Algemene inleiding Leefwereld, een methode voor natuur en techniek, is herzien. In deze nieuwe editie is met name het onderdeel techniek aanzienlijk uitgebreid. Daar mee voldoet de derde editie van Leefwereld ruim schoots aan de nieuwe kerndoelen: van de vijf kerndoelen gaan er drie over techniek. Nieuw is de aandacht voor onderzoeksvaardig heden. Zo leren de kinderen een eenvoudige hypo these te formuleren om deze vervolgens met een ex periment of proef te toetsen. Leefwereld is daarmee nu al klaar voor het onderwijs van morgen!
1 Leerstof Leefwereld biedt voor groep 1/2 activiteiten waar mee de kinderen spelenderwijs enkele basis principes uit de natuur en techniek ontdekken. De leerstof van de derde editie is voor groep 3 t/m 8 gebaseerd op de nieuwste kerndoelen en de domeinbeschrijving van Cito. Daarbij is rekening gehouden met de voorstellen van SLO voor tussen doelen en leerlijnen, en met de nieuwste soorten lijst van Cito. Bij deze editie is veel aandacht besteed aan de opbouw van de leerinhoud over de verschillende leerjaren. Ook is gekeken naar belangrijke leer doelen en ontwikkelingsgebieden vanuit de natuuren milieueducatie. Hiervoor is gebruikgemaakt van adviezen uit een onderzoek naar leerlijnen door Wa geningen University, Universiteit Utrecht en Stich ting Veldwerk Nederland. In dit onderzoek, gefinan cierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is een ‘kern-leerlijn’ geformuleerd voor natuur- en milieueducatie op de basisschool. Zie voor meer informatie over deze kern-leerlijn www.nmeonderzoek.nl. De leerstof is opgedeeld in kennis en vaardig heden.
Kennis
Op blz. 4-5 van deze handleiding vindt u hiervan een overzicht.
Vaardigheden
De vaardigheden laten zich indelen in onderzoeks vaardigheden en vaardigheden voor ontwerpend leren. In Leefwereld zijn dat:
A Onderzoeksvaardigheden Waarnemen • Ter zake doende aspecten kiezen.
• Bij classificeren zelf criteria bedenken. • Kunnen classificeren aan de hand van relevante (abstracte) begrippen. • Determineersleutels toepassen. • Situaties op een ander tijdstip en andere plaats vergelijken. • Herhaald meten om meetfouten te vereffenen. • Herhaald meten om variatie zichtbaar te maken. • Meetinstrument ijken. Experimenteren • Onderzoekbare vragen stellen. • Voorspellingen en hypotheses opstellen. • Werken met hulpmiddelen. • Vergelijkend onderzoek doen met één variabele. • Onderzoek doen met geleidelijke veranderingen van een variabele. • Werken met modellen. • Experiment ontwerpen als toets voor een eigen verklaring, voorspelling of hypothese. Verwerken en concluderen • Gegevens verwerken in lijngrafieken met een x- en y-as. • Verbanden leggen tussen waargenomen ver schijnselen. • Conclusies trekken uit een grafiek.
B Vaardigheden ontwerpend leren Ontwerpen • Een probleem verkennen. • Problemen verhelderen. • Eisen voor een oplossing formuleren. • Een oplossing voor een probleem schematisch uitwerken. • Een behoefte naar een oplossing vertalen. • Samenhang tussen onderdelen aangeven. Maken • Oplossingen uitvoeren volgens een schema. • Constructies en verbindingen toepassen. • Geschikt gereedschap of materiaal kiezen en gebruiken. • Het maakproces verwoorden. • Zelf tussenstappen bedenken. • Zelf een werkschema opstellen. • Een werkschema uitvoeren. • Een eenvoudig productieproces begrijpen. • Een model bouwen om de werking te begrijpen. Gebruiken • Relaties leggen tussen oplossing en gestelde eisen (vorm versus functie). • Controleren of een product aan gestelde eisen voldoet. • Oplossingen van anderen beoordelen.
2
3HL8.indb 2
30-06-11 09:15
Verbeteringen voorstellen. Refl ecteren op toegepaste technische principes. De bediening van apparaten uitleggen. Voor- en nadelen van producten aangeven. Tussenstappen beargumenteren. Eenvoudige overbrengingsprincipes toepassen. Besturingssystemen toepassen.
Deze vaardigheden zijn ontleend aan het VTB project ‘Onderzoekend en ontwerpend leren’ van Marja van Graft en Pierre Kemmers (SLO, 2007).
2 Materialen
Het materiaal van Leefwereld bestaat uit:
Groep 1/2
Platenboek Activiteitenmap
Groep 3 en 4
Leerlingenboek Werkboek Handleiding
Groep 5 tot en met 8 Leerlingenboek Werkboek Antwoordenboek Handleiding Digibordsoftware
Toelichting bij de materialen voor groep 5 t/m 8 Leerlingenboek: kijken en lezen
De leerlingenboeken voor groep 5 tot met 8 bevat ten elk twintig lessen met aansprekende afbeel dingen en korte, duidelijke teksten. Deze teksten zijn zakelijkinformatief, alleen de introductie is meestal verhalend. Elke les begint met twee pagina’s met daarop één grote en twee of drie kleinere afbeeldingen. De introductietekst plaatst de leerstof en de afbeel dingen in een context. Enkele vragen dwingen de kinderen om de afbeeldingen goed te bekijken en leiden naar de hoofdvraag of probleemstelling van de les. Verder worden op deze pagina’s de les doelen en de sleutelbegrippen genoemd. Op de volgende twee pagina’s staat de eigenlijke lesstof. Achter in het boek staan de sleutelbegrippen per les met een korte omschrijving. Alle leesteksten in het leerlingenboek zijn op hun leesbaarheid gecontroleerd met de CLIBleesindex van Cito. Voor groep 8 ligt de waarde tussen 62 en 74.
Werkboek: verwerken en doen
In het werkboek staan per les twee pagina’s. Op de eerste pagina daarvan verwerken en oefenen de kinderen de leerstof en de sleutelbegrippen. De laatste opdracht op deze pagina is een eenvoudige doeopdracht die de kinderen meestal zonder voor bereiding kunnen uitvoeren. Op de tweede pagina staat een grotere doeop dracht. We adviseren om hiervoor een aparte les te reserveren, omdat deze opdracht wat meer tijd kost. Deze grotere opdrachten zijn vrijwel allemaal zo opgezet, dat een kind ze ook gemakkelijk thuis kan doen. Ook kunt u ze onderdeel van de weektaak maken. Achter in de werkboeken staat bovendien van elke les een samenvatting, gevolgd door een oefening voor de sleutelbegrippen uit de les.
Antwoordenboek
Bij het werkboek hoort een antwoordenboek waar mee de kinderen zelf hun werk kunnen controleren. Dit maakt Leefwereld bij uitstek geschikt voor het zelfstandige verwerken van de leerstof. In het ant woordenboek staan de antwoorden bij de opdrach ten of suggesties daarvoor. In de digitale versie van het antwoordenboek staan ook instructiefilmpjes en animaties.
Handleiding
De handleiding voor groep 5 t/m 8 bestaat uit: • een algemene inleiding; • lesbeschrijvingen met achtergrondinformatie; • kopieerbladen voor: – lastige woorden per les – toetsen (een toets na elke vierde les) – antwoorden bij de toetsen • een materialenlijst.
Digibordsoftware
U kunt Leefwereld prima gebruiken zonder de digibordsoftware, maar dan mist u wel een aantal extra’s. Bij een les op het digibord staan de pagina’s uit het leerlingenboek en werkboek, met links naar filmpjes en animaties. De animaties en filmpjes bij het leerlingenboek kunt u gebruiken bij de introductie van de les, als oriëntatie op de leerstof en als extra uitleg en ver dieping. Ook kunt u ze gebruiken als vervanging van een proef. Hebt u bijvoorbeeld een keer geen tijd of materiaal voor een bepaalde proef of demon stratie, dan laat u eenvoudig een filmpje daarvan zien. Bij het werkboek en het antwoordenboek zijn de animaties, oefeningen en filmpjes een extra onder steuning bij het verwerken van de lesstof en de doe opdrachten. Met name voor taalzwakke kinderen zijn de instructiefilmpjes een handig hulpmiddel.
Leefwereld 8 © Noordhoff Uitgevers bv
• • • • • • •
3
3HL8.indb 3
30-06-11 09:15
De leerlijnen in Leefwereld Legenda
■ leerjaar 3 ■ leerjaar 4 ■ leerjaar 5
■ leerjaar 6 ■ leerjaar 7 ■ leerjaar 8
Natuur Indeling en eigenschappen Het menselijk lichaam 4 - Les 6 Zintuigen
5 - Les 8
5 - Les 11
5 - Les 12 Gebit
6 - Les 13 Proeven, ruiken, voelen
7 - Les 11
7 - Les 9
8 - Les 17
3 - Les 3
3 - Les 4
4 - Les 1
5 - Les 3
5 - Les 4
6 - Les 2
6 - Les 11
7 - Les 8
8 - Les 13
4 - Les 2
5 - Les 1
5 - Les 13
6 - Les 5
8 - Les 14
7 - Les 5
7 - Les 10
8 - Les 3
8 - Les 20
4 - Les 11
4 - Les 12
5 - Les 14
5 - Les 17
6 - Les 4
7- Les 4
7 - Les 15
8 - Les 18
8 - Les 19
3 - Les 10
4 - Les 4
5 - Les 7
6 - Les 6
6 - Les 17
6 - Les 18
6 - Les 20
7 - Les 6
8 - Les 4
8 - Les 8
4 - Les 10
5 - Les 15
5 - Les 16
6 - Les 10
6 - Les 16
7 - Les 16
7 - Les 17
8 - Les 11
8 - Les 12
Huid
Griep
Bloedsomloop
Longen
Zien en horen
Dieren 3 - Les 1 Bij, hommel, wesp
Slakken
Knaagdieren
Huisdieren
Bodemdiertjes
Spinnen
Insecten
Gewervelde dieren
Bacteriën en virussen
Dierentaal
Planten 3 - Les 2
Een vrucht van de boom
Paddenstoelen
Graan
Knollen en bollen
Zwammen
Planten maken voedsel
Stofwisseling en kringloop 6 - Les 8 Spieren en botten
7 - Les 3 Hoe leven planten?
7 - Les 4 Voedselketens
De kringloop van het bos
Spijsvertering
Zorg goed voor je lichaam
Verslaving
Voortplanting en ontwikkeling 3 - Les 9
Kuiken, kip en haan
4 - Les 5 Ik groei
Zaaien
Nestbouwers
Zo groeien bomen
Metamorfose: kikkers
Zaden
Eieren
Zwangerschap
Bloemen en bijen
Puberteit
Leefomgeving 3 - Les 8
Schapen in het veld
Eenden bij het water
Veiligheid
Huiden van dieren
Vogeltrek
Bescherming
Biotopen
Leven in de Waddenzee
Overwinteren
Dieren en hun omgeving
Ongelukken
Milieu 3 - Les 6
Zuinig met water en stroom
Weggooien
Opruimen
Afval
Zuinig met energie
Omgaan met water
Zorg voor de natuur
Biologische producten
Duurzaam bouwen
Duurzaam gedrag
4
3HL8.indb 4
30-06-11 09:15
Techniek Overbrengingen, constructies en besturing 3 - Les 7 Draaien maar
4 - Les 13
5 - Les 6
5 - Les 19
5 - Les 10
7 - Les 20
8 - Les 6
Verbindingen
Stevig gebouwd
Hefbomen
6 - Les 14
6 - Les 19
7 - Les 7
7 - Les 19
6 - Les 15
7 - Les 18
8 - Les 7
8 - Les 15
8 - Les 9
Constructies
Tandwielen
Chips
Katrollen
8 - Les 16 Hydrauliek en pneumatiek
Producten 5 - Les 2
Productie: brood
Papier maken
Verpakkingen
Het productieproces
Eigenschappen van materialen 3 - Les 13 Zeep en zeepbellen
4 - Les 14
Materialen: een veilige fiets
4 - Les 9
5 - Les 9
7 - Les 1
8 - Les 2
6 - Les 12
7 - Les 12
Glad en stroef
Vloeistoffen
Materialen
Oplossen en mengen
Vezels
Gassen en vloeistoffen
Wetenschap Energie 4 - Les 8 Isolatie
8 - Les 1 Warmte
Licht en kleur 3 - Les 12 Licht en donker
6 - Les 7 Spiegels
Licht en kleur
Lenzen
Lucht en geluid 3 - Les 14 Zo maak je muziek
4 - Les 3 Lucht
Geluid
Luchtdruk
6 - Les 9 Batterijen
7 - Les 2
8 - Les 5
5 - Les 18
5 - Les 20
6 - Les 1
7 - Les 13
4 - Les 7
5 - Les 5
6 - Les 3
8 - Les 10
Elektriciteit
Leefwereld 8 © Noordhoff Uitgevers bv
Elektriciteit Spoelen en magneten
Krachten 3 - Les 5 Licht of zwaar
Magneten
Drijven en zinken
Veerkracht
Krachten
Vliegtuigen
Het weer 3 - Les 11 Druppels
Vriezen of dooien
Meet het weer
Weerbericht
Het zonnestelsel
5
3HL8.indb 5
30-06-11 09:15
3 Programma voor groep 8 Flexibele bouwstenen
De leerlijnen van Leefwereld bestaan uit een aan tal bouwstenen (zie het overzicht op blz. 4-5). Elke bouwsteen is een onderwerp voor een les en staat op zichzelf. Door deze opbouw kunnen de lessen van Leefwereld flexibel worden gegeven. Daardoor is het mogelijk om een les de ene keer te laten aan sluiten bij de actualiteit, terwijl diezelfde les een volgend jaar onderdeel kan zijn van een project. In principe houdt u de volgorde aan die we voorstel len, maar u kunt bijvoorbeeld ook eerst de les over voedselketens geven en later de les over kleur.
Het basisprogramma
Het basisprogramma van groep 8 bestaat uit twintig lessen van elk ongeveer 50 minuten. Een les bestaat uit de stof van het leerlingenboek en de opdrachten op de eerste pagina van het werkboek: de verwerking van de lesstof plus een kleine doeopdracht. De grote opdrachten vragen vaak wat meer tijd. Sommige kunnen binnen de les worden uitgevoerd, andere kunt u als onderdeel van het zelfstandig werken laten doen of eventueel door de kinderen thuis laten maken. Een andere optie is om deze opdrachten te bundelen en na bijvoorbeeld vier les sen te laten uitvoeren, elk door een andere groep. Naast deze lessen zijn er 5 toetslessen. U kunt het standaardprogramma dus in 25 lessen behande len. Met dit standaardprogramma voldoet u aan de kerndoelen.
Het uitgebreide programma
Wilt u meer tijd aan natuur en techniek besteden dan 25 lessen per jaar, dan laat u de kinderen ook de grote doe-opdrachten op school uitvoeren.
Werken met combinatiegroepen
Wij adviseren bij het werken in combinatiegroepen om het leerlingenboek van één jaargroep te gebrui ken. Bij een combinatie 7-8 gebruikt u dan het ene jaar het boek van groep 7 en het andere jaar dat van groep 8. Komt dit niet goed uit, dan kunt u voor twee andere werkwijzen kiezen. In het eerste geval heeft iedere groep haar eigen boeken en laat u de leerstof zoveel mogelijk zelfstandig verwerken. In het andere geval bespreekt u met de ene groep de stof van het leer lingenboek, terwijl u de andere groep de verwerking en opdrachten van het werkboek laat maken.
Samenvattingen
Achter in het werkboek staat van elke les een samenvatting. Deze kunt u als huiswerk laten leren, ter voorbereiding op de toets.
Onder elke samenvatting staan de sleutelbegrip pen uit de les met hun betekenis. De kinderen moeten deze met elkaar verbinden.
Toetsen
Met de toets controleert u in hoeverre de kinderen de leerstof van steeds vier lessen beheersen. U evalueert zowel de kennis als de vaardigheden, al kunnen door hun aard niet alle vaardigheden met een schriftelijke toets worden gemeten. In dat geval zijn uw eigen observaties van belang tijdens het werken aan de doe-opdrachten. Elke toets heeft tien opdrachten. Met de eerste acht opdrachten wordt de kennis per les getoetst; voor elke les twee opdrachten. Opdracht 9 en 10 gaan over de vaardigheden. Normering Wij stellen de volgende normering voor. Voor elk goed antwoord krijgt een kind twee punten. Voor een vraag die gedeeltelijk goed is beantwoord, kan het kind één punt krijgen. Daarna telt u alle punten op en deelt deze door 2. Deze eindscore wordt als volgt gewaardeerd: 8-10 punten: goede beheersing; 6-7 punten: voldoende beheersing; < 6 punten: onvoldoende beheersing. Uiteraard kunt u een andere normering hanteren die meer is aangepast aan uw situatie.
Differentiatie
Verdieping en verrijking vinden in de opdrachten zelf plaats. Daar worden tips gegeven om extra on derzoek te doen of om experimenten uit te breiden. Daarmee kunt u kinderen die snel werken of meer uitdaging nodig hebben, extra taken geven. We kie zen er bewust voor om deze kinderen, die vaak al theoretisch zijn ingesteld, geen extra theoretische uitdagingen aan te bieden. Dit gebeurt te vaak, terwijl het juist voor deze kinderen belangrijk is om praktisch bezig te zijn.
4 Taalbeleid
Taal is de sleutel tot een succesvolle ontwikkeling van het kind. Taalbeleid heeft alleen zin als het bewust gebeurt en in samenhang met andere leergebieden. Immers, taal is geen doel op zich. Leefwereld biedt kinderen nieuwe onderwerpen en brengt ze daarmee in nieuwe situaties waarin nieuwe eisen worden gesteld aan de verwerking en vaardigheden. Daardoor worden de kinderen uitge daagd om zich nieuwe woorden en begrippen eigen te maken. Kortom, Leefwereld levert door haar aard een belangrijke bijdrage aan het taalbeleid op uw school. Leefwereld is zo opgebouwd dat er op gevarieerde
6
3HL8.indb 6
30-06-11 09:15
Motivatie
Het belangrijkste punt bij taalverwerving is mis schien wel de motivatie. Kinderen die gemoti veerd zijn, staan open voor nieuwe kennis. Een leerlingenboek is op zich een dood ding. Het is de leerkracht die ervoor zorgt dat kinderen tijdens de les gemotiveerd zijn en blijven. Leefwereld draagt hieraan bij door boeiende, leuke en interessante leerstof aan te bieden die dicht bij de kinderen staat en ze uitdaagt met nieuwe begrippen, ken nis en betekenisvolle activiteiten, passend bij het niveau van de kinderen. Motivatie moet worden onderhouden. De leerkracht kan dit doen door de leerlingen positief aan te moedigen en complimenten te geven. Ook blijven kinderen betrokken bij de les als de leerkracht de doelen daarvan helder formuleert. Leefwereld noemt deze daarom expliciet in het leerlingenboek. Motivatie ontlenen kinderen ook aan het met elkaar mogen samenwerken en aan het dragen van ver antwoordelijkheid voor de uitvoering van taken. Kinderen moeten bij Leefwereld experimenteren. Voor de motivatie is het belangrijk dat ze daarbij het vertrouwen hebben dat ze fouten mogen maken.
Zinvolle context
Taalverwerving moet plaatsvinden in een betekenisvolle en zinvolle context. Een kind moet een begrip kunnen verankeren in reeds aanwezige kennis. In Leefwereld gebeurt dat doordat leerlijnen voortbouwen op eerder opgedane kennis van de kinderen. Leerstof vormt een abstractie van de werkelijkheid. Als leerstof wordt vertaald naar concrete ervarin gen van de kinderen, zal die betekenis en inhouds vol worden en tot meer inzicht leiden. Het is de taak van de leerkracht om daarvoor aan te sluiten bij ervaringen en voorkennis van de kinderen. Als woorden geen verband hebben met de alledaagse realiteit, worden ze inhoudsloos en leiden ze niet tot een beter inzicht. Naarmate kinderen ouder worden, moeten ze zich een voorstelling kunnen maken van iets wat ze nog nooit hebben gezien of ervaren, zoals een satel liet of een savanne. Taal wordt dan steeds meer de sleutel tot de werkelijkheid, terwijl voor jonge kinderen de werkelijkheid de sleutel is tot taal. Leefwereld biedt hiervoor handvatten door veel concrete voorbeelden te geven en veel foto’s en tekeningen aan te bieden, maar het is zinvol om
waar nodig ook eigen voorbeelden toe te voegen en ook om het geleerde weer toe te passen op nieuwe voorbeelden.
Interactie
Kinderen verwerven taal door interacties met an deren. In een onderwijssituatie gebeurt dat met de leerkracht en tijdens het groepswerk met klasgeno ten door te overleggen, te brainstormen, verslag uit te brengen of iets uit te leggen. Ook hiervoor biedt Leefwereld veel mogelijkheden. De instructies bij de opdrachten zijn duidelijk en worden onder steund door illustraties. Maar bij het samen uitvoeren van de opdrachten moeten de kinderen met elkaar informatie uitwisselen, samen experimente ren en elkaar ondersteunen. Van al deze interacties leren de kinderen taal, zeker als de groepjes hetero geen zijn samengesteld.
Ondersteuning
Taalonderwijs is iets anders dan taalactiviteiten tijdens een natuur of techniekles. Toch gebruik je er dezelfde strategieën. Je helpt een kind iets onder woorden brengen, je evalueert een opdracht of je stimuleert de kinderen om goed na te denken. Daarbij is het belangrijk dat de leerkracht zich ervan bewust is welke woorden en begrippen lastig of moeilijk kunnen zijn voor kinderen. Want ook al biedt Leefwereld teksten aan op het juiste niveau, het kan niet meer zijn dan een gemiddeld niveau. Voor het ondersteunen van kinderen zijn allerlei strategieën bedacht. Zo ondersteun je een kind door hardop mee te denken, bijkomende vragen te stel len, complimenten te geven, terug te verwijzen naar een eerdere les, een voorbeeld te geven of kleine denkstappen te structureren. Hierbij speelt ook preteaching een rol. De leer kracht heeft bij Leefwereld de mogelijkheid om vooraf met kinderen met een taalachterstand de lastige woorden van de les door te nemen en samen de kopjes van de lesteksten te lezen. Zo krijgen de kinderen al een beeld van de inhoud van de les.
Woordenlijsten
Voor kinderen met een taalachterstand vindt u bij elke les een lijst met lastige woorden als kopieer blad in deze handleiding. Deze woordenlijst kunt u of een klassenassistent voor de les met het kind doornemen. De uitleg van de woorden is zoveel mogelijk met tekeningen verduidelijkt.
Leefwereld 8 © Noordhoff Uitgevers bv
wijze taalverwerving plaatsvindt. Of die effectief is, hangt voor een groot deel af van hoe u als leer kracht daarmee omgaat. Elke school heeft haar eigen taalbeleid. Hieronder vindt u enkele aandachtspunten bij het inpassen van Leefwereld in een schoolspecifiek plan.
Op de pagina’s hierna ziet u hoe u in een les van Leefwereld het taalbeleid kunt vormgeven.
7
3HL8.indb 7
30-06-11 09:15
Motivatie en context: verken het onderwerp met de kinderen. Wat weten ze al over warmte?
1
Warmte
‘Wat een gekke foto!’ zegt Lisette. ‘Hij is gemaakt met een infrarood camera,’ zegt haar vader. ‘Dat is een camera die warmte vastlegt. Op de foto zie je de koude en warme plekken van ons huis. De rode kleur geeft de warmste plaatsen aan. Daar gaat warmte naar buiten.’ ‘Waarom heb je zo’n foto laten maken?’ vraagt Lisette.
1
4
8
3HL8.indb 8
30-06-11 09:15
Roep voorkennis op en vraag kinderen naar hun eigen ervaring. Voeg zelf vragen toe. Maak een woordspin rond het begrip ‘warmte’.
a
b c
Wat zie je? • • • • •
Laat kinderen beschrijven wat ze zien. Wat valt ze op? Wat vinden ze vreemd? Waar willen ze iets over weten? Afbeeldingen bieden veel mogelijkheden voor taalverwerving.
Begrippen energie warmtebron geleiding stroming straling thermometer temperatuur
Welk antwoord zal vader geven, denk je? Waar gaat veel warmte naar buiten? Welke plekken in huis zijn koud? Waardoor worden mensen op de foto’s verwarmd? Hoe kunnen ze de warmte regelen?
Dit ga je leren Leefwereld 8 © Noordhoff Uitgevers bv
Je ontdekt enkele belangrijke kenmerken van warmte. Je leert wat warmte is en hoe mensen er gebruik van maken.
5
Heldere lesdoelen scheppen verwachtingen en kaderen de leerstof af.
Lees de begrippen hardop. Welke begrippen kennen de kinderen? Wat denken ze dat een begrip betekent? Ga de begrippen niet uitleggen!
9
3HL8.indb 9
30-06-11 09:15
Bekijk samen alle kopjes. Oriënteer het kind op het lezen van de tekst. Voorspellend lezen: waar denk je dat deze tekst over gaat? Wat weet je nu al van warmte?
Begrijpen de kinderen de tekst? Laat een kind de tekst samenvatten. Leg de relatie met de verklarende afbeelding.
Warmte gaat nooit verloren
Wanneer je een kop hete thee laat staan, koelt de thee af. Na een tijdje is de thee even warm als de rest van de kamer. Maar waar is de warmte gebleven? Aan de onderkant van het kopje is er warmte in het tafelblad verdwenen. Je kunt dat voelen: precies onder het kopje is de tafel warm. Maar de meeste warmte verdween in de lucht. De lucht in de kamer is daardoor een heel klein beetje warmer geworden. Warmte gaat altijd van warm naar koud. Dat gaat vanzelf. Maar warmte gaat nooit verloren.
De warmte van de thee verspreidt zich.
2
Van koud naar warm
De hete thee in het kopje wordt vanzelf koud. Maar omgekeerd werkt het niet: koude thee wordt nooit vanzelf warm. Om iets warm te maken, moet je warmte toevoegen. Je kunt ook zeggen: energie toevoegen. Dat kun je met een kaars doen of met een aansteker. Of je gebruikt een fornuis. We noemen dit warmtebronnen. De grootste warmtebron is de zon.
3 De zon is onze belangrijkste warmtebron.
4 Veel warmtebronnen geven niet alleen warmte, maar ook licht.
Warmte verplaatst zich
Houd eens een munt in een kaarsvlam. Wedden dat je hem na enkele tellen loslaat? De warmte van de vlam gaat door de munt heen naar jouw vingers. En die worden heet! Deze manier van warmte doorgeven, heet geleiding. Houd nu je hand een flink eind boven de vlam. Voel je nu ook warmte? De vlam verwarmt de lucht en de warme lucht stijgt op. Wanneer de lucht tegen je hand komt, voel je de warmte. Wanneer warmte zich op deze manier verplaatst, heet dat stroming. Houd nu je hand opzij van de vlam. Dan voel je ook warmte. Wat je nu voelt is straling. De vlam zendt warmtestraling uit. De zon straalt ook warmte uit. De aarde wordt er warm van, ook al staat de zon 150 miljoen kilometer van de aarde af.
6
Nieuwe begrippen worden visueel verbonden met een concreet voorbeeld. Nieuwe begrippen worden zo ook herhaald.
Vat tussentijds de leerstof samen. Wijs op de onderstreepte woorden.
10
3HL8.indb 10
30-06-11 09:15
Leg de relatie met voorbeelden uit de eigen omgeving, geef concrete voorbeelden. Bekijk de radiator in de klas. Vraag door en breid uit.
WB 4-5
De centrale verwarming De meeste huizen hebben een centrale verwarming. In de verwarmingsketel wordt water heet gemaakt. Een waterpomp pompt het water door alle verwarmingsbuizen naar de radiatoren. De radiatoren geven de warmte van het water af aan de lucht: de kamer wordt warm. Maar daardoor wordt het water in de radiatoren kouder. Dit koudere water stroomt weer terug naar de ketel. Daar wordt het opnieuw verwarmd. waterpomp verwarmingsketel
Zo werkt de centrale verwarming.
verwarmingsbuis radiator
5
Iets wat opwarmt, wordt een klein beetje groter: het zet uit. Het ene materiaal zet meer uit dan het andere. Vooral metaal zet uit. Dat kan op een hete dag problemen geven. Bijvoorbeeld bij een ophaalbrug. Door de hitte zet het metaal van de brug soms zo ver uit, dat de brug klem komt te zitten. Dan moet de brandweer komen om de brug nat te spuiten. Daardoor koelt de brug af en kan hij weer open. Een ouderwetse thermometer werkt juist door het gebruik van uitzetten. Zo’n thermometer bestaat uit een glazen buisje met onderaan een bolletje. Daarin zit een gekleurde vloeistof. Als het warmer wordt, zet de vloeistof in het bolletje uit. Je ziet dan de vloeistof in het buisje stijgen. Wordt het kouder, dan daalt de vloeistof weer. Op de schaalverdeling lees je de temperatuur af.
Leefwereld 8 © Noordhoff Uitgevers bv
Materialen zetten uit
6 Onder aan deze thermometer zit een bolletje waarin een vloeistof zit. Die vloeistof kan uitzetten.
7
Onderscheid hoofdzaken van bijzaken. Waar gaat het om?
Evalueer de les. Wat heb je geleerd? Bereid de kinderen voor op de opdrachten in het werkboek.
11
3HL8.indb 11
30-06-11 09:15