archeologie
3
Amersfoort onder ons
achter Schep, Amersfoortsestraat 10
Archeologisch onderzoek op een dekzandrug vol prehistorische resten
Archeologisch Centrum Gemeente Amersfoort april 2007
Amersfoort onder ons
achter Schep, Amersfoortsestraat 10
Archeologisch onderzoek op een dekzandrug vol prehistorische resten
Archeologisch Centrum Gemeente Amersfoort april 2007
colofon: ISSN: 1872-5945 © april 2007 uitgave: Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort tekst: Maarten van Dijk & Timo d’Hollosy foto’s: Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort, tenzij anders vermeld tekeningen: Archeologisch Centrum, Gemeente Amersfoort, tenzij anders vermeld ontwerp: Atwee vormgeving: Timo d’Hollosy druk: Grafifors BV
Inhoud 3
Voorwoord
4
Inleiding
5
De locatie
6
Het onderzoek
7
De landschappelijke situatie
9
De historische context
10
De archeologische omgeving
11
Het resultaat
12
Conclusie & advies
13
Samenvatting
14
Literatuur
15
Bijlagen
16
3 INHOUD
Inhoud
afbeelding 1, de binnenstad van Amersfoort met omgeving en de locatie van het onderzoeksgebied (in rood).
Voorwoord Timo d’Hollosy
VOORWOORD
4
afbeelding 2, restaurant Schep, zoals afgebeeld op een ansichtkaart (fotograaf en datum onbekend).
Restaurant Schep, aan de voet van het klaverblad Hoevelaken, was lange tijd een begrip in Midden Nederland. In de zaak die de naam van de eigenaar droeg, hebben generaties dagjesmensen zich met busladingen tegelijk te goed gedaan aan koffie met taart, kroketten en uitsmijters, zittend tussen de zakenmannen die het zo gunstig gelegen restaurant annex zalencentrum gebruikten als ontmoetings- en vergaderplek.
De locatie - met de voor hen zo toepasselijke naam - vormde voor de archeologen al jaren om een heel andere reden een begrip: de forse dekzandrug waar het restaurant op ligt, was ook voor de prehistorische mens een favorite verblijfsplaats. Op deze dekzandrug zijn vele en omvangrijke vindplaatsen uit de Prehistorie aangetroffen en onderzocht. De gelegenheid om hier onderzoek uit te voeren werd dus met beide handen aangegrepen.
Tijden veranderden en brachten in 2003 een nieuwe eigenaar. En de nieuwe eigenaar bracht weer nieuwe veranderingen met zich mee; nieuwe bedrijfsvoering zou de (ondertussen toch wat vergane) glorie van weleer in ere gaan herstellen. Nieuwbouwplannen ten behoeve van uitbreiding brachten de archeologen naar deze locatie voor een kortstondig archeologisch onderzoek .
Het archeologisch onderzoek was geen lang leven beschoren en hetzelfde gold uiteindelijk ook voor het restaurant. Het publiek begon te klagen over de keuken, de koffie en het personeel. Zakenlui en klanten kwamen niet meer terug en de tourbussen reden niet langer om. Schep sloot binnen het jaar haar deuren; de nieuwbouw is er nooit gekomen.
Inleiding Amersfoort heeft een rijke geschiedenis, niet alleen in de middeleeuwse binnenstad is veel
Het archeologisch onderzoek
5
van het verleden zichtbaar, maar ook in de wijde omgeving ervan. Veel van het verleden zit
achter het restaurant Schep
echter ook - onzichtbaar - onder de grond, in de vorm van sporen en vondsten. Deze
aan de Amersfoortsestraat 10
lopen het gevaar bij bouwwerkzaamheden voor eeuwig te verdwijnen. De stadsarcheologen
heeft het Onderzoek Meldings-
hebben als taak dit ‘bodemarchief’ goed te beheren; dat kan door ze te beschermen of
nummer 7100 gekregen. De
door ze op te graven. Maar eerst moet worden vastgesteld wát zich precies wáár bevindt.
resultaten staan in het Centraal
INLEIDING
Maarten van Dijk
Archeologisch Informatiesysteem ARCHIS geregistreerd
In juli 2004 werd door de dhr. Huibregtse, zaakwaarnemer van restaurant Schep te Amersfoort, contact opgenomen met de Sectie Archeologie van de Gemeente Amersfoort over een nieuwbouwplan achter de tegen het klaverblad Hoevelaken aan gelegen horeca-gelegenheid aan de Amersfoortsestraat nr. 10. Het plan omvatte uitbreiding van restaurant op de plek van de naastgelegen (inmiddels afgebroken) bedrijfswoning aan de Nijkerkerstraat 1 Bij de geplande werkzaamheden zouden eventueel aanwezige archeologische resten op de schop kunnen gaan. Gezien de omgeving mogen hier archeologische resten verwacht worden; de locatie ligt op een grote dekzandrug waarop veel prehistorische resten voorkomen. Om die reden is de dekzandrug aangewezen als Archeologisch Belangrijke Plaats (ABP 23, ‘Dekzandrug aan de Hogeweg’) en valt daarmee onder de Gemeentelijke Monumentenverordening. Voor alle ABP’s geldt dat bodemverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm niet zijn toegestaan zonder tussenkomst van de gemeentelijk archeologen. Vooronderzoek
Besloten is om voorafgaand aan de nieuwbouw op deze locatie een vooronderzoek (inventariserend veldonderzoek of IVO) uit
te voeren, om vast te stellen óf er archeologische resten aanwezig zijn en zo ja; welke.
onder waarnemingsnummer
Het veldwerk heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2004 en is uitgevoerd door de Sectie Archeologie van de Gemeente Amersfoort. Het onderzoek stond onder de verantwoording van mevr. Drs. F.M.E. Snieder, seniorarcheoloog bij de sectie archeologie en de dagelijkse leiding lag in handen van drs. M.H.A. van Dijk, veldarcheoloog bij de sectie archeologie. De opgravingsploeg bestond verder uit de vaste vrijwilligers en het graafwerk werd uitgevoerd door J. Ruitenbeek v.o.f. uit Amersfoort.
Bij de Sectie Archeologie van
403376.
de Gemeente Amersfoort, uitvoerder van het onderzoek, is intern de onderzoekscode AS 10 gehanteerd.
afbeelding 3, luchtfoto van de Amersfoortse binnenstad. De locatie van het onderzoeksgebied is in rood aangegeven.
Resultaat
Dit rapport, een standaard rapportage zoals bedoeld in het KNA, bevat de resultaten van het archeologisch onderzoek met een conclusie en een aanbeveling ten aanzien van de archeologische vervolgactiviteiten.
De locatie 6
Het beschrijven van de exacte locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden, is van
LOCATIE
Maarten van Dijk
groot belang: de resultaten vertellen iets over de geschiedenis van díe specifieke plek. Daarnaast maakt een exacte plaatsbepaling koppeling met eerdere onderzoeken in de omgeving mogelijk. Voor de toekomst is het belangrijk om te weten waar al wel, en waar
DE
nog niet is gegraven. Het onderzoeksgebied staat op
Plangebied
het kaartblad 32B (Amersfoort)
Het plangebied bevindt zich in het bebouwd stedelijk gebied van Amersfoort. Het ligt ten noorden van het pand Amersfoortsestraat 10, op perceel 749. Het oppervlak van het bouwplan bedraagt circa 200 m². Het onderzochte perceel ligt ingeklemd tussen de parkeerplaats van restaurant Schep in het westen, het woonhuis met tuin Nijkerkerstraat 1a in het noorden, een perceel met grasland in het oosten en het restaurant Schep in het zuiden.
van de topografische kaart van Nederland. De centrumcoördinaten van het onderzoeksgebied zijn: 158.358 / 464.983 (Rijkscoördinaten-stelsel) kadasternummer: AMFOO.R.749
wordt het onderzoeksgebied genoemd. Bij dit onderzoek is dit gelijk aan het plangebied. Het onderzoeksgebied vormt een vierkant. Huidig gebruik
Op het moment van onderzoek was Nijkerkerstraat 1, gelegen aan de oostkant van het perceel, net gesloopt. De rest van het terrein was begroeid met gras en struiken en werd gebruikt als opslag voor wat bouwmateriaal en groenafval. Toekomstig gebruik
Onderzoeksgebied
Het deel van het plangebied waarbinnen het archeologisch onderzoek is uitgevoerd, afbeelding 4 (links), uitsnede uit de topografische kaart van 2006 met de ligging van het plangebied in (rood),
afbeelding 5 (rechts), luchtfoto uit 1999 met de ligging van het onderzoeksgebied (in rood).
De plannen omvatten de bouw van een extra restaurantzaal.
Het onderzoek Timo d’Hollosy & Maarten van Dijk
Archeologen gaan niet zo maar in het wilde-weg graven om te kijken of er wat zit, een
7 ONDERZOEK
goede voorbereiding kan een hoop werk besparen. Ieder onderzoek wordt zorgvuldig voorbereid, opgezet en binnen een vaste werkwijze uitgevoerd, waarbij rekening wordt
Het vooronderzoek heeft zich gericht op de volgende onderzoeksvraag:
voor prehistorische sporen - een grotere trefkans in vergelijking met boringen.
Zijn er binnen het onderzoeksgebied arche-
Waardering en advies
ologische sporen en/of resten aanwezig?
Pas als duidelijk is welke archeologische resten zich binnen het plangebied bevinden, kan het gewaardeerd worden volgens een voorgeschreven methode, zodat een gefundeerd advies kan worden opgesteld over omgang met de aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied; beschermen, opgraven of opgeven.
Zo ja: uit welke periode(n) en wat is de aard, omvang, gaafheid en conservering ervan? Hoe relateren zij zich tot bekende waarden in de omgeving / regio? Archiefonderzoek
Voordat wordt gegraven, is eerst door middel van een kort archiefonderzoek uitgezocht wat er al over de locatie, zijn geschiedenis en ondergrond bekend is, waarbij natuur- en cultuurhistorische bronnen, literatuur en (historisch) kaartmateriaal is geraadpleegd. Ook is bekeken welke archeologische vindplaatsen binnen en nabij het onderzoeksgebied bekend zijn. Uit al deze informatie kan een eerste inschatting worden gemaakt wát binnen het onderzoeksgebied in de bodem verwacht mag worden. Hierop wordt de opgravingsstrategie bepaald en vastgelegd in een plan van aanpak. Proefopgraving
De locatie zelf is met behulp van een proefopgraving onderzocht, waarbij een deel van het terrein steekproefsgewijs is ontgraven om met zo min mogelijk bodemverstoring, zo veel mogelijk informatie over het bodemarchief te vergaren. Er is voor gekozen het terrein te onderzoeken door middel van een proefsleuf; proefsleuven geven - met name
HET
gehouden met regels en eisen vanuit wetenschappelijk oogpunt, veiligheid en kwaliteit.
afbeelding 6 (rechts), uitsnede uit topografische kaart 2003 met de ligging van het onderzoeksgebied (in rood).
Methode en werkwijze
ONDERZOEK
Werkputten, vlakken en profielen
HET
8
Bij een vooronderzoek wordt het onderzoeksgebied onderzocht met behulp van proefsleuven, die ‘werkputten’ worden genoemd. Deze krijgen een volgnummer. Er wordt vlaksgewijs verdiept, waarbij in principe wordt gestopt op het niveau waar archeologische resten zichtbaar worden. Dit niveau heet het ‘vlak’. Na documentatie ervan kan worden verdiept naar een volgend niveau, totdat geen sporen meer aanwezig zijn. Ook de wanden van de werkputten, de ‘profielen’, worden gedocumenteerd. Ze leveren informatie over de bodemopbouw en gelaagdheid van het terrein.
gemaakt. Vlakken, profielen en coupes worden getekend (1:50, 1:20 en/of 1:10) op watervaste film met millimeterraster en gefotografeerd (dia’s en digitaal). Alle relevante gegevens worden geadministreerd op lijsten en formulieren. Per dag wordt een logboek bijgehouden dat samen met alle documentatie in een map, het ‘protocolboek’, wordt bewaard. Verwerking van gegevens en vondsten
Direct na de opgraving worden de vondsten gereinigd en gedetermineerd, de opgravingsgegevens gedigitaliseerd en gearchiveerd. Tijdens een evaluatiegesprek wordt besloten welke sporen nader uitgewerkt moeten worden, en welke vondsten door specialisten nader bekeken moeten worden.
Sporen en vondsten
Ieder aangetroffen spoor dat wordt gedocumenteerd krijgt een individueel volgnummer, het ‘featurenummer’, waaraan alle verdere informatie wordt gekoppeld. Nadat een spoor in het vlak is gedocumenteerd, wordt het nader onderzocht door er een ‘coupe’ (dwars-doorsnede) doorheen te zetten, om de diepte, eventuele gelaagdheid en vorm van het spoor vast te stellen. Alle vondsten worden verzameld en krijgen een ‘vondstnummer’, waaraan specifieke gegevens over de vindplaats (werkput, vlak/profiel en spoor) en andere relevante informatie wordt gehangen. Voor nader, specifiek onderzoek kunnen allerhande typen (bijvoorbeeld botanisch, zoölogisch, pollen, dendrochronologisch) monsters worden genomen. Documentatie
Ter documentatie van de gegevens worden opnames, tekeningen en beschrijvingen
Uitwerking & analyse
Tijdens de uitwerkingsfase worden de sporen geanalyseerd en in structuren gegroepeerd. Het vondstmateriaal geeft aanwijzingen voor de datering en functie ervan. Door de sporen en structuren onderling te interpoleren wordt ook duidelijk wat zich in de niet opgegraven delen van het onderzoeksgebied bevindt. Deponering en archivering
Het resultaat van de opgraving krijgt meerwaarde na plaatsing ervan in een groter geheel: de gehele geschiedenis van Amersfoort. Hierdoor - en uit toekomstig onderzoek - zullen nieuwe vragen opkomen. Wellicht moet het materiaal uit dit onderzoek ooit met ‘nieuwe ogen’ bekeken worden. Daarom worden alle originele gegevens en al het vondstmateriaal bewaard in het archeologisch archief en depot van de Gemeente Amersfoort.
De landschappelijke situatie Timo d’Hollosy
Archeologische resten zijn niet willekeurig over het landschap verspreid; ze hebben een
9
elementen levert informatie over de ontstaansgeschiedenis ervan. Stuwwal en vallei
Beeklopen en basisveen
Het onderzoeksgebied ligt in de Gelderse Vallei, een laagte tussen de hoogtes van de Utrechtse Heuvelrug en het Veluwe Massief. Het landschap heeft dit reliëf grotendeels gekregen in de voorlaatste ijstijd (Saalien, 300.000 - 100.000 voor Chr., ook wel 'Rissglaciaal' genoemd), toen het landijs tot aan Midden-Nederland reikte. De ijsmassa stuwde de bevroren ondergrond omhoog en zo werden de hoogtes, zogenaamde stuwwallen, gevormd. Het binnen deze stuwwallen uitgeslepen bekken vormt de basis van de Gelderse Vallei.
Diverse beken zochten tussen de dekzandruggen hun weg. Ter hoogte van het huidige Amersfoort komen ze vanuit het zuidoosten bij elkaar en stromen gezamenlijk als de rivier de Eem verder naar het IJsselmeer. Door aanhoudende stijging van de grondwaterstand veranderde de omgeving in een ondiep moeras. Vanuit de lagere delen, de beekdalen, vond veengroei plaats die uiteindelijk tot aan de stuwwallen reikte.
Eemzee
In de warme periode die hierop volgde, het Eemien (ook wel ‘Riss-Würm Interglaciaal’, 100.000 - 70.000 voor Chr.), smolt de ijsmassa. Ten oosten van de Utrechtse Heuvelrug, in de Gelderse Vallei en de Eemvallei, kon het water moeilijk weg en ontstond een binnenzee: de Eemzee. Dekzand
Poolwinden verplaatsten tijdens de laatste ijstijd, waarbij het ijs ons land niet bereikte, maar bleef steken halverwege Denemarken. (Weichselien, 70.000 - 10.000 jaar geleden) enorme hoeveelheden zand waarmee het bekken van de inmiddels drooggevallen Eemzee vol stoof. Tijdens opeenvolgende stuif-fasen werd een vlakke deken van zand (‘dekzand’) met daarop duinen (‘dekzandruggen’) afgezet
afbeelding 7, uitsnede uit de geomorfologische kaart. Het niet gekarteerde deel, de bebouwde kom, is grijs, de dekzandrug is geel met zwarte stippen. De rode cirkel markeert de locatie van het onderzoeksgebied.
Geologie
Op geomorfologische kaart (blad 32 Amersfoort, schaal 1:50.000) ligt het onderzoeksgebied op de grens van niet gekarteerd gebied (vanwege bebouwing en wegen) en terrein dat geclassificeerd is als 4K14 (dekzandrug al dan niet met oud-bouwlanddek): een grote hoefijzervormige dekzandrug. Prehistorische bewoning vond in de Gelderse Vallei voornamelijk op de dekzandruggen plaats, aangezien dit de drogere gebieden waren. De lager gelegen vlaktes en beekdalen werden gebruikt als weidegrond, of voor de jacht en visvangst. Bodem
Op de bodemkaart (blad 32 west Amersfoort, schaal 1:50.000) is het onderzoeksterrein geclassificeerd als cHn21 (laarpodzolgrond; leemarm en zwak lemig fijn zand). Dit bodemtype komt voor op dekzandruggen die omgeven worden door beekeerdgronden. Ze zijn geschikt voor bouw- en grasland.
afbeelding 8, uitsnede uit de bodemkundige kaart. Het niet gekarteerde deel, de bebouwde kom, is grijs. De rode cirkel markeert de locatie van het onderzoeksgebied.
DE
- of de resten ervan - zijn in het huidige landschap nog aanwezig. Analyse van deze
LANDSCHAPPELIJKE
SITUATIE
relatie met het landschap en de afzonderlijke elementen daarin. Veel van deze elementen
De historische context 10
Door gebruik te maken van beschikbare informatie uit historische bronnen (literatuur,
CONTEXT
kaarten, afbeeldingen en archiefstukken) kan een beeld verkregen worden van de
HISTORISCHE
Maarten van Dijk
eigenlijk pas goed te begrijpen zijn, als ze binnen deze historische context worden geplaatst.
geschiedenis van het onderzoeksgebied en de directe omgeving. Dergelijk historisch onderzoek wordt ook uitgevoerd om een specifieke verwachting en vraagstelling voor het archeologische onderzoek op te stellen. Andersom geldt dat de resultaten van de opgraving
DE
De opgravingslocatie ligt vlakbij het kruispunt tussen de Hogeweg en de Nijkerkerstraat. De Hogeweg bestond al in de Middeleeuwen en is mogelijk nog ouder. De weg maakt deel uit van een oost-west georiënteerde handelsroute.
afbeelding 9, uitsnede uit de topografische kaart uit 1899 met de ligging van het onderzoeksgebied (in rood).
Het gebied bij Hoevelaken werd vanaf 1132 in ontginning gebracht. Tot hoever de ontginning zich uitstrekte naar het westen, en dus richting de Hogeweg, is niet bekend, maar het is waarschijnlijk dat het gebied langs de Hogeweg in de 12de of 13de eeuw is ontgonnen. Mogelijk gebeurde dit vanuit de Barneveldsebeek, gezien het feit dat de noord-zuid georiënteerde percelen eerder op de beek gericht lijken te zijn, dan op de Hogeweg.
Een paar honderd meter naar het oosten lag het Huis Hoevelaken, thuisbasis van de Heren van Hoevelaken. Mogelijk bevond zich hier al in de 14de eeuw een versterkt huis. Zeker is dat er rond 1600 een versterkt huis stond, dat na een brand in 1679 werd herbouwd. In 1925 wordt dit pand weer afgebroken en vervangen door een derde landhuis, achter de locatie van de eerdere huizen. Het huis ligt binnen de Gemeente Hoevelaken. In de Middeleeuwen zal het gebied langs de Hogeweg voornamelijk in gebruik zijn geweest als weidegrond en bouwland. In de 17de en 18de eeuw wordt het gebied het centrum van de Amersfoortse tabaksteelt.
De archeologische omgeving Maarten van Dijk
Nu een beeld is verkregen van de geschiedenis van de locatie, kan deze aangevuld en onderbouwd worden door te kijken naar wát er tot nu toe aan (relevante) archeologische informatie over het onderzoeksgebied en de directe omgeving bekend is.
De IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, een archeologische verwachtingskaart) geeft voor het onderzoeksgebied een middelhoge trefkans op archeologische resten. Deze waarde is hoofdzakelijk gebaseerd op de relatie tussen bodemkundige gesteldheid en het voorkomen van archeologische vindplaatsen.
het Mesolithicum, in de vorm van enkele haardkuilen. Uit de Late IJzertijd (300 v. Chr.-0) zijn enkele boerderijplattegronden met bijgebouwen afkomstig. Uit de Middeleeuwen zijn, op los vondstmateriaal na, nog geen bewoningssporen aangetroffen. De 17de en 18de eeuw zijn aanwezig in de vorm van sporen van tabaksschuren.
ABP
Archis
Prehistorische bewoning vond in de Gelderse Vallei voornamelijk op de dekzandruggen plaats, de dekzandrug met daarop het onderzoeksgebied is aangewezen als ABP (Archeologisch Belangrijke Plaats) 23 en valt daarmee onder de Gemeentelijke Monumentenverordening. Dit betekent dat bij eventuele bouwplannen de sectie archeologie van de gemeente Amersfoort de gelegenheid moet krijgen voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein archeologisch te onderzoeken.
In de directe omgeving van het onderzoeksgebied staat in het Archeologisch Informatiesysteem Archis één enkele vondstmelding geregistreerd; achter het huis aan het kruispunt is tijdens het rooien van een stobbe in 1966 een vuurstenen werktuig uit de Prehistorie gevonden (meldingsnr. 26492).
IKAW
verwachting Opgravingen
Sinds 2002 heeft de sectie archeologie een groot aantal proefsleuvenonderzoeken en hoofdonderzoeken uitgevoerd op dezelfde dekzandrug als waar de onderzoekslocatie zich bevindt. Een groot deel van ABP 23 wordt de komende jaren opgenomen in het bedrijventerrein Wieken Vinkenhoef. Vooruitlopend op die werkzaamheden vindt archeologisch onderzoek plaats. Uit de tot dusver uitgevoerde opgravingen blijkt dat de vroegste bewoningssporen dateren uit
Op basis van bovenstaande gegevens mogen sporen uit de Prehistorie (met name Mesolithicum en IJzertijd) binnen het onderzoeksgebied verwacht worden. Het voorkomen van middeleeuwse bewoningssporen is minder waarschijnlijk, wel kunnen resten samenhangend met de ontginning uit deze periode gevonden worden. Uit de Nieuwe Tijd kunnen sporen van tabaksplantages worden aangetroffen.
Het resultaat Er is bij dit onderzoek één proefsleuf aangelegd, oost-west georiënteerd, midden over het plangebied heen. Er zijn tijdens dit onderzoek geen featurenummers en 1 vondstnummer
HET
12 RESULTAAT
Maarten van Dijk
uitgedeeld, 6 opnames gemaakt en 1 tekening. Werkput 1
Sporen
Er is bij dit onderzoek één proefsleuf aangelegd, oost-west georiënteerd, midden over het plangebied heen. Deze werkput (werkput 1) had een omvang van 23 bij 2 meter en besloeg ongeveer 25% van het plangebied. De werkput is ingemeten in het landelijk coördinatenstelsel. Bij dit onderzoek kon worden volstaan met één vlak (vlak 1) op circa 4,40 m + NAP).
De rest van de werkput bevatte, op twee recente afvalkuilen na, geen archeologische sporen. De afvalkuilen bevatten plastic en bouwmateriaal. Ze zijn niet nader onderzocht. Een archeologisch bodemarchief is op dit perceel afwezig. Aanwezige archeologische resten zullen tijdens de zandwinning mee op de schop zijn gegaan. Interpretatie
De oostkant van de werkput 1 bevond zich op de locatie van het gesloopte pand Nijkerstraat 1. De bodem was hier diep, tot circa 2 meter onder het maaiveld verstoord. Maar ook over de rest van het terrein bleek de bodem ontgraven. In de profielen was zichtbaar dat de bouwvoor, de bovengrond, met een scherpe overgang direct op het pleistocene (dek-)zand lag. Er waren geen sporen van bodemvorming zichtbaar. Hier is zand afgegraven, mogelijk voor de aanleg van de nabijgelegen Rijkswegen A1 en A28 of het klaverblad.
Het perceel is in het verleden afgegraven, mogelijk ten behoeve van zandwinning voor bouwactiviteiten (aanleg rijksweg A1, A28 of klaverblad). De enige aangetroffen grondsporen betroffen twee kuilen met recent vondstmateriaal (plastic en bouwmateriaal) die geïnterpreteerd moeten worden als recente dumpplaatsen van afval.
Conclusie en advies Maarten van Dijk
Onderzoeksvraag
Beleid
Zijn er binnen het onderzoeksgebied arche-
Het huidige archeologiebeleid is gericht op behoud van archeologische waarden. Waar behoud in situ niet mogelijk is, wordt gestreefd naar behoud door registratie (opgraving).
ologische sporen en/of resten aanwezig? Zo ja: uit welke periode(n) en wat is de aard, omvang, gaafheid en conservering ervan? Hoe relateren zij zich tot bekende waarden in de omgeving / regio?
Advies
Er zijn binnen het onderzoeksgebied, behalve twee recente afvalkuilen, geen archeologische resten aangetroffen. Naar verwachting hebben deze hier wel gezeten, gezien de vele prehistorische resten die in de directe omgeving zijn aangetroffen op de dekzandrug waarop het plangebied is gelegen, maar zijn ze door grootschalige ontgraving op de schop gegaan en verdwenen. Binnen de rest van het plangebied worden geen archeologische resten verwacht. Waardestelling
De waardestelling zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 2.2) gebeurt op drie onderdelen: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. Het onderzoeksterrein is ernstig verstoord. De (recente) archeologische resten scoren op alle onderdelen laag tot zeer laag, enkel op conservering iets hoger.
Het plangebied heeft een lage tot zeer lage archeologische waarde. De aanwezige archeologische resten hoeven niet nader onderzocht of beschermd te worden; er kan worden afgezien van verder archeologisch onderzoek. De aanbeveling is geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Omliggende percelen dienen bij eventuele op handen zijnde ontwikkeling wel onderzocht te worden omdat niet op voorhand kan worden vastgesteld dat deze ook in ernstige mate verstoord zijn.
ADVIES
archeologische resten binnen het plangebied.
13
EN
kan een gefundeerd advies worden opgesteld over hoe verder om te gaan met de
CONCLUSIE
Door de onderzoeksvraag te beantwoorden en de archeologische resten te waarderen,
Samenvatting Maarten van Dijk
SAMENVATTING
14
afbeelding 11, het onderzoeksgebied tijdens de opgraving.
In augustus 2004 heeft de sectie archeologie een klein onderzoek uitgevoerd op een perceel achter Amersfoortsestraat 10. Wegrestaurant Schep, gelegen bij knooppunt Hoevelaken, gaat op dit perceel een uitbreiding bouwen. De opgravingslocatie ligt pal naast het plangebied WiekenVinkenhoef, waar de komende jaren het gelijknamige bedrijventerrein wordt aangelegd en archeologisch onderzoek sinds 2002 vondsten en sporen uit het Mesolithicum, de Late IJzertijd en Nieuwe Tijd heeft opgeleverd.
Op het perceel is een proefsleuf van 23 bij 2 meter aangelegd. Op twee recente afvalkuilen na, zijn geen archeologische sporen aangetroffen. Uit de profielen werd duidelijk dat het terrein is afgegraven, vermoedelijk voor zandwinning. Mogelijk is het zand gebruikt bij de aanleg van de Rijkswegen A1 en/of A28. Eventuele archeologische sporen zullen bij deze werkzaamheden op de schop zijn gegaan.
Literatuur
Barends, S., et al. (red.), 1986: Het Nederlandse Landschap: een historischgeografische benadering, Utrecht. Bemmel, A. van, 1760: Beschrijving van de stad Amersfoort, Dezelver Regeeringsform, Burgerye en Gilden, Jaarmarkten, Handel en Negorie, Vryheid en Grondgebied; mitsgaders Van het recht in het Derde Lith der Staatsche of Provinciaale Regeering; Alsmede Stads Privillegien en Handvesten, Rampen en Onheilen enz, Meest uit echte Stukken en Brieven zaamgesteld, Utrecht, heruitgave 1969, Zaltbommel. Blijdenstein, R. 2005: Tastbare tijd Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Utrecht Brongers, J. A., 1998: Historische Encyclopedie van Amersfoort, Amersfoort.
College van Archeologische Kwaliteit, 2004: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 2.2, Amsterdam. Halbertsma, H., 1959: Zeven eeuwen Amersfoort, Amersfoort. Maarleveld, G.C. & R.P.H.P. van der Schans, 1961: De dekzandmorfologie van de Gelderse vallei. In: Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, Tweede Reeks 78, pp. 22-24. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, 2001: Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 2e generatie, Amersfoort (cd-rom). Stiboka, 1965: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. Blad 32 Oost Amersfoort uitgave 1965. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000. Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem.
15 LITERATUUR
Bakker, H. de, en J. Schelling, 1989: Systeem voor bodemclassificatie voor Nederland: de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen.
Bijlagen
BIJLAGEN
16
afbeelding 12, overzichtstekening van het onderzoeksgebied en de omgeving. De werkput is in rood aangegeven.
Archeologisch Centrum Gemeente Amersfoort Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 Fax (033) 463 03 32 E−mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1872−5945