Arbeid, systeemintegratie en inclusie
1. Systeemtheorie: auteurs (#1) • Algemeen:
1. Systeemtheorie 2. Arbeid 3. Systeemdifferentiatie en -integratie 4. Inclusie 5. Drie soorten ruilverhoudingen
1. Systeemtheorie: werkwijze (#2) • Doel: een complex object beschrijven en analyseren • Veronderstellingen: – het object heeft elementen en relaties tussen die elementen – het object heeft een identiteit: het onderscheidt zich van een omgeving
1. Systeemtheorie: sociale en psychische systemen (#4) • Zingevende systemen: geven betekenissen • Sociaal systeem: elementen zijn de communicaties (uitspraken) en handelingen; relaties zijn de koppelingen tussen communicaties en handelingen • Elementen psychisch systeem: bewustzijnsinhouden
– Bertalanffy, jaren 1930 (organismic system theory) - jaren 1950 (general system theory) – Umberto Maturana, Francisco Varela, jaren 1980 (autopoietische systemen)
• In de sociologie: – Talcott Parsons, jaren 1950-60 – Niklas Luhmann, jaren 1980-90
1. Systeemtheorie: soorten systemen (#3) • Soorten:
– Machine – Organisme – Sociaal systeem – Psychisch systeem
• => Wat zijn de eenheden en relaties van elk systeem? • => Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen soorten systemen?
1. Systeemtheorie (#5) • Vormen van sociale systemen: – Interactiepatronen – Organisaties – Samenlevingen
• (sociale systemen hebben psychische systemen - personen - nodig; maar zijn niet opgebouwd met die personen)
1
2. Arbeid: definitieprobleem (#1) • Overgedefinieerd begrip • Onbruikbare definities: – beperken tot fysieke productie – indelen van activiteiten volgens productief of niet-productief (vgl. meerwaarde of niet) – beperken tot betaalde, formele arbeid
2. Arbeid: gekozen definitie (#3) • Sociologisch-economische definitie van arbeid (o.a. volgens Udy, en volgens systeemtheorie van Dirk Baecker) • Arbeid is een activiteit die: – productief is (er wordt iets gemaakt, er wordt orde gebracht); – voor de persoon een last is (hij offert een andere activiteit op); – door anderen wordt gewaardeerd (betaald, beloond)
2. Arbeid: gekozen definitie (vervolg) (#5) • Productie en reproductie op drie niveaus: – interactiepatronen: b.v. dokter en patiënt: genezen van patiënt én bevestigen autoriteit dokter – organisaties: arbeiders/bedienden brengen goederen/diensten voort; gezagsrelaties worden gereproduceerd – samenleving: b.v. productie volgens beroepen én status en waardering van die beroepen
2. Arbeid: mogelijke definities (#2) • Antony Giddens (in Van Berkel en Moller, zie reader A):
“the carrying out of tasks, involving expenditure of mental and physical effort, which have as their objectives the production of goods and services that cater to human needs” (Giddens, 1989, p 481).
• Definitie van Van Berkel en Moller:
“any task that one may wish to pay someone else to do”
2. Arbeid: gekozen definitie (vervolg) (#4) • Twee niveaus van arbeid: – productie (voortbrengen van een goed of dienst) – reproductie van een relatie, een ruilverhouding
3. Systeemdifferentiatie en integratie: differentiatie (#1) • Segmenteel • Hiërarchisch • Functioneel
2
3. Systeemdifferentiatie en integratie: differentiatie (#2) • Segmenteel:
3. Systeemdifferentiatie en integratie: differentiatie (#3) • Hiërarchisch:
– omgrensde samenlevingsverbanden: gemeenschap, steden – omgrensde organisaties (huishouden, school, ...), regels over lidmaatschap – omgrensde interactiepatronen (les, doktersconsultatie...), regels over wie aan de interactie mag deelnemen
– samenleving: leidende gemeenschap, stad – organisaties (leidinggevenden-uitvoerenden) – interactiepatronen (leraar-leerling, ...): communicaties die aan de ene partij zijn toegelaten, zijn dat niet voor de andere; conflicten niet mogelijk zonder afbreuk aan de relatie
3. Systeemdifferentiatie en integratie: differentiatie (#4)
3. Systeemdifferentiatie en integratie: integratie (#5)
• Functioneel: – gespecialiseerde organisaties (met voornamelijk economische, intermenselijke, culturele of politieke functie) – gespecialiseerde interactieverbanden
4. Inclusie: definitie (#1) • Inclusie = Personen nemen deel aan sociale systemen (economisch, intermenselijk, politiek, cultureel) • (Persoonlijke integratie: wanneer de deelnames aan de sociale systemen elkaar versterken)
• wanneer de gedifferentieerd handelingsverbanden (interactiepatronen, organisaties, samenlevingen) zich reproduceren
4. Inclusie: in vergelijking met systeemintegratie (#2) • Er kan systeemintegratie zijn zonder inclusie: – politieke besluitvorming met beperkte participatie – cultuur en kennis die voorbijgaan aan velen – gezinsleven, gemeenschapsleven, verenigingsleven die aan velen voorbijgaan – economisch: • groei en uitstoot van (sommige) arbeidskrachten • flexibiliteit die functioneel is voor systeem maar niet voor de personen
3
4. Inclusie: inclusie versus exclusie (#3) • Exclusie: geen deelname aan een of meerdere sociale systemen • Reden: – persoonlijke keuze (zich beperken, zich terugtrekken) – geen toegang (of beperkte toegang, doodlopende paden)
5. Drie soorten ruilverhoudingen (#1) • Polanyi (1957) The great transformation • Drie soorten: – Reciprociteit: ruil zonder afrekening; meerdere betrokken partijen – Herverdeling: ieder draagt bij tot collectieve voorzieningen en put er uit. Collectieve besluitneming over besteming van goederen – Marktruil: na een ruil hebben de partijen geen verplichtingen meer tegenover elkaar
5. Drie soorten ruilverhoudingen (#2) • Commodity: handelswaar • Commodificatie: wanneer meer ruilverhoudingen volgens een marktprincipe verlopen • Commodificatie-thesis: samenleving evolueert naar meer commodificatie
4
Effect
Inclusie/exclusie volgens soort ruilverhouding Gangbaar Gezin, familie, domein vrienden, buren
Publieke instellingen en sociale zekerheid
(Werkgevers en werknemers), zelfstandigen
Relatietype Reciprociteit
Herverdeling
Marktruil
Gangbare bijdragen tot, en gebruik van, collectieve voorzieningen en verzekeringen
Stabiel formeel inkomen. Gangbare consumptie
Gedeeltelijk Tijdelijk e inclusie verminderde netwerkbijdragen
Weinig of juist overmatig gebruik van collectieve voorzieningen
Onzeker en tijdelijk werk. Ongecontroleerde pieken. Wisselvallige consumptie.
Gedeeltelijk Permanent e exclusie gebrekkige netwerkbijdragen
Gebrekkige toegang tot collectieve voorzieningen, of fraude en misbruik ervan
Onderbetaald werk, fraude. Uitgestelde consumptie
Breuk in de toegang tot sociale voorzieningen
Illegaal werk, diefstal
Inclusie Evenwicht in de netwerkbijdragen (producten, diensten, geld)
Exclusie Gebroken netwerk
Bewerkt naar Polanyi (1957) en Kesteloot en Van der Haegen (1997)