Hogeschool Arnhem en Nijmegen Personeel en Arbeid
© Netherlands Quality Agency (NQA) september 2010
2/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding(en) Variant(en) Croho-nummer Locatie(s) Auditdatum/-data Auditteam
Hogeschool Arnhem en Nijmegen Personeel en Arbeid Voltijd en deeltijd 34609 Arnhem en Nijmegen 20 mei 2010 Mevrouw drs. M.G.T. van Eijck (voorzitter) De heer J.T.M.R. Diesveld Mevrouw K.C.J. van Delst (studentlid auditteam) De heer P. van Achteren BLL (NQA-auditor)
Door Hogeschool Arnhem en Nijmegen is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Onderwerp 1 Doelstellingen Het auditteam constateert op basis van de bestudering van documenten en de gesprekken dat de opleiding aansluit bij eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. De opleiding hanteert de BBA-competenties als uitgangspunt van haar opleiding. Een verbijzondering van deze competenties vormt het competentieprofiel van de opleiding, waarbij gebruik gemaakt is van het landelijke opleidingsprofiel dat is vastgelegd in LOPA Format P&A 2008+. Het auditteam is positief over de aansluiting van de competenties bij het landelijk beroepsprofiel, maar merkt op dat de verbijzondering niet binnen de gehele opleiding als een verbijzondering herkend wordt. Het competentieprofiel is door zowel het beroepenveld als en de werkveldadviescommissie van de opleiding gevalideerd. Het auditteam stelt vast dat de opleiding het bachelorniveau van de opleiding aantoont door gebruik te maken van de Dublin descriptoren. De opleiding geeft in haar documentatie duidelijk aan waartoe wordt opgeleid.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
3/57
Onderwerp 2 Programma De gehanteerde literatuur binnen de opleiding is van het juiste niveau, relevant en actueel. Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleiding studenten beroepsvaardigheden aanleert. De opleiding hanteert relevante actuele casuïstiek en biedt daarmee aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal aan. Om actuele ontwikkelingen in het programma te laten terugkomen worden (gast)docenten die actuele praktijkervaring ingezet bij de vormgeving en het verzorgen van het onderwijs. Het auditteam stelt op basis van de bestudeerde documentatie vast dat de opleiding een adequate concretisering heeft gemaakt van de eindkwalificaties naar beroepstaken, beroepsproducten en leerdoelen per onderwijseenheid. Het auditteam is van oordeel dat het onderwijsprogramma studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De opleiding biedt een samenhangend studieprogramma aan. De relatie tussen eenheden die in dezelfde periode worden aangeboden is duidelijk. Daarnaast is de volgtijdelijkheid tussen onderwijseenheden helder. Het auditteam is over het algemeen positief over de studeerbaarheid van het onderwijsprogramma en de wijze waarop de opleiding mogelijke belemmeringen wegneemt. De opleiding onderzoekt momenteel of er een relatie bestaat tussen de tijd die aan de studie wordt besteed enerzijds en de studieresultaten en de studieachterstand anderzijds. De spreiding van de studielast is naar oordeel van het auditteam nog een aandachtspunt. Het didactisch concept van de opleiding is adequaat om de eindkwalificaties van de opleiding te bereiken. Binnen de opleidingsvarianten wordt gebruik gemaakt van een breed palet aan werkvormen, die naar oordeel van het auditteam passen bij het aangeboden onderwijs. Het auditteam stelt ook vast dat de inhoud en de didactiek van de opleiding goed aansluiten bij de relevante vooropleidingen. Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het auditteam heeft het systeem van toetsen en beoordelen bestudeerd en stelt vast dat dit op de verschillende niveaus binnen de opleiding degelijk is uitgewerkt. Het borgen van de kwaliteit van toetsen staat duidelijk op de agenda van de opleiding en blijkt uit de activiteiten van de toetscommissie. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding met de toetsing de beoogde doelen meet, maar vraagt aandacht voor de synchronisatie van de genoemde onderdelen. Onderwerp 3 Personeel De docenten van de opleiding weten de verbinding tussen de beroepspraktijk en de opleiding te leggen. Het aantal docenten met recente werkervaring behoeft extra aandacht. Naar oordeel van het auditteam is het terecht en van groot belang dat bij de werving van nieuwe docenten de opleiding aandacht heeft voor recente praktijkervaring van de docenten. Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende personeel inzet om het onderwijsprogramma te verzorgen. Er is sprake van een positieve docent-studentratio die voldoet aan de interne streefnormen. Het auditteam is tevens van oordeel dat docenten waar nodig de mogelijkheid wordt geboden zich verder te ontwikkelen.
4/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Onderwerp 4 Materiële voorzieningen De huisvesting en overige geboden voorzieningen zijn toereikend om het onderwijsprogramma te verzorgen. Het systeem dat de opleiding hanteert voor de studiebegeleiding en informatievoorziening wordt door het auditteam positief gewaardeerd. De verbeteracties die het instituut benoemt, ziet het auditteam ter optimalisatie en getuigen van een houding waarin de opleiding continue attent is op verbetermogelijkheden. Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg De opleiding evalueert systematisch de kwaliteit van het onderwijs. Er is een goede hoeveelheid aan evaluatie-instrumenten beschikbaar, waarmee studenten, docenten, het beroepenveld en de alumni bevraagd worden over relevante kwaliteitsaspecten van de opleiding. De verantwoordelijkheden binnen het kwaliteitszorgsysteem zijn helder en er zijn streefnormen geformuleerd. Uit de documenten die het auditteam heeft bestudeerd en de gesprekken die zijn gevoerd, maakt het auditteam op dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd aan de hand van toetsbare streefdoelen. De verschillende stakeholders zijn tevreden over de concrete verbeteringen die dit tot gevolg heeft. Het auditteam is wel van oordeel dat de opleiding er nog niet in is geslaagd een goed werkend netwerk van alumni op te zetten. Onderwerp 6 Resultaten De opzet van de afstudeerfase is duidelijk en draagt bij aan het bereiken van de eindkwalificaties op het juiste niveau. De afstudeerwerken die het auditteam heeft bestudeerd voldoen aan het beoogde eindniveau. Het gebruik van internationale literatuur is een punt van aandacht. Het auditteam herkent de toegenomen aandacht voor onderzoeksvaardigheden, met name analytische vaardigheden, binnen het curriculum, maar heeft nog geen werken van afgestudeerden kunnen zien waarin dit al tot uiting komt. Het auditteam vraagt de opleiding de onderzoeksvaardigheden van studenten goed te monitoren en waar nodig bij te sturen. Het auditteam heeft de rendementen van de opleiding bestudeerd en stelt vast dat het algemene beeld aanvaardbaar is. Er zijn wel een aantal elementen binnen de rendementen die specifiek binnen de deeltijdvariant nog de aandacht van de opleiding vragen. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid van Hogeschool Arnhem en Nijmegen aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
5/57
6/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
13
2.1
Doelstellingen van de opleiding
14
2.2
Programma
18
2.3
Inzet van personeel
30
2.4
Voorzieningen
33
2.5
Interne kwaliteitszorg
37
2.6
Resultaten
41
Bijlagen
45
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
47
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
51
Bijlage 3
Bezoekprogramma
55
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
56
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
57
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
7/57
8/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid van Hogeschool Arnhem en Nijmegen zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locatie(s) Code of conduct ondertekend? Variant(en) Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw onderwijsprogramma
Hogeschool Arnhem en Nijmegen Bekostigd Personeel en Arbeid 34609 Hbo-bachelor 240 ECTS Geen Nijmegen, Arnhem Ja Voltijd en deeltijd De opleiding Personeel en Arbeid valt binnen het domein van Bachelor of Business Administration (BBA). De opleiding heeft op basis van de BBA competenties een verbijzondering gemaakt van het LOPA format 2008 +. In de visie van de opleiding ligt het accent op het opleiden van studenten voor een breed spectrum van P&A beroepen op bedrijfskundig terrein. Adviseur Personeel en Organisatie Recruiter HRM consultant Organisatieadviseur Medewerker Arbeidsvoorwaarden en rechtspositie Personeelsmanager P&A is een van de vier opleidingen van Instituut Bedrijfskunde. De andere drie opleidingen zijn Management, Economie en Recht, Academie Diedenoort Facility Management, Logistiek en Economie. Instituut Bedrijfskunde is een van de drie instituten van Faculteit Economie en Management (FEM). De FEM is een van de vier faculteiten van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. De HAN kent vier faculteiten, te weten: • Faculteit Economie en Management; • Faculteit Educatie; • Faculteit Gezondheidszorg, Gedrag & Maatschappij; • Faculteit Techniek Vorige visitatie: 2004 Datum NVAO besluit: 27 september 2005 P&A is in 2005 onderdeel geworden van de Faculteit Economie en Management van de HAN. Daarvoor was de opleiding onderdeel van de Faculteit Gezondheid Gedrag en Maatschappij. De opleiding P&A is daarmee sinds september 2006 onderdeel van de gemeenschappelijke propedeuse. Het traject rondom de onderwijsvernieuwing naar competentiegericht onderwijs is in 2009 afgerond. Alle huidige studenten volgen competentiegericht onderwijs. Daarnaast heeft de opleiding in 2009 de eindkwalificaties gebaseerd op het nieuwe beroepsprofiel van het LOPA format 2008 +. Programma’s voltijd en deeltijd op volgende pagina’s.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
9/57
10/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
11/57
12/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo
Oordeel Voldoende Goed Goed
2 Programma
P
2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Voldoende
3 Inzet personeel
P
3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit
Voldoende Goed Goed
4 Voorzieningen
P
4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding
Goed Goed
5 Interne kwaliteitszorg
P
5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid
Goed Goed Voldoende
6 Resultaten
P
6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Voldoende Goed (voltijd) Voldoende (deeltijd)
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleiding Personeel en Arbeid van Hogeschool Arnhem en Nijmegen aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
13/57
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen • De opleiding Personeel en Arbeid van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (verder aangeduid als HAN) hanteert de BBA-competenties als uitgangspunt. In 2008 zijn binnen het Landelijk Opleidingsoverleg P&A (LOPA) op basis van ontwikkelingen en trends in het beroepenveld, de taken en competenties aangescherpt en omschreven als P&A-kern(beroeps)taken. Dit LOPA Format P&A 2008+ is door de HBO-raad vastgesteld als opleidingsprofiel. De opleiding P&A HAN heeft op basis van het format een verbijzondering van de BBA-competenties gemaakt, naar elf HANspecifieke P&A-competenties: 1. De afgestudeerde initieert en ontwikkelt activiteiten op de te onderscheiden en samenhangende HR-werkterreinen, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zonodig bij. 2. De afgestudeerde beantwoordt informatievragen van de diverse stakeholders binnen en buiten de organisatie op het terrein van HR en richt daarvoor HRinformatiesystemen in en beheert deze. 3. De afgestudeerde adviseert het management over de inhoud en aanpak van de HR-werkterreinen, organisatieontwikkeling, organisatieontwerp, taakontwerp en de daaruit voortkomende implementatievraagstukken. 4. De afgestudeerde ontwikkelt activiteiten op het terrein van interne en externe arbeidsmarkttransities, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zonodig bij. 5. De afgestudeerde ontwikkelt activiteiten op het terrein van professionele ‘een-opeen situaties’, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zonodig bij (individuele gespreksvoering en -advisering zoals in het kader van loopbaanontwikkeling). 6. De afgestudeerde adviseert het management over HR-activiteiten op een zodanige wijze dat processen binnen de organisatie geoptimaliseerd worden; daarbij formuleert hij meetbare HR-doelstellingen, assisteert het management bij de uitvoering van activiteiten, evalueert deze en relateert de uitkomsten aan de organisatie-uitkomsten/resultaten. 7. De afgestudeerde maakt financiële verkenningen, berekeningen en kosten/batenanalyses op de HR-werkterreinen en rapporteert daarover aan het management. 8. De afgestudeerde kan anticiperen op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategie- en cultuurveranderingen naar HRuitvoeringspraktijken. 9. De afgestudeerde heeft zicht op de wijze waarop de rol van effectief HRleiderschap ten opzichte van het management vormgegeven wordt en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken.
14/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
10. De afgestudeerde communiceert en werkt samen met anderen en voldoet aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt. 11. De afgestudeerde stuurt en reguleert het eigen handelen en de eigen professionele ontwikkeling. Om aansluiting te houden met ontwikkelingen op nationaal niveau participeert de opleiding actief in het LOPA. De voorzitter van de curriculumcommissie van de P&A HAN is de vaste vertegenwoordiger bij de bijeenkomsten die vier keer per jaar plaatsvinden. Het platform checkt elk jaar of het format moet worden herzien, of het beroepsprofiel moet worden aangepast en of trends uit de P&A-beroepspraktijk doorvertaald moeten worden in beroepstaken. Als uitgangspunt bij de kennisverwerving van studenten hanteert de opleiding de Body of Knowledge and Skills, die landelijk is vastgesteld. Het LOPA wordt bijgestaan door een Landelijke Werkveld Adviesraad (LWA), waarin zestien personen participeren als brede vertegenwoordiging van het relevante werkveld. Het format is verschillende malen voorgelegd aan de LWA. Naast deze landelijke afstemming met het beroepenveld, heeft de opleiding ook een eigen beroepenveldcommissie (BVC). Vanaf studiejaar 2009-2010 is er sprake van een zelfstandige BVC, daarvoor was sprake van een gezamenlijke BVC met de opleiding Management, Economie en Recht. De BVC bestaat uit acht vertegenwoordigers, waaronder de lector HRM die verbonden is aan de HAN. De BVC bespreekt onder meer de actualiteit van de eindkwalificaties, het opleidingsprogramma, de BVC wordt zo nodig om advies gevraagd. De positionering van de derdejaarsstage is hiervan een voorbeeld. Ten aanzien van de eindkwalificaties heeft de BVC in 2005 opgemerkt dat bedrijfskunde steeds belangrijker wordt voor het beroep van P&A’er. Mede op basis van deze sturing is door de opleiding de keuze gemaakt voor de BBA-competenties. De opleiding geeft in haar Zelfevaluatie aan dat de positionering van P&A-opleiding in Nederland verschilt. Er is een tweedeling zichtbaar, waarbij een aantal opleidingen zich meer in het agogische domein positioneert en anderen meer in het bedrijfskundige domein. De P&A HAN positioneert zich in het bedrijfskundige domein en geeft daar gevolg aan met de keuze voor haar eindkwalificaties. De aansluiting bij de BBA-competenties en het LOPA 2008+ is voor de opleiding de manier geweest om zich in (inter)nationaal perspectief te positioneren. Zo is binnen het LOPA gebruikt gemaakt van nationaal en internationaal onderzoek bij het opstellen van de kern(beroeps)taken. Het auditteam herkent hierin aansluiting bij (inter)nationale bronnen, maar er is nog geen sprake van een expliciete vergelijking op het niveau van de competenties. De opleiding geeft aan dat binnen het LOPA momenteel onderzoek gedaan wordt naar de internationale context van de P&A-opleidingen. Naar verwachting wordt dit onderzoek eind 2010 afgerond.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding Personeel en Arbeid van de HAN de BBAcompetenties hanteert als uitgangspunt van haar opleiding. Een verbijzondering van deze competenties vormt het competentieprofiel van de opleiding, waarbij gebruik gemaakt is van het landelijke opleidingsprofiel dat is vastgelegd in LOPA Format P&A 2008+. Het auditteam
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
15/57
is positief over de aansluiting van de competenties bij het landelijk beroepsprofiel, maar merkt op dat de verbijzondering niet binnen de gehele opleiding als een verbijzondering herkend wordt. Niet alle betrokkenen bij de opleiding waren op de hoogte van de accentverschillen die ten op zichte van de BBA-competenties zichtbaar zijn. Het auditteam stelt vast dat de verbijzondering daarmee nog niet optimaal binnen de opleiding geïntegreerd. Tevens stelt het auditteam vast dat de opleiding zich aansluit bij het onderzoek naar de internationale context van P&A-opleidingen dat binnen het LOPA plaatsvindt. Het auditteam is positief over dit voornemen, maar constateert tegelijkertijd dat in de afgelopen periode een dergelijke vergelijking nog niet heeft plaatsgevonden. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding in die periode in afwachting was toekomstige landelijke activiteiten en zelf nog geen initiatief heeft genomen tot een vergelijking van doelstellingen in internationale context. Conclusie Het auditteam komt op basis van de kritische opmerkingen in de overwegingen tot het oordeel voldoende.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • Binnen het LOPA zijn de tien generieke HBO-kernkwalificaties gehanteerd om het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar aan te duiden. De opleiding P&A van de HAN hanteert voor het verantwoorden van het bachelorniveau van de eindkwalificaties de internationaal geaccepteerde Dublin descriptoren als ijkpunt. • In haar Studiegidsen maakt de opleiding per Dublin descriptor inzichtelijk via welke eindkwalificaties wordt voldaan aan het bachelorniveau. De Dublin descriptor Toepassen Kennis en Inzicht wordt gekoppeld aan de eindkwalificaties 1 tot en met 8, de Dublin descriptor Oordeelsvorming wordt gekoppeld aan de eindkwalificaties 7 en 8, de Dublin descriptor Communicatie wordt gekoppeld aan de eindkwalificaties 5 en 10, de Dublin descriptor Leervermogen wordt gekoppeld aan de eindkwalificatie 11 (voor een beschrijving van de genummerde eindkwalificaties zie facet 1.1). De opleiding koppelt in het overzicht tevens de BBA-competenties, die het uitgangspunt hebben gevormd voor de 11 eindkwalificaties, aan de Dublin descriptoren. • De opleiding heeft drie niveaus beschreven waarop de eindkwalificaties beheerst kunnen/moeten worden. Binnen de opleiding P&A HAN geldt dat een afgestudeerde alle eindkwalificaties op niveau 3 moet beheersen. De niveauaanduiding is opgebouwd via ‘complexiteit’ en ‘zelfstandigheid’. De studiegids geeft inzicht in de opbouw van eindkwalificaties in niveaus binnen het curriculum. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding het bachelorniveau van de opleiding aantoont door gebruik te maken van de Dublin descriptoren. In een overzicht wordt de koppeling van de
16/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
descriptoren met de eindkwalificaties inzichtelijk gemaakt. Het auditteam heeft het overzicht bestudeerd en constateert dat de eindkwalificaties van de opleiding het bachelorniveau vertegenwoordigen. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Bij de beoordeling van dit facet neemt het auditteam de bevindingen gepresenteerd bij de facetten 1.1 en 1.2 mee, waarin onder meer tot uiting komt hoe de doelstelingen van de opleiding ontleend zijn aan (en in samenspraak met) het relevante beroepenveld. • Om het arbeidsperspectief van de startende P&A'er in beeld te brengen, beschikt de opleiding over het document IJkpersonen P&A 2009. Hierin zijn beschrijvingen opgenomen van drie ijkpersonen op junior-, medior- en seniorniveau, verschuivend van operationele via tactische naar beleidsmatige (strategische) aandachtspunten. De volgende kenmerkende start- en doorgroeifuncties worden benoemd: adviseur Personeel en Organisatie, personeelsmanager, recruiter, medewerker Arbeidsvoorwaarden en Rechtpositie, HRM-consultant, HR-officer en organisatieadviseur, looopbaanadviseur, reïntegratie-adviseur. • Uit resultaten van de HBO-Monitor 2009 is af te leiden dat alumni tevreden zijn over de opleiding. Hiervoor zijn de volgende gegevens ondersteunend: 100% van de alumni heeft na de opleiding een baan gevonden, de alumni zijn positief over de basis die de opleiding biedt om te starten op de arbeidsmarkt en alumni zijn positief over de geboden basis om competenties verder te ontwikkelen. Daarnaast geven alumni aan een goede aansluiting te ervaren tussen opleiding en werk. Deze positieve feedback van alumni is ook zichtbaar in het alumnionderzoek dat de opleiding in 2009 heeft uitgevoerd. Overwegingen De eindkwalificaties zijn ontleend aan de door het beroepenveld opgestelde beroepscompetenties en besproken met vertegenwoordigers uit het regionale werkveld. Afgestudeerden hebben de competenties die horen bij een beginnend beroepsbeoefenaar in het P&A-werkveld.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
17/57
Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief beoordeeld.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • De opleiding heeft de verplichte literatuur voor studenten vastgelegd per onderwijseenheid (OWE). Naast vakliteratuur in boeken wordt gebruik gemaakt van readers met actuele artikelen en syllabi geschreven door docenten. De OWEcoördinator houdt de literatuurlijst jaarlijks up to date onder meer door gebruik te maken van input vanuit studenten, de opleidingscommissie, docenten en/of de BVC. De totale literatuurlijst wordt jaarlijks ter advies voorgelegd aan de BVC, waarin ook de lector zitting heeft. Een voorbeeld van bijstellen door input vanuit de BVC: integratie van meer HRM-trends in de OWE Personeelsstrategie. Hiertoe is een specifiek boek toegevoegd aan de verplichte literatuur. Vanaf het studiejaar 20072008 is er een informatiespecialist vanuit het studiecentrum betrokken bij de opleiding. Het is de taak van de informatiespecialist om de opleiding te informeren over het verschijnen van relevante publicaties. Tevens kunnen docenten gebruik maken van de informatiespecialist door deze opdracht te geven voor het vinden van bepaalde literatuur, artikelen en publicaties. De vakliteratuur die binnen de opleiding wordt gehanteerd is afgestemd op de BoKS die vanuit de BBA-competenties wordt gehanteerd. • In het Overzicht Casussen maakt de opleiding zichtbaar hoe studiemateriaal aan de beroepspraktijk ontleend is. Casussen komen tot stand vanuit ervaringen van docenten in het werkveld en door input te genereren vanuit contacten in het relevante werkveld. Studenten komen binnen de opleiding expliciet in aanraking met de relevante beroepspraktijk. Dit wordt onder meer geïnitieerd door opdrachten in de beroepspraktijk (clusters B, C, D), gastcolleges, beroepsgerichte opdrachten in de minor, de tien maanden stage in het derde jaar en de afstudeeropdracht in het vierde
18/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
•
jaar. Voor de opdrachten in de beroepspraktijk dienen studenten zelf op zoek te gaan naar een geschikte organisatie, het HAN-Praktijkweb helpt studenten hierbij. Interactie met toegepast onderzoek wordt studenten geboden door het aanleren van onderzoeksvaardigheden. De opleiding start hiermee in het A cluster van de propedeuse binnen de module Beleidsadvies Rapport. In het B cluster krijgen studenten binnen modulen Beroep en Oriëntatie interviewvaardigheden en schrijven ze praktijkverslagen van onderzoek in organisaties. In de hoofdfase krijgen studenten de module Onderzoeksmethoden aangeboden. Vervolgens voeren studenten tijdens de stage (cluster F) zelfstandig een sociaal (toegepast) onderzoek uit en brengt de student onderzoeksvaardigheden tot uitvoering binnen het afstuderen. Momenteel worden in afstemming met het lectoraat mogelijkheden onderzocht om de onderzoeksleerlijn in het curriculum te versterken. Gedurende de periode 2004-2007 onderhield de opleiding een relatie met de lectoraten Arbeid en Gezondheid en Development of Professional Leadership. Vanaf het studiejaar 2008-2009 is samenwerking gestart met het lectoraat HRM. De samenwerking kenmerkt zich door een aantal activiteiten: een docent van de opleiding participeert in de kenniskring van het lectoraat, het lectoraat is betrokken bij de ontwikkeling van de minor Effectief leiderschap HR voor managers en er worden kennisdelingsdagen georganiseerd met docenten. In de toekomst zal verder invulling worden gegeven aan de samenwerking, onder meer door studenten deel te laten nemen aan onderzoek dat door de kenniskring wordt uitgevoerd en het inzetten van de lector bij gastcolleges. Docenten spelen een centrale rol bij het actueel houden van het onderwijsprogramma. Het bijhouden van vakliteratuur, eigen praktijkervaringen, stage- en afstudeercontacten, het bezoeken en organiseren van congressen en workshops zijn activiteiten die de actualiteit in het programma stimuleren. Ook het gebruik van gastsprekers, deelname aan LOPA en de activiteiten van de informatiespecialist dragen eraan bij dat het programma up-to-date blijft. Alle input wordt besproken in de curriculumcommissie (CCC) en de docentenraad (DORA). De CCC bepaalt uiteindelijk welke ontwikkelingen in de OWE geïmplementeerd dienen te worden. Het programma bevat een vaardighedenlijn, waarbinnen de studenten beroepsvaardigheden oefenen die zij in de beroepspraktijk nodig hebben. Studenten bekwamen zich in mondelinge en schriftelijke communicatie, leren samenwerken in projectteams en het leiden daarvan, er worden verschillende typen gesprekken getraind: sollicitatie-, exit- en beoordelingsgesprekken. Daarnaast zijn adviesvaardigheden onderdeel van het programma en worden studenten getraind in het analyseren van problemen en het schrijven van beleids- en adviesnota’s. De opleiding besteedt aandacht aan internationalisering om aan te sluiten bij toenemende arbeidsmigratie. Van de P&A-studenten vraagt dat in toenemende mate een internationale oriëntatie op ondernemen en organiseren en vooral op de HRMaspecten daarvan, op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau. Naast de inbedding binnen verschillende onderwijseenheden, bijvoorbeeld aandacht voor internationalisering binnen arbeidsrecht en opvattingen over HRM, gebruikt de opleiding de stages, de afstudeeropdracht en de minor specifiek om ruimte te bieden
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
19/57
•
•
voor internationalisering. Voor deze drie onderdelen van het programma geldt dat er mogelijkheden zijn om ze in het buitenland af te ronden, om op die manier de internationale context te ervaren. De opleiding heeft ervaringen in België, Duitsland, Frankrijk, Zweden, Aruba, Curaçao, Tsjechië en de Verenigde Staten. Binnen de deeltijdopleiding maken studenten beroepsproducten voor de organisatie waarin zij werkzaam zijn of voor de organisatie van een collega-student. Praktijkvaardigheden leren studenten voor een belangrijk deel aan op hun eigen werkplek, gestuurd door specifieke opdrachten. Als de werkomgeving van de studenten hiertoe geen mogelijkheid biedt, kan de opdracht eventueel uitgevoerd worden bij een andere afdeling of door een stage. Uit resultaten van het STO 2009 is af te leiden dat studenten positief zijn over het praktijkgerichte gehalte van de opleiding. Zij reageren positief op stellingen die betrekking hebben op de praktijkgerichtheid van de opleiding, voldoende contact met de beroepspraktijk, voldoende aansluiting bij actuele ontwikkelingen en het studiemateriaal is van voldoende inhoudelijke kwaliteit.
Overwegingen Het auditteam heeft de elementen van het facet Eisen HBO grondig bestudeerd en stelt vast de opleiding aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Het auditteam heeft kennisgenomen van de literatuur die binnen de opleiding gehanteerd wordt en is van oordeel dat deze relevant en actueel is. Het proces dat de opleiding hanteert om de verplichte literatuur bij te werken is naar oordeel van het auditteam adequaat en draagt bij aan de borging van de kwaliteit. Het auditteam merkt op dat, gedacht vanuit de internationale oriëntatie die de opleiding studenten mee wil geven, dat studenten worden bekend gemaakt met het gebruik van internationale bronnen. Het auditteam heeft voorts vastgesteld, door middel van bestudering van onderwijseenheden, dat de opleiding relevante actuele casuïstiek hanteert en daarmee aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal aanbiedt. Actuele ontwikkelingen worden over het algemeen door de opleiding hierin verwerkt, maar vindt ook plaats door inzet van (gast)docenten die actuele praktijkervaring inzetten bij de vormgeving en het verzorgen van het onderwijs. Recent heeft de opleiding de thema’s EHRM en Outsourcing bijvoorbeeld ingebracht. Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleiding studenten beroepsvaardigheden aanleert. Conclusie Het auditteam komt op basis van de bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
20/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bevindingen • De eindkwalificaties van de opleiding zijn uitgewerkt in vier beroepstaken, waar in de onderwijseenheden aan gewerkt wordt. De beroepstaken zijn zo opgesteld dat alle eindkwalificaties voldoende aan bod komen om studenten op te leiden tot een generieke P&A’er. Studenten kunnen ten aanzien van de minor kiezen voor verbreding of verdieping. Studenten maken zich de eindkwalificaties eigen door te werken aan realistische beroepsproducten, waarbij uiteindelijk het derde (bachelor)niveau van de eindkwalificaties wordt bereikt (zie facet 1.1). • Het onderwijsprogramma bestaat uit acht clusters (A tot en met H), twee per studiejaar. Elk cluster heeft een duidelijke identiteit waarbinnen één of meer eindkwalificaties centraal staan. Elk cluster bestaat uit onderwijseenheden van 7,5, 15 of 22,5 EC. In de studiegids en -handleidingen staan de OWE beschreven en wordt voor de studenten inzichtelijk hoe aan de eindkwalificaties wordt bijgedragen. Het programma kent een concentrische opbouw, waarbij de eindkwalificaties in meerdere beroepstaken terugkomen, steeds op een hoger niveau. De opleiding biedt telkens twee onderwijseenheden naast elkaar aan, waardoor de student aan meerdere beroepstaken tegelijk werkt. Aan de hand van beroepsproducten toont de student aan over de benodigde competenties te beschikken. • De CCC van de opleiding heeft in overleg met de docentenraad (DORA) de eindkwalificaties van de opleiding vertaald in doelen per OWE. Deze vertaling is door de opleiding zichtbaar gemaakt in de studiehandleidingen. Zo blijkt dat binnen de onderwijseenheid Personeelsstrategie in cluster D gewerkt wordt aan de beroepstaak: Het geven van strategisch advies voor het doorvoeren van veranderingen op het gebied van HRM. De student heeft de mogelijkheid om binnen dit onderdeel de competentie 2, 3 en 5 tot en met 11 op niveau 2 te behalen. Overwegingen Het auditteam heeft de aangeboden onderwijseenheden bestudeerd en het daarbij behorende materiaal. Het auditteam stelt vast dat de opleiding een adequate concretisering heeft gemaakt van de eindkwalificaties naar beroepstaken, beroepsproducten en leerdoelen per onderwijseenheid. Het auditteam is van oordeel dat het onderwijsprogramma studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Om samenhang binnen het opleidingsprogramma te borgen vindt er binnen elke onderwijseenheid overleg plaats. Dat gebeurt zowel op het niveau van de OWEcoördinatoren als binnen de CCC. Wijzigingen ten aanzien van de samenhang
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
21/57
•
•
•
•
kunnen tot stand komen op basis van resultaten van onderwijsevaluaties, maar ook ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Een voorbeeld van een wijziging betreft de onderwijseenheden Personeelsstrategie in de clusters C en D. De volgtijdelijkheid van onderdelen binnen deze OWE’s bleek niet optimaal. Om hier verbetering in te brengen is het programma herschreven, is kritisch naar de vakliteratuur bij de onderdelen gekeken en naar de werkwijze. Op basis van die inventarisatie zijn enkele specifieke onderdelen verplaatst naar een andere OWE. De verticale samenhang binnen de opleiding krijgt vorm door de niveauopbouw. In elk cluster werkt de student aan meerdere eindkwalificaties op een steeds hoger niveau. Hoe verder de student in de opleiding is gevorderd, hoe hoger het niveau waarop aan de eindkwalificaties wordt gewerkt, waarbij aan het eind van de opleiding alle eindkwalificaties op niveau 3 zijn behaald, dat van de startbekwame beroepsbeoefenaar. Horizontale samenhang komt onder meer tot uiting in de twee OWE die gedurende de opleiding naast elkaar worden aangeboden. In het tweede studiejaar krijgt de student bijvoorbeeld Organisatieanalyse aangeboden naast Personeelsinstrumenten. Uiteindelijk gaat het om de samenhang: de uitkomsten van een externe en interne analyse vertalen in aandachtspunten voor HRM-beleid en daar op passende wijze instrumenten voor aanpassen/ontwikkelen en die in hun onderlinge samenhang inzetten en (helpen) implementeren. Samenhang tussen theorie en praktijk is onder meer ingebed door gebruik te maken van beroepsvraagstukken, uitmondend in beroepsproducten. In de programmaonderdelen wordt de grondslag aangeboden om het beroepsproduct goed te kunnen maken. De opleiding biedt theorie en methodiek aan die de student in de praktijk nodig heeft, waardoor de student de koppeling tussen theorie en praktijk kan maken. In de evaluatie van de samenhang in het opleidingsprogramma presenteert de opleiding cijfers die illustreren dat studenten positief zijn over de samenhang in het programma. Dat is af te leiden uit cijfers van het STO 2009, Digitale monitoring OWE en de HBO-Monitor 2009.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de samenhang in het opleidingsprogramma van de voltijd- en deeltijdopleiding in de essentie niet van elkaar verschilt. Slechts in de wijze waarop binnen de opleiding gebruik gemaakt wordt van ervaringen in de beroepspraktijk levert een nuanceverschil op in de wijze waarop de theorie aan de praktijk wordt gekoppeld. Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleiding de samenhang binnen het curriculum heeft vormgegeven. Voor het auditteam is de volgtijdelijkheid tussen onderwijseenheden helder. De opleiding laat daarbij zien ook aanpassingen te verrichten als deze volgtijdelijkheid vergroot kan worden. De relatie tussen eenheden die in dezelfde periode worden aangeboden is eveneens duidelijk en draagt bij aan de samenhang binnen de opleiding.
22/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De opleiding streeft naar optimale studeerbaarheid van het curriculum. Om de spreiding van de studielast te optimaliseren zijn de onderwijseenheden van de major evenwichtig over alle periodes verdeeld. De opleiding hanteert een volledige werkweek voor de student als norm voor de voltijdopleiding. De studiebelasting wordt uitgedrukt in EC en beide opleidingsvarianten bestaan uit vier studiejaren van ieder 60 EC. Een cluster/semester kent een standaardomvang van 30 EC en bestaat uit één of meerdere onderwijseenheden met een minimale omvang van 7,5 EC of veelvouden hiervan. De curriculumcommissie bewaakt (ondersteund door OWEcoördinatoren) de studielast voor de gehele opleiding. In het gesprek van het auditteam met studenten geven studenten aan ongeveer 25 – 35 uur per week aan de studie besteden. Studenten herkennen een duidelijk onderscheid tussen de zelfstudie en de contacttijd binnen de opleiding en ervaren deze verhouding positief. Studenten geven wel aan dat de spreiding van de studielast binnen onderwijsperioden nog voor verbetering vatbaar is. Studenten ervaren het aantal inlevermomenten voor werkstukken (tussenproducten) en de hoeveelheid werkstukken als knelpunt. De werkwijze van de opleiding betreffende deze aspecten in cluster D (spreiding inleverdata en mogelijkheid tot inleveren tussenproducten) worden door studenten positief gewaardeerd. • De opleiding biedt gemiddeld 20 contacturen aan per cluster. Daarbij wordt opgemerkt dat dit gemiddelde in het licht staat van de visie dat de student aan het begin van de opleiding meer ondersteund en aangestuurd wordt door de docent, dan aan het einde, waar de student meer wordt ‘los’ gelaten. • Studenten kunnen flexibel instromen, namelijk per 1 september of per 1 februari. In principe volgt de student de leerroute zoals deze is beschreven in de studiegids van de propedeuse en de studiegids van de hoofdfase van de opleiding P&A. Elke onderwijseenheid wordt twee keer per jaar aangeboden, waardoor enige flexibiliteit wordt gecreëerd voor studenten. Voor studenten die de stage, minor of afstudeeropdracht in het buitenland volgen, wordt een leerroute op maat gemaakt. • Het onderwijsprogramma kent een aantal eisen ten aanzien van studievoortgang, de zogenaamde doorstroomnormen. In het programma wordt de student eerst geconfronteerd met het bindend studieadvies: iedere student krijgt uiterlijk aan het eind van het eerste studiejaar een BSA. Bij minder dan 37,5 EC krijgt de student een negatief advies (NBSA) en mag hij de studie niet voortzetten, ook als de student na twee jaar nog geen propedeuse heeft behaald, volgt een NBSA. Vervolgens heeft de opleiding een stagedrempel in het programma ingebouwd: studenten worden tot de
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
23/57
•
•
•
•
derdejaarsstage toegelaten als zij de propedeuse hebben behaald alsmede 52,5 EC uit de hoofdfase. Tot slot geldt er een toelatingsnorm voor de afstudeeropdracht: studenten worden toegelaten tot de afstudeerfase als zij alles tot en met het derde jaar hebben afgerond. Bij voorkeur hebben zij ook de minor afgerond. De studievoortgang van studenten wordt gemonitord door middel van slb-gesprekken ondersteund door HAN-SIS. Voor studenten met een grote studieachterstand wordt de mogelijkheid geboden om een aangepast programma te doorlopen om achterstanden weg te werken. In de gesprekken van het auditteam met studenten geven de studenten te kennen positief te zijn over de wijze waarop er aandacht is binnen SLB voor de studievoortgang. In haar Zelfevaluatie merkt de opleiding op dat er een aantal programmaonderdelen zijn die studenten als lastig beschouwen. In de propedeuse betreft het bedrijfseconomie en logistiek en in de hoofdfase Strategisch Human Resource Management. De opleiding heeft hierop activiteiten ondernomen ter verbetering, het aanpassen van het abstractieniveau door meer herkenbare casuïstiek te gebruiken is daar een voorbeeld van. Voor deeltijdstudenten wordt hiernaast ook getracht de studeerbaarheid te vergroten door lessen aan te bieden op dagdelen buiten de standaardwerktijden. De lessen vinden hoofdzakelijk plaats op dinsdag- en donderdagavond en zaterdagochtend. In het STO 2009 en de Digitale OWE-monitoring 2009 geven studenten blijk van tevredenheid over de studielast. Studenten oordelen bijvoorbeeld positief over de stelling dat de studie te doen is in de tijd die ervoor staat.
Overwegingen Het auditteam is over het algemeen positief over de studeerbaarheid van het onderwijsprogramma en de wijze waarop de opleiding mogelijke belemmeringen wegneemt. De zichtbaarheid van de studiebegeleiding hierin wordt door het auditteam positief gewaardeerd. Het auditteam stelt voorts vast dat de gerealiseerde studielast enigszins achterblijft bij de geplande studielast. De opleiding onderzoekt momenteel of er een relatie bestaat tussen de tijd die aan de studie wordt besteed enerzijds en de studieresultaten en de studieachterstand anderzijds. De spreiding van de studielast is naar oordeel van het auditteam nog een aandachtspunt. Conclusie Het auditteam komt op basis van de kritische opmerkingen over studielast tot het oordeel voldoende.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
24/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bevindingen • De opleiding P&A wordt als voltijd en als deeltijd variant aangeboden. De voltijdse opleiding richt zich op studenten met een havo- of mbo-vooropleiding, maar zonder werkervaring. De deeltijdopleiding is bedoeld voor studenten met werkervaring. Voltijdstudenten kunnen zowel in september als in februari instromen. • Studenten van 21 jaar of ouder die niet aan de instroomeisen voldoen, kunnen een toelatingsonderzoek doorlopen, bestaande uit een intakegesprek en een taaltoets. Intakegesprekken vinden ook plaats met zij-instromers en studenten die van variant wisselen. • Studenten met een buitenlands diploma kunnen dat laten ‘waarderen’ door de Studenten Inschrijf Administratie (SIA). Eventueel moet de student deelnemen aan de toelatingstoetsen voor economie, wiskunde en Nederlands. De student moet in het bezit zijn van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2). • Studenten met een vwo-diploma of een mbo-diploma niveau-4 met een certificaat van het doorstroomprogramma RxH (samenwerking tussen ROC en de HAN) kunnen de propedeuse in een half jaar afronden. De mogelijkheid wordt geboden om vrijstelling te krijgen voor het A-cluster. De vrijstellingen voor de mbo-ers zijn gebaseerd op de vakken in het doorstroomprogramma die overeenkomen met de vakken van de reguliere propedeuse. Zonder doorstroomprogramma worden voor deze instroomcategorie geen vrijstellingen gegeven in de propedeuse. • Studenten die competenties elders verworven (EVC) hebben kunnen vrijstelling van onderwijseenheden of delen van onderwijseenheden krijgen (Studiegids voltijd hoofdfase, P&A 2009-2010, par. 4.9). • Indien de opleiding hiaten bij aankomende studenten vaststelt, wordt individueel bekeken doe deze weggewerkt kunnen worden. • Aankomende studenten kunnen kennis met de opleiding maken via proefstuderen: zij volgen een dag colleges en maken opdrachten. Daarnaast organiseert de opleiding negen open dagen, zowel in Arnhem als in Nijmegen. Tijdens voorlichtingsdagen krijgen geïnteresseerde studenten naast algemene informatie, informatie over de propedeuse en de specifieke opleiding. Verder bezoekt een team van voorlichters, bestaande uit studenten en docenten, ROC’s en vo-scholen om voorlichting te geven. • Voltijdstudenten leren tijdens de propedeuse een persoonlijke sterkte-zwakteanalyse te maken. Verder wordt aandacht besteed aan de gewenste studiehouding. De studieloopbaanbegeleider (slb’er) besteedt aandacht aan werkhouding en stimuleert het zelfverantwoordelijk leren en het ‘leren leren’. Hiermee draagt de opleiding zorg voor aansluiting wat betreft de vorm van het onderwijs. • Deeltijdstudenten moeten vanaf het derde studiejaar een relevante werkplek hebben. In de didactiek wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van de werkplek van de student door het uitvoeren van praktijkgerichte opdrachten in de beroepspraktijk. Voorheen was een werkplekeis vanaf het tweede jaar van toepassing. De opleiding heeft hierin een aanpassing gedaan om tegemoet te komen aan het vertragende effect dat optrad. Door de eis vanaf het derde
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
25/57
• •
•
•
studiejaar te laten gelden hebben studenten langer de tijd om een relevante werkplek te vinden of binnen de organisatie door te groeien. Sinds 2007 is het aantal studenten gestegen van 306 tot 347. De stijging vindt met name in de voltijdvariant plaats. De deeltijdvariant is vrijwel constant gebleven. De opleiding heeft een marktaandeel van vier procent, terwijl de streefnorm 8,8 procent is. De opleiding wil de instroom verhogen door de opleiding per 2010 ook in Arnhem volledig in voltijd aan te bieden en door een gerichte voorlichtingsfolder. Om nog meer in te kunnen spelen op de wensen en behoeftes van studenten wil de opleiding de EVC-procedure verder preciseren en professionaliseren, en studenten met afwijkende leerroutes gerichter volgen (monitoring). Uit het STO 2009 blijkt dat 75 procent van de studenten tevreden is over de aansluiting op de vooropleiding.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de inhoud en de didactiek van de opleidingen goed aansluiten bij de relevante vooropleidingen. Intakegesprekken, voorlichting en begeleiding zijn erop gericht de overstap, qua inhoud en vorm zo soepel mogelijk te laten verlopen. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen • De opleiding P&A omvat 240 studiepunten (EC), verdeeld over een major van 210 EC (waarvan 60 EC voor de gemeenschappelijke propedeuse) en een minor van 60 EC. • De verdeling van de studiepunten over de programmaonderdelen is opgenomen in de Studiegids A- en B-cluster en in de Studiegids voltijd hoofdfase P&A 20092010, par. 6.3. • Studenten met een vwo- of mbo-vooropleiding en deeltijdstudenten met relevante werkervaring komen in aanmerking voor een verkort traject waarin zij de 240 EC behalen. • De examencommissie controleert jaarlijks of de opleiding voldoet aan het aantal studiepunten zoals vastgelegd in de OER. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
26/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • De opleiding gaat uit van de sociaalconstructivistische benadering om studenten competent te maken. De belangrijkste uitgangspunten zijn (Didactisch model P&A, 2009): - competenties voor startbekwame professionals (LOPA 2008+ en BBA); - gericht op de beroepspraktijk P&A; - specifieke beroepsvaardigheden voor de HR-professional; - ontwikkelen reflecterend vermogen; - aansluiten bij kenmerken van studenten. • De opleiding werkt toe naar de landelijk vastgestelde competenties om beroepsvraagstukken te kunnen oplossen, zodat studenten uiteindelijk het niveau van de startbekwame beroepsbeoefenaar bereiken. De student ontwikkelt de competenties zoveel mogelijk in een realistische leeromgeving aan de hand van beroepstaken. In elke OWE wordt aan één of meer beroepstaken gewerkt. • Vanuit de sociaalconstructivistische visie is het uitgangspunt dat de student het meeste leert wanneer hij een actieve rol heeft. Studenten worden geacht zoveel mogelijk zelfstandig hun leren te sturen en te controleren. • De relatie met de beroepspraktijk komt tot uiting in de opbouw van het curriculum aan de hand van de vier beroepstaken. De beroepsgerichtheid blijkt uit: - actuele casuïstiek, ingebracht door studenten en docenten; - vaardigheidstrainingen; - opdrachten in gast- of adoptieorganisaties; - opdrachten mede door mensen uit te praktijk te laten beoordelen; - gastcolleges door mensen uit de praktijk; - stage- en afstudeeropdrachten. • De opleiding hanteert een diversiteit aan werkvormen die aansluiten bij het didactisch model: werkcolleges, vaardigheidstrainingen (gesprekstechnieken, schrijfvaardigheid, geven van feedback), simulaties (nabootsing van de beroepspraktijk, bijvoorbeeld een werving- en selectieprocedure), projecten (studenten stellen een beroepsproduct op waarbij alle onderdelen binnen de OWE aan bod komen), stage (10 maanden van 30 u/w), adoptieorganisatie (echte organisaties waar studenten praktijkopdrachten voor hun beroepsproducten kunnen uitvoeren), supervisie en training persoonlijk functioneren (reflecteren op werkervaringen), afstudeeropdracht (individueel, methodisch onderzoek naar een P&A-vraagstuk).
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
27/57
•
•
•
•
De opleiding toetst periodiek of de werkvormen aansluiten bij de doelstellingen. Zij gebruikt daarvoor de onderwijsevaluaties, de digitale monitoring, de groepsgesprekken, het alumnionderzoek en de HBO-Monitor. De curriculumcommissie bewaakt de aansluiting van de werkvormen bij het didactisch concept en de doelstellingen van de opleiding. De opleiding hecht veel waarde aan de juiste beroepshouding. Professioneel handelen krijgt daarom specifieke aandacht tijdens studieloopbaanbegeleiding, stages, assessment, trainingen, supervisie, reflectie op professionaliteit en DPSinterventiekunde. In de deeltijdvariant is de werksituatie uitgangspunt voor de opdrachten. Net als bij de voltijdvariant wordt gewerkt met casuïstiek, trainingen, simulaties en presentaties. Werkervaringen van studenten kunnen in de lessen worden ingebracht, om conform het concurrency principe verbindingen tussen de praktijk en de aangeboden onderwijsinhouden te leggen. Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin zij gestimuleerd worden om zelfstandig te werken (85 procent). Over de afwisseling van werkvormen is 80 procent tevreden. Uit de digitale monitoring blijkt dat studenten een 3,4 (vijfpuntsschaal) geven voor de mate waarin werkvormen tot een actieve studiehouding aanzetten.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept van de opleiding adequaat is om de eindkwalificaties te bereiken. Binnen de opleidingsvarianten wordt gebruik gemaakt van een breed palet aan werkvormen, die naar oordeel van het auditteam passen bij het aangeboden onderwijs. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • Het Instituut Bedrijfskunde (IBK), waartoe P&A behoort, heeft een toetsbeleidsplan: Toetsbeleidsplan Instituut Bedrijfskunde 2009-2013. Hierin is vastgelegd dat gestreefd wordt naar meer individuele toetsen en naar minder toetsen in groepsverband. Iedere student moet aantonen aan alle criteria van de OWE te voldoen. EC worden pas toegekend wanneer de student alle toetsen van een OWE met goed gevolg heeft afgelegd.
28/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
•
•
Via de beroepstaken laat de student zien de eindkwalificaties op een steeds hoger niveau te beheersen. Bij het afstudeerproject toont hij aan het eindniveau van de competenties te beheersen en geschikt te zijn om door te stromen naar de arbeidsmarkt. De opleiding heeft toetsvormen gekozen die aansluiten bij het didactisch concept. Zij hanteert de volgende toetsvormen: meerkeuzetoetsen, presentaties, gesprekstechnieken, reflectieverslagen, beroepsproducten (bijvoorbeeld adviesrapporten), stage- en afstudeerverslagen, en mondelinge assessments. De examencommissie van IBK heeft een sturende en controlerende rol bij de inrichting en de kwaliteit van de toetsing, en is eindverantwoordelijk voor het intern toezicht op de examens. De uitvoering van de kwaliteitsborging is gemandateerd aan de toetscommissie. Er is een aparte toetscommissie voor de propedeuse. Er vindt jaarlijks afstemming tussen examencommissie en toetscommissie plaats. De toetscommissie analyseert de resultaten van monitoring en evaluaties over toetsing en de toetsresultaten van afzonderlijke toetsen. Zij adviseert over de aanpak van knelpunten aan toetsconstructeurs, vakdocenten en curriculumcommissie. Verder zorgt zij voor de scholing van docenten. Standaard zijn twee docenten verantwoordelijk voor de samenstelling van een toets en de beoordelingsprotocollen. Studenten worden via de studiegids en de OER geïnformeerd over de wijze van toetsen en beoordelen en de procedures bij onregelmatigheden. De informatie omvat: toetsvorm, duur, te beoordelen eindkwalificaties, toetscriteria, weging, niveau, bekendmaking cijfers, inzagerecht en bezwaar en beroep. Voor alle toetsen zijn beoordelingscriteria opgesteld. Deze zijn afgeleid van de eindkwalificaties en vastgelegd in de studiegids, op HAN-Insite en Scholar. Uit het STO 2009 en de digitale monitoring blijkt dat studenten positief zijn over de aansluiting van de toetsen op de doelstellingen en dat vooraf duidelijk is waarop zij beoordeeld worden. De helft van de studenten vindt dat de uitslagen sneller bekend moeten worden gemaakt. Formeel staat er twintig werkdagen voor het nakijken. De opleiding blijft verbeteringen op het gebied van toetsing doorvoeren: individueel afstuderen, multiple-choicetentamens en de uitwerkingen worden direct na het tentamen op Scholar geplaatst. De overige toetsen worden klassikaal besproken in de eerste les na de toetsperiode.
Overwegingen Het auditteam heeft het systeem van toetsen en beoordelen bestudeerd en stelt vast dat dit op de verschillende niveaus binnen de opleiding degelijk is uitgewerkt. Het borgen van de kwaliteit van toetsen staat duidelijk op de agenda van de opleiding en blijkt uit de activiteiten van de toetscommissie. Inhoudelijk zijn de toetsen van de opleiding goed en de toetsing is gekoppeld aan de leerstof. Het auditteam heeft in de bestudering van de toetsing en beoordeling bijzondere aandacht gehad voor de doorvertaling van de eindkwalificaties en de doelen per onderwijseenheid naar de beoordelingscriteria. In de handleidingen heeft de opleiding aangegeven welke doelen bereikt dienen te worden binnen een onderwijseenheid, deze worden onderscheiden naar beoordelingscriteria. In de beoordelingsformulieren bij de diverse toetsinstrumenten heeft het auditteam het gebruik van deze vooraf
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
29/57
gecommuniceerde doelstellingen en criteria herkend. Bij een aantal modulen en daarbij behorende toetsen bleek de match nog niet optimaal en week de vooraf gegeven normering af van die in de beoordelingsformulieren. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding met de toetsing de beoogde doelen meet, maar vraagt aandacht voor de synchronisatie van de genoemde onderdelen. Conclusie Het auditteam komt op basis van de laatste kritische overweging tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief beoordeeld.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • In het strategisch personeelsplan (Strategisch Personeelsplan Instituut Bedrijfskunde 2009) wordt de vormgeving en het instrumentarium van het personeelsbeleid beschreven. Dit personeelsplan is onderdeel van de HRMagenda van de HAN (HRM-agenda 2007-2012). • De organisatiedoelen van IBK vereisen dat medewerkers de volgende kwaliteiten verder ontwikkelen: innovatief vermogen, creativiteit, mobiliteit (bijvoorbeeld in wisselende teams), praktijkgerichte en onderzoekende houding, leerprocesgerichte instelling, netwerken en ondernemerschap. • De opleiding streeft ernaar het percentage van docenten met recenten beroepservaring voor het vaste docententeam te verhogen. Bij het aannemen van nieuw personeel geldt recente praktijkervaring als het eerste selectiecriterium. De laatste drie docenten die zijn aangenomen, voldoen hieraan. Daarnaast zet de opleiding in op het stimuleren van docentstages en persoonlijke ontwikkeling en scholing via R&O. • Gemiddeld tien procent van de taken van een docent zijn werkveldgerelateerd: het begeleiden van stages, afstudeeropdrachten, het participeren in opdrachten en taken van de lectoraten van het expertisecentrum. Vrijwel alle docenten zijn betrokken bij stages en afstudeeropdrachten. Casuïstiek uit de beroepspraktijk wordt in het onderwijs toegepast. • Uit onderzoeken en evaluaties (STO 2009, Elseviers onderzoek 2009, HBOMonitor 2009, digitale evaluatie) blijkt dat studenten positief zijn over de praktijkgerichtheid van de opleiding, de kennis van de docenten over de beroepspraktijk en de vakinhoudelijke kennis van de docenten. Studenten geven in
30/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
gesprek met het auditteam aan praktijkervaring bij docenten te herkennen door het gebruik van voorbeelden in de lessen die zij verzorgen. Overwegingen Het auditteam herkent in de cv’s van docenten en vanuit de activiteiten van docenten voldoende basis om de verbinding tussen de beroepspraktijk en het onderwijs te leggen. Uit de cv’s van docenten blijkt dat twintig procent recente beroepservaring heeft. De aandacht die de opleiding bij de werving van nieuwe docenten heeft voor recente praktijkervaring, is naar oordeel van het auditteam terecht en van groot belang om de verbinding tussen het onderwijsverzorgend personeel en de beroepspraktijk te versterken. Het auditteam constateert dat de opleiding deze verbinding momenteel voor een belangrijk deel heeft vormgegeven door gebruik te maken van contacten in het beroepenveld. Conclusie Het auditteam komt op basis van de opmerkingen over de recente praktijkervaring van de docententeam tot het oordeel voldoende.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Het IBK heeft ongeveer 117 medewerkers van wie er 107 in het onderwijs werkzaam zijn (95 fte). Het aantal studenten bedraagt 2250. De studentdocentratio is 1:24 (streefnorm is 1:25). Voor P&A gelden dezelfde verhoudingen: 12,5 fte docenten op 300 studenten betekent een student-docentratio van 1:24. • De meeste medewerkers zijn vertegenwoordigd in de leeftijdscategorie van 45-55 jaar. De gemiddelde leeftijd bij P&A is 48 jaar. Er is sprake van een evenwichtige man-vrouwverhouding: 60 procent man en 40 procent vrouw. • Het ziekteverzuim bij IBK bedraagt twee procent (streefnorm is vier procent). Dit geldt eveneens voor P&A. Docenten zijn zeer tevreden over de werkdruk (HANMTO 2009). Wanneer een docent langer dan een week ziek is, wordt hij vervangen. • De methodiek van het inzetten van docenten is recentelijk verbeterd door de voorzitter van de curriculumcommissie hierin te betrekken. Deze inzet wordt elk half jaar vastgesteld. De taaktoedeling vindt in nauw overleg met de docent plaats. Knelpunten worden opgelost door de inzet van contractdocenten of door het werven van nieuwe docenten. • Volgens het HAN-STO 2009 scoort de bereikbaarheid van docenten volgens studenten zeer goed. Deze tevredenheid blijkt ook uit de gesprekken van het auditteam met studenten van de opleiding.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
31/57
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende personeel inzet om het onderwijsprogramma te verzorgen. Er is sprake van een positieve docent-studentratio die ook voldoet aan de interne streefnormen. Vanuit het gesprek dat het auditteam met docenten heeft gevoerd, maakt zij op dat het opleidingsmanagement voldoende aandacht heeft voor de werkdruk van docenten. Waar nodig worden maatregelen genomen. Het auditteam is positief over de resultaten die de opleiding behaalt ten aanzien van indicatoren als bereikbaarheid van docenten en het percentage ziekteverzuim. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • Docenten kunnen nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied en op het gebied van leerprocesbegeleiding bijhouden. Hiervoor is tien procent van hun tijd gereserveerd. Voor elke docent is een persoonlijk budget van 0,8 procent (bij fulltime-aanstelling) beschikbaar. • Scholing dient zich te richten op de kernactiviteiten: bachelor, toegepast onderzoek, masters en zakelijke dienstverlening. Een deel van de scholing wordt hogeschool- en instituutsbreed aangeboden, een deel op opleidingsniveau en een deel als maatwerk voor een opleidingsteam. Instituutsbreed wordt bijvoorbeeld het volgende aangeboden: Engelse taal, onderwijsgerelateerde ICT-systemen, praktijkervaring in het werkveld, beleid kennisteams en onderzoeksmethoden. In de cv’s van docenten herkent het auditteam ook cursussen op het gebied van Scholar, coaching en toetsconstructie. • Het profiel voor nieuwe medewerkers bevat de volgende selectiecriteria: recente praktijkervaring, vakkennis, didactische bekwaamheden en affiniteit met onderwijs. Verder speelt een rol in hoeverre een nieuwe docent een bijdrage aan de andere drie kernactiviteiten (onderzoek, masters, zakelijke dienstverlening) kan leveren. De voorkeur gaat uit naar kandidaten met een wo-opleiding, c.q. mastergraad. Bij P&A heeft 71 procent van de docenten een mastergraad (streefnorm is 80 procent in 2012). Door natuurlijk verloop zal volgens de opleiding de streefnorm in 2012 gehaald worden. Bij bestudering van de cv’s van docenten blijkt voor het auditteam dat docenten inhoudelijke gekwalificeerd zijn voor het verzorgen van het onderwijs. Docenten hebben zelf opleidingen gevolgd zoals Personeelsmanagement, Arbeids en Organisatie Psychologie, Personeel en Arbeid, Nederlands Recht of Nederlandse taal. De cv’s maken voor het auditteam ook zichtbaar dat het docententeam cursussen/ bijscholing krijgt aangeboden vanuit de opleiding en dat alle docenten didactisch voldoende onderlegd zijn voor het verzorgen van het
32/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
onderwijs. Door middel van een samenvatting van de deskundigheden van docenten behoudt de opleiding overzicht. De cv’s geven ook inzicht in andere deskundigheidsbevorderende activiteiten, zoals het meeschrijven aan een publicatie, congresbezoek en lidmaatschap van beroepsverenigingen. Nieuwe docenten die niet beschikken over de didactische aantekening, zijn verplicht deze te halen. Op faculteitsniveau is er een begeleiding- en opleidingsplan voor nieuwe docenten ontwikkeld. Vanaf 2006 is er binnen de HAN een resultaat- en ontwikkelcyclus (R&O) geïmplementeerd. In de R&O-gesprekken wordt aandacht besteed aan de resultaatafspraken en de persoonlijke ontwikkeling van de docent. Uit de onderzoeken en evaluaties (STO 2009, HAN-MTO 2009, HBO-Monitor 2009) blijkt dat studenten tevreden zijn over de deskundigheid en didactische kwaliteiten van de docenten. Verder vinden zij de docenten behulpzaam. Docenten zijn positief over de mate waarin de werkzaamheden aansluiten bij hun competenties, de deskundigheidsbevordering en de betrokkenheid bij de afdeling. Ook vertegenwoordigers van het werkveld en alumni geven in gesprek met het auditteam aan positief te zijn over de deskundigheden van het docententeam. In het strategische personeelsplan zijn doelstellingen opgenomen op het gebied van masters- en promotietrajecten, participatie van docenten in masteropleidingen, marktactiviteiten, kenniskring en toegepast onderzoek.
Overwegingen Het auditteam stelt op basis van bestudering van cv’s en gesprekken met docenten, studenten, afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld vast dat de docenten in staat zijn het onderwijsprogramma te verzorgen. Het auditteam is tevens van oordeel dat docenten waar nodig de mogelijkheid wordt geboden zich verder te ontwikkelen. Zij heeft daar in de bestudering van het materiaal en in de gesprekken diverse voorbeelden van gezien en gehoord en dit blijkt eveneens uit cv’s van docenten. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief beoordeeld.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
33/57
Bevindingen • De opleiding wordt verzorgd op twee locaties. In Nijmegen huist een volledige voltijdopleiding en nog twee uitfaserende deeltijdjaren. Deze wordt voortaan verzorgd op locatie Arnhem, waar over twee jaar de volledige deeltijdopleiding wordt verzorgd (nu alleen 1e en 2e studiejaar). Daarnaast wordt studenten de gelegenheid geboden om in Arnhem de propedeuse te doorlopen. • In 2010 is het nieuwe gebouw van de FEM in Nijmegen in gebruik genomen dat voldoet aan de eisen voor onderwijs, zoals lesruimtes, studie- en werkplekken, kleinere overlegruimtes, bibliotheek/mediatheek en ICT-voorzieningen. Het nieuwe gebouw stelt duurzaamheid centraal. Er vindt gescheiden afvalinzameling plaats, er is een zonnepaneel voor verlichting in de fietsenstalling, er zijn voorzieningen voor warmtekoude opslag, er zijn energiebesparingsystemen voor lichtregulatie. • Zowel in Arnhem als in Nijmegen hebben studenten en docenten toegang tot een draadloos netwerk voor het gebruik van notebooks. Er is een elektronische leeromgeving beschikbaar voor het onderwijs en de communicatie met onderwijsgroepen. De leeromgeving is ook vanuit thuis te bereiken. De ICThelpdesks bieden de studenten en docenten ondersteuning bij het gebruik van software en notebooks. Er is een elektronische leeromgeving (Scholar) en werkomgeving, beide geïntegreerd in HAN-online, dat ook vanuit thuis toegankelijk is. De ICT-helpdesk biedt studenten en docenten ondersteuning. • De opleiding maakt gebruik van Ephorus om plagiaat op te sporen. • Studenten P&A kunnen gebruik maken van de software TANGRAM (werving- en selectieprocedures) en Microsoft Visio (stroomschema’s, databasemodellen, plattegronden en dergelijke). • Er is een studiecentrum dat geabonneerd is op relevante elektronische databanken: PW Intermediair, Personeelsbeleid, Personeelsgids NVP en P&O actueel. De opleiding heeft contact met de informatiedeskundige van het studiecentrum over de collectie voor P&A. • Het auditteam heeft tijdens de visitatie een rondleiding gehad door het gebouw, waarbij ook het studiecentrum is bezocht. Het auditteam constateert dat de studieruimtes voldoen aan de verwachtingen en passend zijn voor een P&Aopleiding. Het studiecentrum biedt studenten vakliteratuur aan, waaronder de verplichte literatuur die gebruikt wordt in de lessen. Tevens worden legio mogelijkheden geboden om via digitale bronnen aan informatie te komen. Studenten worden daarin gestimuleerd in de lessen en worden daarin aan het begin van de studie wegwijs gemaakt. • De deeltijdstudenten die in Arnhem lessen volgen, kunnen gebruik maken van de voorzieningen van het FEM-gebouw in Arnhem. De studenten zijn op twee avonden en zaterdagmorgen aanwezig. De voorzieningen binnen het FEM-gebouw in Arnhem zijn vergelijkbaar met de voorzieningen zoals deze worden aangeboden in Nijmegen. • Uit evaluaties en onderzoek (groepsvertegenwoordigersoverleg, STO 2009, MTO 2009) blijkt dat studenten en docenten tevreden over de voorzieningen zijn. Studenten waren in het STO 2009 het minst tevreden over het aantal werkplekken
34/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
voor zelfstudie. In de inrichting van de nieuwbouw heeft de opleiding hier rekening mee gehouden en wil de opleiding die tevredenheid vergroten. Overwegingen Het auditteam heeft de materiële voorzieningen in Nijmegen bestudeerd en heeft kennisgenomen van de materiële voorzieningen in Arnhem voor de deeltijdstudenten. Voor de verzorging van het onderwijs zijn beide locaties geschikt naar het oordeel van het auditteam. De opleiding houdt met de openingstijden van het gebouw in Arnhem rekening met de omstandigheden van deeltijdstudenten. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • De uitgangspunten voor studieloopbaanbegeleiding van het Instituut Bedrijfskunde sluiten aan bij het HAN-beleidstuk Studieloopbaanbegeleiding in het hart van het domein. De begeleiding is opgedeeld in begeleiding tijdens de propedeuse en tijdens de hoofdfase. • De gemeenschappelijke propedeuse biedt studenten de mogelijkheid zich te oriënteren op studie en beroep. In het A-cluster wordt een uitgebreid SLBprogramma (studieloopbaanbegeleiding) aangeboden en in het B-cluster ligt het accent binnen SLB op het beroep en beroep en organisatie. • In het A-cluster is de studieloopbaanbegeleider (slb’er) gekoppeld aan een P&Agroep. Deze slb’er begeleidt de student gedurende de eerste twee jaar van de studie. De doelen van de begeleiding in de propedeuse zijn gericht op keuzebegeleiding, studieaanpak, studievoortgang, signaleren van en doorverwijzen bij problemen, en het bieden van een aanspreekpunt. • De studiebegeleiding in de hoofdfase richt zich vooral op het bewerkstelligen van een begeleidingsrelatie met de student (inzake studiekeuze, competentieverwerving, stage, afstuderen, en studievoortgang). Het accent ligt op individuele gesprekken. • Bij stage en afstuderen wordt het directe contact met de student overgenomen door de stagebegeleider en de afstudeerbegeleider. De senior slb’er bewaakt dan de studievoortgang van de student. • De slb’er heeft een coachende en adviserende rol met betrekking tot studievoortgang, competentieverwerving en studiekeuze. Hij is het aanspreekpunt voor de student. De senior slb’er ondersteunt de slb’ers bij de uitvoering van hun
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
35/57
•
•
•
•
• • • •
•
taken. Hij voert gesprekken en maakt afspraken met studenten met bijzondere, persoonlijke omstandigheden of met een grote studieachterstand. Hij is ook verantwoordelijk voor de voorlichting en afhandeling van minoren. In de propedeuse komen slb’ers wekelijks voor afstemming bij elkaar. Er worden twee studiedagen per jaar georganiseerd. In de hoofdfase komen de begeleiders regelmatig bij elkaar en zijn er diverse scholingsactiviteiten. Deeltijdstudenten krijgen in de propedeuse begeleiding van een slb’er. Daarnaast kan de student een beroep doen op een studieadviseur. De slb’er maakt de student wegwijs in het hbo-onderwijs, bewaakt de studievoortgang en verwijst door. Hij is het eerste aanspreekpunt voor studenten. In de hoofdfase wordt de taak van de slb’er overgenomen door de studieadviseur deeltijd. De informatievoorziening is op verschillende manieren geregeld: - de slb’er is verantwoordelijk voor informatie over studievoortgang, de inhoud van de studie en de te verwerven competenties; - de senior slb’er geeft voorlichting over de minoren; - de opleidingscoördinator zorgt voor informatie over de onderwijsorganisatie. De praktijkcoördinatoren geven informatie over stages, afstudeertrajecten en vervolgtrajecten. Studenten krijgen de studiegids op papier uitgereikt en worden verder digitaal geïnformeerd. Het opleidingsstatuut, de OER, de studiegids, studiehandleidingen en roosters worden op HAN Insite gepubliceerd. Studenten kunnen hun resultaten raadplegen via HAN-SIS. De opleiding maakt gebruik van een digitale leer- en werkomgeving (HAN-online). De deeltijdstudenten krijgen alle informatie via bureau deeltijd. Zij maken verder ook gebruik van HAN-Insite en HAN-online. Uit evaluatiegegevens (STO 2009) blijkt dat studenten tevreden zijn over de verschillende aspecten van studiebegeleiding zijn: informatie over studievoortgang, kwaliteit studiebegeleiding. Alle scores worden met studenten en docenten besproken. Hieruit is gebleken dat de relevantie van POP en reflectieverslagen pas later in de studie wordt onderkend. Studenten zijn tevreden over de klassikale en individuele gesprekken (Notulen groepsvertegenwoorigersoverleg Semester I 2009-2010). In het gesprek van het auditteam met studenten geven studenten blijk van waardering voor het systeem van studiebegeleiding. Ze geven aan met problemen echt terecht te kunnen bij de begeleider. Verder is de studiebegeleiding goed zichtbaar voor studenten op keuzemomenten binnen de opleiding, zoals bij stage en afstuderen. Om het systeem van studiebegeleiding en informatievoorziening nog verder te optimaliseren, heeft het instituut Bedrijfskunde enkele verbeteracties geformuleerd zoals reductie van het aantal POP’s en afstemming HAN-online en HAN-Insite.
Overwegingen Het auditteam is positief over het systeem van studiebegeleiding en informatievoorziening dat binnen de opleiding wordt gehanteerd. Voor beide varianten van de opleiding sluiten deze adequaat aan bij de behoefte van studenten. De verbeteracties die het instituut
36/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
benoemt, ziet het auditteam ter optimalisatie en getuigen van een houding waarin de opleiding continue attent is op verbetermogelijkheden. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief beoordeeld.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • De HAN heeft het kwaliteitszorgkader vastgelegd in HAN Kwaliteitszorg: kader en instrumenten, 2005. Het Instituut Bedrijfskunde sluit hierbij aan met Kwaliteitszorgplan Instituut Bedrijfskunde 2009-2010. De streefnormen van het instituut voor studenttevredenheid over het onderwijs en docenten zijn: minimaal 75 procent studenttevredenheid of een minimale score van drie op een vijfpuntsschaal. • In oktober 2009 heeft een EFQM-meting binnen het Instituut Bedrijfskunde plaatsgevonden. De streefnorm is niveau drie. Het instituut wil zich verbeteren op het gebied van het informeren over resultaten zoals MTO en R&O-evaluatie, communicatie rond beleidsplannen richting medewerkers en het vastleggen van de kennis van medewerkers (EFQM-verslag 2009). • In het kwaliteitszorgplan van het instituut zijn de verschillende kwaliteitsmetingen (jaarplanning), instrumenten en streefnormen beschreven. De instituutsdirectie is verantwoordelijk voor het faciliteren van de kwaliteitszorg. De beleidsmedewerker kwaliteitszorg is verantwoordelijk voor de implementatie, de evaluaties en de terugkoppeling. De evaluatieactiviteiten zijn uitgewerkt naar NVAO-onderwerp, beleid, wie uitvoert, norm, vorm, frequentie, tijdstip, aan wie gerapporteerd wordt en wie verbetert. • De opleiding P&A doorloopt de pdca-cyclus. De evaluatie van het activiteitenplan aan het eind van een studiejaar (Evaluatie activiteitenplan 2008-2009) vormt de eerste input voor activiteiten en verbeteringen in het nieuwe studiejaar. Andere bronnen voor de activiteiten vormen de kwaliteitsrouting voor digitale onderwijsevaluaties en de evaluatiegesprekken (Routing digitale monitoring P&A), interne audits (Verbeterplan P&A naar aanleiding van interne audit 2009), EFQMmeting, speerpunten curriculumcommissie, uitkomsten instituutscoördinatorenoverleg, gesprekken en besluiten van docenten over onderwijseenheden.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
37/57
•
•
•
•
De opleiding maakt gebruik van de volgende evaluaties: - digitale monitoring onderwijs onder studenten; - halfjaarlijkse evaluatiegesprekken met studenten; - evaluatie onder praktijkbegeleiders en opdrachtgevers van afstudeeropdrachten en studenten; - studenttevredenheidsonderzoek (STO) van de HAN; - medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) van de HAN; - instroommonitor; - landelijke tevredenheidonderzoeken onder alumni en hbo-studenten. Bij de deeltijd monitort het Bureau Kwaliteit en Onderwijs (BKO) van de faculteit elke periode de onderwijseenheden. BKO koppelt de resultaten terug naar de instituutsdirectie, de opleiding en de betrokken docenten. Uit het STO 2009 blijkt dat studenten positief zijn over het aantal onderwijsevaluaties. Ook in het gesprek van het auditteam met studenten wordt deze tevredenheid geuit. De opleiding wil zich op een tweetal punten verbeteren: - In navolging van de voltijd zal ook bij de deeltijd een evaluatie plaatsvinden met vertegenwoordigers uit de deeltijdgroepen. - Om de respons te verhogen, attenderen de opleidingscoördinatoren al tijdens de introductie op het belang van evaluaties en zij bezoeken kort voor een digitale evaluatie de verschillende klassen. De eerste positieve effecten zijn merkbaar.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding het kwaliteitszorgbeleid goed op orde heeft. Er is een goede hoeveelheid aan evaluatie-instrumenten beschikbaar, waarmee studenten, docenten, en het beroepenveld bevraagd worden over relevante kwaliteitsaspecten van de opleiding. De verantwoordelijkheden binnen het kwaliteitszorgsysteem zijn helder en er zijn streefnormen geformuleerd. Uit de documenten die het auditteam heeft bestudeerd en de gesprekken die zijn gevoerd, maakt het auditteam op dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd aan de hand van toetsbare streefdoelen. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • De directie en de curriculumcommissie (CCC) krijgen elke periode overzichten van resultaten van digitale onderwijsevaluaties. De kwaliteitsmedewerker bespreekt de uitkomsten met de CCC. Laagscorende onderdelen worden besproken in het
38/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
•
•
•
•
•
•
•
overleg van OWE-coördinatoren en de CCC. De CCC zorgt in overleg met de verantwoordelijke docent voor aanpassing van een onderwijseenheid. Zo is recent de studielast aangepakt en wordt de literatuurlijst nader geanalyseerd. De opleidingscoördinator en de kwaliteitsmedewerker voeren twee keer per jaar evaluatiegesprekken met groepsvertegenwoordigers. Dit jaar is op grond van die gesprekken de samenhang tussen de modulen Personeelsstrategie in de clusters C en D verbeterd (zie facet 2.3). Gespreksverslagen en de reactie van de opleiding worden via HAN-Insite teruggekoppeld en behandeld in de OC. De resultaten van de studenttevredenheidsonderzoeken worden besproken in het instituutscoördinatorenoverleg, in het CCC-overleg en in de docentenraad. Voorbeelden van verbeteracties zijn: verbetering van de informatievoorziening naar en communicatie met studenten (HAN-online, studiegids en studiehandleidingen, opleidingscoördinator aanwezig bij introductiebijeenkomsten), in kaart brengen van studielast van verschillende OWE’s (zie ook facet 2.3 en 4.2). De HAN voert afwisselend een periodiek medisch onderzoek en een medewerkerstevredenheidsonderzoek uit. Resultaten worden teruggekoppeld naar de afdeling personeelszaken, het instituutscoördinatorenoverleg en de docenten van de opleiding. Afgelopen jaren zijn er verdiepende gesprekken met docenten gevoerd en is afgesproken om docenten meer te betrekken bij het beleid. De resultaten van de visitatie in 2004 zijn geanalyseerd. De aanbevelingen zijn verwerkt in verbeteracties en vervolgens uitgevoerd (Overzicht visitatie 2004 met realisatie). De opleiding heeft bijvoorbeeld gevolg gegeven aan de opmerkingen die gemaakt zijn ten aanzien van de aandacht voor E-HRM, zie daarvoor ook facet 2.1. Een belangrijk ander punt dat werd aangedragen in de visitatie van 2004 was de individuele beoordeling van afstudeerwerken. De opleiding heeft aan dit punt gevolg gegeven door expliciet individuele beoordelingsformulieren te hanteren bij het afstuderen, maar ook binnen andere onderdelen van het onderwijsprogramma. De beleidsmedewerker kwaliteitszorg coördineert en bewaakt het kwaliteitssysteem. Hij formuleert aanbevelingen voor mogelijke verbeteracties en rapporteert de bevindingen van de peilingen aan de direct betrokkenen. Er is een ondersteunende medewerker voor uitvoerende taken. Het BKO coördineert de kwaliteitszorg van de propedeuse en van de deeltijdopleidingen van de faculteit. De propedeuse voert naar aanleiding van de uitslagen haar eigen verbeteracties door, bijvoorbeeld rendementverbeterende maatregelen in de vorm van herkansingslessen. Studenten geven in gesprek met het auditteam aan positief te zijn over de invoering van verbeteringen naar aanleiding van evaluaties. Ook de vertegenwoordigers van het werkveld en de alumni zijn positief over de wijze waarop de opleiding met input omgaat vanuit de verschillende evaluaties.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding P&A beschikt over een degelijk kwaliteitszorgsysteem, waarbij de verschillende evaluaties leiden tot concrete verbetermaatregelen. De verschillende stakeholders zijn tevreden over de concrete verbeteringen die dit tot gevolg heeft.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
39/57
Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • De opleiding beschouwt docenten en medewerkers als interne klanten die jaarlijks via het MTO hun tevredenheid kunnen aangeven of een preventief medisch onderzoek kunnen krijgen. Tijdens het R&O-gesprek wordt de tevredenheid over lessen en functioneren individueel geëvalueerd. • Docenten overleggen ongeveer acht keer per jaar in de docentenraad over het beleid binnen de opleiding en over de kwaliteitscycli op instituutsniveau. Een aantal docenten heeft zitting in de curriculumcommissie, in de opleidingscommissie en/of is lid van het assessorenteam of van de examencommissie. • Studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de opleidingscommissie die een adviserende rol naar het management heeft en via de verschillende evaluaties. • De opleiding heeft in 2009 een alumnionderzoek voor de opleiding uitgevoerd (Resultaten Alumnionderzoek 2009). De opleiding wil een netwerk van alumni opbouwen om de opleiding te adviseren. Deze ambitie bouwt voort op opmerkingen die bij de vorige visitatie zijn gemaakt over de systematische terugkoppeling met alumni. Hoewel de opleiding gebruik maakt van een alumnionderzoek, constateert het auditteam dat pogingen van de opleiding om een netwerk op te zetten nog niet geslaagd zijn. Het aanmaken van een alumnipool beschrijft de opleiding dan ook nog als verbetermogelijkheid. • De beroepenveldcommissie heeft een adviserende rol over de kwaliteit van de opleiding. De rol van de beroepenveldcommissie is binnen het onderdeel Doelstellingen verder toegelicht. • Bij de deeltijdopleiding wordt met docenten geëvalueerd wanneer feedback van studenten of monitoring daartoe aanleiding geeft, of wanneer de docent daarom verzoekt. Studenten worden via het groepsvertegenwoordigersoverleg bij kwaliteitsaspecten betrokken. • Uit het STO (STO 2009) blijkt dat studenten vinden dat er voldoende geëvalueerd wordt, maar dat de terugkoppeling en de wijze van reageren op klachten verbetering behoeft. In overleg met studenten is hier opvolging aan gegeven (Ontwikkelingen en verbeteracties). Medewerkers zijn redelijk tevreden over hun invloed op het beleid (MTO 2009). Overwegingen Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleiding medewerkers, studenten, het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding betrekt. De opleiding heeft
40/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
aangetoond, middels uitgevoerde veranderingen, dat de betrokkenheid ook tot resultaat leidt. Ook alumni worden bij de interne kwaliteitszorg betrokken. Het auditteam is bij deze geleding wel van oordeel, dat de opleiding er ten behoeve van de interne kwaliteitszorg nog niet in is geslaagd, een goed werkend netwerk van alumni op te zetten. De opleiding onderneemt wel diverse activiteiten die hiertoe kunnen gaan leiden. Conclusie Het auditteam komt op basis de kritische opmerking ten aanzien van het alumnibeleid tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief beoordeeld.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • Via de toetsen van onderwijseenheden toont de student aan op voldoende niveau over specifieke competenties behorende bij beroepstaken te beschikken. Met de afstudeeropdracht laat de student zien dat hij voldoet aan het niveau van de startbekwame beroepsbeoefenaar (AOD-handleiding P&A 2009-2010). • De afstudeeropdracht is de meesterproef en wordt in een afsluitend semester uitgevoerd. De student onderzoekt zelfstandig op methodisch verantwoorde wijze een P&A-vraagstuk, meestal op tactisch niveau binnen een strategische context. Het resultaat bestaat uit een advies, gebaseerd op een analyse en met een realistisch implementatieplan en financiële onderbouwing. In een reflectieverslag geeft de student de theoretische en methodische verantwoording. Op basis van de eindkwalificaties van de opleiding wordt bepaald in hoeverre de student voldoet aan het eindniveau. • De afstudeeropdracht kent verschillende beoordelingsmomenten: het initiatiefdocument (plan van aanpak), het advies, het reflectieverslag en de presentatie bij de opdrachtgever. De student sluit de opleiding af met een eindgesprek. Het auditteam is positief over deze beoordelingsopzet. • Het werkveld is als opdrachtgever betrokken bij de formulering, de beoordeling en de verdere implementatie van afstudeeropdrachten. BVC-leden zijn als externe werkvelddeskundigen betrokken bij eindgesprekken. • De docentbegeleider bezoekt tenminste twee maal de organisatie van de student, waar hij een gesprek heeft met de student en de opdrachtgever. Bij de beoordeling van de afstudeeropdracht wordt altijd een tweede docent betrokken.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
41/57
•
•
Deeltijdstudenten mogen in plaats van een afstudeeropdracht ook een scriptie schrijven waarin de eigen praktijksituatie vanuit een meer theoretische invalshoek wordt beschreven. Uit evaluaties (STO 2009, HBO-Monitor 2009, digitale afstudeermonitoring) blijkt dat studenten en afgestudeerden positief over de opleiding zijn en over de voorbereiding en aansluiting op de arbeidsmarkt. Ook vertegenwoordigers van het werkveld zijn positief over het niveau dat studenten behalen. Ze beschouwen de afgestudeerden als bekwame beginnende beroepsbeoefenaren.
Overwegingen Het auditteam heeft voorafgaand aan het visitatiebezoek tien afstudeerwerken bestudeerd, inclusief de beoordelingen. Het auditteam is positief over de onderwerpkeuze van studenten voor de afstudeeropdrachten. Hierin wordt voldoende relevantie en actualiteit herkend. De opzet van het afstuderen dwingt studenten voor de daadwerkelijke uitvoering van de projecten, na te denken over de randvoorwaarden. Het formuleren van een goede (onderzoeks)vraag of probleemstelling is daar onderdeel van en het auditteam oordeelt daar positief over. Studenten beschrijven daarbij ook voor welke methoden zij kiezen om tot resultaten te komen. Over de uitvoering van de plannen van aanpak is het auditteam over het algemeen tevreden. In de uitwerkingen komt naar oordeel van het auditteam het beoogde niveau van de opleiding tot uiting. Op basis van de bestudeerde werken heeft het auditteam vastgesteld dat studenten beperkt gebruik maken van internationale literatuur bij het afstuderen. Hierin komt naar oordeel van het auditteam de internationale oriëntatie, die de opleiding aan haar studenten wil meegeven, nog beperkt tot uitdrukking. Het gebruik van vakliteratuur binnen het afstuderen wordt verder wel positief gewaardeerd door het auditteam. Meer in het algemeen herkent het auditteam verdere ontwikkeling binnen het curriculum ten aanzien van onderzoeksvaardigheden. Een voorbeeld is de ontwikkeling van analytische vaardigheden bij studenten. Het auditteam herkent de toegenomen aandacht voor deze component binnen het curriculum, maar heeft nog geen werken van afgestudeerden kunnen zien waarin dit al tot uiting komt. Het auditteam vraagt de opleiding de onderzoeksvaardigheden van studenten goed te monitoren en waar nodig bij te sturen. Tevens stelt het auditteam vast dat de opleiding met de Handleiding Afstuderen 2009-2010 een nieuw beoordelingsformat hanteert waarbij een expliciete match wordt gemaakt met de eindkwalificaties van de opleiding. Deze koppeling was in het vorige format implicieter aanwezig. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande kritische overwegingen tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
42/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bevindingen • In de Rapportage Managementafspraken (RMA 2009) zijn de streefdoelen voor het propedeuse- en hoofdfaserendement vastgelegd: - propedeuserendement binnen twee jaar is in 2009 44 procent, in 2012 minimaal 50 procent; - het hoofdfaserendement binnen vier jaar na de propedeuse is in 2009 86 procent, in 2012 90 procent; - de gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden is maximaal 4,5 jaar; - er is een lichte groei van het aantal studenten per opleidingsvariant. • De propedeusenorm is bewust laag gesteld in verband met de functie van oriëntatie, selectie en verwijzing. Wisselen van opleiding wordt in deze fase niet als uitval gezien. • De opleiding ontvangt jaarlijks in een rapportage de kengetallen van instroom, rendementen en studieduur (Kengetallen P&A voor kwaliteitszorg en accreditatie 2009). De resultaten worden besproken in het ICO, de CCC en de DORA. De opleiding ziet toe op uitvoering van rendementsverhogende maatregelen. • In 2009 heeft 52 procent van de studenten de propedeuse binnen twee jaar gehaald, 49 procent van de voltijd en 65 procent van de deeltijd. De opleiding voldoet daarmee aan de streefnorm. • De afgelopen jaren zijn verschillende maatregelen getroffen om het propedeuserendement te verbeteren: invoering studieloopbaanbegeleiding, verbetering aansluiting mbo op hbo (bijvoorbeeld profielkeuzedagen, proefstuderen en docentenbezoeken) en aanpakken slepersproblematiek (bijvoorbeeld aparte slepersinformatie, extra herkansingen). De propedeuse wordt instituutsgerichter ingericht om de herkenbaarheid te vergroten en versnippering te voorkomen. • Het rendement van hoofdfasecohort 2005 van de voltijdopleiding bedraagt 82 procent en voldoet daarmee net niet aan de streefnorm. Van de deeltijdopleiding heeft 46 procent van de studenten het diploma behaald en voldoet daarmee niet aan de norm. • De opleiding heeft verschillende acties ondernomen om het rendement te verbeteren: aanpak van slepers (de senior slb’er volgt de slepers), aanpak langstudeerders, onderwijsbureau dichter bij de opleiding (informatie directer beschikbaar) en de drempels voor NBSA en stage strakker hanteren. • Binnen de faculteit blijkt dat bij meer deeltijdopleidingen het hoofdfaserendement laag is. Als oorzaken noemt de opleiding: - studenten kunnen niet aan de eis voor een relevante werkplek voldoen; - de deeltijdvariant is relatief zwaar door combinatie van werken en studeren; - studenten hebben regelmatig persoonlijke problemen in de thuissituatie; - het vak financieel-economisch bleek een struikelvak te zijn en is inmiddels aangepast. • Om het rendement te verbeteren heeft de opleiding het programma van de deeltijd aangepast aan de vernieuwde voltijdopleiding. De eis ten aanzien van een relevante werkplek is aangepast en er is extra aandacht voor slepers en studenten die een achterstand tijdens de afstudeeropdracht oplopen.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
43/57
•
•
De gemiddelde verblijfsduur (in maanden) van afgestudeerden is 48 voor voltijdstudenten en 49 voor deeltijdstudenten. Daarmee voldoet de opleiding aan de streefnorm van 54 maanden. De opleiding heeft de gegevens van de HBO-raad gebruikt om de rendementen te vergelijken met de rendementen van andere P&A-opleidingen. De opleiding geeft aan dat de voltijd opleiding gemiddeld scoort in deze benchmark. De deeltijdopleiding net iets onder het gemiddelde.
Overwegingen Het auditteam heeft de rendementen van de opleiding bestudeerd en stelt vast dat het algemene beeld aanvaardbaar is. Het auditteam vraagt ten aanzien van de rendementen de aandacht van de deeltijdvariant en daarbinnen specifiek voor het hoofdfaserendement. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande opmerkingen over rendementen voor de deeltijdopleiding tot het oordeel voldoende en voor de voltijdopleiding tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief beoordeeld.
44/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
3
Bijlagen
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
45/57
46/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 1:
Deskundigheden auditteam
Bacheloropleiding Personeel en Arbeid, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Lid auditteam NQA: De heer P. van Achteren BLL X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Studentlid auditteam: Mevrouw K.C.J. van Delst
Lid auditteam: De heer J.T.M.R. Diesveld
Lid auditteam: Mevrouw drs. M.G.T. van Eijck
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Mevrouw drs. M.G.T. van Eijck Mevrouw Van Eijck is ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van personeelsmanagement. Bovendien heeft mevrouw Van Eijck onderwijservaring als docente Engels aan een lerarenopleiding. Voor deze visitatie heeft mevrouw Van Eijck onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1970 – 1976 1977 – 1984 1992 1996 1999
VWO Doctoraal Engelse- Taal en Letterkunde Project Managers Training (ISES) Organisatiediagnose en organisatieverandering (Loods) Management en Professional Development Program (Nyenrode)
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
47/57
2000 2001 2003 2007 2009 Werkervaring 2005 – heden 1999 – 2005 1990 – 1999
1987 – 1990 1985 – 1986 1980 – 1984
Arbeidsrecht en Onderneming (De Baak) Opleiding tot assessor (ADC) Instrument voor Hulp (ITIP, Instituut voor Integrale Psychologie) Driejarige Opleiding ITIP (Instituut voor Integrale Psychologie) Opleiding tot mediator (MTI), NMI geregistreerd.
Zelfstandig HRM- en organisatieadviseur, coach, trainer en mediator. DHV Ruimte en Mobiliteit BV, Human Resource Manager BSO/Origin, diverse functies: 1997 - 1999 MD Manager 1994 – 1997 Human Talent Manager 1990 – 1994 Consultant en Projectmanager Philips Data Systems, Senior Trainer Interstudie Nieuwe Lerarenopleiding en M.O., docente Engels Katholieke Universiteit Nijmegen, docente Engels (student assistentschap)
De heer J.T.M.R. Diesveld De heer Diesveld is ingezet als panellid vanwege zijn ervaring met personeelsmanagement, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn auditervaring. De heer Diesveld beschikt over onderwijsdeskundigheid, vakdeskundigheid en is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van personeel en arbeid, opleidingen management economie en recht en verpleegkunde. Voor deze visitatie is de heer Diesveld individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1969 – 1973 1973 – 1975 1976 – 1977 1977 – 1979
Opleiding tot algemeen verpleegkundige; St. Canisius Ziekenhuis Nijmegen Opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige; St. Radboud Ziekenhuis Nijmegen 2e graads docentenopleiding Verpleegkunde; K.H.S.V. Nijmegen Hogere Opleiding voor Verpleegkundigen; specialisatie onderwijskunde; K.H.S.V. Nijmegen 1981 Supervisorenopleiding; Amsterdam 1983 – 1984 Applicatie 1e graads bevoegdheid Verpleegkunde; Rijksuniversiteit Limburg 1988 Cursus Functioneringsgesprekken 1989 – 1991 Hogere Management Opleiding; PBNA 1991 Basiscursus Informatica 1997 – heden Doctoraalstudie Arbeids- en Organisatie-psychologie; Open Universiteit 2002 Auditortraining INK-managementmodel; Stevens Consultancy bv – kennispartner Instituut Nederlandse Kwaliteit 2008 Audit-vervolgcursus; Stevens Consultancy bv – kennispartner Instituut Nederlandse Kwaliteit 2009 Vervolgcursus Informatica Werkervaring: 1969 - 1973 1973 - 1975 1975 – 1976 1979 – 1984
48/57
Leerling A-Verpleegkundige; St. Canisius Ziekenhuis Nijmegen Leerling B-Verpleegkundige; St. Radboud Ziekenhuis Nijmegen Sociotherapeut; P.A.A.Z., St. Radboud Ziekenhuis Nijmegen Stafdocent Verpleegkunde; Academie voor Gezondheidszorg Zwolle
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
1984 – 1989 1989 – 1994 1994 – 1996 1996 – heden 1998 – heden
2002 – heden 2009 – heden
Coördinator Vrijstellingen-HBO-V voor inservice A-, B- en Z-Verpleegkundigen; Academie voor Gezondheidszorg Zwolle Studierichtingsleider HBO-V, Hogeschool Windesheim Zwolle Beleidsmedewerker; Hogeschool Windesheim Zwolle Docent HRM, communicatieve en sociale vaardigheden, bedrijfsgezondheidskunde en didactiek Staffunctionaris kwaliteitszorg voor de opleidingen Management, Economie, Recht, Financial Services Management, Personeel & Arbeid en HBO-Rechten; Hogeschool Windesheim Zwolle Interne auditor Kennisuitwisseling op het terrein van kwaliteitszorg met de Katholieke Hogeschool Kortrijk te België
Diversen: 1984 – 1986 1992 – 1994
Lid van Bestuur Instituut voor Verplegingswetenschap Utrecht Lid klankbordgroep m.b.t. het onderzoek "Ontwikkeling van kritische standaarden als kwaliteitsprofiel voor de thuisverpleging". Dit onderzoek vond plaats in opdracht van de beroepsvereniging NU '91 (sectie MGZ). 1996 – heden Lid Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement 2006 – heden Lid Centrale Medezeggenschapsraad Hogeschool Windesheim / lid Dagelijks Bestuur
Studentlid mevrouw K.C.J. van Delst Mevrouw Van Delst is ingezet als studentpanellid. Zij volgt dezelfde opleiding bij een andere instelling. Zij is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Van Delst aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2004-2008 2008-2011
MBO - Sociaal juridisch te ROC Eindhoven HBO - Personeelsmanagement te Avans Hogeschool
Werkervaring: 2006-2007 2007 2008 2009
Uitzendbureau Dactylo, assistent intercedent Sligro Food Group, assistent P&O Randstad uitzendbureau, intercedent Bosch Security Systems, assistent P&O
Auditteamlid NQA de heer P. van Achteren BLL De heer Van Achteren heeft in 2006 de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Utrecht afgerond. Daarna heeft hij onderwijskunde en politicologie gestudeerd. Sinds 2008 is de heer Van Achteren werkzaam als junior auditor bij NQA. Hij heeft ervaring met verschillende visitaties in uiteenlopende sectoren van het hbo.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
49/57
Opleiding: 1995 – 1999 1999 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2006 2006 – 2007 2006 – heden
Werkervaring: 2004 – 2005 2005 – 2007 2006 – 2007 2006 – 2007 2008 – heden 2008 – heden
50/57
Mavo, RSG Stad en Esch, Meppel Havo, profiel Economie en Maatschappij, RSG Stad en Esch, Meppel Management, Economie en Recht, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle Sociaal Juridische Dienstverlening, Hogeschool Utrecht, Utrecht Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Politicologie, Politieke structuren en Processen, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
Stagiair beleidsmedewerker/publieksvoorlichter Tweede Kamerfractie D66 Voorzitter opleidingscommissie SJD Studentpanellid NQA, visitaties 3 SJD-opleidingen Docentenauditor ISBW opleidingen NQA, senior-auditor en adviseur Raeflex, secretaris visitatiecommissies woningcorporatiesector
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
51/57
52/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
53/57
54/57
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Auditteam)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
Representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding en locatie.
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met lectoren
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- Leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
15.15 – 15.45 uur
Extra gesprek afstuderen
3 begeleiders/beoordelaars van afstudeerwerkstukken
15.45 – 17.00 uur
Rondleiding Materiaal bestuderen Intern overleg auditteam
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend overleg auditteam
(Auditteam)
Representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten, locatie et cetera.
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
55/57
Bijlage 4
56/57
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
© NQA – HAN: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. De opleidingscompetenties zijn opgenomen bij facet 1.1
© NQA – NQA: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Personeel en Arbeid
57/57