Algemene inleiding Leefwereld, een methode voor natuur en techniek, is herzien. In deze nieuwe editie is met name het onderdeel techniek aanzienlijk uitgebreid. Daarmee voldoet de derde editie van Leefwereld ruimschoots aan de nieuwe kerndoelen: van de vijf kerndoelen gaan er drie over techniek. Nieuw is de aandacht voor onderzoeksvaardigheden. Zo leren de kinderen een eenvoudige hypothese te formuleren om deze vervolgens met een experiment of proef te toetsen. Leefwereld is daarmee nu al klaar voor het onderwijs van morgen!
1 Leerstof Leefwereld biedt voor groep 1/2 activiteiten waarmee de kinderen spelenderwijs enkele basisprincipes uit de natuur en techniek ontdekken. De leerstof van de derde editie is voor groep 3 t/m 8 gebaseerd op de nieuwste kerndoelen en de domeinbeschrijving van Cito. Daarbij is rekening gehouden met de voorstellen van SLO voor tussendoelen en leerlijnen, en met de nieuwste soortenlijst van Cito. Bij deze editie is veel aandacht besteed aan de opbouw van de leerinhoud over de verschillende leerjaren. Ook is gekeken naar belangrijke leerdoelen en ontwikkelingsgebieden vanuit de natuur- en milieueducatie. Hiervoor is gebruikgemaakt van adviezen uit een onderzoek naar leerlijnen door Wageningen University, Universiteit Utrecht en Stichting Veldwerk Nederland. In dit onderzoek, gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is een ‘kern-leerlijn’ geformuleerd voor natuur- en milieueducatie op de basisschool. Zie voor meer informatie over deze kern-leerlijn www.nmeonderzoek.nl. De leerstof is opgedeeld in kennis en vaardigheden.
Kennis Op blz. 4-5 van deze handleiding vindt u hiervan een overzicht.
Vaardigheden De vaardigheden laten zich indelen in onderzoeksvaardigheden en vaardigheden voor ontwerpend leren. In Leefwereld zijn dat:
A Onderzoeksvaardigheden Waarnemen • Ter zake doende aspecten kiezen. • Bij classificeren zelf criteria bedenken.
• Kunnen classificeren aan de hand van relevante (abstracte) begrippen. • Determineersleutels toepassen. • Situaties op een ander tijdstip en andere plaats vergelijken. • Herhaald meten om meetfouten te vereffenen. • Herhaald meten om variatie zichtbaar te maken. • Meetinstrument ijken. Experimenteren • Onderzoekbare vragen stellen. • Voorspellingen en hypotheses opstellen. • Werken met hulpmiddelen. • Vergelijkend onderzoek doen met één variabele. • Onderzoek doen met geleidelijke veranderingen van een variabele. • Werken met modellen. • Experiment ontwerpen als toets voor een eigen verklaring, voorspelling of hypothese. Verwerken en concluderen • Gegevens verwerken in lijngrafieken met een x- en y-as. • Verbanden leggen tussen waargenomen verschijnselen. • Conclusies trekken uit een grafiek.
B Vaardigheden ontwerpend leren Ontwerpen • Een probleem verkennen. • Problemen verhelderen. • Eisen voor een oplossing formuleren. • Een oplossing voor een probleem schematisch uitwerken. • Een behoefte naar een oplossing vertalen. • Samenhang tussen onderdelen aangeven. Maken • Oplossingen uitvoeren volgens een schema. • Constructies en verbindingen toepassen. • Geschikt gereedschap of materiaal kiezen en gebruiken. • Het maakproces verwoorden. • Zelf tussenstappen bedenken. • Zelf een werkschema opstellen. • Een werkschema uitvoeren. • Een eenvoudig productieproces begrijpen. • Een model bouwen om de werking te begrijpen. Gebruiken • Relaties leggen tussen oplossing en gestelde eisen (vorm versus functie). • Controleren of een product aan gestelde eisen voldoet. • Oplossingen van anderen beoordelen. • Verbeteringen voorstellen.
2
3HL7.indb 2
23-05-11 14:39
Reflecteren op toegepaste technische principes. De bediening van apparaten uitleggen. Voor- en nadelen van producten aangeven. Tussenstappen beargumenteren. Eenvoudige overbrengingsprincipes toepassen. Besturingssystemen toepassen.
Werkboek: verwerken en doen
Groep 1/2
In het werkboek staan per les twee pagina’s. Op de eerste pagina daarvan verwerken en oefenen de kinderen de leerstof en de sleutelbegrippen. De laatste opdracht op deze pagina is een eenvoudige doe-opdracht die de kinderen meestal zonder voorbereiding kunnen uitvoeren. Op de tweede pagina staat een grotere doeopdracht. We adviseren om hiervoor een aparte les te reserveren, omdat deze opdracht wat meer tijd kost. Deze grotere opdrachten zijn vrijwel allemaal zo opgezet, dat een kind ze ook gemakkelijk thuis kan doen. Ook kunt u ze onderdeel van de weektaak maken. Achter in de werkboeken staat bovendien van elke les een samenvatting gevolgd door een oefening voor de sleutelbegrippen uit de les.
Platenboek Activiteitenmap
Antwoordenboek
Deze vaardigheden zijn ontleend aan het VTB-project ‘Onderzoekend en ontwerpend leren’ van Marja van Graft en Pierre Kemmers (SLO, 2007).
2 Materialen Het materiaal van Leefwereld bestaat uit:
Groep 3 en 4 Leerlingenboek Werkboek Handleiding
Groep 5 tot en met 8 Leerlingenboek Werkboek Antwoordenboek Handleiding Digibordsoftware
Toelichting bij de materialen voor groep 5 t/m 8 Leerlingenboek: kijken en lezen De leerlingenboeken voor groep 5 tot met 8 bevatten elk twintig lessen met aansprekende afbeeldingen en korte, duidelijke teksten. Deze teksten zijn zakelijk-informatief, alleen de introductie is meestal verhalend. Elke les begint met twee pagina’s met daarop één grote en twee of drie kleinere afbeeldingen. De introductietekst plaatst de leerstof en de afbeeldingen in een context. Enkele vragen dwingen de kinderen om de afbeeldingen goed te bekijken en leiden naar de hoofdvraag of probleemstelling van de les. Verder worden op deze pagina’s de lesdoelen en de sleutelbegrippen genoemd. Op de volgende twee pagina’s staat de eigenlijke lesstof. Achter in het boek staan de sleutelbegrippen per les met een korte omschrijving. Alle leesteksten in het leerlingenboek zijn op hun leesbaarheid gecontroleerd met de CLIB-leesindex van Cito. Voor groep 7 ligt de waarde tussen 49 en 61.
Bij het werkboek hoort een antwoordenboek waarmee de kinderen zelf hun werk kunnen controleren. Dit maakt Leefwereld bij uitstek geschikt voor het zelfstandige verwerken van de leerstof. In het antwoordenboek staan de antwoorden bij de opdrachten of suggesties daarvoor. In de digitale versie van het antwoordenboek staan ook instructiefilmpjes en animaties.
Handleiding De handleiding bestaat uit: • een algemene inleiding • lesbeschrijvingen met achtergrondinformatie; • kopieerbladen voor: - Lastige woorden per les - Toetsen (toets na elke vierde les) - Antwoorden bij de toetsen • een materialenlijst
Digibordsoftware U kunt Leefwereld prima gebruiken zonder de digibordsoftware, maar dan mist u wel een aantal extra’s. Bij een les op het digibord staan de pagina’s uit het leerlingenboek en werkboek, met links naar filmpjes en animaties. De animaties en filmpjes bij het leerlingenboek kunt u gebruiken bij de introductie van de les, als oriëntatie op de leerstof en als extra uitleg en verdieping. Ook kunt u ze gebruiken als vervanging van een proef. Hebt u bijvoorbeeld een keer geen tijd of materiaal voor een bepaalde proef of demonstratie, dan laat u eenvoudig een filmpje daarvan zien. Bij het werkboek en het antwoordenboek zijn de animaties, oefeningen en filmpjes een extra ondersteuning bij het verwerken van de lesstof en de doe-opdrachten. Met name voor taalzwakke kinderen zijn de instructiefilmpjes een handig hulpmiddel.
Leefwereld 7 © Noordhoff Uitgevers bv
• • • • • •
3
3HL7.indb 3
23-05-11 14:39
De leerlijnen in Leefwereld Legenda
■ ■ ■
leerjaar 3 leerjaar 4 leerjaar 5
■ ■ ■
leerjaar 6 leerjaar 7 leerjaar 8
Natuur Indeling en eigenschappen Het menselijk lichaam 4 - Les 6
5 - Les 8
5 - Les 11
5 - Les 12
7 - Les 9
8 - Les 17
Huid
Griep
Gebit
6 - Les 13 Proeven, ruiken, voelen
7 - Les 11
Zintuigen
Bloedsomloop
Longen
Zien en horen
3 - Les 1
3 - Les 3
3 - Les 4
4 - Les 1
5 - Les 3
5 - Les 4
6 - Les 2
6 - Les 11
7 - Les 8
8 - Les 13
Bij, hommel, wesp
Slakken
Knaagdieren
Huisdieren
Bodemdiertjes
Spinnen
Insecten
Gewervelde dieren
Bacteriën en virussen
Dierentaal
3 - Les 2
4 - Les 2
5 - Les 1
5 - Les 13
6 - Les 5
8 - Les 14
Een vrucht van de boom
Paddenstoelen
Graan
Knollen en bollen
Zwammen
Planten maken voedsel
Dieren
Planten
Stofwisseling en kringloop 6 - Les 8
7 - Les 3
7 - Les 4
7 - Les 5
7 - Les 10
8 - Les 3
8 - Les 20
Spieren en botten
Hoe leven planten?
Voedselketens
De kringloop van het bos
Spijsvertering
Zorg goed voor je lichaam
Verslaving
Voortplanting en ontwikkeling 3 - Les 9
4 - Les 5
4 - Les 11
4 - Les 12
5 - Les 14
5 - Les 17
6 - Les 4
7- Les 4
7 - Les 15
8 - Les 18
8 - Les 19
Kuiken, kip en haan
Ik groei
Zaaien
Nestbouwers
Zo groeien bomen
Metamorfose: kikkers
Zaden
Eieren
Zwangerschap
Bloemen en bijen
Puberteit
Leefomgeving 3 - Les 8
3 - Les 10
4 - Les 4
5 - Les 7
6 - Les 6
6 - Les 17
6 - Les 18
6 - Les 20
7 - Les 6
8 - Les 4
8 - Les 8
Schapen in het veld
Eenden bij het water
Veiligheid
Huiden van dieren
Vogeltrek
Bescherming
Biotopen
Leven in de Waddenzee
Overwinteren
Dieren en hun omgeving
Ongelukken
4 - Les 10
5 - Les 15
5 - Les 16
6 - Les 10
7 - Les 17
Zuinig met energie
Zorg voor de natuur
Biologische producten
8 - Les 11
8 - Les 12
Afval
6 - Les 16
7 - Les 16
Opruimen
Milieu 3 - Les 6 Zuinig met water en stroom
Weggooien
Omgaan met water
Duurzaam bouwen
Duurzaam gedrag
4
3HL7.indb 4
23-05-11 14:39
Techniek Overbrengingen, constructies en besturing 3 - Les 7
4 - Les 13
5 - Les 6
5 - Les 19
6 - Les 14
6 - Les 19
7 - Les 7
7 - Les 19
8 - Les 16
Draaien maar
Verbindingen
Stevig gebouwd
Hefbomen
Constructies
Tandwielen
Chips
Katrollen
Hydrauliek en pneumatiek
5 - Les 2
5 - Les 10
7 - Les 20
8 - Les 6
Productie: brood
Papier maken
Verpakkingen
Het productieproces
Producten
Eigenschappen van materialen 3 - Les 13
4 - Les 14
4 - Les 9
5 - Les 9
6 - Les 15
7 - Les 18
8 - Les 7
8 - Les 15
Zeep en zeepbellen
Materialen: een veilige fiets
Glad en stroef
Vloeistoffen
Materialen
Oplossen en mengen
Vezels
Gassen en vloeistoffen
Wetenschap Energie 4 - Les 8
8 - Les 1
Isolatie
Warmte
Licht en kleur 3 - Les 12
6 - Les 7
7 - Les 1
8 - Les 2
Licht en donker
Spiegels
Licht en kleur
Lenzen
Lucht en geluid 3 - Les 14
4 - Les 3
6 - Les 12
7 - Les 12
Zo maak je muziek
Lucht
Geluid
Luchtdruk
6 - Les 9
7 - Les 2
8 - Les 5
Batterijen
Elektriciteit
Spoelen en magneten
3 - Les 5
5 - Les 18
5 - Les 20
6 - Les 1
7 - Les 13
8 - Les 9
Licht of zwaar
Magneten
Drijven en zinken
Veerkracht
Krachten
Vliegtuigen
3 - Les 11
4 - Les 7
5 - Les 5
6 - Les 3
8 - Les 10
Druppels
Vriezen of dooien
Meet het weer
Weerbericht
Het zonnestelsel
Leefwereld 7 © Noordhoff Uitgevers bv
Elektriciteit
Krachten
Het weer
5
3HL7.indb 5
23-05-11 14:39
3 Het programma voor groep 7 Flexibele bouwstenen De leerlijnen van Leefwereld bestaan uit een aantal bouwstenen (zie het overzicht op blz. 4-5). Elke bouwsteen is een onderwerp voor een les en staat op zichzelf. Door deze opbouw kunnen de lessen van Leefwereld flexibel worden gegeven. Daardoor is het mogelijk om een les de ene keer te laten aansluiten bij de actualiteit, terwijl diezelfde les een volgend jaar onderdeel kan zijn van een project. In principe houdt u de volgorde aan die we voorstellen, maar u kunt bijvoorbeeld ook eerst de les over voedselketens geven en later de les over kleur.
Het basisprogramma Het basisprogramma van groep 7 bestaat uit twintig lessen van elk ongeveer 50 minuten. Een les bestaat uit de stof van het leerlingenboek en de opdrachten op de eerste pagina van het werkboek: de verwerking van de lesstof plus een kleine doe-opdracht. De grote opdrachten vragen vaak wat meer tijd. Sommige kunnen binnen de les worden uitgevoerd, andere kunt u als onderdeel van het zelfstandig werken laten doen of eventueel door de kinderen thuis laten maken. Een andere optie is om deze opdrachten te bundelen en na bijvoorbeeld vier lessen te laten uitvoeren, elk door een andere groep. Naast deze lessen zijn er 5 toetslessen. U kunt het standaardprogramma dus in 25 lessen behandelen. Met dit standaardprogramma voldoet u aan de kerndoelen.
Werken met combinatiegroepen Wij adviseren bij het werken in combinatiegroepen om het leerlingenboek van één jaargroep te gebruiken. Bij een combinatie 6-7 gebruikt u dan het ene jaar het boek van groep 6 en het andere jaar dat van groep 7. Komt dit niet goed uit, dan kunt u voor twee andere werkwijzen kiezen. In het eerste geval heeft iedere groep haar eigen boeken en laat u de leerstof zoveel mogelijk zelfstandig verwerken. In het andere geval bespreekt u met de ene groep de stof van het leerlingenboek, terwijl u de andere groep de verwerking en opdrachten van het werkboek laat maken.
Het uitgebreide programma Wilt u meer tijd aan natuur en techniek besteden dan 25 lessen per jaar, dan laat u de kinderen ook de grote doe-opdrachten op school uitvoeren.
Samenvattingen Achter in het werkboek staat van elke les een samenvatting. Deze kunt u als huiswerk laten leren, ter voorbereiding op de toets. Onder elke samenvatting staan de sleutelbegrippen uit de les met hun betekenis. De kinderen moeten deze met elkaar verbinden.
Toetsen Met de toets controleert u in hoeverre de kinderen de leerstof van steeds vier lessen beheersen. U evalueert zowel de kennis als de vaardigheden, al kunnen door hun aard niet alle vaardigheden met een schriftelijke toets worden gemeten. In dat geval zijn uw eigen observaties van belang tijdens het werken aan de doe-opdrachten. Elke toets heeft tien opdrachten. Met de eerste acht opdrachten wordt de kennis per les getoetst; voor elke les twee opdrachten. Opdracht 9 en 10 gaan over de vaardigheden. Normering Wij stellen de volgende normering voor. Voor elk goed antwoord krijgt een kind twee punten. Voor een vraag die gedeeltelijk goed is beantwoord, kan het kind één punt krijgen. Daarna telt u alle punten op en deelt deze door 2. Deze eindscore wordt als volgt gewaardeerd: 8-10 punten: goede beheersing; 6-7 punten: voldoende beheersing; < 6 punten: onvoldoende beheersing. Uiteraard kunt u een andere normering hanteren die meer is aangepast aan uw situatie.
Differentiatie Verdieping en verrijking vinden in de opdrachten zelf plaats. Daar worden tips gegeven om extra onderzoek te doen of om experimenten uit te breiden. Daarmee kunt u kinderen die snel werken of meer uitdaging nodig hebben, extra taken geven. We kiezen er bewust voor om deze kinderen, die vaak al theoretisch zijn ingesteld, geen extra theoretische uitdagingen aan te bieden. Dit gebeurt te vaak, terwijl het juist voor deze kinderen belangrijk is om praktisch bezig te zijn.
4 Taalbeleid Taal is de sleutel tot een succesvolle ontwikkeling van het kind. Taalbeleid heeft alleen zin als het bewust gebeurt en in samenhang met andere leergebieden. Immers, taal is geen doel op zich. Leefwereld biedt kinderen nieuwe onderwerpen en brengt ze daarmee in nieuwe situaties waarin nieuwe eisen worden gesteld aan de verwerking en vaardigheden. Daardoor worden de kinderen
6
3HL7.indb 6
23-05-11 14:39
Motivatie Het belangrijkste punt bij taalverwerving is misschien wel de motivatie. Kinderen die gemotiveerd zijn, staan open voor nieuwe kennis. Een leerlingenboek is op zich een dood ding. Het is de leerkracht die ervoor zorgt dat kinderen tijdens de les gemotiveerd zijn en blijven. Leefwereld draagt hieraan bij door boeiende, leuke en interessante leerstof aan te bieden die dicht bij de kinderen staat en ze uitdaagt met nieuwe begrippen, kennis en betekenisvolle activiteiten, passend bij het niveau van de kinderen. Motivatie moet worden onderhouden. De leerkracht kan dit doen door de leerlingen positief aan te moedigen en complimenten te geven. Ook blijven kinderen betrokken bij de les als de leerkracht de doelen daarvan helder formuleert. Leefwereld noemt deze daarom expliciet in het leerlingenboek. Motivatie ontlenen kinderen ook aan het met elkaar mogen samenwerken en aan verantwoordelijkheid krijgen voor de uitvoering van taken. Kinderen moeten bij Leefwereld experimenteren. Voor de motivatie is het belangrijk dat ze daarbij het vertrouwen hebben dat ze fouten mogen maken.
Zinvolle context Taalverwerving moet plaatsvinden in een betekenisvolle en zinvolle context. Een kind moet een begrip kunnen verankeren in reeds aanwezige kennis. In Leefwereld gebeurt dat doordat leerlijnen voortbouwen op eerder opgedane kennis van de kinderen. Leerstof vormt een abstractie van de werkelijkheid. Als leerstof wordt vertaald naar concrete ervaringen van de kinderen, zal die betekenis- en inhoudsvol worden en tot meer inzicht leiden. Het is de taak van de leerkracht om daarvoor aan te sluiten bij ervaringen en voorkennis van de kinderen. Als woorden geen verband hebben met de alledaagse realiteit, worden ze inhoudsloos en leiden ze niet tot een beter inzicht. Naarmate kinderen ouder worden, moeten ze zich een voorstelling kunnen maken van iets wat ze nog nooit hebben gezien of ervaren, zoals een satelliet of een savanne. Taal wordt dan steeds meer de
sleutel tot de werkelijkheid, terwijl voor jonge kinderen de werkelijkheid de sleutel is tot taal. Leefwereld biedt hiervoor handvatten door veel concrete voorbeelden te geven en veel foto’s en tekeningen, maar het is zinvol om waar nodig ook eigen voorbeelden toe te voegen en ook om het geleerde weer toe te passen op nieuwe voorbeelden.
Interactie Kinderen verwerven taal door interacties met anderen. In een onderwijssituatie gebeurt dat met de leerkracht en tijdens het groepswerk met klasgenoten, door te overleggen, brainstormen, verslag uit te brengen of uit te leggen. Ook hiervoor biedt Leefwereld veel mogelijkheden. De instructies bij de opdrachten zijn duidelijk en worden ondersteund door illustraties. Maar bij het samen uitvoeren van de opdrachten moeten de kinderen met elkaar informatie uitwisselen, samen experimenteren en elkaar ondersteunen. Van al deze interacties leren de kinderen taal, zeker als de groepjes heterogeen zijn samengesteld.
Ondersteuning Taalonderwijs is iets anders dan taalactiviteiten tijdens een natuur- of techniekles. Toch gebruik je er dezelfde strategieën. Je helpt een kind iets onder woorden brengen, je evalueert een opdracht of je stimuleert de kinderen om goed na te denken. Daarbij is het belangrijk dat de leerkracht zich ervan bewust is welke woorden en begrippen lastig of moeilijk kunnen zijn voor kinderen. Want ook al biedt Leefwereld teksten aan op het juiste niveau, het kan niet meer zijn dan een gemiddeld niveau. Voor het ondersteunen van kinderen zijn allerlei strategieën bedacht. Zo ondersteun je een kind door hardop mee te denken, bijkomende vragen te stellen, complimenten te geven, terug te verwijzen naar een eerdere les, een voorbeeld te geven of kleine denkstappen te structureren. Hierbij speelt ook pre-teaching een rol. De leerkracht heeft bij Leefwereld de mogelijkheid om vooraf met kinderen met een taalachterstand de lastige woorden van de les door te nemen en samen de kopjes van de lesteksten te lezen. Zo krijgen ze al een beeld van het onderwerp van de les.
Leefwereld 7 © Noordhoff Uitgevers bv
uitgedaagd om zich nieuwe woorden en begrippen eigen te maken. Kortom Leefwereld levert door haar aard een belangrijke bijdrage aan het taalbeleid op uw school. Leefwereld is zo opgebouwd dat er op gevarieerde wijze taalverwerving plaatsvindt. Of die effectief is, hangt voor een groot deel af van hoe u als leerkracht daarmee omgaat. Elke school heeft haar eigen taalbeleid. Hieronder vindt u enkele aandachtspunten bij het inpassen van Leefwereld en een schoolspecifiek plan.
Woordenlijsten Voor kinderen met een taalachterstand vindt u bij elke les een lijst met lastige woorden als kopieerblad in deze handleiding. Deze woordenlijst kunt u of een klassenassistent voor de les met het kind doornemen. De uitleg van de woorden zijn zoveel mogelijk ook met tekeningen verduidelijkt.
7
3HL7.indb 7
23-05-11 14:39
Motivatie en context: verken het onderwerp met de kinderen. Wat weten ze al over kleuren?
Op deze pagina’s ziet u hoe u op welke momenten in een les van Leefwereld aan het taalbeleid vorm kunt geven.
Laat kinderen beschrijven wat ze zien. Wat valt ze op? Wat vinden ze vreemd? Waar willen ze iets van weten? Afbeeldingen bieden veel mogelijkheden voor taalverwerving.
b
1
Een gekleurde wereld
Heb je wel eens een oude zwart-witfoto bekeken? Of een film in zwart-wit? Daarop ziet de wereld er erg saai uit. Kleuren spelen een belangrijke rol in je leven. Je kiest kleren met kleuren die jij mooi vindt. Je speelt in de kleuren van jouw club. Een bruine appel? Je laat hem liggen. Zonder kleur zou jouw wereld er heel anders uitzien.
a
1
Regenboog
4
8
3HL7.indb 8
23-05-11 14:39
Lees de begrippen hardop. Welke begrippen kennen de kinderen? Wat denken ze dat een begrip betekent? Ga de begrippen niet uitleggen!
Roep voorkennis op en vraag kinderen naar hun eigen ervaring. Voeg zelf vragen toe. Maak een woordspin rond het woord ‘kleuren’.
Wat zie je? • • • • •
Wat is jouw lievelingskleur? Welke kleuren gebruikt de schilder? Welke kleuren heeft de regenboog? Waar trekken kleuren de aandacht? Waar zie je zachte en waar harde kleuren?
Dit ga je leren Je ontdekt wat kleuren zijn en hoe door mengen nieuwe kleuren ontstaan. Je leert ook wat de kleuren van de regenboog zijn en hoe je met een prisma een regenboog kunt maken.
c
Neonreclame
Leefwereld 7 © Noordhoff Uitgevers bv
Begrippen prisma regenboog spectrum terugkaatsen hoofdkleuren
5
Heldere lesdoelen scheppen verwachtingen en bakenen de leerstof af.
9
3HL7.indb 9
23-05-11 14:39
Bekijk samen alle kopjes. Oriënteer het kind voor het lezen op de tekst. Voorspellend lezen: waar denk je dat deze tekst over gaat?
Vat tussentijds de leerstof samen.
Blauw, wit of zwart?
De kleuren van de regenboog Zonlicht lijkt wit, maar is het niet. Het bestaat uit allerlei kleuren. Dat zie je wanneer zonlicht door een prisma gaat. Een prisma is een driehoekig stuk glas. Daarin veranderen de kleuren van het licht van richting. Maar de ene kleur verandert meer van richting dan de andere kleur. Het witte licht wordt in kleuren gesplitst. Ze komen als de kleuren van de regenboog het prisma uit. Bij een regenboog werken regendruppels als een prisma. In elke druppel wordt het zonlicht in kleuren gesplitst. Samen vormen al die regendruppels een regenboog. De kleuren die in zonlicht zitten, heten samen het spectrum. Zonlicht wordt in een prisma gesplitst in de kleuren van het spectrum.
Om kleuren te zien, heb je licht nodig. Toch heeft elk voorwerp waarop licht valt een andere kleur. Dat komt omdat elk voorwerp een andere kleur uit het licht terugkaatst. Dat is de kleur die je ziet. Bladeren zijn groen, omdat ze al het zonlicht opvangen en alleen het groene licht terugkaatsen. Een tomaat kaatst alleen rood licht terug. IJs is wit, omdat het alle licht terugkaatst. En een zwarte broek? Die kaatst helemaal geen licht terug.
3 Waar wordt één kleur teruggekaatst? En waar geen enkele kleur?
Kleuren mengen In de natuur komen miljoenen verschillende kleuren voor. Maar al die kleuren zijn niet in verftubes te koop. Een schilder gebruikt maar een paar tubes met kleuren. Hij gebruikt vooral rood, geel en blauw. Door deze met elkaar te mengen, kan hij alle kleuren maken die hij nodig heeft. Met blauw en geel maakt hij groen. Rood en geel worden oranje. Rood, geel en blauw worden hoofdkleuren genoemd.
4 2 6
Begrijpen de kinderen de tekst? Laat een kind de tekst samenvatten.
Met de drie hoofdkleuren rood, geel en blauw kun je alle andere kleuren maken.
Nieuwe begrippen worden verbonden met een concreet voorbeeld. Nieuwe begrippen worden zo gevisualiseerd en ook herhaald.
10
3HL7.indb 10
23-05-11 14:39
Leg de relatie met voorbeelden uit de eigen omgeving, blijf concreet: bekijk bijvoorbeeld een krantenfoto. Vraag door en breid uit.
Onderscheid hoofdzaken van bijzaken. Verbind de tekst meteen met de afbeelding ernaast.
WB 4-5
Gekleurde puntjes Kunstschilders ontdekten rond 1860 dat je kleuren ook kunt mengen door gekleurde stipjes naast elkaar te zetten. Van enige afstand kunnen je ogen die gekleurde stipjes niet afzonderlijk onderscheiden. Je ziet bijvoorbeeld gele en blauwe stipjes dan als groen. Datzelfde gebeurt ook bij kleurenfoto’s in een boek of tijdschrift. Als je door een vergrootglas naar de foto’s in dit boek kijkt, zie je heel veel puntjes met de kleuren rood, geel en blauw. Door die verschillende kleurenpuntjes vlak naast elkaar te drukken, ‘mengen’ je ogen de kleuren. Gele puntjes naast rode puntjes zie je als oranje. Gele puntjes naast blauwe puntjes zie je als groen.
5 Een gedrukte foto bestaat uit duizenden gekleurde puntjes van maar drie kleuren.
Duizenden puntjes
6 De gele rechthoek op de monitor ontstaat doordat rood en groen oplichten. Blauw is uitgeschakeld.
Leefwereld 7 © Noordhoff Uitgevers bv
Ook bij een beeldscherm van een televisie of een computer mengen je ogen de kleuren. Kijk maar eens door een vergrootglas naar een beeldscherm. Je ziet dan dat het uit heel veel piepkleine gekleurde puntjes is opgebouwd. Er zijn maar drie kleuren: groene, blauwe en rode puntjes. Met deze drie kleuren worden alle kleuren die jij op een beeldscherm ziet, gemaakt. De vlakjes kunnen meer en minder oplichten. Als er veel rode vlakjes oplichten, zie je rood. Als er tegelijkertijd rode en groene vlakjes oplichten, zien je ogen dat stukje beeldscherm als geel. 7
Evalueer de les. Wat heb je geleerd? Bereid de kinderen voor op de opdrachten in het werkboek.
11
3HL7.indb 11
23-05-11 14:39