THEMA 1: LANDSCHAP EN KAART (* zie achteraan) Lesdag:
Klas:
Timing Effectief 01-02/ 09/05 05-09/ 09/05
12-16/ 09/05
19-23/ 09/05
Leerplandoelstellingen + eindtermen
VOETen
Leerinhouden
Leermiddelen
Taken / zelfstandige opdrachten
Kennismaking + overzicht leerstof Op het terrein en op foto's elementen van het landschap waarnemen en beschrijven. E1 Een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen. -De op het terrein en op foto's waargenomen landschapselementen op een plattegrond aanwijzen. -Plattegronden van de schoolomgeving lezen door gebruik te maken van de legende en de voornaamste symbolen. -Zich lokaliseren in de klas, in de school, in de schoolomgeving en op plattegronden. -Afstanden meten met lijnschalen op kaarten van de schoolomgeving. E2 Kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende, schaal en oriëntatie. -De op het terrein en op foto's waargenomen landschapselementen op een topografische kaart aanwijzen. -Topografische kaarten van de schoolomgeving lezen door gebruik te maken van de legende en de voornaamste symbolen. -Zich lokaliseren op kaarten. -Afstanden meten met lijnschalen op kaarten van de schoolomgeving.
Uitstippelen van een veilige schoolroute. Landschapselementen waarnemen en beschrijven.
Excursie op schooldomein Werkbladen 4-5
Verband landschap - kaart. Vergelijking landschapselementen met kaartsymbolen. Legende hanteren. Verband terreinwaarnemingen met luchtfoto (perspectiefwisseling van horizontaal naar verticaal). Oriëntatievaardigheden. Lijnschaal hanteren.
Excursie op schooldomein Werkbladen 6-9 Dia
Toets. Voorbereiding excursies. Verband terreinwaarnemingen met topografische kaart (perspectiefwisseling van horizontaal naar verticaal). Oriëntatievaardigheden. Legende en lijnschaal hanteren.
Toets nr.1 Dia Werkbladen 9-11 + 24
T: Een veilige weg naar school (p.4) T: Map werkbladen in orde brengen (perforeren, volgorde, in inkt,…) p.5-6 T: Map kaarten in orde brengen (inhoud, etiketten,…) L: Thema 1 p.5-8 + 18 + 21 + 24 T: Werkbladen in orde brengen p.5-8 + 21 T: Bijk. opdr. p.18-19 nr. 1-9
Correspondentie: Brief i.v.m. excursies T: Materiaal excursie meebrengen. T: Bijk. opdr. p.19 nr. 10-15
26-30/ 09/05
03-07/ 10/05
10-14/ 10/05
-De op het terrein en op foto's waargenomen landschapselementen op een topografische kaart aanwijzen. -Topografische kaarten van de schoolomgeving lezen door gebruik te maken van de legende en de voornaamste symbolen. -Zich lokaliseren op het terrein en op kaarten. -Afstanden meten met lijnschalen op kaarten van de schoolomgeving. -Voor de eigen omgeving drukke verkeersknooppunten en belangrijke wegen aanbrengen op kaart. -Een kritische houding ontwikkelen tegenover de verkeerssituatie in de eigen leefruimte. -Inhoudstafel en register van de atlas gebruiken om kaarten, aardrijkskundige elementen en plaatsen op te zoeken en te lokaliseren. E31 Voor de eigen omgeving de drukke verkeersknooppunten aanbrengen op kaart of stadsplan. *E 33 Het ontwikkelen van een kritische houding tegenover de verkeerssituatie in de eigen omgeving. E3 een kaart en een aardrijkskundig element in een atlas vinden en lokaliseren aan de hand van de inhoudstafel en het namenregister. *E 5 Lln. leren spontaan de passende kaart raadplegen. -Een eenvoudige referentiekaart van de eigen leefruimte lezen en interpreteren. -Een eenvoudige referentiekaart van België lezen. E4 Op werkkaarten van Vlaanderen of
Verband terreinwaarnemingen met luchtfoto en topografische kaart (perspectiefwisseling van horizontaal naar verticaal). Oriëntatievaardigheden. Legende en lijnschaal hanteren.
Excursie RotselaarCentrum en domein Ter Heide (fiets) Werkbladen 12-17
L: Thema 1 p.5-24 T: Excursie in orde brengen p.12-17 T: Bijk. opdr. p.19-20 nr. 10-27
Toets. Kaart in verband met verkeer. Gebruik van de atlas.
Toets nr.2 Werkbladen 25
L: Thema 1 p.5-25 T: Bijk. opdr. oef. atlas afwerken p.25 T: Alle bijk. opdr. verbeteren T: Toetsenmapje in orde brengen T: Map kaarten meebrengen
Referentiekaart eigen leefruimte en België.
Werkbladen 26 Dia’s Wandkaart België
L: Thema 1 p.5-26 + kaarten nr.1+13
17-21/ 10/05
24-28/ 10/05
29/1006/ 11/05
België en van andere bestudeerde gebieden diverse landschapscomponenten benoemen, zijnde reliëfgebieden, rivieren, landbouwgebieden,industriegebieden, agglomeraties en steden, zeehavens, transportassen, toeristische streken entoeristische centra. Een eenvoudige referentiekaart van Europa lezen.
-Op het terrein en op foto's het reliëf leren waarnemen en beschrijven. -De relatie tussen hellingen, horizontale vlakken, hoogteverschillen en de richting van afstromend water verwoorden. -Op het terrein de belangrijkste reliëfvormen uit de eigen leefruimte herkennen en benoemen. -Op een topografische kaart hoogten aflezen door gebruik van hoogtelijnen. E12 In een landschap en op beeld de belangrijkste elementen van het reliëf aanwijzen alsook reliëfvormen herkennen en benoemen. E13 In een landschap en op beeld de werking van stromend water verwoorden.
Herfstvakantie
Toets. Referentiekaart Europa. Hoe studeer ik Aardrijkskunde?
Toets nr.3 Werkbladen 26 Wandkaart Europa
Reliëfwaarnemingen: hoogte, horizon, hoogteverschil, helling. Verband afstromend water hellingen - hoogteverschillen. Stroomrichting rivieren en samenstelling rivierennet (Ev.)
Excursie (fiets) Werkbladen 2-9
L: Thema 1 p.5-26 + kaarten nr.1+13+23 T: Referentiekaart Europa (23) verder afwerken T: Toetsenmapje in orde brengen T / L: Excursie in orde brengen thema 2 p.2-8. T: Bijk. opdr. p.9 (1-3)
Opmerkingen:
THEMA 2: RELIEF Lesdag Timing
07-10/ 11/05
14-18/ 11/05
Effectief
Leerplandoelstellingen en eindtermen
VOETen
Klas: Leerinhouden + eindtermen
Leermiddelen
-Op een topografische kaart hoogten en hoogteverschillen aflezen door gebruik van hoogtepunten, hoogtelijnen en conventionele kleuren. -Een reliëfdoorsnede lezen. E14 Op kaarten hoogten en hoogtezones aflezen aan de hand van hoogtepunten, hoogtelijnen inkleuren.
Hoogten en hoogteverschillen. Hoogtepunten, hoogtelijnen en conventionele kleurenlegende. Reliëfdoorsnede lezen. Facetkaart reliëf eigen leefruimte.
Dia/foto boek Video (10 min) Werkbladen 10-12
-Op foto's de belangrijkste reliëfvormen uit de eigen leefruimte, uit eigen land en uit Europa herkennen en benoemen. -Op kaarten hoogten en hoogteverschillen aflezen door gebruik van hoogtepunten, hoogtelijnen en conventionele kleuren.
Toets. Reliëfvormen: vlakte, plateau, heuvel, berg, vallei. (Hoogtepunten, hoogtelijnen en conventionele kleurenlegende.)
Dia’s Werkbladen 13-15
Taken / Zelfstandige opdrachten L: Thema 2 p.2-12 T: Kaart p.12 verder inkleuren
L: Thema 2 p.13-17 T: Thema 2 p.16
Idem
Hoogtezones: laagland, middelland en hoogland.
Verbetering taak Werkbladen 18
L: Thema 2 p.13-18 + kaarten nr. 1 en 2 T: Kaart nr.2 verder inkleuren T: Bijk. opdr. p.16 verbeteren
-Op oro-hydrografische facetkaart van België de belangrijkste rivieren, de grote hoogtezones en de belangrijkste reliëfgebieden aflezen en benoemen.
Toets. Reliëfgebieden en rivieren. Facetkaart reliëf België.
Werkbladen 18
L: Thema 2 p.18 + kaarten 13 en 14
-Op oro-hydrografische facetkaart van Europa de belangrijkste rivieren, de grote hoogtezones en de belangrijkste reliëfgebieden aflezen en benoemen.
Reliëfgebieden en rivieren. Facetkaart reliëf Europa.
Werkbladen 19
L: Thema 2 p.18-19 + kaarten nr.13, 14, 23 en 24
21-25/ 11/05
28/11 – 02/12/05
05-09 / 12/05
Kerstexamens en -vakantie
Opmerkingen:
THEMA 3: GESTEENTEN, BODEM EN ONDERGROND Lesdag: Timing Effectief Leerplandoelstellingen en eindtermen 09-13/ 01/06
-Op het terrein in een ontsluiting en op een afbeelding het oppervlaktegesteente en de daarin gevormde bodem van elkaar onderscheiden. -In de eigen omgeving bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten en de verwerking ervan. -Een reëel landschap en beelden ervan op een overeenstemmende kaart aanwijzen. -Kaart lezen door gebruik van legende, schaal en oriëntatie. -Op kaart hoogten aflezen aan de hand van hoogtelijnen. E 10
Klas: VOETen
Leerinhouden
Leermiddelen
Excursie (bus) Bodem en oppervlaktegesteente. Relatie gesteenten-bouwmaterialen. Werkbladen 2-8 Herhaling oriëntatievaardigheden en hoogtekaart.
Taken en zelfstandige opdrachten L: Thema 3 p.2-8 L: (Herhaling) kaarten nr.1314-23-24 T: Excursie in orde brengen thema 3 p.2-8 T: Thema 3 bijk. opdr. p.9
Bodem en ondergrond in een ontsluiting of op een afbeelding onderscheiden.
16-20/ 01/06
23-27/ 01/06
E 11 In de eigen omgeving bouwmaterialen in verband brengen met gesteenten of de verwerking ervan. -Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en uit België op basis van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen. -De belangrijkste oppervlaktegesteenten van de eigen leefruimte en van België op een facetkaart aflezen. E9 Enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen. -Een synthese van de fysische ruimte opbouwen voor de eigen leefruimte (reliëf en oppervlaktegesteenten).
Soorten gesteenten.
Werkbladen 9-10 Monsters Dia's (ev.)
L: Thema 3 p.2-10 + kaarten nr. 3 en 15 T: Verbetering bijk. opdr. p.89 T: Kaart nr.15 afwerken
Toets Werkbladen 11 Dia's (ev.)
L: Thema 3 p.2-13 + kaart nr.3, 4, 15 T: Prijs excursie bus: … EURO
Facetkaart oppervlaktegesteenten eigen leefruimte en België.
Toets. . Fysische synthesekaart eigen leefruimte.
THEMA 4: KLIMAAT EN VEGETATIE Lesdag: Timing 30/01 03/02/06
06-10/ 02/06
13-17/ 02/06
Effectief
Klas: Leerplandoelstellingen en eindtermen -De overeenkomsten en verschillen tussen weer en klimaat verwoorden. -De weer- en klimaatgegevens van België aflezen uit cijfers van grafische voorstellingen. E 17 De overeenkomsten en verschillen tussen weer en klimaat verwoorden. E 20 gegevens over weer en klimaat van een gebied uit cijfers, grafische voorstellingen en kaarten aflezen. -De normaal-jaarneerslag en jaartemperatuur van Ukkel als parate kennis kunnen gebruiken. -De klimaatgegevens van België en Europa aflezen uit cijfers van grafische voorstellingen en van kaarten. -De dominerende windrichting van Ukkel als parate kennis kunnen gebruiken. -Voor enkele factoren eenvoudig uitleggen hoe ze het weer en het klimaat beïnvloeden. E 18 Voor enkele factoren uitleggen hoe ze weer en klimaat beïnvloeden. -De belangrijkste vegetatiezones in Europa beschrijven en herkennen. -De grote klimaatzones van Europa uit temperatuur- en neerslaggegevens afleiden. -De grote vegetatie- en klimaatzones van Europa op een facetkaart aflezen en benoemen. -Verband leggen tussen temperatuur, neerslag en de kenmerken van flora en fauna.
VOETen
Leerinhouden
Leermiddelen
Onderscheid weer-klimaat. Klimaatgegevens en hun grafische voorstelling (temperatuurscurve, neerslagdiagram, windroos, klimatogram).
Werkbladen 2-5 CDI ofwel indien computerlokaal vrij is via ICT op basis van de lessen Van Jan ten Haaf
Taken en zelfstandige opdrachten L: Thema 4 p.2-3
Toets Klimatogram van Ukkel. Werkbladen 6-9 (+15) Klimatologische gemiddelden van Ukkel. Klimaatbepalende factoren (ligging, gebergtes, overheersende windrichtingen)
L: Thema 4 p.2-9 + map kaarten 39 T: Thema 4 p.7 + 16 opdracht 1-9
Vegetatie- en klimaatzones van Europa. Facetkaart vegetatie- en klimaatzones Europa.
L: Thema 4 p.2-21 + kaarten 25, 26, 36, 39 T: Thema 4 p.7, 10, (12, 14), 19, 20, 21
Werkbladen 11-13 (+15)
20-24/
E 19 met voorbeelden illustreren dat weer en klimaat de plantengroei en de activiteiten van dier en mensbeïnvloeden. Idem.
Relatie klimaat - fauna en flora.
Werkbladen
-De grote vegetatie- en klimaatzones van Europa op een facetkaart aflezen. -Verband leggen tussen klimaat en fauna.
Facetkaart vegetatie- en klimaatzones Europa. Relatie klimaat - fauna en flora.
Excursie Zoo T: Excursie in orde brengen Antwerpen i.s.m. lessen thema 4 p. Biologie
02/06
Krokusvakantie Opmerkingen:
L: Thema 4 p.2 t/m 21 + kaarten nr. 25, 26, 36 en 39
THEMA 5: BEWONING EN BEVOLKING Lesdag: Timing 06 –10/ 03/06
Effectief
Leerplandoelstellingen en eindtermen -Binnen de landelijke bewoning de verschillende bewoningsvormen naar uitzicht onderscheiden. -Op het terrein, op foto en op kaart bebouwde ruimte van open ruimte onderscheiden. -Open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen. De ruimtelijke structuur van een stad op het terrein en op een stadsplan aflezen. -Op het terrein de functies van straten en van stadszones uit hun uitzicht afleiden. -Milieueffecten en samenlevingsaspecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met het stedelijk landschap. -Elementen van andere culturen in de eigen leefruimte beschrijven. *E 23 Leren open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen. E 26 een stedelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een stedelijk landschap elders. E27 milieueffecten en samenlevingsaspecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met het stedelijk landschap. E7 Elementen van andere culturen in de eigen omgeving beschrijven. E8 Leren respect opbrengen voor de eigenheid en de specifieke leefwijze van
Klas: VOETen
Leerinhouden
Leermiddelen
Landelijke bewoningsvormen (dorpskern, wijk, gehucht, lintbebouwing, verspreide bewoning) Open en bebouwde ruimte onderscheiden. Ruimtelijke structuur van een stad. Functies van straten en stadszones (wonen, handel, verkeer, diensten,…). Milieueffecten en samenlevingsaspecten in de stad. Elementen van vreemde culturen.
Excursie Wezemaal en Leuven (bus) Werkbladen 2-21
Taken en zelfstandige opdrachten L: Thema 5 p.2-18 T: Excursie in orde brengen thema 4 p. + thema 5 p.2-21 T: Bijk. opdr. p.19-21 T: Benodigdheden excursie meebrengen
13-17/ 03/06
mensen uit andere culturen, ook in onze multiculturele samenleving. -De ruimtelijke structuur van een stad op foto en op een stadsplan aflezen. -Op foto's de functies van straten en van stadszones uit hun uitzicht afleiden. -Vanuit de eigen leefruimte elementaire begrippen aangaande de bevolking, inclusief culturele aspecten, verwoorden en deze van kaarten en van grafieken aflezen. E6 Elementaire begrippen aangaande de bevolking, inclusief culturele aspecten, verwoorden en desbetreffende bevolkingsgegevens aflezen van kaarten en grafieken.
Ruimtelijke structuur van een stad. Dia's Werkbladen 19-25 Functies van straten en stadszones (wonen, handel, verkeer, diensten,…). Demografische begrippen (geboorteen sterftecijfer, natuurlijke aangroei, bevolkingstoename en -afname).
20-31 / 03/06: naverwerking excursie en ruimte en tijd om toetsen te remediëren sinds de krokusvakantie
PAASVAKANTIE Opmerkingen:
L: Thema 5 p.1-25 T: Thema 5 bijk. opdr. p.1920-21 verder afwerken
18-21/ 04/06
24 – 28/ 04//06
-De belangrijkste demografische kengetallen van België als parate kennis kunnen gebruiken. -Op het terrein en op kaarten van de eigen leefruimte het verband tussen de spreiding van de bebouwing en de bevolkingsspreiding verwoorden. -De belangrijkste steden/agglomeraties van de eigen leefruimte kennen en op een facetkaart aflezen en benoemen. -De bevolkingsspreiding van België op een facetkaart aflezen. -De belangrijkste steden/agglomeraties van België kennen en op een facetkaart aflezen en benoemen. -De vervuilingsgraad van enkele Belgische rivieren van een kaart aflezen en de belangrijkste oorzaken ervan opnoemen. -Respect opbrengen voor de waarde van zuiver water.
Demografische kengetallen van België (grootteorde van de totale bevolking, oppervlakte, bevolkingsdichtheid). Facetkaart bebouwing en bevolkingsspreiding eigen leefruimte.
Werkbladen 26-28
Facetkaart bevolkingsspreiding en steden/agglomeraties van België.
Werkbladen 29-30 Toets
Vervuiling van de Belgische rivieren. Toets.
L: Thema 5 p.1-33 + kaarten nr. 5, 6, 17, 18 en 39 T: Thema 5 alle bijk. opdr. afwerken
THEMA 6: RUIMTEGEBRUIK IN EIGEN LEEFRUIMTE + SYNTHESE Lesdag: Klas: Timing Effectief Leerplandoelstellingen en eindtermen Leerinhouden 02-05/ 05/06
08-12/ 05/06
15-19/ 05/06
Op het terrein en op foto's natuurlijke en menselijke landschapselementen onderscheiden en het verschil in ruimtegebruik vaststellen. In de eigen leefruimte op het terrein, op foto en op kaart een landbouwlandschap en industrielandschap naar uitzicht en functies beschrijven. Het ruimtegebruik door landbouw, industrie en grote verkeersassen in de eigen leefruimte op een facetkaart aflezen. In de eigen leefruimte de invloed van het verkeer op het landschap beschrijven. E 21 Een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht. E 22 Milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met landbouwactiviteiten. E 24 Een industrielandschap herkennen, beschrijven naar uitzicht. E 25 Milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met industriële activiteiten. In de eigen leefruimte een recreatief en een toeristisch landschap beschrijven naar uitzicht en functies. Het ruimtegebruik door recreatie en toerisme in de eigen leefruimte op een
Leermiddelen
Taken en zelfstandige opdrachten L: Thema 6 p.2-6, 9-13, (1719) T: Excursie in orde brengen thema 6 p. T: Bijk. opdr. p.12
Landschapselementen en ruimtegebruik. Landbouwlandschap (akkerland, weiland, tuinbouwgronden, hoeven,…) en industrielandschap (bedrijventerreinen, industriezones, fabrieken, verkeerswegen, energievoorziening, grondstoffen,…) (Vervolg landbouw- en industrielandschappen eigen leefruimte). Facetkaart landbouw en industrie en verkeer eigen leefruimte. Landschappelijke invloed van het verkeer.
Excursie Wingepark, Danone en enkele landbouwbedrijven
Dia's
L: Thema 6 p.2-22 + kaarten 7, 8, 9, 10, 37, 38 T: Thema 6 opdracht p.20 (foto + tekst)
Recreatie en toeristisch landschap (halfnatuurlijke, kunsthistorische en menselijke aantrekkingsfactoren). Facetkaart recreatie en toerisme eigen leefruimte.
Dia's
L: Thema 6 vanaf p.21 + kaarten 4, 11, 38
facetkaart aflezen.
22 – 24/ 05/06
29/0502/06/06
05-09/ 06/06
Eindexamens
In de eigen leefruimte de halfnatuurlandschappen herkennen en het belang ervan verwoorden. Verschillende soorten landschappen herkennen. E 34 Een toeristisch en recreatief landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies. E35 Effecten van toerisme en recreatie op het landschap en de economie verwoorden. E* 36 leren als toerist en recreant respect opbrengen voor het milieu, het patrimonium en de bewoners. De eigen leefruimte als een gedifferentieerd geheel van landschappen herkennen. Enkele onderlinge relaties tussen de vormen van ruimtegebruik aantonen. In de eigen leefruimte ecologische conflicten als gevolg van het aaneengrenzen van verschillende ruimtegebruikers vaststellen. E 37 De eigen leefruimte herkennen als een gedifferentieerd geheel van landschappen. De eigen leefruimte in de omringende aardrijkskundige streken plaatsen en daarvan enkele hoofdkenmerken verwoorden. E38 De eigen leefruimte in een regionaal kader plaatsen en daarvan enkele hoofdkenmerken verwoorden.
Natuur- en cultuurlandschappen. Belang en kenmerken van halfnatuurlandschappen.
Verscheidenheid in landschappen binnen de eigen leefruimte (landelijk, stedelijk, industrieel, recreatief,…). Relaties en ecologische conflicten tussen de verschillende ruimtegebruikers.
De eigen leefruimte in een regionaal kader.
Dia's
L: Thema 6 p.2-23 + kaarten nr. 7, 8, 9, 10, 11
Opmerkingen:
* Met dank aan de aardrijkskundeleraren van het Montfortcollege van Rotselaar. In het jaarplan moeten de bestemmingen van uitstappen en de gemeente aangepast worden. Ook de werkbladen zijn toegepast op de eigen leefruimte.