Hogeschool iPabo Amsterdam
Verrijking van de leerstof
Actieonderzoek voor de Opleiding Leerkracht Basisonderwijs Geschreven door: Expert: Trainer: Datum: In samenwerking met:
Gerald Bes Jan Willem van Slijpe Jantine Kolkman 24 januari 2012 Rooms-katholieke basisschool De Schelp te Wervershoof
Voorwoord Voor u ligt de verslaglegging van het actieonderzoek welke het resultaat is van een onderzoek naar de verrijking van de leerstof op het gebied van rekenonderwijs, in opdracht van Rooms-katholieke basisschool De Schelp te Wervershoof. Na drie jaar gestudeerd te hebben aan hogeschool iPabo, heb ik ervoor gekozen om het laatste jaar te versnellen. Zodoende lever ik mijn verslaglegging van het actieonderzoek in op vijfentwintig januari 2012. Ik wil vanaf deze plaats Rooms-katholieke basisschool De Schelp te Wervershoof bedanken. Zij hebben mij de mogelijkheid gegeven om dit onderzoek te doen en hebben mij hier altijd in gesteund. In het bijzonder wil ik Emilie Smit en Jos Salari bedanken. Zij hebben mij veel ondersteund en hebben mij de begeleiding geboden waar ik behoefte aan heb gehad. Ook groep zeven van deze basisschool moet mijn dank krijgen. Door hun openheid heb ik de gelegenheid gekregen om het onderzoek te maken zoals het nu is. Ook wil ik Jantine Kolkman bedanken. Zij heeft mij op een zeer goede wijze instructies gegeven over het doen van onderzoek. Tot slot wil ik Jan Willem van Slijpe bedanken. Hij is degene geweest die met zijn kennis mij op het goede spoor heeft gebracht. Daarnaast wil ik mijn ouders en mijn vriendin Alexandra bedanken, zij die mij de steun en materialen hebben aangeboden waarmee ik heb weten te komen waar ik nu sta. Ook wil ik mijn broertje Rob bedanken voor het bedenken van de kaft van het onderzoek. Als laatste wil ik Stichting Leerplan Ontwikkeling bedanken, in het bijzonder Anneke Noteboom. Zij was degene die mij het boek ‘Compacten en verrijken van de rekenles’ aanbood. In dit boek heb ik veel toepasbare informatie kunnen vinden.
Gerald Bes 25 januari 2012
-1-
Inhoud Voorwoord .................................................................................................................................... - 1 Inhoud ........................................................................................................................................... - 2 Inleiding......................................................................................................................................... - 4 Samenvatting................................................................................................................................. - 5 Stap 1: Ontwikkelingstaak (ambitie) ............................................................................................... - 7 Stap 2: (Voorlopige) Onderzoeksvraag ..........................................................................................- 11 Stap 3: Keuze onderzoeksinstrumenten ........................................................................................- 17 Stap 4: Informatie verzamelen ......................................................................................................- 22 Theoretisch gedeelte van de informatieverzameling ..................................................................- 22 Praktisch gedeelte van de informatieverzameling ......................................................................- 32 Stap 5: Betekenis verlenen............................................................................................................- 36 Verantwoording ........................................................................................................................- 36 Analyses....................................................................................................................................- 41 Stap 6: Consequenties vastleggen .................................................................................................- 50 Stap 7: Actie ondernemen.............................................................................................................- 59 Stap 8: Evaluatie actie ...................................................................................................................- 64 Bijlagen.........................................................................................................................................- 70 Bijlage 1 ....................................................................................................................................- 70 Bijlage 2 ....................................................................................................................................- 71 Bijlage 3 ....................................................................................................................................- 73 Bijlage 4 ....................................................................................................................................- 75 Bijlage 5 ....................................................................................................................................- 76 Bijlage 6 ....................................................................................................................................- 78 Bijlage 7 ....................................................................................................................................- 80 Bijlage 8 ....................................................................................................................................- 81 Bijlage 9 ....................................................................................................................................- 84 Bijlage 10 ..................................................................................................................................- 91 Bijlage 11 ..................................................................................................................................- 92 -
-2-
Bijlage 12 ..................................................................................................................................- 93 Bijlage 13 ..................................................................................................................................- 96 Bijlage 14 ................................................................................................................................ - 103 Bijlage 15 ................................................................................................................................ - 110 Bijlage 16 ................................................................................................................................ - 112 Bijlage 17 ................................................................................................................................ - 113 Bijlage 18 ................................................................................................................................ - 114 Bijlage 19 ................................................................................................................................ - 115 Bijlage 20 ................................................................................................................................ - 117 Bijlage 21 ................................................................................................................................ - 121 Geraadpleegde literatuur............................................................................................................ - 122 -
-3-
Inleiding Voor u ligt mijn, Gerald Bes 80450, onderzoeksverslag van mijn actieonderzoek. In dit onderzoek staat deze vraag centraal: ‘Op welke wijze beïnvloedt een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de motivatie van de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven tijdens het maken van verrijkende leerstof op het gebied van rekenonderwijs?’ Het actieonderzoek bestaat uit verschillende stappen, deze stappen corresponderen met de stappen die staan beschreven in ‘Stappenplan Actieonderzoek1’. Het onderwerp van het vooronderzoek is: ‘Verrijking van de leerstof’. In de gesprekken die ik met de directie van basisschool De Schelp heb gevoerd, kwam duidelijk naar voren dat zij problemen tegenkwamen binnen de bovenbouwgroepen. De leerlingen die verrijkende leerstof kregen aangeboden, waren vaak niet gemotiveerd om het werk te maken en vonden het lastig om hun werk zelfstandig te maken. Dit onderzoek is voor iedereen die de ambitie die in stap een staat beschreven deelt. In deze ambitie staat beschreven hoe we leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong kunnen motiveren. Enkel het aanbieden van een verrijkingsmethode is niet de juiste methode. In het onderzoeksverslag doe ik verslag van het onderzoek waarin ik door verschillende activiteiten en een logboek de leerlingen wil motiveren. In bijlage twintig valt het beoordelingsformulier, de hand-out en een samenvatting te zien van de presentatie op mijn werkplek. In bijlage eenentwintig valt het beoordelingsformulier van de posterpresentatie te zien.
1
Leygraaf, M, (2011), Stappenplan actieonderzoek, Hogeschool iPabo
-4-
Samenvatting In dit onderzoek staat deze vraag centraal: ‘Op welke wijze beïnvloedt een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de motivatie van de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven tijdens het maken van verrijkende leerstof op het gebied van rekenonderwijs?’ Achtergrond Het onderwerp van het vooronderzoek is: ‘Verrijking van de leerstof’. In de gesprekken die ik met de directie van basisschool De Schelp heb gevoerd, kwam duidelijk naar voren dat zij problemen tegenkwamen binnen de bovenbouwgroepen. De leerlingen die verrijkende leerstof kregen aangeboden, waren vaak niet gemotiveerd om het werk te maken en vonden het lastig om hun werk zelfstandig te maken. Alvorens het onderzoek was het nog niet duidelijk wat de oorzaak hiervan was, het was aan mij de taak om dit probleem duidelijk in kaart te brengen. Uit deze gesprekken is het onderzoeksdoel tot stand gekomen. Door het onderzoeksdoel heb ik een voorlopige onderzoeksvraag kunnen formuleren. De voorlopige onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof op het gebied rekenonderwijs aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? Door deelvragen te formuleren, heb ik mij kunnen verdiepen in de ambitie. Door de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden te observeren, heb ik kunnen concluderen in hoeverre de leerlingen betrokken zijn bij het maken van de opdrachten. Uit deze observatie heb ik kunnen concluderen dat de leerlingen meer dan zestig procent van de leertijd niet taakgericht zijn. Door deze leerlingen te interviewen, heb ik kunnen achterhalen wat de behoeften van deze leerlingen zijn. Uit het interview heb ik kunnen concluderen dat de leerlingen behoefte hebben aan begeleiding, instructie, duidelijkheid over de gemaakte opdrachten en dat de leerlingen verschillende opdrachten willen. Door de leerkracht van de geobserveerde klas te interviewen, heb ik kunnen concluderen dat de leerkracht en de leerlingen niet weten wat ze moeten doen. De leerlingen weten niet wat de bepaalde volgorde is van het maken van de verrijkende opdrachten en de leerkracht weet dit ook niet. Er is onduidelijkheid over de opdrachten die gemaakt moeten worden. Door Jan Willem van Slijpe te interviewen, heb ik kunnen concluderen wat het belang is van spellen in het onderwijs. Jan Willem gaf in het interview aan dat het inzetten van spellen de leerlingen motiveert. Spellen als het Canadees vermenigvuldigen zijn altijd op niveau en altijd uitdagend en hierdoor blijven ze aantrekkelijk voor leerlingen. Uit de bestudeerde literatuur kwam duidelijk naar voren dat het van belang is dat de leerlingen die verrijkende leerstof aangeboden krijgen, weten wat er van ze verwacht wordt en dat er duidelijkheid is over de begeleidingsmomenten voor de leerlingen. Daarnaast wordt er in de literatuur duidelijk gemaakt dat het inzetten van een logboek, een boekje waarin de leerlingen precies beschrijven wat ze per dag moeten doen, de motivatie van de leerlingen laat toenemen. Door deze informatie heb ik mijn definitieve onderzoeksvraag kunnen formuleren. Mijn definitieve onderzoeksvraag is:
-5-
‘Op welke wijze beïnvloedt een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de motivatie van de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven tijdens het maken van verrijkende leerstof op het gebied van rekenonderwijs?’ Het onderzoeksdoel: ‘Ik wil onderzoeken op welke wijze een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven die verrijkende leerstof maken beïnvloedt’. In de uitvoering van mijn onderzoek heb ik de volgende acties ondernomen: - Het inzetten van een logboek - Het inzetten van verschillende activiteiten - Het inzetten van vaste begeleidingsmomenten In stap zeven en acht beschrijf ik hoe het verloop van deze acties heeft plaatsgevonden. Ook evalueer ik de acties. Om deze acties te evalueren, heb ik de volgende acties ondernomen: - Ik heb de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden geïnterviewd - Ik heb de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden geobserveerd - Ik heb de leerkracht van de geobserveerde klas geïnterviewd Uit deze acties bleek dat de leerlingen nog maar twaalf procent van de leertijd niet taakgericht waren. Uit het interview heb ik kunnen concluderen dat de leerlingen zeer positief waren over de verschillende activiteiten die ze aangeboden kregen. Volgens de leerlingen is het logboek zeer geschikt om aan te geven welke opdrachten ze af moeten hebben en kunnen ze in het logboek duidelijk aangeven over welke opdrachten ze een vraag hebben. Uit het interview met de leerkracht heb ik kunnen concluderen dat de leerkracht zeer positief is over het gebruik van een logboek en het inzetten van verschillende activiteiten. De leerkracht geeft in het interview aan dat hij verwacht dat het leerrendement is toegenomen. Conclusie Door een logboek in combinatie met verschillende activiteiten in te zetten in het onderwijs, heb ik geprobeerd om de leerlingen te motiveren voor het maken van verrijkende leerstof. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, heb ik de leerlingen nogmaals geobserveerd en geïnterviewd. Uit de verkregen data heb ik kunnen concluderen dat door het inzetten van een logboek in combinatie met verschillende activiteiten en het aanbieden van begeleidingsmomenten, de motivatie van de leerlingen toeneemt.
-6-
Stap 1: Ontwikkelingstaak (ambitie) In stap 1 zal ik beide ambities beschrijven. Ik zal de ambitie van mijn stageschool en van mijzelf beschrijven. Van deze twee ambities zal ik een leidende ambitie vaststellen, deze zal leidend zijn voor mijn onderzoek. Ambitie school: De school waar ik mijn actieonderzoek zal uitvoeren, is basisschool De Schelp. Deze school is gelegen in het dorp Wervershoof. De school heeft een team van 22 personeelsleden: meerhoofdige schoolleiding, 19 teamleden en een onderwijsondersteunend personeelslid. Er zijn twee interne begeleiders en bewegingsonderwijs in de groepen 3 tot en met 8 wordt één keer in de week gegeven door een vakleerkracht gym. Eén van de teamleden heeft zich gespecialiseerd in dyslexie. Binnen het team zijn er een aantal specialisten: een leescoördinator, een ICT-coördinator en een rekenspecialist. Basisschool De Schelp maakt deel uit van Stichting Katholiek Onderwijs De Dijken - een overkoepelend orgaan, met onder haar beheer de katholieke basisscholen in de plaatsen Andijk, Enkhuizen, Medemblik, Onderdijk, Wervershoof en Zwaagdijk-Oost.2 Door diagnostische gesprekken met de directie, de brainstorm met een teamlid en doordat ik het schoolplan en de schoolgids heb gelezen, kan ik de ambitie duidelijk in kaart brengen. In het schoolplan komen een aantal punten duidelijk naar voren, namelijk: 1. Sociaal-emotionele ontwikkeling 2. Stof aanbieden die past bij de ontwikkeling van het kind 3. Professionele cultuur3 De hier bovenstaande punten zijn de visie op het onderwijs van basisschool De Schelp. Uit de visie valt te herleiden dat ze zich verdiepen in het aapassen van de leerstof zodat het aansluit bij het ontwikkelingsniveau van het kind. In het diagnostische gesprek met de directie is naar voren gekomen dat zij opbrengstgericht werken een zeer goede vorm van onderwijs vinden, dit valt dan ook te herleiden uit de onderwijsvisie van de school. Uit het gesprek kwam enkel duidelijk naar voren dat er enkele nadelen aan de vorm zitten waar de school figuurlijk mee worstelt. Tijdens het gesprek werd duidelijk dat de directie graag wil dat ik onderzoek doe naar de groep leerlingen die een ontwikkelingsvoorsprong hebben en dat ik het richt op het vak rekenen. De school bepaalt aan de hand van een analyse van de cito-toetsen, welke leerlingen compacte leerstof aangeboden krijgen. Deze analyse wordt tot nu toe uitgevoerd op twee vakgebieden, namelijk rekenen en spelling. Wanneer een leerling meer dan tien leermaanden voorsprong heeft, krijgt de leerling een aanpassing in het reguliere werk. De school heeft ervoor gekozen om de leerlingen die een ontwikkelingsvoorsprong van rekenen hebben, een compact rekenprogramma aan te bieden. Doordat de leerlingen een compact 2 3
Schoolplan Basisschool De Schelp, versie 2007/2011 Schoolplan Basisschool De Schelp, versie 2007/2011
-7-
rekenprogramma hebben, zijn ze eerder klaar met hun reguliere werk en hebben ze meer tijd over voor verrijking. De verrijking wordt geboden door middel van het plusschrift dat hoort bij de methode. In het plusschrift staan uitdagende opdrachten. Het probleem is dat het lastig te controleren valt of leerlingen in het plusschrift aan het werk zijn. De leerlingen kijken zelf hun werk na. Hierdoor is het lastig om te bepalen of de leerlingen zoveel opdrachten maken als dat van de leerlingen verwacht wordt. Daarnaast zien de leerkrachten vaak terug dat de leerlingen niet gemotiveerd zijn. De leerlingen hoeven hun werk niet te laten zien en hierdoor zijn de leerlingen niet gemotiveerd om het te maken. Wat de leerkrachten ook terugzien is dat bepaalde leerlingen zelfstandig in het plusschrift moeten werken, maar dat ze dit zeer lastig vinden. De leerlingen vinden het lastig om zelf de opdrachten te plannen en zodoende raken de leerlingen gedemotiveerd. Daarnaast vinden de leerkrachten het lastig om te bepalen wanneer ze deze leerlingen kunnen begeleiden. Het team van De Schelp vraagt zich dan ook af op welke manier de verrijking ook ingevuld kan worden. Mijn ambitie: Tijdens mijn verschillende stages werd het mij duidelijk dat er veel differentiatie binnen een klas plaatsvindt. Tijdens de stages heb ik dan ook veel lessen gegeven waarbij ik rekening moest houden met verschillen tussen leerlingen. Voor mij is het duidelijk geworden dat elk kind uniek is en dat elk kind op een andere manier benaderd dient te worden. Tijdens de verschillende stages zie ik dat sommige leerlingen ontwikkelingsvoorsprongen of ontwikkelingsachterstanden hebben. Ik ben van mening dat de leerlingen in de klas veel van elkaar kunnen leren en dat het dus goed is om verschillen te erkennen binnen de klas en om er iets mee te doen. In mijn stageperioden is het mij vaak opgevallen dat de verschillen tussen leerlingen niet met één eenvoudige standaard oplossing vallen op te lossen. Dit terwijl het voor een leerling zeer belangrijk is dat hij/zij wordt uitgedaagd in zijn of haar leerproces.4 Er zijn al veel aanpassingen binnen de methodes, maar ook tussen deze aanpassingen zitten veel kloven. Veel leerlingen die goede scores halen bij de cito-rekentoets, vinden niet genoeg uitdaging bij de reguliere leerstof. Wanneer deze leerlingen compact rekenen krijgen aangeboden, zie ik vaak terug dat bepaalde leerlingen dit niet aankunnen en dat deze leerlingen, ondanks de goede scores, weer de reguliere stof krijgen aangeboden. Dit valt tevens te koppelen naar de zwakkere leerlingen. Deze groep leerlingen krijgt bijvoorbeeld een maatschrift. Het valt mij op dat bepaalde zwakkere leerlingen in het maatschrift werken, maar hier zodanig goed scoren dat ik mijzelf afvraag of deze leerlingen wel worden uitgedaagd. Dit soort problemen kom ik vaak tegen in stage, hierdoor zou ik graag willen leren hoe men leerlingen op hun juiste niveau kunnen uitdagen. Wat ik ook graag zou willen onderzoeken is hoe ik het zelfstandig werken kan stimuleren bij leerlingen. Mijn ervaring met zelfstandig werken is dat een bepaalde groep leerlingen goed aan het werken is, maar er is ook een groep die telkens gemotiveerd moet worden. Ik vind het een uitdaging om deze groep leerlingen zo te stimuleren dat ook zij consequent aan het werk zijn tijdens 4
Alkema, E. & W. Tjerkstra, (1995), Meer dan onderwijs, vijfde herziende druk, Van Gorcum & Comp. B.V., Assen
-8-
zelfstandig werken. Ik heb vaak in de praktijk gezien dat leerlingen bepaalde opdrachten krijgen. Wanneer ze een bepaalde opdracht af hebben, moeten ze dit zelf afstrepen in hun eigen zelfstandig werk boekje. Ik heb vaak gemerkt dat leerlingen niet gemotiveerd zijn, terwijl dit volgens Van Eijkeren één van de belangrijkste middelen is in het onderwijs.5 In de theorie wordt geschreven dat zelfstandig werken een belangrijke vaardigheid is die kinderen niet vroeg genoeg kunnen leren. Kinderen zijn door zelfstandig werken minder afhankelijk van de leerkracht en dat geeft ze zelfrespect en zelfvertrouwen.6 Uit stage-ervaring is mij duidelijk geworden dat rekenen een vak is waar ik mijzelf graag in zou willen verdiepen. Het vak heeft mij al vanaf mijn eigen basisschool al aangesproken en dit is nooit weggeweest. Doordat rekenen een vak is wat ik graag geef, ben ik geabonneerd op het vakblad ‘Volgens Bartjens’. In dit vakblad worden vaak lessuggesties, vormen van onderwijs, methodes beschreven en toegelicht. In een van de artikelen7 werd gesproken over een bepaalde vorm van onderwijs die ik niet eerder had gehoord, namelijk opbrengstgericht werken. In dit artikel wordt uitvoerig gesproken over opbrengstgericht werken. Er worden in het artikel verschillende handvaten aan de lezer gegeven die het inbrengen van de nieuwe vorm eenvoudiger maakt. Omdat het artikel mij aansprak, ben ik mij gaan verdiepen in deze nieuwe vorm van onderwijs. Ik zou graag meer willen leren over opbrengstgericht werken en hoe ik deze vorm van onderwijs kan toepassen binnen mijn eigen onderwijs. Gezamenlijke ambitie: Wanneer ik onze beide ambities met elkaar vergelijk, kan ik concluderen dat er veel overeenkomsten zijn. Toch zullen beide ambities bijgesteld moeten worden om een gezamenlijke ambitie te creëren. Om dit te doen ben ik in gesprek gegaan met de directie en door middel van een gesprek en een mindmap, hebben wij een gezamenlijke ambitie ontwikkeld waar we beiden achterstaan. Uit het gesprek is de volgende ambitie ontstaan: Ik beschrijf in mijn eigen ambitie dat ik vaak heb gezien dat leerlingen in een bepaalde kloof zitten en dat ik dit graag zou willen onderzoeken. In het gesprek is naar voren gekomen dat de school dit niet wilt onderzoeken. De school bepaalt aan de hand van een analyse welke leerling een aangepaste leerstof aangeboden krijgt. De school heeft er meer baat bij wanneer ik onderzoek hoe de verrijking een andere invulling kan krijgen. Ik heb mij bij deze ambitie aangesloten. Het lijkt mij zeer interessant om andere verrijkingsmethodes in te zetten binnen mijn onderwijs. Het is belangrijk om leerlingen gemotiveerd aan hun opdrachten te laten werken. In mijn eigen ambitie schrijf ik dat ik graag zou willen onderzoeken hoe ik de leerlingen beter zelfstandig zou kunnen laten werken. De ambitie van de school sluit daar op aan. In de ambitie van de school wordt aangegeven dat de leerkrachten van de school merken dat leerlingen soms niet gemotiveerd zijn. Zij geven hier bepaalde oorzaken voor. Één van deze oorzaken is dat sommige leerlingen het lastig vinden om zelfstandig te werken. Het is voor het onderzoek dus van belang om te onderzoeken hoe de leerkracht ervoor kan zorgen dat de leerlingen beter zelfstandig kunnen werken.
5
Eijkeren, van, M, (2005), Pedagogisch-didactisch begeleiden, tweede druk, HBuitgevers, Baarn Eijkeren, van, M, (2005), Pedagogisch-didactisch begeleiden, tweede druk, HBuitgevers, Baarn 7 Pranger, H en Jacqueline van Burk (2010), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 3 6
-9-
Uit het gesprek met de betrokkenen van de school is duidelijk naar voren gekomen dat we willen onderzoeken hoe we leerlingen met een compacte rekenstof op een andere manier verrijking kunnen aanbieden. Door de andere manier van verrijking willen we bereiken dat de leerlingen gemotiveerd en zelfstandig zullen werken.
- 10 -
Stap 2: (Voorlopige) Onderzoeksvraag Om een deel van stap twee de beschrijven, kies ik ervoor om de tabel over te nemen die staat weergegeven in ‘Stappenplan actieonderzoek’8, pagina 11. Deze tabel is een hulpmiddel om de ambitie van de school, het voorlopige onderzoeksdoel en de voorlopige onderzoeksvraag te noteren. Om er zeker van te zijn dat de onderzoeksvraag relevant is voor mijn werkplek, valt hier een schriftelijke bevestiging in te zien. Ambitie van school De Schelp: De school dient te zorgen voor verrijking van de leerstof die aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen. Voorlopig onderzoeksdoel: Leraren op school bieden verrijking van de leerstof aan die aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen. Voorlopige onderzoeksvraag: Op welke manier valt verrijking van de leerstof op het gebied rekenonderwijs aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? In de ambitie van de school valt te lezen dat de school wil zorgen voor verrijking van de leerstof die aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen. Dit valt dan ook terug te zien in het voorlopige onderzoeksdoel. In het doel staat beschreven dat de verrijking van de leerstof moet aansluiten bij de leerbehoeften van de leerlingen. ‘Leerbehoeften’ is een zeer groot begrip, en hierin valt dus ook af te leiden dat er verschillende problemen vallen terug te zien in de praktijk. Met het onderzoeksdoel wordt bedoeld dat er verschillende oplossingen moeten komen die ervoor zorgen dat leerlingen zelfstandig aan het werk kunnen en dat ze gemotiveerd de opdrachten zullen uitvoeren. De voorlopige onderzoeksvraag laat zien dat er verschillende manieren zijn om verrijking van de leerstof aan te bieden. Hier valt eveneens terug te koppelen naar de ambitie die is beschreven in stap 1. In stap 1 heb ik beschreven dat de school merkt dat er verschillende oorzaken zijn waardoor de verrijking anders verloopt dan hoe de school zou willen. Het antwoord op de voorlopige onderzoeksvraag moet handelingsalternatieven aanbieden waardoor de leerlingen gemotiveerd en zelfstandig zullen werken. Wanneer de handelingsalternatieven ingezet zullen worden in het onderwijs, valt te zien of de ambitie van de school behaald is. Één van de vragen die mij gesteld is, is om te verwoorden wat de verrijking van de leerstof nou met de kerndoelen te maken heeft. We willen allemaal dat alle leerlingen aan de kerndoelen voldoen, maar wat heeft de verrijking hier dan mee te maken. Om deze vraag te beantwoorden, zal ik eerst een aantal kerndoelen beschrijven. De kerndoelen zijn allemaal afkomstig van de internetsite www.tule.slo.nl . Deze internetsite beschrijft op een navolgbare wijze de kerndoelen, de kerndoelen kunnen worden aangeklikt waardoor de leerlijn wordt gevisualiseerd. Aan de hand van een aantal kerndoelen zal ik beschrijven wat de relatie is tussen de kerndoelen en de verrijkende leerstof. Kerndoel 23
8
De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken.
Leygraaf, M, (2011), Stappenplan actieonderzoek, Hogeschool iPabo
- 11 -
Kerndoel 24
De leerlingen leren praktische en formele rekenwiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven.
Kerndoel 25
De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.
Kerndoel 29
De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.9
Hierboven staan de kerndoelen beschreven. De leerlingen krijgen in de verschillende methodes, deze zal ik beschrijven in stap 3, allerlei opdrachten te maken. Deze opdrachten zijn voor de leerlingen moeilijker gemaakt of ze hebben een heel andere vorm gekregen. De leerlingen leren door de verschillende opdrachten bijvoorbeeld wiskundetaal gebruiken. De leerlingen maken opdrachten over het gebruiken van kaarten en hier komt dan het begrip ‘schalen’ in voor. De leerlingen komen door de verschillende opdrachten in aanraking met de kerndoelen en zodoende werken zij hieraan. Door met de leerlingen te bespreken wat ze moeten aantonen, leren de leerlingen redeneringen helder weer te geven. Het moet voor de leerkracht helder zijn welke stappen een leerling heeft ondernomen om een somstuk op te lossen. Ook zijn leerlingen bezig met verschillende breuken, procenten en kommagetallen in de verrijkende opdrachten. De leerlingen komen door de verrijkende opdrachten eerder tot de doelen die zijn geformuleerd. In de verrijkende leerstof zijn de leerlingen bijvoorbeeld op dit moment al bezig met het beseffen dat beschrijvingen met procenten een alternatieve vorm voor beschrijvingen met breuken of verhoudingen is en doorziet de voor- en nadelen van deze gestandaardiseerde beschrijving.10 Ik vind het van belang dat de leerlingen werken aan de kerndoelen. Wanneer de leerlingen bezig zijn met verrijking van de leerstof, zijn ze bezig te werken aan de kerndoelen. Een aantal kerndoelen zijn hieronder weergegeven.
Om te bepalen in hoeverre de onderzoeksvraag relevant is in de actuele ontwikkeling van het betreffende vakgebied, ben ik in gesprek gegaan met Jan-Willem van Slijpe. Tijdens de eerste bijeenkomst met mijn expert heb ik gevraagd welke keuze ik moest maken, ik zal over deze keuze niet verder uitweiden in deze stap. Tijdens het gesprek heb ik allerlei ophelderingvragen gesteld. In het vakblad ‘Volgens Bartjens’ is een artikel geplaatst dat gaat over een plusklas. Hierin wordt onder andere beschreven dat het uitdagen van sterke rekenaars niet eenvoudig is. “In het artikel laat Erica de Goeij zien hoe de leerlingen van haar plusklas een eenvoudig spel omzetten naar rekenspellen waar de hele klas zijn tanden in kan zetten.” (De Goeij, 2011:8) 11 Het artikel gaat dus over een plusklas die verrijkingsstof krijgt aangeboden. De leerlingen zijn namelijk bezig een spel om te zetten naar een lastig rekenspel. Het vakblad ‘Volgens Bartjens’ staat er bekend om dat ze actuele ontwikkelingen publiceren. Ik kan 9
http://tule.slo.nl/RekenenWiskunde/F-KDRekenenWiskunde.html Keijzer, R. e.a.(2005) Breuken, procenten, kommagetallen en verhoudingen, Noordhoff Uitgevers, Groningen/Houten 11 De Goeij, E, (2011), Volgens Bartjens, jaargang 31, september 2011, nummer 1 10
- 12 -
dus met zekerheid zeggen dat het verrijken van de leerstof en dus de onderzoeksvraag relevant is in de actuele ontwikkelingen van het rekenonderwijs. Naast het vakblad staat het onderwerp van de onderzoeksvraag ook in de tweede kamer vaak op de agenda. In het discussieprogramma ‘Buitenhof’ wordt minister van Bijsterveldt, minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, geïnterviewd. Het interview werd op zondag 2-10-2011 getoond op de Nederlandse televisie, klik hier om het interview in te zien. In het interview vertelt mevrouw Van Bijsterveldt dat we ons meer moeten richten op passend onderwijs en dat leerkrachten de sleutels zijn om dit te realiseren. “Passend onderwijs gaat om de aanpassing van de zorg voor leerlingen in en om de school opdat elk kind inderdaad passend onderwijs krijgt.” (Appelman, 2007) 12 Ik weet dat passend onderwijs gaat over kinderen die vanwege een handicap of stoornis of een andere beperking niet gewoon het regulieren onderwijs kunnen volgen dat de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs bieden, maar het passend onderwijs gaat over het onderwijs dat ‘past’. In de onderzoeksvraag staat dat ik onderzoek wil doen naar passende verrijking van de leerstof. In de onderzoeksvraag staat dat de verrijkende leerstof aan moet sluiten bij de leerbehoeften van de leerlingen, anders geformuleerd: De verrijkende leerstof moet passend zijn. Met het moet passend zijn wil ik verwijzen naar het ‘passend onderwijs’. De onderzoeksvraag is in het verlengde van het ‘passend onderwijs’. Wederom valt te concluderen dat de onderzoeksvraag relevant is in de actuele ontwikkelingen van het rekenonderwijs. Waaruit ook valt te concluderen dat de onderzoeksvraag relevant is in de actuele ontwikkelingen van het rekenonderwijs, is dat SLO met een aantal en voor een aantal methodes compactingsprogramma’s heeft ontwikkeld. Daarnaast heeft SLO een boek ontwikkeld waarin tips staan voor de organisatie en invoering van een compacting- en verrijkingstraject in de klas en in de school. Ook bevat het boek veel praktische suggesties voor verrijking van de rekenlessen van leerlingen en voor het inzetten van bestaand verrijkingsmateriaal in de vrijgekomen rekentijd van de leerlingen.13 De onderzoeksvraag moet antwoord geven op de vraag op welke manier verrijking van de leerstof aan te bieden valt die aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen. In de bronnen die hierboven staan beschreven, valt te concluderen dat verrijking van de leerstof een actuele ontwikkeling is van het vak rekenonderwijs. Om aan te tonen dat de onderzoeksvraag voldoet aan de onderzoeksvragen, zal ik verwijzen naar de theorie die staat weergegeven in Praktijkonderzoek in de school.14 In hoofdstuk vier van dit boek worden een aantal criteria opgenoemd. Ik zal aan de hand van deze criteria aantonen dat de voorlopige onderzoeksvraag een geschikte onderzoeksvraag is. Om het voor u, de lezer, eenvoudiger te maken noteer ik hieronder nogmaals de voorlopige onderzoeksvraag. Voorlopige onderzoeksvraag: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen?
12
http://www.kvlo.nl/sf.mcgi?1334 http://www.slo.nl/primair/publicaties/compacten/rekenles/ 14 Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum 13
- 13 -
Richtlijn 1, Een vraagzin In de theorie valt te lezen dat het van belang is dat een onderzoeksvraag een vraagzin is. Bovenstaande valt mijn voorlopige onderzoeksvraag te lezen en we kunnen concluderen dat het een vraagzin is. Richtlijn 2, Een open vraag Een gesloten vraag is een vraag de je met ja of nee kunt beantwoorden, een open vraag is het tegenovergestelde. Ik kan stellen dat de voorlopige onderzoeksvraag een open vraag is, de vraag is niet met ja of nee te beantwoorden. Richtlijn 3, Een enkelvoudige vraagstelling De voorlopige onderzoeksvraag bestaat uit één vraag, dit is een belangrijk criterium voor een onderzoeksvraag. Richtlijn 4, Niet vragen naar de bekende weg De voorlopige onderzoeksvraag is niet eenvoudig te beantwoorden, er wordt dus niet gevraagd naar de bekende weg. Het is niet zo dat het grootste deel van de vraag zonder onderzoek beantwoord kan worden. Richtlijn 5, Een aansprekende onderzoeksvraag die relevant is voor de beroepspraktijk In de ambitie van zowel de school als in die van mijzelf, valt te herleiden dat we beide willen weten op welke wijze we verrijking van de leerstof aan kunnen bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen. Ik heb in mijn eigen ambitie een aantal concrete voorbeelden gegeven, hieruit valt te herleiden dat de onderzoeksvraag relevant is voor de beroepspraktijk. Ook de school vraagt zich af hoe ze leerlingen extra kunnen stimuleren die, wanneer ze het compacte rekenstof af hebben, verrijkingsmateriaal aangeboden krijgen. Om de voorlopige hoofdvraag te kunnen aanscherpen, heb ik deelvragen ontwikkeld. De deelvragen zal ik eerst formuleren en daarna zal ik beschrijven hoe de deelvragen naar mijn verwachting de voorlopige onderzoeksvraag zullen aanscherpen. Daarnaast zal ik een aantal deelvragen formuleren die ook relevant zouden kunnen zijn om de onderzoeksvraag aan te scherpen, maar die in het kader van dit onderzoek onhaalbaar zijn. 1. Welke materialen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen? 2. Welke organisatievormen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden? 3. Op welke manier wordt de verrijkende leerstof op dit moment aan de leerlingen aangeboden? 4. Wat zijn de leerbehoeften van leerlingen die verrijkende leerstof op het gebied rekenen krijgen aangeboden? 5. Hoe ervaren de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof? Deelvraag 1 Door de eerste deelvraag zal ik mij verdiepen in de verschillende materialen die er zijn om verrijking aan te bieden. Door dit in de literatuur te onderzoeken, zal ik de deelvraag kunnen beantwoorden - 14 -
met concrete invullingen van de verrijking. Wanneer ik weet welke verschillende materialen er zijn, zal ik een keuze kunnen maken tussen deze materialen en zal ik één of een aantal van die materialen in kunnen zetten in mijn onderwijs. Mijn onderzoeksvraag zal dan aangescherpt worden doordat er concrete materialen in verwerkt zullen worden. Deelvraag 2 Omdat ik in deelvraag twee mij bezig houd met de verschillende organisatievormen die er zijn om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen, zal ik mijn visie op dit punt verbreden. Hierdoor zal ik er achterkomen dat er verschillende organisatievormen zijn om verrijking aan te bieden. Doordat ik deze verschillende vormen zal beschrijven, zal ik kunnen analyseren welke organisatievorm ik het beste toe kan passen binnen mijn onderwijs. Wanneer ik dit weet, zal ik mijn onderzoeksvraag concreter kunnen maken. Ik kan de organisatievorm integreren in mijn onderzoeksvraag en zodoende zal ik het aanscherpen. Ik zal één of een aantal organisatievormen die er zijn om verrijkende leerstof aan te bieden, integreren in mijn onderzoeksvraag en zo zal de definitieve onderzoeksvraag ontstaan. Deelvraag 3 Door de derde deelvraag kom ik te weten op welke manier de verrijkende leerstof op dit moment aan de leerlingen wordt aangeboden. Hierdoor krijg ik een goed beeld van de huidige situatie en zodoende kan ik bepalen waar de leerlingen behoeften aan hebben. Doordat ik weet waar de leerlingen behoeften aan hebben, zal ik dit kunnen verwerken in mijn onderzoeksvraag. Wanneer ik weet waar de leerlingen behoeften aan hebben, zal ik mij meer kunnen richten op een bepaalde organisatievorm of bepaalde materialen. Deelvraag 4 Wanneer ik weet wat de leerbehoeften van leerlingen die verrijkende leerstof op het gebied rekenen krijgen zijn, zal ik kunnen vergelijken wat ik moet aanpassen in mijn onderwijs. Doordat ik weet waar de leerlingen behoefte aan hebben, zal ik hierop mijn onderzoeksvraag kunnen aanpassen. Ik zal duidelijk kunnen maken in mijn onderzoeksvraag wat ik wil aanpassen aan het huidige onderwijs. Deelvraag 5 Door de vijfde deelvraag zal ik te weten komen hoe de leerlingen op dit moment de verrijkende opdrachten ervaren. Dit is van belang voor mijn onderzoek omdat ik dan deels weet wat de leerlingen juist niet aanspreekt. Doordat ik weet wat de leerlingen niet aanspreekt, zal ik handelingalternatieven, in de vorm van materialen of organisatievormen, in kunnen zetten. Deze handelingsalternatieven zullen geïntegreerd worden in de onderzoeksvraag en hierdoor zal de onderzoeksvraag concreter worden. Deelvragen die ook relevant zouden zijn: 1. Op welke manier bieden de leerkrachten in Singapore het rekenonderwijs aan?
- 15 -
In het vakblad ‘Volgens Bartjens’ is een artikel beschreven waarin wordt verwezen naar het TIMSS onderzoek15, klik hier om het in te zien. In dit onderzoek laten de komen de onderzoekers tot de conclusie in welk land op de beste manier rekenonderwijs wordt aangeboden. Het is de schrijvers van dit artikel opgevallen dat Singapore zeer hoog scoort in deze lijst. Ik zou graag als deelvraag willen onderzoeken op welke manier de leerkrachten in Singapore het rekenonderwijs aanbieden. In het artikel wordt beschreven hoe het komt dat Singapore zo goed scoort in dit onderzoek. Helaas is deze deelvraag onhaalbaar. Ik heb niet de tijd en het is voor mij financieel onhaalbaar om naar Singapore te vliegen om daar te analyseren op welke manier deze leerkrachten het onderwijs aanbieden. Ik zou graag naar Singapore gaan om daar te bepalen hoe de leerkrachten omgaan met verschillen tussen leerlingen. Wanneer ik dit zou weten, zou ik dit kunnen toepassen op mijn onderwijs en zal ik mijn onderzoeksvraag kunnen aanscherpen. 2. Hoe kan ik de verrijkingsstof aanbieden doormiddel van een thema? Ik zou graag willen weten hoe ik de verrijkende leerstof kan aanbieden aan de leerlingen in de vorm van een thema. Het thematisch onderwijs spreekt mij altijd aan, maar in verband met de tijd kan ik dit niet uitvoeren op mijn werkplek. Ik heb er helaas geen tijd voor om de verrijkende leerstof aan te bieden binnen een thema. Deze deelvraag zou mij meer inzicht kunnen geven in de verschillende materialen die er zijn om de verrijking aan te bieden. Ik zou een thema kunnen inzetten in mijn onderwijs en hierop zou ik mijn onderzoeksvraag op kunnen aanscherpen.
15
http://www.utwente.nl/ibr/timssenpirls/timss/overtimss/watistimss.doc/
- 16 -
Stap 3: Keuze onderzoeksinstrumenten Om de deelvragen te kunnen beantwoorden, zal ik literatuur gebruiken. De keuze van deze literatuur hangt af van bepaalde criteria. Ik zal in deze stap beargumenteren waarom ik bepaalde literatuur zal raadplegen en waarom ze relevant zijn voor mijn vooronderzoek. Daarnaast zal ik de onderzoeksinstrumenten beschrijven die ik inzet om de deelvragen te beantwoorden en zal ik beargumenteren waarom de keuze van de onderzoeksinstrumenten het vooronderzoek haalbaar maakt. Om het duidelijk te maken voor de lezer welke literatuur ik zal gebruiken voor welke deelvraag, heb ik de deelvragen hieronder genoteerd. Per deelvraag zal ik beschrijven welke literatuur ik heb gekozen. 1. Welke materialen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen? In het boek Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs16 worden veel materialen besproken en toegelicht. Deze theorie zal dan ook van grote invloed zijn voor mijn onderzoek. Ik ben mij ervan bewust dat ik meerdere literatuur moet gebruiken om de deelvraag te beantwoorden. Naast de literatuur die staat beschreven in het boek dat ik hierboven heb beschreven, zijn er veel artikelen geschreven over verrijking. Deze artikelen staan allemaal in het archief van het vakblad ‘Volgens Bartjens’. In dit artikel17 wordt besproken dat sterke rekenaars tekort komen als zij alleen een compact programma doorwerken en daarnaast zelfstandig opdrachten maken. In het artikel beschrijft de auteur het werken met een plusklas voor rekenen aan de hand van een probleemgerichte, productieve oefenactiviteit die een beroep doet op het eigen initiatief van leerlingen. Ik denk dat er in dit artikel veel handvatten staan beschreven over de materialen die te gebruiken zijn voor een rijke verrijking. Ook zijn er verschillende artikelen geschreven over het compacten en verrijken van de rekenles, bijvoorbeeld in dit artikel18. Naast de literatuur die ik hierboven heb beschreven, zijn er veel materialen aanwezig in het leerlandschap van de Hogeschool iPabo. Zo staan er in het leerlandschap Rekentoppers, Rekentijger, Somplextra. De hier bovenstaande materialen zijn specifiek bedoeld voor verrijking van de rekenles. Deze materialen wil ik nader bestuderen om zo te bepalen wat en hoe ik deze zou kunnen inzetten binnen mijn onderwijs. In het artikel Welk extraatje past bij uw leerling19 worden zeven verrijkende materialen met elkaar vergeleken. Ik denk dat dit artikel zeer goed is om te gebruiken bij de beantwoording van de deelvraag. Het artikel gaat over de verschillende methodes en het belicht zowel de positieve als de negatieve kanten hiervan. Om deze deelvraag te beantwoorden, zal ik twee onderzoeksinstrumenten inzetten. Ik zal literatuur 16
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 17 Goeij, de, E (2011), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 4 18 Noteboom, A, Compacten in het reken-wiskundeonderwijs voor begaafde en hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 19 Kool, M (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2
- 17 -
bestuderen. Ik kies hiervoor omdat een groot voordeel van het inzetten van een literatuuronderzoek is dat ik mijn visie op verrijkende leerstof op een eenvoudige manier kan verbreden. Een nadeel is dat ik geen mensen spreek die ervaring hebben in het verrijken van de leerstof. Ik zal geen concrete voorbeelden lezen in de theorie, en ik zal in de verschillende verrijkingsmethoden lezen dat die specifieke methode de beste methode is. Om het nadeel van het literatuuronderzoek zoveel mogelijk weg te halen, wil ik een meerwetende partner bevragen. Iemand die veel literatuur schrijft over verrijkende leerstof door middel van spellen, is Leo Prinsen. Het voordeel van het bevragen is dat ik vragen kan stellen die betrekking hebben op mijn praktijkprobleem. Daarnaast kan ik om naderende verklaring vragen van de theorie die hij in verschillende artikelen heeft geschreven. Een nadeel van het bevragen is dat degene die bevraagd wordt al een bepaalde mening heeft over het onderwerp. Hierdoor zal hij mij een bepaalde richting in zetten die hij zelf de beste manier vindt. Door de literatuur te bestuderen kan ik hier voor waken. Een literatuuronderzoek is haalbaar. Ik heb beschreven welke literatuur ik wil gebruiken om de deelvraag te beantwoorden. Ik weet dat het bestuderen van literatuur voor mij haalbaar is. Ook de tijd en het geld om de literatuur te bestuderen is aanwezig. Het is van belang om te weten of Leo Prinsen openstaat voor een bevraging. Ik heb hem meerdere malen ontmoet en hij komt altijd over als een man die gepassioneerd en open met zijn vak omgaat. 2. Welke organisatievormen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden? Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden, kies ik er voor om verschillende literatuur te gebruiken. Ik heb verschillende literatuur gevonden die betrekking heeft op de organisatievormen om verrijkende leerstof aan te bieden. Zo staat er in het boek Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs een hoofdstuk beschreven over de organisatie van het verrijken. Ook worden er in artikelen de organisatie van verrijkingstof toegelicht. In het artikel dat hier te vinden is, denk ik dat veel informatie valt te vinden. De titel van het artikel is Elk kind kan rekenen! Effectieve zorg in de rekenles en de rol van de schoolleider20. In de inleiding van het artikel wordt duidelijk gemaakt dat de leerkracht een belangrijke rol heeft om de differentiatie tussen de leerlingen te erkennen en om er juist mee te handelen. Het artikel geeft aan dat onderwijs afgestemd moet zijn op verschillen tussen leerlingen. In het boek Handboek Hoogbegaafdheid21 wordt de begeleiding bij problemen tijdens de fase van planning en organisatie aangekaard. Ik denk dan ook dat deze theorie mij een duidelijk beeld zal geven over de organisatie en de planning van de verrijkende leerstof voor de sterke leerlingen. Ook in het artikel dat ik bij deelvraag twee denk te gebruiken, staat bepaalde informatie waarmee ik deze deelvraag kan beantwoorden. In het artikel Welk extraatje past bij uw leerling22 wordt beschreven welke verrijkende leerstof het beste aansluit bij bepaalde organisatievormen. Ik denk dat ik dit artikel heel goed kan gebruiken om vast te stellen welke organisatievormen er zijn en welke verrijkingsstof bepaalde eisen stelt aan de leerlingen. Naast de literatuur die ik hierboven heb beschreven, denk ik dat het boek Klassenmanagement in de basisschool23 mij goed kan ondersteunen in het beantwoorden van de deelvraag. In het boek wordt besproken hoe je je klassenmanagement kunt aanpassen naar de behoeften van de leerlingen. Er komen bijvoorbeeld de volgende onderdelen aan de orde in het boek: Plannen, regels en routine, 20
Gelderblom, G. (2007), BasisschoolManagement, jaargang 20, nummer 7 Gerven, van, E. (2009), Handboek Hoogbegaafdheid, eerste druk, Uitgeverij Van Gorcum, Assen 22 Kool, M (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 23 Forrer, M, (2009), Klassenmanagement in de basisschool, eerste druk, C.P.S. uitgeverij, Amersfoort 21
- 18 -
zelfstandig werken. Ik denk dat de informatie uit dit boek goed kan gebruiken om mijn voorlopige onderzoeksvraag aan te scherpen. Om deze deelvraag te beantwoorden, zal ik twee onderzoeksinstrumenten inzetten. Ik zal literatuur bestuderen. Ik kies hiervoor omdat een groot voordeel van het inzetten van een literatuuronderzoek is dat ik mijn visie op organisatievormen om verrijkende leerstof in te zetten eenvoudige kan verbreden. Een nadeel is dat ik geen mensen spreek die ervaring hebben met verschillende organisatievormen om verrijking aan te bieden. Wat ook een nadeel is, is dat ik afhankelijk ben van de persoon die de betreffende tekst heeft geschreven. Om het nadeel van het literatuuronderzoek zoveel mogelijk weg te halen, wil ik een meerwetende partner bevragen. Op mijn stageschool is een rekencoördinator aanwezig. Het voordeel van het bevragen is dat ik vragen kan stellen die betrekking hebben op mijn praktijkprobleem. Daarnaast kan ik om naderende verklaring vragen van de theorie die in verschillende artikelen staan geschreven. Ik wil graag weten waarom ze op mijn stageschool bepaalde keuzes hebben gemaakt. Door het bevragen kan ik de theorie vergelijken met de praktijk op mijn stageschool. Een nadeel van het bevragen is dat degene die bevraagd wordt al een bepaalde mening heeft over het onderwerp. Hierdoor zal hij mij een bepaalde richting in zetten die hij zelf de beste manier vindt. Door de literatuur te bestuderen kan ik hier voor waken. Een literatuuronderzoek is haalbaar. Ik heb beschreven welke literatuur ik wil gebruiken om de deelvraag te beantwoorden. Ik weet dat het bestuderen van literatuur voor mij haalbaar is. Ook de tijd en het geld om de literatuur te bestuderen is aanwezig. Het is van belang om te weten of de rekencoördinator op mijn stageschool openstaat voor een bevraging. Ik heb haar gevraagd of zij mee wilt werken met mijn onderzoek. Zij heeft aangegeven dat ze dit graag wilt, als ik haar maar op tijd inlicht over hetgeen dat ik aan haar wil vragen. Het is voor mij haalbaar om een interview te ontwikkelen. Ik heb een workshop gehad waarin mij dit is aangeleerd en ik in de literatuur staat ook veel geschreven over het ontwikkelen en het houden van een interview. 3. Op welke manier wordt de verrijkende leerstof op dit moment aan de leerlingen aangeboden? Om deze deelvraag te beantwoorden, zet ik twee onderzoeksinstrumenten in. Ik wil allereerst de leerlingen en de leerkrachten observeren die met verrijking bezig zijn. Ik wil uit de observaties herleiden op welke manier de verrijking van de les op dit moment aan de leerlingen wordt aangeboden. Dit onderzoeksinstrument is zeker haalbaar voor mij. Ik weet hoe ik moet observeren en hoe ik op een beschrijvende en objectieve manier mijn bevindingen moet uitschrijven. Het voordeel van dit onderzoeksinstrument is dat ik direct het antwoord op de deelvraag heb. Een nadeel is dat ik bepaalde dingen niet bewust zie en dat ik hierdoor een verkeerde waarneming noteer. Om dit nadeel weg te halen, wil ik na de observatie ook de leerkracht van de klas bevragen. Door de bevraging wil ik allerlei verhelderingvragen stellen. Zodoende krijg ik een volmaakt beeld van het aanbieden van de verrijking. Een groot voordeel van bevragen is dat ik om verheldering kan vragen. Een nadeel is dat ik de leerkracht vertelt hoe hij het zou willen, maar niet hoe het in de klas gaat. Door de observatie krijg ik een juist beeld van de manier van verrijking en door de bevraging kan ik om verheldering vragen.
- 19 -
4. Wat zijn de leerbehoeften van leerlingen die verrijkende leerstof op het gebied rekenen krijgen aangeboden? In het artikel dat hier te vinden is, valt te lezen dat er verschillende theorieën zijn over de behoeften van leerlingen. Vooral onder het kopje Progressive education and critical pedagogie wordt beschreven waar aan gedacht moet worden wanneer er lesgegeven wordt aan leerlingen die (hoog) begaafd zijn. Ook in het boek Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented24 worden verschillende handvatten aangereikt om les te geven aan leerlingen die (hoog)begaafd zijn. In het boek staan verschillende concrete materialen, maar ook de behoeften van de leerlingen die (hoog)begaafd zijn. Ik denk dat daar de theorie die in dit boek staat, dat ik mijn onderzoeksvraag kan aanscherpen. Ook in het boek Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs25 zijn verschillende behoeften van de leerlingen beschreven. In het boek worden ook direct concrete handelingsalternatieven aangeboden om aan deze behoeften te voldoen. Ik denk dat dit boek wederom een grote rol zal spelen in het beantwoorden van deze deelvraag en dus in het aanscherpen van de voorlopige onderzoeksvraag. Ook in het boek Pedagogisch-didactisch begeleiden26 wordt aandacht besteed aan de basisbehoeften van leerlingen. Ik denk dat het van belang is om ook te onthouden dat de sterke leerlingen dezelfde behoeften hebben als kinderen die met het reguliere programma bezig zijn. Ik denk dan ook dat het boek dat ik hierboven heb beschreven ook een grote rol zal spelen in de beantwoording van de deelvraag. Om deze deelvraag te beantwoorden, zal ik twee onderzoeksinstrumenten inzetten. Allereerst zal ik literatuur bestuderen. Ik kies hiervoor omdat het een groot voordeel is om voordat ik iemand zal interviewen eerst mijn kennis zal vergroten wat betreft dit onderwerp. Een nadeel van dit onderzoeksinstrument is dat elk kind anders is en dus elk kind andere behoeften heeft. Er is geen standaard antwoord op deze vraag en dus zal ik wel allerlei informatie in kunnen winnen uit de literatuur, maar zal ik nooit precies weten waar de leerlingen behoeften aan hebben. Doordat ik dit weet, zal ik de leerlingen die een compact rekenprogramma krijgen aangeboden bevragen. Doordat ik mijn kennis over de behoeften van leerlingen heb vergroot, zal ik specifieke vragen kunnen stellen aan de leerlingen. Door de literatuur zal ik allerlei verschillende behoeften kunnen noteren en door de informatie die ik inwin door het interview, zal ik de deelvraag precies kunnen beantwoorden. Het is voor mij zeker haalbaar om een literatuuronderzoek te verrichten. De literatuur die ik denk te gebruiken heb ik al beschreven, zoals valt te lezen is er genoeg informatie over dit onderwerp. Daarnaast is het mogelijk om de leerlingen die een compact rekenprogramma hebben, te bevragen. Ik heb genoeg tijd om de leerlingen te bevragen en om een literatuuronderzoek te verrichten.
24
Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis 25 Noteboom, A, Compacten in het reken-wiskundeonderwijs voor begaafde en hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 26 Eijkeren, van, M, (2005), Pedagogisch-didactisch begeleiden, tweede druk, HBuitgevers, Baarn
- 20 -
5. Hoe ervaren de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof? Om deze deelvraag te beantwoorden zal ik twee onderzoeksinstrumenten gebruiken. Allereerst zal ik de leerlingen die een compact programma van de rekenstof hebben, bevragen. Door de bevraging wil ik te weten komen hoe de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof ervaren. Een groot voordeel van dit instrument is dat ik heel exact te weten kom wat de leerlingen wel aanspreekt en wat niet. Ik krijg zicht op informatie die ik niet direct kan waarnemen en ik verzamel deze data in relatief korte tijd. Een nadeel van dit onderzoeksinstrument is dat mensen in een groep niet altijd datgene (durven te) zeggen wat ze denken27. Ik moet van te voren dus goed nadenken over de samenstelling van de groep. Naast het onderzoeksinstrument dat ik hierboven heb beschreven, wil ik de leerlingen ook observeren. Ik wil aan de hand van een betrokkenheidsschaal bepalen hoe betrokken de leerlingen zijn bij het maken van de verrijkingsopdrachten. Door de twee onderzoeksinstrumenten beide in te zetten, zal ik een duidelijk beeld krijgen van de betrokkenheid van de leerlingen. Door het bevragen van de leerlingen kan ik bepalen hoe ze op dit moment de verrijkende leerstof ervaren. De twee onderzoeksinstrumenten die ik zal inzetten zullen het beantwoorden van de deelvraag haalbaar maken. Door de data die ik zal krijgen door het inzetten van de onderzoeksinstrumenten, zal ik de deelvraag kunnen beantwoorden. Het is mogelijk om in de klas te observeren. Ik heb goed zicht op de leerlingen die ik wil observeren. Daarnaast is het mogelijk om de leerlingen te bevragen.
27
Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum
- 21 -
Stap 4: Informatie verzamelen In de onderstaande tekst zal ik relevante literatuur samenvatten en deze relateren aan mijn eigen onderzoek. Ik zal aan de hand van mijn deelvragen de literatuur weergeven, op deze wijze relateer ik direct de literatuur aan mijn onderzoek. Tevens is het dan direct duidelijk welke literatuur relevant is voor mijn onderzoek. In deze tabel valt te zien welke en hoeveel literatuur ik heb gelezen. Op deze pagina valt te lezen dat mijn expert, Jan Willem van Slijpe, mijn literatuurlijst heeft goedgekeurd. Ik zal een zakelijke beschrijving van het verloop van de informatieverzameling geven. Tevens zal ik een ordening aanbrengen in de data en verwijzen naar de bijlagen.
Theoretisch gedeelte van de informatieverzameling Deelvraag 1: Welke materialen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen? Ik zal per verrijkingsmethode beschrijven wat de literatuur hier over zegt. Bolleboos rekenen/wiskunde: Deze methode richt zich op de begaafde leerlingen. De serie bestaat uit acht boeken, de boeken die relevant zijn voor mijn onderzoeksvraag, zijn hieronder beschreven: -
Zeg, ken jij die rekenmachines al? De reis om de wereld in 80 dagen Wiskunde van de kalender Breuken Doordenkertjes Groot problemenboek
Alle boeken die hierboven staan beschreven horen bij de serie van Bolleboos en zijn speciaal ontwikkeld voor leerlingen van de groepen zes, zeven en acht. In de literatuur staat beschreven dat de meeste boeken een verhaallijn hebben, de verhaallijn vormt een rijke context. De recensent geeft aan dat kinderen (bijna) zelfstandig met Bolleboos kunnen werken. Er wordt wel aangegeven dat begaafde leerlingen behoefte hebben aan feedback en interactie. Daarnaast is het een groot voordeel dat de leerkracht onderdelen kan uitzoeken die aansluiten bij de leerstof. Het is ook de mogelijkheid om willekeurig te kiezen, of de leerlingen zelf te laten kiezen. De schrijver van het artikel geeft aan dat er geen nadelen zijn aan deze methode. 28 Plustaak rekenen: “De zes werkboeken van Plustaak rekenen, bestand voor groep 3 tot en met 8, bevatten veel puzzelachtige opdrachten die in de eerste plaats geschikt zijn om zonder instructie of begeleiding voor te leggen aan de betere rekenaars.”29
28 29
Zanten, van, M. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 Waveren, van, C. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2
- 22 -
De recensent geeft aan dat het materiaal zich leent voor overleg, discussie en uitwisseling. De leerkracht moet hier een bijdrage aan leveren door de discussie aan te wakkeren, aandacht te vragen voor mooie uitwerkingen. Er wordt in het artikel aangegeven dat er veel variatie is. “Soms wordt het kind sterk aan de hand genomen, maar meestal vragen de opdrachten het nodige denkwerk en creativiteit. De kinderen worden ook regelmatig uitgedaagd om zelf opdrachten of puzzels te ontwerpen. De opdrachten worden helder uitgelegd, zodat kinderen er zelfstandig mee kunnen werken.”30 Door de recensent worden twee nadelen aangegeven: 1. Er is geen docentenhandleiding. De leerkracht moet zelf bepalen welke opdrachten geschikt zijn voor groepswerk. Ook staat nergens beschreven hoe leerlingen op weg geholpen kunnen worden. Tevens staat nergens een leerstofoverzicht beschreven dat zou moeten aangeven bij welk domein de opdracht horen. 2. Door het papieren karakter van het geheel worden de leerlingen niet uitgedaagd om echt zelf op onderzoek te gaan, te experimenteren, te bouwen.
Rekentijgers Deze methode bestaat uit een aantal boekjes waarin rijke reken-wiskundeactiviteiten staan beschreven. Deze boekjes zijn voor de betere rekenaars. Er wordt aangegeven dat kinderen hier zelfstandig in kunnen werken. Tevens zijn de tips voor leerkrachten en voor leerlingen te downloaden van internet. 31
Somplextra Deze methode is bestemd voor begaafde leerlingen van groep zes, zeven en acht. Het bestaat uit drie mappen met daarin steeds acht projecten: Symmetrie, Spelen met getallen, Piramides, Doolhoven en knopen, Lijnenspel, Puzzels, Perspectief en regelmaat. Er is ook een vierde map aanwezig, door middel van deze map leren de leerlingen omgaan met de benodigde computerprogramma’s, zoals Paint en Excel. Volgens de recensent werk de leerling in principe leerkrachtonafhankelijk aan een grote variëteit aan logisch opgebouwde opdrachten. Voor de leerkracht is er een aftekenlijst, “Somplextra integreert wiskundige inzicht en het zelf experimenteren met vormgeving en ‘kunst’, met de mogelijkheden van de computer. (…) Er wordt niet geschroomd theoretisch de diepte in te gaan of om wiskundige notaties en modellen te gebruiken. Ook de meer creatieve opdrachten worden rustig opgebouwd maar komen op een hoog niveau uit.”32
30
Waveren, van, C. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 32 Wolthuis, H. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 31
- 23 -
De schrijver duidt aan dat in deze projecten de schrijvers een prima manier hebben gevonden om de computer echt te gebruiken. De computer wordt niet gebruikt als sommengenerator, maar als hulpmiddel om denken, werken in structuren en vormgeven echt te ondersteunen. De recensent schrijft: “Hartstikke leuk voor de leerlingen die voldoende bagage heeft om zelfstandig te kunnen werken met wat abstractere notaties en concepten”.33 Nadelen worden niet beschreven.
Rekenpuzzels&Breinkrakers De schrijver geeft aan dat deze verrijkingsmethode uit drie delen bestaat, die respectievelijk voor groep 3/4, groep 5/6 en groep 7/8 bestemd zijn. In de boekjes staan uitdagingen voor begaafde leerlingen. De opdrachten komen uit diverse methoden en bronnenboeken. Ook zijn er producten geïntegreerd die ingezonden zijn door jong en oud. In de methode worden verschillende categorieën aangesproken, namelijk: - Eigenschappen van en rekenen met gehele getallen - Meetkunde - Combinatie van rekenen en meetkunde - Aan algebra verwante redeneerproblemen - Problemen voor rekenmachine en varia Er wordt aangegeven dat veel rekenopdrachten zelfcorrigerend zijn. De schrijver zegt: “Sommige opdrachten bevatten de aanwijzing: ‘je mag niet …..’, klaarblijkelijk bedoeld om de activiteit interessanter of moeilijker te maken, terwijl uit de context geen noodzaak tot zo’n verbod blijkt. Dat vind ik minder elegant. (….) Rekenpuzzels&Breinkrakers is een rijke bron van inspirerende rekenopdrachten voor leerlingen van elk vaardigheidsniveau. Er zijn ook veel problemen uit de meetkunde, waarmee dus een mooie bijdrage wordt geleverd aan dit relatief prille basisschoolvak”.34 Een groot voordeel is dat deze boekjes eenmalig gratis zijn toegezonden naar alle basisscholen en vrij kopieerbaar zijn.35 Rekentoppers Rekentoppers is bestemd voor groep vijf tot en met acht, het heeft voor elke jaargroep een set van 60 kaarten met op elke kaart gemiddeld twee rekenopgaven. “De kaarten nodigen uit om op te tekenen, te schrijven en te kleuren, maar de hiervoor beschikbare ruimte is vaak te beperkt. (…) Sommige opgaven doen gekunsteld aan. (…) Maar daar staan weer aardige contexten tegenover”. 36, aldus Winnubst. De recensent geeft aan dat ‘Meten’ een tamelijk grote rol speelt, maar dat er nauwelijks opgaven uit het domein ‘meetkunde’ zijn. “Er is veel variatie. De leerling weet precies wat er van hem gevraagd wordt, wat de kaarten geschikt maakt voor individueel gebruik. Het is jammer dat de opdrachten weinig open zijn en dus weinig discussie uitlokken, maar het geheel vormt zinvol oefenmateriaal”.37 33
Wolthuis, H. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 Merwijk, van, F. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 35 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 36 Winnubst, J. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 37 Winnubst, J. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 34
- 24 -
“Rekentoppers is bedoeld als reken-wiskundeprogramma voor snelle rekenaars van groep 6-7-8. Rekentoppers bevat een breed scala aan pittige opdrachten in een realistische setting. De leerling kan er zelfstandig mee aan de gang”.38
Stenvertbloks Rekenmeesters Deze methode bestaat uit zes werkboekjes en zes boekjes ‘Toelichting en Antwoorden’ voor groep drie tot en met acht. “In elk boekje staan 30 taken die met elkaar tien domeinen bestrijken”.39 Het materiaal is leerkrachtonafhankelijk. De leerlingen kunnen hun eigen werk nakijken en kunnen zelf bepalen welke opdrachten ze als eerst willen doen en welke later. De opdrachten zijn niet naar moeilijkheidsgraad gerangschikt. Voor de leerkrachten is er een formulier waarop bijgehouden kan worden welke leerlingen welke opdracht heeft uitgevoerd. Ook is er een toelichtingsformulier aanwezig. Hierin wordt gewezen naar de mogelijkheid om leerlingen een afgeronde taak te laten presenteren. De schrijver geeft aan dat dit een belangrijke tip is, hij verwacht dat individueel werken met het materiaal weinig motiverend en niet zinvol is. “De gekozen contexten in de lagere deeltjes zijn te vaak ‘opwarmertjes’ om kinderen aan het rekenen te zetten. Zingeving en realiteit zijn soms ver te zoeken. (…) In boekje zes is dat beter verzorgd. Onderzoek naar de structuur van autokentekens, postcodes en sofinummers is in ieder geval gebaseerd op reële gegevens. Dat gaat meer in de richting van wiskundige wereldoriëntatie. De omschrijving ‘aantrekkelijk, sfeervol en vaak verrassend’ vind ik dan ook alleen van toepassing op de laatste deeltjes”40, aldus Van der Straaten.
Wisschriften Vierkant voor wiskunde “De Wisschriften zijn bestemd voor de betere en zelfstandige rekenaar uit de bovenbouw. Er zijn inmiddels zes boekjes inclusief een antwoordenboek verschenen waar leerlingen individueel of in tweetallen aan kunnen werken.(…) In dit Wisschrift komen eerst de eigenschappen van constructies van hoeken en veelhoeken aan bod, daarna volgen de ruimtelijke figuren, variërend van de kubus tot de voetbal. (…) Wisschrift 5 gaat over geheimschrift, een onderwerp dat niet in de basisschoolstof voorkomt, maar wel heel interessante aspecten heeft. De leerlingen leren hoe je berichten met of zonder sleutel kunt vercijferen en ontcijferen. (…) Wisschrift 5 is een zorgvuldig samengesteld opdrachtenboek over een prachtig onderwerp. Een schot in de roos.” 41, aldus Krol. De Goeij (2011) vertelt in haar artikel dat het van belang is verrijkende opdrachten aan te bieden in spelvormen. Ze geeft aan dat het werken met een plusklas voor rekenen aan de hand van een probleemgerichte, productieve oefenactiviteit die een beroep doet op het eigen initiatief van de leerlingen, extra stimulerend is.42 Omdat er in het bovenstaande artikel erop werd gewezen dat het bedenken en spelen van spellen ook een goede verrijkingsmethode is, ben ik me hierin gaan verdiepen. Onderstaand staan een rij spellen die zou kunnen fungeren als verrijkingsmateriaal. Ik zal niet per spel beschrijven wat het
38
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 39 Straaten, van der, H. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 40 Straaten, van der, H. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 41 Krol, B. (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 42 Goeij, de, E (2011), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 4
- 25 -
inhoudt, dit om het kort en bondig te houden. De motivatie van het inzetten van spellen als verrijkingsmateriaal is al eerder beschreven. - Mind Power - Rasende Roboter - RoboRally - In de ban van de Ring - Havannah - Twixt - Medina - Kaamino - Pueblo - Rozenkoning - RushHour - Set! - Tamsk - Tridio - Zertz43 Noteboom heeft in een artikel de spellen uitgezet met de doelen erbij geformuleerd. In dit artikel44 kan snel bepaald worden aan welk rekendoel de leerlingen werken wanneer ze een bepaald spel spelen. Dit artikel kan dus een grote rol spelen in mijn onderzoek, wanneer ik spellen wil integreren in het onderwijs. Ambrasoft Ook is het mogelijk om de computersoftware van Ambrasoft in te zetten als verrijkingsmateriaal. Met het programma kunnen de leerlingen zelfstandig werken. De leerlingen kiezen hun eigen account en gaan verder waar ze de vorige keer gebleven waren. Het grote voordeel is dat aan de hand van het volgsysteem dat is ingebouwd, gecontroleerd kan worden waar de leerlingen goed en minder goed op scoren. Er valt ook te controleren hoeveel opdrachten de leerlingen hebben uitgevoerd. Wanneer ik alle literatuur bijeen haal, kan ik een voorlopige conclusie trekken die betrekking heeft op mijn onderzoek. De conclusie luidt dat er veel variatie is wat betreft verrijkende materialen en dat bepaalde methoden beter aansluiten bij bepaalde behoeften van leerlingen. In de literatuur wordt aangegeven dat de methode wel moet aansluiten bij de behoeften van de leerlingen, omdat leerlingen anders niet gemotiveerd blijven. De methodes die mij het meest aanspreken zijn Stenvertbloks Rekenmeesters en Bolleboos rekenen/wiskunde . De eerste methode spreekt mij het meest aan omdat de methode in zich al een logboek heeft. De tweede methode spreekt mij aan omdat de leerkracht op een eenvoudige wijze kan bepalen wat de leerlingen maken. Door de keuze vrij te houden kan de leerkracht opdrachten kiezen die bij de leerlingen aansluiten, zowel aansluiten bij de behoeften als bij de voorkennis. In de literatuur die staat beschreven bij deelvraag 2 en 4, zal duidelijk beschreven staan waarom beide argumenten van belang zijn.
Nadat ik allerlei verschillende verrijkingsmaterialen heb geanalyseerd, ben ik in gesprek gegaan met Jan Willem van Slijpe. Hij is een schrijver van veel artikelen die gaan over het inzetten van spellen in
43
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 44 Noteboom, A, Spel in de rekenles, overzicht na 20 spellen, Volgens Bartjens, jaargang 29, 2009-2010, nummer 5
- 26 -
het rekenonderwijs. Klik hier om naar het praktische gedeelte van de informatieverzameling te gaan.
Deelvraag 2: Welke organisatievormen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden? Volgens Janson (2001) zijn er drie verschillende manieren om leerlingen verrijkende leerstof aan te bieden, namelijk verrijking per les, per week of voor een langere periode. Janson (2001) vertelt: “Wie gewend is alles liever iets strakker in de hand te houden en te controleren, zal mogelijk eerst kiezen voor een verrijkingsaanbod per les”45(Janson 2004:70). Wanneer leerlingen klaar zijn met de rekenstof en er is nog rekentijd over, krijgen ze verrijkingsopdrachten. Het voordeel van deze organisatie is dat de verrijkingsactiviteit beter is te overzien. Nadelen van deze vorm zijn er ook, zoals: -
Het bevorderen van afhankelijkheid van de leerkracht Het slechts relatief kort aan verrijkingsopdrachten kunnen werken door de beperkte ‘vrije’ tijd Het doordoor kiezen voor relatief korte en meer gesloten opdrachten Het risico dat de benodigde tijd voor de verrijkingsopdracht niet goed wordt ingeschat en de opdracht dan niet passend is
Volgens de literatuur is het dan ook aan te raden om te werken met een weektaak. Wanneer de leerlingen hier goed mee kunnen werken, kan er gekozen worden voor een langere periode van de taakbeschrijving. De leerlingen die verrijken, krijgen opdrachten voor alle vrijgekomen rekentijd in die week/weken. “Dat vraagt van de leerkracht die leerlingen meer los te laten en verantwoordelijkheid te geven”.46(Janson 2004:71) De literatuur geeft aan dat om deze werkwijze succesvol te maken, het in ieder geval belangrijk is de betreffende leerlingen te ondersteunen bij het leren hanteren van hun verantwoordelijkheid. Om hieraan te werken is het van belang om zeker te beschikken over een aantal gevarieerde materialen en opdrachten. “Naast meer uitgebreide opdrachten om samen te doen, is ook een aantal kortere opdrachten voor individueel gebruik wenselijk. Soms zijn er momenten in een les waarvoor het niet de moeite is om veel materialen te voorschijn te halen. Dan is een beperkte eigen opdracht prettig. Voor de overige taken is het werken in twee- of drietallen sterk aan te bevelen”47. (Janson 2004:71) Door de samenwerkingsopdracht oefenen de kinderen niet alleen allerlei sociale vaardigheden, maar ook ervaren zij dat er meer oplossingen en zienswijzen zijn dan die van henzelf.
45
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 46 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 47 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede
- 27 -
In het artikel van De Goeij (2011) wordt ook beschreven dat een aantal sterke rekenaars, uit verschillende leeftijdsgroepen bij elkaar gezet kunnen worden. Wanneer dit gedaan wordt, wordt deze groep betiteld als ‘Plusklas’.48
Het wordt vanuit de literatuur aangeraden om te werken met een logboek. Door het logboek zullen de leerlingen meer zicht krijgen op de verschillende activiteiten die zij moeten ondernemen. Door samen met de leerlingen afspraken te maken over wat er minimaal af moet zijn en over de manier waarop en tijden wanneer kinderen daarbij ondersteuning kunnen krijgen, zorgen voor een duidelijke structuur. Janson (2004) maakt duidelijk dat het zeer belangrijk is om begeleidingsmomenten in te lassen. Hij geeft ook aan dat wanneer deze momenten beslist niet onder schooltijd kunnen, valt te overwegen hiervoor een moment voor of na schooltijd af te spreken. Ook is het van belang om in het logboek aan te geven wanneer het werk van de leerlingen beoordeeld wordt. Dit geldt zeker voor een open opdracht waarbij het niet gaat om een goed of fout antwoord. Door te noteren in het logboek wat een opdracht zal opleveren en over welke aspecten (product- en procesaspecten) de leerling verantwoording moet afleggen, zal het kind bewuster bezig zijn met het maken van verrijkende leerstof. In een logboek kan een kind zelf teruglezen welke ontwikkeling het heeft doorgemaakt. Janson zegt: “Het lijkt op het eerste gezicht misschien een detail, maar verantwoording afleggen heeft een heel ander effect op een leerling, dan de uitwerking van een opdracht laten nakijken door de leerkracht”49. (Janson 2004:74) Janson (2004) vertelt ook hoe er begeleid moet worden. Hij vertelt dat tijdens het werken aan een verrijkingstaak het accent zal liggen op het bieden van ondersteuning. “Om dat adequaat te kunnen doen, is het aan te bevelen regelmatig na te gaan hoe het werken aan de opdrachten verloopt. Het logboek kan een effectief hulpmiddel zijn om aandachtspunten op het spoor te komen. Een gerichte observatie is dan een goed middel om meer te weten te komen”. (Janson 2004:78) Het inzetten van een rooster kan volgens Van Gerven een goed hulpmiddel zijn. Er kan in deze tabel duidelijk aangegeven worden waar open plekken zijn en deze tijd kan dus opgevuld worden met verrijkingsstof. (Van Gerven 2004:57) Ook creëert Janson (2004) duidelijkheid over beoordeling en rapportage van het leerlingenwerk. Hij vertelt dat het van belang is om niet alleen het reguliere werk te beoordelen, maar dat het ook van belang is om de verrijkingsopdrachten te beoordelen. “Het accent van de beoordeling zal bij deze leerlingen echter moeten ligeen bij de aanvullende opdrachten. Tenslottte neemt die voor hen de plaats in van ca 50% van de stof uit de methode; voor hen is die verrijkingsstof de ‘leer- stof’”.50 (Janson 2004:82)
48
Goeij, de, E (2011), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 4 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 50 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 49
- 28 -
Janson (2004) geeft aan dat er wel een valkuil is. Er moet niet alleen gekeken worden naar het antwoord, maar juist ook naar het proces (ontdekken, beredeneren, verklaren, samenwerken) Dit is niet eenvoudig te beoordelen. Het is dan ook van belang om vooraf met de leerlingen af te spreken waar de uitwerking van de opdracht aan moet voldoen en waar die uitwerking dus ook op beoordeeld zal worden. Wanneer ik deze literatuur relateer aan mijn eigen onderzoek, denk ik dat deze literatuur van grote invloed zal zijn voor het onderzoek. In de literatuur wordt aangegeven dat het voor leerlingen duidelijk moet zijn wat er van ze wordt verwacht. Om dit te bereiken kan als hulpmiddel een logboek ingezet worden.
Mijn conclusie aan de hand van de literatuur is dat het van belang is dat de leerlingen weten wat er van ze verwacht wordt en dat er duidelijkheid is over de begeleidingsmomenten voor de leerlingen. Daarnaast is het van belang dat de leerlingen wel ‘losgelaten’ worden, maar dat de leerlingen toch moeten verantwoorden wat ze hebben gedaan. Door dit in te zetten in de les, zullen de leerlingen meer gemotiveerd zijn. Deelvraag 3: Op welke manier wordt de verrijkende leerstof op dit moment aan de leerlingen aangeboden? Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zal ik alleen dataverzameling uitvoeren in de praktijk. Klik hier om naar het praktische gedeelte van de informatieverzameling te gaan.
Deelvraag 4: Wat zijn de leerbehoeften van leerlingen die verrijkende leerstof op het gebied rekenen krijgen aangeboden? Winebrenner51 zegt: “To make forward progress from what they know to that they don’t yet know, gifted students need compacting and differentiation. Compacting means condensing a semester or year’s worth of learning into a shorter time period. Differentiation means providing gifted students with different tasks and activities than their age peers-tasks that lead to real learning for them”.52 (Winebrenner 2001:5) Uit bovenstaande tekst valt te herleiden dat het voor (hoog)begaafde leerlingen van belang is dat er wordt ‘gecompact’ en dat er differentiatie plaatsvindt. Één van de basisbehoeften van de leerlingen is dus dat er verrijkende leerstof aanwezig is. Daarnaast vertelt het boek ons dat er vijf elementen zijn om te differentiëren. De elementen zijn: -
Inhoud Proces
51
Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis 52 Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis
- 29 -
- Product - Omgeving - Beoordeling Ik zal per punt beschrijven wat de elementen inhouden. Inhoud Het boek geeft aan dat het van belang is dat de leerkracht zich ervan bewust is dat alle leerlingen moeten leren wat er in de leerlijn staat beschreven. Wanneer kinderen dit al beheersen is de leerkracht er verantwoordelijk voor dat hij de inhoud van de les aanpast. Volgens het boek kan dit aanpassen kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld lastiger maken van de opdrachten, het werken met tutoren, zodat leerlingen ook zelf moeten uitleggen. Iets wat ook wordt beschreven is het maken van een contract. De leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun werk en moeten ervoor zorgen dat ze zich houden aan het contract. Ook is het van belang dat de leerlingen zelf kunnen benoemen hoe ze bepaalde informatie hebben gevonden en hebben verwerkt. Daarnaast is het van belang dat er een diversiteit is aan opdrachten. 53 Proces Winebrenner (2001) zegt: “Gifted students should spent most of their learning time on tasks that are more complex and abstract than those their age peers could handle. They should gather information and data as though they were actually professionals in the field, assuming an attitude of inquiry rather than pursuing a goal of finding information. They should be expected to support their findings with evidence”.54 Er wordt in de tekst aangegeven dat (hoog)begaafde leerlingen in de praktijk zich voelen als professionals. Ik vind dit zeer belangrijk om mee te nemen in mijn onderwijs. Wanneer kinderen zich voelen als professionals, zullen ze ook zo weinig fouten willen maken als professionals. Dit wil zeggen dat de leerlingen erg gevoelig zijn voor kritiek en dat ik hier in mijn onderwijs dus rekening mee moet houden. (Hoog)Begaafde leerlingen hebben dus behoefte aan goede begeleiding tijdens het maken van de verschillende opdrachten. Van Gerven (2004) zegt hierover: “Het zelfbeeld van het kind is het construct van alle positieve en negatieve signalen van betekenisvolle anderen uit de omgeving van het kind. Wanneer het kind overwegend negatieve responsies uit de omgeving internaliseert, zal het steeds minder mogelijkheden zien om zijn of haar eigen kwaliteiten zichtbaar te maken. Dit leidt tot gedrag dat als ‘onderpresteren’ getypeerd wordt”.55 (Winebrenner 2001:5) Product
53
Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis 54 Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis 55 Gerven, van, E. (2004) Attent op talent, omgaan met hoogbegaafdheid in het basisonderwijs, Uitgeverij Lemma BV, Utrecht
- 30 -
Volgens Winebrenner (2001) is het van belang dat leerlingen producten maken die toepasbaar zijn in het dagelijks leven. Nutteloze opdrachten zijn volgens Winebrenner niet interessant voor de leerlingen. Het is dus van belang om ‘gifted children’ betekenisvolle opdrachten te laten maken. Omgeving Winebrenner (2001) zegt dat (hoog)begaafde leerlingen meer tijd spenderen aan leren dan gemiddelde leerlingen. Ook geeft ze aan dat de leerlingen vaak opdrachten mee naar huis nemen en hier nog uren thuis mee bezig zijn.56 Het is dus van belang dat het voor leerlingen duidelijk is wanneer ze genoeg opdrachten hebben gemaakt. Een behoefte van de leerlingen is dus dat ze moeten weten wanneer ze genoeg opdrachten voor die dag gemaakt hebben. Beoordeling Voor de beoordeling is het van belang dat er wordt aangegeven waar de leerkracht op gaat beoordelen, zegt Winebrenner (2001). Er moet duidelijkheid zijn over hetgeen dat wordt beoordeeld en hoe het wordt beoordeeld. “Leerlingen die zijn ingedeeld in de tweede leerlijn hebben niet alleen meer tijd beschikbaar in hun programma voor het werken met verrijkingsmateriaal, maar hebben ook duidelijk behoefte aan een ander soort uitdaging. Deze groep leerlingen heeft behoefte aan complexe, probleemgerichte opdrachten, waarbij de leerling vooral zijn vermogen tot creatief denken kan inzetten”. 57 (Van Gerven (2004:56)
Deze literatuur heeft een grote invloed op mijn onderzoek. Het is namelijk van belang waar de leerlingen behoefte aan hebben. Wanneer ik conclusies trek vanuit de literatuur, valt te stellen dat er een compact rekenprogramma aangeboden moet worden aan leerlingen. Ook is het van belang dat leerlingen verrijkende stof moeten krijgen. De verrijkende stof moet aan bepaalde criteria voldoen. In de literatuur wordt aangegeven dat het van belang is dat de stof toepasbaar is in het dagelijkse leven, de leerlingen moeten weten wanneer ze genoeg opdrachten voor die dag hebben gemaakt (in dit boek wordt gesproken over een contract) en er wordt aangegeven dat het van belang is dat de leerlingen diverse opdrachten krijgen aangeboden.
Deelvraag 5: Hoe ervaren de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof? Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zal ik alleen dataverzameling uitvoeren in de praktijk. Klik hier om naar het praktische gedeelte van de informatieverzameling te gaan. 56
Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis 57 Gerven, van, E. (2004) Attent op talent, omgaan met hoogbegaafdheid in het basisonderwijs, Uitgeverij Lemma BV, Utrecht
- 31 -
Praktisch gedeelte van de informatieverzameling Door middel van een tabel zal ik een zakelijke beschrijving geven van het verloop van de informatieverzameling. Wanneer ik dit heb gedaan, zal ik een ordening aanbrengen in de data en verwijzen naar de bijlagen.
- 32 -
Ten behoeve van deelvraag Deelvraag 1
Onderzoeksinstrument
Actie(s)
Interview, klik hier om het interview in te zien.
Het interviewen van Leo Prinsen. Het doel van het interview is om meer te weten te komen over het inzetten van spellen als verrijkingsmateriaal. Ik heb Jan Willem van Slijpe geïnterviewd.
Deelvraag 2
Interview, klik hier om het interview in te zien.
Het interviewen van de rekencoördinator van Basisschool De Schelp. Het doel van het interview is om meer te weten te komen over de organisatievormen van het aanbieden van verrijkende leerstof.
Deelvraag 3
Observatie, klik hier om de observatie in te zien. Naast de observatielijst die staat weergegeven, zal ik zelf observatiepunten beschrijven. Deze zullen ook leidend zijn in het beantwoorde van de deelvraag.
Het observeren van een rekenles. Ik zal observeren op welke wijze de verrijkingsstof op dit moment wordt aangeboden aan de leerlingen.
- 33 -
Datum/d Verloop ata 1-11-2011 Op dinsdag 1 november 2011 om 12.45 heb ik Jan Willem van Slijpe geïnterviewd. Dit heb ik gedaan in een lokaal op de iPabo. Door het interview heb ik verschillende vragen kunnen beantwoorden. Maandag Op maandag 24 oktober 2011 om 24-1010.04 heb ik de rekencoördinator 2011 geïnterviewd. Dit interview heeft plaatsgevonden op basisschool De Schelp te Wervershoof, in een kantoor. Door het interview heb ik verschillende vragen kunnen beantwoorden. Maandag Op maandag 24 oktober 2011 om 24-109.00 uur heb ik de leerlingen die 2011 verrijkende leerstof aangeboden krijgen geobserveerd. Ik heb tijdens de observatie in de klas gezeten en heb de leerlingen, zeven leerlingen in totaal, geobserveerd. Aan de hand van de observatiepunten heb ik de leerlingen zo goed mogelijk geobserveerd. Naast de observatiepunten heb ik zelf ook een objectief beeld beschreven over het uitvoeren van de opdrachten van verrijkende leerstof.
Interview, klik hier om het interview in te zien.
Het interviewen van de leerkracht van de geobserveerde klas. Na aanzien van de observaties, zal ik in gesprek gaan met de leerkracht over de observaties.
Dinsdag 25-102011
Deelvraag 4
Interview, klik hier om het interview in te zien.
Het interviewen van de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden. Ik wil weten wat hun behoeften zijn.
Maandag 24-102011
Deelvraag 5
Interview, klik hier om het interview in te zien.
Het interviewen van de leerlingen die verrijkende leerstof aangeboden krijgen. Door het interview wil ik erachter komen wat de leerlingen vinden van het huidige aanbod.
Dinsdag 25-102011
- 34 -
Ik heb op dinsdag 25-10-2011, na het observeren van de leerlingen, de leerkracht van de desbetreffende klas geïnterviewd. Dit interview heb ik afgenomen in de klas van groep 7 van basisschool De Schelp. Tijdens het interview heb ik alle vragen kunnen stellen en heeft de geïnterviewde alle vragen beantwoord. Op maandag 24 oktober 2011 om 9.21heb ik de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden geïnterviewd. Dit interview heeft plaatsgevonden op basisschool De Schelp te Wervershoof. In totaal heb ik zeven leerlingen geïnterviewd. Alle leerlingen hebben kunnen zeggen wat ze wilden. Door het interview heb ik een goed beeld gekregen van hun behoeften. Op maandag 24 oktober 2011 om 9.45 heb ik de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden geïnterviewd. Dit interview heeft plaatsgevonden op basisschool De Schelp te Wervershoof. In totaal heb ik zeven leerlingen geïnterviewd. Alle leerlingen hebben kunnen zeggen wat ze wilden. Door het interview heb ik een goed
Observatie, klik hier om de observatielijst in te zien. De observatie zal ik koppelen aan de Leuvense betrokkenheidschaal.
58
Het observeren van de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden. Op basis van de observatie kan ik de kinderen ondersteunen en begeleiden. 58
Dinsdag 25-102011
beeld gekregen hoe de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof krijgen aangeboden. Op maandag 31 oktober 2011 om 9.30 uur heb ik de leerlingen, zes leerlingen één leerling was deze dag afwezig, die verrijkende leerstof aangeboden krijgen geobserveerd. Ik heb tijdens de observatie in de klas gezeten en heb de leerlingen, zeven leerlingen in totaal, geobserveerd. Aan de hand van het observatieformulier heb ik een zo objectief mogelijk beeld proberen te schetsen van de betrokkenheid van de leerlingen.
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede
- 35 -
Stap 5: Betekenis verlenen Verantwoording Ik zal in deze stap per deelvraag beschrijven en beargumenteren welke keuzes ik heb gemaakt met betrekking tot de wijzen van analyseren. Ook zal ik beargumenteren waarom ik iemand bij het analyseerproces heb betrokken. In het laatste stuk van hoofdstuk vijf zal ik betekenis verlenen aan de verzamelde kwalitatieve/kwantitatieve data. Om te kunnen bepalen of het van belang is om een ander bij het analyseproces te betrekken, moet ik inzoomen op de data die ik heb verzameld. Wanneer ik in stap vier mijn schema bekijk waarin staat beschreven welke stappen ik wil ondernemen, kan ik concluderen dat ik bijna alleen minder gestructureerde data tot mijn beschikking heb. Ik heb namelijk geobserveerd en ik heb bepaalde mensen geïnterviewd. Bijna al deze data zijn niet eenvoudig in getallen uit te drukken. De verschillende interviews en het observeren van de les waarbij ik observeer op welke wijze de verrijkingsstof wordt aangeboden aan de leerlingen, kan ik niet eenvoudig uitdrukken in getallen. Deze data zijn dus ongestructureerde data en hierbij is het van belang dat ik bij het analyseren van de data, anderen betrek. Op deze manier zorg ik voor meer betrouwbare onderzoeksresultaten. Doordat meerdere personen naar dezelfde data kijken, voorkom ik dat ik zelf door bewuste of onbewuste ideeën of gedachten het analyseproces systematisch beïnvloedt.59 Ik vind het voor mijn onderzoek van belang dat ik andere personen betrek bij het analyseren van mijn data. Doordat ik dit doe, wordt mijn onderzoek betrouwbaarder en dat is exact wat ik wil. Ik zal Emilie Smit bij het analyseren betrekken. Ik zal al eerder het voorwerk doen, zodat ik haar zo min mogelijk belast met het analyseren. Het voorwerk zal bestaan uit het bepalen van de meest geschikte analysemethoden en het beschrijven hiervan. De observatie die ik zal koppelen aan de Leuvense betrokkenheidschaal, zijn voorgestructureerde data. Deze data zijn eenvoudig uit te drukken in cijfers. Ik kies er dan ook voor om deze data alleen te analyseren. Om ongestructureerde data te analyseren, zijn bepaalde analysemethoden. In het boek Praktijkonderzoek in de school60 staat beschreven dat er voor het analyseren van tekstfragmenten een aantal verschillende analysemethoden zijn. Onder tekstfragmenten vallen onder andere het interview en de open observaties. Om het voor de lezer volgbaar te maken zal ik hieronder eerst de verschillende analysemethoden noteren, daarna zal ik per deelvraag beargumenteren welke analysemethode het meest aansluit bij de verworven data. De verschillende analysemethoden:
59 60
-
De data terugbrengen tot betekenisvolle tekstfragmenten
-
Data analyseren aan de hand van categorieën
-
De analyseresultaten van gestructureerde data illustreren.
Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum
-
Horizontaal vergelijken
Wat de verschillende werkwijzen van de verschillende analysemethoden zijn, zal ik per deelvraag beschrijven. Deelvraag 1: Welke materialen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen? Om aan data te komen die relevant was voor deelvraag twee, heb ik een interview afgenomen. Ik heb het interview zelf ontwikkeld, ik heb dus zelf kunnen beslissen welke vragen ik aan de geïnterviewde wilde stellen. Het terugbrengen van de data tot een betekenisvol tekstfragment, sluit dus niet aan bij deze data. Ik heb immers zelf besloten welke vragen ik wilde stellen en heb het zodoende voor mij betekenisvol gemaakt. Ik denk dat het zeer zinvol is om de data aan de hand van categorieën te analyseren. Door in de beantwoording van het interview te bekijken welke informatie van belang is voor het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag, krijg ik een duidelijk overzicht van de beschikbare data. Doordat ik de data, door de analysemethode, op een zeer gestructureerde wijze kan presenteren, kan ik op een navolgbare wijze betekenis verlenen aan de data. Mijn onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? Ik wil de data onderverdelen in verschillende categorieën. Hieronder zal ik bepalen aan de hand van welke categorieën ik mijn data wil analyseren. -
Betrokkenheid
-
Werken met spellen
-
Organisatievormen
-
Beoordeling
-
Begeleiding
Deelvraag 2: Welke organisatievormen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden? Om aan data te komen bij deze deelvraag, heb ik de rekencoördinator van Basisschool De Schelp geïnterviewd. Het doel van het interview is dat ik meer te weten wil komen over de organisatievormen waarmee zij verrijkende leerstof aanbieden. Het is wederom zo dat ik het interview zelf heb ontwikkeld. Ik heb dus zelf de vragen ontwikkeld en deze vragen zijn direct betekenisvol voor mij. Ik denk dat het categoriseren van de data de meeste informatie geeft voor mijn onderzoek. Ik denk dit omdat ik door het categoriseren van de data het voor mij zeer overzichtelijk wordt welke informatie ik heb. Door de analyse kan ik dan zeer eenvoudig en op een navolgbare wijze betekenis geven aan de data. Mijn onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? Ik wil de data onderverdelen in verschillende categorieën. Hieronder zal ik bepalen aan de hand van welke categorieën ik mijn data wil analyseren. -
Organisatievormen - 37 -
-
Verrijkingsmethode
-
Werken met spellen
-
Begeleiding
Deelvraag 3: Op welke manier wordt de verrijkende leerstof op dit moment aan de leerlingen aangeboden? Om aan data te komen waarmee ik deze deelvraag kan beantwoorden, heb ik twee onderzoeksinstrumenten ingezet. Allereerst zal ik beschrijven welke analysemethode ik zal inzetten om de verworven data die verkregen is door een observatie te analyseren. Daarna zal ik beschrijven welke analysemethode ik zal inzetten om de data die doormiddel van een interview verworven zijn, te analyseren. Ik zal de data analyseren aan de hand van categorieën. Ik kies hiervoor omdat ik door het categoriseren een duidelijk beeld krijg van de data. Ik kan wanneer alle data overzichtelijk is, bepalen welke data voor belang zijn voor mijn onderzoek en hoe ik betekenis kan geven aan de data. Wanneer alles geordend is, kan ik dit op een navolgbare wijze doen. Mijn onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? Ik wil de data onderverdelen in verschillende categorieën. Hieronder zal ik bepalen aan de hand van welke categorieën ik mijn data wil analyseren. -
Organisatievormen
-
Beoordeling
Na het observeren van de klas heb ik de leerkracht van de klas geïnterviewd. Het doel van dit interview is: ‘Waarom zijn bepaalde keuzen gemaakt in het aanbieden van de verrijkende leerstof’. Tijdens het interview was de observatie van de dag daarvoor leidend. Ik heb dus zelf vragen ontwikkeld die voor mij betekenisvol waren. Ik denk dat het zeer relevant is om de data te analyseren aan de hand van categorieën. Door deze analysemethode in te zetten, krijg ik een zeer duidelijk beeld van de data. Doordat ik per categorie weet welke data ik heb, kan ik op een eenvoudige en zeer navolgbare wijze betekenis geven aan de data en kan ik conclusies trekken. Mijn onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? Ik wil de data onderverdelen in verschillende categorieën. Hieronder zal ik bepalen aan de hand van welke categorieën ik mijn data wil analyseren. -
Organisatievormen
-
Instructie - 38 -
-
Beoordeling
-
Begeleiding
-
Verrijkingsmethode
Deelvraag 4: Wat zijn de leerbehoeften van leerlingen die verrijkende leerstof op het gebied rekenen krijgen aangeboden? Om aan data te komen bij deze deelvraag, heb ik de leerlingen van groep zeven die verrijkende leerstof krijgen aangeboden, geïnterviewd. Het doel van het interview is: ‘Er achterkomen wat de behoeften zijn van de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden’. Ik heb zelf het interview ontwikkeld. Ik heb dus zelf de vragen ontwikkeld en deze vragen zijn betekenisvol voor mij. Ik denk dat het categoriseren van de data de meeste informatie geeft voor mijn onderzoek. Ik denk dit omdat ik door het categoriseren van de data het voor mij zeer overzichtelijk wordt welke informatie ik heb. Door de analyse kan ik dan zeer eenvoudig en op een navolgbare wijze betekenis geven aan de data. Mijn onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7? Ik wil de data onderverdelen in verschillende categorieën. Hieronder zal ik bepalen aan de hand van welke categorieën ik mijn data wil analyseren. -
Behoeften leerlingen
-
Instructie
-
Begeleiding
Deelvraag 5: Hoe ervaren de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof? Om aan data te komen waarmee ik deze deelvraag kan beantwoorden, heb ik twee onderzoeksinstrumenten ingezet die ik in de praktijk moet gebruiken. Allereerst zal ik beschrijven welke analysemethode ik zal inzetten om de verworven data die is verkregen door een interview te analyseren. Ik heb zelf het interview ontwikkeld. Ik heb dus zelf de vragen ontwikkeld en deze vragen zijn betekenisvol voor mij. Ik denk dat het categoriseren van de data de meeste informatie geeft voor mijn onderzoek. Ik denk dit omdat ik door het categoriseren van de data het voor mij zeer overzichtelijk wordt welke informatie ik heb. Door de analyse kan ik dan zeer eenvoudig en op een navolgbare wijze betekenis geven aan de data. Mijn onderzoeksvraag is: Op welke manier valt verrijking van de leerstof aan te bieden zodat het aansluit bij de leerbehoeften van de leerlingen van groep 7?
- 39 -
Ik wil de data onderverdelen in verschillende categorieën. Hieronder zal ik bepalen aan de hand van welke categorieën ik mijn data wil analyseren. Het doel van het interview is: ‘Er achterkomen wat de leerlingen vinden van de huidige verrijking van de leerstof’. -
Begeleiding
-
Instructie
-
Verrijkingsmethode
-
Organisatievormen
Om de data die verworven is uit de observatie te analyseren, wil ik gebruik maken van een analysemethode die valt onder gestructureerde data analyseren. De data die verworven is uit de observatie, zijn eenvoudig uit te drukken in cijfers. Tijdens de observatie heb ik elke leerling vier minuten geobserveerd. Ik heb elke waarneming genoteerd op het observatieformulier, zodoende heb ik een duidelijk beeld gekregen per leerling. Ik zal aan de hand van het observatieformulier een tabel ontwikkelen. In de tabel zal de tijd tegen de waarneming uitgezet worden. Daarna zal ik het gemiddelde uitrekenen van de tijd dat de leerlingen de bepaalde waarnemingen vertonen. Aan de hand van de gemiddelden en de data uit de observaties, zal ik de leerlingen indelen in de schaalwaarden van de Leuvense betrokkenheidschaal.
- 40 -
Analyses Ik zal alle data per categorie ordenen, zodoende ben ik veel beter in staat om de onderzoeksvraag te beantwoorden.61 Op de voorgaande pagina´s heb ik genoteerd welke analysemethoden ik heb gebruikt, hier zal ik dan ook niet verder om ingaan. De eerste vier stappen heb ik uitgevoerd. Ik heb ervoor gekozen om de data niet op te delen in kleinere betekenisvolle tekstfragmenten. Ik heb hiervoor gekozen omdat de tekstfragmenten al zeer compact en betekenisvol zijn. Samen met Emilie Smit heb ik de data geanalyseerd. We hebben beide de tekstfragmenten gecategoriseerd, daarna zijn we in discussie geraakt over de verschillende categorieën en welke tekstfragmenten bij de categorieën horen. Wanneer een tekstfragment niet onder te brengen was bij één van de categorieën, hebben we nog een categorie extra ingebracht. Er zijn tijdens het analyseren in totaal nog twee categorieën bijgekomen, namelijk: -
Beleid
-
Behoeften
Hieronder zal ik per categorie de tekstfragmenten ordenen. De tekst die hieronder staat, is een samenvatting van de tekst die in de bijlage valt te vinden. Ik pas nog een analysemethode toe. Ik vat samen wat bepaalde mensen zeggen en ik plaats alle antwoorden onder elkaar. In ‘Praktijkonderzoek in de school’62 staat beschreven hoe je Horizontaal vergelijken63 moet toepassen. Ik kies ervoor om niet alles in een schema weer te geven. Ik kies hiervoor omdat het anders voor mij te onoverzichtelijk wordt, omdat ik veel data heb die ik bij het analyseproces wil gebruiken. Door het onder elkaar te zetten blijft het overzichtelijk en kan ik op een navolgbare wijze betekenis geven aan de data. Wanneer alle data samengevat zijn en zijn weergegeven, zal ik per categorie de data op een navolgbare wijze betekenis geven en ik zal een heldere verwoording van de door mij gekozen interpretatie geven. -
Organisatievormen
Vroeger werd de verrijking van de leerstof precies zo aangeboden als dat het nu wordt aangeboden. Er zit een bepaalde opbouw in de organisatievorm van het aanbieden van verrijkingsstof. Volgens de rekencoördinator is het zo dat de leerlingen op dit moment de verrijkingsstof zo krijgen aangeboden: -
Compactprogramma
-
Plusopdrachten
-
Plustaakboekje
-
Computer
De keuze voor deze organisatievorm is gemaakt met in het achterhoofd het klassenmanagement. Het plusschrift is een onderdeel van de methode en hierdoor kunnen we verwachten dat de leerlingen 61
Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum 63 Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum 62
- 41 -
zelfstandig hier aan kunnen werken. Door deze organisatievorm hoeven de leerkrachten de leerlingen niet extra instructie te bieden. Er is een draaiboek aanwezig en de leerkrachten dienen zich hieraan te houden. De rekencoördinator is van mening dat er een planning moet komen per dag/week en er moet afwisseling voor de leerlingen zijn. Volgens de leerlingen krijgen ze de verrijkende leerstof op dit moment op deze wijze aangeboden: 1. Plusopdrachten maken die bij het blok horen 2. Plusschrift opdrachten maken tot het blok af is 3. Opdrachten maken op het softwareprogramma Ambrasoft De leerkracht geeft daarentegen aan dat hij het op de volgende wijze aanbiedt: 1. Leerling gaat aan de ‘verder’opdrachten 2. Leerling werkt in het plusschrift 3. Leerling werkt met ‘Plustaak’ 4. Leerling werkt met de software van ‘Alles Telt’
De leerkracht bevestigt dat de organisatievorm altijd hetzelfde is. Ook geeft hij aan dat hij niet zou weten hoe hij het anders zou kunnen aanbieden. Hij vindt dat het op dit moment erg goed gaat. Een expert op het gebied van rekenonderwijs geeft aan dat er een breed aanbod is aan verrijkingsmethoden. Hij vindt dit zeer goed en hij is hier blij mee. Hij schrijft artikelen om leerkrachten te laten lezen wat er allemaal kan met spellen binnen het rekenonderwijs. Uit de observatie van de les is naar voren gekomen dat de leerlingen zeer systematisch werken. Er wordt planmatig gewerkt en de tijd wordt bewaakt. De leerlingen kijken zelf het werk na. Wanneer de leerlingen klaar zijn, doen ze dat wat ze denken dat van ze wordt verwacht. Wanneer de leerlingen zelf mogen kiezen welke opdrachten ze maken, kiezen ze voor stof die voor hen niet uitdagend is. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Wanneer ik alle data bijeenhaal, kan ik concluderen dat er in de organisatievorm veel mis gaat. In de gesprekken die ik heb gehad met de verschillende personen binnen de klas, geven de personen aan dat er een bepaalde volgorde is. Doordat ik de alle personen de volgorde heb laten benoemen, kan ik concluderen dat iedereen iets anders zegt. Er is dus niet één bepaalde volgorde van dat wat de leerlingen moeten doen. Het is hierdoor voor de leerlingen zeer onoverzichtelijk wat ze moeten doen. Daar komt bij dat de leerlingen opdrachten doen die ze helemaal niet moeten doen en hierdoor is dit geen verrijking voor hen.
- 42 -
Ik denk dat het zeer zinvol is om te zoeken naar een manier waarmee de leerlingen kunnen werken zodat het voor de leerlingen en leerkracht overzichtelijk is wat de leerlingen moeten doen.
-
Instructie
Volgens de rekencoördinator is het belang van de verrijkingsmethode zeer groot. De leerlingen beschikken over de voorkennis en zodoende kunnen de leerlingen zelfstandig de opdrachten maken. Hierdoor hoeft de leerkracht geen extra instructie te bieden aan de leerlingen. De leerlingen geven aan dat ze enkel te horen krijgen wat ze moeten doen en dat ze hier verder geen instructie over krijgen. Wanneer ze een vraag hebben, wordt het antwoord bijna voorgezegd. Volgens de leerlingen zou de leerkracht best één keer in de week hen extra instructie kunnen bieden. De leerlingen hebben tijdens het interview ook aangegeven dat ze het fijn zouden vinden om aan andere leerlingen bepaalde vragen te stellen. De leerkracht van de klas geeft ook aan dat hij geen extra instructie geeft. Dit kan hij niet aan de leerlingen bieden door tijdgebrek. Hij geeft wel aan dat wanneer een leerling of een aantal leerlingen een vraag hebben, dat hij ze zal instrueren. De leerkracht vindt dat de verrijkende leerstof op dit moment goed wordt aangeboden. Hij heeft zelf nu meer tijd om zwakke leerlingen extra te begeleiden/instrueren. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Wanneer ik deze geanalyseerde data goed doorlees, kan ik een aantal conclusies trekken. In de hier bovenstaande tekst staat beschreven dat de leerkracht en de rekencoördinator vinden dat de methode aansluit bij de voorkennis van de leerlingen. De leerkracht vult hieraan bij dat hij hierdoor geen instructie geeft, hij geeft alleen instructie wanneer dit nodig is. Doordat er meer tijd overblijft, kan hij zwakke leerlingen extra instrueren. De leerlingen geven aan dat ze meer instructie willen, omdat ze vaak bepaalde opdrachten niet begrijpen. De instructie die dan kort gegeven wordt, bijvoorbeeld aan de instructietafel, leidt enkel tot het antwoord van de som. Er wordt aan de instructietafel geen tijd gegeven om oplossingsstrategieën te bespreken. Ik denk dat het zeer zinvol is om te zoeken naar een oplossing voor dit probleem. Ik zal zoeken naar een methode waarbij de leerlingen en de leerkracht op een eenvoudige en eenduidige manier kunnen aangeven dat ze instructie willen of kunnen bieden.
-
Beoordeling
Een leerling geeft in het interview aan dat ze soms bepaalde opdrachten expres niet maakt, ze worden toch niet nagekeken geeft ze aan. De leerkracht bevestigt dit, hij kijkt de opdrachten niet na en hij kijkt ook de schriften niet door. Er is geen zicht op dat wat de leerlingen hebben gemaakt. Volgens de expert is het heel lastig om te bepalen of de leerlingen een bepaald doel hebben behaald. De expert geeft in het interview aan dat er alleen kan worden getoetst of de leerlingen de doelen hebben behaald door een toets. - 43 -
Uit de observatie komt naar voren dat de leerlingen de essentie van de les wel oppikken, maar dit ze zich hier niet bewust van zijn. De leerlingen willen zo snel mogelijk de stof af hebben, zodat ze op de computer kunnen. De leerlingen zijn niet gericht op het eindresultaat. Er wordt niet planmatig gewerkt en de leerlingen brengen geen verslag uit van hun vorderingen. Uit de observatie is gebleken dat de leerlingen zelf hun werk nakijken en dat ze zelf mogen kiezen welke opdrachten ze maken op de computer. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Wanneer we de hier bovenstaande data betekenis geven, kunnen we een aantal conclusies trekken. In de data staat beschreven dat de leerlingen weten dat de schriften niet nagekeken worden door de leerkracht. De leerlingen geven aan dat ze mede hierdoor bepaalde opdrachten niet maken, de leerkracht kijkt immers toch niet na wat je maakt. De leerkracht bevestigt dit, maar geeft aan dat hij niet nakijkt omdat hij hier geen tijd voor heeft. Uit de observatie is gebleken dat de leerlingen niet doelbewust bezig zijn. Ik ben nergens tegengekomen waar de doelen van bepaalde opdrachten staan beschreven. De leerlingen weten dus niet wat ze moeten leren en weten ook niet hoe ze dit geleerde kunnen controleren. De leerlingen kijken zelf het werk na, hierdoor heeft de leerkracht weinig zicht op de vorderingen van de leerlingen. Het lijkt mij zeer zinvol om een methode te vinden die duidelijkheid biedt voor zowel de leerling als de leerkracht. Door de bepaalde methode wil ik bereiken dat de leerlingen zich verantwoordelijk voelen voor hun eigen werk en dat de leerkracht eerder gestelde doelen kan controleren in het werk van de leerlingen.
-
Begeleiding
De leerlingen hebben in het interview aangegeven dat ze meer begeleiding willen. Op dit moment moeten de leerlingen hun kaartje op rood leggen, de leerkracht loopt langs en dan krijgen de leerlingen de begeleiding die ze willen. (gip-model) De leerlingen geven aan dat ze de huidige begeleiding onvoldoende vinden. De leerlingen krijgen enkel te horen dat ze de verrijking moeten maken. De leerlingen geven aan dat het plusschrift moeilijk is en dat ze weinig instructie/begeleiding krijgen. De leerlingen kijken zelf hun werk na, hierdoor heeft de leerkracht geen zicht op de geleverde producten van de leerlingen. Wanneer de leerlingen een bepaalde opdracht af hebben, mogen ze zelfstandig de volgende opdracht gaan maken. Er wordt van de leerlingen verwacht dat ze alle stof zelfstandig kunnen maken. De expert geeft aan dat we ook leerlingen naar andere klassen kunnen sturen, zodat deze hier begeleiding kunnen bieden aan jongere leerlingen. Uit de observatie is gebleken dat de leerlingen geen ondersteuning vragen aan andere leerlingen. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Wanneer ik alle data bijeenhaal, kan ik concluderen dat de leerlingen niet tevreden zijn met de begeleiding die ze krijgen. De leerlingen geven in gesprekken aan dat ze op dit moment begeleiding - 44 -
krijgen als ze hun kaartje op rood leggen. De leerlingen vinden het plusschrift erg lastig en geven aan dat ze hier meer begeleiding voor willen hebben. Volgens de leerkracht hebben de leerlingen voldoende voorkennis om de stof te maken. Hij geeft aan dat hij te weinig tijd heeft om extra begeleiding te bieden.
Ik kan concluderen dat de leerlingen meer begeleiding willen, maar dat de leerkracht deze niet kan aanbieden. Ik denk dat het zeer waardevol is wanneer ik een methode kan vinden waarmee de leerkracht op een duidelijke wijze kan aangeven wanneer hij begeleiding kan bieden. Ik denk dat er een vast moment in de week moet zijn dat de leerkracht de leerlingen die begeleiding biedt, die ze nodig hebben.
-
Verrijkingsmethode
Volgens de rekencoördinator maken de leerlingen de compacte leerstof, wanneer ze hier klaar mee zijn, maken ze de plusopdrachten die horen bij het blok. Wanneer ze dit af hebben, werken ze in het plusschrift verder. De leerlingen mogen wanneer ze alles af hebben, op www.rekenweb.nl bepaalde opdrachten maken. De keuze van de verrijkingsmethode is gemaakt omdat het aansluit bij de huidige methode. Er is voor deze softwareprogramma’s gekozen omdat deze aansluiten bij de behoeften van de leerlingen. De leerlingen geven aan dat ze de bepaalde rijtjes die ze moeten maken erg saai vinden. Het plusschrift vinden ze erg lastig, ze zouden deze methode wel willen houden, maar ze willen er niet zo vaak in werken als dat ze nu moeten. De leerlingen hebben in het gesprek aangegeven dat ze graag meer variatie zouden willen. De leerlingen hebben behoefte aan andere opdrachten en aan opdrachten die ze meer aanspreken. Ook gaven de leerlingen aan dat het plusgedeelte van de methode saai is, het plusschrift moeilijk en Ambrasoft zeer eenvoudig. De leerkracht van de klas geeft aan dat hij het kan begrijpen dat de leerlingen het soms vervelend vinden als ze telkens weer dezelfde opdrachten moeten maken. Hij geeft ook aan dat hij het begrijpt dat leerlingen het soms erg lastig vinden en dat dit leidt tot irritatie. Wel geeft de leerkracht aan dat hij de verrijkende leerstof erg goed vindt. Hij vindt dat het softwareprogramma van de methode, zeer goed aansluit bij de voorkennis en bij de behoeften van de leerlingen. De expert geeft aan dat verschillende verrijkingsmethoden de leerlingen motiveren. Door spellen te integreren in het onderwijs, raken de leerlingen gemotiveerd. De expert geeft aan dat het inzetten van een verrijkingsmethode een goede verrijkingsvorm is, maar dat het inzetten van spellen een motiverende factor kan zijn. Uit de observatie komt naar voren dat de leerlingen niet bezig zijn met beredeneren, maar dat de leerlingen enkel ‘trail and error’ doen. - 45 -
Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Wanneer we de hier bovenstaande data betekenis geven, kunnen we concluderen dat er een aantal opvallendheden zijn. In de data staat beschreven dat de rekencoördinator en de leerkracht erg tevreden zijn met de verrijkingsmethode. De verrijkingsmethode sluit volgens hen perfect aan bij de voorkennis van de leerlingen. De leerlingen geven daarentegen aan dat ze het vaak heel lastig vinden en dat ze het frustrerend vinden dat ze soms rijtjes sommen moeten maken. De leerlingen vinden het plusschrift goed, maar Ambrasoft vinden ze te eenvoudig. De leerkracht begrijpt de frustratie en wil ook graag een oplossing. De expert heeft in het interview aangegeven dat het inzetten van spellen de motivatie van de leerlingen verhoogd. Ik denk dat het zeer zinvol is om de leerlingen diverse activiteiten aan te bieden. Deze activiteiten hebben allemaal een doel. De leerlingen zullen door de diverse activiteiten meer gemotiveerd zijn.
-
Betrokkenheid
De leerlingen hebben aangegeven dat ze het ‘plezier’ missen tijdens het maken van de opdrachten. Uit het interview komt naar voren dat veel leerlingen de opdrachten van de verrijking saai en moeilijk vinden. Door het interview is het duidelijk geworden dat leerlingen soms bepaalde opdracht expres niet maken, dit omdat ze de opdrachten lastig vinden. De expert geeft aan dat elke methode wel iets heeft dat een leerling aanspreekt. Spellen zijn volgens de expert altijd leuk en altijd verrassend. Ieder spel is anders en door dit aan te bieden zal de betrokkenheid van de leerlingen vergroot worden. De expert vertelt ook dat het van belang is om de activiteiten voor de leerlingen divers te houden. Uit de observatie is naar voren gekomen dat de leerlingen zich houden aan de opdracht. De leerlingen zijn niet betrokken bij de doelen die gesteld worden. Ook zijn de leerlingen niet gericht op het eindresultaat. De leerlingen gebruiken geen materialen. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Wanneer we de hier bovenstaande data betekenis geven, kunnen we veel opvallendheden herkennen. Zo valt er te lezen dat de leerlingen plezier missen. Ook maken sommige leerlingen bepaalde opdrachten niet. We kunnen concluderen dat de leerlingen niet betrokken zijn bij het maken van de opdrachten. De expert vult hieraan bij dat het aanbieden van spellen de motivatie van de leerlingen vergroot. Uit de observatie komt naar voren dat de leerlingen niet doelgericht bezig zijn en dat ze ook niet gericht zijn op het eindresultaat. - 46 -
Het is zeer waardevol om te kijken naar een methode waarmee de leerlingen hun plezier in het werk weer krijgen. Het is hierbij van belang dat de leerlingen weten wat ze moeten doen en wat ze leren. De leerlingen moeten begrijpen wat het eindresultaat is en wat de leerlingen met het eindresultaat kunnen. -
Verschillende spellen
De rekencoördinator vertelt dat er een aantal spellen zijn aangeschaft. Verder wordt er weinig gedaan met spellen. De leerkracht heeft geen bezwaar tegen het inzetten van spellen. Hij geeft wel aan dat hij geen tijd heeft om spellen te bekijken. De expert vertelt dat hij artikelen schrijft om leerkrachten te informeren over spellen. De expert geeft aan dat er verschillende spellen zijn. In een artikel wordt beschreven aan welke doelen de leerlingen werken wanneer ze een spel spelen. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data De rekencoördinator geeft aan dat er een aantal spellen zijn aangeschaft, terwijl er weinig wordt gedaan met spellen. De leerkracht van de klas staat wel open voor spellen. De expert geeft aan dat het inzetten van spellen de motivatie van de leerlingen vergroot. Het lijkt mij dan ook zeer waardevol om spellen in te zetten in het onderwijs. Door de activiteiten divers te houden, mede door spellen, zullen de leerlingen gemotiveerd worden en blijven.
-
Beleid
Het proces van het ontwikkelen van een draaiboek is afgerond. Er wordt op de school nog twee keer per jaar besproken of er iets moet worden aangepast. De expert geeft aan dat het ombouwen van spellen, een zeer gecompliceerde les is. De rekencoördinator zou hier een bepaalde rol kunnen vervullen. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data Ik denk dat het zeer waardevol is dat er één persoon is die zich verdiept in het inzetten van spellen in het onderwijs. Wanneer een persoon van de school precies weet welke spellen bepaalde doelen met zich meebrengen, kunnen er op korte termijn veel spellen worden ingezet. Ik denk dat dit punt meegenomen moet worden in het beleid.
-
Behoeften
De leerlingen geven aan dat ze behoefte hebben aan samenwerken en werken met hun handen. Ook geven ze aan dat ze behoefte hebben aan instructie. De leerlingen vertelden tijdens het interview dat ze het fijn zouden vinden als ze één of een aantal keer in de week instructie zouden krijgen. - 47 -
De leerkracht vertelt dat de leerlingen gewoon instructie krijgen als elk ander kind. De leerlingen moeten hun kaartje op rood leggen als ze een vraag hebben. Wanneer een aantal leerlingen een vraag hebben, bespreekt de leerkracht de opgave aan de instructietafel. De expert geeft aan dat door het brede aanbod voldaan kan worden aan de verschillende behoeften van de leerlingen. Betekenis verlenen aan de kwalitatieve data De leerlingen geven aan dat ze behoefte hebben aan extra instructie, werken met hun handen en samenwerken. De leerkracht laat duidelijk zien dat hij verwacht dat de leerlingen geen behoeften hebben. De expert geeft in het gesprek aan dat door middel van het brede aanbod, voldaan kan worden aan de behoeften van de leerlingen. Ik kan hieruit concluderen dat de leerlingen bepaalde behoeften hebben, maar dat hier weinig tot niets mee gedaan wordt. Ik denk dat het zeer waardevol is om de leerlingen verschillende activiteiten aan te bieden.
Analyse observatie Hieronder valt een tabel te zien waarin de waarnemingen zijn uitgezet tegen de tijd. Het percentage van de tijd dat de leerlingen de bepaalde waarnemingen vertoonden, staan tussen haakjes. In de observatie is één streepje vijftien seconden.
2
TiS
4
3
Tota al
14
11
2
1
4
7
2
5 1
0
1
2
0
2
Schaalwa arde
3
2
Loopt weg bij
EsW
5
groep Storend gedrag
4
1
Afgeleid
5
Bezig met andere
EsK
act met Praat …
2
Is passief
Dio
Vraagt hulp
2
Hulp aan groesgen.
Reageert op
inbreng Groepsge sprek
Schrijven
Informati e zoeken LiB
2 2
1
2
1
2 2
5
3
3
2
1
1
22
14
5
5
0
0
In de tabel staat ook de schaalwaarde die gekoppeld is aan de Leuvense betrokkenheidschaal. Alle leerlingen vertonen verschijnselen die horen bij schaalwaarde 2. Hier valt nogmaals de Leuvense betrokkenheidschaal te zien. De leerlingen zijn wel bezig met de activiteit, maar de leerlingen zijn meer dan de helft van de tijd niet intens bezig met de activiteit.
- 48 -
Ik heb al eerder aangegeven dat ik elke vijftien seconden heb geturfd welke waarneming ik waarnam. We kunnen dus met de gegeven uit de tabel een percentage halen. Het percentage geeft aan hoeveel procent van de tijd de leerlingen bezig zijn met de bepaalde waarnemingen. Wanneer we een percentage willen berekenen, moet ik eerst bepalen wat het totaal aan seconden geobserveerde tijd is. Het totaal aantal seconden is 1110s.
Loopt weg bij groep
Storend gedrag
Afgeleid
Bezig met andere act
Praat met …
Is passief
Vraagt hulp
Hulp aan groesgen.
Reageert op inbreng
Groepsgespre k
Schrijven
Informatie zoeken Totaal
14
11
0
1
2
0
22
14
5
5
0
0
Bepaalde tijd
210s
165s
0s
15s
30s
0s
330s
210s
75s
75s
0s
0s
Totaal percenta ge
19%
15%
0%
1%
2%
0%
30%
19%
7%
7%
0%
0%
Betekenis verlenen aan de kwantitatieve data Wanneer we de hier bovenstaande tabel bekijken, kunnen we concluderen dat de leerlingen het merendeel van de geobserveerde tijd passief zijn. In de tabel kunnen we aflezen dat de leerlingen 30% van de tijd andere waarnemingen vertonen dan die we zouden willen. We moeten wel onthouden dat dit een momentopname is. Ik denk wel dat het zeer waardevol is om deze tabel mee te nemen naar stap zes. Uit de tabel kunnen we herleiden dat de leerlingen vaak passief zijn en dat ze vaak met elkaar praten over dingen die niet gaan over school.
- 49 -
Stap 6: Consequenties vastleggen In deze stap zal ik vanuit de analyses en vanuit de literatuur antwoord geven op de deelvragen. Ook maak ik een koppeling tussen de bestudeerde literatuur en de analyses. Wanneer ik dit heb gedaan, zal ik de definitieve onderzoeksvraag formuleren. Ik zal daarna beschrijven welke acties ik wil ondernemen en ik zal beargumenteren waarom ik de actie wil ondernemen en wat ik door de uitvoering ervan te weten wil komen. Ik zal hieronder vanuit de analyses antwoord geven op de deelvragen. Ook zal ik een koppeling maken tussen de bestudeerde literatuur uit het vooronderzoek en de analyses uit stap vijf. Deelvraag 1: Welke materialen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen? Er is een breed aanbod aan materialen om verrijkende leerstof aan te bieden aan leerlingen. In de literatuur zijn veel verschillende methodes besproken. Er zijn verschillende methoden, spellen en softwareprogramma’s. Hieronder zijn een aantal methodes weergegeven: - Bolleboos rekenen/wiskunde - Rekentijgers - Somplextra - Rekenpuzzels&Breinkrakers - Rekentoppers - Stenvertbloks Rekenmeester - Wisschriften Vierkant voor wiskunde Door de verschillende methodes heeft de school en/of de leerkracht veel materiaal om aan te bieden aan de leerlingen. Uit de analyses van de data, is naar voren gekomen dat de leerlingen de opdrachten van het plusschrift erg lastig vinden. De leerlingen hebben in het interview aangegeven dat wanneer ze instructie en begeleiding zouden krijgen, ze de opdrachten wel zouden kunnen maken. Ook de rekencoördinator geeft aan dat de leerlingen moeten beschikken over de juiste voorkennis en dat ze de opdrachten uit het plusschrift dus zouden moeten kunnen maken. Wederom komt dus naar voren dat de leerlingen instructie en begeleiding nodig hebben. Volgens Jan Willem van Slijpe is het van belang om spellen te integreren in het onderwijs. Hij heeft veel artikelen geschreven over spellen in het rekenonderwijs. In het interview heeft hij aangegeven dat spellen leerlingen motiveren. Door spellen in te zetten in het onderwijs, vergoot je de motivatie. Er zijn veel verschillende spellen en de spellen kunnen gespeeld worden op verschillende niveaus. Een aantal spellen die ik zou kunnen gebruiken zijn: - Canadees vermenigvuldigen - Romeins rekenpotje - Mind Power - Rasende Roboter - Roborally Er zijn nog een aantal spellen, deze zijn te vinden in hoofdstuk vier. Uit de analyse van het interview met de kinderen, is gebleken dat de leerlingen graag diverse activiteiten aangeboden zouden willen krijgen. De leerlingen hebben in het interview aangegeven dat ze het leuk vinden om rekenspelletjes te doen. De leerlingen zijn, zoals Jan Willem van Slijpe al zei, zeer gemotiveerd om spelletjes te spelen. De - 50 -
leerkracht van de klas vindt het geen probleem om spellen in te zetten in het onderwijs. Hij geeft wel aan dat hij wil weten wat de leerlingen aan het doen zijn en wat de doelen van de spellen zijn. De rekencoördinator van de school geeft aan dat er verschillende spellen zijn aangeschaft. Er wordt alleen heel weinig gedaan met deze spellen. Volgens de leerkracht komt dit doordat hij geen tijd heeft om de spellen te bekijken en dus weet hij niet hoe hij ze in moet zetten. Ik concludeer uit de beantwoording van de deelvraag en uit de verschillende analyses dat het zeer waardevol is om spellen in te zetten in het onderwijs. Het moet dan wel duidelijk zijn wat de leerlingen moeten doen en het moet ook duidelijk zijn aan welke doelen de leerlingen werken wanneer ze een spel spelen. De huidige verrijkingsmethode voldoet aan de behoeften van de leerlingen en de leerkrachten. Ik denk dan ook dat het geen effect heeft om deze methode te vervangen. Ik denk dat het meer waardevol is om bepaalde aanpassingen door te voeren, ik zal dit in de volgende deelvragen duidelijk maken. Deelvraag 2: Welke organisatievormen zijn er om verrijkende leerstof aan te bieden? Er zijn verschillende organisatievormen om verrijkende leerstof aan te bieden. Hieronder staan een aantal verschillende organisatievormen weergegeven: - Stof aanbieden per dag - Stof aanbieden per week - Stof aanbieden voor een langere periode - Samenwerkingsopdrachten - Werken met een logboek Uit de literatuur is gebleken dat het van belang is, dat alle belanghebbenden dezelfde organisatievorm toepassen. Uit de analyse van de data is gebleken dat de leerlingen, rekencoördinator en de leerkracht niet dezelfde organisatievorm hanteren. Hierdoor is het voor iedereen zeer lastig te bepalen wat ze moeten doen en wanneer ze begeleiding krijgen. Volgens de literatuur is het van belang dat de leerlingen weten wat er van ze wordt verwacht en dat er duidelijkheid is over de begeleidingsmomenten voor de leerlingen. Wanneer we dit koppelen naar de analyses, kunnen we concluderen dat de leerlingen geen vaste begeleidingsmomenten hebben, dat ze niet weten wat ze moeten maken en dat ze niet weten of ze verantwoording moeten afleggen. De leerlingen werken altijd maar in het plusschrift, plusgedeelte van de methode of op de computer. Er wordt nooit met de leerlingen besproken wat ze af moeten hebben, wat ze moeten leren of waarover ze vragen hebben. Ik denk dat het zeer waardevol is om, zoals Janson 64 ook zegt, een weekschema voor de leerlingen te maken. Volgens de literatuur is het aan te raden om te werken met een weektaak, zodoende blijft het werk dat de leerlingen moeten maken overzichtelijk voor de leerlingen. Door het logboek te gebruiken, is het overzichtelijk voor de leerlingen wat ze moeten maken, wat ze moeten leren, wanneer er begeleidingsmomenten zijn en wanneer de leerlingen verantwoording moeten afleggen.
64
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede
- 51 -
Deelvraag 3: Op welke manier wordt de verrijkende leerstof op dit moment aan de leerlingen aangeboden? Op dit moment wordt de verrijkende leerstof op een zeer eenvoudige wijze aangeboden aan de leerlingen, althans voor de leerkrachten is het eenvoudig. Uit de verschillende interviews die ik heb afgenomen, is gebleken dat de leerkracht en de leerlingen een ander beeld hebben over de manier van aanbieden. Uit het interview met de leerlingen is gebleken dat de leerlingen het erg storend vinden dat ze nooit begeleiding krijgen. De leerlingen zouden graag op een vast tijdstip in de week meer instructie en begeleiding krijgen. De leerlingen vinden de stof van de verrijkingsmethode erg lastig en hebben de instructie echt nodig. De leerkracht zegt tijdens het interview dat hij het handig vindt dat de leerlingen zelfstandig veel opdrachten kunnen maken. Hij geeft aan dat hij door de tijd die door de leerlingen ontstaat, zwakkere leerlingen extra kan instrueren. Zoals ik al eerder heb beschreven, hebben alle belanghebbenden een ander beeld van het aanbieden van de verrijkende leerstof. Als leidraad heb ik de opbouw van de leerlingen gekozen. Ik heb hiervoor gekozen omdat dit de meest concrete data is. De leerstof wordt op dit moment op deze manier aan de leerlingen aangeboden: - Leerlingen maken compacte programma - Leerlingen maken plusgedeelte van de methode van het blok - Leerlingen maken plusschrift tot het bepaalde blok - Leerlingen werken met het softwareprogramma Ambrasoft De leerlingen hebben geen vast begeleidingsmoment en hoeven ook nooit verantwoording af te leggen over de gemaakte producten. De leerlingen kijken alles zelf na, hierdoor heeft de leerkracht geen zicht op de ontwikkeling van de leerlingen. De leerlingen weten dat ze het alleen zelf nakijken en dat het dus niet uitmaakt of ze een bepaalde opdracht wel of niet maken. Dit blijkt ondermeer uit de interviews die ik heb afgenomen, zowel bij de leerlingen als bij de leerkracht. Wanneer ik de analyse en de literatuur goed bekijk, kan ik een conclusie trekken. Ik denk dat het zeer waardevol is om de leerlingen op één manier de verrijkende leerstof aan te bieden. Volgens de literatuur kan dit heel eenvoudig door een logboek te ontwikkelen. In het logboek staat alles beschreven wat de leerling moet weten. In dit boekje staat bijvoorbeeld wanneer de leerlingen een vast begeleidingsmoment hebben en wanneer ze verantwoording moeten afleggen over de geleverde producten. Ook kan in dit boekje weergegeven worden wat de leerlingen per week af moeten hebben. Door aan het einde van de week te bekijken wat de leerlingen af hebben, blijven de leerlingen, volgens de literatuur, gemotiveerd. Op dit moment hoeven de leerlingen niets te verantwoorden, we zien dan ook terug in de analyse van de data dat de leerlingen niet betrokken zijn bij het leerproces. Door het logboek in te zetten wil ik de leertijd efficiënter gebruiken en wil ik ervoor zorgen dat de leerlingen meer betrokken zijn bij de verrijkende leerstof.
- 52 -
Deelvraag 4: Wat zijn de leerbehoeften van leerlingen die verrijkende leerstof op het gebied rekenen krijgen aangeboden? Uit de analyses kan ik concluderen dat de leerlingen een aantal behoeften hebben waaraan op de school niet wordt voldaan. Uit de analyse komt duidelijk naar voren dat de leerlingen behoefte hebben aan samenwerken, instructie en begeleiding. Uit de analyse van het interview met de leerkracht kunnen we herleiden dat de leerkracht vindt dat er wordt voldaan aan de verschillende behoeften. In de literatuur wordt beschreven dat het van belang is dat de leerlingen verschillende opdrachten krijgen, dat de opdrachten realistisch zijn en dat het van belang is dat er wordt aangegeven hoeveel de leerlingen moeten maken. Wanneer ik de literatuur met de praktijk vergelijk, zie ik dat er veel verschillen zijn. Aan de behoeften die hierboven staan weergegeven, wordt niet voldaan. In de praktijk zien we terug dat de leerkracht denkt dat er wordt voldaan aan de behoeften van de leerlingen. Uit de analyses van de andere data blijkt dat dit niet zo is. Het lijkt mij zeer waardevol voor mijn onderzoek om activiteiten te ontwikkelen waarbij wordt voldaan aan de verschillende behoeften van de leerlingen. De activiteiten kunnen zeer verschillend zijn, het inzetten van spellen zal één van deze activiteiten zijn. Bij deelvraag drie heb ik al veel geschreven over de manier van instrueren en begeleiden. De verschillende verrijkende activiteiten die de leerlingen aangeboden krijgen, heb ik besproken bij deelvraag één.
Deelvraag 5: Hoe ervaren de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof? Uit de analyse kan ik concluderen dat de leerlingen op dit moment de verrijkende leerstof als negatief ervaren. De leerlingen zijn niet betrokken bij het leerproces en de leerlingen vinden de leerstof moeilijk en weten vaak niet wat ze moeten doen of wanneer ze op de computer mogen werken vinden de leerlingen het zeer gemakkelijk. Uit het interview komt duidelijk naar voren dat de leerlingen negatief ten opzichte van de verrijkende leerstof staan. De leerlingen vinden de opdrachten vaak lastig en ze krijgen niet de begeleiding die ze nodig hebben. Het plusgedeelte van de methode is saai en het plusschrift is te moeilijk, Ambrasoft is daarentegen weer zeer gemakkelijk. Uit de observatie is gebleken dat de leerlingen niet betrokken zijn. De leerlingen zijn meer dan de helft van de tijd passief. In de literatuur staat beschreven dat wanneer wordt voldaan aan de behoeften van de leerlingen, de leerlingen meer betrokken zijn bij de activiteiten. De leerlingen moeten uitgedaagd worden en het moet duidelijk zijn wanneer de leerlingen instructie en begeleiding krijgen. Ook moet het voor de leerlingen duidelijk zijn dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de producten. De leerlingen moeten verantwoording afleggen en moeten aangeven wat ze moeilijk vinden en graag nog een keer geïnstrueerd willen hebben. Uit de analyses en de literatuur kan ik concluderen dat het mij zeer waardevol lijkt om te voldoen aan de behoeften van de leerlingen. Wanneer dit gedaan wordt, ervaren de leerlingen de verrijkende leerstof positiever. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat wanneer je weet wat je leert, je de juiste begeleiding krijgt, je - 53 -
samen kunt werken en dat je opdrachten maakt die betekenisvol zijn, de verrijkende leerstof positiever ervaart. Door verschillende activiteiten te ontwikkelen en deze te koppelen aan het logboek, verwacht ik dat de leerlingen positiever zijn over de verrijkende leerstof. Hieronder zal ik mijn definitieve onderzoeksvraag formuleren. Ook zal ik argumentatie voor de aanscherping of onderbouwing van de (voorlopige) onderzoeksvraag geven. Ik zal dit vanuit verschillende bronnen beargumenteren, namelijk de theorie, mijn werkplek en mijn eigen ervaringen. Onderzoeksdoel Het onderzoeksdoel dat ik in stap twee heb beschreven, moet worden aangepast. Het nieuwe onderzoeksdoel is: Ik wil onderzoeken op welke wijze een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven die verrijkende leerstof maken beïnvloedt. Doordat het onderzoeksdoel is veranderd, verandert ook de onderzoeksvraag. In samenspraak met de directie van Rooms-katholieke basisschool De Schelp, heb ik de definitieve onderzoeksvraag geformuleerd. Definitieve onderzoeksvraag: Op welke wijze beïnvloedt een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de motivatie van de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven tijdens het maken van verrijkende leerstof op het gebied van rekenonderwijs? Hieronder zal ik beargumenteren waarom ik deze definitieve onderzoeksvraag heb geformuleerd. Werkplek De situatie op de werkplek is op dit moment dat niet elke ‘groep’ hetzelfde denkt over de verrijkende leerstof. De leerkracht is van mening dat het aanbod op dit moment zeer goed is en dat de leerlingen de opdrachten goed maken. Hij heeft geen zicht op de geleverde producten en heeft hierdoor weinig ‘grip’ op de ontwikkeling van de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden. De leerlingen geven aan dat ze vaak instructie en begeleiding missen en dat ze, doordat ze dit niet krijgen, de opdrachten heel lastig vinden. De leerlingen hebben meer behoefte aan samenwerken, aan andere opdrachten en aan overzicht. Uit het bovenstaande stuk valt te concluderen dat er een verandering moet plaatsvinden binnen het klassenmanagement. Door het klassenmanagement aan te passen, zullen de leerlingen meer begeleiding krijgen. Dit overzicht valt eenvoudig te creëren door een logboek te ontwikkelen. Mijn vraag is dan welke invloed dit logboek heeft ten opzichte van de motivatie van de leerlingen. Dit valt dan ook terug te zien in de onderzoeksvraag. Door het onderzoek uit te voeren, kan ik concluderen of deze aanpassing wel of geen invloed heeft. Eigen ervaring
- 54 -
Ik heb nu al veel dagen lesgegeven en ik merk zelf dat ik weinig tijd heb om de leerlingen die begeleiding te bieden waar ze behoefte aan hebben. Wanneer ik lesgeef, geef ik les op vier verschillende rekenniveaus. Om alle leerlingen die begeleiding te bieden waar ze behoefte aan hebben, moet ik een overzichtelijk klassenmanagement ontwikkelen. Ik denk dat het voor zowel de leerlingen als de leerkracht zeer waardevol is om een logboek in te zetten. Door dit logboek ontstaat een overzichtelijk klassenmanagement. In het logboek noteren de leerlingen wat ze per dag af moeten hebben en zien ze direct op welke vaste dag ze instructie en begeleiding krijgen. Door het onderzoek hoop ik uit te kunnen sluiten of een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten, de motivatie van de leerlingen beïnvloedt. Theorie De definitieve onderzoeksvraag is voor een groot deel geformuleerd door gebruik te maken van verschillende theorieën. In de theorie heb ik meerdere keren gevonden dat kinderen te motiveren zijn door ze doelen op te leggen. Vooral kinderen die begaafd zijn, hebben baat bij het stellen van doelen. Door een logboek te integreren in het onderwijs, wil ik kunnen concluderen of leerlingen hier gemotiveerd door worden. In de theorie wordt ook veel gesproken over diverse activiteiten aanbieden aan leerlingen. Volgens de theorie worden leerlingen door diverse activiteiten gemotiveerd. In de definitieve onderzoeksvraag heb ik geformuleerd dat ik wil onderzoek op welke manier de combinatie van een logboek met uiteenlopende activiteiten de leerlingen van groep zeven motiveert. Op de volgende pagina zal ik beschrijven welke acties ik wil uitvoeren en wat ik door de acties te weten wil komen voor de beantwoording van mijn definitieve onderzoeksvraag.
- 55 -
Welke actie
Hoe
Wanneer
Wat te weten komen/ argumentatie van de keuze
Het inzetten van een logboek.
Alle leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden, krijgen een logboek. In dit logboek schrijven de leerlingen wat ze per dag moeten doen en wat ze per dag gedaan hebben. De leerlingen noteren ook in het logboek wanneer ze gezamenlijk instructie en begeleiding krijgen aan de instructietafel.
Dit logboek krijgen de leerlingen in week achtenveertig.
Ik zet deze actie in zodat ik door middel van een observatie en een interview kan bepalen of de motivatie van de leerlingen door het inzetten van een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten is vergroot.
Per week zullen de leerlingen verantwoording afleggen over de geleverde producten. De leerlingen zullen één keer in de week gezamenlijk instructie en begeleiding krijgen.
De leerlingen zullen soms samen moeten werken. Ik zal als leerkracht de leerlingen zelf laten kiezen met wie ze samen willen werken. Wel zal ik er voor pleiten dat er een veilige situatie ontstaat/blijft. Het inzetten van diverse activiteiten.
Alle leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden, schrijven per dag in hun logboek wat ze moeten doen. De activiteiten die ze zullen ondernemen, zullen divers zijn. De opdrachten zullen per week verschillen. Het voorbeeld dat in bijlage elf wordt getoond, is dan ook een voorbeeld voor de diversiteit in
De leerlingen krijgen in week achtenveertig een logboek. Vanaf dit moment zullen de leerlingen dus per week opkrijgen wat ze moeten doen. Per week zal gekeken worden naar de verschillende opdrachten en zal in overleg met de leerlingen en de leerkracht besloten worden om een - 56 -
Ik kies voor deze actie zodat ik door middel van een observatie en een interview kan bepalen of de motivatie van de leerlingen door het inzetten van een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten is vergroot.
de week aan opdrachten. De opdrachten zullen per week verschillend zijn.
bepaalde activiteit aan te passen of op dezelfde manier nogmaals naar voren te laten komen.
Spellen: Op http://www.hsipabo.edu/spelenderwijs/spel/speloverzicht.htm is een overzicht weergegeven van een aantal spellen die toepasbaar zijn in het onderwijs. Leerlingen die verrijkende leerstof aangeboden krijgen observeren op de betrokkenheid.
Door nogmaals de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden te observeren, krijg ik een objectief beeld. Het observatieformulier dat gebruikt zal worden, valt in bijlage negen te zien.
Ik zal in week eenenvijftig (2011) en in week drie (2012) de leerlingen observeren. Door de leerlingen twee keer te observeren wil ik bereiken dat de observatie zeer objectief is, opdat ik een eenduidig beeld krijg van de betrokkenheid van de leerlingen.
Door deze actie in te zetten, wil ik een duidelijk beeld krijgen van de betrokkenheid van de leerlingen. Deze betrokkenheid zal ik wederom koppelen aan de Leuvense betrokkenheidschaal. Door de betrokkenheid te observeren, krijg ik ook deels een beeld van de motivatie van de leerlingen. Door dit te weten kan ik deels de definitieve hoofdvraag beantwoorden.
De leerlingen interviewen. Doel interview: Er achterkomen wat de leerlingen vinden van de huidige verrijking van de leerstof.
Alle leerlingen die verrijkende leerstof aangeboden krijgen, zal ik interviewen. Het interview zal deels bestaan uit de vragen die ik ook heb gesteld in een vorig interview, dit interview staat weergegeven in
Elke week zullen de leerlingen een gesprek hebben waarin ze aangeven wat ze van de verrijkende leerstof vinden.
Door deze actie wil ik kunnen bepalen of de leerlingen positiever ten opzichte van de verrijkende leerstof staan.
In week drie zal ik de leerlingen interviewen.
Door de verkregen data van dit interview, kan ik deels de definitieve
- 57 -
bijlage vier. De leerkracht van de klas interviewen. Doel interview: Er achterkomen wat de leerkracht van de huidige verrijkende van de leerstof vindt.
Door een interview wil ik er achterkomen wat de leerkracht vindt van de aanpassingen in het onderwijs.
onderzoeksvraag beantwoorden. In week twee zal ik de leerkracht interviewen.
- 58 -
Door deze actie wil ik kunnen bepalen of de leerkracht van de klas de aanpassingen positief ervaart. Wanneer de leerkracht vindt dat de aanpassingen zeer positieve werkingen hebben op de leerlingen, kan ik dit meenemen in de beantwoording van de hoofdvraag.
Stap 7: Actie ondernemen Hieronder zal ik per week beschrijven welke stappen ik en de leerlingen hebben ondernomen. Hierbij zal ik zo veel mogelijk bewijsmaterialen opnemen in de bijlage en zal ik bijzaken vermijden. In totaal heb ik vijf acties in het overzicht beschreven, al deze acties heb ik uitgevoerd, ik heb alleen één actie aangepast. Ik zal elke bijeenkomst beschrijven. Tussen de bijeenkomsten door, zijn de leerlingen zelfstandig aan het werk geweest. Wat ze moesten doen, stond beschreven in hun eigen logboek, in bijlage zeventien zijn twee foto’s van een logboek te zien. Zoals valt te zien, hebben de leerlingen zelf geschreven wat ze moesten doen. Wat ze af moesten hebben, hebben we gezamenlijk afgesproken. Wanneer de leerlingen een vraag hadden over een opdracht, konden ze dit ook neerzetten in het logboek. Elke week zijn we minimaal één keer bijeen gekomen, in deze tijd hadden de leerlingen de tijd om hun vragen te stellen, zodat ik deze zou kunnen beantwoorden. Daarnaast mochten de leerlingen ook tijdens de ‘gewone’ lestijd vragen stellen. Wanneer ik van mening was dat de vraag beter in de gehele groep behandeld zou kunnen worden, werd de vraag verplaatst naar een bijeenkomst. Op maandag achtentwintig november ben ik met alle leerlingen die verrijken naar een apart lokaal gegaan. In dit lokaal heb ik drie onderdelen besproken die van belang zijn voor mijn onderzoek. Allereerst heb ik het logboek uitgelegd. Ik heb met de leerlingen besproken dat ze wanneer ze een opdracht hebben uitgevoerd, dit mogen afstrepen in hun boekje. Wanneer ze met de spellen gaan werken, noteren ze welk niveau ze zijn begonnen en waar ze zijn geëindigd. Daarnaast heb ik tijdens deze bijeenkomst tijd besteed aan het bespreken en uitleggen van de verschillende activiteiten. Alle spellen heb ik besproken en toegelicht. Ik heb aan de leerlingen kenbaar gemaakt dat ze, voor zover mogelijk, elke maandag begeleiding en instructie kunnen krijgen en dat we elke maandag bijeen komen om de vorderingen door te spreken. Ik heb aan de leerlingen duidelijk gemaakt dat tijdens deze bijeenkomst, ik instructie en begeleiding kan geven. De leerlingen werken zelfstandig in de verrijkingsmethoden. Wanneer de leerlingen een vraag hebben over een opdracht, kunnen ze deze vragen stellen tijdens het zelfstandig werken. Ik heb ook aangegeven dat de leerlingen tijdens de bijeenkomsten, vragen kunnen stellen over de verschillende opdrachten die staan beschreven in de verrijkingsmethoden. In deze week zijn de leerlingen begonnen met het uitvoeren van de verschillende activiteiten. In bijlage achttien zijn een aantal foto’s hiervan opgenomen. Zo valt op de eerste foto te zien dat een aantal leerlingen bezig zijn met het Canadees vermenigvuldigen. Op de tweede foto is een leerling het spel Anti-Virus aan het spelen. Op maandag vijf december heb ik de leerlingen het eerste begeleidingsmoment aangeboden. Ik heb aan de leerlingen aangegeven dat als ze een vraag hadden over een opdracht, de spullen mee moesten nemen naar het lokaal waar we bijeen zouden komen. Geen van de leerlingen had spullen meegenomen. Tijdens het gesprek hebben we gepraat over de verschillende activiteiten die de leerlingen kunnen doen. De leerlingen waren zeer enthousiast over de verschillende materialen. Tijdens het gesprek werd mij duidelijk dat potje duizend nog niet goed werd begrepen. Ik heb toen besloten om het spel nogmaals uit te leggen. Door het spel samen met een leerling te spelen, werd - 59 -
het duidelijk voor de leerlingen dat je de gegooide cijfers strategisch moet neerzetten. Nadat we het spel hadden besproken, hebben we de verschillende opdrachten bekeken en hebben we bepaald of de leerlingen genoeg opdrachten hadden gedaan voor de hele week. Één leerling kwam met de opmerking: ‘Meester, die spellen zijn echt leuk en ze lijken echt heel veel op de opdrachten die in het plusschrift staan, maar toch zijn de spellen veel leuker’. Op maandag 12 december zijn we weer bijeen gekomen. We hebben het schema voor de komende week ingevuld. We hebben bekeken hoeveel opdrachten de leerlingen hadden gemaakt, de leerlingen moesten vertellen welke opdrachten ze gemaakt hadden. De leerlingen hadden geen vragen, ik heb dus besloten om terug te gaan naar de klas. In de klas konden de leerlingen verder met het uitvoeren van de opdrachten. Op maandag 19 december heb ik met de leerlingen de laatste bijeenkomst gehad voor de kerstvakantie. Het was voor mij dus noodzakelijk om te weten wat de leerlingen van de verschillende activiteiten vinden, zodat ik in de vakantie op zoek zou kunnen naar vervangende opdrachten. Door middel van een gesprek wilde ik weten welke opdrachten de leerlingen vaker zouden willen doen en welke opdrachten de leerlingen niet meer zouden willen doen. Tijdens het gesprek werd mij duidelijk dat de leerlingen zeer enthousiast waren over de verschillende activiteiten. De leerlingen gaven aan dat door de verschillende activiteiten, alles leuk bleef. Wel gaven de leerlingen aan dat ze het soms lastig vonden dat ze twee dagen achter elkaar in het plusschrift moesten werken. Ik had deze opmerking voorbereid. Ik heb toen de vraag gesteld of de leerlingen het fijner zouden vinden als we alle dagen eerst zouden beginnen met tien minuten werken in het plusschrift, dit om het werken in het plusschrift meer te spreiden over de dagen. De leerlingen gaven aan dat zij dit niet als positieve verandering zagen. De leerlingen gaven aan dat ze dan langer bezig zouden zijn met het zoeken van de verschillende spellen, dan dat ze de spellen zouden kunnen spelen.
In het overzicht staat beschreven dat ik in week eenenvijftig de leerlingen zou observeren. Ik heb deze actie aangepast. Ik heb de leerlingen niet geobserveerd omdat ik verwachtte dat ik geen objectief beeld van hen zou krijgen. Mijn groep moest in deze week de musical opvoeren, en dit nam de nodige spanning met zich mee. Wanneer ik de leerlingen zou observeren, zou dat betekenen dat ik dit terug zou kunnen zijn in mijn analyses van de observatie. Ik verwachtte dat de spanning van de musical invloed had op de betrokkenheid van de leerlingen. Deze actie heb ik dan ook verplaatst naar week twee. Op maandag negen januari zijn we weer bijeen gekomen. We hebben het schema voor de komende week ingevuld. Ook heb ik de leerlingen begeleiding geboden. De leerlingen hadden een aantal vragen, deze vragen hebben we gezamenlijk beantwoord. Ook viel het mij op dat het spel potje duizend wederom niet correct gespeeld werd. Ik heb het spel nogmaals voorgedaan en ik heb het samen met een leerling gespeeld. De leerlingen zagen nu in dat het van belang is om een gegooid cijfer ergens bewust neer te zetten. Daarna heb ik aan de leerlingen de vraag gesteld welke opdrachten ze gemaakt hadden in de week voor de vakantie. De leerlingen presenteerden hun gemaakte opdrachten.
- 60 -
Tussen de bijeenkomsten door zijn de leerlingen bezig geweest met de verschillende activiteiten. In bijlage negentien heb ik nog een aantal foto’s geplaatst waarop valt te zien hoe de leerlingen met de spelletjes werken. Op dinsdag tien januari heb ik de leerlingen nogmaals geobserveerd, de observatielijsten in bijlage dertien te zien. Hieronder valt een tabel te zien waarin de waarnemingen zijn uitgezet tegen de tijd. Het percentage van de tijd dat de leerlingen de bepaalde waarnemingen vertoonden, staan tussen haakjes. In de observatie is één streepje vijftien seconden.
EsK
6
4
5
EsW
5
8
1
TiS
6
6
3
JoB
3
3
4
2
RoB
4
4
2
4
2
Tota al
33
41
8
7
5
Schaalwa arde
8
Loopt weg bij
2
groep Storend gedrag
DiS
Afgeleid
8
Bezig met andere
7
act met Praat …
Is passief
Vraagt hulp
Hulp aan groesgen.
Reageert op
inbreng Groepsge sprek
Schrijven
Informati e zoeken LiB
5 2
1
3
5 4 1
4 4 1
4 5
0
9
0
1
1
0
0
In de tabel staan ook de schaalwaarde die gekoppeld is aan de Leuvense betrokkenheidschaal. Drie leerlingen vertonen verschijnselen die horen bij schaalwaarde 5, vier leerling vertoont verschijnselen die horen bij schaalwaarde 4 In bijlage zeven valt nogmaals de Leuvense betrokkenheidschaal te zien. Ik heb al eerder aangegeven dat ik elke vijftien seconden heb geturfd welke waarneming ik waarnam. We kunnen dus met de gegevens uit de tabel een percentage halen. Het percentage geeft aan hoeveel procent van de tijd de leerlingen bezig zijn met de bepaalde waarnemingen. Wanneer we een percentage willen berekenen, moet ik eerst bepalen wat het totaal aan seconden geobserveerde tijd is. Het totaal aantal seconden is 1575s.
0
Loopt weg bij groep
1
Storend gedrag
1
Afgeleid
0
Bezig met andere act
- 61 -
9
Praat met …
0
Is passief
5
Vraagt hulp
7
Hulp aan groesgen.
8
Reageert op inbreng
41
Groepsgespre k
33
Schrijven
Informatie zoeken Totaal
0
Bepaalde tijd
495s
615s
120s
105s
75s
0s
135s
0s
15s
15s
0s
0s
Totaal percenta ge
31%
39%
7,5%
6,5%
5%
0%
9%
0%
1%
1%
0%
0%
In week drie heb ik de leerlingen nogmaals geobserveerd, in bijlage veertien vallen de observatieformulieren in te zien. De gegevens van deze observatie zijn hieronder weergegeven in eenzelfde tabel. Hieronder valt een tabel te zien waarin de waarnemingen zijn uitgezet tegen de tijd. Het percentage van de tijd dat de leerlingen de bepaalde waarnemingen vertoonden, staan tussen haakjes. In de observatie is één streepje vijftien seconden.
6
7
EsW
9
4
TiS
5
7
JoB
4
9
2
RoB
3
10
2
1
Tota al
40
48
4
4
2
1
1
Schaalwa arde
EsK
Loopt weg bij
7
3
groep Storend gedrag
6
Afgeleid
DiS
Bezig met andere
1
act met Praat …
4
Is passief
7
Vraagt hulp
Hulp aan groesgen.
Reageert op
inbreng Groepsge sprek
Schrijven
Informati e zoeken LiB
4
1
2
4
1
1
4
2
1
4
1
1
4
1
4 5
2
9
5
In de tabel staan ook de schaalwaarde die gekoppeld is aan de Leuvense betrokkenheidschaal. Zes leerlingen vertonen verschijnselen die horen bij schaalwaarde 4, een leerling vertoont verschijnselen die horen bij schaalwaarde 5 In bijlage zeven valt nogmaals de Leuvense betrokkenheidschaal te zien. Ik heb al eerder aangegeven dat ik elke vijftien seconden heb geturfd welke waarneming ik waarnam. We kunnen dus met de gegevens uit de tabel een percentage halen. Het percentage geeft aan hoeveel procent van de tijd de leerlingen bezig zijn met de bepaalde waarnemingen.
- 62 -
Wanneer we een percentage willen berekenen, moet ik eerst bepalen wat het totaal aan seconden geobserveerde tijd is. Het totaal aantal seconden is 1680s. Storend gedrag
Loopt weg bij groep
Afgeleid
Hulp aan groesgen.
Bezig met andere act
Reageert op inbreng
Praat met …
Groepsgespre k
Is passief
Schrijven
Vraagt hulp
Informatie zoeken Bepaalde tijd
600s
720s
0s
60s
60s
30s
135s
0s
0s
75s
0s
0s
Totaal percenta ge
35%
42%
0%
4%
4%
2%
8%
0%
0%
4%
0%
0%
Totaal
Op dinsdag zeventien januari heb ik de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden nogmaals geïnterviewd. In bijlage vijftien valt een verslag van het interview te zien. Tijdens het interview waren alle leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden aanwezig. Het interview heeft plaatsgevonden in het overblijflokaal van Basisschool De Schelp. Op woensdag achttien januari heb ik de leerkracht van de geobserveerde klas nogmaals geïnterviewd. Het verslag van het interview valt te zien in bijlage zestien. Dit interview heeft plaatsgevonden om 14.15 uur in groep zeven van Basisschool De Schelp.
- 63 -
Stap 8: Evaluatie actie In deze stap zal ik mijn onderzoeksvraag beantwoorden, dit antwoord zal ik geven vanuit de uitgevoerde acties. Ook zal ik beschrijven in hoeverre mijn onderzoek een bijdrage heeft geleverd aan de gemeenschappelijke ambitie van de werkplek en aan het doel van het onderzoek. Ik zal in mijn conclusie opvattingen van mijn collega’s betrekken en als laatste onderdeel zal ik aanbevelingen doen voor de situatie op mijn werkplek met betrekking tot het verder realiseren van de gezamenlijke ambitie. Het evalueren van de acties, heb ik samen met Anne Oud gedaan. Zij is ook student aan hogeschool iPabo. We zijn samen gaan kijken naar de verschillende activiteiten en wat de activiteiten hebben opgeleverd. Samen hebben we conclusies getrokken, dit hebben we gedaan door middel van het evalueren van de verschillende activiteiten. Hieronder heb ik per activiteit de conclusies van de evaluatie beschreven. Aan de hand van deze conclusies, zal ik de definitieve onderzoeksvraag die ik in stap zes heb beschreven beantwoorden. Conclusie inzetten van logboek in combinatie met diverse activiteiten Wanneer we de gegevens die staan beschreven in stap zeven bij het punt inzetten van logboek in combinatie met diverse activiteiten analyseren, kunnen we bepaalde conclusies trekken. Zo valt uit de verslaglegging te concluderen dat de spellen aansluiten bij de beginsituatie van de leerlingen. De leerlingen hebben de spellen zelfstandig kunnen uitvoeren, ze hebben immers geen vragen gesteld over de spellen. We kunnen dus concluderen dat het inzetten van dergelijke spellen, weinig aandacht verreist van de leerkracht. De leerlingen kunnen zonder vaak instructie aan te bieden, de spellen zelfstandig spelen. Daarnaast kunnen we concluderen dat de leerlingen zeer enthousiast zijn over de verschillende activiteiten. De verrijking van de methode wordt gezien als iets dat erbij hoort, de spellen maken het aantrekkelijk voor de leerlingen. Conclusie betrokkenheid observeren Wanneer we de gegevens die staan beschreven in stap zeven bij het punt betrokkenheid analyseren, kunnen we concluderen dat de betrokkenheid van de leerlingen is toegenomen. In de eerste observatie zien we dat de leerlingen meer dan zestig procent van de leertijd niet taakgericht zijn. Uit de tweede en derde observatie hebben we kunnen concluderen dat de leerlingen twaalf procent niet taakgericht zijn. We kunnen de concluderen dat de betrokkenheid van de leerlingen is toegenomen. Conclusie interview leerlingen Wanneer we het interview met de leerlingen analyseren, kunnen we concluderen dat de leerlingen positiever zijn over de verrijkende leerstof. De leerlingen zijn zeer enthousiast over de diverse activiteiten die ze krijgen aangeboden. De leerlingen geven wel aan dat ze het fijn zouden vinden als er meer spellen zouden komen. De verschillende spellen zullen volgens de leerlingen zorgen voor meer diversiteit en voor nog meer plezier. De leerlingen zijn ook zeer enthousiast over het gebruik van het logboek. De leerlingen geven aan dat het voor hen zelf heel duidelijk is wat ze per week moeten doen. Ook vinden de leerlingen het handig een vast boekje te hebben waarin ze kunnen schrijven welke vragen ze hebben. Het logboek is hier volgens de leerlingen zeer geschikt voor. - 64 -
Uit het verslag kunnen we ook concluderen dat de leerlingen de vaste bijeenkomst als positief ervaren. De leerlingen geven aan dat ze hierdoor de juiste begeleiding krijgen. Ook de begeleiding in de gewone rekenlessen vinden de leerlingen prettig. De leerlingen geven aan dat ze met de begeleiding de verschillende opdrachten kunnen maken en dat dit er voor zorgt dat ze beter aan het werk gaan. De leerlingen geven in het interview aan dat de spelletjes op papier hen het meest aanspreekt. Wel geven de leerlingen aan dat ze het plusschrift nog steeds niet interessant vinden. De leerlingen geven aan dat ze het wel interessanter vinden, maar hun voorkeur gaat uit naar de verschillende spellen. Conclusie interview leerkracht geobserveerde klas Wanneer we het verslag van het interview met de leerkracht van de geobserveerde klas analyseren, kunnen we concluderen dat de leerkracht zeer tevreden is over de motivatie van de leerlingen. De motivatie is volgens de leerkracht gekomen door de verschillende activiteiten en volgens hem is het leerrendement toegenomen. Daarnaast is ook hij zeer positief over het logboek. Het logboek zorgt er voor dat de leerlingen weten wat ze moeten doen, maar het zorgt er ook voor dat de leerkracht de leerlingen minimaal één keer in de week persoonlijk spreekt. Doordat de leerkracht de leerlingen één keer persoonlijk kan spreken, kan hij instructie en begeleiding bieden. De leerkracht geeft aan dat hij het zinvol zou vinden om de duo’s of trio’s soms te wisselen. Ook ben ik met verschillende leerkrachten in gesprek gegaan over het onderwerp van het onderzoek. In het gesprek werd de visie van de leerkrachten duidelijk. Hieronder heb ik een aantal opvattingen van deze leerkrachten beschreven, in de conclusie zal ik deze opvattingen kritisch vergelijken met mijn conclusie. -
Wanneer de leerlingen het logboek in zouden moeten vullen, moet ik daar ook tijd voor maken. Ik heb daar echt geen tijd voor, ik heb het al druk met al die verschillen in de klas.
-
Een logboek hebben we al een keer gedaan, we zijn er toen mee gestopt. De leerlingen vonden het niks om te beschrijven welke opdrachten ze per dag in het plusschrift hadden gedaan.
-
Ik vind het wel leuk al die spellen, maar wat leren de leerlingen er van?
Aan de hand van de hier bovenstaande data, zal ik de definitieve onderzoeksvraag beantwoorden. Hieronder staat nogmaals de definitieve onderzoeksvraag beschreven. Definitieve onderzoeksvraag: Op welke wijze beïnvloedt een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de motivatie van de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven tijdens het maken van verrijkende leerstof op het gebied van rekenonderwijs? Beantwoording onderzoeksvraag Een logboek in combinatie met diverse activiteiten, is een goede methode om de leerlingen te motiveren. Uit het interview met de leerlingen komt duidelijk naar voren dat zij het logboek in combinatie met diverse activiteiten als zeer positief ervaren. De leerlingen geven aan dat ze zelfstandig kunnen werken en dat ze weten wanneer ze begeleiding en instructie kunnen krijgen. - 65 -
Daarnaast geven de leerlingen aan dat ze het zeer prettig vinden dat ze samen mogen werken en dat ze samen de spellen kunnen spelen. De leerkracht heeft ook ervaren dat het inzetten van een logboek in combinatie met diverse opdrachten er toe leidt dat de motivatie van de leerlingen toeneemt. Hij geeft aan dat het leerrendement is toegenomen. De leerlingen zijn vaker aan het werk en zijn minder passief. Dit valt tevens af te leiden uit de observaties die ik heb gedaan. Uit de eerste observaties heb ik geconcludeerd dat de leerlingen meer dan 60 procent van de leertijd niet taakgericht zijn. Uit de tweede en derde observatie heb ik kunnen concluderen dat de leerlingen nog maar 12 procent van de leertijd niet taakgericht zijn. Dit wil zeggen dat de leerlingen van 40 procent taakgerichtheid naar 88 procent taakgerichtheid zijn gegaan, dit is een toename van ruim 100 procent. Ook uit de bijeenkomsten die ik met de leerlingen heb gehad, kan ik concluderen dat het inzetten van een logboek de leerlingen er toe dwingt om te laten zien wat ze gemaakt hebben. De leerlingen voelden zich verantwoordelijk voor hun eigen werk en dit zorgt voor motivatie. Een opvatting van de leerkrachten is dat een logboek al een keer geïntegreerd is in het onderwijs. Ze geeft in het gesprek aan dat dit niet leidde tot een betere motivatie. In mijn onderzoek heb ik een logboek in combinatie met diverse activiteiten geïntegreerd. Deze combinatie heeft ertoe geleid dat de leerlingen meer gemotiveerd aan hun werk gaan. Door de diverse activiteiten, blijft de verrijkende leerstof voor de leerlingen interessant. De leerlingen hoeven niet elke dag dezelfde activiteit te ondernemen, maar mogen ook andere activiteiten doen. Een opvatting van een van de leerkrachten is dat ze niet weet wat de leerlingen van de verschillende spellen leren. Het is goed om te kijken wat de leerlingen van verschillende spelen leren, ik zou immers niet willen dat de beginsituatie van de leerlingen onderschat wordt en dat zodoende de activiteit of het spel niet aansluit bij de beginsituatie. Door de spellen werken de leerlingen aan de verschillende doelen, zoals die staan beschreven in het artikel65 waarnaar ik verwijs in stap vier. In het artikel wordt beschreven aan welke doelen de leerlingen werken wanneer ze bepaalde spellen spelen. Ook is er een opvatting over het tijdsgebrek. Ik denk dat het verstandig is om te kijken naar de verschillende activiteiten die de leerlingen maken en dan te bekijken welke tijdswinst hierbij gemaakt wordt. De leerlingen kunnen veel activiteiten zelfstandig uitvoeren, ze hebben hier dus geen begeleiding bij nodig. Wanneer er zes leerlingen zijn die verrijkende leerstof maken en zij doen dit ongeveer vijftien minuten per dag vijf dagen in de week, dan kunnen we zeggen dat de leerlingen in totaal gezamenlijk zeven en een half uur zelfstandig werken in de week. Deze tijd wordt allemaal besteed aan andere leerlingen. Ik denk dan ook dat er op een eenvoudige wijze tijd gecreëerd kan worden waarin de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden, kunnen worden begeleid en geïnstrueerd. De leerlingen kunnen de spellen zelfstandig spelen en zijn altijd uitgedaagd. De leerlingen spelen tegen elkaar of ze doen de verschillende spellen met verschillende niveaus. Ik denk dat het zeer belangrijk is om ook te luisteren naar de leerlingen. Ik denk dan ook dat het van belang is om meerdere spellen aan te schaffen, zodat de verschillende activiteiten uitgebreid kunnen worden. Wat ik heb geconcludeerd, staat ook beschreven in verschillende literatuur. 65
Noteboom, A, Spel in de rekenles, overzicht na 20 spellen, Volgens Bartjens jaargang 29, 2009-2010, nummer
5
- 66 -
Janson zegt over gevarieerde materialen en opdrachten dat het van belang is om hiermee te werken, dit zal de motivatie van de leerlingen doen toenemen. (Janson 2004:71) Daarnaast wordt het vanuit de literatuur aangeraden om te werken met een logboek. Door het logboek zullen de leerlingen meer zicht krijgen op de verschillende activiteiten die zij moeten ondernemen. Door samen met de leerlingen afspraken te maken over wat er minimaal af moet zijn en over de manier waarop en tijden wanneer kinderen daarbij ondersteuning kunnen krijgen, zorgen voor een duidelijke structuur. Janson (2004:78) maakt duidelijk dat het zeer belangrijk is om begeleidingsmomenten in te lassen. Ook is het van belang om in het logboek aan te geven wanneer het werk van de leerlingen beoordeeld wordt. Dit geldt zeker voor een open opdracht waarbij het niet gaat om een goed of fout antwoord. Door te noteren in het logboek wat een opdracht zal opleveren en over welke aspecten (product- en procesaspecten) de leerling verantwoording moet afleggen, zal het kind bewuster bezig zijn met het maken van verrijkende leerstof. In een logboek kan een kind zelf teruglezen welke ontwikkeling het heeft doorgemaakt. (Janson 2004:32) Ook zegt Janson: “Het lijkt op het eerste gezicht misschien een detail, maar verantwoording afleggen heeft een heel ander effect op een leerling, dan de uitwerking van een opdracht laten nakijken door de leerkracht”66. (Janson 2004:74) Van Gerwen geeft ook aan dat het inzetten van een duidelijk rooster een hulpmiddel kan zijn67. (Van Gerven 2004:57) Wat hierboven staat beschreven, heb ik allemaal teruggezien in mijn onderzoek. De verschillende onderdelen, zoals het logboek, heeft ertoe geleid dat de motivatie van de leerlingen is toegenomen. In het verslag van het interview met Jan Willem van Slijpe staat beschreven dat spelletjes leuk blijven en dat door het inzetten van spellen we leerlingen kunnen motiveren.68 De hier bovenstaande zin zie ik ook terug in mijn onderzoek. De leerlingen bleven de spellen leuk vinden. Elke keer als ze een spel speelden, werden ze uitgedaagd door hun tegenstander. Hetgeen dat Jan Willem van Slijpe dus vertelde in het interview, heb ik duidelijk teruggezien in mijn onderzoek. Hieronder staat de gemeenschappelijke ambitie nogmaals beschreven, daaronder zal ik beschrijven in hoeverre het onderzoek een bijdrage heeft geleverd aan deze ambitie. Gezamenlijke ambitie: Wanneer ik onze beide ambities met elkaar vergelijk, kan ik concluderen dat er veel overeenkomsten zijn. Toch zullen beide ambities bijgesteld moeten worden om een gezamenlijke ambitie te creëren.
66
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede 67 Gerven, van, E. (2004) Attent op talent, omgaan met hoogbegaafdheid in het basisonderwijs, Uitgeverij Lemma BV, Utrecht 68 Interview Jan Willem van Slijpe, dinsdag 1-11-2011
- 67 -
Om dit te doen ben ik in gesprek gegaan met de directie en door middel van een gesprek en een mindmap, hebben wij een gezamenlijke ambitie ontwikkeld waar we beiden achterstaan. Uit het gesprek is de volgende ambitie ontstaan: Ik beschrijf in mijn eigen ambitie dat ik vaak heb gezien dat leerlingen in een bepaalde kloof zitten en dat ik dit graag zou willen onderzoeken. In het gesprek is naar voren gekomen dat de school dit niet wilt onderzoeken. De school bepaalt aan de hand van een analyse welke leerling een aangepaste leerstof aangeboden krijgt. De school heeft er meer baat bij wanneer ik onderzoek hoe de verrijking een andere invulling kan krijgen. Ik heb mij bij deze ambitie aangesloten. Het lijkt mij zeer interessant om andere verrijkingsmethodes in te zetten binnen mijn onderwijs. Het is belangrijk om leerlingen gemotiveerd aan hun opdrachten te laten werken. In mijn eigen ambitie schrijf ik dat ik graag zou willen onderzoeken hoe ik de leerlingen beter zelfstandig zou kunnen laten werken. De ambitie van de school sluit daar op aan. In de ambitie van de school wordt aangegeven dat de leerkrachten van de school merken dat leerlingen soms niet gemotiveerd zijn. Zij geven hier bepaalde oorzaken voor. Één van deze oorzaken is dat sommige leerlingen het lastig vinden om zelfstandig te werken. Het is voor het onderzoek dus van belang om te onderzoeken hoe de leerkracht ervoor kan zorgen dat de leerlingen beter zelfstandig kunnen werken. Uit het gesprek met de betrokkenen van de school is duidelijk naar voren gekomen dat we willen onderzoeken hoe we leerlingen met een compacte rekenstof op een andere manier verrijking kunnen aanbieden. Door de andere manier van verrijking willen we bereiken dat de leerlingen gemotiveerd en zelfstandig zullen werken. Bijdrage onderzoek Het onderzoek heeft een grote bijdrage geleverd aan de gemeenschappelijke ambitie. De school geeft aan dat ze graag zou willen dat de leerlingen gemotiveerd en zelfstandig zouden werken. In de beantwoording van mijn onderzoeksvraag, staat beschreven dat de leerlingen zelfstandig de opdrachten kunnen maken. De leerlingen kunnen de spellen zelfstandig spelen en zijn altijd uitgedaagd. De leerlingen spelen tegen elkaar of ze doen de verschillende spellen met verschillende niveaus. Door de spellen werken de leerlingen aan de verschillende doelen, zoals die staan beschreven in het artikel 69waarnaar ik verwijs in stap vier. Daarnaast schrijf ik in de beantwoording van mijn onderzoeksvraag dat de motivatie van de leerlingen is toegenomen. De leerlingen geven in het interview aan dat ze het maken van de verrijkende leerstof nu veel ‘leuker’ vinden en dat ze het graag doen. De leerkracht geeft in het interview aan dat het leerrendement is toegenomen, de leerlingen zijn meer bezig met de verschillende opdrachten. Ik kan dus concluderen dat het onderzoek een grote bijdrage heeft geleverd aan de gezamenlijke ambitie. De aanpassing van de verrijkende activiteiten voor de leerlingen die ik heb geïntegreerd in het onderwijs, hebben ertoe geleid dat de leerlingen gemotiveerd en zelfstandig kunnen werken. Onderzoeksdoel Het onderzoeksdoel: 69
Noteboom, A, Spel in de rekenles, overzicht na 20 spellen, Volgens Bartjens jaargang 29, 2009-2010, nummer
5
- 68 -
Ik wil onderzoeken op welke wijze een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de leerlingen van basisschool De Schelp van groep zeven die verrijkende leerstof maken beïnvloedt. Het onderzoek heeft een grote bijdrage geleverd aan het doel. In het doel staat beschrijven dat ik wil onderzoek op welke wijze een logboek in combinatie met uiteenlopende activiteiten de leerlingen die verrijkende leerstof maken beïnvloedt. Door de verschillende activiteiten, heb ik de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. In deze beantwoording staat beschreven wat de verschillende activiteiten in combinatie met een logboek, voor effect heeft op de leerlingen. Door de observaties en de interviews kan ik beschrijven dat de leerlingen meer gemotiveerd zijn door de verschillende activiteiten dan wanneer ze alleen in hun verrijkingsschrift werken. Hieronder doe ik aanbevelingen voor de situatie op de werkplek met betrekking tot het (verder) realiseren van de gezamenlijke ambitie. Ik denk dat het verder onderzoeken van de mogelijkheden met het logboek, positief is voor de ontwikkeling van de ambitie van de school. Ik denk dat het logboek meerdere mogelijkheden heeft en ik vraag mij af of door het gebruik van het logboek de leerlingen nog zelfstandiger zouden kunnen werken. Ik heb in het onderzoek de leerlingen een weektaak opgegeven. Ik denk dat het zinvol is om te onderzoeken wat het met de motivatie en de leerprestaties van de leerlingen doet, wanneer je deze periode langer zou maken, bijvoorbeeld twee of drie weken. Wanneer de weektaak uit zou groeien tot een twee-wekentaak of een drie-wekentaak, zal dit de leerlingen zelfstandiger maken. Ik zou graag willen weten wat dit met de motivatie en de prestaties van de leerlingen doet. In de gezamenlijke ambitie heb ik beschreven dat we willen dat de leerlingen zelfstandig werken, maar in hoever staat niet beschreven. De school wil de leerlingen zo veel mogelijk zelfstandig laten werken. Door onderzoek te doen naar de hierboven beschreven situatie, kan het duidelijk worden hoeveel verantwoordelijkheid gelegd kan worden bij de leerlingen zelf. Daarnaast wil de aanbeveling doen om te onderzoeken of deze aanpassing in het onderwijs, ook toegepast kan worden in groep vijf en zes. Ik denk dat het zeer zinvol is om te onderzoeken of het inzetten van een logboek in combinatie met verschillende activiteiten, ook een positief resultaat geeft in de lagere groepen. De leerlingen van groep zeven zijn al redelijk zelfstandig, door de kleine aanpassing zijn de leerlingen zelfstandiger geworden. Ik zou graag willen onderzoeken welk resultaat dit geeft in lagere groepen. Ik beveel dan ook aan om het beleid wat betreft verrijking van de leerstof niet direct schoolbreed aan te passen, maar eerst een onderzoek te doen naar de inzetbaarheid en de motivatie van de leerlingen in de lagere groepen.
- 69 -
Bijlagen Bijlage 1 Hallo Gerald, Je onderzoeksvraag sluit aan bij de ontwikkeling van De Schelp zoals beschreven in het schoolplan. Wij zullen het beleidsplan en de afspraken die rond het rekenen zijn gemaakt aanpassen n.a.v. jouw bevindingen. Groeten, Emilie
- 70 -
Bijlage 2 Interviews Interview rekencoördinator Basisschool De Schelp. Doel interview: Te weten komen waarom de verrijking van de leerstof op dit moment op deze wijze wordt aangeboden. 1. Op welke wijze werd vroeger verrijking van de leerstof aangeboden aan leerlingen die een compact rekenprogramma hadden? Vroeger werd de verrijking precies zo aangeboden als dat het nu wordt. De leerlingen maken hun compacte leerstof, wanneer ze hier klaar mee zijn, maken ze de plusopdrachten die horen bij het blok. Wanneer de leerlingen deze opdrachten af hebben, zullen zij in het plusschrift verder werken. Als de leerlingen alle opdrachten van deze verrijkingsmethode af hebben, maken zij opdrachten die staan weergegeven op de internetsite www.rekenweb.nl . 2. Op welke wijze wordt op dit moment de verrijking van de leerstof aangeboden aan de leerlingen die een compact rekenprogramma hebben? Hetzelfde antwoord als bij vraag 1, samengevat: a. Compactprogramma, soms zelf iets erbij doen, wanneer het tekort is. b. Plusopdrachten van het betreffende blok moeten eerst af. c. Plustaakboekje d. Computer 70 3. Is er een bepaald draaiboek voor leerkrachten om verrijking van de leerstof aan te bieden? Ja, deze is aanwezig. Deze staat hier weergegeven. 4. Waarom is de keuze gevallen op deze organisatievorm? (Presentaties oid voor leerlingen die verrijken) Deze keuze is puur gemaakt met in ons achterhoofd het klassenmanagement. Het plusschrift is een onderdeel van de methode en hierdoor kunnen we verwachten dat de leerlingen zelfstandig hier aan kunnen werken. Door deze organisatievorm hoeven we de leerlingen die verrijken niet extra instructie te bieden. 5. Waarom is de keuze gevallen op deze verrijkingsmethode? De keuze is hierop gevallen omdat deze aansluit bij de huidige methode. Doordat het aansluit kunnen we stellen dat de leerlingen de nodige voorkennis al beheersen en dat ze meer opdrachten zelfstandig uit kunnen voeren dan wanneer we een andere verrijkingsmethode hadden gekozen. Daarnaast hangt dit antwoord nauw samen met het antwoord van de vorige vraag; doordat we deze methode hebben gekozen, kunnen de leerlingen meer opdrachten zelfstandig uitvoeren. We hoeven geen extra instructie te geven aan de leerlingen. 6. Waarom is de keuze gemaakt om met softwareprogramma’s te werken? Er is voor de softwareprogramma´s gekozen omdat het aansluit bij de behoeften van de leerlingen. Op rekenweb71 kunnen de leerlingen zelfstandig en op hun eigen niveau opdrachten maken. De 70 71
Beleid verrijking en compacten, Basisschool De Schelp, jaar 2011 www.rekenweb.nl
- 71 -
leerlingen kunnen heel eenvoudig kiezen welke opdrachten ze willen maken en we kunnen stellen dat deze op hun eigen niveau zijn. 7. Waarom is de keuze gemaakt om met spellen te werken? Er zijn een aantal spellen besteld, namelijk Roadblocks en Rush hour traffic game. We doen verder weinig met de spellen. 8. Is er een commissie dat zich bezig houdt met verrijking van de leerstof? Ja, het proces is nu alleen afgerond. We hebben nu twee keer in het jaar het compacten en verrijken op het vergaderprogramma staan. Alle leerkrachten bekijken hoe het compacten en verrijken gaat, problemen worden voorgelegd en oplossingen worden besproken/bedacht. 9. Heeft u een bepaald idee hoe de verrijking van de leerstof op een andere manier aangeboden kan worden? De rekencoördinator is van mening dat er een planning moet komen per dag/week en er moet afwisseling voor de leerlingen zijn.
- 72 -
Bijlage 3 Interview behoefte van de leerlingen Doel interview: Er achterkomen wat de behoeften zijn van de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden. 1. Wat zou je willen veranderen aan de verrijking van de leerstof? De leerlingen hebben aangegeven dat ze de verrijking anders zouden willen. Tijdens het interview maakten de leerlingen duidelijk dat ze de rijtjes saai vinden. Zij willen graag zien dat ze meer met hun handen bezig zijn, samen moeten werken, presentaties. Het plusschrift vinden ze erg lastig, deze zouden ze wel willen houden, maar niet zo vaak als dat ze er nu in moeten werken. 2. Waarom zou je dat willen veranderen? Ze willen dit aanpassen, concrete voorbeelden konden ze niet geven. 3. Wat vind je van de huidige begeleiding die je krijgt om verrijkende leerstof te maken? De leerlingen hebben aangegeven dat ze de huidige begeleiding onvoldoende vinden. De leerlingen krijgen te horen dat ze de verrijking moeten maken en daar blijft het bij. Wanneer ze een opdracht niet begrijpen, wordt het antwoord bijna voorgezegd. De instructie over de oplossingsstrategieën wordt niet gegeven. 4. Wat mis je tijdens het maken van de verrijkende leerstof? De leerlingen vertelden mij in het interview dat ze tijdens het maken van de verrijkende leerstof ‘het plezier’ misten. De voorgaande vragen beargumenteren waarom de leerlingen geen plezier hebben bij het maken van de verrijkingsopdrachten. 5. Hoe zou jij de verrijkende leerstof aangeboden willen krijgen? Uit het interview kwam naar voren dat de leerlingen graag samen zouden werken. Ook gaven de leerlingen aan dat ze meer variatie aan opdrachten zouden willen. De leerlingen vinden de opdrachten in het plusschrift erg saai en ze hebben behoeften aan meerdere en andere opdrachten en andere organisatievormen. De leerlingen zouden graag samen willen werken. 6. Waar heb je zelf behoefte aan wanneer je verrijkende leerstof maakt? De leerlingen hebben meer behoefte aan instructie. De leerlingen hebben mij verteld dat ze de opdrachten gewoon moeten maken en wanneer ze vragen hebben dat het antwoord voor gezegd wordt. Er wordt niet ingegaan op de verschillende oplossingstrategieën van de leerlingen. Ook hebben de leerlingen meer behoefte aan verschillende opdrachten. Niet alleen verschillende domeinen moeten aan de orde komen, maar ook andere organisatievormen. 7. Op welke manier zou je de begeleiding willen? De leerlingen vertelden mij dat ze het fijn zouden vinden als ze één of een aantal keer in de week instructie zouden krijgen. Deze instructie zou volgens de leerlingen best kunnen qua tijd en ze zouden dit dan gewoon in één keer willen.
- 73 -
Ook vertelden de leerlingen mij dat ze het fijn zouden vinden als ze bij een andere leerling die aan de opdrachten werkte, hulp zouden kunnen vragen. Op dit moment moeten de leerlingen als ze een vraag hebben, hun kaartje op rood leggen. (gip-model)
- 74 -
Bijlage 4 Interview leerlingen huidige aanbod Doel interview: Er achterkomen wat de leerlingen vinden van de huidige verrijking van de leerstof. 1. Op welke manier wordt de verrijking van de leerstof huidig aan jullie aangeboden? De leerlingen krijgen de verrijkingsstof op deze manier aangeboden: 1. Plusopdrachten maken die bij het blok horen (methode) 2. Plusschrift opdrachten maken tot het blok af is. 3. Opdrachten maken op het softwareprogramma Ambrasoft 2. Wat vind je van de verrijkende opdrachten? Ik heb per leerling gevraagd wat ze van de verrijkende opdrachten vinden, hieronder is het resultaat weergegeven: Di Es Esm Jo Ro Ti Li
Soms leuk, meestal saai en moeilijk Beetje leuk, maar soms kan ik over 1 opdracht wel een hele dag doen. Normaal Normaal Saai en moeilijk Soms leuk, soms saai Lastig en die rijtjes zijn saai
3. Wat vind je van de huidige begeleiding die je krijgt? De leerlingen hebben aangegeven dat ze de huidige begeleiding onvoldoende vinden. De leerlingen krijgen te horen dat ze de verrijking moeten maken en daar blijft het bij. Wanneer ze een opdracht niet begrijpen, wordt het antwoord bijna voorgezegd. De instructie over de oplossingsstrategieën wordt niet gegeven. 4. Wat vind je van de huidige verrijkende methodes die ingezet worden? Het plusgedeelte van de methode is saai. Het plusschrift is moeilijk en we krijgen weinig instructie. Ambrasoft is eenvoudig. 5. Maak je sommige opdrachten soms niet? De leerlingen hebben aangegeven dat ze sommige opdrachten niet maken. Ze doen dit doordat ze niet worden gecontroleerd. Es heeft zelfs aangegeven dat ze bepaalde opdracht zeker niet maakt. Ze maakt deze opdrachten niet omdat het zoveel werk is. De leerkracht controleert het gemaakte werk niet en ziet daardoor niet wat de leerlingen wel/niet maken.
- 75 -
Bijlage 5 Interview leerkracht geobserveerde klas Doel interview: Waarom bepaalde keuzen zijn gemaakt in het aanbieden van de verrijkende leerstof. 1. Hoe biedt u de verrijking van de leerstof aan? (stappen) 1. Leerling gaat aan de ‘verder’opdrachten die staan beschreven in de methode 2. Leerling werkt in het plusschrift 3. Leerling werkt met ‘Plustaak’ 4. Leerling werkt met de software van ‘Alles Telt’ 2. Geeft u nog extra instructie? Nee, ik geef geen extra instructie. De leerlingen zouden eigenlijk één keer in de week instructie moeten krijgen, maar dit kan ik in verband met tijdgebrek niet aanbieden. De leerlingen krijgen, wanneer ze extra instructie nodig hebben, gewoon instructie zoals het altijd gaat. De leerling legt zijn/haar kaartje op rood en ik loop langs om te horen wat de vraag is en hier dan instructie over te geven. 3. Wat doet u als een kind een vraag heeft over de verrijkende leerstof? Wanneer er één leerling is die een vraag heeft, dan zal ik deze leerling instrueren. Wanneer er een aantal leerlingen over dezelfde opdracht een vraag hebben, zal ik de leerlingen aan de instructietafel zetten en zal ik instructie geven aan dat groepje. 4. Heeft u altijd dezelfde organisatievorm? Ja, de leerlingen krijgen altijd op dezelfde manier het werk aangeboden. 5. Wat doet u met de geleverde producten van de leerlingen? Ik doe niets met de opdrachten. Ik kijk het niet door, de leerlingen kunnen zelf het werk nakijken. Wanneer ze dit hebben gedaan, mogen ze zelfstandig de volgende opdracht maken. 6. Zou u een aantal aanpassingen willen in de organisatie? Nee, ik zou niet weten welke aanpassing. De leerlingen kunnen op dit moment zelfstandig werken en ik vertrouw erop dat de leerlingen dat doen wat van ze wordt verwacht. Ook verwacht ik van de methode (plusschrift) dat zij de leerlingen op het juiste niveau uitdagen. Wanneer er een aanpassing zou zijn in de organisatie, betekent dit dat ik meer tijd moet besteden aan deze leerlingen. 7. Wat vindt u zelf van de aanbieding van de verrijkende leerstof? Ik vind dat de verrijkende leerstof op dit moment goed wordt aangeboden. De leerlingen kunnen zelfstandig aan de slag en ik heb meer tijd om andere leerlingen te begeleiden/instrueren. 8. De leerlingen zijn niet erg positief over de verrijkende leerstof, zou u hier een verklaring voor kunnen geven? Ik kan hier geen verklaring voor geven. Ik denk wel dat het soms vervelend is om lastige opgaven telkens weer te moeten maken. Sommige leerlingen doen soms zeer lang over een bepaalde opdracht. Ik kan begrijpen dat dit leidt tot irritatie. 9. Wat vindt u van spelletjes in het onderwijs? Ik heb hier geen bezwaar tegen. Ik zet dit niet in omdat ik nog geen tijd heb gehad om al deze spelletjes door te lezen/bekijken. 10. Wat vindt u van de verrijkende leerstof?
- 76 -
Ik vind de verrijkende leerstof zeer goed. Zoals ik al eerder heb verteld, vertrouw ik erop dat de leerstof van de methode van degelijke kwaliteit is. Ook verwacht ik van de leerlingen dat ze dit werk zelfstandig kunnen maken. Ook vind ik dat het softwareprogramma van de methode (Alles Telt), zeer goed aansluit bij de behoeften en voorkennis van de leerlingen. Alles zit goed in elkaar en door middel van de software, kan de leerling op zijn eigen niveau werken.
- 77 -
Bijlage 6 Interview Leo Prinsen (Ik heb Jan Willem van Slijpe geïnterviewd) Doel interview: Meer te weten komen over het inzetten van spellen als verrijkingsmateriaal. 1. Wat vindt u van de huidige verrijkingsmaterialen? (rekentijgers, plustaak, enzovoorts) Het is mooi om te zien dat er een breed aanbod is. Door het brede aanbod kan er voldaan worden aan de behoeften van de leerlingen. Elke methode verreist bepaalde vaardigheden van de leerlingen, hierdoor sluit het aan bij de behoeften van de leerlingen. 2. Waarom schrijft u zoveel artikelen over het inzetten van spellen als verrijkingsmateriaal? Ik schrijf artikelen omdat leerkrachten voor de klas weinig tijd hebben om bepaalde spellen uit te werken en nader te bekijken. Doordat ik artikelen schrijf, kan ik de leerkrachten laten zien welk aanbod er is. Ik wil de leerkrachten inspireren door middel van mijn artikelen. Interviewer: U heeft in de vorige beantwoording aangegeven dat de verrijkingsmethodes goed zijn, waarom schrijft u dan artikelen over het inbrengen van spelletjes in het rekenonderwijs? Door spellen raken leerlingen gemotiveerd. Spellen zijn altijd leuk en altijd verrassend. Ieder spel is anders en door dit aan te bieden aan de leerlingen, zullen de leerlingen gemotiveerd raken.
3. Welke bijdrage leveren spellen als verrijkingsmateriaal? Door spellen raken kinderen gemotiveerd. Dit valt terug te zien in de rekendag, leerlingen zijn na de rekendag altijd zeer gemotiveerd om te rekenen. Ik weet uit ervaring dat er leerlingen zijn die rekenen als lievelingsvak hebben, maar er zijn ook veel leerlingen waarbij rekenen hier niet toe hoort. Door het inzetten van spellen kunnen we de leerlingen motiveren. Spelletjes zijn blijven leuk en door spelletjes in te zetten naast een verrijkingsmethode, blijft het aanbod divers. De leerlingen krijgen een positievere attitude ten opzichte van rekenonderwijs. 4. Wat is t.o.v. de methodes beter aan het inzetten van spellen als verrijkingsmateriaal? Zoals ik al eerder heb aangegeven blijven spellen altijd leuk. Neem nou het Canadees vermenigvuldigen. De vermenigvuldigingstafel hebben wij geautomatiseerd, toch blijft het een uitdaging om te winnen en hierdoor blijven we gemotiveerd en is het leuk. Het is het beste om een divers aanbod aan te bieden aan de leerlingen. Een verrijkingsmethode kan hierbij een invulling zijn, maar dan is het aan te raden om spellen daarnaast ook in te zetten. Door het divers te houden voor de leerlingen, blijven de leerlingen betrokken. 5. Wat voor soort spellen zou u zelf inzetten als verrijkingsmateriaal? Er is een mooi artikel geschreven door Anneke Noteboom. Zij geeft in een artikel aan, aan welke doelen de leerlingen werken wanneer ze een bepaald spel spelen. Daarnaast staan op de site van de iPabo ook verschillende rekenspellen, onder andere het Canadees vermenigvuldigen. 6. Wat doet het met kinderen wanneer de verrijkingsstof bestaat uit spellen? Het valt altijd op dat leerlingen het zeer interessant vinden om spellen te spelen. Veel leerlingen merken dat ze bepaalde spellen kunnen. 7. Hoe zou u spellen inzetten als verrijkingsmateriaal? (organisatie) Dit is een goede vraag. Het verreist een goede organisatie om spellen in te zetten in je klas. Je kunt kijken naar bepaalde doelen in de methode, kun je bepaalde doelen ook niet halen als je een spel - 78 -
inzet? Dat is een vraag die je jezelf vaak moet stellen. Veel doelen kun je ook behalen door het spelen van een spel, waarom zou je dan weer die opdrachten uit de methode maken? Je kunt ook kijken naar een kind dat zeer goed is in rekenen waar het nog niet goed in is. Je kunt er voor kiezen om leerlingen uit groep acht naar groep drie te sturen. De leerlingen uit groep acht bieden hulp aan de leerlingen van groep drie. Door de hulp zullen de leerlingen op sociaal niveau zich ontwikkelen, het is namelijk al zeer sterk in rekenen, waarom zouden we het dan nog beter willen maken in rekenen. Misschien kunnen we beter tijd besteden aan zaken waar een leerling niet goed in is. Interviewer: Hoe kunnen we controleren of een leerling een bepaald doel haalt, hoe kunnen we bepalen of een leerling wel het spel heeft gespeeld en dat het gewerkt heeft aan de doelen die wij als leerkracht willen dat de leerlingen halen? Jan Willem van Slijpe: Weet jij of ze de doelen halen wanneer ze een saai rijtje hebben gemaakt? Hoe bepaal jij of leerlingen een doel hebben behaald? Aan de hand van toetsen kunnen we bepalen of leerlingen gewerkt hebben aan bepaalde doelen die zijn gesteld. 8. In een artikel van De Goeij (2011) staat beschreven dat zij een plusklas zelf een spel laat ontwerpen, wat zijn uw ervaringen met deze werkwijze? Dit verreist specialisatie. Erika de Goeij heeft geruime tijd gewerkt bij het Freudenthal instituut. Hier heeft zij veel onderzoek gedaan naar het inbrengen van spellen enzovoorts. Zij is dus een specialist en het ombouwen van spellen, verreist dat de leerkracht die juiste vragen kan stellen waardoor de leerlingen jouw doelen behalen. Het is bijvoorbeeld een mogelijkheid om dit organiseren met een rekencoördinator die op school aanwezig is. Ik heb zelf veel van dit soort activiteiten georganiseerd. Interviewer: Heeft u nog bepaalde tips voor verschillende spellen? Kijk eens naar dat artikel van De Goeij. We zullen zo eens kijken op internet wat we kunnen vinden over spellen in het onderwijs. Op http://www.hs-ipabo.edu/spelenderwijs/ staan een aantal spellen beschreven. Kijk hier eens naar. Daarnaast heb ik nu zelf het spel ‘Can’t stop’, een zeer leuk spel. Ik zou daar eens naar kijken.
- 79 -
Bijlage 7 Leuvense betrokkenheidschaal Schaalwaarde 1 - Geen activiteit Kinderen staan op "non-actief", ze doen niet mee. Je herkent deze schaal bijvoorbeeld aan het in de ruimte staren, afwezigheid of lusteloos in een hoekje zitten. Let op: kinderen die voor hun uit kijken doen niet per definitie niets! Ze kunnen evengoed in hun hoofd druk bezig zijn. Observeer dit goed! Schaalwaarde 2 - Vaak onderbroken activiteit Bij deze schaalwaarde is er sprake van momenten van activiteit. Er wordt gepuzzeld, naar een verhaal geluisterd of aan een werkblad gewerkt, maar dit neemt bij benadering slechts de helft van de tijd in beslag. De rest van de tijd is gevuld met dromen, wegkijken enz. Wanneer een kleuters een activiteit doen die eigenlijk te gemakkelijk voor ze is kunnen ze vaak ook af met deze schaalwaarde. Échte aanwezigheid is dan toch niet nodig. Schaalwaarde 3 - Min of meer aangehouden activiteit De kinderen in deze schaalwaarde werken wel aan de activiteit, maar zien er niet echt intens mee bezig. Je ziet wel dat ze iets doen, maar er mist betrokkenheid, passie en de wil om iets te bereiken. Eigenlijk lijkt het een beetje op fabriekswerk. Ze doen het wel, maar het doet hen niets. Schaalwaarde 4 - Activiteit met intense momenten Deze schaalwaarde is aan de orde als de kinderen ongeveer de helft van de tijd écht intens met de activiteit bezig zijn. De activiteit doet het kind echt wat, het wilt wat bereiken. Op deze schaalwaarde krijgt de activiteit al echt betekenis voor het kind. Schaalwaarde 5 - Volgehouden intense activiteit Wanneer kinderen op deze schaalwaarde uitkomen zijn ze met de grootst mogelijke betrokkenheid met een activiteit bezig. Het kind is opgeslorpt door zijn bezigheid en heeft geen oog voor andere dingen. De blik is nagenoeg constant op de handelingen en het materiaal en de handelingen volgen elkaar vlot op. Er vindt een mentale inspanning plaats!
- 80 -
Bijlage 8 Observatiepunten verrijking van de leerstof Alles wat rood is, is niet van toepassing binnen groep 7 van basisschool De Schelp. 1. Observatie- en aandachtpunten bij samenwerken en samenwerkend leren: - Is er sprake van samenwerking? - Hoe wordt er samengewerkt? - Is er sprake van een leider? - Is er sprake van een taak-/rolverdeling? - Voelen de deelnemers zich daar prettig bij? - Leidt die verdeling tot een optimale opbrengst? - Is die werkwijze effectief, gezien de aard van de activiteit? - Is de inbreng van de deelnemende leerlingen gelijkwaardig? - Leidt deze samenwerking bij alle deelnemers tot leerrendement? - Is de onderlinge communicatie gericht op een gezamenlijk resultaat? - Zijn inderdaad alle deelnemers hierover tevreden?
2. Observatie- en aandachtspunten ten aanzien van het leerproces. Bij deze punten gaat de aandacht meer uit naar hoe de kinderen met de taak of opdracht omgaan. - Houden de leerlingen zich aan de opdracht? De leerlingen houden zich aan de opdracht. - Hebben de leerlingen de essentie opgepikt? De leerlingen hebben de essentie opgepikt, maar zijn zich hier niet bewust van. - Zijn ze doelgericht bezig? De leerlingen zijn doelgericht bezig, ze hebben alleen maar één doel en dat is de verrijkende leerstof zo snel mogelijk af te hebben. - Werken ze systematisch? De leerlingen werken systematisch. - Doen ze dat ‘bij trial and error’ of zijn ze vooral redenerend en ‘voorspellingen toetsend’ met elkaar bezig? De leerlingen doen ‘trial and error’. Ze zijn niet bezig met beredeneren. - Wordt er (effectief) gebruik gemaakt van ieders voorkeuren (‘intelligenties’ en leerstijlen) - Zijn ze onderzoekend bezig of productiegericht? De leerlingen zijn enkel productiegericht bezig. - Volgen ze een omweg of een rechtstreekse route om de (oorspronkelijke) vraag/probleemstelling te lijf te gaan? - Als ze afwijken van de opdracht, leidt dat dan wel tot een (ander) doel?
3. Observatie- en aandachtspunten bij het resultaat, zowel wat betreft de vorm als de inhoud. - Zijn de leerlingen gericht op een eindresultaat? Nee, de leerlingen zijn niet gericht op het eindresultaat. - 81 -
-
Hoe gaan ze met die verschillende oriëntaties om? Is de hele groep tevreden over het eindproduct? Voldoet het (beoogde) resultaat aan de afgesproken criteria? (bv. Zinvol of begrijpelijk voor klasgenoten) Heeft de uitwerking voldoende diepgang opgeleverd? Heeft de opdracht geleid tot meer inzicht en/of kennis? Hoe bewust zijn de deelnemers zich hiervan?
4. Observatie- en aandachtspunten bij de organisatie en de communicatie er omheen. - Wordt er planmatig gewerkt? Er wordt niet planmatig gewerkt. - Hoe wordt de tijd bewaakt? De tijd wordt niet bewaakt. - Is er moeite gedaan om materialen en bronnen te verzamelen? Nee. - Hoe gebruiken ze het materiaal? Het materiaal wordt zo gebruikt dat de leerlingen snel klaar zijn. De leerlingen zijn snel afgeleid. - Nodigt het materiaal uit tot nieuwe ontdekking? Gebruiken ze het materiaal ordelijk en systematisch of impulsief en associatief? Het materiaal nodigt niet uit tot nieuwe ontdekkingen. - Maken ze (tijdig en correct) afspraken over het gebruik van materialen en apparatuur en ruimte? Nee. - Brengen ze regelmatig of volgens afspraak verslag uit van hun vorderingen? Nee, de leerlingen kijken het werk zelf na. - Vragen ze op tijd ondersteuning aan anderen (buiten hun groepje)? Nee, de leerlingen vragen geen ondersteuning. - Benutten ze, indien van toepassing effectief de mogelijkheden van elektronische communicatie?72 Nee. Eigen observatie De les die ik heb geobserveerd is een zelfstandige les. De leerlingen pakken hun boeken en beginnen met hun werk. In het routeboekje staat precies beschreven wat de leerlingen moeten maken. Wanneer de eerste klaar is met zijn opdrachten, kijkt hij, Ti, de opdrachten na. Wanneer Ti dit heeft gedaan, pakt hij zijn verder/plusschrift erbij en hij maakt de opdrachten die staan weergegeven in het boek. Als Ti ongeveer vijftien minuten aan de opdrachten heeft gewerkt, heeft hij alle plusopdrachten voor dat blok af. Hij pakt zijn plusschrift en maakt de opdrachten die in het boek staan beschreven.
72
Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede
- 82 -
Es is al veel verder en heeft ook al de opdrachten die staan beschreven in het plusschrift af. Zij gaat nu, wanneer ze haar compacte programma af heeft, op de computer opdrachten maken. Ze mag zelf weten welke opdrachten ze gaat doen en ze kiest voor sommen onder de honderd.
- 83 -
Bijlage 9 Observatieformulier voor betrokkenheid van individuele leerlingen 73 Datum: Les: Groep: Groepsleden: Leerling die geobserveerd wordt: Tijdsduur van de observatie: Turf elke 15 seconden het gedrag dat je waarneemt. Frequentie Gedrag Taakgericht: Lezen/informatie zoeken Schrijven/materiaal hanteren Levert bijdrage aan groepsgesprek Reageert op inbreng van anderen Helpt een groepsgenoot Vraagt hulp in eigen groepje Niet taakgericht: Kijkt rond/staart voor zich uit/is passief Praat met:
(niet over de taak)
Bezig met andere activiteiten Afgeleid door wat buiten de groep gebeurt Storend gedrag Loopt weg bij de groep
73
http://www.dosiselinge.nl/pages/opleidingsschool_publicatie.php?school_id=246&groep_id=372&pub_id=3586
- 84 -
- 85 -
- 86 -
- 87 -
- 88 -
- 89 -
- 90 -
Bijlage 10
Rekenen en compacten op De Schelp
Afspraken:
1. Een leerling gaat compacten wanneer hij/zij een DLE score heeft van 10 maanden hoger/verder. Je kijkt in dan niet naar een A of B score. 2. De ouders worden op de hoogte gebracht dat hun kind mee gaat doen met het compactprogramma. 3. Bij de eerste keer dat een leerling gaat compacten wordt eerst de toets van een blok gemaakt, om te kijken of het mag compacten. 4. We hanteren de norm 80% goed. Wanneer de leerling lager scoort, doet het met de groep mee. 5. Wanneer kinderen al langer compacten hoeft de toets niet meer van tevoren worden afgenomen. Twijfel je als leerkracht, dan kan de toets natuurlijk wel van te voren gemaakt worden. 6. De compactkinderen plan je in de GIPladder. Zij zitten minimaal 1x per week aan de instructietafel bij de leerkracht. 7. Tijdens de instructie van de rekenlessen doen alle kinderen mee. 8. Onder al het gemaakte werk zetten de leerlingen een streep. 9. We stellen hoge eisen aan de compacters. 10. De leerlingen kijken zoveel mogelijk zelf na. Dit wordt vanaf groep 5 opgebouwd. 11. Computer wordt ingezet tijdens de weektaak; rekenweb. 12. Het schema komt er als volgt uit te zien voor groep 5 en 6: a. Compactprogramma, soms zelf iets erbij doen, wanneer het tekort is. b. Plusopdrachten van het betreffende blok moeten eerst af. c. Pluswerkchrift/computer. d. Plustaakboekje. De plusschriften zijn nu uit t/m groep 6
Voor de groepen 7 en 8 het schema. e. Compactprogramma, soms zelf iets erbij doen, wanneer het tekort is. f. Plusopdrachten van het betreffende blok moeten eerst af. g. Plustaakboekje h. Computer Dit is de vaste volgorde die we hanteren.
In een snelhechter: De handleiding. Deze afspraken. Het minimumprgramma( kun je van internet afhalen) Evaluatie eind november.
- 91 -
Bijlage 11 Welke dag?
Maandag
Wat?
Welke problemen kwam je tegen? 1. Klassikale les 2. Opdrachten maken 3. Plus methode
Dinsdag
1. Compact programma 2. Canadees vermenigvuldigen 3. Latijns rekenpotje 4. Rekenweb
Woensdag
1. Klassikale les 2. Opdrachten maken 3. Instructie plusschrift + beoordeling
Donderdag
1. Compact programma 2. Plusschrift
Vrijdag
1. Compact programma 2. Plusschrift
Extra
1. Regenwormen 2. Halli Galli 3. Roadblocks 4. Rush hour traffic game
- 92 -
Gemaakt?
Bijlage 12 Informatie ten behoeve van artikel/boek
Aantal gelezen pagina’s
Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum
Hoofdstuk 3, 4, 5, 7, 8, 9
Forrer, M, (2009), Klassenmanagement in de basisschool, eerste druk, C.P.S. uitgeverij, Amersfoort
Hoofdstuk 3
Gelderblom, G. (2007), BasisschoolManagement, jaargang 20, nummer 7
Artikel
Aantal pagina’s: 164
Aantal pagina’s: 10
Aantal pagina’s: 3 Gerven, van, E. (2004) Attent op talent, omgaan met hoogbegaafdheid in het basisonderwijs, Uitgeverij Lemma BV, Utrecht
Hoofdstuk 1, 3, 4
Gerven, van, E. (2009), Handboek Hoogbegaafdheid, eerste druk, Uitgeverij Van Gorcum, Assen
Hoofdstuk 6, 8
Goeij, de, E, (2011), Volgens Bartjens, jaargang 31, september 2011, nummer 1
Artikel
Aantal pagina’s: 35
Aantal pagina’s: 28
Aantal pagina’s: 5 Goeij, de, E (2011), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 4
Artikel Aantal pagina’s: 5
Janson, D, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede
Gehele boek
Keijzer, R. e.a.(2005) Breuken, procenten, kommagetallen en verhoudingen, Noordhoff Uitgevers, Groningen/Houten
Hoofdstuk 8
Kool, M (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2
Artikel
Aantal pagina’s: 100
Aantal pagina’s: 6
Aantal pagina’s: 3 Leygraaf, M, (2011), Stappenplan actieonderzoek, Hogeschool iPabo
Document Aantal pagina’s: 27
Noteboom, A, Spel in de rekenles, overzicht na 20 spellen, Volgens Bartjens
- 93 -
Artikel
jaargang 29, 2009-2010, nummer 5
Aantal pagina’s: 1
Pranger, H en Jacqueline van Burk (2010), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 3
Artikel
Schoolplan Basisschool De Schelp, versie 2007/2011
Hoofdstuk 3
Aantal pagina’s: 3
Aantal pagina’s: 13 Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis
Hoofdstuk 1 Aantal pagina’s 29
Totaal aantal pagina’s: 432
Goedkeuring van de literatuurlijst. Goedkeuring van Jan Willem van Slijpe.
- 94 -
- 95 -
Bijlage 13
- 96 -
- 97 -
- 98 -
- 99 -
- 100 -
- 101 -
- 102 -
Bijlage 14
- 103 -
- 104 -
- 105 -
- 106 -
- 107 -
- 108 -
- 109 -
Bijlage 15 Interview leerlingenbehoeften Doel interview: Wat zijn de behoeften van de leerlingen die verrijkende leerstof krijgen aangeboden. 1. Wat zou je willen veranderen aan de verrijking van de leerstof? Ik stel aan de leerlingen deze vraag, ik geef D. de beurt, hij zegt: ‘Soms denk ik wel eens dat ik meer spelletjes zou kunnen spelen. Nu zijn er maar een paar spellen, ik zou liever nog meer van die spellen hebben, bijvoorbeeld nog een spel van Anti-virus ofzo’. Wat zou je nog meer willen veranderen? De leerlingen zijn allemaal heel enthousiast en geven aan niets te willen veranderen. 2. Waarom zou je dat willen veranderen? Ik stel deze vraag aan de leerlingen, ik heb het antwoord eigenlijk al, maar ik stel de vraag alsnog. E. krijgt de beurt, ze zegt: ‘Ja, soms als ik een spel mag doen, dan is het spel al weg. Sommige zijn gewoon sneller klaar met rekenen en dan kan ik nooit met de Anti-Virus. Ook ben je soms een kwartier met hetzelfde spel bezig, dan is het niet meer leuk en dan kan je moeilijk wisselen met iemand’. Ik vraag aan de leerlingen of het zou helpen als er meer spellen zouden zijn. De leerlingen geven aan dat dit een goede verbetering zou zijn. 3. Wat vind je van de huidige begeleiding die je krijgt om verrijkende leerstof te maken? Ik stel de vraag aan de leerlingen, T. wil hier iets over zeggen, hij zegt: ‘Nou, eerst als ik een vraag had, dan kwam de juf altijd even kort het antwoord vertellen. Ze vertelde niet hoe je de som op kon lossen, dus eigenlijk leerde je er niks van. Nu leren we echt hoe je sommige sommen op kunt lossen en wordt het dus een stuk makkelijker’. Ik vraag aan de leerlingen hoe dit kan. R. steekt haar vinger omhoog en ik geef haar de beurt, ze zegt: ‘Omdat we nu één keer in de week zeker bij elkaar komen, weet ik dat u mij komt helpen. Door uw hulp kan ik de sommen dan makkelijker oplossen en daardoor wordt het ook leuker’. 4. Wat mis je tijdens het maken van de verrijkende leerstof? Ik vertel aan de leerlingen dat ze in het eerste interview aangaven dat ze plezier misten, ik vraag aan de leerlingen of dat nu ook nog het geval is. E. wil er iets over zeggen, ze zegt: ‘Nee, door de verschillende opdrachten ben je echt met verschillende dingen bezig. Dat maakt het echt leuk en dan moet je soms in het schrift, maar je weet dat je de volgende dag weer aan de spelletjes mag’. 5. Op welke manier zou je de begeleiding willen? Ik geef aan de leerlingen aan dat ze in het vorige interview aangaven dat ze de begeleiding anders zouden willen, ik stel aan de leerlingen de vraag of dat nog zo is. De leerlingen vertellen mij dat ze de manier waarop ze nu begeleiding krijgen, heel fijn vinden. R. heeft er wel een vraag over, ze zegt: ‘Meester, ik vind het best leuk enzo, maar als ik nu een vraag heb, moet ik dan wachten tot maandag? Niet dat het is voorgekomen, maar ik wil het gewoon weten’. Ik vertel: ‘Ik kan je altijd helpen. Als je een vraag hebt, leg je je kaartje op rood, dan kan ik zien dat je een vraag hebt. Als ik denk dat we de som misschien beter met jullie allemaal kunnen oplossen, stel ik voor om het naar de maandag te verplaatsen’. R. geeft aan dat ze het begrijpt. Ik vertel verder: ‘Zoals E., zij had laatst een vraag over haar werk, toen hebben we de som met z’n tweeën opgelost. Als de vraag nou zo moeilijk was dat we er misschien beter met z’n allen over hadden moeten nadenken, had ik de vraag meegenomen naar maandag’. - 110 -
6. Wat vind je van de verrijkende opdrachten? Ik stel de vraag aan de leerlingen, ze vertellen: ‘De spellen op papier zijn echt de leukste spellen. Door de verschillende dingen blijft alles leuk’, zegt D. Ik vraag aan L. wat zij van de verschillende opdrachten vindt, ze zegt: ‘Door de verschillende opdrachten, is het echt leuker geworden. Soms schreef ik weleens antwoorden over uit het antwoordenboek, maar nu wil ik dat niet eens doen. De opdrachten zijn leuk en ik wil zelf weten hoe ik ze moet oplossen’. 7. Wat vind je van de huidige verrijkende methodes die ingezet worden? Ik stel deze vraag aan de leerlingen, R. wil hier iets over kwijt, ze zegt: ‘Het plusschrift vind ik toch nog het minst leuke’. Ik vertel aan de leerlingen dat ze het plusschrift eerst oer-oer-oersaai vonden, ik stel de vraag of ze vinden dat het nu minder ‘saai’ is. D. zegt hierover: ‘Ik vind het nog wel saai, maar het is wel leuker en doordat u ons helpt, begrijp ik de sommen ook beter’. 8. Wat zou jij willen veranderen aan de verrijkende leerstof? De leerlingen zijn het allemaal met elkaar eens: ze willen meer bordspellen, dus meer spellen in de vorm van Anti-Virus, Anaconda e.d. 9. Wat vinden jullie van het logboek? De leerlingen geven in het gesprek aan dat ze het logboek als zeer positief ervaren. L. vertelt: ‘Door het logboek weet je precies wat je per dag moet doen en je kunt er precies in beschrijven wat je niet begreep’. De overige leerlingen bevestigen dit.
- 111 -
Bijlage 16 Interview leerkracht geobserveerde klas Doel interview: Te weten komen wat de leerkracht van de huidige verrijking vindt. 1. Hoe biedt u de verrijking van de leerstof aan? (stappen) De leerlingen weten wat ze per week moeten doen. Ik kan als leerkracht bepalen of de leerlingen de doelen hebben behaald, dit kan ik zien aan hetgeen dat ze hebben afgestreept. Ook kan ik zelf inplannen wat ik de leerlingen zou willen laten doen. Er zijn veel verschillende activiteiten die de leerlingen kunnen doen, hierdoor blijft het voor de leerlingen verrassend en blijft het aantrekkelijk. 2. Wat vindt u van het logboek? Het logboek is een handig middel om in te zetten. Door het logboek weten de leerlingen precies wat ze moeten doen en kan ik als leerkracht eenvoudig bepalen of ze goed gewerkt hebben of niet. De leerlingen moeten wel begrijpen dat ze, wanneer ze een bepaald level hebben behaald, dit neerzetten in hun logboek. Het invullen van het logboek zorgt ervoor dat ik de leerlingen wel wekelijks moet zien. Dit moet ik inplannen en zodoende ontstaat er tijd dat ik de leerlingen kan begeleiden. 3. Wat vindt u van de verschillende opdrachten? De verschillende opdrachten zijn goed. De leerlingen kunnen zelfstandig aan de opdrachten werken en ze werken evengoed op niveau. De spellen zorgen ervoor dat de leerlingen tegen een tegenspeler spelen, en dit zorgt ervoor dat het niveau hoog genoeg is om de leerlingen uit te dagen. Het plusschrift blijft in het programma, maar de verschillende spellen zijn een mooi middel om de leerlingen te motiveren en ze werken ook aan de doelen. Het is dus een win-winsituatie. 4. Wat heeft u aan de leerlingen gemerkt? Ik heb gemerkt dat de leerlingen zeer enthousiast zijn als ze mogen verrijken, dit zorgt ervoor dat de motivatie toeneemt en dit leidt tot een beter leerrendement. 5. Denkt u dat de motivatie van de leerlingen is toegenomen? Ja, ik zie vaak terug dat de leerlingen goed aan het werk zijn. Ze willen van de tegenstander winnen of willen een bepaald level halen. Verliezen is geen optie. De leerlingen zijn hierdoor zeer gedreven. 6. Wat doet u met de geleverde producten van de leerlingen? De geleverde producten kijk ik na. Soms doe ik een spelletje met één van de leerlingen en kijken we wie de slimste zetten kan maken. Door de leerlingen één keer in de week te instrueren, kan ik bepalen of ze de verschillende opdrachten maken en waar nodig kan ik ze instructie geven. 7. Zou u een aantal aanpassingen willen in de huidige organisatie? Nee, tot nu toe niet. Ik denk wel dat het zinvol is om de leerlingen soms te wisselen van groepje. Sommige leerlingen winnen altijd met spelletjes van andere leerlingen, dus ik zou het soms wisselen.
- 112 -
Bijlage 17
- 113 -
Bijlage 18
- 114 -
Bijlage 19
- 115 -
- 116 -
Bijlage 20 Samenvatting presentatie Rooms-katholieke basisschool De Schelp Op maandag 23 januari 2012 heb ik de presentatie van het onderzoek op mijn werkplek gehouden. In totaal waren er twaalf mensen aanwezig. Ik begon de presentatie om kwart voor vier en om half vijf ronde ik de presentatie af. Op de eerste sheet van de presentatie staat de onderzoeksvraag beschreven. Vooraf vroeg ik aan de aanwezigen dat ze hun vragen wilden bewaren voor het einde van de presentatie. Wanneer ik onduidelijk was, mochten zij mij onderbreken. Tijdens het projecteren van de tweede sheet heb ik verteld over de verschillende gesprekken die ik heb gehouden met Emilie Smit. Met haar heb ik de gezamenlijke ambitie ontwikkeld en zodoende maakte ik de koppeling naar de interesses van de aanwezigen. Doordat ik delen van de onderwijsvisie van de school in mijn presentatie had verwerkt, was het voor mij eenvoudig om de koppeling tussen het onderzoek en de visie te verduidelijken. De volgende sheet kon ik eenvoudig koppelen aan de vorige. In deze sheet heb ik duidelijk gemaakt hoe ik mijn onderzoek ben begonnen. Ik heb duidelijk gemaakt welke stappen ik heb ondernomen en hoe ik heb kunnen concluderen dat de leerlingen meer dan 60% van de leertijd niet taakgericht waren. Daarnaast heb ik duidelijk gemaakt hoe ik het interview opgebouwd had en wat de uitkomsten van het interview waren. Na dit te hebben verteld, ben ik overgegaan op de sheets waarbij ik veel vertelde over hetgeen wat de literatuur ons zegt. De punten die ik bij het punt ‘Wat zegt de literatuur’ heb opgesomd, heb ik uitvoerig besproken. Nadat ik de literatuur had besproken, ben ik gaan verwoorden wat ik nu geïntegreerd heb in het onderwijs. Door deze sheet werd de vele informatie duidelijk voor de belangstellenden. Ik heb veel verteld over het logboek en over de verschillende spellen. Na deze sheet heb ik de conclusie van mijn onderzoek verwoord. Ik heb verteld hoe ik mijn conclusie heb geformuleerd en waarop deze berust. Ik ben ingegaan op de observaties en ik heb duidelijk gemaakt dat ik wederom een interview heb afgenomen bij de leerlingen. Na dit te hebben besproken heb ik voor de belangstellenden duidelijk gemaakt wat zij nou zouden kunnen veranderen in hun onderwijs. Ik heb duidelijk gemaakt welke handelingsalternatieven zij zouden kunnen integreren in het onderwijs. Na deze sheet heb ik nog een aantal uitspraken van de leerlingen laten zien. Deze uitspraken maken duidelijk waar het onderzoek om gaat. Door de uitspraken wordt het bijvoorbeeld duidelijk dat meerdere spellen meer uitdaging bieden. Daarnaast wordt door de uitspraken duidelijk dat de spellen heel goed bepaalde opdrachten kunnen vervangen. Door dit te doen blijven de leerlingen gemotiveerd. Tijdens de afsluiting van de presentatie, ontstond er een discussie. Deze discussie ging deels over het vinden van de juiste materialen en het vinden van de tijd om leerlingen te begeleiden. Daarbij kwam het punt van ‘spellen en werken aan doelen’ ter sprake. In de conclusie van mijn onderzoek, heb ik deze punten meegenomen.
- 117 -
- 118 -
- 119 -
- 120 -
Bijlage 21
- 121 -
Geraadpleegde literatuur -
-
-
Alkema, E. & W. Tjerkstra, (1995), Meer dan onderwijs, vijfde herziende druk, Van Gorcum & Comp. B.V., Assen Donk, van der, C, 2009, Praktijkonderzoek in de school, eerste druk, Uitgeverij Coutinho, Bussum Eijkeren, van, M, (2005), Pedagogisch-didactisch begeleiden, tweede druk, HBuitgevers, Baarn Forrer, M, (2009), Klassenmanagement in de basisschool, eerste druk, C.P.S. uitgeverij, Amersfoort Gelderblom, G. (2007), BasisschoolManagement, jaargang 20, nummer 7 Gerven, van, E. (2009), Handboek Hoogbegaafdheid, eerste druk, Uitgeverij Van Gorcum, Assen Gerven, van, E. (2004) Attent op talent, omgaan met hoogbegaafdheid in het basisonderwijs, Uitgeverij Lemma BV, Utrecht Goeij, de, E, (2011), Volgens Bartjens, jaargang 31, september 2011, nummer 1 Goeij, de, E (2011), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 4 Janson, D, A. Noteboom, (2004), Compacten en verrijken van de rekenles voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede Keijzer, R. e.a.(2005) Breuken, procenten, kommagetallen en verhoudingen, Noordhoff Uitgevers, Groningen/Houten Kool, M (2004), Volgens Bartjens, jaargang 24 2004/2005, nummer 2 Leygraaf, M, (2011), Stappenplan actieonderzoek, Hogeschool iPabo Noteboom, A, Compacten in het reken-wiskundeonderwijs voor begaafde en hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs, Stichting leerplanontwikkeling, Enschede Pranger, H en Jacqueline van Burk (2010), Volgens Bartjens, jaargang 30 2010/2011, nummer 3 Schoolplan Basisschool De Schelp, versie 2007/2011 Winebrenner, S, (2001), Teaching gifted kids in the regular classroom: Strategies and techniques every teacher can use to meet the academic needs of the gifted and talented, Free Spirit Publishing Inc., Minneapolis http://www.anderspel.nl/cantstop.html http://www.hs-ipabo.edu/spelenderwijs/ http://www.kvlo.nl/sf.mcgi?1334 http://www.slo.nl/primair/publicaties/compacten/rekenles/ http://tule.slo.nl/RekenenWiskunde/F-KDRekenenWiskunde.html http://www.utwente.nl/ibr/timssenpirls/timss/overtimss/watistimss.doc/
- 122 -