Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS
INHOUD
blz.
1.
Doel van Jeugdlotus
3
2.
Benodigdheden voor het grimeren
4
3.
Opbergen van grimematerialen
11. 11.1.
Scheurwond Het ontwerpen en ensceneren
blz. 13 13
11.2. Het grimeren
14
12. Schaafwond 12.1. Het ontwerpen en ensceneren 12.2. Het grimeren
14 14 15
13. 13.1. 13.2. 13.3.
Neusbloeding Het ontwerpen en ensceneren Het grimeren Het acteren
16 16 16 17
14. 14.1. 14.2. 14.3. 14.4.
Bewusteloosheid Het ontwerpen en ensceneren Het grimeren Het acteren Het bijkomen uit bewusteloosheid
17 17 17 18 18
15. 15.1. 15.2. 15.3.
Flauwte Het ontwerpen en ensceneren Het grimeren Het acteren
19 19 20 20
16. 16.1. 16.2. 16.3.
Botbreuken Het ontwerpen en ensceneren Het grimeren Het acteren
21 21 22 23
17. 17.1. 17.2. 17.3. 17.4. 18.
Eerste- en tweedegraads brandwonden Het ontwerpen en ensceneren Het grimeren van een eerstegraads brandwond Het grimeren van een tweedegraads brandwond Het acteren Afschminken
23 23 24
4
4.
Nabootsen van wonden
5
5. 5.1. 5.2.
Maken van namaakweefsel Brooddeeg Caran d’Ache
5 5 6
6. 6.1. 6.2.
Aanbrengen van namaakweefsel Brooddeeg Caran d’Ache
6 6 6
7. 7.1. 7.1.1. 7.1.2. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5.
Ongevalstoedracht Algemeen De ongevalstoedracht De plaats van het ongevalsgebeuren De enscenering De grondbeginselen van het ensceneren Wat omvat het ensceneren? Samenvatting
7 7 7 8 8 8 8 9
8.
Acteren
10
9. 9.1. 9.2.
Bloedingen en wonden Het grimeren Het acteren
11 11 11
10. Snijwond 10.1. Het ontwerpen en ensceneren 10.2. Het grimeren
12 12 12
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 2
24 25
25
1. DOEL VAN JEUGDLOTUS Wanneer je aan iemand eerste hulp wilt verlenen moet je weten welk letsel hij heeft. Als je met een echt slachtoffer in aanraking komt zul je dus eerst moeten nagaan wat hij mankeert. Dit kun je het beste leren wanneer er iemand is, die bepaalde letsels kan nabootsen en weet hoe hij moet reageren op de eerste hulp die wordt verleend. Bij cursussen voor het diploma Eerste Hulp, oefeningen en wedstrijden worden daarom vaak lotusslachtoffers ingeschakeld. Dat zijn EHBO’ers, die speciaal zijn opgeleid om verwondingen en letsels zo na te bootsen, dat het net echte slachtoffers lijken. Het werken met “bijna echte slachtoffers” is natuurlijk ook belangrijk bij Jeugd EHBO-cursussen. Het maakt een heel verschil wanneer de instructeur je vertelt wat er met het slachtoffer aan de hand is of wanneer je dat zelf moet bepalen bij iemand die een slachtoffer nabootst. Wanneer je met zo iemand werkt weet je al een beetje wat je te wachten staat als je eens een echt slachtoffer tegenkomt. Daarom is JEUGDLOTUS in het leven geroepen. Als je het hebt behaald kun je hiervoor worden opgeleid. Na afloop van de cursus kun je examen afleggen. Als je daarvoor slaagt krijg je het certificaat Jeugdlotus. Dan kan je als slachtoffer optreden bij (Jeugd) EHBO-cursussen en -wedstrijden. Dit optreden zal altijd plaatsvinden onder begeleiding van een gediplomeerd lotusslachtoffer. De opleiding tot jeugdlotus omvat 4 onderdelen: • het ontwerpen van een ongevalstoedracht; • het ensceneren van een ongevalstoedracht; • het grimeren van verwondingen en letsels; • het uitbeelden van slachtoffers en het reageren op de eerste hulp (het acteren). De opleiding wordt gegeven door mensen met diploma Lotus en affiniteit met het lesgeven aan jongeren.
s u t lo d g u e J t a a c Certifi Ondergetekende verklaart dat
naam: geboortedatum: in het bezit van een diploma Jeugd Eerste Hulp A of Jeugd Eerste Hulp B
op: met goed gevolg het examen heeft gedaan voor het Certificaat Jeugdlotus en daarmee heeft aangetoond te voldoen aan de hiervoor vastgestelde eindtermen. Het Certificaat Jeugdlotus vervalt bij het bereiken van de leeftijd van 17 jaar.
De examinator:
Datum:
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 3
2. BENODIGHEDEN VOOR HET GRIMEREN
Voor het maken van verwondingen heb je materialen nodig. Je zult moeten beginnen met een basisuitrusting. Later kan deze basisuitrusting worden aangevuld met andere materialen. De basisuitrusting bevat de volgende materialen: • • • • • • • • • • •
spiegel(tje) schaartje spatel pipet of flesje met pipet nagelvijltje witte vaseline (uit de apotheek of van de drogist) tube doorzichtige gele blaargel flesje glycerine flesje sojasaus flesje blauwe schrijfinkt busje verbandspray (bijvoorbeeld wondpleisterspray hansaplast)
• wondbodempasta • namaak bloed • ingedikt bloed • shockgrime (op water – of vetbasis) • grime blauw (op vetbasis) • grime rood (op vetbasis) • een oude niet al te ruwe handdoek • vloeibare afschmink • afschminkmateriaal: zeep, nagelborsteltje, handdoek, rol keukenpapier en een oude lap.
De basisuitrusting voor jeugdlotus
3. OPBERGEN VAN GRIMEMATERIALEN De grimematerialen moeten gemakkelijk zijn mee te nemen. Je kunt de spullen in een kartonnen doosje doen of in een koffertje. Misschien ben je wel een handige doe-het-zelver die een houten grimekoffertje kan maken, waarin alle onderdelen keurig en overzichtelijk worden opgeborgen. Als je dat doet, dan hoef je niet tussen je grimespullen te graaien als je bijvoorbeeld een schaartje nodig hebt. Voor wie tevreden is met een eenvoudige en handige bergruimte kan het beste een viskoffertje kopen. Let er wel op dat de sluiting van het koffertje goed werkt en dat het koffertje gemakkelijk open en dicht gaat.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 4
4. NABOOTSEN VAN WONDEN Bij het nabootsen van wonden gaat het erom dat het net moet lijken of er een echte wond is. Ook iemand die weet dat het een namaakwond is moet het verschil niet kunnen zien. Voor het maken van een namaakwond heb je namaakweefsel nodig. Dit namaakweefsel wordt op de echte huid aangebracht en vervolgens maak je in dat namaakweefsel een wond. Je gaat als volgt te werk. • Je maakt een hoeveelheid namaakweefsel. • Dit namaakweefsel breng je op de goede kleur. • Vervolgens breng je dit namaakweefsel op je huid aan en wel zodanig dat de grens tussen de echte en de namaakhuid niet meer te zien is. • De namaakhuid moet niet te dik en niet te dun zijn. (Als het te dik is zie je een bobbel en als het te dun is dan kan je er geen “wond” meer in maken). Vervolgens worden haar en huidlijnen in de namaakhuid aangebracht. • Tenslotte wordt in de aangebrachte namaakhuid de gewenste verwonding nagebootst.
5. MAKEN VAN NAMAAKWEEFSEL 5.1.
Brooddeeg
Voor het namaken van huidweefsel kan het beste brooddeeg worden gebruikt. Om dit brooddeeg te maken moet je de keuken in. Voor het maken van brooddeeg heb je nodig: • bloem (patent bloem) • zout • slaolie of zonnebloemolie • water • wijnsteenzuurpoeder
Benodigdheden voor het maken van brooddeeg
Je doet 1 kopje bloem, 1/4 kopje zout en 1 theelepeltje wijnsteenzuurpoeder in een pannetje en mengt dit door elkaar. Vervolgens roer je er een eetlepel slaolie of zonnebloemolie en 1 kopje water door. Goed roeren of met een garde door het mengsel kloppen, tot er geen klonten meer zijn. Dan zet je het pannetje op een kleine pit van de gasbrander. Goed blijven roeren! Na enkele minuten plakt de massa aan elkaar. Blijf roeren tot een zeer vaste massa ontstaat. Zodra dit het geval is stoppen met roeren en het pannetje van het gas nemen. Even laten afkoelen. Dan moet het nog warme deeg goed worden gekneed. Voor het kneden moet je eerst je handen wassen. Maak een aantal deegballen en doe die in een plastic zakje. Bewaren in een goed afsluitend doosje. Niet in de koelkast leggen! Door de wijnsteenzuurpoeder blijft het lang houdbaar. Het verkregen namaakweefsel is nu klaar om op kleur te worden gebracht. De kleur wordt verkregen door toevoeging van een beetje sojasaus en een mespuntje kunstbloed. Tijdens het opnieuw kneden kan je zien of de juiste tint bereikt is. Het kleuren hangt af van de plaats waar de verwonding moet komen. Een bruin verbrande arm heeft nu eenmaal een andere kleur dan een bleke voetrug. Pas als het namaakweefsel de juiste kleur heeft verkregen, wordt het op de echte huid aangebracht. Het kleuren is erg belangrijk. Als het niet zorgvuldig gebeurt is onmiddellijk het verschil met de echte huid zichtbaar en gaat het gewenste effect verloren.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 5
5.2. Caran d’Ache In plaats van brooddeeg kan Caran d’Ache worden gebruikt. Het nadeel van dit materiaal is dat het moeilijker is aan te brengen dan brooddeeg, speciaal op weke huidgedeelten. Bovendien kost het meer moeite om het goed op kleur te brengen dan brooddeeg en zijn de randen minder gemakkelijk uit te strijken. Een voordeel is dat het lang houdbaar is. Als je dus lang moet wachten op hulp (wat soms het geval is bij een grote oefening) dan kan je het beste Caran d’Ache als namaakweefsel gebruiken. Om de Caran d’Ache zachter te maken voeg je wat vaseline toe.
6. AANBRENGEN VAN NAMAAKWEEFSEL Als bekend is op welke plaats de verwonding moet komen en het namaakweefsel de juiste kleur heeft gekregen dan wordt dit namaakweefsel op de huid aangebracht. De hiervoor te gebruiken hoeveelheid namaakweefsel hangt af van de grootte van de na te bootsen wond. Je mag beslist niet te veel namaakweefsel gebruiken en het evenmin te dik opbrengen. Voor je het namaakweefsel op de huid gaat opbrengen, controleer je eerst of het nog voldoende vet is. Zo niet, doe er dan nog een beetje vaseline doorheen.
6.1. Brooddeeg Brooddeeg wordt op de huid aangebracht en wordt met een spatel, die eerst in water is gedoopt, uitgestreken. Let hierbij vooral op het goed wegwerken van de randen. Deze mogen niet zichtbaar zijn! Om geen onderbreking in het beeld te krijgen wordt het namaakweefsel dat op de huid is aangebracht en is gladgestreken zachtjes met een niet al te ruwe handdoek aangedrukt. Hierdoor worden de waterdruppels verwijderd en krijgt de namaakhuid hetzelfde patroon als de echte huid. Als de “verwonding” op een behaarde plaats moet worden aangebracht, zal ook de namaakhuid behaard dienen te zijn. Hiervoor wordt eigen haar gebruikt. Dit eigen haar wordt op een natuurlijke manier op het namaakweefsel aangebracht, overeenkomstig de beharing van de echte huid.
Brooddeeg met spatel aanbrengen
Wanneer voor de namaakhuid brooddeeg wordt gebruikt, breng je over het stuk nagebootste huid een beetje vaseline aan waardoor uitdroging van het namaakweefsel enigszins kan worden tegengegaan. Als je het daarna dept met een sponsje of een handdoek verdwijnt de vette glans.
6.2. Caran d’Ache Bij het gebruik van Caran d’Ache moet het aangebrachte namaakweefsel goed worden uitgestreken en dient extra aandacht te worden besteed aan het goed wegwerken van de randen. Hiervoor gebruik je eveneens een spatel die nu echter met vaseline is besmeerd. Bij het gebruik van Caran d’Ache behoef je niet bang te zijn voor uitdroging van het namaakweefsel. Het aanbrengen van een laagje vaseline op het aangebrachte weefsel kan dus achterwege worden gelaten.
Aangebracht brooddeeg. De overgang is niet zichtbaar?
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 6
7.
ONGEVALSTOEDRACHT
7.1.
Algemeen
We hebben nu het namaakweefsel klaar, maar voordat we het gaan aanbrengen moeten we weten waar het moet worden aangebracht. We zeiden al dat de kleur van het namaakweefsel afhangt van de plaats waar de verwonding moet komen. Om nu aan de weet te komen wat de juiste plaats is moeten we weten wat er is gebeurd. Het ontstaan van een letsel heeft een oorzaak. Als je een letsel wilt uitbeelden dan zul je dus ook moeten weten hoe het letsel is ontstaan. Dit betekent, dat je voor ieder uit te beelden letsel een ongevalstoedracht moet bedenken. De ongevalstoedracht is het gehele verloop van het ongevalsgebeuren vanaf het moment dat de situatie ter plaatse nog normaal was tot het moment dat het ongeval heeft plaatsgevonden. Bij de ongevalstoedracht behoort dus ook het uit te beelden letsel. Bij een optreden als slachtoffer laat je het ongeval zelf niet zien, maar je verandert de normale situatie zodanig, dat de eerste helper kan zien dat er een ongeval is gebeurd. We noemen dit onderdeel van de ongevalstoedracht de ongevalssituatie. Dit is dus de situatie die de EHBO-er aantreft. De ongevalssituatie die je bedenkt moet wel logisch zijn en zal moeten passen in de omgeving waarin je optreedt. Je zult je dus steeds moeten afvragen “Klopt het verhaal?”.
Niet op het fietspad, hoor!
Heb je een ongevalssituatie bedacht, dan zal het ongeval met de goede hulpmiddelen in elkaar moeten worden gezet: in scène zetten noemen we dat. De hulpmiddelen die je daarbij gebruikt en het op de juiste plaats leggen of zetten hiervan is de enscenering. In die ongevalssituatie met de daarbij behorende enscenering moet dus worden geacteerd en als het nodig is zul je ook moeten grimeren. We zullen de zaken nog eens op een rijtje zetten: 7.1.1. De ongevalstoedracht Het verhaal van het ongeval is de ongevalstoedracht. Het antwoord op de vraag van de helper: “Wat is er gebeurd”? Om een goede ongevalstoedracht te kunnen maken, zul je je dus een aantal vragen moeten stellen: a. Hoe was de situatie voordat het ongeval plaatsvond? b. Is het logisch dat je daar bent? c. Wat is er gebeurd? d. Waardoor en met welk voorwerp ontstond het letsel? e. Wat is het gevolg van het ongeluk? (een snijwond bijvoorbeeld) f. Op welke plaats moet de wond worden aangebracht? Op de vraag van de eerste helper “Wat is er gebeurd?” moet je dus een aannemelijk verhaal kunnen vertellen: dat is de ongevalstoedracht. Verder moet de eerste helper niet alleen aan de verwonding kunnen zien dat je verhaal klopt, maar ook aan de voorwerpen die in het ongevalsgebeuren een rol hebben gespeeld en die nu als stille getuigen op de plaats van het ongeval liggen of staan: dat is de enscenering.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 7
7.1.2. De plaats van het ongevalsgebeuren Een ongeval vindt “ergens” plaats. Hierbij zijn drie punten van belang: • de plaats en de omgeving waar het ongeluk gebeurde; • de ongevalstoedracht moet passen in de ruimte waar wordt opgetreden; • het moet aannemelijk zijn dat “het slachtoffer” zich op de plaats van het ongeluk bevond. De reden van je aanwezigheid daar dient dus verklaarbaar en aanvaardbaar te zijn. We zullen proberen dit met enkele voorbeelden duidelijk te maken. Stel: je helpt de beheerder van een kantine en je maakt een blikje worstjes open terwijl de beheerder iets anders aan het doen is (koffie zetten bijvoorbeeld). Halverwege hapert de blikopener waarmee je het blikje opent en je duwt met je duim het halfgeopende dekseltje naar boven. Opeens schiet je duim uit en een flinke snijwond in je duim is het gevolg. Zo’n ongeluk kan heel goed op die plaats en in die omgeving gebeuren. In plaats van de kantine kan het ook een keukentje van een verenigingsgebouw zijn. Het is verklaarbaar dat je je in die ruimte bevindt (je helpt immers de beheerder) en het is aannemelijk dat je je aan een blikje gesneden hebt.). Maar een verhaal dat je met een bromfiets bent geslipt in een kantine en daarbij een schaafwond aan je knie hebt opgelopen is nonsens, want in een kantine kan veel gebeuren maar nooit een verkeersongeval. Meestal krijgen slachtoffers een bepaalde plaats aangewezen waar zij moeten optreden. Het is daarom goed – bij wijze van oefening – na te gaan welke ongelukken op allerlei verschillende plaatsen kunnen gebeuren. Bijvoorbeeld in een kantine, in een schoollokaal, in een keuken, in een kelder, op de gang van een school, in het trappenhuis enzovoort. Als je tijdens de oefenperiode steeds van plaats wisselt en voor elke plaats een ongevalssituatie bedenkt, dan zul je daar veel gemak van ondervinden als je later ergens moet optreden en dan ook een ongevalstoedracht moet maken.
7.2. De enscenering We hebben het al over de enscenering gehad. De enscenering is onmisbaar bij de ongevalssituatie. Het gaat er om een sfeer van werkelijkheid te scheppen, maar tevens zal aan de hand van de enscenering het verhaal dat je aan de eerste helper vertelt geloofwaardig worden als de enscenering goed is. Bovendien kan de eerste helper aan de hand van de enscenering alvast een voorlopige conclusie trekken over wat er gebeurd kan zijn.
7.3. De grondbeginselen van het ensceneren Alles wat in werkelijkheid ook aanwezig is voor en na de ongevalstoedracht moet worden geënsceneerd. Daarbij kan het gebeuren dat er in de ruimte waarin je optreedt niets veranderd behoeft te worden op enkele kleine dingen na. Het kan echter ook gebeuren dat je een situatie in scène moet zetten. In een keuken kunnen we gemakkelijk iets bedenken waardoor we brandwonden op de hand oplopen, omdat bijvoorbeeld kokend water over die hand is gekomen. Voor de enscenering in die keuken hebben we dan een ketel kokend water nodig. Hoe dat hete water op je hand is gekomen is een goede opgave om zelf eens te bedenken. Vergeet daarbij vooral niet antwoord te geven op de vraag: “Wat deed je daar in die keuken en waarom bevond je je in die keuken?” Ben je echter in een (school) lokaal en je moet iets bedenken waardoor je bijvoorbeeld je arm hebt gebroken, dan zul je meer moeite hebben om een ongevalstoedracht te bedenken en in scène te zetten. Doe het maar eens. Bedenk zo’n ongevalstoedracht en zet het op papier met alle spullen die je nodig denkt te hebben. Je zult ontdekken dat er heel wat vragen zijn te beantwoorden voor je ermee klaar bent.
7.4. Wat omvat het ensceneren? Zodra je een ongevalstoedracht hebt gemaakt en je zeker weet dat het verhaal klopt, weet je ook welke voorwerpen je nodig hebt om de ongevalssituatie te voorzien van de benodigde ensceneringsmaterialen. Maar er zit meer aan vast. Bij het ensceneren moet je met het volgende rekening houden: • Welke voorwerpen heb je nodig? • Wat moet er met die voorwerpen gebeuren? Stel: je hebt een fles laten vallen. Dan heb je nodig een fles, maar wel een die in scherven op de grond ligt en als er in die fles water zat, dan moet er ook een plas water op de grond liggen. • Waar staan/ liggen die voorwerpen? Stel: je moet een doos met handenarbeidspullen pakken, die op een kast staat. Op het moment dat je de trap afdaalt met de doos in je handen, verlies je het evenwicht en je valt. Je hebt dan nodig: een kast, een trap en een doos met handenarbeidspullen.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 8
Vragen: waar staat de trap, waar ligt de doos en welke handenarbeidspullen zitten er in die doos. Waarom was je in die ruimte en waarom en voor wie moest je die doos pakken? • Hoe is de houding of ligging van het slachtoffer of is het slachtoffer inmiddels opgekrabbeld of loopt rond? De houding/ligging van het slachtoffer dient vóór alles natuurlijk te zijn. Denk eens in hoe het slachtoffer na het ongevalsgebeuren zal zijn terecht gekomen? Voorover- of achterover liggend? Iemand die over iets uitglijdt zal meestal achterover of zijwaarts vallen. Iemand die zijn onderarm heeft gebroken zal vrijwel altijd proberen overeind te krabbelen terwijl iemand die zijn been heeft gebroken het been stil zal houden en dus niet overeind zal komen. Een slachtoffer dat zich echter alleen maar in de vinger heeft gesneden zal bij de plaats van het ongeluk staan of zal die plaats verlaten om hulp te zoeken. De houding van het slachtoffer speelt dan een rol. • Hoe is de kleding enzovoort van het slachtoffer? Stel: je bent met de fiets geslipt. Je hebt je knie behoorlijk geschaafd. Het is koud buiten. Als je dus het lokaal binnenkomt waar de eerste helpers zijn dan zul je dus aangepaste (warme) kleding moeten dragen. Regent het buiten dan zal ook je kleding nat moeten zijn.
7.5. Samenvatting Er zijn enkele zaken die bij het bedenken van ongevalstoedrachten van belang zijn. • Een meisje zal meestal geen ongeval overkomen door het repareren van een bromfiets. Een jongen zal over het algemeen niet op een trap staan om ramen te zemen. • Zorg ervoor dat de bij een ongeval opgelopen letsels overeenstemmen met de aard van het ongeval. Schaafwonden loop je op bij het schuren over een ruw oppervlak. Het vallen door een ruit, het onvoorzichtig openmaken van een conservenblikje of het gebruik van een scherp mes kunnen snijwonden veroorzaken. Ook hier geldt dus de vraag: “Klopt het verhaal?” • Het kan voorkomen – bijvoorbeeld bij een bewusteloos slachtoffer – dat alleen uit de enscenering kan worden afgeleid wat er is gebeurd. Het kan dus ook van de enscenering afhangen of de eerste helper in staat is de juiste gevolgtrekking te maken. Als de eerste helper ziet dat er een trap voor een kast staat en hij ziet de doos met handenarbeidspullen op de grond liggen en daarnaast een bewusteloos slachtoffer, dan zal een logische conclusie zijn dat het slachtoffer van de trap is gevallen toen hij de doos van de kast haalde. • Voor een natuurgetrouwe nabootsing van een ongevalssituatie kan niet altijd worden volstaan met de aanwezigheid van het slachtoffer alleen. Vaak zullen ook andere personen aanwezig zijn die in de buurt of ten tijde van het ongeval aanwezig waren. Als je met een stel vrienden aan het voetballen bent en je loopt door een val ernstig letsel op, dan is het niet logisch dat je vrienden rustig naar huis zijn gegaan en je aan je lot overgelaten hebben. • Soms kan het voorkomen, dat je een enscenering niet kan of mag uitvoeren. Een voetbal door een ruit kan wel maar dan moet die ruit kapot zijn. Als de ruit heel is en je moet hem kapot slaan dan zul je daarvoor meestal geen toestemming krijgen, dus zul je iets anders moeten bedenken waardoor je snijwonden in je handen hebt. Als je tegen een eerste helper zegt dat die snijwonden door glasscherven zijn veroorzaakt dan moeten er ook glasscherven zijn. Als je van een trap bent gevallen dan zal er ook een trap moeten zijn. De aanwezigheid van de enscenering is dus belangrijk. Je kunt nog zo goed acteren en een prachtige grime hebben aangebracht, als het verhaal niet klopt en de enscenering is er niet, dan ga je de mist in en zal ook de helper er niet in geloven. • Het kan ook voorkomen dat je de ruimte, waar het ongeluk gebeurde, hebt verlaten. Je gaat naar de eerste helper toe. De enscenering speelt dan niet of nauwelijks een rol. Dit neemt echter niet weg dat desondanks het verhaal moet kloppen. Als je bijvoorbeeld bezig was met het schoonmaken van een (brom) fiets, zullen je handen min of meer vuil zijn. Dit zul je dan ook moeten grimeren, anders klopt je verhaal niet. Als je aan het afwassen bent en je grijpt met de hand in een glasscherf van een gebroken glas, dan zullen je handen nat moeten zijn als je de ruimte binnenkomt waar de eerste helpers zijn, anders klopt het verhaal niet. Ook het bloed zal er dan wat “waterig” uitzien. • Het is beslist noodzakelijk zo eenvoudig mogelijk te beginnen. Het bedenken van een goede ongevalstoedracht en de daarbij benodigde enscenering is erg moeilijk. Je moet er veel fantasie voor hebben. Bedenk echter wel dat hoe eenvoudiger de ongevalstoedracht wordt gehouden hoe beter. Als je ingewikkelde verhalen gaat bedenken kom je er niet uit en praat je jezelf vast of je vergeet belangrijke details. Je weet dat een ongeluk in een klein hoekje zit. Lees de kranten er maar op na. Als je iets niet zeker weet, raadpleeg dan een deskundige. • Breng jezelf niet in gevaarlijke situaties. • Kijk uit voor bepaalde ensceneringen, zoals glasscherven, stukken (scherp) ijzer, scherpe voorwerpen enzovoort.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 9
8. ACTEREN Bij ontwerpen en ensceneren ligt de nadruk duidelijk op fantasie en bij het grimeren op de techniek. Bij het acteren ligt de nadruk op het imiteren (nabootsen) van de gedragingen van een ongevalsslachtoffer. Goed acteren is erg moeilijk. Je moet voortdurend oefenen. Bij het acteren is het vooral van belang dat er niet wordt overdreven. De vraag daarbij is hoe je zou reageren als je zelf een bepaald letsel hebt opgelopen. Het acteren is het belangrijkste deel van je opleiding tot slachtoffer. Bij het acteren van een letsel speelt een drietal zaken een belangrijke rol. • Hoe is het gedrag en de houding van het slachtoffer? • Hoe is de pijnuitdrukking op zijn gelaat? • Wat zegt het slachtoffer en hoe klinkt zijn stem? De gedragingen en de houding van het slachtoffer moeten in overeenstemming zijn met de aard van de opgelopen letsels. Soms voelt een slachtoffer zich hulpeloos, soms angstig. Soms is het slachtoffer boos op degene die het ongeval heeft veroorzaakt, of boos op zichzelf omdat de oorzaak van het ongeval aan zijn eigen stommiteit te wijten is. Het slachtoffer staat of zit, komt binnen, staat te trappelen van de pijn, staat voorovergebogen, krabbelt overeind of ligt doodstil op de grond enzovoort. De houding van het slachtoffer hangt natuurlijk ook af van het letsel dat moet worden uitgebeeld. Iemand die met een hamer op zijn duim heeft geslagen reageert nu eenmaal anders dan iemand die zich in de vinger heeft gesneden. De ernst van het letsel, de zorg om mogelijke gevolgen, hevige pijn, angst, Wel pijnlijk, maar niet overdrijven onverschilligheid enzovoort moeten uit het gedrag en de houding van het slachtoffer af te lezen zijn. Je ziet of iemand veel pijn heeft. Je ziet of iemand angst heeft. Je ziet het aan de gelaatsuitdrukking. Je ziet aan iemands gezicht dat hij pijn heeft. De ogen zijn soms half gesloten. Het voorhoofd kan diepe rimpels vertonen. Het slachtoffer staat te “hippen” van de pijn. Maar soms kunnen de ogen opengesperd zijn en grote angst uitdrukken. Tijdens het acteren mag niet worden vergeten dat de pijn voortdurend aanwezig is en ook gedurende het gehele spel van het gelaat af te lezen moet zijn.
Acteren is en blijft moeilijk. Blijf oefenen
Tijdens het vertellen van het verhaal aan de eerste helper mag de pijnuitdrukking / pijnreactie niet verdwijnen. Je hoort aan iemands stem dat hij pijn of angst heeft, dat hij zich zorgen maakt of zogenaamd onverschillig is, dat hij het koud heeft of zich beroerd voelt. Maar nogmaals, je moet er wel voor waken dat je niet overdrijft.
De plaats van het letsel en de onmiddellijke omgeving ervan zijn meestal gevoelig bij aanraken of bewegen. Daarom moet je bij het uitvragen en tijdens de eerstehulpverlening door een eerste helper precies weten waar de pijn zit en wat je wel en niet met het getroffen lichaamsdeel kunt doen. De reactie op ieder soort letsel is verschillend en om op de juiste wijze te reageren moet je weten hoe ernstig een letsel is en of een letsel veel of weinig pijn zal veroorzaken. Dit kost tijd en studie. Om het acteren goed te oefenen is de hulp van anderen onmisbaar. Acteer eens hevige pijn aan het scheenbeen. Je hebt je been tegen een voorwerp gestoten en het doet behoorlijk pijn. Je acteert en de andere leden van de groep kijken toe. Na enige tijd stop je met spelen. De toeschouwers geven nu commentaar. Laat hen vertellen wat ze ervan vonden. Kwam de pijnreactie goed over. Was het “net echt” of vonden ze dat je teveel overdreef? Was de pijn op je gelaat af te lezen? Hoe was je reactie? Stond je stil of liep je heen en weer? Stond je voorovergebogen of ging je op een stoel zitten? Drukte je je handen op de pijnlijke plek of wreef je erover? Kortom: was de reactie zodanig dat ze echt geloofden dat je je been had bezeerd. En als dat niet zo is waarom niet. Ook kan je thuis voor een spiegel gaan staan of zitten en als je dan pijn uitbeeldt, bijvoorbeeld omdat je je arm hebt gestoten, dan kan je zelf zien of de pijn op je gelaat is af te lezen. Daarbij moet je je eens afvragen of je in werkelijkheid ook zo zou
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 10
reageren als je je arm tegen een voorwerp stoot. Pijn uitbeelden is erg moeilijk, De grootste fout die er bij het acteren wordt gemaakt is overdrijven. Als je “au, au, au” staat te roepen gelooft niemand je. Vaak hoor je niets maar zie je aan iemand dat hij pijn heeft en als je dan aan die persoon vraagt wat er gebeurd is, dan hoor je ook aan zijn stem dat hij pijn heeft. Je ziet het ook aan de manier waarop hij staat of rond loopt, want soms kun je van de pijn niet stil blijven staan. Je ziet het aan de handen. Je ziet dat het slachtoffer met zijn handen over een pijnlijke plek wrijft of je ziet hoe een slachtoffer met zijn ene hand de andere ondersteunt. Je merkt wel dat goed acteren erg moeilijk is. Daarom moet je er veel aandacht aan schenken en moet je voortdurend oefenen. Als je een letsel hebt gegrimeerd, acteer dan dat letsel ook. Dan wordt niet alleen het letsel beoordeeld, maar ook het acteren van het letsel. Dan krijg je pas een goede indruk van het geheel. Al heb je nog zo je best gedaan om een letsel goed te grimeren, als je niet goed acteert gaat ook de “mooiste” grime de mist in.
9. BLOEDINGEN EN WONDEN Er zijn verschillende soorten bloedingen: • slagaderlijke bloedingen: hierbij komt het bloed stootsgewijs uit de wond; • aderlijke bloedingen: hierbij stroomt het bloed ononderbroken uit de wond. Kleine aders zitten overal dicht onder de huid; • haarvatenbloedingen: het bloed sijpelt uit de kapotte haarvaten. Bij wat grotere wonden zijn zowel aders als haarvaten geraakt. Omdat het grimeren van slagaderlijke bloedingen erg moeilijk is zullen we ons beperken tot het grimeren van wonden, waarbij het bloed ononderbroken uit de wond stroomt: aderlijke bloedingen dus. Er zijn verschillende soorten wonden, maar we zullen alleen die wonden bespreken die je moet kunnen grimeren en acteren. Dit zijn: • snijwonden: deze wonden hebben gladde randen, zijn meestal niet diep maar kunnen wel lang zijn. Er is een grote kans op een min of meer ernstige bloeding • scheurwonden: deze ontstaan door het openscheuren van de huid (als je bijvoorbeeld tegen of in prikkel draad valt). Ze kunnen diep zijn en hebben onregelmatige randen. De bloeding is meestal gering • schaafwonden : deze zijn meestal oppervlakkig, kunnen groot of klein zijn maar de bloeding is gering • neusbloedingen : het bloed druppelt of stroomt uit de neusgaten
9.1. Het grimeren Je dient rekening te houden met de wijze waarop het letsel is ontstaan, de ongevalstoedracht dus. Als je weet hoe het is gebeurd dan weet je ook waar het letsel moet worden aangebracht, op welke plek, de richting van de wond, de grootte van de wond, wel of niet hevige bloeding enzovoort.
9.2. Het acteren Hierbij zijn de volgende punten van belang. Bij het acteren van wonden moet je oppassen voor overdrijven. Snijwonden en scheurwonden geven meestal pijn op de plaats zelf, schaafwonden veroorzaken een branderig gevoel, vooral als er kleding over de wond schuurt. Meestal zal het slachtoffer met dergelijke verwondingen zich beperken tot een lichte mate van pijnuitbeelding. Een schaafwond zal meer pijn doen dan een snijwond. De pijn is van het gelaat af te lezen maar ook wat bezorgdheid. Soms zal de schrik erger zijn dan de pijn. Het slachtoffer kan vertellen wat er is gebeurd, hoe dom het was en hoe gevaarlijk de situatie was. Hij zal blij zijn met de hulp die geboden wordt, vooral als die hulp goed is. Een getroffen hand zal meestal naar beneden worden gehouden omdat het bloed anders in de mouw loopt of op de kleding komt. Ook kan de gewonde hand met de andere hand worden ondersteund of vastgehouden.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 11
Bij het acteren van een letsel moet je er wel aan denken dat: • de helper mede aan de hand van de gedragingen van het slachtoffer moet kunnen vaststellen wat het slachtoffer mankeert en hoe erg het letsel is; • de helper moet leren hoe eerste hulp moet worden verleend. Daarom moet hij weten wat je nog wel en wat je niet kan doen met het getroffen lichaamsdeel. Daarom moet je niet overdrijven en je aanstellen, want als je al begint te gillen “blijf er van af” kan een eerste helper geen hulp verlenen en leert hij het niet. Dan schiet je je doel voorbij en heeft het optreden als slachtoffer geen zin.
10. SNIJWOND 10.1. Het ontwerpen en ensceneren De aard van het letsel vereist dat er: • een scherp voorwerp bij betrokken is; • een snijdende beweging is. Voorbeeld: • een uitschietend aardappelmesje, een scherp stukje blik (conservenblik) of een glasscherf • geen spijker of prikkeldraad want daardoor ontstaat een scheurwond (= een rafelige wond) De voorwaarde voor een goed ontwerp is dat er handelingen worden verricht met scherpe voorwerpen of met voorwerpen die door breken scherp worden. Bedenk eens zo’n handeling waarbij je er rekening mee moet houden dat het letsel door die handeling op de plaats terecht komt waar de snijwond zal worden gegrimeerd. Wanneer je de plaats van de snijwond weet moet je de grootte van de wond bepalen en vaststellen onder welke hoek het snijdend voorwerp de huid raakte. Hierdoor wordt de vorm en de richting van de snijwond vastgelegd.
10.2. Het grimeren De wijze van het grimeren Afhankelijk van het materiaal dat je gebruikt voor het maken van het namaakweefsel (hoofdstuk 5) kan je op verschillende manieren een snijwond grimeren. Eerst moet je het namaakweefsel aanbrengen (hoofdstuk 6).
Benodigdheden: • namaakweefsel • spatel • water of vaseline • nagelvijltje • pipet of flesje met pipet • ingedikt namaakbloed • namaakbloed
Als je dat goed hebt gedaan ga je verder als volgt te werk. Wanneer je voor het namaakweefsel brooddeeg gebruikt,
Als geleerd, het namaakweefsel aanbrengen
Het indrukken van de snee van de verwonding
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 12
druk je met de zijkant van het nagelvijltje in het namaakweefsel een snee van de gewenste diepte en lengte nadat de plaats en richting van de verwonding zijn bepaald. Het begin en het eind van de wondsnede breng je met behulp van het nagelvijltje naar elkaar toe, zodat er een scherp begin en eind is. De snede wordt vervolgens in het midden iets wijder gemaakt om de wondholte gemakkelijker te kunnen vullen. Met een pipet doe je daarna een paar druppels dik bloed in de wond.
Het druppelen van het kunstbloed
Zorg dat er geen bloed over de wondranden komt. Het gebruik van wondbodempasta of handcrème is dus niet nodig. Vervolgens trek je met de zijkant van het nagelvijltje het bloed in de uiteinden van de wondsnede.
Bij het gebruik van Caran d’Ache doe je op het nagelvijltje wat vaseline en maak je een snee in het aangebrachte namaakweefsel. Het begin en het eind van de wondsnede brengen we naar elkaar toe. Een snijwond kan min of meer ernstig bloeden. Bloed blijft op Caran d’Ache niet goed zitten. De wond kan gevuld worden met wat ingedikt bloed (een beetje bloed een paar seconden op laten komen in de magnetron, pas op want het is heet) en daarna wat dun bloed en trek je met de zijkant van het nagelvijltje het bloed in de uiteinden van de wondsnede. Alvorens als slachtoffer op te treden moet je het geheel nog eens met een kritisch oog bekijken. Een snijwond heeft gladde randen. De aangebrachte namaakwond dient deze dus ook te hebben. Let hier op bij een laatste inspectie! Afhankelijk van de omstandigheden en van het voorwerp waaraan je je gesneden hebt kun je te maken hebben met een schone of vuile snijwond. In het laatste geval moeten dan ook in de wond en zijn omgeving sporen van het vuil te zien zijn.
11. SCHEURWOND 11.1. Het ontwerpen en ensceneren Een scheurwond ontstaat als de huid “blijft hangen” aan een puntig voorwerp (spijkerpunt – prikkeldraad – stuk ruw ijzer en dergelijke). Een uitschietende schroevendraaier of beitel die schuin in de huid terechtkomt en als het ware de huid openscheurt, heeft ook een scheurwond tot gevolg. Een scheurwond heeft ruwe randen en is niet zo mooi glad als een snijwond. Als de huid ergens achter is blijven hangen en de scheur vanuit het “prikpunt” naar twee kanten is gegaan kan de wond soms de vorm van een winkelhaak hebben. Een dergelijke wond noemen we ook wel een “lapwond”. Hoe de scheurwond er uit zal zien is afhankelijk van de ongevalstoedracht: • er moet een voorwerp zijn waaraan de huid kan scheuren; • dat voorwerp moet thuis horen in de omgeving waarin wordt opgetreden. Ook de plaats waar de wond komt te zitten is van belang. De vorm van de scheurwond wordt bepaald door de beweging die werd gemaakt. Als je moet ensceneren, let er dan bij het ensceneren op dat het voorwerp niet alleen aanwezig is, maar dat het ook aannemelijk moet zijn dat het door de handeling de scheurwond kan hebben veroorzaakt.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 13
Een mooi resultaat inclusief enscenering
11.2. Het grimeren Benodigdheden: • namaakweefsel • nagelvijltje • pipet of flesje met pipet • namaakbloed
• • • •
ingedikt namaakbloed spatel water of vaseline sponsje
De wijze van grimeren van een lapwond 1. Bepaal aan de hand van de ongevalstoedracht de plaats waar de wond moet komen. Let op de richting van bewegen tijdens het veroorzaken van de wond. 2. Maak een hoeveelheid namaakweefsel goed op kleur. De hoeveelheid mag niet te klein zijn, omdat we toch een flinke wond moeten grimeren. 3. Breng het namaakweefsel aan en druk het goed vast op de huid. 4. Wrijf het namaakweefsel goed uit, vooral de randen. 5. Duw met het nagelvijltje in het namaakweefsel een V-vormige wond. Let weer op de richting. De punt van de V is meestal wat dunner dan de rest. 6. Buig de punt van de V iets naar binnen, sla hem als het ware naar binnen om. Een omhoogstekende punt is niet logisch, omdat het stukje huid week is en niet omhoog blijft staan. 7. Dep met het sponsje op namaakweefsel, zodat vocht en vette glans van de vaseline verdwijnen. 8. Vul de wond met namaakbloed en trek met behulp van het nagelvijltje het bloed in de uiteinden van de wond. Bij gebruik van Caran d’Ache moet de wond eerst gevuld worden met wat ingeEn wat was het dikt bloed.. verhaal er nu bij ??? De wijze van grimeren van een langwerpige scheurwond 1. Bepaal aan de hand van de ongevalstoedracht de plaats en de richting van de wond. 2. Maak een hoeveelheid namaakweefsel goed op kleur. Gebruik zo min mogelijk namaakweefsel. 3. Breng het namaakweefsel aan, net als bij een snijwond en druk het goed vast op de huid. 4. Wrijf het namaakweefsel goed uit, vooral de randen. 5. Duw met de zijkant van het nagelvijltje een wondsnede in het namaakweefsel. 6. Breng met het nagelvijltje wat kleine wondscheurtjes aan in de wondranden, zodat er rafelige randen ontstaan. 7. Dep met het sponsje op het namaakweefsel, zodat vocht en/of vette glans van de vaseline verdwijnen. 8. Vul de wond met namaakbloed. Laat het bloed niet over de rand lopen. Een dergelijke wond bloedt niet erg.
12. SCHAAFWOND 12.1. Het ontwerpen en ensceneren Ook hier is aandacht voor de ongevalstoedracht nodig voordat je aan het grimeren kan beginnen. De aard van het ongeval bepaalt immers de diepte van de schaafwond, de plaats van de wond, de richting waarin de schrammetjes lopen en het al of niet vuil zijn van de wond. Bij een schaafwond is er altijd sprake van iets dat langs de huid is geschaafd of de huid zelf is ergens langs geschaafd. Vaak is een schaafwond het gevolg van een val waarbij een lichaamsdeel over of langs een ruw oppervlak schoof. Bij het voorover vallen (struikelen) kunnen de handpalmen en/of knieën schaafwonden vertonen. De voorwaarde om een schaafwond te krijgen is dat de huid met een ruw oppervlak in aanraking komt en dat er een schuivende beweging is geweest. De mate van ruwheid bepaalt de diepte van de wond, samen met de kracht waarmee de huid en het oppervlak langs elkaar schuren.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 14
Als je te maken hebt met een vuil oppervlak,(bijvoorbeeld de straat), dan zal je dat vuil in de schaafwond terugvinden.
12.2. Het grimeren • • • •
Benodigdheden: • tandenborstel • wondbodempasta • handcrème
pipet of flesje met pipet dik namaakbloed nagelvijltje of fruitmesje brooddeeg
De wijze van het grimeren Schaafwonden kunnen op allerlei manieren ontstaan. Bij het grimeren van een schaafwond moet je de richting, waarin je langs het ruwe oppervlak bewoog, goed in het oog houden. Het grimeren van schaafwonden kan op 2 manieren gebeuren. Het grimeren met wondbodempasta De eerste methode om een schaafwond te grimeren is door met een tandenborstel in één haal wondbodempasta op de huid te smeren. Hierop wordt een heel dun laagje handcrème aangebracht. Hierop druppel je enkele druppels dik namaakbloed. Verdeel het bloed over het oppervlak door zacht met de zijkant van het nagelvijltje of – nog beter – met de scherpe kant van het fruitmesje op het schaafoppervlak te tikken. Let op de schaafrichting!
1
2
3
4
Stadia in het aanbrengen van een schaafwond
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 15
Het grimeren met brooddeeg of Caran d’Ache De tweede methode bestaat uit het aanbrengen van een dun laagje, goed op kleur gebracht brooddeeg of Caran d’Ache op de huid. Het brooddeeg moet goed vet zijn. Breng schaafstructuur in het namaakweefsel aan door er zachtjes in te tikken met de zijkant van het nagelvijltje of met de scherpe kant van het fruitmesje. Let op de schaafrichting! Breng, als Caran d’Ache is gebruikt een dun laagje handcrème aan. Druppel enkele druppels dik namaakbloed op het namaakweefsel. Verdeel het bloed over het oppervlak van de wond door wederom met de zijkant van het nagelvijltje of de scherpe kant van het fruitmesje op het schaafoppervlak te tikken. Let op de schaafrichting!
Het eindresultaat
Een bloedneus halen? Ik heb gehoord dat de schmink op is!
13. NEUSBLOEDING 13.1. Het ontwerpen en ensceneren Het bedenken van de ongevalstoedracht is over het algemeen eenvoudig. Er is sprake van stomp geweld. Je hebt een stomp op de neus gehad, je bent ergens tegenaan gelopen of je bent op je neus gevallen. Een neusbloeding kan ook spontaan optreden.
De realiteit in het oog houden
Zonodig snel te grimeren letsel
13.2. Het grimeren Benodigdheden: • pipet of flesje met pipet • dik namaakbloed • oude zakdoek De wijze van het grimeren Breng met behulp van een pipet of flesje wat namaakbloed in één of beide neusgaten en laat dit vervolgens over de bovenlip en kin lopen. Verder breng je een hoeveelheid namaakbloed aan op een oude zakdoek.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 16
13.3. Het acteren Over het algemeen zal de neus gevoelig zijn als gevolg van het stomp geweld. Bij een spontane bloeding is er geen pijn. Het slachtoffer zal het bloed dat uit de neus komt met behulp van een zakdoek opvangen.
Geloofwaardig acteren!
14. BEWUSTELOOSHEID 14.1. Het ontwerpen en ensceneren Iemand kan door een slag, stoot of val tegen of op het hoofd bewusteloos raken. Het slachtoffer ligt dan stil en lijkt te slapen. Een bewusteloos slachtoffer reageert niet op aanspreken en voorzichtig schudden aan de schouders. Juist bij het uitbeelden van bewusteloosheid is het van groot belang dat er een goede ongevalsituatie is omdat het slachtoffer het verhaal niet kan vertellen. Uit de situatie die door de eerste helper wordt aangetroffen moet al veel duidelijk worden: de enscenering is belangrijk! Er zullen stille getuigen van het ongeval zijn en vaak zijn er omstanders die wat te vertellen hebben en die door de eerste helper zullen worden aangesproken met de vraag “Weet jij wat er gebeurd is?” Zorg dat de enscenering goede aanwijzingen geeft zodat de eerste helper niet in verwarring raakt. Het gaat er niet om het de eerste helper zo moeilijk mogelijk te maken; de bedoeling is een situatie te scheppen waardoor hij tot een zo goed mogelijke hulpverlening kan komen.
14.2. Het grimeren Het grimeren van de bewusteloosheid kan achterwege worden gelaten. De eigen huidkleur wordt dus gehandhaafd.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 17
14.3. Het acteren Een bewusteloos slachtoffer is helemaal slap en ontspannen.
en voorzichtig schudden aan de schouders.
Oefening baart kunst
De armen en benen slingeren, als ze opgepakt worden, slap mee. Laat men ze bij het optillen van het slachtoffer vallen dan slaan ze slap en zwaar tegen de grond en blijven liggen in de stand waarin ze neerkomen. Het hoofd bungelt als het ware slap aan het lichaam. Wordt het zonder goede ondersteuning opgetild dan rolt het krachteloos opzij en valt het met een bons op de grond. Ligt het slachtoffer op de rug, dan zal door de slappe kaakspieren de onderkaak naar beneden zakken en de mond derhalve iets geopend zijn.
Een bewusteloze is slap!
Wanneer het lichaam van een bewusteloos slachtoffer bij het hoofd en de voeten wordt opgetild dan zal het middendeel (het bekken en zitvlak) als een slappe zoutzak naar beneden hangen en over de grond slepen als het lichaam niet hoog genoeg wordt opgetild. Hetzelfde geldt voor de armen wanneer die niet afzonderlijk worden vastgehouden. Een bewus teloos slachtoffer reageert niet op aanspreken en voorzichtig schudden aan de schouders.
Reactie op pijnprikkel?
14.4. Het bijkomen uit bewusteloosheid Dit zal geleidelijk plaats moeten vinden. Het slachtoffer begint met het maken van slikbewegingen en rochelende en snurkende ademhalingsbewegingen. Het hoofd wordt hierbij sloom en traag heen en weer bewogen, soms ook wat opgetild om dan weer meteen slap terug te vallen. Het openen van de ogen wil nog niet goed lukken. De oogleden worden half open
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 18
getrokken, maar zakken weer omlaag. Het lichaam maakt vage, trage doelloze bewegingen evenals de armen en benen. De vingers maken trage wriemelbewegingen, waarbij de hand geopend en gesloten wordt. De ademhalingsgeluiden gaan geleidelijk over in kreunende geluiden en onsamenhangende klanken.
De stabiele zijligging
Na verloop van tijd gaan de ogen open. Het slachtoffer staart in de verte en kijkt als het ware overal doorheen. Af en toe zakken de oogleden weer toe. Geleidelijk aan komt het slachtoffer helemaal bij kennis en zal trachten overeind te komen. Omdat hij zich niets van het gebeurde herinnert, vraagt hij wat er gebeurd is en waar hij is en kijkt daarbij niet begrijpend om zich heen. Het slachtoffer is nog steeds verward. Karakteristiek voor schedelhersenletsel is de “hap uit het geheugen”. Men weet wel naam, adres enzovoort en ook wat men aan het doen was, maar niet de oorzaak van het ongeval. Het slachtoffer kan hoofdpijn hebben en grijpt met een hand naar het hoofd. Hij zal over de pijn in zijn hoofd klagen. Licht is hem onaangenaam, zodat hij het hoofd zal afwenden. Soms zal het slachtoffer zich misselijk voelen. Het acteren van bewusteloosheid geschiedt dus in verschillende fasen. Allereerst wordt de bewusteloosheid zelf geacteerd, waarbij het slachtoffer volkomen ontspannen en slap is. Hij reageert niet op aanspreken en voorzichtig schudden aan de schouders.. De tweede fase is de zogenaamde schemertoestand. Het slachtoffer probeert de ogen te openen. Na enige tijd kan het slachtoffer de hem gestelde vragen beter beantwoorden en is er sprake van een redelijk tot goed contact met de eerste helper. In de laatste fase kan het slachtoffer volledig tot bewustzijn komen, waarbij hij nog wel wat versuft is. Ieder slachtoffer reageert anders na bewusteloos te zijn geweest. Het acteren van de bewusteloosheid is dan ook zeker geen gemakkelijke opgave. Het is daarom van het grootste belang dat het acteren van de bewusteloosheid wordt geleerd in nauw overleg met de medisch begeleider.
15. FLAUWTE 15.1. Het ontwerpen en ensceneren Flauwte is een plotseling optredende vorm van kortdurende bewusteloosheid. Deze ontstaat door een vermindering van de bloedtoevoer naar de hersenen. Iemand kan door verschillende oorzaken een flauwte krijgen, zoals bijvoorbeeld bij hevige pijn, bij het zien van bloed, bij het vertoeven in een benauwde ruimte waarin frisse lucht ontbreekt, bij langdurig stilstaan, uitputting enzovoort. De bewusteloosheid is kort van duur, meestal niet langer dan enkele minuten. Soms komt het zelfs niet eens zover en wordt het slachtoffer alleen maar duizelig en zal hij gaan zitten omdat hij voelt dat een flauwte nabij is.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 19
Bij een optredende flauwte wordt het slachtoffer stil en bleek, en transpireert. De ademhaling wordt dieper en wordt afgewisseld met slikken, zuchten en soms met geeuwen. De spieren verslappen. Als het slachtoffer in elkaar is gezakt, is hij kortdurend bewusteloos en antwoordt niet op gestelde vragen. De ademhaling is als regel oppervlakkig terwijl de ogen gesloten zijn. Omdat het slachtoffer de flauwte voelt aankomen en de val nog wel zal weten te breken, komen rug- of zijligging het meeste voor. De verminderde bloedtoevoer naar de hersenen moet een oorzaak hebben …. de ongevalstoedracht! Waarom was er die hevige pijn? Is de ruimte echt zo benauwd en waarom dan wel? Moest het slachtoffer inderdaad zo lang staan? Ook hier moet het verhaal goed zijn! Of het nu van een omstander is of van het weer bijgekomen slachtoffer. Bovendien moet het nog hetzelfde verhaal zijn ook! De enscenering is natuurlijk weer afhankelijk van de ongevalstoedracht. Deze moet “echt” zijn. Ook dien je je af te vragen of er een aannemelijke reden was waarom het slachtoffer op die bepaalde plaats aanwezig moest zijn of kon zijn.
15.2. Het grimeren Benodigdheden: • shockgrime (op water – of vetbasis) • vaseline
• glycerine • sponsje • spiegel
De wijze van het grimeren Bij de flauwte dient het gelaat bleek te worden gemaakt. Grimeer het gelaat met behulp van een weinig shockgrime. Ook de oren, de huid achter de oren, de hals, de nek, de lippen en de oogleden mogen hierbij niet worden vergeten. Het gelaat moet er bleek uitzien en niet wit, want dan krijgt men het effect van een clownsgezicht. De crème moet met een sponsje goed worden uitgestreken. Er mag beslist niet hard worden gewreven omdat de huid dan geïrriteerd raakt en rood wordt . Als je een gevoelige huid hebt dien je alvorens de shockgrime op te brengen de huid eerst voor te bewerken met vaseline of een gelaatscrème. Maar dan moet je daarna wel de shockgrime op vetbasis gebruiken. Wanneer de grime is opgebracht en het resultaat de toets der kritiek kan doorstaan, wordt het effect van transpiratie aangebracht. Daartoe wordt met de vingers wat witte vaseline op het voorhoofd en de bovenlip gedept (dus niet gewreven!). Vervolgens wordt wat glycerine in de handpalm gegoten die eveneens op het voorhoofd en de bovenlip wordt gedept. Als je in de spiegel kijkt moet de transpiratie goed te zien zijn. De druppels moeten helder zijn. De vaseline en glycerine moet je deppend opbrengen. Bij wrijven ontstaan strepen in de aangebrachte schockgrime. Houd bij het grimeren rekening met de oorspronkelijke kleur van de huid en met het soort licht waarbij moet worden opgetreden. Een kleur die het misschien wel goed doet bij daglicht, kan heel verkeerd uitvallen bij het licht van een gloeilamp of bij neonverlichting.
15.3. Het acteren De flauwte is een van de weinige gevallen, waarbij het is toegestaan het gebeuren te laten zien. Het flauwvallen geschiedt vanuit een zittende positie. Je voelt je niet goed en je bent op een stoel gaan zitten. Je slikt en je zucht van tijd tot tijd. Je voelt je steeds beroerder worden en als je dan niet door de eerste helpers op de grond wordt gelegd, dan zak je op de stoel onderuit, je lichaam slap, je hoofd op je borst en je armen naar beneden, zo blijf je als een zoutzak op de stoel zitten.
Let op! Het vallen zelf mag niet worden uitgebeeld, niet vanuit staande positie en ook niet vanaf een stoel. Dat kan gevaarlijk zijn.
Als bij de hulpverlening het slachtoffer plat wordt neergelegd en waar nodig knellende kleding wordt losgemaakt, treedt snel herstel in. Wordt het slachtoffer daarentegen onmiddellijk na het bijkomen in zittende houding gebracht, dan is er alle kans dat het opnieuw een flauwte krijgt. Het bijkomen vanuit een flauwte lijkt op het ontwaken uit een diepe slaap, echter met dit verschil dat je na het bijkomen uit de flauwte niet geeuwt en je niet uitrekt.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 20
De ogen gaan open en de armen, handen, voeten en benen worden zwak bewogen. Na 10 minuten is het slachtoffer weer in staat om overeind te komen. Teruggaan naar de plaats van het ongeval, het zien van bloed en dergelijke kunnen echter opnieuw aanleiding geven tot flauwvallen. Je dient er aan te denken, dat iemand die een flauwte krijgt nooit met een dramatische kreet ter aarde stort. Flauwvallen is in de meeste gevallen een stil en daarom dikwijls onopgemerkt gebeuren, waarbij hoogstens een zwakke, bijna geluidloze zucht het in elkaar zakken begeleidt.
16. BOTBREUKEN 16.1. Het ontwerpen en ensceneren Door het plotseling optreden van grote krachten kunnen botten breken. Meestal zal een bot breken op de plaats waar het geweld wordt uitgeoefend. Men onderscheidt verschillende soorten botbreuken: • gesloten botbreuk: het bot is gebroken, maar de huid is heel gebleven. • open botbreuk: Het bot is gebroken en de huid is eveneens beschadigd. Men ziet dus een wond waardoor de breukplaats in open verbinding staat met de buitenlucht. Men kan een botbreuk herkennen aan een of meer van de volgende verschijnselen: • pijn; • zwelling; • onvermogen het getroffen lichaamsdeel te gebruiken. Een botbreuk kan gemakkelijk ontstaan bij botten, die vrij dicht onder de huid liggen, zoals bijvoorbeeld het scheenbeen. Een breuk kan worden veroorzaakt door direct en indirect geweld. Een voorbeeld van direct geweld is de klap door de bumper van een auto bij een aanrijding. Indirect geweld kan zijn een val van een hoogte, waarbij het been bekneld raakt en waarbij het lichaamsgewicht de oorzaak van de botbreuk is. Bedenk dat voor een dergelijke breuk meestal vrij groot geweld nodig is. De ongevalstoedracht bij botbreuken kan van verschillende aard zijn. Echter het geweld heeft altijd zo aangegrepen dat het bot de druk van het geweld niet heeft kunnen weerstaan. Het bedenken van een ongevalstoedracht is voor een botbreuk vaak moeilijker dan men zich gewoonlijk voorstelt. Bekend is de onderbeenbreuk bij fiets- en bromfietsongevallen. De breuk ontstaat doordat het lichaam valt en de voet ergens achter blijft haken zodat het onderbeen doorknakt over een stang of een trapper van de fiets. Struikelen over een voorwerp of uitglijden kan een onderarmbreuk of polsbreuk tot gevolg hebben, maar geen onderbeenbreuk. De onderarm telt twee naast elkaar liggende botten, het spaakbeen en de ellepijp. De ellepijp is aan de pinkzijde gelegen. Een breuk van de onderarm kan worden veroorzaakt door indirect geweld, zoals een val op de hand, een val op de gestrekte of licht gebogen arm, of door direct geweld, bijvoorbeeld door een hevige slag op de onderarm. Bij de enscenering van ongevallen met een botbreuk zal er aan gedacht moeten worden dat de voorwerpen, die een rol spelen, ook daadwerkelijk kunnen bijdragen tot het veroorzaken van de breuk. Bij de toedracht zal het duidelijk moeten zijn waarom juist die handelingen werden verricht en waarom het mis ging. De ongevalstoedracht is bepalend voor de enscenering. Als je zegt dat je van een trap bent gevallen, dan moet er ook een trap zijn. Van groot belang is de juiste houding en het gedrag van het slachtoffer. Bij een botbreuk van een onderarm zal, wanneer de eerste helper enige tijd op zich laat wachten, het slachtoffer proberen te gaan zitten of staan of zelfs te lopen. Het gebroken lichaamsdeel zal hij daarbij ondersteunen en zo min mogelijk trachten te bewegen. Wanneer er wordt geoefend in botbreuken dien je altijd meteen te bedenken waarom en hoe het gebeurde, hoe het was voordat het ongeval plaatsvond en hoe de situatie is, nu het bot gebroken is.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 21
16.2. Het grimeren Benodigdheden: • brooddeeg of Caran d’Ache • dik namaakbloed • spatel • water • verdunde inkt
• • • • • •
verdund bloed eventueel haar schmink (blauw) schmink (rood) vaseline zachte handdoek
Het grimeren van het letsel bij een breuk van de onderarm kan achterwege worden gelaten. Door goed acteren moet je aangeven dat de arm gebroken is. Wel kunnen er naast de gebroken arm nog andere letsels zijn ontstaan ten gevolge van de val, zoals een schaafwond op de hand of arm. Deze moeten natuurlijk wel worden gegrimeerd. Bij een botbreuk van het onderbeen zul je wel moeten grimeren. De wijze van het grimeren Alvorens tot het grimeren over te gaan moet je eerst de vorm van het gebroken bot goed vaststellen en in het bijzonder de plaats bekijken waar de grime moet worden aangebracht. Betast daarom het scheenbeen en bepaal aan de hand van de ongevalssituatie, waar de zwelling moet komen. Voor het grimeren kan zowel brooddeeg als Caran d’Ache worden gebruikt. Voor beide geldt dat de kleur van het namaakweefsel geheel gelijk moet zijn aan de kleur van de echte huid en dat de randen van het namaakweefsel goed moeten worden uitgestreken, zodat de overgang van het namaakweefsel naar de normale huid niet meer te zien is. Het namaakweefsel kan als volgt worden aangebracht. Rol een hoeveelheid namaakweefsel in de vorm van een sigaret en druk deze op de kam van het scheenbeen. De uit te beelden zwelling moet spoelvormig zijn en in het midden het hoogst. Wrijf vervolgens met een spatel het namaakweefsel zodanig uit dat de overgang naar de normale huid niet meer zichtbaar is. Leg vervolgens een zachte handdoek vlak, dus zonder plooien, op de zwelling en druk zachtjes met de vlakke hand op de handdoek. Waterdruppels en de glans van vaseline zullen daardoor verdwijnen. Nadat het namaakweefsel is aangebracht en de randen goed zijn weggestreken, wordt een lichte verkleuring aangebracht (rooden blauwzweem), als de kleur van de omliggende echte huid dit nodig maakt. Voor het brooddeegweefsel wordt hiervoor verdunde inkt en bloed gebruikt. Blauwe schrijfinkt wordt met water verdund in een verhouding 1:1. Vervolgens wordt een heel klein beetje van deze verdunde inkt op het brooddeeg gebracht. Dan wordt een vinger in water gedoopt en wordt de aangebrachte inkt met een vochtige vinger op de rug van de zwelling verspreid tot een zeer fijne blauwkleur over de zwelling ligt. Op dezelfde wijze worden enkele De zwelling aangebracht druppels met water verdund namaakbloed over het brooddeeg verspreid. Tenslotte moet wat afgeknipt haar op het brooddeeg worden gestrooid, tenminste wanneer de omliggende huid haargroei vertoont. Als voor het maken van de zwelling Caran d’Ache wordt gebruikt, moet de lichte verkleuring worden aangebracht door middel van blauwe en rode schmink (op vetbasis). Met een in vaseline gedoopte vinger worden de kleuren over de Caran d’Ache uitgestreken. Tenslotte wordt met een ruwe handdoek de huidstructuur in de Caran d’Ache gedrukt en wordt ook hier – indien nodig – wat afgeknipt haar op het namaakweefsel aangebracht. De grime moet er qua kleur (en beharing) uitzien als de omliggende echte huid.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 22
16.3. Het acteren Dikwijls maakt een slachtoffer met een botbreuk een hulpeloze indruk, zeker als het een breuk van het been betreft. In alle gevallen heeft het slachtoffer pijn op plaats van de breuk en zal hij niet in staat zijn het getroffen lichaamsdeel te bewegen. Kies als slachtoffer daarom een zodanige houding – in overeenstemming met de oorzaak van het ongeval – dat het gebroken lichaamsdeel langere tijd onbeweeglijk kan worden gehouden. Blijf met de handen van het getroffen lichaamsdeel af!
Zoek een prettige houding die je vol kunt houden
Bewegen van het bovenlichaam of van de armen tijdens het acteren dient met langzame bewegingen te geschieden, anders beweegt het gebroken been. Iedere beweging van het getroffen lichaamsdeel veroorzaakt extra pijn en moet worden nagelaten. Een niet al te voorzichtige behandeling door de eerste helper moet dan ook van het gelaat van het slachtoffer af te lezen zijn.
Bij een botbreuk van de onderarm zal het slachtoffer pijn hebben op de plaats van de breuk. Daarom ondersteunt hij de gebroken onderarm met de andere arm zodanig, dat de minste pijn wordt gevoeld. Omdat iedere beweging pijnlijk is, zal dat in de meeste gevallen de houding zijn, waarin de arm was op het moment van de slag of de val. Het is voor het slachtoffer niet mogelijk de onderarm te bewegen. Wel kunnen de vingers licht bewogen worden, echter zonder daarmee enige kracht te kunnen zetten. Bij iedere botbreuk veroorzaken plotselinge en onvoorzichtige bewegingen hevige pijn. Het gedrag van het slachtoffer dient geheel te zijn afgestemd op de wijze waarop eerste hulp wordt verleend. Bij het acteren van een botbreuk dient dus rekening te worden gehouden met de verschijnselen die bij een botbreuk optreden. Verder dient het slachtoffer te letten op de handelingen die door de eerste helper worden verricht om daarop te reageren. Voor alles dient overdrijving te worden voorkomen.
17. EERSTE- EN TWEEDEGRAADS BRANDWONDEN 17.1. Het ontwerpen en ensceneren Brandwonden aan de huid ontstaan door hitte, straling, elektrische stroom, bliksem of chemische stoffen die met de huid in aanraking komen. De brandwonden worden naar hun uiterlijk verdeeld in drie graden, waarvan de kenmerken zijn: • eerstegraads verbranding: pijnlijk, rode en gezwollen huid; • tweedegraads verbranding: zeer pijnlijke met heldergeel vocht gevulde blaren; • derdegraads verbranding: gekookte of verkoolde huid. Er bestaat niet alleen verschil tussen de verschillende soorten brandwonden, maar er is ook verschil tussen de brandwonden naar de aard van de warmte. Het maakt verschil of een brandwond veroorzaakt is door open vuur, een kokendhete vloeistof of door een gloeiend voorwerp. Ook maakt het verschil of de hitte kort of langdurig heeft ingewerkt. Bij aanraking met een heet voorwerp is het contact meestal maar zeer kort omdat men door een vluchtreflex het lichaamsdeel terugtrekt. Maar ook kan het contact langdurig zijn als het slachtoffer het lichaamsdeel niet kan bewegen omdat het bekneld zit of omdat het slachtoffer bewusteloos is. Bij de ongevalstoedracht dient men zich dus weer allereerst af te vragen of het voorwerp, het vuur of de vloeistof in de omgeving past, of het bij de persoon past en of het ongeval daarmee verklaard kan worden. Hoe was de situatie voor het ongeval? Wat gebeurde er eigenlijk en wat is het gevolg?
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 23
Dan is de volgende vraag: waar en hoe ontstond die brandwond op die plek van de huid en waren er geen verdere gevolgen? Een vloeistof wil nog wel eens spetteren en open vuur sticht misschien verderop nog wel een brandje of zorgt voor verbrande kleding. De enscenering eist bij brandwonden een grote mate van inzicht in het ongevalsgebeuren. Bij het acteren van een brandwond staat de pijn centraal. Toch zal mede uit het verhaal van het slachtoffer de ongevalstoedracht moeten blijken, die op zijn beurt weer moet passen in de situatie ter plaatse en overeen moet komen met de werkzaamheden waarmee het slachtoffer bezig was. Dus geen kampvuur in de gymnastiekzaal! Het ongeval moet werkelijk ter plekke hebben kunnen plaatsvinden of het moet logisch zijn dat het slachtoffer van de plaats des onheils naar de plaats komt waar de eerste helpers zijn. In veel gevallen kan het slachtoffer de plaats van het ongeval verlaten. Een enscenering is dan ook meestal niet nodig.
17.2. Het grimeren van een eerstegraads brandwond Benodigdheden: • vaseline • wondbodempasta De wijze van het grimeren Bepaal aan de hand van de ongevalstoedracht waar de verbranding moet komen. Eventueel kan een gevoelige huid voor het aanbrengen van de wondbodempasta worden beschermd door hem in te smeren met een heel dun laagje vaseline. Tip de huid vervolgens aan met een weinig wondbodempasta en wrijf dit goed uit. Je moet niet hard wrijven omdat dan de pasta in de huidporiën dringt. Er moet als het ware over de huid worden geaaid. Het geheel moet er egaal uitzien, dus geen vlekken. De overgang naar de normale huidskleur moet geleidelijk verlopen. Grimeer de knokkels van de handen niet rood. Die zijn vaak al wat roder en dan wordt het te rood. Let hierbij op de plaatsen waar de verbranding heeft kunnen inwerken en die welke beschermd zijn door kleding, een horlogebandje en dergelijke. Let er verder op dat de kleding (bijvoorbeeld een mouw van een overhemd of bloes) niet door de wondbodempasta wordt gekleurd. Als de verbranding door kokend water is veroorzaakt, zal de mouw van het overhemd of bloes enzovoort ook nat zijn.
Het aanbrengen van de rode verkleuring
17.3. Het grimeren van een tweedegraads brandwond Benodigdheden: • vaseline • wondbodempasta
• gel • verbandspray • water
De wijze van het grimeren Begin met het grimeren van een eerstegraads verbranding zoals aangegeven onder A. Wanneer de wondbodempasta goed is uitgewreven wordt op de plaats waar de blaar moet komen, met een handdoek iets van de rode kleur weggewreven tot er een lichtroze plek overblijft. Op deze plek breng je wat doorzichtige lichtgeel gekleurde blaargèl aan. De gèl moet niet te hoog zijn, anders krijg je een veel te hoge blaar. Op de gel spuit je een paar keer wat verbandspray. De omgeving van de gèl dek je even af met een papieren zakdoekje waarin je een gat hebt gemaakt. Op die manier wordt alleen de gel en de directe omgeving ervan voorzien van verbandspray. Het voordeel is dat de blaar goed op de huid komt vast te zitten zodat hij niet onder water wegspoelt. Direct na het spuiten moet het papieren zakdoekje worden verwijderd en moet je even hijgen op de blaar tot die dof wordt. Een blaar is namelijk dof.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 24
Drogen met een haardroger gaat veel sneller
Eindresultaat van heel wat werk
De aangebrachte verbandspray moet wel goed drogen. Je moet dan ook een tijdje wachten tot het goed droog is of misschien heb je thuis een haardroger die je mag gebruiken. Als de verbandspray goed droog is maak je een vinger goed nat met water en kun je de blaar gaan “modelleren”. Je drukt op de zijkanten van de blaar net zolang tot de blaar de vorm heeft van een blaar en goed gespannen is. Als de verbranding is ontstaan door heet water breng je vervolgens wat water op de verbrande plek aan. Niet te veel en geen grote druppels. Bij een contactverbranding met een heet voorwerp blijft de brandwond beperkt tot de contactplaats. Voor het verwijderen van de verbandspray kun je het beste een goed schoonmaakmiddel gebruiken dat verkrijgbaar is bij een handenarbeidzaak. Het gebruik van terpentine, wasbenzine, aceton en dergelijke moet worden afgeraden. Deze middelen kun je maar beter niet op je huid smeren.
17.4. Het acteren Voor het acteren van een verbranding maakt het weinig uit waardoor de verbranding werd veroorzaakt. Centraal staat de pijn. Eerste- en tweedegraads verbrandingen zijn uitermate pijnlijk. Hoe uitgebreider de brandwonden, hoe slechter de toestand van het slachtoffer. Hij voelt zich angstig, ellendig en lijdt hevige pijn.Vooral in het begin kan het slachtoffer erg onrustig zijn. De pijn vermindert direct als het verbrande lichaamsdeel met lauw zachtstromend leidingwater wordt gekoeld. Het is van groot belang dat het “spel” zo natuurlijk mogelijk aandoet. De medisch begeleider kan ook hierover goede adviezen geven.
18. AFSCHMINKEN Ook aan het afschminken dient de nodige aandacht te worden besteed, al is het maar om irritatie van de huid te voorkomen. Voor het afschminken gelden in het algemeen de volgende regels: • veeg de huid schoon; • breng in ruime mate afschminkcrème of vaseline aan en veeg dit er met een tissue of doek weer af; • met wat zeepsop kunnen de laatste sporen van de schmink worden verwijderd. Hiervoor wordt lauw of koud water gebruikt om te voorkomen dat de poriën wijd open gaan staan; • en ruim alles netjes op.
Leerstof voor het certificaat JEUGDLOTUS - pagina 25
© Het Oranje Kruis
Met dank aan: Gert Bouten, arts Tom Elkhuizen†, lotusdocent Henny Grunberg-Hanemaaijer (redactie) Edwin Roovers (redactie) Marjan Alsemgeest-Sanders (redactie, foto’s) Irene Ogier-Wind (foto’s) Rob Sanders (illustraties)
Jeugdlotusleden: Naomi Verbeek Bashir Jurriëns Sanne Elizen A.B. Stein (lotus) Lokatie: EHBO-vereniging Zutphen Vormgeving: www.balyon.com, Zoeterwoude