archeologie
32
Amersfoort onder ons Koesteeg 13 Archeologisch onderzoek
op een perceel aan de Koesteeg,
voorheen het achtererf van
Arnhemsestraat 14
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort april 2012
Amersfoort onder ons Koesteeg 13 Archeologisch onderzoek
op een perceel aan de Koesteeg,
voorheen het achtererf van
Arnhemsestraat 14
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort april 2012
Onderzoeksgegevens Onderzoek:
Koesteeg 13, Amersfoort (2009)
Meldingsnr.:
38161
Opdrachtgever:
Profund Ontwikkeling b.v.
Datum uitvoering:
2-12-2009 tot en met 10-12-2009
Perceel:
AMFOO.E.7934
Provincie:
Utrecht
Coördinaten (RD-stelsel):
centrum: x: 155.013, y: 462.793
Omvang:
90 m²
Type:
Definitief Onderzoek (DO)
SIC:
KOE 13
Uitvoerder:
Locatie / adres: Gemeente:
Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort Koesteeg 13, Amersfoort Amersfoort
Kaartblad:
32B (Amersfoort)
nw-hoek: x: 155.009, y: 462.795, no-hoek: x:155.013, y: 462.800, zw-hoek: x: 155.019, y: 462.787, zo-hoek: x:155.024, y: 462.793
De originele onderzoeksadministratie en de vondsten bevinden zich
in het archeologisch archief en depot van de Gemeente Amersfoort.
colofon:
Amersfoort onder ons 32 ISSN: 1872-5945 © april 2012
uitgave: Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort tekst:
drs. M.H.A. van Dijk
tekeningen:
Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort (tenzij anders vermeld)
foto’s:
vormgeving: druk:
Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort (tenzij anders vermeld)
drs. T. d’Hollosy Mailfors BV
Amersfoort onder ons is de reeks waarin het Archeologisch Centrum van de Gemeente Amersfoort de
standaard eindrapportages (zoals bedoeld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) van de door
hun uitgevoerde archeologische onderzoeken publiceert. De reeks staat onder redactie en autorisatie van de stadsarcheologen van de Gemeente Amersfoort: mevr. drs. F.M.E. Snieder en dhr. drs. T. d’Hollosy.
Inhoud Inhoud
3
Inleiding
4
De locatie
6
De landschappelijke situatie
7
De historische omgeving
8
De archeologische context
12
Het onderzoek
14
Het resultaat
16
Conclusie
22
Literatuur
24
Bijlagen
25
3
afbeelding 1, uitsnede uit de
topografische kaart van Amersfoort met de locatie van het onderzoeksgebied aan de Koesteeg (in rood).
kt ar sm en rk Va
Zuid sing el
straa t
Koe stra at Koe
at
Ko e
ste
eg
Arnh
emse
stra
14
13
te Gro
ag
Ha
Inleiding Na de sloop van een loods op het perceel Koesteeg 13, heeft het Centrum voor Archeologie
5
van de Gemeente Amersfoort een onderzoek uitgevoerd op de locatie.
De bouw van een aantal appartementen en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden zouden het bodemarchief dusdanig verstoren, dat eventueel aanwezige archeologische resten verloren kunnen gaan. Archeologische verwachting
De locatie ligt in de historische binnenstad van Amersfoort, waarvan de middeleeuwse structuur nog vrijwel geheel intact is en de oorsprong terug gaat op een 11de-eeuwse agrarische nederzetting. De archeologische verwachting voor de gehele binnenstad is dan ook zeer hoog: er mag vanuit worden gegaan dat zich hier overal archeologische resten in de bodem bevinden. Het gehele centrum is dan ook aangewezen als Archeologisch Belangrijke Plaats’ (ABP 12, ‘Binnenstad’), zodat voorafgaand aan alle bodemverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm gelegenheid moet worden gegeven aan archeologen tot het doen van archeologisch onderzoek. Archeologisch onderzoek
In overleg met de projectontwikkelaar (Profund Ontwikkeling b.v.) is besloten de bestaande loods tot op maaiveld te laten slopen, of wel het terrein te scheren. Dit is in november 2009 uitgevoerd. De archeologische opgraving vond plaats tussen 2 en 10 december 2009. Het onderzoek is uitgevoerd door het Centrum voor Archeologie (CAR) van de Gemeente Amersfoort en stond onder verantwoording van dhr. drs. T. d’Hollosy, senior KNA
archeoloog bij het CAR. De dagelijkse leiding lag in handen van dhr. drs. M.H.A. van Dijk, eveneens senior KNA archeoloog bij het CAR. Hij werd geassisteerd door dhr. drs. R. van Weenen (Vriens ArcheoFlex). De opgravingsploeg bestond verder uit de vaste groep medewerkers van het Centrum. Het graafwerk werd uitgevoerd door J. Ruitenbeek v.o.f. uit Amersfoort. Resultaat
Dit rapport, een standaard rapportage zoals bedoeld in het KNA, bevat de resultaten van het archeologisch onderzoek.
afbeelding 2 (vorige pagina) en 3,
luchtfoto uit 2008 met ligging van het
onderzoeksgebied (in rood) binnen de middeleeuwse kern van Amersfoort.
De locatie Het beschrijven van de exacte locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden, is van
6
groot belang: de resultaten vertellen iets over de geschiedenis van díe specifieke plek. Daarnaast maakt een exacte plaatsbepaling koppeling met historische gegevens en eerdere onderzoeken in de omgeving mogelijk. Voor de toekomst is het belangrijk om te weten waar al wel, en waar nog niet is gegraven.
afbeelding 4, uitsnede uit de
topografische kaart met de ligging
van het plangebied (in rood) aan de Koesteeg.
afbeelding 5, ligging van het
onderzoeksgebied (in rood) binnen de
middeleeuwse kern van Amersfoort, met
de tracés van de eerste en tweede stadsmuur (in geel).
Plan- en onderzoeksgebied
Het plangebied bevindt zich in het bebouwd stedelijk gebied van Amersfoort, aan de zuidzijde van de binnenstad. Het beslaat het perceel Koesteeg 13, en wordt omsloten door de straat Koesteeg in het oosten, de huisnummers Koesteeg 11 en 15 in het noorden en zuiden en de achtergevel van Arnhemsestraat 14 in het westen. Het plangebied vormt een rechthoekig gebied van circa 13,5 bij 7 m en heeft een oppervlak van circa 90 m2. Het maaiveld ligt op een hoogte van circa 4,5 m boven NAP. Het deel van het plangebied waarbinnen het archeologisch onderzoek is uitgevoerd wordt het onderzoeksgebied genoemd. Het onderzoeksgebied was iets kleiner dan het plangebied, aangezien uit veiligheidsredenen een strook van circa 1,5 tot 2 m langs de bestaande bebouwing niet opgegraven is.
Huidig en toekomstig gebruik
Op het terrein zal een complex met zeven appartementen voor starters op de woningmarkt gebouwd worden. Op het moment van onderzoek was het terrein (op verzoek van de archeologen) geschoren; de werkplaats/schuur die er stond, was gesloopt tot op maaiveld. Op het terrein was bij de sloop een bakstenen kelder bloot komen te liggen met een gewelf. Op de kelder lag een betonvloer.
De landschappelijke situatie Archeologische resten zijn niet willekeurig over het landschap verspreid; ze hebben een
7
relatie met het landschap en de afzonderlijke elementen daarin. Veel van deze elementen - of de resten ervan - zijn in het huidige landschap nog aanwezig. Analyse van het
landschap levert informatie over de ontstaansgeschiedenis ervan en de archeologische resten die erin voor kunnen komen.
Stuwwal en vallei
Amersfoort ligt op de grens van hoog naar laag; deels op een uitloper van de Utrechtse heuvelrug en deels in de laagte van de Gelderse Vallei. Het reliëf heeft zijn vorm grotendeels gekregen in de voorlaatste ijstijd (Saalien, 236.000 - 126.000 v. Chr., ook wel Riss-glaciaal genoemd), toen het landijs tot aan Midden-Nederland reikte. De ijsmassa stuwde de bevroren ondergrond omhoog en creëerde zo een glaciaal bekken met de stuwwallen eromheen. Dekzand en beken
In de laatste ijstijd (Weichselien, van 116.000 tot 11.500 jaar geleden) reikte het landijs niet helemaal tot aan Nederland, maar bleef het halverwege Denemarken steken. Nederland bestond uit een poolwoestijn. De wind, die vrij spel had op de poolvlakte, verplaatste enorme hoeveelheden zand van de Utrechtse Heuvelrug naar de lager gelegen Gelderseen Eemvallei. Het oude glaciale bekken stoof vol met een vlakke deken van eolisch zand (dekzand) met daarop duinen (dekzandruggen). Diverse beken zochten tussen de dekzandruggen hun weg. Ter hoogte van het huidige Amersfoort kwamen ze vanuit het zuidoosten bij elkaar en stroomden gezamenlijk als de rivier de Eem verder naar het IJsselmeer. Hoe de beken oorspronkelijk tussen de hoogtes in
het binnenstedelijk gebied van Amersfoort stroomden is al jaren één van de vele archeologische onderzoeksdoelen. Veen
afbeelding 6, uitsnede uit de
geomorfologische kaart. Het niet
In de huidige warme periode, het Holoceen (9.500 v. Chr. - heden) raakte het landschap langzaam begroeid met bossen. Door stijging van de grondwaterstand vond in de lagere delen, zoals in de valleien, veengroei plaats. De Eemvallei veranderde in een ondiep moeras en raakte uiteindelijk tot aan de stuwwallen overgroeid met basisveen.
afbeelding 7, Amersfoort en omgeving,
Geologie en bodem
cirkel markeert de locatie van het
Hoewel het onderzoeksgebied met omgeving - wegens bebouwing - op de geomorfologische en bodemkaart niet is gekarteerd, valt er op basis van interpolatie en ervaring wel iets over te zeggen. De ondergrond van Amersfoort bestaat grotendeels uit jong dekzand (de dekzandruggen) op onderliggend oud dekzand. Op de overgangen tussen deze dekzandlagen kunnen oude bodems zichtbaar zijn (Bølling en Allerød). De stuwwal zelf bestaat uit grof zand en grind. De stad ligt met haar linker zij tegen de stuwwal en aan de voet hiervan heeft zich een krans van (jong) dekzand afgezet.
gekarteerde deel, de bebouwde
kom, is grijs, de dekzandruggen zijn geel met zwarte stippen, de
beekdalen bruin en de stuwwal rood. De rode cirkel markeert de locatie van het onderzoeksgebied.
beeklopen en stuwwal. De rode onderzoeksgebied.
De historische omgeving Door gebruik te maken van beschikbare informatie uit historische bronnen (literatuur,
8
kaarten, afbeeldingen en archiefstukken) kan een beeld verkregen worden van de (bekende)
geschiedenis van het onderzoeksgebied en de directe omgeving. Deze informatie geeft een afbeelding 8, de natuurlijke Eemloop
(blauw), enkele oude wegen (bruin),
de mogelijke locaties van de voorde(s)
(cirkels) en de tracés van beide
stadsmuren (in rood) ingetekend op
de (bij)kaart van Jacob van Deventer uit 1560. De lichtblauwe cirkel markeert de
locatie van de Sint Joriskerk en daar-
mee ook de vermoedelijke locatie van
de bisschoppelijke hof. De rode
cirkel betreft het onderzoeksgebied.
indicatie van de archeologische restanten die voor kunnen komen. Andersom geldt dat de resultaten van het archeologisch onderzoek eigenlijk pas goed te begrijpen zijn, als ze binnen de historische context worden geplaatst. Amersfoort; voorde en nederzetting
In de omgeving van het onderzoeksgebied lag aan het begin van de Late Middeleeuwen een boeren nederzetting met akkerland die uitgroeide tot de stad Amersfoort. De plek wordt in een oorkonde uit 1028 voor het eerst genoemd: akkerland te ‘Amersfoirde’. Die naam betekent ‘voorde door de Amer’,
en duidt op een doorwaadbare plaats door de ‘Amer’, een oude naam voor de Eem. Hier kon men het natte, laaggelegen gebied goed oversteken: op deze plek komen de beken uit het oosten en zuidoosten samen en gaan als één stroom, de Eem, naar de voormalige Zuiderzee. Bisschoppelijke hof en stadsrechten
De kruising van enkele belangrijke landroutes met het water werd een belangrijke en strategische plek van waaruit de bisschop van Utrecht de Gelderse Vallei liet ontginnen en besturen. In de 12de eeuw bouwde de bisschop op een lokale hoogte nabij dit kruispunt een Hof, waar de schouten of de Heren van Amersfoort zetelden. De nederzetting bij de bisschoppelijke Hof groeide in de loop van de 12de eeuw met de komst van handels- en ambachtslieden en de boeren en inwoners van de wegkwijnende nederzetting Lisiduna (Oud Leusden). In 1259 kreeg Amersfoort stadsrechten. Ter verdediging werd om de jonge stad een stadsmuur aangelegd en deze was omstreeks 1300 gereed. In deze stadsmuur, die het gebied binnen de Breestraat, Muurhuizen en Krankeledenstraat omsloot, waren vier poorten aanwezig. Eén daarvan was de Roodentoorenpoort, gelegen aan het einde van de Langestraat, ter hoogte van de huidige Varkensmarkt. Deze poort
leek sterk op de nog wel (deels) bestaande Kamperbinnenpoort en werd ook wel Utrechtsepoort genoemd, vanwege haar ligging aan de belangrijke route naar Utrecht. Vanuit deze poort liep een tweede belangrijke route naar het zuiden, naar Leusden en het rivierengebied (de huidige Arnhemseweg). De Koesteeg zelf bestond waarschijnlijk nog niet in deze tijd – althans niet als ‘bewoonde straat’. Het gebied waarin het ligt, was waarschijnlijk (agrarisch) land langs de weg naar Leusden. Op deze plek net buiten de eerste stadsmuur hebben mogelijk wel enkele boerderijen gelegen. De tweede stadsmuur
De 14de eeuw werd voor Amersfoort een periode van grote bloei en groei. Omstreeks 1380 groeide de stad uit haar ommuring en werd, aan de noordzijde van de stad, begonnen met de aanleg van een tweede stadsmuur. De zuidzijde van de stad moest zich lange tijd behelpen met een wal en doornenhaag, totdat rond 1450 de muur ook hier was voltooid. Een groot, landelijk gebied kwam met de komst van de tweede stadsmuur bínnen de stad te liggen; en samen daarmee ook het onderzoeksgebied aan de (huidige) Koesteeg. Pas nadat het binnen de stad is komen liggen, zal het (geleidelijk) haar landelijk karakter hebben verloren. Ook een deel van de oude weg naar Leusden kwam binnen de stad te liggen. Dit deel (de huidige Arnhemsestraat) droeg de naam Slijkstraat (Slyckstraat) en voerde van de oude Roodentoorenpoort (die vanwege bouwvalligheid al snel werd afgebroken) naar de Slijkpoort in de tweede stadsmuur. Dit
afbeelding 9, uitsnede uit de (hoofd-)
kaart van Jacob van Deventer uit 1560. De pijl wijst naar de onderzoekslocatie. De kaart suggeret aaneengesloten bebouwing langs alle straten.
rechthoekige, torenachtige gebouw met een vooruitgeschoven versterking op de Singel, droeg aanvankelijk de naam Leusderpoort. De Slijkstraat / Arnhemsestraat en haar bijbehorende poort vormde een belangrijke toegangsweg tot de stad. De voornaamste (stedelijke) bebouwing zal dan ook vooral langs deze route zijn ontstaan, met daarachter nog lange tijd open gebied. De Koesteeg en de er haaks oplopende Koestraat danken hun naam hoogstwaarschijnlijk aan een nabij gelegen poortje (de Koepoort), waardoor het vee vanuit de stadsboerderijen naar het buitengebied geleid werd. Historische kaarten
De oudste kaart waarop het onderzoeksgebied is afgebeeld, dateert uit 1560 en is gemaakt door Jacob van Deventer. Het wegenpatroon, de Utrechtsepoort en de Slijkpoort zijn nauwkeurig aangegeven, alsmede drie schutterstorens langs de stadsmuur ertussen. De kaart suggereert langs de Koesteeg aaneengesloten bebouwing, maar is hierin niet betrouwbaar. De kaart van Braun en Hogenberg uit 1588 geeft namelijk een heel ander beeld: hierop staat een aaneengesloten rij panden langs de
9
10
afbeelding 10, uitsnede uit de kaart van Braun en Hogenberg uit 1588. De pijl
wijst bij benadering naar de onderzoeks-
locatie. Duidelijk is te zien dat langs beide zijden van de Koesteeg geen
bebouwing staat, maar een muur.
Slijkstraat getekend, met ‘lege’ achterterreinen tot aan de Koesteeg, afgesloten met een muur of hekwerk. Gezien de aanwezigheid van hooibergen en bomen op de open terreinen in de omgeving is duidelijk dat de agrarische component – ondanks de verstedelijking – nog steeds aanwezig is.
afbeelding 11, uitsnede uit de kaart van Blaeu uit 1649. De pijl wijst bij
benadering naar de onderzoekslocatie.
Ook op deze kaart is er geen bebouwing langs de Koesteeg, wel enkele erfmuren
en hooimijten.
afbeelding 12, uitsnede uit het kadastrale
minuutplan van 1824, gemaakt door
Slits. De kaart is in 1955 door Van der Neut ingekleurd en van 18de-eeuwse
toponiemen voorzien. De pijl wijst bij
benadering naar de onderzoekslocatie.
Op de plattegrond van Blaeu uit 1649 zien we op het achterterrein van de panden aan de Slijkstraat enkele hooibergen afgebeeld. Ook op deze plattegrond wordt het open terrein afgesloten met een muur of hek. De Koesteeg lijkt op deze kaart geen doorlopende steeg meer te zijn maar een aan de noordzijde afgesloten stuk land, met enkele bomen en een hooiberg.
Het gebied rond de Koesteeg raakte steeds verder verstedelijkt. Naast toegenomen bebouwing zijn meer en meer houten huizen vervangen door baksteenbouw, waarbij het betreffende perceel veelal opnieuw is geëgaliseerd en opgehoogd. Langs de Koesteeg bevonden zich voornamelijk de achterterreinen van de huizen aan de Slijkstraat, met de achter de hoofdbebouwing gelegen water- en beerputten, schuren, hooibergen en erven. Op 19de-eeuwse kadastrale kaarten zoals die van Slits (1824) en Thomkins (1846) staat minimale bebouwing aan de westzijde van de Koesteeg ingetekend. Het onderzoeksgebied is niet bebouwd. De percelen aan de Koesteeg zijn tot in de 20ste eeuw grotendeels onbebouwd gebleven, althans zo blijkt uit het kaartmateriaal. Historische bronnen
Aangezien uit de 18de eeuw geen kaarten zijn overgeleverd, moet de reconstructie van het gebied geschieden aan de hand van andere historische gegevens, zoals de Blaffert (een huisgeldenregister uit de 18de
eeuw), notariële akten en transportregisters. Het is bij archiefonderzoek belangrijk om te weten dat de huidige Koestraat tot 1914 ook Koesteeg (of Koeijsteegh) werd genoemd. Met de benaming Kleine Koeijsteeghe, die vanaf 1692 opduikt in de archieven, wordt de huidige Koesteeg bedoeld. Het perceel Koesteeg 13 komt in de Blaffert niet voor; de gehele (huidige) Koesteeg wordt in de Blaffert zelfs niet eens genoemd. Aangenomen mag dan ook worden dat de langs deze steeg aanwezige bebouwing tot de percelen aan de Slijkstraat gerekend moeten worden en deze zich feitelijk op de achtererven bevonden. De bebouwing van Koestraat 13 hoorde bij het perceel Slijkstraat 14. De blaffert (nr. 1409) vermeld daarvoor in 1755 als eigenaar de weduwe van Jan Woutersz Wels. Jan kreeg het huis en ververij in de Slijckstraat in volle eigendom na het overlijden van zijn eerste vrouw Cornelisje van Zegers in 1717. Jans’ zoon Wouter Wels, meesterverver van beroep, erft het in circa 1764 en laat het zelf weer na aan zijn dochter Elisabeth. Als zij in 1781 overlijdt, komt het huis met ververij aan zuidzijde van Slijkstraat in handen van haar man Arien van Munster. Het perceel (huis met erf) heeft in 1832 het kadastrale nummer E1706. In 1930 vond op de locatie nieuwbouw plaats ten behoeve van de winkel in verf en glas van P. van Veen aan de Arnhemsestraat (met een woning erboven) waaraan in 1948 kantoorruimte (aan de kant van de Koesteeg?) werd toegevoegd. Begin jaren ‘70 is de winkel verbouwd voor (en door) beddenspeciaalzaak De Vries, die ook een
ingang aan de Koesteeg hebben. In 1982 kwam er een Lundia-winkel en daarna, in 2010 een vlaaien-winkel.
afbeelding 13, foto uit 1980 van
Koesteeg met in het midden nr 13, gezien vanaf de Grote Haag, waar de huizen zijn gesloopt (bron: Archief Eemland).
11
De archeologische context Nu een beeld is verkregen van de geschiedenis van de locatie, kan deze aangevuld worden
12
door te kijken naar wát er tot nu toe aan (relevante) archeologische vondsten in het
onderzoeksgebied en de directe omgeving bekend is. Uit alle gegevens samen is de archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied op te stellen. Archeologische vindplaatsen
In het Centraal informatiesysteem ARCHIS staan bínnen het onderzoeksgebied geen vindplaatsen of meldingen geregistreerd. In de directe omgeving van de Koestraat zijn de afgelopen jaren verscheidene archeologische onderzoeken uitgevoerd. Relevant voor dit onderzoek zijn: • Varkensmarkt (OM nr. 3577)
Naast duidelijke (bewonings-)sporen vanaf de 13de en 14de eeuw zijn in 2001 spaarzame resten uit de 10de en 11de eeuw aangetroffen. Mogelijk was hier al bewoning in die tijd. Ook is de 16de-eeuwse overkluizing van de Hellegracht gevonden.
gezien als perceelsloten. Op het jonge dekzand lag een grijze laag, die geïnterpreteerd wordt als 13de/14de-eeuwse akkerlaag. • Koesteeg 9 (OM nr. 27017)
In de Koesteeg is begin 2008 een klein perceel onderzocht. De aangetroffen sporen zijn kenmerkend voor een onderzoek binnen de tweede stadsmuur. De hier opgegraven akkerlaag, beerput, waterkelder en funderingen toonden het gebruik van het terrein van de 13de eeuw tot heden aan.
• Amicitia (OM nrs. 26671 & 26775)
In 1999 en 2000 is onderzoek verricht onder het plein achter het voormalige Amicitiagebouw, aan de Stadsring. Op het terrein zijn akkerresten uit de 13de en 14de eeuw en bewoningssporen vanaf de 14de eeuw aangetroffen. Er zijn aanwijzingen dat voor de bouw van de tweede stadsmuur al een aarden wal aanwezig was. De oudste baksteenbouw dateert uit de 19de eeuw.
afbeelding 14, uitsnede uit de
topografische kaart met daarop de locaties (blauw) van de
archeologische onderzoeken in de
omgeving van het onderzoeksgebied
(rood) aangegeven.
• Achter de Arnhemsepoortwal (12920 & 21154)
Een opgraving aan datzelfde plein in 2005 toont hetzelfde beeld. Een groot aantal sporen vormt het restant van een 14deeeuwse boerderij, die loodrecht op de Arnhemsestraat was gericht. Enkele noordzuid en oost-west lopende greppels worden
• Grote Haag (OM nr. 28651)
Ten westen van het onderzoeksterrein is een 14de-eeuwse overstromingslaag aangetroffen bij de opgraving aan de Grote Haag. Paalgaten met 11de-eeuws aardewerk vormen de resten van de vroegste bewoningsfase van dit terrein.
• Koestraat 14-16 (OM nr. 31999)
In 2008 is op hier een 14de-eeuwse akkerlaag aangetroffen en een ronde greppel, (van een hooiberg?). Enkele funderingen en een vloertje dateren uit de 18de eeuw. • Koestraat 18-22 (OM nr. 26816) In 1995 heeft een kleinschalig archeologisch onderzoek plaatsgevonden ter hoogte van de huidige huisnummers 18-22. Hierbij zijn bewoningssporen vanaf de 15de eeuw aangetroffen en de eerder genoemde 14de-eeuwse overstromingslaag. AMK en ABP
Op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart) maakt het onderzoeksgebied deel uit van een terrein met hoge archeologische waarde: de gehele historische binnenstad van Amersfoort (monumentnr. 12.282). Dit hele gebied is door de Gemeente Amersfoort aangewezen als Archeologisch Belangrijke Plaats (ABP 12; “binnenstad’”). Voor de gehele binnenstad geldt derhalve dat voorafgaand aan alle bodemverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm gelegenheid moet worden gegeven aan archeologen tot het doen van archeologisch onderzoek. Archeologische verwachting
Prehistorie in de binnenstad
in de omgeving van de binnenstad komen bewoningssporen uit de Prehistorie
veelvuldig voor; voornamelijk op de hoogtes van de dekzandruggen en op de (flanken
van de) stuwwal. In de binnenstad worden
dergelijke resten zelden aangetroffen, maar
vanwege de grote overeenkomst in landschap en het voorkomen van dezelfde gronden, nemen we aan dat zich ook hier in de
Prehistorie mensen gevestigd hebben. De sporen die zij nagelaten hebben zijn door de latere stad vrijwel volledig uitgewist. Slechts een enkele keer worden ze
aangetroffen: aan de Herenstraat zijn
verspoelde resten uit het Meso lithicum
aangetroffen, nabij het Lieve Vrouweplein is een neolitische bijl gevonden en bij de opgravingen aan Achter de Kamp, de
Kreupelstraat, Bloemendalsestraat en de
Westsingel zijn paalgaten en / of vondsten
uit de Late IJzertijd tevoorschijn gekomen.
Uit het voorafgaande kan afgeleid worden dat overal binnen het onderzoeksgebied archeologische resten kunnen voorkomen. Prehistorische sporen worden niet direct verwacht, maar kunnen ook niet geheel uitgesloten worden. Net als in de directe omgeving zullen hier bewoningssporen uit de Middeleeuwen voorkomen, spaarzaam vanaf de 10de / 11de eeuw (met name paalkuilen), duidelijker vanaf de 13de / 14de eeuw (paalkuilen, greppels, sloten en akkers). Deze resten zullen voornamelijk aan agrarisch gebruik gerelateerd zijn. Resten gerelateerd aan stedelijk gebruik kunnen vanaf de 15de eeuw voorkomen (nadat het gebied door aanleg van de tweede stadsmuur binnen de stad kwam te liggen), maar dateren waarschijnlijk uit een latere periode, omdat uit onderzoek in de omgeving blijkt dat de verstedelijking in bepaalde delen van de stadsuitleg enkele eeuwen op zich liet wachten.
13
Het onderzoek 14
Archeologen gaan niet in het wilde-weg graven om te kijken wat er te vinden is. De opgraving is de laatste gelegenheid om alle archeologische resten ter plaatse te documenteren,
voordat deze voor altijd verloren gaan. Het onderzoek wordt daarom zorgvuldig opgezet en binnen een vaste werkwijze uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met regels en eisen vanuit wetenschappelijk oogpunt, veiligheid en kwaliteit. Onderzoeksdoel en onderzoeksvragen
Het doel van het archeologisch onderzoek op de onderzoekslocatie was allereerst het documenteren van alle archeologische gegevens en het veiligstellen van al het aanwezige materiaal, om daarmee de informatie uit het bodemarchief ter plaatse te behouden, wat van belang is voor kennis over het verleden. De onderzoeksvragen die hierbij centraal hebben gestaan, zijn: • Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig en zo ja: wat is de aard, datering, omvang, gaafheid en conservering ervan? • Welke periodes zijn binnen het onderzoeksgebied vertegenwoordigd, op welke manier en hoe verhouden deze zich tot de bekende aanwezige periodes in de regio? • Zijn er op basis van de archeologische resten uitspraken te doen over de gebruiks- en bewoningsgeschiedenis van deze locatie en de gebuikers/bewoners (status, leefwijze, herkomst), eventueel gespecificeerd naar periode (fasering) en hoe verhoudt deze informatie zich tot gangbare theorieën en bekende bronnen, zoals historisch kaartmateriaal en archiefstukken?
• Wat is de landschappelijke context van de aangetroffen resten en in hoeverre heeft deze een rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling van het cultuurlandschap? • Is er op basis van de resultaten een aanpassing of nadere invulling van de archeologische verwachting voor de omgeving van het onderzoeksgebied te maken? Ook is bij dit onderzoek een specifieke, locatie-gebonden, vraag gesteld: • Is archeologisch zichtbaar of, en hoe de aanleg van de tweede stadsmuur van invloed is geweest op bovengenoemd gebruik? Werkwijze
Bij een archeologisch onderzoek wordt niet zo maar in het wilde-weg gegraven om te kijken wat er zit. Ieder onderzoek wordt volgens een vaste werkwijze uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met regels en eisen vanuit wetenschappelijk oogpunt, veiligheid en kwaliteit. De gehanteerde werkwijze wordt hier in het kort beschreven. Werkputten, vlakken en profielen
Middels ‘werkputten’, de (bij voorkeur) rechthoekige ontgravingen, wordt het terrein onderzocht. In principe wordt gestopt met het vlaksgewijs verdiepen op het niveau
(het ‘vlak’) waar archeologische sporen zichtbaar worden. Na documentatie van de zichtbare sporen en aangetroffen vondsten, wordt verder verdiept naar het volgende vlak of tot alle sporen verdwenen zijn. Ook de wanden van de werkputten, de ‘profielen’, worden gedocumenteerd. Deze leveren informatie over de bodemopbouw en gelaagdheid van het terrein.
Verwerking van gegevens en vondsten
Sporen, vondsten en monsters
Uitwerking en analyse
Documentatie
Door de informatie uit het archeologisch onderzoek te combineren met historische gegevens en de resultaten van opgravingen in de omgeving, ontstaat een beeld van de geschiedenis van de onderzochte locatie.
Archeologische resten omvatten sporen en vondsten. Sporen zijn ontstaan door bodemverstorende (menselijke) activiteiten in het verleden, vondsten zijn de materiële resten die zijn achtergebleven. Nadat een spoor is gedocumenteerd (foto, tekening, inmeting), wordt er een ‘coupe’ (dwarsdoorsnede) doorheen gezet, om de diepte, gelaagdheid en vorm vast te stellen. De vondsten die bij het aanleggen, opschaven en couperen worden gedaan, worden per spoor verzameld en geadministreerd. Van de inhoud van bepaalde sporen kunnen voor nader, specifiek onderzoek allerhande typen monsters (bijvoorbeeld botanisch, zoölogisch, pollen of 14C) worden genomen. Ter documentatie van de sporen, vondsten en gegevens worden opnames, tekeningen en beschrijvingen gemaakt. Vlakken, profielen en coupes worden op schaal getekend op watervaste film met millimeterraster en gefotografeerd (dia’s en digitaal). Alle relevante gegevens worden geadministreerd op lijsten en formulieren. Per dag wordt een logboek bijgehouden dat samen met alle documentatie in een map, het ‘protocolboek’, wordt bewaard.
Direct na de opgraving worden de vondsten gereinigd en gedetermineerd, de opgravingsgegevens gedigitaliseerd en gearchiveerd. Tijdens een evaluatiegesprek wordt besloten welke sporen nader uitgewerkt moeten worden, en welke vondsten door specialisten nader bekeken moeten worden. Tijdens de uitwerkingsfase van het onderzoek worden de sporen geanalyseerd en in structuren gegroepeerd. Het vondstmateriaal uit een spoor geeft aanwijzingen voor de datering en functie ervan.
15
Het resultaat Tijdens de opgraving zijn vele archeologische resten aangetroffen en onderzocht. Door ze
16
te interpreteren en onderling te combineren, wordt duidelijk wát er precies is gevonden en ontstaat een beeld van de geschiedenis van de locatie. afbeelding 16, uitsnede uit de
topografische kaart met de ligging van
de twee werkputten (in rood).
1
2
Uitvoering
Er zijn twee werkputten aangelegd. De eerste bevond zich ter plekke van de bij de sloop ontdekte kelder, de tweede lag ten oosten van de kelder, tot aan de straat. Uit veiligheidsredenen is in het noorden en zuiden een strook van circa 1,5 m langs de bestaande bebouwing niet opgegraven. Bij de tweede werkput was deze strook iets breder omdat er ruimte nodig was voor de stort. In werkput 1 is op twee locaties een kijkgat in de keldervloer gemaakt: hierbij werd duidelijk dat de kelder tot in het dekzand ingegraven was.
afbeelding 17, documentatie-
werkzaamheden in werkput 2
In beide werkputten is 1 vlak aangelegd. In werkput 1 was dit de vloer van de kelder, in werkput 2 het niveau waar het dekzand zichtbaar werd. De hoogte van het vlak in werkput 1 (de keldervloer) lag op circa 2,40 m + NAP, in werkput 2 (overgang bovengrond naar het dekzand) was dit ongeveer 2,30 m + NAP. De kelder is gedocumen-
teerd, net als het vlak van werkput 2. Alleen het west-profiel van werkput 2 bleek voldoende informatie te bevatten om te documenteren. Gezien het feit dat het wegbreken van de kelder de nodige risico’s met zich meebracht en de met bouw van de kelder het grootste deel van het bodemarchief verdwenen is, is besloten geen tweede vlak aan te leggen onder de keldervloer.
Sporen en structuren
afbeelding 18, kijkgat onder keldervloer
In het vlak en de profielen is een aantal sporen aangetroffen. Behalve de voorgenoemde lagen zijn een bakstenen kelder, een bakstenen waterput, een rundergraf, ingravingen en verstoringen en een betonnen funderingsbalk en poer aangetroffen. Al deze sporen zijn aan de hand van hun vorm, vulling, bijbehorend vondstmateriaal en onderlinge ligging, zo goed mogelijk op functie en datering beoordeeld. Bodemopbouw
Op basis van het west-profiel van werkput 2 en enkele kijkgaten, kon de bodemopbouw gereconstrueerd worden: Het maaiveld werd gevormd door de betonvloer van de werkplaats. De vloer lag op een hoogte van 4,45 m +NAP. Direct daar onder werd tot een diepte van 20 cm onder het maaiveld, een pakket geel bouwzand aangetroffen, dat het fundament voor de betonvloer vormde. Het heeft een sub-recente datering. Onder het bouwzand lag een dik en rommelig geheel van ophogingslagen en ingravingen: het westprofiel van werkput 2 liet zien dat het terrein in het verleden regelmatig is vergraven en opgehoogd. Uit dit pakket is aardewerk afkomstig met een datering uiteenlopend van 14de tot en met 17de eeuw. Op een hoogte van ongeveer 2,30 m +NAP laat het dekzand zich zien. Dit is het jonge dekzand. Een kijkgat toonde op een hoogte van circa 2 meter boven NAP een circa 15 cm dik venig pakket (Bølling en/of Allerød) in het dekzand. Hieronder werd het grijzere oude dekzand waargenomen.
met van bovenaf de tegelvloer, een
zandlaag (vleilaag), een ophogingslaag, jong dekzand, een veenlaag en onderin het oude dekzand.
Fasering
Vanaf de Late Middeleeuwen zijn twee duidelijke gebruiksfasen te onderscheiden; een 17de-/18de-eeuwse fase met baksteenbouw en een 19de-/20ste-eeuwse fase met betonbouw. Dat hieraan een oudere gebruiksfase voorafgaat (mogelijk zelfs meerdere), is - gezien de aanwezigheid van vondstmateriaal uit de 14de tot 17de eeuw - zeer aannemelijk. De sporen uit deze oudere fase(n) zijn echter vergraven en konden niet goed worden onderzocht.
afbeelding 19, overzicht van alle aangetroffen sporen: 1 - kelder;
2 - trapgat;
3 - waterput;
4 - ingravingen; 5 - dierengraf; 6 - poer;
7 - dekzand.
2 4
7
1 3
4
5
6
17
Gebruiksfase 17de en 18de eeuw:
18
bebouwing aan de Arnhemsestraat met tuin/achterterrein aan de Koesteeg Kelder
Achteraan het onderzoeksterrein, tot aan de achter gevel van het pand Arnhemsestraat werd bij de sloop een bakstenen kelder aangetroffen met een gewelf. Bij de start van het archeologisch onderzoek is de betonvloer die op de kelder lag verwijderd en is het gewelf grotendeels weggehaald, zodat de kelder zonder instortingsgevaar gedocumenteerd kon worden. De kelder bevond zich over vrijwel de gehele breedte van het perceel. Een smalle gang richting de Arnhemsestraat maakte dat de kelder een L-vormig oppervlak had. Mogelijk zat aan het eind van dit gangetje een luik in
afbeelding 20, de kelder, gezien vanaf
het noorden.
de begane grondvloer waarmee toegang tot de kelder verkregen kon worden. Het rechthoekige deel van de kelder had een oppervlak van ongeveer 4,5 bij 2 m, het gangetje had een oppervlak van ongeveer 1,5 x 0,75 m. Het gangetje was overdekt met een bakstenen gewelfje. Boven het rechthoekige deel van de kelder bevond zich een bakstenen gewelf. Op het hoogste punt van het gewelf was een stahoogte van ongeveer 1,75 meter. De vloer van de kelder bestond uit plavuizen van 19 x 19 x 2 cm. De wanden van de kelder waren gestuct. Aan de noordoostzijde bevond zich een trapgat dat later is aangebouwd: het baksteenformaat van deze constructie (16 x 8 x 4 cm) is beduidend kleiner dan die van
afbeelding 21, aanzet van de gewelven in de kelder.
de kelder zelf (20,5 x 10 x 4 cm). De oorspronkelijke toegang tot de kelder bevond zich aan de zuidwestzijde, aan de kant van de Arnhemsestraat, via de smalle doorgang aan die zijde. De kelder is oorspronkelijk onderdeel geweest van een pand dat zijn voorgevel aan de Arnhemsestraat had staan.
de wervelkolom en een deel van de linkerkant van het dier. Op het tongbeen zijn snijsporen aangetroffen; de tong is dus afgesneden. Waarschijnlijk is de tong gegeten. In de kuil zijn verder geen vondsten gedaan, waardoor het niet mogelijk is deze goed te dateren.
Dierengraf
Direct ten oosten van de kelder lag een bakstenen waterput met de aanzet van een koepel. De put zelf is opgemetseld met bakstenen van 20 x 10 x 5 cm. In het westprofiel van werkput 2 is de insteek van de put goed zichtbaar. Uit de insteek zijn twee fragmenten 14de eeuws grijsbakkend aardewerk en een scherf van een 17de eeuwse steengoed fles gevonden. Deze vondst, en het gebruikte baksteenformaat, maken een datering voor de aanleg van de put in de 17de of misschien 18de eeuw aannemelijk. De put bleek helemaal te zijn
Het vlak van werkput 2 bevatte een aantal grillig gevormde en onduidelijke sporen. De meeste hiervan zullen dagzomende lagen zijn van de vele vergravingen die ook in het westprofiel zichtbaar waren. Dit geldt niet voor F6: een kuil waarin een deel van het skelet van een jong rund (15-18 maanden) werd aangetroffen. Hoewel het botmateriaal in vrij slechte staat verkeerde kon wel worden vastgesteld dat een deel van het skelet gearticuleerd lag. De schedel ontbrak, net als een deel van
Waterput
afbeelding 22, het trapgat.
19
20
Gebruiksfase 19de - 20ste eeuw:
afbeelding 23, de waterput, zoals deze
werkplaats of schuur aan de Koesteeg
zichtbaar was in het vlak.
Betonbouw
dichtgestort met grond en puin. Uit de vulling is een 45-tal scherven aardewerk geborgen. Enkele fragmenten industrieel wit aardewerk verraden dat de put ergens in de 19de of 20ste eeuw is dichtgegooid.
afbeelding 24, de waterput in doorsnede.
De put is niet tot op de bodem onderzocht vanwege instortingsgevaar.
In de 19de of 20ste eeuw verandert de indeling van het terrein; de bakstenen waterput wordt dichtgegooid en er wordt een loods of werkplaats gebouwd. Bij de straat bleek een forse betonnen poer in de bodem te zitten. Mogelijk houdt deze verband met de loods die hier tot kort voor de opgraving stond. De poer was niet alleen groot, maar ook diep gefundeerd. Besloten is daarom deze te laten zitten. Meer richting de Arnhemsestraat, boven de bakstenen waterput, werd een betonnen funderingsbalk aangetroffen waarvan ook mag worden aangenomen dat deze bij de werkplaats hoorde.
Vondsten
In vergelijking tot opgravingen in de omgeving, zijn er bij dit onderzoek weinig vondsten aangetroffen en weinig verschillende materiaalgroepen. Organische resten zijn - met uitzondering van bot en enkele fragmenten hout - niet aangetroffen; de algehele conserveringsomstandigheden in het zand, ver boven het grondwater, zijn zeer slecht voor organische materialen en metaal. Aardewerk
In totaal zijn 180 fragmenten aardewerk verzameld, bestaande uit de gebruikelijke aardewerktypen bij een stadskernonderzoek, zoals kogelpot, grijs-, rood-, en witbakkend aardewerk, steengoed, faience en industrieel wit. Het materiaal was erg gefragmenteerd. Herkenbare vormen als bakpannen, borden, grapes, kannen en pispotten passen binnen de stedelijke context. Botmateriaal
Er zijn 209 fragmenten dierlijk bot aangetroffen, 108 daarvan horen bij het dierenskelet en hebben een gezamenlijk botgewicht van 2183 gram. Het skelet is grotendeels opgegraven, van het linker deel konden slechts 9 botten (met een gezamenlijk gewicht van 593,2 gram) worden verzameld. De schedel, de hals- en de borstwervels ontbreken, de algemene toestand van de botresten is matig, de botten zijn sterk geërodeerd. De leeftijd van het van het dier is geschat op 15-18 maanden. De kies p4 heeft een flinke slijtage (code k).1 De doodsoorzaak is niet bekend, mogelijk is een fatale ziekte de
1 - Grant, 1982
oorzaak. De snijsporen op het hyoid (tongbeen), doet vermoeden dat de tong al (voor consumptie?) was verwijderd voordat het beest werd begraven. Constructieaardewerk en mortel
De 43 fragmenten constructieaardewerk bestaan uit bakstenen (meerendeels fragmentarisch bewaard), tegels, dakpanfragmenten en mortel. Glas
Er zijn drie fragmenten glas gevonden, waarvan één klein bodemfragment van een onbekend voorwerp dateert uit de 19de of 20ste eeuw. Twee scherven vensterglas zijn recent. Metaal
Tussen het vondstmateriaal zaten 6 slakken en sintels (waaronder één smeedslak) en 11 (delen van) ijzeren spijkers. De slakken en sintels worden vrijwel overal in de stad aangetroffen en in deze lage concentratie duidt dit slechts op de aanwezigheid van metaalbewerkers (smeden) in de omgeving. Pijpaarde
Zes fragmenten pijpaarde zijn allemaal afkomstig van stelen. Eén hiervan heeft een bandstempel met radering en een parelrand. De stelen zijn niet nauwkeuriger te dateren dan de periode 17de-19de eeuw. Steen
Tussen de 19 brokken natuursteen bevonden zich vijf stukken basalt (van een molen- of maalsteen?), vijf stukken daklei en vier stukken zachte zandsteen (onbewerkt). De rest betreft steenkool.
materiaal
fragmenten
Bot
272
Aardewerk Constructie Glas
Hout Leer
180 43 3 1 -
Metaal
17
Steen
19
Pijpaarde Textiel
Vuursteen
tabel 1, materiaal en aantal.
6 -
21
Conclusie 22
Voorafgaand aan het onderzoek zijn een aantal vragen geformuleerd, die centraal stonden tijdens de uitvoering ervan. In het voorafgaande hoofdstuk is het onderzoeksresultaat
gepresenteerd en het kader geschetst, aan de hand waarvan in dit hoofdstuk de vragen beantwoord worden.
De onderzoeksvragen worden op basis van de resultaten als volgt beantwoord: • Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig en zo ja: wat is de aard, datering, omvang, gaafheid en conservering ervan? Ja, overal binnen het onderzoeksgebied zijn archeologische resten aangetroffen en deze bestaan uit resten van bebouwing (een kelder, funderingsmuur en een vloer), een waterput, ingravingen / verstoringen, ophogingslagen en het graf van een rund. De sporen en vondsten dateren uit de periode 14de eeuw tot heden. Het terrein tussen de kelder en de Koesteeg bevatte een groot aantal ingravingen en verstoringen (gedeeltelijk waarschijnlijk sub-recent). Mogelijk zijn hierdoor archeologische sporen verdwenen. De aanwezige resten waren redelijk geconserveerd. • Welke periodes zijn binnen het onderzoeksgebied vertegenwoordigd, op welke manier en hoe verhouden deze zich tot de bekende aanwezige periodes in de regio? Binnen het onderzoeksgebied zijn resten aangetroffen uit de periode 14de eeuw tot heden. Vrijwel iedere opgraving in de zone tussen de eerste en tweede stadsmuur toont een overeenkomstig beeld. • Zijn er op basis van de archeologische resten uitspraken te doen over de gebruiksen bewoningsgeschiedenis van deze locatie
en de gebruikers/ bewoners (status, leefwijze, herkomst), eventueel gespecificeerd naar periode (fasering) en hoe verhoudt deze zich tot gangbare theorieën en bekende bronnen, zoals historisch kaartmateriaal en archiefstukken? Het onderzoeksgebied kent in de 17de eeuw twee functies: het westelijk deel maakte deel uit van een pand dat zijn voorgevel aan de Arnhemsestraat had, het oostelijk deel was vermoedelijk achterterrein (tuin). Van het pand resteerde een funderingsmuur en een kelder, in de tuin lag een waterput. Historische gegevens duiden op een ververij in de 18de eeuw, maar archeologische bevestiging hiervoor is niet gevonden. In de 19de-20ste eeuw verandert de indeling van het terrein; de waterput wordt gedempt en er wordt een loods of schuur gebouwd die het gehele oppervlak bestrijkt. Dit is waarschijnlijk de nieuwbouw uit 1930 (winkel in verf en glas) of de toegevoegde kantoorruimte uit 1948. • Wat is de landschappelijke context van de aangetroffen resten en in hoeverre heeft deze een rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling van het cultuurlandschap? De archeologische resten bevinden zich op een lokale hoogte. Uit onderzoeken in de omgeving blijkt dat de oudste bewoning en wegen op vergelijkbare hoogtes (relatief droge locaties binnen het overwegend natte landschap) gezocht moet worden.
• Is archeologisch zichtbaar of, en hoe de aanleg van de tweede stadsmuur van invloed is geweest op bovengenoemd gebruik? De invloed van de aanleg van de tweede stadsmuur is niet goed archeologisch zichtbaar. Sporen en structuren uit de periode van voor de aanleg van de stadsmuur zijn niet aangetroffen. Bij eerdere onderzoeken in de directe omgeving is een scheiding aangetroffen tussen pre-stedelijk en stedelijk gebruik van het gebied. De pre-stedelijke fase bestond onder andere uit een 14de eeuws akkerpakket. Bij dit onderzoek is hier geen spoor van gevonden. Dit sluit niet uit dat ook het onderzoeksterrein ooit als akkerland gebruikt is: de vele ingravingen hebben alle sporen hiervan uitgewist. Enkele 14de eeuwse scherven zijn mogelijk nog de enige getuigen van gebruik van het terrein in deze periode • Is er op basis van de resultaten uit dit onderzoek een aanpassing of nadere invulling van de archeologische verwachting voor de omgeving van het onderzoeksgebied te maken? De vele verstoringen hebben ertoe geleid dat er minder is aangetroffen dan op voorhand werd gedacht, maar er is geen enkele aanleiding om de verwachting voor de omgeving naar boven of beneden toe bij te stellen.
23
Literatuur 24
Bakker, H. de, en J. Schelling, 1989: Systeem voor bodemclassificatie voor Nederland: de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen. Barends, S., et al. (red.), 1986: Het Nederlandse Landschap: een historischgeografische benadering, Utrecht. Bemmel, A. van, 1760: Beschrijving van de stad Amersfoort, Dezelver Regeeringsform, Burgerye en Gilden, Jaarmarkten, Handel en Negorie, Vryheid en Grondgebied; mitsgaders Van het recht in het Derde Lith der Staatsche of Provinciaale Regeering; Alsmede Stads Privillegien en Handvesten, Rampen en Onheilen enz, Meest uit echte Stukken en Brieven zaamgesteld, Utrecht, heruitgave 1969, Zaltbommel. Boekenoogen, G., en T. d’Hollosy, 2006: Als het kalf..., inventarisatie van waterputten uit de opgravingen binnen de tweede omwalling van Amersfoort, in: Stichting Flehite Publicaties, Flehite 2006 Historisch Jaarboek voor Amersfoort en omstreken, 1. Brongers, J. A., 1998: Historische Encyclopedie van Amersfoort, Arnhem. Centraal college van deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Amsterdam.
Halbertsma, H., 1959: Zeven eeuwen Amersfoort, Amersfoort. Hollosy, T., en M.L. Verhamme, 2011: Koestraat 14-16, Archeologisch onderzoek ter plaatse van twee gesloopte pandjes aan de Koestraat, Amersfoort onder ons (deel 27), AMersfoort. Krauwer, M. en F.M.E. Snieder (red.), 1994: Nering en vermaak. De opgraving van een veertiende-eeuwse markt in Amersfoort, Utrecht. Melchior, S.E., 1955: Blaffert van het huisgeld uit de resolutie boeken, berustende ten gemeentearchieve van Amersfoort, 1755, Amersfoort. Stiboka, 1965: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. Blad 32 Oost Amersfoort uitgave 1965. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000. Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem. Verhamme, M.L., Koesteeg 9, Archeologisch onderzoek op een perceeltje aan de Koesteeg, achter Arnhemsestraat10, Amersfoort Onder Ons (deel 17), Amersfoort
Bijlagen F
WP
V/P
2
1
1
WATERPUT
4
2
1
PAALGAT
6
2
1
GRAFDIER
graf vermoedelijk van een rund
17de-18de
1
AFVALKL
afvalkuil?
17de-19de
1/2
INSTEEK
insteek waterput, Laag 6 uit profiel
17de-18de
1
insteek waterput? Laag 13 uit profieltek.
17de-18de
1
1 3
5
7
8
9
10 11
12
1 1
2
2
2
2
2
2
2
1 1
1
1
1
W
W
W
W
Code
2
3
1
1
1
1
1
1
Datering
Waterput
17de-18de
Kelder
MUUR
Muur die over de waterput heen gebouwd is
KUIL ???
LAAG
OPHOGING INSTEEK
V.nr WP Vlak Prof. Feature 1
Beschrijving
KELDER
-
-
-
paalgat?
laag 3 uit profieltek. laag 11 uit profiel
Verzamelwijze
1
-
2
Troffelend
9
10 11
1 1
1
12
1
14
1
13 15
1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1
-
2 2 2 2
Troffelend Troffelend Troffelend
1 1
Monster Monster
-
1
Troffelend
20
21
22
23
24
25
2
2
2
2
2
2
1
1
1
1
1
1
-
-
N
-
-
-
8
Aanlegvondst
-
Schavend
4
4
Troffelend
uittroffelen laag 6, W-profiel, uit onderkant laag 6; bakstenen + metaal + grijs aw
1
W
10
W
10
30 31 32 33
34
35
36
2 2 2 2
2
2
2
1 1 1 1
1
1
1
W W W -
W
W
W
opgegraven door Bert de Bree (BdB), metaal
10
2
1
gevonden op vlak na schaven van het N-profiel; het is onbekend uit welke laag de vondst komt
vondst afkomstig uit feature 4, laag 2; steenkool
botten afkomstig uit graf (F6)
28
2
mix
Troffelend
-
29
Schavend
botten (van een paard of van een rund, tot nu toe onbekend, waarschijnlijk van een rund)
6
-
Schavend
uit coupe (in ZW-hoek kelder), scherf lag op de tweede laag plavuizen
opgegraven door Bert de Bree, metaalslak
opgegraven door Bert de Bree (BdB), divers
1 1
Aanlegvondst
3 x tegel/plavuis, afkomstig uit laag onder vloer kelder (uit kijkgat 1; nabij trap)
Schavend
2 2
mortelmonster van noordelijke wand kelder (F1)
5
26 27
Schavend
6
-
pleistermonster van Noordelijke wand kelder (F1)
mortelmonster uit NW-zijde van de waterput (uit de buitenzijde van de waterput)
1
2
uit binnenkant waterput, W-deel, westelijk van muur (F3)
Troffelend
1
-
uit buitenkant waterput W-deel boven vloertje aangetroffen, divers
stortvondsten
18
1
uit buitenkant waterput O-deel onder vloertje, inhoud: mix
Handmatig
Troffelend
2
bodem ZW-hoek (W van F3 en ten O van kelder; F1), buitenkant waterput (F2) onder vloertje, mix
baksteen uit bovenkant (rechtsboven) ZW-boog kelder (F1), rechts naast de nis
1
1
19
bodem ZW-hoek (W van F3 en ten O van kelder; F1), buitenkant waterput (F2) onder vloertje
Troffelend
Troffelend
-
roodbakkend aw aangetroffen in west deel tussen de twee poeren
1
1 1
aw aangetroffen boven en rondom waterput (F2) in ZO-hoek van WP 1
uit buitenkant O-deel waterput onder vloertje, aw
1 1
Omschrijving
Troffelend
2
Stortvondst
Troffelend Troffelend
bot + aw
uittroffelen laag 6, W-profiel, aw + bot
uittroffelen laag 6, W-profiel, zie tekening 1 (vlaktekening) voor de exacte locatie
11
Troffelend
-
Handmatig
stortvondst, aw + bot
Troffelend
uittroffelen laag 3, W-profiel, zie tekening 1 (vlaktekening) voor de exacte locatie
12 -
-
-
Troffelend
Troffelend
Troffelend
opgegraven door Bert de Bree, uittroffelen laag 11, West-profiel uittroffelen laag 13, West-profiel
uittroffelen laag 6, W-profiel, bovenkant laag 6; bot + aw,
uittroffelen laag 3, W-profiel, onderin laag 3, bot
37
2
1
-
2
Troffelend
bakstenen afkomstig uit het midden van de waterput
39
2
1
-
2
Troffelend
aw afkomstig uit de vulling van de waterput
38 40
2 2
1 1
N
2 -
Troffelend Troffelend
gedocumenteerde sporen; featurenummer, werkput,
vlak / profiel, omschrijving,
beschrijving, datering en fase.
1/2
2
16 17
17de-19de
tabel 2, gegevensoverzicht van de
1
bij verdiepen rond F2 (waterput), uit buitenkant waterput, ZW-hoek op vloertje, aw + glas
1 1
17de-18de
0/1/2
Scheppend
6
1
14de-20ste
inhoud waterput (in ZO-hoek), aw + bot
Aanlegvondst
8
1/2
1/2
Aanlegvondst
Aanlegvondst
1
7
17de-19de
2
-
-
2
17de-19de
aardewerk aangetroffen bovenop spaarboog in ZO hoek van de kelder
1 1
19de-20ste
1
Aanlegvondst
1 1
1
1
4 5
Fase
17de-18de
mortelmonster afkomstig uit het midden van de waterput vondst afkomstig uit onderkant N-profiel (profiel niet op tekening); aw
tabel 3, gegevensoverzicht van de
vondsten; vondstnummer, werkput, vlak, profiel, featurenummer, verzamelwijze en omschrijving.
25
26
tabel 4, vondstcatalogus;
vondstnummer, materiaal, materiaalsoort, aantal,
opmerking en datering.
V.Nr. Aantal 0
4
frag
Materiaal
BAKSTEEN
AW-R
?
AW-R
BORD
AW-R
GRAPE
AW-R
POT
1
3
frag
AW-R
2
52
frag
AW-R
rand
AW-R
bodem
AW-R
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 5 5 5 7 7 7 7 8 8 8 8 8 8 8 9
10 10 10 10 10 10 11 11 11 11
11
12 13 13 15 15 15 16 18 19
6 1 2 3 1 1 1 1 1 1 4 1 5 3 1
25 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1
19 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 2 1 3 1
12 1 1
rand wand bodem bodem bodem bodem
Voorwerp
CON-BAKSTEEN
AW-S2 AW-S2
BORD
?
rand
PIJP
AW-R
?
AW-R
?
AW-R
wand
AW-R
?
AW-S2
FLES
AW-R
frag
CON-MORTEL
frag
PYP-PIJPAARD
PIJP
rand
AW-R
?
stuk frag
bodem
MET-IJZER
PYP-PIJPAARD
KAN
MORTEL
SPIJKER
PIJP
AW-R
?
frag
GLS-POTASGLS
VENSTER
wand
AW-R
wand wand
AW-R
?
16/17 18
15/16a
19e-20e 17 19
16/17
?
oor
wand
steelfragment met bandstempel van radering en parelrand
?
frag
bodem
15
Bruine decoratie op wit glazuur.
AW-FAIENCE AW-INWIT
16/17
mineraalwaterkruik
frag
wand
16/17
FLES TEGEL
PYP-PIJPAARD
16
PISPOT
CON-TEGEL
16
16/17
BORD
KAN
Datering
13-14 eeuw? 16/17
?
frag frag
Opmerking
Formaat komt voor in koppelpoort en muurhuizen.
16/17 16/17 16/17 14/15
mineraalwa vierkant
tabakspijp tabakspijp
18/19
1 steelfragmentje
2 steelfragmentjes
17
14/15 vlakglas
16/17
16/18e
AW-R
?
frag
CON-DAKPAN
DAKPAN
wand
AW-R
?
16/17
AW-R
?
17
frag
STN-
KOM
AW-R
bodem
AW-R
GRAPE
MET-IJZER
SLAK
wand
voorw
AW-WIT
?
PYP-PIJPAARD
PIJP
wand
AW-GRIJS
?
wand wand
AW-R
?
AW-R
?
frag
STN-
?
frag
STN-STNKOOL
bodem frag oor
rand
bodem frag
frag
stuk
AW-S2
STN-
AW-INWIT AW-INWIT
1 steelfragmentje
16/17 14
16/17
BEKER
14B
?
?
?
19
SCHAAL
19
PIJP
CON-BAKSTEEN
AW-R
STN-STNKOOL
VAATWERK BAKSTEEN
STEENKOOL
frag
CON-TEGEL
PLAVUIS
voorw
MET-IJZER
AW-INWIT
recent stuk ruit
1 steelfragmentje
?
?
AW-R
vlakglas
tabakspijp
20e
DAKPAN
AW-R
rand
tabakspijp
PYP-PIJPAARD
GLS-???
rand
bodem
17
fles/karaf/vaas? bodemhelft ( op standring) Bol buikje boven standring, 5mm dik 19/20e
CON-DAKPAN
wand
16/17
GLS-???
frag frag
16/17
?
frag
16/17 14
?
rand oor
beroet
verder indet
16/17 16/17
GRAPE
DEKSEL
SLAK
1 fragm bewaard. 19 = Ware breedte. smeedslak
14/15 19
V.Nr. Aantal
21
1
wand
Materiaal
AW-R
21
1
rand
AW-R
21 21 21 22 23 23 24 24 25 25 25 25 25 26 26 28 28 28 29 29 29 29 30 31 31 31 31 32 32 32 33 33 34 35 37
39 39 40
1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 2 2 1 1 1 4 2 5 1 1 1 3 1
10 2 2 1 1 1 1 1
1 1 1
wand wand frag
BAKPAN
hoog model
15/16
BORD
rand
rand
Datering
AW-R
1
1
Opmerking
?
21 21
Voorwerp
AW-R
AW-S1
?
AW-S2
STN-LEI
frag
STN-STNKOOL
?
MET-SLAK-M
SLAK
sintel vierkant
stuk
MET-IJZER
SPIJKER
wand
AW-GRIJS
?
AW-R
?
MET-IJZER
SLAK
wand wand
voorw rand
MET-SLAK-M AW-KGP
SLAK
AW-S2
?
AW-R
?
AW-R
?
frag
STN-
?
frag
AW-GRIJS
AW-GRIJS
stuk
MET-IJZER
frag frag
rand
STN-BASALT
?
FLES
CON-BAKSTEEN
BAKSTEEN
STN-STNKOOL
STEENKOOL
AW-GRIJS
frag
MET-IJZER
frag frag frag
MET-IJZER
SPIJKER
wand
AW-GRIJS
wand wand rand
?
?
AW-R
?
AW-R
?
CON-BAKSTEEN
rand
AW-R
wand
SPIJKER
AW-R
stuk
rand
SPIJKER
BAKSTEEN
MET-IJZER
13
14/15 16
slak/sinte
16
14/15 14
AW-INWIT
BAKSTEEN BORD
POT
AW-GRIJS
?
AW-FAIENCE AW-GRIJS AW-INWIT
AW-PORS
IJzertijd
Bronstijd
CON- DAKPAN
dakpan(achtig)aardewerk
CON -TEGEL
tegelaardewerk / plavuis
MET
metaal
MET-SLAK-M
metaalslak, smelt- of vloeislak
CON-MORTEL
16/17 14 vierkant
GLS-POTASGLS potas-glas MET-IJZER
PYP-PIJPAARD
STN-LEI
leisteen
STN-STNKOOL
Code voorwerp
14/15 Formaat 2e stadsmuur
14/15
1400 19
17/18 14
basaltsteen steenkool
vuursteen
Verklaring
AFVAL
productie- of gebruiksafval
BORD
bord, schaal, schotel
BAKSTEEN
DAKPAN
14/15
pijpaarde
natuursteen
DAKLEI
14
ijzer
STN
BROK
vierkant
mortel, specie, cement
baksteen brok
leien daktegel
dakpan / daktegel
FLES
fles, karaf
KAN
kan, schenkkan
GRAPE KNIKKER KOP
MES
MUNT PIJP
PISPOT
grape, kookpotje op drie pootjes knikker
kop, kopje
mes
munt, penning tabakspijp
pispot
PLAVUIS
plavuis, estriek
SLAK
slak/sintel, smelt- of vloeislak
STEELKOM
steelkom
pot, kook-, pis- of voorraadpot
nagel, draadnagel, spijker tegel
vlak (venster)glas
hutteleem, verbrande wandleem
Datering
1500 -heden
1050 -1500 na Chr.
450 - 1050 na Chr.
12 voor - 450 na Chr. 800 - 12 voor Chr.
2000 - 800 voor Chr.
Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
5300 - 2000 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd)
300.000 -8800 voor Chr.
Mesolithicum (Midden Steentijd)
witbakkend, gedraaid aardewerk
constructieaardewerk
HUTTELM
Romeinse tijd
echt steengoed
CON
VENSTER
Vroege Middeleeuwen
industrieel witbakkend aardewerk
porselein
steengoed met oppervlak-bewerking
TEGEL
Late Middeleeuwen
grijsbakkend, gedraaid aardewerk
AW-S2
SPIJKER
Nieuwe tijd
faience aardewerk
roodbakkend, gedraaid aardewerk
AW-S1
VST
rechthoeki
beroet
aardewerk
AW-R
POT
Periode
Materiaal en soort
STN-BASALT 14
?
CON-BAKSTEEN
stuk stuk
SPIJKER
AW-S2
wand
14
DAKLEI?
BAKSTEEN
AW
CON -BAKSTEEN baksteen(achtig)aardewerk
sintel
?
CON-BAKSTEEN
Code
AW-WIT
?
STN-LEI
wand
14
?
wand wand
14
?
?
wand
14
?
AW-GRIJS
stuk
15
GRAPE
wand
voorw
16/17
8800 - 4900 voor Chr.
tabel 5, archeologische periodeindeling.
27
28
Aan dit onderzoek hebben meegewerkt:
Elmy Beekhuizen René van den Berg Gideon Boekenoogen Bert de Bree Carolien van der Brugge Henk de Boer Liesbeth Buitink André Clazing Roy Cox Maarten van Dijk Anne van der Glas Harold van den Hauten Wilma van den Heuvel Timo d’Hollosy Hans de Jong Sjoukje van der Linde Co Mulder Jan van der Putten Evelyn Scheepsma Francien Snieder Joep Syrier Godfried de Vries Ramon van Weenen Jan Zinger
restauratie geometrie vondstverwerking opgraver, vondstverwerking en metaalanalyse opgraver en vondstverwerking vondstverwerking en zoölogie dataverwerking en depot aardewerkanalyse opgraver en vondstverwerking veldleiding en uitwerking vondstverwerking en archief constuctieaardewerkanalyse en fotografie opgraver, glas- en aardewerkanalyse wetenschappelijke leiding en publicatie vondstverwerking en metaal- en (vuur)steenanalyse vondstverwerking en pijpaardeanalyse opgraver, vondstverwerking, materiaal en transport opgraver en vondstverwerking voorlichting en expositie wetenschappelijke leiding vondstverwerking, tekeningen en restauratie vondstverwerking, zeven grondmonsters assistent veldleiding vondstverwerking, zeven grondmonsters
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort Langegracht 11 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 E−mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1872−5945