Hogeschool Arnhem en Nijmegen Opleiding: Locatie: Croho: Varianten:
Management in Zorg, hbo-bachelor Nijmegen 34538 deeltijd
Visitatiedatum: 26 juni 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 31 34 37 40
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 5: Bijlage 6:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Domeinspecifieke competenties Opleidingspecifieke competenties
43 44 51 55 58 59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
3/59
4/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
5/59
6/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Management in Zorg en Dienstverlening van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 26 juni 2007. Het panel bestond uit: De heer D. Bruinsma (domeinpanellid); De heer dr. H.J. Tap (domeinpanellid); Mevrouw M.S. Harmsen (studentpanellid); De heer drs. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor, dagvoorzitter); Mevrouw A.H.F. Klandermans (NQA junior-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De HAN heeft ruim 23.000 studenten en circa 2.300 personeelsleden. De Hogeschool is in 1996 ontstaan na een fusie van de HEAO Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. De HAN heeft vier faculteiten: de Faculteit Educatie, de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij, de Faculteit Techniek en de Faculteit Economie en Management. Onder deze faculteiten zijn 15 instituten en een contractunit gegroepeerd.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
7/59
De bachelor Management in de Zorg komt voort uit de Kaderopleiding Gezondheidszorg. Deze opleiding bestond als sinds de jaren 70 en kwam voort uit de behoefte van het werkveld aan een opleiding die werknemers in de zorg in staat stelde door te stromen naar lijnfuncties. Naar aanleiding van aanbevelingen in het visitatierapport uit 2002 heeft het Landelijk Overleg Kaderopleidingen (LOK) in 2003 besloten een nieuw landelijk beroepsprofiel te ontwikkelen en nieuwe opleidingskwalificaties te formuleren. Studenten krijgen tijdens de studie te maken met kritische beroepssituaties waar zij later als operationeel managers een oplossing voor dienen te vinden: het intermediair zijn, het opvangen van signalen uit het veld en vertalen naar afdelingsbeleid en het van de werkvloer naar boven vertalen van signalen; het stimuleren van medewerkers om vraaggericht te denken en kritisch te kijken naar een afstemming tussen vraag en aanbod; het zorgdragen voor de kwaliteit van het aanbod van zorg en dienstverlening; het sturing geven aan vraagstukken op financieel terrein middels zaken als planning en control cycli; het leidinggeven aan een grote diversiteit van individuen en teams. De HAN heeft een grootschalige onderwijsvernieuwing ontwikkeld, namelijk de HAN Onderwijsflexibilisering (het HOF-project). Zij wil hiermee het onderwijs en de onderwijsorganisatie innoveren. Door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten krijgt de student meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces. De realisering van het HOFproject is in september 2005 van start gegaan. De opleiding MZD is in 2005 bij de start van de opleiding gelijk gestart met het ontwikkelen van een deeltijd opleiding op basis van beroepstaken en beroepsproducten. De basisindeling voor elke leerroute is die van de major (maximaal 210 EC) en de minor (minimaal 30 EC). In de major staan de beroepscompetenties waartoe wordt opgeleid centraal. Met behulp van de minor kan de student zich profileren voor de arbeidsmarkt. In de minor werkt de student aan de verbreding en de verdieping van de beroepscompetenties. Studenten hebben naast de studie een baan van minimaal 2,5 dag in de week waarop het onderwijsaanbod is afgestemd. De opleiding kent hierdoor alleen een deeltijd variant. Per 1 oktober 2006 volgen 182 studenten de opleiding. De opleiding beschikt over een docentformatie van 8 fte s. De docent/student ratio is 1:22,5. De HAN heeft in 2006 in samenwerking met de Leidse Onderwijs Instelling (LOI) een mogelijkheid gecreëerd voor studenten Management in Zorg en Dienstverlening die de voorkeur geven aan afstandsonderwijs. Op dit moment maken zo n 20 studenten hier gebruik van. Studenten die de LOI leerroute volgen, staan ingeschreven bij de HAN en sturen opdrachten en tentamens naar HAN docenten. De HAN is verantwoordelijk voor het studiemateriaal welke door de LOI vormgegeven wordt. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
8/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode mei 2007 inhoudelijk voor op het bezoek in juni 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in september 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
9/59
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de LOI leerroute afwijkt van de deeltijd variant, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de LOI leerroute dezelfde argumentatie/oordelen als voor de deeltijd opleiding, aangezien de LOI leerroute inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde moduleinhouden als de deeltijd opleiding.
10/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Management in de Zorg en Dienstverlening Goed Goed Goed Positief Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldaan Voldoende Goed Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
11/59
Doelstellingen opleiding Alledrie de facetten worden als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Doelstellingen opleiding is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten Samenhang in opleidingsprogramma , Instroom en Afstemming tussen vormgeving en inhoud worden als voldoende beoordeeld. Facet Duur wordt als voldaan beoordeeld. De overige facetten worden als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Programma is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten worden als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Inzet van personeel is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Facet Materiële voorzieningen wordt als goed beoordeeld. Facet Studiebegeleiding wordt als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Voorzieningen is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Facet Evaluatieresultaten wordt als voldoende beoordeeld. De overige twee facetten worden als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Interne kwaliteitszorg is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Beide facetten worden als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Resultaten is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
13/59
14/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de overgang van de kaderopleiding naar de nieuwe bacheloropleiding MZD is het referentiekader van het LOK (Landelijk Overleg Kaderopleidingen) gebruikt. In de oude kaderopleiding stonden de competenties centraal, in de nieuwe bacheloropleiding zijn het de kernvaardigheden, beroepstaken en kernkwalificaties die centraal staan. Het LOK heeft in dit kader een nieuw beroepsprofiel ontwikkeld met daaruit voortvloeiende beroepskwalificaties. Dit beroepsprofiel is geaccordeerd door de werkgeversorganisaties en de HBO-raad (Beroepsprofiel en landelijke opleidingskwalificaties bachelor management in zorg en dienstverlening, 2004). Met de komst van de nieuwe bacheloropleiding heeft de hogeschool besloten deze bachelor ook aan te bieden via afstandsonderwijs van de Leidse Onderwijs Instelling (LOI). Deze leerroute volgt het beroepsprofiel en de uitgangspunten van de reguliere opleiding. De opleiding heeft, los van de landelijke kernvaardigheden, voor de student vier noodzakelijke kernvaardigheden (analytisch vermogen, sociaalcommunicatieve vaardigheden, bedrijfsmatig handelen en ontwikkelvermogen) en drie kerneigenschappen (ondernemingszin, creativiteit en verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen en voor zichzelf) geformuleerd. Deze kernvaardigheden en eigenschappen komen voort uit een werkveldonderzoek (2004), overleg met de opleidingsadviesraad (OAR) en het assessorenberaad van het lectoraat Zorgmanagement. De vaardigheden lopen als een rode draad door het curriculum heen (vergelijk facet 2.2). Uit de gesprekken met het werkveld blijkt dat het vakgebied dienstverlening van MZD erg belangrijk is voor de ontwikkelingen in de toekomst. Uit het gesprek met het werkveld blijkt dat dit een toegevoegde waarde heeft voor de studie. Het panel is van mening dat het een goede keuze is het vakgebied bij de opleiding te betrekken. Echter is het panel wel van mening dat de opleiding de verbreding van haar werkdomeinen (zoals de aandacht voor ketenregie) meer kan promoten in het werkveld. Het panel concludeert dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan de opleiding.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
15/59
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het niveau wordt geborgd doordat het opleidingsprofiel van MZD getoetst is aan de Dublin descriptoren. De vier kernvaardigheden die uit de rapportage ten behoeve van werkveldonderzoek (januari 2004) naar voren zijn gekomen overlappen deze beschrijvingen in belangrijke mate. De opleiding is bij het bepalen van het niveau uitgegaan van deze kernvaardigheden. De beroepskwalificaties zijn gericht op het plannen, voorbereiden en uitvoeren en evalueren van leidinggevende en managementtaken op een aantal essentiële taakgebieden die worden uitgevoerd binnen verschillende contexten. Het panel ziet dit geheel tot uiting komen in een matrix van kerncompetenties met een drietal niveaus: in relatie met de omgeving, in samenwerkingsverbanden en met individuele medewerkers. De kerncompetenties worden in dezelfde matrix afgezet tegen drie inhoudelijke en twee persoonlijke kerntaakgebieden voor de manager (Beroepsprofiel en opleidingskwalificaties LOK, 20-02-2007). Bovenstaande ontwikkelingen fungeren als uitgangspunt voor de landelijke opleidingskwalificaties van de opleiding MZD, welke het eindniveau van de opleiding weergeven. De landelijke opleidingskwalificaties worden uitgewerkt in de vorm van opleidingscompetenties. In het toetsbeleid is in een schema de relatie tussen de Dublin descriptoren en de kernvaardigheden aangegeven (Bachelor MZD Toetsbeleid 2006). Een voorbeeld is de kernvaardigheid analytisch vermogen gekoppeld aan de Dublin descriptoren oordeelsvorming, kennis en inzicht en toepassen. De opleiding geeft in het casco de koppeling weer tussen beroepstaak, opleidingscompetenties en de Dublin descriptoren. In de matrix wordt tevens aangegeven hoe de Dublin descriptoren vertaald worden naar het curriculum. Een voorbeeld hiervan is de beroepstaak implementeren van veranderingen welke is weergegeven in een aantal competenties waaronder het organiseren van de implementatie. Dit is gekoppeld aan onder andere de Dublin descriptoren oordeelsvorming en leervaardigheden en de student werkt dit uit in een voorbeeld van best practice op het gebied van implementeren van veranderingen. Het panel is van mening dat het materiaal een goede weergave geeft van de aansluiting van de eindkwalificaties bij de Dublin descriptoren. Uit de Jaarevaluatie 2006 komt naar voren dat studenten tevreden zijn over het theoretische niveau van de opleiding, de tevredenheid onder mbo-studenten is gestegen.
16/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het management van de opleiding participeert in het LOK, dat overlegt met landelijke werkgeversorganisaties. Tevens heeft de opleiding een Opleidingsadviesraad (OAR), die twee keer per jaar bijeenkomt. De OAR is de link tussen de werkgever van de student en het management van de opleiding en zorgt voor de aansluiting op het werkveld. Uit de gesprekken met de OAR blijkt dat zij meedenkt en invloed heeft op de formulering van beroepstaken en/ of opleidingskwalificaties. De opleidingskwalificaties die nodig zijn om de beroepstaken uit te voeren, zijn afgeleid van de beroepskwalificaties zoals die zijn geformuleerd in het landelijke beroepsprofiel en verweven in de opleiding (Opleidingsstatuut 2006). De student wordt opgeleid tot middenmanager, die verantwoordelijk is voor het aansturen van (multidisciplinaire) teams, het inrichten van zorgprocessen en het creëren en onderhouden van netwerken. Tevens levert de zorgmanager een bijdrage aan het strategische beleid van de organisatie en stelt hij jaarplannen op. Hiermee geeft hij het strategische en tactische beleid vorm. Het praktijkleren draagt bij aan het opleiden tot beginnend beroepsbeoefenaar. Uit het gesprek met het opleidingsmanagement blijkt dat de eindproducten van de bacheloropleiding verschillen van die van de voormalige kaderopleiding. De huidige eindproducten bevatten meerdere disciplines. De opleiding is daarmee verbreed en op hoger niveau gebracht. Vóór de afstudeerfase geeft de werkgever een verklaring af, dat de student in de gelegenheid wordt gesteld een complex project te realiseren. Het opleidingsmanagement geeft aan op deze manier het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar te bewaken. Uit de Jaarevaluaties 2006 en 2007 blijkt dat studenten positief zijn over de voorbereiding die de opleiding biedt op de functie van manager. Uit de gesprekken met studenten komt dit ook duidelijk naar voren. Het panel stelt vast dat het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar tot uitdrukking komt in de complexiteit van de competenties, de aard van de competenties en de overstijgende competenties, waarbij het management van de opleiding de nadruk legt op persoonlijke competenties. De kernvaardigheden en kerneigenschappen zijn tijdens een rondetafelconferentie met hoger kader functionarissen uit het regionale werkveld besproken. Het panel ziet dit bevestigd in het bestudeerde materiaal.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
17/59
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleent studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding MZD betreft alleen een deeltijd variant, waarbij studenten tenminste twee jaar werkervaring hebben en ten minste 2,5 dag in de week in de praktijk dienen te werken naast hun studie. Mbo-instromers doen drie jaar over de opleiding, voor hbo-instromers is er een verkorte route van twee jaar. De opleiding heeft haar curriculum hierop afgestemd. De hogeschool biedt eenzelfde programma aan bij de LOI, een leerroute waarbij studenten gebruik maken van afstandsonderwijs en geheel zelfstandig dienen te studeren. Er is geen verschil in curriculum en de toetsing van assessments en werkstukken. Studenten worden begeleid door middel van feedback op inzendopdrachten. Kennistoetsen worden zelfstandig gemaakt waarna studenten de antwoorden opsturen naar de docent. Voor studenten die de voormalige kaderopleiding hebben afgerond maar toch een bachelordiploma willen behalen, is een apart programma ontwikkeld van één jaar, Bachelor Oud Kaderopleiding (BOK). In alle gevallen ontwikkelen studenten kennis door de interactie met de beroepspraktijk. Hierin verrichten zij toegepast onderzoek en vindt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden plaats door middel van de vier kernvaardigheden en kerneigenschappen die als een rode draad door het curriculum loopt. De kernvaardigheden sluiten aan bij de Dublin descriptoren. De opleiding MZD bestaat uit 9 onderwijseenheden, waarin telkens een beroepstaak centraal staat en waaraan competenties gekoppeld zijn. In elke onderwijseenheid komen bovendien de vier kernvaardigheden analytisch vermogen, sociale en communicatieve vaardigheden, bedrijfsmatig handelen en ontwikkelvermogen, aan de orde en maakt de student beroepsproducten om te laten zien of hij de beroepstaak beheerst. Onder beroepsproducten verstaat de opleiding ook gespreksvoering en het voorzitten van taakgericht overleg. Voor elke beroepstaak heeft de opleiding bepaald welke landelijke opleidingscompetenties nodig zijn om deze taak te kunnen vervullen. De major bestaat uit de eerste 7 onderwijseenheden (Opleidingsstatuut, juli 2006) waarin studenten voorbereidingsopdrachten (bijvoorbeeld het maken van een analyse of het houden van een interview) uitvoeren in hun eigen werksituatie en beroepsproducten voor een werkeenheid maken. De resultaten worden vergeleken
18/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
met die van medestudenten. In onderwijseenheid 4 wordt een audit uitgevoerd in een andere werkeenheid of organisatie en in onderwijseenheid 7 presenteren studenten een best practice van een implementatie van een verandering die buiten de eigen werksituatie heeft plaatsgevonden. Gedurende de gehele opleiding verrichten studenten een toepassingsgericht onderzoek in het werkveld. In de laatste fase (de laatste twee onderwijseenheden 8 en 9) van de opleiding maakt de student een keuze tussen twee minoren en rondt de opleiding af door middel van een afstudeerproject in de eigen werksituatie. De studenten volgen vanaf dat moment deels een gescheiden programma en ook de aard van het project dat zij uit moeten voeren, is anders. Studenten hebben in de minor de keuze uit lijnmanagement (middenmanager) en ketenregie (procesmanager). Studenten die de minor lijnmanagement volgen worden geacht leiding te geven aan medewerkers, functioneren binnen samenwerkingsverbanden en het creëren en onderhouden van netwerken. Studenten die de minor ketenregie volgen worden geacht projecten binnen de organisatie of binnen de keten van diverse organisaties te leiden en taakgerichte projectgroepen aan te sturen. In de afstudeerfase komen studenten in aanraking met onderzoeksresultaten, in het kader van ketenregie, die verzameld zijn in opdracht van het lectoraat Zorgmanagement. De leerplancommissie zorgt ervoor dat alle opleidingscompetenties aan de orde komen in de opleiding en dat studenten de benodigde beroepsvaardigheden kunnen ontwikkelen. De actualiteit van literatuur en beroepsproducten wordt besproken in de Teams Overleg Onderwijseenheid (TOO s). Beroepsgerichtheid van onderwijseenheden worden door middel van de onderwijseenheidevaluaties en de gesprekken met praktijkbegeleiders van studenten getoetst. Door de contractactiviteiten die docenten uitvoeren en deelname aan de kenniskring van het lectoraat is de opleiding in staat de inhoud actueel en beroepsgericht te houden. Het panel heeft materiaal ingezien en is hier positief over. Kennisverwerving wordt in de opleiding voornamelijk vormgegeven door middel van de uitwerkingen van beroepsproducten en de onderbouwing van de keuzes die studenten daarbij maken, studenten gebruiken hierbij argumenten uit de literatuur. In september 2007 bezoeken studenten van de Mikkeli Universiteit (Finland) die een post graduate Nursing Administration and Management volgen, MZD. In het voorjaar van 2008 organiseert het LOK een congres voor studenten MZD over management in de zorg met sprekers uit verschillende landen. De opleiding stimuleert haar studenten dit congres bij te wonen. De actualiteit van het studiemateriaal is geborgd door de afspraak vakliteratuur van na 2000 te gebruiken. Na elk semester bekijken docenten de readers op actualiteit en passen deze eventueel aan. Uit de bestudering van het materiaal en de gesprekken met studenten blijkt dat docenten naast de vakliteratuur ook veel artikelen gebruiken om studenten op de hoogte te houden van de actuele ontwikkelingen in de praktijk. Uit het bestudeerde studiemateriaal blijkt dat de boekenlijst actueel is. Studenten geven in de gesprekken aan dat zij soms wel weinig tijd hebben om zich extra te verdiepen in de opgegeven literatuur, vaak gebruiken ze ook andere literatuur door henzelf aangedragen.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
19/59
De actualiteit en de aansluiting bij het werkveld blijft geborgd door verschillende vormen van overleg binnen de opleiding en binnen MZD. Hiertoe behoren onder andere het lectoraat, het taakgroepoverleg managementopleidingen VDO, het marktgroepoverleg en het teamoverleg op onderwijseenheidniveau. Uit gesprekken met studenten blijkt dat zij de opleiding praktisch genoeg vinden en dat het een goede weerspiegeling van de werkplek is. Het panel is van mening dat er een goede basis is voor het borgen van de balans tussen theoretisch geformuleerde doelen en het steeds veranderende karakter van de omgeving waarin de student werkzaam is.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft als doel studenten vanaf het begin van de opleiding met de beroepspraktijk van de manager in aanraking te laten komen. De opleiding is opgebouwd aan de hand van tien beroepstaken, waarvan de kritische activiteiten worden getoetst. De taken zijn gericht op de functie operationeel manager met doorgroeimogelijkheid tot tactisch manager. De beroepstaken zijn voorgelegd aan een klankbordgroep van leidinggevenden en opleidingsfunctionarissen uit het werkveld en de OAR. Per onderwijseenheid is vastgesteld aan welke beroepstaken de student werkt en welke competenties de student moet verwerven. De onderwijseenheden worden weergegeven in een schema met een beroepstaak, opleidingscompetenties en de kernvaardigheden die in de onderwijseenheden nadruk krijgen (Opleidingsstatuut 2006). Voor elke beroepstaak is bepaald welke kritische beroepssituaties getoetst moeten worden. Soms zijn dit beroepsproducten en soms beroepshandelingen. Voor deze beroepsproducten en -handelingen zijn prestatie-indicatoren geformuleerd, welke geoperationaliseerd zijn in beoordelingscriteria. In de prestatie-indicatoren zijn de vier kernvaardigheden verwerkt (Studiegids 2006-2007). De uitwerking hiervan heeft plaatsgevonden binnen de verschillende TOO s. Voor studenten die andere beroepsproducten als bewijs voor het verwerven van de competenties willen gebruiken, zijn bij de competenties prestatie-indicatoren geformuleerd. In het curriculum staan beroepstaak, competenties, Dublin descriptoren, LOKcompetenties en het aantal te behalen EC per onderwijseenheid weergegeven in een matrix (Casco bachelor MZD) (vergelijk facet 1.2).
20/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
De opleidingskwalificaties worden in de vorm van competenties weergegeven. Per beroepskwalificatie wordt in een tabel de competentie(s), beroepscontext, het handelen en het product weergegeven (Beroepsprofiel en landelijke opleidingskwalificaties Bachelor MZD 2004). Door de opbouw van het landelijke opleidingsprofiel als uitgangspunt te nemen en competenties meerdere keren in de opleiding aan de orde te laten komen in situaties die toenemen in complexiteit, is de relatie tussen doelstellingen en het programma gewaarborgd (Studiegids MZD. Studenten die in het verleden de Kaderopleiding hebben afgerond kunnen alsnog een bachelordiploma halen in een eenjarig traject, Bachelor voor Oud-studenten van de Kaderopleiding (BOK). Zij doen een aantal onderdelen van de beroepstaken uit het huidige programma en de afstudeerfase (Algemene informatie BOK studenten, beroepstaken en competenties/casco). Studenten die kiezen voor het afstandsonderwijs (LOI leerroute), krijgen hetzelfde aanbod als reguliere studenten. De hierboven beschreven concretisering van het programma geldt ook voor deze leerroute. In de onderwijseenheid hbo-instroom (de onderwijseenheid die studenten met een hbo-achtergrond volgen, in plaats van de vier onderwijseenheden die mbo-instromers volgen) zijn vier beroepstaken gecombineerd: zich persoonlijk ontwikkelen in het beroep, ontwikkelen van het beroep, aansturen van individuen en groepen in de werkeenheid en het bevorderen van competentieontwikkeling. De verdeling van de kerneigenschappen vindt de opleiding nog niet optimaal. Zij wil deze op een goede manier over de onderwijseenheden verdelen en beter uitwerken met prestatie-indicatoren. In het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 geven de eerstejaars aan dat de opleiding voldoende gericht is op de beroepspraktijk en dat zij tevreden zijn over de relatie tussen de doelstellingen van de opleiding en de inhoud. Het panel is van mening dat er een heldere lijn in de eindkwalificaties te zien is en het programma een adequate concretisering is van deze kwalificaties.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In een matrix wordt de samenhang tussen de onderwijseenheden aangegeven. De verticale samenhang is al in het landelijke profiel aangebracht. De competenties hebben betrekking op drie kerntaakgebieden (resultaatgerichte processturing, veranderen en leren en ontwikkelen) op drie niveaus (in relatie met de in- en externe omgeving, in samenwerkingverbanden (meso) en met individuele werknemers (micro)). Omdat de opleiding haar profiel op het landelijke profiel heeft afgestemd komt ook deze verticale samenhang terug in het programma (Beroepsprofiel en landelijke opleidingskwalificaties 'Bachelor MZD 2004).
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
21/59
Er worden persoonlijke taakgebieden onderscheiden, die verweven zijn door de hele opleiding. De competenties 'het ontwikkelen van het eigen beroepsmatig handelen', 'persoonlijke effectiviteit op peil houden' en 'een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en professionalisering van de management in zorg en dienstverlening' lopen als een rode draad door de opleiding heen. Aan deze competenties wordt veel aandacht besteed in de portfolio assessments. Het panel ziet deze samenhang terug in het bestudeerde materiaal. De vier kernvaardigheden zijn geformuleerd op eindniveau. In elke onderwijseenheid komen deze vaardigheden aan de orde. Het niveau wordt hoger naarmate de opleiding vordert: competenties, studentactiviteiten en de aard van de praktijksituaties waarin de student moet presenteren, worden steeds complexer. Uit het studiemateriaal en de portfolio s van studenten komt de toename van complexiteit naar voren. De samenhang tussen onderwijseenheden wordt bereikt door de toenemende complexiteit in competenties en activiteiten. Kunnen studenten de toenemende complexiteit aantonen door middel van competenties, dan is dit de basis voor de volgende onderwijseenheid. De complexiteit komt tevens tot uitdrukking in de verschuiving van resultaatgericht denken naar een combinatie van resultaatgericht en beleidsmatig denken. Ook de praktijksituaties die aan de orde komen worden complexer naarmate de student vordert. Bovendien worden er steeds meer eisen gesteld aan de zelfstandigheid van de student. Dit wordt ook bevestigd door studenten in de gesprekken. De samenhang binnen onderwijseenheden krijgt vorm doordat studenten werken aan een beroepstaak. Alle beroepsproducten en voorbereidingsopdracht die studenten maken en alle lessen die hen hierin ondersteunen, zijn gericht op deze beroepstaak. Er is een duidelijke wisselwerking tussen leren op de opleiding en leren in de praktijk. De studenten voeren beroepstaken uit in hun eigen instelling. De praktijkbegeleider van de student begeleidt hem op zijn werkplek en geeft feedback op opdrachten en beroepsproducten. Studenten worden bij het maken van de opdrachten en beroepsproducten ondersteund door de opleiding. Er vindt regelmatig reflectie op de werksituatie plaats door middel van voorbereidingsopdrachten en het toepassen van literatuur op de werksituatie. De student reflecteert zowel binnen de opleiding als op de werkplek op zijn leerproces. Bovendien is er tussen studenten intervisie en collegiale consultatie, waardoor de studenten in samenwerking met elkaar ook samenhang tussen binnenschools- en praktijkleren aanbrengen. Studenten geven in de gesprekken aan dat zij de duidelijke wisselwerking tussen leren op de opleiding en in de praktijk ervaren. Studenten zijn van mening dat deze wisselwerking goed is, wat ook blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006. De samenhang wordt geborgd door het casco van waaruit de opleiding ontwikkeld is, de opzet van de studiewijzer en de aanwezige lesopzetten. In de TOO's wordt de samenhang tussen onderdelen van onderwijseenheden besproken. Voor de student is de samenhang duidelijk gemaakt door bij elke onderwijseenheid aan te geven welke plaats de onderwijseenheid heeft binnen de gehele opleiding. De borging van de samenhang tussen het binnenschools leren en het praktijkleren is vormgegeven
22/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
door het jaarlijkse overleg met de praktijkbegeleiders van studenten en het telefonische overleg tussen slb er en praktijkbegeleider. Het panel is van mening dat de samenhang in het programma voor de driejarige opleiding goed is. De LOI leerroute is gestart in 2006 en volgt het programma van de driejarige opleiding. Het panel vertrouwt er dan ook op dat de samenhang in dit programma goed zal zijn. Het panel stelt vast dat het tweejarige programma (hbo-instroom) ten opzichte van het driejarige programma (mbo-instroom) flink is ingedikt, waardoor er minder samenhang is. Omdat de opleiding nog erg jong is, past zij haar programma regelmatig aan naar aanleiding van evaluaties. Het panel is van mening dat de opleiding nog lerende is, waardoor de samenhang van het verkorte (2-jarige) programma nog niet volledig ingebed is. De opleiding heeft vanaf februari 2007 maatregelen genomen om een betere samenhang te creëren. Het zal moeten blijken of deze maatregelen tot een verbetering van de samenhang leiden. Het panel komt op grond hiervan tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bij het ontwikkelen en plannen van het onderwijs streeft de opleiding naar een gelijkmatige spreiding van de studielast. De gegevens over de studielast uit de onderwijsevaluaties worden meegenomen. Zo worden knelpunten direct voorkomen in nieuwe onderwijseenheden. De resultaten uit de Studentenquêtes worden besproken in de opleidings- en leerplancommissie. Studenten dienen zelf hun uren te bewaken en een eigen leersituatie in de praktijk te creëren in overleg met hun praktijkcoach. Studenten van het afstandsleren krijgen hier meer begeleiding in. Door de opleiding worden voorlichtingsdagen georganiseerd waarbij ook de studielast aan de orde komt. Er vindt een introductieprogramma plaats waarbij kennis wordt gemaakt met elkaar en de docenten. Tevens krijgen ze daarin een toelichting op de inhoud van de opleiding en het leren-leren. Studenten geven in de gesprekken aan dat de combinatie werken, leren en privé zwaar is, maar vinden dat ze voldoende voorgelicht worden over de studielast door de opleiding. In elke studiewijzer staat wat er van studenten verwacht wordt. Per competentie worden gedragskenmerken aangegeven. Bij elk beroepsproduct zijn beoordelingscriteria geformuleerd, opdat de student weet wat hij moet kennen en kunnen en/of welk gedrag hij moet laten zien. De studiewijzers zijn opgebouwd volgens een vast format.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
23/59
De opleiding biedt studenten de mogelijkheid twee keer per jaar in te stromen, waardoor de voortgang van het leertraject wordt bevorderd. De toetsing is leerwegonafhankelijk en de student kan eigen bewijsstukken in zijn portfolio gebruiken. Studenten krijgen vanaf het begin van de opleiding een begeleidend docent toegewezen die de student de gehele opleiding begeleidt. In de begeleiding wordt aandacht besteed aan de studievoortgang en aan de manier waarop de student studeert én leert in de praktijk. Het POP helpt studenten de studielast te spreiden. Er vindt veel terugkoppeling naar de student plaats op niveau, waardoor de student snel weet waar hij aan moet werken. Een student die een leidinggevende functie heeft tijdens de opleiding, heeft eerder het gevoel dat hij de opleiding in zijn werk kan gebruiken. De student die nog geen leidinggevende functie heeft, heeft hier langer tijd voor nodig. De opleiding heeft in september 2005 de werkgeversverklaring ingevoerd, waarin de werkgever aangeeft dat de student de mogelijkheid heeft of krijgt de beroepsproducten en opdracht in zijn eigen organisatie te maken en dat hij een praktijkbegeleider uit de organisatie toegewezen krijgt. Daarnaast vult de student een werkplekscan in, die hij samen met zijn studieloopbaanbegeleider (slb er) bespreekt. De werkplekscan geeft een overzicht van producten en opdrachten die de student moet realiseren in zijn eigen praktijk. Door de invoering van de werkplekscan wordt het praktijkleren geborgd. De resultaten van de Jaarevaluatie 2006 geven weer dat studenten de studiebelasting vrij hoog vinden. Echter de score op studiebelasting is wel verbeterd sinds 2005, toen werd de studielast op een vierpuntsschaal met een 1.7 beoordeeld, in 2006 met een 2.2. De opleiding heeft sindsdien een aantal maatregelen getroffen om de studielast te spreiden. Zo heeft er een verlenging van studie naar drie jaar plaats gevonden binnen de mbo-instroom. Hierdoor wordt de studiedruk lager en is er meer ruimte voor casustoetsing en probleemoplossend denken. Uit het gesprek met studenten blijkt dat zij dit positief beoordelen en uit evaluaties cohort 2006 blijkt dat de score op studiebelasting is gestegen naar 2.4 en 2.7. Het panel concludeert dat de factoren om de studiedruk te verminderen, naar mate de opleiding vordert, verbeterd zijn. Echter geven studenten die een verkorte tweejarige route doen in de gesprekken aan dat zij het de eerste vier maanden erg druk vinden en alles in een hoog tempo gaat. Tevens geven studenten aan dat de studielast per onderwijseenheid erg verschillend kan zijn. Studenten ervaren geen struikelvakken en ervaren voldoende contacturen in de studie. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat de opleiding veel verandert en aanpast in het curriculum om de studielast te spreiden. Zij zijn van mening dat het belangrijk is om goed te plannen en discipline te hebben. De opleiding is naar mening van het panel nog zoekende naar een balans in de studiebelasting. Het panel concludeert dat de opleiding in 2007 voldoende maatregelen getroffen heeft om de studielast beter te spreiden. Op grond hiervan komt het panel tot het oordeel goed.
24/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Zowel hbo- als mbo-instromers met niveau 4 worden alleen toegelaten als zij tenminste 2,5 dag in de week in de zorg of maatschappelijk dienstverlening werken en tenminste twee jaar relevante ervaring heeft in een van deze werkvelden. Voor de bacheloropleiding zijn er drie instroommogelijkheden die tot drie opleidingsroutes leiden: de hbo-instroom (studenten met een hbo-opleiding); zij volgen een tweejarig programma, de mbo-instroom (kwalificatieniveau 4); zij volgen een driejarig programma en de BOK-instroom (Bachelor voor Oud Kaderopleiding) die in één jaar hun bachelordiploma kunnen behalen. De opleiding wordt ook aangeboden via het afstandsonderwijs van de LOI in een driejarige variant. De driejarige mbo route is aangepast voor het afstandsonderwijs. Voor hbo-instroom houdt dit (nu nog) in, dat zij ook een driejarige route volgen (Studiegids 2006-2007). De opleiding had in 2005 en 2006 een korte intakeprocedure en er vond waar nodig een intakegesprek plaats. Voor de instroom van 2007 wordt een meer uitgewerkte EVC-procedure toegepast (Portfolio instructie EVC mei 2007, hoofdstuk Procedure Eerder Verworven Competenties). De hoofdfase bestaat uit 180 EC, waarvan 30 EC gelden voor de minor. De instroom mbo kent vanaf 1 februari 2007 60 EC vrijstelling, daarvoor was de doorstroomkwalificatie integraal in het eerste leerjaar meegenomen. De hbo-instroom kent vanaf februari 2007 120 EC vrijstelling, waarvan 60 EC voor de propedeuse en 60 vanwege het op sommige beroepstaken (deels) gerealiseerd niveau (Portfolio instructie EVC mei 2007, hoofdstuk Procedure Eerder Verworven Competenties). Elke student kan voor het propedeusejaar vrijstellingen krijgen op basis van eerder verworven competenties (Eindrapportage van project beroepskolom 2005). Zij stromen direct in de hoofdfase in. Studenten met een mbo-achtergrond maken een literatuurtoets die gericht is op organisatiekundige kennis en het toepassen daarvan en een mondelinge casustoets probleemoplossen . Studenten geven in het gesprek aan dat de vooropleiding goed aansluit bij MZD. Zij ondervinden geen problemen met verschil in werkvormen en ervaren de praktische kant van de opleiding als prettig. Instromers met mbo kwalificatieniveau 3 worden niet toegelaten, tenzij de instromer door middel van een valide instrument (een extern assessmentrapport) kan aantonen dat hij op niveau 4 denkt en werkt. Daarnaast wordt een overzicht van de functieeisen voor de huidige functie gevraagd dat in overeenstemming is met het externe rapport.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
25/59
De opleiding vindt dat zij goed aansluit bij de studenten en hun werkervaring. Wel lijken mbo-studenten het moeilijk te hebben met abstraheren, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden en rekenvaardigheden. Dit duidt volgens het panel op een aansluitprobleem bij mbo-studenten. Het opleidingsmanagement geeft aan momenteel te onderzoeken op welke wijze meer aandacht in het programma aan mbo-studenten kan worden besteed. Op grond van de aansluitproblemen mbostudenten komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studieduur is gelijkmatig verdeeld over de verschillende onderwijsperiodes. De studiepunten zijn per studiejaar, periode en onderwijseenheid verantwoord in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Voor elke summatieve competentiebeoordeling krijgt de student bij een voldoende 7,5 EC of een veelvoud hiervan. Het totaal te behalen EC bedraagt 240. De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De hoofdfase bestaat uit 180 EC, waarvan 30 EC gelden voor de minor. De instroom mbo kent vanaf 1 februari 2007 60 EC vrijstelling, daarvoor was de doorstroomkwalificatie integraal in het eerste leerjaar meegenomen. De hbo-instroom kent vanaf februari 2007 120 EC vrijstelling, waarvan 60 EC voor de propedeuse en 60 vanwege het op sommige beroepstaken (deels) gerealiseerd niveau (Procedure Eerder Verworven Competenties).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het praktijkleren neemt een grote plaats in binnen het didactisch concept. De student werkt naast zijn studie en wil daar graag optimaal gebruik van maken. Er wordt uitgegaan van de didactisch uitgangspunten van de HOF (HAN-chassis voor het onderwijs 2006). De opleiding heeft een aantal uitgangspunten (Onderwijsconcept 2004), waaronder het verzorgen van competentiegericht onderwijs, kennis, houding en vaardigheden
26/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
geïntegreerd aanbieden, theorie en praktijk, studie en toetsing zijn vervlochten. Het panel is positief over de wijze waarop dit in het onderwijs is vormgegeven. Studenten voeren performance-assessments uit waarin kennis en vaardigheden geïntegreerd toegepast dienen te worden. Studenten dienen de uitwerkingen van hun opdrachten of beroepsproducten regelmatig te presenteren en/of te verdedigen waardoor de gespreksvaardigheden en schriftelijke vaardigheden worden geoefend. Studenten krijgen ondersteunende bijeenkomsten. Studenten geven in de gesprekken aan dat zij de assessments als goed ervaren. Zij geven aan daardoor verder te kijken dan het product om een helikopterview te ontwikkelen. Tevens geven zij aan dat er tijdens assessments gekeken wordt of je een relatie kunt leggen tussen product, module inhoud en eisen professionele ontwikkeling. Binnen de opleiding wordt studiegedrag aangemoedigd door het aanreiken van uitdagende opdrachten en door te reflecteren op het eigen functioneren. Dit gebeurt onder andere door optimaal gebruik te maken van de ervaring van de student en door opdrachten in de eigen praktijk van de student te laten uitvoeren. Daarbij wordt telkens gereflecteerd op de beroepstaak. Binnen de onderwijseenheden verschuift de sturing van docent naar student. In elke onderwijseenheid werkt de student een aantal dagdelen zelfstandig maar wel onder begeleiding van een docent. In een aantal onderwijseenheden werkt de student voornamelijk zelfstandig. Studenten worden gevraagd zelf aan te geven welke accenten een bijeenkomst moet krijgen, de keuze voor theorieën en modellen worden soms aan de student zelf overgelaten en er is aandacht voor collegiale consultatie tussen studenten. Studenten kunnen zelf keuzes maken in de afstudeervariant, het aanleveren van beroepsproducten als bewijslast in portfolio, het kiezen van een minor en een aangepaste leerroute. De student kan er ook voor kiezen alleen assessments af te leggen in plaats van het volgen van onderwijs (op verplichte onderdelen na). In de opleiding zijn voorbereidingsopdrachten, reflectieopdrachten en beroepsproducten geformuleerd die de student moet uitvoeren op zijn werkplek. Hij wordt daarbij begeleid door de vakdocent, de studieloopbaanbegeleider, zijn praktijkbegeleider en medestudenten. Het panel ziet in de studiehandleidingen literatuur, richtlijnen en aanwijzingen terug. Elke onderwijseenheid bestaat uit de oriëntatie op de beroepstaak, het lezen van literatuur, het maken van een voorbereidingsopdracht, het bijwonen van bijeenkomsten, het oefenen in de praktijk, het reflecteren op het handelen en het leren en werken aan een beroepsproduct. Omdat de opdrachten en het uitvoeren van de beroepstaken op de werkplek van de student plaatsvinden is er altijd sprake van integratie tussen binnenschools leren en praktijkleren. Door de aanpak van werkproblemen te bespreken kan het leerproces van de student gevolgd worden en eventueel bijgestuurd worden. De didactiek voor de afstandsleerroute is in wezen hetzelfde als voor het reguliere programma, er is sprake van competentiegericht leren waarbij integratie van kennis, inzicht, houding en vaardigheden voorop staat. In dit programma speelt de praktijk ook een belangrijke rol: studenten maken de opdrachten op basis van hun eigen
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
27/59
werksituatie. Het verschil met het reguliere programma is alleen de fysieke aanwezigheid. De student maakt inzendopdrachten waarop hij via e-mail feedback krijgt van de vakdocent. Deze opdrachten hebben een directe relatie met de beroepsproducten (hetzelfde als in het reguliere programma) en worden ook beoordeeld met beoordelingsformulieren. Een aantal specifieke vaardigheden traint de student wel op de opleiding in aanwezigheid van docenten en ook toetsing hiervan gebeurt bij de HAN. Studenten zijn tevreden over de didactiek binnen de opleiding en zijn tevreden over de samenwerking in subgroepen en de feedback van groepsgenoten en docenten (Onderwijseenheid evaluaties). Evaluatieresultaten van de afstandsleerroute zijn nog niet beschikbaar omdat ten tijde van de visitatie net een onderwijseenheid is afgerond. Het panel concludeert dat het didactische concept in lijn is met de doelstellingen en aansluit bij de werkvormen, voor beide programma s. Echter is het panel wel van mening dat de opleiding voor de afstandsleerroute nog zoekende is naar een goede vaardighedenleerlijn. Omdat deze leerroute gebruik maakt van dezelfde principes als de reguliere leerroute, heeft het panel er wel vertrouwen in dat de vaardighedenlijn in de nabije toekomst voor de afstandsleerroute uitgewerkt wordt. Het panel komt op grond hiervan tot het oordeel voldoende.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het programma wordt gezorgd voor variatie in toetsmethoden, -vormen en momenten. Studenten geven presentaties van best practices, moeten analyses maken en op basis daarvan verbetervoorstellen doen, ze moeten een audit uitvoeren, en gesprekken voeren. Mondelinge en schriftelijke toetsing wordt meestal gecombineerd (Toetsbeleid 2006). Binnen de opleiding worden de beroepstaken op drie manieren getoetst: door middel van het performance-assessment, de beroepsproducten en door middel van een portfolio-assessment. Van de beroepstaken worden één of meer kritische activiteiten en de competenties uit de beroepstaak getoetst (kritische beroepssituatie). Een deel van de gedragskenmerken wordt gemeten in de beroepsproducten en een deel in de performance-assessments. Een voorbeeld hiervan is een tweegesprek met een lastige medewerker, gespeeld door een acteur). Toetsing van de beroepsproducten gebeurt ook middels een portfolio-assessment. Een voorbeeld hiervan is de video-opname van de door studenten geleide vergaderingen in de beroepspraktijk met daarbij hun reflectie op hun gedrag als voorzitter. De te meten gedragskenmerken komen terug in de feedbackformulieren voor elk van deze beroepsproducten.
28/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Alle studenten krijgen bij een aantal onderwijseenheden in de opleiding de gelegenheid een diagnostische toets te maken. In het portfolio-assessment worden de opleidingscompetenties 'ontwikkelen van het eigen beroepsmatig handelen', 'persoonlijke effectiviteit op peil houden en 'een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en professionalisering van het beroep van manager' beoordeeld op basis van feedback van de praktijkbegeleider. Het gaat hierbij voor een groot deel om het leerproces dat de student doorloopt. Vervolgens wordt beoordeeld of de student heeft geleerd van deze feedback. De beoordeling van de beroepstaak bestaat in het portfolio-assessment voor tweederde uit de beoordeling van het beroepsproduct en/of een verslag van een performanceassessment en voor een derde uit de beoordeling van competenties binnen de context. Voor dit laatste levert de student een schriftelijk verslag van zijn leerproces aan. Bij performance-assessments is de beoordelaar altijd iemand anders dan degene die het onderwijs heeft gegeven. Bij portfolio-assessments is de slb er nooit de beoordelaar van de student die hij begeleid heeft. Uit het gesprek met docenten blijkt dat docenten altijd de oordelen van elkaar vergelijken. Beroepsproducten worden met elkaar beoordeeld en studenten die bepaalde onderdelen niet halen worden binnen het team besproken. Zodra de student een werkplekscan heeft uitgevoerd, wordt duidelijk wat er van hem verwacht wordt en of de beroepstaken uit te voeren zijn binnen de instelling waar hij werkt. Als dit niet mogelijk is wordt de student geacht dit binnen een andere instelling uit te voeren zijnde als stage of anderszins. De opleiding geeft duidelijke richtlijnen en criteria voor het uitvoeren van de beroepstaken en bespreekt deze ook met de praktijkbegeleider van de student. De opleiding stelt studenten verplicht zijn opdrachten en beroepsproducten voor te leggen aan zijn praktijkbegeleider die hierop feedback dient te geven. Deze feedback is een voorwaarde voor het verwerven van studiepunten door de student voor de portfolio-assessments (Borging kwaliteit praktijkleren 2007). De student heeft als eindassessment een presentatie/examengesprek over de resultaten van de eindopdracht: een projectplan voor de implementatie van een innovatief traject en een evaluatieverslag van de uitvoering hiervan. Dit is een complex, multidisciplinair project dat de student zelfstandig aan moet sturen. In het beoordelingsformulier bij de toetsing komen alle criteria voor het hbo-niveau terug, geformuleerd in gedragskenmerken. Het eindgesprek wordt beoordeeld door twee docenten (anders dan de docenten die het verslag beoordelen) en een werkvelddeskundige. Leden van de OAR en andere werkveldvertegenwoordigers afkomstig uit Hoger Kader van instellingen uit Zorg en Welzijn, treden tijdens de examengesprekken op als werkvelddeskundigen. Docenten gebruiken bij het afstudeerproduct hetzelfde beoordelingsformulier met beoordelingscriteria en houden een voorbespreking. Bij het assessment zijn twee docenten aanwezig. Bij de examengesprekken is een werkvelddeskundige aanwezig. Deze stelt vragen, maar beoordeelt niet de kandidaat. Wel beoordeelt hij de kwaliteit van het examen. Dat betekent dat hij een oordeel geeft over het niveau van het
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
29/59
afgelegde examen in het licht van het cijfer dat is toegekend door de docent die het assessment afneemt. De LOI leerroute volgt het toetsbeleid zoals hierboven beschreven (alleen worden theorietoetsen thuis gemaakt). In de LOI leerroute wordt extra aandacht besteed aan de voorbereiding op de literatuurtoets organisatiekunde en het performanceassessment analytisch vermogen. Met ingang van februari 2007 wordt ook het casco voor de reguliere opleiding (instroom mbo) met 15 EC uitgebreid ten behoeve van deze twee toetsen. De examencommissie ziet toe op de organisatie en het verloop van de examens. De Leerplancommissie (LPC) ziet toe op het niveau van toetsing. De commissie heeft ook een taak in het bewaken van de diversiteit van toetsvormen en de deskundigheidsbevordering van docenten op het terrein van toetsing en assessment. Het management van de opleiding heeft naar aanleiding van een interne audit 2006 het verband tussen de kernvaardigheden en de prestatie-indicatoren bij beroepsproducten versterkt. In beoordelingsformulieren die gebruikt worden bij portfolio-assessments, wordt meer nadruk gelegd op de kernvaardigheden. Studenten geven in de Jaarevaluatie 2006 aan tevreden te zijn over de toetsing. Zij vinden dat er adequaat getoetst wordt en dat ze voldoende worden voorbereid. Uit de gesprekken komt naar voren dat studenten de toetsing op zichzelf goed vinden, maar dat de criteria voor de toetsing soms te laat duidelijk worden. Studenten geven aan dat de terugkoppeling goed, helder en concreet is. Uit het gesprek met docenten blijkt dat de beoordeling van toetsen en bekwaamheid onderwerp van gesprek is. Docenten krijgen een training in de wijze van beoordelen. Het panel is van mening dat de opleiding een goede en adequate toetsing heeft, een goede feedback geeft naar studenten en dat de criteria vooraf duidelijk en helder zijn. Echter blijkt uit het gesprek met docenten dat zij zich meer en meer zullen moeten vinden op een intersubjectieve (door allen gedeelde) beoordelingsbasis met zoveel mogelijk gelijke achterliggende beoordelingscriteria. Het panel heeft een beeld gekregen dat er inhoudelijk goed naar de competenties van de studenten gekeken wordt. Hier is ook een goede, groeiende lijn van onderling docenten overleg genoemd. Uit een onderzoek binnen het docententeam naar ervaringen op het gebied van assessen van performances en op interacteur betrouwbaarheid, interdocentbetrouwbaarheid en intercasusbetrouwbaarheid, blijkt ondermeer dat er weinig verschillen zijn tussen de diverse deelnemende docenten (Performance assessment tweegesprek, december 2005). Op grond van dit onderzoek, de gesprekken met de docenten en studenten komt het panel tot het oordeel goed.
30/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit de CV s van de docenten blijkt dat meer dan de helft recente en relevante ervaring met het werkveld heeft. De diversiteit van contacten met het werkveld is groot. Docenten komen in aanraking met actuele ontwikkelingen, onder andere tijdens het uitvoeren van contractactiviteiten en onderzoek in het werkveld naar de behoeften, door deel te nemen aan overleggroepen waarin actuele literatuur besproken wordt, door veldonderzoek vanuit het lectoraat, door evaluaties met studenten en tijdens contacten met de praktijkbegeleiders van de studenten. Docenten die op bezoek gaan bij studenten en in contact komen met de praktijkbegeleiders, nemen actuele ontwikkelingen uit de praktijk mee in de onderwijseenheden waarbij zij betrokken zijn. Uit het materiaal en de gesprekken met docenten blijkt dat het personeel een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Docenten nemen deel aan de kenniskring Zorgmanagement en er vindt een werkveldoverleg plaats. Docenten wisselen op bijeenkomsten kennis uit die opgedaan is in het werkveld. Dit blijkt ook duidelijk uit de gesprekken met docenten en het werkveld. Er worden deskundigen uit het werkveld uitgenodigd om gastlessen te verzorgen. Studenten geven in de gesprekken aan dat de docenten en gastdocenten goed op de hoogte zijn van de actuele ontwikkelingen. Ze merken dat docenten zelf ook uit het werkveld komen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Er wordt gewerkt vanuit een formatieplaatsenplan dat tenminste een keer per jaar wordt geactualiseerd. Dit is de basis voor het opstellen van de verschillende takenpakketten van docenten en de inroostering. De totale docentenformatie bestaat uit 8 fte s. De opleiding hanteert een streefnorm voor de student-docentratio van 1:30.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
31/59
Voor het studiejaar 2006-2007 wordt uitgegaan van een student-docentratio van 1:22,5. Naast de structurele formatie wordt rekening gehouden met een tijdelijke formatie om gaten in het rooster op te vullen en om in het kader van onderwijsvernieuwing en -projecten extra versterking van mensen te hebben. De opleiding beschikt over een pool van externe docenten van andere opleidingen binnen of buiten de HAN (Formatieplaatsenplan VDO 2006). Jaarlijks voert het management van de opleiding gesprekken met docenten om de werkbelasting te bespreken en analyseert de opleiding de ziekteverzuimcijfers. Over het algemeen zijn de medewerkers tevreden over de werkdruk. Docenten geven in de gesprekken aan dat zij de werkdruk wel als hoog ervaren (onder andere door het open deur beleid voor studenten), maar dat dit niet echt tot problemen leidt. Docenten vinden het prettig dat zij studenten ondersteuning kunnen bieden bij vragen over studievoortgang, verandering van baan of privé sfeer. Door de komst van de afstandsleerroute bij de LOI is het takenpakket van de docent uitgebreid. Het programma leidt ertoe dat docenten een andere rol aan moeten nemen (directe terugkoppeling) en dat de werkdruk hoger ligt dan normaal. Voor alle lessen, slb, assessments zijn normen ontwikkeld wat betreft te besteden tijd. De docent dient zelf zijn uren te bewaken en aan te geven hoeveel uur hij hieraan heeft besteed, om de gestelde normen indien wenselijk aan te passen. Docenten geven in de gesprekken met het panel aan dat dit programma meer tijd vergt omdat er vaker deelopdrachten worden ingeleverd en alles op schrift moet worden gezet. Echter geven zij aan dat dit een kwestie van gewenning is en dat er een verdeling wordt gemaakt van de ingezonden opdrachten onder docenten zodat de belasting gespreid wordt. In het takenpakket van iedere docent is 10% opgenomen voor deskundigheidsbevordering, een deel hiervan hoeven docenten niet te verantwoorden en wordt opgenomen als te lezen vakliteratuur. In het gesprek met docenten komt naar voren dat zij momenteel veel vakliteratuur lezen in eigen tijd vanwege de onderwijsvernieuwing. Docenten die deelnemen aan de kenniskring en diverse beraden dienen daarvoor 1 dag in de week vrij te maken. Het panel is van mening dat er maatregelen worden getroffen door de opleiding om de werkdruk bij docenten zo laag mogelijk te houden. Echter het nieuwe HOFsysteem en het LOI-programma vergen van de docent wel een bepaald veranderingsproces en dus tijd. Docenten geven zelf aan de werkdruk te aanvaarden en veel met elkaar samen te werken. Het panel concludeert dat het opleidingsmanagement aandacht heeft voor de toegenomen werkdruk van docenten en er inmiddels genoeg maatregelen zijn genomen. Het panel komt tot het oordeel goed.
32/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Er is een opleidingsbreed professionaliseringsplan geschreven ten behoeve van de oriëntatie van het onderwijspersoneel op het beroep en het werkveld (Professionaliseringsplan 2005). Vanuit de visie dat elke docent verantwoordelijk is voor het bevorderen van zijn eigen professionele kwalificaties, krijgt de docent een aantal mogelijkheden om individueel en samen met collega's de deskundigheidsbevordering in te vullen. Het plan richt zich onder andere op het vergemakkelijken van ontwerp en implementatie van HOF binnen de opleiding, de verbreding van oriëntaties richting onbekende werkvelden bij het team en de voortzetting van bestaande trajecten van deskundigheidsbevordering bij medewerkers. Binnen de HAN is een ondersteunend project opgezet met betrekking tot toetsing, toetsbeleid (portfolioassessments) en het oefenen van rol als assessor en het verkrijgen van deze vaardigheden. Docenten moeten de nieuwe rol aanleren door middel van externe begeleiding. Docenten die als assessor optreden, hebben regelmatig een training en reflectie op hun toepassingen van het afgelopen jaar. In de training wordt veel aandacht gegeven aan het geven van feedback. Ook wordt aandacht geschonken aan het geven van de beoordelingen. Tijdens de jaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken en PAP/POPgesprekken bespreken management en medewerkers gemaakte afspraken en worden nieuwe afspraken gemaakt op individueel niveau. De opleiding hanteert een overzicht van algemene- en specifieke kwalificaties en competenties van de docenten. Deze worden periodiek geëvalueerd of het geheel van voldoende kwaliteit is. Hierbij worden conclusies uit de student- en onderwijsevaluaties teruggekoppeld naar docenten. Uit het bestudeerde materiaal en de CV s blijkt dat docenten diverse trainingen hebben gevolgd over het ontwikkelen van competentiegericht onderwijs, toetsing en coaching. Tevens hebben zij een aantal trainingen gevolgd over variatie in didactische werkvormen, het formuleren van opdrachten en didactisch ontwerp. Een aantal docenten woont netwerkbijeenkomsten bij op het gebied van competentietoetsing en onderwijsontwikkeling. Naast trainingen vanuit de opleiding, zijn er trainingen gegeven over competentiegericht leren en zijn er synergiebijeenkomsten gehouden waarin competentiegericht opleiden besproken is. De ontwikkeling van onderwijskundige deskundigheid wordt de komende jaren voortgezet door middel van intervisie tussen docenten op het terrein van assessment, SLB en praktijkleren.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
33/59
Twee docenten van MZD maken deel uit van de kenniskring van het lectoraat Zorgmanagement. Bij elke onderwijseenheid is tenminste één persoon betrokken die aan een van de overleggroepen deelneemt. Alle docenten voeren contractactiviteiten uit voor het instituut VDO, waarvan de opleiding deel uitmaakt en er worden inhoudelijke themadagen en themabijeenkomsten georganiseerd. Activiteiten als teamcoaching en individuele professionalisering vinden ook plaats. In het geval dat docenten workshops hebben gevolgd, worden kennis en vaardigheden die in deze workshops worden verworven overgedragen aan collega's (onder andere door themabijeenkomsten). Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2006 blijkt dat het merendeel van de studenten tevreden is over de deskundigheid van de docenten. Docenten zijn tevreden over de aansluiting tussen hun competenties en de werkzaamheden die zij uitvoeren en de variatie hierin. Tevens zijn de docenten tevreden over deskundigheidsbevordering en de mogelijkheden tot loopbaanontwikkeling (MTO 2003-2006). Uit de gesprekken met docenten blijkt dat ze aangeven zelf meer tijd te willen besteden aan professionalisering. Deze tijd wordt nu veelal opgeslokt door het nieuwe leren (onderwijskundige scholing). Docenten zijn daarnaast ook bezig met het opstarten van intervisie. Het panel concludeert uit het bestudeerde materiaal en de gesprekken dat het personeel goed gekwalificeerd is voor de realisatie van beide programma s (regulier en afstand).
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Alle binnenschoolse activiteiten worden op de Nijmeegse HAN-campus gecentreerd. Het opleidingsgebouw deelt zij met VDO (opleidings- en adviescentrum), het onderdeel waar al het GGM-contractonderwijs is ondergebracht. Het pand dateert uit 1984 en beschikt over een ruime gemeenschappelijke ontmoetingsruimte met cateringvoorzieningen. Er zijn onderwijsruimtes voor grote en kleine groepen aanwezig, er is direct toegang tot het studiemateriaal, laptops, beamers en faciliteiten als kopieerapparatuur zijn aanwezig. Op loopafstand is het HAN-studiecentrum met een ruime collectie studiematerialen en -media, college- en symposiumzalen. Studenten kunnen de HAN-werkruimtes reserveren, ook buiten kantooruren.
34/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
De LOI- studenten maken gebruik van de faciliteiten van de LOI, alleen voor de onderdelen die gevolgd worden in Nijmegen (onder andere vaardigheidstrainingen) gebruikt de student dezelfde faciliteiten als de reguliere studenten. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat zij de mediatheek weinig gebruiken, maar meer gebruik maken van het internet. Uit evaluaties onder studenten en docenten blijkt dat beide groepen tevreden zijn over de onderwijsfaciliteiten in het gebouw (Studenttevredenheidsonderzoek 2006). Studenten zijn minder tevreden over de tijd waarop het lesrooster en eventuele wijzigingen daarop worden uitgereikt. De opleiding heeft in de loop van 2005 meer ICT-voorzieningen gecreëerd en een uitbreiding gedaan van audiovisuele middelen in de leslokalen. Het panel concludeert uit de rondleiding door de campus en de gesprekken met studenten dat de materiële voorzieningen toereikend zijn om beide programma s te realiseren.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Binnen de opleiding is de studieloopbaanbegeleiding (slb) op individueel en groepsniveau beschreven in de studiegids en het opleidingsstatuut. De uitgangspunten hierbij zijn: de studieloopbaanbegeleider (slb er) coacht de student op zijn competentieontwikkeling en begeleidt hem bij het leren-leren. De slb er heeft een signalerende en verwijzende taak. Als een student vastloopt in zijn leerproces dan zal de slb er hem helpen. Zo helpt de slb er de student zijn competenties en talenten te ontdekken en zijn ambitie te ontwikkelen. Studenten worden inhoudelijk begeleid door vakdocenten en krijgen feedback op beroepsproducten van hun praktijkbegeleider. De slb er heeft tenminste 1 keer per jaar telefonisch contact met de praktijkbegeleider en gaat 1 keer per jaar op bezoek. Onderwerp van gesprek tussen de slb er en praktijkcoach (leidinggevende student vanuit het bedrijf) is bijvoorbeeld op welke wijze de student leersituaties in de praktijk kan creëren en hoe de student kan leren in de praktijk. Door de werkgever worden opdrachtformulieren ingevuld waarop aangegeven wordt welke opdrachten van toepassing zijn binnen het bedrijf. Voor studenten die de LOI leerroute volgen worden alleen individuele gesprekken georganiseerd. Deze kunnen plaatsvinden per telefoon of tijdens een contactdag. De informatievoorziening verloopt via de slb of via de projectleider LOI. Informatie is veelal te vinden op de website van de LOI.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
35/59
Studenten hebben intervisie onder leiding van de slb er. Tijdens de intervisie wordt met de studenten besproken wat wel en niet verzameld moet worden voor het portfolio en de peerassessments. Tevens kunnen studenten tijdens deze bijeenkomsten hun eigen problematiek naar voren brengen. Studenten geven in het gesprek aan dat de opleiding teveel zelfsturing verwacht van de student. Studenten moeten zelf individuele gesprekken met slb er aanvragen, bijeenkomsten zijn gepland in het lesrooster (voor de LOI leerroute gelden de bijeenkomsten niet). Studenten geven in het gesprek aan vooral in het eerste jaar liever meer coaching vanuit de opleiding te willen krijgen. Wel zijn studenten tevreden met het open deur beleid van docenten. Studenten hebben groepsgesprekken die gericht zijn op het leren aan en van elkaar. Studenten bekijken en bespreken de POP van elkaar en geven elkaar tips voor competentiegericht leren. De groepen werken soms zelfstandig en soms is de slb er aanwezig. Studenten geven in de gesprekken aan dat ze in de groepen het verschil merken tussen studenten die al een leidinggevende functie hebben en studenten die daar nog naar toe moeten werken. Zij vinden dat er een betere balans moet komen tussen de begeleiding voor mensen die al een leidinggevende functie hebben en studenten die dat niet hebben. Studenten worden op meerdere manieren geïnformeerd. Elke groep heeft een cursusleider die informatie geeft tijdens de introductiebijeenkomst. Elke student krijgt het opleidingsstatuut en een studiegids. Tevens wordt Blackboard gebruikt als informatievoorziening, roosterwijzigingen worden hier onder andere op bijgehouden. Studenten bewaren zelf cijfers en beoordelingen, docenten hebben die ook altijd achter de hand. In het gesprek met studenten komt naar voren dat zij tevreden zijn over de informatievoorziening van de opleiding. Studenten zijn wel van mening dat Blackboard niet goed up to date gehouden wordt en dat zij hier weinig gebruik van maken. Het panel is van mening dat adequate informatie verstrekking passend is bij de doelgroep en van belang voor de opleiding. De reacties tijdens het gesprek met studenten duiden erop dat zij hier voordeel en waarde aan hechten. Studenten zijn tevreden over de slb in de opleiding (STO 2006). De opleiding heeft op dit moment geen digitaal overzicht van de beoordelingen van studenten waardoor vooral het overzicht op de studievoortgang ontbreekt. Vanaf september 2007 wordt het studentvolgsysteem in gebruik genomen. Studenten beoordelen de informatievoorziening als redelijk (Jaarevaluatie 2006 en 2007). Het panel concludeert dat de studiebegeleiding voor beide programma s in een goede ontwikkeling is. Echter is het panel van mening dat hier nog wel aandacht aan besteed dient te worden. Het panel vindt 4,5 uur slb per student per jaar niet voldoende, studenten geven dit ook aan in de gesprekken (onder andere veel op zichzelf aangewezen). Het opleidingsmanagement geeft aan dat het HOF-project in de praktijk leidt tot een intensivering van het onderwijs, terwijl juist een verschuiving van taken voor de docent beoogt wordt (naast het lesgeven ook andere vormen van begeleiding en toetsing). Het management vindt dat de opleiding hierop moet proberen te anticiperen. De studiebegeleiding en informatievoorziening (voornamelijk Blackboard) kan volgens het panel verbeterd worden. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
36/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het Kwaliteitszorgplan MZD 2006-2011 is de visie op kwaliteitszorg vastgelegd. Dit plan bevat een jaarkalender met een planning van de evaluatieactiviteiten. Tevens zijn taken en verantwoordelijkheden op het gebied van kwaliteitszorg geformuleerd en zijn per onderwerp streefnormen vastgelegd (voor opleidingsevaluaties geldt een gemiddelde van 2.5 op een vierpuntsschaal). De opleiding gebruikt de volgende evaluatie-instrumenten: - Onderwijseenheidevaluatie; waar inhoud, studielast, didactiek en organisatie van de onderwijseenheid bevraagd worden. De evaluatie gebeurt via een standaard in te vullen vragenlijst. - Jaarevaluatie; waar inhoud, toetsing, theoretisch niveau, samenhang, begeleiding, deskundigheid docenten, studiebelasting, faciliteiten en informatievoorziening geëvalueerd worden. De evaluatie gebeurt via een in te vullen vragenlijst. - HAN-studenttevredenheidsonderzoek (STO); waar de inhoud van de opleiding, samenhang, didactiek, begeleiding, toetsing, personeel, studielast en faciliteiten aan de orde komen. Deze wordt telefonisch uitgevoerd. - Eindevaluatie van de opleiding; dit betreft een onderzoek onder studenten op het moment van afstuderen. Alle evaluaties worden gedaan via standaard vragenlijsten. Naast de evaluatie via vragenlijsten, evalueert de opleiding ook via de cursusleider aan het einde van een onderwijseenheid (eindevaluatie) mondeling met studenten. Doordat de opleiding kleinschalig is zijn de communicatielijnen kort. De uitkomsten van de evaluaties worden besproken door de kwaliteitscoördinator met de opleidingsmanager. Vervolgens worden ze in het stafoverleg en met uitvoerende docenten besproken en worden besluiten genomen over verbeteractiviteiten. De resultaten van de evaluaties worden verwerkt en besproken in het stafoverleg en in de leerplancommissie. De leden van het team formuleren verbeteracties en voeren die, afhankelijk van de aard van de actie, uit in de volgende periode, het volgende semester of het volgende studiejaar. De kwaliteitszorgcoördinator of de opleidingsmanager controleert of de actie is uitgevoerd. Studenten worden op de hoogte gesteld van resultaten en verbeteringen door middel van het 'Kwaliteitsbulletin' en door aanvullingen in de reader. Docenten worden van de resultaten op de hoogte gesteld van de diverse evaluaties in een brief. Het panel is zeer te spreken over de werking van de kwaliteitszorgbrief. Naast de hiervoor besproken instrumenten maakt de opleiding gebruik van exitinterviews, alumni onderzoeken, instroomonderzoek, werkgeversonderzoek en
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
37/59
een HAN-medewerkertevredenheidsonderzoek (MTO). De opleiding doet regelmatig regionaal werkveldonderzoek, onder andere rondom grote veranderingen in het onderwijs. Inhoudelijke aspecten die naar voren komen tijdens dit onderzoek worden vertaald naar de opleiding. Tevens wordt er gebruik gemaakt van een eindevaluatie van het studiejaar door docenten. Voor het LOI-programma gelden dezelfde evaluaties alleen zijn de vragen aangepast aan de specifieke leerroute van de student. Het panel is van mening dat de kwaliteitszorg voor het LOI-programma nog zwak is. Het opleidingsmanagement geeft in het gesprek aan dat dit programma nog niet geëvalueerd wordt volgens het beleid van het reguliere programma. Pas na het eerste jaar (in 2008) wordt het programma volledig meegenomen. Het panel concludeert uit het materiaal en het gesprek met het opleidingsmanagement dat de kwaliteitszorg met betrekking tot het reguliere programma goed is, maar dat de inbedding voor het programma van de LOI nog niet voltooid is. Daarmee komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding maakt vanaf 2007 verslag van verbeterplannen volgens een vast format (Actieplan VDOi). De jaarkalender komt systematisch terug, waarin de planning van de meeste activiteiten vastligt. De jaarkalender geeft aan wanneer evaluaties worden afgenomen, wie verantwoordelijk is voor de bespreking, aan wie gerapporteerd wordt en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van verbeteringen (Kwaliteitszorgplan MZD 2006-2011). Omdat de opleiding nog niet eerder is gevisiteerd worden op basis van de evaluaties aanpassingen gedaan of, als de aanpassing omvangrijker is, verbeterplannen geformuleerd. Verbeteringen vinden plaats voor de volgende keer dat een onderwijseenheid gegeven wordt. Dit betekent dat de opmerkingen van studenten in de eerste periode direct meegenomen worden in periode voor volgende groep studenten die begint aan de onderwijseenheid. Verslaglegging van de verbeteringen wordt gedaan in notulen van de bijeenkomsten van TOO's, de leerplancommissie en het stafoverleg. Daarnaast geeft elke onderwijseenheidcoördinator in de readers aan welke verbeteringen zijn doorgevoerd ten opzichte van de vorige keer. Het panel ziet dit bevestigd in het materiaal. Een voorbeeld van verbetering ten opzichte van de kaderopleiding is dat er in MZD veel meer aandacht wordt besteed aan beroepsvaardigheden, getuige de rode draad van kernvaardigheden die door de opleiding loopt. Er wordt meer aandacht besteed aan het functioneren in het beroep en het ontwikkelen van het beroep. De opleiding is
38/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
breder geworden in de zin dat de kaderopleiding zich voornamelijk richtte op de eigen werksituatie, terwijl de bachelor MZD studenten nu ook opdrachten laat doen in andere werkeenheden. In de vergadering van de OAR in november 2006 is aan de orde gekomen dat de inhoudelijke planning van het zorgproces, beredeneert vanuit: - de vraag van de cliënt; - de visie van de organisatie; - de beschikbare middelen; te weinig aandacht krijgt in de opleiding. Er wordt te weinig ingegaan op de dilemma's die hierbij ontstaan en het aansturen en coachen van medewerkers hierin. Ook in de vakliteratuur wordt ervan uitgegaan dat een manager een inhoudelijke leider moet zijn om professionele standaards te maximaliseren. Het management van de opleiding heeft deze feedback meegenomen in de herziening van de opleiding in 2007. Na de uitvoering van het eerste jaar zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd om studenten nog beter de mogelijkheid te beiden de opleidingscompetenties te bereiken. Bijvoorbeeld de keuze van literatuur in onderwijseenheid 2. Studenten vonden de literatuur te moeilijk en is dan ook vervangen door een meer toegankelijk boek. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat de opleiding de feedback van studenten meeneemt en eventuele veranderingen doorvoert. Het panel concludeert dat de opleiding continu bezig is met het treffen van maatregelen tot verbeteringen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Daarmee komt zij tot het oordeel goed.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het kwaliteitszorgplan staat beschreven op welke wijze medewerkers, studenten, alumni en het werkveld bij de kwaliteitszorg betrokken worden (Kwaliteitszorgplan MZD 2006-2011). Studenten worden betrokken door middel van de evaluaties, het Kwaliteitsbulletin en door informatie over de kwaliteit in de readers. Tevens worden studenten geïnformeerd via de Opleidingscommissie (OPC) waarvan de notulen op Blackboard worden gezet. Docenten worden betrokken via de evaluaties en het bespreken van de evaluaties en opstellen van verbeterplannen. Naast de schriftelijke evaluaties zijn een aantal bijeenkomsten waarin docenten zich kunnen informeren over ontwikkelingen. Begeleiders worden minimaal 1 keer per jaar uitgenodigd om met de staf van de opleiding te overleggen over de vormgeving van en het feedback geven op
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
39/59
beroepsproducten die de student realiseert in de praktijk. Hier wordt een verslag van gemaakt. Tot op heden liet de kaderopleiding ongeveer om de vier jaar een alumnionderzoek uitvoeren. Vanaf de eerste lichting bacheloropleiding zullen afgestudeerden een half jaar na afstuderen bevraagd worden op hun mening over de behaalde eindkwalificaties. Dit gebeurt telefonisch. Op dit moment is de opleiding op zoek naar een andere mogelijkheid voor de uitvoering van een werkgeversonderzoek. De samenwerking met het werkveld vindt in verschillende gremia plaats. Nieuwe ontwikkelingen worden snel en actief opgepakt, waarvan bijvoorbeeld de aanpassing van één van beide afstudeervarianten in de laatste onderwijseenheid getuigd. De OAR komt twee keer per jaar bij elkaar om te overleggen over ontwikkelingen in het werkveld en gewenste verbeteringen in de opleiding. In overleg met de LOI zal de opleidingsstaf vaststellen op welke wijze LOI-studenten betrokken kunnen worden bij de opleiding in termen van informatieverstrekking en inspraak. Te denken valt aan publicatie van verslagen van de OPC, OAR en het 'Kwaliteitsbulletin' op de Campus. Momenteel is dit nog niet in uitvoering. Studenten zijn tevreden over inspraakmogelijkheden en vinden dat de klachten serieus genomen worden (STO 2006). Medewerkers voelen zich betrokken bij hun afdeling en zijn tevreden over de mate waarin ze invloed kunnen uitoefenen op de beleidskeuzes binnen de afdeling. Desondanks hebben medewerkers niet altijd het gevoel op de hoogte te zijn van ontwikkelingen (VDO-niveau gemeten). Het panel is van mening dat de opleiding voldoende maatregelen treft om medewerkers, studenten, alumni en het werkveld bij de kwaliteitszorg te betrekken. Uit de gesprekken met alumni blijkt echter wel dat meer betrokkenheid gewenst is. Het werkveld geeft aan dat er veel contact is met de opleiding en er veel informatiebijeenkomsten worden gepland waar onder andere de vraag gesteld wordt waar de opleiding nog aan moet werken. Het panel komt, naar aanleiding van de gesprekken met betrokkenen, tot het oordeel goed.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het hbo niveau wordt vastgesteld aan de hand van de Dublin descriptoren. In een notitie zijn deze vertaald naar taken en onderwijseenheden. Op de beoordelingsformulieren staan taken waaraan een student dient te voldoen. Aan de
40/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
hand van een portfolio assessment wordt bekeken of studenten aan de criteria en kernvaardigheden voldoen. Docenten kunnen aan de hand van de taken, criteria en kernvaardigheden oordelen of studenten aan het hbo-niveau voldoen. In de afstudeeropdrachten dienen studenten aan te tonen het bachelorniveau te beheersen. Het gaat hierbij om een opdracht waarbij zij een sturende rol vervullen bij het uitvoeren van een innovatie op hun werkplek. Meerdere elementen uit taken die zij daarvoor hebben afgerond, komen hierin terug. De student dient aan te tonen dat hij alle kernvaardigheden en kerneigenschappen beheerst. Het assessment bij de afstudeeropdracht bestaat uit een projectplan, een projectverslag en een gesprek over het projectverslag. Daarnaast evalueert de student in een gesprek met zijn studieloopbaanbegeleider zijn leerproces gedurende de gehele opleiding. De student moet op alle onderwerpen voldoende scoren. Het projectplan en -verslag worden door de opdrachtgever uit de praktijk van de student van feedback en een beoordeling voorzien. Voor de slb er schrijft de student een verslag over zijn leerproces en geeft hij een mondelinge toelichting. Op het moment van de visitatie is de eerste lichting studenten afgestudeerd. Het panel heeft er twee gesproken; zij gaven aan tevreden te zijn met het niveau van de opleiding. In het gesprek met het werkveld komt naar voren dat het effect van de afgestudeerden nog niet te zien is (nog te recent). Van de huidige studenten kan gezegd worden dat zij daadwerkelijk in leidinggevende zin vooruitgang boeken binnen de organisatie en studenten hebben nu meer bezigheden op clusterniveau en werken aan discipline overschrijdende projecten. Het verschil met de kaderopleiding is dat deze meer gericht was op afdelingsniveau. Het werkveld geeft aan tevreden te zijn over de afgestudeerde studenten en dat zij op hbo-niveau functioneren. Het panel heeft tijdens de visitatie 5 projectplannen gezien (onderdeel eindbeoordeling 4e jaar). De projectplannen richten zich allen op een verbetering- of ontwikkelingstraject binnen de eigen organisatie of werkeenheid. De onderwerpen waren gericht op meerdere gebieden zoals verbetering van de multidisciplinaire samenwerking, ontwikkelen logistiek proces, beroepsontwikkeling en het initiatief nemen voor vernieuwingen. Het panel heeft tevens na de visitatie nog tien scripties van de reguliere opleiding ontvangen en bestudeerd. Zij heeft daarbij gelet op de volgende punten: opzet onderzoek, opbouw, vraagstelling, niveau, gebruikte methodes, originaliteit/ oorspronkelijkheid en een adequate beoordeling door de docent. Bij een aantal scripties vindt er weinig verwijzing plaats naar literatuur, deze worden dan ook met een laag cijfer beoordeeld. Het panel vindt dat de verantwoording van de onderzoeksmethodiek en theoretische onderbouwing in sommige scripties in geringe mate aan bod komt. De theoretische en methodologische component dient in het algemeen versterkt te worden. Docenten geven voor slechte argumentatie en onderbouwing wel lage cijfers, volgens het panel kan deze beoordeling strenger en consistenter. Het panel is tevreden over de inhoud van de scripties, er is sprake van een relevante vraagstelling voor het werkveld wat uitgewerkt wordt in praktijkonderzoek.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
41/59
De scripties behandelen naar de mening van het panel relevante praktijkproblemen en zijn van voldoende niveau. Met in achtneming van deze kanttekening bij de scripties komt het panel tot een voldoende op dit facet.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criterium: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft naar een rendement van 75%. Van de hbo'ers wil de opleiding dat 70% na 24 maanden zijn bachelor behaald, van de mbo'ers 70% na 36 maanden. Het aantal studenten dat tussen 1 oktober 2005 en 1 oktober 2006 de opleiding heeft verlaten zonder een diploma te behalen is 12 van de 70. De gemiddelde studieduur van de uitvallers was 5.9 maanden. De opleiding geeft aan dat er nog geen officiële cijfers zijn, wel zijn er een aantal rendementscijfers van de hbo-instroom uit augustus 2005 bekend. Er zijn 41 studenten gestart in augustus 2005, waarvan er 7 zijn uitgevallen tijdens het eerste jaar (4 studenten waren binnen 2 maanden weg), 27 studenten zijn afgestudeerd in juni/juli 2007 en 3 uitgestelde examens. Dit houdt een score in van 27/41 of 66%, die in 22 maanden het getuigschrift heeft gehaald. Op basis van interviews met studenten die gestopt zijn, zijn indicaties te geven die wijzen op een opleiding die zwaar is in combinatie met werk en privé. Door de directe contacten met de individuele student en de korte lijnen is het mogelijk snel signalen over mogelijke uitval of vertraging op te pakken. Om zicht te houden op redenen voor studenten om te stoppen met hun opleiding houdt de cursusleider met deze studenten een exitgesprek en de studenten vullen een formulier in wat geanalyseerd wordt. Het panel concludeert aan de hand van het gesprek met het opleidingsmanagement dat er voldoende maatregelen worden getroffen om de streefcijfers te halen en uitval tegen te gaan. Momenteel zijn er nog geen rendementscijfers beschikbaar over de mbo-instroom (in 2008 studeren de eerste studenten af), waardoor het panel geen valide oordeel kan geven over de rendementscijfers van de totale opleiding. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
42/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
43/59
Bijlage 1:
44/59
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
45/59
46/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
47/59
48/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
49/59
50/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Opleiding Management in de Zorg en Dienstverlening
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA Mevrouw A.H.F. Klandermans
X
Panellid NQA: De heer drs.ing.A.G.M. Horrevorts
Panellid domein: De heer dr. H.J. Tap
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw M.S. Harmsen
Panellid domein: De heer drs. D. Bruinsma
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
X X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer D. Bruinsma De heer Bruinsma is ingezet als panellid vanwege zijn werkvelddeskundigheid. Hij heeft bijna 20 jaar ervaring in de zorg, waarvan 12 jaar in managementfuncties. De heer Bruinsma is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1980 1988 1990 1995 2001
Havo, Lauwerscollege Buitenpost Verpleegkundige A, Sophia ziekenhuis Zwolle Gespecialiseerd verpleegkundige ICU/CCU/NCU, Sophia ziekenhuis; diploma Kaderopleiding Hanzehogeschool Groningen Post HBO Zorgmanager Hogeschool Alkmaar Kopstudie Register Zorgmanager, Hogeschool Alkmaar
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
51/59
Werkervaring: 1985 1988 1988 1989 1990 1991 1990 1991 1991 1995 1995 2000 2000 2002 2002
Leerling verpleegkundige, Sophia ziekenhuis Zwolle Verpleegkundige, Sophia ziekenhuis Zwolle Leerling gespecialiseerd verpleegkundige ICU/CCU/NCU, Sophia ziekenhuis Zwolle ICU/CCU/NCU verpleegkundige, Sophia ziekenhuis Zwolle ICU verpleegkundige, Martini ziekenhuis Groningen Afdelingshoofd longziekten en longziekten, Antonius ziekenhuis Sneek Staffunctionaris PO&O, zorg en organisatie, MT adviserend projecteigenaar: project functiewaardering, patiëntenlogistiek, zorgvernieuwing heden Locatiemanager zorgcentrum Frittemahof/zorgsteunpunt Nij Nazareth, MT lid, Integraal manager
Huidige nevenactiviteiten Lid Preventie(f), een regionaal samenwerkingsverband gericht op preventieve zorg, oud voorzitter sinds 2001 Lid TOP, een regionaal samenwerkingsverband gericht op het ontwikkelen van transmurale zorgprogramma s Lid gezondheidsraad Gemeente Sneek Lid Maatschappelijke raad Woningstichting de Wieren Lid WMO beraad Zuid- West Friesland
Panellid de heer dr. H.J. Tap De heer Tap is ingezet als panellid vanwege zijn werkervaring als manager van grote projecten bij zorginstellingen alsmede vanwege zijn onderwijsdeskundigheid. Hij heeft ruime managementervaring in de zorgomgeving. Daarnaast is de heer Tap als docent eerstegraads bevoegd en werkzaam als Universitair Hoofddocent, docent bij managementcentrum VNO-NCW De Baak en docent aan hogescholen. De heer Tap is vanuit zijn werksituatie bekend met de accreditatiesystematiek. Daarnaast is hij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1959 1963 HEAO 1968 1973 HBO Fysiotherapie 1978 1982 Drs. onderwijssociologie/politicologie; onderwijs en minderheden 1985 1987 Dr. bedrijfskunde; strategische marktcommunicatie. Promotietitel; de vrijgevestigd fysiotherapeut gecontroleerd en boven zijn handen de mythe 2000 2003 Dagstudent conservatorium opleiding saxofoon Werkervaring in de afgelopen vijf jaar: - Fusiemanager grote fusie zorgverzekeraars - Fusiemanager voor een achttal middelgrote fusies, verpleeghuizen, kraamzorg - Communicatie en strategie sociaal verzekeraar - Projectleider kwaliteitsprogramma - Communicatie museum - Dir. combinatie verzorgings- en verpleeghuizen - Dir. Marketingcommunicatie zorgverzekeraar - Boardroom consultant - Projectleider ICT - Projectleider contractmanagement Haagse Hogeschool
52/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
-
Visitatietraject ondersteuning Haagse Hogeschool Docent organisatiekunde, human capital en marktcommunicatie Strategie & communicatie adviseur woningcorporatie Utrecht Strategie en reorganisatie woningcorporatie Gorkum
Student panellid mevrouw M.S. Harmsen Mevrouw Harmsen is ingezet als studentpanellid. Zij studeert post bachelor Zorgmanagement en heeft naast haar studie al enige werkervaring opgedaan. Mevrouw Harmsen beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij zorgmanagement. Mevrouw Harmsen is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1990 1994 1994 1997 1997 2001 2007 2008
MAVO HAVO HBO-V Post-bachelor zorgmanagement
Werkervaring: 2002 2005 2005 2006 05/06 07/06 08/06 03/07 03/07 heden
Altrecht, verpleegkundige Centrum Maliebaan, coördinerend verpleegkundige Stichting Rivierduinen, coördinerend verpleegkundige Altrecht, verpleegkundige SBWU, persoonlijk begeleider
De heer drs. ing. A.G.M Horrevorts: De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd s Register. In 2000 volgde hij de postgraduate course Institutional Management and Change in Higher Education aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker/leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ontwikkelingseducatie in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving/internationalisering/ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 - 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep.
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
53/59
De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
Panellid NQA mevrouw A.H.F. Klandermans Mevrouw Klandermans is ingezet als NQA-auditor. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Zij heeft vanuit haar opleiding kennis opgedaan binnen de kwaliteitszorg en organisatorische processen. Opleiding: 2001-2005
Facility Management, differentiatie Vastgoed, Hogeschool Rotterdam
Werkervaring: 2001-2005 Diverse stages in het facilitaire werkveld 2003-2005 Lid Opleidingscommissie Facility Management 2004-2005 Projectmedewerker Facilitair Bedrijf, Openbaarvervoerbedrijf RET. Ondersteuning en advies hoofd Inkoop en Algemene Zaken 2005-2006 Junior consultant, new Solutions. Diverse adviestrajecten op gebied van facilitair management 2007-heden Junior- auditor, Netherlands Quality Agency
54/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatiedatum: 26 juni 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30
10.45 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
10.45
11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45
12.30 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding (8 a10 studenten)
12.30
13.15 uur
Lunchpauze
13.15
14.00
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc.
14.00
14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar) - in totaal max 10 personen
14.45
17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00
17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30
18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
55/59
56/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma s studieboeken readers Toetsen, portfolio s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
Onderwerp/facet 5
3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2 1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
57/59
Bijlage 5:
Domeinspecifieke competenties
Deze zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
58/59
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
Bijlage 6:
Opleidingspecifieke competenties
De opleiding heeft naast de beroepskwalificaties en opleidingscompetenties specifieke aandacht voor kernvaardigheden en kerneigenschappen: Kernvaardigheden Een manager heeft deze vaardigheden in zijn/haar werk ook nodig, maar dan toegesneden op de context van het managen. Zij zijn fundamenteel voor het adequaat kunnen functioneren van elke manager. Daarom worden ze hier de kernvaardigheden van de manager genoemd. Op managementniveau heten deze vaardigheden: - Sociale en communicatieve vaardigheden: ten behoeve van de beroepsmatig gewenste omgang met cliënten, medewerkers en anderen. - Analytisch vermogen: om managementproblemen adequaat op te kunnen lossen. - Bedrijfsmatig handelen: om de werkeenheid efficiënt en effectief te laten functioneren en eventueel verder uit te bouwen. - Ontwikkelvermogen: om op een efficiënte en effectieve manier als manager zich gewenste bekwaamheden eigen te maken en zich verder te ontwikkelen. Eigenschappen Verder betreft persoonlijke effectiviteit een aantal eigenschappen waarover elk mens in meer of juist mindere mate beschikt en die van invloed zijn op de geneigdheid om tot een bepaald handelen over te gaan. Belangrijke eigenschappen voor de middenmanager zijn: - Ondernemingszin - Creativiteit - Verantwoordelijkheidsgevoel voor jezelf - Verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen
© NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen: hbo-bacheloropleiding Management in de Zorg (dt)
59/59