Ambities voor duurzaam bouwen Het opzetten van een duurzaam bouwproces
P5 verslag 1 november 2011 Saskia de Nie BK 1268791 Real Estate & Housing TU Delft Design & Construction Management
Afstudeerbedrijf
Colofon Afstudeeronderwerp Ambities voor duurzaam bouwen, het opzetten van een duurzaam bouwproces.
Personalia Saskia de Nie BK 1268791 Commelinstraat 284 1093 VD Amsterdam 06‐19612981
[email protected]
Search Ingenieursbureau B.V. Petroleumhavenweg 8 1041 AC Amsterdam 020‐5061616 Eerste begeleider: ir. J.P.C. Hoffman Tweede begeleider: ir. J.W. Hennink
Organisatie Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde Afdeling Real Estate & Housing Specialisatierichting Design & Construction Management Eerste mentor: ir. R.P. Geraedts Tweede mentor: dr. ir. D.J.M. van der Voordt Gecommitteerde: ir. C.H.E. van Ees
2
Voorwoord Dit rapport is geschreven in het kader van het onderzoek naar ambities voor duurzaam bouwen. Het onderzoek is verricht ter afronding van de Masteropleiding Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft en wordt uitgevoerd voor de specialisatierichting het Design and Construction Management . Deels vanuit persoonlijke ervaring met het onderwerp duurzaam bouwen en vele vragen die er zijn omtrent dit thema, maar ook vanuit de huidige noodzaak om duurzaam te ontwikkelen is gekozen om onderzoek te doen naar ambities voor duurzaam bouwen. In dit voorwoord wil ik mijn mentoren van de TU Delft, Rob Geraedts en Theo van der Voordt hartelijk bedanken voor hun ondersteuning tijdens het opzetten en uitvoeren van dit onderzoek. Daarnaast wil ik ook mijn twee begeleiders van het afstudeerbedrijf Search B.V., Joost Hoffman en Jan Willem Hennink bedanken, voor de begeleiding tijdens het uitvoeren van het onderzoek.
Samenvatting Onderzoeksopzet Aanleiding Het Brundtland Rapport stelt dat er behoefte is aan duurzame ontwikkeling als oplossing voor de kritieke staat van het mondiale milieu en de ontwikkelingsvraagstukken die daarmee samenhangen (WCED, 1987, p. 39). Daarbij is de bouwsector als focus sector aangewezen voor duurzame ontwikkeling omdat het aandeel van deze sector op de huidige milieuproblematiek aanzienlijk is (UNEP, 2006, p.4). Probleem Het blijkt echter dat er in de bouwsector niet op grote schaal duurzaam wordt ontwikkeld. Het ontbreekt partijen daarbij niet aan wil, er zijn genoeg ambities voor duurzaam bouwen. Maar obstakels in het bouwproces zorgen ervoor dat er minder duurzame gebouwen opgeleverd worden dan gewenst. Het probleem waar dit onderzoek zich daarbij op richt is: Er zijn opdrachtgevers die vroegtijdig in het bouwproces een ambitie hebben voor duurzaamheid maar er niet in slagen deze ambitie accuraat te formuleren waardoor het moeilijk is op deze ambitie te sturen, met als resultaat het afzwakken of verdwijnen van deze ambitie in de loop van het bouwproces. Doel en resultaat Het doel van het onderzoek is een methode te ontwikkelen waarmee opdrachtgevers ondersteund kunnen worden in dit proces zodat ze er wel in slagen hun projecten echt duurzaam op te leveren. Als resultaat van het onderzoek is daarom een handleiding ontwikkeld ter ondersteuning van de opdrachtgever in dit proces.
Onderzoeksvraag en methode De volgende hoofdvraag staat centraal in dit onderzoek: ‘Hoe kan een opdrachtgever die in een vroegtijdig stadium in het bouwproces de ambitie heeft een duurzaam gebouw te ontwikkelen, zijn ambitie voor duurzaamheid accuraat formuleren in de initiatief en definitiefase van het proces, zodat hij in het proces kan sturen op deze ambitie en het gewenste eindresultaat gerealiseerd wordt?’ Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn een aantal deelvragen opgesteld die beantwoord zijn binnen de verschillende onderdelen van dit onderzoek. Figuur 0.1 geeft de onderdelen van dit onderzoek weer, welke deelvragen er in dit onderzoeksonderdeel beantwoord zijn en in welk hoofdstuk van het rapport dit opgenomen is. Onderdeel onderzoek Literatuur onderzoek
Deelvraag
Methode
Hfst.
Analyse literatuur
Analyse relevante literatuur
Hst. 2
Inventarisatie van de praktijk
Praktijk scan
Deelvraag 1
Telefonische interviews met opdrachtgevers
Hst. 3
Case onderzoek
Case analyse
Deelvraag 2, 3, 4
Analyse case documenten en interviews betrokken actoren
Hst. 4
Crosscase analyse
Deelvraag 2, 3, 4
Verglijken van de losse cases
Hst. 5
Handleiding ontwikkeling
Ontwikkeling eerste versie
Deelvraag 5
Verwerken van de aanbeveling‐ en uit cases tot een handleiding
Hst. 6
Handleiding onderzoek
Deelvraag 5
Analyse bestaande handleidingen en interviews met experts
Hst. 6
Valideren handleiding
Deelvraag 5
Praktijk case en expert meeting
Hst. 6
Eindresultaat
Definitieve handleiding
Hst. 6
Figuur 0.1 Onderdelen van het onderzoek, de daarbij horende deelvragen, de methode en hoofdstuknummers
4
Conclusies Duurzaamheidsambities in de praktijk Uit de praktijk blijkt dat opdrachtgevers niet één manier hebben om te komen tot een ambitie voor duurzaamheid en dit op verschillende momenten plaatsvindt in het bouwproces. Niet altijd wordt veel tijd en aandacht besteed aan het accuraat formuleren van een ambitie en wordt vaak snel gestart met het kiezen van een architect en het maken van een ontwerp. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat dit een gemiste kans is omdat een goed geformuleerde ambitie voor duurzaamheid vroegtijdig in het bouwproces aanzienlijk de haalbaarheid van de duurzaamheidswens van de opdrachtgever vergroot. Behalve het waarborgen van het projectresultaat worden aan de start van het proces de randvoorwaarden vastgelegd voor het gebruik en de exploitatie van het gebouw. Omdat deze keuzes zo’n langdurig effect hebben en er grote investeringen mee gepaard gaan is het zeer opvallend dat opdrachtgevers hier niet bij stilstaan en er geen tijd uitgetrokken wordt om hun ambitie en eisen ten aanzien van duurzaamheid helder boven tafel te krijgen voordat doorgegaan wordt met de ontwikkeling van het project Goed geformuleerde duurzaamheidsambities Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat ambities voor duurzaamheid goed omschreven zijn wanneer ze voldoende specifiek zijn. Daarvoor moeten ze een uitspraak doen over: ‐ De motivatie voor het hebben van de duurzaamheidsambitie (beweegreden van het streven), ‐ De aspecten die de opdrachtgever belangrijk vindt aan duurzaamheid (de richting van het streven), ‐ Wat hij per aspect zou willen bereiken (de mate van het streven)
Ook wordt duidelijk dat ambities, in tegenstelling tot doelstellingen, niet op het project gericht en toetsbaar op haalbaarheid zijn, waardoor het proces niet aangestuurd kan worden met alleen een ambitie. Prestatieeisen In tegenstelling tot een ambitie kan het proces wel gestuurd worden met een prestatie‐eis. Daarbij is het van belang dat deze prestatie‐eis SMART geformuleerd wordt (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden) ten aanzien van het projectresultaat. Hiervoor moeten de volgende dingen ten aanzien van duurzaamheid geformuleerd geworden: ‐ Specifiek: o De motivatie voor duurzaamheid o De aspecten voor duurzaamheid die belangrijk worden gevonden door de opdrachtgever o Wat de opdrachtgever wil bereiken per aspect ‐ Meetbaar: o De meetmethode om duurzaamheid te kunnen meten o Het te behalen niveau voor die meetmethode ‐ Acceptabel: o De visie en de missie van de organisatie en de daarbij passende huisvestingsvisie o De ambities van stakeholders en eventuele initiatieven voor samenwerking ‐ Realistisch: o De aangetoonde haalbaarheid voor duurzaamheid ‐ Tijdsgebonden: o Een planning waarin de momenten van controle op de realisatie van duurzaamheid aangegeven is o Een tijdstip waarop de eis gerealiseerd zal moeten zijn
5
Van ambitie naar prestatieeis Het vertalen van de ambitie voor duurzaamheid in prestatie‐eisen is de moeilijkste stap in het proces en essentieel om het proces te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid van de opdrachtgever. Voor de opdrachtgever blijkt het niet duidelijk hoe een meetbare en realistische prestatie‐eis geformuleerd kan worden. Er moet gekomen worden tot een meetbare en realistische eis voor duurzaamheid door: ‐ Een keuze te maken voor een meetmethode en te overwegen: o Welke meetmethode past bij de organisatie o Welke meetmethode gebruikt wordt in referentie‐ projecten o Welke meetmethode gebruikt wordt door concurrenten ‐ De financiële haalbaarheid te toetsen waarin gekeken wordt naar: o De investeringskosten voor het beoogde duurzaamheids‐ niveau o De terugverdientijden voor het beoogde duurzaamheids‐ niveau Duurzaamheid in het Programma van Eisen Om het proces aan te kunnen sturen op deze ambitie voor duurzaamheid dient de prestatie‐eis opgenomen te worden in het Programma van Eisen. Het blijkt dat de ambitie voor een duurzaam gebouw zowel benoemd moet worden in een apart hoofdstuk (waarin de ambitie SMART omschreven moet zijn) als geïntegreerd moet worden in de aparte hoofdstukken van het Programma van Eisen. Hoewel uit literatuur blijkt (Van der Voordt en Van Wegen, 2000, p. 46) dat eisen en wensen niet altijd meteen vastliggen, het veel tijd kost om alle informatie helder te krijgen en consensus te bereiken, en het niet efficiënt is om te wachten met de planontwikkeling tot alle informatie boven tafel is, kan op basis van dit onderzoek geconcludeerd worden dat het de meest efficiënte manier is om duurzaamheidsambities te kunnen realiseren door te
wachten met de planontwikkeling totdat de prestatie‐eis ten aanzien van duurzaamheid duidelijk is. Sturen op de realisatie van de duurzaamheidsambitie Om te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid is het vertalen van de ambitie in prestatie‐eisen en opname hiervan in het Programma van Eisen niet genoeg. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de gekozen organisatievorm, de geselecteerde partijen en het overbrengen van de ambitie voor duurzaamheid daarnaast ook belangrijk zijn om de ambitie daadwerkelijk te kunnen realiseren.
Antwoord op de hoofdvraag Door de ambitie voor duurzaamheid vroegtijdig in het proces te vertalen naar SMART geformuleerde doelstellingen en deze op te nemen in het Programma van Eisen kan de opdrachtgever sturen op zijn ambitie voor duurzaamheid. Daarbij kan de opdrachtgever ondersteund worden door de een adviseur en met het doorlopen van de handleiding ‘het opzetten van een duurzaam bouwproces’. Het is naast het accuraat formuleren van de ambitie belangrijk dat de opdrachtgever de ambitie helder communiceert aan de betrokken actoren en dat hij een strategische keuze maakt voor ontwerpteamleden en organisatievorm, zodat het mogelijk is voor de opdrachtgever om te sturen op de ambitie voor duurzaamheid en het gewenste eindresultaat gerealiseerd zal worden.
Resultaat van het onderzoek Uiteindelijk is de handleiding: ‘Het opzetten van een duurzaam bouwproces’ gemaakt voor de opdrachtgever waar aan de hand van een schema op procesniveau uitgelegd wordt aan de opdrachtgever welke stappen er doorlopen moeten worden voor het accuraat formuleren van zijn duurzaamheidsambitie om hierop te kunnen sturen. Bij het doorlopen van deze stappen zal hij ondersteund worden door een adviseur die aan de opdrachtgever duidelijk moet maken hoe en waarom deze stappen genomen moeten worden. 6
Summary Motive The United Nations introduced the term ‘sustainable development’ in their report known as ‘the Brundtland Report’ (WECD, 1987, p. 39). They stated sustainable development is the solution for the current environmental and development problem. The biosphere will no longer be able to absorb the high levels of CO2 emission caused by human activity if we do not set limits to growth. Other research of the United Nations showed the share of the build environment in resource use and pollution emission (see Figure 0.2) and pointed that the construction sector is one of the focus sectors for sustainable development on large scale (WCED, 1987, p. 39).
Research problem The two most important factors, according to Rietdijk (2011, p. 45), for realizing sustainable ambitions in the process are the formulation of requirements for performance and the choice for a particular cooperation model. Rietdijk (2011, p. 8) concludes from research that not one cooperation model is particular suitable for a sustainable project. There are many other factors influencing this choice as well. Next to this he concludes that ambitions for sustainability should be formulated as requirements for performance of the project result and should be made clear in advance of choosing a cooperation model. This research is focused on the formulation of the ambition and determines that bad formulation of the ambition is causing ambitions to disappear or weaken during the process: There are principals who have an ambition for sustainability in the early stages of the building process but do not succeed to formulate this ambition accurately which makes steering on this ambition difficult and, as a result, the ambition will weaken or even disappear throughout the process. Aim and final result The aim of the research is to develop a method by which the principal can be supported in realizing his ambition for sustainability in the building project. Therefore a manual for setting up a sustainable building process is developed as final result of this research.
Figure 0.2 Share of build environment on resources use and pollution emission (UNEP, 2006, p. 5)
Though this urge, practice does not show sustainable development on large scale in this sector. It seems the problem is not financial, technical or unwillingness, but is the process of developing a building itself. Obstacles occur in this process which cause ambitions for sustainable buildings weaken or even disappear through the process.
Research question en methods In order to be able to develop such a manual literature and practice are investigated with the next research question: ‘How should a principal accurately formulate his ambition for sustainability in the initiative and definition phase of the building
7
process, in order to be able to steer towards this ambition during the process and realize the aimed result in the end?’ To find the answer to this main question 5 subquestions are put up which are investigated in the several parts of the research. Figure 0.3 shows these research parts, the subquestions that are answered by means of these parts, the methods and the chapters of this report in which these research parts can be found. On headlines the research can be dived in a literature study, an investigation of practice, case research and the development of the manual, that will lead to the final result in the end. Part of the research Literature study Investigation of practice Case research Manual development Final result
Subquestion
method
Chp.
Analysis of literature Practice scan
Analysis of relevant literature
Chp. 2
Subquestion 1 Subquestion 2, 3, 4 Subquestion 2, 3, 4 Subquestion 5 Subquestion 5 Subquestion 5
Phone interviews with principals
Chp. 3
Analysis of case documents and interviews with involved actors Comparision of the single cases
Chp. 4
Process the case recommendations into a manual Analysis of existing manuals and interviews with experts Expert meeting
Chp. 6
Chp. 6
Case analysis Crosscase analysis Development first version Manual research Validation of the manual Final manual
Chp. 5
Chp. 6 Chp. 6
Figure 0.3 Parts of research, the according subquestions, methods and chapters of the report
Foundings from research Literature study The research started with a literature study about building processess, sustainable building, the role of the principal and the Program of Requirements. The building process The building process can be characterized as complex and unique. There is a large discrepancy between the influence on the process result and the costs that are made in this process. Besides this process can be controlled with a project based approach. This mean dividing the process into phases and controlling the phase results based on the aspects money, organization, time, information and quality. Sustainable building Sustainable building is a very broad and quite new definition and is contstant subject to changes by new concepts and technology. There are many methods to build sustainable and to measure the level of sustainability of a builing. This research therefore is not looking for one definition for sustainable building but considers what principals define as sustainable. Though it is concluded that there are 3 measuring methods that consider as good as all aspects of sustainability and therefore almost all ambitions for sustainability can be measured by means of those measuring methods. These are: GreenCalc+, GPR gebouw en BREEAM. The principal The principal is the final responsible for the project and has the most influence in the process, though being a good principal is not an easy role. One of the tasks of the principal is formulating the ambitions for the project result.
8
The program of requirements The program of requirements is the most important document to steer the building process in which the principal defines his ambitions and requirements for the project. With this document he is able to communicate this to other parties. From this theory it is logical that ambitions for sustainability will be included in the Program of Requirements and are placed in the first chapter, the project definintion, among the other ambitions for the project result. Investigation of practice After the literature study, practice was investigated by means of phone interviews with 36 principals of recent sustainable developed buildings. In this part of the research the answer was found to the next subquestion: Subquestion 1: Do principals have an ambition for sustainable building in the early phases of the building process and do they formulated this ambition in the Program of Requirements, in the current practice of sustainable building? It seemed there are many principals that do have an ambition for a sustainable building project in de early phases of the process. Besides the majority of the principals do formulate this ambition for a sustainable end result in their Program of Requirements. Though it cannot be concluded this is common in the current building practice based on these results. Case research Because this research wants to discover how these ambitions should be formulated and steered in the early phases of the building process a thorough investigation is done to the building processes of 4 projects. The ambition for sustainability was early determined in these processes and formulated in the Program of Requirements. The next questions are investigated in these case researches:
Subquestion 2: How do principals come to, and formulate, their ambitions for sustainable building? Subquestion 3: What is the role of the formulated ambition for sustainability in the process of steering on the ambition for sustainability? Subquestion 4: What is the reason principals succeed or fail to realize their formulated ambition for sustainability in the building process? Answer to subquestion 2 First the cases are separately investigated and then compared in the crosscase analyses. Bases on the crosscase analysis it seemed that principals originately come up with an ambition for sustainability themselves. However these ambitions are not clear enough for steering a building process. With help of other parties these ambitions are then translated into requirements for performance. Not in all projects these requirements are already included in the Program of Requirements. When this is done, ambitions for sustainability are treated in a separate chapter or paragraph. This paragraph contains not only the requirements for sustainability but suggestions on how to translate this in the design as well. Answer to subquestion 3 Ambitions translated into requirements for the project result are strong instruments to steer the project result towards the realization of the sustainable ambition of the principal. Besides this it is important the principal defines priorities for subjects and to communicate these ambitions with the design team.
9
Answer to subquestion 4 There are multiple successes en problems in the building process that cause principals do or do not succeed to realize their ambition for sustainability. Because literature shows the building process can be controlled by means of Project Based Working (Wijnen et al., 1999, p. 63) the projects are analysed based on the 5 controle aspect of Project Based Working. Successen and problems in the 4 cases were found by investigation of how these 5 aspects are controlled in the initiative, definition and design phase of the projet,. A complete overview of these problems and successes can respectively be found in 5.4.1 on page 71 and 5.4.2 on page 74. Manual Development Finally research is done to the way a principal can be supported by the formulation of an ambition for sustainability in order to steer the building process to this ambition. Based on recommendation from case research, the analysis of existing manuals and expert interviews a new manual for this purpose is developed. In order to be useful in practice this manual is validated in an expert panel. Based on the development of the manual the next question could be answered: Subquestion 5: How can principals be supported by the formulation of their ambitions for sustainability in order to steer the building process towards the realization of this ambition? The principal should be supported by one or multiple advisors in this process. First it is necessary for the principal to gain insight in the character of the building process. Besides the principal should be assisted by the accurate formulation of his ambition, the translation of this ambition into SMART formulted requirements for performance and finally with arranging the building process to be able to steer to this ambition. A scheme on process level can show the steps and the order in which these steps should be made by the principal in this process. The advisors of the
principal are responsible for the explanation of how and why these steps should be executed. This support is needed in the initiative, definition and design phase of the building process.
Conclusions Sustainable ambitions in practice Practice shows there is not one way in which principals come to their ambition for sustainability and this is done on different moments in the building process. Not always much time and attention is paid to the ways ambitions are formulated. Much more commonly principals quickly select an architect and start with the making of the design. Based on this research it can be concluded this is a missed opportunity. Good formulated ambitions for sustainability in the early fases of the building process substantially enlarge the feasibility of the realization of these ambitions. The influence on the project outcome will strongly decrease when the design phase is started and integration of ambitions in this phase or even later in the process will therefore be difficult. A decision for a sustainable developed project should therefore be made in the early phases of the building process when such an ambition can have a strong influence on the project outcome (see figure 0.4).
Figure 0.4 Decreasing influence on the process result along the process
10
aspects he considers important per theme and what he wants to achieve per aspect.
Besides this the decisions made in the early phases of the building process also influence the way the building will be used in the exploitation phase. Because the long term influence and high investments that are related to these decisions (buildings can have an exploitation period of 100 years for example) it is remarkable principals do not consider these decision more extensively before continuing with the development process.
Figure 0.5 Lonterm influence on the exploitation phase of requirements and ambitions put up in the early phases of the building process
Well formulated sustainable ambitions An ambition is something one is striving for and points out what one want to reach. It is an indication of the way and the degree to which one strives for a certain goal and not a goal itself. An ambition for sustainability tells something about the reason for having the ambition, points out a focus for certain aspects and the extent to which this is aimed. An accurate formulated ambition for sustainability therefore is a statement of: ‐ The motivation for having an ambition for sustainability (the reason for having an ambition) ‐ Aspects that are considered important for sustainability (the focus for certain aspects) ‐ What the principals wants to achieve per aspect (the extent to which this is aimed) Because sustainability is comprised with the themes people, planet en prosperity (Duijvestein, 2006, p. 7), the principal should point out which
Figure 0.6 Tree dimensions of sustainability acoording to the Brundtland report (Duijvestein, 2006, p. 7)
Ambitions are, in contradiction to requirements, not focused on the project and therefore cannot be examined on feasibility. Requirements for performance In order to be able to steer the process to this ambition and to actually be able to realize this ambition it is necessary to translate this ambition into SMART formulated requirements for performance. This means a specific, measureable, acceptable, realistic and time phased statement is made about the goal for sustainability of the principal.
11
Specific The principal has pointed out which aspects are important for sustainability in his project based on people, planet and prosperity. Next to this he has made clear what he wants to reach per aspect and why he wants a sustainable project. Measureable The principal has made clear how the ambition will be measured. To be able to control this ambition in the building process the ambition needs to be measureable. The principal can use the existing measuring methods like BREEAM, GPR gebouw of GreenCalc+. Acceptable The ambition of the principal should be formulated based on the mission and vision of the organization and will therefore be internally accepted. Besides the ambition needs to be externally accepted by assuring there are no conflicting ambitions with other stakeholders. Realistic By means of a feasibility study the principal can formulate realistic financial ambitions. It is not easy to determine how high the required level of ambitions for sustainability can be because there are no benchmarks for costs of sustainable levels. An expert of building costs and sustainability can help the principal with a feasibility study. Time phased The ambition should be formulated time phased after all. The principal has to make a planning in which he points out when the progress of realization of the sustainable ambition will be checked an when it needs to be finished.
Translating ambitions in requirements for performance The hardest thing in the process of formulating ambitions for sustainability is the translation of ambitions into requirements for performance. In the meantime this is also the most important step to take. It is concluded from research that it is unclear to principals how requirements for performance should be formulated measurable and realistic. This should be done by: ‐ Making a choice for a measuring method by considering: o Which method suits the organization o Which method is used in other projects o Which method is used by concurrent ‐ And by checking the financial feasibility by considering: o The investment costs of the aimed sustainable level o The payback time of the aimed sustainable level Sustainability in the Program of Requirements The requirements for sustainability should be included in the Program of Requirements in order to steer the process on the realization of these requirements. It is clear that sustainability must be included in the existing chapters of the Program of Requirements as well as included in a separated chapter. Development from global to detailed It is not efficient to start the development of the project after all requirements and whishes are made clear because most of the time these become clear during the development of the projet (Van der Voordt en Van Wegen, 2000, p. 46). Based on this research it though can be concluded that requirements for sustainability should be made clear before the design phase will start. In time this will maybe not be the most efficient way but it is the most efficient way in order to realize sustainable
12
quality throughout the process. The base Program of Requirements should therefore contain the requirement for sustainability.
‐
‐ ‐
Figure 0.7 Interaction between the Program and the development of the project (Ten Dam et al., 1996, p. 26)
Sustainability chapter To point out the sustainable character of the project a separated chapter about sustainability should be included in the Program of Requirements. The requirements of sustainability should be SMART formulated in this chapter. At least the principal needs to formulate the next subjects in this chapter: ‐ Specific o The motivation for having an ambition for sustainability o Aspects that are considered important for sustainability o What the principals wants to achieve per aspect ‐ Measureable: o The measuring method to measure sustainability in the project o The level to be obtained for sustainability
Acceptable: o The vision and mission of the organisation and the organisations’ vision on housing o The ambition of stakeholders and possible initiatives for cooperation Realistic: o The proven feasibility for the aimed level of sustainability Time phased: o A planning in which is pointed when the progress of realization of the sustainable ambition will be checked o A planning in which is pointed when the sustainable ambition should be realized
Integration of sustainability in the existing chapters From interviews with experts on this topics it became clear that sustainability should also be integrated in the existing chapters of the Program of Requirements. Although none of the cases investigated in this research had included sustainability in the existing chapters of the Program of Requirements. Next to this sustainability should be formulated in terms of requirements where solutions for design should be avoided. Steering on the realization of sustainable ambitions The inclusion of the requirements for sustainability in the Program is a condition to steer to the ambition for sustainability of the principal. It will then be possible to compare process results with this predefined requirements in the Program and to control the progress of the realization of this ambition. However is it concluded that this is not enough for proper steering of the building process on sustainable ambitions. A well chosen cooperation model, a strategic choice for involved actors and communication of the ambition is also very important in order to be able to realize the ambition of the principal.
13
Cooperation model Research shows no relation between the realization of sustainable quality and the choice of a certain cooperation model (Rijtdijk, 2011, p. 147 en Faes, 2011). However it is concluded that this choice is very important. It should be made clear to the principal that the way of influencing and controlling the process is different for every cooperation model (Faes, 2011) and sustainable quality can be realized in every cooperation model. The principal has to determine how many influence he wants to have during the process before making his choice for a cooperation model. The decision can then be made by means of using decision tools of project managers (Anholtz, 2011) or by using the guidebook made by Rietdijk (2011, p. 129) which is especially designed for choosing the right cooperation model in sustainable projects. Selection of involved actors A strategic choice of involved actors is also important in the steering process to a sustainable building. Actors with according vision to sustainability and the project should be selected by the principal. A Presentation of their vision on the project can be useful to select the right actors (Faes, 2011). This can also be done by letting actors point out where they see weaknesses and opportunities for the realization of sustainability in the project (Anholts, 2011). Communication of the ambition The way ambitions are communicated to the involved actors is at least as important as the what they are formulated in order to translate them accurately in the design (Barendz, 2011; Paes, 2011; Medic, 2011 en van Eerden, 2011). In this communication not only the requirements for sustainability should be made clear, the motivation and priorities should be explained as well (van Eerden, 2011).
Manual for setting up a sustainable building process Based on the foundings of this research a manual was put up called ‘Setting up a sustainable building process’. By means of this manual the principal can be supported in the process of the well formulation and steering of his ambition for sustainability in order to realize this ambition. The target group for this manual consists of principals who have an ambition for sustainability. However the manual is to be used by advisors to support these principals in the initiative, definition and design phase of the building process. As shown in Figure 0.8 and 0.9 the manual consists of 3 parts. It makes clear to the principal what should be done for part 1, 2 and 3. However the manual cannot be used without the knowledge of the advisors who explains the principal, how thing should be done and why it is relevant to do this. ‐ Part 1: General explanation of the building process ‐ Part 2: Setting up a sustainable building process ‐ Part 3: Translating ambitions into requirements for performance Part 3 Part1
Figure 0.8 The front of the manual with part 1 and 3
14
Part 2
Figure 0.8 The back of the manual with part 2
Part 1 3 things are made clear for the principal in part 1: ‐ The decreasing influence on the process result along the process ‐ The increasing costs made along the process ‐ Building processes can be managed by phasing controlling and deciding Part 2 Part 2 of the manual is a scheme on process level which makes clear that 8 steps has to be taken in which the ambition for sustainability is accurately formulated and the process is arranged in a way it will able for the principal to steer towards its aimed end result. 1. Doing a reflection on the organization 2. Doing a reflection on the ambition for sustainability 3. Making an analysis of ambitions of stakeholders 4. Concretizing the ambition for sustainability 5. Programming the ambition for sustainability 6. Choosing the cooperation model 7. Selecting involved parties 8. Communication of the ambition for sustainability
Part 3 In step 1, 2 and 3 of part 2 the ambition is made internally accepted, specific and externally accepted. Besides a planning will be made for the realization of the ambition in step 4. This means after step 4 the ambition is then Specific, Acceptable and Time phased and thus needs to be made Measurable and Realistic. It seemed that this is a crucial step to take in order to be able to steer the ambition but also is the hardest step to take in this whole process. Therefore part 3 is made to explain to the principal how ambitions can be translated in measurable and realistic goals: ‐ Pointing out priorities ‐ Calculate the score per priority group ‐ Choose a measuring method ‐ Do a feasibility study
Answer to the research question The principal is be able to steer the end result of the building process towards his ambition for sustainability when his ambition is translated into SMART formulated requirements for performance in the earliest phases of the building process. Advisors can assist the principal in this process by means of the manual: ‘setting up a sustainable building process’. Besides accurate formulation of the ambition for sustainability, a well chosen cooperation model, a strategic choice for involved actors and communication of the ambition is also very important in order to realize the ambition of the principal.
15
Inhoudsopgave Voorwoord .................................................................................................. 3 Inleiding ..................................................................................................... 19 Leeswijzer .................................................................................................. 20 1 Onderzoeksopzet.................................................................................... 21 1.1 Aanleiding........................................................................................ 21 1.1.1 Behoefte aan duurzame ontwikkeling ..................................... 21 1.1.2 Aandeel van de bouwsector in de milieubelasting .................. 21 1.1.3 Verduurzaming in de bouwsector ............................................ 22 1.2 Probleemanalyse ............................................................................. 23 1.2.1 Problemen voor duurzaamheid in het bouwproces ................ 23 1.2.2 Realiseren van ambities voor duurzaam bouwen .................... 27 1.3 Probleemstelling.............................................................................. 29 1.4 Onderzoeksvraag............................................................................. 30 1.5 Doel onderzoek ............................................................................... 31 1.6 Resultaat.......................................................................................... 31 1.7 Relevantie........................................................................................ 31 1.8 Onderzoeksmethode ....................................................................... 31 1.9 Focus onderzoek.............................................................................. 34 2 Literatuuronderzoek............................................................................... 35 2.1 Het Bouwproces .............................................................................. 35 2.1.1 Huisvestingscyclus .................................................................... 35 2.1.2 Kenmerken van het bouwproces ............................................. 35 2.1.3 Sturen van het bouwproces ..................................................... 36 2.1.4 Bouworganisatievormen .......................................................... 37 2.2 Duurzaam bouwen .......................................................................... 38 2.2.1 Wanneer is een gebouw duurzaam?........................................ 39 2.2.2 Labelingsmethodes................................................................... 39 2.2.3 Duurzaamheidsaspecten .......................................................... 40 2.3 De opdrachtgever............................................................................ 41
2.4 Het Programma van Eisen................................................................42 2.5 Gebruik van literatuur in verder onderzoek ....................................43 2.5.1 Het bouwproces ........................................................................43 2.5.2 Duurzaam bouwen ....................................................................43 2.5.3 De opdrachtgever......................................................................44 2.5.4 Het Programma van Eisen.........................................................44 3 Inventarisatie van de praktijk..................................................................45 3.1 Inleiding............................................................................................45 3.2 Resultaten interviews.......................................................................45 3.3 Analyse van de resultaten ................................................................46 3.3.1 Duurzaamheidsambitie vroegtijdig in het proces .....................46 3.3.2 Het formuleren van de ambitie voor duurzaamheid ................47 3.3.3 Realisatie van de duurzaamheidsambitie .................................47 3.4 Antwoord op deelvraag 1.................................................................48 3.5 Aanbevelingen voor het doen van case onderzoek .........................48 4 Case onderzoek .......................................................................................49 4.1 Inleiding............................................................................................49 4.1.1 Vereiste voor case onderzoek ...................................................49 4.1.2 Selectiecriteria...........................................................................49 4.1.3 Methode....................................................................................50 4.1.4 Weergave van het case onderzoek ...........................................50 4.2 Case 1: ZO Wonen, Sittard ...............................................................51 4.2.1 Introductie.................................................................................51 4.2.2 Ambitieformulering...................................................................52 4.2.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie .......................................52 4.2.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie .................................52 4.3 Case 2: UPC, Leeuwarden.................................................................54 4.3.1 Introductie.................................................................................54 4.3.2 Ambitieformulering...................................................................55 4.3.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie .......................................55 4.3.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie .................................55
4.4 Case 3: Gemeentehuis Hardenberg................................................. 57 4.4.1 Introductie................................................................................ 57 4.4.2 Ambitieformulering .................................................................. 58 4.4.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie ...................................... 58 4.4.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie................................. 58 4.5 Case 4: Ballast Nedam, Gorinchem ................................................. 60 4.5.1 Introductie................................................................................ 60 4.5.2 Ambitieformulering .................................................................. 61 4.5.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie ...................................... 61 4.5.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie................................. 61 5 Crosscase analyse ................................................................................... 63 5.1 Inleiding ........................................................................................... 63 5.1.1 Methode ................................................................................... 63 5.1.2 Weergave van de crosscase analyse ........................................ 63 5.2 Ambitieformulering ......................................................................... 64 5.2.1 Zoektocht naar ambities voor duurzaamheid .......................... 64 5.2.2 Overwegingen bij het bepalen van duurzaamheidsambities ... 64 5.2.3 Meetbare ambities ................................................................... 65 5.2.4 Hulp bij het stellen van ambities .............................................. 65 5.2.5 Motivatie duurzaamheidsambitie ............................................ 65 5.2.6 Tijdstip van ambitie formulering .............................................. 66 5.2.7 Vastleggen van duurzaamheidsambities.................................. 67 5.2.8 Omschrijving van duurzaamheidsambitie in het PVE............... 67 5.3 Sturing op de duurzaamheidsambities............................................ 68 5.3.1 Mogelijkheden voor sturing op duurzaamheidsambities ........ 68 5.3.2 Ontwerpoplossingen binnen de duurzaamheidseis................. 70 5.3.3 Consequenties van een bindende duurzaamheidseis.............. 70 5.3.4 Prioriteiten voor duurzaamheidsambitie ................................. 70 5.3.5 Duurzaam ontwerpconcept...................................................... 70 5.3.6 Organisatievorm en sturing...................................................... 71 5.4 Realiseren duurzaamheidsambities ................................................ 71 5.4.1 Successen in het proces........................................................... 71
5.4.2 Problemen in het proces ...........................................................74 5.5 Antwoord op de deelvragen 2, 3 en 4..............................................76 5.6 Aanbevelingen voor ondersteuning opdrachtgever ........................78 5.6.1 Het komen tot een goed geformuleerde ambitie.....................78 5.6.2 Het sturen op de ambitie voor duurzaamheid..........................79 6 Het ontwikkelen van de handleiding.......................................................81 6.1 Inleiding............................................................................................81 6.1.1 Methode....................................................................................81 6.1.2 Weergave ..................................................................................81 6.2 Input voor het ontwikkelen van de handleiding ..............................82 6.3 Conceptversie van de handleiding ...................................................83 6.3.1 Deel A: Algemene uitleg van het bouwproces ..........................83 6.3.2 Deel B: Processchema voor het formuleren en sturen van ambities voor duurzaamheid .............................................................83 6.3.3 Deel C: Schema voor het formuleren van prestatie‐eisen ........83 6.4 Validatie van de handleiding ............................................................84 6.4.1 Reactie van het expertpanel .....................................................84 6.5 Antwoord op deelvraag 5.................................................................85 7 De handleiding ........................................................................................87 7.1 Inleiding............................................................................................87 7.1.1 Weergave ..................................................................................87 7.2 Regels voor het gebruik van de handleiding ....................................87 7.2.1 Op welk proces gericht..............................................................87 7.2.2 Door wie gebruikt......................................................................87 7.2.3 Doelgroep..................................................................................87 7.2.4 Wanneer gebruikt .....................................................................87 7.3 Uitleg bij de handleiding ..................................................................88 7.3.1 Deel 1: algemene uitleg van het bouwproces...........................88 7.3.2 Deel 2: het opzetten van een duurzaam bouwproces ..............90 7.3.3 Deel 3: het vertalen van ambities in prestatie‐eisen ..............101 7.4 De handleiding ...............................................................................103
17
8 Conclusies en aanbevelingen ............................................................... 108 8.1 Antwoord op de hoofdvraag en deelvragen ................................. 108 8.2 Conclusies ...................................................................................... 111 8.2.1 Duurzaamheidsambities in de praktijk................................... 111 8.2.2 Goed geformuleerde duurzaamheidsambities ...................... 111 8.2.3 Prestatie‐eisen........................................................................ 112 8.2.4 Van ambitie naar prestatie‐eis ............................................... 113 8.2.5 Duurzaamheid in het Programma van Eisen .......................... 113 8.2.6 Sturen op de realisatie van de duurzaamheidsambitie.......... 114 8.3 Aanbevelingen ............................................................................... 116 8.3.1 Aanbevelingen voor het bouwproces .................................... 116 8.3.2 Aanbevelingen vervolgonderzoek .......................................... 116 9 Epiloog .................................................................................................. 118 9.1 Reflectie op ambities voor duurzaam bouwen ............................. 118 9.2 Reflectie op onderzoekmethode................................................... 119 9.2.1 Literatuuronderzoek............................................................... 119 9.2.2 Inventarisatie van de praktijk................................................. 119 9.2.3 Het case onderzoek ................................................................ 119 9.2.4 Het ontwikkelen van de handleiding...................................... 119 Begrippenlijst........................................................................................... 120 Literatuur en bronnen ............................................................................. 121
18
Inleiding Dit onderzoek houdt zich binnen het domein van Real Estate and Housing bezig met de onderwerpen ‘duurzaam bouwen’ en ‘sturing van het bouwproces’. De huidige wetenschap en praktijk laten zien dat er nog vele problemen in het bouwproces zijn waardoor er minder duurzame gebouwen gerealiseerd worden dan gewenst. Ambities voor duurzaam bouwen zijn er tegenwoordig genoeg maar de manier om deze te realiseren is nog niet gevonden tot frustratie van veel opdrachtgevers. Dit rapport beschrijft een onderzoek naar de reden voor het wel of niet realiseren van ambities van opdrachtgevers voor duurzaam bouwen en zoekt naar een manier waarop het voor hen mogelijk is deze wel te realiseren. Omdat voorgaande onderzoeken laten zien dat het vroegtijdig hebben van een goed geformuleerde ambitie een belangrijke succesfactor is analyseert dit onderzoek de eerste fases van het bouwproces en de manier waarop ambities tot stand komen en geformuleerd worden. De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt daarom: ‘Hoe kan een opdrachtgever die in een vroegtijdig stadium in het bouwproces de ambitie heeft een duurzaam gebouw te ontwikkelen, zijn ambitie voor duurzaamheid accuraat formuleren in de initiatief en definitiefase van het proces, zodat hij in het proces kan sturen op deze ambitie en het gewenste eindresultaat gerealiseerd wordt?’
19
Leeswijzer 1.Onderzoekopzet dit hoofdstuk geeft de manier waarop het onderzoek is opgezet weer. Daarbij wordt ingegaan op de aanleiding, de probleemstelling, de vraagstelling, het doel van het onderzoek, het resultaat, de relevantie, de methode en de focus van het onderzoek. 2.Literatuuronderzoek In het hoofdstuk literatuuronderzoek wordt ingegaan op de achterliggende principes van de onderwerpen die relevant zijn voor begrip van het onderzoek: het aansturen van het bouwproces, duurzaam bouwen, de rol van de opdrachtgever en de rol van het Programma van Eisen. 3. Praktijkscan Na het literatuuronderzoek is gestart met een inventarisatie van de praktijk. Er is een reeks telefonische interviews gehouden naar de ambities voor duurzaamheid van opdrachtgevers die onlangs een duurzaam gebouw hebben ontwikkeld. Deze interviews worden beschreven in dit hoofdstuk. 4. Case analyse Hier wordt een overzicht gegeven van vier praktijk cases die nader zijn onderzocht. Het uitgebreide verslag van de analyses is opgenomen in de bijlage. 5.Crosscase analyse Om een conclusie te kunnen trekken uit de situatie in de praktijk aan de hand van de vier geanalyseerde cases wordt een crosscase analyse gedaan in dit hoofdstuk.
bestaande hulpmiddelen en de expert interviews. Op basis daarvan is een conceptversie gemaakt van de handleiding die gevalideerd is aan de hand van een expert panel. 7.De Handleiding In dit hoofdstuk wordt het uiteindelijke resultaat van het onderzoek weergegeven: de handleiding. Daarbij zijn in dit hoofdstuk regels opgesteld voor het gebruik van de handleiding en wordt een uitleg gegeven over hoe en waarom de handleiding gebruikt moet worden. 8.Conclusies en aanbevelingen In het hoofdstuk conclusies en aanbevelingen worden eerst de hoofdvraag en deelvragen beantwoord en vervolgens conclusies getrokken op basis van de verschillende onderdelen van het onderzoek. Uiteindelijk worden ook aanbevelingen gedaan voor de praktijk en voor het doen van vervolgonderzoek. 9.Epiloog In de epiloog wordt gereflecteerd op het onderzoek en het onderzoeksproces. Begrippenlijst Achterin het rapport is een begrippenlijst opgenomen met daarin de toelichting van een aantal begrippen die genoemd worden in het onderzoek, maar daarin niet specifiek toegelicht worden. Literatuur en bronnen In dit hoofdstuk is zowel een literatuurlijst als een bronnenlijst opgenomen die geraadpleegd zijn bij het doen van het onderzoek en waarnaar verwezen wordt in de tekst van het rapport.
6. Ontwikkeling van de handleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de handleiding tot stand is gekomen en wordt ingegaan op de conclusies uit de case onderzoeken die meegenomen zijn bij het ontwikkelen van de handleiding, de analyse van
20
1 Onderzoeksopzet 1.1 Aanleiding De aanleiding van dit onderzoek is de huidige behoefte die er is voor duurzame ontwikkeling en duurzaam bouwen en het feit dat men er niet in slaagt dit op grote schaal toe te passen. 1.1.1 Behoefte aan duurzame ontwikkeling Als gevolg van menselijke activiteiten is de uitstoot van CO2 de afgelopen twee eeuwen explosief toegenomen met een veranderend klimaat als gevolg. Bovendien wordt er een groot beroep gedaan op natuurlijke bronnen die uitgeput beginnen te raken (IPCC, 2007, p. 36). Om toekomstige generaties nog datgene te kunnen bieden wat wij nu hebben is het noodzaak om nu duurzaam te ontwikkelen (WCED, 1987, p. 54). De term duurzame ontwikkeling is in 1987 geïntroduceerd door de World Commision of Environment and Development, in het rapport ‘our common future’, ook wel bekend als het Brundtland rapport. In dit rapport wordt aandacht gevraagd voor het mondiale uitputtingsprobleem (WCED, 1987, p. 39). Het rapport schetst de kritieke staat van het mondiale milieu en de ontwikkelingsvraagstukken die daarmee samenhangen en stelt dat er grenzen aan de groei gesteld moeten worden omdat de biosfeer de effecten van de menselijke activiteiten niet meer kan absorberen als de ontwikkeling niet wordt omgebogen (Duijvestein, 2006, p. 6). Het rapport stelt daarom dat er behoefte is aan duurzame ontwikkeling: ‘Duurzame ontwikkeling is gedefinieerd als ontwikkeling die voldoet aan de huidige behoeften zonder dat daardoor de mogelijkheden voor toekomstige generaties, om in hun behoeften te voorzien, worden verminderd (Duijvestein, 2006, p. 6).’
De noodzaak voor duurzame ontwikkeling is sinds de publicatie van het Brundtlandrapport voor steeds meer mensen duidelijk. Dit bewustzijn is versterkt en gegroeid door de vele rapporten, onderzoeken en milieutops die hierop volgden, en meer recentelijk door de film ‘an inconventient truth’ van Al Gore (Gore, 2008) over klimaatverandering en de noodzaak voor verandering in onze levensstijl. 1.1.2 Aandeel van de bouwsector in de milieubelasting De bouwsector heeft een groot aandeel in de huidige milieuproblematiek en is daarom een focus sector voor duurzame ontwikkeling (UNEP, 2006, p. 4). Verduurzaming in deze sector kan leiden tot significante verbeteringen ten opzichte van de huidige uitstoot van CO2, afvalproductie en watergebruik. Figuur 1.1 laat in percentages het aandeel van de bebouwde omgeving zien in het huidige gebruik van bronnen en op vervuiling.
Figuur 1.1 Aandeel bebouwde omgeving op huidige bronnengebruik en vervuiling (UNEP, 2006, p. 5)
21
1.1.3 Verduurzaming in de bouwsector Stimulerende rol van de overheid Vlak na de publicatie van het Brundtland rapport presenteerde de Nederlandse overheid in 1989 het Nationaal Milieu Beleidsplan waarin de term duurzaam bouwen werd geïntroduceerd en waarin maatregelen voor de milieuregelgeving in de bouwsector aangekondigd werden (Senternovem, 2008, p. 23). Hoewel de overheidsmaatregelen steeds strenger zijn geworden zijn deze slechts een minimum vereiste en stimuleerden deze niet tot duurzaam bouwen op grote schaal. Hulshoff (2009, p. 5) constateerde een gat tussen de koplopers op het gebied van duurzaamheid en een grote meerderheid die achterblijft met het toepassen van het nieuwe concept voor duurzaam bouwen. Hij laat dit zien aan de hand van een normale verdeling waar slechts een klein deel van de totale bouwsector zich aanpast en werkelijk duurzaam bouwt.
zijn in Figuur 1.2 aangeduid. ‘De wortel’ staat voor subsidies die de overheid kan verstrekken. ‘De preek’ symboliseert voorlichting en educatie van de kant van de overheid. De achterblijvers kunnen tenslotte gestraft worden door middel van boetes die in Figuur 1.2 aangeduid zijn als ‘de stok’ (Hulshoff, 2009, p. 7). Circle of blame Ondanks de middelen die de overheid in kan zetten is duurzaam bouwen op dit moment niet op grote schaal toegepast in Nederland. Dit is grotendeels te wijten aan een zogenaamde ‘circle of blame’, een vicieuze cirkel waarin alle actoren in de bouwsector elkaar lange tijd beschuldigd hebben van het creëren van ongunstige omstandigheden voor het realiseren van duurzame gebouwen, waardoor er weinig initiatief was om echt duurzaam te gaan bouwen (duurzaamgebouwd.nl, 2010). Gelukkig zijn koplopers er in geslaagd deze vicieuze cirkel te doorbreken en zijn er door hen inmiddels een aantal gebouwen duurzaam ontwikkeld. Steeds meer actoren in de bouwsector zien hierdoor in dat het weldegelijk mogelijk is een duurzaam gebouw op te leveren. In navolging van de koplopers ontstaan er steeds meer ambities bij verschillende partijen in de bouwsector om ook duurzaam te gaan bouwen.
Figuur 1.2 Verdeling van de bouwsector van toepassers van duurzaam bouwen (Hulshoff, 2009, p. 5)
Hulshoff stelt dat de overheid in moet grijpen om dit gat te overbruggen en ervoor te zorgen dat duurzaamheid op grote schaal toegepast zal worden. De middelen die de overheid daarmee tot zijn beschikking heeft
Figuur 1.3 Links: Circle of blame waardoor gebouwen nog steeds een slechte duurzaamheidsscore hebben (G label) en rechts: koplopers doorbreken de circle of blame, en worden gebouwen zeer duurzaam (met A label) gerealiseerd (Hulshoff, 2009, p. 18)
22
Problemen in het bouwproces Dat in de huidige situatie slechts een handvol actoren er in slaagt een duurzaam gebouw te realiseren is niet meer te wijten aan een ‘cirkel of blame’, ontbrekende ambities, technische kennis of financiële middelen. Het blijkt dat er zich in het proces tot realisatie van een gebouw problemen voordoen, die ervoor zorgen dat er minder gebouwen duurzaam opgeleverd worden dan gewenst (Lameris p. 19, 2007; Rakhorst, 2008, p. 26; Dansen, 2009, p. 5; Van Doorn, 2010, p. 1; Van Der Woerdt p. 23, 2010; Rogaar, 2011, p. 21; Navabifard Jahromi, 2011, p. 16). ‘Ondanks dat er steeds meer ambities zijn voor duurzame gebouwen slaagt men er niet altijd in de obstakels in het bouwproces te overwinnen (Lameris, 2007)’.
1.2 Probleemanalyse 1.2.1 Problemen voor duurzaamheid in het bouwproces Het is duidelijk geworden dat de realisatie van duurzame gebouwen belemmerd wordt door problemen die zich voordoen in het bouwproces. Publicaties verschijnen over duurzame architectuur, techniek en bouwkunde maar over het sturen op duurzame kwaliteit in het bouwproces is zeer weinig bekend (Van Doorn, 2010, p. 1). Om deze reden is het bouwproces en de belemmeringen die zich voordoen voor de realisatie van duurzame gebouwen onderzocht door een aantal onderzoekers. De conclusies uit de verschillende onderzoeken van Lameris (2007, p. 115‐118), Dansen (2009, p. 78‐83), Van Der Woerdt (2010, p. 66‐70), Rogaar (2011, p. 93‐99), Navabifard Jahromi (2011, p. 92‐ 93) en Rietdijk (p. 136‐149) naar de belemmeringen in het bouwproces voor de realisatie van duurzame gebouwen kunnen samengevat worden zoals is te zien Figuur 1.4 op pagina 26. Het blijkt dat om een bouwproces te kunnen sturen er vijf beheersaspecten zijn die het mogelijk maken om te kunnen sturen op het gewenste eindresultaat. Door het proces op te delen in fases waarin gecontroleerd wordt op deze beheersaspecten wordt het mogelijk het proces te beheersen (Wamelink et al., 2007, p. 44). Er is daarom gekozen om de problemen weer te geven per beheersaspect in de fase waar deze problemen zich voordeden. Initiatieffase In deze fase is vrij weinig informatie beschikbaar op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De dingen die in deze fase vastgelegd worden hebben een grote invloed op het uiteindelijke eindresultaat. Uit de door voorgaande onderzoekers onderzochte cases blijkt dat wanneer er in deze fase geen duidelijke visie voor duurzaamheid aanwezig is van de opdrachtgever het lastig is deze in het verdere proces te kunnen sturen (Rogaar, 2011, p. 94) zie A in Figuur 1.4.
23
Definitiefase In het onderzoek van Navabifard Jahromi komt duidelijk naar voren dat opdrachtgevers zich bewust zijn van het feit dat het hun taak is een ambitie te formuleren voor duurzaamheid zodat hier gedurende het proces op gestuurd kan worden. Ook wordt duidelijk dat opdrachtgevers vaak niet kundig genoeg zijn om in te kunnen schatten wat de gevolgen zijn voor de stellen van ambities voor het verdere verloop van het proces en veelal afhankelijk zijn van hun adviseurs voor het opstellen van hun ambitie (Navabifard Jahromi, 2011, p. 93), zie C in Figuur 1.4. Lameris concludeert hetzelfde en geeft aan dat het een probleem is wanneer degene die betaalt (de opdrachtgever) geen idee heeft wat de gevolgen zijn van het stellen van bepaalde ambities. Volgens haar is het van belang dat een opdrachtgever bekend is met de gevolgen van zijn ambitie zodat het voor hem mogelijk is een haalbare en realistische ambitie op te stellen om te voorkomen dat ambities gedurende het proces afzwakken (Lameris, 2007, p. 117). Dansen (2009, p. 78) geeft daarnaast aan dat de koppeling van de ambitie aan het budget in deze fase erg belangrijk is. Wanneer dit niet gedaan wordt is in sommige van de onderzochte projecten gebleken dat er geen ruimte is in het (standaard) budget voor duurzame oplossingen. Deze worden vervolgens geschrapt in het ontwerp waardoor het niveau van duurzaamheid langzaam afzwakt (Dansen, 2009, p. 78), zie B in Figuur 1.4. Ontwerpfase In de ontwerpfase zijn vele actoren betrokken. De opdrachtgever bepaalt de manier van samenwerking van deze actoren die zal moeten leiden tot het best mogelijke eindresultaat. Toch bleek dat niet in alle projecten de beste samenwerkingsvorm gekozen werd voor het project en dat leidde tot problemen voor de realisatie van duurzaamheid. Zoals Rietdijk (2011, p. 146) ook omschrijft kan een Design Build contract bijvoorbeeld innovatieve (en ook duurzame) oplossingen belemmeren in het proces, zie E in Figuur 1.4. Daarnaast is het van belang dat de juiste partijen betrokken zijn in deze fase. Rogaar geeft aan dat het voordelig kan zijn
wanneer partijen betrokken zijn die ervaring hebben met duurzaamheid (Rogaar, 2011, p. 96), zie D in Figuur 1.4. Een ander probleem dat terug kwam in de onderzochte cases van Rogaar (2011, p. 94) was de late beslissing voor een duurzame ontwikkeling, zie F in Figuur 1.4. Dit concludeerde hij aan de hand van onderzochte projecten waar pas later in de ontwerpfase duidelijk werd dat het project duurzaam ontwikkeld zou worden. De invloed op het project is significant kleiner in deze fase dan aan het begin waardoor het lastig is om het projectresultaat in dit stadium te beïnvloeden. Voor het bepalen van een duurzaamheidsambitie of ‐niveau kan gebruikt worden gemaakt van een van de instrumenten of methodes voor duurzaam bouwen. Wanneer dit echter gebruikt wordt als afvinklijst belemmert dit de creativiteit en wordt het lastig de juiste oplossingen te vinden passend bij het project (Lameris, 2007, p. 15). Dit wordt door architecten nogal eens als negatief ervaren omdat de ruimtelijke en architectonische kwaliteiten niet beoordeeld kunnen worden en het de creativiteit beperkt (Van der Woerdt, 2010, p. 98), zie G in Figuur 1.4. Voorbereidingsfase Na het maken van het ontwerp zal deze doorgerekend worden en een bestek opgesteld worden. Dansen ziet in de door hem onderzochte projecten dat de kosten die duurzame oplossingen met zich meebrengen vaak niet geheel bekend waren en pas duidelijk werden bij het opstellen van het bestek. In deze fase werden duurzame oplossingen vervolgens geschrapt wegens kostenoverschrijdingen met het verlagen van het niveau van duurzaamheid tot gevolg (Dansen, 2009, p. 78), zie H in Figuur 1.4. Realisatiefase Ondanks een geslaagde ontwerpfase waar het ambitieniveau van de opdrachtgever behaald is kan duurzaamheid ook verdwijnen tijdens de realisatiefase, door het verkeerd uitvoeren van het ontwerp door de aannemer (Dansen, 2009, p. 78), zie I in Figuur 1.4.
24
Beheerfase Een ander probleem is het verkeerd gebruik van het gebouw. Wanneer het gebouw niet gebruikt wordt zoals het bedacht is door de ontwerpers en bouwers kan het zijn dat de duurzaamheid niet tot zijn recht komt. Dit kan meteen vanaf de ingebruikname van het gebouw zijn maar ook wanneer bijvoorbeeld na 10 jaar van gebruiker gewisseld wordt (Dansen, 2009, p. 78), zie J in Figuur 1.4.
beheersaspecten die nog niet zijn ingevuld, maar deze kwamen niet voor in de onderzochte projecten. Naar aanleiding van onderzoek in de praktijk zal dit schema aangevuld kunnen worden met nieuwe problemen voor het realiseren van een ambitie voor duurzaamheid.
Algemeen proces Naast de problemen die zich voordoen in de bepaalde fases van het proces zijn er ook een aantal fase overschrijdende obstakels die het duurzaam realiseren van een gebouw belemmeren. Door het hebben van een hoge ambitie voor een duurzaam gebouw komt er extra druk te liggen op de team van samenwerkende actoren waardoor frictie kan ontstaan die de voortgang van het proces kan belemmeren (Dansen, 2009, p. 78), zie K in Figuur 1.4. Dit kan ook komen doordat draagvlak ontbreekt bij de betrokken actoren. Het is van groot belang dat alle actoren de duurzaamheid ‘willen’ en bereid zijn zich hiervoor in te zetten (Lameris, 2007, p. 116), zie L in Figuur 1.4. Naast het ‘willen’ moet het voor de actoren ook duidelijk zijn wat de achterliggende reden is van de wens voor duurzaamheid zodat oplossingen gezocht worden die passen bij de ambitie van de opdrachtgever (Rogaar, 2011, p. 95), zie M in Figuur 1.4. Reflectie op de problemen in het bouwproces De gevonden problemen voor het realiseren van duurzaamheidsambities in het bouwproces zijn gebaseerd op de problemen die zich voor hebben gedaan in de onderzoeken van voorgaande afstudeerders. In Figuur 1.4 zijn deze problemen samengevat in een schema per procesfase en beheersaspect. Omdat de problemen uit een beperkt aantal cases voort zijn gekomen waarbij elke onderzoeker een andere focus had voor zijn onderzoek, zijn er nog veel velden oningevuld. Waarschijnlijk zullen er problemen zijn die zich voor kunnen doen in de fases voor de
25
Geld
Initiatieffase Organisatie
Definitiefase Ontwerpfase ‐ Verkeerde inschatting van het budget
Voorbereidingsfase ‐ Schrappen van duurzaamheidsambitie door onjuiste budgettering
Realisatiefase
Beheersfase
Algemeen
‐ Samenwerkings‐ problemen door extra druk van duurzaamheid
Tijd
Informatie
‐ Ontbreken van een duidelijke visie en ambitie
‐ Verkeerde samenstelling ontwerpteam ‐ Verkeerd samenwerkingsmodel ‐ Ambitie voor duurzaamheid pas later in het proces
‐ Verkeerd gebruik van het gebouw
‐ Ontbreken van draagvlak bij partijen ‐ Doel en betekenis duurzaamheid onduidelijk
‐ Afkeer beoordelings‐ methode versus noodzaak voor toetsing
‐ Onjuiste uitvoering
Kwaliteit
‐ De opdrachtgever is te afhankelijk van zijn adviseurs
Figuur 1.4 Overzichtsschema van problemen in het bouwproces voor het realiseren van duurzaamheidsambities gebaseerd op eerder afstudeerwerk
26
1.2.2 Realiseren van ambities voor duurzaam bouwen Steeds meer mensen zijn zich bewust van de noodzaak voor duurzame ontwikkeling. De koplopers die er in geslaagd zijn de ‘circle of blame’ te doorbreken hebben inmiddels laten zien dat duurzaam bouwen kan. In navolging hiervan zijn steeds meer mensen overtuigd en hebben meer en meer opdrachtgevers ambities om duurzaam te bouwen. Toch blijkt uit literatuur dat het hebben van duurzaamheidsambities geen garantie is voor de realisatie van duurzame kwaliteit. Belangrijk is het duidelijk kunnen specificeren van de ambitie en er vervolgens voor te zorgen dat de ambitie wordt behouden in verdere proces. Dit kan door de ambities goed in het proces te integreren. De twee belangrijkste factoren hiervoor betreffen de manier waarop het proces is ingericht (de bouworganisatie‐ vorm) en hoe de ambities geformuleerd zijn (de prestatiedoelen) (Rietijk, 2001, p. 45). Bouworganisatievorm Uit analyses van duurzaam ontwikkelde gebouwen in eerder onderzoek blijkt dat het structuren van de organisatie op duurzaamheid een positieve invloed heeft op de haalbaarheid van duurzame ambities in een bouwproces (Lameris, 2007, p. 117). Ook Dansen (2009, p. 79) geeft aan dat de gekozen organisatievorm één van de succesfactoren was van de door hem onderzochte projecten. Van der Woerdt (2010, p. 68) voegt daaraan toe dat het belangrijk is dat de organisatie van het project erop gericht is dat integrale samenwerking tussen partijen kan ontstaan wat bevorderlijk is voor de realisatie van duurzame projecten. Rietdijk (2011, p. 22) ziet aan de ene kant dat er nog veel problemen zijn om duurzaam te ontwikkelen en kansen aan de andere kant om door middel van strategische keuze voor een bepaalde organisatievorm het beter mogelijk te maken duurzaam te ontwikkelen. Hij vraagt zich daarom af: ‘Hoe de realisatie van duurzame kwaliteit door opdrachtgevers gestuurd kan worden in traditionele en geïntegreerde
bouworganisatievormen en de daarbij horende contractmodellen (Rijtdijk, 2011, p. 26)’. Op basis van het onderzoek van Rietdijk (2011, p. 8) kan geen relatie worden aangetoond tussen het realiseren van duurzame kwaliteit en de toegepaste bouworganisatievorm. Dit wordt verklaard vanuit het feit dat elke opdrachtgever anders is en elk project uniek is. Het betekent dat er niet één bouworganisatievorm is die in alle gevallen geschikt is voor het realiseren van duurzame kwaliteit. Toch is het zo dat de bouworganisatie‐ vorm ‐als onderdeel van de inrichting van het bouwproces‐ een bepalende factor is voor de uitkomst van het proces. Desondanks zijn er wel voor‐ en nadelen aan te wijzen voor het realiseren van duurzame kwaliteit bij de verschillende bouworganisatievormen. Hieruit kunnen lessen getrokken worden voor volgende projecten bij het kiezen van een organisatievorm. In zijn onderzoek keek Rietdijk daarbij naar organisatorische, financiële en juridische voor‐ en nadelen van zowel de traditionele, de Design Build (DB) als de DBFMO organisatievorm. Organisatorische context Vanuit organisatorische context biedt het traditionele model ten opzichte van de andere twee modellen de meeste voordelen. Dit komt omdat in het traditionele model de opdrachtgever gedurende het proces de meeste invloed kan uitoefenen en vanwege de fasering kan bijsturen op de realisatie van duurzame kwaliteit. Theoretisch gezien leveren de geïntegreerde organisatiemodellen (DB en DBFMO) voordelen op voor het realiseren van duurzame kwaliteit. Toch blijk uit het onderzoek van Rietdijk (2011, p. 146) naar de praktijk dat dit niet altijd opgaat. Doordat bij het DBFMO model alle fasen geïntegreerd uitbesteed worden aan één opdrachtnemend consortium, wordt in theorie de scheiding tussen deze fasen weggenomen en wordt er in het ontwerp al rekening gehouden met aspecten als onderhoud en exploitatie, wat kan leiden tot een efficiënter ontworpen gebouw. Uit de praktijk blijkt dat DBFMO projecten niet zo integraal zijn, doordat er bij het opdrachtnemend consortium een
27
splitsing is tussen ontwerp en realisatie enerzijds en exploitatie anderzijds. Bij DB projecten worden de integratievoordelen die tussen ontwerp en realisatie mogelijk zijn bovendien beperkt als de opdrachtgever het project pas in een laat ontwerpstadium aanbesteedt. Dit kan de oplossingsruimte voor de opdrachtnemer en het innovatievermogen van de markt beperken (Rietdijk, 2011, p. 146). Juridische context Vanuit juridische context biedt het traditionele model tijdens de ontwerp‐ en realisatiefasen betere mogelijkheden om op de realisatie van duurzame kwaliteit te sturen dan de geïntegreerde bouworganisatie‐ vormen. Dit komt doordat er in het traditionele model van bekende en eenduidige standaardregelingen gebruik gemaakt kan worden en niet alles al in een vroeg stadium uitgedacht en contractueel vastgelegd wordt, zoals bij Design Build en DBFMO. Wat voor een opdrachtgever in het traditionele model wel nadelig kan zijn, is dat er veel contracten met verschillende partijen worden afgesloten, waarbij de kans bestaat dat de realisatie van duurzame kwaliteit onder druk komt te staan door gebrekkige samenwerking en/of communicatie tussen de betrokken partijen (Rietdijk, 2011, p. 146‐147). Financiële context Financieel gezien heeft het DBFMO model voordelen doordat gestimuleerd wordt om te kijken naar oplossingen die financieel voordeel op zullen leveren in de exploitatiefase. In het traditionele model wordt het nadenken over de levensloopkosten niet gestimuleerd en gaat de aandacht vooral uit naar de kosten van de realisatie. Bij budgetoverschrijding kan dit er toe leiden dat duurzame toepassingen worden vervangen door goedkopere en minder duurzame toepassingen om de kosten omlaag te brengen. Bij Design Build en DBFMO is de kans kleiner dat duurzame toepassingen worden wegbezuinigd vanwege de vroegere prijszekerheid. Wel kan een DB aannemer (risicovolle)
innovatieve oplossingen proberen te vermijden, om zo zijn winstmarge te optimaliseren (Rietdijk, 2011, p. 146). Tenslotte concludeerde Rietdijk (2011, p. 148) dat de relatie tussen het hebben van een ambitie voor duurzaamheid en het kiezen van een organisatievorm niet transparant is en door vele factoren beïnvloed wordt. Wel is er een relatie aan te wijzen tussen de mate van de ambitie voor duurzaamheid en het kiezen van een organisatorisch model. Zo blijkt dat bij het hebben van een grote mate van ambitie voor duurzaamheid de keuze voor een traditioneel organisatiemodel het meest voor de hand ligt. Een grote mate van ambitie betekent vaak het toepassen van innovatieve oplossingen en innovatie brengt risico’s met zich mee. Bij geïntegreerde bouworganisatievormen komen meer risico’s bij de marktpartijen te liggen terwijl zij die risico’s juist zo veel mogelijk willen beperken. Hierdoor zullen ze met bewezen oplossingen komen, wat tegenstrijdig is met het innovatieve karakter van een grote mate van ambitie. In het traditionele proces heeft de opdrachtgever meer verantwoordelijkheid voor, en controle over de realisatie van innovatieve duurzame oplossingen. Hierbij moet worden aangetekend dat als marktpartijen bereid zijn de risico’s van hun innovatieve oplossingen op zich te nemen, bijvoorbeeld om te willen bewijzen dat deze werken, een geïntegreerde bouworganisatievorm zeker toepasbaar is. Formuleren van duurzaamheidsambities Zoals Rietdijk (2011, p. 45) aangaf in zijn onderzoek is ook de manier van formuleren van de ambitie voor duurzaamheid een bepalende factor voor het wel of niet realiseren van duurzaamheidsambities. Uit haar onderzoek naar projectontwikkelaars concludeert Lameris (2007, p. 116) dat een stappenplan op procesniveau de projectontwikkelaar kan stimuleren ambities te formuleren en te behouden gedurende het proces. Daarbij zal het oplossingsgericht eisen stellen meer en meer uit het proces moeten verdwijnen en moet men op zoek gaan naar het concrete doel wat men wil bereiken met de ambities. Toch blijkt dat het prestatiegericht
28
formuleren van ambities voor duurzaam bouwen geen gemakkelijke opgave is. Ook Dansen (2009, p. 80) geeft aan dat het stellen van prestatiedoelen een succesfactor is voor de realisatie van de duurzaamheidsambitie. Verder dient het Programma van Eisen waar de prestatiedoelen in opgenomen worden flexibel te zijn (Dansen, 2009, p. 80). Vanwege de kansen die een goed Programma van Eisen biedt voor de realisatie van duurzaamheidsambities en omdat dit aangegeven wordt als belangrijkste sturingsdocument in de bouw onderzoekt Rogaar (2011, p. 22) de rol van het Programma van Eisen bij duurzame projecten. Uit de door Rogaar (2011, p. 22) onderzochte projecten die recent duurzaam ontwikkeld zijn blijkt dat duurzaamheidsambities nog niet accuraat opgenomen worden in Programma’s van Eisen en dat opdrachtgevers dit document niet altijd gebruiken om te sturen op de realisatie van ambitie voor duurzaamheid. Dit gebeurt eerder door een strategische keuze van een architect met overeenkomstige visie op duurzaamheidsgebied. Toch ziet Rogaar dat er kansen zijn voor het gebruik van het Programma van Eisen als sterk sturingdocument en beveelt het gebruikt hiervan aan om te sturen op de realisatie van een duurzaam project. Daarbij is het van belang dat de ambitie voor duurzaamheid zo vroeg mogelijk bepaald wordt in het proces en dat er een interpretatiefase ingelast wordt. Belangrijk is dat expliciet gemaakt wordt waarom de opdrachtgever een bepaalde duurzaamheidsambitie heeft en dat er prioriteiten gegeven worden voor bepaalde duurzaamheidsthema’s en moet de ambitie uiteindelijk vertaald worden naar concrete eisen om hierop te kunnen sturen (Rogaar, 2011, p. 99). Vanwege de invloedrijke positie van de opdrachtgever onderzoekt Navabifard Jahromi (2011, p. 19) de rol van de opdrachtgever bij de ontwikkeling van duurzame projecten. Naar aanleiding van een reeks interviews met opdrachtgevers en andere actoren concludeert hij dat de opdrachtgever het als zijn taak beschouwt een ambitie te formuleren op gebied van duurzaamheid. Toch verwacht hij ondersteuning op dit gebied
van zijn adviseur(s). Duurzaamheid is een vrij breed begrip en daarom door iedereen anders te interpreteren, waardoor het lastig is voor opdrachtgevers welke duurzaamheidsaspecten voor hun projecten relevant zijn. Andere actoren in het proces geven aan dat de ambitie van de opdrachtgever vaak onduidelijk is en dat assistentie op het gebied van het formuleren van de ambitie van de opdrachtgever gewenst is. Navabifard Jahromi (2011, p. 93) concludeert dat een hoogwaardig duurzaam eindresultaat afhankelijk is van een goede vastlegging van de missie, visie en ambitie en de vertaling hiervan in doelstellingen en de gekozen strategie en tactiek en de operationalisering hiervan.
1.3 Probleemstelling Uit voorgaand onderzoek blijkt dat het vroegtijdig prestatiegericht formuleren van ambities voor duurzaamheid en opname hiervan in het Programma van Eisen een succes kan zijn voor de realisatie van duurzaamheid. Bovendien hebben steeds meer opdrachtgevers al vroegtijdig in het proces een ambitie voor het ontwikkelen van een duurzaam gebouw, maar slagen er desondanks niet in deze ambitie accuraat te formuleren en lukt het hen niet te sturen op hun ambitie voor duurzaamheid met als gevolg het verdwijnen of afzwakken van de ambitie gedurende het proces. Het centrale probleem van dit onderzoek luidt daarom: Er zijn opdrachtgevers die vroegtijdig in het bouwproces een ambitie hebben voor duurzaamheid maar er niet in slagen deze ambitie accuraat te formuleren waardoor het moeilijk is op deze ambitie te sturen, met als resultaat het afzwakken of verdwijnen van deze ambitie in de loop van het bouwproces.
29
1.4 Onderzoeksvraag Hoofdvraag Hoe kan een opdrachtgever die in een vroegtijdig stadium in het bouwproces de ambitie heeft een duurzaam gebouw te ontwikkelen, zijn ambitie voor duurzaamheid accuraat formuleren in de initiatief‐ en definitiefase van het proces, zodat hij in het proces kan sturen op deze ambitie en het gewenste eindresultaat gerealiseerd wordt? Deelvragen 1. Is het gangbaar in de huidige praktijk van duurzaam bouwen dat opdrachtgevers al vroegtijdig een ambitie voor duurzaamheid hebben en wordt dit meegenomen bij het opstellen van het Programma van Eisen? a. Wanneer worden ambities voor duurzaam bouwen bepaald? b. Worden ambities voor duurzaam bouwen ook vastgelegd? c. Worden ambities voor duurzaam bouwen vastgelegd in het Programma van Eisen? 2. Hoe komen opdrachtgevers tot hun ambitie voor duurzaamheid en hoe wordt deze geformuleerd? a. Wat zijn de ambities van opdrachtgevers voor duurzaam bouwen? b. Wat is de reden van opdrachtgevers voor het hebben van duurzaamheidsambitie? c. Zijn andere actoren betrokken bij de totstandkoming van de duurzaamheidsambitie van de opdrachtgever? d. Welke documenten worden gebruikt voor het vastleggen van de duurzaamheidsambitie? e. Hoe wordt de duurzaamheidsambitie vastgelegd in het Programma van Eisen
3. Wat is de rol van deze geformuleerde duurzaamheidsambitie bij het sturen op de realisatie van duurzaamheidsambitie? a. Hoe is de interactie tussen het ontwerp en de geformuleerde duurzaamheidsambitie? b. Is voor de betrokken actoren duidelijk wat bedoeld wordt met de geformuleerde ambitie? c. Hoe wordt de geformuleerde ambitie door andere actoren gebruikt? 4. Wat is de reden dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde duurzaamheidsambitie te realiseren? a. Wat zijn de obstakels in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities van opdrachtgevers? b. Wat zijn de successen in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities van opdrachtgevers? 5. Hoe kan een opdrachtgever ondersteund worden bij het formuleren van zijn duurzaamheidsambitie zodat het mogelijk is deze ook te realiseren? a. Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om te komen tot zijn ambitie voor duurzaamheid? b. Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om op deze duurzaamheidsambitie te kunnen sturen? c. Welke middelen kunnen de opdrachtgever ondersteunen? d. Welke actoren kunnen de opdrachtgever ondersteunen? e. Wanneer is deze ondersteuning nodig?
30
1.5 Doel onderzoek Het doel van dit onderzoek is het vinden van een methode waarmee opdrachtgevers ondersteund kunnen worden in het helder formuleren van hun ambitie voor duurzaamheid zodat op de realisatie hiervan gestuurd kan worden. Deze methode, in de vorm van een handleiding voor het proces, is het uiteindelijke resultaat van het onderzoek.
1.6 Resultaat Als resultaat van het onderzoek is daarom een handleiding ontwikkeld voor het formuleren en sturen van duurzaamheidsambities in de initiatief‐ definitie‐ en ontwerpfase van het bouwproces. Omdat het de verantwoordelijkheid is van de opdrachtgever de ambitie ten aanzien van duurzaamheid te formuleren vormen zij doelgroep voor deze handleiding. Daarnaast is duidelijk dat opdrachtgevers voor het accuraat formuleren van een ambitie erg afhankelijk zijn hun adviseurs. Daarom zal de handleiding in het bezit zijn van een adviseur en zal deze door hem gebruikt worden voor de ondersteuning van de opdrachtgever.
1.7 Relevantie Het doen van dit onderzoek is niet alleen maatschappelijk relevant maar ook wetenschappelijk. Maatschappelijke relevantie Vanuit de maatschappij is het nodig dat er duurzaam ontwikkeld wordt in de bouwsector. Onderzoek van de UNEP (2006, p. 5), heeft laten zien hoe groot het aandeel van de bebouwde omgeving is op de huidige milieuproblematiek en de behoefte om in deze sector te verduurzamen. Toch lukt het de bouwsector niet om op grote schaal duurzaam te bouwen en is er dus onderzoek nodig naar dit onderwerp.
Wetenschappelijke relevantie Daarnaast ontbreekt er wetenschappelijke informatie over de manier waarop men er wel in kan slagen een duurzaam gebouw te realiseren. Duurzaam bouwen is een relatief nieuw onderwerp, vandaar dat er ook slechts een beperkte hoeveelheid literatuur over beschikbaar is. Onderzoekers op dit gebied geven vooral aan dat er weinig informatie beschikbaar is over het proces van duurzaam bouwen: ‘En dan in het bijzonder te kijken naar de procesaanpak, want dit aspect is vaak onderbelicht. De reeds beschikbare projectbeschrijvingen zijn veelal gericht op financiële en technische aspecten (Dansen, 2009, p. 15).’
1.8 Onderzoeksmethode Het onderzoek is gestart met een analyse van relevante literatuur over het onderwerp. De basisprincipes en achtergrondinformatie over het onderwerp zijn hiermee duidelijk geworden. Vanuit dit vertrekpunt is vervolgens een praktijkonderzoek gedaan, het empirische gedeelte van het onderzoek. Dit empirische onderzoek bestaat uit drie delen, een inventarisatie van de praktijk, case onderzoeken en de ontwikkeling van de handleiding. In Figuur 1.5 is een grafisch overzicht gegeven van de onderzoeksonderdelen, , op welke deelvraag ze het antwoord hebben gevonden, hoe dit is gedaan en in welk hoofdstuk dit verder terug te vinden is in dit rapport.
31
Onderdeel onderzoek Literatuur onderzoek Inventarisatie van de praktijk Case onderzoek Ontwikkeling van de handleiding Eindresultaat
Deelvraag
Methode
Hfst.
Analyse literatuur Praktijk scan
Analyse relevante literatuur
Hst. 2
Deelvraag 1
Telefonische interviews met opdrachtgevers
Hst. 3
Deelvraag 2, 3, 4 Deelvraag 2, 3, 4 Deelvraag 5
Analyse case documenten en interviews betrokken actoren Verglijken van de losse cases
Hst. 4
Verwerken van de aanbeveling‐ en uit cases tot een handleiding
Hst. 6
Hst. 6
Deelvraag 5
Analyse bestaande handleidingen en interviews met experts expert meeting
Hst. 7
Case analyse Crosscase analyse Ontwikkeling eerste versie Handleiding onderzoek Valideren handleiding Definitieve handleiding
Deelvraag 5
Hst. 5
Hst. 6
Figuur 1.5 Onderdelen van het onderzoek, de daarbij horende deelvragen, de methode en hoofdstuknummers
Inventarisatie van de praktijk Voor het beantwoorden van deelvraag 1 is een praktijk onderzoek gedaan naar 46 recent duurzaam ontwikkelde gebouwen. Deze groep van 46 projecten is een combinatie van bekende projecten vanuit het afstudeerbedrijf Search en de gebouwen die mee hebben gedaan aan de verkiezing van het meest duurzame gebouw van Nederland. Omdat de VARA en het tijdschrift ‘de ingenieur’ concludeerden dat verschillende gebouwen zich het meest duurzaam van Nederland noemden, riepen ze een verkiezing uit om te bepalen welk gebouw zich met recht het meest duurzame gebouw van Nederland mag noemen. Deelnemen aan deze verkiezing kon door eigen inzending. De beoordeling werd gedaan door
een gekozen vakjury waarin het afstudeerbedrijf Search zitting had genomen. Van deze groep waren uiteindelijk 36 projecten in de gelegenheid deel te nemen aan het onderzoek. Door middel van telefonische interviews met de opdrachtgevers van de projecten zijn de volgende vragen beantwoord: ‐ Wanneer heeft u besloten het gebouw duurzaam te ontwikkelen? ‐ Heeft u deze ambitie ook vastgelegd in bindende documenten zoals het Programma van Eisen? ‐ Is het u gelukt deze voorafgestelde ambitie te realiseren? Case onderzoek Om het antwoord te vinden op de deelvragen 2, 3 en 4 is case onderzoek gedaan. Hiervoor zijn 4 cases geselecteerd die mee hebben gedaan aan de praktijkscan (voor selectiecriteria zie paragraaf 4.1.2 op bladzijde 49). Per project zijn uitgebreide interviews afgenomen van de opdrachtgever, de architect en een adviseur of projectmanager van de opdrachtgever. Daarnaast is een analyse gemaakt van de documenten die er opgesteld zijn over het project door de projectteamleden. Met deze case onderzoeken wordt inzicht verkregen in hoe opdrachtgevers in de praktijk tot hun ambitie voor duurzaamheid komen en deze formuleren, hoe deze geformuleerde ambitie vervolgens gebruikt wordt en wat de lessen zijn die hieruit getrokken kunnen worden voor volgende cases. De volgende vragen worden aan de hand van de projecten beantwoord: ‐ Hoe komen opdrachtgevers tot hun ambitie voor duurzaamheid en hoe wordt deze geformuleerd? ‐ Wat is de rol van deze geformuleerde duurzaamheidsambitie bij het sturen op duurzaamheid? ‐ Wat is de reden dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde duurzaamheidsambitie te realiseren?
32
In hoofdstuk 4 zijn deze vragen per case beantwoord. Om algemene conclusies te kunnen trekken uit de situatie in de praktijk is er een crosscase analyse gemaakt. In deze crosscase analyse zijn op basis van overkoepelende thema’s, die naar voren kwamen bij het beantwoorden van onderzoeksvraag 2, 3 en 4 in het case onderzoek, conclusies getrokken over de gang van zaken in een duurzaam bouwproces. Handleiding ontwikkelen Als resultaat van het onderzoek is er op basis van de aanbevelingen uit het case onderzoek een handleiding gemaakt ter ondersteuning van de opdrachtgever bij het accuraat formuleren van zijn ambitie voor duurzaamheid en de sturing hierop. Aanvullend zijn al bestaande hulpmiddelen, die gevonden zijn in de literatuur, geanalyseerd en zijn er interviews gehouden met experts over het maken van een dergelijke handleiding. Op basis hiervan is de conceptversie gemaakt van de handleiding waarvan de toepasbaarheid in de praktijk onderzocht is worden in een expert panel. De ontwikkeling van de handleiding is opgenomen in hoofdstuk 6. Bij het ontwikkelen van de handleiding stonden de volgende vragen centraal: ‐ Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om te komen tot zijn ambitie voor duurzaamheid? ‐ Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om op deze duurzaamheidsambitie te kunnen sturen? ‐ Welke middelen kunnen de opdrachtgever ondersteunen? ‐ Welke actoren kunnen de opdrachtgever ondersteunen? ‐ Wanneer is deze ondersteuning nodig? Tenslotte wordt in Figuur 1.6 grafisch het verloop van het onderzoeksproces weergegeven om te komen tot het resultaat, de definitieve handleiding.
Figuur 1.6 Proces en verschillende onderdelen van het onderzoek om te komen tot het eindresultaat
33
1.9 Focus onderzoek Rogaar (2011, p. 99) concludeerde dat het belangrijk is prestatiedoelen te formuleren deze te baseren op een duidelijke visie en deze op te nemen in het Programma van Eisen. Aangevuld met een motivatie voor de duurzaamheidsambitie en prioriteiten voor bepaalde thema’s kan het Programma van Eisen dan dienen als sturingsmiddel in het proces. Dit onderzoek gaat verder op deze theorie van Rogaar (2011, p. 99). Uit zijn onderzoek naar recent duurzaam ontwikkelde projecten blijkt dat in die cases het Programma van Eisen niet altijd een sturende rol heeft gespeeld voor de realisatie van duurzaamheid. Dit onderzoek wil weten hoe opdrachtgevers dit belangrijke instrument in het bouwproces wél kunnen gaan gebruiken om te sturen op hun duurzaamheidsambitie en analyseert daarom projecten waar de opdrachtgever vroegtijdig in het proces een ambitie had voor duurzaamheid en deze opgenomen heeft in het Programma van Eisen. Omdat dit door Rogaar aanbevolen wordt maar niet gedaan is in de cases die hij onderzocht, zal voorafgaand aan de analyse van een aantal praktijk cases gekeken worden of het op dit moment überhaupt al voorkomt dat opdrachtgever hun ambities voor duurzaamheid helder in een Programma van Eisen formuleren.
34
2 Literatuuronderzoek Dit onderzoek analyseert voornamelijk de rol van de opdrachtgever bij het ontwikkelen van een duurzaam gebouw en is op zoek naar mogelijkheden voor verbetering van dit proces. Vanuit de probleemanalyse is gebleken dat er kansen liggen voor het helder formuleren van de ambitie voor duurzaamheid en sturing van het proces met een goed opgesteld Programma van Eisen. Voordat de onderzoeksresultaten besproken zullen worden is daarom eerst gekeken naar de achtergrond van sturing van het bouwproces, duurzaam bouwen, de rol van de opdrachtgever en het Programma van Eisen. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een analyse van relevante literatuur (zie Figuur 2.1) over dit onderwerp de achterliggende begrippen van het onderzoek weergegeven. Onderdeel onderzoek Literatuur onderzoek
Analyse literatuur
Deelvraag
Methode
Hfst.
Analyse relevante literatuur
Hst. 2
Figuur 2.1 Onderzoeksonderdeel literatuuronderzoek en methodes die hiervoor gebruikt werden
2.1 Het Bouwproces Voor een goed begrip van de problematiek van duurzaam bouwen in het bouwproces zal in deze paragraaf allereerst de achtergrond van het bouwproces uitgelegd worden. De kenmerken van het proces, de manier van aansturing en de manier van samenwerken van de vele betrokken actoren worden in deze paragraaf behandeld. 2.1.1 Huisvestingscyclus Het bouwproces maakt onderdeel uit van het grotere geheel van de huisvestingscyclus en houdt zich daarin voornamelijk bezig met de voorbereidende en uitvoerende activiteiten (Wamelink et al., 2007, p. 39).
Figuur 2.2 Huisvestingscyclus (Wamelink et al., 2007, p. 39)
2.1.2 Kenmerken van het bouwproces Het bouwproces kenmerkt zich als een uniek en complex proces. Het unieke van het proces slaat vooral op het ontwerp, de manier waarop de wensen en eisen van de gebruiker vertaald zijn door de ontwerper wat voor elk project weer verschillend is. De complexiteit van het bouwproces is het gevolg van het grote aantal verschillende handelingen die er binnen het proces verricht moeten worden, de diversiteit aan te gebruiken materialen, de onzekerheid gedurende het proces en de vele en verschillende betrokken actoren bij het proces. Zoals afgebeeld in Figuur 2.3 is de onzekerheid in het begin van het proces het grootst omdat de beschikbare informatie hier minimaal is. Dit in tegenstelling tot de invloed die men heeft op het eindresultaat. Die invloed is in dit stadium juist het grootst. Er is dus een grote mate van discrepantie tussen de beschikbare informatie en de invloed die men kan uitvoeren op het bouwproces (Wamelink et al., 2007, p. 17).
35
worden in drie fases waarin het Schets Ontwerp (SO), het Voorlopig Ontwerp (VO) en het Definitief Ontwerp (DO) gemaakt worden (Wamelink et al., 2007, p. 15). In het verdere rapport zullen de afkortingen van deze fases (SO, VO, DO) gebruikt worden om deze fases aan te duiden.
Figuur 2.3 Discrepantie tussen informatie en invloed op het proces (gebaseerd op Wamenlink et al., 2007, p. 17)
2.1.3 Sturen van het bouwproces Afhankelijk van de onzekerheden over de te managen activiteiten in een proces wordt er een bepaalde vorm van management gekozen om dit proces aan te kunnen sturen. Het geheel van activiteiten binnen het bouwproces wordt gekenmerkt als project en kan daarom gestuurd worden met de principes van projectmanagement. Bekende projectmanagementmethodes zijn onder andere PM‐BOK en Prince‐2. De meest gangbare projectmanagementmethode voor het aansturen van bouwprojecten is Project Matig Werken. Zowel de PM‐BOK methode als de methode van Project Matig Werken, bevatten drie basisprincipes waarmee het proces gestuurd kan worden. Deze drie basisprincipes zijn faseren, beheersen en beslissen (Wijnen et al., 1999, p. 63). Faseren Het bouwproces dient allereerst verdeeld te worden in fases. Waarbij het belangrijk is dat het proces uitgedacht is van voor naar achter en andersom en dat er bij het faseren gewerkt wordt van grof naar fijn. Het bouwproces wordt standaard opgedeeld in zes fases zoals te zien is in Figuur 2.4 (Wijnen et al., 1999, p. 69). Binnen deze fases kunnen ook weer onderverdelingen gemaakt worden. Zo kan de ontwerpfase verdeeld
Figuur 2.4 Fasering van het bouwproces (Wijnen et al., 1999, p. 69)
Beheersen Het proces wordt beheerst door middel van monitoring en sturing van de projectresultaten. Hierbij worden de projectresultaten bekeken vanuit de invalshoeken tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie, ook wel bekend als de vijf beheersaspecten (Wijnen et al., 1999, p. 77).
Figuur 2.5 De vijf beheersaspecten (Wijnen et al., 1999, p. 78)
36
Beslissen De resultaten per fase worden uiteindelijk gedocumenteerd in zogenaamde fasedocumenten aan de hand waarvan beslissingen worden genomen over het project. De resultaten van een fase worden vergeleken met de input van die fase waarbij gekeken wordt naar de controleaspecten tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie. Figuur 2.6 op pagina 37 vat de theorie en de basisprincipes van faseren, beheersen en beslissen van projectmatig werken samen.
actoren betrokken geraakt bij het bouwproces en zijn andere vormen van samenwerking tussen partijen ontstaan. De manier waarop actoren in een proces samenwerken, ook wel de bouworganisatievorm, is het resultaat van een strategische overweging over de te betrekken functies in de bouworganisatie, de invloed van de opdrachtgever, de taakverdeling tussen de partijen en de relaties van het project met de omgeving (Wamelink et al., 2007, p. 87). In hoofdlijn kan er een vierdelig gemaakt worden in de bestaande bouworganisatievormen zoals te zien is in Figuur 2.7. Daarbij zijn de keuzes voor de invloed die de opdrachtgever wil hebben in het proces, voor een scheiding tussen exploitatie en ontwikkeling, voor de invloed van buitenaf op het project (vanuit de overheid, de markt of omgeving) en de keuze voor integratie van de opbrengsten in de uitbesteding, bepalend voor de keuze voor een bepaalde bouworganisatievorm (de Koning en Spronken, 2001, p. 37).
Figuur 2.6 Projectmatig werken met de basisprincipes, faseren, beslissen en beheersen (Wijnen en Kor, 2001)
2.1.4 Bouworganisatievormen Er zijn vele verschillende actoren betrokken bij het proces tot realisatie van een gebouw. Het resultaat van het bouwproces kan daarom ook gezien worden als het resultaat van samenwerking van veel en verschillende mensen. Van oudsher had een bouwmeester de verantwoordelijkheid voor zowel ontwerp en uitvoering, maar door de groeiende complexiteit van huidige bouwprocessen zijn steeds meer
Figuur 2.7 De vier organisatiemodellen (de Koning en Sproncken, 2001, p. 37)
37
Ontwerp en uitvoering Dit is de meest gebruikte organisatievorm in Nederland en wordt gekenmerkt door een sterke scheiding tussen ontwerp en uitvoering. Deze samenwerkingsvorm is alleen gericht op het ontwerp en de uitvoering waarbij de architect de schakel vormt tussen de opdrachtgever en de uitvoerende partijen (Wamelink et al., 2007, p. 91). Projectontwikkeling of koop In dit organisatiemodel zijn de ontwikkeling van het gebouw en de uitvoering geïntegreerd en heeft de opdrachtgever veel minder invloed op het eindresultaat. De opdrachtgever is voornamelijk geïnteresseerd in het product waarbij het proces tot realisatie voor hem van secundair belang is (Wamelink et al., 2007, p. 92). Totaalontwikkeling Bij totaalontwikkeling is sprake van een nog verdergaande integratie waarbij naast ontwerp en uitvoering de exploitatie ook geïntegreerd wordt met voor de opdrachtgever één verantwoordelijke partij. De opdrachtgever is uitsluitend geïnteresseerd in de prestatie van het uiteindelijke product, waarbij de totaalontwikkelaar eigenaar blijft van het project (Wamelink et al., 2007, p. 92). Strategische samenwerking Bij een strategische samenwerking gaat het om een duurzame relatie die de opdrachtgever en opdrachtnemer met elkaar aangaan met als doel het creëren van een winstsituatie voor beide partijen. Zowel opdrachtgever als opdrachtnemer participeren in het project voor gezamenlijke rekening en risico, waarbij het vaak lastig is om deze risico’s van tevoren in te schatten. Reden voor het aangaan van een strategische samenwerking zijn het bereiken van schaalvoordelen, het verhogen van de efficiëntie en het maximaliseren van elkaars toegevoegde waarde. Daarom wordt bij complexe projecten, waarbij invloeden vanuit de politiek of omgeving
groot zijn, dit type organisatievorm gekozen (Wamelink et al., 2007, p. 93).
2.2 Duurzaam bouwen In 1989 al werd de behoefte voor duurzaam bouwen benadrukt in het Nationaal Milieu Plan van de Nederlandse overheid en werd de term duurzaam bouwen geïntroduceerd: 'Duurzaam bouwen is het op een dusdanige manier bouwen dat hier aan de huidige behoefte wordt voldaan zonder dat de mogelijkheden voor andere volkeren en toekomstige generaties worden verminderd (Senternovem, 2008, p. 9).’ In de definitie van duurzame ontwikkeling in het Brundtland rapport spelen zowel sociale, milieukundige als economische dimensies een rol. Samen staan deze drie dimensies ook wel bekend als de ‘triple p’ van people, planet en prosperity. Aanvankelijk stond de P van prosperity voor profit (winst) maar is in 2002 veranderd naar de P van prosperity (welvaart). Duurzame ontwikkeling kent dus drie dimensies: sociale kwaliteit (people), economische kwaliteit (prosperity) en milieukwaliteit (planet), zoals ook de zien is in Figuur 2.8 (Duijvestein, 2006, p. 7).
38
Figuur 2.8 Drie dimensies van duurzaamheid volgens het Brundtland rapport (Duijvestein, 2006, p. 7)
Echter bleef het lange tijd onduidelijk hoe dit concreet vertaald moest worden in bouwprojecten en was voor veel mensen onduidelijk wat precies een duurzaam gebouw is en waaraan dit moet voldoen. 2.2.1 Wanneer is een gebouw duurzaam? Sinds 1989 zijn allerlei verschillende methodes ontstaan hoe duurzaam gebouwd moet worden en hoe dit aantoonbaar gemaakt kan worden. Er ontbreekt echter een eenduidige methode om duurzaam te bouwen en een manier om duurzaamheid in een ontwerp te kunnen beoordelen. Lameris (2007, p. 20) en Dansen (2009, p. 10) zien dit beiden als een probleem. Door het ontbreken van een eenduidige manier waarop duurzaamheid gemeten wordt is er geen instrument om duurzame kwaliteit te kunnen waarborgen in het bouwproces en kunnen gebouwen niet met elkaar vergeleken worden (Lameris, 2007, p. 20; Dansen 2009, p. 10). DHV deed in 2008 een onderzoek naar de grote hoeveelheid verschillende beoordelingsmethodes voor duurzaam bouwen die er tot dan toe
bestonden. Hierbij werd gezocht naar een bepaalde maatstaf voor duurzaam bouwen: wanneer kan een gebouw duurzaam genoemd worden? In het onderzoek wordt gekeken naar ruim 50 verschillende duurzaamheidsinstrumenten uit het instrumentenpalet van Senter Novem (DHV, 2008, p. 8). De duurzaamheid kan dus op vele verschillende manieren gemeten worden en welke methode gebruikt wordt hangt vooral af van de aard van het project. Van al deze instrumenten zijn er zes die in meer of mindere mate hun weg hebben gevonden in de bouwpraktijk. In dit onderzoek wordt gesteld dat wanneer een gebouw voldoet aan een van deze zes methodes, het gebouw duurzaam genoemd kan worden. Deze methodes zijn: 1. GreenCalc+ 2. Groenverklaring 3. EPC 4. GPR Gebouw 5. Wet milieubeheer plus compensatie door duurzaam beheer 6. Triodos Toets voor duurzaam vastgoed (DHV, 2008, p. 10). Ten tijde van het onderzoek van DHV werden de eerste persberichten gepubliceerd rondom de oprichting van de ‘Dutch Green Building Council’ die een eenduidig label voor de beoordeling van duurzame gebouwen zou gaan ontwikkelen. 2.2.2 Labelingsmethodes Ook Rogaar (2011, p. 27) constateerde in later onderzoek dat er niet een eenduidige definitie voor duurzaam bouwen is, dat er behoefte bestaat om duurzaamheid te kunnen meten en dat hier verschillende meetmethodes voor bestaan. Ten tijde van het onderzoek van Rogaar (2011) zijn de 6 meest gebruikte labelingsmethodes om duurzaamheid te kunnen meten:
39
1. EPC EPC staat voor ‘Energie Prestatie Coëfficiënt’ en is een berekening die sinds 1995 verplicht gesteld is (bouwbesluit onder NEN 2916) bij elke bouwaanvraag. Het gaat hier om een berekening waarbij gebouwen met een laag cijfer een energiezuinig gebouw aanduiden (Rijksoverheid.nl, 2011). 2. BREEAM NL Vlak na het onderzoek van DHV in 2008 is de BREEAM methodiek geïntroduceerd in Nederland. Het gaat om een instrument dat de duurzaamheid van een gebouw beoordeelt aan de hand van negen thema’s. Gebouwen kunnen punten scoren op de negen thema’s wat uiteindelijk leidt tot het toekennen van een bepaald label. Voor het thema energie worden punten toegekend via het behalen van een bepaalde EPC (Breeam.nl, 2011). 3. LEED LEED is een soortgelijke methode als BREEAM. Waar BREEAM zijn oorsprong heeft in Groot Brittannië en BREEAM NL zich vooral richt op Nederlandse gebouwen, heeft LEED zijn oorsprong in Amerika en is toepasbaar op gebouwen over heel de wereld (Usgbc.nl, 2011). 4. GreenCalc+ De GreenCalc+ methode kijkt naar de impact van het gebouw op het milieu en drukt dit uit in een ‘milieu‐index gebouw’ (MIG). Hiermee wordt de duurzaamheid van een gebouw onafhankelijk van het gedrag van de gebruikers weergegeven (GreenCalc+.com). 5. GPR gebouw ‘GPR gebouw’ is een instrument dat gebouwen beoordeelt op vijf thema’s en rapportcijfers toekent aan deze thema’s. Een gebouw dat een 6 scoort voldoet aan het bouwbesluit en een 10 staat
voor het maximaal haalbare aan duurzaamheid van een gebouw (Gprgebouw.nl, 2011). 6. Cradle tot Cradle ‘Cradle to Cradle’ is eerder een filosofie dan een labelingsmethode en pleit voor ‘goed’ doen ten aanzien van duurzaamheid in plaats van ‘minder slecht’ handelen. Volgens deze filosofie wordt afval beschouwt als voedsel en alle gebruikte materialen zouden grondstoffen moeten zijn voor nieuwe producten. Dit idee over duurzaamheid is echter lastig meetbaar te maken en uit te drukken in een getal. Wel is het mogelijk een ‘Cradle to Cradle’ certificaat te behalen (Braungart en McDonough, 2002, p. 17‐25). (Rogaar, 2011, p. 27‐29) 2.2.3 Duurzaamheidsaspecten Om de duurzaamheid van een gebouw te kunnen beoordelen wordt er bij elke meetmethode gekeken naar andere aspecten van duurzaamheid. Rogaar (2011, p. 30) inventariseerde naar welke aspecten de verschillende labelingsmethode keken en vatte dit samen in Figuur 2.9.
Figuur 2.9 Duurzaamheidsaspecten op basis waarvan labelingsmethodes de duurzaamheid van gebouwen beoordelen (Rogaar, 2011, p. 30)
40
2.3 De opdrachtgever De opdrachtgever is de initiator van het bouwproces. Ondanks de aanwezigheid van veel en kundige adviseurs is de opdrachtgever de eindverantwoordelijke in het proces en zal de opdrachtgever de beslissingen moeten nemen. De rol van de opdrachtgever is niet eenduidig en verschilt per type opdrachtgever en ook per project. Toch blijft het in elk proces zo dat de opdrachtgever de persoon is die betaalt en daarom ook bepaalt. Dit betekent dat de opdrachtgever de meest invloedrijke rol heeft op de keuzes die er gemaakt worden in het bouwproces. Van Doorn (2004. P. 73) vat de verantwoordelijkheden van de opdrachtgever in een bouwproces als volgt samen: ‐ Vaststellen van het ambitieniveau ‐ Tussentijdse beslissingen nemen naar aanleiding van de voortgang van het project ‐ Het project afschermen van hoger gelegen hiërarchische niveaus ‐ Zorgdragen voor inbedding van het project in de organisatie Het blijkt dat goed opdrachtgeverschap een voorwaarde is voor een goed eindresultaat. Toch is de rol van een professionele opdrachtgever geen gemakkelijke is: ‐ Opdrachtgeven is geen lineair proces. Het is voortdurend herpositioneren, onderhandelen en bijstellen langs een rode draad ‐ Opdrachtgeven is een kunst, bepaald door logica, emotie en intuïtie, gecombineerd met vakkennis, creativiteit en drive ‐ Beslissingen in de eerste fase hebben vaak ingrijpende gevolgen in vervolgstappen ‐ Het ontwikkelingsproces is interdisciplinair en dynamisch (politieke, economische, fysieke, juridische en sociale factoren spelen een rol)
‐
De verschillende fases van het bouwproces vereisen verschillende rollen, taken en competenties van de opdrachtgever, en dus ook verschillende teams ‐ Het gaat vaak om langlopende projecten, langs een onzekere weg. (College bouw zorginstellingen, 2008, p. 16) Uit de analyse van interviews van partijen, betrokken bij voorbeeldprojecten concludeert van Doorn (2004, p. 73) dat een hoge mate van professionaliteit, een grote betrokkenheid en een hoog ambitieniveau voorwaarden zijn voor een goed eindresultaat. Wanneer dit niet het geval is wordt extra inspanning vereist van de ontwerpende partijen. Uiteindelijk blijkt dat het gewenste eindresultaat voor de opdrachtgever bereikt wordt wanneer de gewenste kwaliteit, binnen het gestelde budget op tijd gerealiseerd wordt. Met andere woorden, waarde voor de opdrachtgever wordt gecreëerd wanneer tijd, geld en kwaliteit met elkaar in verhouding zijn (zie Figuur 2.10).
Figuur 2.10 Waarde aspecten voor de opdrachtgever (Koolwijk en Geraedts, 2006, p. 82)
41
2.4 Het Programma van Eisen Het is duidelijk dat de opdrachtgever een invloedrijke, en geen gemakkelijk rol heeft. Ontwerpen, bouwen en renoveren zijn enorme opgaven voor opdrachtgevers waar grote budgetten mee gemoeid zijn. Het beïnvloed het functioneren van de organisatie, het welzijn van mensen en zal door het permanente karakter van een gebouw de fysieke en sociale omgeving beïnvloeden. De opdrachtgever is tevreden over het resultaat van het proces wanneer aan de vraag voor huisvesting en de eisen, wensen en verwachtingen ten aanzien van het project, is voldaan. Met andere woorden: de opdrachtgever is tevreden wanneer kwaliteit wordt geleverd, binnen de daarvoor gestelde grenzen van het project, zoals bijvoorbeeld het budget en de wettelijke verplichtingen. De kwaliteit is voor de opdrachtgever geleverd wanneer het projectresultaat voldoet aan de voorafgestelde eisen ten aanzien van dit resultaat. Daarvoor is het essentieel dat de actoren in het proces op de hoogte zijn van de eisen en wensen van de opdrachtgever en deze begrijpen. Het Programma van Eisen is hét document in het bouwproces dat de opdrachtgever kan gebruiken om zijn wensen en eisen ten aanzien van het bouwproject te formuleren en te communiceren met andere partijen in het proces (Ten Dam et al., 1996, p. 12). Behalve deze functies worden er ook andere functies toegekend aan het Programma van Eisen. Van der Voort en Van Wegen (2000, p. 45‐46) kennen de volgende functies toe aan het Programma van Eisen: ‐ Reflectie op de huisvestingsopgave ‐ Overdragen informatie ‐ Toetsingsinstrument ‐ Mogelijk maken om het project in een vroegtijdig stadium al te toetsen op haalbaarheid en of de ambitie past bij het budget ‐ Het vormen van een goede basis voor contractvorming tussen de opdrachtgever en ontwerpende partijen.
Over het opstellen van het Programma van Eisen en wat hierin opgenomen moet worden bestaan verschillende opvattingen en methodieken. Volgens Wijk (Wijk 2004, p. 9) zijn er zes basiscomponenten voor het Programma van Eisen (zie ook Figuur 2.11): ‐ Projectdefinitie ‐ Gebruiksfuncties ‐ Waarden ‐ Beeldvorming ‐ Budgetten ‐ Normen Per basiscomponent worden een aantal inhoudelijke thema’s benoemd. In deze methode worden ambities die de opdrachtgever heeft ten aanzien van het projectresultaat omschreven in het eerste hoofdstuk: projectdefinitie.
Figuur 2.11 De zes basiscomponenten van het Programma van Eisen (Wijk, 2004, p. 9)
Het Programma van Eisen is het afsluitende document van de definitiefase in het bouwproces. Toch is het niet altijd efficiënt om te wachten met de planontwikkeling tot alle informatie boven tafel is. Het blijkt dat het Programma van Eisen gefaseerd ontwikkeld wordt van grof naar fijn. In de huidige bouwpraktijk is het Programma van Eisen niet meer een statisch, maar veel meer een dynamisch document geworden
42
dat mee ontwikkelt met de verschillende fasen in het ontwerpproces (Van der Voordt en Van Wegen, 2000, p. 46) zoals te zien is in Figuur 2.12.
Figuur 2.12 Wisselwerking tussen het Programma en de planontwikkeling (Ten Dam et al., 1996, p. 26)
2.5 Gebruik van literatuur in verder onderzoek 2.5.1 Het bouwproces Uit literatuur is gebleken dat het bouwproces gekenmerkt kan worden als complex en uniek, dat er een grote discrepantie is tussen de invloed die uitgeoefend kan worden op het projectresultaat en de beschikbare informatie, en dat een dergelijk proces beheersbaar gemaakt kan worden met een projectmatige aanpak. In het verdere onderzoek is daarom gekeken hoe opdrachtgevers hebben geprobeerd een duurzaam bouwproces te beheersen door het op te knippen in fases, hoe vervolgens de vijf beheersaspecten gecontroleerd zijn per fase als basis waarop uiteindelijk beslissingen genomen zijn op de controlemomenten aan het eind van elke fase. Uit eerder onderzoek (Rietijk, 2011, p. 45) is duidelijk geworden dat een groot deel van het karakter van het proces bepaald wordt door de gekozen organisatievorm. Daarom wordt er in dit onderzoek ook rekening gehouden met het feit dat de bouworganisatievorm invloed heeft op het realiseren van duurzame ambities. 2.5.2 Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen is een zeer breed en vrij nieuw begrip dat constant onderhevig is aan verandering door nieuwe concepten of technologieën. Aan de hand van de onderzoeksresultaten van DHV (2008, p. 10) en Rogaar (2011, p. 27) wordt dit al duidelijk. Waar DHV in 2008 concludeerde dat er 6 meetmethodes waren die hun bruikbaarheid bewezen hadden in de praktijk en dat gebouwen gerealiseerd volgens deze methodes duurzaam genoemd konden worden, concludeerde Rogaar slechts 3 jaar later in 2011 dat nog maar 3 van deze labelingsmethodes gangbaar zijn te gebruiken in de praktijk. Voor dit onderzoek is ook gekeken naar welke de gangbare meetmethodes zijn, die gebruikt worden in de praktijk en blijkt uit een interview met Hennink (2011) over deze theorie dat bijna alle duurzaamheidsambities van opdrachtgevers tegenwoordig te meten zijn binnen 3 meetmethodes:
43
‘GreenCalc+’,’ GPR gebouw’ en ‘BREEAM’. Zoals ook te zien is in het schema van Rogaar (zie Figuur 2.9 op pagina 40) omvatten deze 3 meetmethodes 12 van de 13 aspecten die beoordeel worden in de gebruikte meetmethodes volgens Rogaar (2011, p. 30). Toch is dit onderzoek niet op zoek naar een eenduidige methode of definitie voor duurzaam bouwen en zal dus geen uitspraak doen over wanneer een gebouw duurzaam genoemd mag worden. Duurzaamheid wordt in dit onderzoek bekeken vanuit het perspectief van de opdrachtgever. Elke opdrachtgever is anders en heeft zijn eigen visie op wat een duurzaam gebouw is. Duurzaamheid in dit onderzoek is dus datgene wat door de opdrachtgever duurzaam wordt beschouwd.
Eisen waar ook de andere ambities beschreven zijn in het hoofdstuk: ‘beschrijving van de projectdefinitie’.
2.5.3 De opdrachtgever De literatuur laat zien dat de opdrachtgever als eindverantwoordelijke de meest invloedrijke rol heeft in het proces en dat het zijn van opdrachtgever geen gemakkelijke taak is. Omdat blijkt dat een ambitie die al vroegtijdig bekend is nog veel invloed kan uitoefenen op het projectresultaat en het één van de taken van de opdrachtgever is de ambitie voor het projectresultaat op te stellen kijkt dit onderzoek hoe het proces van de opdrachtgever bij het formuleren van zijn ambitie ten aanzien van duurzaamheid verbeterd zou kunnen worden. 2.5.4 Het Programma van Eisen Het Programma van Eisen is hét sturingsdocument in het bouwproces waarin de opdrachtgever zijn eisen en wensen ten aanzien van het project formuleert en zo kan communiceren naar andere partijen. Daarom wordt gekeken wat de relatie is tussen het hebben van een ambitie voor duurzaamheid en het definiëren van het gewenste projectresultaat in het Programma van Eisen. Logischerwijs zal de ambitie voor duurzaamheid samen met de andere ambities opgenomen worden in het Programma van Eisen en een plek krijgen in het eerste deel van het Programma van
44
3.2 Resultaten interviews
3 Inventarisatie van de praktijk 3.1 Inleiding Het doel van dit onderdeel van het onderzoek is te kijken in hoeverre het voorkomt in de praktijk dat opdrachtgevers hun ambitie vroegtijdig in het proces al bepalen en meenemen bij het opstellen van het Programma van Eisen. Hiervoor is gekeken naar bouwprojecten: ‐ Die mee hebben gedaan aan de verkiezing van het meest duurzame gebouw van Nederland. ‐ Projecten die door het afstudeerbedrijf Search als duurzaam worden bestempeld en geschikt zouden zijn voor case onderzoek. In totaal leverde dit een groep van 46 projecten op die onlangs duurzaam ontwikkeld werden. Van 36 projecten waren de opdrachtgevers in de gelegenheid mee te doen aan dit deel van het onderzoek en zijn telefonisch geïnterviewd (zie methode in Figuur 3.1 . De volgende vragen zijn aan hen voorgelegd: ‐ Wanneer heeft u besloten het gebouw duurzaam te ontwikkelen? ‐ Heeft u deze ambitie ook vastgelegd in bindende documenten zoals het Programma van Eisen? ‐ Is het u gelukt deze voorafgestelde ambitie te realiseren? Onderdeel onderzoek Inventarisatie van de praktijk
Deelvraag
Methode
Hfst.
Praktijk scan
Deelvraag 1
Telefonische interviews met opdrachtgevers
Hst. 3
Een overzicht van deelnemende projecten en de volledig uitgewerkte interviews zijn te vinden in de bijlage van dit rapport. Ten eerste is aan de opdrachtgevers gevraagd wanneer in het proces ze besloten hebben hun gebouw duurzaam te gaan ontwikkelen. Van deze resultaten is een overzicht gemaakt van de hoeveelheid opdrachtgevers die al vroeg in het proces een ambitie voor duurzaamheid hadden in Figuur 3.2.
Figuur 3.2 Vroegtijdige ambitiebepaling
Vervolgens is gevraagd of de opdrachtgevers deze ambitie meenamen tijdens het formuleren van het Programma van Eisen (zie Figuur 3.3).
Figuur 3.1 Onderzoeksonderdeel inventarisatie van de praktijk en methodes die hiervoor gebruikt werden
45
3.3 Analyse van de resultaten
Figuur 3.3 Opname van de ambitie voor duurzaamheid in het Programma van Eisen
Omdat in de literatuur aangegeven wordt dat het lastig is om ambities voor duurzaamheid te realiseren wordt dit ook in deze korte interviews onderzocht. Figuur 3.4 geeft aan in hoeverre de opdrachtgevers erin geslaagd zijn hun ambitie te realiseren, deels te realiseren of zelf een hogere ambitie gerealiseerd hebben. Is de duurzaamheidambitie gerealiseerd?
Duurzame ambitie is gerealiseerd
6 17%
9 25%
Duurzame ambitie maar deels gerealiseerd 21 58%
Duurzamer ontwikkeld dan de aanvankelijke ambitie
Figuur 3.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie
3.3.1 Duurzaamheidsambitie vroegtijdig in het proces Van de 36 geïnterviewde opdrachtgevers bleek dat 25 (69%) al vanaf de start of zeer vroeg in het proces een ambitie hadden voor duurzaamheid (zie Figuur 3.2 op bladzijde 45). Voor een aantal opdrachtgevers is het zelfs vanzelfsprekend vanuit hun bedrijfvisie dat zij een duurzaam gebouw ontwikkelen: ‘De ambitie was zeker al in een vroegtijdig stadium aanwezig, nog voor het ontwerp gemaakt was. Het is zeer belangrijk om dit te doen voordat er ontworpen is aangezien de energiebehoefte en de ‐balans van een gebouw van invloed zijn op het uiteindelijke ontwerp (Prins, 2011).’ ‘Wij houden ons bezig met ecologisch onderzoek, dus vanuit onze bedrijfvisie is het vanzelfsprekend dat wij een nieuw kantoor duurzaam zouden ontwikkelen (Groothof, 2011).’ ‘Die ambitie was er vanaf het allereerste begin, direct bij de start van het project. Het komt echt voort uit onze bedrijfsfilosofie. Als er een nieuw gebouw gebouwd zou worden dan zou het duurzaam worden, dat stond als een paal boven water (Rienks, 2011).’ Uit gesprekken met de opdrachtgevers bleek ook dat het stellen van een ambitie voor duurzaamheid en het realiseren hiervan afhankelijk is van het beschikbare budget. Degene die uiteindelijk betaalt is beslissend in het stellen van de ambitie en bepaalt daarom ook welke ambitie er gesteld en gerealiseerd wordt: ‘Er konden energieberekeningen gemaakt worden waardoor de terugverdientijden snel inzichtelijk werden. Dit heeft ervoor
46
‘Daarnaast is ook het team hierop geselecteerd. Voor aanvang van het project heb ik het hele team een weekend meegenomen in een hotel om uit te leggen wat mijn visie is en ervoor te zorgen dat dit goed overkomt op het team (Prins, 2011).’
gezorgd dat de ambitie voor duurzaamheid verhoogd werd (Van Tilborg, 2011).’ ‘Naar mijn idee moeten duurzaamheidsambities altijd uit de gebruiker komen. Wie uiteindelijk betaalt die bepaalt (Van der Wall, 2011).’ Deze praktijkscan laat ook duidelijk zien dat duurzaamheid nog geen eenduidig begrip is. Binnen de groep gevarieerde projecten kwamen veel verschillende duurzaamheidsambities terug: Energiezuinig en onderhoudsvriendelijk: ‘De ambitie is later verhoogd toen bleek dat duurzaam ook energiezuinig en onderhoudsvriendelijk kon zijn (van den Berg, 2011)’ Een GreenCalc+ A gelabeld gebouw: ‘Er is wel wat geschoven met de ambitie hier en daar maar uiteindelijk is de GreenCalc+ A score wel gehaald (Noorman, 2011)’ Een C label voor energie en duurzaamheid: ‘ .. een C label te halen voor zowel energie als duurzaamheid (Van der Ploeg, 2011).’ 3.3.2 Het formuleren van de ambitie voor duurzaamheid Het merendeel van de opdrachtgevers gaf aan het belang in te zien van opname van hun ambitie voor duurzaamheid in het Programma van Eisen om zo het proces hierop te kunnen sturen. Van de 36 respondenten namen 20 (56%) opdrachtgevers hun ambitie voor duurzaamheid op in het Programma van Eisen (zie Figuur 3.3 op bladzijde 46). Er zijn ook opdrachtgevers die aangeven dat naast de opname van de ambitie in de projectdocumenten het ook belangrijk is bij de selectie van partijen te kijken welke partijen passen bij die ambitie voor duurzaamheid:
‘Duurzaamheid was bij architectenselectie erg belangrijk, dat is daarom zowel mondeling als schriftelijk gecommuniceerd. Dit stond dus ook in het Programma van Eisen (Van den Berg, 2011).’ 3.3.3 Realisatie van de duurzaamheidsambitie Ondanks dat meerdere onderzoeken (Lameris, 2007, p. 19; Dansen, 2009, p. 15; van der Woerdt, 2010, p. 25) aantonen dat ambities voor duurzaamheid vaak afnemen of verdwijnen gedurende het bouwproces gaven slechts 9 (25%) opdrachtgevers aan dat dit het geval was (zie Figuur 3.4 op bladzijde 46). Redenen die genoemd worden hiervoor zijn bijvoorbeeld hoger uitvallende kosten of het ontbreken van een goede manager: ‘De grootste fout in het project was het ontbreken van een bouwcoördinator met verstand van duurzaam bouwen (Grotenberg, 2011).’ ‘De ambitie is wel bijgesteld, een Warmte Koude Opslag (WKO) is bijvoorbeeld eruit gegaan omdat er geen garantie voor subsidie meer was vanuit de gemeente Zwolle (Halbertsma).’ ‘Deze ambitie is bijgesteld gedurende het proces vanwege de kosten die de maatregelen met zich meebrachten (Groothof).’ 21 (58%) opdrachtgevers gaven aan de voorafgestelde ambitie te hebben gerealiseerd maar er waren ook opdrachtgevers, dit was het geval bij 6 (17%) projecten, die aangaven dat de lat voor duurzaamheid gedurende het proces zelfs hoger was komen te liggen en het gebouw duurzamer
47
gerealiseerd is dan aanvankelijk was bedoeld (zie Figuur 3.4 op bladzijde 46): ‘De ambitie is wel bijgesteld gedurende het proces maar in positieve zin, de lat kwam steeds hoger te liggen (Janssen, 2011).’ ‘Het was de ambitie was om het project duurzaam te realiseren en niet om het duurzaamste gemeentehuis van Nederland te worden. Toch is dat gelukt doordat aannemers onderaannemers en architect erg meegedacht hebben gedurende het project en de lat qua duurzaamheid steeds hoger hebben gelegd (Jansen, 2011).’
manier waarop opdrachtgevers hun ambitie voor duurzaamheid zouden moeten formuleren. Dit deel van het onderzoek laat zien dat dergelijke projecten voorkomen in de praktijk. 11 projecten voldoen aan deze criteria. Daarnaast laat dit deel van het onderzoek zien dat opdrachtgevers verschillende ambities hebben en dat ambities verschillen per gebouwtype. Voor het case onderzoek is het daarom aan te bevelen maar één gebouwtype te onderzoeken om de projecten uiteindelijk goed met elkaar te kunnen vergelijken in een crosscase analyse.
3.4 Antwoord op deelvraag 1 Deelvraag 1: Is het gangbaar in de huidige praktijk van duurzaam bouwen dat opdrachtgevers al vroegtijdig een ambitie voor duurzaamheid hebben en wordt dit meegenomen bij het opstellen van het Programma van Eisen? Uit de onderzochte projecten blijkt dat er veel opdrachtgevers zijn die al vroegtijdig in het proces een ambitie hebben voor een duurzaam te ontwikkelen project. Bij het formuleren van de wensen en eisen voor hun project in een Programma van Eisen wordt de ambitie voor duurzaamheid door het merendeel van de opdrachtgevers ook meegenomen. Toch kan op basis hiervan niet geconcludeerd worden dat dit de gangbare praktijk is op dit moment.
3.5 Aanbevelingen voor het doen van case onderzoek Uiteindelijk wil dit onderzoek aanbevelingen doen voor de manier waarop opdrachtgevers hun ambitie formuleren voor duurzaamheid. Door de successen en problemen te analyseren van projecten waar de opdrachtgever zijn ambitie vroegtijdig bepaald en vastgelegd heeft in een Programma van Eisen kunnen conclusies getrokken worden over de
48
4 Case onderzoek
4.1 Inleiding
De opdrachtgever heeft vroegtijdig een ambitie voor duurzaamheid En De opdrachtgever neemt dit mee bij het opstellen van het PVE En Het betreft een kantoorontwikkeling En De opdrachtgever, adviseurs en architect zijn bereid om deel te nemen aan het onderzoek en de projectdocumenten kunnen worden gebruikt.
Nadat het antwoord op deelvraag 1 is gevonden analyseert dit deel van het onderzoek het formuleren, sturen en realiseren van duurzaamheidsambities van opdrachtgevers om het antwoord te kunnen vinden op deelvragen 2, 3 en 4. Bovendien kunnen uit de successen en problemen van het viertal geanalyseerde praktijkcases lessen worden getrokken die als aanbevelingen dienen voor het maken van een handleiding. 4.1.1 Vereiste voor case onderzoek Omdat deelvragen 2, 3 en 4 gefocust zijn op hoe de opdrachtgever zijn ambitie moet formuleren en hier in het proces op moest sturen om deze ambitie te kunnen realiseren, moest eerst onderzocht worden of deze situatie überhaupt bestaat. Uit de eerder uitgevoerde praktijkscan kwam naar voren dat er weldegelijk duurzaam ontwikkelde projecten zijn waar de opdrachtgever vroegtijdig een ambitie had voor duurzaam bouwen en deze ook vast heeft gelegd in het Programma van Eisen (zie hiervoor paragraaf 3.4 op bladzijde 48). In de groep onderzochte projecten bleken dus projecten te zitten op basis waarvan het antwoord op deze deelvragen gevonden kan worden. 4.1.2 Selectiecriteria In de selectie van 36 projecten die mee hebben gedaan aan de praktijkscan is gekeken welke projecten geschikt waren voor het doen van dit case onderzoek en bleven er uiteindelijk 4 geschikte projecten over. De selectiecriteria zijn weergegeven in Figuur 4.1. Hier is steeds aangegeven op basis waarvan de projecten geselecteerd werden en vervolgens hoeveel van de 36 projecten die meededen aan de praktijkscan nog over waren als geselecteerd werd op die criteria.
Selectiecriterium Alle cases uit de praktijkscan
Aantal projecten 36 25 17 10 4
Figuur 4.1 Selectiecriteria om de projecten voor het case onderzoek te selecteren
Allereerst zijn de projecten geselecteerd waarvan de opdrachtgever vroegtijdig een ambitie had voor duurzaam bouwen (25 projecten voldeden aan dit criterium) en ook of deze meegenomen zijn bij het opstellen van het Programma van Eisen. Dit leverde uiteindelijk een totaal van 17 projecten op. Vervolgens is geselecteerd op gebouwtype. Behalve dat elke opdrachtgever een eigen visie heeft op wat duurzaam bouwen is en welke methode er gebruikt moet worden, verschillen de methodes om duurzaam te bouwen ook per type vastgoedobject. Om in een crosscase analyse projecten en ambities goed met elkaar te kunnen vergelijken is gekozen om alleen kantoorgebouwen te analyseren. Van de 10 projecten die voldeden aan dit selectiecriterium waren de partijen van 4 projecten in de gelegenheid deel te nemen aan dit onderzoek: ‐ Het nieuwe kantoor van ZO Wonen in Sittard ‐ Het nieuwe kantoor van UPC in Leeuwarden ‐ Het nieuwe gemeentehuis van de gemeente Hardenberg ‐ Het nieuwe kantoor van Ballast Nedam IPM in Gorinchem
49
4.1.3 Methode Per case is gestart met de analyse van de projectdocumenten. Voor zover deze voor handen waren per project is naar visiedocumenten, ambitie‐ documenten, fasedocumenten en Programma’s van Eisen gekeken en geanalyseerd wat hierin is opgenomen ten aanzien van de ambitie voor duurzaamheid van de opdrachtgever. Aanvullend op deze documentenanalyse zijn interviews gehouden met betrokken actoren (de opdrachtgever, de architect en een adviseur of project manager), waaruit duidelijk is geworden hoe het proces precies verlopen is en waar de obstakels zaten voor het realiseren van de duurzaamheidsambities. Om uiteindelijk conclusies te kunnen trekken over de situatie in de praktijk en antwoord te kunnen geven op deelvragen 2, 3 en 4 werden de gegevens van de losse cases met elkaar vergeleken in een crosscase analyse die opgenomen is in hoofdstuk 5. Onderdeel onderzoek Case onderzoek
Deelvraag
Methode
Hfst.
Case analyse
Deelvraag 2, 3, 4 Deelvraag 2, 3, 4
Analyse case documenten en interviews betrokken actoren Verglijken van de losse cases
Hst. 4
Crosscase analyse
Ambitieformulering Hier werd een antwoord gevonden op deelvraag 2: Hoe komen opdrachtgevers tot hun ambitie voor duurzaamheid en hoe werd deze geformuleerd? Sturen op de duurzaamheidsambitie Hier werd een antwoord gevonden op deelvraag 3: Wat was de rol van deze geformuleerde duurzaamheidsambitie bij het sturen op de realisatie van duurzaamheidsambitie? Realiseren van de duurzaamheidsambitie Hier werd antwoord gevonden op deelvraag 4: Wat was de reden dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde duurzaamheidsambitie te realiseren?
Hst. 5
Figuur 4.2 Onderzoeksonderdeel case onderzoek en methodes die hiervoor gebruikt werden
4.1.4 Weergave van het case onderzoek Omdat bij het doen van het case onderzoek de deelvragen 2, 3 en 4 centraal stonden zijn de cases weergegeven aan de hand van deze drie vragen. Een volledig overzicht van de case onderzoeken, de analyses van de documenten en de interviews per case zijn te vinden in de bijlage. In dit rapport worden per case de volgende onderwerpen weergegeven: Inleiding Algemene introductie op het project en de betrokken partijen
50
4.2 Case 1: ZO Wonen, Sittard 4.2.1 Introductie Een nieuw kantoor voor ZO Wonen Na de fusie van 3 woningbouwcorporaties tot één organisatie was de woningbouwcorporatie ZO Wonen in 2009 op zoek naar een nieuw kantoor in Sittard. Ontwikkelaar LSI uit Rotterdam had in 2006 al een plan gemaakt voor een prijsvraag voor kantoorontwikkeling in Sittard,. Ondanks dat LSI deze prijsvraag niet gewonnen had was de gemeente Sittard erg enthousiast over het plan en wilde graag dat LSI het kantoor daar alsnog zou ontwikkelen. Voor LSI was de ontwikkeling van een plan ter grootte van 18.000 m2 in één keer niet haalbaar maar wel in delen. Het eerste deel dat hiervan ontwikkeld zou worden was een nieuw kantoor voor ZO Wonen. Daartoe was het project gestart op 29 juli 2009 met een workshop (gehouden door LSI) om de wensen van ZO Wonen ten aanzien van het nieuwe kantoor te verkennen.
Betrokken partijen ZO Wonen is in dit project de eigenaar van het uiteindelijke kantoorpand en was ook opdrachtgever van het project. LSI nam voor de duur van de ontwikkeling van het project de taken van de opdrachtgever over en was dus naast ontwikkelaar, gedelegeerd opdrachtgever van het project. In dit proces stuurde LSI tot het DO het ontwerpteam aan bestaande uit KCAP als architect, Pieters bouwtechniek als constructeur, van Toorenburg als installateur, NIBE als duurzaamheidsadviseur en Peutz als deskundige op het gebied van brandveiligheid, EPC berekeningen en verkeerslawaai (Zie Figuur 4.4). Na het DO was Laudy betrokken als aannemer. In de realisatiefase stuurde LSI Laudy aan en was KCAP betrokken voor de esthetisch directievoering (Quist, 2011b).
Figuur 4.4 Projectorganisatie van het project ZO Wonen
Figuur 4.3 VO nieuwe kantoor ZO Wonen, Sittard (KCAP, 2010, P.1)
51
4.2.2 Ambitieformulering ZO Wonen wilde als woningbouwcorporatie haar maatschappelijke verantwoordelijkheid uit kunnen stralen en had daarom de wens voor een duurzaam ontwikkeld kantoor. Daarnaast zagen ze in dat het duurzaam ontwikkelen van het kantoor exploitatievoordelen voor hen op kon leveren (Barendsz, 2011). Daarbij was het de ambitie om het gebouw zo hoog mogelijk te laten scoren op gebied van duurzaamheid binnen de randvoorwaarde van het financiële kader (Quist, 2009, p. 14). In een workshop onder leiding van LSI was deze ambitie concreter gemaakt tot een eis voor een GreenCalc B label en een maximale EPC score van 0,75. Bij het tot stand komen van de ambitie is LSI dus nauw betrokken geweest. Als resultaat van de workshop is de duurzaamheidsambitie als eerste vastgelegd in het workshopverslag (Quist, 2009, p. 14). Later is de duurzaamheidsambitie ook opgenomen in het Technisch Programma van Eisen (Sprunken en Quist, 2010, p. 25). In beide documenten werd duurzaamheid behandeld in een apart hoofdstuk en werd voornamelijk de eis voor duurzaamheid genoemd. Daarnaast werden in het Technisch Programma van Eisen ook suggesties gegeven over hoe deze eis behaald zou kunnen worden. 4.2.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie Door LSI was een aanbieding gedaan op basis van het Technisch Programma van Eisen naar ZO Wonen waarin ook het behalen van de eis ten aanzien van duurzaamheid was vastgelegd. Nadat beide partijen hiermee akkoord waren gegaan was het behalen van de duurzaamheidsambitie van de opdrachtgever een harde eis geworden voor het eindresultaat. Bij het maken van het ontwerp werd daarom ook steeds gezocht naar oplossingen zodat het gebouw zou voldoen aan deze eis. Veranderingen in het ontwerp ten aanzien van het Technisch Programma van Eisen werden daarbij steeds vastgelegd in de fasedocumenten. Echter in de fasedocumenten is niks opgenomen over verandering in eisen voor duurzaamheid omdat het altijd mogelijk is geweest te voldoen aan deze eis tijdens het ontwerp. Dit is te danken aan
het feit dat in de definitiefase eerst goed gezocht was naar een realistische, haalbare ambitie. Daardoor hoefde de ambitie daarna in het proces niet bijgesteld te worden (Barendz, 2011). Hoewel de ambitie als eis duidelijk was voor alle partijen was het voor de architect niet duidelijk hoe deze eis vertaald moest worden naar het ontwerp en heeft dit veel sturing gevraagd van de kant van de project manager (Quist, 2011). Ook de architect zelf gaf dit aan: ‘Quist heeft zich hier ook gedurende het proces heel erg hard voor gemaakt en bovendien had hij veel verstand van zaken en dat is ook wel belangrijk (Dorresteijn, 2011).’ 4.2.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie Tijdens het realiseren van de ambitie voor duurzaamheid hebben zich een aantal successen en problemen voorgedaan. Daarom is gekeken naar welke de successen en welke de problemen waren bij het beheersen van de factoren geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit in de initiatief‐, definitie‐ en ontwerpfase. Successen Geld
Initiatieffase A: Duidelijk hebben welk budget beschikbaar is Organisatie B: Innovation Champ Tijd Informatie C: Vroegtijdig bepalen van de ambitie voor duurzaamheid Kwaliteit
Definitiefase Ontwerpfase D: Haalbaarheidsonderzoek E: Innovation Champ F: Experts inschakelen voor definiëren van de ambitie G: Tijd uittrekken voor reflectie op de ambitie H: Ambitie‐eis voor start ontwerp I: Opname ambitie in PVE J: Meetbare ambitie
K: Innovation Champ L: Ontwerpvrijheid M: Fasedocumenten N: Slim concept ontwerp
Figuur 4.5 Successen in het bouwproces van ZO Wonen bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
52
Problemen Geld
Initiatieffase
Organisatie Tijd
Definitiefase
Informatie
Kwaliteit
Ontwerpfase A: Onervaren architect B: Bijsturen van onervaren projectteamleden C: Geen contact met opdrachtgever
Figuur 4.6 Problemen in het bouwproces van ZO Wonen bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
Initiatieffase Al in de initiatieffase was duidelijk dat er een krap budget beschikbaar was (zie A in Figuur 4.5) voor het te ontwikkelen project. Omdat ook al duidelijk was dat het de ambitie was een duurzaam project te ontwikkelen (zie C in Figuur 4.5) en kon dus met beide rekening gehouden worden in de ontwikkeling van het project. Definitiefase Doordat LSI ervaring had met duurzaam bouwen (zie F in Figuur 4.5) en helder kon maken op basis van een haalbaarheidsonderzoek (zie D in Figuur 4.5) wat mogelijk was op gebied van duurzaamheid, kon een realistische ambitie gesteld worden ten aanzien van het eindproduct. Daarbij bleek het belangrijk dat voordat gestart werd met het ontwerp (zie H in Figuur 4.5) tijd uitgetrokken werd om te onderzoeken wat mogelijk was op gebied van duurzaamheid (zie G in Figuur 4.5). Bovendien was het een succes dat in deze fase de ambitie al geformuleerd was als meetbare eis (zie J in Figuur 4.5) en opgenomen was in het Programma van Eisen (zie I in Figuur 4.5). Ontwerpfase Doordat de ambitie als eis geformuleerd was, had het ontwerpteam voldoende vrijheid om oplossingen te bedenken binnen de eis (zie L in Figuur 4.5). Echter bleek dit niet genoeg houvast te bieden voor de
architect, die weinig ervaring had met duurzaam bouwen (zie A in Figuur 4.6), en dit veel tijd te kosten van de project manager voor bijsturing gedurende het proces (zie B in Figuur 4.6). Daarbij gaf de architect aan contact gehad te willen hebben met de opdrachtgever (zie C in Figuur 4.6) zodat deze meer uitleg bij de duurzaamheidsambitie gegeven zou kunnen hebben. Nadat voor de architect duidelijk was geworden wat bedoeld werd met deze ambitie was vanuit een slim ontwerpconcept gestart met ontwerpen. Daarbij is rekening gehouden met de locatie, de positionering van het gebouw ten opzichte van de zon en het gebouwvolume zodat zoveel mogelijk energie bespaard kon worden. Door dus slim om te gaan met het ontwerp was het makkelijk de doelstelling voor duurzaamheid te behalen (zie N in Figuur 4.5). Bovendien werd na elke fase gemonitord of de gestelde ambitie nog haalbaar was. Door het vastleggen van ontwerpbeslissingen in duidelijke fasedocumenten, was het mogelijk het projectresultaat te controleren (zie M in Figuur 4.5) Gedurende het hele proces was duidelijk dat door iemand die zich echt hard maakt voor het realiseren van duurzaamheidsdoelstellingen het goed mogelijk is deze doelen ook echt te halen. In het project van ZO Wonen heeft de projectmanager van LSI deze rol van innovation champ op zich genomen (zie B, E en K in Figuur 4.5).
53
4.3 Case 2: UPC, Leeuwarden 4.3.1 Introductie Een nieuw kantoor voor UPC Momenteel is UPC op twee locaties gevestigd in Leeuwarden. Omdat beide locaties te klein zijn en er behoefte was om de organisatie te centraliseren, was in 2004 gestart met het zoeken naar één pand voor UPC in Leeuwarden (Schut, 2011b). Hiervoor bleek echter geen geschikt pand te vinden in Leeuwarden. Daarom is besloten om zelf te starten met de ontwikkeling van een kantoor. In beginsel is daarvoor een Programma van Eisen opgesteld door DTZ (DTZ Zadelhof, 2007a en DTZ Zadelhof, 2007b) en is op zoek gegaan naar een partij die dit voor UPC kon ontwikkelen. Daarbij vond de opdrachtgever het belangrijk dat het gebouw duurzaam ontwikkeld werd, maar kon lange tijd geen partij vinden die echt raad wist met deze wens. In 2008 kwam UPC in contact met Join ontwikkeling (toen nog bekend onder de naam Triodos Real Estate Development), waarbij UPC het idee kreeg dat deze partij in staat zou zijn om de wens voor duurzaamheid te kunnen realiseren.
Betrokken partijen In dit project is UPC de opdrachtgever voor het ontwikkelen van een nieuw kantoor. De taken van het aansturen van het ontwerpteam en het bouwproces werden door UPC uitbesteed aan de ontwikkelaar, Join ontwikkeling. Voor de financiering tijdens de ontwikkeling is Triodos BNL verantwoordelijk en de uiteindelijke belegger, de eigenaar van het pand, is Green Real Estate. Tot aan het DO stuurde Join het ontwerpteam aan. Dit team bestond uit Deerns raadgevend ingenieursbureau als duurzaamheids‐ en installatieadviseur, Janssen Wesselink als constructeur en de architect Paul de Ruiter (zie Figuur 4.8). Bijzonder aan deze samenstelling van het ontwerpteam was dat de opdrachtgever UPC ook meedeed in het ontwerpteam. Reden hiervoor was dat de opdrachtgever veel invloed wilde kunnen uitoefenen op het eindresultaat en was daarom één van de ontwerpteamleden. Toen het DO gereed was werd het ontwerp aanbesteed en was de combinatie van Van Wijnen en Wolter&Dros, verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan. De ontwerpteamleden hebben in de uitvoering een controlerende rol. Beslissingen over ontwerpveranderingen worden echter goedgekeurd door Join. Een grafische weergave van de organisatie van het project is te zien in zie Figuur 4.8.
Figuur 4.7 Ontwerp van het nieuwe kantoor van UPC in Leeuwarden (Paulderuiter.nl, 2011)
54
Door te kijken naar referentieprojecten is de wens ontstaan voor een GreenCalc gecertificeerd gebouw. Toen echter bleek dat het haalbare niveau 350 niet onderscheidend was en dit niet aansloot op de visie van de opdrachtgever, werd besloten om een andere manier te zoeken om duurzaamheid te beoordelen. Daarbij is gekeken naar LEED en uiteindelijk gekozen voor BREEAM, waarbij het project met het behalen van een excellent label onderscheidend zou zijn (Schut, 2011b). In deze zoektocht naar een manier om duurzaamheid te kunnen vertalen naar een gebouwontwerp was nauwelijks iets geformuleerd ten aanzien van de wens van de opdrachtgever voor duurzaamheid.
Figuur 4.8 Projectorganisatie van het project UPC, Leeuwarden
4.3.2 Ambitieformulering Voor het functioneren van de organisatie van UPC staat de medewerker centraal en moet het kantoor dienend zijn om de organisatie te kunnen laten draaien. Vanwege het feit dat de medewerker van UPC het belangrijk vindt in een duurzaam gebouw te werken en UPC in haar lange‐ termijnvisie voorziet dat medewerkers schaarser zullen worden is het van belang het nieuwe kantoor duurzaam te ontwikkelen om aantrekkingskracht te kunnen behouden op haar (toekomstige) medewerkers (Schut, 2011b). Daarnaast heeft UPC een climate challange programma om zoveel mogelijk CO2 te reduceren. Ook dat was een rede voor een CO2 vriendelijk kantoor. UPC heeft al vanaf de start van het project de ambitie gehad om hun gebouw één van de duurzaamste gebouwen van Nederland te maken. Samen met ontwikkelaar Join is in het bouwproces op zoek gegaan naar een manier om dit te realiseren.
4.3.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie Doordat er weinig opgeschreven was ten aanzien van duurzaamheid en alleen duidelijk was dat het duurzaam moest zijn maar niet hoe, gaf dit vrij weinig richting voor het ontwerp. Uit het interview met de architect bleek dat het altijd voor hem duidelijk was dat het ontwerp duurzaam moest worden, alleen niet hoe (Paes, 2011). Dit bleek ook uit het interview met de ontwikkelaar (Buitink, 2011). Om toch te kunnen sturen op zijn wensen heeft de opdrachtgever deelgenomen aan alle ontwerpteamoverleggen. Zo was het mogelijk voor de opdrachtgever om in het proces te sturen op zijn duurzaamheidsambitie. Toch bleek dat er uiteindelijk wel behoefte was aan een meetbare eis voor duurzaamheid, om uiteindelijk te kunnen garanderen dat datgene wat door de aannemer opgeleverd zou worden, ook zou zijn wat de opdrachtgever wenste. Daarom is gewacht met de aanbesteding tot de uiteindelijke eis ten aanzien van duurzaamheid duidelijk was (Buitink en Krikke, 2009, p. 8). 4.3.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie Tijdens het realiseren van de ambitie voor duurzaamheid hebben zich een aantal successen en problemen voorgedaan. Daarom is gekeken naar welke de successen en welke de problemen waren bij het beheersen van de factoren geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit in de initiatief‐, definitie‐ en ontwerpfase.
55
Successen Initiatieffase Geld Organisatie
Definitiefase C: Partijen selecteren op ervaring
Tijd
Informatie
A: Vroegtijdig bepalen van de ambitie voor duurzaamheid B: Duurzaamheidsambitie gebaseerd op visie van de organisatie
Kwaliteit
Ontwerpfase D: Betrokken opdrachtgever E: Ontwerpteam met ervaring duurzaam bouwen F: Tijd nemen om ambitie in overleggen met het projectteam te bespreken G: Overleggen van de duurzaamheidsambitie
Figuur 4.9 Successen in het bouwproces van UPC bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
Problemen Initiatieffase Geld Organisatie Tijd
Informatie Kwaliteit
Definitiefase A: Geen tijd genomen voor het opstellen duurzaamheidsambitie B: Ambities veranderen nog in deze fase C: Ambitie‐eis niet in PVE
Ontwerpfase E: Opdrachtgever geen tijd om betrokken te zijn
Figuur 4.10 Problemen in het bouwproces van UPC bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
Initiatieffase Doordat al heel vroeg duidelijk was dat de opdrachtgever het heel belangrijk vond dat het gebouw duurzaam ontwikkeld werd kon dit verwerkt worden in het ontwerp (zie A in Figuur 4.9). ‘Ik denk dat het haast onmogelijk is als je al een ontwerp hebt om dan pas de vraag te stellen: hoe gaan we het verduurzamen (Schut, 2011b).’
Bovendien heeft de opdrachtgever expliciet aangegeven dat de medewerker bij het realiseren van een kantoor centraal moest staan. Daarom is gezocht naar een ambitie voor duurzaamheid die hierbij aansloot en is uiteindelijk gekozen om duurzaamheid te meten met de BREEAM methode omdat die het beste aansluit bij de doelstellingen van de organisatie (zie B in Figuur 4.9). Definitiefase In de definitiefase was geen Programma van Eisen opgesteld omdat er door DTZ in 2007, lang voordat UPC in contact was gekomen met Join, een Ruimtelijk en Technisch Programma van Eisen is opgesteld. De opdracht was volgens UPC onveranderd gebleven maar er moest wel aan toegevoegd worden dat het ook duurzaam moest (Schut, 2011b). Toch wist de opdrachtgever niet goed wat hij met duurzaamheid wilde in deze fase (zie B in Figuur 4.10). Er was in deze fase niet eerst tijd uitgetrokken om helder te maken wat deze ambities waren (zie A in Figuur 4.10) en ook niet voor het formuleren hiervan in een Programma van Eisen (zie C in Figuur 4.10). Daardoor had de opdrachtgever geen instrument om te sturen op zijn duurzaamheidswens. Wel is er in deze fase een keuze gemaakt voor een architect met ervaring met duurzaam bouwen en die de mens centraal stelt in zijn ontwerpen (zie C in Figuur 4.9). Ontwerpfase In het ontwerp is het gelukt de duurzame kwaliteit te realiseren doordat de opdrachtgever betrokken was bij elke ontwerpbeslissing (zie D in Figuur 4.9), die werd gemaakt en ontwerpteamleden geselecteerd waren met ervaring met duurzaam bouwen (zie E in Figuur 4.9). Door de opdrachtgever is expliciet tijd vrijgemaakt (zie F in Figuur 4.9) om deel te nemen in deze ontwerpteamoverleggen (zie G in Figuur 4.9) omdat het realiseren van deze kwaliteit zo belangrijk was voor de opdrachtgever. Wel zag de opdrachtgever in dat wanneer hij deze tijd niet genomen had, dit een grote bedreiging zou zijn geweest voor het realiseren van de duurzame kwaliteit (zie E in Figuur 4.10).
56
4.4 Case 3: Gemeentehuis Hardenberg 4.4.1 Introductie Een nieuw gemeentehuis in Hardenberg Na een fusie van een aantal afdelingen binnen de gemeente Hardenberg bleek het huidige gemeentehuis te klein en ontstond de behoefte aan een nieuw gemeentehuis. In 2006 was daarom contact gezocht met Draaijer + Partners om het projectmanagement voor een nieuw gemeentehuis te doen. Er is door hen gestart met het helder maken van de opgave die tot dan toe verspreid was over veel documenten en op verschillende manieren was omschreven. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het opstellen van een gebouwprofiel (Draaijer + Partners, 2006). Hierin werd de opdracht van de gemeente beschreven voor de ontwikkeling van een gemeentehuis en een parkeergarage. Nadat dit gebouwprofiel uitgezet werd in een architectenselectie, is uiteindelijk gekozen voor het ontwerp van de Architecten Cie, omdat deze het gemeentehuis en parkergarage gecombineerd hebben in één gebouw en bovendien een openbaar park hadden ontworpen. Na de architectenselectie heeft het ontwerpteam het plan tot VO+ ontwikkeld, wat vervolgens aanbesteed is als DBM opdracht. De geselecteerde aannemer, Volker Wessels, is juni 2010 gestart met de bouw en halverwege 2012 zal het gemeentehuis worden opgeleverd.
Betrokken partijen De opdrachtgever van het project, de gemeente Hardenberg, is tevens ook de financier van het plan. De gemeente heeft een externe adviseur ingehuurd, Peter Wiertz, voor het vertegenwoordigen van de gemeente als opdrachtgever in het proces. Hij vormt hiermee het aanspreekpunt vanuit de gemeente voor alle betrokken partijen. Voor de aansturing van het ontwerpteam en het opstellen van het Programma van Eisen heeft de gemeente Draaijer + Partners aangesteld. Zij stuurden het ontwerpteam aan, bestaande uit ABT als constructeur, Linssen als installatieadviseur, DGMR als bouwfysica deskundige en de Architecten Cie als architect, tot en met de realisatie van het VO+ (zie Figuur 4.12). Na het VO+ was het werk aanbesteed als DMB opdracht (Design, Build and Maintain), waarbij de aannemer zelf verantwoordelijk was voor het projectmanagement en verantwoording af zal leggen aan de gemeente. Het ontwerpteam had in de fase na de aanbesteding nog wel een controlerende rol. Een grafische weergave van de projectorganisatie is te zien in Figuur 4.12.
Figuur 4.11 Prijsvraaginzending door de Architecten Cie (archined.nl, 2011)
Figuur 4.12 Projectorganisatie van het project Gemeentehuis Hardenberg
57
4.4.2 Ambitieformulering De gemeente Hardenberg heeft in haar beleid een ‘Masterplan duurzaamheid’ opgenomen en wilde daarom een nieuw gemeentehuis op gebied van duurzaamheid aan dit plan laten voldoen. Bovendien is uit een variantenstudie voor huisvestingsmogelijkheden gebleken dat duurzame nieuwbouw financiële voordelen oplevert in de exploitatiefase. Met behulp van Draaijer + Partners is in de definitiefase gekeken naar welke de wensen en ambities, ten aanzien van het project, van de gemeente waren. Het werd duidelijk dat de aanvankelijke ambitie was: het ontwikkelen van een duurzaam gemeentehuis en dat dit een voorbeeld op gebied van duurzaam bouwen zou moeten worden. Deze ambitie is vastgelegd in het gebouwprofiel (Draaijer + Partners, 2006, p. 4), dat beschouwd kan worden als het Technisch Programma van Eisen. Duurzaamheid wordt hier in een apart hoofdstuk behandeld. Daarnaast werden ook maatregelen opgenomen om deze ambitie te kunnen realiseren. Nadat op basis hiervan een architectenselectie was gemaakt, bleek dat op basis van het conceptontwerp van de Architecten Cie veel meer mogelijk was op het gebied van duurzaam bouwen en werd gekeken of de lat voor duurzaamheid hoger gelegd kon worden. Omdat hier een financieel besluit over genomen moest worden door de gemeenteraad lag het project een lange periode stil. Na akkoord vanuit de gemeenteraad werden de plannen hervat en de ambitie uitgesproken het duurzaamste gemeentehuis van Nederland te gaan ontwikkelen. Met hulp van DGMR werd dit vertaald in een te behalen GPR gebouw score van 8,5, die opgenomen werd in een DUBO advies (DGMR, 2008a, p. 12). 4.4.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie Voor de architect was het duidelijk dat de opdrachtgever een ambitie had voor een duurzaam gebouw. Alleen was niet duidelijk hoe dit precies vertaald moest worden in een ontwerp (Medic en Hamming, 2011). De architect heeft duurzaamheid daarom wel meegenomen in zijn ontwerp en heeft dit vertaald naar een energetisch slim concept. Dit zette de opdrachtgever aan het denken of er niet meer mogelijk was op het gebied
van duurzaamheid en heeft hij uiteindelijk besloten de lat voor duurzaamheid hoger te leggen. Hierbij heeft DGMR de opdrachtgever als adviseur ondersteund en raadden zij de opdrachtgever aan de ambitie te vertalen naar een meetbare eis om het proces op het realiseren van deze ambitie te kunnen sturen (DGMR, 2008a, p. 6). Nadat de eis ten aanzien van duurzaamheid vastgelegd was, is na elke fase gekeken of nog voldaan werd aan deze eis en is dit vastgelegd in de fasedocumenten. Op deze manier is de voortgang van de realisatie van de duurzaamheidsambitie gemonitord. Daarnaast is gekozen voor een DBM contract met de aannemer, wat ertoe leidde dat de aannemer ook echt meedacht in oplossingen voor het (duurzame) projectresultaat, die voordelen op zouden leveren in de exploitatiefase. 4.4.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie Tijdens het realiseren van de ambitie voor duurzaamheid hebben zich een aantal successen en problemen voorgedaan. Daarom is gekeken naar welke de successen en welke de problemen waren bij het beheersen van de factoren geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit in de initiatief‐, definitie‐ en ontwerpfase. Successen Geld
Initiatieffase
Organisatie
Tijd
Informatie
A: Tijd uittrekken voor het evalueren van de organisatie
Kwaliteit
Definitiefase
Ontwerpfase E: Kostendeskundige in het team B: Organisatievorm passend F: Ontwerpteam met bij het project ervaring duurzaam bouwen C: Partijen selecteren op ervaring D: Tijd uittrekken voor G: Tijd nemen om ambitie reflectie op de ambitie in overleggen met het projectteam te bespreken H: Overleggen van de duurzaamheidsambitie I: Fasedocumenten J: Slim concept ontwerp
Figuur 4.13 Successen in het bouwproces van de gemeente Hardenberg bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
58
Problemen Geld Organisatie Tijd
Initiatieffase
Informatie
Kwaliteit
Definitiefase A: Ambities veranderen nog in deze fase B: Onduidelijke duurzaamheidswens C: Formuleren van concrete maatregelen in PVE D: Ambitie‐eis niet in PVE
Ontwerpfase E: Duurzaamheidsambitie niet bekend bij ontwerpteam
F: Beperkte mogelijkheid kwaliteitscontrole door DBM contract
Figuur 4.14 Problemen in het bouwproces van de gemeente Hardenberg bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
Initiatieffase In de initiatieffase is een bewuste keuze gemaakt voor een nieuw gemeentehuis, en niet voor het renoveren van het oude gemeentehuis, omdat duidelijk werd dat duurzaamheidsdoelstellingen beter te realiseren waren in nieuwbouw. Door een onderzoek te doen naar huisvestingsopties, is een bewuste keuze gemaakt voor duurzame nieuwbouw. Dit was te verantwoorden binnen de gemeente (zie A in Figuur 4.13). Definitiefase In de definitiefase is duidelijk tijd uitgetrokken (D in Figuur 4.13) door Draaijer + Partners om de vraag van de gemeente helder te krijgen en is deze opgenomen in het gebouwprofiel. Toch was in deze fase nog niet duidelijk hoe de ambitie behaald moest worden (zie B in Figuur 4.14) en kon geen concrete eis geformuleerd worden (zie D in Figuur 4.14) ten aanzien van duurzaamheid. Wel werden er maatregelen voorgeschreven, die genomen moesten worden, om de ambitie te kunnen realiseren (zie C in Figuur 4.14). Uit interview met de architecten (Medic en Hamming, 2011) bleek later dat dit de ontwerpvrijheid beperkte en het beter was wanneer in het ontwerp werd gekeken naar oplossingen die passen bij
het project. In deze fase is op advies van Draaijer + Partners een keuze gemaakt voor een strategische organisatievorm (zie B in Figuur 4.13). Omdat de ambitie voor duurzaamheid nog niet helemaal vaststond (zie A in Figuur 4.14) wilde de gemeente deze verder uitwerken met behulp van de kennis van marktpartijen en is gekozen voor een DBM organisatievorm waarin de aannemer gedwongen werd mee te denken in oplossingen voor het ontwerp, die ook gunstig zouden zijn in de exploitatie van het gebouw. Daarbij is bij de selectie van partijen gekeken naar de visie die partijen hadden en ervaring met duurzaam bouwen (zie C in Figuur 4.13). Ontwerpfase Uit het interview met de architecten (Medic en Hamming, 2011), bleek dat de ambitie voor duurzaamheid niet echt duidelijk was (E Figuur 4.14) bij de architectenselectie. Het was vooral onduidelijk hoe dit moest worden gerealiseerd. Toch is er wel rekening mee gehouden door het maken van een energetisch slim conceptontwerp (zie J in Figuur 4.13). In de overleggen die later plaats hebben gevonden tussen de opdrachtgever in het ontwerpteam is dit duidelijker geworden en zijn de ambities echt in overleggen bepaald (zie G en H in Figuur 4.13). Daarbij was het een voordeel dat partijen geselecteerd waren die al ervaring hadden met een duurzaam project (zie F in Figuur 4.13). En bovendien konden duurzame ontwerpoplossingen altijd meteen doorgerekend worden omdat er een kostendeskundige aan tafel zat, wat ervoor zorgde dat het project binnen het budget kon blijven (zie E in Figuur 4.13). Daarnaast kon er gestuurd worden op het realiseren van duurzaamheid omdat in de fasedocumenten expliciet gemaakt werd in hoeverre de duurzaamheids‐ doelstellingen waren behaald en wat er nog aangepast moest worden in het project om die alsnog te kunnen behalen (zie I in Figuur 4.13). Nadat het project zorgvuldig uitgedacht was door het ontwerpteam was het na het VO aanbesteed en gaven de architecten (Medic en Hamming, 2011) aan dat door het DBM contract het moeilijk te controleren was of de kwaliteit en duurzaamheid daadwerkelijk werden gerealiseerd (Zie F in Figuur 4.14).
59
4.5 Case 4: Ballast Nedam, Gorinchem 4.5.1 Introductie Een nieuw kantoor voor Ballast Nedam IPM Op dit moment is Ballast Nedam IPM, dochteronderneming van Ballast Nedam holding, op 3 locaties in de Benelux gevestigd. Hierbij hebben de 2 Nederlandse vestigingen te kampen met ruimtegebrek waardoor in september 2009 de behoefte is ontstaan aan een nieuw kantoor in Gorinchem. Voor het project is een intern projectteam samengesteld en is vrij snel (in oktober 2009) een architect geselecteerd. Daarna heeft het ontwerpteam, samen met het interne projectteam, het plan ontwikkeld tot VO+. Tot op heden is het niet gelukt de financiering voor het plan sluitend te krijgen en ligt het project stil.
gerealiseerd kan worden, omdat Ballast Nedam IPM op deze manier zoveel mogelijk kan leren over het realiseren van een duurzaam bouwproject. Omdat niet het gehele proces intern uitgevoerd kan worden zullen op punten waar extra kennis nodig is, externen worden aangetrokken. Op deze manier is door het interne projectteam samengewerkt met een extern projectteam bestaande uit DWA als energie‐ en installatieadviseur, NoSe application voor de toepassing van een monitoringssysteem, Peutz voor bouwfysica, brandveiligheid en duurzaam bouwen, ABT voor technisch advies en procesbegeleiding en Albert van Eerden als architect (Zie Figuur 4.16). Momenteel wordt er gewacht op een besluit over de financiering van het project. Zodra dit geregeld is zal een aannemer geselecteerd worden. Onduidelijk is welke rol de externe projectleden zullen hebben bij de uitvoering van het plan.
Figuur 4.15 Voorlopig ontwerp nieuw kantoor Ballast Nedam IPM (Van Eerden, 2010)
Betrokken partijen De opdrachtgever van het project is de Ballast Nedam IPM. Intern is een projectteam aangesteld dat zoveel mogelijk zelf de ontwikkeling kan doen. Dit team is van start tot realisatie van het gebouw, zowel verantwoordelijk voor het proces‐ als voor het projectmanagement.. Voor zover mogelijk zorgen zij ervoor dat de hele ontwikkeling intern
Figuur 4.16 Projectorganisatie van het project Ballast Nedam IPM
60
4.5.2 Ambitieformulering Ballast Nedam IPM is specialist op gebied van energie en installaties en wil een nieuw kantoor duurzaam ontwikkelen om aan haar klanten te kunnen laten zien wat Ballast Nedam kan op gebied van duurzame installaties en energie (Loeffen, 2011). Daarnaast heeft Ballast Nedam IPM zich tot doel gesteld bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen van de overheid, gesteld in het ‘lente akkoord’ (Ballast Nedam IPM, 2009, p. 3). In een eerste Plan van Aanpak (de Boer, 2009, p. 6) voor het project werd daarom aangegeven dat duurzaamheid belangrijk is bij de ontwikkeling en dat daarbij het thema energie in ieder geval belangrijk was. Daarna is gestart met een intern onderzoek naar de kernwaarden van de organisatie, waarbij duidelijk werd dat duurzaamheid zowel intern als extern belangrijk was. Dit werd daarom ook opgenomen in het Programma van Eisen (Verboom, 2009, p. 15‐16). Bij de interne duurzaamheidswaarde werd in het Programma van Eisen aangegeven dat de volgende zaken belangrijk waren: ‐ In het nieuwe kantoor moeten de werknemers een prettig en gezond werkklimaat krijgen. ‐ De indeling van het gebouw is afgestemd op het optimaal faciliteren van de organisatie. ‐ Het gebouw biedt ruimte aan persoonlijke invulling van de werkzaamheden. (Verboom, 2009, p. 15‐16) Ook naar buiten is duurzaamheid belangrijk en heeft de opdrachtgever behoefte om dit aantoonbaar te maken. In het Programma van Eisen (Verboom, 2009, p. 16) werd daarom de eis opgenomen voor het halen van een BREEAM excellent label.
Hoewel vanaf de start van het project al duidelijk was dat duurzaamheid belangrijk was is dit niet meegenomen in het concept ontwerp. Nadat de eis voor het halen van een BREEAM excellent label duidelijk was is geprobeerd zo veel mogelijk BREEAM punten te integreren in het ontwerp. Ook zijn punten opgenomen in het ontwerp die niet nodig zijn voor de organisatie of die überhaupt niet gebruikt zullen worden. Dit alles om er voor te kunnen zorgen dat de BREEAM excellent eis wordt behaald. Hoewel de BREEAM eis duidelijk was voor de architect heeft deze wel aangegeven (van Eerden, 2011) dat het nooit duidelijk is geworden hoe deze eis behaald moest worden en wat de opdrachtgever hier precies mee wilde. De projectmanager geeft daarom ook aan, dat op het gebied van duurzaamheid de architect veel sturing nodig heeft (de Boer en de Valk, 2011). Het is het interne projectteam geweest die zich echt hard heeft gemaakt voor het realiseren van duurzaamheid (van Eerden, 2011). 4.5.4 Realisatie van de duurzaamheidsambitie Tijdens het realiseren van de ambitie voor duurzaamheid hebben zich een aantal successen en problemen voorgedaan. Daarom is gekeken naar welke de successen en welke de problemen waren bij het beheersen van de factoren geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit in de initiatief‐, definitie‐ en ontwerpfase. Successen Geld Organisatie Tijd
Informatie Kwaliteit
4.5.3 Sturing op de duurzaamheidsambitie De eis ten aanzien van duurzaamheid was duidelijk na het opstellen van het Programma van Eisen, toen het concept ontwerp al gemaakt was.
Initiatieffase A: Innovation Champ B: Tijd uittrekken voor het evalueren van de organisatie C: Duurzaamheidsambitie gebaseerd op visie van de organisatie
Definitiefase D: Innovation Champ
Ontwerpfase G: Innovation Champ H: Tijd nemen om ambitie in overleggen te bespreken
E: Ambitie opname in PVE F: Meetbare ambitie
I: Overleggen van de duurzaamheidsambitie
Figuur 4.17 Successen in het bouwproces van de Ballast Nedam IPM bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
61
Problemen Geld
Initiatieffase A: Niet stellen van een budget Organisatie Tijd Informatie Kwaliteit
Definitiefase B: Te weinig budget voor duurzame kwaliteit C: Architect te vroeg betrokken in proces D: Halen van duurzaamheidslabel wordt doel
Ontwerpfase E: Financiering niet sluitend F: Onervaren architect G: Bijsturen van onervaren projectteamleden H: Duurzame oplossingen niet gewenst
Figuur 4.18 Problemen in het bouwproces van de Ballast Nedam IPM bij de realisatie van de duurzaamheidsambitie
Initiatieffase In de initiatieffase is duidelijk tijd uitgetrokken (zie B in Figuur 4.17) door het interne ontwerpteam om de kernwaarden van de organisatie te bepalen. Uiteindelijk kon daarop de ambitie voor duurzaamheid gebaseerd worden (zie C in Figuur 4.17). Daarbij werd duidelijk dat duurzaamheid belangrijk was, maar is niet expliciet rekening gehouden met het feit dat dit ervoor kon zorgen dat investeringskosten hoger zouden kunnen zijn. In deze fase was eigenlijk nog onduidelijk wie het project zou gaan financieren en wat het budget zou zijn (zie A in Figuur 4.18). Definitiefase In de defintiefase is de ambitie vertaald in een meetbare eis (zie F in Figuur 4.17) en opgenomen in het Programma van Eisen (zie E in Figuur 4.17) zodat het mogelijk was om later in het proces op de duurzaamheidsambitie te sturen . Toch kon het aspect duurzaamheid niet meer meegenomen worden in het conceptontwerp omdat de architect al betrokken was voordat duidelijk was wat de eisen waren van de opdrachtgever ten aanzien van het project (zie C in Figuur 4.18). Hoewel de ambitie aanvankelijk gebaseerd was op de kernwaarden van de organisatie werd nu de ambitie‐eis belangrijk en een echt doel (zie D in
Figuur 4.18)in plaats van dat het het realiseren van een gebouw dat goed aansluit op de organisatie, belangrijk was. Dit had als gevolgd dat later elementen gerealiseerd zouden worden die wel geld zouden kosten maar niet gebruikt zouden worden door de organisatie. Alles om er voor te zorgen dat het duurzaamheidslabel behaald zou worden (zie H in zie G in Figuur 4.18). Bovendien werd in deze fase duidelijk dat er geen extra budget beschikbaar was voor duurzame oplossingen en moest er opnieuw gekeken worden naar de bouwkosten voor het project. Ontwerpfase Doordat het interne projectteam zich echt hard maakte voor het realiseren van de duurzaamheid en echt de rol van innovation champ (zie A, D en G in Figuur 4.17) op dit gebied op zich nam, werd het duidelijk dat het ontwerp zo gemaakt werd dat duurzaamheid gerealiseerd zou worden. Ze namen hierbij echt de tijd (zie H in in Figuur 4.17) om hun wensen ten aanzien van duurzaamheid in overleggen met het ontwerpteam te bespreken (zie I in in Figuur 4.17). Daarbij bleek uit het interview met de projectmanager (de Boer en de Valk, 2011) dat er wel echt extra tijd uitgetrokken moest worden (zie G in Figuur 4.18) om de onervaren architect (zie F in Figuur 4.18) en het projectteam aan te sturen op gebied van duurzaamheid. Uiteindelijk werd duidelijk dat er in deze fase nog steeds geen financiering was gevonden (zie E in Figuur 4.18) en is tijdelijk gestopt met de planontwikkeling. Omdat zeer onduidelijk is in welke hoedanigheid en voor welk programma het project hervat zal gaan worden is ook zeer onduidelijk of de ontworpen duurzaamheid nog gerealiseerd zal worden.
62
5 Crosscase analyse
o o
5.1 Inleiding
o o o o o o
De gegevens uit de onderzochte cases zijn met elkaar vergeleken in een crosscase analyse, om lessen te kunnen trekken uit de onderzochte praktijk en aanbevelingen te kunnen doen voor het maken van een handleiding. 5.1.1 Methode Bij het doen van de crosscase analyse zijn de gegevens uit de case onderzoeken op twee manieren met elkaar vergeleken: a. Een vergelijking van antwoorden die gevonden zijn bij het beantwoorden van de deelvragen,2,3 en 4 b. Een vergelijking van opvallende thema’s die terugkeerden in de verschillende cases en aan het licht kwamen bij het zoeken naar de antwoorden van de deelvragen. 5.1.2 Weergave van de crosscase analyse De volgende paragraven geven de crosscase analyse per onderzochte deelvraag weer. Daarbij worden niet alleen thema’s behandeld die onderzocht zijn om deelvraag 2, 3 en 4 te beantwoorden (deze zijn hier aangegeven met: a), maar ook thema’s die pas later aan het licht kwamen (deze zijn hier aangegeven met: b). Omdat al deze thema’s gevonden zijn in het onderzoek naar deelvraag 2, 3 en 4 worden deze thema’s weergegeven aan de hand van de volgende deelvragen per paragraaf ‐ Ambitieformulering: In deze paragraaf is onderzoek gedaan naar deelvraag 2: Hoe komen opdrachtgevers tot hun ambitie voor duurzaamheid en hoe wordt deze geformuleerd? Hiervoor zijn de volgende relevante thema’s gevonden:
‐
Zoektocht naar ambities voor duurzaamheid (b) Overwegingen bij het bepalen van duurzaamheidsambities (b) Meetbare ambities (b) Hulp bij het stellen van ambities (a) Motivatie voor duurzaamheidsambities (a) Tijdstip van ambitie formulering (b) Vastleggen van duurzaamheidsambities (a) Omschrijving van duurzaamheidsambities in het PVE (a)
Sturen op de duurzaamheidsambitie: In deze paragraaf is onderzoek gedaan naar deelvraag 3: Wat is de rol van deze geformuleerde duurzaamheidsambitie bij het sturen op de realisatie van duurzaamheidsambities? Hiervoor zijn de volgende relevante thema’s gevonden:
o o o o o o
Mogelijkheden voor sturing op duurzaamheidsambities (b) Ontwerpoplossingen binnen de duurzaamheidseis (a) Consequenties van een bindende duurzaamheidseis (a) Prioriteiten voor duurzaamheidsaspecten (b) Duurzaam conceptontwerp (b) Bouworganisatievorm (b)
‐
Realiseren van de duurzaamheidsambitie: In deze paragraaf is onderzoek gedaan naar deelvraag 4: Wat is de reden dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde duurzaamheidsambitie te realiseren? Hiervoor zijn de volgende relevante thema’s gevonden:
o o
Successen in het proces (a) Problemen in het proces (a)
63
5.2 Ambitieformulering In de paragraaf ambitieformulering worden de volgende 8 thema’s behandeld: ‐ Zoektocht naar ambities voor duurzaamheid (b) ‐ Overwegingen bij het bepalen van duurzaamheidsambities (b) ‐ Meetbare ambities (b) ‐ Hulp bij het stellen van ambities (a) ‐ Motivatie voor duurzaamheidsambities (a) ‐ Moment van ambities in het proces (b) ‐ Vastleggen van duurzaamheidsambities (a) ‐ Omschrijving van duurzaamheidsambities in het Programma van Eisen (a) 5.2.1 Zoektocht naar ambities voor duurzaamheid Uit de onderzochte cases werd duidelijk dat de opdrachtgevers vroegtijdig een ambitie hadden voor een duurzaam gebouw. Het bleek dat de opdrachtgevers niet een duidelijke ambitie hadden en dat er een zekere zoektocht nodig was om te komen tot de uiteindelijke ambitie. De aanvankelijke ambities waren: ‐ Het gebouw zo hoog mogelijk laten scoren op gebied van duurzaamheid binnen de randvoorwaarde van het financiële kader (Quist, 2011b) ‐ Één van de duurzaamste gebouw van Nederland (Schut, 2011b) ‐ Een duurzaam gebouw ontwikkelen dat een voorbeeld is voor duurzaam bouwen (Wiertz, 2011) ‐ Een energieneutraal gebouw (de Boer en de Valk, 2011) In de zoektocht naar een concretere formulering van deze ambitie werden bijvoorbeeld presentaties gehouden, vergelijkingen gemaakt met andere duurzame projecten of werden voorbeeldprojecten bezocht om
een beter beeld te krijgen van wat een duurzame ambitie in kan houden, en hoe dit meer concreet geformuleerd kan worden. 5.2.2 Overwegingen bij het bepalen van duurzaamheidsambities Tijdens het ontwikkelen van de duurzaamheidsambitie werd een aantal zaken overwogen voordat besloten werd wat de ambitie uiteindelijk precies zou zijn. Uit de cases bleek dat de volgende punten in overweging genomen werden door de opdrachtgevers: ‐ Onderscheiden ten opzichte van andere projecten ‐ Ambitie passend bij de organisatie ‐ Ambitie passend bij het budget Onderscheiden ten opzichte van andere projecten Voor het project UPC Leeuwarden is gekeken naar de mogelijkheid om een gebouw te realiseren met een hoge GreenCalc+ score. Om onderscheidend te zijn moest de lat boven de 1000 punten gelegd worden omdat het gebouw met de hoogste GreenCalc+ score (Kantoor van TNT in hoofddorp) 1000 punten had gescoord. Ook bij de ontwikkeling van het nieuwe gemeentehuis in Hardenberg was als referentie voor het eigen project gekeken naar hoe duurzaam andere projecten waren. ‘En ook is er gekeken naar waar andere partijen (zowel marktpartijen als hogescholen en universiteiten), mee bezig zijn en wat dan realistisch is met betrekking tot duurzaamheid (Wiertz, 2011)’. Ambitie passend bij de organisatie Daarnaast werd bij de overwegingen voor een bepaalde ambitie ook gekeken, voor het stellen van een eis, naar wat past bij de organisatie. Zo gaf Wiertz (2011) aan dat GPR gebouw een veel gebruikte methode is bij de ontwikkeling van gemeentehuizen, dus dat het logisch was dat er als
64
ambitie een GPR score werd gesteld. Bij de ontwikkeling van het kantoor van UPC is eerst gekeken naar een GreenCalc+ score. Toch sloot dit niet goed aan op de visie van UPC op wat een duurzaam gebouw zou moeten zijn. Volgens UPC gaat duurzaamheid om de medewerkers en hebben ze daarnaast een Climate Challenge Programme om de uitstoot van CO2 zoveel mogelijk te reduceren. Vandaar dat de ambitie later verlegd werd naar LEED en vervolgens naar het halen van een BREEAM label, omdat dit brede label meer aansloot op wat duurzaam was volgens UPC (Schut, 2011). Ambitie passend bij de het beschikbare budget Uiteindelijk blijkt het budget ook een onderwerp dat meegenomen werd in de overweging voor het stellen van een bepaalde ambitie. Quist (2011) heeft de organisatie van ZO Wonen in een workshop laten zien wat de financiële gevolgen waren van het hebben van een bepaalde ambitie. Aanvankelijk was het de ambitie om een GreenCalc+ A label te halen maar deze is na deze workshop bijgesteld tot het halen van een GreenCalc+ B label omdat de investeringen voor het behalen van een A‐label op dat moment niet gunstig waren: ‘We hebben daarom gezegd: het moet B worden met een knipoog naar A. Als straks zonnepanelen kostenefficiënt worden, dan leggen we een paar honderd PV panelen op het dak, maar dan moet het gebouw wel zo ontworpen zijn dat we alleen nog maar de stekker in het stopcontact hoeven te stoppen en dat het dan werkt (Barendsz, 2011).’ Ook bij de ontwikkeling van het gemeentehuis van Hardenberg was te zien dat het budget een rol speelde voor het stellen van een bepaalde ambitie. Op het moment dat de ambitie uitgesproken werd dat het gemeentehuis het meest duurzame gemeentehuis van Nederland zou moeten worden, moest hiervoor eerst opnieuw een besluit genomen
worden door de gemeenteraad, omdat voor de realisatie hiervan extra budget vrijgemaakt moest worden. 5.2.3 Meetbare ambities Bij het opstellen van hun eerste ambitie voor duurzaamheid, bleek dat opdrachtgevers daarna op zoek gingen naar een manier om duurzaamheid te kunnen meten, omdat de ambitie te vaag was om een proces aan te kunnen sturen (zie paragraaf 5.2.1). De ambitie werd daarna in elk project vertaald naar een label of score van een bepaalde meetmethode. De ambities zijn uiteindelijk vertaald in de volgende meetbare eisen: ‐ ZO Wonen, Sittard: GreenCalc+ B label ‐ UPC, Leeuwarden: BREEAM excellent ‐ Gemeentehuis Hardenberg: GPR 8,5 ‐ Ballast Nedam IPM, Gorinchem: BREEAM excellent 5.2.4 Hulp bij het stellen van ambities In alle cases had de opdrachtgever hulp nodig bij het komen tot de uiteindelijke meetbare ambitie voor duurzaamheid waar het proces op aangestuurd kon worden. In het project van ZO Wonen ondersteunde LSI, als ontwikkelaar, de opdrachtgever met het houden van een workshop over de mogelijkheden voor duurzaam bouwen en de gevolgen hiervan. Bij het nieuwe kantoor van UPC had ook de ontwikkelaar een ondersteunende rol bij de totstandkoming van de ambitie. De kennis van het projectteam was ingeschakeld bij de ontwikkeling van het kantoor van Ballast Nedam IPM om de ambitie voor duurzaam bouwen te concretiseren tot een meetbare eis. 5.2.5 Motivatie duurzaamheidsambitie De opdrachtgevers hadden verschillende motieven voor hun duurzaamheidsambities:
65
‐ ‐ ‐ ‐
Financieel voordeel in de exploitatie Goed voor het imago Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Wens van de medewerkers
Financieel voordeel in de exploitatie ZO Wonen en de gemeente Hardenberg gaven beiden aan dat het realiseren van duurzame oplossingen financiële voordelen oplevert in de exploitatieperiode en dat dit deels de reden was voor het hebben van een ambitie voor een duurzaam gebouw. Door nu te investeren in duurzame maatregelen zal heb gebouw energiezuinig worden en kunnen de energie kosten bijvoorbeeld lager blijven in de exploitatieperiode. Goed voor het imago Ballast Nedam IPM gaf aan dat door het duurzaam ontwikkelen van het kantoor er aan klanten en relaties getoond zou kunnen worden wat er allemaal mogelijk is op gebied van duurzaam bouwen en wat Ballast Nedam IPM te bieden heeft. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Behalve het imago voordeel gaf Loeffen van Ballast Nedam IPM aan dat de ambitie voor duurzaamheid ook voortkomt vanuit de filosofie van het bedrijf zelf (Loeffen, 2011). Bij de ontwikkeling van het kantoor van ZO Wonen kwam de wens voor duurzaamheid vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijf en de wil dit uit te stralen. Ook de opdrachtgevers van de andere twee projecten hadden een visie op duurzaamheid. Zo heeft UPC een Climate Challenge programme en de gemeente Hardenberg heeft een duurzaamheidsbeleid voor de hele gemeente. Dat laatste was de oorzaak van het hebben van een ambitie voor een duurzaam ontwikkeld project.
Wens van de medewerkers UPC gaf bovendien aan dat het belangrijk is voor hun medewerkers dat het kantoor waarin het bedrijf gehuisvest is een duurzaam gebouw is. Niet alleen omdat dit gebouw de werknemers een prettige werkomgeving kan bieden, maar ook omdat dit toekomstige werknemers aantrekt (Schut, 2011). 5.2.6 Tijdstip van ambitie formulering Dat het ging om een duurzame ontwikkeling was bij alle projecten aan het begin al duidelijk. Toch was de precieze ambitie op dat moment niet helder en werd deze in alle projecten nog vertaald in een ambitie‐eis zodat het project hierop gestuurd kon worden. Het moment waarop duidelijk was wat de eis was voor duurzaamheid, verschilde veel in de projecten. Dit gaf de projecten een verschillend karakter omdat er in het ene project duidelijk gemonitord werd of deze ambitie werd behaald en het projectresultaat goedgestuurd kon worden, terwijl bij andere projecten de ambitie‐eis pas laat bekend was, waardoor bijsturing tijdens het proces moeilijker was. Figuur 5.1 laat per project zien dat de ambities vroegtijdig in het proces verschenen (bij elk project in de initiatieffase) en laat de lengte van de groene balk zien hoe lang het heeft geduurd tot deze ambitie uiteindelijk vertaald was in een meetbare eis.
Figuur 5.1 Tijdstip waarop ambitie en meetbare eis voor duurzaamheid
66
Bij de ontwikkeling van het kantoor van Ballast Nedam IPM was binnen twee maanden al bepaald dat de ambitie voor een energieneutraal gebouw vertaald zou worden naar een BREEAM excellent gebouw. Toch was de architect al voor die tijd gestart met het maken van tekeningen. Bij het project van ZO Wonen was de ambitie ook vrij snel vastgelegd en vertaald in een meetbare eis na een workshop van de ontwikkelaar, nog voor het ontwerpteam betrokken was bij het project. Bij de ontwikkeling van het gemeentehuis van Hardenberg heeft het wat langer geduurd voordat duidelijk was dat het gebouw een minimale GPR score 8,5 moest gaan halen. Net als bij het project van Ballast Nedam IPM werd hier de eis pas vastgesteld nadat een architect betrokken was bij het project. Het langste traject om te komen tot een ambitie‐eis was in het project van UPC. Pas nadat het Voorlopig Ontwerp klaar was werd bepaald dat het gebouw een BREEAM excellent label moest gaan halen. 5.2.7 Vastleggen van duurzaamheidsambities De processen van de vier onderzochte projecten waren zeer verschillend; net zoals de manier waarop gedocumenteerd werd. In alle vier de projecten werd de ambitie voor duurzaamheid vastgelegd. Veel verder dan het noemen van de aanvankelijke ambitie of de eis voor duurzaamheid ging de formulering van de ambitie niet. In het Programma van Eisen van het kantoor voor UPC stond zelfs niks opgenomen over duurzaamheid en werd alleen in het haalbaarheidsdocument van de architect vermeld dat het de ambitie was om het gebouw duurzaam te ontwikkelen. Bij het kantoor van ZO Wonen gebeurde dit uitgebreider en werd de ambitie in het workshopverslag vastgelegd en in het Programma van Eisen. Hier werd in een apart hoofdstuk vermeld wat de ambitie was voor duurzaamheid en hoe hieraan zou kunnen worden voldaan. Ook voor het kantoor van Ballast Nedam IPM werd de ambitie in het eerste Plan van Aanpak al gernoemd. In het Programma van Eisen werd vervolgens de duurzaamheidseis opgenomen. De meest uitgebreide documentatie van de ambitie voor duurzaamheid heeft plaatsgevonden bij de ontwikkeling van het gemeentehuis van Hardenberg. Naast dat de
ambitie opgenomen was in het Programma van Eisen werd er na elke fase een controledocument gemaakt waarin te zien was wat de score van het ontwerp was op gebied van duurzaamheid. 5.2.8 Omschrijving van duurzaamheidsambitie in het PVE Alleen bij het nieuwe kantoor voor UPC in Leeuwarden werd de ambitie voor een duurzaam gebouw niet opgenomen in het Programma van Eisen. Bij de ander projecten werd dit duidelijk wel meegenomen in het Programma van Eisen. In het Programma van Eisen van het gemeentehuis van Hardenberg werd nog niet aangegeven wat de eis was die behaald moest worden maar alleen de thema’s die ten aanzien van duurzaamheid belangrijk waren. Bij het kantoor van ZO Wonen en Ballast Nedam IPM werd wel de duurzaamheidseis opgenomen en werden suggesties gedaan hoe deze eis gerealiseerd zou kunnen worden. In elk Programma van Eisen was duurzaamheid een aparte paragraaf of hoofdstuk en niet geïntegreerd met andere eisen ten aanzien van het project.
67
5.3 Sturing op de duurzaamheidsambities In de paragraaf sturing op de duurzaamheidsambities zijn de volgende 6 thema’s behandeld: ‐ Mogelijkheden voor sturing op duurzaamheidsambities (b) ‐ Ontwerpoplossingen binnen de duurzaamheidseis (a) ‐ Consequenties van een bindende duurzaamheidseis (a) ‐ Prioriteiten voor duurzaamheidsaspecten (b) ‐ Duurzaam conceptontwerp (b) ‐ Bouworganisatievorm (b) 5.3.1 Mogelijkheden voor sturing op duurzaamheidsambities In alle cases werd uiteindelijk een eis geformuleerd voor de te realiseren ambitie. Door het stellen van de eis werd het mogelijk om het proces aan te kunnen sturen op de realisatie van de wens voor duurzaamheid. In de cases zijn verschillende manieren gebruikt om hierop te sturen. Daarbij bleek dat een combinatie van de volgende mogelijkheden gebruikt werd om te sturen op het gewenste eindresultaat: ‐ Documenten ‐ Overleggen ‐ Ontwerpteam ‐ Invloed opdrachtgever ‐ Innovation Champ Figuur 5.2 laat zien welke middelen gebruik zijn per project. De projecten zijn in de figuur afgekort tot ZOW (ZO Wonen, Sittard), UPC (UPC, Leeuwarden), GHH (gemeentehuis Hardenberg) en BNI (Ballast Nedam IPM, Gorinchem).
Sturingsmiddel / Projectnaam Documenten Overleggen Ontwerpteam Invloed opdrachtgever Innovation Champ
ZOW X X X
UPC X X X
GHH X X X
BNI X X X X
Figuur 5.2 Gebruikte middelen om te sturen op de ambitie voor duurzaamheid
Documenten In drie van de vier cases werden de opgestelde documenten tijdens het proces gebruikt om te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid. Bij het kantoor van ZO Wonen werd de ambitie‐eis opgenomen in het Programma van Eisen. Deze eis is gebruikt als ontwerpuitgangspunt en ontwerpoplossingen zijn steeds gezocht binnen deze eis. Hoewel in de fasedocumenten afwijkingen opgenomen werden ten aanzien van het Programma van Eisen werd er hier niks meer over duurzaamheid vermeld. Ook bij het kantoor van Ballast Nedam IPM stond de duurzaamheidseis in het Programma van Eisen en werd vanaf dat moment het ontwerp zo gekneed dat het paste binnen de eis voor BREEAM excellent. Bij het nieuwe gemeentehuis in Hardenberg was de eis voor duurzaamheid niet opgenomen in Programma van Eisen maar alleen de wens voor een duurzaam gebouw. Door de architect is daarop ingespeeld met een energetisch slim ontwerp. Toen de ambitie‐eis eenmaal vastgesteld was is in elke fase een rapport opgesteld om te monitoren in hoeverre de ambitie‐eis behaald was en wat er nog moest veranderen aan het ontwerp om deze ambitie te halen. Overleggen Naast communicatie van de ambitie in documenten wordt er aangegeven dat er gestuurd werd op de realisatie van duurzaamheid door middel van overleggen. In alle projecten werd duidelijk dat het duurzame resultaat niet alleen ontstond door het goed formuleren van de eis voor duurzaamheid en dit over de schutting te gooien bij een andere partij, maar dat het essentieel was dat hier verder op ingegaan werd in
68
overleggen. In het Programma van Eisen voor het kantoor van ZO Wonen was de duurzaamheidseis bijvoorbeeld opgenomen, maar werd door Quist (2011) aangegeven dat in de overleggen deze ambitie verder was gecommuniceerd naar de andere partijen. Ook de Boer en de Valk (2011) gaven aan dat naast opname in het Programma van Eisen het belangrijk was dit in overleggen te communiceren naar de andere partijen. Bij het kantoor van UPC was de ambitie nog niet vastgesteld in het Programma van Eisen en gaf Buitink (2011) aan dat deze eis in de overleggen uiteindelijk vastgesteld was. Sturing hierop had vervolgens plaatsgevonden in de overleggen. Medic (2011), de architect van het gemeentehuis van Hardenberg, gaf bovendien aan dat het nodig was om in veel abstractere termen je ambitie te formuleren en dat dit in overleg met de architect verder uitgewerkt moest worden. Ontwerpteam Met de keuze van bepaalde ontwerpteamleden had de opdrachtgever ook een middel om te kunnen sturen op het realiseren van duurzaamheid. Bij het project van UPC en bij de ontwikkeling van het gemeentehuis van Hardenberg stuurde de opdrachtgever aan op het duurzaam realiseren van het project door een strategische keuze van ontwerpteamleden. Daarbij koos UPC bewust voor Join, een ontwikkelaar met dezelfde ideeën als UPC en ervaring met duurzaam bouwen. Daarnaast had de architect, Paul de Ruijter, ook veel ervaring met duurzaam bouwen en ontwerpt hij vanuit de mens, wat voor UPC als bedrijf dat de medewerker centraal zet erg belangrijk was. Voor de gemeente Hardenberg was het maken van een gebouw dat een voorbeeld zou zijn voor duurzaam bouwen belangrijk en hield hiervoor een architectenselectie, waarbij gekozen werd voor de Architecten Cie omdat de gemeente hun ontwerp met een publiek park goed vond aansluiten bij hun ambitie voor duurzaam bouwen. Daarnaast was DGMR gekozen als adviseur vanwege de ervaring en kennis die dat bedrijf had met duurzaam bouwen.
Invloed opdrachtgever De opdrachtgever zelf bepaalt welke rol hij wil hebben in het proces. In twee van de projecten heeft de opdrachtgever ervoor gekozen om actief betrokken te zijn in het proces zodat hij het proces aan kan sturen op een duurzaam resultaat. Schut (2011b) heeft aangegeven dat hij zeer veel invloed wenste te hebben in het proces, waardoor het voor hem mogelijk was zijn grootste belang, de medewerker, voorop te kunnen stellen. In het proces om te komen tot een BREEAM excellent gelabeld gebouw heeft hij steeds de afweging gemaakt tussen een BREEAM punt en de invloed die dat heeft op de medewerker. Ook de Boer heeft aangegeven dat het zeer belangrijk was om invloed uit te kunnen oefenen in het proces. Daarom heeft Ballast Nedam IPM eerst een intern projectteam opgesteld en alleen daar waar nodig hulp ingeroepen van adviseurs. Door bewust te kiezen voor een actieve rol in het proces werd het goed mogelijk voor de opdrachtgever om zijn beoogde doel te realiseren. Innovation Champ Naast de opgestelde documenten en overleggen was het bij de ontwikkeling van het kantoor voor ZO Wonen lastig geweest om het project duurzaam te realiseren zonder dat de project manager zich hier uitgebreid voor ingezet had. Bij dit project had de projectmanager de rol van innovation champ vertolkt, een partij in het proces echt voor duurzaamheid gaat en de andere partijen hierop aanstuurt. Zowel de architect, de opdrachtgever als Quist (de projectmanager) zelf, gaven aan dat er sprake was van een projectmanager die zich echt hard had gemaakt voor de realisatie van duurzaamheid. Bij de ontwikkeling van het kantoor van Ballast Nedam IPM is niet echt sprake van één innovation champ maar slaat dit op het interne projectteam van Ballast Nedam IPM dat zich echt hard had gemaakt voor het realiseren van de duurzaamheidseis. Dit blijkt uit het interview met van Eerden (2011).
69
5.3.2 Ontwerpoplossingen binnen de duurzaamheidseis In alle vier de cases kwam duidelijk naar voren dat wanneer de ambitie voor duurzaamheid omgezet was in een eis voor duurzaamheid er niet meer van deze eis afgeweken werd. Bij het proces van ZO Wonen was de ambitie‐eis al vroeg bekend en werd bij alle ontwerpkeuzes gekeken of nog voldaan werd aan de eis. Ook bij het gemeentehuis van Hardenberg werd niet meer van de eis afgeweken nadat deze eenmaal is vastgesteld en werd er zelfs na elke fase gemonitord of het gewenste duurzaamheidsniveau nog gehaald kan worden. Bij het project van Ballast Nedam IPM , is het integreren van BREEAM punten zelfs de leidraad van het ontwerpproces nadat dit vastgesteld is, echt is op dat moment al wel het schetsontwerp af. 5.3.3 Consequenties van een bindende duurzaamheidseis Door het vastleggen van ambities voor duurzaamheid zeggen partijen toe om voor deze ambitie te gaan en werd zwart op wit gesteld om dit doel te behalen. Bij het project van ZO Wonen werd er een aanbieding gedaan aan ZO Wonen door LSI voor de realisatie van het gebouw met een bepaald label. Omdat hier ook financiële consequenties aan verbonden zijn, is de druk hoger voor de ontwikkelaar om dit label te behalen (Quist, 2011). 5.3.4 Prioriteiten voor duurzaamheidsambitie Het blijkt dat partijen in het ontwerpteam het belangrijk vinden dat niet alleen de ambitie beschreven en benoemd werd maar ook dat er prioriteiten gesteld worden voor bepaalde thema’s. Uit interviews met de architecten bleek dat het noemen van een ambitie alleen niet voldoende is en er meer uitleg nodig is om dit te kunnen vertalen in een ruimtelijk concept (Dorresteijn, 2011; Paes, 2011; Medic, 2011; van Eerden, 2011). De Boer (2011) legt uit dat hij denkt dat het goed was geweest als er aangegeven was op welke punten de BREEAM ambitie behaald zou moeten worden. Door de actieve rol van de opdrachtgever in het proces kon dit gestuurd worden maar het was handig geweest als dit ook
aangegeven was van tevoren. Van Eerden (2011) is het hiermee eens en vindt het belangrijk zodat de architect hier vervolgens mee aan de slag kan. In het proces van de ontwikkeling van het kantoor voor ZO Wonen wordt al een duidelijke focus aangegeven voor het thema energie door het kiezen van een GreenCalc+ label. Toch geeft de architect aan dat hij beter uit de voeten kan wanneer er een aantal thema’s van grof naar fijn benoemd worden die de opdrachtgever belangrijk vind en hoe hij daar aan zou willen voldoen (Dorresteijn, 2011). Ook bij het kantoor van UPC heeft de opdrachtgever aanvankelijk een hele duidelijke prioriteit voor de medewerker. Dit is niet als prioriteit opgenomen in de documenten maar door de opdrachtgever zelf gewaarborgd in het proces. 5.3.5 Duurzaam ontwerpconcept Er is in de cases grofweg op twee manieren een concept ontwerp gerealiseerd. Op de ene manier, zoals gedaan is bij het ontwerp van Ballast Nedam IPM, is er eerst een concept gemaakt en door de opdrachtgever op basis van esthetiek gekozen voor een variant en is daarna de eis voor duurzaamheid vastgelegd. In dit concept is dus geen rekening gehouden met de locatie, de oriëntatie, open en gesloten delen zodat eventueel bespaart kon worden op energieverbruik. Bij de andere drie projecten is dit duidelijk wel het geval en is er in het ontwerp slim omgegaan met de energetische voordelen van weinig geveloppervlak en een compact gebouw, maar is er toch geprobeerd zoveel mogelijk zonlicht naar binnen te krijgen door gebruik te maken van vides of een ronde vorm. Bij het kantoor van ZO Wonen was het duidelijk dat het thema energie een belangrijke rol speelde omdat de eis voor een GreenCalc+ B label al bekend was voordat er ontworpen werd. Bij het kantoor van UPC en het gemeentehuis van Hardenberg was de duurzaamheidseis nog niet bekend op het moment dat het schetsontwerp gemaakt werd. Toch was wel duidelijk dat het de ambitie was een duurzaam gebouw te maken en is hier door de ontwerpers slim op ingespeeld met een energetisch voordelig gebouwconcept.
70
5.3.6 Organisatievorm en sturing De opdrachtgever is degene die aangeeft in welke mate hij zelf betrokken wil zijn bij het proces en wat hij over wil laten aan bijvoorbeeld een project manager. Door het kiezen van een bepaalde organisatievorm werd voor een groot deel al bepaald door de opdrachtgever welke rol hij zal hebben in het proces en hoeveel invloed hij nog uit kan oefenen op het eindresultaat. In alle projecten stuurt of de opdrachtgever zelf, of een project manager van de opdrachtgever het ontwerpteam aan tot in ieder geval VO+. Op deze manier kunnen de opdrachtgevers veel invloed uitoefenen op het eindresultaat en sterk sturen op een duurzame ontwikkeling. Bij het kantoor van Ballast Nedam IPM is er een intern projectteam dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het nieuwe kantoor die direct alle partijen, zoals het externe team van adviseurs en de aannemer aanstuurt. In het project van UPC stuurt een ontwikkelaar weliswaar het ontwerpteam aan maar neemt de opdrachtgever zelf deel in het ontwerpteam waardoor hij nog veel invloed kan uitoefenen op het uiteindelijke resultaat. De gemeente Hardenberg heeft minder directe invloed in het proces. De rol van opdrachtgever werd intern vertolkt door Wiertz die opdracht geeft aan Draaijer + Partners die het ontwerpteam aansturen. Ondanks dat Draaijer + Partners met de gemeente in de persoon van Wiertz afstemmen is de directe invloed op het proces minder. ZO Wonen is de opdrachtgever die het minste invloed heeft van de vier opdrachtgevers. De rol van opdrachtgever werd hier vertolkt door een ontwikkelaar die het ontwerpteam tot VO+ aanstuurt. Voordat begonnen is met het ontwerp is uitgebreid de tijd genomen om de wensen van de opdrachtgever op tafel te krijgen. Over het ambitie niveau van de opdrachtgever en prijs die de opdrachtgever hiervoor wil betalen zijn afspraken gemaakt voordat begonnen is aan de ontwikkeling. Hierna is de invloed van de opdrachtgever aanzienlijk minder en is deze eerste fase dus erg belangrijk.
5.4 Realiseren duurzaamheidsambities Op basis van elke onderzochte case is een SWOT analyse gemaakt. Daarbij is gekeken naar de sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen voor het realiseren van de duurzaamheidswens van de opdrachtgever. Deze paragraaf geeft een overzicht van de successen en problemen in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities. Aan de hand van de sterke punten in de onderzochte cases en de mogelijke kansen worden eerst de successen gegeven voor het bouwproces. Daarna worden op basis van de gevonden zwakke punten en eventuele bedreigingen de problemen aangegeven die zich voordeden. Al eerder in dit onderzoek in paragraaf 1.2.1 op pagina 23 is gekeken naar problemen die zich voordeden in het bouwproces voor het realiseren van duurzaamheidsambities en zijn deze weergegeven in Figuur 1.4. Op basis van de gevonden problemen in dit onderzoek is deze figuur verder aangevuld en opgenomen bij de algemene conclusies van dit onderzoek in hoofdstuk 8. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op problemen gevonden in het case onderzoek. Omdat de case onderzoeken zich vooral richtten op de eerste fasen in het bouwproces (initiatief‐ , definitie‐ en ontwerpfase) beperkt het overzicht zich tot deze fasen. 5.4.1 Successen in het proces Figuur 5.3 geeft een overzicht van successen in de initiatief‐, definitie‐, en ontwerpfase van het bouwproces wanneer de opdrachtgever de wens had een duurzame ambitie te gaan realiseren. Vervolgens is per fase in het proces een uitleg gegeven van deze factoren.
71
Geld
Initiatieffase A: Duidelijk hebben welk budget beschikbaar is Organisatie B: Innovation Champ
Tijd
C: Tijd uittrekken voor het evalueren van de organisatie
Informatie
D: Vroegtijdig bepalen van de ambitie voor duurzaamheid E: Duurzaamheidsambitie gebaseerd op visie van de organisatie
Kwaliteit
Definitiefase Ontwerpfase F: Haalbaarheidsonderzoek Q: Kostendeskundige in het team
G: Innovation Champ H: Experts inschakelen voor definiëren van de ambitie I: Organisatievorm passend bij het project J: Partijen selecteren op ervaring K: Tijd uittrekken voor reflectie op de ambitie
L: Ambitie‐eis voor start ontwerp M: Ambitie opname in PVE
N: Meetbare ambitie O: Motivatie ambitie P: Prioriteiten voor bepaalde thema’s
R: Innovation Champ S: Betrokken opdrachtgever T: Ontwerpteam met ervaring duurzaam bouwen
U: Tijd nemen om ambitie in overleggen met het projectteam te bespreken V: Overleggen van de duurzaamheidsambitie W: Ontwerpvrijheid X: Fasedocumenten
Y: Slim concept ontwerp
Figuur 5.3 Successen in het bouwproces voor realisatie van een duurzaamheidsambitie
Initiatieffase Bij alle projecten werd in zekere mate eerst tijd uitgetrokken om de te huisvesten organisatie te evalueren. Het blijkt dat er voordeel van werd ondervonden wanneer eerst tijd uitgetrokken werd voor een analyse van de organisatie (C in Figuur 5.3). Op basis hiervan werd duidelijk wat belangrijk is voor de organisatie, zodat een passende
huisvestingsstrategie bepaald kon worden. Ten aanzien van duurzaamheid was het goed wanneer thema’s voor duurzaamheid gekozen werden die aansloten op de visie van de organisatie (E in Figuur 5.3). Behalve dat de wens of behoefte voor huisvesting duidelijk moest zijn was het ook belangrijk dat duidelijk was welk budget hiervoor beschikbaar was (A in Figuur 5.3). Bij het project van ZO Wonen was bijvoorbeeld in deze fase al duidelijk dat het ging om een beperkt budget, en kon hier nu al, bij het formuleren van een huisvestingsvisie, rekening mee gehouden worden. Wanneer bleek dat er behoefte of wensen waren voor een duurzaam gebouw, gaven alle opdrachtgevers aan er kansen voor succes in te zien of voordeel van te hebben ondervonden wanneer deze ambitie al zeer vroeg bekend was, al in de initiatieffase van het project (D in Figuur 5.3). Het kon daarnaast ook zeer veel voordelen hebben als iemand in deze fase het voortouw nam en zich hard maakte voor het realiseren van de ambitie voor duurzaamheid (B in Figuur 5.3). Een persoon die de rol van ‘Innovation Champ’ op zich nam kon bijvoorbeeld heel erg sturen op de realisatie van duurzaamheid. Definitiefase Voordat er begonnen werd met het maken van het ontwerp moest in de definitiefase helder opgeschreven worden wat de eisen waren ten aanzien van het te realiseren project. Wanneer de opdrachtgever een duurzaam project wilde realiseren bleek het voordelig wanneer er in deze fase extra tijd uitgetrokken werd om een deskundige partij te laten reflecteren op de vraag van de opdrachtgever (K in Figuur 5.3), zoals gedaan is bij het gemeentehuis van Hardenberg. Om vervolgens te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid moest deze ambitie meetbaar geformuleerd worden (N in Figuur 5.3). In alle projecten werd deze ambitie uiteindelijk meetbaar geformuleerd maar werd aangegeven dat het aansturen van het proces het makkelijkst was wanneer deze ambitie‐eis al bekend was in de definitiefase voor het maken van het ontwerp (L in Figuur 5.3). Ook in deze fase was het van belang om bewust om te gaan met het beschikbare budget en de haalbaarheid van een
72
bepaalde ambitie al in deze fase te toetsen, voordat er definitief een ambitie‐eis gesteld werd (F in Figuur 5.3). Door de ontwerpers werd aangegeven dat een ambitie‐eis alleen niet voldoende was als vertrekpunt voor het ontwerp. Ook moest duidelijk zijn welke thema’s van duurzaamheid van belang waren voor de opdrachtgever (P in Figuur 5.3) en wat de motivatie was voor een duurzaam ontwerp (O in Figuur 5.3). Om hierop te kunnen sturen in het verdere proces gaven partijen aan dat het belangrijk was dat deze eis, prioriteiten voor bepaalde thema’s en motivatie voor duurzaamheid opgenomen werden in het Programma van Eisen (M in Figuur 5.3). Nadat de opdrachtgever duidelijk had gemaakt welke richting hij op wilde met zijn project kon hij veel voordeel behalen door partijen te selecteren met dezelfde visie en die ervaring hadden met duurzaam bouwen (J in Figuur 5.3). Ook moest de opdrachtgever nagaan hoeveel invloed hij zou willen hebben en moest hij kiezen voor een organisatievorm die paste bij het project (I in Figuur 5.3). Zoals bijvoorbeeld bij het project van UPC, waar de organisatie zo was ingericht dat de opdrachtgever nog maximaal invloed uit kon oefenen op het projectresultaat. Het werd duidelijk uit de interviews met betrokken actoren dat de aansturing van het proces makkelijker werd wanneer de ambitie voor duurzaamheid in samenwerking met experts (H in Figuur 5.3), in deze fase vertaald werd naar een meetbare eis die helder geformuleerd was en dat na selectie van de juiste partijen, begonnen kon worden aan het ontwerp. Ontwerpfase Behalve dat de ambitie vastgesteld moest worden en opgenomen moest worden in het Programma van Eisen in de defintiefase was het een succes gebleken dat deze ambitie expliciet gemaakt werd in de overleggen met het ontwerpteam en dat hier tijd voor uitgetrokken werd (U in Figuur 5.3). Het niet over de schutting gooien van de vastgestelde ambitie maar communicatie van de ambitie in overleggen gaf het ontwerpteam een goed vertrekpunt (V in Figuur 5.3). Omdat de ontwerpexpertise bij de betrokken actoren in het ontwerpteam zit is het belangrijk dat het
Programma van Eisen de vrijheid laat voor het vinden van ontwerpoplossingen (W in Figuur 5.3). Quist (2011b) van LSI gaf aan dat het beter was wanneer prestatie‐eisen opgenomen worden in het Programma van Eisen in plaats van ontwerpoplossingen, aangezien het de expertise van het ontwerpteam was om het Programma van Eisen te vertalen in een ruimtelijk ontwerp. Daarbij had het voordelen wanneer de betrokken actoren in het team ervaring hadden op het gebied van duurzaam bouwen (T in Figuur 5.3), zoals het geval was bij Paul de Ruiter architecten bijvoorbeeld, en dit een probleem vormde bij KCAP die weinig ervaring hadden met duurzaam bouwen in de ontwikkeling van het kantoor van ZO Wonen. Bij een aantal van de cases is gezien dat door slim om te gaan met de oriëntatie en het geveloppervlak van het gebouw er een energetisch gunstig conceptontwerp kon ontstaan (Y in Figuur 5.3). Door dit toe te passen kon dus vrijwel kosteloos al veel bespaard worden op materialen of energiekosten in de exploitatiefase. Dit maakte het halen van een bepaald duurzaamheidslabel bijvoorbeeld makkelijker. Ook in deze fase was het belangrijk dat het budget goed gemonitord werd en dat de ambitie niet afnam ten kosten van de realisatie van de duurzame ambitie. Daarom is het voordelig als er in deze fase een kostendeskundige betrokken was bij het ontwerpproces is (Q in Figuur 5.3). Bij het kantoor van UPC was het een groot voordeel dat de opdrachtgever zo betrokken was bij het proces omdat de duurzaamheidsambitie zo constant gemonitord kon worden door de opdrachtgever en het resultaat zeker voldeed aan zijn wensen. Paes (2011) van Paul de Ruiter architecten gaf bovendien aan dat het beter was om in vervolgprojecten duidelijke fasedocumenten te maken (X in Figuur 5.3), zodat zowel in woord als in beeld aangegeven werd welke ontwerpbeslissingen genomen waren, partijen hiermee akkoord konden gaan en verder konden gaan met de volgende fase in het proces.
73
5.4.2 Problemen in het proces Figuur 5.4 geeft een overzicht van probleemfactoren in het bouwproces wanneer de opdrachtgever de wens heeft een duurzame ambitie te gaan realiseren. Vervolgens is per fase in het proces een uitleg gegeven van deze factoren. Geld
Initiatieffase A: Niet stellen van een budget
Organisatie B: Partijen met andere visie dan opdrachtgever Tijd
Informatie
C: Onduidelijke opgave D: Duurzaamheidsambitie past niet bij organisatie
Kwaliteit
Definitiefase E: Geen integraal budget voor duurzaam ontwerp F: Te weinig budget voor duurzame kwaliteit G: Architect te vroeg betrokken in proces H: Geen tijd genomen voor het opstellen duurzaamheidsambitie I: Ambities veranderen nog in deze fase J: Onduidelijke duurzaamheidswens K: Formuleren van concrete maatregelen in PVE L: Ambitie‐eis niet in PVE M: Halen van duurzaamheidslabel wordt doel
Ontwerpfase N: Geen budget voor directievoering O: Financiering niet sluitend
P: Opdrachtgever geen tijd om betrokken te zijn Q: Onervaren architect
R: Bijsturen van onervaren projectteamleden
S: Geen contact met opdrachtgever T: Duurzaamheidsambitie niet bekend bij ontwerpteam U: Beperkte mogelijkheid kwaliteitscontrole door DBM contract V: Duurzame oplossingen niet gewenst
Figuur 5.4 Problemen in het bouwproces voor realisatie van een duurzaamheidsambitie
Initiatieffase De problemen die ontstaan zijn in de initiatieffase komen in de onderzochte cases pas later, in de definitie‐ en ontwerpfase, aan het licht. Bij het gemeentehuis van Hardenberg is de opgave bijvoorbeeld onduidelijk in de initiatieffase (C in Figuur 5.4). Dit vormt een probleem in de definitiefase wanneer de project manager een Programma van Eisen wil schrijven en niet duidelijk is wat de gemeente wil met de ontwikkeling van een nieuw gemeentehuis. Ook is het belangrijk dat de ambitie voor duurzaamheid past bij organisatie (D in Figuur 5.4). Voor UPC is de medewerker het belangrijkst bij het ontwikkelen van een nieuw kantoor. De aanvankelijk ambitie voor een goede GreenCalc+ score met een duidelijke focus voor energie past daarom niet goed bij het bedrijf. Eerder nog in dat proces is de opdrachtgever gestart met het ontwikkelen van het kantoor met een andere ontwikkelaar die geen ervaring had met het vertalen van de duurzaamheidsambitie van de opdrachtgever in een gebouw. Dit levert uiteindelijk probleem op wanneer de opdrachtgever aan blijft geven dit belangrijk te vinden (B in Figuur 5.4). Ook het duidelijk stellen van een budget in deze fase is al erg belangrijk (A in Figuur 5.4). Doordat dit in het project van Ballast Nedam IPM niet duidelijk is besproken was het lastig om het project te sturen binnen deze randvoorwaarde. Definitiefase Wanneer de eisen voor het projectresultaat in deze fase gedefinieerd moeten worden ontstaat er een probleem bij de ontwikkeling van het kantoor van ZO Wonen omdat voor de ontwikkelaar niet duidelijk is wat de wens is van de opdrachtgever voor duurzaamheid en is het nodig een workshop te houden om dit boven tafel te krijgen (J in Figuur 5.4). Bij het gemeentehuis van Hardenberg is het zelfs zo dat de ambities en wensen in deze fase nog veranderden wat ervoor gezorgd heeft dat er langer gedaan is voordat het Programma van Eisen gemaakt kon worden (I in Figuur 5.4). Een ander probleem was te zien bij de ontwikkeling van het kantoor van Ballast Nedam IPM waar de architect al betrokken was bij het
74
proces voordat de eisen van het project überhaupt duidelijk waren (G in Figuur 5.4). Hierdoor heeft de architect deels de ambities van de opdrachtgever beïnvloed en bepaald hoe het Programma van Eisen eruit kwam te zien. Hierdoor waren in dit Programma van Eisen al veel oplossingsrichtingen opgenomen wat de vrijheid voor ontwerpen beperkte. Doordat er geen tijd uitgetrokken was door de opdrachtgever om eerst zelf de ambities en eisen te bepalen (H in Figuur 5.4) was er veel al bepaald en beïnvloed door de architect wat de invloed van de opdrachtgever beperkte. Bovendien was het eerste ontwerp al gemaakt en moesten de BREEAM punten in dit ontwerp geïntegreerd worden. Loeffen (2011) gaf hierover aan dat het beter was geweest wanneer de ambitie bepaald was voordat gestart was met het ontwerp. Een ander probleem was het niet opnemen van een ambitie voor duurzaamheid in het Programma van Eisen (L in Figuur 5.4) zoals bij het project van UPC was gebeurd. Aangegeven werd dat het project makkelijker te sturen was geweest wanneer deze ambitie wel opgenomen zou zijn in het Programma van Eisen. Bij elk project bleek ook het budget een beperkende factor om duurzaamheid te kunnen realiseren. Duurzame installaties vroegen bijvoorbeeld hogere investeringskosten die zich pas in de exploitatiefase van het gebouw terug verdienen. Het is dus realistisch hogere investeringskosten per vierkante meter in te calculeren. Bij het kantoor van Ballast Nedam IPM was dat volgens de Boer niet gebeurd (de Boer en de Valk, 2011) (F in Figuur 5.4), en kwam later aan het licht dat er een hogere vierkantenmeter prijs nodig was voor het realiseren van een duurzaam gebouw. Bovendien kon het een bedreiging vormen als gerekend werd vanuit een normale vierkante meterprijs en duurzaamheid gezien werd als iets toegevoegds (E in Figuur 5.4). Bij het project van UPC werden aparte prijzen gerekend per vierkante meter voor normale bouwkosten, een kwalitatief beter kantoor en een duurzaam kantoor. Dit maakte het makkelijker om duurzame maatregelen te schrappen wanneer het budget dreigde overschreden te worden.
Ontwerpfase Quist heeft aangegeven dat een verbeterpunt voor het project van ZO Wonen het selecteren van de passende partijen was voor het project, omdat het bijsturen van de onervaren architect veel tijd heeft gekost (R in Figuur 5.4). Ook bij het project van Ballast Nedam IPM werd aangegeven dat het lastig was een duurzaam gebouw te ontwikkelen met een architect die niet veel ervaring heeft met duurzaam bouwen (Q in Figuur 5.4). Ondanks dat duurzaamheid een belangrijke ambitie was van de opdrachtgever en dit uitvoerig doorgenomen was met de adviseurs en managers van het project kon het zo zijn dat het voor het ontwerpteam niet duidelijk was dat dit een van de belangrijkste speerpunten was van het project (T in Figuur 5.4). Bij het gemeentehuis van Hardenberg gaf de architect aan dat het voor hem niet duidelijk was dat vanaf het begin duurzaamheid belangrijk was. Dit werd beschouwd als een gemiste kans omdat het voordelig was wanneer rekening werd gehouden met duurzaamheid in het eerste conceptontwerp. Dit kon vermeden worden door een actieve opdrachtgever die betrokken was bij alle overleggen, zoals in het proces van het kantoor van UPC. Echter was dit ook een zwak punt voor het proces op het moment dat de opdrachtgever minder tijd had om hier zo intensief bij betrokken te zijn (P in Figuur 5.4). Bij de opzet van het proces diende dus rekening gehouden te worden met de beschikbaarheid van de opdrachtgever en uiteraard ook met de wil van de opdrachtgever om betrokken te zijn bij het proces. Toch gaf de architect van het project van ZO Wonen aan dat het beter was geweest als er überhaupt contact was geweest met de opdrachtgever (S in Figuur 5.4). Zo waren sommige ontwerpoplossingen overbodig en had dit door eerdere afstemming met de opdrachtgever vermeden kunnen worden. Naast dat de ontwerpende partijen aangaven dat het belangrijk was om de ambitie in overleggen met de opdrachtgever te communiceren gaven ze ook aan dat het belangrijk was in de uitvoering te kunnen controleren op kwaliteit. Speciaal aan het proces van het gemeentehuis van Hardenberg was dat het DO gemaakt werd door de aannemer waarbij het de vraag was voor de architect of de kwaliteit van zijn ontwerp nog wel
75
gegarandeerd kon worden (U in Figuur 5.4). Bovendien was er voor de controle op deze kwaliteit nauwelijks budget gesteld (N in Figuur 5.4). Uiteindelijk was het ook belangrijk dat het ontwerp paste binnen het financiële plaatje. Bij het project van Ballast Nedam IPM was gedurende het hele proces onduidelijkheid geweest over de manier van financiering (O in Figuur 5.4). De onduidelijkheid hierover maakte het onzeker of het gebouw nog (duurzaam) gerealiseerd zou worden. Daarnaast kon het hebben van een duurzaamheidslabel als eis ook als negatief worden ervaren wanneer de belangen van de opdrachtgever tegengesteld waren aan die van de labelingsmethode. In het project van UPC had de opdrachtgever door actief betrokken te zijn bij het proces steeds de afweging kunnen maken tussen de werknemer en BREEAM eisen. Bij het kantoor van Ballast Nedam IPM waren echter soms BREEAM eisen toegepast die in strijd waren met de belangen van de organisatie (V in Figuur 5.4). Zo was een fietsenstalling niet gewenst maar moest deze gerealiseerd worden voor het halen van het BREEAM label.
5.5 Antwoord op de deelvragen 2, 3 en 4 Deelvraag 2: Hoe komen opdrachtgevers tot hun ambitie voor duurzaamheid en hoe wordt deze geformuleerd? Opdrachtgevers komen aanvankelijk zelf met een ambitie voor duurzaamheid. Toch blijkt deze te vaag om hiermee een bouwproces aan te kunnen sturen. Met de hulp van partijen die betrokken zijn bij het project wordt deze ambitie vertaald in een meetbare eis. Nog niet bij alle projecten wordt deze eis ook meegenomen bij het opstellen van het Programma van Eisen. Wanneer dit wel wordt gedaan blijkt het dat eisen en ambities ten aanzien van duurzaamheid behandeld worden in een apart hoofdstuk. Behalve een eis ten aanzien van duurzaamheid worden soms ook duurzaamheidsthema’s aangegeven die belangrijk zijn voor de opdrachtgever en worden suggesties gedaan hoe de ambitie‐eis behaald zou kunnen worden. Wat zijn de ambities van opdrachtgevers voor duurzaam bouwen? De aanvankelijke ambities van opdrachtgevers zijn veelal vage ambities en nog niet concreet genoeg om een bouwproces mee aan te kunnen sturen. Deze ambities worden later vertaald in een ambitie‐eis zoals het halen van een GreenCalc+ B label, BREEAM excellent label of een GPR gebouwscore van 8,5. Wat is de reden van opdrachtgevers voor het hebben van duurzaamheidsambities? De ambities die opdrachtgevers voor duurzaamheid hebben zijn vanwege financieel voordeel in de exploitatie, commercieel voordeel van een duurzame visie van het bedrijf of vanwege de wens van de medewerkers. Zijn andere actoren betrokken bij de totstandkoming van de duurzaamheidsambitie van de opdrachtgever?
76
De opdrachtgevers formuleren allereerst zelf hun ambitie voor duurzaamheid maar die is in alle gevallen te vaag om het bouwproces mee aan te kunnen sturen. Om te komen tot de ambitie‐eis om het project te kunnen sturen wordt de hulp ingeschakeld van projectmanagers, ontwikkelaars of leden van het project team. Welke documenten worden gebruikt voor het vastleggen van de duurzaamheidsambitie? De documentatie van de ambitie voor duurzaamheid gebeurt niet uitgebreid. Veel verder dan het noemen van een duurzaamheidswens of ambitie‐eis gaat de vermelding van duurzaamheid in de document niet. De documenten die gebruikt zijn om de ambitie voor duurzaamheid op te nemen zijn een verslag van een eerste workshop, het Plan van Aanpak, Programma’s van Eisen en fasedocumenten. Hoe wordt de duurzaamheidsambitie vastgelegd in het Programma van Eisen? De vermelding van de wens voor duurzaamheid in het Programma van Eisen blijft meestal vrij beperkt en in een apart hoofdstuk. Niet altijd wordt de eis ten aanzien van duurzaamheid vermeld maar worden in elk geval duurzaamheidsthema’s aangegeven die van belang zijn voor de opdrachtgever. In sommige Programma’s van Eisen wordt naast de ambitie‐eis en duurzaamheidsthema’s ook suggesties gedaan over de manier waarop deze eis behaald zou kunnen worden. Deelvraag 3: Wat is de rol van deze geformuleerde duurzaamheids‐ ambitie bij het sturen op duurzaamheid? Wanneer de ambitie van de opdrachtgever geformuleerd is als eis voor het projectresultaat is dit een sterk sturingsmiddel in het bouwproces om te sturen op de duurzaamheidswens van de opdrachtgever. Toch is het
naast het hebben van een goed geformuleerde duurzaamheidseis ook belangrijk om prioriteiten te geven aan bepaalde onderwerpen en de ambitie in overleggen met de betrokken actoren toe te lichten. Hoe is de interactie tussen het ontwerp en de geformuleerde duurzaamheidsambitie? Bij de meeste projecten hebben de ontwerpers gekeken hoe er een slim concept neergezet kan worden waarmee al veel kosten op installatiegebied bespaard konden blijven. Daarna is gekeken welke installaties toegevoegd konden worden om te voldoen aan de duurzaamheidseis. De geformuleerde ambitie is dus gebruikt als vertrekpunt. Wanneer eenmaal duidelijk is wat de eis is voor duurzaamheid zijn steeds ontwerpoplossingen gezocht binnen deze eis en wordt het ontwerp binnen deze eis gerealiseerd. Is voor de betrokken actoren duidelijk wat bedoeld wordt met de geformuleerde ambitie? De betrokken actoren geven aan dat het noemen van de ambitie alleen niet duidelijk genoeg is om dit te kunnen vertalen in een ruimtelijk ontwerp. Het noemen van prioriteiten en gebieden die voor de opdrachtgever van belang zijn worden minstens zo belangrijk geacht. Er is dus behoefte aan een nadere toelichting van de duurzaamheidsambitie, het liefst in een overleg met de opdrachtgever zelf. Hoe wordt de geformuleerde ambitie door andere actoren gebruikt? In eerste instantie wordt de ambitie gebruikt als vertrekpunt voor het ontwerp. Wanneer de ambitie van de opdrachtgever eenmaal geformuleerd is als eis wordt er niet meer van afgeweken en is dit dus een harde eis voor het projectresultaat. In sommige projecten wordt deze geformuleerde eis ook gemonitord in elke fase en
77
geëvalueerd na elke fase zodat hierop beter gestuurd kan worden. Deelvraag 4: Wat is de reden dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde duurzaamheidsambitie te realiseren? Er zijn zeer veel verschillende factoren aan te wijzen in het bouwproces die ervoor zorgen dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde ambitie voor duurzaamheid te realiseren. Door te kijken naar de problemen en successen uit de onderzochte projecten is een veelheid aan oorzaken hiervoor gevonden. Daarbij is gekeken naar hoe de aspecten geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit beheerst werden per fase (initiatief‐ definitie‐ en ontwerpfase) en hoe deze het realiseren van duurzaamheidsambities beïnvloed hebben. Voor een volledig overzicht van dit grote aantal successen (25) en problemen (22) wordt verwezen naar respectievelijk Figuur 5.3 op pagina 72 en Figuur 5.4 op pagina 74. Aangezien uit het literatuuronderzoek ook al een veelheid aan problemen gevonden is per fase en beheersaspect zijn deze problemen uiteindelijk samengevat in Figuur 8.1 op pagina 110 bij de algemene conclusies van dit onderzoek. Wat zijn de successen in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities van opdrachtgevers? Voor een overzicht van alle successen in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities van de opdrachtgever die gevonden zijn in de onderzochte projecten wordt verwezen naar Figuur 5.3. Wat zijn de successen in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities van opdrachtgevers? Voor een overzicht van alle problemen in het bouwproces voor de realisatie van duurzaamheidsambities van de opdrachtgever die gevonden zijn in de onderzochte projecten wordt verwezen naar Figuur 5.4.
5.6 Aanbevelingen voor ondersteuning opdrachtgever Uit het case onderzoek is gebleken dat de opdrachtgevers een meetbare eis ten aanzien van duurzaamheid nodig hebben om het proces aan te kunnen sturen op hun ambitie voor duurzaamheid. Ook blijkt dat opdrachtgevers moeite hebben met het vinden van deze ambitie en een adequate formulering hiervan. Hiermee wordt de theorie uit onderzoeken van Lameris (2007, p. 116) Van der Woerdt (2010, p. 69) Rogaar (2011, p. 99) en Navabifard Jahromi (2011, p. 93) bevestigd, waar gesteld wordt dat opdrachtgevers hulp nodig hebben bij het formuleren van hun ambitie voor duurzaamheid. Behalve een goede ambitieformulering blijkt het ook zeer belangrijk te zijn hoe het proces vervolgens aangestuurd wordt met deze ambitie en spelen ook andere factoren zoals de organisatie van het project en de betrokken actoren een belangrijke rol in het wel of niet realiseren van de ambitie voor duurzaamheid. Het blijkt dat opdrachtgever om hun ambitie voor duurzaamheid te kunnen sturen ondersteuning nodig hebben bij: ‐ Het komen tot een goed geformuleerde duurzaamheidsambitie ‐ Het sturen op de ambitie voor duurzaamheid Op basis van het case onderzoek kunnen een aantal dingen aanbevolen worden zodat de opdrachtgever op deze twee punten ondersteund kan worden. 5.6.1 Het komen tot een goed geformuleerde ambitie Om te komen tot een goed geformuleerde ambitie voor duurzaamheid is het belangrijk dat de opdrachtgever ondersteund wordt bij: ‐ Het doen van een goede reflectie op de organisatie ‐ Het specifiek maken van de duurzaamheidsambitie ‐ Het zoeken van een meetlat voor duurzaamheid ‐ Het koppelen van de ambitie voor duurzaamheid aan het budget
78
‐
Het formuleren van de duurzaamheidsambitie in het Programma van Eisen
Het doen van een goede reflectie op de organisatie Omdat uit het case onderzoek duidelijk is geworden dat het belangrijk is dat de ambitie voor duurzaamheid past bij de organisatie is het aan te raden dat de opdrachtgever eerst een reflectie doet op de organisatie. Daarbij kan de opdrachtgever ondersteund worden door een adviseur en moet duidelijk worden waarom duurzaamheid belangrijk is voor de organisatie en welke thema’s relevant zijn voor de organisatie. Het specifiek maken van de duurzaamheidsambitie Een voldoende specifiek geformuleerde ambitie is een ambitie waarvoor duidelijk is waarom de opdrachtgever dit wil, op welke thema’s de ambitie zich focust en wat de opdrachtgever daarmee wil bereiken. De ontwerpers gaven aan dat eisen ten aanzien van duurzaamheid helder zijn maar geen richting geven aan het ontwerp en dat een specifiek geformuleerde ambitie nodig is. Een duurzaamheidsadviseur kan de opdrachtgever hierbij helpen door het laten zien van voorbeelden en duidelijk maken wat er mogelijk is op gebied van duurzaam bouwen. Het zoeken van een meetlat voor duurzaamheid Een meetbare ambitie is onmisbaar in het project. Een meetlat maakt het mogelijk om in het proces te meten of de ambitie is gerealiseerd en of deze nog bijgestuurd moet worden. Het koppelen van de ambitie voor duurzaamheid aan het budget Om ervoor te zorgen dat een realistisch niveau van duurzaamheid wordt geëist is het belangrijk dat de opdrachtgever ook ondersteund wordt in het doen van een haalbaarheidsanalyse. Een kostendeskundige met kennis van duurzame oplossingen kan de opdrachtgever hierbij helpen.
Het formuleren van de duurzaamheidsambitie in het Programma van Eisen Het is belangrijk dat in dit document vermeld wordt dat de opdrachtgever een ambitie heeft voor duurzaamheid omdat het Programma van Eisen het belangrijkste sturingsdocument is in de bouw. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het opstellen van het Programma van Eisen en moet ondersteund worden in het goed verankeren van zijn duurzaamheidswens in dit document. Zijn ambitie moet hierin opgenomen worden als meetbare eis en dienen concrete maatregelen vermeden te worden. Daarnaast is het belangrijk dat de motivatie en prioriteiten voor bepaalde thema’s hierin opgenomen worden. 5.6.2 Het sturen op de ambitie voor duurzaamheid Om te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid is het belangrijk dat de opdrachtgever ondersteund wordt bij: ‐ Het bepalen van de rol die de opdrachtgever wil hebben ‐ Het bepalen van de organisatievorm ‐ Het selecteren van partijen ‐ Het bespreken van de duurzaamheidsambitie in overleggen ‐ Het beheersen van de kosten ‐ Het beslissen op basis van fasedocumenten Bepalen van de rol die de opdrachtgever wil hebben De opdrachtgever zal al vroeg in het proces een organisatievorm moeten kiezen en zal daarbij eerst na moeten gaan welke rol hij zelf wens te hebben. Een adviseur op gebied van organisatievormen kan de opdrachtgever hierin ondersteunen en dient duidelijk te maken voor de opdrachtgever wat het kiezen van een bepaalde organisatievorm voor gevolgen heeft voor de rol van de opdrachtgever.
79
Het bepalen van de organisatievorm Door het kiezen van een bepaalde organisatievorm wordt de manier waarop gestuurd kan worden op de ambitie beïnvloed. De opdrachtgever dient ondersteund te worden in het maken van een bewuste keuze voor een organisatievorm omdat de opdrachtgever zich vaak niet bewust is van de voor‐ en nadelen van een bepaalde organisatievorm. Een project manager met ervaring met verschillende organisatievormen kan een opdrachtgever ondersteunen bij deze keuze. Het selecteren van partijen Ook met de geselecteerde partijen kan de opdrachtgever sturen op het realiseren van duurzaamheidsambitie. Daarbij blijkt uit de case onderzoeken dat het belangrijk is dat de opdrachtgever kijkt of partijen ervaring hebben met duurzaamheid en of ze dezelfde visie hebben op duurzaam bouwen als de opdrachtgever. Ook blijkt het betrekken van een innovation champ een positief effect te hebben op het realiseren van duurzaamheidsambities. Omdat opdrachtgevers niet altijd een bewuste keuze maken voor bepaalde partijen maar dit dus wel veel voordeel op kan leveren, is het nodig dat de opdrachtgever hierin ondersteund wordt.
Het beslissen op basis van fasedocumenten Op basis van fasedocumenten bepaalt de opdrachtgever de voortgang van het project en kan hij op bepaalde momenten juist sturen op het realiseren van duurzaamheid. Toch blijkt uit de case onderzoeken dat de opdrachtgever ook ondersteuning nodig heeft bij het maken van beslissingen op basis van fasedocumenten. Vaak wordt alleen een tekeningenset opgeleverd die moeilijk te lezen is voor opdrachtgevers waardoor het lastig is beslissingen te nemen. Een kwalitatieve beschrijving van de ontwerpoplossingen met motivatie gemaakt door bijvoorbeeld de architect, kan de opdrachtgever hierin ondersteunen.
Het bespreken van de duurzaamheidsambitie in overleggen Ongeacht de rol en invloed die de opdrachtgever wil hebben in het proces is het aan te bevelen dat de opdrachtgever in ieder geval bij het eerste ontwerpteamoverleg aan kan geven wat zijn ambitie is voor duurzaamheid en welke onderwerpen voor hem van belang zijn. Het beheersen van de kosten Wanneer de ambitie eenmaal gesteld is binnen een bepaald budget is het belangrijk dat gemonitord wordt of het gemaakte ontwerp nog te realiseren is binnen dit budget. De opdrachtgever kan hierin ondersteund worden door een kostendeskundige die bij ontwerpbeslissingen aanwezig is en monitort of deze oplossingen binnen het budget passen.
80
6 Het ontwikkelen van de handleiding
‐
Analyse van bestaande hulpmiddelen: Analyse van 6 bestaande hulpmiddelen voor het proces van de opdrachtgever (Routekaart naar duurzaam vastgoed, Schema (duurzaam) bouwproces, DGBC credits per bouwfase, Stappenplan voor de interpretatiefase, Initiatiefwijzer en Leidraad kiezen voor duurzame kwaliteit)
‐
Interviews met experts : 2 interviews met experts (Faes, Search en Kersten van HEVO)
6.1 Inleiding Het doel van dit deel van het onderzoek is het vinden en ontwerpen van een manier waarop de opdrachtgever ondersteund kan worden bij het formuleren en sturen op zijn duurzaamheidsambities zodat deze ook daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Dit hoofdstuk is daarbij vooral gericht op de ontwikkeling van een handleiding hiervoor. In hoofdstuk 7 is de uiteindelijke versie (plus uitleg over gebruik) hiervan opgenomen. 6.1.1 Methode Zoals ook aangegeven is in hoofdstuk 1.8 kan op basis van het case onderzoek een eerste versie gemaakt worden voor de handleiding. Onderdeel onderzoek Ontwikkeling van de handleiding Eindresultaat
Deelvraag
Methode
Hfst.
Ontwikkeling eerste versie
Deelvraag 5
Verwerken van de aanbevelingen uit cases tot een handleiding
Hst. 6
Handleiding onderzoek Valideren handleiding Definitieve handleiding
Deelvraag 5
Hst. 6
Deelvraag 5
Analyse bestaande handleidingen en interviews met experts expert meeting
Hst. 7
Hst. 6
Figuur 6.1 Onderzoeksonderdeel ontwikkeling van de handleiding en methodes die hiervoor gebruikt worden
Zoals te zien is worden daarnaast nog twee onderzoeken gedaan om de handleiding te ontwikkelen:
Daarbij stond het beantwoorden centraal van de subvragen van deelvraag 5, die uiteindelijk moeten leiden tot het antwoord op deelvraag 5: a. Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om te komen tot zijn ambitie voor duurzaamheid? b. Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om op deze duurzaamheidsambitie te kunnen sturen? c. Welke middelen kunnen de opdrachtgever ondersteunen? d. Welke actoren kunnen de opdrachtgever ondersteunen? e. Wanneer is deze ondersteuning nodig? 6.1.2 Weergave Uit de analyse van bestaande handleidingen en de expert interviews werd ook uit de aanbevelingen uit de cases duidelijk op welke punten de opdrachtgever ondersteuning nodig had en vormde deze drie onderzoeken samen de input (zie paragaaf 6.2) voor het ontwikkelen van een conceptversie van de handleiding (zie paragaaf 6.3). Om ervoor te zorgen dat de ontwikkelde handleiding uiteindelijk ook gebruikt kan worden in de praktijk is deze gevalideerd in een expertpanel (zie paragraaf 6.4). Uiteindelijk kon het antwoord gevonden worden op deelvraag 5 (zie paragraaf 6.5).
81
6.2 Input voor het ontwikkelen van de handleiding Door het beantwoorden van de subvragen van deelvraag 5 is input verkregen voor het maken van de handleiding. Deze input is uit de volgende 3 bronnen afkomstig: ‐ Aanbevelingen vanuit het case onderzoek Aan de hand van de vragen behorend bij deelvraag 5 zijn de aanbevelingen vanuit het case onderzoek nogmaals geanalyseerd. ‐ Analyse van bestaande hulpmiddelen De bestaande hulpmiddelen hebben allemaal hun eigen doel en focus. Daarbij is gekeken hoe zij de opdrachtgever ondersteunden en welke punten daarbij gebruikt zouden kunnen worden bij het maken van de eigen handleiding. Het volledige overzicht en de uitleg bij de punten die meegenomen worden uit de handleidingen, is te vinden in de bijlage bij dit rapport. ‐ Interviews met experts Met de makers van twee van de geanalyseerde hulpmiddelen is een interview gehouden om te achterhalen hoe een dergelijk hulpmiddel de opdrachtgever kan ondersteunen en hoe dit instrumentingezet kan worden in een bouwproces. De volledig uitgewerkte interviews en uitleg bij de punten die door hen belangrijk werden gevonden bij het ondersteunen van de opdrachtgever, zijn te vinden in de bijlage bij dit rapport. Figuur 6.2 geeft een overzicht van de punten ter ondersteuning van de opdrachtgever, gerangschikt naar de subvragen behorend bij deelvraag 5. Daarbij is aangegeven uit welke van de 3 bronnen deze aanbeveling afkomstig is. Deze drie bronnen zijn, zoals hierboven genoemd, het case onderzoek (afgekort als CO), de analyse van bestaande hulpmiddelen (afgekort als AH) en de interviews met experts (afgekort als EI).
Belangrijk voor de ondersteuning van de opdrachtgever: a. Komen tot de ambitie voor duurzaamheid ‐ Het doen van een goede reflectie op de organisatie ‐ Het specifiek maken van de duurzaamheidsambitie ‐ Het analyseren van ambities van stakeholders ‐ Het zoeken van een meetlat voor duurzaamheid ‐ Het koppelen van de ambitie voor duurzaamheid aan het budget ‐ Het formuleren van de duurzaamheidsambitie in het Programma van Eisen ‐ Het formuleren van eisen in plaats van maatregelen b. Sturen op de ambitie voor duurzaamheid ‐ De uitleg van het verloop van het bouwproces ‐ Het bepalen van de rol die de opdrachtgever wil hebben ‐ Het bepalen van de organisatievorm ‐ Het selecteren van partijen ‐ Het selecteren van een architect nadat de eisen duidelijk zijn ‐ Het bespreken van de duurzaamheidsambitie in overleggen ‐ Het beheersen van de kosten ‐ Het beslissen op basis van fasedocumenten c. Middelen voor ondersteuning van de opdrachtgever ‐ Een schema op procesniveau ‐ Voorbeelden uit excursies of workshops ‐ Haalbaarheidsonderzoek d. Actoren die de opdrachtgever kunnen ondersteunen ‐ Huisvestingsadviseur ‐ Duurzaamheidsadviseur ‐ Projectmanager ‐ Programmaadviseur ‐ Kostendeskundige e. Moment van ondersteuning van de opdrachtgever ‐ Zo vroeg mogelijk in het proces ‐ In de allereerste fases van het bouwproces
CO X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
AH X X X X X X X X X X
X X X X X
X
EI X X X X X X X X X X X X X
X
Figuur 6.2 Input uit de cases, analyse van bestaande hulpmiddelen en expert interviews voor het maken van een handleiding ter ondersteuning van de opdrachtgever.
82
6.3 Conceptversie van de handleiding Uit subvraag e blijkt dat de opdrachtgever vooral ondersteuning nodig heeft in de allereerste fases van het proces. Bovendien blijkt uit subvraag d dat de opdrachtgever de expertise nodig heeft van adviseurs om een ambitie te formuleren en hierop te sturen. Daarom is een handleiding ontwikkeld waarmee adviseurs in de initiatief‐ en definitiefase de opdrachtgevers kunnen ondersteunen. Daarbij bestaat de conceptversie van de handleiding uit 3 delen: A. Algemene uitleg van het bouwproces B. Processchema voor het formuleren en sturen van ambities voor duurzaamheid C. Schema voor het formuleren van prestatie‐eisen 6.3.1 Deel A: Algemene uitleg van het bouwproces Uit de expert interviews werd duidelijk dat opdrachtgevers vaak geen ervaring hebben met een bouwproces en allereerst uitleg moeten krijgen over het karakter van een dergelijk proces en hoe dit beheerst kan worden voordat aan hen duidelijk gemaakt kan worden hoe duurzaamheid in een dergelijk proces moet worden geïntegreerd. Dit heeft geleid tot deel A van de handleiding, de algemene uitleg van het bouwproces. Hierin krijgt de opdrachtgever ondersteuning op de volgende punten: ‐ Inzicht in het verloop van invloed op het procesresultaat ‐ Inzicht in het verloop van de te maken kosten ‐ Beheersbaar maken van het proces door faseren en controleren 6.3.2 Deel B: Processchema voor het formuleren en sturen van ambities voor duurzaamheid Uit subvraag c werd duidelijk dat een schema op procesniveau de opdrachtgever duidelijk kan maken in welke stappen zijn beoogde doel bereikt wordt. Omdat de opdrachtgever ondersteuning nodig heeft op de
punten die geformuleerd zijn bij subvragen a en b, is een schema op procesniveau gemaakt waarin stappen aangegeven worden hoe de opdrachtgever moet komen tot een goed geformuleerde ambitie voor duurzaamheid en hoe hier vervolgens op gestuurd kan worden. De 8 stappen die de opdrachtgever hierbij moet nemen zijn: 1. Het doen van een reflectie op de organisatie 2. Het doen van een reflectie op de duurzaamheidsambitie 3. Het maken van een analyse van stakeholders 4. Het concretiseren van de duurzaamheidsambitie 5. Het programmeren van de duurzaamheidsambitie 6. Het kiezen van de juiste organisatievorm 7. Het selecteren van ontwerpteamleden 8. Het communiceren van de duurzaamheidsambitie 6.3.3 Deel C: Schema voor het formuleren van prestatieeisen Het blijkt dat stap 4 uit het processchema van deel B, waarbij de ambitie van de opdrachtgever vertaald moet worden in een SMART geformuleerde prestatie‐eis een cruciale maar ook lastige stap is voor de opdrachtgever. Daarom is een extra schema gemaakt waarin voor de opdrachtgever inzichtelijk wordt hoe deze vertaling in 4 stappen moet worden gemaakt: 1. Aangeven van prioriteiten 2. Koppelen van prioriteiten aan meetmethodes 3. Kiezen van een meetmethode 4. Haalbaarheidsonderzoek doen
83
6.4 Validatie van de handleiding Om de handleiding in de praktijk te kunnen gebruiken is de conceptversie voorgelegd aan een expertpanel. Hierbij zijn de volgende dingen gedaan: ‐ Uitleg van de conclusies van het onderzoek ‐ Uitleg van het doel en hoe de handleiding is te gebruiken ‐ Testen van de handleiding aan de hand van een fictieve case ‐ Reactie op de handleiding aan de hand van stellingen Na elk onderdeel van de handleiding is een feedback moment geweest waarbij is gekeken of de handleiding duidelijk is, bruikbaar is en op welke punten verbetering nodig is. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een aantal punten voor verbetering van de handleiding. Op basis daarvan is de handleiding aangepast tot de definitieve versie. Een volledig overzicht van de feedback en de aanbevelingen vanuit het expertpanel is te vinden in de bijlage bij dit rapport. 6.4.1 Reactie van het expertpanel Duidelijk maken hoe de adviseur de handleiding in kan zetten Aanvankelijk werd de handleiding door de adviseurs in het expertpanel niet gebruikt om het verhaal te ondersteunen en de opdrachtgever inzicht te geven in het verloop van het proces en de aanpak van de opdrachtgever, terwijl dit wel erg handig zou zijn geweest. Bij de handleiding moet dus duidelijk aangegeven worden hoe de adviseur dit instrument in kan zetten. Verdelen van de handleiding in fases De experts waren bij het bespreken van de handleiding in het algemeen van mening, dat het komen tot een ambitie door de opdrachtgever, dus tot en met het nemen van stap 3, behoort tot de initiatieffase van het proces.
Aangeven van belangrijke controlemomenten Voordat de opdrachtgever verder gaat met het SMART maken van de ambitie, moet de ambitie zelf, goedgekeurd worden. Na stap 3 moet er volgens de experts daarom een controlemoment ingelast worden om de initiatieffase af te sluiten. Tot dat moment is er nog niet veel geld uitgegeven. Maar wanneer de opdrachtgever de ambitie verder SMART geformuleerd wil hebben, zal er voor het eerst veel geld uitgegeven worden. In de handleiding moet duidelijk aangegeven worden waar de belangrijke beslismomenten liggen voor de opdrachtgever, omdat op die momenten beslissingen genomen moeten worden waarmee grote investeringen gepaard gaan. Aangeven over welk Programma van Eisen het gaat Er wordt nu gesproken over het Programma van Eisen, terwijl er een groot verschil bestaat tussen het Ruimtelijk‐ en Technisch Programma van Eisen. Wanneer eisen voor duurzaamheid omschreven moeten worden moet dit in het Technische Programma van Eisen opgenomen worden. Het is aan te bevelen dat aan de opdrachtgever dit onderscheid wordt uitgelegd en dat aan de start van het project, wanneer gesproken wordt over de ruimtebehoefte, de exacte eis nog niet vast hoeft te liggen. Duidelijk maken voor de opdrachtgever wat de thema’s van duurzaamheid inhouden De opdrachtgever kan pas prioriteiten aangeven wanneer voor hem duidelijk is wat de thema’s betekenen en inhouden. De adviseur zal dit duidelijk moeten maken voor de opdrachtgever. Selecteren ontwerpteamleden op visie In de conceptversie werd aangegeven dat partijen geselecteerd moesten worden die ervaring hadden met duurzaamheid en een overeenkomstige visie hadden op het project als de opdrachtgever. De experts geven echter aan dat het niet noodzakelijk is dat de ontwerpteamleden ervaring
84
hebben met duurzaamheid. Het is belangrijker dat ze bereid zijn zich in te zetten voor het behalen van de doelen van de opdrachtgever.
6.5 Antwoord op deelvraag 5 Deelvraag 5: Hoe kan een opdrachtgever ondersteund worden bij het formuleren van zijn duurzaamheidsambitie zodat het mogelijk is deze ook te realiseren? De opdrachtgever heeft in dit proces ondersteuning nodig van één of meerdere adviseurs. Daarbij is het noodzakelijk dat de opdrachtgever ten eerste inzicht krijgt in het verloop en het karakter van een bouwproces, hij ondersteund wordt in het formuleren en vertalen van ambities in uiteindelijke SMART prestatie‐eisen en tenslotte ook geholpen wordt bij het inrichten van het bouwproces zodat ook gestuurd kan worden op deze ambitie. Een schema op procesniveau kan de opdrachtgever inzicht geven in welke stappen er in welke volgorde genomen moeten worden. Het is de taak van de adviseur(s) om voor de opdrachtgever duidelijk te maken hoe bepaalde stappen genomen moeten worden en waarom het van belang is dit te doen. Deze ondersteuning is nodig in de initiatief‐ en de definitiefase, en aan de start van de ontwerpfase. Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om te komen tot zijn ambitie voor duurzaamheid? Om te komen tot een ambitie voor duurzaamheid waarmee de opdrachtgever het proces aan kan sturen moet deze ambitie vertaald worden in SMART geformuleerde doelstellingen. De opdrachtgever heeft ondersteuning nodig op de volgende punten om zijn ambitie uiteindelijk SMART te kunnen maken: ‐ Het bepalen van de visie en missie van de organisatie ‐ Het komen tot een specifiek geformuleerde ambitie ‐ Het analyseren van de ambitie van stakeholders
‐ ‐
Het concreet maken van de duurzaamheidsambitie Het programmeren van de duurzaamheidsambitie
Op welke punten behoeft de opdrachtgever ondersteuning om op deze duurzaamheidsambitie te kunnen sturen? Allereerst heeft de opdrachtgever ondersteuning nodig om het karakter van het bouwproces te kunnen begrijpen. Daarnaast heeft de opdrachtgever ondersteuning nodig van zijn adviseurs op de volgende punten om uiteindelijk ook te kunnen sturen op deze ambitie voor duurzaamheid: ‐ Het kiezen van de juiste organisatievorm ‐ Het kiezen van de ontwerpteamleden ‐ Het communiceren van de ambitie Welke middelen kunnen de opdrachtgever ondersteunen? Om duidelijk te maken aan de opdrachtgever hoe een dergelijk proces verloopt en aangepakt moet worden blijkt een schema op procesniveau effectief te zijn. In het proces van ondersteuning van de opdrachtgever zijn er verschillende middelen die de adviseur kan inzetten om de opdrachtgever te ondersteunen zoals bijvoorbeeld workshops, of excursies. Welke actoren kunnen de opdrachtgever ondersteunen? De opdrachtgever heeft in dit proces ondersteuning nodig van zijn adviseur(s) die hem uitleggen hoe bepaalde stappen genomen moeten worden en waarom het van belang is dit te doen. Daarbij is de expertise nodig van programma‐adviseurs, projectmanagers huisvestingsexperts, kostendeskundigen, duurzaamheidsexperts, en experts op het gebied van bouworganisatievormen. Wanneer is deze ondersteuning nodig?
85
De ondersteuning om te komen tot een accuraat geformuleerde ambitie voor duurzaamheid en om het bouwproces in te richten is vooral effectief wanneer deze gegeven kan worden in de initiatief‐ en definitiefase, en aan het begin van de ontwerpfase.
86
7 De handleiding 7.1 Inleiding Als resultaat van het onderzoek is in dit hoofdstuk de handleiding opgenomen die ontwikkeld is waarmee een adviseur de opdrachtgever kan ondersteunen bij het accuraat formuleren en sturen van zijn duurzaamheidsambitie in het bouwproces. 7.1.1 Weergave Voordat de handleiding uiteindelijk wordt weergeven in paragraaf 7.4, moet eerst uitgelegd worden hoe de handleiding gebruikt moet worden en wat de voorwaarden zijn voor het gebruik. Paragraaf 7.2 gaat in op de regels voor het gebruik van de handleiding en geeft aan: ‐ Op welk proces de handleiding is gericht ‐ Door wie de handleiding gebruikt kan worden ‐ Voor wie de handleiding is bedoeld ‐ Wanneer de handleiding gebruikt kan worden Hierna is in paragraaf 7.3 een uitleg gegeven over het gebruik van de handleiding en gaat het daarbij in op de onderwerpen: ‐ Hoe de handleiding gebruikt moet worden ‐ Waarom het relevant is dit zo te doen Omdat de handleiding in eerste instantie gebaseerd is op de problemen en successen die gevonden zijn in de onderzochte cases en het de bedoeling is dat de handleiding deze problemen voorkomt dan wel de successen herhaalt bij volgende processen, is aangegeven waarom het relevant is dit zo te doen.
7.2 Regels voor het gebruik van de handleiding Voordat de handleiding gebruikt kan worden moeten voor zowel de opdrachtgever als de adviseur de volgende zaken over het gebruik van de handleiding, duidelijk worden: 7.2.1 Op welk proces gericht De handleiding is gericht op het verbeteren van het proces waarin de opdrachtgever zijn ambitie voor duurzaamheid formuleert en stuurt. 7.2.2 Door wie gebruikt Omdat opdrachtgevers vaak afhankelijk zijn van hun adviseurs en het de taak is van deze adviseurs de opdrachtgever te ondersteunen bij dit proces, wordt de handleiding gebruikt door adviseurs die opdrachtgevers in dit proces moeten ondersteunen. 7.2.3 Doelgroep Tot de groep die ondersteund kan worden met deze handleiding behoren opdrachtgevers van bouwprojecten die een wens hebben om hun project duurzaam te ontwikkelen. 7.2.4 Wanneer gebruikt De handleiding is gericht op de eerste fases van het bouwproces en is daarom ook vooral bruikbaar om de opdrachtgever te ondersteunen aan de start van zijn proces. Dit kan een beperking zijn voor het gebruik van de handleiding omdat er ook opdrachtgevers zijn die pas een adviseur raadplegen wanneer het proces al verder gevorderd is. Op basis van dit onderzoek is echter aan te bevelen duurzaamheid vanaf het allereerste moment in het proces te integreren.
87
7.3 Uitleg bij de handleiding De handleiding bestaat uit drie delen: ‐ Deel 1: Algemene uitleg van het bouwproces ‐ Deel 2: Het opzetten van een duurzaam bouwproces ‐ Deel 3: Het vertalen van ambities in prestatie‐eisen 7.3.1 Deel 1: algemene uitleg van het bouwproces Bij de algemene uitleg van het proces in deel 1 van de handleiding worden 3 dingen duidelijk voor de opdrachtgever: ‐ Inzicht in het verloop van invloed op het procesresultaat ‐ Inzicht in het verloop van de te maken kosten ‐ Beheersbaar maken van het proces door faseren en controleren Daarbij wordt in deze subparagraaf uitgelegd hoe dit duidelijk gemaakt moet worden en waarom het relevant is dit te doen. Hoe moet algemeen het bouwproces uitgelegd worden De adviseur dient de opdrachtgever duidelijk te maken dat de invloed op het projectresultaat aan het begin van een bouwproces maximaal is, dat kosten aanvankelijk laag zijn en dat deze in de loop van het proces erg toe zullen nemen. Dit maakt de adviseur duidelijk aan de hand van Figuur 7.1 en Figuur 7.2 die de discrepantie laten zien tussen de invloed op het projectresultaat en de gemaakte kosten. Het moet voor de opdrachtgever hiermee duidelijk worden dat de gevolgen van beslissingen die genomen worden aan de start van het proces pas later in de tijd (financieel) zichtbaar worden en dat dit ook geldt voor keuzes ten aanzien van duurzaamheid en dat het daarom belangrijk is hier nu al over na te denken.
Figuur 7.1 Invloed op het projectresultaat
Figuur 7.2 Kosten die gemaakt worden in het project
Bovendien moet het voor de opdrachtgever duidelijk worden dat een dergelijk proces beheersbaar gemaakt kan worden door het op te delen in fases en na elke fase de resultaten te controleren en goedkeuring te geven over de voortgang. Dit kan de adviseur duidelijk maken aan de opdrachtgever aan de hand van Figuur 7.3.
Figuur 7.3 Beheersbaar maken van het proces door het opknippen in fases en introduceren van controlemomenten
88
Waarom een algemene uitleg van het bouwproces Uit de expertinterviews blijkt dat veel opdrachtgevers nauwelijks of geen ervaring hebben met een bouwproces en het belangrijk is dat het verloop en het karakter van het proces duidelijk gemaakt moeten worden om ambities voor duurzaamheid hierin te kunnen verankeren. Uitleg over verloop van invloed op het procesresultaat Uit het schema met problemen uit de crosscase analyse kwam duidelijk naar voren dat het een probleem is wanneer er niet genoeg informatie is over het project, duurzaamheidsambities niet duidelijk zijn in de eerste fases van het project, of wanneer deze informatie pas verschijnt in de ontwerpfase (Zie G, J en L in Figuur 7.5). De geïnterviewde partijen voor het case onderzoek gaven daarover allemaal aan dat het voordelig is wanneer ambities zo vroeg mogelijk geïntroduceerd worden in het proces (zie B in Figuur 7.1). Aan de hand van Figuur 7.5 kan de adviseur de opdrachtgever uitleggen dat ambities vroegtijdig bepaald moeten worden omdat de invloed op het projectresultaat op dit moment het grootst is. Uitleg over het verloop van de te maken kosten Er ontstaan problemen in het proces wanneer er niet duidelijk een ambitie gesteld wordt aan de start van het project en de ambitie niet getoetst wordt op haalbaarheid (F en I in Figuur 7.5). Bij de ontwikkeling van het nieuwe kantoor van Ballast Nedam IPM in Gorinchem is duidelijk geworden dat wanneer niet eerst een budget gesteld wordt en er geen haalbaarheidsonderzoek gedaan wordt, pas later in het proces duidelijk wordt wat de kosten zijn voor het project en het dan de vraag is of het project gefinancierd kan worden, waarover op dit moment interne discussies worden gehouden. De vraag is of en in welke vorm het project uiteindelijk gerealiseerd kan worden, waarbij het ook mogelijk is dat duurzame oplossingen zullen verdwijnen. Aan de hand van Figuur 7.1 kan de adviseur duidelijk maken dat de opdrachtgever al vroeg na moet denken over wat er mogelijk is op het gebied van kosten (C in Figuur 7.4) omdat de grootste uitgaven gedaan worden later in het proces, maar dat
er vooral invloed op de hoogten hiervan, uitgeoefend kan worden aan de start van het proces. Uitleg over het beheersbaar maken van het proces Uit het proces van de ontwikkeling van het gemeentehuis van Hardenberg is duidelijk geworden dat het mogelijk is de ambitie te realiseren door na elke fase de voortgang van de duurzaamheidsdoelen te monitoren en duidelijke fasedocumenten te maken waaronder alle partijen hun handtekening kunnen zetten. Hierdoor wordt het voor de opdrachtgever inzichtelijk in hoeverre de doelstelling al behaald is en of er nog veel bijgestuurd moet worden in het proces (Zie E in Figuur 7.4). Om dit succes ook in volgende projecten mee te nemen, kan de adviseur aan de opdrachtgever uitleggen, aan de hand van Figuur 7.3, dat het proces beheerst kan worden door het op te knippen in fases en duidelijke controlemomenten te introduceren waar de voortgang van doelstellingen wordt getoetst. Geld
Initiatieffase A: Duidelijk hebben welk budget beschikbaar is Organisatie Tijd Informatie B: Vroegtijdig bepalen van de ambitie voor duurzaamheid Kwaliteit
Definitiefase Ontwerpfase C: Haalbaarheidsonderzoek
E: Fasedocumenten
Figuur 7.4 Successen waar deel 1 van de handleiding zich op richt Geld
Initiatieffase F: Niet stellen van een budget Organisatie Tijd Informatie G: Onduidelijke opgave Kwaliteit
Definitiefase I: Verkeerde inschatting van het budget J: Onduidelijke duurzaamheidswens
Ontwerpfase L: Duurzaamheidsambitie pas later in het proces
Figuur 7.5 Problemen waar deel 1 van de handleiding zich op richt
89
7.3.2 Deel 2: het opzetten van een duurzaam bouwproces Deel 2 van de handleiding is een schema op procesniveau die de opdrachtgever laat zien welke acht stappen er genomen moeten worden in de eerste fases van het bouwproces om te komen tot een goed geformuleerde ambitie voor duurzaamheid (stap 1 t/m 5) en vervolgens het proces zo in moet richten dat hij hier ook op kan sturen in het vervolg van het proces. 1. Het doen van een reflectie op de organisatie 2. Het doen van een reflectie op de duurzaamheidsambitie 3. Het maken van een analyse van stakeholders 4. Het concretiseren van de duurzaamheidsambitie 5. Het programmeren van de duurzaamheidsambitie 6. Het kiezen van de juiste organisatievorm 7. Het selecteren van ontwerpteamleden 8. Het communiceren van de duurzaamheidsambitie Bij de uitleg van dit deel van de handleiding wordt per stap aangegeven hoe deze stap uitgevoerd moet worden en waarom dit relevant is. Stap 1: Hoe een reflectie op de organisatie te doen Bij het doen van een reflectie op de organisatie moet duidelijk worden: ‐ Wat de missie is van de organisatie ‐ Wat de visie is van de organisatie ‐ Wat de bijpassende ambitie is voor het project Met het doen van een reflectie op de organisatie van de opdrachtgever kan er uiteindelijk een ambitie voor duurzaamheid opgesteld worden die past bij de organisatie en intern geaccepteerd wordt. Met de hulp van een expert op gebied van organisatie en huisvesting dienen de visie en missie van de te huisvesten organisatie helder te worden en kunnen de
huisvestingsvisie en ambitie worden geformuleerd. De missie van een organisatie is datgene wat de organisatie wil uitdragen naar buiten en zegt iets over het werkterrein van de organisatie, het bestaansrecht, betekenis van de organisatie voor stakeholders, normen, waarden en overtuigingen, en intenties en ambities (Koster en Stolze, 2011). Om de missie te bepalen moeten de volgende vragen beantwoord worden over de organisatie: Bepalen van de missie van de organisatie: Werkterrein Wie zijn we? Wat doen we? Bestaansrecht Wie zijn onze klanten? In welke behoefte van onze klanten voorzien onze producten? Betekenis voor stakeholders Wat willen we beteken voor wie? Normen, waarden en overtuigingen Welke normen waarden en overtuigingen staan centraal in ons handelen? Intenties en ambities Wat is de opdracht waar we voor staan?
De visie van een organisatie is een beeld of verwachting die men van de toekomst heeft. ‘Het gaat bij een visie om een gezamenlijk toekomstbeeld, dat expliciet beschreven is. Het is een collectief beeld, gedeeld door alle betrokkenen, dat een verwachting geeft van de voor de onderneming relevante toekomst (Koster en Stolze, 2011)’. Een visie bestaat uit drie onderdelen: het omgevingsbeeld, de gedroomde positie en een succesformule. Het verschil tussen de missie en de visie is het vaste karakter van de missie die iets zegt over datgene wat voor een hele lange termijn geld. De visie zegt ook iets over een lange termijn maar is makkelijker beïnvloed‐ of veranderbaar (Koster en Stolze, 2011). Om de visie van de organisatie vast te stellen kunnen de volgende vragen worden gesteld:
90
Bepalen van de visie van de organisatie: Omgevingsbeeld Hoe ziet de relevante omgeving er voor ons bedrijf uit in de (verre) toekomst? Gedroomde positie Waar willen we staan? Wat willen we bereikt hebben? Succesformule Hoe bereiken we onze gedroomde positie?
Als onderdeel van de missie zijn ambities datgene wat de onderneming graag zou willen bereiken in de toekomst. Het gaat bij ambities niet om concrete, meetbare doelen maar om richtinggevende idealen die worden nagestreefd. In het geval waarin de opdrachtgever een nieuw gebouw zou willen bouwen gaat de ambitie in op de beweegredenen van de organisatie voor het starten van het proces. Omdat ambities niet concreet en meetbaar zijn, zijn ze ook niet toetsbaar op haalbaarheid (Koster en Stolze, 2011). Wel is het mogelijk om, na de reflectie op de organisatie, een huisvestingsvisie op de stellen voor de te huisvesten organisatie, passend bij het toekomstbeeld en de uitgangspunten van die organisatie
creëren van een goede werkomgeving werd hierin echter niet gewaardeerd en was de opdrachtgever ook ontevreden over de manier waarop bepaalde aspecten gewaardeerd werden (Zie D in Figuur 7.7). Aan de hand van dit project wordt duidelijk dat het makkelijker is voor een organisatie een dergelijk doel te halen wanneer die dingen wel gewaardeerd worden door een meetmethode (Zie C in Figuur 7.6). Bovendien zorgt het maken van een analyse van de te huisvesten organisatie ervoor, dat de ambitie vroegtijdig bepaald wordt (Zie B in Figuur 7.6) en wordt er tijd uitgetrokken om de ambitie te bepalen (Zie A Figuur 7.6). In de crosscase analyse is duidelijk geworden dat dit voordelig is voor het verankeren van de duurzaamheidsambitie in het proces. Geld Organisatie Tijd
Informatie
Stap 1: Waarom een reflectie op de organisatie te doen Uit de interviews met de experts en de analyse van de bestaande hulpmiddelen blijkt het zeer belangrijk dat een ambitie voor duurzaamheid aansluit op de doelstellingen van de organisatie. Wanneer de duurzaamheidsambities aansluiten op de bedrijfsfilosofie heeft de opdrachtgever een sterke basis om te sturen op de realisatie van deze ambitie (Navabifard Jahromi, 2011, p. 73). Het is dus belangrijk om een analyse te maken van de organisatie en inzicht te krijgen in de te huivesten organisatie, zodat hierbij passende ambities voor duurzaamheid geformuleerd kunnen worden. Bij het project van UPC bleek de medewerker zeer belangrijk voor de organisatie. In hun visie op de toekomst werd de schaarste aan werknemers steeds groter en moeten werkgevers er alles aan doen om werknemers aan te trekken. Vanuit die visie heeft UPC de doelstelling om een zo prettig mogelijk werkklimaat te ontwikkelen voor de medewerker. Aanvankelijk was dit vertaald naar het behalen van een GreenCalc+ label voor een duurzaam gebouw. Het
Kwaliteit
Initiatieffase A: Tijd uittrekken voor het evalueren van de organisatie B: Vroegtijdig bepalen van de ambitie voor duurzaamheid C: Duurzaamheidsambitie gebaseerd op visie van de organisatie
Definitiefase
Ontwerpfase
Figuur 7.6 Successen waar stap 1 van deel 2 van de handleiding zich op richt Geld Organisatie Tijd Informatie Kwaliteit
Initiatieffase D: Duurzaamheidsambitie past niet bij organisatie
Definitiefase
Ontwerpfase
Figuur 7.7 Problemen waar stap 1 van deel 2 van de handleiding zich op richt
91
Stap 2: Hoe te reflecteren op de duurzaamheidsambitie Nadat de opdrachtgever met behulp van zijn adviseur(s) een visie en ambitie bepaald heeft ten aanzien van zijn project, wordt in deze stap door middel van een reflectie op de duurzaamheidsambitie gekeken of deze ambitie al specifiek genoeg geformuleerd is. Een adviseur op gebied van duurzaamheid kan de opdrachtgever ondersteunen met het specifiek formuleren van de ambitie voor duurzaamheid waarbij de volgende zaken duidelijk moeten worden gemaakt: ‐ De motivatie voor duurzaamheid: Om de motivatie voor duurzaamheid te achterhalen dient de opdrachtgever na te gaan waarom hij een motivatie heeft voor duurzaamheid. In de onderzochte cases zijn verschillende motieven gevonden die opdrachtgever kunnen hebben voor duurzaamheid zoals bijvoorbeeld een imagobelang of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. ‐ Relevante aspecten voor duurzaamheid: Uit de literatuur blijkt dat duurzaamheid omvat kan worden met de drie thema’s people, planet en prosperity. De opdrachtgever dient aan te geven wat hij belangrijk vindt binnen deze thema’s en of hij wel alle thema’s belangrijk vindt. Op dit punt moet dus een focus voor bepaalde thema’s aangegeven worden. ‐ Het streven per duurzaamheidsthema: De opdrachtgever zal aan moeten geven wat hij wil bereiken per duurzaamheidsthema. Vindt de opdrachtgever CO2 uitstoot belangrijk bij het thema planet, dan moet hij ook aangeven dat hij bijvoorbeeld 20% minder CO2 uit wil stoten.
werken. Uit de interviews met de architecten van de case onderzoeken kwam namelijk naar voren dat de architect het belangrijk vindt om te weten wat de motivatie (Zie B in Figuur 7.8) is van de opdrachtgever voor het hebben van een dergelijk ambitie en welke aspecten hij belangrijk vindt zodat hij een vertrekpunt heeft voor het ontwerp. De ambitie van UPC was bijvoorbeeld het maken van één van de duurzaamste gebouwen van Nederland. Voor de architect was onduidelijk (Zie D Figuur 7.9) hoe de opdrachtgever dit vertaald wilde hebben in een gebouw en was meer specificatie van de ambitie gewenst. Uit deze case kwam ook duidelijk naar voren dat wanneer de ambitie tijdig goed geformuleerd zou zijn (Zie A Figuur 7.8) al in de definitiefase geen vertraging in het ontwerp opgelopen was. Nu is tot DO gewacht met aanbesteden omdat de ambitie voor duurzaamheid onduidelijk was. Het was echter de bedoeling dat dit al zou gebeuren na het VO (Zie C Figuur 7.9). Geld Organisatie Tijd
Initiatieffase
Informatie Kwaliteit
Definitiefase A: Tijd uittrekken voor reflectie op de ambitie B: Motivatie ambitie
Ontwerpfase
Figuur 7.8 Successen waar stap 2 van deel 2 van de handleiding zich op richt Geld Organisatie Tijd
Initiatieffase
Informatie
Kwaliteit
Definitiefase C: Geen tijd genomen voor het opstellen duurzaamheidsambitie D: Onduidelijke duurzaamheidswens
Ontwerpfase
Figuur 7.9 Problemen waar stap 2 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Stap 2: Waarom reflecteren op de duurzaamheidsambitie Zowel uit de cases als uit het stappenplan van Rogaar (2011, p. 101) blijkt dat een reflectie op de ambitie van de organisatie zeer verhelderend kan
92
Stap 3: Hoe een analyse van stakeholders te doen De opdrachtgever kan bij het doen van een stakeholder analyse ondersteund worden door een project manager en experts op gebied van duurzaamheid. Daarbij zal er geïnventariseerd moeten worden wat de ambities zijn van de belanghebbende van het project. Dit kunnen zijn: ‐ Gebruikersgroepen ‐ Gemeente ‐ Investeerders en beleggers ‐ Belangenverenigingen (Rogaar, 2011, p. 103) Wanneer duidelijk in kaart is gebracht wat de ambities zijn van de stakeholders en de ambities van de opdrachtgever zelf gecommuniceerd zijn naar de stakeholders, moet gekeken worden of er conflicten, dan wel overeenkomsten zijn in ambities. Voordat door gegaan kan worden met het project dienen de conflicten opgelost te zijn en kunnen er eventuele opzetten gemaakt worden om samen met andere partijen duurzame doelen te halen. Stap 3: Waarom een analyse van stakeholders te doen Uit de cases komt niet duidelijk naar voren of ambities van stakeholders een probleem of een succes vormden in de ontwikkeling van duurzaamheid van de projecten. Uit het onderzoek van Rogaar (2011, p. 103) blijkt echter dat het doen van een stakeholder analyse er niet alleen voor zorgt dat er geen conflicterende ambities geformuleerd worden, maar wordt ook de mogelijkheid geschapen om samen een integraal duurzame kwaliteit te realiseren. Wanneer de opdrachtgever en gebruikersgroepen beide bijvoorbeeld een ambitie hebben om zoveel mogelijk natuurlijke bronnen te gebruiken kan in een later stadium gekeken worden of hier samengewerkt kan worden door bijvoorbeeld een gezamenlijke WKO te realiseren. Uiteindelijk zijn de stakeholders dus op de hoogte van de ambities van de opdrachtgever en wanneer alle
conflicten verholpen zijn, zullen deze ambities ook extern geaccepteerd worden. Controlemoment Na het doorlopen van stap 3 wordt de initiatieffase afgesloten en kan een ambitiedocument opgesteld worden ten aanzien van duurzaamheid. Om de fase af te sluiten moet gecontroleerd worden of de opdrachtgever inderdaad door wil met deze ambitie voor duurzaamheid. Door na deze fase een controlemoment in te lassen en duidelijk een handtekening te zetten onder het controledocument wordt de kwaliteit van de ambitie gewaarborgd en heeft de opdrachtgever een document waarin duidelijk geformuleerd is wat hij precies wil en kan hij op latere momenten refereren aan dit document. Stap 4: Hoe duurzaamheidsambities concretiseren Om het proces uiteindelijk aan te kunnen sturen, moet de ambitie van de opdrachtgever vertaald worden in een concrete eis ten aanzien van duurzaamheid. Uit het onderzoek van Navabifard Jahromi (2011, p. 76) blijkt dat deze als SMART geformuleerde prestatie‐eis geformuleerd moet worden. Waarbij SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Het blijkt dat dit een cruciale stap is om uiteindelijk het proces goed te kunnen sturen en duurzame kwaliteit te realiseren; maar ook een hele moeilijke stap. Omdat dit onderzoek vooral gefocust is op deze stap (het accuraat formuleren van duurzaamheidsambities zodat het proces aangestuurd kan worden), is een extra schema gemaakt waarin uitgelegd wordt hoe gekomen moet worden tot een prestatie‐eis. Dit is opgenomen in deel 3 van de handleiding, waar verder uitgelegd wordt hoe dit aangepakt moet worden. Toch kan dit niet SMART geformuleerd worden zonder stap 1, 2 en 3 te doorlopen omdat in deze stappen de ambitie al deels SMART wordt gemaakt:
93
‐
‐
‐
‐
‐
Specifiek: Welke thema’s van duurzaamheid zijn belangrijk voor de opdrachtgever en wat wil hij per thema bereiken en waarom? Dit is al gedaan in stap 2 bij de reflectie op de ambitie voor duurzaamheid Meetbaar: Welke meetlat wil de opdrachtgever gebruiken en wat is zijn beoogde doel? Dit wordt gedaan in stap 4 en uitgelegd bij deel 3 Acceptabel: Past de ambitie bij de organisatie (interne acceptatie) en accepteer de omgeving de ambitie (externe acceptatie) Dit is al gedaan in stap 1 en 3, de reflectie op de organisatie en de analyse van de stakeholders Realistisch: Is de ambitie financieel haalbaar? Dit wordt gedaan in stap 4 en uitgelegd bij deel 3 Tijdsgebonden: Is duidelijk wanneer de ambitie gerealiseerd zal worden en hoeveel progressie er gehaald moet worden in het proces? Dit wordt gedaan in deze stap en uitgelegd bij deel 3
Stap 4: Waarom duurzaamheidsambities concretiseren Specifiek geformuleerde ambities voor duurzaamheid zijn niet toepasbaar op haalbaarheid van het project. Om een bouwproces aan te sturen op ambities dienen deze vertaald te worden in doelstellingen (Koster en Stolze, 2011). Zoals hiervoor vermeld is moeten deze SMART gemaakt worden: ‐ Specifiek: Omdat door alle architecten aan is gegeven dat ambities specifieker omschreven moeten worden. Om een uitgangspunt te hebben voor het ontwerp zal de motivatie (zie C
‐
‐
‐
in Figuur 7.10) duidelijk moeten worden en moeten er prioriteiten (zie D in Figuur 7.10) gesteld worden voor duurzaamheid. Meetbaar: Uit de crosscase analyse wordt duidelijk dat alle opdrachtgevers uiteindelijk op zoek gaan naar een meetbare ambitie. Uit bijvoorbeeld het interview met Schut (2011b) wordt duidelijk dat zonder meetbare eis (zie B in Figuur 7.10) het ook nooit mogelijk zou zijn geweest de ambitie te realiseren. Het bleek in dit proces lastig om een passende meetmethode te vinden maar dat duurzaamheid uiteindelijk meetbaar gemaakt moest worden was duidelijk. Acceptabel: Wanneer de ambitie aansluit op de organisatie en intern geaccepteerd is zal voorkomen worden dat duurzame oplossingen niet gewenst zijn en dat het halen van een duurzaamheidslabel meer doel dan middel wordt. In het proces van de ontwikkeling van het kantoor van Ballast Nedam IPM is gekozen om de ambitie van duurzaamheid te vertalen in een BREEAM label. Dit is, ondanks dat er een analyse is gemaakt van de organisatie, niet voortgekomen uit deze analyse. Dat heeft ertoe geleid dat de duurzame doelstellingen niet bijdragen aan het behalen van de visie van de organisatie. Ook is het behalen van het duurzaamheidsheidslabel op zich is komen te staan (zie I in Figuur 7.11). Zo wordt een fietsenstalling gerealiseerd, die voor de organisatie niet nodig is (zie L in Figuur 7.11), maar ervoor zorgt dat punten gescoord worden om het BREEAM label te halen. Realistisch: Door het doen van een haalbaarheidsonderzoek al in de definitiefase van het project (zie A in Figuur 7.10) was het mogelijk om voor het project van ZO Wonen een realistische ambitie voor duurzaamheid te formuleren. Hierdoor was het goed mogelijk om dit ambitie
94
‐
‐
niveau te behouden in het proces en is dit gestelde niveau uiteindelijk ook gerealiseerd. Het feit dat dit een moeilijke stap is en niet altijd goed verloopt wordt al geïllustreerd aan de hand van de vele problemen die voorkwamen in de case onderzoeken. Om te voorkomen dat er te weinig budget is voor duurzame kwaliteit (zie F in Figuur 7.11), er later geen budget is voor directievoering (zie J in Figuur 7.11), de financiering niet sluitend is (zie K in Figuur 7.11) en duurzaamheid later pas en apart wordt begroot (zie E in Figuur 7.11) is het belangrijk om in deze fase al een goed haalbaarheidonderzoek te doen. Tijdsgebonden: Door al vroeg te bepalen dat na elke fase het ambitieniveau gemeten zal worden was het voor het project van de gemeente Hardenberg goed mogelijk de ambitie voor duurzaamheid te realiseren (zie G in Figuur 7.11). Om te voorkomen dat het proces vertraging op gaat lopen doordat ambities nog niet duidelijk zijn op cruciale momenten in het proces, zoals gebeurd in bij het project van UPC, moet er extra tijd uit worden getrokken om eerst de ambitie helder te krijgen voordat gestart wordt met het maken van het ontwerp (zie H in Figuur 7.11).
Geld Organisatie Tijd Informatie Kwaliteit
Initiatieffase
Definitiefase A: Haalbaarheidsonderzoek B: Meetbare ambitie C: Motivatie ambitie D: Prioriteiten voor bepaalde thema’s
Ontwerpfase
Figuur 7.10 Successen waar stap 4 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Geld
Initiatieffase
Organisatie Tijd
Informatie Kwaliteit
Definitiefase E: Geen integraal budget voor duurzaam ontwerp F: Te weinig budget voor duurzame kwaliteit G: Geen tijd genomen voor het opstellen duurzaamheidsambitie H: Ambities veranderen nog in deze fase I: Halen van duurzaamheidslabel wordt doel
Ontwerpfase J: Geen budget voor directievoering K: Financiering niet sluitend
L: Duurzame oplossingen niet gewenst
Figuur 7.11 Problemen waar stap 4 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Stap 5: Hoe de duurzaamheidsambitie programmeren Het hulp van een programma‐ en duurzaamheidsdeskundige kan de opdrachtgever zijn ambities voor duurzaamheid opnemen in het Programma van Eisen. Met het opnemen van de SMART geformuleerde prestatie‐eis ten aanzien van duurzaamheid zorgt de opdrachtgever ervoor dat niet alleen de kwaliteit in het proces gecontroleerd kan worden maar ook de kosten en de tijd. Uit het expertpanel kwam duidelijk naar voren dat het Programma van Eisen aan de ene kant samen moet vatten wat er voorafgaand bij het opstellen hiervan besloten is maar ook dat het een document is dat eisen moet stellen aan het projectresultaat. Duurzame ambities moeten aan de ene kant vermeld worden in het eerste hoofdstuk (de projectdefinitie) van het Programma van Eisen (bij de overige ambities) (Wijk, 2004 in Van der Voordt, 2009, p. 4), en aan de andere kant ook bij de andere eisen, omdat deze ambitie ook vertaald is in concrete eisen. Uit de cases, de expert interviews en het expertpanel blijkt dat in het eerste hoofdstuk bij de projectdefinitie, minimaal het volgende opgenomen moet worden ten aanzien van duurzaamheid:
95
‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
De ambitie voor duurzaamheid specifiek omschreven (inclusief de motivatie, belangrijke aspecten en het streven per aspect) Resultaat van de stakeholderanalyse De prestatie‐eis (de gebruikte meetmethode en het gewenste te behalen niveau) Prioriteiten voor bepaalde duurzaamheidsthema’s Haalbaarheid van de prestatie‐eis Een planning voor het realiseren van de prestatie‐eis
Ook werd duidelijk uit de expertinterviews (Faes (2011) en Kersten (2011)) en het expertpanel dat de prestatie‐eis geïntegreerd moet worden in de overige eisen in het Programma van Eisen. Daarbij zullen de aspecten voor duurzaamheid alleen in prestatie‐eisen omschreven worden en moet het formuleren van maatregelen vermeden worden. Stap 5: Waarom de duurzaamheidsambitie programmeren Het Programma van Eisen is hét belangrijkste sturingsdocument in de bouw waarin alle eisen te aanzien van het te realiseren project opgenomen dienen te worden (Ten Dam et al., 1996, p. 12). Het is duidelijk dat de ambitie en de eis ten aanzien van duurzaamheid hier dus in op moet worden opgenomen. Rogaar (2011, p. 99) constateerde ook eerder dat wanneer de opdrachtgever zijn ambitie voor duurzaamheid opneemt in dit document hij een sterk sturingsmiddel heeft in het bouwproces. Uit het onderzoek van de cases blijkt dat duurzaamheid niet uitgebreid opgenomen wordt in het Programma van Eisen en er niet één manier is om dit weer te geven. Uit het project van ZO Wonen is heel duidelijk naar voren gekomen dat wanneer de eis ten aanzien van duurzaamheid opgenomen wordt in het Programma van Eisen (Zie A Figuur 7.12) dit al vanaf het allereerste begin van het ontwerp meegenomen (Zie B Figuur 7.12) kan worden en een conceptontwerp hierop afgestemd kan worden. In dit project is bovendien opgenomen dat het gebouw aangesloten zal worden op het ‘Groene Net’. Omdat het onduidelijk was of dit uiteindelijk mogelijk was is dit een knelpunt
geworden in het proces. De ontwikkelaar Quist (2011) geeft aan dat het beter was geweest wanneer er geen concrete maatregelen opgenomen waren in het Programma van Eisen (Zie E in Figuur 7.13) maar alleen prestatie‐eisen, zodat het ontwerpteam de vrijheid heeft (zie C in Figuur 7.12) om de best passende oplossing te vinden. Bij de project van het gemeentehuis in Hardenberg was de ambitie‐eis nog niet duidelijk (Zie D in Figuur 7.13) bij het opstellen van het Programma van Eisen waardoor deze hierin ook niet opgenomen kon worden (Zie F in Figuur 7.13). Achteraf gaf de opdrachtgever (Wiertz, 2011) aan dat het beter was geweest als dit bij het opstellen van het Programma van Eisen al duidelijk was geweest omdat het dan meegenomen kon worden in het eerste ontwerp. Geld Organisatie Tijd Informatie
Initiatieffase
Kwaliteit
Definitiefase A: Ambitie‐eis voor start ontwerp B: Ambitie opname in PVE
Ontwerpfase C: Ontwerpvrijheid
Figuur 7.12 Successen waar stap 5 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Geld Organisatie Tijd
Initiatieffase
Informatie
Kwaliteit
Definitiefase D: Ambities veranderen nog in deze fase E: Formuleren van concrete maatregelen in PVE F: Ambitie‐eis niet in PVE
Ontwerpfase
Figuur 7.13 Problemen waar stap 5 van deel 2 van de handleiding zich op richt
96
Stap 6: Hoe een organisatievorm te kiezen Een expert op het gebied van bouworganisatievormen kan de opdrachtgever vervolgens ondersteunen in het maken van een keuze voor een bepaalde organisatievorm. Door het bewust kiezen van een organisatievorm is het voor de opdrachtgever mogelijk om in een vroegtijdig stadium de organisatie van het project te controleren. Het onderzoek van Rietdijk analyseert welke organisatievorm het best gekozen kan worden voor een duurzaam project. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat er niet één organisatievorm per definitie geschikt is maar dat het wel belangrijk is een bewuste keuze te maken voor een organisatievorm. Als resultaat van zijn onderzoek werd er een leidraad ontwikkeld waarmee de opdrachtgever kan komen tot een organisatievorm die past bij zijn project. Daarnaast kunnen gespecialiseerde projectmanagementbureaus of organisatie‐experts de opdrachtgever ook begeleiden op dit gebied. Uit het interview met Anholtz (2011) van Draaijer + Partners blijkt bijvoorbeeld dat zij een bepaalde methode ontwikkeld hebben voor het kiezen van een organisatievorm. Volgens Rietdijk (2011, p. 138) moeten er twee dingen gebeuren om te komen tot de juiste organisatievorm: ‐ Bepalen van de invloed die de opdrachtgever wil hebben ‐ Het doorlopen van de keuzematrix bouworganisatievorm Allereerst dient de opdrachtgever voor zichzelf te bepalen welke invloed hij wil hebben in het proces en of hij een betrokken rol wil en kan hebben bij het ontwerp en de uitvoering. De adviseur dient de opdrachtgever er bewust van te maken welke de voor‐ en nadelen zijn van bepaalde rollen.
Figuur 7.14 Organisatorische keuzefactoren (Rietdijk, 2011, p. 130)
Vervolgens moet het keuzeschema doorlopen worden waarmee het duidelijk wordt voor de opdrachtgever welke organisatievorm (traditioneel, Design Build of DBFMO) met meest geschikt is voor het project. Hiervoor heeft Rietdijk drie schema’s opgesteld met daarin organisatorische, financiële en juridische keuzefactoren (Zie het schema voor organisatorische keuzefactoren in Figuur 7.14). Door het beantwoorden van de vragen over de drie thema’s worden bepaalde scores gehaald voor de drie bouworganisatievormen, die in zijn onderzoek beschouwd werden. Om te komen tot een uiteindelijke keuze voor een bouworganisatievorm dienen de scores ingevuld te worden in de uiteindelijke keuzematrix (Zie Figuur 7.15). Tenslotte wordt door het toekennen van weegfactoren aan de scores en het optellen van de scores, gekomen tot de keuze voor een organisatievorm.
97
Figuur 7.15 Keuzematrix bouworganisatievormen (Rietdijk, 2011, p. 131)
Stap 6: Waarom een organisatievorm kiezen Uit het interview met Faes (2011) en de case onderzoeken blijkt dat opdrachtgevers niet altijd een bewuste keuze maken voor een bepaalde organisatievorm, terwijl dit toch voordelen op kan leveren. Volgens Faes (2011) en uit onderzoek van Rietdijk (2011, p. 138) blijkt dat er geen verband is tussen het realiseren van een ambitie voor duurzaamheid en één bepaalde organisatievorm. Toch geven zij wel aan dat de opdrachtgever zich bewust dient te zijn van het verschil in het proces van borging en sturing bij de verschillende organisatievormen (Faes, 2011). Verder blijkt uit de case onderzoeken dat het belangrijk is om een bewuste keuze te maken voor een bepaalde bouworganisatievorm. Dit kwam vooral duidelijk naar voren bij het project van de gemeente Hardenberg. Omdat de opdrachtgever het belangrijk vond dat er meegedacht werd door de aannemer over het gebruik van het gebouw en er slimme oplossingen hiervoor gevonden moesten worden, is gekozen voor een DBM contract, een organisatievorm die echt past bij de wensen van het project (zie A in Figuur 7.16). Toch moet de opdrachtgever zich zeer bewust zijn van de gevolgen van keuze voor een dergelijke organisatievorm. Bij dit project bleek het lastig om de kwaliteit te
controleren na het betrekken van de aannemer (zie D in Figuur 7.17). Vandaar dat Rietdijk (2011, p. 138) aangeeft dat het duidelijk moet zijn voor de opdrachtgever wat de gevolgen zijn van het kiezen van een bepaalde organisatievorm. Het kiezen van een organisatievorm waar de opdrachtgever nog veel invloed uit kan oefenen op het eindresultaat kan voordelig zijn (zie B in Figuur 7.16). Uit het project van UPC bleek dat het veel voordelen oplevert als de opdrachtgever actief betrokken is en het eindresultaat op die manier nog kan beïnvloeden. Maar de opdrachtgever (Schut, 2011b) heeft wel aangegeven dat het zeer lastig was datgene te behalen wat belangrijk was voor UPC wanneer hij geen tijd zou hebben om het ontwerpteam aan te sturen (zie C in Figuur 7.17). Initiatieffase Geld Organisatie Tijd Informatie Kwaliteit
Definitiefase A: Organisatievorm passend bij het project
Ontwerpfase B: Betrokken opdrachtgever
Figuur 7.16 Successen waar stap 6 van deel 2 van de handleiding zich op richt Initiatieffase Geld Organisatie
Definitiefase
Tijd Informatie Kwaliteit
Ontwerpfase C: Opdrachtgever geen tijd om betrokken te zijn D: Beperkte mogelijkheid kwaliteitscontrole door DBM contract
Figuur 7.17 Problemen waar stap 6 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Stap 7: Hoe ontwerpteamleden selecteren Wanneer de opdrachtgever de wens heeft voor een duurzaam project is het belangrijk dat de opdrachtgever bij het selecteren van partijen kijkt naar:
98
‐ ‐
De visie die partijen hebben op het project en op duurzaamheid De ervaring die partijen hebben met duurzaam bouwen Een projectmanager kan de opdrachtgever ondersteunen in het beoordelen van potentiële ontwerpteamleden om uiteindelijk die ontwerpteamleden te selecteren die het beste zijn voor het project. Uit de interviews met experts en uit het onderzoek van Rogaar (2011, p. 99) wordt duidelijk dat het belangrijk is dat er ontwerpteamleden geselecteerd worden die ervaring hebben met duurzaam bouwen. De projecten van de gemeente Hardenberg en UPC laten zien dat het voordelen kan hebben als een architect ervaring heeft met duurzaam bouwen en het voortouw neemt in het realiseren van duurzaamheid in het project. Toch laat het project van Ballast Nedam IPM zien dat het niet per definitie de architect hoeft te zijn die veel ervaring heeft met duurzaam bouwen maar kunnen dit ook andere ontwerpteamleden zijn. Belangrijker nog dan ervaring met duurzaamheid is dat de ontwerpteamleden begrijpen wat de opdrachtgever wil en dezelfde ideeën hebben over hoe die gerealiseerd zou moeten worden. Voor de opdrachtgever blijkt het mogelijk (Feas, 2011) om dergelijke ontwerpteamleden te selecteren door ze hun visie op het project te laten presenteren en vervolgens de partijen te selecteren, die een visie hebben die overeenkomt met die van de opdrachtgever Controlemoment Na het doorlopen van stap 7 wordt de definitiefase afgesloten en moet de opdracht voor het project op basis van contracten overeengekomen worden met de ontwerpteamleden. Hierin staat niet alleen omschreven wat de prestatie‐eis ten aanzien van duurzaamheid is en de planning voor het behalen hiervan, maar worden ook alle andere eisen ten aanzien van het project weergegeven. Door het zetten van handtekeningen onder dit contractstuk door alle betrokken partijen wordt vastgelegd wat het ontwerpteam zal moeten realiseren. Door het aangaan van dit contract heeft de opdrachtgever een sterk document om in volgende fases te
kunnen controleren of het ontwerp voldoet aan de eisen en ambitie die de opdrachtgever op voorhand had te aanzien van duurzaamheid. Stap 7: Waarom ontwerpteamleden selecteren Het onderzoek van Rogaar liet zien dat een aantal opdrachtgevers van de door hem onderzochte projecten, stuurden op de realisatie van duurzaamheid met de gekozen ontwerpteamleden. Ook de cases van de gemeente Hardenberg en UPC lieten zien dat wanneer ontwerpteamleden bewust gekozen worden dit een belangrijk middel kan zijn om ervoor te zorgen dat het gewenste eindresultaat voor de opdrachtgever gerealiseerd wordt en om de organisatie van het project te kunnen beheersen. Uit de successen van de onderzochte projecten blijkt ook dat het voordelig is wanneer er veel ervaring met duurzaamheid aanwezig is in het ontwerpteam (zie B in Figuur 7.18). Bij het project van ZO Wonen bleek het weinig ervaring hebben van de architect met duurzaamheid, een beperkende factor te zijn (zie E Figuur 7.19). Dit vroeg veel aansturing, tijd en energie van de kant van de projectmanager (zie F in Figuur 7.19). Ook het selecteren van een kostendeskundige (zie A in Figuur 7.18) met ervaring met duurzaamheid, zoals gedaan is in het project van gemeente Hardenberg kan ervoor zorgen dat door het selecteren van de juiste partijen het makkelijker mogelijk is te sturen op duurzame ambities. Uit decase van Ballast Nedam IPM blijkt bovendien dat het nadelig kan zijn wanneer de architect al betrokken (zie D in Figuur 7.19) is voordat de eisen ten aanzien van het project geformuleerd zijn door de opdrachtgever. Bij dit project was het conceptontwerp al gemaakt voordat duidelijk was wat de wens voor duurzaamheid was. Aan de ene kant was het hierdoor minder goed mogelijk om vanuit het concept ontwerp slim om te gaan met duurzaamheid maar werden daarnaast ook nog eens de ambities van de opdrachtgever deels beïnvloed door de oplossingen die de architect al bedacht had en niet per definitie het beste waren voor de case van de opdrachtgever. Door eerst
99
de ambities en eisen te formuleren zorgt de opdrachtgever er bovendien voor dat partijen geselecteerd kunnen worden met een overeenkomstige visie en die echt passen bij het project. Om te voorkomen dat partijen al geselecteerd worden die een andere visie hebben (zie C Figuur 7.19) op het project en een andere richting op willen dan de opdrachtgever zelf is het daarom aan te raden dat de opdrachtgever de opdracht zelf eerst specificeert en concreet maakt voordat er partijen gekozen worden en vervolgens partijen selecteert die passen bij zijn project. Geld
Initiatieffase
Definitiefase
Organisatie
Tijd Informatie Kwaliteit
Ontwerpfase A: Kostendeskundige in het team B: Ontwerpteam met ervaring duurzaam bouwen
in overleggen met de opdrachtgever wordt besproken. De opdrachtgever moet daarom, ook wanneer de opdrachtgever geen betrokken rol wenst bij het ontwerpproces, in een eerste ontwerpteambijeenkomst zijn ambitie voor duurzaamheid toelichten, waarbij de opdrachtgever in ieder geval dient in te gaan op de volgende onderwerpen: ‐ Uitleg van de prestatie‐eis ‐ Uiteggen van de prioriteiten voor duurzaamheid ‐ Uitleggen van de motivatie voor de duurzaamheidsambitie Een projectmanager kan de opdrachtgever ondersteunen door bij deze stappen aan te geven wat belangrijk is om te communiceren. Hierdoor wordt het mogelijk om de informatie te beheersen en ervoor te zorgen dat de kwaliteit die zorgvuldig geformuleerd is in het Programma van Eisen ook geborgd blijft in het proces.
Figuur 7.18 Successen waar stap 7 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Initiatieffase Geld Organisatie C: Partijen met andere visie dan opdrachtgever Tijd Informatie Kwaliteit
Definitiefase D: Architect te vroeg betrokken in proces
Ontwerpfase E: Onervaren architect F: Bijsturen van onervaren projectteamleden
Figuur 7.19 Problemen waar stap 7 van deel 2 van de handleiding zich op richt
Stap 8: Hoe duurzaamheidsambities communiceren De goed geformuleerde ambitie moet uiteindelijk overgebracht worden op de ontwerpteamleden zodat dit meegenomen kan worden bij de start van het ontwerp. Daarbij is het belangrijk dat de opdrachtgever naast de opname hiervan in het Programma van Eisen, de duurzaamheidsambitie toelicht in een bijeenkomst met de ontwerpteamleden. Het blijkt goed wanneer de ambitie niet zomaar ‘over de schutting gegooid wordt’ maar
Stap 8: Waarom duurzaamheidsambities communiceren Een van de functies van het Programma van Eisen is het communiceren van de ambities van de opdrachtgever naar de ontwerpteamleden (Van der Voordt en Van Wegen, 2000, p. 45‐46). De geïnterviewde architecten gaven aan dat het Progamma van Eisen inderdaad zeer belangrijk is en onmisbaar in een project maar dat het daarnaast minstens zo belangrijk is dat de opdrachtgever in een overleg toelicht wat zijn wensen zijn ten aanzien van het project (zie B in Figuur 7.20). In het project van UPC is het positief ervaren dat de opdrachtgever de tijd heeft genomen om veel betrokken te zijn bij het project en zo nadere toelichting heeft kunnen geven op wat de opdrachtgever wilde met het aspect duurzaamheid in het project (zie A in Figuur 7.20). Wanneer dit niet het geval is zoals in het project van ZO Wonen, waar de architect helemaal geen contact heeft gehad met de opdrachtgever. Het bleek toch lastig voor de architect om alleen op basis van het Programma Van Eisen in te vullen wat de opdrachtgever zou willen, en heeft de architect aangegeven graag contact te willen hebben gehad met de opdrachtgever (zie C in Figuur 7.21).
100
Geld Organisatie Tijd
Initiatieffase
Definitiefase
Informatie
Kwaliteit
Ontwerpfase A: Tijd nemen om ambitie in overleggen met het projectteam te bespreken B: Overleggen van de duurzaamheidsambitie
Figuur 7.20 Successen waar stap 8 van deel 2 van de handleiding zich op richt Geld Organisatie Tijd Informatie
Initiatieffase
Definitiefase
Kwaliteit
Ontwerpfase C: Geen contact met opdrachtgever D: Duurzaamheidsambitie niet bekend bij ontwerpteam
Figuur 7.21 Problemen waar stap 8 van deel 2 van de handleiding zich op richt
7.3.3 Deel 3: het vertalen van ambities in prestatieeisen Deel twee van de handleiding is een schema op procesniveau waaruit duidelijk wordt hoe gekomen moet worden tot een realistische en meetbare prestatie‐eis voor duurzaamheid. Omdat gebleken is dat stap 4 van deel 2 van de handleiding waarin dit gedaan wordt een cruciale en moeilijke stap is, is hiervoor een extra schema gemaakt. Hoe worden ambities vertaald in prestatie‐eisen In de stappen 1,2 en 3 van deel 2 van de handleiding wordt de ambitie achtereenvolgens intern acceptabel, specifiek en extern acceptabel geformuleerd. Bovendien wordt er een planning gemaakt bij stap 4 van deel 2 van de handleiding waarin aangegeven wordt wanneer de ambitie gerealiseerd zal worden en wanneer dit gemonitord zal worden in het proces. Deel 3 is gemaakt om duidelijker te maken voor de opdrachtgever hoe het lastigste deel van het opzetten van het duurzame bouwproces doorlopen moet worden, het komen van een ambitie tot een prestatie‐ eis. Daarbij zal de ambitie nog meetbaar en realistisch geformuleerd moeten worden. Om dit te doen zal de adviseur de opdrachtgever moeten ondersteunen in het maken van de volgende stappen: ‐ Prioriteiten aangeven ‐ Score per prioriteit ‐ Bijpassende meetlat ‐ Haalbaarheid Om voor de opdrachtgever duidelijk te maken langs welke weg dit gedaan moet worden is er een extra schema gemaakt waar de opdrachtgever in vier stappen kan komen van een ambitie tot een prestatie‐eis:
101
in de praktijk. In dit schema is daarom uitgegaan van deze drie meetmethodes en zal de opdrachtgever aan moeten geven welke van de aspecten, waar deze methodes zich op focussen, de opdrachtgever belangrijk vindt. In dat schema moet de opdrachtgever cijfers van 1 tot en met 12 toekennen aan de thema’s om zijn prioriteiten duidelijk te maken. Daarbij geeft de opdrachtgever met een 12 aan, welk aspect hij het belangrijkst vindt. Het minst belangrijke geeft hij aan met een 1. Vindt de opdrachtgever sommige aspecten überhaupt niet belangrijk dan moet hij aan deze aspecten een 0 toekennen.
Figuur 7.22 Schema om in vier stappen te komen van een ambitie tot een prestatie‐eis
Prioriteiten aangeven Allereerst moet duidelijk zijn wat de prioriteiten zijn van de opdrachtgever voor de verschillende thema’s van duurzaamheid. Voordat de opdrachtgever aan kan geven waar zijn prioriteiten liggen zal een duurzaamheidsadviseur duidelijk moeten maken wat de verschillende thema’s inhouden en hoe zij het project van de opdrachtgever kunnen gaan beïnvloeden. Dit kan de adviseur doen door voorbeelden deel te nemen aan workshops of aan de hand van excursies. Uit een reflectie vanuit de praktijk op de literatuur (Hennink, 2011), is duidelijk geworden dat zo goed als alle ambities voor duurzaamheid gemeten kunnen worden met drie meetmethodes: ‐ GreenCalc+, ‐ GPR Gebouw ‐ BREEAM. Ook uit het onderzoek van Rogaar (2011, p. 30) naar duurzaamheidsaspecten wordt duidelijk dat deze drie meetmethodes 12 van de 13 aspecten bevatten van alle meetmethodes die gebruikt worden
Score per prioriteit Om te komen tot een meetlat die past bij het project van de opdrachtgever moet de opdrachtgever kijken welke meetmethode de aspecten van duurzaamheid waardeert die hij het belangrijkst vindt. Daarvoor zijn de aspecten gegroepeerd per meetmethode en moet de opdrachtgever in deze stap de score bepalen per prioriteitgroep door de cijfers op te tellen die horen bij de aspecten van de prioriteitgroep. Op basis van de aangegeven prioriteiten wordt duidelijk bij welke prioriteitgroep het project van de opdrachtgever het hoogst scoort. Bijpassende meetlat Bij het selecteren van een meetmethode zijn drie factoren van invloed: ‐ Of de meetmethode past bij de organisatie ‐ Of met de meetmethode onderscheid gemaakt kan worden ten opzichte van referentieprojecten ‐ Of met de meetmethode onderscheid gemaakt kan worden ten opzichte van concurrenten. Het invullen van de prioriteiten voor thema’s leidde tot een score per prioriteitgroep. Omdat de prioriteitgroepen zich richten op de thema’s die door de drie meetmethodes (GreenCalc+, GPR Gebouw en BREEAM) gewaardeerd worden leidt dit tot een passende meetmethode. Bovendien
102
moet de opdrachtgever de keuze voor prioriteiten maken op basis van de huisvestingsvisie en ambitie van de organisatie waardoor dit een meetlat is die past bij de organisatie. Omdat gebleken is dat dit niet de enige manier is om te komen tot een passende meetlat zullen de andere twee factoren ook bekeken moeten worden. Blijkt dat door concurrenten of in referentiegebouwen een andere meetmethode wordt gebruikt dan zal de opdrachtgever zich sterk af moeten vragen welke van de drie factoren hij belangrijk vind om te kiezen voor een meetlat en of het stellen van een prestatie‐eis op basis van een vergelijking met concurrenten nog wel intern geaccepteerd zal worden door zijn organisatie. Haalbaarheid De uiteindelijke prestatie‐eis die gesteld wordt is in sterke mate afhankelijk van de financiële randvoorwaarden. Zoals bijvoorbeeld de eerste ambitie die gesteld was in het project van ZO Wonen: Het gebouw zo hoog mogelijk laten scoren op gebied van duurzaamheid binnen de randvoorwaarde van het financiële kader (Quist, 2011b). In dat project is daarom een duidelijke haalbaarheidsanalyse gemaakt op basis waarvan besloten is hoe hoog er gescoord kon worden op gebied van duurzaamheid. Het is daarbij belangrijk dat de adviseur van de opdrachtgever uitlegt dat het niet alleen gaat om investeringskosten, prijs per vierkante meter (€/m2), maar dat de winst in de exploitatieperiode van deze ingrepen berekend moeten worden in terugverdientijden (TVT). Uit de praktijk blijkt dat er geen duidelijke kengetallen zijn voor het behalen van een bepaald duurzaamheidsniveau en dat dit ook zeer project specifiek is. Daarom is het belangrijk dat tijd uitgetrokken wordt voor een haalbaarheidsonderzoek waarbij een kostendeskundige met kennis van duurzaam bouwen betrokken is. Uiteindelijk kan door het doorlopen van deze vier stappen op een bewuste manier gekozen worden voor een prestatie‐eis die Meetbaar en Realistisch is.
Waarom moeten ambities vertaald worden in prestatie‐eisen Dit deel van de handleiding is een verdere uitwerking van stap 4 van het tweede deel van de handleiding. In paragraaf 7.3.2 op bladzijde 90 bij stap 4 wordt uitgelegd waarom het relevant is om de ambitie te vertalen in SMART geformuleerde prestatie‐eisen aan de hand van problemen en successen die zich voor hebben gedaan in onderzochte cases voor dit onderzoek en de problemen die voortkwamen uit de literatuur.
7.4 De handleiding Op de volgende vier pagina’s (96, 97, 98 en 99) is de handleiding voor het opzetten van een duurzaam bouwproces weergegeven.
103
104
105
106
107
8 Conclusies en aanbevelingen 8.1 Antwoord op de hoofdvraag en deelvragen Hoofdvraag: Hoe kan een opdrachtgever die in een vroegtijdige stadium in het bouwproces de ambitie heeft een duurzaam gebouw te ontwikkelen, zijn ambitie voor duurzaamheid accuraat formuleren in de initiatief en definitiefase van het proces, zodat hij in het proces kan sturen op deze ambitie en het gewenste eindresultaat gerealiseerd wordt? Door de ambitie voor duurzaamheid vroegtijdig in het proces te vertalen naar SMART geformuleerde doelstellingen en deze op te nemen in het Programma van Eisen kan de opdrachtgever sturen op zijn ambitie voor duurzaamheid. Daarbij kan de opdrachtgever ondersteund worden door de een adviseur en met het doorlopen van de handleiding ‘het opzetten van een duurzaam bouwproces’. Het is naast het accuraat formuleren van de ambitie belangrijk dat de opdrachtgever de ambitie helder communiceert aan de betrokken actoren en dat hij een strategische keuze maakt voor ontwerpteamleden en organisatievorm, zodat het mogelijk is voor de opdrachtgever om te sturen op de ambitie voor duurzaamheid en het gewenste eindresultaat gerealiseerd zal worden. Deelvraag 1: Is het gangbaar in de huidige praktijk van duurzaam bouwen dat opdrachtgevers al vroegtijdig een ambitie voor duurzaamheid hebben en wordt dit meegenomen bij het opstellen van het Programma van Eisen? Uit de onderzochte projecten blijkt dat er veel opdrachtgevers zijn die al vroegtijdig in het proces een ambitie hebben voor een duurzaam te ontwikkelen project. Bij het formuleren van de
wensen en eisen voor hun project in een Programma van Eisen wordt de ambitie voor duurzaamheid door het merendeel van de opdrachtgevers ook meegenomen. Toch kan op basis hiervan niet geconcludeerd worden dat dit de gangbare praktijk is op dit moment. Deelvraag 2: Hoe komen opdrachtgevers tot hun ambitie voor duurzaamheid en hoe wordt deze geformuleerd? Opdrachtgevers komen aanvankelijk zelf met een ambitie voor duurzaamheid. Toch blijkt deze te vaag om hiermee een bouwproces aan te kunnen sturen. Met de hulp van partijen die betrokken zijn bij het project wordt deze ambitie vertaald in een meetbare eis. Nog niet bij alle projecten wordt deze eis ook meegenomen bij het opstellen van het Programma van Eisen. Wanneer dit wel wordt gedaan blijkt het dat eisen en ambities ten aanzien van duurzaamheid behandeld worden in een apart hoofdstuk. Behalve een eis ten aanzien van duurzaamheid worden soms ook duurzaamheidsthema’s aangegeven die belangrijk zijn voor de opdrachtgever en worden suggesties gedaan hoe de ambitie‐eis behaald zou kunnen worden. Deelvraag 3: Wat is de rol van deze geformuleerde duurzaamheidsambitie bij het sturen op duurzaamheid? Wanneer de ambitie van de opdrachtgever geformuleerd is als eis voor het projectresultaat is dit een sterk sturingsmiddel in het bouwproces om te sturen op de duurzaamheidswens van de opdrachtgever. Toch is het naast het hebben van een goed geformuleerd duurzaamheidseis ook belangrijk om prioriteiten te
108
prestatie‐eisen en tenslotte ook geholpen wordt bij het inrichten van het bouwproces zodat ook gestuurd kan worden op deze ambitie. Een schema op proces niveau kan de opdrachtgever inzicht geven in welke stappen er in welke volgorde genomen moeten worden. Het is de taak van de adviseur(s) om voor de opdrachtgever duidelijk te maken hoe bepaalde stappen genomen moeten worden en waarom het van belang is dit te doen. Deze ondersteuning is nodig in de initiatief‐ definitie en aan de start van de ontwerpfase.
geven aan bepaalde onderwerpen en de ambitie in overleggen met de betrokken actoren toe te lichten. Deelvraag 4: Wat is de reden dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde duurzaamheidsambitie te realiseren? Er zijn zeer veel verschillende factoren aan te wijzen in het bouwproces die ervoor zorgen dat opdrachtgevers er wel of niet in slagen hun geformuleerde ambitie voor duurzaamheid te realiseren. Door te kijken naar de problemen en successen uit de onderzochte projecten is een veelheid aan oorzaken hiervoor gevonden. Daarbij is gekeken hoe de aspecten geld, organisatie, tijd, informatie en kwaliteit beheerst werden per fase (initiatief‐ definitie‐ en ontwerpfase) en hoe deze het realiseren van duurzaamheidsambities beïnvloed hebben. Voor een volledig overzicht van dit grote aantal successen (25) en problemen (22) wordt verwezen naar respectievelijk Figuur 5.3 op pagina 72 en Figuur 5.4 op pagina 74. Aangezien uit het literatuuronderzoek ook al een veelheid aan probleemfactoren gevonden is per fase en beheersaspect zijn deze probleemfactoren uiteindelijk samengevat in Figuur 8.1 op pagina 110, ter onderscheiding zijn de factoren die gevonden zijn in het case onderzoek dikgedrukt.
Deelvraag 5: Hoe kan een opdrachtgever ondersteund worden bij het formuleren van zijn duurzaamheidsambitie zodat het mogelijk is deze ook te realiseren? De opdrachtgever heeft in dit proces ondersteuning nodig van één of meerdere adviseurs. Daarbij is het noodzakelijk dat de opdrachtgever ten eerste inzicht krijgt in het verloop en het karakter van een bouwproces, hij ondersteund wordt in het formuleren en vertalen van ambities in uiteindelijke SMART
109
Geld
Initiatief ‐ Duidelijk hebben welk budget beschikbaar is Organisatie ‐ Innovation Champ
Tijd
Informatie
Kwaliteit
Definitie Ontwerp ‐ Haalbaarheidsonderzoek ‐ Kostendeskundige in het ‐ Verkeerde inschatting van team het budget
Voorbereiding ‐ Schrappen van duurzaamheidsambitie door onjuiste budgettering
Realisatie
Beheer
Algemeen
‐ Innovation Champ ‐ Experts inschakelen voor definiëren van de ambitie ‐ Organisatievorm passend bij het project ‐ Partijen selecteren op ervaring
‐ Samenwerkings‐ problemen door extra druk van duurzaamheid
‐ Verkeerd gebruik van het gebouw
‐ Ontbreken van draagvlak bij partijen ‐ Doel en betekenis duurzaamheid onduidelijk
‐ Onjuiste uitvoering
‐ Innovation Champ ‐ Betrokken opdrachtgever ‐ Ontwerpteam met ervaring duurzaam bouwen ‐ Verkeerde samenstelling ontwerpteam ‐ Verkeerd samenwerkingsmodel ‐ Tijd uittrekken voor het ‐ Tijd uittrekken voor ‐ Tijd nemen om ambitie in evalueren van de reflectie op de ambitie overleggen met het organisatie projectteam te bespreken ‐ Vroegtijdig bepalen van ‐ Ambitie‐eis voor start ‐ Overleggen van de de ambitie voor ontwerp duurzaamheidsambitie duurzaamheid ‐ Ambitie opname in PVE ‐ Ontwerpvrijheid ‐ Ontbreken van een ‐ Fasedocumenten duidelijke visie en ‐ Ambitie voor ambitie duurzaamheid pas later in het proces ‐ Duurzaamheidsambitie ‐ Meetbare ambitie ‐ Slim concept ontwerp gebaseerd op visie van ‐ Motivatie ambitie ‐ Afkeer beoordelings‐ de organisatie ‐ Prioriteiten voor bepaalde methode versus noodzaak thema’s voor toetsing ‐ De opdrachtgever is te afhankelijk van zijn adviseurs
Figuur 8.1 Overzichtsschema van problemen in het bouwproces voor het realiseren van duurzaamheidsambities gebaseerd op case onderzoek (dik gedrukt) en eerder afstudeerwerk
110
8.2 Conclusies 8.2.1 Duurzaamheidsambities in de praktijk Uit de praktijk blijkt dat opdrachtgevers niet één manier hebben om te komen tot een ambitie voor duurzaamheid en dit op verschillende momenten plaatsvindt in het bouwproces. Niet altijd wordt veel tijd en aandacht besteed aan het accuraat formuleren van een ambitie en wordt vaak snel gestart met het kiezen van een architect en het maken van een ontwerp. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat dit een gemiste kans is. Een goed geformuleerde ambitie voor duurzaamheid vroegtijdig in het bouwproces vergroot aanzienlijk de haalbaarheid van de duurzaamheidswens van de opdrachtgever. Wanneer eenmaal gestart wordt met het ontwerp neemt de invloed op het projectresultaat sterk af en is het lastig om duurzaamheidsambities te integreren in het al gemaakte ontwerp. Het is duidelijk dat belangrijke keuzes zoals het kiezen voor een duurzaam gebouw plaats moeten vinden aan de start van het proces omdat op dit moment nog veel invloed uitgeoefend kan worden op het projectresultaat (zie Figuur 8.2)
Behalve beslissingen over het projectresultaat worden aan de start van het bouwproces al de randvoorwaarden vastgelegd voor het gebruik en de exploitatie van het gebouw. Omdat deze keuzes zo’n langdurig effect hebben (een gebouw heeft soms een exploitatieperiode van 100 jaar) en er grote investeringen mee gepaard gaan is het zeer opvallend dat opdrachtgevers hier niet bij stilstaan en er geen tijd uitgetrokken wordt om hun ambitie en eisen ten aanzien van duurzaamheid helder boven tafel te krijgen alvorens gestart wordt met het verdere bouwproces.
Figuur 8.3 Langdurige invloed op de exploitatiefase die eisen en ambities hebben die vroegtijdig in het proces vastgesteld worden
8.2.2 Goed geformuleerde duurzaamheidsambities Een ambitie is een bepaald streven en geeft aan wat iemand graag zou willen bereiken. Het is een indicatie van de richting en mate van streven naar bepaalde doelen en is dus niet een doel op zich. Een duurzaamheidsambitie is een uitspraak over de beweegredenen, de richting en de mate, van het streven naar een bepaald duurzaamheidsdoel. Een accuraat geformuleerde duurzaamheidsambitie van een opdrachtgever spreekt zich daarom altijd uit over: ‐ De motivatie voor het hebben van de duurzaamheidsambitie (beweegredenen van het streven), ‐ De aspecten die de opdrachtgever belangrijk vindt aan duurzaamheid (de richting van het streven), ‐ Wat hij per aspect zou willen bereiken (de mate van het streven).
111
Figuur 8.2 Steeds verder afnemende invloed die uitgeoefend kan worden op het projectresultaat naar verloop van het bouwproces in tijd.
Omdat de aspecten people, planet en prosperity (Duijvestein, 2006, p. 7), het thema duurzaamheid samenvatten moet de opdrachtgever zich uitspreken wat hij binnen deze aspecten belangrijk vindt en wat hij per aspect wil bereiken.
8.2.3 Prestatieeisen Om ervoor te zorgen dat wel gestuurd kan worden op de realisatie van een ambitie voor duurzaamheid is het essentieel dat deze te vertaald wordt in een SMART geformuleerde prestatie‐eis ten aanzien van het projectresultaat. Dit houdt in dat er een specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdsgebonden uitspraak wordt gedaan over het duurzaamheidsdoel van de opdrachtgever. Specifiek De opdrachtgever heeft aangegeven welke aspecten hij belangrijk vind voor een duurzaam gebouw. De opdrachtgever kan van de drie aspecten van duurzaamheid people, planet en prosperity aangeven welke thema’s hij belangrijk vindt en wat de ambitie is die hij heeft per thema. Het moet daarnaast ook duidelijk zijn wat de motivatie is van de ambitie voor duurzaamheid.
Figuur 8.4 Drie dimensies van duurzaamheid volgens het Brundtland rapport (Duijvestein, 2006, p. 7)
Ambities zijn, in tegenstelling tot doelstellingen, niet gericht op het project en toetsbaar op haalbaarheid, waardoor het proces niet aangestuurd kan worden met alleen een ambitie. Eerder onderzoek naar duurzame bouwprojecten concludeerde al dat ambities voor duurzaamheid die gesteld werden aan de start van het proces vaak afnamen of zelf verdwenen uit het proces (Lameris, 2007, p. 19, wat aangeduid werd als ambitie erosie.
Meetbaar De opdrachtgever heeft aangeven hoe de ambitie gemeten zal worden om de ambitie te kunnen controleren in het proces. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van meetmethodes als BREEAM, GPR gebouw of GreenCalc+. Omdat de thema’s van deze drie meetmethodes bij elkaar zo goed als alle thema’s omvatten die van belang zijn bij duurzaam bouwen kan de ambitie van de opdrachtgever in bijna alle gevallen gemeten worden met één van deze drie meetmethodes. Acceptabel De ambitie ten aanzien van huisvesting moet door de opdrachtgever geformuleerd worden vanuit de organisatie en zal daarom aansluiten op de missie en visie van de organisatie, waardoor de ambitie intern acceptabel wordt. Daarnaast is het belangrijk dat de ambitie ook extern geaccepteerd wordt. De opdrachtgever moet hiervoor inventariseren of er overeenkomstige en conflicterende ambities zijn met andere betrokken actoren voordat door wordt gegaan met de planontwikkeling.
112
Realistisch Ook moet de ambitie realistisch worden omschreven. De opdrachtgever moet voor het stellen van zijn realistische ambitie voor duurzaamheid een haalbaarheidsonderzoek gedaan hebben. Omdat er geen kengetallen zijn voor de meetniveaus van duurzaamheid is het niet gemakkelijk om na te gaan waar de lat voor duurzaamheid realistisch gelegd kan worden. Door het inschakelen van een kostenexpert kan bepaald worden hoe hoog het ambitieniveau zal zijn voor een bepaalde meetmethode. Tijdsgebonden Uiteindelijk moet de ambitie ook tijdsgebonden geformuleerd zijn. De opdrachtgever geeft hiervoor aan wanneer gecontroleerd zal worden op de voortgang van de realisatie van de duurzaamheidsambitie en wanneer deze gerealiseerd zal moeten zijn. 8.2.4 Van ambitie naar prestatieeis Het vertalen van de ambitie voor duurzaamheid in prestatie‐eisen is de moeilijkste stap in het proces en essentieel om het proces te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid van de opdrachtgever. Voor de opdrachtgever blijkt het niet duidelijk hoe een meetbare en realistische prestatie‐eis geformuleerd kan worden. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat gekomen moet worden tot een meetbare en realistische eis voor duurzaamheid door: ‐ Een keuze te maken voor een meetmethode en te overwegen: o Welke meetmethode past bij de organisatie o Welke meetmethode gebruikt wordt in referentie‐ projecten o Welke meetmethode gebruikt wordt door concurrenten ‐ De financiële haalbaarheid te toetsen waarin gekeken wordt naar: o De investeringskosten voor de beoogde duurzaamheid
o De terugverdientijden voor de beoogde duurzaamheid 8.2.5 Duurzaamheid in het Programma van Eisen Om het proces aan te kunnen sturen op deze ambitie voor duurzaamheid dient de prestatie‐eis opgenomen te worden in het Programma van Eisen. Daarbij moet de ambitie voor een duurzaam gebouw zowel benoemd worden in een apart hoofdstuk als geïntegreerd moet worden in de aparte hoofdstukken van het Programma van Eisen. Ontwikkelen van globaal naar gedetailleerd Uit literatuur blijkt (Van der Voordt en van Wegen, 2000, p. 46) dat eisen en wensen niet altijd meteen vastliggen, het veel tijd kost om alle informatie helder te krijgen en consensus te bereiken, waardoor het niet efficiënt is om te wachten met de planontwikkeling tot alle informatie boven tafel is. Toch kan op basis van dit onderzoek geconcludeerd worden dat het van essentieel belang is wanneer de prestatie‐eis ten aanzien van de ambitie voor duurzaamheid van de opdrachtgever helder is en goed geformuleerd wordt in het Programma van Eisen, voordat gestart wordt met de planontwikkeling. Het heeft voordelen om hier in de eerste fases extra tijd voor uit te trekken. In die zin is het tijd technisch gezien niet de meest efficiënte manier om het proces aan te pakken. Echter is het in een dergelijk proces van groter belang dat de duurzame kwaliteit gerealiseerd wordt. Er kan geconcludeerd worden dat dit de meest efficiënte manier is om de duurzame kwaliteit te kunnen sturen en realiseren in het proces. In het basis Programma van Eisen (zie Figuur 8.5) zal de prestatie‐eis voor duurzaamheid daarom al opgenomen moeten worden.
113
‐
‐ ‐ ‐
Figuur 8.5 Wisselwerking tussen het Programma en de planontwikkeling (Ten Dam et al., 1996, p. 26)
Hoofdstuk duurzaamheid Om voor alle partijen het duurzame karakter van het project duidelijk te maken dient dit thema een apart hoofdstuk te krijgen in het Programma van Eisen. In dit hoofdstuk moet in ieder geval de prestatie‐eis ten aanzien van duurzaamheid opgenomen worden en zal deze SMART omschreven moeten worden. De opdrachtgever dient zich daarom over de volgende zaken uit te spreken in dit hoofdstuk: ‐ Specifiek: o De motivatie voor duurzaamheid o De aspecten voor duurzaamheid die belangrijk worden gevonden door de opdrachtgever o Wat de opdrachtgever wil bereiken per aspect ‐ Meetbaar: o De meetmethode om duurzaamheid te kunnen meten o Het te behalen niveau voor die meetmethode
Acceptabel: o De visie en de missie van de organisatie en de daarbij passende huisvestingsvisie o De ambities van stakeholders en eventuele initiatieven voor samenwerking Realistisch: o De aangetoonde haalbaarheid voor duurzaamheid Tijdsgebonden: Tijdsgebonden: o Een planning waarin de momenten van controle op de realisatie van duurzaamheid aangegeven is o Een tijdstip waarop de eis gerealiseerd zal moeten zijn
Integratie duurzaamheid bij andere thema’s Daarnaast dient duurzaamheid integraal opgenomen te worden in het Programma van Eisen. In de onderzochte praktijk zijn geen Programma’s van Eisen gevonden waar duurzaamheid expliciet verwerkt is in de verschillende thema’s van het Programma van Eisen, maar geven de experts aan dat het belangrijk is wanneer dit wel gebeurd. Bovendien wordt duidelijk dat het belangrijk is dat er geen maatregelen opgenomen worden in het Programma van Eisen maar concrete eisen. Op basis van dit onderzoek kan niet geconcludeerd worden hoe de opdrachtgever zijn ambitie voor duurzaamheid kan integreren binnen de verschillende hoofdstukken van het Programma van Eisen, maar dat het belangrijk is voor het ontwerpteam om de duurzaamheidswens van de opdrachtgever te kunnen begrijpen. 8.2.6 Sturen op de realisatie van de duurzaamheidsambitie Om te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid is het een voorwaarde dat deze als prestatie‐eis SMART geformuleerd moet worden in het Programma van Eisen zodat na elke fase in het proces een toetsmoment plaats kan vinden waar de procesresultaten vergeleken kunnen worden met de voorafgestelde ambitie. Toch is het helder
114
formuleren van de ambitie en accurate opname hiervan in het Programma van Eisen niet voldoende om te kunnen sturen op de realisatie van de ambitie voor duurzaamheid van de opdrachtgever. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de gekozen organisatievorm, de geselecteerde partijen en het overbrengen van de ambitie voor duurzaamheid ook zeer belangrijk zijn om de ambitie daadwerkelijk te kunnen realiseren. De organisatievorm Hoewel er geen direct verband is tussen een succesvol gerealiseerde ambitie voor duurzaamheid en de gekozen organisatievorm (Rijtdijk, 2011, p. 147 en Faes, 2011) dient de bouworganisatievorm weldegelijk bewust gekozen te worden, ook bij een duurzaam bouwproces. Wat duidelijk moet zijn voor de opdrachtgever is dat het proces van sturing en borging anders is voor de verschillende organisatievormen (Faes, 2011), maar dat het met alle organisatievormen mogelijk is om duurzame kwaliteit te kunnen realiseren. De opdrachtgever moet voordat hij een keuze maakt voor een organisatievorm eerst zelf bepalen welke rol hij wil hebben in het verdere proces. Een keuze voor een organisatievorm kan vervolgens gemaakt worden aan de hand van ontwikkelde methodes hiervoor door project management bureaus (Anholtz, 2011), maar het is ook mogelijk de leidraad van Rietdijk (2011, p. 129) hiervoor te gebruiken. De geselecteerde partijen Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de opdrachtgever met een strategische keuze voor betrokken ontwerpteamleden kan sturen op de realisatie van zijn ambitie voor duurzaamheid. Daarbij is het belangrijk dat de ontwerpteamleden dezelfde visie hebben op duurzaamheid als de opdrachtgever. Een manier om de juiste partijen te kunnen selecteren is door partijen zelf aan te laten geven waar zij de kansen en bedreigingen voor duurzaamheid zien in bijvoorbeeld de tekeningen van de architect (Anholts, 2011). Ook kunnen partijen geselecteerd worden op basis van een prestatie van hun duurzaamheidsvisie en na te gaan of die aansluit bij
die van de opdrachtgever (Faes, 2011). Het is duidelijk dat het belangrijk is dat de opdrachtgever stil staat bij de keuze van ontwerpteamleden, toch kan op basis van dit onderzoek niet aangegeven worden wat de beste manier is om projectteamleden te selecteren. Het communiceren van de ambitie Als laatste is de manier waarop de ambitie overgebracht wordt minstens zo belangrijk voor begrip van de ambitie door het ontwerpteam om dit te kunnen vertalen naar een concreet ontwerp (Barendz, 2011; Paes, 2011; Medic, 2011 en van Eerden, 2011). Daarbij is het van belang dat niet alleen de prestatie‐eis aan wordt gegeven maar ook de rede voor het hebben van een ambitie voor duurzaamheid en de prioriteiten die de opdrachtgever heeft voor bepaalde thema’s (van Eerden, 2011). Ook voor het communiceren van de duurzaamheidsambitie wordt geconcludeerd dat het belangrijk is dat dit adequaat gebeurd maar kan geen manier voorgeschreven worden waarop dit het best gedaan kan worden.
115
8.3 Aanbevelingen Op basis van het onderzoek kunnen een aantal aanbevelingen gedaan worden voor het doorlopen van het bouwproces bij volgende projecten en voor het doen van vervolg onderzoek. 8.3.1 Aanbevelingen voor het bouwproces Om duurzaamheid te kunnen realiseren is het aan te bevelen dat de volgende zaken duidelijk worden gemaakt voor de opdrachtgever: ‐ Hoe het bouwproces verloopt en beheerst kan worden ‐ Dat de invloed op het projectresultaat aan de start het grootst is en het belangrijk is om dan tijd uit te trekken voor het maken van keuzes die het eindresultaat sterk kunnen beïnvloeden ‐ Dat tegengesteld aan de invloed de hoogte van de kosten alleen maar toe zullen nemen naar verloop van het proces Daarnaast moet de opdrachtgever ondersteund worden bij het nemen van de volgende stappen om te komen tot een ambitie voor duurzaamheid waarmee het bouwproces aangestuurd kan worden: ‐ Het formuleren van een ambitie voor duurzaamheid op basis van de doelstellingen de te huisvesten organisatie ‐ Het specifiek maken van de ambitie voor duurzaamheid ‐ Er voor zorgen dat er geen conflicteren ambities zijn met stakeholders ‐ Het vertalen van ambities in prestatie‐eisen ‐ Het opnemen van ambities in het Programma van Eisen Uiteindelijk moet de opdrachtgever ook ondersteund worden bij de inrichting van het bouwproces zodat gestuurd kan worden op zijn wens voor duurzaamheid met het nemen van de volgende stappen:
‐ ‐ ‐
Een keuze te maken voor de juiste organisatievorm Een keuze te maken voor de juiste ontwerpteamleden Het communiceren van zijn ambitie naar de ontwerpteamleden
8.3.2 Aanbevelingen vervolgonderzoek Als aanvulling en verdere verdieping op dit onderzoek is het aan te bevelen vervolgonderzoek te doen naar de volgende onderwerpen: Onderzoek naar de kosten van duurzaamheidsambitie niveaus Uit de conclusies volgt dat het stellen van een prestatie‐eis essentieel is om te kunnen sturen op de ambitie voor duurzaamheid. Bij het SMART formuleren van de doelen voor duurzaamheid dient ook de haalbaarheid van de ambitie getoetst te worden. Het blijkt dat hier geen kengetallen voor zijn en het voorspellen van deze kosten moeilijk is. Een belangrijke aanbeveling voor vervolgonderzoek is daarom het doen van een onderzoek naar de kosten voor de bepaalde niveaus van de duurzaamheidsmeetmethodes. Onderzoek hoe duurzaamheid het beste ondergebracht kan worden binnen de verschillende thema’s in het Programma van Eisen Het blijkt belangrijk dat de ambitie voor duurzaamheid in het Programma opgenomen wordt zowel in een apart hoofdstuk als geïntegreerd bij de al bestaande hoofdstukken. Het is daarom aan te bevelen dit nog nader te onderzoeken, om te achterhalen hoe dit het best kan worden gedaan. Onderzoek hoe ontwerpteamleden geselecteerd kunnen worden Het blijkt dat ontwerpteamleden gekozen moeten worden op basis van overeenkomende visies met de opdrachtgever. Een vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar selectiecriteria voor ontwerpteamleden bij een proces waar het realiseren van een ambitie voor duurzaamheid centraal staat. Onderzoek hoe ambities gecommuniceerd moeten worden
116
Uit het onderzoek volgt al dat de architecten het belangrijk vinden meer uitleg te krijgen bij de ambitie voor duurzaamheid door het aangeven van de motivatie voor duurzaamheid en prioriteiten in overleggen. Het is aan te bevelen extra onderzoek te doen naar de manier waarop de ambitie het meest effectief overgebracht kan worden op het ontwerpteam, waarbij het ambitieniveau voor duurzaamheid gewaarborgd zal blijven. Onderzoek naar de vertaling van de ambitie in een duurzaam ontwerp Uiteindelijk dient de ambitie voor duurzaamheid van de opdrachtgever door het ontwerpteam vertaalt te worden naar een ontwerp. Om na te gaan de ambities anders gesteld zouden moeten worden om beter vertaald te kunnen worden door ontwerpteamleden is het interessant om onderzoek te doen naar de manier waarop het ontwerpteam de ambitie van de opdrachtgever voor duurzaamheid vertaalt in een ontwerp. Onderzoek naar de het verdere bouwproces In dit onderzoek lag de focus op de initiatief‐ tot en met de ontwerpfase. Er is niet gekeken wat de problemen en successen zijn in de voorbereidings‐, realisatie‐ en nazorgfase. Door onderzoek te doen naar deze fases kan een completer beeld gekregen worden van het gehele proces, kan het schema met problemen voor het realiseren van duurzaamheidsambitie in het bouwproces worden aangevuld, en kan de handleiding eventueel worden bijgesteld. Onderzoek naar toepasbaarheid van de handleiding Een onderzoek naar de werking van de handleiding in een project kan aanvullend inzicht verschaffen op de toepasbaarheid van de handleiding. Daarvoor is het belangrijk dat de opdrachtgever samen met de adviseur het hele proces aan de hand van de handleiding doorloopt en achteraf analyseert hoe toepasbaar de handleiding is voor een praktijk case.
117
9 Epiloog In deze epiloog wordt gereflecteerd op de resultaten en het proces van het onderzoek. Allereerst wordt daarbij een reflectie gedaan op de resultaten van het onderzoek naar ambities voor duurzaamheid. Daarnaast wordt er ook een reflectie gedaan op de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd.
9.1 Reflectie op ambities voor duurzaam bouwen De huidige praktijk van duurzaam bouwen Uit de geanalyseerde literatuur werd duidelijk dat steeds meer mensen ambities hebben om duurzaam te bouwen maar dat het niet altijd lukt ambities ook te realiseren. Aan de hand van de inventarisatie van de praktijk bleek dat er genoeg opdrachtgevers zijn die dit niet hebben ervaren en het hen weldegelijk gelukt is de gewenste duurzaamheid te realiseren. Daarover moet gezegd worden dat door de opdrachtgevers achteraf naar hun project gekeken is en omdat veel opdrachtgever de ambitie niet duidelijk verwoord hadden en vastgelegd hadden, het onzeker is of daadwerkelijk gerealiseerd is wat zij aanvankelijk als ambitie hadden. Het formuleren van ambities voor duurzaam bouwen Wanneer aan de opdrachtgevers gevraagd werd wat de ambitie was ten aanzien van duurzaamheid werden ambities, visie en doelstelling door elkaar gebruikt. Het blijkt dat opdrachtgevers zich dus niet bewust zijn wat precies een ambitie zou moeten inhouden. Voor een opdrachtgever is deze terminologie aan de ene kant ook niet relevant, het gaat de opdrachtgever er uiteindelijk namelijk om dat datgene gerealiseerd wordt wat hij wil ten aanzien van duurzaamheid. Uit dit onderzoek werd duidelijk dat het echter wel belangrijk is voor een opdrachtgever om te weten wat een visie, een ambitie en doelstelling precies is en hoe deze goed geformuleerd moeten worden, om het proces aan te kunnen sturen.
Het sturen op ambities voor duurzaam bouwen Uit de literatuur werd duidelijk dat het bouwproces vooral beheerst kan worden met een projectmatig aanpak. In de praktijk bleek dit echter niet zo helder te gebeuren. Uit interviews met verschillende partijen en analyses van de gemaakte documenten bleek dat er op faseovergangen geen uitgebreide documenten gemaakt werden over de voortgang van het project. Veeleerder stuurde opdrachtgever bijvoorbeeld door zelf actief betrokken te zijn bij het project, of met een strategische keuze voor ontwerpteamleden. Ondanks dat het in de projecten wel gelukt is de duurzame kwaliteit te realiseren gaven de partijen in een evaluatie achteraf aan dat een projectmatig aanpak veel voordelen zou hebben gehad. Hoewel uit de literatuur dus duidelijk bleek hoe een bouwproces gestuurd moet worden is uit het onderzoek gebleken dat dit in de praktijk niet zo letterlijk wordt toegepast. Successen en problemen voor het realiseren van ambitie voor duurzaam bouwen Er zijn een hoop problemen in het bouwproces voor het realiseren van duurzame ambities. Behalve de problemen die er gevonden waren in eerder afstudeerwerk zijn aan de hand van het praktijk onderzoek hier nog veel meer problemen bijgekomen. Bovendien was het mogelijk om door het doen van een SWOT analyse ook successen te formuleren die herhaald zouden kunnen worden in volgende projecten. Bij het verwerken van deze successen en problemen is er vanuit gegaan dat de opdrachtgever deze kon toepassen dan wel vermijden in een volgend project aan de hand van een te maken handleiding. Echter is gebleken dat er ook factoren zijn waar geen invloed op uitgeoefend kan worden door een opdrachtgever. Het bleek bijvoorbeeld dat de aanwezigheid van een innovation champ zeer belangrijk is voor het realiseren van duurzame kwaliteit, maar dat het betrekken van een innovation champ slecht beïnvloedbaar is door een opdrachtgever.
118
Het ondersteunen van opdrachtgevers in dit proces Uit interviews met adviseurs van opdrachtgevers blijkt dat deze adviseurs vaak wel weten hoe en wat er moet gebeuren, maar dat bouwprocessen toch vaak niet zo gestructureerd aangepakt worden. Dit is deels te wijten aan de feit dat adviseurs afhankelijk zijn van de opdrachtgever. Het verschilt heel erg wanneer en voor welke opdracht de hulp van de adviseur inschakelt wordt. Toch blijkt uit het expert panel dat een schema waarin systematisch aangegeven wordt welke stappen er doorlopen moeten worden handig. Wanneer een opdrachtgever de adviseur pas betrekt voor het vaststellen van een prestatie‐eis, kan de adviseur aan de hand van een systematisch overzicht zoals gemaakt is in de handleiding aangeven welke informatie eerst duidelijk zal moeten worden voordat een prestatie‐eis gesteld kan worden.
9.2 Reflectie op onderzoekmethode Om te komen tot het uiteindelijke eindresultaat van het onderzoek is een literatuuronderzoek, een inventarisatie van de praktijk, en case onderzoek gedaan en heeft er een ontwikkeling van de handleiding plaatsgevonden. In deze paragraaf zal er op deze vier manieren van onderzoek doen gereflecteerd worden. 9.2.1 Literatuuronderzoek Omdat over duurzame ambities weinig bekend is, is voor het doen van literatuuronderzoek afstudeerwerk van de afgelopen 10 jaar geanalyseerd. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen was het noodzakelijk om aanvullend hierop onderzoek te doen in de praktijk aangezien deze niet gevonden kon worden in de literatuur.
en de ambitie die zij hebben voor een te realiseren projecten. Het wel of niet realiseren van die ambitie is dus gemeten vanuit het perspectief van de opdrachtgever. Het zou kunnen dat andere betrokken actoren bij het project hier een andere visie op hebben. 9.2.3 Het case onderzoek Voor het case onderzoek is geprobeerd zo goed als mogelijk overeenkomstige projecten te selecteren zodat de resultaten goed met elkaar vergelijkbaar zijn en er conclusies getrokken konden worden over die specifieke situatie. Ondanks dat er veel parallellen gevonden konden worden in de projecten bleek dat de ambities erg verschillen per opdrachtgever en de processen erg anders zijn ten opzichte van elkaar. Desondanks was het toch goed mogelijk een antwoord te vinden op de deelvragen en de projecten met elkaar te vergelijken. Daarop gebaseerd zou dus ook gekeken kunnen worden naar verschillende type projecten en kunnen deze met elkaar te vergeleken worden. 9.2.4 Het ontwikkelen van de handleiding Bij het onderzoeken van het probleem in de literatuur zijn bestaande hulpmiddelen gevonden voor de opdrachtgever bij een dergelijk proces. Daarom is voor het ontwikkelen van de handleiding gekeken werd hoe de opdrachtgever ondersteund kan worden aan de hand van de al bestaande hulpmiddelen. Hoewel de hulpmiddelen niet allemaal hetzelfde doel hadden als de ontworpen handleiding konden toch aspecten overgenomen worden uit deze handleiding.
9.2.2 Inventarisatie van de praktijk De gegevens die gebruikt zijn bij het onderzoek naar de inventarisatie van de praktijk zijn afkomstig uit telefonische interviews met opdrachtgevers van onlangs duurzaam ontwikkelde projecten. Daarbij wordt uitgegaan van de visie van de opdrachtgever op het onderwerp duurzaam bouwen
119
Missie Een missie is datgene wat iemand wil uitdragen naar buiten.
Triple P De drie dimensies waarmee de term duurzaamheid samengevat kan worden. Deze dimensies zijn sociale kwaliteit (people), ecologische kwaliteit (planet) en economische kwaliteit (prosperity).
Visie Een visie is het beeld of de verwachting dat iemand van de toekomst heeft.
Intrinsieke ambitie Een ambitie die iemand of een organisatie vanuit zichzelf heeft. En is gericht op interne voldoening door het realiseren van de ambitie.
Ambitie Een ambitie is een bepaald streven. Het beschrijft wat iemand graag zou willen bereiken in de toekomst.
Extrinsieke ambitie Een ambitie die iemand of een organisatie heeft en de voldoening gericht is op externe factoren.
Duurzaamheidsambitie Een bepaald streven voor duurzaamheid wat iemand graag zou willen bereiken in de toekomst.
Traditioneel Traditioneel gezien wordt de ontwerpende en bouwende activiteiten in het bouwproces gescheiden. Traditioneel staat voor een traditioneel bouwproces waar deze twee activiteiten gescheiden zijn.
Begrippenlijst
Doelstelling Datgene wat je wilt realiseren. SMART SMART is een afkorting voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistische en Tijdsgebonden en is een wijze waarop doelstelling geformuleerd kunnen worden. Prestatieeis Een prestatie‐eis is een in maten of getallen uitgedrukt voorschrift met betrekking tot een eigenschap van een bouwconstructie of ‐onderdeel. Duurzame kwaliteit Is de kwaliteit van een gebouw om een zo positief mogelijke bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de bebouwde omgeving in ecologisch, sociaal en economisch opzicht.
Design Build Design Build (ook wel DB) staat voor een bouwproces waar ontwerpende en bouwende activiteiten niet gescheiden zijn maar uitgevoerd worden door één partij. DBFMO DBFMO staat voor Design, Build, Finance, Maintain and Operate. In dit geval wordt opdracht gegeven aan een totaalaanbieder die voor de het project van de opdrachtgever, ontwerpt bouwt, financiert, onderhoudt en exploiteert. Bouwbesluit Een verzameling bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken in Nederland moeten voldoen.
120
Literatuur en bronnen
•
Literatuur
•
Artikelen • Bogers, T., J.J. van Meel, D.J.M. van der Voordt, Architectenvisie op het Programma van Eisen, adequaat communicatiemiddel?, FM jaarboek 2008 • College bouw zorginstellingen, Jaarbeeld bouwkosten 2008, Utrecht, 2008, 30‐09‐2011, op: http://www.bouwcollege.nl/Pdf/CBZ%20Website/Publicaties/Bou wkostennota/Jaarbeeld_Bouwkosten_2008.pdf • Doorn, A. van, D.J.M. van der Voordt, M. Rogaar, Programmeren van duurzaamheid, Goed Programma van Eisen de basis voor duurzaam project, uit het tijdschrift: Facility Management Magazine, no. 191 juni, Delft, 2011 • Doorn, A. van, Managing sustainability, Sturen op duurzame kwaliteit in ontwerpprojecten, onderzoeksvoorstel, Delft, 2010 • Koster, dr. J.M.D., drs. P.W. Stolze, Heeft u al een missie en een visie?, 19‐09‐2011 op: http://www.hcg.net/publicaties/OntwikkelenIdeeen/42%20Heeft %20u%20al%20een%20missie%20en%20een%20visie.pdf, • Priemus, H., Institutionele belemmeringen voor Factor 20: Bedreiging of uitdaging, Uit het boek: Factor 20, trendbreuk of schaalsprong, Best, 1999 • Schonau, W., Ambitie geeft de opdrachtgever macht, uit het tijdschrift: BOSS magazine no. 30, Delft, 2010 • United Nations, United Nations Framework Convention on Climate Change, Earth summit, 22‐12‐2010b op: http://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf,
• • • •
United Nations, United Nations Framework Convention on Climate Changes, Kyoto protocol, 22‐12‐2010c op: http://unfccc.int/kyoto_protocol/items/2830.php, United Nations, United Nations Framework Convention on Climate Changes, Cancun press release, 22‐12‐2010d op: http://unfccc.int/files/press/news_room/press_releases_and_adv isories/application/pdf/pr_20102012_cuts_and_launch.pdf, Voordt, D.J.M. van der, Programma van Eisen, Delft, 2009 IPCC, Climate Change 2007: Synthesis report, summary for policy makers, Valencia, 2007 Meadows, Donella H., Dennis L. Meadows, Jorgen Randers, William W. Behrens, The limits to growth, Washington DC, 1972 Randers, Jorgen, What was the message of the Limits to Growth?, What did this little book from 1972 really say about the global future, Oslo, 2010
Boeken • Baarda, D.B., M.P.M. De Goede, J. Teunissen, Basisboek kwalitatief onderzoek, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van een kwalitatief onderzoek, Houten, 1995 • Baarda, D.B., M.P.M. De Goede, Basisboek methode en technieken, handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Houten, 2001 • Braungart M., W. McDonough, Cradle to Cradle, New York, 2002 • Doorn, A. van, Ontwerp/Proces, Amsterdam, 2004 • Duijvestein, K., Het nieuwe ecologische bouwen, Delft, 2006 • Groote, G.P., P. Slikker, C.J., Hugenholtz‐Sasse, Projecten leiden, methoden en technieken voor projectmatig werken, Utrecht, 2002 • Hal, A. van, Bouwen met ambitie, Boxtel, 2004 • Leeuw, A. de, Bedrijfskundig management, primair proces, strategie en organisatie, Assen, 2002
121
• • • • • • • • • • •
Koning, J.S.C.M. de, M.W.M.G. Sproncken, contractering bij bouwprojecten, Doetichem, 2001 Koolwijk, J.S.J., R.P. Geraedts, projectalliantie: procesinnovatie bij complexe bouwprocessen, Delft, 2006 Kor, R., projectmatig werken bij de hand: handreikingen voor de deeltijdprojectleider, Deventer, 2009 Opschoor, J.B., R.A.P.M. Weterings, The ecocapacity as a challenge to technological development, Raad voor het Milieu‐ en Natuuronderzoek, Rijswijk, 1992 Rakhorst, A., De winst van duurzaam bouwen, Heeswijk, 2008 Roelofs, B., H. Reinderink, bouworganisatie‐ en contractvormen, Den Haag, 2005 Voordt, D.J.M. Van Der, H.B.R. Van Wegen, Architectuur en gebruikswaarde, programmeren, ontwerpen en evalueren van gebouwen, Bussum, 2000 Wamelink, J.W.F., Inleiding bouwmanagement, Delft, 2007 Wijk, M., Bouwstenen, gids bij het maken van een Programma van Eisen, Rotterdam, 2004 Wijnen, G., W. Renes, P. Storm, Projectmatig werken, Utrecht, 1999 Wijnen, G., Kor, R., Checklist voor project‐ en programmamanagement, Amsterdam, 2001
Rapporten • Dam, Ten. E., F.J. Smits, D. Spekkink, Het programma van eisen, instrument voor kwaliteitsbeheersing, Rotterdam, 1996 • DHV in opdracht van Senternovem, R. Clocquet, C. Boonstra, L. Joosten, Instrumenten Beoordeling en Promotie Duurzame Kantoren, Den Haag, 2008 • Senternovem, in opdracht van het ministerie van VROM, Basisdoc: XS 2 duurzaam bouwen, Den Haag, 2008
• • •
UNEP, Sustainable buildings and construction initiative, Parijs, 2006 Voordt, D.J.M. Van Der, D. Vrielink, H.B.R. Van Wegen, Reader programmakunde, Delft, 1999 World Commission on Environment and Development, Our Common Future, New York, 1987
Afstudeerverslagen • Dansen, M., Hoge duurzaamheidsambities in de praktijk, Delft, 2009 • Lameris, L., De ambities van duurzaam bouwen, de succesfactoren en knelpunten in het ontwikkelingsproces, Delft, 2007 • Navabifard Jahromi, K, Visie en ambities als bouwstenen voor hoogwaardig duurzaam bouwen, Delft, 2011 • Rogaar, M., Programmeren van duurzaamheid, Delft, 2011 • Rietdijk, M., Kiezen voor duurzame kwaliteit, Delft, 2011 • Shamsi, F., Herbestemmen van monumenten, Delft, 2006 • Vink, A.J.G., Success factors of sustainable office developement, Eindhoven, 2009 • Woerdt, I. van der, Inbrengen en borgen van duurzaamheid in het ontwerpproces, Delft, 2010 Colleges • Lousberg, L., Introduction process‐ and project management, Delft, 2010 • Hulshoff, A., Senternovem, Seminar duurzaam bouwen, Bildersberg, 2009
122
Bronnen Interviews Inventariserende interviews • Hoffman, J.P.C., Afstuderen bij Search BV, Amsterdam, 01‐12‐2010 • Hennink, J.W., Het beoordelen van duurzaamheid in de praktijk, 14‐05‐2011 Interviews duurzame ambities in de praktijk • Prins, M., Praktijkscan, Telefonisch interview, 23‐03‐2011 • Grotenberg, W., Praktijkscan, Telefonisch interview, 21‐03‐2011 • Ambergen, O., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011 • Sieben, H., Praktijkscan, Telefonisch interview, 21‐03‐2011 • Tilborg, A. van, Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011 • Groot, J. de., Praktijkscan, Telefonisch interview, 23‐03‐2011 • Noorman, P., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011 • Kuindersma, E., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011 • Halbertsma, D.P., Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011 • Hoord, H., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011 • Neeve, H., Praktijkscan, Telefonisch interview, 28‐03‐2011 • Janssen, P., Praktijkscan, Telefonisch interview, 25‐03‐2011 • Groothof, J., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011 • Tender, R. den, Praktijkscan, Telefonisch interview, 30‐03‐2011 • Berg, M. van den, Praktijkscan, Telefonisch interview, 30‐03‐2011 • Meijer, H., Praktijkscan, Telefonisch interview, 28‐03‐2011 • Oei. P. van, Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011 • Bouma, D., Praktijkscan, Telefonisch interview, 23‐03‐2011 • Rienks, F., Praktijkscan, Telefonisch interview, 23‐03‐2011 • Jansen, I., Praktijkscan, Telefonisch interview, 23‐03‐2011 • Verhaar, I., Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011 • Reusen, R., Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011
• • • • • • • • • • •
Ploeg, G. van der., Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011 Bergen Henegouwen, L. van, Praktijkscan, Telefonisch interview, 25‐03‐2011 Ruiter, C. de, Praktijkscan, Telefonisch interview, 24‐03‐2011 Valk, P. de, Praktijkscan, Telefonisch interview, 29‐03‐2011 Tromp, W., Praktijkscan, Telefonisch interview, 28‐03‐2011 Schut, J., Praktijkscan, Telefonisch interview, 29‐03‐2011a Janssen, C., Praktijkscan, Telefonisch interview, 28‐03‐2011 Quist, J., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011a Knols, B., Praktijkscan, Telefonisch interview, 22‐03‐2011 Zacheriasse, C., Praktijkscan, Telefonisch interview, 18‐03‐2011 Verhoeven, B., Praktijkscan, Telefonisch interview, 17‐03‐2011
Case interviews: ZO Wonen, Sittard • Quist, J., Duurzame ambities bij het project ZO Wonen, 20‐04‐ 2011b • Barendsz, D., Duurzame ambities bij het project ZO Wonen, 05‐05‐ 2011 • Dorresteijn, E., Duurzame ambities bij het project ZO Wonen, 04‐ 05‐2011 Case interviews: UPC, Leeuwarden • Schut, J., Duurzame ambities bij het project UPC Leeuwarden, 13‐ 05‐2011b • Buitink, H., Duurzame ambities bij het project UPC Leeuwarden, 29‐04‐2011 • Paes, N., Duurzame ambities bij het project UPC Leeuwarden, 12‐ 05‐2011
123
Case interviews: Gemeentehuis Hardenberg • Wiertz, P., Duurzame ambities bij het project Gemeentehuis Hardenberg, 10‐05‐2011 • Anholts, E., Duurzame ambities bij het project Gemeentehuis Hardenberg, 27‐05‐2011 • Medic, B, H. Hamming., Duurzame ambities bij het project Gemeentehuis Hardenberg, 26‐05‐2011
Case: UPC Leeuwarden • DTZ Zadelhof, Ruimtelijk Programma van Eisen, 22‐06‐2007a • DTZ Zadelhof, Technisch Programma van Eisen, 22‐06‐2007b • Paul de Ruiter architecten, haalbaarheidsstudie, 12‐01‐2009 • Buitink, H., A.J. Krikke, Voorlopig ontwerp, 25‐08‐2009 • Triodos Real Estate Development B.V., samenwerkingsovereenkomst, 17‐03‐2010
Case interviews: Ballast Nedam IPM, Gorinchem • Boer, B. de, P. de Valk, Duurzame ambities bij het project Ballast Nedam IPM, Gorinchem, 08‐07‐2011 • Loeffen, R., Duurzame ambities bij het project Ballast Nedam IPM, Gorinchem, 20‐06‐2011 • Eerden, A. van, Duurzame ambities bij het project Ballast Nedam IPM, Gorinchem, 06‐07‐2011
Case: Gemeentehuis Hardenberg • Draaijer + Partners, Gebouwprofiel gemeenthuis Hardenberg, 17‐ 11‐2006 • DGMR, Gemeentehuis Hardenberg DUBO advies, 28‐03‐2008a • DGMR, Toets VO+ GPR Gebouw, 20‐10‐2008b
Expert interviews • Faes, K., hulpmiddelen voor ondersteuning van de opdrachtgever in een duurzaam bouwproces, Heeswijk, 21‐06‐2011 • Kersten, R., hulpmiddelen voor ondersteuning van de opdrachtgever in een duurzaam bouwproces, Den Bosch, 15‐06‐ 2011 Case documenten Case: ZO Wonen Sittard • Sprunken, F., J. Quist, Workshop presentatie, 29‐06‐2009 • Quist, J., Workshop verslag, 22‐07‐2009 • Sprunken, F., J. Quist, Technisch Programma van Eisen, 16‐02‐ 2010 • KCAP, Voorlopig ontwerp, 16‐02‐2010 • Quist, J., Definitief ontwerp, 7‐09‐2010a • Quist, J., Bestek, 23‐12‐2010b
Case: ZO Wonen Sittard • Boer, B. de, Tweede huis, Plan van Aanpak Realisatie nieuwe huisvesting IPM, 09‐2009 • Verboom, J.A., Tweede Huis, Programma van Eisen, 20‐11‐2009 • Ballast Nedam IPM, Visiedocument Het Tweede Huis vol energie!, 2009 • Verboom, J.A., Tweede Huiskrant, Nummer 1, 1‐07‐2010a • Verboom, J.A., Tweede Huiskrant, Nummer 2, 2‐10‐2010b Geanalyseerde handleidingen • Kersten, R., Routekaart naar duurzaam vastgoed, 2011 • Faes, K., Schema (duurzaam) bouwproces, 2010 • DGBC, DGBC credits per bouwfase, 2011 • Rogaar, M. Stappenplan voor de interpretatiefase, 2011 • Navabifard Jahromi, K., Initiatiefwijzer, 2011 • Rietijk, M. Leidraad kiezen voor duurzame kwaliteit, 2011
124
Internet • ArchiNed, Architekten Cie. ontwerpt gemeentehuis Hardenberg http://www.archined.nl/nieuws/architekten‐cie‐ontwerpt‐ gemeentehuis‐hardenberg, 29‐08‐2011 • Breeam.nl, BREEAM‐NL, http://www.breeam.nl/breeam/breeam, 01‐10‐2011 • Cradle to cradle, What is Cradle to Cradle, http://www.cradletocradle.nl/home/321_wat‐is‐cradle‐to‐ cradle.htm, 31‐12‐2010 • Dutch Green Building Council, Wat is DGBC, http://www.dgbc.nl/wat_is_dgbc/dgbc_english, 31‐12‐2010 • Duurzaam gebouwd, Prominent aanwezig op de PROVADA http://www.duurzaamgebouwd.nl/20080625‐prominent‐ aanwezig‐op‐provada, 28‐12‐2010 • Carrieretijger, SMART doelen stellen, http://www.carrieretijger.nl/functioneren/management/leidingg even/doelen‐stellen/smart, 17‐09‐2011 • GPRgebouw.nl, Introductie GPR gebouw, http://www.gprgebouw.nl/website/gebouw.aspx, 01‐10‐2011 • GreenCalc+.com, wat is GreenCalc+?, http://www.GreenCalc.com/Wat_is_GreenCalc.html, 01‐10‐2011 • Nieman.nl, Het duurzaamste gemeentehuis van Nederland, http://www.nieman.nl/tsite.asp?BASE=TS&CSIZE=0&ID=513&TST MP=2139709796&DLG=1, 29‐08‐2011 • Paul de Ruiter, UPC duurzaam kantoorgebouw en Callcenter, www.paulderuiter.nl, 28‐08‐2011 • Rijsoverheid.nl, Wat is de energieprestatiecoëfficiënt, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/energiebesparing/vra ag‐en‐antwoord/wat‐is‐de‐energieprestatiecoefficient‐epc.html, 01‐10‐2011 • Search, Welcome to search international, http://www.searchbv.nl/uk/?_s_icmp=UK, 16‐01‐2011
• • •
• •
Senternovem, Circle of Blame http://www.agentschapnl.nl/nl/programmas‐ regelingen/duurzaam‐vastgoed, 28‐12‐2010 Sustainable cities, Brundtland report: Our common future, http://www.un‐documents.net/wced‐ocf.htm, 21‐12‐2010 Nobel Prize, The Nobel Peas Prize 2007, Intergovernmental Panel on Climate Change, Al Gore, http://nobelprize.org/nobel_prizes/peace/laureates/2007, 23‐12‐ 2010 United Nations, UN Conference on Environment and development, www.un.org, 21‐12‐2010a Usbgc.org, What is LEED, http://www.usgbc.org/DisplayPage.aspx?CMSPageID=1988, 01‐ 10‐2011
125