Zaaknr. : 10.ZK42907 Kenmerk : 10IT14778 Barcode :
10IT14778
Agenda voor opiniërend en besluitvormend algemeen bestuur op respectievelijk 19 januari en 16 februari 2011 Aanvang
:
19.30 uur
Plaats
:
Complex Bouvigne, kapel
Voorzitter :
J. Vos
PortefeuilleOnderwerp houder 1.
Opening
Opmerkingen Mondeling
Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
Notulen* en besluitenlijst
2.
Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergaderingen van het algemeen bestuur van 8 december 2010. Besluit: het algemeen bestuur stelt de notulen van 8 december 2010 en de besluitenlijst vast.
10IT014861, 10IT014714, 10IT014865 en 10IT014705
Nota’s ter besluitvorming
3. 3.a.
Vos, J.
10IT012790 Aanpassing Gemeenschappelijke Regeling Aquon Zeven waterschappen hebben besloten om te komen tot één laboratoriumorganisatie: gemeenschappelijke Regeling AQUON 2009. Waterschap Rivierenland en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden willen nu ook toetreden tot deze regeling. Hiervoor is instemming vereist van de besturen van de huidige deelnemers. Tevens moet hiervoor de GR AQUON 2009 worden gewijzigd. Het AB moet zowel voor de toetreding als de wijziging toestemming geven aan het DB. Besluit: het algemeen bestuur geeft toestemming aan het dagelijks bestuur voor: 1. de toetreding van waterschap Rivierenland en hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden tot de Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2009; 2. het wijzigen van de GR AQUON 2009 in GR AQUON 2011 in verband met deze toetreding; 3. het opheffen van de GR Delta Waterlab uiterlijk op 31 december 2011.
3.b.
Vos, J.
Protocol Zuidwestelijke Delta 10IT013139 Het ontwerp-Protocol Zuidwestelijke Delta geeft de afspraken weer tussen rijk en regio over uitvoering van het uitvoeringsprogramma als geheel, de voorbereiding van besluitvorming over het Volkerak-Zoommeer en de alternatieve zoetwatervoorziening, opdrachtverlening aan de programmaorganisatie in de zuidwestelijke delta en uitvoering van quick wins (dit zijn op korte termijn uitvoerbare projecten met maatschappelijke meerwaarde die bijdragen aan doelen van het uitvoeringsprogramma). Het algemeen bestuur wordt
PortefeuilleOnderwerp houder
Opmerkingen
geadviseerd in te stemmen met ondertekening van het protocol, nadat hierover overeenstemming is bereikt met het rijk. Besluit: Het AB stemt in met de ambities (lees: opgaven en prioriteiten) en afspraken van het ontwerp-protocol Zuidwestelijke Delta en geeft het DB toestemming om het protocol te ondertekenen, nadat hierover overeenstemming is bereikt met het rijk.
3.c.
Schots, Th.
Aanvraag uitvoeringskrediet project 771, 5e influent-rooster rwzi 10IT012742 Bath Op de rwzi Bath staat een roostervuilverwijderingsinstallatie die de grove delen uit het afvalwater verwijdert. Sinds 2001 zijn er vier stuks stappenroosters opgesteld, die tezamen de maximale regenwateraanvoer moeten kunnen verwerken. Er is geen reservestelling. In de praktijk blijkt dat de verwerkingscapaciteit van de vier roosters nauwelijks voldoende is en de roosters met name door het slechte onderdekse milieu veel onderhoud behoeven. Daardoor worden de vier bestaande roosters regelmatig gebypassed waardoor ongeroosterd influent in de zuivering komt. Door plaatsing van een 5e rooster in de beschikbare vrije 5e goot wordt aan deze situatie een eind gemaakt. Besluit: het algemeen bestuur stemt in met de realisatie van project 771, plaatsing 5e influentrooster op de rwzi Bath en stelt daartoe een uitvoeringskrediet beschikbaar van € 300.000,-
10IT013153 Aanvraag uitvoeringskrediet ten behoeve van inrichtingsplan Weerijs-Zuid Het inrichtingsplan Weerijs-Zuid en de bijbehorende nota van zienswijzen zijn op 12 oktober 2010 door Gedeputeerden Staten (GS) vastgesteld. Het plan is opgesteld volgens de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg); de provincie (GS) is in dat verband het bevoegde gezag. De Bestuurscommissie WeerijsZuid (BC) heeft –in opdracht van GS- het plan gemaakt. Het plangebied heeft betrekking op het buitengebied rondom Rijsbergen, gemeente Zundert. In de BC zijn diverse maatschappelijke organisaties en regionale overheden bestuurlijk vertegenwoordigd, waaronder het waterschap. Het betreft een integraal plan, dat invulling geeft aan de reconstructiedoelstellingen voor het plangebied. Concreet betreft het doelen op het gebied van water en bodem, natuur, landschap en cultuurhistorie en op het gebied van de agrarische bedrijvigheid. Specifiek voor water gaat het over doelrealisaties op het gebied van Ecologische Verbindingszones, waterberging, verdrogingsbestrijding en beekherstel. De totale uitvoering van het inrichtingsplan is begroot op ruim € 25 miljoen. Voor het waterschap is de totale bruto investering geraamd op € 10 miljoen, hiervan heeft het AB in juli 2009 € 1 miljoen beschikbaar gesteld. Het AB wordt nu gevraagd om het resterende investeringsbedrag (€ 9 miljoen) beschikbaar te stellen voor de uitvoering van het plan, specifiek voor de realisatie van de waterdoelen. Het betreft een bruto investeringsbedrag; de netto-bijdrage wordt geraamd op € 7,2 miljoen. Besluit: het algemeen bestuur neemt kennis van het vastgestelde inrichtingsplan Weerijs-Zuid, specifiek van de waterdoelen die met dit plan beoogd worden en stelt een krediet van € 9 miljoen beschikbaar voor de uivoering van deze waterdoelen. * Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf 3.d.
Dielissen, A.
-2-
PortefeuilleOnderwerp houder
Opmerkingen
4.
Mededelingen (te behandelen op 16 februari 2011)
4.a.
Planstudie waterberging Volkerak-Zoommeer
10IT012704
4.b.
Herschikking portefeuilles en vertegenwoordiging externe gremia
10IT015072
4.c.
Inzicht in kosten technische maatregelen peilbesluiten
Nazending
Besluit: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. 5.
Ingekomen stukken (te behandelen op 16 februari 2011)
5.a.
Brief fractie Algemene Waterschapspartij ‘Aanwezigheid ambtenaren bij de vergadering van het algemeen bestuur’ en antwoord DB.
10IN029494 en 10UT012393
5.b.
Schriftelijke vragen fractie Water Natuurlijk aan dagelijks bestuur over waterbergingscapaciteit Markdal en Mark en uitstelbrief dijkgraaf
10IT014230 en 10UT013842
5.c.
Brief Partij voor De Dieren ‘Vragen met betrekking tot riooloverstorten’ en antwoord DB
10IN028949 en 10UT013740
Besluit: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan. 6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’
7.
Rondvraag
8.
Sluiting
Breda, 30 december 2010
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf -3-
Zaaknr. : 10.zk36924 Kenmerk : 10IT014861 Barcode :
*10IT014861*
Vergadering algemeen bestuur op 19 januari 2011 agendapunt 2 Verslag van de vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta d.d. 8 december 2010 om 19.30 uur te Breda, Kapel, Bouvigne. Aanwezig: De voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, P.A. Aertssen, P.H.M van den Berg, W.J.H. de Boer, R. Boertjes, R.J.M. van den Broek, C.A.A. Coppens, J.H.C. Dielissen, C.B.M.E. Franssen, M.P. Hage, J.J.M. van der Heijden, H.B. Hieltjes, E.J.M. de Jong-Stabel, L.H. van der Kallen, J.J. Kocx, F.C.J. van Noord, H.J.M. Poppelaars, A. Pijnenburg, J.A.J.P. van Riet, Th.J.J.M. Schots, C.G. Schreuders, J.A.M. Slenders, W. Spierings, A.J.C. Vanlaerhoven, A.S. Verdaasdonk, B. van der Veer, L.C.A. Withagen, A.A.F.M. Wijnen Afwezig met kennisgeving: F. Jackson, A.G.J. Haagh De secretaris-directeur: H.T.C. van Stokkom Notulist: H. Mutsaerts van Het Notuleercentrum 1.
Opening
De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom op deze vergadering van het AB. Het is redelijk druk op de tribune, ik zou toch iedereen willen vragen om aandacht te hebben voor de spreker die op dat moment aan het woord is, want als wij daar doorheen gaan praten dan wordt dat moeilijker verstaanbaar. Dus daarvoor zou ik op u allen een beroep willen doen. Wij hebben geprobeerd om vragen die bij de opiniërende vergadering zijn gesteld en de toezeggingen die toen gedaan zijn, bij het betreffende agendapunt te plaatsen. Ik verzoek u daar dan op in te gaan en bijvoorbeeld niet meer bij de mededelingen dat alsnog te gaan doen. Wij hopen dat wij met deze toelichtingen de agenda vanavond kunnen afwerken. Daarbij zullen wij elkaar denk ik een beetje nodig hebben. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Jackson en Haagh. Spreekrecht: Als insprekers hebben zich aangemeld mevrouw Dros, de heer Braspenning, de heer J. van Riet en de heer Bruis. De heer Van Riet: Een punt van orde. Een vraag die ook bij eerdere insprekers opkwam is of wij gebruik kunnen maken van het recht om toelichtende vragen te stellen aan de insprekers. De voorzitter: Wij hebben in het fractievoorzittersoverleg afgesproken dat er ruimte is voor een enkele toelichtende vraag. Zodra u een statement gaat maken, dan zal ik proberen dat af te houden. Ik stel voor dat wij geen tien vragen per inspreker gaan stellen, want dan lopen wij in tijd teveel uit. Een enkele toelichtende vraag is mogelijk. Mevrouw Dros: Goedenavond, dames en heren, fijn dat ik hier vooruitlopend op een agendapunt van uw vergadering iets kan zeggen. Ik ga het gewoon even oplezen. Ik heb het vanochtend geschreven, dus ik kan het nog niet helemaal declameren. Ik ben Tineke Dros en ik spreek namens de buurt het Ginneken, het Ruitersbos en de Wieberg. Het onderwerp is het parkeren van de auto’s van medewerkers van het waterschap in het Mastbos. De meesten van u komen niet uit Breda heb ik begrepen. Ik kan mij voorstellen dat u denkt, waar maken die mensen zich druk over? Dat vraagt enige uitleg. Toen wij een paar jaar geleden hoorden over de bouwplannen van het waterschap bleek dat alle plannen al zo dichtgetimmerd waren dat wij als bewoners van dit gebied niets meer konden doen om iets aan de plannen te veranderen. Over de kloof tussen overheid en burgers gesproken, maar dit terzijde. Het gebouw staat er. Nadat het in gebruik genomen werd bleek wat wij eigenlijk al wisten, namelijk dat er onvoldoende parkeerruimte was. Er zijn ongeveer driehonderd veertig (340) medewerkers. Daar zijn voor het gebouw honderd achttien (118) plaatsen voor
gemaakt, op het parkeerterrein van het nabijgelegen restaurant zijn er zeventig (70) plaatsen, samen honderd achtentachtig (188). Men heeft behoefte aan tweehonderd vijftig (250) plaatsen, dat zijn er plusminus zestig (60) tekort en deze auto’s komen terecht in het nabijgelegen Mastbos. Als het slecht weer is, dan zijn het er zelfs meer. Over het Mastbos dat vele van u misschien niet zo goed kennen, even het volgende. Het bos is in 1550 aangelegd door de Heren van Breda voor hun eigen vermaak, maar ook al snel in gebruik door en geliefd bij de Bredase bevolking. Het is een bos met een hele geschiedenis. Ik overdrijf niet als ik zeg dat het Mastbos de trots is van de Bredase bevolking. Het valt nu onder het beheer van Staatsbosbeheer en is als zodanig vrij toegankelijk als een soort openbare ruimte. Een openbare ruimte is er van en voor ons allemaal, niet alleen voor het waterschap. Zoveel auto’s in dit bos die er de hele dag staan, staan te staan op een plek waar Staatsbosbeheer een aantal jaren geleden een speelweide annex speelbos voor de kinderen heeft aangelegd. De twee weken voorafgaand aan de herfstvakantie komen zoals gewoonlijk schoonklassen naar het bos om van de herfst te genieten, om te kijken naar paddestoelen en eikels en beukennootjes te verzamelen. Dit jaar moesten ze maar zien waar zij hun auto’s kwijtraakten. Zelfs het mobiele ijscokarretje van de IJsbeer was zijn vaste stek kwijt. Wat gebeurt er deze winter als de ijsbaan opengaat? Die is trouwens al open gegaan. IJsvermaak waar iedereen al jaren lid van is, het is een begrip in de buurt. Waar moeten de ouders en de grootouders naar toe met hun auto’s? Ik begrijp dat er dingen veranderen in iedere wijk in Breda en ook elders, maar dat het kantoor van het waterschap, ook ons waterschap, zich zo rigoureus een gebied toeeigent dat tot voor kort werd gevoeld als ons gebied, is voor ons niet te begrijpen. Tussen de stukken van deze vergadering bevindt zich mijn brief van 30 september jl. U vindt er ook het antwoord dat ik van het waterschap ontving. Kort samengevat is het antwoord ten eerste dat er gewerkt wordt aan een mobiliteitsplan. Dat is mooi. Ik denk dan, u bent hier niet van de ene op de andere dag terechtgekomen, daar zijn jaren van planning aan vooraf gegaan en het resultaat van het gebouw toont aan dat er heel goed is nagedacht over elke vierkante centimeter. Vreemd dat er toen niet is nagedacht over parkeerproblemen. Ten tweede wordt mij aangeraden om niet meer te tellen hoeveel auto’s er in het bos staan en de zaak met rust te laten. Er zal altijd in het bos geparkeerd moeten worden en daar moeten wij ons maar bij neerleggen. Tijdens het tellen – ik ben elke ochtend in het bos met mijn hond zoals zoveel mensen uit de buurt - sprak ik met enige regelmaat mensen van het waterschap aan en ook zij hebben er moeite mee hun auto in het bos te zetten, maar zij weten ook niet waar zij anders met hun auto heen moeten. U zult uit mijn betoog begrijpen dat ik dit probleem niet meet rust kan laten, maar wat dan wel? U belooft in uw brief een evaluatie over een of twee jaar, maar een jaar lijkt mij ruim voldoende. Ik zou graag bij die evaluatie betrokken worden en ik hoop echt dat er een oplossing gevonden gaat worden. Ik dank u voor uw aandacht en wens u een vruchtbare vergadering toe. De heer Van Riet: Ik heb een vraag aan mevrouw Dros. Wij hebben in het waterschap afgesproken dat ook al zijn de mensen het niet eens met onze besluiten, en zeker rondom het nieuwe waterschapskantoor, die tegenstanders met respect zouden behandelen zoals wij trouwens altijd met burgers om moeten gaan. In dat kader zou ik graag willen horen hoe de antwoordbrief bij u overgekomen is. Mevrouw Dros: De antwoordbrief is typisch zoiets. Ik kan niet ambtelijk denken, dus dat valt buiten mijn begripsvermogen mag ik haast wel zeggen. Er staan zoveel dingen in die eigenlijk zo terzijde zijn. Er staat onder andere in dat in het weekend de poort opengaat voor de mensen in het Mastbos. Ten eerste is die poort niet open, die is gewoon dicht, maar dat is het probleem niet en dat is appels met peren vergelijken. Het gaat mij over de auto’s die er in de week staan en niet over de auto’s die er in het weekend staan. Verder vond ik het een beetje kleinerend. Ik heb een beetje het gevoel, je moet niet zeuren. Ik heb niet het gevoel dat wij met zijn allen lopen te zeuren. Het Mastbos is er voor iedereen, voor de duizenden mensen die daar lopen en zich daar vermaken en die niet altijd zin hebben om tussen een muur van auto’s door te rijden voordat zij het bos inrijden. Dat is eigenlijk mijn antwoord. De heer Buis: Ik ben Jan Buis uit Oudenbosch. Ik heb een perceel landbouwgrond in de Hoevense Beemden en daar staat ook een stuw bij. Ik heb wel eens aangevraagd om die stuw te verplaatsen, dat komt voor mijn perceel heel goed uit, want ?? [onverstaanbaar 0.10.25] zit dan in de zomer te ver om het water. Als de stuw verplaatst dan liggen ze boven water. Dat is het vak ME6 van de Hoevense Beemd. De heer Braspenning: Voorzitter, leden van het AB. Dank u wel voor de spreektijd. Peilbesluit Halderberge. Een bijzonder gebied zoals u memoreerde, met grote hoogteverschillen, veel peilvakken. Reeds tientallen jaren knelpunten in de waterhuishouding van de Brabantse Delta. Ik heb mij ingezet bij de IGA, in de klankbordgroepen voor het peilbesluit van toen nog Hoevense Beemden 2006 en nu peilbesluit Halderberge 2010. Wij vragen ons in ons gebied af hoe u vanavond een peilbesluit kunt vaststellen als al vele jaren de knelpunten niet zijn opgelost. Moeten wij eerst dood gaan en dan pas de dokter bellen? Hoe kunt u een peilbesluit vaststellen als bij een etmaal neerslag van maar vijftien millimeter (15 mm) je het peil niet kunt handhaven? Een prachtig nieuw gemaal, maar het water kan er niet komen. Hoe kunt u vanavond een peilbesluit vaststellen als de deskundigen zeggen dat de waternoodsystematiek eigenlijk niet geschikt is voor dat gebied. En dan nog gebieden die nooit in het peilbesluit gezeten hebben, zoals de Wielen of andere
-2-
gebieden, houd die er buiten. Waterschap, leden van het AB, ik vraag u vanavond om maatwerk te leveren en ons een hoop juridische procedures te besparen, want wij boeren uit het gebied, betalen er toch voor. De heer Vanlaerhoven: Wie zijn de deskundigen in uw geval? De heer Braspenning: Dat haal ik uit het ontwerp-peilbesluit zoals vastgesteld door Royal Haskoning. De heer Van Riet: Goedenavond, ik ben Jos van Riet en spreek namens de ZLTO Halderberge. Ik zou graag een paar kanttekeningen willen zetten bij het nieuwe peilbesluit. Wij zijn verschillende keren in overleg geweest met het waterschap naar aanleiding van wateroverlast knelpunten onder andere in 2002. Toen is ons als ZLTO verzocht om de knelpunten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Wij zijn druk aan het werk om die knelpunten op te lossen. Bij een aantal knelpunten zijn wij mijns inziens goed op weg, maar structureel zitten wij met een aantal knelpunten. Ons is altijd verteld dat zolang die knelpunten niet opgelost zijn, proberen wij met name met het peilbeheer zo flexibel mogelijk om te gaan en eventueel van de marges af te wijken die mogelijk zijn. Ik wil vragen of het mogelijk is om in het peilbesluit ook iets over het flexibel peilbeheer in te vernemen, zolang de knelpunten die er bij ons en het waterschap liggen, niet opgelost zijn. Er is wat miscommunicatie bij onze leden vanwege de tenaamstelling. Er staat het peilenplan Hoevense Beemden, maar het betreft niet alleen de Hoevense Beemden, want dat is maar een onderdeeltje van het peilenplan. Het peilenplan neemt eigenlijk de hele gemeente Halderberge in bereik. Dat is ook de reden dat een aantal leden hier niet op gereageerd heeft, omdat zij dachten dat het niet over hun probleem ging, want de Hoevense Beemden is niet onze polder en dat komt een andere keer aan de orde. Zodoende zijn zij ook te laat. In januari zijn wij uitgenodigd door het waterschap om onze visie te geven. Hierbij hebben wij een aantal knelpunten duidelijk naar voren gebracht, die onzes inziens niet schappelijk waren. Er zou een terugkoppeling komen naar de mensen van de werkgroep, maar die is er ook nooit geweest. Ik begrijp dat de terugkoppeling naar de bezwaarmakers van de negen ingediende bezwaren, minimaal is geweest. Ik vind het jammer dat als mensen bezwaar maken, zij niet even gehoord worden of wat de mogelijkheden daarvoor zijn. Dat was het. Primus bij hoofdelijke stemming: Nummer 13, de heer Spierings. 2. Notulen en besluitenlijst van de vergadering van het algemeen bestuur van 10 en 12 november 2010 (inclusief de actie- en toezeggingenlijst) De voorzitter: Er zijn geen schriftelijke reacties binnengekomen op de notulen van 10 november. De heer Verdaasdonk: Het gaat mij over bladzijde 14 en mijn opmerkingen die ik gemaakt heb over de heer Van der Kallen. Ik vraag mij af of ik het in het kader van deze notulen moet doen, of dat ik de vragen op een ander moment moet stellen. Ik wil het als een agendapunt naar voren brengen, dus aan u de keuze. Ik heb een aantal verduidelijkende vragen richting de heer Van der Kallen over zijn reactie die hij richting het AB heeft doen toekomen en de gevolgen daarvan. De voorzitter: U weet dat wij proberen om naar aanleiding van de notulen geen debat te houden. Zullen wij dat bij de rondvraag behandelen? Hierbij stellen wij de notulen vast. Op de notulen van 12 november hebben wij ook geen schriftelijke reacties ontvangen. Dan stellen wij ook die notulen vast. Besloten: het algemeen bestuur stelt de notulen van 10 en 12 november 2010 en de besluitenlijsten vast. Nota’s ter besluitvorming 3.a
Begroting waterschap Brabantse Delta 2011
De voorzitter: Wij gaan naar de begroting en daaraan toegevoegd een drietal mededelingen naar aanleiding van de opiniërende vergadering. De heer Kocx: Zoals in de opiniërende vergadering reeds aangegeven, ondersteunt de fractie bedrijven de begroting van 2011. Wij hadden evenwel nog een drietal punten van aandacht genoemd waar ik nu kort op wil terugkomen. Het eerste punt waren de gevolgen van de actie Storm. Twee weken geleden in ons verkennend AB is een eerste zogenoemde vingeroefening Stormboekhouding gepresenteerd. Voor onze fractie is dat een goed vertrekpunt om hierover in 2011 de verdere discussie te voeren. Het tweede punt betreft de herschikking van projecten. Dit wordt apart behandeld onder agendapunt 3.m, en daar zullen wij hier apart op reageren. Punt drie betreft de kwijtschelding van heffingen. Allereerst willen wij het DB bedanken voor de notitie evenals de voortvarendheid waarmee zij dit heeft opgepakt. Wij hadden de notitie eigenlijk gevraagd in aanloop naar de kadernota van volgend jaar, maar wij hebben nu al gekregen. Prima.
-3-
Echter inhoudelijk willen wij dit pas bij de kadernota behandelen, omdat dit onderwerp voor de nu voorliggende begroting 2011 geen enkel gevolg heeft. Een paar woorden wil ik er echter wel over zeggen. Het gezegde luidt ‘haastige spoed is zelden goed’ en dat is helaas ook van toepassing op de standpuntbepaling van het DB. Wij vinden dit wel erg kort door de bocht en wij zijn het er niet mee eens, maar zoals gezegd, hierop komen wij bij de kadernota in de loop van 2011 op terug. Wat ons door de notitie nu wel duidelijk is geworden is dat er naast een bedrag van anderhalf tot twee miljoen euro aan kwijtschelding er ook nog een bedrag van anderhalf tot twee miljoen euro gemoeid is met oninbare vorderingen. Daar zijn wij een klein beetje van geschrokken, van de hoogte van dat bedrag. In totaliteit hebben wij het dus over drie tot vier miljoen euro. Wij verzoeken het DB daarom hier in zijn geheel hier nog een keer kritisch naar te kijken om te bezien of er wellicht innovatieve, vernieuwende of wellicht anderszins nuttige maatregelen zijn om hier een besparing te kunnen realiseren. Dit alles gezegd hebbende, keuren wij de begroting 2011 goed. Wij zijn blij dat de tarieven in 2011 gelijk dan wel lager zullen zijn dan hetgeen in de kadernota 2010 was aangegeven en wij wensen het DB evenals alle medewerkers veel succes toe met de uitvoering. De heer De Boer: Onze fractie stemt in met deze begroting. Wij zijn ook heel blij met de nieuwe tarieven die niet of nauwelijks stijgen. Wij willen enige aandacht vragen voor de communicatie hierover, want het lijkt ons een punt waarmee wij ons waterschap erg goed kunnen verkopen. In het voortraject anderhalve maand geleden, hebben wij een berichtje gezien in de pers van Theo Hieltjes. Dat vond ik wel vermakelijk eigenlijk. Ik vroeg wie van de heren behandelt eigenlijk dit punt, wie is nou eigenlijk portefeuillehouder? Of is dit een politiek item geworden? Wij denken dat er in de sfeer van de communicatie wat extra aandacht voor dit punt zou mogen zijn. De heer Aertssen: Voorzitter, op de eerste plaats, u weet dat wij in het voorjaar kritiek hebben gehad op de kadernota vanwege het doorschuiven van allerlei doelen naar de toekomst. Het streven van het waterschap om de lasten zo laag mogelijk te houden, is op zich een goed streven, maar tegelijkertijd onze reserves aan te spreken vindt mijn fractie onverstandig en dat hebben wij toen ook bij de kadernota gezegd. Je zou kunnen zeggen dat wij nu aan het potverteren zijn en wij schuiven de rekening door naar een volgend bestuur en die moet het dan maar zien op te knappen. Daar zijn wij zeer pessimistisch over. Wij denken dat dat niet goed gaat als je bedenkt wat er allemaal op ons afkomt, zoals klimaatveranderingen, de actie Storm en ook de KRW-maatregelen die nog getroffen moeten worden. Tegelijkertijd is er een lichtpuntje en dat moet je ook niet onvermeld laten. U geeft en dat is bij een van de volgende voorstellen aan de orde, dat er geschoven dient te worden in de projecten. Ik zou graag van u horen dat u inderdaad de intentie heeft om de zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000) die vrijvalt door herschikking van projecten, wordt besteed aan de doelen die belangrijk zijn. Dat zijn dan met name de KRW-doelen waarvan wij denken dat die erg onder druk komen te staan en wellicht niet gehaald worden. Er is nog een lichtpuntje, u hebt snel gereageerd en dank daarvoor, op de suggesties van de fractie bedrijven, nota bene uit de mond van de vertegenwoordiger van de werknemers om de kwijtscheldingsnorm te verlagen. Die is nu honderd procent (100%). Ik kan mij herinneren dat wij hier in de vorige periode uitgebreid over gesproken hebben en u hebt in de notitie de motivatie daarvan aangegeven. Wij vinden ook dat je de kwijtscheldingsnorm zou moeten handhaven. In deze tijd waarin de lasten stijgen voor mensen met een laag inkomen en wij tegelijkertijd om als voorbeeld te noemen een goede huisvesting regelen, vinden wij het normaal dat je ook die mensen ontziet. Nogmaals, het is pijnlijk dat het komt uit de mond van iemand van de vertegenwoordigers van de werknemers, en ook hier blijkt naar onze mening – en dat is kritiek die wij al eerder hebben geuit - dat het fenomeen van de geborgde zetels in deze situatie eigenlijk een merkwaardige is. Weer een argument meer om je af te vragen of wij het fenomeen geborgde zetels moeten blijven handhaven. Wij gaan daar niet over, maar ik wilde het toch even kwijt. Het zou voor de hand liggen om de begroting niet te steunen, maar als wij van u de toezegging krijgen of in ieder geval het voornemen horen dat u de zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000) goed gaat besteden, dan zullen wij deze begroting zeker steunen. De heer Van den Berg: De actie Storm blijft onze fractie intrigeren, zeker ook in relatie tot de begroting van 2011. Op 24 november jl. heeft de directie van het waterschap een vingeroefening Stormboekhouding voor de periode 2011-2020 laten zien. Met name over de geschetste inverdienmogelijkheden maakt onze fractie zich erg grote zorgen. Alleen als vrijwel alle inverdienmogelijkheden gerealiseerd worden, kan dit waterschap spreekwoordelijk het hoofd boven water houden. Onze fractie vraagt zich af of een lange termijn begroting wel gebaseerd mag zijn op zoveel onzekerheden. Op korte termijn, dus ook voor 2011, zou dit kunnen betekenen dat het waterschap letterlijk gaat potverteren en de reserves in korte tijd verbruikt om de ontstane gaten te dichten. Wij vinden dit onverantwoord. Wij verwachten een andere aanpak van dit waterschap. Geen aanpak die hoofdzakelijk gebaseerd is op het zeer onzekere inverdienen, maar net als alle ministeries en andere overheidsinstellingen de broekriem aanhalen en dat verwachten wij ook van het waterschap zelf, substantieel bezuinigen in de bedrijfsvoering en dus ook in haar personele bezetting. De tering moet naar de nering worden gezet. Wij verwachten dat het waterschap door in de toekomst haar eigen organisatie slimmer op te tuigen met minder medewerkers meer werk efficiënter en effectiever kan verrichten. Dit kan gebeuren met natuurlijk verloop van arbeidskrachten. Tot op heden horen wij van het
-4-
waterschap geen enkele intentie om de eigen bedrijfsvoering en formatie grondig aan te pakken. Elke keer als dit AB wordt gevraagd in te stemmen met grote automatiseringsprojecten, wordt door het DB gesteld dat de vrijvallende fte elders in het waterschap hard nodig zijn. Het resultaat is almaar stijgende personele kosten en dit kan naar onze smaak toch niet waar zijn. Aan de ene kant steeds maar aankloppen met verzoeken voor extra geld ten behoeve van automatiseringsprojecten waar feitelijk geen fte-besparingen tegenover staan. Wij vragen het DB om met voorstellen te komen die leiden tot uitvoer van de waterschapstaken op minimaal hetzelfde kwaliteitsniveau met een substantiële vermindering van het aantal fte. Dit kan zeker haalbaar zijn door onder andere slimme samenwerkingsverbanden met andere overheden zoals deze al zijn gestart, aan te gaan. Met dergelijke ambities laat het waterschap zien waaronder Storm, echt serieus neemt en dat het waterschap hierin de eigen organisatie zeker niet ontziet. Ten aanzien van het onderwerp kwijtscheldingen met het verzoek van de fractie bedrijven van 10 november jl. wat feitelijk neerkomt op het stoppen van de kwijtscheldingen van belastingen in het kader van armoedebestrijding, laat de fractie bedrijven in ieder geval niet haar sociale kant zien. Het is bedenkelijk dat de fractie bedrijven hier geen maatschappelijke verantwoordelijkheid lijkt te zien voor het waterschap. De fractie bedrijven lijkt hier op voorhand volledig voorbij te gaan aan het maatschappelijk oogpunt, zelfs voordat zij zich deugdelijk hebben laten informeren over regelgeving en besluitvorming in deze en over alle bijkomende negatieve effecten van het stoppen van deze kwijtschelding. Ik moet erbij zeggen dat er enige nuancering aangebracht kan worden, want er is net een en ander toegelicht door de fractie bedrijven dat zij het willen uitstellen naar het begin van de volgende periode. Als ik het zo beluister, nemen zij feitelijk niets van hun eerder ingenomen standpunt terug. Het is eveneens jammer dat de fractie VVD in gematigde zin deze insteek van de fractie bedrijven ondersteunt. De fractie Vrienden meent dat het door het DB gehanteerde beleid ten aanzien van kwijtschelding verantwoord in elkaar steekt en ongewijzigd voortgezet zou moeten worden. Wij sluiten af door aan te geven dat wij de begroting een goed leesbaar document vinden en dat wij daarnaast het voorstel van het DB om het positieve verschil van zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000) in te zetten voor projecten in het kader van de KRW, ondersteunen. Wij stemmen uiteindelijk in met deze begroting. De heer Kocx: Ik denk dat er een verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven. Wij hebben namelijk in de vorige vergadering gevraagd om een notitie begin 2011 naar aanleiding van de kadernota. Wij gaan kijken naar de kwijtschelding voor op zijn vroegst 2012, want de begroting wordt nu vastgesteld. Nu wordt er gedaan alsof wij in de begroting 2011 al maatregelen zouden willen nemen en dat beeld wil ik absoluut even nuanceren. De heer Van den Berg: Daar hebt u inderdaad gelijk in. Ik heb ook in mijn stuk uitdrukkelijk gesproken over het feit dat het zo lijkt. Ik heb niet gezegd het is zo, maar het lijkt zo. De heer Withagen: Wij zullen als CDA-fractie instemmen met de begroting. Wij stemmen van harte in met de begroting en wel om die reden zijn wij dankbaar dat de ambtelijke ondersteuning en het DB met deze begroting zijn gekomen en wij hopen dat zij met de uitvoering van deze begroting in 2011 even succesvol zullen zijn als in 2010. Wij hebben nog een opmerking en een schot voor de boeg. De opmerking is de volgende, het stond wat onduidelijk in de notulen en dat was mijn schuld door slechte woordvoering. Wij willen toch helder en duidelijk zeggen wat onze opvatting is op dat punt. De CDA-fractie is er voorstander van om de vrijkomende ruimte vanwege de herijking volgens het voorstel wat onder 3.m. nog op de agenda staat, voor de KRW- en waterbergingsopgaven in te zetten. Dit past binnen onze kerntaken en is een logisch gevolg van gemaakte keuzes. Wij zien geen redenen om de ruimte te laten terugvloeien naar de algemene middelen, vanwege de voortgang en procedures maar ook om vaart te zetten in de realisatie van de genoemde opgaven. Dan het schot voor de boeg, nu wat genuanceerder. Omdat de besluitvormende vergadering een afronding is van de opiniërende vergadering willen wij het toch even vermelden. Wij hebben geen behoefte om de kwijtscheldingsprocedure ter discussie te stellen. Sterker nog, het is een uitgangspunt van de partij waar ik het woord voor voer, om solidariteit met de zwakkeren in de samenleving te betonen. Om humanitaire redenen zijn wij voorstander van het voortzetten van het huidige beleid en dat is tevens een uitspraak richting 2011. De heer Verdaasdonk: Water Natuurlijk heeft ook kennis genomen van deze begroting die thans voorligt. Ook wij zijn erkentelijk voor de helderheid en duidelijkheid van wat is verwoord. Wij zeggen ook dank voor de nieuwe taartpunten ten aanzien van de baten van de begroting 2011. Het is in ieder geval heel erg verhelderend, maar het roept tegelijkertijd ook een paar vragen op die ik toch nog even in de zijlijn wil stellen voordat ik verder ga. Als ik kijk naar wat er in het eerste boek bij baten begroting 2011 stond ten aanzien van onttrekking reserves in geactiveerde lasten, dan kom ik uit op zes procent (6%) en in de nieuwe taartgrafiek tien procent komma vijfenvijftig procent (10,55%), dus dat is een aanmerkelijk verschil en dat geldt ook voor de financiële baten, want die staat in het eerste voor 2011 op vijf procent (5%) en in het tweede op zeven komma veertien procent (7,44%). Wellicht is er een logische verklaring voor het verschil en dat willen wij dan graag horen. Het is in ieder geval heel helder en inzichtelijk welke lasten door welke partijen worden opgebracht en dat maakt misschien straks in bepaalde discussies nog wel enigszins uit.
-5-
Vervolgens is het ook zo dat Water Natuurlijk vanaf het begin af aan grote moeite heef gehad met wat er in het coalitieakkoord is neergelegd en wat de basis vormt van deze begroting. Wij zijn en blijven van mening dat een belangrijk deel van de opgaven die er voor het watersysteem zowel kwantitatief als kwalitatief nog liggen, door dit bestuur onvoldoende voortvarend wordt opgepakt. Dus een belangrijk deel wordt doorgeschoven naar de generaties die komen gaan en of dat bestuursgeneraties zijn of generaties in de menselijke opinie van ongeveer dertig jaar, dat laat ik even in het midden, maar het is duidelijk dat er een forse rekening naar de toekomst wordt doorgeschoven. Dat is eigenlijk niet zorgvuldig besturen. Ik heb de vorige keer de beeldspraak gebruikt dat wij zochten naar een zwaluw die misschien een kleine lente aankondigde en wij zien ook af en toe een glimp van een zwaluw in het feit dat nou ongeveerd zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000) wordt doorgeschoven naar projecten die ons in ieder geval een warm hart toedragen. Dat is uiteindelijk een van de redenen dat wij met deze begroting in kunnen stemmen. Wat dat betreft heeft de heer Aertssen wat gras voor onze voeten weggemaaid. Nog wel van belang is een tweetal opmerkingen. Wij steunen het DB in het voortgaan in de manier waarop momenteel met kwijtschelding wordt omgegaan. Ook wij erkennen de zorg voor de zwakkeren en mededogen voor de ander. Dat is een belangrijk uitgangspunt van besturen in het algemeen. In de discussie over de kerntaken zullen wij nog regelmatig de degens kruisen, verwacht ik. De heer Van der Veer: Voorzitter. Bij dit agendapunt hoort ook een mededeling en notitie over e kerntaken en daar wil ik iets over kwijt, ook al heeft het niet direct iets met de begroting te maken, maar het staat wel bij dit agendapunt. Allereerst kiest het DB en misschien ook wel het AB voor een selectie van twee doelen die kennelijk in de wet staan aangegeven, veiligheid en de waterberging, maar er zijn nog meer doelen. Ik vraag mij af of het wel juist is om een selectie of prioritering te maken, terwijl die andere doelen zonder prioritering in de wet zijn aangegeven. Dat is een. De tweede opmerking die ik wil maken is de volgende. Het waterschap is een functionele overheid – dat blijkt ook uit de takenomschrijving – maar het is wel degelijk ook een overheid en ik vind dat de overheid open moet blijven staan voor wensen uit de samenleving die wel degelijk van belang kunnen zijn. Dat mis ik in dit stuk, dat het waterschap zich niet ook als een maatschappelijk verantwoordelijke overheid presenteert. Ik ben bang dat wij anders een te benepen bestuursdiscussie krijgen en daar zou ik voor willen waken. De heer Schots: Voorzitter. Ik zal de diverse sprekers in dezelfde volgorde proberen te beantwoorden. De heer Kocx van de fractie bedrijfsgebouwd refereert aan de bijeenkomst van 24 november toen wij de vingeroefening voor de actie Storm hebben gehad. Dat thema is niet zomaar toevallig een vingeroefening genoemd en door u ook weer zo geciteerd, want meer dan dat was het ook niet. Dat betekent dat wat daar inhoudelijk is opgeschreven aan cijfers en getallen, niet het inhoudelijke startpunt is voor de besparingsacties die wij rondom Storm denken te gaan effectueren, maar wel de manier waarop en het format waarin. Ik denk dat het goed is om misverstanden te voorkomen dat ik dat punt even vermeld. Dat betekent niet dat wij voor besparingsdoelen willen weglopen, maar wel dat de getallen zoals die toen genoemd zijn, niet voor eens en voor altijd in steen gebeiteld zijn die niet meer zullen veranderen. Uw opmerking ten aanzien van uw standpunt over de kwijtschelding. Daar zou ik het volgende over willen zeggen. Ik begrijp dat het thema wat uw fractie betreft wat te snel beantwoord is. Dat is de voortvarendheid die wij op dit punt hebben willen betrachten om daar ook duidelijk het standpunt aan te geven dat het DB rond dit thema aanneemt na daar nog eens heel grondig over nagedacht te hebben. Het leek ons dienstbaar om dat standpunt dan ook maar zo snel mogelijk naar buiten te brengen na deze vergadering. Ik heb goed begrepen in uw opmerkingen dat u dit thema wilt verbreden naar datgene wat te maken heeft met bedragen aan heffingen en andere bedragen die oninbaar zijn, daar hebben wij in dit traject niet echt de schijnwerper opgezet. Dat zullen wij in elk geval nog doen. Ik heb ook begrepen dat u in het kader van de komende kadernota vraagt om de lasten die uit dit deelbeleid voortvloeien, nog eens goed tegen het licht te houden om te kijken of wij daar op welke manier dan ook iets aan weten te doen. Dat is een wat bredere setting dan u de vorige keer aangaf. Ik denk dat wij daar wel mee uit de voeten kunnen. De heer De Boer heeft vooral aandacht gevraagd voor de communicatie over de tarieven. Ik denk dat dat bij het openbaar maken van de ontwerpbegroting al een keer gebeurd is door het persbulletin dat toen is uitgegeven en het krantenartikel dat toen verschenen is, waarin de naadloze samenwerking tussen de DB-leden maar al te duidelijk naar voren is gekomen, denk ik. U citeerde het zelf al. Dat is denk ik goed gebeurd. De heer De Boer: Mijn punt was eigenlijk dat je niet gaat communiceren over iets dat nog niet vastgesteld is. Er is al zes weken geleden gecommuniceerd en wij stellen het vanavond pas vast. Dat vind ik het geëigende moment om persbulletins de wereld in te helpen. De voorzitter: Dat vind ik wel een heel klassieke opvatting. Wij produceren stukken en zodra ze openbaar worden hebben zij nieuwswaarde. Om ze dan nog acht weken te laten liggen, is ook onhandig. Ik denk dat een volwassen politiek bestuurlijk bestel vraagt dat stukken die rijp zijn voor behandeling in het AB, publiek gemaakt worden. Dat neemt niet weg dat er morgen opnieuw een goed persbericht kan komen.
-6-
De heer Schots: Wellicht is het een kwestie van het ene doen of blijven doen en het andere niet laten. Wij zullen daar nog even intern naar kijken, maar uw punt is in elk geval duidelijk. Ik ga verder met de heer Aertssen, die in het verlengde van de beschouwingen van de PvdA bij de kadernota nog een keer aandacht vraagt voor het realiseren van de doelen nu in plaats van in de toekomst. Het doorschuiven van de rekening naar de toekomst hebt u dat genoemd. Ik denk dat wij daaraan bij de komende kadernota wederom aandacht aan zullen besteden en op die manier proberen om een optimum te bereiken tussen wat wij gezien ook de financiële restricties en de ambities wanneer kunnen doen. Als ik het goed begrepen heb, dan verbindt u de goedkeuring aan de begroting aan de bestemming van de zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000) die nog bij agendapunt 3.m. aan de orde komt. Ik zal daar nu niet op vooruitlopen. Ik denk dat wij dat beter bij agendapunt 3.m. kunnen doen. Wat de opmerkingen van de heer Van den Berg betreft, wij delen uw opmerkingen en zorgen over de inverdienmogelijkheden om de uit de actie Storm voortkomende lasten op te vangen. Het DB zit er denk ik iets anders in, van wij zullen dat toch wel nooit verdienen en wij moeten daarvoor andere maatregelen uit de kast trekken. Ik denk dat wij met alle creativiteit die in ons en in collega-waterschappen aanwezig is om aan de gang te gaan en eigenlijk al aan de gang zijn, zeker in dit gebied, om te proberen efficiencyverhogende maatregelen te nemen om de kostenbesparingen te realiseren. Daarbij wordt de eigen bedrijfsvoering niet ontzien, maar onze blik staat iets breder dan enkel op de personeelskosten en de eigen bezetting. Wij kijken naar het totaal cost of ownership en dat is voor ons de maat om activiteiten te doen en fte-omvang te bepalen en daar al dan niet aanpassingen in te doen. Ik denk dat dat ook de lijn moet blijven. U maakt melding van de stijging van personeelslasten. Dat kan ik in de stap van 2010 naar 2011 niet zien, want de totale personeelskosten liggen in 2011 in dezelfde orde van grootte als in 2010. U hebt een opmerking over kwijtschelding gemaakt, net als de heer Aertssen die ook gemaakt heeft en anderen die ook nog maken. Ik wil daarvoor kortheidshalve verwijzen naar het uitgebreide antwoord dat ik aan de fractie bedrijven heb gegeven. Ik denk dat dat mutadis mutandis ook op uw opmerkingen van toepassing is. De heer Withagen refereert aan de bestemming van de middelen rondom de herijking. Daar gaan wij bij agendapunt 3.m. op in en de opmerkingen over kwijtschelding heb ik ook beantwoord. Bij de heer Verdaasdonk houd ik nog een opmerking over de taartpuntengrafiek over. Daar heb ik niet een, twee, drie een antwoord op, dus als u het niet erg vindt, wil ik die beantwoording nog even aanhouden en zorgen dat u die op korte termijn ontvangt. De andere onderwerpen zijn inmiddels in het voorgaande aan de orde geweest. De heer Van der Veer haakt in op de discussie over de kerntaken en de mate waarin wij al of niet zouden openstaan voor onze maatschappelijke verantwoordelijkheid als overheid in een wat breder perspectief. Natuurlijk doen wij dat, maar aan de andere kant geldt denk ik ook het ‘schoenmaker blijf bij je leest’-verhaal, terugkeren naar de kerntaken dat wij dezer dagen niet alleen in deze zaal, maar ook in vele andere gremia en fronten horen en ook daar zullen wij denk ik toch in de toekomst moeten kijken naar wat kan en wat betaalbaar is. En daar uiteindelijk ook binnen ons overheidskarakter een verantwoorde invulling aan weten te geven. Het is niet zo dat wij voor al die doelen weglopen, dat ziet u ook bij agendapunt 3.m., maar dat is toch iets wat in het totaal van ambities, taken en beschikbare middelen moet worden afgewogen. De heer De Boer: Ik wil nog graag kort even ingaan op wat geschreven is over de kerntaken van het waterschap. Ik lees bij de conclusies het volgende: “Sommige projecten zijn verschoven in de tijd om zoveel mogelijk aan de financiële doelstellingen van het bestuursprogramma te kunnen voldoen. Deze beleidslijn brengt zoals in de kadernota is beschreven, een hoger risicoprofiel met zich mee.” Met het laatste heb ik wat moeite. Mijns inziens kosten kunnen stijgen en zich vertalen in financiële tegenvallers. Dat is dan jammer, maar het omgekeerde is natuurlijk ook mogelijk dat zaken die je nu vooruitschuift, in de toekomst goedkoper kunnen worden uitgevoerd. Ik hoef alleen maar te wijzen op de vooruitgang van de techniek en dat als gevolg daarvan zaken misschien goedkoper kunnen worden gedaan. Het heeft eigenlijk mijn voorkeur dat het DB zich niet uitspreekt over een hoger risicoprofiel wat betreft ons bestuursprogramma, ik zou dat liever neutraal geformuleerd willen zien. De heer Aertssen: Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat mijn fractie het heel belangrijk vindt dat alle KRW-doelen gehaald worden en als het kan allemaal in 2015. Wij hebben als fractie de kadernota niet gesteund, omdat wij vonden dat die doelen via de kadernota niet bereikt zouden worden. Dan zou het ook logisch zijn om te zeggen dat wij ook de begroting niet kunnen steunen. Dat zou consistent zijn in de besluitvorming van mijn fractie. Ik vraag u alleen, u kunt onze steun wel verwerven als wij ook die toezegging krijgen om iets te doen aan de KRW-doelen door verschuiving van projecten en die zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000) daarvoor te bestemmen. U wilt mij daar kennelijk op dit moment geen duidelijkheid over verschaffen en dat maakt het voor mij moeilijk om mijn standpunt te bepalen en ik denk ook het standpunt van het CDA. Ik heb het CDA iets soortgelijks horen zeggen, wij nemen aan dat het bedrag daarvoor besteed wordt. Ik zou het DB willen vragen daarover in tweede termijn uiterste duidelijkheid te verschaffen. De heer Verdaasdonk: Ik moet zeggen dat ik door de laatste opmerkingen over de kerntakendiscussie toch weer een beetje argwanend begin te worden. Zoals het momenteel geformuleerd wordt en al vaker geformuleerd is door deze coalitie, is dat de kerntakendiscussie een beetje de indruk begint te wekken van
-7-
een willekeurige volgorde van kiezen uit een trommeltje met snoep, waar de mooiste kleurtjes er door deze coalitie worden uitgehaald. Een aantal kleurtjes dat ook tot de kerntaken zou moeten behoren, maar waarvan de smaak of kleur hen niet aanstaat, wordt weggeschoven. Ik zou hier nogmaals de oproep willen doen om met inzet van de middelen binnen de wettelijke opvatting zoals door de heer Van der Veer aangegeven, de kerntakendiscussie met elkaar te voeren. Selectief winkelen uit dat soort argumenten is niet de lijn die Water Natuurlijk voorstaat. Ten tweede, ik denk dat het verstandig is om nu al een uitspraak te doen over de besteding van die middelen, wil men voldoende draagvlak voor deze begroting krijgen. Mevrouw Pijnenburg: De fractie ongebouwd zal instemmen met deze begroting. In de vorige vergadering hebben wij onze zorgen verwoord over met name actie Storm, maar dat zijn gevolgen die met name in de jaren na 2011 liggen. Dat soort zaken komt terug bij de kadernota die volgend jaar wordt behandeld. Het lijkt mij goed om het kwijtscheldingsbeleid in volle breedte dan terug te laten komen. Mevrouw Franssen: Het zijn onzekere tijden en daar worstelen wij mee. De VVD-fractie kan instemmen met deze begroting. Wij zijn tevreden met de manier waarop de antwoorden op onze vragen en op vragen van deze vergadering gegeven zijn. Duidelijk stellen van de kerntaken. Wij zijn voorstander van om daaraan vast te houden. Het is absoluut geen snoeptrommel waar wij mee bezig zijn, maar over alle mogelijkheden die wij aan extra inspanningen kunnen doen, worden weloverwogen besluiten genomen. Wij kunnen zonder meer instemmen met de vijf punten die u in uw besluit noemt en wensen u daar heel veel succes mee. De heer Schots: Een aantal van de vragen spitst zich inderdaad toe op wat wij bij agendapunt 3.m. gaan besluiten. De voorzitter: Als de twee fracties aangeven dat afhankelijk te willen stellen van al dan niet akkoord gaan met de begroting, zullen wij dat misschien nu toch even helder moeten maken, want de tekst zoals bij 3.m. genoteerd staat, is ongeveer wat u vraagt. Dus in feite hoeft het DB alleen te zeggen, wij blijven bij onze tekst, dus in beginsel gaan die middelen ingezet worden voor waterberging en kaderrichtlijn. De heer Aertssen: Er waren volgens mij drie fracties die dat vonden. De voorzitter: Oké, sorry. De heer Withagen: De realiteit is dat dit een begrotingspunt is, namelijk dat de invulling van het overschot in het kader van de KRW en de waterbergingsopgave ligt. Ik heb ook gezegd dat dat de opvatting van mijn fractie is. Dan praat ik niet over 3.m., maar over de begroting. waaraan dan precies, dat staat in 3.m. De DB bestuurder Financiën verplaatst het geheel naar 3.m., terwijl formeel in de begroting wordt gezegd, we besteden het daaraan en dat is een begrotingspunt. De heer Schots: De manier waarop het in de begroting gezet is, is in lijn met datgene dat bij het agendapunt over de herschikking van de projecten is aangegeven. Als wij dat met elkaar vaststellen, dan is denk ik de duidelijkheid maximaal. De heer De Boer reageert in tweede termijn nog op het risicoprofiel en het vergroten van het risicoprofiel door het uitstellen van bepaalde maatregelen. U vindt dat wat tendentieus geformuleerd, als ik het goed begrepen heb. Ik denk dat de formulering die wij gekozen hebben, niet veel anders is dan datgene wat wij ook bij de kadernota al vermeld hebben. Wij hebben toen gezegd dat wij met name door het uitstellen van investeringen in zuiveringsbeheer met rioolwaterzuiveringsinstallaties, afvalwaterleidingen, een zeker extra bedrijfsrisico nemen dat wij wikkend en wegend toen verantwoord hebben gevonden. Dat neemt niet weg dat het risicoprofiel daardoor iets verhoogd is. Ik denk dat de woorden die wij hier hebben gekozen, niet veel anders zijn, dus ik zie ook niet zoveel aanleiding om dat meer verhuld of neutraal op te schrijven. Het gaat niet over de woorden, maar over de risicoafweging die wij destijds gemaakt hebben. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat wij geen onverantwoorde risico’s ten aanzien van de continuïteit van de bedrijfsvoering hebben genomen. Dat wilde ik u in aanvulling daarop nog even meegeven. Enkele sprekers gaan in op wat de kerntaken van het waterschap zijn en in welke mate dat ook richting de natuur- en KRWdoelen gaat. Ik denk dat in de voorafgaande discussie en toelichting wij dat duidelijk genoeg hebben aangegeven en dat deze begroting binnen datgene blijft wat wij bij de kadernota gezegd hebben en waar wij met inachtneming van de projectherschikking invulling aan hebben gegeven. Ik denk dat een verdere discussie daarover minder binnen het kader van de begroting voor het volgend jaar past als wel binnen het lange termijnplan wat wij met de kadernota 2011 weer met u zullen gaan bespreken. Ik denk voorzitter, dat ik daarmee de punten behandeld heb. De voorzitter: Nog een punt, anders blijft dat mogelijk wat zweven. Als het gaat over kwijtschelding, dan hoor ik de portefeuillehouder zeggen dat de notitie die het DB heeft aangeboden, het standpunt van het DB verwoordt. Het DB heeft er geen behoefte aan daarop terug te komen. Als u daarover bij de kadernota op terug wilt komen, dan zal hiervoor het initiatief vanuit het AB moeten komen. Hij heeft wel toegezegd om
-8-
naar het punt rondom niet inbaar of het oninbaar verklaren nog eens scherp naar te kijken. Als dat de afspraak is, dan ga ik ervan uit dat u akkoord gaat met de begroting. De heer Van der Veer: Ter verduidelijking van onszelf. Als het AB deze begroting aanneemt, wat is dan precies besloten over de zeshonderd achtennegentigduizend euro (€698.000)? De voorzitter: Dat in beginsel deze middelen beschikbaar blijven voor nieuwe projecten in het kader van het halen van doelen van waterberging en KRW. Besloten: Het AB wordt geadviseerd om: 1. De begroting 2011 vast te stellen; 2. In te stemmen met de onttrekkingen aan de egalisatiereserves van de diverse taken zoals vermeld in de begroting; 3. In te stemmen met de aanpassing doorbelastingsystematiek en afschrijvingsbeleid; 4. In te stemmen met de vaststelling van het subsidieplafond van vijfennegentig duizend euro (€95.000); 5. Mandaat verlenen voor het aantrekken van langlopende vaste geldleningen tot een bedrag van maximaal eenenzeventig miljoen euro (€71.000.000) conform de procedures die zijn vastgelegd in het treasurystatuut.) 3.b.
Wijzigingen belastingverordeningen 2011 (3 verordeningen)
Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van de wijzigingen van de belastingverordeningen conform de bijgevoegde besluiten. 3.c.
Vervanging telemetriesysteem rioolgemalen
Besloten in de AB-vergadering van 10 november 2010. 3.d.
Aanvraag uitvoeringskrediet voor uitwerking zoetwatervoorziening Volkerak Zoommeer
Besloten in de AB-vergadering van 10 november 2010. 3.e.
CAO waterschappen 2009-2011
Besloten in de AB-vergadering van 10 november 2010. 3.f.
1. Stand van zaken fusie Aquon
Besloten in de AB-vergadering van 10 november 2010. 2. Begroting Deltawaterlab 2011 en Aquon 2011 De heer Verdaasdonk: Ik heb er nog een vraag over. In feite wordt hier gezegd, om moverende redenen kiezen wij voorlopig als die twee waterschappen extra aansluiten, voor drie vestigingslocaties, terwijl men er vanuit gaat dat een vestigingslocatie uiteindelijk wellicht de beste oplossing is. Mijn fractie vraagt of enigszins inzichtelijk is te maken binnen welk tijdsbestek men naar de optimale schaalgrootte toegroeit, zodat je ook die maximale voordelen gaat halen. Wat is nou eigenlijk precies de optimale schaalgrootte van een dergelijke organisatie? Het opschalen van organisaties in zijn totaliteit heeft in Nederland wel eens een keer tot ongelukken geleid en het zou van verstandig besturen getuigen dat je ook voor die schaalgrootte aandacht hebt. Daar wil ik graag antwoord op. De voorzitter: Ik zou beide vragen liever in omgekeerde volgorde willen behandelen. Wat is nu de optimale schaal voor bijvoorbeeld laboratoriumorganisaties? Dat zal per keer per business case moeten blijken. Wij hebben eerst een business case gekend voor zeven waterschappen. Die was gunstig. De business case voor negen is nog aanmerkelijk gunstiger en daarom is de conclusie getrokken dat het goed is. Er zal een grens zijn, maar dat zal moeten blijken uit een inhoudelijke studie op het moment dat waterschappen overwegen om aan te haken. Ondertussen kan ik melden – heet van de naald - dat de waterschappen Rivierenland en Stichtse Rijnlanden allebei besloten hebben om deel te gaan nemen aan de gemeenschappelijke regeling. Langzaam maar zeker kunnen wij gaan zeggen dat het een organisatie wordt van negen, Aquon plus. Daar hoort bij de gedachte om dan drie locaties te gaan hanteren. Zou een locatie daar misschien gunstiger bij zijn? Mogelijk, maar de studies die daaromtrent zijn gemaakt, wijzen uit dat als je kijkt naar financiën en bedrijfsvoering, maar vooral naar mensen en kilometers en het verliezen van kwaliteit als mensen niet mee willen, het een en ander elkaar in evenwicht houdt. Daarom is uiteindelijk gekozen voor de mensen. Laten
-9-
wij proberen de deskundigheid te behouden en mensen niet teveel te laten reizen en accepteren wij een paar mogelijk mindere punten ten aanzien van optimalisatie in financiële zin. Als wij over vijf jaar daar weer naartoe gegroeid zijn, dan zien wij dat wel, maar nu de twee waterschappen besloten hebben om mee te doen gaan we voor drie locaties. Daar is ook het meeste draagvlak voor bij de medewerkers van de negen organisaties. Besloten: Het AB neemt voor kennisgeving aan de begroting 2011 Delta Waterlab en de begroting 2011 Aquon en het AB maakt gebruik van de mogelijkheid om een reactie te geven op beide begrotingen. In deze reactie vraagt het AB specifiek aandacht te besteden aan kostenbeheersing en kostenbewaking. Concreet wordt de laboratoria gevraagd een periodieke benchmark uit te laten voeren om de eigen tarieven te vergelijken met die van de markt. 3.g.
Beantwoording motie emissiebeheer
Besloten in de AB-vergadering van 10 november 2010. 3.h
Peilbesluit Gat van de Ham
De voorzitter: Misschien mag ik de heer Coppens voorafgaande aan de beraadslagingen het woord geven, hoewel dat niet gebruikelijk is en misschien voor u wat lastig zal zijn, maar wij hebben op het laatste moment twee elementen gezien die verbetering behoeven. Het is denk ik, voor u het beste om dit vooraf aan het AB te melden. De heer Coppens moet maar aangeven over welke van de drie peilbesluiten het dan precies gaat. De heer Coppens: Waar mensen werken worden wel eens fouten gemaakt en dat is bij peilbesluit Halderberge ook aan de orde geweest. Helaas moet ik erbij zeggen. Wat betreft de zienswijze van de heer Rubbens, die is behandeld in de check zoals wij dat met elkaar hebben afgesproken en wij vonden dat wij konden meegaan in de zienswijze. Door de tijdsdruk die er lag en in de beschrijving van de zienswijze zoals die uiteindelijk bij u is aangekomen, is nog sprake van de oude tekst. Die zienswijze kunt u beschouwen als zijnde gehonoreerd. Een andere zienswijze betreft peilvak MA2, Kaas en Brood, daarvan hebben wij in dezelfde sessie ook beoordeeld op basis van de vier criteria dat wij die zienswijze konden honoreren. Een van de criteria was ook dat de overige grondgebruikers c.q. eigenaren daar dan mee moesten instemmen. Die instemming is in een later stadium gecheckt en het bleek dat er een grondgebruiker was die zich daar niet in kon vinden. Zoals de zienswijze nu in uw stukken beoordeeld is en opgevolgd, betekent dat wij daar niet meer aan kunnen voldoen en blijven wij dus bij hoe het aanvankelijk in het peilenplan was opgeschreven. De heer Van der Aa: Wij hebben op 10 november onze zorgen geuit ten aanzien van een aantal peilvakken en de voorgestelde zomerpeilverhogingen van enkele landbouwgebieden. Wij hebben toen diverse voorbeelden genoemd en het DB heeft op basis van de vier inmiddels bekende criteria de zaak nog eens tegen het licht te houden. Wij zijn het DB erkentelijk voor die analyse, want op basis van de vier gestelde voorwaarden lijkt de analyse en ook het bijbehorende voorstel correct. Ik wil toch met een voorbeeld onder uw aandacht brengen wat dat betekent in het kader van de GGOR. Wij hebben er eigenlijk drie, stedelijk gebied, natuurgebieden maar zeker ook de landbouw gebieden. Waterbeheer is in deze gebieden natuurlijk heel belangrijk, het voorkomen van overlast maar ook voldoende drooglegging van de ?? [onverstaanbaar 1.05.41]. Ik wil dat belang nog eens even benadrukken met het peilvak te noemen, OA09, de Spiepolder bij Zevenbergen. Het is een gebeid van ongeveer zevenhonderd (700) hectare landbouw en kent een klein natuurgebied van ongeveer nul komma zeven (0,7) hectare, ongeveer een tiende procent (0,10%). Volgens de analyse bevat deze polder, dit peilvak, inderdaad een stukje beschermd gebied, dus zo lijkt het dat de beleidsregels correct zijn toegepast. Het is een bij uitstek agrarisch gebied, waarin meerdere glastuinbouwbedrijven zijn gelegen die ook allemaal bij het investeren in met name de kassen te maken hebben met onze retentievoorschriften en ook met die van de gemeente Moerdijk. Het is overigens in dat verband een gebied waar krachtens onze NBW-normen wij een wateroverlastnorm hebben van eenmaal per vijftig (50) jaar. Dus ook een bijzondere opgave voor ons. In dit kader wil ik vragen om het beleid van de GGOR met name voor de landbouwgebieden, nog eens goed te heroverwegen en om de peilen in dit gebied, in dit peilvak, nog eens te richten op de agrarische functie waar het betreft de zogenaamde AHS landbouw. Ik refereer daarbij aan de toezegging die ook door de portefeuillehouder in de commissie Watersystemen is gedaan, waarbij eigenlijk de omgekeerde situatie, niet helemaal zo natuurlijk, bij bijna volledig verworven natuurgebieden ook een mouw aangepast wordt in de figuurlijke zin dan om het dilemma op te lossen ten aanzien van het onderdeel natuurgebieden. Ik heb de Spiepolder als voorbeeld genoemd. Dat zou een mooi voorbeeld zijn, maar er zijn nog wel andere te vinden in deze drie peilgebieden. Deze vraag leg ik bij u neer om het beleidskader nog eens te heroverwegen voor situaties zoals ik die hier geschetst heb. Het is een beetje familie van het initiatiefvoorstel van de fractie van de VVD, alhoewel dat om nieuwe natuurgebieden gaat en in deze voorbeelden had ik het over bestaande natuurgebieden.
-10-
De heer Aertssen: Mijn fractie heeft al eerder betoogd dat natuurbeheer en natuurherstel in het kader van de KRW en het daarbij behorende peilbeheer van groot belang is voor het waterschap. Zelfs in juli dacht ik, hebben wij het peilbesluit Brabantse Wal niet gesteund omdat wij toen vonden dat onvoldoende het natuurbeheer en natuurherstel doorklonk in het besluit dat wij toen namen. Het heeft vaak te maken met het verwerven van percelen grond, dat weten wij allemaal. Dat is soms een cruciaal moment waarop zaken niet kunnen doorgaan. Als het dan gebeurt, dan wordt het peilbesluit vervolgens afgestemd op het overheersend belang en dat is vaak het agrarisch belang en natuurherstel blijft achterwege. Nou hebben wij daar in november ook uitgebreid over gesproken. De portefeuillehouder heeft toen toegezegd om hierover in de commissie Watersystemen nader over te praten om te kijken of wij misschien tot een soort ander beleid kunnen komen. Ik zeg het maar heel voorzichtig. Wij hebben daarover gesproken en ik had eerlijk gezegd verwacht dat wij daar iets van over op papier zouden hebben gekregen vandaag, zodat iedereen daarvan had kunnen kennisnemen wat het idee daarbij was. U hebt daar ook iets over uitgelegd en ik heb er ook op gereageerd. Ik wil het nu niet doen, tenzij u daar direct op ingaat. U hebt een voorzet gegeven hoe het anders zou kunnen. In de verwachting dat wij een andere koers zouden kunnen ingaan, willen wij dit peilbesluit steunen. Ik roep het DB wel op om op papier te komen met wat u dan wilt, wat de koerswijziging zou kunnen zijn. Mevrouw Pijnenburg: Dank u wel voor het op een rij zetten van de voorwaarden met de afwegingen. De uitkomst valt tegen, want wij hadden gehoopt dat er meer ruimte zou komen voor de agrarische sector. In die zin hebben wij inderdaad met een spiegel te maken van de situatie waar wij het hier al heel vaak over gehad hebben waarbij met name vanuit natuur wordt aangegeven dat het niet zo kan zijn dat het hele vak daar op een klein stukje landbouw afgestemd wordt en hier is de situatie andersom. Wij hebben het idee dat het gebied voor alle functies suboptimaal wordt. Het is de vraag of wij het dan goed doen. Ik steun de heer van der Aa in zijn betoog dat hij daarvoor gehouden heeft. Het voorstel van de VVD bij 3.n., wij hebben het daar eerder over gehad, voor gebieden die voor natuur ingericht gaan worden of je op de een of andere manier met technische maatregelen toch tot scheiding van functies kunt komen. Dat is hier ook nadrukkelijk aan de orde. Het tweede punt dat de vorige keer is aangegeven, betreft de toezegging om in een aantal vakken technische maatregelen te nemen waar eerder beleid voor gemaakt is, maar deze zijn nog steeds niet gerealiseerd. Ik denk dat de toezegging moet komen dat deze nu echt gerealiseerd worden voordat je met deze peilen aan de slag gaat. Een derde punt is waar inspreker Van Riet op terugkwam, aparte peilgebieden. Ook in eerdere peilbesluiten die wij hier aangenomen hebben, hebben wij gebieden gezien met een eigen peilbeheer waar onderbemaling plaatsvindt. Ik begrijp dat het in dit gebied aan de orde is, dus die mogelijkheid moet blijven bestaan om dat soort gebieden als een apart peilgebied te blijven benoemen, dus die gebieden niet bij een groter peilvak te voegen. De heer Verdaasdonk: Het zoveelste peilbesluit en de zoveelste discussie. Ik zal proberen niet in herhaling te vallen, maar ik voel mij wel een beetje uitgedaagd door de heer Van der Aa en door hetgeen nu voorligt. Even een misvatting wegwerken. U hebt het hier allemaal over GGOR, maar er is ook nog zoiets als OGOR. Er zit namelijk een optimaal grond- en oppervlaktewaterregiem en ook daartoe is het waterschap gehouden. Ik zou het wel aangenaam vinden dat die peilvakken die uiteindelijk de bestemming natuur hebben, daar nadrukkelijk de term OGOR voor gebruikt wordt en niet GGOR. Wat de heer Van der Aa zegt biedt een bepaalde opening als er een bepaalde mate van wederkerigheid in zit. Wij hebben hier inderdaad al vaak de discussie gehad van als wij het over een peilvak hebben waarin de laatste hectaren landbouw die daar nog in liggen, die het totale peil voor het omliggende natuurgebied bepalen, dan zou het toch mogelijk moeten zijn om het natuurbelang daarin te laten prevaleren. Dat heeft hier altijd op een nee gestuit. Als ik het goed begrijp, dan zegt de heer Van der Aa dat er nu ook een aantal andere criteria is voor als er een klein geïsoleerd gebied middenin een landbouwgebied ligt, dan zou het toch mogelijk moeten zijn om daar vanaf te wijken. Ik vind niet dat je dat zomaar tot een algemene regel kunt verheffen, want het hangt er nadrukkelijk vanaf over welke waarden en welke zaken je het daar hebt. Als ik hier de toezegging kan krijgen dat er wederkerigheid in zit en dat dat betekent dat die peilvakken waarvan de meerderheid van de bestemming natuurgebied is, dat dan voor het gehele peilvak ook die natuurpeilen gaan gelden, dan valt er wat mij betreft over te praten. Dat biedt dus een opening en ik hoor graag hoe daar verder op gereageerd wordt. Ook zijn wij heel erg nieuwsgierig naar wat is toegezegd in de commissie Watersystemen over een beleidswijziging voor de peilbesluiten. Tegen die achtergrond en ik wacht even de tweede termijn af, neig ik een beetje naar een hele voorzichtige instemming met het peilbesluit. Dat laat onverlet dat ik ten aanzien van de Worp waar het hier ook over gaat, nog grote zorgen heb. Daar zou ik graag nog wat meer over willen horen. De heer Withagen: Het is een beetje lastig in de ordening van een en ander. Wij hebben vooraf gesproken over deze materie nadat wij onze internetsituatie warm hadden laten lopen. Nogal wat mailtjes heen en weer gegaan. Veel leden van de zo vaak genoemde coalitiepartijen zijn door mails van de achterban voortdurend op allerlei sporen gezet. Dat hoort ook bij de maatschappelijke functie die AB-leden hebben of ze nu door een achterban uit de natuur, van de landbouw of van de ingezetenen, als ze door hun achterban worden aangetikt om extra alert te zijn. Dat veroorzaakt dan een kleine storm, geen grote storm, maar een kleine
-11-
storm. Wij hebben daar grondig over gesproken. Wij hebben de drie peilbesluiten tegelijkertijd besproken. De heer Van der Aa heeft namens de CDA-fractie het woord gevoerd over het Gat van de Ham, de heer Wijnen zal nog het woord voeren over het peilbesluit Halderberge als ik het goed heb, dus dat komt nog. Wij hebben als coalitie gezegd, laten wij nou met een mond praten en dat probeer ik nu te doen. Wij hebben contact gezocht met de portefeuillehouder, want er waren in het begin wat onduidelijkheden. Wij zijn blij dat wij als coalitie daar nu een lijn in vinden. Dat is dat wij omdat wij ook in de provinciale termijnen zitten, ja zeggen tegen het peilbesluit. De fracties waarvoor ik het woord voer, zeggen ja tegen het peilbesluit, maar wel met een drietal voorwaarden. Die zal ik verwoorden zodat deze aan het besluit gekoppeld zijn. Dat is op de eerste plaats dat het peilbesluit pas effectief in werking treedt wanneer de technische maatregelen die erin begrepen zijn, zijn gerealiseerd. Wij noemen dat uitdrukkelijk, want de technische maatregelen zijn voorwaardenscheppend voor de inwerkingtreding van het peilbesluit. Wij vinden dat de effectiviteit, invoering van het peilbesluit, pas in werking treedt nadat de technische maatregelen die daarin genoemd zijn, zijn gerealiseerd. Het tweede punt is en ik spreek niet een antwoord uit naar de heer Verdaasdonk, dat is aan het DB. Ik zeg alleen dat wij ook hebben gekeken naar een bepaalde spiegeling qua effecten van natuur en landbouw. Wij hebben de Spiepolder, zoals door de heer Van der Aa uitgelegd, ook besproken en wij denken dat er enig spiegeleffect moet zijn waar landbouw een terugtrekkend restant is in een natuurgebied en daar waar natuurgebied een klein restant of een klein opkomstpunt is in een landbouwgebied. Wij moeten goed in de gaten houden dat dat een spiegeleffect met elkaar heeft. Als derde punt. Er is door een aantal organisaties knelpunten genoemd in de huidige peilvoering. Wij vragen van het DB om na de eerste drie maanden, ergens in de vergaderingen van april, ofwel in de systeemvergadering voor het systeembeheer, ofwel in het AB daar een keer op terug te komen hoe wij omgaan met de knelpunten in het peilbeheer. Wij hebben uit onze achterban begrepen dat het peilbeheer al een aantal jaren fel in discussie is en ik denk dat wij uitdrukkelijk mogen vragen, DB, spreek nog eens een keer met het AB ofwel in een speciale commissie of rechtstreeks in het AB, over die knelpunten en wat wij daaraan kunnen doen. Dus drie condities, ik hoop dat ik ze helder heb verwoord. Wij zeggen dus ja, waarbij de drie condities sine qua non eigenlijk al in de voorschriften staan, dus wij doen niet anders dan uit het voorschriftenpakket voor de peilbesluiten er drie uitdrukkelijk uitlichten, maar het is wel gedaan om in ieder geval te bereiken dat wij niet het gevoel hebben om ja te zeggen onder druk en volgend jaar hebben wij hetzelfde probleem. De heer Aertssen doelde daar al op in een bepaald praatje, maar wij vinden dat wij als AB het gevoel moeten hebben dat wij er concreet onze voet op zetten. Wij hopen dat het bestuur akkoord kan gaan met ons ja met die uitdrukkelijke condities. De heer Verdaasdonk: Een keer spreekt de heer Withagen over de coalitie en de andere keer spreekt hij over het AB in hetzelfde betoog en daar heb ik problemen mee. Als hij zich opwerpt als woordvoerder van de coalitie, dan moet hij dat doen, want wie ben ik om me daartegen te verzetten. Maar als hij spreekt namens het AB, dan maak ik daar bezwaar tegen want hij heeft er met ons met geen woord over gerept. Het zou hem sieren als hij zegt dat jij hierover met het totale AB wil spreken in gelijktijdigheid, dan is hij mijn man. Als hij zegt, wij gaan ermee aan de slag als coalitie in het vooroverleg, dan moet hij dat vooral zelf weten, maar dat moet hij hier niet spreken namens het AB. De heer Withagen: Mijnheer Verdaasdonk, ik betwijfel of ik ooit uw man zal worden. Op dit punt wil ik een concreet antwoord geven. Ik heb gezegd dat ik op verzoek spreek voor de huidige coalitiefracties op dit punt. Dat heb ik gezegd. Op de tweede plaats heb ik gezegd en toen sprak ik in de derde persoon, als het AB een beslissing neemt, dat was het gebruik van het woord AB. Ik zou er niet over denken om zonder toestemming namens de oppositiepartijen het woord te voeren. Ik heb slechts het woord gevoerd namens de coalitiepartijen nadat wij dat nadrukkelijk afgesproken hadden. Ik ben op peilbesluiten niet de meest deskundige, dus ik heb niet lopen solliciteren, laten wij het alsjeblieft doen. Ik blijf toch man, ondanks het feit dat ik niet uw man ben. De heer Wijnen: Ik dacht dat wij het hadden over het peilbesluit Gat van de Ham. Het betoog van de heer Withagen is hetgeen wij besproken hebben met de coalitie, dat komt na het peilbesluit. De heer Coppens: Het gaat hier over het peilbesluit Gat van de Ham. Ik kijk even naar mevrouw Pijnenburg, want ik denk dat zij een aantal dingen heeft gezegd die betrekking hebben op het peilbesluit Halderberge. Het idee van de heer Van der Aa. Als ik het goed heb begrepen, kan de heer Van der Aa instemmen met het peilbesluit Gat van de Ham, hij zegt alleen, kijk nog eens naar de situatie als het gaat over een belangrijk landbouwgebied versus een klein stukje natuur. Hij geeft aan dat het eigenlijk het omgekeerde is van wat wij de vorige keer in het DB aan de orde hebben gehad en wat nadrukkelijker aan de orde hebben gehad in de commissie Watersystemen. Dat heb ik ook ten aanzien van de omgekeerde situatie gezegd, ik heb daar een sympathiek gevoel bij. Dat heb ik in dit geval ook weer. Ik stel voor dat wij als DB een notitie gaan voorbereiden waarin beide elementen een plaats krijgen. Er is een opmerking gemaakt als zou het nieuw beleid zijn. Ik heb de vorige keer in deze vergadering aangegeven op dat moment niet te weten of wij het hebben over nieuw beleid, ja dan nee. Inmiddels is duidelijk dat deze systematiek past binnen het huidige beleid. Dat gaan wij nader voor u uitwerken. U was wel heel erg snel, mijnheer Aertssen, maar zo snel waren wij niet. Het komt eraan.
-12-
De heer Aertssen: Ik was niet zo snel volgens mij, want wij hebben een vergadering gehad en daar stonden ergens die notulen van die vergadering op de agenda en die heb ik helemaal niet gezien. Het had al een aanknopingspunt kunnen zijn. De heer Coppens: Inderdaad het volgend puntje, daar is de afgelopen weken door meerdere mensen om gevraagd. Ik ben er niet aan toe gekomen om de ware reden te achterhalen waarom wij dat verslag nog niet hebben, maar ik heb het zelf ook nog niet gezien. Dat hebt u nog tegoed van ons. Wij zullen de volgende keer proberen het wat sneller bij u te krijgen. Dan heb ik eigenlijk ook de opmerking van de heer Aertssen beantwoord. Mevrouw Pijnenburg, met uw goedvinden kom ik hierop terug bij het peilbesluit Halderberge. U geeft aan dat de uitkomst van de tweede check u tegenvalt. Ik heb de notulen er nog even op nageslagen en onze voorzitter heeft toen al uitgesproken, heb daar nou niet al te hoge verwachtingen van en dat is ook uitgekomen. Dat heeft hij goed ingeschat. Ik had al veel vertrouwen in de organisatie, maar ik bent er zelf bij geweest bij de tweede keer toen wij alle zienswijzen nog een keer zijn langsgelopen en dat vertrouwen is toen ontzettend versterkt wat mij betreft. Ik denk dat vanavond aan mij de eer is om het vertrouwen dat ik gekregen heb of eigenlijk al had, ook bij u over te brengen. Mevrouw Pijnenburg heeft het gevoel dat het suboptimaal is en dat slaat wel op het Gat van de Ham, maar dat wil ik nuanceren. Als u het hebt over AHS landbouw, dan is er wel degelijk een goede belangenafweging gedaan, er is wel degelijk gekeken naar de landbouwkundige optimalisatie, maar wel zonder de natuur te schaden. Dat is in een aantal peilvakken heel goed verlopen en daar kan de landbouw optimaal functioneren. De heer Van der Aa noemde de Spiepolder als voorbeeld, zevenhonderd (700) hectare en een plukje natuur. Voor de goede orde, het peilbesluit dat nu voorligt, gaat uit in hun advies van wat er nu gehanteerd wordt in het oude peilenplan. Het verzoek van de streek was omdat zij een paar calamiteiten hebben meegemaakt in 2002 en 1998, om dat zomerpeil met dertig centimeter te verlagen. Ik kan u verzekeren in het kader van afwentelen omdat het een groot watersysteem betreft, dat dertig centimeter in het kader van afwentelen niet haalbaar is. ik heb er geen zicht op of wel haalbaar zou zijn. Ik heb het afgelopen week het gevoel gekregen. Ik heb er geen zicht op of vijf of tien centimeter wel haalbaar zou zijn. Ik wil maar aangegeven dat het allemaal niet zo dramatisch is als af en toe lijkt. Ik heb de afgelopen week het gevoel gekregen dat wij begonnen en dan koppel ik even met de weersomstandigheden van dit moment, met een sneeuwvlokje dat uitgroeide tot met name gisteren en vandaag tot een enorme sneeuwberg Ik kan u melden dat morgen de dooi intreedt en ik hoop dat dat vanavond in uw bestuur al wat eerder gaat gebeuren. De heer Verdaasdonk haakt in op de ideeën die hier gelanceerd zijn. Over de wederkerigheid. Ik ben blij dat hij er ook voor openstaat en dat hij die discussie wil aangaan. Hij heeft het over nieuw beleid, ik heb al aangegeven dat het geen nieuw beleid is, maar dat wij met een notitie zullen komen. Ten aanzien van de Worp wilt u nog graag nader geïnformeerd worden. Ik moet het aantal hectare waar het om gaat, opzoeken want ik heb het niet precies paraat. Als hij over de technische maatregelen die wij hebben genomen om zowel het natuur- als het landbouwbelang te dienen, nog graag meer informatie wil hebben, dan verzoek ik hem contact op te nemen met de organisatie. Zij kunnen u van nog meer informatie voorzien, maar ik ben een beetje uitverteld. Dan komt de heer Withagen met een eindconclusie. Hij refereert aan een voorgesprek met de coalitie. Ik ga er maar op de volgende manier mee om. Het peilenplan Gat van de Ham en dat ga ik ook herhalen bij de andere twee peilenplannen, zijn akkoord als het DB een aantal toezeggingen doet. De eerste toezegging over de laatste hectare in een natte natuurparel heb ik al gedaan, om iets te bedenken om de tijd niet af te wachten tot het definitief onteigend is, maar de zaak wat naar voren halen mits overeenstemming is bereikt met de betreffende grondgebruiker. Zo kunnen wij dat ook eventueel doen als het gaat om een klein stukje natuur in een landbouwgebied, ook op vrijwillige basis. Dat wij die twee elementen gaan beschrijven in een notitie. Bij deze toegezegd. De heer Withagen heeft het volgende er ook nog aan gekoppeld en volgens mij staat het wel beschreven in een aantal peilenplannen maar niet in alle plannen, dat weet ik zeker. Hij heeft het erover om het peilenbesluit te effectueren als de maatregelen om het peilenplan te kunnen uitvoeren, genomen zijn. Dat lijkt mij hartstikke logisch, want als wij dat niet doen, dan kunnen wij waarschijnlijk het peilenplan nog eens niet handhaven. Ook die toezegging kan ik doen. Het laatste punt van uw betoog, de knelpunten zijn geïnventariseerd en die zijn bekend. Bij elke calamiteit zullen er andere knelpunten zijn. Naar aanleiding van de calamiteiten die wij meegemaakt hebben zijn er ook al, en dat hebt u en de inspreker vanavond ook geconstateerd, een deel van de knelpunten is inmiddels opgelost. Bij het peilenplan Halderberge ligt er voor volgend jaar een project op stapel dat ook daar weer de nodige knelpunten gaat oplossen. Wat wij als organisatie hebben gedaan ten aanzien van de peilenplannen, wij hebben een x-aantal zienswijzen gekregen die een klacht in zich hebben ten aanzien van een knelpunt of wat dan ook, maar in feite geen directe relatie hebben met het peilenplan zoals dat voorligt. Die hebben wij eruit gefilterd en met de organisatie afgesproken, dat wij al die zienswijzen en klachten heel serieus gaan behandelen en dat wij die mensen allemaal gaan bezoeken met een deskundige vanuit de organisatie. Wij hebben hier al wel eens aan de orde gehad, het contactcentrum, dat krijgt als taak mee om er met de indieners van bezwaren uit proberen te komen over dingen die wel oplosbaar zijn. Ik wil er vooralsnog geen termijn aan koppelen. De twee toezeggingen die ik gedaan heb, het spiegelen noem ik het maar even en het effectueren van het peilbesluit nadat de maatregelen genomen zijn, is voor mij even voldoende en het andere heeft voor mij geen directe relatie met het peilenplan zoals dat voorligt, maar heeft wel zijn aandacht. Die toezegging kan ik wel doen.
-13-
De voorzitter: Ik probeer een beetje vaart te maken, want ik zie de klok ook met een denderende vaart doorgaan. De portefeuillehouder heeft een aantal toezeggingen gedaan en die hoef ik niet te herhalen. Dat is het algemeen kader waar wij vanavond mee zouden kunnen werken. Dat gezegd zijn, hoor ik rond het peilbesluit Gat van de Ham geen wijzigingsvoorstellen, dus mijn vraag is, kunnen wij toch dit peilbesluit nu nemen, het Gat van de Ham? De heer Aertssen: Ik heb al gezegd dat wij akkoord zijn, maar ik heb wel een opmerking gemaakt en daar wil ik even op terugkomen. De heer Coppens was heel snel tevreden met zijn reactie naar mij toe, dat hij aangaf dat het verslag er nog niet was, maar ik heb meer gevraagd. Laat het AB nou een notitie of verhaal zien, dat komt er dus aan. Nou prima. De heer Verdaasdonk: Twee korte opmerkingen. De wederkerigheid zoals de heer Coppens die zojuist uitlegde, daar word ik wat ongemakkelijk van. Ik ga nu niet de discussie aan, maar ik heb bij wederkerigheid een ander beleven heb dan zoals hij het uitlegde en dat wil ik ook vooral zo laten. De voorzitter: Zullen wij dat via de notitie proberen helder te krijgen? De heer Verdaasdonk: Het zou misschien ook gunstig en nuttig zijn wanneer wij ook eens inzicht krijgen in de kosten van de technische maatregelen ten aanzien van de peilbesluiten. Dat lijkt mij eenvoudig aan te leveren. Ik neem aan dat ook de coalitie hier een warm voorstander van is. De heer Coppens: Dat weet mijn linker buurman beter, maar in ieder geval is de financiering van de maatregelen gevoteerd door het DB binnen het mandaat dat wij van het AB gekregen hebben. Het is geen enkel probleem om dat voor u inzichtelijk te maken en dat zullen wij ook doen. Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van het peilbesluit Gat van de Ham inclusief de inspraaknota. 3.i.
Peilbesluit Moerdijk
Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van het peilbesluit Moerdijk inclusief de inspraaknota. 3.j.
Peilbesluit Halderberge
De heer Van der Aa: Klopt het dat wij in het peilbesluit gaan vastleggen dat in het peilvak MC1 het getal van een meter tien (1.10 m) veranderd wordt in een meter dertig (1.30 m)? De heer Wijnen: Ondanks dat de heer Withagen al gesproken heeft en dat de heer Coppens al antwoord gegeven heeft, wil ik toch mijn verhaal kwijt. Wij zitten in Halderberge c.q. Hoevense Beemden al jaren met het probleem van wateroverlast, dat is bekend. Diverse gesprekken en verzoeken zijn er geweest met bijna geen resultaat. In de vorige vergadering is er uitvoerig over gesproken. Na goedkeuring van het peilenplan zou de heer Coppens naar Halderberge komen om het nog eens uit te leggen en nadere gegevens te geven. De voorzitter zegt – die het verslag – dat er weinig gaat gebeuren, dat er weinig gaat veranderen. Het zij zo. De beleving die wij als ingelanden hebben van het waterschap roept toch veel vraagtekens op. Hoevense Beemden in het licht van het waterschap, groeit dit naar een natuurgebied of blijft het een landbouwgebied? Daar zouden wij graag meer duidelijkheid over hebben. Als u kiest voor het laatste, dan zult u daadwerkelijk iets moeten gaan doen en wel op korte termijn. De brieven van de insprekers en bezwaarmakers spreken naar onze mening voor zich en daar ga ik niet verder op in. Wij weten waar de problemen zich voordoen en constateren dat het zit in de hoogteverschillen en de toenemende verharding en bebouwing. Er komt alleen maar meer water naar Hoevense Beemden toe. Wij kunnen hier nog lang en breed over praten, maar de frustraties nemen alleen maar toe bij de ingelanden. Ook uit de Bosche polder en Oud-Gastel komen er opnieuw geluiden dat men niet wist van de avond over de peilbesluiten. Ik denk dat er meer duidelijkheid over moet komen over alles wat wij gaan vaststellen. U zegt dat wij het peilenbesluit voor 1 januari van de provincie vast moeten stellen. Wat gebeurt er als wij dat niet vaststellen? Een andere vraag is dat hetgeen staat opgeschreven in het ??-rapport [onverstaanbaar 1.39.20] van23 oktober 2009 van de Brabantse Delta over de functies die beschreven zijn op bladzijde 6, 7 en 8. Daar staat onder EHS en GHS “natuur genoeg samenvoegen”. De vraag is of dit invloed heeft op het peilbesluit in Hoevense Beemden? Is dit plan goedgekeurd door de provincie en wordt dit meegenomen in bestemmingsplannen door de gemeente? Ik denk dat er op dit moment genoeg stof is waar wij over gesproken hebben en waar over kunnen gaan spreken. De insprekers praten over twee belangrijke zaken, de peilbesluiten, maar ik denk dat het een en/en constructie moet worden, en de peilbesluiten en de knelpunten en over die knelpunten praten wij al jaren. De heer Coppens doet toezeggingen en ik probeer daar een termijn aan te verbinden, zodanig dat in de eerste
-14-
helft van 2011 daadwerkelijk op papier moet staan wat er in 2011 gaat gebeuren. Wij weten dat in de begroting een post van bijna een miljoen euro is opgenomen, ik weet niet of wij daaraan toekomen. Dat zien wij aan de hand van hetgeen er moet gaan gebeuren, maar ik hoop dat wij daar meer duidelijkheid over krijgen. De heer Verdaasdonk: Ik heb een vraag over bladzijde 713 over de onderbemaling van de heer Braspenning. Wij hebben daar in de opiniërende vergadering ook al een opmerking over gemaakt en ik wil graag van u vernemen of dat u blijft bij het voorstel zoals dat thans is en dat is dat de eigenaar het recht krijgt om zelf het peilbeheer te voeren. Dat vinden wij een onwenselijke situatie, omdat wij van mening zijn dat peilbeheer ten principale toevalt aan het waterschap. De heer Coppens: Voor alle duidelijkheid, mijnheer Van der Aa, de zienswijze klopt. Het winterpeil wordt twintig (20) centimeter lager dan in het antwoord op de zienswijze is vermeld. Richting de heer Wijnen, wat verwarring rondom het peilenplan Halderberge. Ik kan dat ook begrijpen, want in de communicatie, de advertentie, is sprake van het peilenplan Halderberge, op zich is dat duidelijk. Alleen het staat tussen haakjes en dat is gedaan om de mensen in de Hoekse Beemden er specifiek op te wijzen, peilplan Halderberge/Hoevense Beemden. Je zou het uit kunnen leggen van, het heeft waarschijnlijk alleen betrekking op Hoekse Beemden en dat is niet onze intentie geweest. Het is onze intentie geweest om met name de mensen uit de Hoevense Beemden erop te wijzen dat het ook voor hen geldt. Dat is jammer, wij hadden de haakjes beter weg kunnen laten en het alleen hebben over peilbesluit Halderberge. De procedure is verder goed en zorgvuldig verlopen. Het is kenbaar gemaakt. Het was niet verplicht, maar wat wij wel gedaan hebben is een informatieavond verzorgd en naar aanleiding hiervan zijn ook weer opmerkingen verwerkt en uiteindelijk heeft het ter inzage gelegen en hebben mensen zienswijzen in kunnen dienen. Veel zienswijzen die betrekking hebben op de Hoevense Beemden hebben het inderdaad over knelpunten. In de beantwoording aan de indieners van zienswijzen na vaststelling in het AB, wordt gerefereerd aan het project Hoekse Beemden dat in 2011 ten uitvoer komen. Dan zal het gebied aangepakt worden en ik zeg niet dat wij alle knelpunten kunnen oplossen, maar er wordt in ieder geval toch een hele serieuze poging gedaan om zoveel mogelijk knelpunten op te lossen. Het klopt wat u zegt, het is een moeilijk gebied met hoogteverschillen. Het is ook wat dat betreft voor het waterschap een lastig gebied. U refereert aan de toezegging die ik de vorige keer gedaan heb. Dat was eigenlijk naar aanleiding van uw opmerking dat ik er zelf niet bij was tijdens de informatieavond zodat u had kunnen proeven wat daar speelde. Toen heb ik gezegd, als straks het peilenplan is goedgekeurd, dan ben ik samen met medewerkers van het waterschap bereid om nog een keer naar het gebied te gaan en nadere uitleg te geven als die behoefte bestaat. Met andere woorden, wij lopen er niet van weg. U pleit voor uitstel, want u zegt dat het toch niet zo belangrijk kan zijn dat de provincie vindt dat wij dit voor 1 januari afgerond moeten hebben, daar gaan wij zelf over. De provincie is wel onze toezichthouder en daar hebben wij afspraken mee gemaakt. Dit is het laatste van de zes peilenplannen dat voorligt. Ik zou het toch wel heel jammer vinden en een beetje een schaduw geven op de gezellige periode die wij met zijn allen tegemoet gaan als wij dat vanavond niet voor elkaar krijgen. Ik zou af willen zien van uw verzoek tot uitstel. Dan hebt u nog een vraag over de toestand EHS/GHS in dat gebied en u koppelt daar ook gelijktijdig het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente aan vast. Het vertrekpunt van het peilenplan is het huidige grondgebruik, dus dat heeft niets te maken met het bestemmingsplan buitengebied van welke gemeente dan ook. Het huidige grondgebruik is het vertrekpunt en het wordt gerefereerd aan het provinciaal huishoudingsplan als het gaat over bestemmingen. Dan zegt u, als je het dan toch hebt over het project dat volgend jaar gaat spelen in de Hoevense Beemden, ik wil daar een termijn aan koppelen en ik wil op papier zien wat er staat te gebeuren. Die termijn zou ik u willen ontraden. U moet mij maar gewoon op mijn blauwe ogen vertrouwen dat wij dat project volgend jaar echt gaan uitvoeren. Als u wilt weten wat wij precies aan gaan pakken, dat wil ik u graag toezeggen, dat kunnen wij inzichtelijk maken. De vraag van de heer Verdaasdonk over onderbemaling. De onderbemaling van de heer Braspenning is gewoon nodig om daar landbouw te kunnen uitvoeren. Aan de familie Braspenning is in het verleden een vergunning verleend voor de onderbemaling en dat wordt een op een overgenomen in dit peilenplan ook weer met het verstrekken van een vergunning. De vorige keer was het niet in het peilenplan opgenomen en dat gaat nu wel gebeuren omdat het een feitelijkheid is die niet anders kan. Laat ik het maar zo zeggen. De heer Wijnen: Bedankt voor de uitleg. Er is natuurlijk veel werk gedaan in het Hoevense door de ingelanden zelf. Er zijn al lasten bekend en die zijn hierheen toe gestuurd over waar de echte knelpunten zitten. Ik heb het niet over de peilen, maar over de knelpunten. Ik denk dat het goed zou zijn om kort na Nieuwjaar met de mensen die dat ingediend hebben, om de tafel gaan zitten en de zaken van hieruit met de deskundigen erbij en de kaart erbij te gaan bekijken welke maatregelen waar genomen moeten worden. Waar deze genomen moeten worden is al bekend, dus dat hoeft op zich niet lang te wachten. Financiën is een belangrijke zaak, dat ligt klaar. U zegt dat het in het kader van het provinciale waterhuishoudingsplan voor 1 januari goedgekeurd moet worden. Als u ons toezegt wat u net beloofd hebt, dan kunnen wij daarmee leven. Wij komen hier regelmatig bij elkaar en als dat niet zou gebeuren, dan zou dat niet zo prettig zijn voor
-15-
het waterschap. Uitgaande van vertrouwen in elkaar dan moet het kunnen lukken. 2011, nogmaals, dan gaan wij akkoord met het peilenplan als wij zeker weten dat het gaat gebeuren zoals afgesproken. De heer Verdaasdonk: Ik ben niet overtuigd door de toelichting van de heer Coppens. Ik geloof graag dat de familie Braspenning een vergunning heeft gekregen maar ik vraag mij af of daar een bepaalde mate van eeuwigdurendheid aan zit. Ik vraag met name naar de effecten van de onderbemaling op de duurzame instandhouding en op de waterbehoeften van het aanliggende natuurgebied. Het is evident en dat is in al die gebieden zo dat onderbemalen pal tegen een natuurgebied aan een geweldig verdrogend effect heeft op het aanliggende natuurgebied. In de belangenafweging heb je nadrukkelijk met die belangen te maken. Ik kan mij zomaar voorstellen dat het belang van een individuele agrariër die zelf het peilbeheer voert, zwaarder zal wegen dan het belang van het aanliggende natuurgebied. Vandaar lijkt het mij ongewenst dat je een individu in zo’n situatie plaatst. Ik vind dat je daar als waterschap je eigen verantwoordelijkheid moet nemen, want dat stelt het peil vast en beheert het. Ik vind niet dat je een individueel iemand op die manier als buurman in de verleiding moet brengen. Dat lijkt mij niet gewenst. Ik vraag mij af in hoeverre die vergunningen een eeuwigdurende waarde hebben. Ik neem aan dat een wijzigend beleid en beleidsinzichten ook gevolgen hebben voor eventueel verleende vergunningen en hetgeen daaronder ligt. Anders zou het zo kunnen zijn, dat iets dat eenmaal ooit is vergeven, nooit meer ongedaan kan worden gemaakt. De heer Wijnen: Mag ik de heer Verdaasdonk vragen of hij het gebied? Ik ga ook regelmatig het gebied van het waterschap in om te weten waar wij over spreken. Als hij dat hier ook zou doen, dan denk ik dat hij hier heel andere gedachten over krijgt dan dat hij nu uitspreekt. De heer Verdaasdonk: Ik fiets en wandel veel, overal, in heel West-Brabant en ver daarbuiten. Ik ken het gebied en ik weet ook wel een beetje hoe dat soort dingen werkt. Ik zal uw uitnodiging graag aannemen om een keer op een mooie zomerdag daar eens te gaan kijken, maar ik wil wel antwoord op mijn vraag. Mevrouw Pijnenburg: Voor ons geldt hetzelfde als wat de heer Wijnen heeft verwoord. Met name een toezegging op de technische maatregelen die uitgevoerd moeten worden, waardoor de druk in het gebied vermindert en er minder schade ervaren zal gaan worden van het peilbeheer. Concreet op dit peilvak, onderbemaling op dit peilvak. Ik stel voor om het peilvlak ME7 los te houden van ME6. Ik zie eigenlijk geen noodzaak om dat samen te voegen als je er toch een apart beheer op toelaat. Er zijn meer voorbeelden in het werkgebied waar deze figuur gevonden is. Ik denk dat het een relatief goedkope manier is om daar het peilbeheer te doen. Door het als apart peilvak toch op te nemen in het peilbesluit, dan heb je er een controlemogelijkheid op. Ik zou het wel als een apart peilvak willen blijven zien met voortzetting van de ontheffing. De heer Coppens: Ik dacht tot nu toe, het loopt lekker vanavond, maar nu wordt het toch moeilijk gemaakt. Het is vanavond geen opiniërende vergadering, dus ik stel voor dat de vragen van de heer Verdaasdonk schriftelijk beantwoord worden. De heer Wijnen, ik weet niet of wij elkaar verkeerd verstaan of niet, ik ga ervan uit van niet en hetgeen ik tot nu toe gezegd heb, gaan wij waarmaken. Mevrouw Pijnenberg heeft het over de toezegging over de te nemen maatregelen en die toezegging heb ik al eerder gedaan. Haar betoog over het bemalen of onderbemalen gebiedje kan ik niet helemaal volgen, maar een aantal mensen hier aanwezig hebben dat goed gevolgd en u krijgt daar ook antwoord op. De voorzitter: Het besluit betreft het oorspronkelijke voorstel inclusief de mededeling die nadien gestuurd is aangevuld met de twee wijzigingsvoorstellen die de heer Coppens aan het begin heeft ingebracht. Dat besluit, gaat u daarmee akkoord? Ja, dan is dat besloten. Besloten: het AB stemt in met het vaststellen van het peilbesluit Halderberge inclusief de inspraaknota. 3.k.
Inrichtingsplan Kleine beek voor vis
De heer Van Riet: Nog even een vraag, wat voor vispassage er onder de stuw aan de Achtmaalseweg gemaakt gaat worden. Wij zijn voorstander van landschappelijke vispassages. Vorige keer hebben wij wat kritische noten gekraakt over de afwerende houding ten opzichte van recreatie door burgers op gronden van het waterschap. Wij zien dat hier wel een wandelpad langs de beek wordt aangelegd en dat vinden wij een goede zaak. Wij roepen het waterschap op om ook in de toekomst ruimhartig om te gaan met toegang tot hun gronden. Mevrouw Franssen: Ik heb een korte vraag over dit soort voorstellen. Ik zou het heel plezierig vinden als er in het vervolg een totaalbudget bij genoemd zou worden, dus wat het totale inrichtingsplan kost en wat de bijdragen zijn van anderen en de gelden die van Interreg gevraagd worden. Dat plaatst de kredieten die wij
-16-
verlenen, in een wat ander daglicht. Het is niet iets wat ik nu per se wil weten, maar het is een suggestie voor dit soort nota’s of voorstellen. De heer Aertssen: Ik heb een oproep richting ZLTO en uw DB. Het moet toch mogelijk zijn om eventueel ook een pad te realiseren langs de waterkant. Waar een wil is, is een weg. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn, het kan gewoon een onverhard pad zijn met toestemming om er overheen te lopen en zonder allerlei bezwaren die geopperd worden. Het lijkt mij een simpele oplossing en ik vraag aan u en via u om de ZLTO nog eens te vragen om hun bezwaren op te heffen. De heer Vanlaerhoven: Ik heb de vorige keer ook gevraagd naar de kosten en de kostenverdeling en daar is geen antwoord op gekomen. Ik wil graag een beeld hebben over de verdeling van de onderhoudskosten tussen de gemeente en het waterschap. De heer Kocx: Ook een hele korte vraag. In de notitie staat dat het project voor 1 juli 2011 opgeleverd moet zijn om in aanmerking te komen voor de Interreg-subsidie. Ik kan in de notitie niet lezen of wij dat gaan halen en of dat reëel is, want het is toch wel heel belangrijk. Mevrouw Dielissen: Bij de stuw aan de Achtmaalseweg komt een De Wit Vispassage om dezelfde redenen als op de andere plekken namelijk vanwege het lagere gebied. Mevrouw Franssen vraagt naar het totaalbudget. Wij hebben geprobeerd dat zo duidelijk mogelijk aan te geven. Het punt is dat het gaat om paraplusubsidies, dus wij weten dat wij aan de voorwaarden voldoen om die subsidies te kunnen innen. Subsidies kunnen worden aangevraagd als het project wordt uitgevoerd, maar echte zekerheid heb je pas op het moment dat het bedrag wordt vastgesteld en overgemaakt. De goedkeuring om te beginnen moeten wij vooraf aan u vragen en daarom proberen wij een zo goed mogelijke schatting van te maken en dan komen wij op de berekening uit die in het stuk staat. Bij de financiële gevolgen, dat de te verwachten subsidies in totaal negenhonderd duizend euro (€900.000) zijn met een eigen bijdrage voor het waterschap van circa vijfentwintig procent (25%). Vanwege de procedures is het dus lastig om daar veel preciezer in te zijn. De heer Aertssen vraagt om een pad langs de waterkant, maar inmiddels heeft het AB versie twee gekregen waarin aangegeven staat op bladzijde 3 onder het kopje recreatie dat een deel van de zuidoever opengesteld wordt voor recreatief medegebruik. De bedoeling is dat daar een soort van laarzenpad gaat komen op verzoek van de gemeente. Aan die wens van het AB wordt dus voldaan. De heer Vanlaerhoven vraagt naar de onderhoudskosten en de verdeling daarvan. Er is een onderhoudsplan gemaakt en wij zijn met de gemeente aan het praten over de verdeling. Deze vindt plaats op basis van de gebruikelijke afspraken en ook over wat voor soort onderhoud daar plaats moet gaan vinden. Als dat eenmaal is vastgesteld, betreft het kosten die voor alle EVZ’s gelden, dus ik kan u op dit moment geen concrete bedragen noemen, behalve dat dat een verdeling wordt van de kosten op basis van de praktijk die wij daar normaal voor hebben. Als u het toch graag wilt weten, dan nodig ik u uit om daar een keer voor langs te komen, dan kunnen wij dat wat preciezer aangeven. De heer Kocx vraagt of 1 juli reëel is. Daar is de planning volledig op afgestemd om na vandaag verder te kunnen gaan en dat de schop de grond in kan, zodat wij 1 juli werkelijk halen en ook de subsidie kunnen innen. De heer Verdaasdonk: Ik wil even aan de ambtelijke ondersteuning een compliment maken over de mooie beantwoorden van de vragen over de Gamarus Pulex, vlokreeften. Mevrouw Dielissen: De informatie over de vlokreeften is ingezameld en die komt eraan. De heer Verdaasdonk: Daar had ik het over, die is mij al toegezonden. Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van de inspraaknota en het Inrichtingsplan Kleine Beek voor vis inclusief de uitvoering. 3.l.
Aankoop perceel / EVZ Zwarte Sloot
De heer De Boer: De vorige opiniërende vergadering die verdaagd werd naar vrijdag 16.00 uur, kon ik niet bijwonen. Ik had toen veel reserves over dit agendapunt en dat gold voor mijn hele fractie. Naderhand is gebleken dat ook vele andere collega’s moeite hadden met dit punt. De aanvullende informatie die is verstrekt, heeft die zorg niet weggenomen. Laat er geen misverstand over bestaan, onze gezamenlijke fracties zijn blij met alle inspanningen die het DB zich getroost om de EVZ te realiseren. Aan de andere kant vinden wij dat de schaarse financiële middelen en dat gaat in steeds sterkere mate gelden, dat die optimaal besteed moeten worden en daarvan is volgens ons hier helaas geen sprake. Wij kopen bijna tien hectare en wij kunnen maar iets meer dan een hectare direct benutten. Wij moeten maar aannemen dat het met de uitruil van de resterende negen hectare wel goed komt. Wij vinden hier voor ons waterschap teveel risico’s aan vastzitten voor het waterschap. Als wij eenmaal de tien hectare hebben gekocht, dan hebben wij ons in een afhankelijke positie gemanoeuvreerd en onszelf klemgezet. Volgens ons kan het eenvoudig anders. Onze
-17-
fractie en wij hopen dat ook de andere fracties dit voorstel zullen overnemen, stelt voor dat wij opnieuw met de heer Antonissen aan tafel gaan zitten. Het gaat dan niet om de prijs, de prijs is stevig en daar gaan wij verder niet over in discussie. Dat beschouwen wij als een gelopen traject, maar dan gaat het wel om aanvullende voorwaarden, namelijk dat wij als waterschap nog een jaar de tijd willen hebben om met andere boeren tot een ruilovereenkomst te komen zodat wij heel duidelijk hebben wat er met die negen hectare daadwerkelijk gaat gebeuren. Ik vind een jaar een redelijke periode en dan moet echt wel duidelijk zijn of het kansrijk is of dat het niet lukt. Is het kansrijk, dan wordt alsnog de akte gepasseerd en ontvangt de koper de koopsom. Voor de rest kunnen alle voorwaarden hetzelfde blijven. Lukt het niet, dan vinden wij dat wij die transactie niet moeten effectueren. Dat is dan jammer voor ons waterschap en misschien ook wel heel jammer voor de heer Antonissen, maar dan moeten de middelen beschikbaar blijven voor andere mogelijkheden die zich ongetwijfeld in de nabije toekomst zullen voordoen waarbij de middelen effectiever worden ingezet. In zijn algemeenheid vinden wij dat ons waterschap voortaan meer in deze lijn moet werken, gewoon uitgewerkte voorstellen voor het totaal van de investeringen. Wij moeten handelen zoals ook de markt handelt. Ik verwijs naar de verkoop van het pand in ’s-Gravenmoer. Daar wordt ook door de koper een ontbindende voorwaarde opgenomen. Hij wil daar bepaalde doelen realiseren en als hem dat niet lukt, dan gaat wat hem betreft de koop ook niet door. Zo’n soort handelwijze moeten wij in de praktijk ook in gaan voeren voor het realiseren van de EVZ. De middelen worden in toenemende mate schaars, de provincie stelt de medefinanciering zwaar ter discussie. Dat stelt meer eisen aan ons handelen. Wij moeten meer zekerheid hebben over onze doelrealisatie. Er is geen spoedeisend belang in dit geval om de akte in december of januari te passeren en daar kunnen wij rustig de tijd voor nemen. Wij vinden als fractie dat u dat gewoon opnieuw moet gaan bespreken met de heer Antonissen. De heer Hage: Mijn woorden ongeveer in dezelfde strekking als de heer De Boer. Wij vinden de concretisering van de EVZ zonder meer een goede zaak, daar hebben wij al eerder mee ingestemd. De aankoop van de een komma een (1,1) hectare is dan ook geen punt, maar omdat er toch wat grond boven blijft zweven, is het de vraag, moeten wij dat hele perceel gaan kopen terwijl wij maar een komma een (1,1) hectare nodig hebben. De aankoop kan geen jaar wachten, want je kunt mensen niet in het ongewisse houden, dus die aankoop moet gewoon gebeuren. Of je doet het met een ontbindende voorwaarde, of je koopt het aan met de drie andere gegadigden die ook geïnteresseerd zijn om deze ruilgrond te hebben. Doe het dus niet alleen, want het DB-lid zegt zelf dat er een aantal mensen geïnteresseerd is in deze grond, dus dan zou ik zeggen koop dan de grond met zijn drieën aan en dan heb je de zaak wel in een keer rond. De heer Vanlaerhoven: Naar aanleiding van vorige keer is ons medegedeeld dat er meer informatie zou komen over dit gebeuren en vooral over de doorruil en daarin zijn wij heel erg geïnteresseerd. Verder is er niet veel nieuws onder de zon gekomen. Er zijn een paar gegadigden, maar dat is nog niet vrij concreet. Wij willen meer zicht hebben op de doorruil en waarin ik ook in geïnteresseerd ben is in de grootte van het ven, de waterberging, want dat wordt niet genoemd. Hebt u daar enige indicatie van? De heer Withagen: Wij zijn van mening dat wij deze kans moeten aangrijpen. De EVZ is ons teveel waard om dat nou te laten schieten. Anderzijds zijn er door een aantal fracties opmerkingen gemaakt waar het gaat om dat wij alsmaar degenen zouden moeten zijn die de financiële risico’s moeten lopen van de boven de markt zwevende hectares. Dat vinden wij ook niet. In dit geval zeggen wij, DB neem onze zorg mee, dat wij niet degenen moeten zijn die alsmaar de grondrisico’s in onze portefeuille drukken. U hebt in de vorige vergadering al aangegeven dat er allerlei gesprekken bezig zijn met gegadigden enzovoorts. Wij willen niet zoals sommigen menen, u voorschrijven hoe u in detail moet handelen. Wij zeggen, DB, neem uw verantwoordelijkheid. U weet dat het AB en in ieder geval mijn fractie zich zorgen maakt over die verhouding in de grondaankoop. Kijk of u daar zo goed mogelijk mee om kunt gaan en werk het bestuurlijk uit. Dat is uw taak. Wij vinden dat u aan zet bent, en daar geven wij met plezier groen licht voor. Mevrouw Dielissen: De heer De Boer, de heer Hage en de heer Withagen doen oproepen om met voorstellen te komen die zo goed en zeker mogelijk zouden zijn. Deze oproep ondersteunen wij als DB en daar streven wij ook naar, maar in dit geval ligt het wat anders. De heer De Boer stelt voor om de heer Antonissen te vragen om nog een jaar te wachten voordat de knoop wordt doorgehakt, maar – en dan ben ik het met de heer Hage eens - het is moeilijk om de ondernemer nog een jaar te laten bungelen en bovendien kunnen wij het voor een goede prijs van hem kopen. Ik besef dat het DB u om vertrouwen vraagt voor de verdere afwikkeling van de bestemming van dit perceel, maar toch vragen wij dat vertrouwen. Het is een mooie kans om een flink perceel te kunnen kopen om veel te kunnen realiseren, zoals in eerste instantie de meters van de EVZ. Als de ruiling slaagt, dan wordt het twee keer zoveel. Ook kijken wij of er grond kan worden ingezet voor andere doelen. Dan zijn er signalen dat er serieuze interesse is in de ruiling en dat er ook nog interesse is om als er grond overblijft, die ook te kopen. Gezien alle positieve signalen denken wij toch dat het een goede zet is om dit perceel aan te kopen en willen wij u toch vragen om dit besluit te nemen. De heer Vanlaerhoven zou meer concrete informatie hebben gewild over de doorruil, maar dat is niet verstandig om dat te doen, omdat wij in deze ook strategisch willen opereren en er voor het waterschap zo gunstig mogelijke situatie van willen maken, vandaar dat wij deze informatie hebben gegeven en er niet meer in
-18-
detail op in zijn gegaan om die strategie ook te kunnen realiseren. Wat betreft waterberging, daar wordt nog op gestudeerd, dus daar kan ik geen detailinformatie over geven. De heer De Boer: Het heeft ons niet overtuigd. Wij vinden als gezamenlijk fractie dat dit niet getuigt van professioneel handelen en daar trekken wij de uiterste consequentie uit door onze fractie aantekening te laten maken dat wij geacht worden tegen te hebben gestemd. De heer Hage: Ik heb in wezen geen antwoord gekregen op de stelling om in gezamenlijkheid met de gegadigden die er echt veel belangstelling voor hebben, die grond aan te kopen, want dat bespaart nogal wat geld van de gezamenlijke rekening. De heer Vanlaerhoven: Ik wil er toch even op terugkomen, want ik hoor uit het gebied hele andere geluiden dan dat zij die grond graag willen hebben. Dat zal misschien ook vanuit hun strategisch oogpunt zijn. Ik ben vooral geïnteresseerd in de waterberging. Ik hoor ook geluiden van, wanneer hij akkoord gaat, probeer vooral de toezegging te hebben dat er voldoende waterberging is, want het is een gebied waar van driestromen het water bijeen komt. Men is bang dat men daar grotere overlast krijgt. Wanneer je hieraan een waterretentie kunt koppelen – daar wordt over gesproken en daarom wilde ik ook het oppervlak weten – dan lijkt mij dat heel wat redelijker. De heer Verdaasdonk: Ik heb er de vorige keer al iets over gezegd. Ik word uitgedaagd om het weer te doen. Ik zou toch de mensen hier aanwezig nog eens een keer aan hun bestuurlijke verantwoordelijkheid willen herinneren. Wij hebben nadrukkelijk een aantal taken en ik vind het wel heel frappant dat wanneer wij een reëel doel kunnen realiseren wat ook des waterschaps is en waar middelen voor beschikbaar zijn, om hier allerlei aanvullende voorwaarden bij te betrekken. Ten aanzien van de heer Vanlaerhoven zou ik willen zeggen, volgens mij is EVZ iets anders dan waterberging. Als er een waterbergingsopgave in dat gebied, dan zal dat ook als zodanig zijn vastgesteld en als er grond voor beschikbaar komt, dan zal het op die manier moeten worden ingevuld. Er is voldoende agrarische kennis aanwezig om te weten wanneer je iets wilt realiseren, je dan eerst de grond koopt en dan pas de ruilmarkt op gaat. Ik denk dat het inderdaad getuigt van vertrouwen in de organisatie, wanneer je tegen de organisatie zegt, wij weten dat u professioneel en ter zake kundig bent en goed op de centen past en doelen kunt bereiken. Ik zou dan ook willen zeggen, DB, ga vooral door op deze ingeslagen weg. De heer De Boer: Ik voel mij een beetje aangesproken door de heer Verdaasdonk. Wij hebben best vertrouwen, maar waarborgen zijn beter. Dat gaat nou juist over het realiseren van een EVZ en daar heeft Water Natuurlijk ook heel veel belang bij, dat wordt in elke vergadering betoogt. Wij ondersteunen dat van harte en hij zou het met mij eens moeten zijn dat de middelen zo effectief mogelijk worden besteed. Daar gaat het hier om, je gaat vijfhonderd duizend euro (€500.000) uitgeven voor het realiseren van een hectare. Als je dat bedrag zou uitgeven en je kunt er tien hectare mee realiseren, dan ben je toch veel effectiever bezig en dat is de strekking van onze reactie. De heer Verdaasdonk: Als je het voor vijfhonderd euro (€500) zou kunnen doen, dan ben je nog effectiever bezig, maar dat is de vraag helemaal niet. De vraag is dat er nu grond beschikbaar is in het gebied, die kan ingezet worden in een ruilproces. Ik mag er toch vanuit gaan dat de organisatie zich goed op de grondmarkt heeft georiënteerd, weet welke doelen en kansen er liggen. Ik zou willen zeggen, ga er maar mee door. De heer Boertjes: De fractie bedrijven heeft de vorige keer aangegeven dat zij enige moeite heeft met de aankoop van dit stuk, niet met de aanleg van een EVZ. De vraag van de heer De Boer over het ene jaar, ik zie dat er een eenjarige pachtovereenkomst met de heer Antonissen is vastgelegd. Dan vraag ik mij af waarom niet de moeite genomen kan worden om in dat jaar – want de pachtovereenkomst is toch gebonden aan deze overeenkomst – te proberen zoveel mogelijk grond te effectueren. Ik vind dat je daar best een termijn aan kunt verbinden. In die zin zeg ik, probeer dat op een andere wijze in te vullen en zoals het nu staat geformuleerd, niet direct te voteren. De fractie bedrijven kan zich vinden in wat de heer De Boer heeft gezegd en vinden wij dat het op een andere wijze moet worden ingevuld. Wij stemmen tegen het voorstel als u niet een jaar de tijd neemt om in ieder geval te onderzoeken om goede ruilgronden te creëren met de partijen die daarmee te maken hebben. De voorzitter: Ik wil de vergadering graag schorsen, want ik vind dit dermate belangrijk en zorgelijk nu, dat het DB zich eerst moet beraden. Degenen die er de vorige keer op vrijdag bijwaren en de anderen hebben het misschien in de notulen gelezen, daar heb ik het ook verwoord. Als u het DB opdracht geeft om het bestuursprogramma en de kadernota te realiseren, dan zult u het DB ook de ruimte en de mogelijkheid moeten geven om dat te doen. Wij hebben een budget om strategische aankopen te doen, wij kopen hier een perceel dat zijn geld gewoon waard is. Als het ooit terug op de markt gezet moet worden, dan lopen wij er nog nauwelijks risico voor. De portefeuillehouder geeft aan dat er veel mogelijkheden zijn voor doorruil en dat er best belangstelling voor is. Er zitten genoeg boeren in de zaal die weten dat wij niet bij die meneer
-19-
terug kunnen komen met de stelling om nog eens een jaartje te gaan winkelen en dan weer terug te komen. Het is een markt waarop wij vragen en hij bereid moet zijn om te verkopen. Ik wil dit meegeven voor de schorsing. Ik schors de vergadering en ik hoop dat wij elkaar straks toch kunnen vinden. Schorsing 5 minuten. Ik heropen de vergadering, wij waren toe aan de beantwoording in tweede termijn vanuit het DB. Mevrouw Dielissen: In aanvulling op de woorden die de voorzitter daar net sprak, wil ik in ieder geval stellen dat wij willen voldoen aan de inspanningsverplichting die wij hebben tegenover de gemeente Rucphen. Dat is ook nog een factor. Het gaat om een unieke kans. Wij kunnen door middel van dit kavel een ruiling maken met drie huiskavels. Dat is een hele mooie kans. De heer Antonissen is nu tot verkoop bereid tegen een gunstige prijs en uitstel daarvan om te wachten tot wij klaar zijn met de strategie dat ook nog wel enige tijd zal kosten en dan met meerdere partijen naar hem toe zouden gaan en sowieso een uitstel van een jaar gaat niet werken. Dat raad ik u af. Ik ga nog even in op de andere geluiden over voldoende waterberging. Ik baseer mij op de geluiden die ons bereiken over het overleg in de streek wat wij voeren met partijen. Uiteraard wordt er bekeken of knelpunten in het watersysteem opgelost kunnen worden door middel van waterberging en dat wij daar zeker dit perceel en deze grond voor in kunnen zetten. Die toezegging doe ik u zeker. Ik geef ook gehoor aan de oproep om in de toekomst met voorstellen te komen die meer zekerheid bieden, want dat is ook zo. Ik wil u ook toezeggen dat ik u op de hoogte houd van de ontwikkelingen in dit specifieke geval. Op basis hiervan verzoek ik u toch akkoord te gaan met dit voorstel. De voorzitter: Dan zijn wij aan besluitvorming toe. Ik vraag of u akkoord kunt gaan met dit voorstel? De heer Boertjes: Gehoord hebbende wat mevrouw Dielissen heeft gezegd en dat er inderdaad serieuze afspraken gaande zijn met betrekking tot kavelruil, kunnen wij als fractie bedrijven instemmen met dit voorstel en de toezeggingen die zijn gedaan. De heer De Boer: Wij zijn erg blij dat deze discussie effect heeft opgeleverd, in die zin dat mevrouw Dielissen heeft toegezegd om in de toekomst met voorstellen te komen die meer zekerheden bieden. Dat vinden wij heel erg belangrijk en ik heb van mijn collega’s begrepen dat het breed leeft. Wij zijn ook blij met de toezegging dat er informatie komt zodra er meer bekend is over het uitruilen van de resterende negen hectare. Wij willen dit graag op de voet volgen. Met inachtneming van wat er verder over gezegd is en door u is toegelicht, stemmen wij alsnog in. De heer Vanlaerhoven: Met de toezeggingen van mevrouw Dielissen kan onze fractie ook instemmen, vooral met de wateropvang, die is heel belangrijk en ook het vervolg, akkoord. De voorzitter: Ik constateer dat u unaniem akkoord gaat met het voorstel. Besloten: Het AB stemt in met de aankoop van het perceel aan de Achterhoeksestraat te Rucphen, kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie U, nummer 468, groot 9.54.95 ha, tegen de totale koopsom van vijfhonderd twaalf duizend euro (€512.000) k.k. 3.m.
Herschikkingsvoorstel ontwikkelingsprojecten
De heer Hieltjes: Zoals u weet is dit voorstel ook bekend gemaakt aan gebiedscommissies en gemeenten om te voorkomen dat gemeenten verrast werden. Het is ook aan de orde gekomen in sommige bestuurlijke overleggen en met name de gemeente Roosendaal is ook mee gesproken en die vraagt om opmerkingen ook aan u mede te delen. De opmerkingen zien met name op het project Molenbeek fase II. Dat is een project dat wij hebben gepositioneerd in de fase dat wij pas na 2015 met de oplevering van Molenbeek fase III hebben en de afschrijvingen. Inmiddels tussen het verzenden van het stuk en de behandeling vanavond is duidelijk dat Roosendaal voor het project Stadsoevers, waar Molenbeek III deel van uitmaakt, een substantiële subsidie van de provincie krijgt. Daarbij is van belang dat het project start in uiterlijk 2013. Nu is onze inschatting dat starten in 2013 geen probleem is, maar voordat het totaal opgeleverd is, het nog wel eens na 2015 kan liggen. Dat is geen aanleiding om het besluit aan te passen. Het is wel goed dat u weet dat dit leeft. Wij zullen daar ook een antwoordbrief op sturen en die komt volgens de gebruikelijke procedure bij u langs. De gemeente Roosendaal wijst er ook nog op dat zij met ons willen overleggen over Stapsteen Eldersche Turfvaart. Die staat op doorgaan, maar zij willen samen kijken naar de grondpositie. Dat lijkt mij heel verstandig. Zij wijzen nog op een aantal ambities die er zijn voor de middellange termijn waar het mij ook gepast lijkt om daar nog een keer nader overleg over te hebben. Er komt een schriftelijke beantwoording op die brief en die krijgt u volgens de gebruikelijke procedures. Het leek mij goed om u hiervan kennis te laten nemen.
-20-
Mevrouw De Jong: Bij de begrotingsbehandeling hebben wij al aangegeven hoe belangrijk dit punt voor ons is en dat wij helemaal achter het DB-voorstel staan. Toch nog een aantal vragen. Mijn eerste vraag is naar aanleiding van de aanvullende informatie die u ons toegestuurd hebt. Toen begon ik toch enigszins bezorgd te worden. U geeft voor het beschikbaar houden van de financiële ruimte afwegingen. Bij de laatste bullet geeft u aan dat u als DB het verstandig acht om de financiële ruimte beschikbaar te houden als buffer voor eventuele tegenvallende subsidiebedragen van derden. De vraag bij ons ontstond toen, de financiële ruimte, dus de zeshonderd achtentwintig duizend euro (€628.000) ook bedoeld om de projecten vlot te trekken. Nu zou het zomaar kunnen zijn dat op het moment dat de subsidiebedragen tegenvallen, dat aan een project dat al getrokken wordt en dat ook als deze notitie er niet zou zijn, wellicht met een onderschrijding van de subsidie zou komen, dat wij die toch financieel aan zouden moeten vullen. Het is toch niet zo dat dit bedrag hoofdzakelijk hierop ingezet gaat worden? Dat is even vanuit de financiële context. Naar aanleiding van de toelichting van de heer Hieltjes, hij heeft met de gemeente gesproken. U geeft hierbij expliciet aan wat de gemeente Roosendaal heeft gezegd. Heeft die ook met andere gemeenten gesproken waarop het aanduiden van deze gebieden, met name hebt u het dan over de paarse gebieden, waar die betrekking op hebben. Hoe hebben de gemeenten daarop gereageerd? Het zal u misschien niet verwonderen van ons, maar in uw lijst geeft u aan onder andere over de Bovenmark. U weet dat het bij ons een kostbaar item is, de inrichting van de Bovenmark. U hebt eerder aangegeven dat u met een notitie zou komen over de Bovenmark en hoe wij hier verder mee omgaan als de toezegging van de provincie over de subsidies wegvalt. In het kader van de technische vragen over dit onderwerp hebt u aangegeven dat er al gronden, oude meanders, alle oude meanders zijn eigendom van Brabantse Delta. Vanuit Water Natuurlijk vragen wij u nu van als de grondverwerving bij derden een probleem zou worden, kan het dan niet zo zijn dat de stukken die al in eigendom zijn van Brabantse Delta en dus op onze eigen grond liggen in het kader van de inrichting van landgoed De Klokkenberg bij voorbaat al een stuk ingericht zouden kunnen gaan worden als wij toch de financiële ruimte hebben. Wij vinden het overigens een heel helder stuk over hoe wij hierin staat en ook wat de financiële ruimte is. Wij moeten eenmalig een stuk afpakken van die vierenvijftig duizend euro (€54.000). Dat zij zo. Wij staan hier helemaal achter. De heer Hage: Eigenlijk woorden van dezelfde strekking. Ook de coalitie heeft gezegd om de zeshonderd achtentwintig duizend euro (€628.000) die over is, in te zetten voor de realisatie van de KRW of waterberging. Dat hebben wij besproken. In het stuk over de herschikking in de aanvullende informatie lees je bij bullet nummer 7 zie je dat daar gezegd wordt dat er wel geld moet worden vrijgehouden voor eventueel tegenvallende resultaten. Ik vraag mij af, heeft dit betrekking op de zeshonderd achtentwintig duizend euro (€628.000) of niet? Ik wil daar meer duidelijkheid over hebben. De heer Kocx: Bij de opiniërende vergadering hebben wij gesteld dat wij ten principale tegen zijn om gelden die nu niet concreet aangewend worden, te oormerken. Naar onze mening zouden deze moeten terugvloeien naar de algemene middelen. Gezien de aanvullende informatie die wij nu hebben gekregen, waarbij onder een andere bullet staat dat “Het AB beslist over de toekenning van middelen aan concrete projecten. Voor deze projecten zal een uitvoeringskrediet aan het AB worden aangevraagd.” En bij de andere bullet staat “Indien zich geen kansen voordoen die een bijdrage leveren aan de doelstellingen, dan leidt dat ertoe dat het bedrag niet wordt geinvesteerd”. Gezien deze opmerkingen kunnen wij ons vinden. De heer Van der Aa: Wij kunnen dit voorstel van harte ondersteunen. Wij hebben de vorige keer ook al gevraagd, zet het gas er maar op bij de KRW en de waterbergingsopgaven. Mijn buurman en ik zijn van dezelfde partij en die heeft het bij de begroting ook al aangegeven, dus die urgentie mag u eronder leggen. Over die bullet van wij zitten bij de buffer voor tegenvallende subsidiebijdragen, ik versta het zo dat u ook de KRW en waterbergingsdoelen oppakt als er kansen zijn, ook als er wat minder subsidie is dan waar wij tot nu toe gebruik van konden maken. Zo zie ik die buffer en wat dat betreft kan ik er helemaal mee instemmen. Mevrouw Dielissen: Ik wil eerst ingaan op de opmerkingen van mevrouw De Jong en de heer Hage. Die combineren de buffer van zeshonderd achtentwintig duizend euro (€628.000) met de laatste bullet en dan is de vraag van, is het de bedoeling omdat geld hoofdzakelijk daarvoor in te zetten als er subsidiebijdragen gaan tegenvallen. Dat is helemaal niet het vooropgezette plan. Het is meer genoemd als dat het op termijn een keer aan de orde kan komen. Bij een concreet project moet het AB altijd nog het krediet voteren en dan zal altijd helder gemaakt worden hoe de financiering is opgebouwd. Als de subsidiebijdrage dan tegenvalt, dan zou het een suggestie zijn om het op die manier te doen, maar dan wordt het transparant gemaakt. Dan zou het inderdaad zo kunnen zijn zoals de heer Van der Aa aangeeft dat, doet zich een goede kans voor en zit je met het probleem van tegenvallende subsidie, je het dan op die manier meer als een oplossing zou moeten zien. Wij stellen het AB zeker niet buiten spel. Op dat moment kan die beslissing daarover genomen worden. Bij mijn weten is er geen reactie van andere gemeenten of van reconstructiecommissies gekomen waar die informatie naar toe is gegaan, behalve van de gemeente Roosendaal die er apart op gereageerd heeft. Het kan zijn dat er nog reacties komen, maar tot op heden heeft alleen de gemeente Roosendaal specifiek gereageerd. Wat betreft de Bovenmark, als u tot deze herschikking besluit, dan staat daar een krediet voor dat besteed kan worden aan de doelen en opgaven die wij hebben in Bovenmark als waterschap.
-21-
Dan gaan wij daarmee aan de slag om te proberen het geld zo goed mogelijk in te zetten om die doelen ook te bereiken. Ik praat over vispasseerbaarheid, maar herstel van oude meanders is ook een doel, dus het plan is toch om de procedure te vervolgen en dan met partijen om tafel te gaan om te kijken of wij zo gunstig mogelijk dat geld in kunnen zetten om zoveel mogelijk van de doelen te bereiken. Dat proces kan nu in werking gaan en daarvoor komt een voorstel te zijner tijd uw kant op. Mevrouw De Jong: U geeft aan en dat klinkt heel positief ten aanzien van het project Bovenmark. Ik kan mij voorstellen dat er nog meer projecten en meer kansen liggen. Gaat u daar een soort prioriteitstelling aan geven? Ten tweede, mijn bezorgdheid ten aanzien van de subsidies is niet helemaal weggenomen. Stel dat dit gewoon door zal gaan, de projecten zonder dit herschikkingsvoorstel en zonder dat er iets anders gebeurt en die subsidies zouden tegenvallen op een andere manier, dan hadden wij toch ergens die ruimte voor de subsidies moeten pakken. Ik hoop dat nu niet teveel geld alleen maar naar de subsidies gaat, maar dat echte projecten waar kansen liggen, vlot getrokken gaan worden. Dat is toch nog enigszins mijn bezorgdheid. Mevrouw Dielissen: Ik denk dat het een goede oproep van u is om te proberen zo snel mogelijk de subsidieregelingen die er nu nog zijn, te pakken en te benutten want inderdaad, het kan alleen maar minder worden vrees ik en dan zouden wij achter het net vissen Ik denk dat wij daar heel alert op moeten zijn en de harde beschikkingen zo snel mogelijk binnen zien te halen. Daar maken wij ook werk van. Het is niet zo dat wij denken, als dat gebeurt, dan lossen wij het op deze manier wel op. Zo moet u het niet lezen. U vraagt naar meer projecten dan het Markdal. Die vraag begreep ik niet helemaal goed. Mevrouw De Jong: Ik vond het heel positief, de manier waarop u reageert op de Bovenmark. Dan denk ik mooi, maar dit is niet het enige project. Er zouden meerdere projecten kunnen komen. Ik bedoel als zich meerdere projecten voordoen, gaat u dan prioriteren in welk project het eerst wordt aangenomen? Mevrouw Dielissen: Het was uitsluitend mijn bedoeling om iets meer te vertellen over Bovenmark, maar niet zozeer of dat het eerder of later zou zijn dan andere projecten. Er wordt aan veel projecten voortvarend gewerkt. De voorzitter: Ik denk dat er bij de kadernota een voorstel van het DB komt over welke projecten op eigen kracht opgepakt worden. Dan kunt u daar uw mening over geven. Besloten: het AB stemt in met: - de voorgestelde herschikking van ontwikkelingsprojecten; - de inzet van de ruimte die binnen het huidige IP ontstaat voor de realisatie van de waterbergingsopgave en de KRW-opgave binnen de planperiode; - om de reeds gemaakte kosten van de projecten uit de categorie ‘verplaatsing buiten planperiode’ voor twee projecten te activeren en voor de overige zes projecten af te schrijven. 3.n.
Initiatiefvoorstel inzake gescheiden waterhuishouding bij aanleg van natuur
Mevrouw Franssen: Wij werden door onze achterban geconfronteerd met deze problematiek. Wij hebben daar overleg over gehad en dat heeft geleid tot een initiatiefvoorstel om te laten onderzoeken of er mogelijkheden zijn om een gescheiden waterhuishouding te realiseren, omdat er vaak conflicterende belangen zijn voor natuur en landbouw. U hebt deze vergadering ook gemerkt dat er af en toe wat frictie tussen zit in gebieden waar mensen toch redelijk dicht bij elkaar komen te zitten, zelfs op het platteland is dat blijkbaar aan de orde. In de stad zou dat veel erger moeten zijn natuurlijk. De suggestie die daarbij werd gedaan, is niet om een duur onderzoek te doen, maar om hier studenten van bijvoorbeeld de HAS of Wageningen voor te vragen om te kijken of zij hun licht kunnen laten schijven over eventuele oplossingen voor dit probleem. Wij noemen het een gescheiden waterhuishouding, maar misschien zijn er ook andere oplossingen waar wij nog niet eens aan gedacht hebben. Wij hebben inmiddels ook van u een zienswijze gekregen. Wij waren blij verrast te lezen dat u zegt, het is wel een goed idee en wij willen daar ook nog wat geld aan spenderen. Het lijkt ons goed om verder te gaan kijken naar de mogelijkheden die opleidingen bieden. De voorzitter: Om tijdswille, u kent het voorstel van de indieners, u kent de reactie van het DB. De vraag is of er nog veel debat aan toegevoegd moet worden op dit moment. De heer Verdaasdonk: Ook wij kunnen het voorstel ondersteunen. Ik heb nog een kleine suggestie. Onze achterban vraagt in dit specifieke verband aandacht voor naar een onderzoek over de Auvergnepolder en het Lange Water. Dat is in het kader van het peilbesluit de Brabantse Wal al genoemd. Dat zou misschien wel een gebied zijn waar dit zou kunnen, want je moet wel oppassen dat je niet een gekunsteld systeem gaat bouwen en dit specifieke geval zou daar een oplossing voor kunnen bieden.
-22-
De heer Van der Aa: Twee korte opmerkingen. De uitvoering en opdrachtverlening, ik neem aan dat dat door het DB gebeurt? Wat ons betreft, mag er verder gekeken worden dan naar de peilbeheerste gebieden, want hier wordt steeds over peilvakken gesproken. De vermeende conflicten kunnen ook in de niet peilbeheerste gebieden voorkomen. De heer Coppens: Heel kort. Ik neem de suggesties die gedaan zijn, mee naar de organisatie en ik weet zeker dat zij daar heel verstandig mee om zullen gaan. Besloten: Het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta besluit: • onderzoek te doen naar enkele concrete situaties waarin binnen een peilvak natuurfuncties en agrarische functies samenvallen. Dit onderzoek mag maximaal € 10.000,-- kosten. • contact te zoeken met een opleiding binnen Brabant die dit soort onderzoeken interessant zou kunnen vinden; • het onderzoek uit te laten voeren door studenten onder begeleiding van docenten en ambtenaren van het waterschap; • daarbij ook onderzoek te laten doen naar innovatieve manieren om de kosten van de maatregelen zo beperkt mogelijk te houden voor zover uit het onderzoek blijkt dat gescheiden waterhuishouding inderdaad een haalbare zaak is. 4.
Mededelingen
4.a.
Managementletter 2010-3
De voorzitter: Het DB stelt voor de reacties op de managementletter deze keer schriftelijk te doen. Dan hoeven wij daar nu geen tijd aan te besteden. 4.b.
Verslag Voorbereidingscommissie Financiële Jaarstukken van 2 november 2010.
Besloten: het AB neemt hier kennis van. 4.c.
Mededeling inzake P&C cyclus
Besloten: het AB neemt hier kennis van. 4.d.
Mededeling inzake procedure verslag commissie watersystemen
De heer Van Riet: Ik ben blij dat er een bespoedigingsvoorstel op tafel ligt, want wij hebben hier meerdere keren gehoord dat het werk in de commissie Watersystemen heel belangrijk is en heel interessant voor het AB. Met name de heer Van der Aa van het CDA heeft daar een paar keer op aangedrongen. Desondanks, het werk daar is ook heel goed, er zijn felle discussies, maar juist daarom is het heel waardevol om de verschillende optieken tegen elkaar af te kunnen wegen en samen verder te komen. Daarom valt het tegen dat de verslagen steeds heel traag komen. Ondanks het voorstel hier duurt het nu ook al weer een week of drie, vier voordat er zelfs maar een conceptverslag verschijnt. Ik vind dat de voorzitter, de heer Coppens zich daarmee te kort doet en daarmee het werk van zijn commissie. Elk voorstel om dat te bespoedigen is heel goed en ik zou daarbij ook graag het reglement van orde niet meer als belemmering willen zien. Eerder is door de heer Van de Broek van de Algemene Waterschapspartij gezegd dat wij ook best met email kunnen werken. In het reglement van orde wordt ook over elektronische berichtgeving gesproken, dus dat kan geen belemmering zijn zoals mij eerder wel verteld werd. Dus hoe eerder de verslagen van de commissie Watersystemen rondgestuurd kunnen worden naar het AB, des te beter. De heer Coppens: Helemaal mee eens. Besloten: het AB neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. 5.
Ingekomen stukken (te behandelen op 8 december 2010)
5.a.
Brief mevrouw Dros ‘Parkeren langs de Bouvignedreef’ en antwoord dagelijks bestuur.
De heer Van den Berg: In uw antwoordbrief aan de geachte inspreker, mevrouw Dros, sluit u af met “Wij verzoeken u zich bij deze realiteit neer te leggen. Dit zal de nodige rust geven aan alle betrokken partijen”. Wij horen hier het waterschap feitelijk met andere woorden zeggen “Mevrouw Dros, ga toch koken en hou op met het zinloze tellen van auto’s”. Onze fractie schrikt enorm van uw reactie. U zou deze betrokken
-23-
ingezetene juist met open armen moeten ontvangen, en uw enorme waardering moeten uitspreken over de betrokkenheid en moeten danken voor het leveren van de waardevolle getallen, maar dat doet u niet. Het enige dat u eigenlijk zegt te willen, is rust. Naar onze smaak ga je zo niet om met iemand die een terecht probleem in het beschermde buitengebied van Breda benoemt en hier namens de omgeving aandacht voor vraagt. Het lijkt er verdacht veel op dat het waterschap dit grote probleem eigenlijk het liefst gewoon onder het tafelkleed wil moffelen. Wij geven u op voorhand aan dat de hoeveelheid auto’s die namens het waterschap in het Mastbos wordt geparkeerd, echt veel te groot is en niet past onder een tafelkleed. Daarvoor is het probleem echt veel te groot. Dit probleem zal het waterschap blijven achtervolgen als het waterschap dit niet structureel oplost. Het grote aantal auto’s van het waterschap dat door de week de Bouvignedreef ontsiert, zal dan een blijvende smet vormen op de beschermde natuur van het buitengebied van Breda en blijvend protest en commentaar oproepen van de omgeving. Een zeer terecht protest en commentaar, meent onze fractie. Ten aanzien van uw brief het volgende. Wij vragen u om de genoemde evaluatie direct na een jaar te laten plaatsvinden. Dan hebben wij immers de vier seizoenen gehad en is een goede evaluatie wat ons betreft zonder meer mogelijk. Er is geen reden denkbaar om twee jaar te wachten met de evaluatie. Tevens vragen wij u om de omgeving waaronder mevrouw Dros, te betrekken bij deze evaluatie, want juist de tellingen van mevrouw Dros vormen zeer welkome harde feiten over aantallen auto’s. Harde feiten die voor een heldere en betrouwbare evaluatie onontbeerlijk zijn. Daarnaast stelt u dat buiten kantooruren beide parkeerplaatsen ter beschikking gesteld worden aan bezoekers van het Mastbos. Wij stellen vast dat u tegen deze toezegging in, de zuidelijke parkeerplaats in het weekend niet toegankelijk maakt voor bezoekers van het Mastbos. Wij vragen u waarom u uw toezegging in deze niet nakomt. Als laatste vragen wij u in aansluiting op dit onderwerp, wanneer u de gemeente Breda gaat benaderen om het gesprek over parkeren in en om het Mastbos weer op te pakken. Als u dit mogelijk al gedaan heeft, dan horen wij graag hoe dit verlopen is en wat het gevolg precies is en wat de actieve rol van het waterschap hierin is. De heer Van der Veer: Mevrouw Dros heeft een korte brief geschreven die heel vriendelijk en heel genuanceerd is. Dan lees ik een zeer uitgebreid antwoord van het DB op deze brief. Ik ben tamelijk gestoord door de toon van deze brief en dat heb ik ook bespeurd bij andere leden van het AB. Als u de brief leest, dan is het onnodig om zo’n toon naar een burger die met dit soort gevoelens komt, te gebruiken. De heer Van Riet: Daar ben ik even stil van. Een ander onderwerp dat in uw antwoordbrief staat en ik denk dat u daarmee de plank volledig misslaat en dat is toch wel goed om hier te noemen. Uw uitgangspunt is dat u een parkeernorm veronderstelt dat de voertuigen die niet op eigen terrein kunnen parkeren, dan maar op de openbare weg geparkeerd mogen worden. Ik denk dat het goed is dat u nog eens de wetgeving en de ontwikkeling van die wetgeving nagaat, bijvoorbeeld bij het instituut CROW. Dan zult u zien dat die parkeernorm is ontstaan en ingesteld is om de overlast voor de buren van de geparkeerde auto’s van een bedrijf te voorkomen en dat daarom juist voldoende parkeerruimte op het eigen terrein gecreëerd moest worden. In wat u hier schrijft, draait u de zaak om. Ik denk dat het goed is om nog eens goed te kijken, ook naar wat mevrouw Dros heeft gezegd, wie zijn er nou van dit waterschap die elke keer weer in de Bouvignedreef parkeren, want het zijn elke keer dezelfden. Dat moet ook voor het management, dus het DB, heel gemakkelijk zijn om die personen aan te sturen. De voorzitter: Ik wil graag reageren namens het DB. Wij hebben over dit onderwerp de vorige cyclus uitvoerig gesproken en met elkaar concrete afspraken gemaakt. Ik zou nu niet meer op de inhoud verder in willen gaan, want wij hebben afspraken gemaakt en toezeggingen gedaan. Ik heb toen namens het DB aangegeven een tot twee jaar. De suggestie, ga nou niet per se op die twee jaar zitten maar probeer het wat naar voren te halen. Dat zijn dingen die op zicht best denkbaar zijn. Daar wil ik de strijd niet over aangaan. Een aantal maatregelen die toen in de notitie stonden, willen wij zorgvuldig opbouwen en uitwerken. Zodra dat pakket effect zou moeten hebben en hopelijk is dat binnen twee jaar, dan willen wij dat evalueren en aan u presenteren. Alle vragen rondom dit onderwerp zoals hebt u al gesproken met de gemeente Breda, en dat soort zaken, zit allemaal in dat pakket. Dat pakken wij allemaal op en daar zijn wij actief mee bezig. Nadenken over het betrekken van de omgeving hierbij is een gedachte die wij best zouden kunnen overwegen, hoe weet ik nog niet. De suggestie is op zich zinvol. Dan de brief. Wij hebben gemeend in het DB door uitgebreid en zorgvuldig te antwoorden, mevrouw het beste te bedienen in haar zorg. Er is niets ingeslopen van badinerend of een scherpe toon of dat soort zaken. Er is een concept gemaakt, wij hebben er in het DB over gesproken. Wij hebben vooral gezegd, het moet gedetailleerd en uitvoerig, maar je moet wel reëel zijn en dat hebben wij geprobeerd te formuleren. Als dat bij u overkomt als de verkeerde toon, mijnheer Van der Veer, dan betreur ik dat, want dat is niet wat wij hebben bedoeld. Een burger hoort netjes antwoord te krijgen. De heer Van Riet: Het is niet alleen hoe dat bij ons als AB overkomt, maar ik heb mevrouw Dros horen zeggen dat het voor haar kleinerend is overgekomen. Het is belangrijker hoe het bij de briefontvanger overkomt.
-24-
De voorzitter: Mevrouw moet gewoon een net antwoord krijgen. Wij hebben geprobeerd een net antwoord te geven. Als het anders overkomt, en dat hoor ik haar ook zeggen, dan vinden wij dat jammer. De heer Van der Veer: Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van het DB in deze. Ik denk dat als u hier een taalkundige naar laat kijken, naar die brief, de zinswendingen en het woordgebruik, dan kun je in totaliteit zien dat de toon niet plezierig is naar die mevrouw toe. Het is iets subjectiefs, dat ben ik met u eens. Ik begrijp uw goede bedoelingen, daar ben ik van overtuigd, maar het gaat er vooral om hoe de toon bij anderen overkomt. De voorzitter: Als u zegt, probeer de brieven klantvriendelijker te maken, hoewel ik dat woord niet altijd mag gebruiken, begrijp ik, dan is dat begrepen. De heer Van den Berg: Ik benadruk ook nog eens wat de vorige sprekers hebben gezegd, dat het vooral gaat over hoe de ontvanger van de brief erover denkt. U hebt daar blijkbaar andere gedachten over en dat is nou juist het probleem. Ik zou het DB willen uitnodigen om deze brief nog eens heel goed te bekijken en zelf te ontdekken waar mogelijk verbeterpunten in zitten, want het gaat niet alleen over deze brief, maar over brieven in het algemeen naar mensen. Dit heeft ook te maken met het imago van het waterschap. Hoe willen wij gezien worden door onze omgeving? In dit geval hebt u de plank volledig misgeslagen, dat heeft mevrouw Dros aangegeven. Dat is een gemiste kans. Daarnaast dank dat u erover na gaat denken om ook de omgeving te betrekken in de evaluatie. Dank dat u mogelijk al na een jaar wilt gaan evalueren. Als laatste opmerking, u gaf aan dat u ook het contact met de gemeente in het hele pakket wilt meenemen, maar mag ik u erop attenderen dat u hebt toegezegd dat dit contact met de gemeente in het najaar van 2010 zou plaatsvinden. Dat zou betekenen dat u dat effectief dat deze maand nog zou moeten doen. De voorzitter: Ik ga er niet op in, want wij hebben afgesproken dat wij na verloop van tijd het pakket zouden evalueren en niet per onderwerp dat nu gaan bespreken. De heer Van den Berg: In de besluitenlijst staat dat u in het najaar contact zou opnemen, dus ik vraag u of dat zo is. De voorzitter: Ik ga niet alle onderdelen van dat pakket periodiek met u bespreken, want dan blijven wij erover bezig en wij hebben goede afspraken daarover. 5.b.
Reactie rekenkamercommissie naar aanleiding vraag uit het AB van 13 oktober 2010
Besloten: het AB neemt hier kennis van. Er zijn geen vragen. 5.c.
Brief IVN Mark en Donge ‘Natuurherstel Markdal’
Besloten: het AB neemt hier kennis van. Er zijn geen vragen. 5.d.
Brief Hoogheemraadschap van Rijnland ‘Regeerakkoord/verkiezingen waterschapsbesturen
Besloten: het AB neemt hier kennis van. 6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’
De voorzitter: Wat wij gedaan hebben, is u het voorstel aanbieden vanavond wat de Unie van Waterschappen agendeert voor de ledenvergadering van volgende week vrijdag. Een eerste scan van de secretaris-directeur en mij lijkt tot de conclusie te komen dat er niet veel nieuwe dingen in zitten ten opzichte van de Storm-brief die vorig jaar door de Unie is verstuurd. Het lijkt mij dat u deze stukken tot u kunt nemen, dat wij als DB ons daar dinsdag over beraden wat ons standpunt zou moeten zijn. Laten wij afspreken dat wanneer u zegt eventueel met een paar fracties, wij vinden het toch een onderwerp waar wij apart voor terug moeten komen voordat u naar de ledenvergadering kunt. Dan horen wij dat graag. Komt het DB dinsdag tot de conclusie dat wij u toch moeten polsen, dan zullen wij volgende week ergens een uurtje moeten vinden om dat voor te leggen. Wij hebben het vandaag pas gezien, dus ik kan daar verder ook geen concrete afspraken over maken. Mevrouw Franssen: Is het een idee om dat per email te doen? Stel dat wij een bepaalde mening hebben over een bepaald onderdeel van deze brief, kunnen wij dan per email naar u reageren of niet?
-25-
De voorzitter: Het lastige is dat ik wel met een boodschap gestuurd moet worden en een individuele mening is lastig hanteerbaar. Mevrouw Franssen: U gaat ze verzamelen, toch? De voorzitter: Gaat dat leiden tot verschil van inzicht, dan zullen wij er toch even over moeten praten. Laten wij even kijken hoe wij het praktisch kunnen doen naar volgende week vrijdag toe. Ik zou u willen vragen eventueel voor de DB vergadering, te reageren, zodat wij dat in het DB mee kunnen nemen. 7.
Rondvraag
De voorzitter: Dan kom ik bij het punt dat de heer Verdaasdonk heeft aangekaart, wat ik net voor de rondvraag heb willen zetten en dat gaat kennelijk over een passage uit de notulen van de vergadering. De heer Verdaasdonk: Het gaat over de betrokkenheid van de heer Van der Kallen bij het VolkerakZoommeer en de opmerkingen die ik daarover van het betreffende congres heb gekregen. Vervolgens heeft dat de revue gepasseerd. Binnen een paar dagen kregen wij een mail van de heer Van der Kallen waarin hij uitleg geeft. Die email heeft mij in hoge mate verbaasd om een tweetal redenen. Hieruit blijkt dat deze mail al eerder aan een tweetal AB-leden is gestuurd terwijl de rest in het ongewisse is gelaten. Dat roept bij mij het beeld op van het boek van George Orwell, sommige dieren zijn meer gelijk dan andere. Het kan toch niet zo zijn dat over dezelfde materie mensen van hetzelfde AB op verschillende wijze worden geïnformeerd. Ik vind dat niet kunnen. Ten tweede komt er uit voort en dat blijkt ook uit de manier waarop de heer Van der Kallen informeert, hij zegt “Op dit soort bijeenkomsten voel ik mij niet altijd de vertegenwoordiger van het waterschap.” Volgens mij zit hij daar en is hij ook uitgenodigd als vertegenwoordiger van het waterschap en hij heeft zich ervan te vergewissen dat hij standpunten inneemt die des waterschaps zijn. Ten laatste zegt hij nog “Er toch misvattingen kunnen ontstaan door het vertolken van persoonlijke opvatting, zoals die van mij inzake het Volkerak Zoomeer.” terwijl wij hier aan de voorkant hadden afgesproken dat de heer Van der Kallen zich zou onthouden van persoonlijke opvattingen over het Volkerak Zoommeer. Dat is de zoveelste keer. Het doet mij toch wel zeer om dat te moeten constateren, namelijk dat het waterschap hierdoor nodeloos schade heeft geleden. Ik zou een aantal voorstellen willen doen. Ten eerste, ik zou willen voorstellen aan het DB om eens na te denken of het niet hoog tijd is dat er een brief gaat naar de aanwezigen van de Delta, waarin publiekelijk afstand wordt genomen van de opvattingen van de heer Van der Kalen als zijnde niet de opvattingen van waterschap Brabantse Delta. Ten tweede omdat hij persisteert in een bepaalde houding waar wij al eerder voor gewaarschuwd hebben. Het is misschien verstandig om de heer Van der Kallen ver te houden van elke betrokkenheid, die er gaat ten aanzien van hoogwaterberging, Volkerak Zoommeer en wat dies meer zij, want hij heeft aangetoond niet over de bestuurlijke gevoeligheid te beschikken die op dit gevoelige dossier noodzakelijk is. Ik hoor graag van het DB hoe zij daarop reageert en misschien heeft de heer Van der Kallen persoonlijk ook nog iets over te zeggen. De heer Aertssen: Wij hebben in het verleden soortgelijke kritiek gehad bij een ander akkefietje met de heer Van der Kallen. Soortgelijk zeg ik expres en ik kan mij voorstellen dat Water Natuurlijk zich er zeer over verbaast dat het nu weer plaatsvindt. Ik begrijp ook de vragen. Ik steun die vragen ook en ik vind ook dat er maatregelen getroffen moeten worden. Wat de heer Verdaasdonk voorstelt, vind ik alleszins redelijk. Wij hebben er ooit een motie van wantrouwen over ingediend. Die haalde het dus echt niet. Dit zijn nog redelijke vragen. Ik denk dat het DB maar eens goed moet nadenken of dit inderdaad niet de juiste oplossing is voor dit probleem. De voorzitter: De vorige keer was de heer Van der Kallen niet aanwezig. Ik zou hem eerst willen uitnodigen om te reageren op wat hier gezegd is. De heer Van der Kallen: Mij past hier enige deemoed. Als het gaat over verschillen tussen AB-leden onderling, die zijn er niet. Zij het dat het soms een praktisch verschil is, dat de een wel aanwezig is bij een bepaalde bijeenkomst en een andere niet. Degenen die aanwezig waren heb ik toen mij bleek dat er een perceptie was bij een aantal toehoorders dat niet mijn uitgangspunt was, heb ik bericht en hen geïnformeerd op de wijze zoals ik heb gedaan. Toen mij bleek dat ook anderen daar een discussiepunt van maakten, heb ik dezelfde email toegestuurd om hen te informeren over mijn zienswijze in deze. Als het gaat over de uitnodiging voor dit soort bijeenkomsten, dan ontvang ik soms dubbele uitnodigingen omdat ik een tweede pet heb. Zij het dat ik in dit geval weliswaar een dubbele uitnodiging heb gehad, maar de badget droeg van het waterschap. Daarover geen enkel verschil van mening. Als het gaat over de perceptie van zo’n bijeenkomst, heb ik in mijn email bedoeld te zeggen dat niet iedere bijeenkomst een zogenaamd bestuurlijk gremium was. Het aardige wat bij het DB ik het zelf onder het kopje bestuurlijke gremia ter sprake bracht om helder te krijgen van wat is nou eigenlijk een bestuurlijk gremium zoals in dit geval, met welke perceptie ga je daar naar toe. Mijn perceptie van deze bijeenkomst van tweehonderd (200) tot tweehonderd vijftig (250) mensen was door in ieder geval op dat themapunt het min of meer een soort academische bijeenkomst
-26-
was. Mijn perceptie van dat moment bleek niet de perceptie van een relevant aantal andere aanwezigen. Daar heb ik een leermoment uit getrokken dat ik weliswaar vanuit een bepaalde zienswijze iets benader, maar dat dat niet altijd de zienswijze van anderen hoeft te zijn. Ik zal de perceptie van zo’n bijeenkomst op een andere wijze moeten vertolken, omdat er altijd in ieder geval onder deze tweehonderd (200) tot tweehonderd vijftig (250) mensen er enkelen zijn, in ieder geval een aantal zijn die er op een andere manier naar kijken. Ik denk dat u terecht zegt, dat kan leiden tot misvattingen. Of het het waterschap heeft geschaad, dat gaat mij wat te ver, dat zou ik niet willen bevestigen. Iedere misvatting of andere interpretatie die ontstaat, is niet mijn oogpunt en daar heb ik mij rekenschap van gegeven. Ik heb de conclusie getrokken die ik in de email heb getrokken en ik hoop dat het voldoende is. Gedane zaken nemen geen keer, maar je leert er wel van. Dat heb ik bij deze gedaan. De voorzitter: Ik denk dat een brief schrijven het waterschap meer kwaad doet dan goed en ook niets oplost. Ik ben er de vorige keer heel open over geweest naar u toe. Dit soort zaken poppen de eerste dagen dan op en dan ebt het weg en hoor je er niet meer van. Ik weet wel dat in gremia waarin ik actief mag zijn, de stuurgroep Zuidwestelijke Delta en BOKV als voorbeeld dit even ter sprake is gekomen. Ik heb het standpunt van het waterschap opnieuw helder gemaakt. Ik hoor ook van medewerkers dat die dat in die dagen in ambtelijk overleg ook hebben rechtgezet. Die hebben daar mij overigens ook over aangesproken en dat hebben wij samen zo gesproken. Ik denk dat de meest betrokkenen het dus uit de eerste hand gehoord hebben en een brief na zoveel weken, ik denk niet dat dat effectief is. Normaals, het schetst eerder een beeld van het waterschap dan van de uitspraak. Portefeuilles waar u over spreekt. Formeel gaat het DB over de portefeuilleverdeling en ik denk dat het DB hier geen aanleiding ziet om hier iets mee te doen, tenzij het AB een motie of wat dan ook aanneemt waarin een oproep staat dat het DB er iets mee moet, maar dat heb ik nog niet gehoord. Ik denk ook niet dat dat echt voor de hand ligt. Ik ben blij met de deemoedige reactie van de heer Van der Kallen. Ik zou u willen vragen om het hierbij na de uitvoerige bespreking van vorige keer te laten. De heer Verdaasdonk: Ik ben een beetje teleurgesteld in uw reactie. Het gaat mij er niet om om iemand geen fouten te vergeven, want wij maken allemaal fouten. Wanneer mensen persisteren in hun handelwijze, dan is dat een serieus punt van zorg. Dat is nou juist waar het hier om gaat. De heer Van der Kallen is vanaf het begin af aan gewaarschuwd, jongen, blijf daar bij weg, meng je daar niet in. Hij heeft het al eerder gedaan en doet het nu weer en het wordt nu weer met de mantel der liefde bedekt. Sorry, ik heb het zo niet bedoeld en wij gaan over tot de orde van de dag. Ik vind en mijn fractie vindt dat daarmee het beeld van het waterschap wel degelijk schade is berokkend. Het zou de heer Van der Kallen sieren wanneer hij uit persoonlijk initiatief aan die mensen die bij die bijeenkomst waren, zelf alsnog een dergelijke brief schrijft en ik vind ook, gezien het repeteereffect dat erin zit, dat de heer van der Kallen heeft bewezen niet over de bestuurlijke gevoeligheid te beschikken die in dit dossier van belang is. Daarom vraag ik u nogmaals dringend en wellicht moet er dan maar een motie voor komen maar ik doe het liever niet om in de schoot van het DB hiertoe een verstandige beslissing te nemen. De heer Aertssen: De heer Van der Kallen heeft deemoedig het hoofd gebogen en dat waardeer ik. Aan de andere kant valt mij uw reactie wat tegen. U zegt, wij zullen het binnen het DB oplossen, maar wij doen eigenlijk niets als ik het zo mag uitleggen. Het initiatief moet van het AB uitgaan, terwijl het een bevoegdheid is van het DB volgens mij. Als u ons dwingt om actie te ondernemen, dan zal dat misschien ook wel gebeuren, dat moeten wij dan maar zien. Ik vind het jammer dat u dat zelf niet doet. Ik vroeg mij even af toen u zei, ik heb het nog een keer uitgelegd en men begrijpt het, maar hoeveel keer kunt u als dijkgraaf dit verhaal nog uitleggen aan uw collega’s? Dat houdt toch een keertje op? Dat moet u toch ook niet willen. Mevrouw Franssen: Ik vind wat onze fractie betreft dat de maat vol is. Ik vind dat wij als AB niet meer geloofwaardig zijn als wij elke keer dit soort zaken tolereren. Het is lastig om met verschillende petten op te functioneren, dat weet ik, maar wij hebben als AB de verantwoordelijkheid hebben om het imago van het waterschap te waarborgen en daar voel ik mij en ik denk de mensen die hier aan tafel zitten, zeer verantwoordelijk voor. Wat ons betreft is de maat vol. De voorzitter: Ik weet niet hoe daar nu nog op te reageren. De vorige keer heb ik geprobeerd aan te geven dat het toen in het DB aan de orde is gesteld en dat daar ook de heer Van der Kallen op aangesproken is. Die sessie hebben wij binnen het DB gehad en ik ben open geweest naar het AB. Nu komt het terug met twee concrete verzoeken. Ik denk dat een brief meer kwaad dan goed doet als het over het imago van het waterschap gaat. Ik denk dat ik namens het DB mag zeggen dat wij niet overwegen om nu tot een herschikking van portefeuilles te komen. Als u dat signaal wel formeel wilt afgeven, dan hoor ik dat. Tot die tijd zullen wij dat niet doen. De heer Boertjes: Gehoord de vergadering, moeten bij u als DB toch een keer de bellen gaan rinkelen, daar moeten wij intern een keer met elkaar over praten als zijnde DB, gezien hetgeen nu is verwoord. Ik vind het een beetje simpel om te zeggen dan moet u als AB maar met een voorstel komen. Wij bieden als het ware
-27-
aan dat het DB met elkaar aan tafel gaat zitten, en ga misschien eens heroverwegen over de portefeuilleverdeling. Ik onderschrijf wat mevrouw Franssen zegt. Wij vragen u dit nu en ik denk dat daar niets mis mee is. Wij hoeven toch niet zo formeel te zijn dat het AB hiervoor een motie of amendement moet indienen. De voorzitter: Ik zeg dat omdat de heer Van der Kallen of een ander DB-lid naar elk congres kan gaan dat hem of haar belieft en daar uitspraken kan doen met welke portefeuille dan ook bij het waterschap. Als u zegt, overweeg een portefeuilleherschikking dan klinkt dat voor mij als een straf en niet als oplossing van dit vraagstuk. Daarmee kun je iemand niet monddood maken. De heer Verdaasdonk: Ik vraag uw aandacht voor een ander aspect van deze zaak. Wat wij geboden hebben is een elegante uitweg zonder al teveel gezichtsverlies voor diverse partijen. Als u ons dwingt tot het formuleren van een motie, dan is de schade waarschijnlijk nog veel groter. Ik verzoek u voor de laatste keer, probeer het in de schoot van het DB op te lossen, zo niet, dan zal Water Natuurlijk de volgende keer met een motie komen. De voorzitter: Ik wil het niet op de spits drijven. Dit signaal is ook duidelijk, wij zullen ons erover beraden. Dan kom ik bij de rondvraag. De heer Kocx: Wij hebben afgesproken om de managementletter schriftelijk af te handelen en dat zal ik ook doen, want wij hebben daar een aantal opmerkingen en vragen over. Er is een ding dat ik heel belangrijk vind om nu naar voren te brengen en daarover de mening van het DB te horen. In de managementletter wordt bij de risicoparagraaf iets gezegd over de voorzieningen die wij hebben genomen bij Slibverwerking Noord-Brabant, SNB. Daar hebben wij vorig jaar vier miljoen negenhonderd duizend euro (€4.900.000) voor moeten reserveren. Daar zal in de algemene vergadering van aandeelhouders waar wij als waterschap ook bij zitten, een beslissing moeten worden genomen over wat ermee gaat gebeuren. De verwachting is nu te horen dat die voorziening niet meer noodzakelijk is. Mijn fractie pleit ervoor nu alvast vast te leggen dat wij ons sterk maken en ook dienovereenkomstig zullen stemmen op de algemene vergadering van aandeelhouders dat als het enigszins mogelijk is, die voorziening terugvalt in onze algemene middelen. De voorzitter: Het antwoord is ja, die houding heeft het DB. De heer Van den Berg: Net heeft u die vraag niet beantwoord. In de brief aan mevrouw Dros hebt u gesteld dat beide parkeerplaatsen in het weekend beschikbaar zijn voor bezoekers van het Mastbos. Waarom is de poort van de zuidelijke parkeerplaats in het weekend dicht? De voorzitter: De afspraak met Staatsbosbeheer is dat dat in de wintermaanden niet zo zinvol is, want dan zullen er zeker geen mensen gaan staan. Wij willen in het voorjaar daar een goede start mee maken. Daar hebben wij ook met Staatsbosbeheer afspraken over. De heer Withagen: Ik zeg het heel kort, een formeel protest. Wij hebben een ingekomen stuk uitgebreid behandeld in termijnen, wij hebben een rondvraagpunt uitgebreid behandeld in termijnen, zelfs een derde termijn, en de managementletter doen wij schriftelijk af. Dat doet mijn hart pijn, want ik vind de management letter voor deze organisatie toch iets wezenlijker dan die andere twee punten. Ik vind het jammer dat wij daartoe besluiten, maar de vrijdagavond is mij ook lief. Ik vind dat wij een verkeerde keuze gemaakt hebben op het eind van deze avond. 8.
Sluiting
De voorzitter: Ik wens u hele fijne feestdagen, Kerst en een heel goed Nieuwjaar en dan gaan wij er weer lekker tegenaan. Tot ziens. Ik sluit de openbare vergadering 23.00 uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 19 januari 2011, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-28-
Zaaknr. : 10.zk36924 Kenmerk : 10IT014714 Barcode :
*10IT014714*
Actielijst algemeen bestuur 8 december 2010 Uit vergadering
Actie
Tijdstip
AB 17 februari 2010
Informatiemoment organiseren voor het AB over de ontwikkelingen bij SNB.
Thema AB 23 februari 2011
AB 9 juni 2010
Thema onderhoud primaire keringen agenderen voor Thema-AB
Februari 2011
AB 21 juli 2010
Toesturen AB rapport calamiteit rwzi Bath.
Zodra beschikbaar
AB 15 september 2010
Het waterschap benadert de gemeente Breda om het gesprek over parkeren in en om het Mastbos weer op te pakken
Wordt betrokken bij de toezegging inzake evaluatie vervoerplan en andere afspraken.
AB 10 november 2010
AB informeren als verkoop kantoor ’s-Gravenmoer is afgerond
December 2010/Januari 2011
AB 10 november 2010
Notitie gevolgen actie Storm/activeren/inverdienen inclusief scenario’s
Thema AB 24 nov 2010 &
AB 8 december 2010
Bij Kadernota 2011 nadere beschouwing geven over ‘oninbare vorderingen’ in het kader van de waterschapsaanslagen.
AB mei/juni 2011
AB 8 december 2010
Nadere uitleg over nieuwe taartgrafiek Baten begroting uitgesplitst naar categorieën
z.s.m. via extranet
AB 8 december 2010
Notitie inbrengen over peilbesluit in relatie tot verwerving van laatste hectare landbouwgrond in natuurgebied op vrijwillige basis en spiegelend peilbesluit in relatie tot verwerving laatste hectare natuur in een landbouwgebied.
Loopt
AB 8 december 2010
Vragen AB-lid Verdaasdonk inzake onderbemaling en vergunningverlening schriftelijk beantwoorden
Antwoorden z.s.m. toezenden en
Komt terug in de Kadernota 2011
voor overige AB-leden op extranet plaatsen.
AB 8 december 2010
AB 8 december 2010
AB inzicht geven in kosten technische maatregelen peilbesluiten
Mededeling AB januari/
Vragen AB-lid Pijnenburg inzake ondebemaling in relatie tot peilvak ME7 en ME6 (peilbesluit Halderberge) schriftelijk beantwoorden.
Antwoorden z.s.m. toezenden en
Februari 2011
Voor overige AB-leden op extranet plaatsen.
AB 8 december 2010
AB informeren over voortgang grondtransacties met betrekking tot EVZ Zwarte sloot.
Indien aan de orde.
De AB-fracties brengen per e-mail hun vragen in over ML 2010-3.
Vragen en antwoorden op
AB 8 december 2010
Antwoord dagelijks bestuur aan gemeente Roosendaal inzake project Stadsoevers/ Molenbeek III ter kennis brengen van het AB.
AB januari / februari 2011
AB 8 december 2010
Bij kadernota 2011 overzicht inbrengen welke inrichtingsprojecten op eigen kracht door het waterschap worden uitgevoerd.
AB mei/juni 2011.
AB 8 december 2010
-2-
extranet plaatsen / afgehandeld
Zaaknr. : 10.zk36924 Kenmerk : 10IT014865 Barcode :
*10IT014865*
Toezeggingenlijst behorend bij agendapunt 2 AB 9 juni 2010
Spelregels algemeen bestuur evalueren zomer 2011
AB 9 juni 2010
Communicatie tariefstijging ongebouwd bij facturatie 2011
Bij uitsturen facturen 2011 Loopt
AB 9 juni 2010
Website extern laten toetsen
Loopt: voorjaar 2011
AB 21 juli 2010
In bestuurlijk overleg met de gemeente Bergen op Zoom aandacht vragen voor realisatie waterbergingslocaties bij Halsteren.
Loopt: voorjaar 2011
AB 15 september 2010
Na 1 of 2 jaar evaluatie van het vervoersplan en de acties rondom parkeren
2011 of 2012
AB 15 september 2010
Wanneer het samenwerkingsprotocol Zuidwestelijke Delta leidt tot extra acties of uitgaven, dan zal dit aan het AB worden voorgelegd.
AB januari /februari 2011 afgehandeld
AB 12 november 2010
Nieuwe beoordeling afgewezen zienswijzen bij peilbesluiten ten aanzien van peilverlagingen Aan deze beoordeling worden vier voorwaarden gesteld. Het peil kan alsnog verlaagd worden als: 1. Er sprake is van een peilvak dat volledig de functie AHS landbouw heeft. 2. Geen afwenteling van knelpunten naar bovenof benedenstrooms gelegen peilvakken plaatsvindt. 3. Alle eigenaren in het peilvak akkoord zijn. 4. Er geen sprake is van extra kosten.
AB 8 december 2010 afgehandeld
AB 12 november 2010
Het AB informeren inzake ontwikkelingen op het gebied van handhaving van emissies door verboden soorten bestrijdingsmiddelen.
Loopt
AB 12 november 2010
Beleid inzake inrichtingsgebieden of gebieden met conflicterende belangen nader bezien
Overgebracht naar actielijst. Hiervoor komt een notitie.
AB 8 december 2010
Peilbesluiten worden pas effectief uitgevoerd als de bijbehorende technische maatregelen zijn tot stand gebracht.
Bij uitvoering peilbesluiten
AB 8 december 2010
Toekomstige voorstellen inzake grondtransacties zullen meer zekerheden bieden inzake daarmee samenhangende grond aan- en verkopen cq. ruilingen.
Toekomstige voorstellen grondtransacties
AB 8 december 2010
Bij eerstkomende AvA SNB zal de vertegenwoordiger van het waterschap inbrengen dat de door het waterschap opgebrachte deel van de voorzieningen inzake switch zullen terugvloeien in de algemene middelen van het waterschap, wanneer deze voorziening niet wordt gebruikt door de SNB.
Aandeelhoudersvergadering december 2010 SNB afgehandeld
Zaaknr. : 10.zk36924 Kenmerk : 10IT014705 Barcode :
*10IT014705*
Vergadering algemeen bestuur 19 januari 2011, agendapunt 2 Agendapunt 1.a.
AB BESLUITENLIJST 8 DECEMBER 2010 Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming: de heer Spierings
2.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergaderingen van het algemeen bestuur van 10 en 12 november 2010 Besloten: het algemeen bestuur stelt de notulen van 10 en 12 november 2010 en de besluitenlijsten vast.
3. 3.a.
Begroting waterschap Brabantse Delta 2011 De basis voor de begroting 2011 is de kadernota 2010-2013 en de daarin opgenomen programmaplannen. De kadernota is in de vergadering van 9 juni 2010 vastgesteld is. In 2009 heeft het waterschap de koers voor de komende jaren uitgezet in het Bestuursprogramma. De kadernota laat de vorderingen zien en brengt de eventuele bijstellingen van de gekozen koers in beeld. Nieuwe ontwikkelingen zijn daar in meegenomen. De kadernota geeft daardoor ook een actueel beeld van de ontwikkelingen en de gevolgen voor de (project)planning, de financiële situatie en de tariefsontwikkeling. De begroting 2011 is een verdere (financiële) uitwerking van de kadernota en heeft betrekking op de eerste jaarschijf van de in de kadernota gepresenteerde meerjarenbegroting zijnde 2011. Besloten: Het AB wordt geadviseerd om: 1. de begroting 2011 vast te stellen; 2. in te stemmen met de onttrekkingen aan de egalisatiereserves van de diverse taken zoals vermeld in de begroting. 3. in te stemmen met de aanpassing doorbelastingsystematiek en afschrijvingsbeleid 4. in te stemmen met de vaststelling van het subsidieplafond van € 95.000,5. mandaat verlenen voor het aantrekken van langlopende vaste geldleningen tot een bedrag van maximaal € 71.000.000,- conform de procedures die zijn vastgelegd in het treasurystatuut.
3.b.
Wijzigingen belastingverordeningen 2011 (3 verordeningen) De tarieven voor 2011 worden opgenomen in de belastingverordeningen. De verordening zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing worden tevens aangepast aan wijzigingen in de hogere regelgeving. Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van de wijzigingen van de belastingverordeningen conform de bijgevoegde besluiten.
3.f.
Begrotingen 2011 Deltawaterlab en Aquon 2011 Het AB wordt via een versnelde procedure geïnformeerd begrotingen van 2011 van Deltawaterlab en Aquon, In de nota zijn ook de antwoorden opgenomen op de vragen die zijn gesteld in het opiniërend AB van 10 november 2010> Besloten: Het AB neemt voor kennisgeving aan de begroting 2011 Delta Waterlab en de begroting 2011 Aquon. En het AB maakt gebruik van de mogelijkheid om een reactie te geven op beide begrotingen. In deze reactie vraagt het AB specifiek aandacht te besteden aan kostenbeheersing en kostenbewaking. Concreet wordt de laboratoria gevraagd een periodieke benchmark uit te laten voeren om de eigen tarieven te vergelijken met die van de markt.
Begrotingen 2011 Deltawaterlab en Aquon 2011 Het AB wordt via een versnelde procedure geïnformeerd begrotingen van 2011 van Deltawaterlab en Aquon, In de nota zijn ook de antwoorden opgenomen op de vragen die zijn gesteld in het opiniërend AB van 10 november 2010> Besloten: Het AB neemt voor kennisgeving aan de begroting 2011 Delta Waterlab en de begroting 2011 Aquon. En het AB maakt gebruik van de mogelijkheid om een reactie te geven op beide begrotingen. In deze reactie vraagt het AB specifiek aandacht te besteden aan kostenbeheersing en kostenbewaking. Concreet wordt de laboratoria gevraagd een periodieke benchmark uit te laten voeren om de eigen tarieven te vergelijken met die van de markt. Peilbesluit Gat van de Ham In de huidige situatie is in het gebied van het Gat van de Ham het peilbesluit Land van Nassau van kracht. Omdat dit peilbesluit ouder is dan 10 jaar moet het worden herzien. In de vergadering van het dagelijks bestuur van 20 april 2010 is het ontwerp peilbesluit vrijgegeven voor inspraak. Daarop heeft het van 6 mei 2010 tot en met 16 juni 2010 ter inzage gelegen. Hierop zijn 27 inspraakreacties (in totaal 92 zienswijzen) binnengekomen, die zijn verwerkt in een inspraaknotitie. Naar aanleiding hiervan zijn 10 ontwerppeilen gewijzigd en is het peilenplan naar aanleiding van 5 zienswijzen tekstueel aangepast. Na de vaststelling door het algemeen bestuur worden de benodigde maatregelen getroffen en worden de peilen geëffectueerd. Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van het peilbesluit Gat van de Ham inclusief de inspraaknota. Peilbesluit Moerdijk Het peilbesluit Moerdijk omvat delen van het peilbesluit Land van Nassau alsmede het stedelijk gebied van Fijnaart en het gebied Bovensluis. Voor het stedelijk water Fijnaart en het gebied Bovensluis is tot op heden geen peilbesluit vastgesteld. In deze gebieden is het peil in de praktijk wel gereguleerd; bovendien liggen ze in een gebied waar het waterschap volgens het provinciaal waterhuishoudingsplan een peilbesluit dient te nemen. Om deze redenen zijn deze gebieden ook in dit peilbesluit opgenomen. In de vergadering van het dagelijks bestuur van 6 april 2010 is het ontwerp peilbesluit vrijgegeven voor inspraak. Daarop heeft het van 10 juni tot en met 21 juli 2010 ter inzage gelegen. Op 10 juni 2010 is een informatieavond gehouden. Hierop zijn 6 reacties (in totaal 13 zienswijzen) binnengekomen welke zijn verwerkt in de inspraaknotitie. Naar aanleiding daarvan zijn 3 peilen gewijzigd ten opzichte van het ontwerp peilbesluit. Na vaststelling door het algemeen bestuur worden de benodigde maatregelen getroffen en worden de peilen geëffectueerd. Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van het peilbesluit Moerdijk inclusief de inspraaknota. Peilbesluit Halderberge Voor het plangebied zijn de vigerende peilbesluiten Hoevense Beemden en Heerjansland & Zellebergen van kracht. Het deelgebied Kapelberg waarvoor geen vigerend peilbesluit van kracht is, wordt eveens opgenomen in het peilbesluit Halderberge omdat het peil gehandhaafd kan worden met behulp van een gemaal. In de vergadering van het dagelijks bestuur van 20 april 2010 is het ontwerp peilbesluit vrijgegeven voor inspraak. Daarop heeft het van 10 mei 2010 tot en met 18 juni 2010 ter inzage gelegen. Hierop zijn 9 inspraakreacties binnengekomen, welke zijn verwerkt in een inspraaknotitie. Naar aanleiding van de inspraak zijn de peilvakken ME6 en ME7 samengevoegd en is het peilbesluit op één punt tekstueel aangepast. Er hebben geen peilwijzigingen plaatsgevonden. Na vaststelling door het algemeen bestuur worden de benodigde maatregelen getroffen en worden de peilen geëffectueerd. Besloten: het AB stemt in met het vaststellen van het peilbesluit Halderberge inclusief de inspraaknota. Inrichtingsplan Kleine beek voor vis De inrichting van het lengte- en dwarsprofiel van de Kleine Beek en het vispasseerbaar maken van bestaande stuwen zorgen voor een kwaliteitsverbetering van de Beek voor de verschillende vissoorten en geeft invulling aan het behalen van de KRW doelstellingen, de functie EVZ en de functie “verweven”. In de vergadering van het dagelijks bestuur van 20 april 2010 is het ontwerp inrichtingsplan vrijgegeven voor inspraak. Daarop heeft het van 1 juni 2010 tot en met 12 juli 2010 ter inzage gelegen. Hierop zijn 3 inspraakreacties
-2-
binnengekomen, welke zijn verwerkt in een inspraaknota. Naar aanleiding van de inspraak is het inrichtingsplan op een 1 punt gewijzigd en vinden 2 ambtshalve wijzigingen plaats. Na vaststelling door het algemeen bestuur zal het project ten uitvoer gaan. Besloten: Het AB stemt in met het vaststellen van de inspraaknota en het Inrichtingsplan Kleine Beek voor vis inclusief de uitvoering. Aankoop perceel / EVZ Zwarte Sloot In de gemeente Rucphen ligt in totaal 7,1 kilometer aan te realiseren natte EVZ’s. In 2009 is in opdracht van het waterschap en de gemeente een visie (EVZ’s Rucphen en Kibbelvaart Halderberge) opgesteld en is een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. Op basis van deze samenwerkingsovereenkomst is gestart met de grondverwerving voor onder andere EVZ Zwarte Sloot met een te realiseren lengte van 2,9 kilometer. Door verwerving van het gehele perceel van de heer Antonissen kan circa 1.10.00 ha over een lengte van circa 440 meter EVZ worden gerealiseerd, gecombineerd met waterberging. Het resterende oppervlak (8.44.95 ha) is zeer geschikt om in te zetten als compensatiegrond met andere, aangrenzende grondeigenaren. Mogelijk dat deze grond ook (gedeeltelijk) ingezet kan worden voor waterberging. Besloten: Het AB stemt in met de aankoop van het perceel aan de Achterhoeksestraat te Rucphen, kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie U, nummer 468, groot 9.54.95 ha, tegen de totale koopsom van € 512.000,- k.k. Herschikkingsvoorstel ontwikkelingsprojecten (gewijzigd) Op 9 juni 2010 is het AB geïnformeerd over de beperkte provinciale middelen voor aankoop en inrichting van de EHS en het gemeentelijk deel van de natte EVZ’s. Inmiddels is in beeld gebracht voor welke projecten van het waterschap dit consequenties heeft. Deze projecten zijn allen individueel beoordeeld, voorzien van advies en opgenomen in het bijgevoegde herschikkingsvoorstel. Besloten: Het AB stemt in met: de voorgestelde herschikking van ontwikkelingsprojecten; de inzet van de ruimte die binnen het huidige IP ontstaat voor de realisatie van de waterbergingsopgave en de KRW-opgave binnen de planperiode; om de reeds gemaakte kosten van de projecten uit de categorie ‘verplaatsing buiten planperiode’ voor twee te activeren en voor de overige zes projecten af te schrijven. Initiatiefvoorstel inzake gescheiden waterhuishouding bij aanleg van natuur Aanleiding van dit initiatiefvoorstel is de vraag vanuit de VVD Etten-Leur om een onderzoek naar de mogelijkheid om het waterbeheer van natuur en landbouw te scheiden. Besloten: Het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta Besloten: • onderzoek te doen naar enkele concrete situaties waarin binnen een peilvak natuurfuncties en agrarische functies samenvallen. Dit onderzoek mag maximaal € 10.000,-- kosten. • contact te zoeken met een opleiding binnen Brabant die dit soort onderzoeken interessant zou kunnen vinden; • het onderzoek uit te laten voeren door studenten onder begeleiding van docenten en ambtenaren van het waterschap; • daarbij ook onderzoek te laten doen naar innovatieve manieren om de kosten van de maatregelen zo beperkt mogelijk te houden voor zover uit het onderzoek blijkt dat gescheiden waterhuishouding inderdaad een haalbare zaak is. 4.
Mededelingen
4.a.
Managementletter 2010-3
4.b.
Verslag Voorbereidingscommissie Financiële Jaarstukken van 2 november 2010
4.c.
Mededeling inzake P&C cyclus
4.d.
Mededeling inzake Procedure verslag commissie watersystemen. Besloten: het AB neemt de mededelingen voor kennisgeving aan
-3-
5.
Ingekomen stukken
5.a.
Brief mevrouw Dros ‘Parkeren langs de Bouvignedreef’ en antwoord dagelijks bestuur.
5.b.
Reactie rekenkamercommissie naar aanleiding vraag uit het AB van 13 oktober 2010
5.c.
Brief IVN Mark en Donge ‘Natuurherstel Markdal’
5.d.
Brief Hoogheemraadschap van Rijnland ‘Regeerakkoord/verkiezingen waterschapsbesturen Besloten: het AB neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.
6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’
7.
Rondvraag
8.
Sluiting om 23.00uur
-4-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 10.B0495 : 10IT012790
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
: : : : : : :
10IT012790 aanpassing Gemeenschappelijke Regeling AQUON watersystemen, afdeling kennis & advies 16 februari 2011 3a Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2011 (10IT013920) toelichting bij wijzigingen GR Aquon 2011 (10IT013922) AB besluit toestemming toetreding 2 deelnemers en aanpassing GR Aquon 2011 (10IT013925) wijziging AB besluit 9 juni 2010, opheffen GR DWL (10IT013701)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding Zeven waterschappen hebben besloten om te komen tot één laboratoriumorganisatie: gemeenschappelijke Regeling AQUON 2009. Tijdens dit traject zijn waterschap Rivierenland en hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aangehaakt. Om daadwerkelijk te kunnen toetreden tot de GR is instemming vereist van alle colleges van de deelnemende waterschappen aan de GR AQUON 2009. Ook moet de GR AQUON 2009 hiervoor worden aangepast. De colleges van de huidige deelnemende waterschappen mogen niet overgaan tot het laten toetreden van twee nieuwe deelnemers dan nadat de AB’s van deze colleges hiervoor toestemming hebben gegeven. Tevens moeten deze AB’s toestemming geven aan de colleges van de huidige deelnemers voor het wijzigen van de GR AQUON 2009 in GR AQUON 2011. Context De gevraagde toestemming van het AB is verplicht op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Bestuurlijke besluitvorming Op 9 juni 2010 heeft het AB ingestemd met de GR AQUON 2009 (10IT002005) en het opheffen van de GR Delta Waterlab uiterlijk op 31 december 2010. Op 8 december 2010 is het AB geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de oprichting van AQUON (10IT010111). In deze nota is aangegeven dat de waterschappen Rivierenland en Stichtse Rijnlanden willen toetreden tot de GR AQUON 2009. Een doorkijk naar de financiële voordelen die toetreding met zich meebrengt, staat in de nota Begrotingen 2011 Delta Waterlab en Aquon (10IT012349). Deze nota is in samenhang met de eerder genoemde nota tijdens het AB van 8 december 2010 besproken. Vraagstelling Geeft het AB toestemming aan het DB voor: 1. de toetreding van de waterschappen Rivierenland en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden tot de GR AQUON 2009; 2. het wijzigen van de GR AQUON 2009 in de GR AQUON 2011; 3. het opheffen van de GR Delta Waterlab uiterlijk op 31 december 2011? Strategie Het toetreden van de 2 nieuwe deelnemers is een logisch vervolg op de eerdere besluiten van het AB. Het aanpassen van de GR is hiervoor een noodzakelijke stap. Het AB heeft 9 juni 2010 besloten om het DB toestemming te geven de GR Delta Waterlab uiterlijk per 31 december 2010 op te heffen. Door diverse ontwikkelingen is de start van de GR Aquon vertraagd. Hierdoor moet de datum in het besluit tot opheffing van Delta Waterlab aangepast worden naar uiterlijk 31 december 2011.
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Beoordeling ∗ Financiële gevolgen Een doorkijk naar de financiële gevolgen is gegeven in de nota Begrotingen 2011 Delta Waterlab en Aquon (10IT012349). In die nota is aangegeven dat in de businesscase Aquon+ een aanvullend structureel besparingspotentieel zit van naar verwachting circa € 1,4 mln. op jaarbasis vanaf 2011 voor alle negen waterschappen samen, vanwege de schaalsprong en de efficiencyslag die gemaakt kan worden bij toetreding van deze twee waterschappen. Dit besparingspotentieel loopt in 2013 op met circa € 1,0 mln. tot circa € 2,4 mln. structureel ten gevolge van de huisvestingsconcentratie van de huidige 5 naar 3 locaties. Tegenover dit laatste staan echter wel frictiekosten tot een bedrag van € 2,1 mln., maar deze zijn incidenteel van aard. Voor de organisatie met 9 waterschappen zal in 2011 de begroting Aquon worden aangepast. Deze zal door middel van een begrotingswijziging aan de besturen van de deelnemers worden aangeboden, conform de afspraken in de GR. Op dat moment is ook duidelijk welk aandeel Brabantse Delta heeft en welke baten het waterschap tegemoet kan zien op welke termijn. ∗
Juridische gevolgen Ja, namelijk De Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2009 wordt gewijzigd in de Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2011. In de tekst van de GR zijn de namen van de nieuwe deelnemers toegevoegd. En de tekst van de GR is aangepast waar nodig. Inhoudelijk blijft de GR onveranderd. Een beknopte, maar wel gedetailleerde omschrijving van de aanpassingen staat in de bijlage (10IN027755). Let op: zowel in de toelichting als in de GR staat nog de datum van 1 januari 2011 genoemd. Deze is in de tussentijd dus aangepast naar 1 juli 2011. De teksten zullen uitsluitend op dit punt nog aangepast worden. In principe zouden de besturen van alle betrokken waterschappen hun goedkeuring aan de wijziging voor 1 januari 2011 hebben moeten geven. Dit was voor geen van de waterschappen haalbaar. In overleg is daarom besloten om het besluit in het eerste kwartaal van 2011 te laten nemen. Dat is op tijd voor de toetreding van de 2 nieuwe deelnemers, want de datum van toetreding staat op 1 april 2011. Het AB heeft op 9 juni 2010 ingestemd met het beëindigen van de GR DWL uiterlijk per 1 januari 2011. Ook de andere waterschappen hebben dit besluit genomen. Nu de daadwerkelijke inwerkingtreding van Aquon per 1 juli plaats zal vinden, moet de GR DWL langer blijven bestaan. Het instemmingbesluit van 9 juni 2010 moet hiervoor worden aangepast. Daarnaast heeft het bestuur van Aquon inmiddels het besluit genomen om de waterschappen formeel te ontheffen van hun plicht om diensten af te nemen van Aquon per 1 januari. Daarmee is juridische dekking voor het verlengen van de werkzaamheden van DWL.
∗
Personele gevolgen De nieuwe organisatie zal officieel starten per 1 juli 2011. Medewerkers van de nieuwe deelnemers kunnen daardoor direct meedoen in het plaatsingsproces. De verwachting is uitgesproken dat de extra personele consequenties die door de toetreding ontstaan goed oplosbaar zijn.
∗
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De GR AQUON 2011 wordt door de accountmanager gecommuniceerd naar alle betrokkenen binnen het waterschap. Daarnaast wordt de communicatie zoveel mogelijk geregisseerd door Aquon. Advies Het AB geeft toestemming aan het DB voor: 1. de toetreding van waterschap Rivierenland en hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden tot de Gemeenschappelijke Regeling Aquon 2009; 2. het wijzigen van de GR Aquon 2009 in GR Aquon 2011 in verband met deze toetreding; 3. het opheffen van de GR Delta Waterlab uiterlijk op 31 december 2011.
-2-
Toelichting op Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2011
1. Achtergrond gemeenschappelijke regeling De dagelijkse besturen van het Waterschap Aa en Maas, van het Waterschap Brabantse Delta en van het Waterschap De Dommel, de colleges van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland, van het Hoogheemraadschap van Rijnland en van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, en het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Hollandse Delta (hierna: de colleges) hebben naar aanleiding van een businesscase besloten hun laboratoriumzaken per 1 januari 2011 gezamenlijk te gaan uitvoeren. Ook de algemene besturen respectievelijk de verenigde vergaderingen (hierna: vertegenwoordigende organen) van de genoemde waterschappen en hoogheemraadschappen hebben met de samenwerking ingestemd. Inmiddels hebben ook het Waterschap Rivierenland en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden besloten toe te treden tot de gemeenschappelijke regeling. Dit zal lopende 2011 zijn beslag krijgen. De gemeenschappelijke regeling AQUON 2009 is hiertoe op de volgende onderdelen gewijzigd: 1. In artikel 1 zijn de twee nieuwe deelnemers toegevoegd aan de begripsbepaling van ‘deelnemer’, tevens is het openbaar lichaam AQUON nu gedefinieerd; 2. Het algemeen bestuur is uitgebreid van zeven naar negen leden (art. 9 lid 1), zodat ook de twee nieuwe deelnemers ieder een zetel hebben (alsmede een plaatsvervanger); 3. Het dagelijks bestuur is uitgebreid van drie personen naar vier personen, inclusief de voorzitter (art. 19). Zie hieromtrent uitgebreider de paragraaf dagelijks bestuur; 4. Artikel 20 geeft een regeling voor staking van stemmen binnen het dagelijks bestuur. De stem van de voorzitter geeft dan de doorslag; 5. De gekwalificeerde meerderheid die nodig is voor vaststelling van de begroting en een begrotingswijziging met consequenties voor de bijdragen van de deelnemers is gewijzigd van 5/7 naar een 7/9 meerderheid gelet op het nieuwe deelnemersaantal; 6. De toetredingsbepaling (art. 34) is zodanig gewijzigd dat toetreding van het Waterschap Rivierenland en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in 2011 kan plaatsvinden; 7. Artikel 40 is gewijzigd, omdat de uitzonderingen die het eerste en tweede lid maakten door de tijd reeds zijn uitgewerkt.
2. Rechtsvorm, doelstelling, taken en bevoegdheden De betrokken partijen hebben besloten AQUON vorm te geven als een gemeenschappelijk openbaar lichaam in de zin van artikel 8 lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het gemeenschappelijk openbaar lichaam bezit eigen rechtspersoonlijkheid, in welke hoedanigheid privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen worden verricht (art. 3:32 jo art. 2:5 BW).
Toelichting bij GR AQUON 2011
1
AQUON heeft tot doel het verrichten van laboratoriumonderzoek ten behoeve van de deelnemers en hierbij te komen tot schaalvergroting die leidt tot vergroting van efficiency, vermindering van de kwetsbaarheid, benutting van de mogelijkheden tot continue kwaliteitsborging en kwaliteitsverbetering en versterking van de innovatiekracht (artikel 3 van de regeling). In dit licht verricht AQUON een aantal taken die zijn vastgelegd in artikel 4 van de regeling. Het betreft werkzaamheden van zuiver feitelijke aard. Om die reden worden geen bevoegdheden overgedragen. De taken van het laboratorium zijn grofweg het verrichten van bemonsteringen (inclusief veldmetingen) en het uitvoeren van onderzoek. Hierbij zijn de volgende typen onderzoek te onderscheiden:
Natchemisch;
Organisch;
Metalen;
Hydrobiologisch (inclusief watervegetatie);
Microbiologisch.
Daarnaast heeft het laboratorium als taak monsterneming op het gebied van waterbodems, droogbodems, zuiveringen, oppervlaktewater en grondwater. De waterschappen blijven zelf verantwoordelijk voor monsterneming op het gebied van handhaving. Alle uit te besteden taken op deze gebieden worden door de waterschappen uitbesteed aan AQUON. Wanneer het door een derde moet worden uitgevoerd, dan is het AQUON dat de taken aan de derde uitbesteed, met inachtneming van het aanbestedingsrecht.
3. Bestuur van AQUON Algemeen bestuur Het algemeen bestuur van het AQUON bestaat uit negen leden, één voor ieder waterschap. Daarnaast wijst het college van ieder waterschap een plaatsvervangend lid aan. De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem. Er wordt bij gewone meerderheid besloten, behoudens enkele uitzonderingen, zoals de begroting en wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Dagelijks bestuur en voorzitter Het dagelijks bestuur bestaat uit vier personen, inclusief de voorzitter. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur (art. 14 Wgr), net als de voorzitter (art. 13 lid 9 Wgr). Één lid is afkomstig van de waterschappen die samen Delta Waterlab vormen, één lid is afkomstig van de waterschappen die GWL vormen, één lid is afkomstig van de hoogheemraadschappen van Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard en één lid is afkomstig van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het Waterschap Rivierienland.
Toelichting bij GR AQUON 2011
2
4. Toe- en uittreding Toetreding Tot de gemeenschappelijke regeling kunnen ook andere waterschappen toetreden. Deze gemeenschappelijke regeling is een zogenoemde collegeregeling omdat uitsluitend dagelijkse besturen de regeling hebben getroffen. Om die reden kunnen ook van nieuwe deelnemers uitsluitend de dagelijkse besturen toetreden. Over de toetreding wordt besloten door de dagelijkse besturen van de huidige zeven deelnemers en door het dagelijks bestuur van de potentiële nieuwe deelnemer (art. 50 lid 3 jo art. 50 lid 1 Wgr). De dagelijkse besturen hebben voor de toetreding wel toestemming nodig van hun algemeen bestuur (art. 50 lid 3 jo lid 2 Wgr). Voorts is voor de toetreding goedkeuring nodig van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (art. 50k jo. art. 50i Wgr). Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant moeten Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, alsmede Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de nieuwe deelnemer ligt horen alvorens zij tot goedkeuring overgaan (art. 50k jo. art. 50i Wgr). Gedeputeerde Staten dienen binnen dertien weken te beslissen over de goedkeuring (art. 10:31 lid 1 Awb), welke termijn eenmaal met dertien weken kan worden verlengd (art. 10:31 lid 2 Awb). Wanneer Gedeputeerde Staten niet tijdig beslissen dan wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend (art. 10:32 lid 4 Awb). Toetreding vindt steeds plaats per 1 januari van een dienstjaar (art. 34 lid 3 GR). Het algemeen bestuur van AQUON is tevens bevoegd voorwaarden te verbinden aan de toetreding. Uittreding Voor de continuïteit van AQUON is het tevens van belang voorwaarden aan uittreding te verbinden. Uittreding geschiedt bij besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap dat wil uittreden, waarbij het dagelijks bestuur toestemming nodig heeft van zijn algemeen bestuur (art. 50 Wgr). Het dagelijks bestuur dient zijn voornemen kenbaar te maken bij de voorzitter van AQUON. Vervolgens dient een liquidatieplan te worden vastgesteld door het algemeen bestuur van AQUON. Voor uittreding geldt een opzegtermijn van één jaar. Een deelnemer mag niet uittreden binnen vijf jaar nadat hij is toegetreden. Op die manier wordt de bestaanszekerheid van AQUON gegarandeerd. De periode van vijf jaar wordt geëvalueerd drie jaar na inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling. Dan wordt bepaald of deze termijn moet blijven bestaan, of dat deze verlengd of verkort dient te worden.
5. Werkplan In artikel 17 GR wordt een werkplan voorgeschreven. Het gaat hier om het reguliere werkpakket vanuit de deelnemers, eventueel aangevuld met standaardwerk voor derden. Het bevat aldus een globale planning van werkvoorraden ten behoeve van benodigde inzet van middelen (personeel en overige middelen). Buiten het werkplan om kunnen nog speciale opdrachten worden uitgevoerd. Hierbij moet gedacht worden aan (onvoorziene) opdrachten voor derden of (extra) spoedopdrachten van de deelnemers.
Toelichting bij GR AQUON 2011
3
6. Inwerkingtreding Deze nieuwe regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de (herziene) regeling is opgenomen in het provinciale register bedoel in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De regeling kan niet eerder in werking treden, dan na goedkeuring door gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Na de inwerkingtreding zijn waterschap Rivierenland en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden deelnemer in AQUON.
Toelichting bij GR AQUON 2011
4
Zaaknr. : 10.zk38200 Kenmerk : 10IT013536 Barcode :
**
Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 14 december 2010, met kenmerk 10IT012790, betreffende de aanpassing van de Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2009; gelet op artikel 50, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen; BESLUIT: 1. toestemming te geven aan het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta voor de toetreding van de dagelijkse besturen van het Waterschap Rivierenland en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden tot de Gemeenschappelijke Regeling AQUON 2009; 2. toestemming te geven aan het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta voor het wijzigen van de Gemeenschappelijke regeling AQUON 2009 overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp van de Gemeenschappelijke regeling AQUON 2011.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 16 februari 2011, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Zaaknr. : 10.zk38200 Kenmerk : 10IT013701 Barcode :
*10IT013701*
Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 14 december 2010 over de wijziging van het AB-besluit van 9 juni 2010 (kenmerk 10IT005353) voor zover het betreft de instemming met het opheffen van de Gemeenschappelijke Regeling Delta Waterlab 2008; gelet op artikel 50, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen; gelet op de Gemeenschappelijke regeling Delta Waterlab 2008; BESLUIT: het besluit van 9 juni 2010 met kenmerk 10IT005353 zodanig te wijzigen dat ingestemd wordt met het opheffen van de bestaande Gemeenschappelijke Regeling Delta Waterlab 2008 uiterlijk op 31 december 2011, conform de in deze regeling opgenomen bepalingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 16 februari 2011,
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 10.B0481 : 10IT013139
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
: : : : : : :
10IT013139 Protocol Zuidwestelijke Delta watersystemen, afdeling beleid 16 februari 2011 3b -- ontwerp-Protocol Zuidwestelijke Delta - brief aan staatssecretaris Atsma
Aan het algemeen bestuur Aanleiding In 2003 heeft de toenmalige Deltaraad de integrale visie op de deltawateren ‘Delta in Zicht’ vastgesteld. De visie is uitgewerkt in achtereenvolgens het ‘Deltamemorandum’, de beleidagenda ‘Kracht van de Delta’ en provinciale structuurvisies. In 2009 en 2010 heeft de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta (de opvolger van de Deltaraad) de eerdere afspraken vertaald naar activiteiten, deltabrede thema’s en gebiedsgerichte deelprogramma’s. Deze zijn vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+. De afspraken voor bestuurlijke samenwerking ter uitvoering van het uitvoeringsprogramma zullen worden vastgelegd in een Protocol Zuidwestelijke Delta. Context Op 28 oktober 2010 heeft de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+ vastgesteld. De opmerkingen uit de zienswijze van het waterschap op het ontwerp (brief met corsanummer 10UT004147) zijn daarin verwerkt. De stuurgroep heeft eveneens het ontwerp-Protocol Zuidwestelijke Delta (zie bijlage 1) vrijgegeven voor bespreking door de besturen van de deelnemende organisaties. In verband met de provinciale verkiezingen is afgesproken dat de bestuurlijke bespreking is afgerond voor 1 maart 2011. Het waterschap is een van de deelnemers aan de stuurgroep. Ambtelijk is er met het rijk overeenstemming over de ontwerp tekst van het protocol. Op rijksniveau moet nog een bestuurlijke discussie plaatsvinden over de mogelijke rijksinzet. De Stuurgroep Zuidwestelijke Delta zal hierover in overleg treden met de staatssecretarissen van respectievelijk Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (zie brief in bijlage 2). Bestuurlijke besluitvorming Op 13 oktober 2010 heeft het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta ingestemd met het doel en de opzet van het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+ en de bijdrage van het waterschap aan de uitvoering ervan (zie adviesnota met corsanummer 10IT006368). Het algemeen bestuur heeft het dagelijks bestuur toestemming gegeven om het protocol samen met de andere partners vorm te geven en te ondertekenen. Inmiddels is de ontwerp-tekst gereed. Deze tekst is in lijn met eerder gemaakte afspraken. De stuurgroep vindt het belangrijk dat de ontwerp-tekst wordt besproken en goedgekeurd door de algemene besturen van provincies en waterschappen. Daarom wordt het ontwerp-protocol aan het algemeen bestuur voorgelegd. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de ambities (lees: opgaven en prioriteiten) en afspraken van het ontwerp-Protocol Zuidwestelijke Delta en zo ja, met ondertekening ervan? Strategie Met het protocol verklaren de overheidsorganen die in de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta zijn vertegenwoordigd de ambities (lees: opgaven en prioriteiten) zoals verwoord in het uitvoeringsprogramma te delen en geven zij aan hoe en wanneer zij zich zullen inzetten om de ambities te verwezenlijken. Het protocol betreft afspraken over vier categorieën onderwerpen, namelijk: 1. De uitvoering van het uitvoeringsprogramma als geheel. 2. De voorbereiding van besluitvorming over het Volkerak-Zoommeer en de zoetwatervoorziening. 3. Opdrachtverlening aan de programmaorganisatie in de zuidwestelijke delta. 4. Quick wins. Dit zijn op korte termijn uitvoerbare projecten met maatschappelijke meerwaarde die AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
bijdragen aan doelen van het uitvoeringsprogramma. Belangrijke randvoorwaarden en onderwerpen voor het waterschap zijn verwerkt in de tekst van het ontwerp-protocol, namelijk: o De rijksoverheid is beleidsmatig verantwoordelijk voor het zoetwatervraagstuk in de zuidwestelijke delta, voor zover ingrepen in het hoofdwatersysteem daar consequenties hebben voor de zoetwatervoorziening. o Het waterschap neemt deel vanwege haar kerntaken, namelijk de waterstaatkundige verzorging van het beheergebied. Het functionele karakter van de waterschappen houdt de zorg in voor het watersysteem (waterhuishouding – kwaliteit en kwantiteit - en waterkeringen) en de zorg voor het zuiveren van afvalwater. o Als onderdeel van het gebiedsprogramma Volkerak, West-Brabant en Oost-Flakkee zal, op initiatief van het waterschap, uiterlijk in 2011 een verkenning afgerond worden naar de kansen voor ontwikkeling en gebruik van krekenstelsels in West-Brabant voor waterberging, watervoorziening in samenhang met ecologisch herstel en recreatie o Onder regie van de provincie Noord-Brabant zal een coalitie van partijen de haalbaarheid van de toekomstbeelden uit het project ‘Bergen op Zoom aan Zee’ in kaart brengen en deze uitwerken in deelplannen en inrichtingsmaatregelen voor het Markiezaatsmeer en de Binnenschelde met opties voor samenhang en synergie. Het waterschap heeft hierbij aangegeven dat kansrijk geachte zoetwater- en zoutwateropties evenwichtig zullen worden verkend. Opties voor het verbeteren van de kwaliteit van de watersystemen in combinatie met herstel van natuurwaarden worden meegenomen. o De Stuurgroep Zuidwestelijke Delta coördineert de uitvoering van het in de stuurgroepvergadering van december 2009 vastgestelde ‘spoorboek zoet water’ waarin alle werkzaamheden en acties die voortkomen uit het zoetwateradvies zijn samengevat. Onderdeel is uitvoeren van een financiële analyse van de kosten en opbrengsten en van mogelijk meekoppelende belangen vanuit gebiedsontwikkelingen met de zoetwatervoorzieningen. Op initiatief van de provincie Brabant zullen uiterlijk in 2011 afspraken worden gemaakt over financiering en kostenverdeling. De stuurgroep spant zich ervoor in, dat uiterlijk in 2012 in samenhang met het Nationaal Deltaprogramma een toetsing plaatsvindt op de waarde van de zoetwatermaatregelen voor de toekomst. o Het Rijk is initiatiefnemer voor het zout maken van het Volkerak-Zoommeer. Zout water zal op het Volkerak-Zoommeer pas worden toegelaten wanneer de alternatieve zoetwatervoorziening is geregeld. Het uitvoeringsbesluit is voorzien voor medio 2012. Een belangrijke passage betreft de volgende: ‘partijen zullen alternatieve maatregelen voor instandhouding van het huidige zoetwater voorzieningenniveau (doen) nemen alvorens het Volkerak-Zoommeer te verzilten. Partijen spannen zich in, ieder voor zover passend binnen de eigen taken en bevoegdheden deze alternatieve maatregelen waar mogelijk te combineren met geplande of voorziene maatregelen voor andere beleidsdoelstellingen, zodat synergie kan worden bereikt. Uitgangspunt is hierbij het eerder genoemde zoetwateradvies, en de daarop gebaseerde, zojuist aangehaalde ministeriële brief, welk advies de volgende elementen inhoudt: • Keuze voor een zout Volkerak-Zoommeer; • Financiering, korte en lange termijn, analyse van gekoppelde belangen; • Stimuleer alternatieve zoetwatervoorzieningen en vergroot zelfvoorzienendheid; • Zoetwaterverdeling, relatie gebiedsproces zuidwestelijke delta met landelijke herijking.’ Uit deze formulering wordt niet expliciet helder dat het Rijk volledige financiële garantie biedt voor de compensatie van het huidige niveau van de zoetwatervoorziening voor zover verlies daarvan wordt veroorzaakt door het verzilten van het Volkerak-Zoommeer. Bovenstaande tekstpassage is gekozen om rekening te kunnen houden met eventuele financiële bijdragen van regionale partners in relatie tot synergiekansen (die immers tot vermeden kosten kunnen leiden van die partners). Als waterschap hebben we de kanttekening gemaakt dat de te verwachte synergiekansen in het beheergebied hoogstwaarschijnlijk zeer beperkt zullen zijn. Het waterschap zal deze synergiekansen net als de andere partners systematisch in beeld brengen voor juni 2011.
-2-
Beoordeling ∗ Financiële gevolgen In het ontwerp-protocol is het volgende opgenomen: ‘partijen zullen in onderlinge afstemming financiële middelen en menskracht beschikbaar stellen voor het functioneren van de programmaorganisatie. Basis voor de afspraken over beschikbaarstelling van middelen vormt de telkens jaarlijks door de stuurgroep vastgestelde begroting, inclusief meerjarig perspectief, voor het volgende dienstjaar. Partijen verzoeken de stuurgroep hen vóór 1 juli 2011 een voorstel te doen met betrekking tot de ter zake te volgen procedure en de te hanteren verdeelsleutel.’ De financiële en personele bijdragen van het waterschap aan het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta maken onderdeel uit van de bestaande meerjarenbegroting. Zo is voor 2011 en 2012 €40.000,per jaar opgenomen voor de bijdrage van het waterschap aan de werkingskosten van het Programmabureau Zuidwestelijke Delta. Ook de waterschappen Hollandse Delta en Scheldestromen i.o. leveren deze jaarlijkse bijdrage. Voorts is er een bestaand investeringsproject (IP 6311) gericht op een variantenstudie en maatregelen voor de Binnenschelde. Vanuit dit project kan ook een bijdrage worden geleverd aan de variantenstudie voor het Markiezaatsmeer. De kosten van verkennende studies voor de Planstudie waterkwaliteit Volkerak Zoommeer (waaronder de variantenstudies voor een alternatieve zoetwatervoorziening) worden gedeeld door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de provincies en waterschappen conform een door het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak afgesproken verdeelsleutel (respectievelijk 61%, 17% en 22%). ∗
Juridische gevolgen Juridisch gezien is er nauwelijks verschil tussen een ‘overeenkomst’ en een ‘protocol’. Het verschil zit in de bedoeling van het document: het gaat namelijk over bestuurlijke samenwerking. De afspraken in het protocol hebben voornamelijk het karakter van een ‘inspanningsverplichting’: de partijen doen samen hun uiterste best om de afspraken te realiseren. Als een partij zich aan de afspraken wil onttrekken dan zal deze die goed moeten motiveren. De afspraken zijn bestuurlijk verplichtend, niet juridisch.
∗
Personele gevolgen Het waterschap (net als collega waterschappen) levert 0,6 fte per jaar voor activiteiten van het programmabureau (inhoud, strategie en communicatie). Dit is exclusief de inzet voor de twee gebiedsprogramma’s. Voor de beide gebiedsprogramma’s wordt respectievelijk 0,5 fte per jaar ingezet. De inzet wordt volledig gepleegd vanuit de bestaande formatie.
∗
Overig niet van toepassing
∗
MVO gevolgen
MVO aspect:
Score:
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap:
0
De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit: Door de samenhangende aanpak van veilig, veerkrachtig en vitaal kan het waterschap door een proactieve inzet voor het uitvoeringsprogramma bijdragen aan duurzame ontwikkeling, beheer en gebruik van de delta.
2
De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's: het daadwerkelijk over de eigen beheersgrenzen samenwerken in gebiedsallianties mag als vernieuwend worden aangemerkt.
1
De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes: Aanpak door middel van gebiedsallianties verdient navolging.
1
Totaalscore van de 4 aspecten MVO score:
*
**
***
****
-3-
4
Communicatieparagraaf Alle betrokken overheden en maatschappelijke belangenorganisaties bij het werk van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta hebben belang bij ondertekening van het Protocol Zuidwestelijke Delta. De stuurgroep coördineert de communicatie rondom het protocol. De afdeling Communicatie van het waterschap is direct bij de voorbereidingen van de communicatieactiviteiten betrokken. Advies Het AB stemt in met de ambities (lees: opgaven en prioriteiten) en afspraken van het ontwerp-Protocol Zuidwestelijke Delta en geeft het DB toestemming om het protocol te ondertekenen, nadat hierover overeenstemming is bereikt met het rijk.
-4-
Protocol Zuidwestelijke Delta (concept-versie 3 november 2010 )
Afspraken tot bestuurlijke samenwerking bij het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta, zoals vastgesteld door de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta op 28 oktober 2010.
1
Plangebied Zuidwestelijke Delta (Bron: Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta) De zuidwestelijke delta wordt, vanaf het noorden met de klok mee, begrensd door de Nieuwe Waterweg/Nieuwe Maas, de Biesbosch, de overgang van klei naar zandgronden in West-Brabant, het Nederlandse deel van het Schelde-estuarium, en de kuststrook en Voordelta. Het uitvoeringsprogramma volgt met de gebiedsafbakening het Nationaal Waterplan.
2
Protocol Zuidwestelijke Delta Afspraken tot bestuurlijke samenwerking bij het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta, zoals vastgesteld door de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta op 28 oktober 2010.
ONDERGETEKENDEN 1. De STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT, de heer J.J. Atsma, handelend, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in zijn hoedanigheid zowel van (toekomstig) opdrachtgever als van bestuursorgaan, en als vertegenwoordiger van de STAAT DER NEDERLANDEN (hierna “het Rijk”). 2. Het COLLEGE VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE NOORDBRABANT, in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde, de heer P. van Vugt, daartoe gemachtigd bij besluit van het college van gedeputeerde staten d.d. … (hierna “provincie Noord-Brabant”). 3. Het COLLEGE VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE ZEELAND, in deze vertegenwoordigd door de gedeputeerde, de heer F.K. Hamelink, daartoe gemachtigd bij besluit van het college van gedeputeerde staten d.d. … (hierna “provincie Zeeland”). 4. Het COLLEGE VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND, in deze vertegenwoordigd door de gedeputeerde, mevrouw H.M.C. Dwarshuis – van de Beek, daartoe gemachtigd bij besluit van gedeputeerde staten d.d. … (hierna “provincie Zuid-Holland”). 5. Het DAGELIJKS BESTUUR VAN HET WATERSCHAP BRABANTSE DELTA, in deze vertegenwoordigd door de dijkgraaf, de heer J.A.M. Vos, daartoe gemachtigd bij besluit van het dagelijks bestuur d.d. … (hierna “waterschap Brabantse Delta”). 6. Het COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN VAN HET WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA, in deze vertegenwoordigd door de dijkgraaf, de heer J.M. Geluk, daartoe gemachtigd bij besluit van het college van dijkgraaf en heemraden d.d. … (hierna “waterschap Hollandse Delta”). 7. De DAGELIJKSE BESTUREN VAN DE WATERSCHAPPEN ZEEUWSE EILANDEN EN ZEEUWS-VLAANDEREN, in deze vertegenwoordigd door de dijkgraaf van beide waterschappen, de heer T. Poppelaars, daartoe gemachtigd bij besluiten van de dagelijkse besturen d.d. … en … (hierna “waterschap Scheldestromen”). (N.B. De waterschappen Zeeuwse Eilanden en Zeeuws-Vlaanderen zullen per 1 januari 2011 fuseren tot het waterschap Scheldestromen. In 2010 dienen dus de 3
dagelijkse besturen van de oorspronkelijke waterschappen nog te besluiten over het protocol)
Ondergetekenden, hierna gezamenlijk “Partijen”.
CONSTATEREN:
1. Op 26 november 2004 ondertekenden de toenmalige ministeries van Verkeer en Waterstaat (hierna te noemen ‘VenW’), en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna te noemen ‘LNV’), en de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland het Deltamemorandum, dat het karakter had van een intentieverklaring. In het Deltamemorandum is afgesproken gezamenlijk te streven naar een evenwichtige ontwikkeling van het gebied van de zuidwestelijke delta, en daarbij de integrale visie op de deltawateren ‘De Delta in Zicht’ d.d. februari 2003 als richting en agenda voor de toekomst te hanteren. Ter bevordering van dit streven is een Deltaraad ingesteld met nader omschreven taken, gericht op afstemming en coördinatie tussen de provincies en de betreffende vakdepartementen. Een tegelijk ingestelde Adviesgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van belangenorganisaties, gemeenten en de waterschappen, kreeg als taak de Deltaraad te adviseren en te informeren over ontwikkelingen in de (Zuidwestelijke) Delta. 2. Op 21 december 2005 zijn tussen het Vlaams Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden verdragen ondertekend inzake o.a.: ≠ uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium; ≠ samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium, en ≠ gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied, hierna te noemen de Scheldeverdragen. Aansluitend is in januari 2006 ondertekend het Convenant tussen rijk en provincie Zeeland over de uitvoering van enkele besluiten uit de Ontwikkelingsschets 2010 Scheldeestuarium en het Derde Memorandum van overeenstemming (gesloten in maart 2005 tussen Nederland en Vlaanderen). 3. De Nota Ruimte (2006) van de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna te noemen ‘VROM’), LNV, VenW en Economische Zaken (hierna te noemen ‘EZ’), formuleerde als opgave voor de zuidwestelijke delta: “Een integrale benadering op deltabrede schaal is nodig, waarbij aangrenzende (provincie- en landsoverschrijdende) gebieden, 4
stroomgebieden en regio’s nadrukkelijk betrokken moeten worden. Hoofddoel voor de zuidwestelijke delta is de ontwikkeling van activiteiten die de nationale concurrentiepositie versterken te combineren met ontwikkelingen die de veiligheid tegen overstromingen vergroten en de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie versterken. Betrokken decentrale overheden zullen de beleidskeuzen uit deze nota overnemen en uitwerken in een integraal ontwikkelingsprogramma voor de zuidwestelijke delta. Leidraad daarbij is een ontwikkelingsgerichte benadering gericht op processen, waarin de ontwikkeling van menselijke activiteiten samengaat met het versterken van waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie.” 4. In 2008 is de naam van de Deltaraad gewijzigd in ‘Stuurgroep Zuidwestelijke Delta’, hierna te noemen “stuurgroep”, en is vastgesteld het ‘plan van aanpak voor het opstellen van en sturing geven aan het uitvoeringsprogramma voor de zuidwestelijke delta’. De stuurgroeppartners spraken uit de condities te willen creëren voor een duurzame en klimaatbestendige inrichting en een hoogwaardige ruimtelijkeconomische ontwikkeling van de zuidwestelijke delta. Als ideaal staat hen een klimaatbestendig veilig, ecologisch veerkrachtig en economisch vitaal gebied voor ogen. Dit willen zij bereiken door: ≠ Klimaatbestendig veilig: waarborgen van veiligheid tegen overstromingen ook op de lange termijn (2100); ≠ Ecologisch veerkrachtig: herstellen van een natuurlijk ecologisch systeem en het herstellen van de estuariene dynamiek in de zuidwestelijke delta voor de korte termijn (2015), de middellange termijn (2040) en met een doorkijk naar de langere termijn (2100); ≠ Economisch vitaal: benoemen en pakken van kansen voor de ruimtelijk-economische en maatschappelijke ontwikkeling. De stuurgroepleden besloten een uitvoeringsprogramma op te stellen met maatregelen en projecten om deze ambities van de stuurgroep vorm te geven. 5. Met het oog op een betere betrokkenheid van de regio bij een meer gebiedsgerichte aanpak van de problematiek van de zuidwestelijke delta, is in april 2009 de stuurgroep uitgebreid met drie dijkgraven van waterschappen, uit elk van de drie deelnemende provincies één. De waterschappen dragen hiermee, samen met de onder 1. genoemde ministeries en provincies, bij aan de totstandkoming van het, toen nog in de ontwerpfase verkerende, uitvoeringsprogramma. 6. In juni 2009 bracht de stuurgroep het rapport ‘Zoet water Zuidwestelijke Delta’ uit (hierna te noemen “zoetwateradvies”), met een advies, op hun verzoek, aan de staatssecretaris van VenW en de minister van LNV over de regionale 5
zoetwatervoorziening in de zuidwestelijke delta, bij een zout VolkerakZoommeer met beperkt getij, conform de ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer (2009). 7. In december 2009 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Met betrekking tot de zuidwestelijke delta is de volgende beleidskeuze geformuleerd: “In de zuidwestelijke delta blijft het werken aan de bescherming tegen overstroming van belang. Het kustfundament zal op een natuurlijke wijze meegroeien met de zeespiegelstijging. Via het noordelijk deltabekken, via het Volkerak-Zoommeer en eventueel ook via het Grevelingenmeer moet er voldoende afvoer- en bergingscapaciteit aanwezig zijn om de toename van de afvoer van de grote rivieren te kunnen verwerken (‘Ruimte voor de Rivier’). Het opnieuw toelaten van natuurlijke processen door het gecontroleerd opheffen van de harde scheiding tussen de diverse waterbekkens geeft een herstel van de estuariene dynamiek. Dit zal zorgen voor het ombuigen van de ecologische schaduwkanten van de Deltawerken. Het vergroot ook het zelfreinigend en natuurlijk productievermogen van het water en geeft een betere verdeling van de nutriëntenbelasting over de wateren. Vismigratie van zee naar rivieren en andersom is weer mogelijk. Er zal verkend worden hoe de zandhonger in de Oosterschelde kan worden bestreden. Het water in de zuidwestelijke delta moet voldoen aan doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. De keuze voor het herstel van de estuariene dynamiek betekent overigens wel dat voor sommige wateren de doelstellingen die in 2009 in het stroomgebiedbeheerplan zijn opgenomen over zes jaar moeten worden aangepast. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Volkerak-Zoommeer, waar uiterlijk in 2015 weer zout water zal worden toegelaten. Het beleid uit de Nota Ruimte wordt voortgezet. De aanpak voor de wateropgave wordt waar mogelijk gecombineerd met wonen, werken, recreëren en natuurontwikkeling, om zo een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit en de economische ontwikkeling van het gebied. In 2010 is bijna de gehele zuidwestelijke delta aangewezen als Natura 2000-gebied. De belangrijkste gebieden zijn: Haringvliet, Hollandsch Diep, Oude Maas, Biesbosch, Volkerak-Zoommeer, Grevelingenmeer, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde.” Het zoetwateradvies van de stuurgroep is door het kabinet in het Nationaal Waterplan overgenomen. Het Nationaal Waterplan gaf aan dat het kabinet medio 2012 op basis van een integrale afweging een uitvoeringsbeslissing zal nemen over de thans lopende projecten in de zuidwestelijke delta. Het betreft Volkerak-Zoommeer waterkwaliteit, Volkerak-Zoommeer waterberging in het kader van Ruimte voor de Rivier en de MIRT-verkenning voor de Grevelingen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat eerst de alternatieve zoetwatervoorziening moet zijn geregeld voordat verzilting van het Volkerak-Zoommeer kan plaatsvinden. 6
8. De (onafhankelijk) voorzitter van de Adviesgroep Zuidwestelijke Delta, hierna te noemen “adviesgroep”, is in maart 2010 uitgenodigd adviserend lid te worden van de stuurgroep . Tevens versterkte de stuurgroep de positie en de inbreng van gemeenten op de volgende manier: ≠ de gedeputeerden organiseren per provincie regulier overleg met de gemeenten; ≠ de gemeenten worden (voorzover ze dat al niet zijn) intensief betrokken op het niveau van de gebiedsprogramma’s; ≠ afgesproken is dat deze opzet begin 2011 zal worden geëvalueerd. 9. Op 30 maart 2010, kenmerk VenW/DGW-2010/196, zond minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat een brief aan de stuurgroep, waarin hij deze, mede namens minister Verburg van LNV, verzoekt om een protocol uit te werken waarin de vervolgstappen, inclusief tijdpad en daarvoor verantwoordelijke partijen, zijn beschreven die nodig zijn om in 2012 een uitvoeringsbeslissing over het Volkerak-Zoommeer te nemen. 10. Op 1 april 2010 presenteerde de stuurgroep het ‘Ontwerpuitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+’, hierna te noemen “uitvoeringprogramma”. In dit programma is het eerder geformuleerde ideaal van een veilige, veerkrachtige en vitale delta uitgewerkt. De stuurgroep verenigt de regionale ambities voor de integrale verdere ontwikkeling van de kwaliteiten van de zuidwestelijke delta met de nationale thema’s waterveiligheid, zoetwatervoorziening en herstel van estuariene dynamiek en natuurlijke processen. Het uitvoeringsprogramma kenmerkt zich dus vooral door een gebiedsgerichte integrale benadering. Het uitvoeringsprogramma richt zich naar zijn aard op de korte termijn, en onderscheidt zich dan ook van het Nationaal Deltaprogramma, dat zich richt op de lange termijn (2100). 11. Na een ronde van schriftelijke en mondelinge consultaties onder overheden, maatschappelijke partijen en inwoners van het gebied, is het uitvoeringsprogramma, na verwerking van de reacties op het concept, en na aanpassing van de inhoud aan de hand van een Nota van wijzigingen, op 28 oktober 2010 door de stuurgroep vastgesteld.
NEMEN IN OVERWEGING: 12. Met de vaststelling van het uitvoeringsprogramma verwoordt de stuurgroep zijn ambities voor een veilige, veerkrachtige en vitale delta. Voor het verwezenlijken van deze ambities is meer nodig. Allereerst is van belang dat de overheden c.q. overheidsorganen die in de stuurgroep zijn vertegenwoordigd verklaren dat zij de aldus verwoorde ambities delen, en 7
hoe en wanneer zij zich zullen inzetten om de ambities te verwezenlijken. Ook is het nodig, dat deze overheden, c.q. overheidsorganen, gezamenlijk opdracht geven tot coördinatie van het proces van realisering van de gedeelde voornemens en plannen van het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta. 13. Het programmamanagement van de realisering van het uitvoeringsprogramma dient te worden opgedragen aan de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta. Rol van de stuurgroep is het coördineren van de uitvoering van het programma: afstemmen tussen de verschillende partners, zo nodig bij hen bevorderen van besluitvorming, integreren van opgaven en ambities, stimuleren van de activiteiten die daar vorm aan geven en het mobiliseren van daadkracht voor de uitvoering van maatregelen en projecten. De stuurgroep neemt de rol van programmamanager alleen op zich wanneer integratie van initiatieven de uitvoering versnelt of er op andere wijze een aantoonbare meerwaarde is. De daadwerkelijke uitvoering van maatregelen en projecten uit het programma ligt bij de daarvoor verantwoordelijke partijen. 14. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is in coördinerende zin verantwoordelijk voor de uitvoering van het Nationaal Waterplan. De uitvoering van de wateropgaven in de waterbekkens van de zuidwestelijke delta maakt deel uit van dit plan. De verantwoordelijkheid voor een bijdrage vanuit het Deltaprogramma ligt in coördinerende zin bij de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens de ministeriële stuurgroep Nationaal Deltaprogramma. De rijksoverheid is beleidsmatig verantwoordelijk voor het zoetwatervraagstuk in de zuidwestelijke delta, voor zover ingrepen in het hoofdwatersysteem daar consequenties hebben voor de zoetwatervoorziening. De provincies zijn (mede-)verantwoordelijk voor onder andere regionale gebiedsontwikkeling, de ruimtelijke inrichting en kwaliteit, het voldoen aan de doelen voor waterkwaliteit en natuur en het verbinden daarvan met sociaal-economische ontwikkeling. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de waterstaatkundige verzorging van hun beheersgebied. Het functionele karakter van de waterschappen houdt de zorg in voor het watersysteem (waterhuishouding – kwaliteit en kwantiteit - en waterkeringen) en de zorg voor het zuiveren van afvalwater. 15. Behalve verantwoordelijkheid hebben de genoemde overheden ook belang bij samenwerking met betrekking tot de verwezenlijking van het uitvoeringsprogramma. De rijksoverheid heeft er belang bij het beleid te realiseren zoals opgenomen in de Nota Ruimte, de PKB Ruimte voor de Rivier, het Nationaal Waterplan, het Nationaal Deltaprogramma, de Natuurbeschermingswet en ‘Natura 2000’, en de Kaderrichtlijn Water. 8
Het belang dat de regionale overheden hebben bij de verwezenlijking van de ambities voor de zuidwestelijke delta, is verwoord in de visie ‘Delta in Zicht’ en de uitwerkingen daarvan in de bestuurlijke afspraken in het Deltamemorandum, de beleidsagenda ‘Kracht van de Delta, provinciale structuurvisies en waterbeheerplannen van de waterschappen. In Bijlage 2 van het uitvoeringsprogramma is een korte weergave opgenomen van de belangrijkste beleidsdoelstellingen voor water en gebiedsontwikkeling, zoals geformuleerd door respectievelijk de provincie Zeeland, het waterschap Scheldestromen (i.o.), de provincie Zuid-Holland, het waterschap Hollandse Delta, de provincie Brabant, en het waterschap Brabantse Delta. 16. Gegeven de verantwoordelijkheden en de belangen van Partijen met betrekking tot de zuidwestelijke delta als geheel, het feit dat vele andere instanties en gremia verantwoordelijkheden en belangen hebben bij onderdelen van de zuidwestelijke delta, en de complexiteit van de aan te vatten problemen, is het noodzakelijk dat Partijen afspraken maken over de gezamenlijke aanpak van projecten in dit Uitvoeringsprogramma, en over hun individuele inzet. 17. In het kader van het Uitvoeringsprogramma is het wenselijk afspraken te maken over vier categorieën onderwerpen: a. De uitvoering van het uitvoeringsprogramma als geheel. Op programmaniveau spreken Partijen gezamenlijke intenties uit aan de hand van de onderdelen van het uitvoeringsprogramma. Hieraan worden procesafspraken gekoppeld welke de basis zullen zijn voor verdere stappen per onderwerp of per bekken van de delta die op projectniveau zullen uitmonden in op uitvoering gerichte afzonderlijke overeenkomsten tussen de daarbij betrokken instanties. b. De voorbereiding van besluitvorming over Volkerak-Zoommeer en zoetwatervoorziening. Dit betreft zowel de aspecten waterberging en waterkwaliteit als de zoetwatervoorziening in de aangrenzende gebieden. Hierbij bestaat een relatie met de uitvoeringsplanning (in voorbereiding)van de Planologische Kernbeslissing ‘Ruimte voor de Rivier’ (waterberging), met de beleidsvoornemens van het Nationaal Waterplan (waterkwaliteit en zoetwatervoorziening), en met op te richten gebiedsallianties (met gemeenten en particulier initiatief) in de aangrenzende gebieden. Conform het onder 10. genoemde verzoek van de ministers van VenW en LNV zullen de in dit kader bedoelde bestuurlijke afspraken het pad moeten effenen voor de medio 2012 geplande uitvoeringsbeslissingen van het kabinet. c. Opdrachtverlening aan de programmaorganisatie in de zuidwestelijke delta. Onder verwijzing naar het hiervoor onder 12. en 13. gestelde, is het van belang dat de stuurgroep van de betrokken overheden een heldere
9
vervolgopdracht krijgt, en dat de benodigde middelen beschikbaar komen voor een passende programmaorganisatie. d. Quick wins. De samenwerking in de zuidwestelijke delta kan op korte termijn al snel goede resultaten laten zien in de uitvoering van concrete projecten. Betrokken instanties, zowel publiek als privaat, dienen hiertoe met voortvarendheid de handen ineen te slaan. Voor het maatschappelijk draagvlak van de planvorming in de zuidwestelijke delta is dit een onmisbaar element.
KOMEN OVEREEN
de hierna geformuleerde afspraken te maken over de gezamenlijke aanpak van projecten en over hun individuele inzet. Deze afspraken betreffen de volgende onderdelen:
A.
Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta Partijen: 1. onderschrijven de in het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta, zoals door de stuurgroep vastgesteld op 28 oktober 2010, omschreven opgaven en prioriteiten voor de zuidwestelijke delta als geheel; 2. stemmen in met de in het uitvoeringsprogramma verwoorde, op korte termijn te verwezenlijken, doelstellingen per gebiedsprogramma en deltathema; 3. stemmen ermee in, dat de stuurgroep optreedt als coördinator van de daarmee samenhangende acties; 4. verbinden zich om de aldus gezamenlijk bereikte resultaten op loyale wijze te vertalen in plannen die zij zelf als bevoegd gezag vaststellen. 5. verklaren ieder voor zich de in het uitvoeringsprogramma aangegeven doelstellingen en acties, voorzover van 10
toepassing, als uitgangspunten te betrekken bij de voorbereiding van ieders inbreng in het Bestuurlijk Overleg waarin afspraken worden gemaakt tussen het Rijk en de provincies over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) voor respectievelijk de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland / Zuidvleugel. 6. verplichten zich naar elkaar om, ieder vanuit eigen verantwoordelijkheden en taken, op te treden als initiatiefnemer van de in onderstaand overzicht aangegeven acties;
Gebiedsprogramma Haringvliet, Hollands Diep en Biesbosch
≠
≠
≠
Acties 2010-2015+:Op initiatief van de provincie Zuid-Holland worden verantwoordelijke en belanghebbende partijen uitgenodigd zo spoedig mogelijk een alliantie (oftewel een samenwerkingsverband van verantwoordelijke en belanghebbende partijen) op te richten om uiterlijk in 2013 een integrale gebiedsvisie te ontwikkelen. De gebiedsalliantie wordt door de provincie Zuid-Holland gevraagd om in de gebiedsvisie: o de ontwikkelingsruimte die ontstaat na het realiseren van het project Deltanatuur voor onder meer wonen, recreatie en toerisme uit te werken in deelplannen en inrichtingsmaatregelen; o deze ontwikkelingsruimte te verbinden met onder andere het uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Hoeksche Waard, de visie Zicht op Haringvliet, het Krekenplan Oostflakkee, en het beheer- en inrichtingsplan voor de Biesbosch. De provincie zal zelf bijdragen aan de verdere invulling van de gebiedsvisie, mede op basis van bestaande en in ontwikkeling zijnde regionale structuurvisies, zoals de regionale structuurvisie van de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee, de recreatievisie GoereeOverflakkee en de in ontwikkeling zijnde visie op het HaringvlietHollandsch Diep.
Gebiedsprogramma Volkerak, West-Brabant en Oostflakkee (zie ook nadere uitwerking in deel B van dit Protocol) 11
Acties 2010-2015+: ≠ Coördineren, door de stuurgroep, van de activiteiten die voortvloeien uit het zoetwateradvies, in afstemming met: o het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak, dat de onderdelen van het zoetwateradvies voor West-Brabant (noordwestelijk deel), Tholen en St. Philipsland behartigt; o de Stuurgroep Zoetwater Zuid-Holland Zuid, die de onderdelen van het zoetwateradvies voor Zuid-Holland Zuid behartigt; o het Bestuurlijk Overlegorgaan Stuurgroep Water uit de Wal, die de onderdelen van het zoetwateradvies voor West-Brabant (zuidwestelijk deel) en Zuid-Beveland behartigt. ≠ De provincie Noord-Brabant regisseert het oprichten van een gebiedsalliantie en maakt daarbij optimaal gebruik van bestaande regionale overleggen. Deze provincie neemt het initiatief voor de gebiedsgerichte uitwerking in en rond het Volkerak-Zoommeer en nodigt betrokken partijen uit het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak uit een gebiedsalliantie op te richten om: o uiterlijk in 2012 een gebiedsvisie op te stellen met een ruimtelijkeconomisch perspectief voor de ontwikkelingsruimte die een zout Volkerak-Zoommeer biedt voor huidige en toekomstige gebruiksfuncties; o deze visie uiterlijk in 2013 uit te werken in deelplannen en inrichtingsmaatregelen en te starten met het uitvoeren ervan via publiek-private consortia. ≠ De provincie Zuid-Holland zal bijdragen aan de verdere invulling van de gebiedsvisie mede op basis van de regionale structuurvisies Goeree-Overflakkee en de recreatievisie Goeree-Overflakkee. De stuurgroep volgt, en signaleert zo nodig knelpunten bij, het in overeenstemming brengen van de besluitvorming over het zout maken van het Volkerak-Zoommeer (inclusief compenserende maatregelen voor de zoetwatervoorziening en zoutwaterindringing) met de planstudie voor waterberging op het Volkerak-Zoommeer in het kader van Ruimte voor de Rivier, de studie naar kansen voor meer transport over water in de Rijn-Schelde Corridor en de verlengde MIRTverkenning voor de Grevelingen, alsmede over de gebiedsvisie met deelplannen, zodat medio 2012 integrale besluitvorming kan plaatsvinden. ≠ Op initiatief van het waterschap Brabantse Delta zal uiterlijk in 2011 een verkenning afgerond worden naar de kansen voor ontwikkeling en gebruik van krekenstelsels in West-Brabant voor waterberging, watervoorziening in samenhang met ecologisch herstel en recreatie. ≠ Coördineren, door de stuurgroep,van de samenhang, voortgang en onderlinge synergie van de plannen voor dit gebied, waaronder meekoppelkansen met de Binnenschelde en de verkenningen voor 12
herstel van de watersysteemkwaliteit van het Markiezaatsmeer (in het kader van het Natura 2000 beheerplan) . Gebiedsprogramma Bergen op Zoom aan zee Acties 2010-2015+: ≠ De provincie Noord-Brabant regisseert het oprichten van een gebiedsalliantie en maakt daarbij optimaal gebruik van bestaande regionale overleggen. Deze provincie nodigt een coalitie van partijen betrokken bij het gebiedsprogramma Bergen op Zoom aan zee uit om: o De haalbaarheid van de toekomstbeelden uit het project ‘Bergen op Zoom aan zee’ in kaart te brengen en deze uit te werken in deelplannen en inrichtingsmaatregelen voor het Markiezaatsmeer en de Binnenschelde met opties voor samenhang en synergie; o In het plan van aanpak voor dit gebiedsprogramma onderzoek op te nemen naar opties om het verbeteren van de kwaliteit van water en natuur met elkaar te verbinden.
Gebiedsprogramma Grevelingen en Brouwersdam
Acties 2010-2015+: ≠ De stuurgroep volgt, in verband met de samenhang met andere besluiten, het uitvoeringstempo van de door het Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen geleide MIRT-verkenning Grevelingen, alsmede het in 2011 terzake te nemen voorkeursbesluit. ≠ De stuurgroep bevordert, dat de besluiten naar aanleiding van de MIRT-verkenning Grevelingen en de besluiten over Volkerak-Zoommeer (zout toelaten en water bergen) als vertrekpunt worden genomen bij de uitvoering van de planstudie Grevelingen. ≠ De provincies Zeeland en Zuid-Holland vragen een brede alliantie voor de Grevelingen parallel aan het voorbereiden van een voorkeursalternatief een ontwikkelingsperspectief op te stellen voor recreatie, natuur en een getijdencentrale en daarin: o opgaven voor natuur, duurzame energie en veiligheid te verbinden met economische impulsen voor schelpdierkweek, recreatie en toerisme in een samenhangend ruimtelijk kader; o dat perspectief in te brengen in de besluitvorming, in 2012, over Grevelingen in samenhang met Volkerak-Zoommeer. ≠ De provincie Zuid-Holland zal bijdragen aan de verdere invulling van de gebiedsvisie, mede op basis van bestaande en in ontwikkeling zijnde regionale structuurvisies, zoals de regionale structuurvisie en de 13
recreatievisie van Goeree-Overflakkee en de Economische visie Brouwersdam.
Gebiedsprogramma Oosterschelde en Veerse Meer
Acties 2010-2015+: ≠ De provincie Zeeland neemt de regie op zich en verkent de mogelijkheden voor een gebiedsalliantie en sluit daarbij aan bij het bestaande overlegplatform van het Nationaal Park Oosterschelde. Deze provincie nodigt betrokken partijen uit om in een brede alliantie uiterlijk in 2011 een gebiedsvisie te ontwikkelen, deze uiterlijk in 2013 uit te werken in deelplannen en inrichtingsmaatregelen, en voor deze gebiedsvisie als vertrekpunten te hanteren: o de uniciteit van de Oosterschelde op nationale en internationale schaal; o de opties ter bevordering van de veiligheid en tegengaan erosie van zandplaten; o beschrijven van de huidige gebruiksfuncties en het ruimtebeslag op het gebied als bouwsteen voor de oplossingsrichtingen om de doelen voor natuur en water te realiseren. ≠ De provincie Zeeland verzoekt de gebiedsalliantie om de bestaande visie op de Oosterschelde en de bijbehorende doelen in het beheeren inrichtingsplan uiterlijk in 2011 te actualiseren en daarbij rekening te houden met de ecologische achteruitgang en de toename van recreatie, toerisme en sport- en beroepsvisserij. ≠ Het ministerie van V en W bewaakt een optimale wateruitwisseling tussen Oosterschelde en Veerse Meer en neemt initiatief, in samenwerking met de provincie Zeeland, tot het onderzoeken van de mogelijkheden voor herstel van verbinding tussen de Oosterschelde en de rivieren via het Volkerak, Eendracht en Zoommeer, een en ander in het belang van het verbeteren van de natuur en de condities voor de schelpdiervisserij. ≠ De stuurgroep bewaakt de samenhang met de gebiedsvisies voor Kust en Voordelta, het Volkerak-Zoommeer en Bergen op Zoom aan zee.
Gebiedsprogramma Westerschelde
Acties 2010-2015+: ≠ Initiatieven van de Vlaams Nederlandse Scheldecommissie benutten voor het betrekken van het Schelde-estuarium in een visie op een 14
duurzame ontwikkeling van de zuidwestelijke delta in het kader van het Deltaprogramma.
Gebiedsprogramma Kust en Voordelta
Acties 2010-2015+: ≠ Geen acties af te spreken in het protocol.
Deltathema 1: Gebruik en beschikbaarheid zoet water (zie ook deel B van dit Protocol)
Acties 2010-2015+: ≠ Bestuurlijke coördinatie, door de stuurgroep, van de uitvoering, van het in de stuurgroepvergadering van december 2009 vastgestelde ‘spoorboek zoet water’ (waarin alle werkzaamheden en acties die voortkomen uit het zoetwateradvies zijn samengevat). ≠ Uitvoeren, in opdracht van de stuurgroep, van een financiële analyse van de kosten en opbrengsten en van mogelijk meekoppelende belangen vanuit gebiedsontwikkelingen met de zoetwatervoorzieningen. Vervolgens op initiatief van de provincie Brabant uiterlijk in 2011 afspraken maken over financiering en kostenverdeling. ≠ De stuurgroep spant zich ervoor in, dat uiterlijk in 2012 in samenhang met het Nationaal Deltaprogramma een toetsing plaatsvindt op de waarde van de zoetwatermaatregelen voor de toekomst.
Deltathema 2: Ontwikkelingsruimte gebruiksfuncties en natuur bij vergroten estuariene dynamiek
Acties 2010-2015+: ≠ Op initiatief van de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland door de gebiedsallianties in 2011 verkennen van de ontwikkelingsruimte voor natuur en gebruiksfuncties voor Volkerak-Zoommeer en Grevelingen ten behoeve van de volgende kabinetsbesluiten in 2012: o uitvoeringsbesluit zout Volkerak-Zoommeer; o uitvoeringsbesluit zoetwatermaatregelen; o uitvoeringsbesluit waterberging Volkerak-Zoommeer inclusief de optie van het daarbij betrekken van de Grevelingen; 15
≠
≠
o voorkeursbeslissing Grevelingen Door de stuurgroep verkennen, uiterlijk in 2013, van de kansen voor verdere verbetering van estuariene dynamiek in relatie tot gebruik en veiligheid voor de zuidwestelijke delta als geheel. De stuurgroep doet uiterlijk in 2011 voorstellen aan de bevoegde gezagen om de resultaten van deze verkenningen vast te leggen in een visie op of kaders voor ontwikkelingsruimte na het realiseren van de uitvoeringsbesluiten. Deze visie of kaders hebben betrekking op de periode tot 2015, met een doorkijk tot 2020 en verder.
Deltathema 3: Strategische kennisvragen en kennisontwikkeling
Acties stuurgroep 2010-2015: ≠ Opstellen met ingang van 2011, van een kennisagenda en deze jaarlijks actualiseren door: o Benutten van bestaande kennisnetwerken als klankbord voor de kennisagenda zoals het Kennis Netwerk Delta Water, Delta Academy, andere hogescholen, Kennis voor Klimaat, infocentra, etc. ≠ Resultaten van de volgende, reeds uitgezette kennisvragen, verwerken in acties: o Zoetwatervoorziening in de zuidwestelijke delta op de langere termijn (uitgezet bij Kennis voor Klimaat, tweede tranche, thema zoet water). o Organiseren van klimaatadaptatie in de zuidwestelijke delta (uitgezet bij Kennis voor Klimaat, tweede tranche, thema governance). ≠ Nieuwe kennisvragen agenderen en uitzetten.
B. Volkerak-Zoommeer en Zoetwatervoorziening 1. Partijen hebben, onder verwijzing naar de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat aan de stuurgroep van 30 maart 2010, overeenstemming over de volgende hoofdpunten: a. Het project Waterberging Volkerak-Zoommeer, te realiseren uiterlijk in 2015, is onderdeel van de PKB Ruimte voor de Rivier, en maakt geen deel uit van dit protocol. Partijen spannen zich er niettemin voor in de projecten Waterberging en Waterkwaliteit, die op hetzelfde gebied betrekking hebben, zodanig te programmeren, dat zij bij afgestemde 16
b. c. d.
e.
f.
uitvoering leiden tot synergie en/of andere meerwaarden. Met betrekking tot de samenhang van de projecten Waterberging en Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer spannen partijen zich in voor integrale besluitvorming medio 2012. Daarbij zullen zij betrekken de uitkomsten van de MIRT-verkenningen Grevelingen, Antwerpen Rotterdam (VAR) en Capaciteit Volkeraksluizen. Het Rijk is initiatiefnemer voor het zout maken van het VolkerakZoommeer. Zout water zal op het Volkerak-Zoommeer pas worden toegelaten als het zoetwateradvies van de stuurgroep volledig is uitgevoerd. De realisatie van de zoetwatervoorziening biedt synergiekansen met waterhuishoudkundige ingrepen die in het gebied op stapel staan onder verantwoordelijkheid van waterschappen en provincies, en die eveneens in 2015 moeten zijn gerealiseerd. De ingrepen in de waterhuishouding bieden economische ontwikkelruimte voor (schelpdier-)visserij, landbouw, natuur, infrastructuur/mobiliteit, wonen, duurzame energie en recreatie. Het verkennen van deze ontwikkelruimte zal tot stand komen middels een gebiedsproces waarbij lokale overheden en private partijen nauw betrokken zijn. De provincie Noord-Brabant (in nauwe samenspraak met Zeeland en Zuid-Holland) zal dit proces faciliteren vanuit de rol van gebiedsregisseur. Dit zal leiden tot het betrekken van medeinitiatiefnemers uit de kringen van gemeenten en particuliere instellingen, en tot de vorming van allianties. De provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland dragen, vanuit hun eigen beleidsdoelen op het gebied van duurzame economische ontwikkeling van regio’s, bij aan investeringen die initiatieven binnen de nieuwe economische ontwikkelruimte stimuleren.
2. Partijen zullen alternatieve maatregelen voor instandhouding van het huidige zoetwatervoorzieningenniveau (doen) nemen alvorens het Volkerak-Zoommeer te verzilten. Partijen spannen zich in, ieder voorzover passend binnen de eigen taken en bevoegdheden deze alternatieve maatregelen waar mogelijk te combineren met geplande of voorziene maatregelen voor andere beleidsdoelstellingen, zodat synergie kan worden bereikt. Uitgangspunt is hierbij het eerder genoemde zoetwateradvies, en de daarop gebaseerde, zojuist 17
aangehaalde ministeriële brief, welk advies de volgende elementen inhoudt: ≠ ≠ ≠ ≠
Keuze voor een zout Volkerak-Zoommeer; Financiering, korte en lange termijn, analyse van gekoppelde belangen; Stimuleer alternatieve zoetwatervoorzieningen en vergroot zelfvoorzienendheid; Zoetwaterverdeling, relatie gebiedsproces zuidwestelijke delta met landelijke herijking.
3. Partijen spannen zich in, ieder met hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid, voor de uitvoering, uiterlijk 1 januari 2015, van het ‘Spoorboek Zoetwater Zuidwestelijke Delta’, zoals vastgesteld door de stuurgroep op 9 december 2009. De voortgang van uitvoering van dit pakket maatregelen zal tenminste halfjaarlijks worden gerapporteerd aan de stuurgroep.
4. Partijen verzoeken de stuurgroep om uiterlijk 1 juli 2011 een voorstel te doen wat iedere partij, ieder voor zover passend binnen de eigen taken en bevoegdheden, moet doen om uiterlijk in 2012 met elkaar afspraken te maken over een verdeling van kosten die rekening houdt met gekoppelde belangen, zodat alsdan nadere besluitvorming over een evenwichtige gezamenlijke financiering van de benodigde maatregelen kan plaatsvinden.
5. Partijen, met de provincie Noord-Brabant als trekker, bewerkstelligen in samenwerking met het Bestuurlijk Overleg Krammer Volkerak (BOKV) en met de partners van de te vormen gebiedsalliantie, dat uiterlijk in 2012 tussen de daarbij betrokken partijen een uitvoeringsovereenkomst zal worden gesloten over het samenhangend pakket van 18
maatregelen dat in 2015 in het Volkerak-Zoommeer en aangrenzende gebieden zal worden uitgevoerd. Hierbij gelden de volgende mijlpalen, deels afhankelijk van de medewerking van andere, niet bij dit protocol betrokken, partijen: Met betrekking tot waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer: ≠ definitief uitvoeringsbesluit uiterlijk in 2012; Met betrekking tot waterberging Volkerak-Zoommeer: ≠ uitvoeringsbesluit en vaststelling Rijks Inpassings Plan uiterlijk in 2011; Met betrekking tot toets(en) op toekomstwaarde zout maken VolkerakZoommeer: ≠ uitvoering opdracht en rapportage uiterlijk in 2012; Met betrekking tot zoetwatervoorziening deelgebieden Zeeland, ZuidHolland en Noord-Brabant: ≠ eindrapport technische, maatschappelijke en financiële haalbaarheid van de zoetwatervoorziening, uiterlijk in 2012; Met betrekking tot waterakkoord (= de regeling van de uitwisseling van water tussen het Volkerak-Zoommeer en de daarmee in open verbinding staande wateren en omliggende beheersgebieden): ≠ overeenstemming op hoofdlijnen uiterlijk in 2012; Met betrekking tot financiële analyse zoetwatervoorziening: ≠ tijdige overeenstemming over kostenverdeling tussen Rijk, regionale overheden en particulier initiatief, bij voorkeur in 2011; Met betrekking tot MIRT-verkenning Antwerpen – Rotterdam (VAR): ≠ gereedkomen integrale lange termijn visie uiterlijk in 2010; Met betrekking tot alliantievorming gebiedsontwikkeling omgeving Volkerak-Zoommeer: ≠ gereedkomen integraal inrichtingsplan water – land VolkerakZoommeer en omgeving, uiterlijk in 2012; Met betrekking tot alliantievorming gebiedsontwikkeling Bergen op Zoom aan zee: ≠ gereedkomen integraal inrichtingsplan water – land Binnenschelde, Markiezaatsmeer en omgeving, uiterlijk in 2012.
C.
Opdrachtverlening aan de programmaorganisatie 19
1. Partijen bevestigen de instelling van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta, met de oorspronkelijke taakomschrijving die was opgenomen in het Deltamemorandum: ≠
≠ ≠ ≠ ≠
≠
≠ ≠
Het afstemmen en coördineren van ontwikkelingen die zich op en rond de deltawateren afspelen (zonder daarbij een extra besluitvormingslaag te introduceren in bestaande projectorganisaties); Het afstemmen en coördineren van onderzoek en onderzoeksmiddelen; Het signaleren van knelpunten en kansen bij het uitvoeren van (inhoudelijke) activiteiten; Het stimuleren van initiatieven van derden die passen binnen de gekozen oplossingsrichting; Het waar nodig aanwenden van zijn invloed bij niet in de Deltaraad (thans: stuurgroep) vertegenwoordigde instanties om medewerking te verlenen aan de uitvoering van acties passen binnen de oplossingsrichting; Het waar nodig beoordelen van plannen en beleidsvoornemens van overheden en particulieren in het licht van de oplossingsrichting van de visie en hierover gevraagd en ongevraagd advies geven Het in specifieke gevallen komen tot gezamenlijke projecten op te nemen in het werkplan van de Deltaraad (thans: stuurgroep); Het functioneren als een breed communicatie- en informatiekanaal voor een breed publiek,
en voegen daaraan de volgende taken toe: ≠
≠ ≠
Het voeren van het programmamanagement van de gebiedsprogramma’s en deltathema’s, door: o het monitoren van de realisatie van het Uitvoeringsprogramma en van de te nemen van besluiten; o af te stemmen tussen de daarbij betrokken partners, en hen zo nodig aanspreken op de nakoming van gemaakte afspraken; o activiteiten te coördineren; o daadkracht te mobiliseren voor de uitvoering van maatregelen en projecten Communicatie, participatie en omgevingsmanagement op het niveau van de delta als geheel; Het zo nodig verrichten van aanvullende taken in het kader van het Deltaprogramma, welke in voorkomende gevallen worden opgedragen door de Ministeriële Stuurgroep Nationaal Deltaprogramma; 20
≠
Eventuele andere taken welke Partijen in onderlinge overeenstemming aanvullend aan de stuurgroep wensen op te dragen, verband houdend met zijn rol binnen de zuidwestelijke delta.
2. In de stuurgroep zijn bestuurlijk vertegenwoordigd de deelnemende provincies en waterschappen en ambtelijk vertegenwoordigd de deelnemende Rijkspartijen. Jaarlijks zal overleg plaatsvinden met de betrokken bewindspersonen op basis van een gezamenlijk vast te stellen agenda. De stuurgroep is bevoegd aanvullend adviserende leden toe te laten, waaronder in elk geval de voorzitter van de Adviesgroep Zuidwestelijke Delta. Voor het uitvoeren van zijn activiteiten heeft de stuurgroep een programmabureau ter beschikking onder leiding van een programmadirecteur. Het programmabureau functioneert binnen een jaarlijks tevoren door de stuurgroep vastgestelde begroting en werkplan. Partijen dragen de stuurgroep op uiterlijk 1 juli 2011 een huishoudelijk reglement vast te stellen, waarin worden geregeld: ≠
≠
De ordening van zijn eigen werkzaamheden, waaronder aanwijzing van zijn voorzitter, vervanging van leden, aanwijzing van adviserende leden, vergaderlocaties, en andere huishoudelijke aangelegenheden,en hetzelfde voor de Adviesgroep Zuidwestelijke Delta; De organisatie van het programmabureau, de wijze van ondersteuning van de werkzaamheden van de stuurgroep, de wijze waarop de financiële administratie wordt gevoerd, en de taken en bevoegdheden van de programmadirecteur. Het staat de stuurgroep vrij besluiten van organisatorische en huishoudelijke aard te delegeren aan de programmadirecteur.
3. Partijen zullen in onderlinge afstemming financiële middelen en menskracht beschikbaar stellen voor het functioneren van de programmaorganisatie. Basis voor de afspraken over beschikbaarstelling van middelen vormt de telkens jaarlijks door de stuurgroep vastgestelde begroting, inclusief meerjarig perspectief, voor het volgende dienstjaar. Partijen verzoeken de stuurgroep hen vóór 1 juli 21
2011 een voorstel te doen met betrekking tot de terzake te volgen procedure en de te hanteren verdeelsleutel.
D.
Quick Wins Partijen spreken af de realisatie te stimuleren van kansrijke projecten die de doelstellingen van het Uitvoeringsprogramma ondersteunen, die voortkomen uit een maatschappelijke urgentie, die snel gerealiseerd kunnen worden, en die met een gerichte stimulans in beweging kunnen worden gebracht (quick wins). Nu in het uitvoeringsprogramma hiervan een eerste lijst is opgenomen, dragen partijen de stuurgroep op vanaf 2011 jaarlijks een overzicht op te stellen van quick win projecten welke op deze wijze in het gebied van de zuidwestelijke delta op korte termijn kunnen worden gerealiseerd, en dit overzicht onderdeel te laten zijn van het communicatiebeleid.
KOMEN TENSLOTTE OVEREEN
Inwerkingtreding,werkingsduur en tussentijdse opzegging. Partijen verklaren dat het protocol terstond na ondertekening in werking treedt, en vervalt uiterlijk 1 januari 2020. Het protocol kan door iedere partij tussentijds worden opgezegd per 1 januari van een kalenderjaar, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een jaar. Binnen de opzegtermijn treden alle partijen met elkaar in overleg om afspraken te maken over de gevolgen van deze opzegging.
Evaluatie 22
Partijen zullen de uitvoering en werking van dit protocol evalueren uiterlijk in 2013.
Getekend in zevenvoud, (volgt opsomming ondertekenaars, met aanduiding partij, functie, naam, datum en plaats)
23
Zuidwestelijke Delta
Aan de Staatssecretaris Infrastructuur en Milieu de heer J.J. Atsma Postbus 20901 2500 EX Den Haag
Den Haag, 17 november 2010
Onderwerp: verzoek om bestuurlijk overleg over het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+ Geachte heer Atsma, Namens de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta wil ik u hartelijk feliciteren met uw benoeming tot staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Vanuit de portefeuille Water bent u binnen het Kabinet eerst verantwoordelijk voor onder andere het uitvoeren van het waterbeleid in het Programma Zuidwestelijke Delta. Daarom nodig ik u namens de Stuurgroep ZWD graag uit om op korte termijn een bezoek te brengen en zelf kennis te maken met de zuidwestelijke delta en met de stuurgroep en regionale partijen in gesprek te gaan over de opgaven die er voor dit gebied liggen. De Stuurgroep Zuidwestelijke Delta, waarin regionale overheden en rijkspartijen samenwerken heeft een veilige, veerkrachtige en vitale delta als ideaal voor ogen. Dat betekent: • Veilig: voldoende beschermd tegen overstromingen, ook wanneer de verwachte klimaatverandering meer water brengt en meer droogtes veroorzaakt. • Veerkrachtig: een gezond watermilieu en ruimte voor de belangrijkste schoonheid van de delta, de overgangen tussen zoet en zout en tussen nat en droog. • Vitaal: gebieden met goede voorzieningen en een eigen, herkenbare identiteit, die samen de basis vormen voor een aantrekkelijke leefomgeving en een sterke regionale economic Het gaat hierbij niet alleen om publieke investeringen maar juist ook om het benutten van het potentieel aan private investeringen in bijvoorbeeld recreatie en duurzame energie. Met als doelstelling ook de economie van dit grote gebied te versterken of nieuwe kansen te bieden. Voor de "korte t e r m i i n " is deze opgave uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma 20102015+. Met dit Uitvoeringsprogramma wordt tevens voldaan aan het Amendement Koppejan/Roefs (TK 2007-2008, 31 200 X I I , nr 22) waarin verzocht werd om de stuurgroep (toen nog Deltaraad genaamd) de wateropgave voor deze regio te laten uitwerken. Na een uitvoerige consultatieronde is door de stuurgroep vastgesteld dat er breed maatschappelijk draagvlak is voor het nu voorliggende Uitvoeringsprogramma 2010-2015+. Echter, als stuurgroep realiseren we ons dat de uitvoering mogelijk meer tijd zal vergen in verband met de afnemende budgettaire mogelijkheden bij zowel rijks- als regionale partijen. De prioritering wordt naar de mening van de stuurgroep daarom vooral bepaald door de actualiteit en urgentie van lopende besluitvormingstrajecten rondom het KrammerVolkerak en de zoetwatervoorziening. Een goede zoetwatervoorziening is immers cruciaal voor de land- en tuinbouw, procesindustrie en de drinkwatervoorziening.
Ter informatie is een samenvatting van net Uitvoeringsprogramma inclusief de bestuurlijke agenda en de samenstelling van de Stuurgroep toegevoegd. De opgave voor de "lanqe t e r m i i n " is door de stuurgroep uitgewerkt in het Plan van Aanpak Zuidwestelijke Delta als bijdrage aan het Nationaal Deltaprogramma. Met de uitvoering is ondertussen gestart. De staatssecretaris van Economische Zaken Landbouw & Innovatie, de heer Bleker is daarvoor namens het Kabinet de bestuurlijke opdrachtgever. De Stuurgroep ziet er naar uit om op korte termijn met u in overleg te treden over het Uitvoeringsprogramma toegespitst op de fasering van de daarin opgenomen projecten en maatregelen en de bereidheid van de regionale partijen om bij te dragen aan de meekoppelende belangen en hierover afspraken te maken. Hoogachtend, Namensjde Stuurgroep Zuidwestelijke Delta,
H.M.C. (Lenie) Dwarshuis-van de Beek Voorzitter
Een afschrift van deze brief is verzonden aan de Staatsecretaris van Economische Zaken Landbouw & Innovatie
Progra m m a b u r ea u Zuidwestelijke Delta
Postbus5Q14 4 3 3 0 KA MiddeLburg
t 0118-622551 e
[email protected]
Zuidwestelijke Delta Bijlaqe 1 Uitvoeringsprogramma 2010-2015+ Een veilige, veerkrachtige en vitale zuidwestelijke delta. Dat is wat de provincies, waterschappen en ministeries, verenigd in de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta, als ideaal voor ogen staat. Dat betekent: • Veilig: voldoende beschermd tegen overstromingen, ook wanneer de verwachte klimaatverandering meer water brengt en meer droogtes veroorzaakt. • Veerkrachtig: een gezond watermilieu en ruimte voor de belangrijkste schoonheid van de delta, de overgangen tussen zoet en zout en tussen nat en droog. • Vitaal: gebieden met goede voorzieningen en een eigen, herkenbare identiteit, die samen de basis vormen voor een aantrekkelijke leefomgeving en een sterke regionale economie. Delta in ontwikkeling: zoeken naar balans De geschiedenis van de zuidwestelijke delta is een zoektocht naar de balans tussen veiligheid voor de mens, de dynamiek van het water en goede mogelijkheden voor de regionale economie. In die zoektocht is de laatste halve eeuw de nadruk sterk op veiligheid komen te liggen. De dynamiek van het water is met harde dammen en hoge dijken buitengesloten. Vooral veiligheid en economie profiteerden daarvan. In de stilstaande, zoete of zoute wateren die zo ontstonden ging de kwaliteit van het water echter sterk achteruit, met negatieve gevolgen voor recreatie, visserij en landbouw. Het Volkerak-Zoommeer heeft problemen met blauwalgen, stankoverlast, vissterfte en momenten van onvoldoende geschikt water voor beregening. In de Oosterschelde, die zijn getijdenritme behield, verdwijnen intergetijdengebieden door erosie van de zandplaten, de zogeheten 'zandhonger'. Deze problemen hebben de kracht en schoonheid van de delta nog lang niet verdrongen, maar bedreigen die wel. Gebiedsprogramma's en deltathema's In het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta presenteert de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta de acties voor de periode 2010-2015+ om deze balans te herstellen en bij te dragen aan een delta die en veilig en ecologisch veerkrachtig en economisch vitaal is. Het programma bevat daarvoor'combinaties met meerwaarde' tussen regionale plannen voor versterking van leefomgeving en economie en nationale opgaven voor een beter watermilieu en het waarborgen van de veiligheid. Het programma bevat ook de stappen die nu gezet moeten worden om straks de juiste antwoorden te hebben op de gevolgen van klimaatverandering voor de zuidwestelijke delta. Voor een betere balans tussen veilig, veerkrachtig en vitaal, bevat het programma twee typen acties: • Gebiedsprogramma's voor herstel van het watermilieu, waarborgen van de veiligheid en verbeteren van leefomgeving en economie. • Deltathema's waar de stuurgroep zich op richt om volgende stappen richting het ideaal van een veilige, veerkrachtige en vitale delta voor te bereiden.
Uitvoering van de gebiedsprogramma's is aan de (allianties van) partijen die daarvoor verantwoordelijk of bevoegd zijn. De stuurgroep bewaakt op het niveau van de zuidwestelijke delta als geheel de samenhang en synergie. Draagvlak en procedure De stuurgroep heeft op 28 oktober het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 20102015+ vastgesteld en ter goedkeuring aangeboden aan de betrokken Provinciale Staten en Algemene besturen. Na een uitvoerige consultatieronde is door de stuurgroep vastgesteld dat er breed maatschappelijk draagvlak is voor het uitvoeringsprogramma De stuurgroep realiseert zich dat de uitvoering van de projecten van het uitvoeringsprogramma mogelijk meer tijd zal vergen in verband met de afnemende budgettaire mogelijkheden zowel bij rijks- als regionale partijen. De inzet wordt naar de mening van de stuurgroep vooral bepaald door de urgentie van lopende besluitvormingstrajecten rondom het Volkerak-Zoommeer. Dit betekent niet alleen het op korte termijn te nemen SNIP-3 besluit over het mogelijk maken van waterberging bij extreme rivierafvoeren (in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier voor 2015 te realiseren), maar ook de besluitvorming over de alternatieve zoetwatervoorziening als eerste stap voor de kwaliteitsverbetering in het Volkerak-Zoommeer en daarmee perspectief bieden voor de economische ontwikkeling van de aangrenzende gebieden. Met dit Uitvoeringsprogramma wordt tevens voldaan aan het Amendement Koppejan/Roefs (TK 2007-2008, 31 200 XII, nr 22) waarin verzocht werd om de stuurgroep (toen nog Deltaraad genaamd) de wateropgave voor deze regio te laten uitwerken. Bestuurlijke afspraken Op 30 maart 2010 heeft de toenmalige minister van V&W mede namens de minister van LNV de stuurgroep verzocht om in een "protocol" het proces uit te werken dat nodig is om het Volkerak-Zoommeer weer vitaal te maken en de daarmee samenhangende alternatieven voor de zoetwatervoorziening te organiseren. Vanuit de te onderscheiden meekoppelende belangen worden daar zowel publieke als private bijdragen bij betrokken. Ook het Uitvoeringsprogramma 2015+ is vertaald in een set van afspraken die de regio graag met het Rijk wil maken. Het protocol geeft ook aan waar kansen liggen die snel verzilverd kunnen worden ('quick wins'). Met zulke quick wins wil de stuurgroep het draagvlak voor de integrale aanpak vergroten.
Zuidwestelijke Delta Biilaqe 2
Deelnemers stuurgroep Ministerie van Infrastructuur en Milieu De heer J.J. Atsma, staatssecretaris (1 a 2x per jaar) Provincie Zuid-Holland Mevrouw H.M.C. Dwarshuis-van de Beek, gedeputeerde, voorzitter stuurgroep Provincie Zeeland De heer F.K. Hamelink, gedeputeerde Provincie Noord-Brabant De heer P. van Vugt, gedeputeerde Waterschap Scheldestromen De heer A.J.G. Poppelaars, dijkgraaf Waterschap Hollandse Delta, namens de waterschappen in Zuid-Holland De heer J.M. Geluk, dijkgraaf Waterschap Brabantse Delta De heer J.A.M. Vos, dijkgraaf Adviserende leden Ministerie van Infrastructuur en Milieu, directoraat-generaal Water Mevrouw R. Peters, directeur Water Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Zeeland, mede namens Rijkswaterstaat Zuid-Holland en Ruimte voor de Rivier De heer R.J. van der Kluit, hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Zeeland Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ambtelijk opdrachtgever Deltaprogramma De heer C. Lever, directeur Regionale Zaken Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie De heer J. Gosse, directeur Regionale Zaken Zuid Ministerie van Infrastructuur en Milieu, agendalid Mevrouw E. Alwayn, directeur Gebiedsontwikkeling Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, agendalid De heer W.J. Boersma, clusterleider regio Zuidwest Onafhankelijk voorzitter Adviesgroep Zuidwestelijke Delta De heer Th.A.G.M. van der Weijden
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 10.ZK38120/10.B0501 : 10IT012742
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
: : : : : : :
10IT012742 aanvraag uitvoeringskrediet project 771, 5e influentrooster rwzi Bath zuiveringsbeheer, afdeling bouwzaken 16 februari 2011 3c -toetsingslijst en investeringsbesluit
Aan het algemeen bestuur Aanleiding Op de rwzi Bath staat sinds 2001 een roostervuilverwijderingsinstallatie (RVVI) opgesteld die de grove delen (roostervuil) uit het aangevoerde afvalwater moet verwijderen. De installatie bestaat momenteel uit vier stappenroosters met bijbehorende roostervuil wasser-persen. Het afgevangen roostervuil wordt in containers gestort voor verwerking elders. De capaciteit van de vier stappenroosters blijkt nauwelijks voldoende om de maximale regenwateraanvoer naar de rwzi Bath te kunnen verwerken. Er is geen reservestelling. De roosters worden door de grote hoeveelheid vuil en het agressieve milieu (60 km AWP-persleiding) zwaar belast en zijn daardoor onderhouds- en storingsgevoelig. Door het ontbreken van reservestelling is er nauwelijks ruimte voor preventief onderhoud. Dit leidt tot relatief veel opgepland werk, waardoor op dat moment slechts drie roosters (=75%) beschikbaar zijn. De gevolgen zijn dat geregeld ongeroosterd afvalwater (influent) via de bypass of overstort in de zuivering komt. Dit geeft verstoppingsproblemen in met name de voorbezinktanks. In het RVVI bouwwerk is een 5e goot beschikbaar, waarin een 5e influentrooster geplaatst kan worden. In het investeringsplan 2011-2015 is dit project onder nummer 771 opgenomen voor een bedrag van € 300.000. Context De zuivering Bath moet voldoen aan strenge lozingseisen. In geval van zwaar- en overbelaste onderdelen en het ontbreken van reservecapaciteit, wordt de bedrijfsvoering als kritisch ervaren. Ten tijde van de plaatsing van de vier huidige roosters in 2001 zijn aannames gedaan voor de maximale hydraulische capaciteit. Voortschrijdend inzicht leert dat de huidige roosters een maximale aanvoer niet goed kunnen verwerken, veel draaiuren hebben en tezamen met het slechte onderdekse milieu veel onderhoud behoeven. Uit de bedrijfsvoering en onderhoudservaring is de laatste jaren duidelijk geworden dat de bestaande situatie met vier roosters echt onvoldoende is. Een vijfde rooster, waarmee tijdens de bouw al rekening is gehouden, kan dit voorkomen. Bestuurlijke besluitvorming Het project is in het IP aangemerkt als een ontwikkelingsinvestering omdat het de aanschaf van een extra rooster betreft. Hierdoor is besluitvorming door het algemeen bestuur noodzakelijk. Vraagstelling Aan het bestuur wordt gevraagd akkoord te gaan met de realisatie van project 771 inzake de plaatsing van een 5e influentrooster op de rwzi Bath en daarvoor een uitvoeringskrediet beschikbaar te stellen Strategie Door het plaatsen van een 5e rooster wordt tegemoet gekomen aan 3 aspecten qua bedrijfsvoering te weten: bij maximale aanvoer naar de rwzi Bath zal door de plaatsing van een 5e rooster al het afvalwater geroosterd kunnen worden; in onderhoudsituaties van één rooster zal door de overige vier roosters de maximale aanvoer verwerkt kunnen worden; met een 5e rooster ontstaat er meer gelegenheid om het voorgeschreven preventieve onderhoud ook daadwerkelijk uit te voeren.
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Het directe gevolg is dat er structureel minder roostervuil in de rest van de zuivering terechtkomt en onderhoud beter gepland kan worden. Het 5e rooster kan dus veel problemen verminderen. Het levert geen directe besparing op, maar wel minder-meeronderhoudskosten. Hetzelfde geldt voor de personele inzet. Beoordeling ∗ Financiële gevolgen Ja. De investering van € 300.000,- is opgenomen in het IP 2011-2015 (kadernota 2010). ∗
Juridische gevolgen niet van toepassing.
∗
Personele gevolgen niet van toepassing.
∗
Overig/MVO niet van toepassing.
Communicatieparagraaf Niet van toepassing. Eén op één uitbreiding. Advies Het AB stemt in met de realisatie van project 771, plaatsing 5e influentrooster op de rwzi Bath en stelt daartoe een uitvoeringskrediet beschikbaar van € 300.000,-
-2-
TOETSINGSLIJST Nummer : *10IT012817* Barcode : 10IT012817 Projectnr.: 771
Projectnaam:
5e influentrooster RWZI Bath
Beheerproduct: 4210 Bouw en verwerving zuiveringsinstallaties Projectleider:
Th. Slob
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2011-02 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (f t/m i): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2012 % daling/stijging tarief t.o.v. kadernota 2010 l. te ramen netto lasten voor 2011: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
100% zuiveringsbeheer 4000 bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken april – september 2011 1 juli 2011 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid A. van Rijn
€ 300.000,n.v.t. 75% mechanisch ZTW: 15 jaar 25% elektrotechnisch : 10 jaar 4,5 % 10-20% voorbereidingsfase € 30.500,n.v.t. n.v.t. n.v.t. € 30.500,zuiveringsbeheer 0,06 % zuiveringsbeheer; daling 0,01 % € 15.000,- (een half jaar lasten) Bij het opstellen van de kadernota 2011 moet rekening worden gehouden met dit project.
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan Dit krediet is opgenomen in het investeringsplan 2011-2015 (kadernota 2010) met een investering van € 300.000,- , een jaarlijkse last van € 35.000,- en een realisatiedatum van 1 juli 2011. Besluitvorming Dit project is als ontwikkelingsinvestering opgenomen in het Investeringsplan 2011 – 2015 daarom moet deze kredietaanvraag ter goedkeuring aan het algemeen bestuur worden voorgelegd.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *10IT012813* Barcode : 10IT012813
Activiteitsnr.: 771
Naam activiteit:
5e influentrooster rwzi Bath
Beheerproduct: 4210 Bouw en verwerving zuiveringsinstallaties BESLUITNUMMER: 2011-02 Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 14 december 2010;
gelet op de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschap Brabantse Delta (08I0003208); BESLUIT: te voteren een uitvoeringskrediet groot € 300.000,- voor het installeren van een 5e influentrooster op de rwzi Bath Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 16 februari 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algmeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 10.B0478 : 10IT013153
Barcode Onderwerp
: 10IT011104 : aanvraag uitvoeringskrediet ten behoeve van inrichtingsplan WeerijsZuid : watersystemen, afdeling ontwerp & realisatie : 16 februari 2011 : 3d : Inrichtingsplan Weerijs-Zuid (inclusief 2 kaartbijlagen) en de Nota van zienswijzen : plankaart 1A (maatregelenkaart) plankaart 1B (toewijzing eigendom, beheer en onderhoud) toetsingslijst investeringsbesluit
Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding In opdracht van de provincie Noord-Brabant heeft de Bestuurscommissie Weerijs-Zuid (BC) een conceptinrichtingsplan opgesteld. Het plan heeft betrekking op het buitengebied rondom Rijsbergen, gemeente Zundert, en voorziet in de verbetering van de landbouwkundige structuur en in het realiseren van overheidsdoelstellingen. Het plan is opgesteld conform de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) en betreft derhalve een wettelijke herverkaveling. GS zijn in het kader van de Wilg het bevoegde gezag. In de BC zijn diverse regionale overheden en maatschappelijke groeperingen bestuurlijk vertegenwoordigd: gemeenten Zundert en Breda, waterschap Brabantse Delta, Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (afdeling Zundert-Rijsbergen) en de Brabantse Milieu Federatie (ook namens de natuurterreinorganisatie). Vanwege een grote directe betrokkenheid vanuit deze instanties is voor het project groot bestuurlijk draagvlak. Voor het waterschap biedt dit Wilg-plan perspectief op het realiseren van waterschapsdoelstellingen op een relatief goedkope manier. Met name dankzij het feit dat met de inzet van de mogelijkheden die de Wilg biedt in een relatief kort tijdsbestek een goede grondpositie verkregen wordt, kunnen deze doelstellingen gerealiseerd worden. In de vergadering van 18 november 2008 heeft het dagelijks bestuur (DB) op hoofdlijnen ingestemd met de inhoud van het plan (08I004203). Ook heeft het DB ingestemd met toebedeling van de gronden voor waterbergingsdoeleinden; deze gronden worden in principe (zie verder in deze nota onder “strategie”) via de herverkaveling vrijgemaakt en aan het waterschap in eigendom overgedragen. Per brief van 5 december 2008 heeft het DB haar reactie kenbaar gemaakt aan de Bestuurscommissie (08U009543). In deze brief heeft het DB aangegeven een bedrag van € 10 miljoen te vragen aan het algemeen bestuur (AB) voor de realisatie van het plan. In de Kadernota 2010 is het gevraagde bedrag opgenomen. In april 2009 hebben GS ingestemd met het ontwerpinrichtingsplan. Daarna is het plan ter inzage gelegd en is op uitgebreide wijze in en met de streek gecommuniceerd over de inhoud van het plan. In totaal zijn er 342 zienswijzen ingediend, waarvan ongeveer de helft met een identieke inhoud. Op basis van de ingediende zienswijzen is het plan op een aantal onderdelen aangepast. De door het waterschap ingebrachte opmerkingen ten tijde van de ter visie legging zijn in het plan verwerkt. In april 2010 heeft de BC het conceptplan, alsmede de nota van zienswijzen, aangeboden aan Gedeputeerde Staten (GS). GS hebben het inrichtingsplan, alsmede de nota van zienswijze, vervolgens in oktober 2010 vastgesteld.
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Na jaren van voorbereiding kan nu begonnen worden met de uitvoering. De maatregelen in het inrichtingsplan zijn globaal beschreven en dienen voor verschillende deelgebieden verder uitgewerkt te worden in concrete uitvoeringsplannen. Deze planuitwerking wordt opgepakt, zodra de gronden beschikbaar zijn. De beschikbaarheid van de gronden wordt geregeld via de Wilg-instrumenten “korting” en “herverkaveling”. Context Met de uitvoering van het inrichtingsplan Weerijs-Zuid wordt voor het projectgebied maximaal invulling gegeven aan de doelrealisatie uit het reconstructieplan De Baronie. Op bijgevoegde plankaart 1A zijn de voorgenomen maatregelen weergegeven. Het waterschap heeft zich in het kader van de reconstructie gecommitteerd aan het realiseren van de waterdoelen. Het participeren in dit proces biedt voor het waterschap een uitgelezen kans om de waterschapsdoelstellingen te realiseren. Via de wettelijke herverkaveling komen de benodigde gronden beschikbaar voor het realiseren van de waterdoelen. De BC biedt bovendien voor het waterschap een bestuurlijk platform, waar de integraliteit van het inrichtingsplan en de nog uit te werken uitvoeringsplannen ‘bewaakt’ wordt. Bestuurlijke besluitvorming In de vergadering van 18 november 2008 heeft het DB op hoofdlijnen ingestemd met het inrichtingsplan; zie hierboven onder “aanleiding”. In het kader van de herverdeling van kredieten is op 15 juli 2009 (09I001897) door het AB een eerste krediet gevoteerd voor Weerijs-Zuid van € 1 miljoen. In de vergadering van 9 juni 2010 heeft het algemeen bestuur de kadernota 2010 vastgesteld (10IT003134), met daarin een (bruto) investeringsbedrag van € 10 miljoen voor het project Weerijs-Zuid; het eerder beschikbaar gestelde uitvoeringskrediet van € 1 miljoen maakt daar deel van uit. In de AB-nota inzake de herschikking van projecten (10IT011387) is het project opgenomen onder “paars doorgaan” (projectnummer 158, herinrichting Weerijs). In de vergadering van 8 december 2010 heeft het AB ingestemd met deze nota. Indien het waterschap in het kader van de uitvoering –op verzoek van de BC- in bepaalde deelgebieden, een trekkende rol op zich neemt, zullen deze uitvoeringsplannen de reguliere besluitvormingsroute van het waterschap volgen en na inspraak door het algemeen bestuur worden vastgesteld. Uiteraard zal het daarbij gaan om deelgebieden, waarin de te realiseren waterdoelen, een prominente plaats innemen. Daar waar sprake is van cofinanciering –waarbij het waterschap dus geen trekkende rol heeft, maar wel om een bijdrage gevraagd wordt- wordt deze bijdrage beschikbaar gesteld via de gangbare besluitvormingsroute, waarbij het DB gevraagd wordt om in te stemmen met ondertekening van een overeenkomst over de cofinanciering. Vraagstelling Wil het AB kennis nemen van het vastgestelde inrichtingsplan Weerijs-Zuid en van de wijze waarop de uitvoering ter hand wordt genomen en is het AB bereid om het resterende investeringsbedrag van € 9 miljoen vrij te geven ten behoeve van de uitvoering? Strategie Dit plan leidt tot verbetering van de landbouwkundige structuur (2.440 ha), wordt de landschappelijke structuur verbeterd (3.100 ha), wordt ruim 144 ha Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd en worden recreatieve structuren gerealiseerd. Met het plan wordt invulling gegeven aan de volgende waterschapsdoelstellingen (zie ook plankaart 1A): realisatie 19 km natte Ecologische Verbindingszones (EVZ’s), waarin ook het gemeentelijk deel gerealiseerd wordt (gemiddeld 25 meter breed); realisatie van 119 ha waterberging; herstel 18 ha natte natuurparel; beekherstel 2,3 km. Het inrichtingsplan Weerijs-Zuid is dus een integraal project waarbij de doelstellingen in onderlinge samenhang uitgewerkt zijn.
-2-
Omdat het door GS vastgestelde inrichtingsplan een plan op hoofdlijnen is en de te treffen maatregelen voor de deelgebieden verder uitgewerkt dienen te in concrete uitvoeringsplannen, is op dit moment nog niet aan te geven wat beheer- en onderhoudskosten zullen zijn. Daarop ontstaat meer zicht bij het opstellen van deze uitvoeringsplannen. Gelijktijdig met het opstellen van deze uitvoeringsplannen, zullen ook beheer- en onderhoudsplannen opgesteld worden. De EHS-gronden zullen toebedeeld worden aan Brabants Landschap, die vanaf dat moment ook verantwoordelijk is voor het onderhoud en beheer. Voor wat betreft de EVZ’s zijn gemeenten en waterschap verantwoordelijk; het waterschap voor de eerste 10 meter, de gemeente voor de aansluitende 15 meter. Daarover dienen nadere afspraken gemaakt te worden op het moment dat bekend is welke gronden definitief beschikbaar komen en er uitvoeringsplannen opgesteld worden. Voor het beheer en onderhoud van de waterberging is het waterschap verantwoordelijk. Een deel van de benodigde gronden wordt verkregen via “korting en toewijzing” (art 56 Wilg); het overige deel van de benodigde gronden wordt vrijgemaakt via herverkaveling (“toebedeling”), waarbij beschikbare BBL-gronden ingezet worden. Op voorhand kan aangegeven worden dat de “kortingsgronden” allemaal beschikbaar komen, in tegenstelling tot de gronden die via het ruilproces vrijgemaakt worden. Op plankaart 1B is de “toewijzing” weergegeven, alsmede de instantie die deze gronden toegewezen krijgt. De gronden komen uiteindelijk in eigendom bij de instantie die met deze gronden haar of zijn taakstelling kan realiseren. De kortingsgronden die vrijgemaakt worden voor de Ecologische verbindingszones worden toegewezen aan -en komen dus in eigendom bij- het waterschap. De gronden ten behoeve van de Ecologische Verbindingszones komen zowel via toewijzing als via toebedeling beschikbaar. De gronden ten behoeve van de waterberging komen beschikbaar via toebedeling, met uitzondering van de waterberging nabij het Rondgors, waar sprake is van enkel toewijzing. Op voorhand kan niet aangegeven worden hoe groot het uiteindelijke areaal aan waterbergingsgebieden zal zijn, omdat de toebedeling afhankelijk is van de herverkaveling. De Ecologische Verbindingszones en de waterbergingsgebieden worden toebedeeld aan –en komen dus in principe in eigendom bij- het waterschap. De grondeigenaren zullen gepolst worden of zij belangstelling hebben voor waterberging in particulier eigendom. Het eigendom komt in die gevallen bij de agrariër, er worden beperkte inrichtingsmaatregelen getroffen en agrarisch (mede)gebruik blijft mogelijk. Naar verwachting wordt hiermee tegemoet gekomen aan de wensen van veel grondeigenaren; voor het waterschap kan dit in financieel opzicht een interessante constructie zijn. In plaats van de aankoopkosten komt de waardevermindering van de grond, alsmede vergoedingen voor optredende wateroverlast, voor rekening van het waterschap. Ook voor het realiseren van de Ecologische Verbindingszones wordt nagegaan of dat via “particulier natuurbeheer” zou kunnen. Om het plan te kunnen uitvoeren is een kostenraming opgesteld van zowel de proceskosten, de voorbereiding, de uitvoering, alsmede de grondkosten. Daarbij is een onderscheid gemaakt in doelstellingen, zoals die in het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013 (pMJP) onderscheiden worden. In de kostenbegroting is gewerkt met normbedragen (onder andere uit de Tweede Bestuursovereenkomst (BO2) tussen provincie en waterschappen) en is –vanwege de onzekerheid met betrekking tot de ruiling en op basis van ervaringen in andere landinrichtingsprojecten- uitgegaan van 80% doelrealisatie. De begroting zoals die in het inrichtingsplan is opgenomen bevat naast een kostenraming ook een kostenverdeling. Daarbij is uitgegaan van de verdeling waaraan partijen zich gecommitteerd hebben in het kader van de reconstructie en waarover tussen provincie en waterschappen afspraken gemaakt zijn in het kader van BO2.; deze verdeling is vastgelegd in het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied. De totale kosten van Weerijs-Zuid zijn geraamd op € 25,2 miljoen. De totale bruto investeringskosten voor het waterschap zijn geraamd op € 10 miljoen. Hiervan is in juli 2009 door het AB reeds een bedrag gevoteerd van € 1 miljoen. Het AB wordt nu gevraagd om het resterende investeringsbedrag, zijnde een bedrag van € 9 miljoen, vrij te geven ten behoeve van de uitvoering. Het netto waterschapsaandeel hierin bedraagt netto ruim € 7,2 miljoen. Deze bijdrage is bedoeld voor de volgende doelen en als volgt opgebouwd: realisatie 19 km natte EVZ’s, waarbij uitgegaan is van 25 meter brede EVZ’s en waarvan 25% voor rekening van het waterschap komt; dit komt overeen met een bedrag van € 890.000,--. De provincie subsidieert het gemeentelijk deel volledig (75% van totale EVZ-kosten); realisatie “Groene Geledingszone” als compensatie voor het niet-gerealiseerde ecoduct over de A16/HSL. Provincie, rijkswaterstaat, gemeente Breda en waterschap hebben in 2003 afspraken gemaakt over dit compensatieplan, dat geïntegreerd is in het inrichtingsplan Weerijs-zuid. Daarbij gaat het om de verwerving en inrichting van 16 ha natuur. De waterschapsbijdrage is toen bestuurlijk toegezegd en bedraagt € 100.000,-- (12% van de totale kosten); realisatie 119 ha waterberging, bestaande uit grondverwerving (volledig voor rekening van het waterschap: € 4,87 miljoen) en inrichting (50% voor rekening van het waterschap: € 1,19 miljoen); herstel natte natuurparel (25% voor rekening van het waterschap, zijnde een bedrag van € 18.000,--.
-3-
Beekherstel van de Bijloop over een lengte van 2,3 km. Het waterschap wordt gevraagd voor 25% bij te dragen aan deze kosten, hetgeen overeenkomt met een bedrag van € 150.000,--. De hierboven vermelde percentages zijn direct afgeleid van en komen overeen met de afspraken zoals die gemaakt zijn in het kader van BO2. De waterdoelen zullen volledig gefinancierd worden vanuit de 1e programmabeschikking van BO2, dit betreft zowel het waterschapsdeel als het provinciale deel aan de waterschapsdoelen. Deze middelen zijn middels de beschikking juridisch veiliggesteld. -
In de Kadernota is een investeringsbedrag opgenomen van € 10 miljoen. Eerder heeft het AB een krediet gevoteerd van € 1 miljoen (zie bij “bestuurlijke besluitvorming”). Beoordeling ∗ Financiële gevolgen Ja, conform het investeringsprogramma 2011-2015 (zie Kadernota 2010). In het investeringsprogramma is een bedrag van € 10 miljoen opgenomen. ∗
Juridische gevolgen niet van toepassing
∗
Personele gevolgen Inzet menskracht indien waterschap een trekkende rol op zich neemt voor de uitwerking van concrete uitvoeringsplannen.
∗
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De communicatie wordt georganiseerd vanuit de bestuurscommissie, waar het waterschap deel van uitmaakt. Indien het waterschap een trekkende rol krijgt ten aanzien van concrete uitvoeringsplannen initieert het waterschap de externe communicatie in overleg en afstemming met de BC. Advies Het algemeen bestuur neemt kennis van het vastgestelde inrichtingsplan Weerijs-Zuid, specifiek van de waterdoelen die met dit plan beoogd worden en stelt een krediet van € 9 miljoen beschikbaar voor de uivoering van deze waterdoelen.
-4-
TOETSINGSLIJST Nummer : Barcode : 10IT012817 Projectnr.: 158
Projectnaam:
Herinrichting Weerijs-Zuid
Beheerproduct: 3210 Aanleg en verwerving waterlopen Projectleider:
P. Janssen
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2011-03 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever:
100% watersystemen 3000 Inrichting en onderhoud watersystemen 2012-2016 1 juli 2017 op termijn positief (fysieke scheiding natuur/water en landbouw) conform aanbestedingsbeleid A. Meuleman
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge:
€ 9.000.000,€ 2.800.000,100% gebiedsinrichting: 30 jaar 4,5 % 20% voorbereidingsfase
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (f t/m i): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2016 % daling/stijging tarief t.o.v. kadernota 2010 l. te ramen netto lasten voor 2011: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ 552.524,n.v.t. n.v.t. n.v.t. € 552.524,Watersystemen: 1,12% Buiten planperiode kadernota 2010 n.v.t. Bij het opstellen van de kadernota 2011 moet rekening worden gehouden met dit project.
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan Dit krediet is opgenomen in het investeringsplan 2011-2015 (kadernota 2010) met een investering van € 10.000.000,- en € 2.500.000,- subsidie. De lasten vallen buiten de planperiode (ingebruikname 2016) en maken daarom geen deel uit van de kadernota 2010. In de herverdeling van kredieten in 2009 is voor dit project € 1.000.000,- beschikbaar gesteld (waarbij geen rekening is gehouden met eventuele subsidie). Met het eerder door het AB vrijgegeven investeringsbedrag van € 1 miljoen, komt het totale investeringsbedrag op € 10 miljoen en bedraagt de netto investering € 7,2 miljoen. Besluitvorming Dit project wordt als ontwikkelingsinvestering opgenomen in het Investeringsplan 2012 – 2016 (kadernota 2011) daarom moet deze kredietaanvraag ter goedkeuring aan het algemeen bestuur worden voorgelegd.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : 10IT013795 Barcode : 10IT012813
Activiteitsnr.: 158
Naam activiteit:
Herinrichting Weerijs-Zuid
Beheerproduct: 3210 Aanleg en verwerving waterlopen BESLUITNUMMER: 2011-03 Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 14 december 2010 (10IT013153);
gelet op de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschap Brabantse Delta (08I0003208); BESLUIT: te voteren een uitvoeringskrediet groot € 9.000.000,- voor het uitvoeren van de waterdoelen in het inrichtingsplan Weerijs-Zuid. Voor dit project wordt rekening gehouden met € 2.800.000,- subsidie. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 16 februari 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Zaaknr. : 10.B0463 Kenmerk : 10IT012704 Barcode :
*10IT012704*
planstudie waterberging Volkerak-Zoommeer Mededeling voor het algemeen bestuur van 16 februari 2011; Agendapunt 4a Ter inzage: Aanbiedingsbrief Ministerie van V&W met rapporten Voorkeursalternatief Waterberging VolkerakZoommeer en Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta (10IN023834) Onlangs zijn van Rijkswaterstaat 2 tussenrapportages ontvangen van de Planstudie Waterberging VolkerakZoommeer. Het ene rapport betreft het Voorkeursalternatief, in het andere rapport staan de resultaten van de gevoeligheidsanalyse beschreven. Enkele conclusies uit het Voorkeursalternatief De frequentie van inzet van het Volkerak-Zoommeer ten behoeve van waterberging wordt momenteel ingeschat op 1 keer per 1400 jaar. Deze zal – als het beleid niet wordt gewijzigd en de klimaatontwikkeling verloopt zoals voorspeld – oplopen tot 1 keer per 550 jaar in 2050. Als het Volkerak-Zoommeer ingezet wordt voor waterberging stijgt het water in 1 dag met gemiddeld 2 meter, daarna duurt het ongeveer 2 dagen voor het Volkerak-Zoommeer weer op zijn normale winterpeil van 0,15 m +NAP. Door Rijkswaterstaat zijn verschillende inzetstrategieën onderzocht en beoordeeld op effectiviteit en gevolgen voor de verschillende gebruiksfuncties en omgeving. Uit het onderzoek is het volgende voorkeursalternatief bepaald. Het meer wordt ingezet voor waterberging als op het Hollands Diep bij Willemstad het toetspeil van 2,60 m +NAP voorspeld wordt en de stormvloedkeringen bij Hoek van Holland en het Haringvliet gesloten zijn. Voorafgaand aan de inzet wordt er op het Volkerak-Zoommeer voorgespuid naar de Westerschelde en Oosterschelde om een zo laag mogelijk peil te creëren zodat de bergingscapaciteit zo optimaal mogelijk benut wordt. Zodra de waterpeilen het mogelijk maken, wordt het water vanuit het Volkerak-Zoommeer geloosd op de Westerschelde en Oosterschelde en wordt er water teruggespuid naar het Hollands Diep. Dit laatste kan zonder nadelige effecten gebeuren in de zoete situatie. In de situatie dat het Volkerak-Zoommeer zout is, is er zowel een variant onderzocht waarbij er niet teruggespuid wordt en ook een variant met terugspuien. Alle drie de varianten zijn onderzocht op effectiviteit en gevolgen. Van de optredende gevolgen staat beschreven dat de effecten zoveel mogelijk zullen worden beperkt en zo nodig gecompenseerd. Voor zowel de zoete als de zoute situatie is er een voorkeursalternatief bepaald. Het Voorkeursalternatief is deze zomer ambtelijk vastgesteld door het Ministerie en gaat vooraf aan het opstellen van de MER rapportage. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de minister in 2011 een projectbesluit neemt. Op het projectbesluit en de MER kan worden ingesproken. Vanwege de te verwachten effecten van waterberging op het Volkerak-Zoommeer op de waterhuishouding in West-Brabant is het belangrijk hier als waterschap te zijner tijd op in te spreken. Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta Door de ontwikkelingen in de Zuidwestelijke Delta en het advies van de Deltacommissie is de vraag gerezen of het wenselijk is om naast waterberging in het Volkerak-Zoommeer ook de Grevelingen te gebruiken voor waterberging. De risicoanalyse levert tevens de onderbouwing voor het voorkeursalternatief op hoofdlijnen. Daarnaast wordt in de gevoeligheidsanalyse de robuustheid van het voorkeursalternatief geanalyseerd met het oog op de klimaatverandering. De verwachte zeespiegelstijging is hierbij cruciaal, maar de stormopzetduur is eveneens een sterk bepalende factor voor de waterstandstijging in de Zuidwestelijke Delta. Momenteel wordt in de modellen voor het berekenen van maatgevende hoogwaterstanden een stormopzetduur van 29 uur toegepast. Voor het berekenen van de komende maatgevende hoogwaterstanden wordt overwogen om met een stormopzetduur van 40 uur te gaan rekenen. Hierover moet nog een besluit genomen worden. Een mogelijke wijziging van de stormopzetduur van 29 naar 40 uur zou betekenen dat op de middenlange termijn (2050) de frequentie van inzetten van het Volkerak-Zoommeer voor waterberging op gaat lopen naar 1 keer per 100 jaar in plaats van 1 keer per 550 jaar. Uit de gevoeligheidsanalyse is de conclusie getrokken dat inzet van het Volkerak-Zoommeer voor waterberging een effectieve maatregel is om de waterstandstijging in het benedenrivierengebied te verlagen. Wel is geconcludeerd dat er in de toekomst meer moet gebeuren om voldoende waterstanddaling te
bewerkstelligen. Eén van de mogelijke maatregelen is om ook waterberging in de Grevelingen te laten plaatsvinden. Er is vastgesteld dat inzetten van de Grevelingen voor de korte termijn niet nodig is. De consequenties voor het waterschap zijn, dat de primaire keringen en daarin gelegen kunstwerken verbeterd moeten worden. Daarnaast is de consequentie van waterberging op het Volkerak-Zoommeer, dat de Mark-Vliet boezem, enkele beken in de omgeving van Bergen op Zoom gedurende enkele dagen niet meer kunnen lozen en 2 gemalen, die op het Schelde-Rijnkanaal lozen met een capaciteitsbeperking te kampen krijgen. Gezien het belang van bovenstaande ontwikkelingen is het te overwegen om deze mededeling ook te agenderen voor het algemeen bestuur en om bij het gereed komen van het concept MER voorafgaande aan de inspraak hierover een thema DB te houden.
-2-
Zaaknr. : 10.ZK43269 Kenmerk : 10IT015072 Barcode :
*10IT015072*
herschikking portefeuilles en vertegenwoordiging externe gremia Mededeling voor het algemeen bestuur van 16 februari 2011; agendapunt 4b Naar aanleiding van discussies in de vergadering van het algemeen bestuur op 8 december 2010 en op verzoek van de heer L. van der Kallen, lid van het dagelijks bestuur (DB), heeft het DB op 14 december jl. besloten tot een herschikking van zijn portefeuilles en het vertegenwoordigen van het waterschap in externe overlegorganen. Uitgangspunt bij deze herschikking is dat ieders portefeuille en tijdsbesteding van dezelfde zwaarte en inhoud zijn. De volgende herschikkingen hebben plaatsgevonden: Portefeuilles: • Het project waterberging Krammer Volkerak gaat van de portefeuille van DB-lid L. van der Kallen naar de portefeuille van de dijkgraaf J. Vos. Vertegenwoordiging externe gremia: • In het Regionaal Ruimtelijk Overleg West-Brabant wordt het waterschap in plaats van dijkgraaf J. Vos vertegenwoordigd door DB-lid A. Dielissen. • In het Regionaal Ruimtelijk Overleg Midden-Brabant wordt het waterschap in plaats van dijkgraaf J. Vos vertegenwoordigd door DB-lid L. van der Kallen. • In de Bestuurlijke Adviesgroep Natura 2000 Deltawateren) wordt het waterschap in plaats van DB-lid L. van der Kallen vertegenwoordigd door de dijkgraaf J. Vos. • In de Stuurgroep Krammer Volkerak (planstudie waterberging) wordt het waterschap in plaats van DB-lid L. van der Kallen vertegenwoordigd door de dijkgraaf J. Vos. • In de Stichting Cultuurhistorie West-Brabant wordt het waterschap in plaats van DB-lid H. Hieltjes vertegenwoordigd door DB-lid L. van der Kallen. Deze herschikkingen zijn na het besluit op 14 december 2010 direct ingegaan. Het overzicht van de portefeuilles en vertegenwoordiging in externe overlegorganen kunt u vinden op de website www.brabantsedelta.nl > bestuur & organisatie > Besluiten en regels> Uitvoeringsbesluit dagelijks bestuur.
Agendapunt 5a
Registratienummer: 10IN029494 Etten-Leur , 25 – 11 – 2010 Geachte Heer Vos / Beste Joseph , In het kader van een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering vraagt de AWP-fractie zich af of het aantal bij ABvergaderingen aanwezige ambtenaren niet verminderd zou kunnen worden. Het is AWP helder dat een aantal medewerkers agenda-afhankelijk aanwezig dienen te zijn om de bestuurlijke portefeuillehouder indien nodig/gewenst ambtelijk te kunnen ondersteunen. Daarnaast zijn een aantal medewerkers belast met noodzakelijke organisatorische ondersteuning. Uit eigen waarneming heeft AWP kunnen constateren dat er meer medewerkers aanwezig zijn dan ogenschijnlijk functioneel nodig is. Wellicht leidt dat tot onnodige loonkosten! Indien echter de betrokken medewerkers puur uit maatschappelijke betrokkenheid en in eigen tijd aanwezig zijn dan juicht AWP dit uiteraard van harte toe. In afwachting van Uw reactie , met vriendelijke groet ,
Ruud van den broek Fractie-voorzitter
Registratienummer: 10IT014230
Agendapunt 5b
Schriftelijke vragen aan Dagelijks Bestuur over waterbergingscapaciteit Markdal en Mark. In relatie tot de vele regenval in de week van 8 tot 14 november stel ik u overeenkomstig het Reglement van Orde de volgende schriftelijke vragen over de werking en effectiviteit van het Markdal en Mark en de reeds getroffen waterbergingsmaatregelen. Vraag 1) a) Wat is het vastgestelde beschermingsniveau ter voorkoming van overstromingen in Breda? b) Wat is sinds de herstel- en waterbergingsmaatregelen in 2004 in de omgeving van Bieberg thans het feitelijke beschermingsniveau? c) Op welke termijn wordt verwacht dat het vastgestelde beschermingsniveau voor Breda bereikt gaat worden? Vraag 2) a) Hoe vaak kan een feitelijke neerslaghoeveelheid zoals in de week van 8-14 november voorkomen? b) Klopt het dat de uiteindelijke hoeveelheid neerslag maar ca de helft was van de voorspelde hoeveelheid? c) Hoe vaak kan een neerslaghoeveelheid zoals in de week van 8-14 november verwacht werd voorkomen? Vraag 3) a) Wat is de effectiviteit van de eerder getroffen herstel- en waterbergingsmaatregelen in het Markdal geweest? b) Wat zou de effectiviteit geweest zijn van die eerdere maatregelen bij de verzadigde grond en de verwachte hoeveelheid neerslag? c) Tot hoever onder het kritieke niveau zou het water in het Markdal dan gestegen zijn? d) Tot hoever zou het water gestegen zijn als al de voorgenomen herstel- en waterbergingsmaatregelen in het Markdal bij de verwachte hoeveelheid neerslag en de verzadigde grond van de week van 8-14 november reeds getroffen waren? Vraag 4) Hoe hebben de herstel- en waterbergingsmaatregelen langs de Mark benedenstrooms van Breda gefunctioneerd? Vraag 5) Leveren de ervaringen met de feitelijke en verwachte hoeveelheid neerslag in de afgelopen periode bij verzadigde grond lessen of andere inzichten op voor de benodigde hoeveelheid waterbergingscapaciteit en het moment van realisatie?
J.A. van Riet Lid van de fractie Water Natuurlijk van het Algemeen Bestuur Brabantse Delta
De heer J.A.J.P. van Riet Postlaan 15 4835 EE BREDA 4835EE15
Uw schrijven van Uw kenmerk Zaaknummer Ons kenmerk
: : : :
Barcode Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
: : : : :
24 november 2010 10.ZK42528 10UT013842
*10UT013842* mevrouw A. Lauwerijssen 076 564 13 53 22 december 2010 22 december 2010
Onderwerp: Uw vragen over waterbergingscapaciteit Markdal en Mark Geachte heer Van Riet, Op 24 november heeft u aan mij vragen gesteld over de werking en effectiviteit van de reeds getroffen waterbergingsmaatregelen in het Markdal en de Mark. Deze vragen heeft u gesteld naar aanleiding van de vele regenval in het midden van november. In artikel 60 van het Reglement van Orde (RvO) algemeen bestuur is opgenomen dat het algemeen bestuur of de voorzitter binnen vijf weken een antwoord geeft op de gestelde vragen. Als voorzitter stuur ik erop dat vragen zo snel mogelijk worden beantwoord. Helaas is gebleken dat het verzamelen van gegevens voor het beantwoorden van uw vragen over de waterbergingscapaciteit langer duurt dan verwacht en dat de termijn van vijf weken niet wordt gehaald. Ik streef ernaar uw vragen uiterlijk 14 januari 2011 te beantwoorden, meteen na de eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur. De antwoorden zijn dan nog op tijd om als ingekomen stuk conform artikel 60 lid 4 RvO verspreid te worden voor de eerstvolgende besluitvormende vergadering van het algemeen bestuur op 16 februari 2011.
Hoogachtend, De dijkgraaf
J.A.M. Vos
Registratienummer: 10IN048949 Agendapunt 5c
Aan het Dagelijks Bestuur van Waterschap Brabantse Delta Bouvignelaan 5 4836AA Breda
Betreft: vragen m.b.t. riooloverstorten Den Bosch, 12 november 2010.
Geacht bestuur van Waterschap Brabantse Delta, Naar aanleiding van een artikel in het Vakblad Natuur Bos en Landschap van september 2010 heeft de Partij voor de Dieren Noord-Brabant enkele vragen over de kwaliteit van het oppervlakte water na gebruik van riooloverstorten. 1. Hoe vaak komen riooloverstortingen voor, is hier een overzicht van beschikbaar? 2. Is er sprake van een toename van riooloverstorten en zo ja, waarom? 3. Kunt u aangeven of er een mogelijk verband is tussen klimaatverandering in Nederland en een toename van riooloverstorten? 4. Hoeveel risicovolle riooloverstorten zijn er op dit moment nog in het werkgebied van Waterschap Brabantse Delta? 5. Welke normen hanteert u voor de bestempeling al dan niet risicovol? 6. Op welke manier wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater gecontroleerd na een riooloverstort? Worden de ecologische gevolgen onderzocht? 7. Worden er gegevens bijgehouden over de frequentie van en hoeveelheid per lozing, per overstort? 8. Welke normen worden aangelegd bij het bepalen van de kwaliteit van het oppervlaktewater? 9. In de Waterkwaliteitsspoor uit 2007 neemt men de kwaliteit van het ontvangende water als norm voor de kwaliteit van het water dat erin geloosd mag worden. Met andere woorden: in vervuild water mag vervuild water van de riooloverstort geloosd worden. Op hoeveel plaatsen in het werkgebied van het waterschap is er sprake van deze situatie? Wordt hier ook de kwaliteit van het oppervlaktewater voor en na de overstort gecontroleerd? 10. Het waterschap heeft de plicht om het oppervlaktewater te monitoren, zowel chemisch als ecologisch. Worden alle wateren chemische en ecologisch gemonitord? Zo nee, welke niet en waarom niet? Wij zouden het zeer op prijs stellen als u onze vragen zou kunnen beantwoorden. Alvast dank voor uw medewerking, Met vriendelijke groet,
Dr. B.E.J.M. Verstappen c.c. Algemeen Bestuur van Waterschap Brabantse Delta Partij voor de Dieren Noord-Brabant
–
Brabantlaan 1 - Postbus 90151- MC Den Bosch - 073 – 68 08 337