties (kostenbatenanalyse), als ook op het meetbaar maken van het resultaat door middel van het KSP-model. 17. De beginnende HR-professional kan zelfstandig voor diverse doelgroepen teksten op het gebied van HR-vraagstukken met de juiste inhoud, vormgeving en toon schrijven. 18. De beginnende HR-professional geeft, gevraagd en ongevraagd, met gebruikmaking van de methodiek zelfstandig een advies volgens een passende adviesstrategie. 19. De beginnende HR-professional kan zelfstandig zowel op eigen functioneren en voortgang daarvan, als zijn/haar rol in situaties in het HR-werk kritisch analyseren, er een waarde aan toekennen en concreet aangeven hoe deze verbeterd kunnen worden.
60/64
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Bijlage 6
Schematisch overzicht van de opleiding Voltijd Subthema’s
Studiefase
Naam themablok
Beroepsproduct
P1
De kennismaking
Kennismakingsmap organisatie
P2
De medewerker in beeld
Personeelsdossier
P3
Onderzoek in de praktijk
Onderzoeksrapport
Methoden en technieken van onderzoek
P4
Werving, selectie, introductie
- WSI - personeelsplanning - arbeidsmarkt
H1
Doorstroom
Onderliggende documenten voor de beslissing over aanname van een nieuwe medewerker Workshop: invoering beoordelings-/ beloningssysteem in machinebureaucratie, incl. communicatieplan en financiële aspecten
H2
De organisatie en de medewerker
Organisatieanalyse: presentatie en adviesnota over een blauwdruk van een organisatie
(van de invalshoek Personeelsmanagement: - inl. pers.mgmt. - geschiedenis, pers. mgmt. - CAO en arb.vw.) - introductie instrumenten, samenhang instrumenten - rol + positie P&O’er
Flankerende modules / vaardigheden -
Organisatiekunde Recht Economie Personeelsmanagement
Individuele leerlijn (producten in portfolio) Studievaardigheden (o.a. leerstijlentest)
- Arbeidsverhoudingen - Psychologie van de arbeid 1 (o.a. motivatie, leren, Intelligentie) - Statistiek - Quick scan - Gesprekstechnieken (interviewen) - Schriftelijk rapporteren - Mondeling presenteren - Arbeidsrecht - FM 1: kosten instrumenten - Correspondentie
Beroepsoriëntatie
- organisatiestructuren (Mintzberg); interne communicatie - beoordelen - functiewaardering - belonen - ontwikkelen
- FM 2: jaarverslaganalyse - Adviesvaardigheden
- plan persoonlijke ontwikkeling maken - keuze uit workshops of andere manieren om competenties te ontwikkelen
- strategie / structuur - bedrijfsprocessen - kwaliteit van de arbeidkwaliteitsmanagement - e-HRM - sociotechniek
- Psychologie van de arbeid 2 (diversiteit, levensfasebewust personeelsbeleid, psychologisch contract) - Participatievormen
- workshops sollicitatietraining, netwerken en relatiebeheer, dress code, assessment
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Gericht op definitieve keuze opleiding (nadere oriëntatie op opleidingen, evt. achterstanden P1 en P2 wegwerken) - ‘nulmeting’ persoonlijke kwaliteiten - inhoudelijke verdieping subthema WSI
61/64
Studiefase
Naam themablok
Beroepsproduct
Subthema’s
Flankerende modules / Vaardigheden
Individuele leerlijn (producten in portfolio)
H3
De medewerker in de organisatie
Plannen voor dossiers met verzuimende mdw. (indiv.) + Adviesplan om problematiek op te lossen (groep)
-
- Sociaal zekerheidsrecht - Conflicthantering - FM 3: kosten verzuim
- Werken aan competenties
- Ethiek - FM 4: ken- en stuurgetallen (KSP-model Baarda)
- Werken aan competenties
H4
De P&O’er aan het werk
Adviesnota voor een MKB-organisatie
-
-
H5 - 7
Mobiliteit Loopbaanmanagement Stress / verzuim Arbeidsbemiddeling / jobcoaching Outplacement Model Kouwenhoven Beroepsbeoefenaar P&O’er (welke keuzes maak je; waar sta je?) Internationalisering
- Keuze stage
Personeelsinformatiesysteem - Interventiestrategieën - Workshop Interventiestrategieën
Stage
- Voorbereiding keuze stage
- Werken aan competenties
Methodische werkbegeleiding H8
Organisatieontwikkeling
H9 - 10
Minor: bv. Human Resource Development (verdiepende minor van P&A), Consultancy (MER), Doorstroomminor (voor overstap naar universiteit)
H11 - 12
Afstudeerproject, afgesloten met een presentatie
62/64
adviesnota (groepsopdracht)
- Organisatieanalyse - Organisatieverandering - Projectmanagement
-
Financieel management Arbeidsrecht Kwalitatief onderzoek Workshop coaching
- Schrijven van artikel
- Werken aan competenties - Afronding Individuele leerlijn
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
Overzicht eerste en tweede jaar deeltijdopleiding Personeel en Arbeid (P&A)/Managementprogramma. 1e jaar P&A Deeltijd ’09-’10/Managementprogramma 1e jaar
Eerste jaar P1 De Manager
P2 Mijn Organisatie
P3 In bedrijf
P4 Good Governance
Communicatieve vaardigheden Organisatiekunde I Psychologie Training managementvaardigheden
Organisatiekunde II / informatiestromen Ondersteunende wiskunde Personeelsmanagement Training management-vaardigheden
Mirco-economie en banken Inleiding recht / verbintenissenrecht Oriëntatie op veiligheid Financieel management
Beleidskunde Macro- en Internationale economie Internationaal recht / bestuursrecht Sociologie
Beroepsproduct: De ideale manager
Beroepsproduct: Hoe is mijn bedrijf georganiseerd
Beroepsproduct: De dagelijkse praktijk
Beroepsproduct: De invloed van de maatschappij op de onderneming
Praktijkcomponent 2e jaar P&A Deeltijd ’09-‘10/Managementprogramma 2e jaar
H1 Organisatie en omgeving
H2 Organisatie en omgeving
H3 Organisatie en omgeving
H4 Strategisch plan
Algemene economie: macro Informatiekunde 2 Methoden en technieken Verbintenissenrecht Beroepsproduct: Geïntegreerde opdracht
Algemene economie: micro Individueel arbeidsrecht Bestuurskunde Beschrijvende Statistiek 1 Beroepsproduct: Geïntegreerde opdracht
Bestuursrecht Kwaliteit, arbo en milieu Marketing Gesprekstechnieken Beroepsproduct: Geïntegreerde opdracht
Performance Rechtspersonenrecht Training Leidinggeven Beroepsproduct: Integrale case
Praktijkcomponent
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch
63/64
Overzicht derde en vierde jaar deeltijdopleiding Personeel en Arbeid (P&A). Curriculum kopstudie P&A Deeltijd ’09/’10 3e jaar
Derde jaar H5 HRM 1
HRM 1, Cyclus van Fombrun Adviesvaardigheden: Arbeid en medezeggenschap in een maatschappelijke context
H6 Arbeid en Gezondheid
H7 HRM 2
H8 HRM Game
Arbeid en gezondheid Adviesvaardigheden Sociaal Zekerheidsrecht
HRM 2, Model Kouwenhoven/ van Hooft Ethiek Financieel management Ken- en stuurgetallen
HRM game (bv iemand aannemen, gesprek, contract, etc.) (kwalitatief) onderzoek
Beroepsproduct: Ontwikkeling van een P-instrument
Beroepsproduct: Beleidsstuk + plan van aanpak (instrumenten, ziekteverzuim)
Beroepsproduct: Toepassing eigen organisatie
Methodische Werkbegeleiding 4e jaar
64/64
Vierde Jaar H9 Organisatietransformatie
H10 Strategisch Personeelsmanagement
H11 Afstuderen
H12 Afstuderen
Organisatie Transformatie Projectmatig werken/voorbereidingafstuderen * Arbeidsrecht
Strategisch management * Voorbereiding afstuderen *
Afstudeerproject*
Afstudeerproject*
Beroepsproduct: Organisatie analyse
Beroepsproduct: advies
© NQA – AVANS: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid ‘s-Hertogenbosch