Zaaknr. : 11.ZK12387 Kenmerk : 11IT007609 Barcode :
11IT007609
agenda voor opiniërend en besluitvormend algemeen bestuur op respectievelijk 6 juli en 31 augustus 2011 Aanvang
:
19.30 uur
Plaats
:
Complex Bouvigne, kapel
Voorzitter :
J. Vos
PortefeuilleOnderwerp houder 1.
Opening
Opmerkingen Mondeling
Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
Notulen* en besluitenlijst
2.a.
Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergadering van het algemeen bestuur van 6 juli 2011. Besluit: het algemeen bestuur stelt de notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van 6 juli 2011 vast. 2.b.
Hieltjes
3. 3.a.
Rapport ‘grote projecten’ rekenkamercommissie 31 augustus debat over het rapport.
11IT009290, 11IT009272, 11IT009377 en 11IT009264
11IN018231
Nota’s ter besluitvorming Vos
Eerste wijziging Delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010 Deze wijziging van het delegatiebesluit beoogt de huidige bevoegdheidsverdeling tussen algemeen en dagelijks bestuur te handhaven en tegelijkertijd de werkwijze en terminologie aan te passen aan de wettelijke eisen op basis van de Waterwet. Om de vigerende bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur ten aanzien van de ‘vroegere’ herinrichtingsplannen en keurvergunningen ook te hanteren bij het vaststellen en wijzigen van projectplannen wordt voorgesteld het delegatiebesluit 2010 te wijzigen. Het begrip projectplan vervangt de inrichtingsplannen en de keurvergunningen die vóór de inwerkingtreding van de Waterwet nodig waren voor de aanleg of wijziging van eigen waterstaatswerken door het waterschap. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met de eerste wijziging Delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010.
11IT010360 en 11IT010401 (nieuwe versie)
3.b.
PortefeuilleOnderwerp houder
Dielissen
Opmerkingen
Aanvraag aanvullend krediet project Kleine Beek voor vis Recent is gebleken dat het beschikbare uitvoeringskrediet voor het project “Kleine Beek voor vis” niet toereikend is om het project af te ronden en om aangegane verplichtingen te kunnen voldoen. De tekorten zijn toe te schrijven aan een te krappe begroting voor diverse posten en het onvoldoende bewaken van resterende budgetten. Door het aanvullende krediet nemen de netto kosten van het waterschap met € 43.000,- toe. Om herhaling te voorkomen heeft het DB inmiddels opdracht gegeven om: a) de handreiking Projectmatig Werken versneld in te voeren; b) de invoering van IPM-teams, waarbij verschillende procesrollen worden onderscheiden en toebedeeld, te versnellen en om; c) alle lopende projecten van de afdeling ontwerp en realisatie te screenen op doelrealisatie in relatie tot beschikbaar uitvoeringsbudget. In september 2011 moet daarover aan het DB gerapporteerd worden. Besloten in de AB-vergadering van 6 juli 2011. Ten behoeve van de vergadering op 31 augustus 2011 treft u de volgende informatie aan: Beantwoording AB-vragen ‘Aanvraag aanvullend krediet project Kleine Beek voor vis’.
3.c.
Coppens
11IT006609, 11IT007085 en 11IT007089
11IT009640
Recreatief medegebruik beheersobjecten waterschap Brabantse 10IT015194 en 11IT000018 Delta De beleidsnota recreatief medegebruik vormt de in het Waterbeheerplan aangekondigde verdiepingsslag van het waterschapsbeleid voor recreatief medegebruik op of bij de beheerobjecten van waterschap Brabantse Delta. De beleidsnota geeft een kader voor het beoordelen van verzoeken voor recreatief medegebruik. Samengevat komt het er op neer dat het waterschap een ‘ja, mits’ houding aanneemt, binnen de randvoorwaarden die gesteld zijn in het bestuursprogramma 2009-2012. Recreatie is geen primaire taak van het waterschap. Wel is het een manier om het waterschapswerk zichtbaarder te maken, mits de veiligheid en waterkwaliteitsdoelen gewaarborgd blijven. Daarbij kan recreatief medegebruik bijdragen aan het versterken van de positie van het waterschap. In de beleidsnota is vooral ingezet op het verduidelijken van de visie en het aangeven van de randvoorwaarden waaronder recreatief medegebruik is toegestaan. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met de “Beleidsnota recreatief medegebruik” van waterschap Brabantse Delta. Ten behoeve van de beraadslaging op 31 augustus 2011 treft u de volgende informatie aan: Beantwoording AB-vragen ‘Recreatief medegebruik beheersobjecten waterschap Brabantse Delta’
11IT010734
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf -2-
PortefeuilleOnderwerp houder
Opmerkingen 11IT004718, 11IT005360, 11IT005363, 11IT005361 en 11IT006866
3.d.
Coppens
Kaart verdachte en onverdachte locaties Het waterschap is verplicht om voorafgaand aan het onderhoudsbaggeren een onderzoek naar de kwaliteit van de waterbodem uit te voeren. De Regeling bodemkwaliteit kent een vrijstelling van de onderzoeksplicht voor onderhoudsbaggerspecie afkomstig uit onverdachte locaties, die wordt verspreid of tijdelijk wordt opgeslagen op het aangrenzend perceel. Een onverdachte locatie is een locatie waar geen vermoeden van mogelijke waterbodemverontreiniging bestaat. Om van de vrijstelling gebruik te maken moet het waterschap conform de Regeling bodemkwaliteit een overzicht met onverdachte locaties in het waterbeheerplan opnemen. Besloten in de AB-vergadering van 6 juli 2011.
3.e.
Schots
Aanvraag uitvoeringskrediet vervanging influentleiding rwzi Bath 11IT008265, 11IT008367 en Op 27 mei 2011 ontstond een leidingbreuk op het terrein van 11IT008366 rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Bath. Deze zuivering verwerkt het huishoudelijk en industrieel afvalwater van het westelijk deel van Noord-Brabant. De influentleiding op het terrein van de rwzi Bath dient te worden vervangen, zodat het afvalwater weer ongestoord kan worden afgenomen en de tijdelijke maatregelen kunnen worden opgeheven. (In verband met het spoedeisende karakter van de nota dient deze op 6 juli besloten te worden) Besloten in de AB-vergadering van 6 juli 2011.
3.f.
Schots
Goedkeuring begrotingswijziging 2011 ten behoeve van de noodmaatregelen rwzi Bath Op 27 mei 2011 ontstond een leidingbreuk op het terrein van rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Bath. Deze zuivering verwerkt het huishoudelijk en industrieel afvalwater van het westelijk deel van Noord-Brabant. Er zijn kosten voor noodmaatregelen gemaakt om gevolgen te beperken en om de zuivering weer tijdelijk in gebruik te kunnen nemen. (In verband met het spoedeisende karakter van de nota dient deze op 6 juli besloten te worden) Besloten in de AB-vergadering van 6 juli 2011.
11IT008263 en 11IT008365
Mededelingen (te behandelen op 31 augustus 2011)
4. 4.a.
Vos
Voortgang transitie Het Waterschapshuis en aanpak project Tax-I
11IT009762 en 11IN021022
4.b.
Hieltjes
Project 2045 rwzi Bath renovatie slibverwerking Besluit: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
11IT011448
Ingekomen stukken (te behandelen op 31 augustus 2011)
5. 5.a.
Vos
Jaarrekening Delta waterlab 2010
11IN011752
5.b.
Vos
Brief fractie Water Natuurlijk en Gezond Water ‘splitsing groepering fractie Water Natuurlijk’
11IN023619
5.c.
Vos
Brief de heer L. Withagen ‘Opzegging lidmaatschap rekenkamercommissie’
11IN023619
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf -3-
PortefeuilleOnderwerp houder
Opmerkingen
5.d.
Vos
Brief fractie Vrienden Markdal Buitenplaats Bouvigne ‘Fout parkeren Bouvigne’ en antwoord dagelijks bestuur
11IN019522 en 11UT006401
5.e.
Vos
Brief fractie Water Natuurlijk ‘Bestuurlijke behandeling van rapportage waterverontreiniging Moersloot Zundert 2006’
11IN019410 en 11UT006593
5.f.
Dielissen
Antwoord op de laatste vraag AB-lid J. van Riet inzake ‘Hoogwater Bovenmark, Aa of Weerijs en Mark 13-14 november 2010’ Besluit: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.
11IT007410
6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’ e.a.
Mondeling
7.
Stand van zaken ‘Brand Chemie Pack Moerdijk’
Mondeling
8.
Rondvraag
Mondeling
9.
Sluiting
Breda, 24 augustus 2011
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf -4-
Zaaknr. : 11.zk03613 Kenmerk : 11IT008392 Barcode :
*11IT008392*
Vergadering algemeen bestuur op 6 juli 2011, agendapunt 2a Notulen van de vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta d.d. 15 juni 2011 om 19.30 uur te Breda, Kapel, Bouvigne. Aanwezig: De voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, W.J.H. de Boer, R. Boertjes, R.J.M. van den Broek, C.A.A. Coppens, J.H.C. Dielissen, C.B.M.E. Franssen, M.P. Hage, J.J.M. van der Heijden, H.B. Hieltjes, F. Jackson, E.J.M. de Jong-Stabel, L.H. van der Kallen, J.J. Kocx, F.C.J. van Noord, H.J.M. Poppelaars, A. Pijnenburg, Th.J.J.M. Schots, J.A.M. Slenders, C.G. Schreuders, W. Spierings, A.J.C. Vanlaerhoven, B. van der Veer, A.S. Verdaasdonk, A.A.F.M. Wijnen, L.C.A. Withagen Afwezig met kennisgeving: P.A. Aertssen, P.H.M. van den Berg, A.G.J. Haagh, J.A.J.P. van Riet De (plv) secretaris-directeur: ing. A. van Rijn Notulist: H. Mutsaerts van Het Notuleercentrum 1.
Opening
De voorzitter: Ik open de vergadering. De heren Aertssen, Van den Berg, Haagh en Van Riet hebben zich afgemeld. De heer Van Rijn neemt vanavond deel aan de vergadering als plaatsvervanger van de heer Van Stokkom. De heer Wijnen: De heer Spierings heeft mij net gebeld met de mededeling dat hij later komt en of de deur opengehouden kan worden. Dat heb ik aan de receptie medegedeeld, maar of het lukt, weet ik natuurlijk niet. De voorzitter: Natuurlijk, als u dat vraagt. Mijnheer Spierings verwachten wij dus iets later, dank u wel. Spreekrecht: Er heeft zich niemand aangemeld voor het spreekrecht. Primus: nummer 9, de heer De Boer. 2. Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergadering van het algemeen bestuur van 18 mei 2011 De voorzitter: De heer De Boer verzoekt om op pagina 9, zin 11 van onder, een regel aan te passen in “Daar zal ongetwijfeld veel verdiend worden.” en op pagina 13, zin 11 van boven, “Het algemeen beleid is dat 20% (twintig procent) overschrijding van het gevraagde bedrag….”. Besluit: het AB stelt de gewijzigde notulen van 18 mei 2011 en de besluitenlijst vast. 3.
Nota’s ter besluitvorming
3.a.
Jaarrekening 2010
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011.
3.b.
Kadernota 2011
De voorzitter: De eerste termijn is schriftelijk afgerond en wij gaan nu verder met de tweede termijn. Ik wil graag de volgorde hanteren zoals die in de agenda is opgenomen. De heer Withagen: Voorzitter, wij hebben er lang over gedaan voordat wij uit de financiële klem waren van de huidige kadernota. Uiteindelijk heeft de fractie van het CDA zich toch laten overtuigen met name door de reactie van het DB en door de cijferopstelling die gegeven werd en de berekening en wat er zou komen kijken als wij die financiële claim die wij oorspronkelijk als fractie hadden gelegd, zouden handhaven en wat er dan gaat gebeuren. Wij zijn uiteindelijk toch gezwicht voor de berekening zoals die is vastgesteld. Wij hebben daar een redelijk gevoel bij, omdat de opgave die de komende jaren voor onze voeten ligt, uitermate fors is. Er zijn nogal wat exogene factoren die druk uitoefenen op ons bestedingspatroon en die minstens als verzachtende omstandigheden gelden, opdat wij iets of wat moeten bijstellen bij datgene wat wij van plan waren in deze periode. Wij noemen met name de taakstellingen en de inverdieneffecten, die wij hebben moeten plannen om rond te komen. Wij gaan akkoord met de huidige kadernota. Wij vinden wel dat het aantal inverdieneffecten en taakstellingen zodanig groot is, dat wij nu reeds richting het DB melden dat wij daar vlak achter willen zitten. Wij willen van u de uitspraak dat het AB met regelmaat betrokken wordt bij de stand van zaken van de inverdieneffecten en taakstellingen. Wij willen uitsluiten dat wij op een vergadering plotseling te horen krijgen dat een bepaalde taakstelling of inverdieneffect enorm tegenvalt. Wij willen als AB vlak achter u als DB zitten, met name bij de inverdieneffecten en wij willen zo weinig mogelijk openingen laten om verrast te worden. Dan drie kleinere punten waarmee ik wil afsluiten. Wij hebben voorts gevraagd om de gereserveerde middelen uit het herschikkingsvoorstel projecten voor de KRW en waterbergingsopgaven hier ook daadwerkelijk op een creatieve manier aan te besteden. Wij wijzen er nogmaals op om in ieder geval de beschikbare bestuursovereenkomst II-middelen in 2011, 2012 en 2013 hiervoor te benutten. Nog een klein puntje. Over het Contactcentrum hebben wij aangegeven dat wij de eigen bereikbaarheid en zichtbaarheid als Waterschap Brabantse Delta belangrijk vinden. Het samenwerken met andere partners in allerlei structuren mag en kan soms technisch het niveau en ook de financiën positief beïnvloeden, maar wij wijzen op het belang om zelf zichtbaar en herkenbaar te blijven. Zolang wij nog steeds als een zelfstandig bestuurslichaam kiezers moeten bereiken, of het nou gemeenteraadsleden of burgers zijn, zullen wij een herkenbaarheid moeten hebben, anders wordt die opgave steeds moeilijker. Tot slot bevestigen wij onze zorg over het niet tijdig gereed hebben van de regionale keringen in 2015 als Volkerak Zoommeer gerealiseerd moet zijn. U spreekt qua tijd een periode af van 2016 tot 2020. Voor ons is dat een risicovolle afspraak. Waarom kan deze niet zo kort mogelijk gehouden worden? Desnoods alle zeilen bijzetten en alle hands on deck om het in ieder geval in 2016 te klaren. Wij maken ons zorgen als allerlei regionale keringen pas in de periode 2016-2020 worden klaargemaakt, terwijl vanaf 2015 formeel de planmatigheid op het Volkerak Zoommeer is afgerond, want dan zouden wij een aantal jaren kwetsbaar zijn. Tot zover de CDA-fractie. De heer Verdaasdonk: Voorzitter. Wij hebben de vorige keer uitgebreid gesproken en ik heb een aantal vragen gesteld aan de heer Schots, waarop met wat omtrekkende bewegingen werd geantwoord. Hij vertelde mij dat dat meer bij de algemene beschouwingen hoorde. Dat maakt uiteindelijk dat wij als Water Natuurlijk niet in kunnen stemmen met deze kadernota en dat wordt met name ingegeven door het feit dat wij steeds opnieuw – en in de algemene beschouwingen komen wij daarop terug – merken dat hier de mantra beleden wordt dat de lasten niet mogen stijgen en dat dat het enige leidende principe is dat door deze coalitie wordt beleden. Met name daardoor worden andere belangen die het waterschap ook heeft te dienen, op de tweede of derde of volgende reservebank geplaatst. Hier wil ik het bij laten. De heer Poppelaars: Voorzitter. Wij hebben kennis genomen van de algemene beschouwingen van de diverse partijen en ook van de reactie van het DB daarop. In grote lijnen kunnen wij instemmen met de reactie van het DB en deze kadernota. Wij blijven een aantal aandachtspunten houden waarvoor wij de komende tijd de nadrukkelijke aandacht van het DB vragen. De tariefsontwikkeling wijkt wat af van de uitgangspunten die wij in het coalitieakkoord vastgesteld hebben. De heer Schots heeft in zijn beantwoording duidelijk de redenen aangegeven en dat wij binnen de marges blijven, die wij toen voorzien hebben. Dat is voor ons de reden waarom wij kunnen instemmen met het voorstel voor de tariefsverhoging. Wij vragen wel om naar de toekomst toe daar de vinger aan de pols te houden. Bij het verder omlaag brengen van de kosten moet ook met name de personele bezetting als onderdeel meegenomen worden. Wij hebben hierover in onze algemene beschouwingen een opmerking gemaakt en hier is een antwoord op gekomen waar wij mee kunnen leven. De heer Kocx: Ook onze fractie kan kort zijn. Wij hebben in de opiniërende vergadering aangegeven dat wij ons volledig kunnen vinden in deze kadernota. Wij hebben de reactie van het DB gelezen op de eerste schriftelijke termijn en dat sterkt ons in de overtuiging dat de kadernota die nu voorligt, in de huidige context het best mogelijke scenario is. Wij hebben wel zorgen over de tariefsontwikkeling na 2014 en dat wij daar uitdrukkelijk naar moeten kijken. Wij vragen naar de mening van het DB over wat te doen met eventuele meevallers in de komende jaren. Ons idee is om die sowieso middels de egalisatiereserve vrij te
-2-
laten vallen in 2015 en 2016, want vanaf 2017 zou wellicht een vrijval ontstaan van de reserve van de cross border lease. Dus vooral de jaren 2015 en 2016 zullen moeilijk zijn. Graag het standpunt van het DB over het omgaan met meevallers die zowel meer inkomsten als minder uitgaven kunnen betreffen, middels de systematiek van de verevening over te hevelen naar 2015 en 2016. Mevrouw Pijnenburg: Voorzitter. Wij hebben een korte bijdrage. De fractie ongebouwd was in eerste instantie niet echt blij met de tariefsontwikkeling in de kadernota. Ook naar aanleiding van de antwoorden van het DB blijkt dat dit de realiteit is. Als wij dit niet doen, dan gaat het ten koste van de kerntaken op het gebied van zuivering en watersystemen. Wij zien het op dit moment als realiteit waar wij mee kunnen leven en stemmen in met de kadernota. Ook wij hebben wel grote zorgen over de in principe al ingeboekte inverdieneffecten en de mogelijkheden om die als waterschap te benutten. Daaraan is voor ons het punt van de toekomstige tariefstructuur gekoppeld, waar volgende week een bijeenkomst over wordt gehouden. Voor ons is belangrijk dat de bekende weeffout hersteld wordt en dat er geen nieuwe weeffouten ontstaan. Wij kijken uit naar de halvetermijndiscussie van dit najaar. Ik denk dat het goed is als wij een twee jaar langere bestuursperiode hebben, om weer opnieuw te kijken, dus een positieve zaak. Ik denk dat het daarbij belangrijk is om een wat langere doorkijk ook na deze bestuursperiode richting 2017 te geven, omdat de financiële structuur er dan weer wat anders uit komt te zien. Ook van ons de oproep om ons goed te informeren, zodat wij de vinger aan de pols kunnen blijven houden. Mevrouw Franssen: Voorzitter, ik wil het DB bedanken voor de uitgebreide reactie op onze eerste termijn. Het is voor mij wat onwennig om dit soort dingen steeds schriftelijk te doen, maar ik heb het wel schriftelijk gedaan. Wij willen deze termijn gebruiken om een beetje naar de toekomst te kijken en willen een paar kleine dingen opmerken. Over de samenwerkingsverbanden hebben wij in eerste termijn al wat gezegd. Samenwerken is goed, maar het moet vanuit een eigen visie gebeuren en die visie ontbreekt een beetje in de organisatie. Je moet de voordelen van samenwerking goed in beeld brengen en als je geen visie hebt, dan kun je dat niet in beeld brengen. Wij raden u aan om ideeën te ontwikkelen over waarom wij samenwerken, hoe wij dat doen en wat de voordelen zijn voor deze organisatie. Samenwerken doe je vanuit een zakelijke overweging en niet omdat het lollig is, want aan samenwerken zit ook nog een nadelige kant. Je geeft in feite een deel van de eigen organisatie op voor een groter geheel en daar moeten wij ons van bewust zijn. Samenwerken kost uiteindelijk arbeidsplaatsen en dat moeten wij duidelijk in beeld krijgen. Wij zien dat nu nog niet gebeuren, ten minste zolang ik hier ben, is dat nog niet aan de orde geweest. Naarmate je meer gaat samenwerken, is dat of kan dat het effect zijn en ook de structurele bezuinigingen die je door gaat voeren in je organisatie. Ons ideaal is om door te ontwikkelen naar een moderne en flexibele organisatie. Over terugverdienen is al het een en ander gezegd. Waar wij ons ook zorgen over maken, is het dividend van de Waterschapsbank. Dat baart ons wat zorgen. Wij moeten als bestuur nadenken over hoe wij daarmee omgaan en of dit de beste oplossing is om ons vermogen veilig te stellen. Het is een relatief kleine bank en wij zouden graag willen vragen of het DB wil nadenken over het feit of dit de beste oplossing is. De tariefsverhoging, die al een aantal keren werd genoemd, blijven wij kritisch volgen. Wij zijn blij dat u echt alles in het werk stelt om de gevolgen van de brand bij Moerdijk te verspreiden over een aantal andere organisaties en dat u kijkt om dat op een andere manier terug te halen, maar het lijkt ons ook zinvol om na te denken over ons functioneren bij dit soort calamiteiten. Dat zou geregeld moeten worden in de Veiligheidsregio, waarvoor binnen deze organisatie een protocol zou moeten ontstaan over hoe wij moeten handelen bij dit soort grote calamiteiten. Wij zouden daar graag aandacht voor willen vragen van het DB. Wij zijn ook trots op ons waterschap en wij zijn de deskundige partij, dat beginnen wij steeds meer te voelen. Wij zijn niet wegbezuinigd op wat voor manier dan ook, zoals andere organisaties. Wij moeten ons steeds meer profileren als deskundige op het gebied van waterveiligheid en waterbeheersing. De heer Jackson: Voorzitter. Namens mijn fractie ook dank voor de uitgebreide beantwoording. Wij lazen in uw beantwoording dat het DB een solide koers heeft ingezet, maar die is ruim twee jaar geleden al ingezet en inmiddels staat de wereld er anders voor. In dat licht bezien juichen wij toe dat er dit najaar een evaluatie gaat plaatsvinden van het beleid en de doelen die wij gesteld hebben. Ik denk dat dat een goede zaak is. De fractie blijft onverkort volhouden dat de KRW-doelen overeind dienen te blijven. Het watersysteem dient robuuster te worden, want dat is de enige manier om op termijn op een verantwoorde wijze om te gaan met de klimaatveranderingsopgaven, maar ook vanuit goed financieel opzicht is dit het enige verstandige beleid. Er is genoeg over gezegd en geschreven, maar wij gaan ook niet instemmen met de kadernota, want net als de heer Verdaasdonk vinden wij de kadernota teveel een financieel-economisch stuk en wij missen toch een stuk visie op de toekomst en dat is van groot belang voor onze fractie. De heer Van den Broek: Voorzitter. U hebt van mij vorige week mijn inbreng per email ontvangen, en ik zal deze niet mondeling herhalen. Het moge duidelijk zijn dat de kadernota door de Algemene Waterschapspartij wordt afgewezen. De voorzitter: De woordvoerder van fractie Vrienden Markdal is niet aanwezig, dus ik ga meteen naar de woordvoerder van de fractie Natuurterreinen.
-3-
De heer Van der Veer: Voorzitter. U hebt in uw uitgebreide reactie op alle schriftelijke beschouwingen een paragraaf gewijd aan de dialoog binnen het AB. Voor het proces binnen het AB verwijst u naar de afspraken die gemaakt zijn in de recente themavergadering van het AB. U verwijst ook nog naar de halfwegevaluatie die wij gaan krijgen. Ik vind het allemaal prachtig, maar over dit onderwerp zijn er door het DB afspraken gemaakt met de fractieleiders en ik wil u vragen daaraan vast te houden. De heer Schots: Voorzitter, dames en heren. Ik wil graag beginnen om namens het DB te zeggen dat wij erg blij zijn met de overwegende mate van instemming die deze kadernota bij u heeft mogen oogsten. Het DB is ook blij dat de beantwoording van de vragen in eerste termijn tot dit resultaat mag leiden. Ik wil een aantal opmerkingen van u in zijn algemeenheid beantwoorden en daarna zal ik ingaan op de persoonlijk getinte opmerkingen. U duidt allemaal aan dat wij scherp moeten zijn op het realiseren van ingeplande inverdieneffecten en het realiseren van ingeboekte taakstellingen. In deze kadernota hebben wij misschien wat meer dan in vorige jaren op dat gebied onze nek uitgestoken. Ik breng in herinnering de inverdieneffecten rondom actie Storm en diverse samenwerkingsverbanden die nu heel taakstellend in de cijfers zijn opgenomen en ook het DB is er unaniem van overtuigd dat deze inverdieneffecten en besparingen niet binnengehaald worden enkel door ze op te schrijven in de kadernota, want daar zal nog heel wat voor moeten gebeuren. Daar zullen wij alert op zijn om te zorgen dat dat gebeurt, voor zover het binnen onze invloedssfeer ligt. Het spreekt vanzelf dat wij ook u als AB daarvan op gepaste tijden op de hoogte zullen houden. In het verlengde hiervan heeft een aantal fracties er nadrukkelijk op gewezen een zodanige rapportage op die punten te krijgen, dat u verrassingen bespaard blijven. Dat is uiteraard ook onze insteek, alleen er gebeuren dingen die niet altijd te voorzien of te voorspellen zijn, maar het uitgangspunt van het DB is dat u als AB tijdig en zo volledig mogelijk geïnformeerd wordt over dingen die gebeuren, zeker wanneer zij afwijkend zijn van de plannen. Fractiebreed wordt gewezen op de noodzaak om goed grip te houden op het aantal toenemende samenwerkingsverbanden. Dat onderschrijft het DB en zegt u dat graag toe. U hebt bij een ander agendapunt van deze vergadering hier nog een mededeling over tegoed, waarin wij nader kunnen ingaan op de inhoudelijke kant van dit punt. Wij onderkennen de noodzaak hiervan en onderkennen dat de complexiteit van samenwerkingsverbanden soms toeneemt. Wij achten het onze taak om daar als DB grip op te houden en u daarover te informeren. Ik loop langs de individuele bijdragen. Ik kom bij de heer Withagen de zorgen over het Contactcentrum tegen. De vorming van dat centrum is aan de gang binnen het waterschap en ook hier krijg je te maken met samenwerkingsverbanden die dat soort contacten erop nahouden. Wij denken dat je in de gecombineerde samenwerkingsverbanden en Contactcentra je eigen gezicht als waterschap en de herkenbaarheid voor burgers en bedrijven moet handhaven. Wij zijn het dus helemaal eens met uw opmerking. Ik sla het punt van de regionale keringen over, want dat wordt behandeld door de voorzitter of een van de andere collega’s. Mijnheer Verdaasdonk, het spijt mij oprecht, maar ik had niet anders verwacht dan dat u het geluid zou laten horen dat u hebt laten horen. Het DB is het niet met u eens dat lasten en kosten drijvend zijn en dat all the rest daaraan ondergeschikt gemaakt is. Wij denken dat wij in deze kadernota een doortimmerd verhaal hebben neergelegd, waarbij kostenontwikkelingen en realisatie van taakstellingen, ook als ze op het natuurgebied liggen, in goede balans met elkaar zijn, maar uw opvatting daarover is ons bekend en het spijt ons dat u daarmee niet kunt instemmen. De heer Kocx vraagt aandacht voor de tariefsontwikkeling na 2014 en wat wij moeten doen met meevallers als die op ons pad komen. Ik denk dat wij juist met onze methodiek van kadernota en meerjarenplanning die tariefsontwikkelingen naar de toekomst toe in de gaten houden en proberen die binnen redelijke marges te houden. Meevallers komen steeds via onze methodiek in de reserves terecht, met name in de egalisatiereserve, en daarmee is het aan u als AB om met de inzet van de egalisatiereserve in de toekomst de balans in de tarieven en het meer of minder besteden aan taakstellingen in te zetten. Ik denk dat de methodiek die wij tot nu toe gewend zijn te volgen, tegemoet komt aan uw wensen op dat gebied. Mevrouw Pijnenburg heeft nog even gewezen op de effecten van het nieuwe belastingstelsel, liever gezegd het ervoor zorgen om de nadelige weeffout in het huidige stelsel te elimineren in het nieuwe stelsel. Dat is de insteek met de herstructurering van het belastingstelsel. Volgende week dinsdag wordt hier een uitgebreide toelichting gegeven door de Unie op de voorstellen op dat gebied. U hebt de gelegenheid om hier inbreng te hebben. Mevrouw Franssen heeft de opmerking gemaakt en die begrijp ik niet zo goed, dat het DB het zou ontbreken aan een visie op de samenwerkingsverbanden die wij aangaan. Ik vind die opmerking vreemd, omdat wij niet met de ogen dicht samenwerkingsverbanden aangaan, dat mag duidelijk zijn, al was het maar dat u allen daar uw goedkeuring aan moet geven, maar vooral omdat wij, voordat er een samenwerkingsverband wordt aangegaan, er een indringende business case aan ten grondslag leggen. Ik noem Aquon en de belastingsamenwerking als twee recente voorbeelden. Tot nu toe zijn dit soort samenwerkingsverbanden alleen maar aangegaan als die business case aangaf dat er substantiële voordelen te halen waren en die voordelen liggen dan op het financiële vlak, maar ook op de kwaliteit van de dienstverlening die in het samenwerkingsverband wordt ondergebracht en de continuïteit daarin. Ik denk dat deze aanpak er borg voor staat dat wij geen wilde avonturen aangaan in de vorm van samenwerkingsverbanden. Ook hier geldt wat ik in mijn inleiding al gezegd heb, dat het inboeken van voordelen niet betekent dat je ze dan ook geïncasseerd hebt. Daar moet werk voor verricht worden en daarover wordt u periodiek door het DB geïnformeerd door de management letter of de begroting van het
-4-
samenwerkingsverband. Ik denk dat de Waterschapsbank niet primair tot doel heeft om het vermogen van de waterschappen veilig te stellen, want dat zit op meer plaatsen dan enkel bij de Waterschapsbank. De waterschappen hebben de Waterschapsbank ooit wel als gemeenschappelijke financieringsbron in het leven geroepen, om daarmee verzekerd te zijn van voldoende toegang tot de kapitaalmarkt, niet alleen qua omvang, maar ook qua tarieven en kosten die doorgaans uiterst concurrerend zijn ten opzichte van condities in de vrije markt. De toekomstige structuur van de Waterschapsbank en het dividend. Ik heb de vorige keer al uitgelegd dat het dividend van de Waterschapsbank een punt van discussie is in de aandeelhoudersvergadering en in de raad van commissarissen en in beide gremia zijn wij vertegenwoordigd en houden de vinger aan de pols. Aan de heer Jackson wil ik zeggen dat ik het betreur dat uw fractie deze kadernota niet wil ondersteunen. Mijn beantwoording is in soortgelijke termen als die ik heb gegeven aan de heer Verdaasdonk. Ten slotte de opmerking van de heer Van den Broek. Wij hebben kennis genomen van zijn beschouwing die hij op andere wijze heeft ingediend en hebben met enig leedwezen moeten constateren dat u zich niet achter de kadernota kunt stellen. Ten slotte de opmerking van de heer Van der Veer over de dialoog in het AB en de afspraken die in dat verband met de fractieleiders gemaakt zijn. Ik zou dat punt aan u als voorzitter ter beantwoording willen geven. De voorzitter: De portefeuillehouder heeft voldoende het zelfstandige beeld van het waterschap, ook bij samenwerkingsverbanden en loketten beantwoord. Ik ben het hiermee eens, maar je moet ook wel onderkennen dat van rijkswege gezocht wordt naar manieren, waarbij in het kader van de e-overheid een burger aan kan kloppen bij voorbaat of meestal bij de gemeente. De gemeente dient te organiseren dat alle organisaties gekoppeld zijn, waar de vraag aan doorgeleid kan worden. Ik wil maar aangeven dat naast de algemene wens van ons allemaal om het waterschap zichtbaar te houden, er ook bewegingen zijn die redeneren vanuit de klant en die moet een loket dichtbij huis kunnen vinden. Dat is meestal het loket bij de gemeente en achter dat loket moet het dan ook weer georganiseerd zijn. Ik wil dat wel even vermelden als iets wat wij niet kunnen negeren. De vraag over de regionale keringen, als wij dat als zelfstandig vraagstuk zien, dan vraag ik de heer Coppens daar antwoord op te geven, maar in relatie tot waterberging Krammer Volkerak ontstaat tijdsdruk. Dat hebben wij onderkend. Wij zaten op het spoor – en dat hebben wij ook gemeld in de schriftelijke stukken - dat de provincie medio 2012 de normen zal vaststellen. Dan moeten wij daar de keringen aan toetsen. Vervolgens programma’s maken om tot uitvoering te komen en dan de feitelijke uitvoering. Aanvankelijk was de gedachte dat wij daar tot 2025 over zouden kunnen doen, ook in relatie tot de middelen die dat vraagt. De noodzaak om te versnellen is onderkend en nu zitten wij op het spoor dat het in 2020 gerealiseerd zou moeten zijn, waarbij wij zo snel mogelijk voor 2015 de meest urgente dijkvakken als eerste oppakken. Dan lopen wij nog een zeker risico en dat hebben wij ook geagendeerd bij RWS en daar bestaat begrip voor. Het zoeken nu is naar, mocht het aan de orde zijn in die vijf jaar, of wij met tijdelijke voorzieningen het aanvaardbaar kunnen maken of dat wij solide afspraken kunnen maken over schadeloosstelling als het in die vijf jaar gebeurt. Het wordt onderkend en er wordt aan gewerkt. Daarmee wil ik zeggen dat het een illusie is om te veronderstellen dat wij voor 2015 alle regionale keringen op orde zullen hebben, maar wel de meest urgente, hopelijk kort ervoor of erna. Mevrouw Franssen, uw oproep om door te denken over het verantwoord optreden bij grote calamiteiten en grote kostenposten die hier mogelijk een gevolg van zijn. Dat ben ik met u eens en wij zetten daarop in, zij het dat in zo’n fase waarin wij nu verkeren, wij het geld voor nu binnen willen halen en dat willen wij niet frustreren door andere discussies te voeren. Veel onderzoeken moeten nog afgerond worden en daar zullen ongetwijfeld leerpunten uit komen, ook in relatie tot de financiering van dit soort vraagstukken. Ik vind het een goede opmerking en wij zullen daar de komende tijd aandacht aan besteden. Of het nou een fonds moet worden, nationaal of wat dan ook, de denkrichtingen die de situatie beter maken dan wij nu ervaren, daar zoeken wij naar en zijn er actief in. Mijnheer Van der Veer, natuurlijk de afspraken met de fractievoorzitters staan. Er is een notitie in de maak voor het DB om dat af te ronden en die zal worden aangeboden aan de fractievoorzitters. Wij hebben dat willen koppelen – ik was er niet bij – aan toch interessante dingen, die op die avond van het AB gebeurd zijn. Daar kunnen wij mogelijk ook aanknopingspunten vinden om zaken te verbeteren. Ook als uw voorzitter en ik heb dat al eerder aangegeven, vind ik het lastig als er woorden worden gebruikt van, wij zijn niet akkoord met de kadernota, omdat wij niet begrepen worden of dat er niet naar ons geluisterd wordt of dat het beleid een heel andere is dat de coalitie c.q. het DB voorstaat. Het laatste is politiek-bestuurlijk en dat moet ik als voorzitter accepteren. Dat zullen wij uiteindelijk met zijn allen moeten accepteren, dat de meerderheid bepaalt wat de lijn is van het waterschap. Over de eerste twee punten, dat er niet geluisterd wordt of dat het niet begrepen wordt, hadden wij het in dat traject met de fractievoorzitters en het DB. Wij hopen dat de halfwegevaluatie een moment zou kunnen zijn en hopelijk kunnen wij er de tijd voor nemen, om naar elkaar te luisteren en dichter bij elkaar te komen. Ik kan er geen garantie voor geven, want uiteindelijk is het een politieke afweging van dit bestuur. Concreet op uw vraag, wij zullen dat traject afronden. De heer Van den Broek: Ik heb mijn inbreng schriftelijk gedaan en heb er twee kernvragen in gesteld, maar heb daar geen antwoord op gekregen. Dat kan volgens mij niet. De voorzitter: Als de heer Schots daar een antwoord op heeft, dan kan hij dat geven. Maar wij hebben de afspraak dat wij de eerste termijn schriftelijk doen en de tweede termijn mondeling in de vergadering en u
-5-
hebt die mondelinge bijdrage niet geleverd. Dat is de formele procedure. Misschien kunt u de vragen nog even toelichten. De heer Van den Broek: De eerste vraag betreft de tariefsontwikkeling, waarbij er vanuit de bedrijfsvoering allerlei rekenexercities zijn gedaan. Mijn vraag was of het niet wijs was om dat te objectiveren en de accountant te laten nagaan of die exercities kloppen. De tweede vraag gaat over de samenwerking Brabantse waterschappen, waarbij de Algemene Waterschapspartij overigens niet alleen in dit waterschap, maar in alle waterschappen zich steeds meer de vraag stelt of het wijs is om sowieso een onderzoek te doen naar een fusie, want hieruit kunnen synergievoordelen uit ontstaan. De heer Schots: Ik wil daar graag alsnog even op reageren. De vraag of je je hele begroting en meerjarenplan aan een accountantscontrole of iets minder zwaar moet onderwerpen, kun je inderdaad stellen. Ik en het DB denken dat de uitgevoerde rekenexercities als onderlegger van de kadernota en begroting op zichzelf meer dan consistent zijn en die zijn door meerdere mensen getoetst. Wij zien niet zozeer toegevoegde waarde in het door een accountant naar deze cijfers te laten kijken, want wij kunnen ervan uitgaan dat wij goed kunnen rekenen in de FWZ-afdeling en een accountant heeft geen toetsingskader bij een meerjarenbegroting of anderszins, zoals hij dat bij een jaarrekening heeft. Dat maakt het voor hem sowieso moeilijk om dat soort toetsingen te doen. Daarnaast is de kadernota en het rekenwerk dat aan de kadernota ten grondslag ligt, de cijfermatige uitwerking van de beleidsvoornemens van het bestuur en dat is toch iets anders dan kijken of de rekensommen goed in elkaar zitten. De heer Van den Broek: Mijnheer Schots, u trekt het nu in de breedte, maar ik had het alleen maar over de rekenexercities over de effecten van een tariefsverhoging van twee procent (2%). Ik heb het alleen over die twee A4’tjes en niet over de hele begroting of de kadernota. De heer Schots: Daarvoor geldt mutatis mutandis dezelfde opmerking. Het is een tamelijk eenvoudige exercitie om uit te rekenen wat de kostenontwikkeling is wanneer zij maar met twee procent (2%) per jaar mag stijgen in plaats van met datgene wat zij nu stijgt. Ik zie zeker daarin geen toegevoegde waarde om er een accountant naar te laten kijken. Uw opmerking over de samenwerking van de Brabantse waterschappen, daarover is door het DB in haar schriftelijke beantwoording in eerste termijn al iets gezegd. De manier van samenwerking in de waterschapswereld in het algemeen en in de Brabantse in het bijzonder, is niet om te beginnen met de discussies over structuren en vormen en te kijken of de processen daarin passen, maar de benadering is precies andersom. Wij beginnen aan de bron bij de bedrijfsprocessen die wij uitvoeren en wij kijken of wij dat in combinatie met elkaar op een slimmere, efficiëntere en dus goedkopere en kwalitatief betere manier kunnen doen. Als wij dat uitgedokterd hebben, dan is de volgende stap om te kijken of wij dat op de een of andere manier in de bestaande structuren onder moeten gaan brengen. Deze aanpak heeft in elk geval bij de belastingsamenwerking en de laboratoria zijn verdiensten bewezen. Dat is de lijn waarvoor het DB het groene licht heeft gegeven voor de samenwerking van Brabantse waterschappen. Dat sluit niet uit dat er op enig moment structuurvorming plaatsvindt, maar dan als gevolg van een eerder traject waarin de processen goed op elkaar afgestemd en geoptimaliseerd zijn. De voorzitter: Dan kom ik nu tot besluitvorming. Wilt u stemming of kan ik aangeven welke fracties geacht worden tegengestemd te hebben? Het laatste blijkt te kunnen, dus dan is de kadernota aangenomen, met de aantekening dat de fracties van Water Natuurlijk, PvdA en de Algemene Waterschapspartij tegengestemd hebben. Besloten: Het AB stelt de Kadernota 2011 en het Investeringsplan 2012-2016 vast met de aantekening dat de fracties van Water Natuurlijk, PvdA en de Algemene Waterschapspartij tegengestemd hebben. 3.c.
Mandatering instandhoudingsinvesteringen juli 2011 – december 2012
De heer Withagen: Voorzitter, ik wil alleen maar melden dat ik terugkom bij onderdeel 4.j. Dat zit hier nu ook in, maar het lijkt mij beter om dit bij 4.j te behandelen en niet nu. Mevrouw Franssen: Voorzitter. De vorige keer heb ik gevraagd hoe wij omgaan met de overschotten en tekorten die ontstaan, als wij met de mandatering akkoord gaan. Daar heb ik eigenlijk geen antwoord op gekregen, dus ik herhaal de vraag nu even. De heer Verdaasdonk: Voorzitter. De vorige keer hebben wij er uitgebreid over gesproken. Water Natuurlijk doet twee voorstellen en dat is de vorige keer ook al besproken, namelijk of het niet beter is dit uit te stellen totdat de Rekenkamer zijn rapportage heeft voorgelegd. Ik heb uit welingelichte bronnen vernomen dat deze op het punt staat om vrijgegeven te worden. Misschien is het verstandiger om dan over deze
-6-
mandaatkwestie te spreken en te besluiten. Als u daarmee niet akkoord gaat, dan hopen wij dat het AB akkoord gaat met het begrenzen van de mandatering op een miljoen euro (€1.000.000). De voorzitter: U doet beide concrete voorstellen aan het AB om hier iets van te vinden. Oké, helder. De heer Jackson: Voorzitter, weinig nieuws ten opzichte van de vorige vergadering. Ik sluit mij aan bij de heer Verdaasdonk, want ook wij vinden het prettig om de opmerkingen van de Rekenkamer mee te kunnen nemen bij de integrale beoordeling van deze lijst. Wij blijven moeite houden met de hoogte van het bedrag van drie miljoen euro (€3.000.000). Wij denken dat een bedrag van een miljoen euro (€1.000.000) meer recht doet, want dat blijkt ook uit de lijst, waar het grootste deel van de projecten onder de miljoen ligt. Wij zullen hierop in de toekomst terug blijven komen. De heer Schots: De vraag van mevrouw Franssen over overschotten en tekorten voor een investering in een investeringsplan of op zo’n lijst als deze. Er wordt een schatting gemaakt van het benodigde bedrag. Wanneer bij de uitvoering van zo’n project blijkt dat wij geld overhouden of tekort komen, dan liggen er in het geval van tekort komen afspraken aan ten grondslag in welke mate daarvoor terug naar het AB gegaan moet worden. Bij ontwikkelingsinvesteringen zijn overschrijdingen steeds de bevoegdheid van het AB om daar een akkoord op te geven. Wanneer investeringen uiteindelijk overschotten opleveren, dus uitgevoerd worden voor minder geld dan begroot, dan zijn wij daar blij mee, mits de investering kwalitatief goed gedaan is. Dat zijn dan middelen die niet besteed zijn en ook niet vrij elders besteed kunnen worden. Er is geen algemene pot zoals de egalisatiereserve, waar die gelden in gestopt worden zodat wij zonder verdere instemming van het AB daarmee iets kunnen doen. Als het voor minder geld wordt gedaan, dan is dat zo. Klaar. De opmerkingen van de heren Jackson en Verdaasdonk wil ik gemeenschappelijk behandelen. De vorige keer heb ik al aangegeven dat het DB besluitvorming niet wil uitstellen gezien de projecten op deze lijst, totdat hier het rapport van de Rekenkamer over de eerste drie projecten besproken is, want daarover treffen wij elkaar pas in het najaar. Daarin kunnen wij als DB niet meegaan en dat geldt ook voor het verlagen van de grens van drie miljoen euro (€3.000.000) naar een miljoen euro (€1.000.000). Het gaat om instandhoudingsinvesteringen en niet om ontwikkelingsinvesteringen, daar hebben wij hele andere spelregels voor ten aanzien van de betrokkenheid van het AB. Voor de instandhoudingsinvesteringen ziet het DB geen reden om af te wijken van de begrenzing zoals wij die al jaren hanteren. De voorzitter: Geen behoefte aan een tweede termijn? Dan gaan wij over tot besluitvorming. Ik wil de voorstellen eerst langslopen. Het voorstel van Water Natuurlijk en de PvdA om dit voorstel aan te houden tot na de rapportage vanuit de Rekenkamer. Wie is daarvoor? Vijf stemmen tegen, het voorstel is verworpen. Het verlagen van het maximale bedrag van drie miljoen euro (€3.000.000) naar een miljoen euro (€1.000.000). Wie is daarvoor? Dat zijn negen leden, dus ook dit voorstel is verworpen. Dan het voorstel zelf. Kunt u daarmee akkoord gaan? Wie is daartegen? Dat zijn de fracties van de PvdA, AWP en WN. Het voorstel is aangenomen. Besloten: Het AB stemt in met het besluit instandhoudingsinvesteringen en het bijbehorende overzicht en mandateert het DB voor de uitvoering van deze investeringen met de aantekening dat de fracties van Water Natuurlijk, PvdA en de Algemene Waterschapspartij tegengestemd hebben. 3.d.
Bestuurlijke projectevaluaties
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.e.
Beëindiging bestaande VAMIL lease bij SNB
Besloten: Het AB stemt in met de beëindiging van de VAMIL lease, de overdracht van het juridisch eigendom én de lease van de installatie aan de aandeelhouders en het aangaan van een fiscale eenheid van de aandeelhouders met SNB, om de verdere verhuur van de installatie van de aandeelhouders aan SNB vrij van BTW te laten plaatsvinden. 3.f.
Waterketenvisie Waterschap Brabantse Delta
Dit voorstel is ingetrokken. 3.g.
Harmonisatie inkoopvoorwaarden Unie van Waterschappen
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011.
-7-
3.h.
Aanwenden uitvoeringskrediet beluchting rwzi Bath
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.i.
Meerjarenbegroting 2012-2015 van de GR belastingsamenwerking West-Brabant (GR BWB)
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.j.
Begroting Het Waterschapshuis 2012
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.k.
Vaststelling calamiteitenplan 2011 en deelbestrijdingsplannen versie 4
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.l.
Projectevaluatie centrale kantoorhuisvesting Brabantse Delta
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.m.
Eerste begrotingswijziging AQUON
Besloten in de vergadering van 18 mei 2011. 3.n.
Begroting AQUON 2012
Besloten: het algemeen bestuur neemt kennis van de begroting 2012 Aquon. Het algemeen bestuur maakt gebruik van de mogelijkheid om een reactie te geven op deze begroting (brief 11UT005187).
4.
Mededelingen
4.a.
Samenvatting Bedrijfsresultaten zuiveringstechnische werken
De heer Van der Aa: Wij zijn tevreden met het verslag, dat in een paar pagina’s een goed overzicht geeft van onze activiteiten op de zuiveringen. Wij zien dat de resultaten voldoen aan de eisen. Wat er staat is geen Spaans, laat staan ander buitenlands, maar wij hebben nog een vraag. Het verhaal over de fosfaatwinning en dat dit mogelijk in de toekomst op een andere manier met Thermphos zou kunnen plaatsvinden. Is er een alternatief voor Thermphos? Wij moeten misschien nog heel lang wachten voordat Thermphos weer aan de gang kan. Fosfaat is een belangrijk gegeven en misschien over een aantal jaren wel net zo duur als goud. De heer Schots: Het is inderdaad juist dat wij op dit moment met de Thermphosverwerking niet verder kunnen. Na de problemen die Thermphos eerder op het gebied van vergunningen heeft opgelopen, heeft SNB het besluit genomen om die route vooralsnog niet te volgen in afwachting van het oplossen van knelpunten die daar liggen. De gedachte dat wij of SNB in het bijzonder op dit gebied of wij samen ondertussen stil zijn gaan zitten en afwachten, is niet juist. Er zijn verschillende andere mogelijkheden in onderzoek, die op dit moment nog geen van allen operationeel zijn en die niet overmorgen operationeel te maken zijn. In samenwerking van het waterschap met SNB en SNB en diverse externe onderzoeksinstituten lopen onderzoeken naar mogelijkheden om alternatieve verwerkingswijzen voor Thermphos te vinden, mocht Thermphos nooit meer een reële mogelijkheid worden, hetzij technisch, hetzij vergunningstechnisch, hetzij economisch. Daar lopen verschillende onderzoeken naar op dit ogenblik. 4.b.
Evaluatie aanbestedingen, juridische procedures en vastgoed transacties 2010
De heer Van der Aa: Wij hebben een aantal schriftelijke vragen ingediend en een van de vragen is beantwoord. Dit betreft de procedure op nummer 8. Volgens het antwoord is dat een beroep van Staatsbosbeheer op het peilbesluit Waalwijk en dat zou ingetrokken zijn, maar wij horen andere geluiden in de wandelgangen. Is dat inderdaad ingetrokken en hebt u daar een bevestiging van? De voorzitter: Ja, het is formeel ingetrokken bij de rechtbank.
-8-
4.c. 4.d. 4.e. 4.f.
Stand van zaken grondwaterbeheer Aanpassing Waterschapsbesluit aan Werkkostenregeling Verslag voorbereidingscommissie Financiële Jaarstukken Managementletter 2011-2
Mevrouw Pijnenburg: Voorzitter. Een vraag over de toch weer behoorlijk grote fluctuaties in de te verwachten resultaten aan het eind van het jaar als wij kijken naar de management rapportage I en management letter II. Je ziet daar hele grote verschillen in en met name de hele lage prognose over de te verwachten investeringen en hoever daar nog actie op komt om dat bij te trekken. De heer De Boer: Voorzitter. Wij hebben de management letter weer met veel belangstelling gelezen en wij komen tot de conclusie dat er sprake is van hele kleine afwijkingen, niet meer dan wat behoort tot een normale bedrijfsvoering. Ik wil alleen nog een opmerking maken en dat betreft de stagnering van diverse projecten als gevolg van de grondverwervingsproblematiek. Dat is iedere keer hetzelfde liedje. In de management letter staan rode vinkjes bij de betreffende projecten, daar zit geen schot in. Wij vragen aan het DB hoe wij daarmee omgaan als de prognose is dat er ook geen schot in gaat komen, omdat het met de grondverwerving niet opschiet omdat de provincie geen middelen beschikbaar stelt en dat structureel is. Voeren wij die projecten dan af? Ik denk niet dat wij door kunnen blijven gaan met iedere keer rode kruisjes achter die projecten zetten, want dan blijven ze op de lijst staan. De heer Schots: De tweede vraag van de heer De Boer is gelijk aan de tweede vraag van mevrouw Pijnenburg, het achterblijven van investeringen. Bij de eerste management letter hebben wij u al aangegeven wat daar de redenen voor zijn. Beperkingen in grondverwervingsmogelijkheden en het onduidelijke beleid dat de provincie uiteindelijk zal gaan voeren, maken het ons daarbij moeilijk. Wij hebben eind vorig jaar op basis van de toenmalige informatie een herijking van de projecten gemaakt, om het naar onze beste inschattingen van toen zo goed mogelijk opnieuw in te plannen en wij ervaren nu dat ondanks die herziene planning een aantal activiteiten verder uitloopt. Ik breng in herinnering dat een aantal projecten op het gebied van watersystemen in relatie tot de OAS en afvalwaterakkoorden met gemeenten wat verder in de tijd uitlopen, zonder dat van afstel sprake is. Dat alles heeft tot gevolg dat wij u in deze managementletter weer moeten aangeven dat het minder hard loopt dan wij gedacht hadden. Het verhaal hebt u ook in de management letter van februari al gehoord. Dat was toen gebaseerd op inzichten die voor een deel nog kwamen uit de periode van voor de herschikking. Ook de tijd en het voortschrijdend inzicht maken dat wij de prognoses in deze richting moeten bijstellen. Wat het eindejaarresultaat betreft, wij constateren inderdaad dat wij een vrij grote afwijking zien ten opzichte van wat wij oorspronkelijk in de begroting neergezet hebben. U weet welke effort wij op dit moment besteden aan het zo goed en nauwkeurig mogelijk krijgen van de bijgestelde schattingen. Dingen gaan voort en ontwikkelen zich en wij proberen dat zo goed mogelijk bij te houden. Niet te voorkomen is dat dat afwijkingen geeft die in deze management letter zichtbaar worden. Naarmate het jaar verder vordert en de realisatie van het jaar een groter deel begint te worden dan de prognose, komen wij steeds dichter bij het uiteindelijke eindresultaat. De voorzitter: Mogelijk kan ik vanuit het provinciaal overleg, er een paar aanvullingen op geven. Zoals de heer Schots aangaf, verloopt het al sinds vorig jaar stroever, ook met de provincie. Vorig jaar bleek dat de provincie over alle middelen die zij had van het Rijk en haar eigen middelen min of meer beschikt had en dat er een rem kwam op het opnieuw beschikken van projecten en het co-financieren van projecten uit de tweede bestuursovereenkomst. Daarop hebben wij onze herschikkingsnota geschreven. Vervolgens treedt het nieuwe kabinet aan met een andere lijn ten aanzien van de realisering van de EHS in Nederland. Die heeft in feite een bezuinigingsopgave neergelegd van zeshonderd miljoen euro (€600.000.000). Dat betekent dat aan het eind van het jaar de provincie voor gronden een investeringspauze heeft ingelast en vanaf dat moment mogen wij geen meter meer aankopen en beschikt de provincie ook niet meer over nieuwe projecten. Een volledige stand still-situatie op dit moment. IPO is ondertussen in onderhandeling met staatssecretaris Bleker over hoe met dit vraagstuk om te gaan. Die heeft de heer Van der Vlist ingehuurd als coördinator om te proberen zicht te krijgen op de problematiek, want de provincies beweren en dat is ook feitelijk zo denk ik, dat zij al meer beschikt hadden dan het Rijk op dat moment beschikbaar had. Dat deden zij in de veronderstelling dat er meer geld zou komen vanuit het Rijk. Dus ze zitten op achterstand en bovendien moet die bezuinigingen gerealiseerd worden. Die onderhandelingen lopen tot op de dag van vandaag en dat is nog niet opgelost, maar wij hopen dat er medio dit jaar helderheid ontstaat. Dan is voor ons de vraag wat dat betekent voor de tweede bestuursovereenkomst en voor de realisatie van onze doelen. Natuurlijk zullen wij met die nieuwe wereld om moeten gaan, maar dat moet uiteraard blijken uit wat de provincie aanbiedt aan de waterschappen en wat wij daarover weten uit te onderhandelen met de provincie. Dan komt er een nieuwe werkelijkheid en komen wij met nieuwe voorstellen. Wij zitten nu echt in een lastige situatie, geen grondaankopen al een half jaar en geen beschikkingen meer. Dat neemt overigens niet weg dat wij alles stil hebben gelegd, want wij hebben het drukker dan ooit. Alle beschikkingen en alle grondaankopen die wij al wel hadden gedaan, zijn nu volop in uitvoering. Wij hebben gelukkig nog veel realisering op dit moment, maar er dreigt een gat te ontstaan en daar zullen wij voorstellen voor moeten
-9-
doen. Misschien wat uitgebreid, maar dit is iets wat veel provincies en waterschappen op dit moment bezighoudt, evenals terreinbeheerders en alle anderen die zich druk maken over natuur, landschap en waterdoelen uiteraard. Geen behoefte aan een tweede termijn? Dat blijkt niet zo te zijn. 4.g.
Voortgang implementatie inzake het beleid met betrekking tot het beheer en de verantwoording van de relaties met Verbonden partijen
De heer Withagen: Voorzitter. De controle door het DB van Verbonden partijen is een probleem dat bij dit soort besturen voortdurend voorkomt. Het is heel lastig om als AB een DB dat al of niet aan het stuur van een Verbonden partij zit, te volgen. Het is lastig om de verantwoordingsstukken zoals begroting en rekening van de verbonden organisatie, goed te integreren in de controle van de eigen jaarstukken. In veel gevallen zie je dan ook dat het AB twijfels heeft over of men in control is over Verbonden partijen en of je hetzelfde gevoel hebt over Verbonden partijen als wat je hebt over je eigen organisatie. Wij zouden u als CDA-fractie willen adviseren te komen tot een model rondom de management letter, waarbij systematisch de Verbonden partijen in een bepaalde toko aan bod komen en een keer per jaar een wat fundamentelere discussie voeren, op een moment dat alle Verbonden partijen hun jaarstukken hebben ingeleverd, zodat wij een totaaloverzicht krijgen. Wij moeten in ieder geval een model vinden waarbij binnen het AB de controlfunctie op de Verbonden partijen beeld krijgt, anders blijft dat een voortdurend probleem. De heer Schots: Het DB onderkent het probleem dat u ter tafel legt en overigens niet voor de eerste keer. Hier en in de commissie heb ik het ook al een aantal keren uit uw mond mogen vernemen. De notitie die voorligt, geeft aan dat wij serieus aandacht besteden aan dat onderwerp. De afdeling Juridische controle binnen het waterschap heeft een soort intern framework gemaakt wat voor elke Verbonden partij de leidraad is om haar vanuit het waterschap in de gaten te houden. Een onderdeel is dat voor elke Verbonden partij een DB-lid primair aangesproken kan worden. Die lijst is verdeeld en hebt u bij de stukken gezien. Elke Verbonden partij heeft op ambtelijk niveau een account manager die de linking pin is naar de ambtelijke organisatie van de Verbonden partij, juist om ervoor te zorgen dat cruciale informatie zo snel mogelijk doorstroomt naar de moederpartijen. Die constructie is op het moment in opbouw. De account managers zijn aangewezen en vervullen hun rol op dit gebied. Dat is ook een groeiproces, zeker als het gaat over Verbonden partijen die zelf nog in ontwikkeling zijn, zoals de belastingsamenwerking en Aquon. Wij zijn druk bezig om dat mechanisme verder in te vullen. Het uitdrukkelijke voornemen is om u als AB in de management letters met regelmaat systematisch over elke Verbonden partij te rapporteren. Als er niks te melden is, dan staat dat vermeld. Aan de andere kant heb ik zorg over het binnen redelijke perken houden van de omvang van de management letter, want niets is gemakkelijker dan deze tot honderd pagina’s te laten uitgroeien, maar daar bent u ook niet bij gebaat, want dan geeft het geen inzicht meer op de hoofdlijnen. Wij zijn er volop mee bezig. Ik ben het met u eens dat af en toe een fundamentele discussie over de Verbonden partijen in het AB op zijn plaats is. Ik denk alleen dat het niet zinvol is om dat aan de jaarrekening te koppelen, want dat is alleen maar terugkijken naar dingen die gebeurd zijn. Ik denk dat het beter is om dat bij de begrotingen van de Verbonden partijen te doen, want dan heb je het zicht op het komende jaar en de periode daarachter en kun je door middel van de zienswijzen die ons gevraagd worden om in te dienen, nog wat bijdragen aan de definitieve versie van die begroting. Het is een ontwikkeltraject, dat realiseert het DB zich. Met het toenemende aantal Verbonden partijen zal dat nog wel even zo blijven, maar wij proberen strak de vinger aan de pols te houden met behoud van ieders verantwoordelijkheden. Elke Verbonden partij heeft een eigen AB of aandeelhoudersvergadering en die vervult daar de primaire toezichtsen controlrol en wij zitten daar natuurlijk op het tweede plan. 4.h.
Handreiking Projectmatig Werken vervangt de leidraad Projectmatig werken
Mevrouw Franssen: Voorzitter, een korte vraag. U vervangt de leidraad door een handreiking Projectmatig Werken. Daar kunnen wij ons van alles bij voorstellen, maar u hebt het ook over de afspraken die gemaakt worden en de rollen en taken en hoe het uitgevoerd moet worden. Is dat alleen intern vastgelegd of wordt in zo’n project ook de rol van de gemeente en provincie met wie je samenwerkt, vastgelegd? De heer Schots: De handreiking is primair een werkdocument voor projectleiders binnen het waterschap en handvat voor hoe zij projecten moeten doen. Dat is een vrij gedetailleerde handreiking, waarin allerlei aspecten die bij een project een rol spelen, systematisch de revue passeren, zowel over het proces zelf als over de verantwoording en rapportage daarover, wie mag wat beslissen, hoe moet een projectdocument eruit zien, hoe moeten zij gearchiveerd worden. Een onderdeel van het document is het vastleggen van afspraken met externe partijen die in een project participeren, zij het dat je natuurlijk op een gegeven moment als een afspraak een bestelling of aanbesteding is, je terechtkomt in de richtlijnen rondom het aanbestedingsbeleid. Dat is verbond met de Handreiking Projectmatig Werken, maar is daar op zichzelf geen onderdeel van. De samenwerking met derde partijen direct in het project vind je in de richtlijnen van de handreiking terug. Voor zover het betreft het aangaan van verplichtingen, kom je op een aanpalend vlak dat door een andere handreiking en ander beleid geregeld is.
-10-
4.i.
Milieurendement en effectiviteit van IBA’s
De heer Van der Aa: Voorzitter, bedankt voor de toelichting, waar wij een paar vergaderingen geleden om gevraagd hebben. Wij missen echter een stukje kwantitatieve onderbouwing. Wij zien een kwalitatieve beoordeling zoals in het algemeen niet of voor een groot deel wel of behoeft verbetering voor een deel, enzovoorts. De vraag is, waarom hebt u de kwantitatieve informatie hier niet bij weergegeven? Er staan onderaan de pagina acties vermeld en de eerste actie is dat de gemeenten de oorzaak van het minder goed functioneren wegnemen. Dat is een goed streven, maar hoe doen zij dat dan? Gaan zij repareren? Om er een beeld bij te hebben. Bij punt 4 staat, wij volgen de landelijke ontwikkelingen, zoals het bijstellen van de eisen, enzovoorts. Is daar wel voldoende budget voor? Mevrouw Pijnenburg: Voorzitter, voor mij is de vraag ook een kwantitatieve, maar dan met name hoe relevant is dit en hoe vaak komt dit voor, want daar heb ik niet direct een beeld bij. Over hoeveel IBA’s hebben wij het eigenlijk en in hoeverre is dit een probleem? Graag een onderbouwing daarbij. De heer Schots: Ik kan er een paar dingen over zeggen en moeiteloos kunt u er dan vervolgens vragen over stellen die ik niet kan beantwoorden, maar dat zien wij dan wel. In ons verzorgingsgebied hebben wij ongeveer achthonderd (800) IBA’s die vooral in het landelijke gebied liggen en daar ooit geïnstalleerd zijn om in de bebouwing de lozing van afvalwater mogelijk te maken. Het is een relatief klein belang in de totale afvalwaterlozing in het hele verzorgingsgebied. Zij zijn er nu eenmaal en dus heb je de zorg voor beheer en onderhoud en het functioneren van die dingen. De investering in die dingen is destijds door de betreffende gemeenten verricht. Dat heeft ongeveer een investeringsbedrag van vijfentwintig honderd (€2.500) tot drieduizend euro (€3.000) gekost. De afspraak is gemaakt dat de gemeenten voor de financiering en technische uitvoering zorg zullen dragen. Dat is dus niet de verantwoordelijkheid van het waterschap. Ten aanzien van beheer en onderhoud is afgesproken dat het waterschap dit organiseert en destijds is de keuze gemaakt om dat middels een aanbestedingsprocedure aan externe aannemers uit te besteden. De kosten die dat beheer en onderhoud met zich meebrengen, worden fifty/fifty door het waterschap en de gemeente gedragen. Het waterschap betaalt deze kosten uit de zuiveringsheffing die wij incasseren. Wanneer je het over een meerpersoonshuishouden hebt, dan heb je het over drie VE’s die ook die mensen betalen, want die last is hetzelfde als wanneer men gewoon op de riolering loost. Grofweg de helft van het bedrag hebben wij nodig voor de directe zorg van het beheer en onderhoud en de rest is dekking van algemene kosten ten gevolge van de lozingen. De constatering is dat het functioneren van de IBA’s op een aantal plekken niet helemaal vlekkeloos verloopt. Er is onderzoek naar gedaan samen met de gemeenten en er is geconcludeerd dat in een aantal gevallen bij de aansluiting destijds dingen niet goed gegaan zijn of aangepast moeten worden. Afgesproken is dat de gemeenten dat doen voor eigen rekening. Een aantal gemeenten heeft dat al gedaan en een aantal gemeenten is er nog mee bezig. Met een gemeente loopt nog concreet overleg over hoe dat precies moet gebeuren. Voor wat beheer en onderhoud betreft, staan wij als waterschap aan de lat en hebben wij een onderhoudscontract met externe aannemers en lossen wij klachten op wanneer die zich voordoen. Een gedeelte van de zuiveringsheffing, de helft ongeveer, is toereikend om de kosten die dat met zich meebrengt, te dekken. Het is met andere woorden geen big loser, maar ook beslist geen winner. Het belang van de afvalwaterlozing is ten opzichte van de totaliteit zo gering, dat je je niet heel veel extra kosten meer kunt veroorloven om het functioneren te verbeteren en daarbij een minimaal nauwelijks nog te herkennen extra milieurendement te behalen. Dat is de afweging die het waterschap maakt om er nog extra tijd en geld in te stoppen. Wij houden de landelijke ontwikkelingen in de gaten en dat houdt in dat wij met onze collega-waterschappen overleggen over hoe zij dat doen. Wij hebben geconcludeerd dat wij zeker niet achter lopen. Wij stoppen er niet veel effort in, dus in budgettaire termen heeft dat nauwelijks substantiële betekenis. Mevrouw Pijnenburg: Mijnheer Schots, ik had zoveel antwoord op een dergelijke vraag niet verwacht! 4.j.
Overzicht van bevoegdheden van het DB en controle- en rapportagetoleranties van de accountant
De heer Van der Aa: Voorzitter. Twee puntjes bij dit stuk. Bij het vierde aandachtspuntje staat hier in de mandatering: “Het af- en overschrijven van door het AB geautoriseerde kredieten van activiteiten die deel uitmaken van een gebiedsgericht project.” Onze vraag is concreet of dit binnen één project geldt met een accent aigu en niet binnen een project. Het kan dus nooit één project overschrijden. Een tweede vraag, bij het eerste streepje staat “Het goedkeuren van voorbereidingskredieten tot een miljoen euro (€1.000.000) per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn van 10% (tien procent) van de geraamde projectkosten in het investeringsplan”. Welk stuk wordt er bedoeld anno 2011 met het investeringsplan? De heer Schots: Het accent aigu is juist, zowel taalkundig als inhoudelijk. Het investeringsplan is het plan van projecten en investeringen dat u bij de kadernota goedkeurt. Vroeger hadden wij een investeringsplan
-11-
dat wij pas op het einde van het jaar met de begroting goedkeurden en daarvan hebben wij toen gezegd dat dat de verkeerde plek was in de P&C-cyclus. Het investeringsplan moet naar voren komen en dat is toen aan de kadernota gekoppeld. De investeringen die in de kadernota zijn meegenomen, die bedragen hanteren wij bij het vaststellen van de 10% (tien procent) bij het eerste streepje. De heer Van der Aa: Ik ben enigszins verbaasd, want de kadernota is net behandeld en de kadernota heet niet het investeringsplan. Ik heb bij de kadernota niet de totale investeringslijst gezien, ook buiten de gemandateerde investeringen. Hebben wij dan een bijlage moeten bekijken? De voorzitter: Ik schors de vergadering voor een paar minuten om dat helder te krijgen. Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Schots. De heer Schots: U bent nu natuurlijk allemaal buitengewoon benieuwd naar mijn antwoord. Het is een betrekkelijk simpel antwoord, waar wij zelf niet helemaal tevreden mee zijn. De detailstaten van het investeringsplan waar u naar vraagt, zijn aangeduid als bijlagen die ter inzage liggen bij de concernstaf bij het agendapunt 3.c., namelijk het stuk van de mandatering van de instandhoudingsinvesteringen. Die cijfers zijn één-op-één ondergebracht en onder de kadernota gelegd. Wij vinden zelf ook dat dit een omweg is om de investeringen die aan de kadernota hangen, bij u neer te leggen, dus wij gaan voor de volgende ronde kijken om meer een directe koppeling met de kadernota te maken en niet een indirecte koppeling met dit mandaatbesluit. Zowel de kadernota als het mandaatbesluit zijn openbare stukken, maar wij willen even kijken vanwege vertrouwelijkheids- en commerciële redenen of wij inderdaad als integraal onderdeel van de kadernota alle voorgenomen investeringen en de daarbij behorende bedragen moeten opnemen. Wij zullen dat op een verantwoorde wijze doen, zodanig dat de transparantie naar u gewaarborgd is en aan de andere kant de zakelijke belangen van het waterschap niet op voorhand te grabbel komen. Uw opmerking was terecht en wij zullen daar in de volgende ronde lering uit trekken. De heer Van der Aa: Even ter verheldering. De heer Schots zegt de volgende ronde. Is dat volgend jaar of kunnen wij in de eerstvolgende vergadering kennis nemen van het investeringsplan, de lijst waar ook de ontwikkelingsinvesteringen bij staan? Dat is mij niet helemaal helder, want 3.c. gaat alleen over de instandhoudingsinvesteringen en ik wil niet zeggen dat ik op het verkeerde been ben gezet, maar op dat been stond ik in ieder geval bij 3.c. De heer Schots: Voorzitter, bij 3.c. staat – ik wil niet vervelend doen – dat de detailstaten van het investeringsplan 2012-2016 ter inzage liggen bij de concernstaf, dat is het stuk waar wij het nu over hebben. Bij 3.c. staat dat als bijlage bij uw stuk zijn toegevoegd, punten 1, 2 en 3. Het stuk waar u op duidt, ligt ter inzage en ik zal zorgen dat het nog even ter inzage blijft liggen. Wat ik bedoelde met de volgende ronde, is de volgende kadernotaronde, dat wij dan zullen kijken om de koppeling aan de kadernota op een wat logischer manier te doen dan dit. De heer Withagen: Dit punt ontstond, omdat 4.j. een overzicht van bevoegdheden van het DB geeft en de controle- en rapportagetoleranties van de accountant. Daar hebben wij om gevraagd en dat hebben wij netjes gekregen. Het staat er netjes op. Dat was het oorspronkelijke stuk waar wij naar keken. Wat ons opvalt, is dat op 3 december 2008 het bestuur in zijn laatste periode van zijn functioneren, zowel naar de accountant als naar het DB toe een geweldige mandatering heeft geponeerd, want beide stukken zijn geagendeerd op 3 december 2008 en hebben een mandaatbevoegdheid. Als je die mandaatbevoegdheid van het AB aan het DB bekijkt, dan schrik ik. In de zin van dat ik nogal wat vlieguren heb in bestuurlijk Nederland, maar zo’n mandatering heb ik nog niet onder ogen gekregen, zoals de post onvoorzien die is gemandateerd aan het DB. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt dat een AB zijn post onvoorzien mandateerde aan het DB. Ik heb een beetje het gevoel dat wij hoognodig de mandatering van 3 december 2008 opnieuw op zijn merites moeten beoordelen. Bij elke overschrijding is tien procent (10%) marge ingebouwd. Soms geldt die bij twee posten en dan wordt het twintig procent (20%), want dat is cumulatief. Ik heb de indruk dat deze mandatering door het vorige bestuur – en sorry voor iedereen die hierin zat – op een van zijn laatste vergaderingen wel erg gemakkelijk is uitgereikt. De heer Van den Broek: Het vorige bestuur heeft dat grondig bestudeerd en heeft een weloverwogen ja gezegd. De heer Withagen: Misschien is het dan verstandig dat dit bestuur het evenzeer een keer grondig bestudeert en met een nieuw mandaat komt. Voorzitter, ik vind dat wij het een keer moeten bekijken. De voorzitter: Duidelijk moet zijn dat het DB hier geen behoefte aan heeft, dus dan moet het signaal uit het AB komen. De heer Withagen: Daar gaan wij aan werken.
-12-
De voorzitter: Oké, zullen wij dat dan afspreken vanavond? De heer Van der Aa: Ik kom nog even terug op de instandhoudingsinvestering. U zegt, volgend jaar gaat het anders en dat snap ik ook wel. Wij hebben dus bij 3.c eigenlijk het besluit genomen dat het AB instemt met het bijgaande overzicht van instandhoudingsinvesteringen. Mijn vraag is of wij als wij de kadernota vastgesteld hebben, dan voldoende duidelijkheid hebben over het fiat van het AB voor het investeringsplan. De voorzitter: De functie van de investeringslijst is om de lasten die daaruit voortvloeien, te verwerken in de cijfers qua volume in de kadernota. De investeringsvoorstellen komen allemaal nog in het AB en dan maakt u de afweging of u die investering wilt doen. U wordt niet impliciet gebonden door een bijlage, maar het is een belegstuk om het volume dat wij in de jaarstukken moeten opnemen, te kunnen bepalen. Nogmaals, ze komen allemaal terug. De heer Jackson: Voorzitter, ik heb eigenlijk een vraag voor de heer Withagen. Uw opmerkingen doen ons deugd en daar staan wij honderd procent (100%) achter. Wij vinden het ook noodzakelijk dat hier een kritische evaluatie van gaat komen en wij vragen, u bent de grootste coalitiefractie, of u hiervoor met een agendavoorstel komt. De heer Withagen: Ik ga kijken of ik een meerderheid bij elkaar kan krijgen om toch te komen tot een herziening. 4.k.
Stand van zaken leidingbreuk rwzi Bath d.d. 27 mei 2011 met betrekking tot technische noodmaatregelen en hieraan verbonden kosten
De voorzitter: Dit stuk lag vandaag op uw bureau. 4.l.
Oplevering Bergschot in verband met einde huurovereenkomst
De voorzitter: Ook dit lag vanavond op uw bureau. Besloten: Het AB neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
5. 5.a. 5.b.
Ingekomen stukken Markant milieuvereniging ‘Openstellen parkeerterrein in de weekenden en op feestdagen’ en antwoord DB Brief fractie PvdA ‘Ernstige verontreiniging van de Aa of Weerijs in Zundert’ en antwoord DB
De heer Jackson: Voorzitter. Allereerst onze dank voor de uitgebreide beantwoording en ook de toezending van de monitoring, het rapport. Na uw uitgebreide beantwoording hebben wij nog een aanvullende vraag. Op de eerste plaats willen wij benadrukken dat wij het goed vinden dat u hiervoor een samenwerkingsproject bent gestart en dat alle betrokken partijen benaderd zijn om dit probleem aan te pakken. Op basis van consensus is altijd het beste scenario. U geeft in het interview aan dat u vrij machteloos staat tegenover het gebruik van verboden bestrijdingsmiddelen en u geeft ook aan dat wij de controle doen, maar het optreden bij overtredingen is een taak van het nVWA, voorheen AID. Wij vragen ons af hoe wij ons dat concreet moeten voorstellen. U constateert een overtreding, seint u dan het nVWA in om sancties te treffen en zo ja, welke? Wat doet u als het nVWA het erbij laat zitten? Dat is niet helemaal duidelijk, dus als u wat opheldering kunt geven, graag. De voorzitter: Dan spreekt u over het handhavingsbeleid van het waterschap. De rollen zijn bepaald in de wetgeving. Wij proberen hier duidelijk te maken dat het waterschap weliswaar gaat over de waterkwaliteit, maar niet alle instrumenten heeft via de wetgever om daaraan te werken en dat ook andere partijen, de sector voorop, en andere overheden daar een rol in hebben. Gelukkig hebben wij met deze organisatie en overigens ook met overige organisaties zoals gemeenten, intensieve samenwerkingen. Wij gaan ook vaak samen op pad en benutten elkaars oren en ogen. In die zin zullen wij dat, als wij dat constateren en het is een bevoegdheid van de AID - om de oude term te gebruiken - doormelden. Als die weigeren, dan heb je in beginsel de bevoegdheid zoals elke burger, om handhaving te verlangen. Ik ken geen situaties waarbij wij dat aan de orde hebben gehad. Dus ik ga ervan uit dat ook die overheid collegiaal reageert als wij dat vragen. 5.c.
Brief fractie Algemene Waterschapspartij ‘Checklist succesfactoren voor een adequate scholing/cursus/workshop’ en antwoord DB
-13-
5.d.
Vragen fractie Water Natuurlijk ‘Rioolwater in de Westerschelde’ en antwoord DB
De heer Schreuders: Ik heb namens onze fractie een aantal opmerkingen, die ook een beetje raken aan agendapunt 4.k., maar het leek mij handiger om dat bij een agendapunt te behandelen. Wij vinden het opmerkelijk dat wij het nieuws en de vervolgfase van deze calamiteit vooral via de pers hebben moeten vernemen, terwijl de consequenties toch behoorlijk zijn. Wij zouden willen vragen om op zo’n manier op de hoogte te worden gehouden van dergelijke calamiteiten als gehanteerd bij Chemie-Pack. Wij hebben een vraag die ook enigszins samenhangt met agendapunt 4.k. Welk risico lopen wij op mogelijke schadeclaims met de overstorten, omdat gemeenten hun geplande projecten niet kunnen uitvoeren, zoals inspecties en vervanging van riolering? Nog een opmerking over pagina 2 van de brief van het DB. Daar wordt stilgestaan bij het feit dat de locatie waar deze breuk heeft plaatsgevonden, niet is aangemerkt als risico. Dat intrigeert ons wel, want al eerder is hier aan bod geweest dat wij een aantal investeringen in persleidingen en andere maatregelen voor de afvalwaterketen hebben voorzien van een hoger profiel en risico. Onze vraag daarbij is, als dit niet als risico wordt aangemerkt en het gebeurt toch, hoe hoog zijn dan de risico’s wel niet, die wel zijn aangemerkt als risico? Daar willen wij graag antwoord op hebben. De voorzitter: Vanuit de calamiteit geredeneerd hebben wij geprobeerd u als AB-lid zo goed mogelijk op de hoogte te houden door alle persberichten die wij uitbrachten, onmiddellijk op extranet te zetten, dus voor u beschikbaar. De eerste kans hebben wij vanavond en hebben wij een mededeling voor u, dat is agendapunt 4.k., waarbij wij u proberen te informeren over de stand van zaken. Wij doen ons best om u op de wijze zoals bij Chemie-Pack, te informeren. Risico’s op schadeclaims van gemeenten. Wij zitten in een calamiteit en wij doen ons stinkende best de zaak zo snel mogelijk te normaliseren, maar zo snel mogelijk kan best driekwart jaar zijn. Wij vertrouwen erop dat er vanuit de snelste aanpak van de calamiteit er geen titel is voor claims. Bovendien hebben wij vanaf de eerste dag, maar zeker vanaf het moment dat wij de zuivering provisorisch in werking gesteld hebben, bestuurlijk en ambtelijk contact gehad met de gemeenten en wij hebben zoals ik het toen genoemd heb, een vliegende kiep georganiseerd, zodat mensen van het waterschap stande pede beschikbaar zijn om als er een overstort is, te kijken wat de gevolgen zijn en wat er gedaan moet worden, beluchten of reinigen. In die zin zijn wij zeer klantgericht richting gemeenten en verwachten ook wel dat er vooralsnog geen claims zullen zijn. Het grootste risico is dat de maatschappij erop gaat reageren en dat kan natuurlijk altijd weer lastige situaties met zich meebrengen. Het is niet anders, wij hebben de pijp aanvankelijk provisorisch weten te repareren en dat heeft een heel beperkte capaciteit. Wij hopen eind deze week, begin volgende week een bypass te hebben en dat geeft enige verruiming van capaciteit, maar nog lang niet de uiteindelijke. De uiteindelijke wordt nu voorbereid en dat gaat lang duren. Dat kan niet geforceerd worden, maar door goed te communiceren, er dicht op te zitten en te tonen dat wij gemeenten willen helpen en ook willen meedenken over hoe je je rioleringsstelsel en overstortsituatie kunt sturen naar plekken die voor burgers en milieu het minst belastend zijn. Voor het risicoprofiel kijk ik naar de heer Schots. Wij hebben risicoprofielen gemaakt en daarbij is andermaal gebleken dat er geen slijtage aanwezig was op onze persleidingen. Op dit deel blijkt dat er nu toch te zijn, maar er zijn verklaringen voor waarom het hier mogelijk wel is en niet op andere plaatsen. Ongetwijfeld gaan het DB en de organisatie in gesprek over het risicoprofiel en of wij dat scherp genoeg hebben gemaakt en of het iets moet betekenen voor de toekomst. Daar zullen wij dan eventueel op terugkomen. Besloten: Het AB neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan. 6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’ e.a
De voorzitter: Het droogt een beetje op, maar ik wil even wijzen op de regiobijeenkomst die de Unie volgende week organiseert en gelukkig heeft een aantal mensen van u zich aangemeld, want daar wordt intensief gesproken over het belastingstelsel voor de toekomst. Ik denk dat u daar behoorlijk invloed kunt hebben en ik doe graag een oproep om daarbij aanwezig te zijn. De Spoedwet is door de Eerste en Tweede Kamer vastgesteld en wij hebben een technische vraag beantwoord. Deze zal vandaag of morgen in werking treden en wordt daarmee qua muskusrattenbestrijding en het hoogwaterbeschermingsprogramma een verplichting. Ik denk dat dit de actuele zaken zijn die ik nog even wilde melden. De heer Schots: Mag ik nog een ding opmerken over de meeting over het belastingsysteem van volgende week? Het is niet een exclusieve uitnodiging voor ons waterschap, maar het is een regiobijeenkomst van de Unie. De concernstaf is er erg bij gebaat als u zich officieel per e-mail aanmeldt, zodat iedereen die komt, ook koffie krijgt en zo. 7.
Stand van zaken ‘Brand Chemie-Pack Moerdijk’
De voorzitter: Wij hebben een notitie voor u beschikbaar gesteld. Ik heb daar op dit moment niet veel aan toe te voegen. Daar neemt u kennis van.
-14-
8.
Rondvraag
De heer Van der Aa: Voorzitter, wie mooi wil zijn moet pijn lijden, dat gezegde heb ik wel eens gelezen. Ik refereer aan de EVZ Dongen om Dongen. Er heeft vandaag in het Regiokatern bij ons een stuk gestaan, in BN De Stem. Ik wil even melden dat het afgelopen halfjaar er veel is gebeurd bij de uitvoering van het project, maar nu ziet het er al redelijk schitterend uit en is het ook voor de recreanten een welkome EVZ. Ik wil even onder uw aandacht brengen dat dat gewaardeerd wordt. Een tweede vraag betreft de grote brand bij het grenspark De Zoom/Kalmthoutse Heide. Zijn er bijzonderheden te melden over het watersysteem op de Brabantse Wal, zoals over de kwaliteit van het water of anderszins? De heer Van der Kallen: Daar kunnen wij alleen maar blij mee zijn. Wij hopen dat wij binnen afzienbare tijd ook met de volgende fase aan de slag kunnen. Daar loopt een verwerving en dat hopen wij op dezelfde manier uit te voeren. Het gaat er niet hetzelfde uitzien, maar hopelijk krijgen wij ook complimenten uit de omgeving, want daar gaat het ook om, dat ook daar de kwaliteit wordt gerealiseerd, zowel voor de beestjes en de mensen en recreanten. Wij denken dat dat heel goed mogelijk is. De voorzitter: Ten aanzien van Kalmthout, ik heb er qua calamiteit geen betrokkenheid bij, dus ik denk dat dat meevalt en ook de heer Coppens kan er niets van melden, van het watersysteem. Het zal meevallen qua gevolgen. De heer Wijnen: Voorzitter, wij hebben vorige week een vergadering gehad van de commissie Watersystemen en ‘s middags hebben wij een excursie gehad. Het was zeer interessant en wij hebben een buitengewoon goede voorlichting gehad van de deskundigen, die vanuit dit huis met ons meegegaan zijn. Dan komen wij toch tot twee vragen. De algemene opinie was de volgende. Wij hebben de waterbergingen bekeken en wij concluderen dat deze zeer ondiep zijn om het water op te vangen. Wij gaan er nog steeds vanuit dat wanneer je iets gaat maken om water te bergen, je de diepte ingaat en niet alleen in de vlakte. Het zou beiden kunnen natuurlijk. Het ziet er keurig netjes uit, maar wij vonden allemaal dat het heel ondiep is. Het tweede is, dat is om Breda droog te houden en dat project kost bij elkaar twaalf miljoen euro (€12.000.000), het zij zo, daar hebben wij ja tegen gezegd, maar wij begrijpen eigenlijk niet dat bij een hoge waterstand eerst het beekdal, dus de agrarische gronden en de kwekerijen, onder moet lopen, alvorens men het water naar de waterbergingen leidt. Dat vonden wij zo onlogisch en dat begrijpen wij niet, gezien de investeringen en de gelden die ermee gemoeid zijn, dat wij eerst de agrarische gronden onder laten lopen en dan pas de sluizen zover openzetten, in dit geval waren het roestvrij stalen balken die op die hoogte waren ingesteld, en dat het water dan pas naar de waterberging liep en dat dit niet andersom gebeurde. Niettegenstaande, het was zeer interessant. De heer Coppens: Voorzitter. Het was inderdaad een interessante discussie tijdens de excursie. Ik denk dat het goed is geweest om daar te zijn gaan kijken. Dat je daar een beetje vreemd van opkijkt, kan ik ook plaatsen. De uitleg was perfect, denk ik, wij weten heel goed waar dat ding voor weggelegd is. Als je er meer praktisch naar kijkt, om draagvlak in het gebied te krijgen, zou het handig zijn om het zowel voor Breda te gebruiken als voor het gebied zelf. Ik wil dat graag een keer meenemen naar het DB om dat aan de orde te stellen. De voorzitter: Ik dacht dat mevrouw Dielissen die vraag zou beantwoorden, maar de vraag is waarom zij niet dieper kunnen zijn. De heer Coppens: Dat kan wel, maar daar is extra geld mee gemoeid. De intentie van de waterberging was om voor Breda een sloot water die in aantocht is voor de stad, tijdelijk te bergen. Dat is wat wij doen, het water bovenstrooms bergen en geleidelijk weer afvoeren. Dat is daar letterlijk in de praktijk toegepast met daarbij de wetenschap – en dat is ook gebleken in november van het afgelopen jaar – dat het gebied daar eerst onderloopt, terwijl Breda nog niets merkt. Eens in de zoveel jaar wordt die waterberging een keer voor Breda gebruikt. Het kan anders, want dat is een kwestie van een paar meter uitgraven, zodat het eigen gebied ontlast wordt. Dan blijft de schijf voor Breda hetzelfde, maar daar zijn kosten mee gemoeid. Mevrouw Dielissen: Op het eerste gezicht is het vreemd als de gronden die het dichtst bij de waterberging liggen, niet het eerst profiteren van het waterbergend vermogen. Die waterbergingen zijn aangelegd vanuit de visie op de Mark als geheel, de overstromingsrisico’s en waar er mogelijkheden zijn om die overstromingsrisico’s terug te brengen. Die waterbergingen kunnen dan stroomopwaarts of stroomafwaarts zijn, de vierde bergboezem is er een voorbeeld van, dus op een heel andere plek dan waar het overstromingsrisico ontstaat. Dat verband is anders. Ten tweede gaat het ook om het goed managen van de hoogwatergolf. Je moet ervoor zorgen dat de golf goed gemanaged wordt, zodat niet de waterberging al benut is voor de overlast waar het niet zo erg is, maar dat het daadwerkelijk benut gaat worden als er inderdaad een golf achteraan komt die je ook kwijt moet. In eerste instantie is dit dus ingestoken vanuit het watersysteem voor de Mark als geheel. Zou het vanuit het watersysteem vereist zijn, gelet op de normen,
-15-
om ook iets te doen voor wateroverlast voor de agrarische percelen, dan zou je aanvullende maatregelen moeten nemen. Dat is dan een volgende fase. De heer Wijnen: Ik volg de weg van de heer Coppens. Ik zou toch graag hebben dat het DB er samen met de deskundigen in huis een keer serieus naar kijkt. Het is toch onlogisch dat men die miljoenen uitgeeft voor de natuur, op zich geen problemen mee, maar dat het niet geschikt is om water in te bergen, want daar is het te ondiep voor, en dat eerst de agrarische gronden onderlopen ten opzichte van het gebied dat aangelegd is om water op te vangen. Dat is zo onlogisch, dat kun je niemand uitleggen. Wij begrepen er niks van, ik begrijp het nog steeds niet. Ik hoop dat er nog een keer naar gekeken wordt. De voorzitter: Dat is simpel, want wij zijn gehouden vanuit nationale normen om de stad droge voeten te garanderen in een één-op-honderd situatie, dus boven- en benedenstrooms hebben wij veel investeringen moeten doen voor de stad Breda en voor andere gemeenten om die norm te realiseren. Daar zijn deze voorzieningen voor getroffen en dat is kraakhelder volgens mij. Als vervolgens wordt gezegd dat er een wateroverlastproblematiek is voor de agrarische sector, maar dat weet ik niet precies, want zoals u weet hebben wij in beekdalen geen normen, dan is dat een eigenstandig vraagstuk. Je moet niet een investering die wij voor Breda gedaan hebben om de een-op-honderd te garanderen, voor iets anders gaan gebruiken. Wij kunnen er nog vele malen over praten, maar ik denk dat dat de redenering is. De heer Wijnen: Wij hebben niet gezegd dat wij tegen de investeringen zijn, maar op een andere manier kan hetzelfde gebeuren. De heer Vanlaerhoven: Een kleine aanvulling. Afgelopen vrijdag is afgesproken door de heren Meuleman en Peerdeman dat dit in ieder geval meegenomen wordt in een toekomstige fine tuning van het hele gebied. Dit heeft wel de bijzondere aandacht heb ik begrepen. De voorzitter: De beginselen blijven overeind. De heer Schreuders: Wij hebben onlangs een thema-AB gehad waarin onder andere de onderlinge omgangsvormen aan bod kwamen. Ik hoor net de heer Wijnen een opmerking maken in de richting van mijn afwezige fractievoorzitter. Ik zou de heer Wijnen willen vragen om dat niet te doen. Het is onnodig en het levert onnodige irritaties op en het draagt niet bij aan hetgeen wij met zijn allen hebben afgesproken om te verbeteren. De heer Wijnen: Ik heb bedoeld te zeggen dat wij als Water en Waterbreed ook akkoord zijn gegaan met de twaalf miljoen euro investeringen (€12.000.000). Wij zijn ook voor de natuur en dat heb ik bedoeld te zeggen. De voorzitter: De twaalf miljoen euro (€12.000.000) is voor de stad, hoor, en niet voor de natuur. De heer Hage: Voorzitter. Wij hebben een periode met droogte gehad en alle problematiek die hiermee samenhangt. De ingelanden in het buitengebied zijn op een geweldige manier van zoetwater voorzien, dat is een constante factor die aanwezig is geweest om te kunnen sproeien en de landerijen toch nog enigszins vocht bij te geven en het verbaasde ons dat er ontzettend weinig regenverboden nodig waren, want wij hebben constant door kunnen gaan, terwijl er toch weinig aanvoer was. Complimenten aan degenen die hiermee bezig zijn geweest, ook door het inzetten van extra pompen. Het zoetwater is goed gehandhaafd, met name in het peilgestuurde gebied. Er was nog een probleem. Op een zeker moment liep er zout water binnen bij de inlaat ?? [onverstaanbaar 2.01.00] met een te hoog chloridegehalte om te gaan beregenen. Nu weten wij wel dat wij niet alles in de gaten kunnen houden en water wordt niet alleen voor landbouw maar ook voor andere doeleinden ingelaten, maar ditmaal werd het water ingelaten om het landbouwgebied, de polder op peil te houden. Er zijn een paar fouten gemaakt, want een paar ondernemers hebben dat water toch gebruikt. Nou is de vraag van mijn fractie, als dat water toch ingelaten wordt voor het instandhouden van het peil, zou er een controle kunnen komen om te voorkomen dat er water met een te hoog chloridegehalte binnenkomt? Er is een website en daar zie je alle meetpunten staan, maar op de punten waar het zoutwater kan binnenkomen, staat geen meting. Een stukje hulp en handreiking aan degenen die het gebruiken, hetzij door een melding aan de organisaties die daarmee te maken hebben, zo van nu is het te zout, het kan niet meer en wij laten niet meer in of er moeten andere doelen zijn, zoals bevaarbaarheid, recreatie of natuur, die op een andere manier gediend moeten worden, dan ligt het anders. Hier werd water puur voor het peilbehoud ingelaten ten gunste van de landbouw. Ik wil dat voorleggen aan de heer Coppens, om stelling te nemen over hoe men hiermee om wil gaan en wanneer je het wel of niet inlaat en of er een melding kan worden gemaakt aan de degene die het gebruikt om te beregenen. Ik denk dan aan een soort gentleman’s agreement tussen het waterschap en de sectoren.
-16-
De voorzitter: Wij zitten nog volop in de calamiteit van de droogte. Er worden elke dag keuzes gemaakt en dan gebeuren er in de praktijk mogelijk dingen die in uw beleving iets anders hadden gekund. Wij zullen dat evalueren en indien daar reden voor is, worden er beleidskeuzes gemaakt voor volgend jaar en dan nodig ik de portefeuillehouder uit om daarover mee te denken. De heer Van den Broek: Voorzitter, is er al iets te melden over de resultaten van het toegezegde onderzoek om al of niet een tablet voor het AB ter beschikking te stellen? De voorzitter: Niet echt. De vraag is genoteerd, maar ik vraag begrip voor de drukte, ook in relatie tot de calamiteiten van dit jaar en veel overleg zoals over Chemie-Pack en alle andere zaken. Dit is even blijven liggen tot nu toe, maar wij proberen het een keer op te pakken. 9.
Sluiting
De voorzitter: Ik sluit hiermee de openbare vergadering om 21.30 uur. Bedankt en wel thuis. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 6 juli 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-17-
Zaaknr. : 11.zk03613 Kenmerk : 11IT008404 Barcode :
*11IT008404*
Actielijst algemeen bestuur versie 15 juni 2011 Uit vergadering
Actie
Tijdstip
AB 21 juli 2010 Toesturen AB rapport calamiteit rwzi Bath.
Zodra beschikbaar
AB 8 december Notitie inbrengen over peilbesluit in relatie tot verwerving van 2010 laatste hectare landbouwgrond in natuurgebied op vrijwillige basis en spiegelend peilbesluit in relatie tot verwerving laatste hectare natuur in een landbouwgebied.
Loopt
AB 8 december AB inzicht geven in kosten technische maatregelen peilbesluiten 2010 AB 8 december AB informeren over voortgang grondtransacties met betrekking 2010 tot EVZ Zwarte sloot.
AB 2011
AB 19 januari 2011 AB 16 februari 2011
AB-lid Jackson informeren over nazorg waterschapskring Made
Zo spoedig mogelijk
Ieder AB korte stand van zaken over afwikkeling calamiteit Moerdijk.
Elk AB
Toesturen analyse kosten centraal versus decentraal zuiveren
In een volgend AB
AB 16 maart 2011
Indien aan de orde.
AB 13 april 2011
Nagaan of het mogelijk is de kosten aanpassingen In een volgend AB sluiscomplexen bij optie 1 inzichtelijk te maken wanneer dit niet wordt aanbesteed.
AB 13 april 2011
In DB bespreken of bestrijding muskusratten onderwerp kan zijn voor een thema-AB
Loopt
Zaaknr. : 11.zk03613 Kenmerk : 11IT008408 Barcode :
*11IT008408*
Toezeggingenlijst algemeen bestuur 15 juni 2011, agendapunt 2 AB 9 juni 2010
Website extern laten toetsen
Loopt: voorjaar 2011
AB 15 september 2010
Na 1 of 2 jaar evaluatie van het vervoersplan en de acties rondom parkeren
2011 of 2012
AB 12 november 2010
Het AB informeren inzake ontwikkelingen op het gebied van handhaving van emissies door verboden soorten bestrijdingsmiddelen.
Loopt
AB 8 december 2010
Peilbesluiten worden pas effectief uitgevoerd als de bijbehorende technische maatregelen zijn tot stand gebracht.
Bij uitvoering peilbesluiten
AB 8 december 2010
Toekomstige voorstellen inzake grondtransacties zullen meer zekerheden bieden inzake daarmee samenhangende grond aan- en verkopen cq. ruilingen.
Toekomstige voorstellen grondtransacties
AB 19 januari 2011
AB toesturen kort evaluatierapport waterschap calamiteit Moerdijk inclusief antwoorden schriftelijke vragen.
Zodra beschikbaar
AB 16 februari 2011
AB op gezette tijden informeren over proces, uitvoering Op gezette tijden en halen van doelen van inrichtingsplan Weerijs-Zuid.
AB 16 februari 2011
Bij gebleken interesse bij de uitvoering van het inrichtingsplan Weerijs-Zuid, het AB een notitie doen toekomen met aandachtspunten particulier natuurbeheer.
Indien er sprake is van gebleken interesse bij uitvoering inrichtingsplan Weerijs-Zuid.
AB 16 februari 2011
Vrije discussie over verwerking lasten calamiteit Moerdijk
Bij behandeling begroting 2012
AB 16 maart 2011
Toesturen nota over hoe DB in de toekomst om wil gaan met MVO-beleid
In een volgend AB
AB 13 april 2011
Bij de aanpassingen sluiscomplexen zal kritisch worden bekeken welke maatregelen zelf kunnen worden gedaan.
Tijdens uitvoering project
AB 18 mei 2011
In de P&C-cyclus vanaf 2012 inplannen wijze gebundelde toezending evaluaties projecten
Begin 2012
AB 15 juni 2011
AB tijdig informeren over ontwikkelingen bij samenwerkingsverbanden.
Indien aan de orde.
Zaaknr. : 11.zk03613 Kenmerk : 11IT008262 Barcode :
*11IT008262*
Vergadering algemeen bestuur 6 juli 2011, agendapunt 2 Aanvang
: 19.30 uur
Plaats
: Kapelzaal, Hof van Bouvigne
Voorzitter
: J.A.M. Vos, dijkgraaf
Agendapunt 1.
Besluitenlijst algemeen bestuur 15 juni 2011 Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
2.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergadering van het algemeen bestuur van 18 mei 2011. Besloten: het algemeen bestuur stelt de gewijzigde notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van 18 mei 2011 vast.
3.
Nota’s ter besluitvorming
3.b.
Kadernota 2011 Besloten: het algemeen bestuur stemt in met de kadernota 2011 en het Investeringsplan 2012-2016 met de aantekening dat de fracties Water Natuurlijk, PvdA en Algemene Waterschapspartij tegen hebben gestemd.
c.
Mandatering instandhoudingsinvesteringen juli 2011 – december 2012 In het mandateringsbesluit van 3 december 2008 is geregeld dat de uitvoering van instandhoudinginvesteringen kleiner dan € 3 miljoen per investering jaarlijks aan het dagelijks bestuur worden gemandateerd. Het dagelijks bestuur krijgt hierbij tevens het mandaat om tot 20% van het in het investeringsbedrag opgenomen bedrag af en over te schrijven tussen gemandateerde investeringen. Op bijgaand overzicht staan de investeringen die voldoen aan de criteria voor mandatering. Op de lijst van investeringen staan projecten die vanaf juli 2011 in gebruik worden genomen de reden hiervan is dat het investeringsplan jaarlijks in juni/juli wordt vastgesteld. Besloten: Het algemeen bestuur stemt in met het overzicht van instandhoudinginvesteringen en mandateert het dagelijks bestuur voor de uitvoering van deze investeringen met de aantekening dat de fracties Water Natuurlijk, PvdA en Algemene Waterschapspartij tegen hebben gestemd.
3.d.
Beëindiging bestaande VAMIL lease bij SNB Door beëindiging van de VAMIL lease bij SNB is het mogelijk onnodige BTW kosten en daarmee kostenverhoging te vermijden. Om dit te bewerkstelligen moet een aantal stappen worden genomen. 1. De VAMIL lease van SNB wordt beëindigd. 2. De aandeelhouders nemen het juridisch eigendom én de verhuur van de installatie over. 3. De aandeelhouders gaan een fiscale eenheid aan met SNB. Hierna kan de verdere verhuur van de installatie vrij van BTW plaatsvinden. Beëindiging van de VAMIL lease sluit tevens aan bij de wens van een aantal aandeelhouders om de bestaande transacties, indien dit financieel verantwoord is, af te bouwen of te stoppen.
Besloten: Mede gelet op het feit dat de wijziging van de VAMIL lease geen gevolgen heeft voor het risico dat het waterschap loopt en zelfs een vermindering van het kredietrisico op het defeasance deposito met zich meebrengt, stemt het algemeen bestuur in met de beëindiging van de VAMIL lease, de overdracht van het juridisch eigendom én de lease van de installatie aan de aandeelhouders Brabantse Delta, De Dommel, Aa & Maas en Rivierenland en het aangaan van een fiscale eenheid van deze aandeelhouders met SNB, om de verdere verhuur van de installatie door deze aandeelhouders aan SNB vrij van BTW te laten plaatsvinden. 3.n.
Begroting AQUON 2012 Per 1 juli 2011 wordt de Gemeenschappelijke Regeling (GR) AQUON operationeel. De deelnemers werken zo goed als mogelijk conform de afspraken uit de Gemeenschappelijke Regeling. Voor de begroting 2011 was dit nog niet haalbaar, maar voor de begroting 2012 wel. Dat houdt in dat de begroting 2012 uiterlijk 15 juli moet zijn vastgesteld door het algemeen bestuur van Aquon. De deelnemers binnen de GR krijgen altijd de mogelijkheid om een reactie te geven op de concept begroting. Deze nota geeft hieraan invulling. De begroting 2012 is bijgevoegd. De nota begroting 2012 is geagendeerd parallel aan de nota ‘eerste begrotingswijziging AQUON 2011’ (11IT004714). Besloten: Het algemeen bestuur neemt voor kennisgeving aan de begroting 2012 AQUON. Het algemeen bestuur maakt gebruik van de mogelijkheid om een reactie te geven op deze begroting (brief 11UT005187).
4.
Mededelingen (te behandelen op 15 juni 2011)
4.a.
Samenvatting Bedrijfsresultaten zuiveringstechnische werken 2010
4.b.
Evaluatie aanbestedingen, juridische procedures en vastgoed transacties 2010
4.c.
Stand van zaken grondwaterbeheer
4.d.
Aanpassing Waterschapsbesluit aan Werkkostenregeling
4.e.
Verslag voorbereidingscommissie financiële jaarstukken
4.f.
Managementletter 2011-2
4.g.
Voortgang van de implementatie inzake het beleid met betrekking tot het beheer en de verantwoording van de relaties met verbonden partijen
4.h.
Handreiking Projectmatig Werken vervangt de Leidraad Projectmatig Werken
4.i.
Milieurendement en effectiviteit van IBA’s
4.j.
Overzicht van bevoegdheden van het dagelijks bestuur en controle- en rapportagetoleranties van de accountant
4.k.
Stand van zaken leidingbreuk rwzi Bath d.d. 27 mei 2011 met betrekking tot technische noodmaatregelen en hieraan verbonden kosten
4.l.
Oplevering Bergschot in verband met einde huurovereenkomst Besloten: Het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
5.
Ingekomen stukken (te behandelen op 15 juni 2011)
5.a.
Brief Markkant milieuvereniging ‘Openstellen parkeerterrein in de weekenden en op feestdagen’ en antwoord dagelijks bestuur
5.b.
Brief fractie PvdA ‘Ernstige verontreiniging van de Aa of Weerijs in Zundert’ en antwoord dagelijks bestuur
-2-
5.c.
Brief fractie Algemene Waterschapspartij ‘Checklist succesfactoren voor een adequate scholing/ cursus/ workshop’ en antwoord dagelijks bestuur
5.d.
Vragen fractie Water Natuurlijk ‘Rioolwater in de Westerschelde’ en antwoord dagelijks bestuur Besloten: Het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.
6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’ e.a.
7.
Stand van zaken ‘Brand Chemie Pack Moerdijk’
8.
Rondvraag
9.
Sluiting om 21.30 uur
-3-
Agendapunt 2a
Nummer : 11IT009290 Barcode : 11IT009290 Verslag van de vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta d.d. 6 juli 2011 om 19.30 uur te Breda, Kapel, Bouvigne. Aanwezig: De voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, P.A. Aertssen, P.H.M van den Berg, R. Boertjes, C.A.A. Coppens, J.H.C. Dielissen, C.B.M.E. Franssen, A.G.J. Haagh, M.P. Hage, H.B. Hieltjes, F. Jackson, E.J.M. de Jong-Stabel, L.H. van der Kallen, J.J. Kocx, F.C.J. van Noord, H.J.M. Poppelaars, A. Pijnenburg, J.A.J.P. van Riet, Th.J.J.M. Schots, J.A.M. Slenders, C.G. Schreuders, W. Spierings, A.J.C. Vanlaerhoven, B. van der Veer, A.A.F.M. Wijnen, L.C.A. Withagen Afwezig met kennisgeving: R.J.M. van den Broek, W.J.H. de Boer, J.J.M. van der Heijden, A.S. Verdaasdonk De secretaris-directeur: H.T.C. van Stokkom Notulist: H. Mutsaerts van Het Notuleercentrum 1.
Opening
De voorzitter: Ik open de vergadering. De heren Van den Broek, De Boer, Verdaasdonk en Van der Heijden zijn verhinderd. Mevrouw Franssen komt iets later. Spreekrecht: Er heeft zich niemand aangemeld voor het spreekrecht. Primus: Nummer 5, mevrouw De Jong. 2.a. Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergadering van het algemeen bestuur van 15 juni 2011 De voorzitter: Er zijn geen schriftelijke wijzigingsvoorstellen gedaan. De heer Schreuders: Er staat een aantal passages onderstreept in de tekst en dat lijken toezeggingen te zijn, maar deze komen niet terug op de actielijst, dus hoe moeten wij deze zaken interpreteren? De heer Hage: Bij mij staat er een geel gekleurd blokje bij dat ik onverstaanbaar was waarschijnlijk. Ik wil dat bij deze beter doen. Het ging over de inlaat Vossemeer. Even snel reageren op het feit dat het verhaal zo snel compleet is gemaakt, mijn dank daarvoor. De heer Wijnen: Naar aanleiding van pagina 15 en 16 een vraag. De commissie Watersystemen is op excursie geweest en het lijkt mij interessant om dit indien mogelijk op de agenda te plaatsen voor de commissie Watersystemen, om er een keer uitvoerig op in te gaan hoe de zaken in elkaar zitten. De voorzitter: Mevrouw Lauwerijssen, weet u de betekenis van de onderstreepte teksten?
1
Mevrouw Lauwerijssen: De onderstrepingen zijn voor intern gebruik bedoeld. Er is afgesproken dat de notulist ten behoeve van de concernstaf de passages die afspraken lijken te zijn onderstreept. De concernstaf gebruikt deze service om de actie- en toezeggingenlijst te maken. De voorzitter: Die komen dan niet één-op-één op de actielijst begrijp ik? Dat wordt nader uitgezocht. Mijnheer Wijnen, wij zijn niet gewoon om naar aanleiding van de notulen vragen te stellen, maar uw vraag is duidelijk. Bij mijn weten heeft de portefeuillehouder de vorige keer aangegeven dat wij in het DB ons zouden beraden over dat vraagstuk, dus ik neem aan dat wij dat binnenkort zullen doen. Dan kan dat mogelijk leiden tot behandeling in de commissie, maar wij moeten wel onderscheid maken tussen het werk van het DB en de commissie. Ik ga ervan uit dat de portefeuillehouder in het DB zal inbrengen hoe wij daarmee verder gaan. Besloten: het AB stelt de notulen van 15 juni 2011 en de besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) vast. 2.b.
Rapport ‘grote projecten’ Rekenkamercommissie
De voorzitter: In ons midden is de heer De Graaf, voorzitter van de Rekenkamercommissie aanwezig, welkom, en ik zie meerdere leden aanwezig. Mag ik u uitnodigen uw eerste rapport toe te lichten? De heer De Graaf: Voorzitter. Overigens zijn de interne leden ook aanwezig in de zaal. De eerste productie van de Rekenkamercommissie. Bij de start van een Rekenkamercommissie heb je altijd even een aanlooptijd nodig, omdat je allerlei regels moet gaan maken. Dat hebben wij ook gedaan en vanavond het eerste rapport. Het tweede rapport komt eraan en wij zijn gestart met het derde. De vaart zit er goed in. Ik heb even nagedacht wat ik zou gaan doen met dit rapport. Als ik het uitgebreid ga uitleggen, dan doe ik veel mensen die het goed gelezen hebben, tekort. Ik heb besloten even kort uit te leggen hoe de Rekenkamercommissie werkt en hoe wij gaan werken. Het meest simpele wat ik kan zeggen is dat wij uitgaan van een algemene vraag en daarbij altijd de medewerking vragen van iedereen die bij het waterschap betrokken is, het AB, het DB, de dijkgraaf, het ambtelijk apparaat. Op die manier zijn wij tot een groslijst gekomen van onderwerpen, waarover wij het zouden kunnen gaan hebben en daar keuzes in te maken. Op het moment dat wij dat doen, stellen wij een onderzoeksvraag en zetten daar deelvragen onder en maken tevens een normenkader, want als je geen normenkader maakt, dan kun je hetgeen je wilt, niet afmeten. Dat hebben wij in dit rapport gedaan. Wij hebben gekozen voor de grote projecten, waarvan wij er drie uitgekozen hebben op verschillende onderdelen in de organisatie en in het bestuur en boven een bepaald bedrag, want er lopen heel veel projecten. Wij zijn gaan kijken of de projecten binnen de afspraken - zeker naar het AB, want de Rekenkamercommissie is natuurlijk van uw AB - voldoen aan hetgeen afgesproken is over alles wat het AB betreft. Er zijn afspraken over budgetten en processen en die hebben wij in dat rapport vermeld, zonder te oordelen over hetgeen is afgesproken, want daar kun je heel lang over praten. Het is prettig om te merken dat er na een wat stroeve start een goede samenwerking met de organisatie is geweest. Nu kunnen wij met dit rapport constateren, ook nadat de bestuurlijke mening daarover gegeven is, dat er een bepaalde mate van overeenstemming bestaat tussen datgene dat het AB gaat doen en wat de Rekenkamercommissie gezegd heeft. Niet in alle gevallen zeg ik er direct bij. Ik zou zeggen, het is ons rapport, maar wij bieden het aan het AB aan en gaat u vooral daarover debatteren. De voorzitter: Zoals in de agenda staat aangegeven, veronderstellen wij dat u vanavond uw vragen vooral richt aan de voorzitter van de Rekenkamercommissie, zodat wij op 31 augustus het debat met het DB en onderling kunnen voeren. Wie wenst vragen te stellen aan de heer De Graaf? De heer Van den Berg: Voorzitter. Ik zal mijn vragen via onze voorzitter stellen aan de voorzitter van de Rekenkamercommissie. Onze fractie heeft technische vragen gesteld over dit agendapunt en wij vroegen de voorzitter van het DB hoe het nou zit met de spelregels ‘worden in grote mate nageleefd’. Het waterschap zelf zegt daarover verheugd te zijn en dat zijn wij natuurlijk ook, maar in de landelijke politiek hoorden wij van de week dat de zesjescultuur voorbij is en dat wij gaan voor de tien. Als sprake is van ‘in grote mate worden de spelregels nageleefd’ dan is er ook sprake van spelregels die niet worden nageleefd. Ik heb in eerste instantie die vraag aan de voorzitter van het DB gesteld en hij gaf mij in zijn antwoord aan dat ik deze vraag aan de voorzitter van de Rekenkamercommissie moest stellen. Dus ik wil die vraag heel graag aan de voorzitter van de Rekenkamercommissie stellen. Wij stellen vast dat er een aantal spelregels niet wordt nageleefd. Kan geduid worden welke dat dan zijn? Is er door de Rekenkamercommissie met het DB gesproken over concrete maatregelen, die het waterschap kan of gaat nemen om deze omissies te verhelpen?
2
De heer Jackson: Voorzitter. Het debatteren over het boeiende rapport komt in augustus helaas, want het nodigt natuurlijk wel uit om er het een en ander over te vinden. Wij hebben toch wel wat vragen en de eerste vraag gaat over de constructie van de Rekenkamercommissie met vaste en interne leden. Ik ben benieuwd naar wat de voorzitter van de Rekenkamercommissie daarvan vindt. Is die constructie werkbaar gebleken en misschien kunt u uw visie daarop geven. Ik kan mij voorstellen dat de Rekenkamer blij is, want vijf van de zes aanbevelingen zijn overgenomen, maar van de tweede in de rij neemt het DB afstand en dat gaat over de controlerende rol van het AB, een van de twee hoofdtaken van dit bestuur. Ik vraag mij af of de Rekenkamercommissie teleurgesteld is dat met name dat tweede punt niet opgevolgd wordt. De heer Hage: Voorzitter. Wij vinden het een mooi opgesteld rapport, er is terdege nagedacht en gesproken over een aantal zaken. Wij vragen ons af welk bureau dit rapport heeft samengesteld, want ik ga ervan uit dat de Rekenkamercommissie dat niet zelf heeft gedaan. Wie heeft dat gedaan? U zegt zelf geen honderd procent (100%), maar zeventig tot tachtig procent (70 tot 80%) heeft onze goedkeuring ten aanzien van de uitvoering. De heer Van den Berg placht zo netjes te zeggen, de zesjescultuur, dat moeten wij dan zo’n beetje concluderen. Vindt u vanuit de Rekenkamercommissie marges binnen een project van ruim vijfentwintig procent (25%) een tolerante zaak? Hebt u de bestekken wel eens bekeken en steekproeven genomen? Hebt u het bestek goed doorgelezen en klopten de bestekken? Worden alle zaken die hierin omschreven zijn, uitgevoerd of gaan wij over de schreef en wordt er meer uitgevoerd? Tot hoever hebt u hiernaar gekeken? De heer Schreuders: Voorzitter. Een algemene vraag, aanbeveling 4 verwijst ook naar aanbeveling 2. Onze vraag is waarom deze aanbevelingen apart zijn gehouden en niet geïntegreerd. De heer De Boer: De fractie Bedrijven heeft dezelfde vragen als de heer Jackson, dus ik wacht het antwoord af. De heer De Graaf: De Rekenkamercommissie is een commissie die zich ten dienste stelt van het AB, vooral om de discussie over de taken van het AB te voeren met het DB, maar binnen die context ga ik proberen wat antwoorden te geven. De heer Van den Berg vraagt naar de spelregels en in grote mate en welke concrete maatregelen er genomen gaan worden. Het nemen van concrete maatregelen is niet aan mij, maar aan het AB om te kijken in de discussie met het DB wat u daaraan kunt doen. Op een gegeven ogenblik hebben wij binnen het onderzoek gekeken naar datgene wat er ligt aan afspraken, waaraan het DB en het ambtelijk apparaat moeten voldoen richting de controlerende en budgetterende taak van het AB. Je kunt iets vinden van die spelregels en daar zeggen wij ook iets over. Je kunt met die spelregels in een steeds meer dualistisch wordende politieke omgeving van een waterschap iets doen. Je kunt ook kijken naar de budgetten die er liggen en hoe het budgetrecht geregeld is. Er wordt in het rapport ook een aantal opmerkingen gemaakt over als je binnen de bestaande regels die zijn gemaakt over het omgaan met budgetten waar je tien procent (10%) overheen mag gaan binnen bepaalde omstandigheden. Daarover is gezegd door een aantal leden van het AB in de interviews dat daar feitelijk wordt getornd aan het algemeen budgetrecht. Dat is dan ook zo, maar die regels liggen er wel en binnen die regels hebben wij gekeken of eraan voldaan wordt. Dan blijkt dat in grote mate wel wordt voldaan aan de onderliggende regels. Wanneer wel of niet, dat wil ik graag opzoeken en hierop schriftelijk antwoorden, maar wij zagen en het rapport ademt dat ook uit, dat er netjes aan voldaan wordt en een enkele keer niet, dus is het in grote mate. De concrete maatregelen zijn iets voor uw debat met het DB. De constructie van de interne en externe leden in een commissie is een besluit van het AB. Hoe werkt dat in de praktijk? Dat werkt in de praktijk op verschillende manieren. Het werkt heel goed op het moment dat je voor jezelf constateert als externe leden dat je behoefte hebt aan informatie dicht bij het AB vandaan, dan werkt het heel erg goed. Anderzijds en ik wil niet zeggen dat ik dit hier meegemaakt heb, hoor je geluiden van of je als intern lid niet teveel betrokken bent. Ja, dat zou kunnen, maar ik heb het hier overigens niet gemerkt bij de leden van de Rekenkamercommissie. Er wordt met vrij veel enthousiasme gewerkt, los van het feit dat er wel discussies hebben plaatsgevonden met het DB over de positie van de interne leden, zeg ik in zijn algemeenheid. Zijn wij als Rekenkamercommissie teleurgesteld wanneer een advies niet overgenomen wordt? Nee, dat zijn wij niet. Wij geven een aanbeveling aan uw AB op basis van een conclusie en als het DB zegt om hun moverende redenen dat niet te volgen, dan zijn wij niet teleurgesteld, maar wel nieuwsgierig naar de discussie die dit tussen het AB en het DB gaat opleveren. Het bureau dat ons ondersteund heeft, is PWC geweest. Naar aanleiding van de door ons opgestelde vragen, hebt u al hetgeen wij graag wilden weten? Het feitenonderzoek is de interviews ingegaan in de organisatie. In hoeverre hebt u de bestekken bekeken? Alles wat eronder ligt en wat wij nodig hebben voor dat onderzoek, wordt bekeken. In het rapport hebt u een literatuurlijst kunnen zien en dat is hetgeen allemaal bekeken is. Als u daar een bepaald bestek
3
niet in vindt, dan is het ook niet bekeken, omdat die opsomming die daarin staat, limitatief is. Over de marges en toleranties heb ik al antwoord gegeven op vragen van de heer Van den Berg. De laatste vraag is waarom de tweede aanbeveling niet geïntegreerd is met de vierde. Dat heeft te maken met het systeem. Wij hebben met een bepaald systeem gewerkt en dat vindt u allemaal terug in het rapport. De aanbevelingen en conclusies zijn hieraan gerelateerd en om die reden hebben wij steeds in datzelfde stramien de antwoorden gegeven en daarom is het niet geïntegreerd in aanbeveling twee en vier. De heer Van den Berg: Voorzitter. Dank voor de beantwoording door de voorzitter van de Rekenkamercommissie. Een korte reactie daarop. Wij hebben net niet aan de Rekenkamercommissie gevraagd welke maatregelen zij genomen zouden hebben naar aanleiding van onze opmerking, maar of zij mogelijk gehoord hebben van het waterschap of er maatregelen worden genomen voor die omissies. Dan nog even over de omissie zelf. Ik begrijp de uitleg van de Rekenkamercommissie en daar kan ik mij geheel in vinden, maar waar ik mij niet helemaal in kan vinden en nog steeds niet, is in de beoordeling van het waterschap zelf dat zij verheugd is met de mededeling dat in grote mate voldaan wordt, want er is nog steeds een stukje waaraan niet voldaan wordt. Ik vind het op dit moment te ver voeren om via u, voorzitter, te vragen of de Rekenkamercommissie al die zaken boven water wil brengen, maar ik kan mij wel voorstellen dat het waterschap daar zelf in geïnteresseerd is en dat zij in een gesprek met de Rekenkamercommissie zou kunnen achterhalen wat globaal dan die omissie inhoudt om vervolgens te kijken of wij daar nog hoger kunnen scoren dan misschien de acht die wij al halen, want wij zouden toch met zijn allen moeten willen gaan voor een tien. Ik zal daar, als wij in de komende vergadering het debat met elkaar voeren over het rapport, op terugkomen, maar op voorhand wil ik u dat meegeven. Nogmaals dank aan de voorzitter van de Rekenkamercommissie voor het beantwoorden van de vragen. De heer Hage: Voorzitter. Ik had een vraag gesteld over de marges van vijfentwintig procent (25%). Is dat volgens de Rekenkamercommissie regulier? De heer Haagh: Ik wil de Rekenkamercommissie complimenten maken met de opzet en leesbaarheid en de aanbevelingen, want hier kunnen wij in de toekomst wel wat mee. De heer De Graaf: Mijnheer Van den Berg, hebben wij als Rekenkamercommissie gehoord welke maatregelen het DB gaat nemen? Dat heeft u kunnen aantreffen in de bestuurlijke reactie van het DB, die u vindt na bladzijde 44 in de oorspronkelijke brief die wij in het rapport hebben opgenomen. Een tolerantie van vijfentwintig procent (25%), mijnheer Hage. Je bent altijd snel geneigd om naar bedragen te kijken, maar in het algemeen vind ik vijfentwintig procent (25%) een tolerantie waar je over kunt praten, met andere woorden hij is aan de grote kant. De voorzitter: Voldoende toelichting gekregen? Wij houden de nota aan tot de augustusvergadering voor het debat tussen het DB en het AB. Dank u wel en succes met uw volgende rapportages. 3.
Nota’s ter besluitvorming
3.a.
Eerste wijziging Delegatiebesluit Waterschap Brabantse Delta 2010
De heer Withagen: Voorzitter. In de junivergadering hebben wij voor het laatst het huidige delegatiebesluit vastgesteld. U knikt nee, maar er staat echt 9 juni 2010. Toen hebben wij het delegatiebesluit van 2008 vastgesteld. Wij hebben toen gediscussieerd en nu komen wij als fractie op ongeveer hetzelfde punt terug met een wat definitiever standpunt. Wij hebben gemeend alle fracties daarvan kennis te laten nemen van hoe wij hierover denken en wij hopen dat door dit soort bewegingen er steun voor onze opvatting bestaat. Voor ons is het simpel, wat er ook gebeurt, er zijn veranderingen binnen de organisatie en het bestuur van het waterschap, die vanuit de Rijksoverheid worden aangestuurd en waarvan wij de gevolgen ondergaan, of wij het nou leuk vinden of niet. Wij zijn op weg van monisme naar dualisme, dat kan kort of lang duren, maar die beweging wordt gemaakt in bijna alle besturen van het openbaar bestuur. Of het zou de komende jaren weer terug moeten gaan bewegen, want alles is mogelijk op dat punt. Het waterschap heeft een aantal politieke structuren erbij gekregen en dat heeft ertoe geleid dat al tijdens de coalitiebesprekingen uitgebreid is gesproken over de bevoegdheidsbeweging richting de besluitvormingskracht van het DB. Het was de wens van de coalitie dat het DB en de DB-leden via een herkenbare portefeuille enzovoorts in de besluitvorming een duidelijker positie zouden krijgen. Dat is ook gebeurd in de periode waarin wij nu zitten. Dat betekent wel dat die bevoegdheid ergens vandaan kwam en komt. Ook veel andere besturen hebben daar al opmerkingen over gemaakt,
4
maar hier bestaat weer de neiging de besluitvorming door het AB te verminderen door zwaardere delegatiebesluiten. Onder het mom van snellere besluitvorming, doorlooptijd en wat dies meer zij wordt de delegatiebevoegdheid van het DB ten koste van het AB verruimd. In het algemeen vind ik dat wij ons niet bezig moeten houden met hele kleine technische zaken, dus dat er bij dit soort bevoegdheden van het AB een ondergrens wordt gecreëerd van werken beneden een bepaald bedrag of besluiten over waterbouwkundige werkjes met kleine wijzigingen, die precies afgegrensd moeten worden, zodat voor iedereen helder is wat eronder valt en dat dat door het DB wordt afgehandeld. Het is akkoord dat wij dat een keer per jaar in allerlei informatie te zien krijgen, maar zodra wij de grens van het kleine werk overschrijden, dan zou het AB in zijn bevoegdheid moeten treden en zelf moeten beoordelen of de omgevingsbevoegdheid van de besluitvorming een rol speelt enzovoorts, want zelfs een relatief klein werk kan door de omgeving waar het plaatsvindt met bijvoorbeeld gevolgen voor natuurwaarden, enorme bestuurlijke consequenties hebben, die duidelijk onder de bevoegdheid van het AB dienen te vallen, omdat dit bestuur als hoogste orgaan in feite de besluiten moet nemen. Dat wordt ook uitdrukkelijk als een verantwoordelijkheid van het AB weergegeven door de artikelen 4.5 en 5.5 van de Waterwet. Dientengevolge vindt het CDA uitdrukkelijk dat een kleine technische groep van waterbouwkundige werken moet worden afgegrendeld om door het DB laten besluiten, en de rest door het AB. Het argument van tijdsverlies kan opgevangen worden met een bestuurlijke parachute, zoals door het toevoegen van een algemeen element, zoals wanneer subsidies dreigen of termijn worden overschreden, beroepszaken worden opgewekt door een te late behandeling, en het DB de bevoegdheid geven om in zo’n geval te beslissen en in de eerstvolgende vergadering van het AB met motivatie te melden aan het AB. Daarmee ontstaat een model dat voor de doorlooptijd nooit een bedreiging kan vormen noch voor allerlei juridische besluitvormende elementen, want het DB kan altijd de noodparachute gebruiken en op de tweede plaats krijgt het AB de besluitvorming die het toekomt. Elke maand hebben wij een vergadering en al een aantal malen hebben wij de opiniërende vergadering gebruikt om besluiten te nemen. Als wij dat toevoegen aan de algemene regels – in feite is dat in de praktijk al toegevoegd – dan heb je elke maand vergadering en dat remt enorm de doorlooptijd. Je hebt de parachute voor gevallen waarin haast geboden is vanwege allerlei redenen en de onderkant grendel je af met kleinere waterbouwkundige werken die eigenlijk alleen de toestemming van het DB behoeven. Dan denk ik dat je alle mogelijkheden hebt geschapen om én snelheid te krijgen én je houdt de bevoegdheden van het AB overeind. Wij zijn nieuwsgierig naar de meningen van de andere collega-fracties en indien mogelijk komen wij met bestuurlijke maatregelen in de besluitvormende vergadering. De voorzitter: Het liefst in één zin, mijnheer Withagen. Wat was uw openingszin over die datum? De heer Withagen: Wij hebben op 9 juni het laatst geldende delegatiebesluit vastgesteld. De voorzitter: 2010. De heer Withagen: Ja, dat staat erin. De voorzitter: Dat bedoelt u, oké. De heer Jackson: Voorzitter. Ik zal er niet zoveel woorden aan wijden als de heer Withagen, maar ook wij zijn kritisch, ook bij eerdere gelegenheden, over het mandateren aan het DB en nu gaat het verder, want het wordt gedelegeerd. Wij vonden met name de grens van drie miljoen euro (€3.000.000) een te hoog bedrag - dat herinner ik mij nog uit de vorige vergadering - om dit aan het DB te mandateren of te delegeren om allerlei moverende redenen waar ik nu niet op terugkom. Nu gaat het om een ander voorstel, maar in de kern zit een aantal moeilijke punten. Op de eerste plaats het meer principiële punt – en daarmee steun ik de heer Withagen in zijn opmerkingen over het uithollen van de machtspositie van het AB. Je geeft een deel van je bevoegdheid over aan het DB en in een monistisch bestuur vind ik dat niet verstandig en principieel ook niet kunnen, eerlijk gezegd. Als je het stuk verder bekijkt, dan kan ik niet anders dan constateren dat het prematuur is en niet goed doordacht. Er wordt bijvoorbeeld gezegd: “De insteek van het voorstel is om omvangrijke projectplannen bij het AB te houden en minder betekenisvolle projectplannen door het DB te laten vaststellen.“ Dat klinkt logisch, maar dan moeten er criteria zijn wanneer iets een meer of minder omvangrijk projectplan dient te zijn. Er worden voorzetten gedaan en er is een aantal aspecten genoemd, waarbij die beoordeling een rol kan spelen en dan wordt er bijvoorbeeld gezegd, wat is de impact van het projectplan voor de omgeving en is er veel weerstand. Wat is nu veel? Dat is de eerste vraag die opkomt. Zijn er andere belanghebbenden en zijn andere overheden belanghebbende? Veel belanghebbenden, het kan zijn dat een overheid een belanghebbende is en daarmee zou je in de staatsrechtelijke structuur met in de hiërarchie gemeenschappelijke overheden al in een vrij lastig juridisch conflict kunnen komen. Veel
5
overheden of andere overheden, één kan al voldoende zijn. Bij elk punt zijn er uitgesproken nadelige gevolgen, maar wat betekent uitgesproken? Ik vind nadelige gevolgen al de moeite waard om het naar het AB terug te brengen, dus uitgesproken is natuurlijk logisch. Heel simpel gezegd, de criteria zijn veel te vaag en er ontstaat een grijs gebied. Ook het bedrag van drie miljoen euro (€3.000.000). Wij vinden dat er veel te veel naar het DB gaat en dat is vragen om ongelukken, want het DB kan zich op die manier lelijk in de vingers snijden als er iets fout gaat. Wat dat betreft kunnen wij beter gemeenschappelijk besturen. De praktische voorstellen van de heer Withagen zijn heel interessant en die zullen wij eens moeten doordenken, want wellicht ligt hier een opening om het voorstel aan te passen. Het is duidelijk dat wij dit voorstel nu niet gaan steunen. Mevrouw Pijnenburg: Onze reactie ligt in de lijn van de vorige twee sprekers. De vragen die nu in het voorstel gesteld worden, zijn arbitrair met waardeoordelen die je niet helder kunt afwegen. Wij kunnen ons de praktische vraag voorstellen dat het voor een aantal projecten handiger en beter is om het bij het DB te laten, ook vanwege het op hoofdlijnen besturen door het AB, maar zoals het hier staat, kunnen wij er niet mee instemmen. Wij vragen om een helder afwegingskader op te stellen, waarin meetbare afwegingen gemaakt kunnen worden en niet in termen van ‘veel weerstand’ zoals de heer Jackson ook al aangeeft. Daaraan zou je het moeten kunnen toetsen en aan de hand van het toetsingskader moet je het kunnen verantwoorden richting het AB. Op die manier zou het kunnen, want op deze manier gaan wij er niet in mee. De heer Hage: Voorzitter. Woorden als mandateren en delegeren passen niet bij de huidige sfeer in de maatschappij en zijn tegendraads, want men houdt van openheid en duidelijkheid en dit draagt er niet veel aan bij. Wij denken dat het democratisch recht hiervan schade gaat ondervinden en dat willen wij echt niet. Waarom stelt u niet een aantal criteria vast om aan te geven wat er wel of niet onder valt? Wij kunnen ons voorstellen dat u snelheid in uw werk wilt hebben, want dat is een vereiste van een goed bedrijf, maar kleine projecten oké, maar wanneer is het project klein of groot? Zoals het nu voorligt – en dat ben ik eens met de vorige sprekers - kunnen wij er niet achter staan. U moet uw huiswerk beter doen. Mevrouw De Jong: Voorzitter. Heel veel zaken zijn al gezegd. Het gaat over een delegatie- en een mandateringsbesluit. Enerzijds ten aanzien wat wij hebben vastgesteld over de financiële aspecten. U hebt daarvan al begrepen dat wij dat bedrag als Water Natuurlijk te hoog vinden en nu ligt dit voorstel voor grote projecten voor. Wij vragen ons een aantal zaken, die wij hier niet in terug kunnen vinden, af. Wat is het echte voordeel om het zo te doen? U hebt het over doelmatigheidsoverwegingen en een korte doorlooptijd. Als u dat zo stelt, bent u er dan ooit al tegenaan gelopen dat dit problemen oplevert in de organisatie of in het kader van besluitvorming of andere zaken of contracten? Dat missen wij, waarom wilt u dit, hoe is dat beargumenteerd en wat zijn de kaders waarmee u gaat bepalen of u wel of niet naar het AB gaat komen met projecten? Daarnaast wil het AB veel meer betrokken blijven bij de projecten, want dit biedt meer inzicht aan de voorkant. De informatie in de management letter en de jaarrekening is heel summier en bieden te weinig inzicht voor ons. Zoals het voorstel er nu ligt, kunnen wij er niet mee akkoord gaan. Wij willen een nader uitgewerkt voorstel met een concreet antwoord op de vragen die gesteld zijn. De voorzitter: Gezien de reacties wordt het een lastige denk ik. Misschien is het een misverstand, maar omdat de heer Withagen begon met dat er de afgelopen vergadering nog een besluit is genomen. Ik denk dat het goed is om een scherp onderscheid te maken tussen de mandaatregeling waar wij het onlangs over gehad hebben, en het delegatiebesluit waar wij het nu over hebben, dat wij dat even uit elkaar houden, want het AB heeft ook in het verleden, op 9 juni 2010, een delegatiebesluit genomen. Dus het fenomeen om zaken werkbaar te houden via een delegatiebesluit is niets nieuws en daar kan in de praktijk goed mee gewerkt worden, want tot nu toe heb ik daar nog nooit kritiek over gekregen. Wij vragen als DB nu niet om meer bevoegdheden, maar dit is slechts reageren op nieuwe wetgeving. In het verleden spraken wij hier gelukkig niet over kleine keurvergunningen die het Waterschap aan zichzelf af gaf, of inrichtingsplannen of plannetjes om een duiker te leggen door een strookje grond van het Waterschap zelf, want dat is altijd gedelegeerd geweest aan het DB. Wij vragen niet meer, maar het staat iets anders geformuleerd, omdat de nieuwe Waterwet dat verlangt. Als in de Waterwet staat dat het een bevoegdheid is van het AB, dan bedoelt de wetgever niet per se dat het AB dat per dossier moet besluiten, maar dat zij met het DB moet regelen hoe dat in de praktijk te doen. Wij vragen als DB niet meer van u, maar wij willen netjes handelen binnen de kaders van de nieuwe wetgeving en grosso modo dezelfde dingen doen als in het verleden. Het DB zit niet zozeer op de delegatie te wachten, maar het DB redeneert vanuit de burger en de belanghebbende. Als straks alles via het AB moet en hier toch enige tijd mee verloren gaat – en ik chargeer hierbij een beetje -, daar is niemand mee gediend. Deze delegatiezaken over hele kleine dingen geeft het DB door aan de
6
bevoegde medewerkers die daarmee kunnen handelen en dan kan een vergunning binnen twee of drie dagen afgewikkeld worden. Dat wordt straks dan toch gauw zes weken of twee maanden als wij niet uitkijken en daar is denk ik niemand mee gediend. Wij praten met elkaar vaak over besturen op hoofdlijnen en hier wordt een oproep gedaan voor besturen op detailniveau. Ik zeg dit maar even om er met elkaar over na te denken. Wat willen wij nou als dertig (30) volwassen mensen? Waar willen wij het met elkaar over hebben en wat vinden wij belangrijk? Als ik de betogen van u hoor, dan denk ik, wat is hier de beweging? Wilt u werkelijk al die kleinere zaken horen? Als bottom line vanuit uw betogen hoor ik dat het u niet duidelijk wordt wat het DB veronderstelt te kunnen doen en wat naar het AB moet komen. Dat is denk ik de boodschap om dat zo mogelijk nog scherper te formuleren, maar ik roep u op om daar nuchter in te zijn en de situatie werkbaar te houden. Ik denk dat ik veel reactie op zal roepen, maar dit was mijn eerste termijn. Tweede termijn De heer Withagen: Voorzitter, ik denk dat u op uw wenken bediend wordt en toch zeker als u op deze manier het woord voert, want dat ervaar ik als badinerend. U nam zelf het recht om mij en mijn fractie als onvolwassen weg te zetten en dan kan ik minstens melden dat ik vond dat u regelrecht badinerend was, maar wij nemen dat, want ook een voorzitter van een vergadering kan op het randje balanceren en dat werd naar onze mening ook gedaan. Dit haalt ons niet bij de inhoud terug. Wij hebben in onze eerste termijn gezegd dat wij die kleine keurbesluiten en vergunningen aan onszelf voor allerlei wijzigingen aan kleine waterbouwkundige werken willen afgrenzen. Het is niet de bedoeling – dat nam u verkeerd aan- dat het detailwerk in het AB terugkomt. Ik heb dat uitdrukkelijk geformuleerd. Ik blijf erbij dat wij dat niet moeten willen want dat zou een tegendraadse beweging zijn. Het gaat juist om waterbouwkundige werken van enige importantie en wij willen dat die grens helder wordt afgegrendeld. Daaronder het DB gewoon zijn werk laten doen zoals nu en daarboven het AB. Ik voeg in tweede termijn nu twee nieuwe punten toe. Het DB delegeert het recht naar zichzelf om te beoordelen of het wenselijk is om het in het AB te behandelen. Er moeten zelfs aan de voorstellen nieuwe elementen worden toegevoegd door de ambtelijke organisatie om dat te kunnen beoordelen. Dat staat letterlijk in het stuk: “Om deze afweging door het DB te waarborgen moet in elk voorstel over een projectplan expliciet ingegaan worden op (hier wordt een aantal zaken toegevoegd) om door het DB te kunnen beoordelen of het voor het AB behandeling behoeft.” Daarmee draaien wij de Waterwet om, want in de Waterwet is het AB de bevoegdheid en wij zullen wel uitmaken hoe wij dat verdelen en nu krijgt het DB via deze delegatie de bevoegdheid en het DB beoordeelt of het zinvol is of het AB zich hierover buigt. Hiermee draaien wij de zaak precies om. Dat is niet een kleine wijziging als gevolg van de wet, maar dat is een formele omwisseling van beide functies. Wij zijn als AB zelf in staat om te beoordelen of iets een politieke gevoeligheid heeft, ja of nee. Daarvoor zijn wij gekozen en benoemd. Het laatste punt is de allerlaatste zin van de overwegingen en ik citeer: “Daarnaast is het DB op grond van het delegatiebesluit verplicht om de door hen vastgestelde projectplannen aan het AB te melden bij de vaststelling van de jaarrekening”. Stel je voor dat wij een delegatiebesluit zouden maken, waarmee wij de jaarrekening gaan aantasten. Natuurlijk krijgen wij bij de jaarrekening alle uitgevoerde projectplannen in beeld, dat kan bijna niet anders en dat spreekt voor zich, met de bedragen en alles wat erbij komt kijken. Deze zin geeft aan dat wij tegen projectplannen aan gaan lopen aan het eind van de periode en ik vraag mij af of dat het geschiktste is. Wel voor de kleine aan de onderkant, maar voor een beetje waterstaatkundige werken met een beetje body, denk ik dat een zichzelf respecterend AB er veel dichter op moet zitten. De heer Jackson: Voorzitter. De heer Withagen heeft het mooi uitgelegd en ik sluit mij daar op grote lijnen bij aan. Er is consensus in de vergadering over de kleine projecten, zoals de duikers en dergelijke, dat spreekt vanzelf dat wij ons daarmee niet moeten gaan bemoeien. De grenzen van een klein, algemeen of bijzonder project is in uw eerste termijn niet helder gemaakt. U moet denk ik, nog eens goed nadenken over de criteria en die moeten verder uitgewerkt worden en daarbij kun je denken aan gemaximeerde bedragen en boven een bepaald bedrag is het een zaak van het AB, of andere meetbare aspecten. Daar moet u uw creativiteit en die van de ambtenaren maar eens op los laten. Zoals het hier staat, los van de principiële opmerkingen van de heer Withagen die heel relevant zijn, denk ik dat het in praktische zin absoluut nog geen goed stuk is. Ik denk dat het verstandig is dat u het gaat terugtrekken, maar dat wachten wij af. Mevrouw Pijnenburg: Voorzitter. Voor de duidelijkheid wil ik stellen dat wij niet allerlei kleine projecten langs willen laten komen die eerder niet langskwamen, maar wij willen een helder afwegingskader, zodat duidelijk wordt waarop de beslissing genomen wordt om het binnen het DB of het AB te behandelen. Daar gaat het ons om en niet om meer naar ons toe te trekken.
7
Mevrouw De Jong: Er is al veel gezegd, maar u geeft zelf aan en dan citeer ik: “In de praktijk bestaat er behoefte om uit doelmatigheidsoverwegingen bepaalde algemene projectplannen vast te laten stellen door het DB”. Onze vraag is waar u tegenaan bent gelopen en wat de criteria zijn om het vanwege de doelmatigheid op een andere manier te doen, net zoals mevrouw Pijnenburg aangaf. Ik trok het ook op mijn fatsoen dat u zei dat wij alles naar ons toe willen trekken. Wij hebben zeker niet gezegd dat wij op allerlei kleine dingen willen sturen, want wij hebben niet voor niks een DB. Dat is zeker niet onze insteek geweest. De heer Van den Berg: Voorzitter. Veel is er al gezegd. Onze fractie zal dit besluit niet in deze vorm ondersteunen. Wij lichten graag nogmaals toe waarom niet. Wij vinden dat in uw adviesnota er sprake is van subjectiviteit in plaats van objectiviteit. De heer Jackson heeft al een aantal voorbeelden genoemd. Op pagina 2 wordt gesproken over ‘omvangrijke projecten’ en dan opeens wordt er gesproken over minder betekenisvolle projectplannen, alsof er geen betekenisvolle projecten zijn die heel klein zijn. Het is allemaal erg verwarrend, want wat is een betekenisvol of omvangrijk project? Ons advies is om het echt objectief meetbaar te maken en voor goede criteria te zorgen, zoals ook mevrouw Pijnenburg al aangaf, en dan kunnen wij daar de volgende keer met elkaar hopelijk een besluit over nemen. Ik hoop dat u dit niet als gedrag van kleine kinderen ziet. Ik denk dat wij heel volwassen met elkaar debatteren en ik hoop dat u hier gehoor aan geeft. De heer Boertjes: Ik denk dat het probleem in het totale stuk zit, waarin een aantal tegenstrijdigheden zit. Dat is door een aantal fracties genoemd. Wij willen blijven besturen op hoofdlijnen, dat is een must, dus ik denk dat het verstandig is om dit stuk terug te nemen en in artikel 1 van het besluit aan te geven hoe je hier een heldere afweging in maakt met een aantal criteria daarbij om daar met elkaar aan te kunnen werken. Wij willen als AB graag betrokken blijven op hoofdlijnen bij het wel en wee van het waterschap. Dat is de achterliggende gedachte van deze vergadering. Wij als fractie bedrijven vragen u het op deze manier bij te stellen en het op de volgende vergadering van 31 augustus terug te laten komen. De heer Poppelaars: Voorzitter. Van onze fractie woorden van gelijke strekking. Ik denk dat met name het woord projectplannen een bepaalde zwaarte oproept die er misschien niet aan gegeven moet worden, want ik begrijp dat wat in het verleden ontheffingen van de keur waren, dat dat in de nieuwe wet een projectplan genoemd wordt. Onze insteek is om dat wat tot op heden een bevoegdheid van het DB is geweest, in grote lijnen zo te laten blijven, maar zoals eerdere sprekers al aangegeven hebben, is een nadere aanduiding en precisering wenselijk. Dat verzoeken wij aan u. Mevrouw Franssen: Voorzitter. Wat de heer Poppelaars naar voren brengt, klopt. In het besluit spreekt u over projectplannen. U zegt in uw stuk op pagina 1 dat de bevoegdheid van het vaststellen van projectplannen bij het DB ligt. Daar wordt een onderscheid gemaakt in bijzondere en algemene projecten en het zou helderder zijn als u daar een definitie aan koppelt waardoor wij begrijpen over welke plannen u het precies heeft, wat de grootte of zwaarte van die plannen is en dergelijke. Als er zo’n spraakverwarring ontstaat, dan gaat het AB op zijn strepen staan in het kader van de kaderstellende en controlerende functie. Ik wil u verzoeken dat in het stuk duidelijk te maken, zodat voor iedereen duidelijk is waar wij precies over praten. Dat zou al heel snel kunnen door de definitie van algemene en bijzondere plannen goed in het stuk te verwerken, waardoor je een besluit neemt dat klopt met de opmerkingen die er in het stuk gemaakt worden. De voorzitter: Al dan niet door mijn eerste termijn opgeroepen, hebt u in tweede termijn veel helderheid gegeven. Ik zou het ook willen verwoorden zoals de heer Poppelaars het aangeeft. Het is, denk ik, een punt dat nu de term projectplan geïntroduceerd wordt en verondersteld wordt dat dat heel iets anders is dan wij tot nu toe deden. Dat moeten wij verder verhelderen. Als de lijn is bij het AB dat wat wij tot nu toe deden in de rolverdeling en dat die ook voor de toekomst geldt, dan kunnen wij proberen dat beter te definiëren in het stuk. Wij willen niet meer, maar wel letten op werkbaarheid. U geeft aan dat u alleen de politiek-bestuurlijke afwegingen wilt maken daar waar dat gewenst is en de voortgang ook wilt door laten gaan. Als de algemene lijn is, wij willen niet meer, maar hetzelfde om dat scherper te krijgen in heldere criteria, dan neem ik het stuk namens het DB terug en wij ondernemen een nieuwe poging om dat scherper te krijgen. Mijnheer Withagen, als wij het in algemene criteria kunnen vatten en uw goedkeuring kunnen vragen, dan begrijp ik uw betoog, maar als u per projectplan zelf als AB uw afweging wilt maken, dan kunnen wij beter geen delegatie vragen, want dan hebben wij het al voorgelegd. Wij moeten het aan de voorkant met elkaar regelen, want anders verliezen wij de tijd door alleen die vraag te stellen of het DB het mag afwerken. Wij zullen hierop terugkomen in de verdere notitie.
8
De heer Withagen: Ik heb noch in eerste noch in tweede termijn gezegd dat ik als AB voorstel om alle besluiten te nemen. Ik heb vanaf het begin gezegd dat de keurbeslissingen door u genomen blijven worden en waar wij als AB afstand van moeten houden, omdat wij op hoofdlijnen besturen. Ik ben bereid uw poging af te wachten en ik ben blij dat het DB dit besluit neemt. De voorzitter: Dan is het hiermee teruggenomen en wij komen met een nieuw stuk in de volgende vergadering. 3.b.
Aanvraag aanvullend krediet project Kleine Beek voor vis
Mevrouw Dielissen: Voor u ligt een verzoek voor een aanvullend krediet vanwege een overschrijding van meer dan vijftig procent (50%) van het krediet voor een project in uitvoering en dat is niet zoals het moet. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij mij en ik neem die verantwoordelijkheid op mij en ik bied u daarvoor mijn excuses aan. Dat is in dit geval niet genoeg, want u zult zich natuurlijk afvragen hoe dit heeft kunnen ontstaan. Daarom wil ik u iets meer vertellen over de gebeurtenissen en de analyse van wat er is misgegaan. Op 9 mei heb ik een melding gekregen van het sectorhoofd over de overschrijding en in zo’n geval wordt het project stilgelegd, totdat het aanvullende krediet is verkregen. Toen trad al meteen de eerste complicatie op en dat is in dit geval de Interreg-subsidie van vierhonderd duizend euro (€400.000 euro). Het project moet voor 1 september klaar zijn, dat is een van de voorwaarden willen wij de vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) kunnen incasseren. Als het project stilgelegd zou worden, dan zouden wij die datum niet halen en de vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) missen. Ik heb mij afgevraagd waar het AB in dit geval de voorkeur aan zou geven en ik heb het zo ingevuld dat als het stilgelegd zou zijn en u zou hebben besloten om het aanvullend krediet te verlenen om het project af te maken, dan zou u vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) missen. Dit was minder te verkiezen dan het project doorzetten en de vierhonderd duizend euro (€400.000 euro)wel te kunnen incasseren. Vervolgens heb ik opdracht gegeven voor een financiële analyse en een analyse van fouten die er gemaakt zijn, want die zijn in deze procedure gemaakt. Met het verzoek de analyse voor te leggen aan het DB en dit daarna door te leiden naar het AB. De weerslag daarvan is in het voorstel opgenomen. Wij hebben dit geval uitgebreid besproken in het DB en welke maatregelen wij kunnen treffen om ervoor te zorgen dat deze situatie niet meer kan ontstaan. Die maatregelen treft u in het stuk aan en deze worden nu uitgevoerd. Daarnaast heb ik indringende gesprekken gevoerd met de projectleider, de project manager, het afdelingshoofd en het sectorhoofd om na te gaan hoe dit heeft kunnen ontstaan. Betrokken personen zaten hier heel erg mee in hun maag. Ik heb niet kunnen constateren dat er sprake is van moedwillige nonchalance of onachtzaamheid. Het is betrokkenen overkomen en er zijn door meerdere mensen fouten gemaakt, er zijn meerdere projectleiders geweest en er is een wisseling geweest in de leidinggevende en dat had te maken met de reorganisatie. In die zin kan ik het niet duiden op een persoon en is de conclusie dat je dan moet kijken naar het systeem om te zien welk gat hierin zit dat gerepareerd moet worden om ervoor te zorgen dat dit beter werkt. Het resultaat dat nu op tafel ligt, is het gevolg van een samenloop van fouten. Wij gaan de procedure verbeteren om ervoor te zorgen dat een dergelijke samenloop en fouten niet meer kunnen ontstaan, maar er kan altijd een fout ontstaan. Als je niet werkt, dan maak je ook geen fouten, maar je moet ervoor zorgen dat er veiligheidskleppen in controles zijn dat als er een fout wordt gemaakt, die op tijd gerepareerd kan worden. Dat is in dit geval ook misgegaan. De focus was met name gericht op het halen van de deadline en minder op de financiën. Door het systeem van vier ogen en door controles bij verschillende personen te leggen bereik je dat als de financiële controle meer aandacht vraagt, dit niet ten koste gaat van bijvoorbeeld de risicocontrole en andersom. Ik moet er nog een pijnpunt bijleggen en dat heeft te maken met de Interreg-subsidie. Op 1 september kunnen wij de declaratie voorleggen om de vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) te incasseren, maar dit moet gebaseerd zijn op betalingsbewijzen. Wij kunnen de betalingen niet rechtmatig verrichten, want daarvoor hebben wij het aanvullend krediet nodig. De volgende ABvergadering is op 31 augustus, en dan zouden wij alsnog die vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) mislopen en vandaar mijn verzoek of u bereid bent om daar vandaag een besluit over te nemen. Ik wil eindigen met twee lichtpuntjes. Het eerste is dat als je kijkt naar het nettobedrag dat het voor het waterschap extra kost, dan praat je over drieënveertig duizend euro (€43.000 euro) en dat is gelukkig een stuk minder en het tweede lichtpuntje is dat er een mooi project is uitgevoerd met veel kilometers EVZ en vispasseerbaarheid. Als je los van wat er nu op tafel ligt, kijkt naar wat het heeft gekost, dan hebben wij een mooi project voor dat geld. De heer Van Noord: Voorzitter. Het siert de portefeuillehouder om uitgebreid excuus aan te bieden, maar wij vinden het als fractie noodzakelijk om een aantal opmerkingen te plaatsen en vragen te stellen. Wij hebben als fractie bedrijven met stijgende verbazing de adviesnota aanvraag aanvullend krediet Kleine Beek voor vis gelezen. Het gehele project ademt in onze ogen een sfeer
9
van amateurisme en knulligheid uit. Dit project kent een opeenstapeling van fouten, gebrek aan adequate controle door zowel de projectleiding als het management. In 2008 is een uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld door het AB en is direct de concrete inzet gestart volgens het stuk, maar pas in 2010 is gestart met de noodzakelijke grondverwerving. Wij vinden dit onbegrijpelijk en wellicht kunt u daar een toelichting op geven. Volgens de notitie is de bemensing van het project een aantal keren gewijzigd. Wij vinden dat de projectleiding, maar ook het management de mogelijke consequenties daarvan onvoldoende heeft doorzien en daarom juist extra controle en toezicht op zijn plaats zou zijn geweest. Er wordt gesteld dat door de tijdsdruk het contractmanagement en de financiën onvoldoende aandacht hebben gekregen. Hier had het management volgens ons op moeten ingrijpen en direct moeten bijsturen. Verder vinden wij het bijzonder vreemd dat als de uitvoering in 2010 wezenlijk wordt veranderd, er niemand stilstaat bij het feit dat er mogelijk ook financiële consequenties zijn. Een forse kostenpost is door een fout van de projectleiding op een verkeerd nummer geboekt en het verbaast ons dat zoiets niet geconstateerd wordt of bij een controle of overzicht wordt opgemerkt. Hier hebben naar ons idee meerdere mensen zitten slapen. Tevens verbaast het ons dat ondanks de slechte financiële situatie van het project, door de projectleiding toch gewoon financiële verplichtingen zijn aangegaan. Kortom, in een organisatie als het waterschap waarin projecten tot de core business behoren, is het tijdsmanagement fout gegaan, het financiële projectmanagement en door het management is niet op tijd geconstateerd dat het fout ging. De controle door het management op de financiële voortgang van het project is onvoldoende gebleken. Dit geheel geeft de projectorganisatie van ons waterschap geen goede naam. Wij hebben nog een aantal vragen. Welke zekerheden worden er vanaf nu ingebouwd, zodat het onmogelijk is om in een project meer geld uit te geven dan waarvoor wij het uitvoeringskrediet hebben verstrekt? Waarom staat er in het stuk dat wij gekregen hebben, bij nog te voorziene kosten negenenveertig duizend euro (€49.000) voor de uitvoering, terwijl verderop in de tekst staat dat deze betrekking hebben op reeds uitgevoerd werk? Dit zijn dus aangegane verplichtingen of is dit ook weer verkeerd geboekt? Is het honderd procent (100%) zeker dat alle subsidies die in dit project verwacht worden, ook daadwerkelijk binnenkomen? Wij willen van het DB concreet weten welke risico’s er nog binnen dit project zitten. U geeft aan dat er een scan wordt uitgevoerd van alle lopende projecten, waarover het DB in september wordt geïnformeerd. Wij verzoeken gezien deze situatie, deze uitkomsten zeker ook in het AB bekend te maken. De heer Van den Berg: Voorzitter. Onze fractie schaart zich achter de opmerkingen en vragen van de heer Van Noord. De excuses van mevrouw Dielissen worden uiteraard aanvaard en wij streven er in essentie ook naar om te proberen onze medewerking te verlenen, omdat wij ook inzien dat er anders geld van de gemeenschap zal wegvloeien en dat is het laatste wat wij willen. Toch hebben wij nog een aantal aanvullende opmerkingen op die van de heer Van Noord. Mevrouw Dielissen gaf aan dat zij op 9 mei zou zijn geïnformeerd door het sectorhoofd. Had mevrouw Dielissen eerder geïnformeerd kunnen worden? Als dit niet is uitgezocht, waarom is het niet uitgezocht, want ik wil dat toch wel eens weten, ook in het kader van het proces. In de nota wordt gesproken over screening van andere projecten en dat is juist voor ons een angstpunt, want blijkbaar vindt het waterschap het nodig om ook andere projecten te screenen, dus er is echt wel wat aan de hand en dat is net keurig verwoord door de heer Van Noord. Wij zijn heel benieuwd naar die screening en wat wij er hier met elkaar aan kunnen doen. Verder hoorde ik mevrouw Dielissen spreken over dat niet alles meer helemaal te herleiden was, want er was immers een reorganisatie. Wij hadden toch afgesproken dat de winkel open zou blijven, dus ik vind het uiteindelijk geen steekhoudende verklaring voor het feit dat zaken fout lopen. Daarnaast werd nog gemeld dat het een samenloop van feiten is. Dat is nu eenmaal zo in complexe projecten. Wij moeten met elkaar juist die samenloop van feiten in een project tot een goed einde brengen. Het is buitengewoon zorgelijk dat wij met elkaar een discussie moeten voeren over een dergelijk project en daar spreken wij onze afkeuring over uit. Dit zijn al mijn vragen en opmerkingen. De heer Aertssen: Voorzitter. Het Waterschap voert heel wat projecten uit en gelukkig gaan heel wat van die projecten heel erg goed, die worden goed uitgevoerd en gestuurd en blijven binnen de kosten, maar af en toe schiet er eentje uit waar het helemaal misgaat. Wij hebben dat bij Zonzeel gezien en een paar maanden later komen wij bij dit project uit, waar het uit de hand loopt. Ik vind namens mijn fractie dat er onbegrijpelijke fouten en missers zijn begaan. Wij constateren dat het AB te laat wordt geïnformeerd, maar ook het DB. Dat is kennelijk pas in mei geïnformeerd over de financiële stand van zaken rondom dit project, althans dat lees ik in het stuk en dat verbaast mij nog meer dan het feit dat wij nu pas geïnformeerd worden. Ik vraag mij af hoe het staat met de controle van het DB van dit soort projecten en hoe de portefeuillehouder dit proces heeft begeleid en erop gezeten heeft om ervoor te zorgen dat het goed ging. Terwijl er ook zou moeten staan dat het DB een verantwoordelijkheid heeft in deze kwestie. Hoe is het kunnen ontstaan dat zij niet op tijd is geïnformeerd door de projectleiding? De projectleiding wordt steeds in het stuk genoemd als
10
zijnde verantwoordelijk. Ik vind het toch een beetje storend af en toe, omdat steeds maar weer gezegd wordt, de projectleiding dit en de projectleiding dat, terwijl er eigenlijk ook zou moeten staan dat het DB verantwoordelijkheid heeft in deze kwestie. Ik heb daarom concreet wat vragen, want het is de tweede keer binnen korte tijd dat er iets goed fout loopt. Wij willen graag weten wat het proces stap voor stap is geweest tussen juni 2008 en juli 2011 en welke beslissingen zijn genomen en welke stappen zijn gezet, wie is waar verantwoordelijk voor geweest en wat is er met allerlei afspraken gedaan. Dat is een. Ten tweede zou mijn fractie graag wat meer uitleg willen hebben over de grote posten die zijn overschreden. Op pagina 2 staat een staatje en ik constateer dat er een aantal posten in staat dat fors over de rand is gelopen en ik heb het dan bijvoorbeeld over de grotere doelrealisatie. Het zal misschien allemaal goed besteed zijn, maar ik lees niet waar je het dan precies over hebt. Dat zou ik ook graag willen weten. De derde vraag, waarom heeft het DB in december 2010 – en dat is nog maar een half jaar geleden - naast het projectplan niet meteen een nieuwe begroting naar het AB gestuurd? Het is al eerder gevraagd, want dat is onbegrijpelijk. Mijn fractie heeft veel sympathie voor dit project en op zich staan wij er helemaal achter, maar als er niet voldoende uitleg komt, dan weet ik niet of wij het project uiteindelijk kunnen steunen. Ik begreep net van de portefeuillehouder dat zij vanavond een besluit verwacht, zij zei dat net, in verband met de voortgang van het project. Dat is mij niet helemaal duidelijk, want ik heb het in de stukken niet kunnen aantreffen, maar dat hoor ik dan wel. De heer Vanlaerhoven: Voorzitter. Ook onze fractie was enorm verbaasd door deze overschrijding. Die hadden wij helemaal niet verwacht. Op zich is het netjes dat mevrouw Dielissen vooraf een toelichting heeft gegeven, maar ik had graag willen weten hoe dit in hemelsnaam kan gebeuren. Er zijn meerdere personen bij betrokken en dat niemand in de gaten gehad heeft dat er financieel echt iets mis ging, verbaast onze fractie in grote mate. Wat ons ook verbaast, is dat wij als AB in principe vrij laat ingelicht worden en dan op deze vergadering gevraagd worden om al een besluit te nemen. Wij worden op deze manier eigenlijk gegijzeld door de organisatie, want wij kunnen geen goede keuze maken, want het werk is bijna voltooid. Ik vind dat een hele rare manier, want wij hadden als AB minimaal in mei of juni ingelicht moeten worden. Wij zijn met de commissie Watersystemen bij de Kleine Beek geweest en toen is er ook niets van gemeld, jongens, hier gaat iets flink mis. Dat was wel beter geweest, naar onze mening. Nog een vraag. Heeft het nog gevolgen voor afspraken met gemeenten? Gemeenten participeren hierin en zijn er al afspraken gemaakt? Hoe is dit geregeld? Heeft het voor de rest geen consequenties voor de subsidies? Het zou mogelijk kunnen zijn en daar willen wij honderd procent (100%) duidelijkheid over. Heeft deze move consequenties voor de subsidieverlening? De heer Hage: Voorzitter. Ook onze fractie was enorm verbaasd over wat hier gebeurde en wij sluiten ons volledig aan bij de opmerkingen van de heer Van Noord. Wij komen toch eigenlijk bij de portefeuillehouder terecht, want hier zijn overschrijdingen gemaakt, die niet zomaar van de ene op de andere dag ontstaan zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat u pas op 9 mei op de hoogte was van wat er gebeurde, want als dat zo zou zijn, dan was u eigenlijk van 2008 tot 9 mei dit jaar helemaal niet betrokken geweest bij de ontwikkeling van het project. Als u er dicht op had gezeten, dan had u kunnen zien dat er meer grond gekocht was en dat er een grotere doelrealisatie van de EVZ was gedaan. Dat zijn zaken waar je feeling mee moet hebben als DB-lid, als je zo’n project onder je hebt. Ik kan alleen maar concluderen dat u de totale budgettering en controle mist en daarnaast verzuimt u om het AB op een tijdig moment te verwittigen. Ik vind het zeer laakbaar wat hier gebeurt. Wij praten hier over gemeenschapsgeld. Wij zitten hier als AB bij elkaar om te proberen om de lasten voor de burgers zo laag mogelijk te houden, maar als hier met dergelijke grote sommen over de schreef wordt gegaan, hoe kunnen wij dat als AB-leden gaan uitleggen aan onze achterbannen? Dat is bijna onmogelijk, dit kan gewoon niet. Het is jammer dat dit gebeurt. Gelukkig gaat een aantal andere zaken heel goed en het is een mooi project, dat onderschrijf ik ook. Het boetekleed wat u aantrekt, vind ik fantastisch mooi en heel lieftallig gebracht, maar dat neemt niet weg dat hier fouten gemaakt zijn. Er is een aantal zaken gaande, maar als dat niet tussen de oren zit, in het veld hebben wij een budget en daar moeten wij mee werken en daar moet u het mee doen. U moet de vinger duidelijker aan de pols houden en de projectleiding tijdig in uw handen houden. Er is nu een aantal zaken gebeurd en u vraagt vijfhonderd tachtigduizend euro (€580.000) extra krediet, maar waar moet dat vandaan komen? Het zal toch ergens uit een bepaalde begroting moeten komen. De heer Van den Berg: Voorzitter, mag ik de heer Hage vragen wat hij bedoelt met ‘als het tussen de oren niet goed zit’ en wiens oren bedoelt hij dan? De heer Hage: Ik vind dat de mensen die de budgettering en de controle in het veld doen, moeten weten waar zij mee bezig zijn en dat zij daar niet vanaf kunnen wijken. Er ligt een opdracht en die
11
moet uitgevoerd worden, maar het leeft voornamelijk bij het DB-lid, die erachter zat om ruimte aan de mensen mee te geven, maar dat zij die ruimte niet kunnen overschrijden. Mevrouw De Jong: Voorzitter. Er is al veel gezegd, mooie, harde en indringende woorden. Als ik het goed heb begrepen van de portefeuillehouder, ik begin met het financiële aspect. Er is gezegd dat deze overschrijding voor ons netto tweeënveertig duizend euro (€42.000) in zou houden. Als ik het voorstel zie, dan gaat het om drieëntwintig honderd euro (€2300) kapitaalslasten, als ik het zo even mag schetsen, maar daar gaat het mij helemaal niet om. U eindigde uw betoog en dat haalt alles onderuit, met de woorden dat het een mooi project is, maar daar gaat het niet om. Wij hebben dit project met zijn allen aan de voorkant vastgesteld. Als u zegt, ik heb de verantwoordelijkheid en ik bied mijn excuses aan, dat is mooi, maar ook daar gaat het niet om. Het gaat alleen maar om de verantwoordelijkheid. Als u steeds roept, het ambtelijk apparaat - en dat stoort mij wel een beetje en ook van anderen heb ik dat gehoord – dan is dat de verantwoordelijkheid van de secretaris-directeur. Wij moeten ons houden bij hoe dit gegaan is. Als ik zie dat het een project is met zestig procent (60%) overschrijding, dan gaat het mij om de procedure en hoe is het project gelopen. Wij zijn in 2008 begonnen en wij zitten nu in 2011 en bij mij gaat het er niet in dat als wij als AB in 2009 de kredieten bestendigen en vastzetten en in 2010 komt er voor hetzelfde project een inrichtingsplan, u pas in 2011 als verantwoordelijk portefeuillehouder ziet wat er aan de hand is. Dat kan echt niet in bestuurlijk Nederland. Hier breekt mijn klomp. De vraag is, hoe lossen wij dit op en welke maatregelen gaan wij nemen? U zegt dat de vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) van de subsidie veiliggesteld moeten worden, maar in het stuk staat dat wij in totaal ruim een miljoen euro (€1.000.000) aan synergiesubsidies hebben. Hoe zit het daarmee? Waar blijven die zeshonderd duizend euro (€600.000) en hebben wij die wel veiliggesteld? De heer Poppelaars: Heel veel is er al gezegd. Ook wij waren verbaasd dat dit gebeurt, temeer omdat zoals mevrouw De Jong aangaf, wij in 2008 een krediet beschikbaar hebben gesteld en in 2010 hebben wij het inrichtingsplan gehad, wat uitgebreider dan oorspronkelijk de bedoeling, omdat daar kennelijk de financiële ruimte voor was. Als wij met de uitvoering beginnen, dan moeten wij binnen een paar maanden constateren dat het allemaal anders is. Mijn vraag is of de subsidies zijn veiliggesteld. Wij hebben vijfhonderd vierentachtigduizend euro (€584.000) extra nodig en daarvan komt vijfhonderd eenenveertigduizend euro (€541.000) terug via subsidies. Zijn de andere subsidieverstrekkers bereid om het maar even zwart-wit te zeggen, om op te draaien voor het falen van het waterschap? En dan is het netto ‘maar’ drieënveertig duizend euro (€43.000), nee, per saldo gaat er vijfhonderd vierentachtigduizend euro (€584.000) meer naar het project dan aanvankelijk de bedoeling was. De heer Withagen: Voorzitter. De CDA-fractie sluit zich aan bij alle vragen en kritische opmerkingen die gemaakt zijn. Wij maken wel een duidelijke knip. Wij vinden dat de hele termijn tot en met de melding op 9 mei beoordeeld moet worden en dan komt er een ander project met de vraag of de portefeuillehouder adequaat met de constatering is omgegaan. Er hebben blijkbaar systeemfouten in gezeten. Wij willen wel een facet benadrukken dat wij niet gehoord hebben en dat is dat met name in lange projecten met een lange looptijd en een relatief grote periode van stilstand als aankopen niet mogelijk zijn, en dergelijke, er gemakkelijk fouten optreden in het systeem. Wij vinden dat het DB en met name de portefeuillehouder, adequaat hebben gehandeld na 9 mei, toen het geconstateerd is. Wij willen wel nadrukkelijk stellen dat wij in de rapportage over de rest van de projecten die aan het DB is gericht, daar als AB graag inzicht in hebben. Mevrouw Dielissen: Ik wil eerst ingaan op wat mevrouw De Jong naar voren bracht, omdat ik het daar zelf mee eens ben. Er is sprake van een financiële overschrijding en dat mag niet gebeuren. Nu is het per saldo drieënveertig duizend euro (€43.000), maar het had groter kunnen zijn. Het gaat inderdaad om de beheersing en controle waarvoor je procedures en controles inbouwt en dat het toch mis kan gaan door een samenloop van omstandigheden met dit als resultaat. Ik vind zelf ook dat daar het zwaartepunt ligt, in hoe zorgen wij dat dit niet meer kan gebeuren. Daarom hebben wij als DB maatregelen getroffen om dat te verbeteren en laten wij die scan doen, omdat de procedure die wij tot nu toe hadden, toch nog de ruimte bood voor deze samenloop van fouten en dat willen wij niet meer hebben, dus willen wij ook zeker weten dat in projecten waarin tot op heden dezelfde procedure is gevolgd, daar niet eenzelfde situatie aan de hand kan zijn. Ik ben zeker bereid om de resultaten van die scan aan het AB voor te leggen, zodat u dat zelf ook kunt constateren. Nogmaals, je ziet hier dat er geen check of controle is gedaan en dat ook de leidinggevende niet over de schouder heeft meegekeken en gecontroleerd heeft. Dat soort dingen willen wij voorkomen door procedures te verbeteren. Als DB-lid stel je van tevoren de financiële kaders en tijdsplanning vast en kwaliteit en inrichting, noem maar op. Dat volg je door de tijd heen, maar dan gebruik je de signalen uit de organisatie om te zien of het goed gaat en in dit
12
geval waren er geen redenen om te veronderstellen dat het niet goed zou gaan. Je moet dat op hoofdlijnen doen en ervan uitgaan dat er binnen de kaders wordt gehandeld. Daarom is het relatief laat ontdekt. Had het eerder ontdekt kunnen worden? Dat heeft ook te maken met de invoering van het foute nummer. Als er niet op een fout nummer was geboekt, dan zou het eerder ontdekt zijn, maar dat is in dit geval ook niet zo geweest. De reorganisaties en de personeelswisselingen op zichzelf veroorzaken niet de fout, maar maken het risico op een fout wel groter. Daar hadden wij inderdaad ook alerter op kunnen zijn, dat er bij wisselingen beter wordt gezorgd voor een duidelijke overdracht. De heer Aertssen: Voorzitter, mag ik een vraag stellen, want wij hebben het over systeemfouten. Ik constateer toch en ik heb die vraag al gesteld, dat er in december 2010 hier een nieuw plan is binnengekomen en daar is aan gewerkt, dat wordt maanden van tevoren voorbereid. Er moet toch op een gegeven iemand en ook het DB gezien hebben dat dit een heel ander plan is, dat veel meer gaat kosten? Waarom komt u daar in mei pas achter? Dat begrijp ik helemaal niet. Mevrouw Dielissen: Ik wil niet zeggen dat het een heel ander plan was. Er vonden wat verschuivingen plaats en dat kon binnen de kaders gebeuren. Zo is dat dan. Ik wil nog even wat vragen nalopen. Waarom is het AB zo laat geïnformeerd? Wij hebben tijd nodig gehad om de analyse te maken en te behandelen in het DB en daarna in het AB. Dat kost wat tijd, vandaar dat wij op deze vergadering uitgekomen zijn. Er is gevraagd naar de gevolgen voor gemeenten en consequenties voor subsidies, nou, volgens mijn informatie zijn daar geen consequenties voor, dus dat blijft zoals het was. De buitenwereld zal daar geen gevolgen van ondervinden. Er zijn nog een paar vragen gesteld waarvoor ik Peter Janssen wil vragen om deze als projectmanager te beantwoorden. Er is door bedrijfsgebouwd gevraagd naar de negenenveertig duizend euro (€49.000) en of dit bedrag niet onder de verkeerde kolom staat en er is gevraagd om uitleg over meer posten. Het derde is dat wij voor 1 september de Interreg-subsidie veilig kunnen stellen, maar het AB wil de verzekering dat dat ook voor de andere subsidies zo is. De heer Wijnen: Voorzitter, mag ik vragen hoe lang dit bekend is bij het DB, dat dit zo is, en waarom vraag ik dat? Wij zijn pas met de commissie Watersystemen de zaak gaan bekijken en dat ziet er keurig netjes uit en dat daar helemaal niks over gezegd is. Weten de andere DB-leden dat niet of mocht dat niet verteld worden? Dat vind ik toch wel belangrijk. De voorzitter: Mevrouw Dielissen heeft al verteld wanneer het bij het DB bekend is geworden. Ik denk niet dat het verstandig is om aan bepaalde AB-leden informatie te verstrekken. Als u kritiek heeft over het feit dat het DB het AB te laat geïnformeerd heeft, dan kunnen wij het daarover hebben, maar ik vind wel dat het ordentelijk moet gebeuren, bijvoorbeeld via een brief aan het AB en niet bij een toevallige excursie van een deel van het AB. Dat vind ik niet de goede benadering. Dat zou mijn antwoord op uw opmerking zijn. Op 9 mei is de portefeuillehouder daarover voor het eerst geïnformeerd. De heer Janssen: Misschien eerst iets in zijn algemeenheid. Mevrouw Dielissen is uiteraard bestuurlijk verantwoordelijk. De voorzitter: Mijnheer Janssen, ik stel voor dat u zich tot de drie vragen beperkt. De heer Janssen: Subsidies, ik begin bij de laatste opmerking. Dit project komt nog steeds in aanmerking voor drie subsidiestromen. Over de Interreg-subsidie heeft mevrouw Dielissen al het een en ander gezegd. Op het moment dat wij in de gelegenheid zijn om volgens de voorwaarden van de subsidie onze declaraties in te dienen, dan is die subsidie veiliggesteld. Daarnaast maken wij gebruik van een aparte subsidietoekenning, die de provincie aan het Waterschap in 2009 verleend heeft voor EVZ met een totale lengte van 9 kilometer, waarin ook het gemeentelijk deel verdisconteerd zit. Die subsidie biedt ruimte om de hectaren EVZ die wij voor de gemeente in dit project realiseren, in dat kader te financieren. Tot slot hebben wij tot nog de tweede bestuursovereenkomst tussen provincie en waterschappen en in dat kader zijn zowel de aanleg van de EVZ als ook de vistrappen subsidiabel. Honderd procent (100%) zekerheid over de subsidies hebben wij pas op het moment dat de subsidievaststellingen binnen zijn. Daar ziet het nu naar uit. De begroting op pagina 2. Het bedrag van negenenveertig duizend euro (€49.000). Even in zijn algemeenheid. De laatste kolom geeft aan waarom er sprake is van een overschrijding van de oorspronkelijke begroting. Een begroting van 2008. Daar zijn wij als projectleiding flink de mist in gegaan, want wij hebben de projectbegroting uit 2008 gelaten voor wat hij is en die hebben wij niet gedurende de loop van het project regelmatig geactualiseerd. Met die begroting worden wij nu geconfronteerd. In de laatste kolom vindt u een toelichting waarom wij nu te maken hebben met hogere kosten. Dat heeft voor een groot deel ook te maken met de doelrealisatie, die ook qua
13
omvang toegenomen is. Een van u stelde de vraag wat de oorspronkelijke doelrealisatie was en die bestond uit zeven stuwen en drie hectaren EVZ en in het projectplan dat u in december 2010 heeft vastgesteld, is dat gewijzigd in vier stuwen en in totaal acht hectaren EVZ. Dat is een scopewijziging. Ook als je kijkt naar de kengetallen die wij in 2008 gebruikt hebben, hadden wij moeten constateren dat hier sprake is van het feit dat wij op dat moment met een te krappe begroting werkten. Ik neem aan dat met grote posten met name het bedrag van negenenveertig duizend euro (€49.000) bedoeld wordt en die werd ook met name genoemd. Het project is in april aanbesteed en toen is de aannemer aan het werk gegaan en al vrij snel kwamen wij tot de ontdekking dat het bestek niet zodanig was dat het conform het bestek uitgevoerd zou kunnen worden. De aannemer stuitte op wat drainages die als het ware doorgeknipt moesten worden in verband met het verleggen van een afwateringssloot. Dat hebben wij natuurlijk allemaal netjes moeten achterlaten. Wij zijn uiteindelijk ook verantwoordelijk voor het waarborgen van een goede landbouwkundige afwatering. Het bestek had daar niet in voorzien en dat betekent dat wij de aannemer en dat zal eind april geweest zijn, mondeling opdracht hebben gegeven om de zaak netjes achter te laten. Dat is een deel van die negenenveertig duizend euro (€49.000), om en nabij zesendertig duizend euro (€36.000). Die kosten zijn dus gemaakt en formeel moet daar nog een opdracht voor verleend worden op papier. Dan resteert nog een voorziene post van dertien duizend euro (€13.000) en die hebben wij opgevoerd, omdat wij in het bestek verrekenbare hoeveelheden hebben opgenomen. Pas op het moment dat wij de laatste termijn van de aannemer binnen hebben, zullen wij weten of de post van dertien duizend euro (€13.000) wel of niet aangesproken moet worden. Daar zit nog een ruimte in die wij wel of niet gaan gebruiken. De voorzitter: Ik heb mevrouw Dielissen horen zeggen – en het is uw afweging – maar als wij vanavond niet een besluit nemen over het extra krediet, dan kunnen wij de rekeningen niet rechtmatig betalen en lopen wij vierhonderd duizend euro (€400.000 euro) subsidie mis. Ik zou willen vragen om in tweede termijn de inbreng te splitsen in wat u vindt van het verstrekken van het krediet en of wij daarover tot besluitvorming kunnen komen en in het kader van verantwoording afleggen, als u daar nog nadere vragen over heeft of nog iets meer wilt zeggen in politieke zin, dan hebben wij daar alle begrip voor. Wij kunnen daar eventueel nog de tijd voor nemen in de volgende vergadering, want daar willen wij u uiteraard niet in beknotten. Het is niet anders, maar wij doen onszelf als waterschap en gemeenschap te kort als wij niet dat krediet hebben. Ik leg het in uw midden. De heer Van Noord: Is het een voorstel om even kort te schorsen om te overleggen met de fractie, gezien de importantie van het bedrag? Mevrouw De Jong: Concreet wilt u het dus splitsen in het krediet en de procedure. Oké. De heer Hage: Misschien is er nog een antwoord op onze vraag over de dekking van het krediet om tot meningsvorming te komen. De voorzitter: Mevrouw De Jong heeft het eigenlijk al beantwoord. Het bedrag van vijfhonderd duizend euro (€500.000) wordt in belangrijke mate door extra subsidie gedekt en netto houden wij drieënveertig duizend euro (€43.000) over. Dat wordt geactiveerd over meerdere jaren en dat is een last per jaar van drieëntwintig honderd euro (€2300) wat in de boeken van het waterschap komt te staan. Ik schors de vergadering. Ik heropen de vergadering voor de tweede termijn. Tweede termijn De heer Van Noord: Voorzitter. Na ampel beraad hebben wij besloten uw voorstel als fractie bedrijven te steunen en om op deze bijeenkomst akkoord te gaan met de kredietverlening. Wij maken ons wel zorgen over het punt van hoe zeker de andere subsidies zijn, die beschikbaar komen. Wij willen graag bevestigd hebben dat alle zaken die betrekking hebben op de subsidies, dat de partijen die in het spel zijn, wel geïnformeerd zijn over deze uitbreiding en daar een akkoord op gegeven hebben en dat die niet verrast worden en zeggen dat zij het extra bedrag niet willen betalen. Onder die voorwaarde dat dat geregeld is, vinden wij het een goede zaak en willen wij graag de volgende keer over de procedure spreken. De heer Van den Berg: Voorzitter. Onze fractie ondersteunt dit besluit, met daarbij een aantal kanttekeningen en vragen, maar daar gaan wij de volgende keer dieper op in. De kanttekening is dat wij ons toch min of meer gegijzeld voelen, maar wij vinden het belangrijk dat dit project doorgang vindt, niet alleen omdat het inhoudelijk een heel interessant project is in deze tijd, maar ook omdat wij denken dat het in het voordeel van de belastingbetaler is als wij hier ons fiat aan geven. Dan nog een aantal opmerkingen. Ik zeg nu misschien iets gevaarlijks of cryptisch, maar
14
wij als fractie vertrouwen de manier waarop dit project gemanaged en bestuurd is, niet. Hier zit het woord vertrouwen in, maar daar wil ik het bij laten. Ik proef ook bij andere fracties dat het essentieel is dat het vertrouwen terug moet komen en dat zou kunnen door de volgende keer dieper in te gaan op waarom dingen zo hebben kunnen plaatsvinden. Ook in de beantwoording van mevrouw Dielissen wordt weer gemeld dat het een samenloop van omstandigheden is, daar heeft onze fractie van gezegd dat dit vaak de essentie van projecten is. Wij vinden dat niet echt een hele goede uitleg. Daarnaast vind ik het schokkend dat in de beantwoording blijkt dat het fout boeken van een bedrag hele grote gevolgen heeft. Wij hebben tonnen zo niet miljoenen met elkaar uitgegeven aan het Corsa-systeem en andere ICT-ontwikkelingen en dan is het schokkend om te horen dat een enkele misboeking dit soort ernstige gevolgen kan hebben. Ik zou graag willen weten en misschien is dat een detail, maar toch vind ik het in dit geval interessant, is dit soort dingen voorkomen gaan worden? Dit soort dingen en dit specifieke geval. Hoe wordt de dubbelcheck ingebouwd dat als er een bedrag geboekt is, iemand anders of een systeem dat checkt of het in orde is? De andere projecten worden gescreend, maar hoeveel projecten zijn dat nou? Dit om een soort risicoschatting te maken. U hebt in uw beantwoording al aangegeven wanneer de screening klaar is. De heer Aertssen: Voorzitter. Normaal gesproken is het zo met dit soort processen en besluiten - ik heb wat ervaring opgedaan in gemeenteraden en het zou hier ook zo moeten zijn - dat er een voorstel wordt gedaan aan de raad of het AB van het waterschap en als zij daar niet mee akkoord gaan, dan betekent dat gewoon dat het voorstel niet gesteund wordt. Als de portefeuillehouder naar het oordeel van het bestuur niet goed gewerkt heeft of zijn voorstel niet goed heeft gemaakt, dan zou je dat niet moeten steunen en daar kun je van alles over zeggen. Nu wordt het losgekoppeld en doen wij eigenlijk twee dingen. Enerzijds wordt door u gevraagd om het voorstel te steunen en ik snap dat, want wij vinden het ook heel erg belangrijk, maar laten wij de discussie maar even op een ander moment voeren. Ik vind het een kromme situatie en dat zou eigenlijk niet moeten, maar in verband met de financiën is dat de enige mogelijkheid. Wij zijn akkoord met het voorstel om het krediet goed te keuren, want het project kunnen wij niet laten lopen, maar wij zijn niet akkoord met het handelen van de portefeuillehouder of het DB, zo u wilt. Wij vinden dat daar nog eens indringend over gesproken moet worden. Er is wat uitleg gegeven over een aantal overschrijdingen, maar dat vonden wij vrij summier en ook die uitleg had naar onze mening gewoon in het voorstel aan het AB moeten staan. Dat hebben wij gemist. Ik heb voorts nog een aantal andere indringende vragen gesteld en ik hoop dat ik de antwoorden voor 31 augustus krijg, zodat ik die kan meenemen in het betoog dat wij dan gaan houden. De heer Vanlaerhoven: Voorzitter. Onze fractie zal dit voorstel om het in tweeën te knippen steunen, want het werk is netjes uitgevoerd, want de omstandigheden waren heel goed. Dit zullen wij zeker ondersteunen. Ik heb nog wel een vraag over de tijdslimiet. Vorig jaar bij het inrichtingsplan was het eind juni, een maand geleden moest het 1 juli klaar zijn en nou hoor ik 1 september. Vanwaar die schuivende data? Wij vinden het een voorstel, vooral de financiële afwikkeling, zoiets is één keer, maar dat mag nooit mee gebeuren binnen het waterschap, want dit kan absoluut niet. De heer Hage: Voorzitter. Wij vinden het feit dat u dit in twee gedeelten wilt knippen, een goed idee. Wij staan achter het verstrekken van het krediet en wij gaan ervan uit dat de subsidies zullen komen, maar daarnaast moet ik zeggen dat ik het wel een beetje hard heb aangepakt, maar dat heeft te maken met het feit dat wij moeite hebben met de cultuur waarbinnen met dit soort zaken wordt omgegaan. Het gesprek over het terugkrijgen van het vertrouwen in de toekomst zouden wij hierover graag willen voeren. Mevrouw De Jong: Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ook wij steunen uw voorstel om te knippen en gaan akkoord met het voteren van het krediet. De heer Poppelaars: Voorzitter. Ook onze fractie wil de Interreg-subsidie veilig stellen, dus wij kunnen niet anders dan met het financiële gedeelte akkoord gaan en voor de rest sluit ik mij met name aan bij de heer Van Noord in eerste instantie. Mevrouw Dielissen: Voor het project ben ik blij dat u bereid bent om het besluit te nemen. Ik ben het helemaal eens met de heer Van den Berg en ook de heer Hage bracht het naar voren, het gaat om vertrouwen. De organisatie moet erop kunnen vertrouwen dat zij goede randvoorwaarden en procedures krijgen, waardoor zij goed kunnen werken. Het DB moet erop kunnen vertrouwen dat de ambtenaren conform werken en dat zij tijdig geïnformeerd wordt als het anders loopt op het moment dat je nog kunt sturen. Dan moet het AB er als eindverantwoordelijke op kunnen vertrouwen dat het op die manier wordt aangestuurd.
15
De heer Van den Berg: Voorzitter, bij interruptie. Het lijkt of mij iets in de mond wordt gelegd. Ik heb nooit gezegd dat mijn fractie geen vertrouwen heeft in het ambtelijk apparaat of iets dergelijks. Nee, wij hebben slechts gezegd dat wij het besturen van dit project in dit geval niet betrouwbaar vinden lijken. Wij hebben nooit iets gezegd over het ambtelijk apparaat, laat dat duidelijk zijn. Mevrouw Dielissen: Helder, het breder trekken neem ik voor mijn rekening, want ik wil naar de conclusie dat wij om het vertrouwen te herstellen, het systeem goed inrichten om op die manier goed de projecten te kunnen besturen en daarmee dit soort situaties in de toekomst kunnen voorkomen. Ik heb hier en daar een behoefte beluisterd aan extra informatie om nog beter inzicht te hebben in wat er gebeurt dat het wordt voorkomen. Wij zullen zorgen dat u daarover nog heldere en extra informatie krijgt voor 31 augustus. Er werden nog een paar kleine vragen gesteld. De vraag over hoeveel projecten er worden gescreend, kan ik niet beantwoorden, want daarbij zitten ook projecten van andere portefeuillehouders en hoe het zat met het verschuiven van de data. Ik weet niet precies meer in welke context de eerdere data genoemd zijn, maar daar kan Peter Janssen misschien meer over zeggen. De heer Janssen: Aanvankelijk was sprake van 1 juli en hoe dat precies veranderd is, heb ik niet scherp, maar dat zal ongetwijfeld op verzoek van een aantal projectpartners gebeurd zijn, in ieder geval niet op het verzoek van het waterschap. Aan het Interreg-project nemen in totaal negentien (19) partners deel en als men in het algemeen problemen krijgt met de gestelde deadline, dan wordt dat uiteraard in de projectorganisatie ter discussie gesteld en wordt gekeken of er nog extra ruimte voor te vinden is en dat is hier kennelijk gebeurd. De heer Van den Berg: Voorzitter, ik begrijp van mevrouw Dielissen dat zij het precieze aantal niet kan noemen. Krijgen wij deze informatie later? De voorzitter: Dat kan onderdeel zijn van de notitie die mevrouw Dielissen toezegt. Ik constateer dat – en als ik het niet goed zeg, dan hoor ik het – u het advies dat hier op papier staat, wilt besluiten, dus het beschikbaar stellen van het krediet, zodat wij de aangegane verplichtingen kunnen nakomen, maar daarnaast zegt u dat het terug dient te komen op de agenda van 31 augustus, zodat wij verder kunnen praten over het proces. Mevrouw Dielissen heeft toegezegd dat, de notulen nog eens nagaand, gekeken wordt wat voor nadere informatie zij u kan geven. De heer Van Noord: Nog even een opmerking over het laatste. Wij zouden graag nog een aantal extra vragen willen stellen aan het DB, die in de notitie meegenomen kunnen worden. De voorzitter: Die levert u nog aan? De heer Van Noord: Ja, correct. De heer Aertssen: Voorzitter, in het verlengde daarvan. Ik heb in mijn betoog in eerste termijn ook een aantal vragen gesteld, waar ik niet volledig antwoord op heb gekregen. Ik neem aan dat daar ook nog een reactie op komt. De voorzitter: Daarom zeg ik dat wij de notulen goed zullen nalezen, zodat wij de info die u gevraagd heeft, u zoveel mogelijk kunnen geven. Dan is aldus besloten. Besloten: Het AB stemt in met het beschikbaar stellen van extra (bruto) krediet van vijfhonderd vierentachtigduizend euro (€584.000) om het project te kunnen afronden en om reeds aangegane verplichtingen te kunnen nakomen. 3.c.
Recreatief medegebruik beheersobjecten Waterschap Brabantse Delta
De heer Van der Aa: Voorzitter. In deze bijna vakantietijd is het wel fijn om zo’n overzichtelijke nota op de agenda te mogen hebben, dat past bij het recreëren. Wij zien bij de nota wel enkele bijzonderheden, die ik toch wil meegeven om er straks bij de uitwerking rekening mee te houden. Op bladzijde 4 staat dat het waterschap een rondleiding kan verzorgen in een natuurvriendelijk ingericht gebied, het Markdal. Prachtig natuurlijk, maar wij vragen ons af of dat alleen voor het Markdal geldt of voor alle overige natuurvriendelijk ingerichte gebieden. Een opmerking, op bladzijde 5 staat dat het reguliere onderhoud niet bedoeld is om recreatief medegebruik mogelijk te maken of te verbeteren. Twee keer negatief is positief, maar wij vinden dat het hier een beetje negatief staat, want het lijkt erop dat wij er niet aan mee willen werken. Daarom is de suggestie
16
om een positieve houding uit te stralen. Het beleid bij de EVZ staat op bladzijde 14. Wij vragen ons af of het wel zo logisch is zoals het hier vertaald is, want er staat bij de tussenstukken dat wanneer sprake is van stapstenen, je die met name moet gebruiken als verpozing en recreatie. Zou het niet juist andersom moeten zijn, want die tussenstukken zijn smaller en daar is de natuur en de ecologische functie iets kwetsbaarder. Ik noem als voorbeeld hier vlakbij de Bijloop. Hetzelfde geldt voor de sportvisserij, ten minste dat lijkt ons zo te zijn. Dan de opmerking dat de recreatie met name aan de niet ingerichte kant van de watergangen moet plaatsvinden en dat is een beetje vreemd, want juist de ingerichte kant biedt de meeste recreatieve waarde. Ik noem als voorbeeld en dan hoef ik maar twee minuten te lopen, dat is de Donge om Dongen, waar dat heel mooi zichtbaar is. Wij hebben hier beleid en zoals wij weten, hebben wij een opgave van veertig procent (40%) en de gemeenten zestig procent (60%) bij de EVZ. Daarom is de vraag of gemeenten precies dezelfde voorwaarden hebben. Ik noem dan onder andere de EVZ’s of hebben die een ander beleid en zo ja, welk beleid gaat dan voor. Tot slot, over het recreatief varen. Het is geen echte stimulans om te recreëren, als er staat dat wij individuele aanvragen niet willen behandelen. Kijk bijvoorbeeld naar de kreken of anderszins. Wat ons betreft moet u op deze punten een nuancering kunnen aanbrengen. De heer Aertssen: Voorzitter. Ik heb het een mooie inventarisatie van mogelijkheden genoemd en beslist geen visie van het Waterschap over toekomstig medegebruik op het gebied van recreatie. Op zich is het een prima inventarisatie en alle mogelijkheden die wij in huis hebben, staan erin. Wij willen wel meewerken, maar het mag absoluut niets kosten en dat is de teneur die in het hele verhaal doorklinkt. Mijn fractie vindt dat buitengewoon jammer, want als je je wilt profileren en je hebt een boodschap te vertellen als waterschap, dan mag je op sommige momenten best je portemonnee trekken en meebetalen aan voorzieningen die de recreatie ten goede komen. Het is jammer, maar het bestuursakkoord is helder, u hebt dat in het begin al gezegd, wij moeten op onze portemonnee letten en alle initiatieven aan anderen overlaten. Ook al stel ik dat vast, wij zullen de notitie steunen. Ik heb nog een paar praktische vragen. Op bladzijde 3 wordt er gesproken over het uitnodigen van de initiatiefnemers om het recreatief medegebruik met hen te bespreken, maar hoe gaat dat in zijn werk? Ik heb ook gelezen op bladzijde 3 dat de tuinen van Bouvigne alleen op werkdagen open zijn, maar waarom kan dit niet in het weekend? Kunt u mij dat aangeven? Op bladzijde 4 aanhaken bij communicatie- en educatieactiviteiten, kennelijk wordt het geluid van het waterschap nog niet goed gehoord en hoe gaat u dat verbeteren. De heer Van der Veer: Voorzitter. Uitgaande van de keuzes en beperkingen van het huidige bestuursprogramma wil ik mijn tevredenheid uitspreken over de nota en mijn tevredenheid komt door een drietal zaken. Allereerst de duidelijke keuze voor een volmondig ‘ja, mits’ en vervolgens door de weldoordacht brede motivering van dit ‘ja, mits’. Ten slotte geeft de nota aan dat het waterschap een eigen natuurtoets toepast wanneer dat vanwege het natuurbelang nodig zou zijn. Mevrouw Franssen: Voorzitter. Wij zijn ook uitermate positief over het feit dat er een visie ontwikkeld wordt, want wij vinden het belangrijk dat de gebieden die wij in ons bezit hebben of waar wij iets mee te maken hebben, toegankelijk zijn voor zoveel mogelijk mensen. Wij hoeven geen bos voor de boswachter te hebben, dus zoveel mogelijk gebruik maken van alles wat wij hebben op dat gebied. Twee punten. Wie gaat de controle uitoefenen en hebt u dat in het geheel ook geregeld? De VVD-fractie vraagt of het project een goede bijdrage levert aan de communicatie. Ik zou daar een simpele, doch leuke oplossing voor willen bedenken. Een bord is hartstikke mooi, maar dat hebt u nodig om na tien jaar niet allerlei zaken kwijt te raken, maar ik wil ervoor pleiten om waterschapsprullenbakken of -banken neer te zetten, zodat je elke keer aan mensen duidelijk maakt dat het waterschap dit mede mogelijk maakt, dus dat lijkt mij een mooie taak voor de afdeling communicatie. De heer Schreuders: Voorzitter. Wij sluiten ons aan bij de VVD ten aanzien van de communicatieaspecten. In het algemeen zijn wij blij met de houding die het DB met deze nota aanneemt. Onze fractie staat voor de zichtbaarheid van het waterschapswerk voor de burgers. Dat is een heel belangrijk punt en deze nota geeft daar uitstekend invulling aan. Het uitgangspunt ‘ja, mits’ spreekt ons erg aan, evenals de onderwerpen communicatie, educatie en het meenemen van het onderwerp in de eigen projectplannen. Wij willen de nota nog voorleggen aan onze achterban, dus wij stellen voor om de besluitvorming hierover uit te stellen tot augustus, zodat wij dat kunnen meenemen. Nog enkele korte vragen. In de nota wordt gesteld dat de uitwerking op kaarten zou plaatsvinden. Het lijkt ons een goede zaak om het gebiedsgericht te maken. Worden deze kaarten afgestemd met de belanghebbende organisaties, die in de nota worden genoemd en kan dat worden toegezegd? Onze fractie zou graag willen dat als deze kaarten er eenmaal zijn, deze bij het AB ter informatie terugkomen. De heer Van der Veer ging al in op de natuurtoets. Dat vinden wij een goede zaak, maar de kanttekening daarbij is dat het nog niet is uitgewerkt in de nota. Hoe is
17
het met de status hiervan in relatie tot de bevoegdheden van het waterschap in het kader van natuurbeschermingswetgeving? Misschien dat het DB daar nog even op in kan gaan. Mevrouw Pijnenburg: Voorzitter. Wij zijn blij met deze uitwerking, want wij willen graag werk met werk maken. Geen kerntaak, maar als wij het mee kunnen nemen, prima. Ook goed als het waterschap zich op een positieve manier zichtbaar kan maken. Een toevoeging met wellicht nog een manier om ons zichtbaar te maken. Een van onze schaduwfractieleden is een fanatiek roeier en die gaf aan dat hij het punt roeien in de nota mist. De Markregatta werd genoemd als een belangrijk evenement, waarbij wij ons op een positieve manier zouden kunnen manifesteren. Bovendien schijnen de nationale toppers hier te trainen. Wellicht kan het roeien worden opgenomen bij het varen. De heer Coppens: Het doet mij deugd na de behandeling van het vorige agendapunt, dat zeer indringend was ook naar de andere DB-leden toe - zo heb ik het althans gevoeld - dat deze nota kennelijk in goede aarde valt. Daar bent u niet de enige in. Wij hebben dit afgestemd met andere colleges, gemeenten, de visstand beheercommissie en in de loop van het traject met bijna alle gemeenten in ons waterschapsgebied en wij hebben louter positieve geluiden gehoord. Die hoor ik hier vanavond ook weer en daar ben ik heel blij mee. Er is een aantal vragen gesteld en ik kan op dit moment niet op alle vragen antwoord geven, dus ik stel voor van mijn kant mijn blijheid te tonen over uw optimisme en het voorstel van de heer Schreuders om dit voorstel aan te houden, te volgen, want dat geeft mij de mogelijkheid om alle vragen die gesteld zijn, te beantwoorden voor de besluitvormende vergadering van 31 augustus 2011. Dat zou mijn voorstel zijn. De voorzitter: Wordt dat gevolgd? Dan houden wij de nota aan, wij beantwoorden de vragen schriftelijk en komen er de volgende keer op terug. 3.d.
Kaart verdachte en onverdachte locaties
De heer Van der Aa: Voorzitter. Ik heb een korte vraag over de communicatieparagraaf. Wij lezen dat er geen zienswijzen zijn ingediend en dat er daarom geen terugkoppeling nodig is via een inspraaknota, maar wij doen de suggestie om hier goed over te communiceren in bijvoorbeeld landbouwbladen, waarin de kaart wordt opgenomen of waarin naar de kaart wordt verwezen, zodat deze bekend wordt. Mevrouw Pijnenburg: Een technische vraag. In het stuk wordt vooral ingegaan op de juridische positie van het waterschap en op de zorgplicht. Als er baggerspecie uit een onverdachte locatie op de kant gezet wordt en er blijkt achteraf toch vervuiling te zitten, heeft deze vaststelling dan gevolgen voor de eigenaar van de gronden, waarop de bagger afgezet is. De heer Coppens: Mijnheer Van der Aa vraagt of wij dit bekend maken, maar volgens mij is het openbaar. Ik denk dat het technisch mogelijk moet zijn om het op de website te zetten en het maakt onderdeel uit van het Waterbeheerplan. Victor zal daar direct concreet antwoord op geven, maar volgens mij is dit geen probleem. Mevrouw Pijnenburg stelt een voor mij moeilijke vraag over onverdachte locaties, waarmee wij kunnen besparen op onderzoeken. Als er twijfel is bij de eventueel aangrenzende grondgebruiker, dan kan hij vooraf vragen om een onderzoek. U gaat ervan uit dat het allemaal niet gebeurt en dat het allemaal op de kant ligt en dat het dan ineens wel een vervuiling betreft. Mijn antwoord zou zijn dat dit niet zou mogen voorkomen. Hoe dan te handelen, kan ik op dit moment niet zeggen, maar de heer Van den Berg misschien wel. De heer Victor van den Berg: Het wordt gepubliceerd op de website en het wordt in tijdschriften meegenomen. Dat kunnen wij gewoon doen. Het punt van mevrouw Pijnenburg, als dat inderdaad zo is en ik ondersteun de opmerking van de heer Coppens dat het niet zou mogen voorkomen, en het is toch verdacht, dan hebben wij daar onderzoek naar gedaan en daar zal als zodanig naar gehandeld moeten worden, dus dan zal de baggerspecie op een andere manier verwerkt moeten worden. Dan moet bekeken worden hoe de kosten worden verdeeld. Besloten: Het AB stelt het Besluit ‘Kaart verdachte en onverdachte locaties’ vast. 3.e.
Aanvraag uitvoeringskrediet vervanging influentleiding rwzi Bath
Mevrouw Franssen: Voorzitter. Ik heb de twee stukken aan elkaar verbonden, dat kunt u zich wel voorstellen, want als wij een begrotingswijziging moeten vaststellen, dan heeft dat te maken met de vraag naar het krediet. U zegt in 3.e dat er geen juridische gevolgen zijn en in het volgende stuk zegt u dat die er wel zijn. Ik kan mij niet onttrekken aan de indruk dat bij het hele gebeuren
18
bepaalde juridische gevolgen kunnen ontstaan door claims van allerlei partners die op ons af kunnen komen. Ik zou daar graag wat meer duidelijkheid over willen hebben. Mevrouw De Jong: Ik wil ze juist niet aan elkaar koppelen, omdat er twee verschillende vormen van financiering achter zitten, dus ik houd het bij dit voorstel. Het staat als een paal boven water dat het moet gebeuren, maar u geeft zelf aan dat er een eenvoudige vorm van aanbesteding plaats dient te vinden, waaraan zoals wij allemaal weten, risico’s vast zitten. Hoe denkt u dit op te pakken? U hebt al geantwoord op vragen van onze fractie over dit voorval, maar u zegt nu op bladzijde 2: “De oorspronkelijke influentleiding behoeft vervanging, want de leiding is op meerdere plaatsen aangetast.” Gaat het over de gehele leiding die op het terrein zit, of alleen het stuk waar het probleem zich heeft voorgedaan? Ongeveer 250 meter waar het hier om gaat. Het moet gewoon gebeuren en wel zo snel mogelijk om meer problemen te voorkomen. De heer Aertssen: Voorzitter. Mijn fractie is natuurlijk ook verrast door deze onverwachte calamiteit, die wij zo snel mogelijk in orde moeten maken, dus wij hebben geen problemen met het krediet wat nu gevraagd wordt, ook met het volgende punt niet. Wij zijn wel benieuwd of u iets meer kunt vertellen over de oorzaak van deze leidingbreuk, want daar vinden wij in het voorstel niet zo heel veel over terug, als er al iets bekend is over de oorzaak. U zegt ook dat in 2012 alle inspecties aan de gehele afwaterleiding volgens plan voltooid moeten zijn, maar is er tot die tijd een kans dat er op andere plekken ook een breuk ontstaat? Is daar een inschatting te maken en hoe bereiden wij ons daarop voor als waterschap? Waarom moet er tweehonderd vijftig (250) meter aan rioolwaterleiding vervangen worden als het om een breuk gaat? Ik kan mij voorstellen dat er op een plek een breuk ontstaat, maar waarom moet er dan toch tweehonderd vijftig (250) meter vervangen worden? Even een technische vraag, maar er zal vast wel een goede verklaring voor zijn. Voorts heeft mijn fractie wat moeite met de wijze van aanbesteding. Wij vragen ons af of dit wel de meest goedkope manier van prijsvorming is, dus graag wat uitleg hierover. De heer Van Noord: Voorzitter. Wij zien ook de noodzaak van dit voorstel in, maar hebben nog een vraag over de aanbesteding. Wij snappen waarom er een vereenvoudigde vorm van aanbesteding wordt voorgesteld, maar hoe bewaakt het DB dat het een zo marktconform mogelijke prijs is? De heer Van den Berg: Voorzitter. Onze fractie had ook al een vraag gesteld over de aanbestedingsprocedure en dat is dan weer een antwoord voor een aantal van mijn collega-ABleden. Hierin wordt uitgelegd dat om het risico van prijs te beperken, hiertoe een externe aanbestedingsdeskundige wordt ingeschakeld. Mooi antwoord, maar wat gaat die dan precies voor het waterschap doen? Dat is ook weer een betaalde kracht en ik ben benieuwd wat hij kan wat jullie als waterschap zelf niet kunnen. Dan heb ik nog een vraag gesteld over de inspectie van het deel waar de breuk is opgetreden. Als antwoord kreeg ik dat er midden jaren negentig, dat is dan 1995 denk ik, een controle is geweest en daarna in 2001. Hier zit zes jaar tussen en dan had er in 2007 ook een controle moeten zijn geweest. Wat is de wettelijke verplichting? Hoe vaak moeten dat soort leidingen geïnspecteerd worden? Het is toch bijzonder dat er in 1995 een inspectie is geweest, in 2001 en vervolgens nooit meer daarna. Daar ben ik zeer benieuwd naar. De heer Withagen: Voorzitter. Wij zullen akkoord gaan met het voorstel. Twee zinnen vinden wij de moeite waard om er even uit te tillen: “Het DB heeft ingestemd met het voorstel en het AB wordt gevraagd om kennis te nemen van dit besluit.” Ik denk dat wij kennis nemen van dit besluit, maar ik denk dat dat bij het besluit had moeten staan, want wij nemen alleen maar een besluit om het krediet te voteren, maar tegelijkertijd nemen wij kennis van uw aanbestedingswijze en dat hoort er eigenlijk bij. Ik heb daar ook een verantwoordelijkheidsplaatje bij en wij gaan ervan uit dat u als DB ook voor het maken van die uitzonderingen waarvoor u gedelegeerd en bevoegd bent, verantwoordelijk bent en deze dient te controleren. De voorzitter: Wat op pagina 5 in het advies staat, wordt wat ons betreft uw besluit. Er staat dat u kennis neemt van het feit dat het DB een enkelvoudige aanbesteding gaat doen. De heer Withagen: Een fout mijnerzijds, mijn excuses daarvoor. Dan nog een zin: “Het uitgangspunt is dat de ambtelijke lijnen dienen om partijen te informeren en dat de bestuurlijke lijnen ondersteunend zijn.” De voorlaatste zin bij de communicatieparagraaf. Ik neem aan dat de bestuurlijke lijnen meer zijn dan ondersteunend, want er worden partijen genoemd die het op prijs stellen om ook bestuurlijk te worden geïnformeerd. De keuze van de werkwoorden vind ik niet de meest gelukkige. De heer Schots: Voorzitter. Ik ga in op het punt van de aanbesteding, want dat heeft bijna ieder van u gevraagd. Omwille van de tijd en tijdsdruk stellen wij voor om de enkelvoudige onderhandse
19
aanbestedingsprocedure te volgen, wetende dat dat inhoudt dat je niet de meest scherpe prijs krijgt. Wij hebben dat op twee manieren ondervangen, een door dat in het projectteam dat deze calamiteit behandelt, niet alleen ambtenaren van eigen dienst zitten die overigens uiterst deskundig zijn op dit gebied, maar ook externe adviseurs betrokken zijn die meekijken en hebben gekeken naar de manier van vervanging van de leiding. Op de tweede plaats hebben wij besloten om ervoor te zorgen dat de enkelvoudige aanbestedingsprocedure goed verloopt, een externe aanbestedingsdeskundige aan te stellen, die met name toezicht houdt op hetgeen de hoofdaannemer aan prijs neerlegt in combinatie met delen van het werk die aan onderaannemers uitbesteed moeten worden en dat daar niet van alles aan de strijkstok blijft hangen. Wij hebben iemand aangetrokken die met name op de juridische aspecten en prijsvorming deskundig moet zijn. Met eigen expertise en externe ogen hebben wij het meer dan vier ogen principe om te garanderen dat wij ook in deze verkorte procedure de beste prijs uit de markt kunnen krijgen. Mevrouw Franssen vraagt naar de juridische gevolgen en claims. Uiteraard hebben wij ons daarop beraden, maar tot nu toe is het op dat front rustig gebleven en is er niets tot ons gekomen. Wij hopen dat dat zo blijft. De calamiteit is provisorisch opgelost, maar nog niet definitief en dat kan bij slecht weer hier en daar gevolgen hebben, maar tot nu toe zijn er geen claims ingediend en wij hebben met betrokkenen een hele open communicatie over het gebeuren gevoerd, waardoor iedereen goed geïnformeerd is. De vragen over het vervangen van een deel van de leiding zullen door de heer Nipius beantwoord worden, evenals het punt van de inspecties. De opmerking van de heer Withagen over de tekst over de communicatie en de werkwoorden die daarin gebruikt zijn, ik heb begrepen dat ten tijde van de calamiteit er ambtelijk met allerlei instanties op dat niveau contact geweest is, maar dat gelijktijdig vanuit het calamiteitenteam onder voorzitterschap van onze voorzitter alle betrokken burgemeesters direct geïnformeerd zijn en zij zeker in de dagen van de calamiteit meermalen per dag met de dijkgraaf contact gehad hebben. De behoefte daaraan is waarschijnlijk wat minder geworden nu wij in een meer stabiele fase zitten, maar het wordt zeker niet uit het oog verloren. Voor de uitvoering van het werk zullen met name de ambtelijke contacten de eerste zijn en blijven wij bestuurlijk de vinger aan de pols houden, maar dat ligt dan toch iets meer op de achtergrond. De heer Nipius: Voorzitter, over de inspecties. Deze leiding is in de jaren tachtig aangelegd en is halverwege de jaren negentig geïnspecteerd. Je kunt zeggen met een interval van tien tot vijftien jaar. In 2001 is de leiding opnieuw visueel geïnspecteerd en dat was een natuurlijk moment, omdat toen een bouwwerk in de leiding is aangebracht, namelijk het roostergebouw. Voor zover ik weet zijn er geen wettelijke bepalingen voor intervallen van inspecties. De leiding is een aantal meter voorbij dat toen gebouwde roostergebouw lek geslagen en nu gerepareerd en toen is geconstateerd dat de leiding over een groter deel is aangetast dan waar hij kapot is gegaan. Toen is gekeken naar welk deel vervangen zou moeten worden. De betreffende leiding tussen het roostergebouw en het eerste ontvangwerk op de zuivering is tweehonderd vijftig (250) meter en de verwachting is dat twee derde daarvan vervangen moet worden. Dat is ook uit de visuele inspectie naar voren gekomen. Het exacte punt van vervanging tot-waar wordt vastgesteld op basis van kernboringen, zodat wij zeker weten dat het deel dat wij niet vervangen, van goede kwaliteit is. Er is wel in het voorstel opgenomen dat de leiding die niet vervangen wordt, aan de binnenkant beschermd wordt tegen eventuele aantasting. Tweede termijn De heer Van den Berg: Voorzitter. Dank aan de heer Nipius voor zijn antwoorden. De heer Nipius geeft aan dat voor zover hij weet, er geen wettelijke kaders zijn en ik geloof hem graag, maar ik vraag u om dat expliciet uit te zoeken om dat met zekerheid te kunnen vaststellen. Mijn tweede vraag gaat over de externe aanbestedingsdeskundige. Hoe wordt de onafhankelijkheid van de externe adviseur gewaarborgd? Komt hij van een extern bureau? De heer Wijnen: Voorzitter. Twee korte vragen. Wij kunnen in het voorstel voor een enkelvoudige aanbesteding meegaan, maar is in dit geval bij dit bedrag geen Europese aanbesteding nodig en zo nee, waar ligt de grens van het bedrag waarboven wel Europees moet worden aanbesteed? De heer Aertssen: Voorzitter. Ik had nog gevraagd of er iets te zeggen is over de oorzaak en over de kans dat opnieuw een breuk optreedt in het kader van het inspectieprogramma 2012 en wat dan het beleid is in zo’n situatie. Nu was het op het terrein van de zuivering en kun je zeggen dat je het nog redelijk zelf in de hand hebt, maar als het ergens op een plek middenin gebeurt, dan heb je een moeilijker situatie en wat doe je dan op zo’n moment? De heer Schots: Voorzitter. Het spreekt voor zich dat wij alle aandacht in het traject schenken aan de onafhankelijkheid van de externe aanbestedingsdeskundige en om deze te waarborgen, want
20
anders is de toegevoegde waarde van de inzet van zo’n deskundige beperkt. Het punt van de wettelijke verplichting zullen wij nakijken en in beantwoording teruggeven. Normaliter zou dit project onder de Europese aanbestedingsnormen vallen, maar om moverende redenen kan het DB daarvan afwijken en die zijn er op dit moment. Met dat besluit is de rechtmatigheid van deze aanbesteding gewaarborgd. De vragen over de oorzaak en het inspectieprogramma en wat er gebeurt als het op andere plekken ontstaat, worden door de heer Nipius beantwoord. De heer Nipius: Voorzitter. Naar de oorzaak van de breuk lopen nu twee onderzoeken, een door de verzekeraar die expertise verricht en duidelijkheid wil krijgen over de oorzaak en daarnaast door een onafhankelijke partij, die opdracht heeft gekregen van het waterschap om in beeld te brengen wat is aangetroffen en wat de mogelijke oorzaken zijn en in die zin het waterschap te adviseren. Dat is een kortlopend onderzoek. Het is de bedoeling dat de aanbevelingen uit deze onderzoeken meegenomen worden in de vervanging. Een breuk kan in theorie overal ontstaan. Het waterschap heeft een wachtdienst voor het transportsysteem van afvalwater. Deze wachtdienst is vierentwintig (24) uur per dag bereikbaar en die wordt bemenst door mensen met verstand van zaken, die weten hoe snel een reparatie uitgevoerd kan worden en voor een aantal kritische onderdelen zijn reparatiesets op voorraad. Zo niet, dan zijn er lijntjes naar bedrijven die dat snel kunnen maken voor ons. De voorzitter: Dat neemt niet weg dat als deze persleiding dezelfde breuk halverwege in het traject Moerdijk-Zeeland zou hebben, dan hebben wij een heel groot probleem. Nu hadden wij het geluk bij het ongeluk dat wij de leiding konden gebruiken om ongezuiverd te lozen op de Westerschelde, dat hoort ook niet en is ook dramatisch, maar het was hanteerbaar voor een aantal uren. Als dat op het land gebeurt, dan houd je niet veel anders over dan alle rioleringsstelsels van gemeenten te blokkeren en alle industrieën op Moerdijk stil te leggen en zo snel mogelijk proberen om de reparatie uit te voeren. In dit geval was het achtenveertig (48) uur. Ik maak dat verhaal maar zwaar genoeg, want dat is het ook op dat moment. Kleinere persleidingen kunnen wij snel maken, maar met deze zouden wij een groot probleem hebben. Maar goed, vandaar ook het scherpe beeld van de onderhoudstoestand van de persleiding en dat moeten wij ook houden om in te kunnen schatten dat wij daar geen risico lopen. De vraag van de heer Van den Berg wordt beantwoord en staat blijkbaar besluitvorming niet in de weg. Besloten: Het AB stemt in met het toekennen van een uitvoeringskrediet voor de vervanging van de influentleiding op rwzi Bath, naar aanleiding van de calamiteit d.d. 27 mei 2011 en neemt kennis van het besluit van het dagelijks bestuur inzake goedkeuring voor toepassing van een enkelvoudig onderhandse aanbestedingsprocedure. 3.f.
Goedkeuring begrotingswijziging 2011 ten behoeve van de noodmaatregelen rwzi Bath
Mevrouw De Jong: Twee vragen, met name over de manier van financiering van het bedrag. Er zit te weinig in de calamiteitenreserve van de zuivering, dus er wordt voorgesteld om uit het mogelijk jaarrekeningoverschot – laat ik het zo maar even zeggen - vijfhonderd duizend euro (€500.000) te halen en dat te plaatsen in de calamiteitenreserve. Daaruit halen wij het bedrag dat nodig is om deze noodvoorziening te financieren. Mijn vraag is of een calamiteitenreserve negatief mag zijn, want als dat zou kunnen, dan hoeven wij nu geen voorschot te nemen op een mogelijk positief jaarrekeningoverschot. Op bladzijde 2 staat onder tijdelijke voorziening, bij de tweede zin achteraan: “Deze begrotingswijziging voorziet niet in de realisatie”. Gaat het hier over een begrotings- of beleidswijziging en is dit gewoon een ‘slip of the pen’? Bij de kosten van de noodmaatregelen staan alle bedragen en dan bij maatregelen bij overstorten in het gebied en maatregelen op de rwzi Bath door grove delen en afvalwater en dat zijn PM-posten. Er staat bij dat die nog niet exact te bepalen zijn, maar hebt u enig idee over welke orde van grootte wij het hier hebben? Mevrouw Pijnenburg: Voor een stuk dezelfde vragen als mevrouw De Jong over de begrotingswijziging en financieringsmethode. Daarbij de zorg dat de calamiteitenreserve is uitgeput. Hoe gaan wij er vervolgens mee om, om die weer op niveau te krijgen? Daar zijn normen voor en daar gaan wij nu onderdoor en er wordt al vijfhonderd duizend euro (€500.000) uit de mogelijk te behalen resultaten behaald en dat is een zorgelijke ontwikkeling. Dan een vraag over de begrote kosten. Als ik het goed begrijp, dan is een noodleiding voor twintig (20) weken ongeveer net zo duur als een nieuwe leiding die veertig (40) jaar mee moet gaan. Wordt ons hierbij niet het vel over de neus getrokken? Als dat zo is, wat betekent dit dan voor toekomstig vervangingsbeleid? Want dat betekent dat er behoorlijke risico’s aan zitten als je met deze calamiteit te maken krijgt. De heer Nipius had het over de verzekering en dat komen wij niet tegen
21
bij het investeringsvoorstel dat wij net hadden. Bij deze calamiteit is de vraag waar de verzekering in dit plaatje past en heeft dat mogelijk gevolgen voor de financiering? De heer Withagen: Wij delen de vraag over de verzekering, waar praten wij dan over? Er moet toch minstens bij het waterschap een idee bestaan over wat wij dan met de verzekering zouden kunnen. Het tweede punt is dat wij even hebben geworsteld met de begroting voor het jaar 2011 te wijzigen. Wij hadden het technisch juister gevonden om post 4000 met vijfhonderd duizend euro (€500.000) te belasten en dat durven wij te doen, omdat de management letter heeft aangegeven dat er dit jaar vijfhonderd duizend euro (€500.000) zou ontstaan. Dat is een informatie die irgendwo anders had kunnen staan, maar het gaat erom dat wij de calamiteitenreserve niet negatief laten worden, nee, wij dekken deze uit post 4000 met vijfhonderd duizend euro (€500.000) en uit dat deel van de calamiteitenreserve. Dat betekent dat de begrotingswijziging technisch dan juist is. Die informatie is wat verwarrend. Mevrouw Franssen: Voorzitter. Alle vragen die ik had kunnen bedenken, zijn al de revue gepasseerd. Wij maken ons ook ernstig zorgen over het calamiteitenfonds, want als er nog iets fout gaat met claims, dan zitten wij helemaal op de bodem van dat fonds. Ik hoop dat de begroting die u gaat presenteren, enig inzicht geeft over hoe u het gaat oplossen. De heer Schots: Voorzitter. Verschillende vragen gaan over de dekking van deze kosten uit de begroting respectievelijk de calamiteitenreserve. Het is evident dat sprake is van een calamiteit en de calamiteitenreserve is niet toereikend. Boekhoudkundig kun je een calamiteitenreserve naar negatief laten lopen, maar waar heb je dan nog een calamiteitenreserve voor? Het DB heeft dat als niet verantwoord beschouwd. Wij hebben het standpunt ingenomen dat wij halverwege het jaar zijn en dat wij hopen dat er niet nog zoveel dingen meer gebeuren als dat er gebeurd zijn, maar je weet maar nooit. Wij vonden het niet verantwoord om meer uit de calamiteitenreserve te onttrekken en wij vonden zelfs dat er een positief saldo in de calamiteitenreserve zou moeten blijven voor onverhoopte dingen, die later dit jaar nog zouden kunnen gebeuren. Gegeven de verwachting van het exploitatieresultaat van het zuiveringsbeheer hebben wij daar ruimte gevonden voor de dekking van vijfhonderd duizend euro (€500.000). Wij hebben niet in het DB, maar in de ambtelijke organisatie langdurig gestoeid over hoe dit boekingstechnisch verwerkt moest worden en uiteindelijk is in overleg met de accountant vastgesteld dat de wijze die in het voorstel is opgenomen, verantwoord is. Eenvoudig een calamiteit voor een deel rechtstreeks uit de exploitatie dekken en voor een ander deel uit de reserve is niet consistent. Het is een calamiteit en die moet uit de calamiteitenreserve betaald moeten worden en daarom moet ervoor gezorgd worden dat de calamiteitenreserve voldoende omvang heeft of krijgt. Uiteraard maken wij ons zorgen over de snelle uitputting van de calamiteitenreserve en daarom hebben gezegd dat wij aan het eind van dit boekjaar als de rekening definitief vastgesteld wordt, zullen kijken of er ruimte is voor een versnelde opbouw van de calamiteitenreserve naar een normaal niveau. Normaliter gebeurt dat in gelijke stapjes, totdat hij aan het einde van de planperiode weer op zijn niveau is, en dat is wanneer je een keer een onttrekking van vijftigduizend euro (€50.000) doet allemaal niet zo spannend, maar bij dit soort grote ingrepen duurt het in het normale ritme te lang om weer op het goede niveau te komen. Daarom zullen wij er aan het einde van dit jaar nader naar kijken. In die zin is het geen beleids-, maar een begrotingswijziging. Als de PM-posten bekend waren, dan hadden wij er getallen voor neergezet. Wij proberen overstorten tot het minimum te beperken, maar dat is in handen van de weergoden en die kunnen wij geen van allen beïnvloeden en vooralsnog hopen wij dat wij in een gunstige periode zitten. Naar die post is geen slag te slaan. Ieder getal dat je er neerzet, is fictief en willekeurig, dus dan kun je er beter niets in zetten. Dat geldt iets minder, maar ook in dezelfde mate voor de maatregel voor Bath door grote delen in het afvalwater, omdat de noodleiding nu voor een deel langs het roostergebouw gaat en dat betekent dat er dingen die er anders uitgevist worden, er nu op een andere manier uitgevist moeten worden. Tot nu toe gaat dat redelijk. Terecht is hier opgemerkt dat wij er in het achterhoofd rekening mee moeten houden dat er nog extra kosten zouden kunnen komen, maar tot nu toe tekent zich dat niet af. Mevrouw Pijnenburg vraagt waarom de noodleiding zo duur is in vergelijking met de nieuwe leiding. Het zijn twee noodleidingen die naast elkaar liggen om de juiste capaciteit te kunnen realiseren, want dat ging niet met een leiding, maar met twee. In een calamiteitensituatie zit je in een dwangpositie. Je moet maar kijken waar die leidingen te vinden zijn. Deze week op excursie hebt u op Nieuwveer kunnen zien dat daar een leiding lag van een doorsnee van twee meter en nog wat en deze in Bath is iets kleiner, maar het scheelt niet veel. Die liggen niet zomaar ergens op de plank. Dat betekent dat je je in allerlei bochten moet wringen om die dingen te verkrijgen en als het dan ook nog snel moet, dan hangt daar een prijskaartje aan. Met een definitieve leiding die je begroot en bestelt in een zorgvuldig traject, kun je daar meer de tijd voor nemen. Noodmaatregelen zijn altijd kostbaar. Dat is hier niet anders. Het ziet er vooralsnog niet naar uit dat wij voor de calamiteit dekking hebben uit onze eigen verzekeringspolis.
22
Wij hebben een opstalverzekering, maar het ziet er niet naar uit dat het hier om een verzekerd voorval gaat, maar nooit geschoten is altijd mis, dus er wordt in elk geval naar gekeken, maar de verwachtingen op dat gebied mogen niet te hoog gespannen zijn. Besloten: Het AB besluit door middel van vaststelling van bijgevoegde begrotingswijziging om de begroting voor 2011 te wijzigen ten behoeve van de noodmaatregelen voor de calamiteit d.d. 27 mei 2011 op rwzi Bath en om het bedrag te onttrekken aan de calamiteitenreserve zuivering. 4.
Mededelingen (te behandelen op 31 augustus 2011
5.
Ingekomen stukken (te behandelen op 31 augustus 2011)
5.a.
Jaarrekening Delta waterlab 2010
6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’ e.a.
De voorzitter: Hier is op dit moment van belang te melden dat in uw eerste vergadering van september de mogelijkheid zal bestaan om te spreken over het belastingsysteem, zodat ten behoeve van de vergadering van 20 september van de Unie input geleverd wordt. Wij zullen de stukken zo snel mogelijk aan u doen toekomen. Het DB zal hierover medio augustus een preadvies bij maken. 7.
Stand van zaken ‘Brand Chemie Pack Moerdijk’
De voorzitter: U hebt de stukken over de update op uw bureau gevonden. 8.
Rondvraag
De heer Vanlaerhoven: Voorzitter. Een vraag over het Overdiep, de oplevering van de eerste terp. Hoe zit het met de mensen die wat meer achterin zitten? Hebben die al een andere locatie? Graag de stand van zaken daarover. De heer Van der Kallen: Er wordt nog met een persoon van de mensen die in het achterste stuk zitten, onderhandeld over de aankoop en dat is gericht op een terp. De rest komt terug op de terpen en daar zijn akkoorden mee gesloten, zowel voor de aankoop van hun percelen als de aankoop van de terp. De andere personen zullen hun wegen in het land vinden. Daar zijn verkoopcontracten mee gesloten. Het hervestigen is meer hun werk dan het onze. De voorzitter: Dat is een verantwoordelijkheid van de provincie. De heer Van Riet: Voorzitter. Eerst even teruggrijpend op Chemie-Pack. Wij zitten er met zijn allen voor dat dit dertien miljoen euro (€13.000.000) gaat kosten of in die orde van grootte en dat er destijds twintig waterschapsmedewerkers blootgesteld zijn. Wij hebben eerder als Water Natuurlijk erop gewezen dat er ook gekeken moet worden naar de verantwoordelijkheidsverdeling en of het kan blijven zoals het is. Wij dachten van niet. Een kleine gemeente die verantwoordelijk is voor een groot industrieel complex. U hebt toen gezegd dat u daar geen uitspraken over wilde doen, maar inmiddels is het in de publiciteit gekomen dat die hele verantwoordelijkheidsverdeling toch tegen het licht gehouden moet worden. Wij zouden u willen vragen om ook daarop uw invloed aan te wenden, want er zijn twintig (20) mensen van het waterschap blootgesteld. Een tweede vraag van heel andere orde. Wij hebben een lovend artikel in de knipselkrant gelezen over het gebruik van de schijvenmaaier, die bijzonder goede resultaten geeft en niet zoals een klepelmaaier, alles wat leeft, verpulvert. Dit is de eerste proef van het waterschap en dat juichen wij van harte toe. Wij zouden graag zien dat u het gebruik daarvan verder stimuleert en wij vroegen ons af of u in de onderhoudscontracten met de aannemers wilt opnemen dat de schijvenmaaier gebruikt gaat worden. Nog een puntje. Er zijn in dit kantoor van het waterschap neststenen gemaakt voor gierzwaluwen. Die waren vorig jaar nog niet bewoond geraakt, maar de West-Brabantse Vogelwerkgroep heeft samen met het waterschap geluidsapparatuur gebruikt om de gierzwaluwen erheen te lokken en zij vroegen mij over te brengen dat dat goede resultaten gehad heeft, want er zijn nu tien (10) nesten bewoond en zij willen hun dank uitspreken voor de samenwerking met het waterschap. Ik zou u willen vragen om de gelukwensen namens de fractie Water Natuurlijk over te
23
brengen aan een medewerkster van de concernstaf, die recent in het huwelijk is getreden, Eefje Sutarzewicz. De voorzitter: De laatste oproep is meteen gebeurd. U legt het accent bij Chemie-Pack op de twintig (20) medewerkers en dat is uiteraard ook een punt, maar het is ook een punt rondom milieu en anderszins. Ik heb de vorige keer ook aangegeven om de officiële rapportages af te wachten, want alle ketelmuziek tot nu toe is allemaal van onofficiële zijde en binnenkort, ik denk binnen nu en twee maanden, zullen vier officiële rapportages naar buiten komen, waaronder een brief van de minister aan de Tweede Kamer. Ik ben het met u eens en in toenemende mate zijn wij het daarmee eens – de heer Aertssen heeft er ook al verschillende keren naar gevraagd – om te kijken wat dit structureel betekent voor de toekomst en wat de rol van het waterschap daarbij is. Dat onderkennen wij zeker. Het was mij ook al opgevallen dat er veel gierzwaluwen rondom het gebouw zijn. Op de een of andere manier heb ik in mijn hele politiek-bestuurlijke loopbaan met gierzwaluwen te maken gehad, dus ik herken het geluid van het beestje en met genoegen heb ik geconstateerd dat een aantal nesten bezet is, mede dankzij de inzet van de Vogelwerkgroep om dit te stimuleren en daar feitelijk gebruik van te laten maken. Misschien een aardig thema om hier een keer iets mee te doen naar buiten toe. De heer Coppens: Tijdens een demonstratie zijn inderdaad de positieve resultaten van de schijvenmaaier ten opzichte van de klepelmaaier gebleken. De heer Van Riet stelt voor dit zo snel mogelijk in de bestekken op te nemen en de loonwerkers te vragen om op die manier het werk uit te gaan voeren. Dat gaat een beetje te snel, mijnheer Van Riet, want zover zijn wij nog niet, aangezien hier aanzienlijke meerkosten mee zijn gemoeid. U moet ons de tijd geven om die afweging te maken, maar het heeft onze aandacht en als dat tot verdere ontwikkelingen leidt, dan zullen wij u dat zeker melden. De heer Aertssen: Voorzitter, ik heb een vraag voor u. Een aantal weken geleden hebben wij vragen gesteld over de verontreiniging in de Beek rond Zundert, u zult zich dat nog herinneren. Misschien kunt u nu positief in het nieuws komen, want binnenkort gaat de zogenaamde big jump plaatsvinden en ik heb u toen opgeroepen daaraan deel te nemen, dus schroom niet. Het is aanstaande zaterdag en er is zelfs al een DB-lid dat heeft toegezegd, dus misschien kunt u samen dat varkentje wassen. De voorzitter: Het is in ieder geval een onverdachte plas waar het plaatsvindt. Desalniettemin is de heer Hieltjes bereid om namens het DB de honneurs waar te nemen en hoe hij dat doet, ik nodig hem graag uit om dat te vertellen. De heer Hieltjes: Ik heet u allen welkom om komende zondag aanwezig te zijn in Etten Leur vlakbij de Leurse haven om daar samen met de u bekende wethouder Van Hal uit Etten-Leur en ik namens het DB aanwezig te zijn om de aanwezige mensen, vooral jeugd, aan te moedigen om gezamenlijk een sprong in het water te nemen en dat op een tijdstip dat tegelijkertijd op de grens van Nederland en Vlaanderen de heer Van Riet met een aantal mensen aanwezig zal zijn om daar ook een jump te doen om aandacht te vragen voor het vraagstuk van waterkwaliteit en daar met elkaar van te genieten. Wij proberen daar veel aandacht voor te krijgen, zodat men ziet wat het werk van het waterschap is, ook op het gebied van waterkwaliteit en dat mensen er ook van kunnen genieten, ook van deze vorm van recreatief medegebruik. De voorzitter: Zo zie je maar, als het te heet wordt onder mijn voeten, dan delegeer ik ook graag! 9.
Sluiting
De voorzitter: Ik sluit hiermee de openbare vergadering om 22.40 uur. Ik wens u een goede vakantie, bedankt, wel thuis en tot in augustus. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 31 augustus 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
24
Zaaknr. : 11.zk12387 Kenmerk : 11IT009272 Barcode :
11IT009272
Actielijst algemeen bestuur versie 6 juli 2011 Uit vergadering
Actie
Tijdstip
AB 21 juli 2010 Toesturen AB rapport calamiteit rwzi Bath.
Zodra beschikbaar
AB 8 december Notitie inbrengen over peilbesluit in relatie tot verwerving van 2010 laatste hectare landbouwgrond in natuurgebied op vrijwillige basis en spiegelend peilbesluit in relatie tot verwerving laatste hectare natuur in een landbouwgebied.
Loopt
AB 8 december AB inzicht geven in kosten technische maatregelen peilbesluiten 2010 AB 8 december AB informeren over voortgang grondtransacties met betrekking 2010 tot EVZ Zwarte sloot.
AB 2011
AB 19 januari 2011 AB 16 februari 2011
AB-lid Jackson informeren over nazorg waterschapskring Made
Zo spoedig mogelijk
Ieder AB korte stand van zaken over afwikkeling calamiteit Moerdijk.
Elk AB
AB 16 maart 2011
Toesturen analyse kosten centraal versus decentraal zuiveren
In een volgend AB
Indien aan de orde.
AB 13 april 2011
In een volgend AB Nagaan of het mogelijk is de kosten aanpassingen sluiscomplexen bij optie 1 inzichtelijk te maken wanneer dit niet wordt aanbesteed.
AB 13 april 2011
In DB bespreken of bestrijding muskusratten onderwerp kan zijn voor een thema-AB
Loopt
AB 6 juli 2011
Aan AB scan lopende projecten ontwerp en realisatie m.b.t. verwachte doelrealisatie in relatie tot. beschikbare uitvoeringskredieten toesturen AB informeren over wettelijke termijnen voor inspecties afvalwaterpersleiding Aan AB extra informatie toesturen over verloop project Kleine Beek voor vis en beantwoorden gestelde vragen Beantwoorden gestelde vragen over nota recreatief medegebruik
september/oktober 2011
AB 6 juli 2011 AB 6 juli 2011 AB 6 juli 2011
Zomer 2011 Voor 31 augustus 2011 Voor 31 augustus 2011
Zaaknr. : 11.ZK12387 Kenmerk : 11IT009377 Barcode :
11IT009377
Toezeggingenlijst algemeen bestuur 6 juli 2011 AB 9 juni 2010
Website extern laten toetsen
Loopt: voorjaar 2011
AB 15 september 2010
Na 1 of 2 jaar evaluatie van het vervoersplan en de acties rondom parkeren
2011 of 2012
AB 12 november 2010
Het AB informeren inzake ontwikkelingen op het gebied van handhaving van emissies door verboden soorten bestrijdingsmiddelen.
Loopt
AB 8 december 2010
Peilbesluiten worden pas effectief uitgevoerd als de bijbehorende technische maatregelen zijn tot stand gebracht.
Bij uitvoering peilbesluiten
AB 8 december 2010
Toekomstige voorstellen inzake grondtransacties zullen meer zekerheden bieden inzake daarmee samenhangende grond aan- en verkopen cq. ruilingen.
Toekomstige voorstellen grondtransacties
AB 19 januari 2011
AB toesturen kort evaluatierapport waterschap calamiteit Moerdijk inclusief antwoorden schriftelijke vragen.
Zodra beschikbaar
AB 16 februari 2011
AB op gezette tijden informeren over proces, uitvoering Op gezette tijden en halen van doelen van inrichtingsplan Weerijs-Zuid.
AB 16 februari 2011
Bij gebleken interesse bij de uitvoering van het inrichtingsplan Weerijs-Zuid, het AB een notitie doen toekomen met aandachtspunten particulier natuurbeheer.
Indien er sprake is van gebleken interesse bij uitvoering inrichtingsplan Weerijs-Zuid.
AB 16 februari 2011
Vrije discussie over verwerking lasten calamiteit Moerdijk
Bij behandeling begroting 2012
AB 16 maart 2011
Toesturen nota over hoe DB in de toekomst om wil gaan met MVO-beleid
In een volgend AB
AB 13 april 2011
Bij de aanpassingen sluiscomplexen zal kritisch worden bekeken welke maatregelen zelf kunnen worden gedaan.
Tijdens uitvoering project
AB 18 mei 2011
In de P&C-cyclus vanaf 2012 inplannen wijze gebundelde toezending evaluaties projecten
Begin 2012
AB 15 juni 2011
AB tijdig informeren over ontwikkelingen bij samenwerkingsverbanden.
Indien aan de orde.
Zaaknr. : 11.ZK12387 Kenmerk : 11IT009264 Barcode :
11IT009264
AgendaBesluitenlijst algemeen bestuur 6 juli 2011 punt 1.
Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
2.a.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van de vergadering van het algemeen bestuur van 15 juni 2011. Besloten: het algemeen bestuur stelt de notulen en besluitenlijst (inclusief actie- en toezeggingenlijst) van 18 mei 2011 vast.
3.
Nota’s ter besluitvorming
3.b.
Aanvraag aanvullend krediet project Kleine Beek voor vis Recent is gebleken dat het beschikbare uitvoeringskrediet voor het project “Kleine Beek voor vis” niet toereikend is om het project af te ronden en om aangegane verplichtingen te kunnen voldoen. De tekorten zijn toe te schrijven aan een te krappe begroting voor diverse posten en het onvoldoende bewaken van resterende budgetten. Door het aanvullende krediet nemen de netto kosten van het waterschap met € 43.000,- toe. Om herhaling te voorkomen heeft het DB inmiddels opdracht gegeven om: a) de handreiking Projectmatig Werken versneld in te voeren; b) de invoering van IPM-teams, waarbij verschillende procesrollen worden onderscheiden en toebedeeld, te versnellen en om; c) alle lopende projecten van de afdeling ontwerp en realisatie te screenen op doelrealisatie in relatie tot beschikbaar uitvoeringsbudget. In september 2011 moet daarover aan het DB gerapporteerd worden. Besloten: Het algemeen bestuur stemt in met het beschikbaar stellen van extra (bruto) krediet van € 584.000,- om het project te kunnen afronden en om reeds aangegane verplichtingen te kunnen nakomen.
3.d.
Kaart verdachte en onverdachte locaties Het waterschap is verplicht om voorafgaand aan het onderhoudsbaggeren een onderzoek naar de kwaliteit van de waterbodem uit te voeren. De Regeling bodemkwaliteit kent een vrijstelling van de onderzoeksplicht voor onderhoudsbagger-specie afkomstig uit onverdachte locaties, die wordt verspreid of tijdelijk wordt opgeslagen op het aangrenzend perceel. Een onverdachte locatie is een locatie waar geen vermoeden van mogelijke waterbodemverontreiniging bestaat. Om van de vrijstelling gebruik te maken moet het waterschap conform de Regeling bodemkwaliteit een overzicht met onverdachte locaties in het waterbeheerplan opnemen. Besloten: Het algemeen bestuur stelt het Besluit ‘Kaart verdachte en onverdachte locaties’ vast.
3.e.
Aanvraag uitvoeringskrediet vervanging influentleiding rwzi Bath Op 27 mei 2011 ontstond een leidingbreuk op het terrein van rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Bath. Deze zuivering verwerkt het huishoudelijk en industrieel afvalwater van het westelijk deel van Noord-Brabant. De influentleiding op het terrein van de rwzi Bath dient te worden vervangen, zodat het afvalwater weer ongestoord kan worden afgenomen en de tijdelijke maatregelen kunnen worden opgeheven. Besloten: Het algemeen bestuur stemt in met het toekennen van een uitvoeringskrediet voor de vervanging van de influentleiding op rwzi Bath, naar aanleiding van de calamiteit d.d. 27 mei 2011, en neemt kennis van het besluit van het dagelijks bestuur inzake goedkeuring voor toepassing van een enkelvoudig
AgendaBesluitenlijst algemeen bestuur 6 juli 2011 punt onderhandse aanbestedings-procedure. 3.f.
Goedkeuring begrotingswijziging 2011 ten behoeve van de noodmaatregelen rwzi Bath Op 27 mei 2011 ontstond een leidingbreuk op het terrein van rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Bath. Deze zuivering verwerkt het huishoudelijk en industrieel afvalwater van het westelijk deel van Noord-Brabant. Er zijn kosten voor noodmaatregelen gemaakt om gevolgen te beperken en om de zuivering weer tijdelijk in gebruik te kunnen nemen. Besloten: Het algemeen bestuur besluit door middel van vaststelling van bijgevoegde begrotingswijziging om de begroting voor 2011 te wijzigen ten behoeve van de noodmaatregelen voor de calamiteit d.d. 27 mei 2011 op rwzi Bath en om het bedrag te onttrekken aan de calamiteitenreserve zuivering.
6.
Stand van zaken ‘Actie Storm’ e.a.
7.
Stand van zaken ‘Brand Chemie Pack Moerdijk’
8.
Rondvraag
9.
Sluiting om 22.40 uur.
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf -2-
11IN018231
Ise Delta
Het Algemeen Bestuur van waterschap Brabantse Delta Concernstaf Postbus 5520 4801 DZ BREDA
Water
Uw schrijven van Uw kenmerk Zaaknummer Ons kenmerk Barcode Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
Agendapunt 2b leven kleurt het
10.ZK38152 11AOUT0317 mevrouw D. Jansen 076 564 15 02 1 4 j u n i 2011
1 7 JUNI 2011
Onderwerp: aanbieding rapport rekenkamercommissie "Bestuur bij grote projecten" Geacht Algemeen Bestuur, •'
Bijgaand bieden wij u aan het onderzoeksrapport "Bestuur bij grote projecten". Doel van het onderzoek is met het oog op de bestuurlijke, financiele en maatschappelijke impact van veel grote projecten van het waterschap Brabantse Delta en de daarmee gepaard gaande risico's, het Algemeen Bestuur inzicht te verschaffen in de ontwikkeling en uitvoering van grote projecten. De bestuurlijke reactie van het Dagelijks Bestuur is integraal opgenomen in het onderzoeksrapport. In het nawoord geeft de rekenkamercommissie hierop een reactie. Het is het eerste onderzoeksrapport dat de rekenkamercommissie u aanbiedt. Nog dit jaar zal een tweede volgen. In feite is met deze eerste aanbieding een inhoudelijke start gemaakt met de functie van de rekenkamercommissie. Dat wil zeggen, het Algemeen Bestuur inzicht verschaffen in de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van het waterschap Brabantse Delta. Het was voor de organisatie ook de eerste maal in de kennismaking met het werk van de rekenkamercommissie. De eerlijkheid gebiedt te stellen dat het wennen was. Dat die gewenning terrein wint, merken wij bij het tweede onderzoek. De leden van de rekenkamercommissie zullen aanwezig zijn bij de behandeling van het onderzoeksrapport in de commissie en/of in het algemeen bestuur. Met vriendelijke groet, Namens de rekenkamercommissie /. mr. CM. de Graaf Voorzitter
Bijlage:
rapport rekenkamercommissie bestuur bij grote projecten
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520, i*801 DZ Breda T 076 56*f 10 00 F 076 56^ 10 11 E
[email protected] I www.brabantsedelta.nl Bankrekening 63.67.59.202
De rol van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur bij de ontwikkeling en realisatie van grote projecten
rwzi Nieuwveer
Deltadigitaal
Chaamse Beken
Onderzoek van de Rekenkamercommissie 14 juni 2011
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
2
1.
4
Inleiding
1.1. Aanleiding 1.1.1. Focus op grote projecten
4 4
1.2. Doel van het onderzoek
4
1.3. Leeswijzer
4
2.
6
Onderzoeksvragen en normenkader
2.1. Onderzoeksvragen
6
2.2. Normenkader
8
3.
2.2.1. A. Beleid aanpak projecten
8
2.2.2. B. Betrokkenheid bestuur bij projecten
8
2.2.3. C. Risico’s bij projecten
8
2.2.4. D. Informatievoorziening over projecten
8
2.2.5. E. Evaluatie van projecten
9
2.2.6. F. Werking in de praktijk
9
Bevindingen
3.1. A. Beleid aanpak projecten
10 10
3.1.1. Onderscheid tussen projecten en activiteiten
11
3.1.2. Fasen projecten
12
3.1.3. Rollen, taken en verantwoordelijkheden in projecten
13
3.2. B. Betrokkenheid bestuur bij projecten
14
3.2.1. Betrokkenheid bij projecten van het Algemeen Bestuur
15
3.2.2. Betrokkenheid bij projecten van het Dagelijks Bestuur
16
3.3. C. Risico’s bij projecten
16
3.4. D. Informatievoorziening over projecten
17
3.5. E. Evaluatie van projecten
17
4.
18
F. Werking in de praktijk
4.1. Chaamse Beken 4.1.1. Toetsing aan de normen 4.2. Renovatie rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Nieuwveer
18 20 22
Projectbeschrijving
22
4.2.1. Toetsing aan de normen
24
4.3. Deltadigitaal
26
2 Pagina van 48
4.3.1. Projectbeschrijving
26
4.3.2. Toetsing aan de normen
29
4.4. Bestuurlijke informatievoorziening en mandaatbesluit
31
5.
35
Conclusies en aanbevelingen
5.1. A. Beleid aanpak projecten
36
5.2. B. Betrokkenheid bestuur bij projecten
37
5.3. C. Risico’s bij projecten
37
5.4. D. Informatievoorziening over projecten
38
5.5. E. Evaluatie van projecten
38
A.
Geïnterviewde personen
40
B.
Geraadpleegde documenten
41
6.
Bestuurlijke reactie van het dagelijks bestuur
44
7.
Nawoord van de Rekenkamercommissie
45
3 Pagina van 48
1. Inleiding 1.1. Aanleiding 01
Waterschappen voeren voortdurend grote projecten uit. Veel van deze projecten zijn complex en kennen aanzienlijke financiële belangen. Besluitvormingsmomenten en mijlpalen binnen projecten strekken zich vaak uit over een lange periode. Projecten blijken, eenmaal gestart, in de praktijk de neiging te hebben steeds omvangrijker te worden. Projecten hangen met elkaar samen of hebben een relatie met andere beleidsdossiers waardoor het domein lastig is af te bakenen.
1.1.1.Focus op grote projecten 02
In dit rekenkameronderzoek ligt de focus op grote projecten. Daarbij is een grens van 3 miljoen euro aan investeringen aangehouden om te bepalen of een project ‘groot’ is. Er zijn projecten onderzocht die in de periode 2007 tot en met 2010 zijn afgerond.
1.2. Doel van het onderzoek 03
Met het oog op de bestuurlijke, financiële en maatschappelijke impact van veel grote projecten van het waterschap Brabantse Delta en de daarmee gepaard gaande risico’s, heeft de rekenkamercommissie besloten onderzoek naar de ontwikkeling en uitvoering van grote projecten uit te voeren.
04
Rekenkameronderzoek is om van te leren. Hoewel de aanbevelingen van de rekenkamercommissie primair zijn gericht aan het Algemeen Bestuur, kunnen het Dagelijks Bestuur en de ambtelijke organisatie ook hun voordeel doen met de resultaten van rekenkameronderzoek. Rekenkameronderzoek speelt daarnaast een belangrijke rol bij de externe verantwoording van het functioneren van het waterschap aan de maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van het gebied. Doel van zowel de interne als de externe werking van het onderzoek is ervan te leren. Dit geldt zowel voor het Algemene en Dagelijkse Bestuur als de ambtelijke organisatie. De Rekenkamercommissie verricht in ieder geval geen ‘afrekenonderzoek’.
05
Dit rekenkameronderzoek biedt inzicht in de wijze waarop het Algemeen Bestuur invulling geeft aan zijn kaderstellende en controlerende taken en het Dagelijks Bestuur van het waterschap Brabantse Delta invulling geeft aan zijn taken ten aanzien van de ontwikkeling en uitvoering van grote projecten.
06
Het onderzoek is ook bedoeld om een foto te maken van de uitvoeringspraktijk van grote projecten. Het onderzoek resulteert in conclusies en aanbevelingen voor de versterking van de kaderstellende en controlerende rol van het Algemeen Bestuur bij de ontwikkeling en uitvoering van (grote) projecten.
1.3. Leeswijzer 07
Dit rapport volgt voor een belangrijk deel de structuur van de onderzoeksvragen, zoals deze in het volgende hoofdstuk zijn geformuleerd. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het doel van het onderzoek, de onderzoeksvragen en het normenkader. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie de context, de spelregels en het beleid voor de uitvoering van projecten beschreven. Het 4 Pagina van 48
vierde hoofdstuk geeft de bevindingen per onderzoeksvraag voor drie projecten aan en een aparte paragraaf over de informatie aan het algemeen bestuur. Het laatste hoofdstuk bevat de conclusies een aanbevelingen.
5 Pagina van 48
2. Onderzoeksvragen en normenkader 2.1. Onderzoeksvragen 08
De Rekenkamercommissie heeft de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1.
Hanteert het waterschap Brabantse Delta een beleid voor de aanpak van projecten en zo ja hoe ziet dit beleid er in grote lijnen uit (o.a. systemen en procedures) en hoe is het beleid tot stand gekomen?
2.
Hoe organiseert het waterschap Brabantse Delta zijn projecten?
3.
Op welke wijze worden projecten in de praktijk uitgevoerd?
4.
Op welke wijze worden het Dagelijks en Algemeen Bestuur betrokken bij de start, uitvoering en afsluiting van projecten?
5.
Hoe worden het Dagelijks en Algemeen Bestuur geïnformeerd over de voortgang, resultaten en risico’s van projecten?
6.
Op welke wijze worden projecten geëvalueerd en hoe wordt de effectiviteit gemeten (toetsing aan doelstellingen project)?
7.
In hoeverre wijkt de uitvoering van projecten af van het geformuleerde beleid en wat zijn hiervoor de verklaringen?
8.
Welke verbeteringen zijn, vanuit het perspectief van de kaderstellende en controlerende rol van het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta, gewenst in het beleid en de uitvoering van (grote) projecten?
09
De onderzoeksvragen vertonen een logisch geheel en zijn in Figuur 1 als schakels weergegeven. Bij de schakels van de cyclus is telkens aangegeven welke onderzoeksvragen beantwoord worden. In het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt onderscheid gemaakt tussen het beleid zoals het is vastgesteld (schakels A t/m E in de cyclus) en de wijze waarop het in de praktijk functioneert (schakel F in de cyclus). Dat gebeurt aan de hand van de bestudering van drie projecten.
10
Schakel A heeft betrekking op het beleid dat is vastgesteld ten aanzien van de wijze waarop door het waterschap met projecten wordt omgegaan. Dit zijn de ‘spelregels’ van het projectmatig werken. Deze spelregels hebben betrekking op zaken als verantwoordelijkheden, bevoegdheden en informatievoorziening, maar ook op de betrokkenheid van het Algemeen en Dagelijks Bestuur bij projecten. De spelregels zijn het startpunt van het onderzoek.
11
Schakel B gaat over de wijze waarop het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur daadwerkelijk betrokken worden bij projecten. Dit heeft met name betrekking op de start en afronding van projecten.
6 Pagina van 48
12
Schakel C heeft betrekking op de wijze waarop risico’s zijn ingeschat in het project en worden gemanaged.
13
Schakel D heeft betrekking op de wijze waarop de informatievoorziening rondom de projecten is georganiseerd, onder meer voortgang en risico’s bij de start van het project, tijdens het project en bij de afronding.
14
Schakel E ziet op de wijze waarop projecten na afronding worden geëvalueerd op het behalen van doelstellingen van projecten en de lessen die geleerd zijn uit de projecten. De uitkomsten van de evaluatie kunnen aanleiding zijn voor het aanpassen van de spelregels rondom projecten (schakel A), de inhoud van het beleid of gerapporteerd worden aan het Algemeen Bestuur ter kennisneming over de mate waarin doelstellingen behaald zijn.
15
In schakel F wordt de werking van de spelregels in de praktijk getoetst, aan de hand van de bestudering van drie projecten.
Figuur 1: De onderzoeksvragen vormen een cyclus met schakels. 16
De schakels zijn weliswaar niet geheel volgtijdelijk, maar kennen een grote mate van onderlinge afhankelijkheid. Dit betekent dat indien aan één of meerdere schakels niet of onvoldoende invulling wordt gegeven, de toegevoegde waarde van de andere schakels ook afneemt of zelfs nihil wordt. Het onderzoek geeft inzicht welke schakels extra aandacht behoeven.
7 Pagina van 48
2.2. Normenkader 17
Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen, hanteert de Rekenkamercommissie normen die zij direct of indirect heeft vastgesteld op basis van wettelijke kaders en de beleidskaders van het waterschap Brabantse Delta. De normen zijn per schakel en zoveel mogelijk positief opgesteld.
18
Dit onderzoek bevat geen juridische toets, noch wordt in het kader van dit onderzoek een accountantsverklaring afgegeven. De rekenkamercommissie is ervan uitgegaan dat de door het waterschap Brabantse Delta verstrekte gegevens inhoudelijk juiste informatie bevatten.
2.2.1.A. Beleid aanpak projecten 19
Schakel A heeft betrekking op het beleid van het waterschap Brabantse Delta. De wijze waarop projecten en programma’s worden aangepakt dient vastgelegd te zijn in beleid en vervolgens nader uitgewerkt in handleidingen voor de opzet en uitvoering van grote projecten.
A.
Schakel Beleid aanpak projecten
Norm Het waterschap Brabantse Delta heeft beleid, geoperationaliseerd in handleidingen, voor de opzet en uitvoering van grote projecten
2.2.2.B. Betrokkenheid bestuur bij projecten 20
Schakel B heeft betrekking op de wijze waarop het Algemeen en Dagelijks Bestuur betrokken worden bij de opzet, uitvoering en afronding van projecten. Daarbij is het van belang dat er afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in het beleid c.q. projectplannen.
B.
Schakel Betrokkenheid bestuur bij projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze het Algemeen en Dagelijks Bestuur zijn betrokken bij de opzet, uitvoering en afronding van grote projecten.
2.2.3.C. Risico’s bij projecten 21
Schakel C heeft betrekking op de risico’s die projecten met zich meebrengen. Het is van belang dat er afspraken zijn vastgesteld omtrent de wijze waarop risico’s worden ingeschat en gemanaged. In de projectplannen dient aandacht te worden besteed aan de projectrisico’s en de beheersingsmaatregelen die hiervoor getroffen zijn.
C.
Schakel Risico’s bij projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze risico’s worden ingeschat en gemanaged. In de projectplannen wordt aandacht besteed aan de risicoanalyse en beheersingsmaatregelen.
2.2.4.D. Informatievoorziening over projecten 22
Schakel D heeft betrekking op de wijze waarop het Algemeen en Dagelijks Bestuur worden geïnformeerd over de voortgang, resultaten en risico’s van projecten. In de projectplannen dient hieraan aandacht besteed te worden, specifiek voor het project. 8 Pagina van 48
D.
Schakel Informatievoorziening over projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze het Algemeen en Dagelijks Bestuur worden geïnformeerd over voortgang, resultaten en risico’s van projecten. In de projectplannen wordt aandacht besteed aan de wijze waarop het Algemeen en Dagelijks Bestuur geïnformeerd zullen worden over voortgang, resultaten en risico’s.
2.2.5.E. Evaluatie van projecten 23
Schakel E heeft betrekking op de evaluatie van projecten. Het is van belang dat projecten worden geëvalueerd. Bij de evaluatie van het beleid wordt nagegaan of de beoogde doelstellingen zijn behaald. Op basis van de resultaten van het de evaluatie kan het beleid, waar het project onderdeel van is, verbeterd worden.
E.
Schakel Evaluatie van projecten
Norm De grote projecten worden geëvalueerd en de resultaten van de evaluatie worden gebruikt om verbeteringen door te voeren.
2.2.6.F. Werking in de praktijk 24
De afspraken die in beleid worden vastgelegd, dienen in de praktijk nageleefd te worden. Door deze afspraken te toetsen aan de hand van een selectie van grote projecten, ontstaat een beeld over de mate waarin grote projecten conform het vastgestelde beleid worden uitgevoerd.
F.
Schakel Werking in de praktijk
Norm De grote projecten worden conform het vastgestelde beleid uitgevoerd.
9 Pagina van 48
3. Bevindingen 25
In dit hoofdstuk worden de bevindingen gerapporteerd. De bevindingen worden gerapporteerd per schakel. De bevindingen hebben betrekking op de periode van 2007 tot en met 2010.
26
Voordat de bevindingen die direct zijn te relateren aan de normen worden genoemd is een korte schets van de context op zijn plaats. Uit onze gesprekken blijkt dat er in de periode voor 2009 veel nadruk lag op de uitvoering (“meters maken”). Het Algemeen Bestuur volgde in de meeste gevallen de voorstellen van het Dagelijks Bestuur, nam genoegen met een informatievoorziening op hoofdlijnen en stond op grote afstand van de ambtelijke organisatie. De werkwijze daarvoor was overigens vastgelegd in de notitie bestuurlijk functioneren 2005 en werd op 5 januari 2005 door het AB vastgesteld.
27
Met het aantreden van het nieuwe bestuur in 2009 is een nieuwe bestuurscultuur geïntroduceerd. De besluitvorming door het Algemeen Bestuur en het “spel” tussen Algemeen Bestuur , Dagelijks Bestuur en ambtelijke organisatie hebben een meer politieke dimensie gekregen. In het bestuursakkoord van het huidige bestuur wordt ingezet op consolidatie. Er is meer aandacht voor professionalisering en formalisering van de (voorbereiding op de) besluitvorming, de prioriteitstelling en de verantwoording. Het Dagelijks Bestuur heeft (voor het eerst) in 2009 portefeuillehouders aangewezen die ondersteund door het management en de projectleiders de informatievoorziening aan de Algemeen Bestuur voorbereiden. Daarvoor was er in de periode 2005-2008 sprake van aandachtsveldhouders. Deze aandachtsveldhouders verzorgden in deze periode de informatievoorziening naar het AB en de bestuurlijke interactie met de partners en omgeving. Het huidige portefeuilleoverleg is bedoeld om in te spelen op de politiek-bestuurlijke gevoeligheden en hiermee rekening te houden bij de voorbereiding van de besluitvorming door het Algemeen Bestuur. Alhoewel het waterschapsbestuur nog steeds is ingericht op grond van het monistisch stelsel, is het bestuur van het waterschap toch meer op een gemeentebestuur gaan lijken.
3.1. A. Beleid aanpak projecten 28
Bij schakel A wordt de volgende norm gehanteerd.
A.
29
Schakel Beleid aanpak projecten
Norm Het waterschap Brabantse Delta heeft beleid, geoperationaliseerd in handleidingen, voor de opzet en uitvoering van grote projecten
Het waterschap Brabantse Delta heeft beleid vastgesteld voor de opzet en uitvoering van (grote) projecten. Dit beleid is vastgelegd in de Leidraad Projectmatig Werken uit 2007. In de leidraad zijn de uitgangspunten van het beleid geoperationaliseerd. De belangrijkste afspraken zijn hieronder opgenomen. Eerst volgt een korte voorgeschiedenis en context van deze leidraad.
Korte voorgeschiedenis en context leidraad projectmatig werken 30
Het waterschap Brabantse Delta is ontstaan uit een fusie van meerdere waterschappen in 2004. Bij deze fusie bleek dat het Hoogheemraadschap een leidraad projectmatig werken had. Na de fusie is deze leidraad van het Hoogheemraadschap 1 op 1 meegegaan in de nieuwe organisatie.
10 Pagina van 48
Dat betekende dat een deel van de medewerkers ervaring had met de leidraad en dat een ander deel er weinig “feeling” mee had. De afdelingshoofden van “Bouwzaken” (technische projecten) en “Ontwerp + Realisatie” (groene projecten) constateerden daarom dat een breder draagvlak gewenst was. Er zijn toen bijeenkomsten voor de gebruikers georganiseerd en de leidraad kreeg na besprekingen in een ambtelijke werkgroep een gewijzigde vorm in 2007. Daarbij werd toen gepland om de handleiding periodiek te herzien. 31
Als achtergrond zij verder vermeld dat in 2004 de sector watersystemen meer dan 200 projecten en projectjes kende. Vaak werden deze projecten door één medewerker behandeld en moest één medewerker meerdere projecten afhandelen. Dit bracht ook een grote administratieve last met zich mee. Het MT heeft toen, met instemming van het AB en DB, per 1 januari 2005 deze projecten gebundeld tot 20 grote integrale gebiedsgerichte projecten en per project een projectmanager aangesteld. Er werden toen voor dit doel 5 projectmanagers aangetrokken. Ook werd per project een DB-ambassadeur benoemd. Afgesproken werd verder dat per project kredietaanvragen werden gedaan, en dus niet per deelproject. De gedachte was ook om per project een projectteam te vormen met als doel de integraliteit te bevorderen en versnippering tegen te gaan.
32
Tijdens dit onderzoek bleek dat in het najaar van 2010 opnieuw een werkgroep actief is om de leidraad kritisch te bekijken en te komen tot een nieuwe leidraad. De nieuwe versie is begin 2011 gereed en daardoor nog niet voor dit onderzoek beschikbaar.
33
Onderwerpen waar de interne werkgroep vooral naar heeft gekeken is het onderscheid tussen activiteiten en projecten. De huidige leidraad kent alleen het onderscheid tussen activiteiten en projecten. Grotere gebiedsprojecten kennen bijvoorbeeld vaak forse deelprojecten, zoals de aanleg van een natuurgebied. Het is lastig een dergelijk groot deelproject (een term die de leidraad 2007 niet kent) slechts als een activiteit te behandelen. Een ander onderwerp waar de werkgroep aandacht aan heeft besteed is het belang van het projectteam. In de leidraad 2007 wordt telkens één persoon gekoppeld aan één activiteit. Daardoor komt een meer integrale benadering door het hele team minder uit de verf in de leidraad. Tenslotte heeft de werkgroep ook kritisch gekeken naar de ondersteunende sjablonen van onder andere het projectplan, de adviesnota (met bijbehorend investeringsbesluit en toetsingslijst) en de evaluatie.
3.1.1.Onderscheid tussen projecten en activiteiten 34
35
Bij het waterschap Brabantse Delta wordt onderscheid gemaakt tussen projecten en activiteiten. Een project is het geheel van één of meer samenhangende activiteiten die worden uitgevoerd om een doelstelling te realiseren. Voor projecten geldt het volgende:
Een project is zelfstandig opgenomen in het Investeringsplan;
Voor een project wordt krediet aangevraagd;
Een project is het laagste niveau waarop het bestuur wordt geïnformeerd.
Wanneer een project is opgedeeld in delen die samenhangen maar in zekere mate op zichzelf staan worden deze delen activiteiten genoemd. Een activiteit wordt uitgevoerd in een project om bij te dragen aan het projectdoel. Voor een activiteit worden kosten en urenramingen gemaakt zoals dat voor een project gebeurt. Een activiteit wordt echter niet opgenomen in het Investeringsplan en er wordt niet apart krediet voor aangevraagd. In het financiële systeem
11 Pagina van 48
wordt een deel van het projectbudget gereserveerd voor een activiteit. (bron: Leidraad Projectmatig Werken, 2007). 36
37
Als er samenhang is tussen op te lossen problemen en/of doelstellingen dan worden activiteiten waarin de problemen of doelstellingen worden aangepakt zoveel mogelijk geclusterd in één project. Het doel hiervan is voordelen te behalen op het gebied van efficiëntie, kosten en kwaliteit. Clustering van activiteiten kan vanuit diverse invalshoeken, enkele voorbeelden zijn:
(Geografische) gebiedsvisies ontwikkelen en het verbeterplan wat daaruit ontstaat als basis te nemen voor het aantal projecten;
Grootschalig onderhoud aan installaties/infrastructuur (bron o.a. OBS of een masterplan ) kan thematisch in een aantal projecten (integraal) aangepakt
Alle werkzaamheden en ingrepen in een productie-eenheid van een installatie als één integraal project te definiëren;
Grootschalige nieuwbouwprojecten in een complexe omgeving.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen instandhoudingsinvesteringen en ontwikkelingsinvesteringen. Instandhoudingsinvesteringen zijn die investeringen die nodig zijn om de bestaande infrastructuur op orde te houden om daarmee de bestaande taak op hetzelfde niveau te kunnen blijven uitvoeren. De productbeheerders zijn de opdrachtgevers voor instandhoudingsprojecten. Ontwikkelingsinvesteringen zijn die investeringen die nodig zijn om nieuwe doelstellingen te kunnen realiseren. De opdrachtgevende verantwoordelijkheid voor de ontwikkelingsinvesteringen werd hoger in de organisatie gelegd, namelijk op het niveau van de beleidsveldbeheerder. Eén van de doelen was een beter aanspreekpunt te vormen voor de DBambassadeur.
3.1.2.Fasen projecten 38
Het waterschap onderkent in projecten een aantal fasen. Door een project in fasen te verdelen kan een project beter op een beheerste en efficiënte manier worden uitgevoerd. In elke fase worden keuzes gemaakt waarmee de projectdoelen strakker worden gedefinieerd en oplossingsmogelijkheden verder worden afgebakend. Hierdoor kan na elke fase de planning en raming van het project worden aangescherpt. In Figuur 2 zijn de fasen en de documenten waarover beslissingen genomen worden, opgenomen.
Figuur 2: Fasen en beslissingen in projecten.
12 Pagina van 48
39
In de initiatiefase wordt de keuze gemaakt om “iets” als een activiteit apart of samen met andere activiteiten in een project aan te pakken. Vervolgens worden in de definitiefase alle haalbare eisen aan het projectresultaat gespecificeerd. In de ontwerpfase wordt de te realiseren uitvoering/oplossing gekozen en uitgewerkt. De gekozen uitvoering wordt voorbereid (voorbereidingsfase) zodat de realisatiefase goed kan verlopen. In de nazorgfase wordt een project afgerond en wordt de verantwoordelijkheid voor het projectresultaat overgedragen aan beheer.
3.1.3.Rollen, taken en verantwoordelijkheden in projecten 40
In de Leidraad Projectmatig Werken is een overzicht opgenomen van de verdeling van de rollen, taken en verantwoordelijkheden van medewerkers binnen projecten. Deze zijn per fase opgenomen. Opdrachtgevers zijn per definitie géén lid van het projectteam. Zij hebben een nadrukkelijke rol aan de voorkant (het opstellen van het projectstartdocument (PSD) en het projectplan) en worden tijdens de uitvoering geïnformeerd door de projectleider. Projectleiders zijn de opdrachtnemers van projecten. Het projectgroeplid staat na een duidelijke afstemming over de opdracht aan de lat om e.e.a. binnen de scope, tijd en middelen tot stand te brengen. In Tabel 1 is een overzicht van de fasen in projecten opgenomen met per fase de doelen, resultaten, acties, verantwoordelijkheden en instemming. Tabel 1: Doelen, resultaten, acties, verantwoordelijkheden en instemming per projectfase. Fase Initiatie
Doel van de fase
Faseresultaten
Acties
Formuleren van
Projectstart
Initiatieven
probleemstelling,
document
aandragen
Verant-
Instemming
woordelijke
van
Iedereen
Beleidsveld beheerder
het doel en kostenindicatie Initiatieven
Opdrachtgever
voorleggen aan SMT Besluit of een
Beleidsveld
initiatief
beheerder
Opstellen
Opdrachtgever
projectstart
Beleidsveld beheerder
document Projectleider
Projectleider
Afdelingshoofd
benoemen
Definitie
Project opnemen in
Opname van het
Project invoeren in
het
plan in het
de projecten-
Investeringsplan
Investeringsplan
database
Formuleren van het
Projectplan (scope,
Opstellen van
beoogde
planning, raming)
projectplan
Verkrijgen van
Voorbereidings- of
Aanvraag krediet
voorbereidings- of
uitvoerings-krediet
op route sturen
Opdrachtgever
Projectleider
Opdrachtgever
projectresultaat Opdrachtgever
uitvoerings-krediet Samenstellen
Projectgroep
Afdelingshoofd
projectgroep
13 Pagina van 48
Fase
Doel van de fase
Faseresultaten
Acties
Verant-
Instemming
woordelijke
van
Ontwerp
Keuze uit
Ontwerpplan /
Uitwerken van
Projectgroeplid
Opdrachtgever,
oplossings-
programma van
varianten en
varianten
eisen
kiezen voor een
projectleider
oplossing om het projectdoel te realiseren Beheer- en
Projectgroeplid
onderhoudsplan
Opdrachtgever, projectleider
Definitief plan
Projectleider
Verkrijgen
Uitvoerings-krediet
Aanvraag
uitvoerings-krediet
(indien dat niet al
uitvoeringskrediet
na definitiefase is
op route sturen
Opdrachtgever
Opdrachtgever
gebeurd) Voor-
Voorbereiden van
Contract en
bereiding
de realisatie
aanbestedings-
Realisatie
Realiseren van het
Opdracht-
project
verstrekking aan
Projectleider
Projectleider
Projectgroeplid
Projectleider
Projectgroeplid
Projectleider,
stukken
marktpartijen Acceptatie van het
Proces verbaal
projectresultaat
oplevering
opdrachtver
door de opdrachtgever Nazorg
Afwikkeling van het
Evaluatierapport
project
Opstellen
Projectgroeplid
evaluatierapport,
Projectleider, opdrachtgever
financieel afsluiten, afsluiten uren in registratiesysteem
3.2. B. Betrokkenheid bestuur bij projecten 41
Bij schakel B wordt de volgende norm gehanteerd.
B.
42
Schakel Betrokkenheid bestuur bij projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze het Algemeen en Dagelijks Bestuur zijn betrokken bij de opzet, uitvoering en afronding van grote projecten.
Het Algemeen Bestuur heeft in 2008 de ‘Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie van waterschap Brabantse Delta’ (hierna Verordening), vastgesteld. In deze Verordening zijn afspraken vastgelegd over beleidsvoorbereiding en –verantwoording binnen het waterschap.
14 Pagina van 48
3.2.1.Betrokkenheid bij projecten van het Algemeen Bestuur 43
In de Waterschapswet is opgenomen dat het Algemeen Bestuur bevoegdheden kan overdragen aan het Dagelijks Bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet. Bevoegdheden die niet kunnen worden overgedragen zijn het vaststellen of wijzigen van de begroting en de rekening (art 83, lid 2, sub a en b).
44
Het Algemeen Bestuur stelt een programma-indeling vast, welke wordt opgenomen in het bestuursprogramma (art.3 Verordening). De programma’s vormen de kaders waarbinnen projecten moeten worden gerealiseerd. Het Algemeen Bestuur heeft in een besluit van 3 december 2008 de volgende bevoegdheden verstrekt aan het Dagelijks Bestuur (o.a. ex art.9 Verordening):
45
Het verlenen van voorbereidingskredieten tot € 1,0 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan;
De uitvoering van de instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de geraamde uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen;
Het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering;
De geraamde uitgaven van een door het Algemeen Bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid;
Het af- en overschrijven van door het Algemeen Bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten, die deel uitmaken van een gebiedsgericht project;
Een overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting (red. dit betreft de exploitatiebegroting en niet projecten);
De netto-kosten van een programma met 10% van de netto-kosten te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden.
Het Algemeen Bestuur is bij projecten betrokken door middel van het Investeringsplan, welke hij jaarlijks vaststelt. Het investeringsplan is onderdeel van de jaarlijks vast te stellen kadernota. Kredieten worden als zij de grenzen van het mandaatbesluit overschrijden, aangevraagd bij het Algemeen Bestuur. Voor ontwikkelingsinvesteringen is geen mandaat afgegeven, daarvoor dient dus altijd een uitvoeringskrediet bij het AB aangevraagd te worden. Het Algemeen Bestuur wordt verder geïnformeerd aan de hand van de managementletters, via de internetsite van het waterschap en de jaarrapportages en in geval van escalatie bij overschrijding van bovengenoemde grenzen.
15 Pagina van 48
3.2.2.Betrokkenheid bij projecten van het Dagelijks Bestuur 46
Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de beslissingen van het Algemeen Bestuur (art. 84 Waterschapswet) en de leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur. Zij geven het Algemeen Bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen voorzover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang (art.89, Waterschapswet). Het Dagelijks Bestuur legt verantwoording af over het bereiken van beleidsdoelen. Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks bevindingen over de beleidsuitvoering in het voorgaande begrotingsjaar en mogelijke kaders voor het beleid in de komende begrotingsjaren aan het Algemeen Bestuur aan (art.4 Verordening).
47
Het Dagelijks Bestuur laat jaarlijks een investeringsplan opstellen. Er wordt een planning opgesteld van de investeringen waarvan de start en/of de uitvoering verwacht wordt in het volgende jaar en de daaropvolgende vier jaren. In dit overzicht zijn opgenomen de raming van de investeringsuitgaven en van de aan de investeringen gerelateerde inkomsten (art.6, lid 2 Verordening).
48
Het Dagelijks Bestuur zorgt voor het per programma (of beleidsveld) verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatregelen die getroffen zijn en prestaties die geleverd worden, de doelstellingen en effecten die bereikt worden en de netto-kosten die gemaakt worden. Het Dagelijks Bestuur zorgt er voor dat de netto-kosten van de programma’s en de investeringsuitgaven, zoals geautoriseerd door het Algemeen Bestuur, niet worden overschreden (art.8 Verordening).
49
Het Dagelijks Bestuur heeft een actieve informatieplicht en informeert het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk indien de realisatie van het beleid in betekende mate afwijkt van hetgeen in de begroting is opgenomen (art.10, lid 1 Verordening). Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van het beleid dat in de begroting is opgenomen en over de uitvoering van investeringen, waarbij de inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting. In de rapportages dienen afwijking van betekenende mate, zowel wat betreft de middeleninzet, de maatregelen die getroffen en prestaties die geleverd worden, als de doelstellingen en effecten die bereikt worden, onderbouwd te worden (art.10, lid2-4 Verordening).
50
In de Leidraad Projectmatig werken is de rol van het Algemeen en Dagelijks Bestuur beperkt opgenomen. Uit de interviews is gebleken dat de opdrachtgevers, projectmanagers en projectleiders in het reguliere portefeuillehouderoverleg de verantwoordelijke bestuurder over de voortgang op de hoogte brengen. Het gesprek gaat tevens over de politiek-bestuurlijke voortgang, omstandigheden en obstakels en over de interactie met betrokkenen en omgeving. Daarnaast worden zij geïnformeerd in het geval van escalatie bij overschrijding van de in projectdocumenten gestelde grenzen. Daarnaast wordt het dagelijks bestuur en algemeen bestuur elk kwartaal geïnformeerd over de projecten door een kwartaalrapportage, waarin de afwijkingen van het laatst vastgestelde investeringsplan worden gerapporteerd.
3.3. C. Risico’s bij projecten 51
Bij schakel C wordt de volgende norm gehanteerd.
C.
Schakel Risico’s bij projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze risico’s worden
16 Pagina van 48
ingeschat en gemanaged. In de projectplannen wordt aandacht besteed aan de risicoanalyse en beheersingsmaatregelen.
52
In het format van het projectplan dat tijdens de definitiefase wordt opgesteld is een paragraaf risico’s opgenomen. In het format van de adviesnota aan het management zijn niet apart risico’s opgenomen, maar wel een paragraaf waarin een beoordeling wordt gevraagd van de financiële gevolgen, de juridische gevolgen, de personele gevolgen en de overige gevolgen. Uit de instructies blijkt dat hiermee ook de risico’s worden bedoeld.
53
Het format van de adviesnota aan het Dagelijks Bestuur bevat dezelfde paragraaf met financiële, juridische, personele en overige gevolgen.
54
Mededelingen aan het Algemeen Bestuur bevatten een samenvatting van de adviezen aan management en Dagelijks Bestuur. Risico’s zijn daarbij geen apart onderdeel in het format, maar kunnen wel in de samenvatting of toelichting terugkomen. Het projectplan wordt vastgesteld door de interne opdrachtgever en gaat niet naar DB of AB.
55
Er zijn geen verdere werkinstructies over de wijze waarop risico’s moeten worden ingeschat en gemanaged.
3.4. D. Informatievoorziening over projecten 56
Bij schakel D wordt de volgende norm gehanteerd.
D.
57
Schakel Informatievoorziening over projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze het Algemeen en Dagelijks Bestuur worden geïnformeerd over voortgang, resultaten en risico’s van projecten. In de projectplannen wordt aandacht besteed aan de wijze waarop het Algemeen en Dagelijks Bestuur geïnformeerd zullen worden over voortgang, resultaten en risico’s.
Uit het hiervoor beschreven mandaat van het Algemeen Bestuur aan het Dagelijks Bestuur blijkt ook wanneer het Algemeen Bestuur om besluiten gevraagd dient te worden, namelijk telkens wanneer de situatie de grenzen van het verstrekte mandaat overschrijdt.
3.5. E. Evaluatie van projecten 58
Bij schakel E wordt de volgende norm gehanteerd.
E.
59
Schakel Evaluatie van projecten
Norm De grote projecten worden geëvalueerd en de resultaten van de evaluatie worden gebruikt om verbeteringen door te voeren.
De handreiking projectmatig werken voorziet in een evaluatie in de nazorgfase.
17 Pagina van 48
4. F. Werking in de praktijk 60
Bij schakel F wordt de volgende norm gehanteerd.
F.
61
Schakel Werking in de praktijk
Norm De grote projecten worden conform het vastgestelde beleid uitgevoerd.
Aan de hand van de norm zijn drie projecten getoetst. De projecten zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria:
De projecten zijn grote projecten, met een investeringsbudget van meer dan 3 miljoen euro;
De projecten zijn nog niet eerder onderdeel geweest van een onderzoek;
De projecten zijn bij de start van het onderzoek afgerond;
De projecten zijn verspreid over de typologieën projecten die het waterschap onderkent: Gebiedsprojecten van watersystemen; Projecten van zuiveringsbeheer en Bedrijfsvoeringsprojecten
62
Op basis van deze criteria zijn de volgende drie projecten geselecteerd: 1.
Chaamse Beken (gebiedsproject van watersystemen, natuurontwikkeling)
2.
Rioolwaterzuivering Nieuwveer (Projecten van zuiveringsbeheer)
3.
Deltadigitaal (bedrijfsvoeringsproject).
4.1. Chaamse Beken 63
Het project Chaamse Beken is een belangrijk project in het Bestuursprogramma 2004-2008. Het project betreft een groot aantal activiteiten in een gebied dat ligt in de gemeenten AlphenChaam, Baarle-Nassau, Breda en Gilze en Rijen.
64
In 2006 heeft de Landinrichtingscommissie Baarle-Nassau het waterschap gevraagd om voor de natuuronderdelen van de landinrichting de verdere planuitwerking én uitvoering over te nemen. De landinrichtingscommissies hebben onvoldoende capaciteit en middelen ter beschikking om de uitvoering op te pakken. Daarom is in overleg met waterschap en provincie (als opdrachtgever van de landinrichtingscommissies) bezien welke taken door het waterschap overgenomen kunnen worden. Zo is o.a. het trekkerschap voor het deelproject (activiteit) “Vijf deelgebieden” in 2006
18 Pagina van 48
bij het waterschap gekomen. In totaal heeft het waterschap voor 6 deelprojecten in het gebied een trekkende rol gehad. 65
Er is daarbij een inrichtingsplan opgesteld wat valt binnen het project Chaamse Beken. Dit inrichtingsplan bevat de stroomgebieden van het Chaamse bekenstelsel, Strijbeekse Beek en van de Bavelsche Leij. Voor het gebied zijn waterdoelstellingen geformuleerd. Een groot deel van het projectgebied ligt in het landinrichtingsproject Baarle-Nassau; een kleiner deel ligt in landinrichting Ulvenhout-Galder.
Doelen en beoogde resultaten 66
Het project richt zich op de bestrijding van verdroging, het herstel van natte natuurparels, het herstel van beken, waterberging, venherstel en de realisatie Ecologische Verbindingszones.
Tijdslijn 67
In Figuur 3 is de tijdslijn van het verloop van het project weergegeven. Daarbij zijn de besluiten en verantwoording over middelen en de belangrijkste documenten die zijn opgesteld opgenomen. Daar waar een AB-besluit is aangegeven heeft ook overleg in de AB-commissie plaatsgevonden (o.a. uitvoeringskrediet in AB-commissie 14 maart 2007, inrichtinsplan in AB-commissie 12 september 2007).
19 Pagina van 48
Figuur 3: Tijdslijn project Chaamse Beken
4.1.1.Toetsing aan de normen Betrokkenheid bestuur 68
Het Algemeen Bestuur heeft op 4 april 2007 een krediet van € 8.742.000,- beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van het project Chaamse Beken in de periode 2006-2008. Bij het besluit wordt uitgegaan dat € 4.206.000,- wordt gedekt door subsidies en bijdragen van derden.
69
Het Algemeen Bestuur is als volgt formeel betrokken bij het project Chaamse Beken:
Kredietaanvraag op basis van het investeringsplan (2007), vaststelling door Algemeen Bestuur;
Inrichtingsplannen, vaststelling door Algemeen Bestuur;
Managementrapportages, per kwartaal informatievoorziening Algemeen Bestuur over voortgang project.
70
Conform de gemaakte afspraken wordt het Algemeen Bestuur geïnformeerd op het niveau van het totale projectgebied (Chaamse Beken). Het Algemeen Bestuur heeft geen gedetailleerde inzage, bijvoorbeeld via de managementrapportages, in de diverse deelprojecten die onderdeel uitmaken van het project Chaamse Beken. Alleen via de Inrichtingsplannen, die het Algemeen Bestuur formeel moet vaststellen, is inzicht op deelprojectniveau te verkrijgen. De wijze waarop de informatie gepresenteerd wordt roept de vraag op of leden van het Algemeen Bestuur van deze mogelijkheid gebruik maken en of deze inrichtingsplannen zich hier voor lenen. Het Algemeen Bestuur heeft nooit expliciet aangegeven aan welke informatie behoefte bestaat om het project Chaamse Beken en de daar onder vallende deelprojecten goed te kunnen volgen. De projectleiders zeggen dit ook niet te missen. De voorkeur van de ambtelijke organisatie gaat uit naar het op hoofdlijnen informeren van het Algemeen Bestuur . Deze werkwijze heeft zich in het verleden bewezen en bevordert de slagkracht van de organisatie.
71
De kredietaanvraag van 2007 is globaal van opzet, ook gelet op de omvang van het investeringsbudget (€ 8,7 mln.). Het Algemeen Bestuur heeft het voorstel als hamerstuk aangenomen. De beperkte breedte en diepgang van de onderbouwing van de kredietaanvraag pasten in de manier van werken in de vorige bestuursperiode 2004-2008. De ambities waren
20 Pagina van 48
groot en de budgetten waren beschikbaar. Er zijn in die periode veel, nieuwe, omvangrijke en veelal complexe projecten in uitvoering genomen. 72
Verondersteld mag worden dat een kredietaanvraag voor een project als de Chaamse Beken (2007) er anno 2011 anders zou uitzien. De portefeuillehouder zou zich er nadrukkelijker mee bemoeien. Het Algemeen Bestuur verwacht nu meer onderbouwing van de gevraagde budgetten en de dekking. Het Algemeen Bestuur verwacht ook dat het voorstel een duidelijke relatie heeft met het totale meerjarig investeringsprogramma. Het Algemeen Bestuur kijkt nadrukkelijker naar de kerntaken van het waterschap en de mogelijkheden van cofinanciering. Taken die voorheen automatisch door het waterschap werden opgepakt (bijvoorbeeld natuurbeheer) worden kritisch tegen het licht gehouden en niet kerntaken worden aan andere partijen overgelaten (b.v. gemeenten, provincie, natuurorganisaties).
73
In de kredietaanvraag voor het project Chaamse Beken (2007) vallen, naast de al eerder gedane constatering dat de inhoud globaal van aard is, de volgende zaken op:
De doelstellingen van het project zijn vertaald in concrete, meetbare resultaten (b.v. 1.050 ha. verdrogingsbestrijding, 20 km beekherstel, 25 ha. waterberging). De onderbouwing van deze te realiseren resultaten ontbreekt. De resultaten worden ook niet in perspectief geplaatst.
De kredietaanvraag bevat geen plan van aanpak waarin bijvoorbeeld een fasering van de activiteiten is opgenomen. Ook een projectorganisatie ontbreekt.
De begroting is zeer summier. De kosten zijn verdeeld over de deelprojecten, niet over categorie kosten (b.v. organisatie, financiering, grondaankoop, installatie, advies).
De consequenties van bepaalde investeringen en activiteiten voor de exploitatiekosten van bijvoorbeeld onderhoud zijn niet in de aanvraag opgenomen.
Uit de kredietaanvraag is niet op te maken hoe de kosten gedekt zullen worden. In het besluit is te lezen dat wordt uitgegaan van bijna 50% (€ 4,2 mln.) dekking door subsidies en bijdragen derden. Of deze bijdragen zijn toegezegd en gegarandeerd is niet duidelijk.
Risico’s 74
Het Algemeen Bestuur is wat betreft de risico’s van het project Chaamse Beken alleen (summier) geïnformeerd via de kredietaanvraag en de inrichtingsplannen. Daarna niet meer. In de Managementrapportages 2007-2009 zijn de risico’s van het project Chaamse beken niet ter sprake gekomen.
75
De risico’s worden summier beschreven. Er wordt met name ingegaan op de juridische risico’s en risico’s ten aanzien van grondposities. Over financiële, bestuurlijke en technische risico’s wordt niet gesproken.
Informatievoorziening 76
In de aanvraag is een passage opgenomen over terugkoppeling aan het Algemeen Bestuur over de voortgang. Het Algemeen Bestuur zal via de managementrapportage periodiek op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de projecten (doelrealisatie, planning, financiën en bestuurlijke risico’s). Tevens kan door het Algemeen Bestuur de website worden geraadpleegd. Tot slot wordt toegezegd dat alle uit te werken inrichtingsplannen, inclusief begrotingen, ter
21 Pagina van 48
vaststelling aan het Algemeen Bestuur zullen worden voorgelegd. Uit navraag blijkt dat met de hier genoemde website de algemene website van Brabantse Delta wordt bedoeld. Het is geen apart instrument om het Algemeen Bestuur te informeren over de voortgang van de projecten. 77
De managementrapportage is een belangrijk instrument om het Algemeen Bestuur te informeren over de financiële en inhoudelijke voortgang van de projecten. De doelstelling van de managementrapportage is het bestuur op een beknopte en overzichtelijke manier te informeren over de financiële en inhoudelijke voortgang van de projecten (bron: Managementrapportage 2008-1). Er wordt gerapporteerd op basis van het principe van management by exception. In de rapportage wordt eerlijk opgemerkt dat deze wijze van rapporteren de indruk kan wekken dat er weinig te melden is. De rapportage beperkt zich tot die zaken die in belangrijke mate positief of negatief afwijken (financieel of inhoudelijk) van de prognoses in de begroting. De vraag is of deze wijze van rapporteren het Algemeen Bestuur voldoende inzichten oplevert om zijn toezichthoudende rol goed in te vullen. De ambtelijke organisatie is tevreden over de huidige manier van rapporteren en wil deze graag continueren.
78
Het project Chaamse Beken komt als project niet zichtbaar terug in de managementrapportages. Alleen in een bijlage wordt aan de hand van “stoplichten” (summier) ingegaan op de stand van zaken van de individuele projecten. De Managementrapportage geeft bijna nooit aanleiding voor het Algemeen Bestuur om vragen aan het Dagelijks Bestuur te stellen. De Managementrapportages worden voor kennisgeving aangenomen.
Evaluatie van projecten 79
Op 15 juli 2009 zijn bestuurlijke projectevaluatie aangeboden, waarin een evaluatie van een van de activiteiten van het project Chaamse Beken is opgenomen. Het betreft de evaluatie van de activiteit Voorbos / Broekloop. Binnen dit project zijn maatregelen genomen ten behoeve van het herstel van de natte natuurparel. Daarnaast is onder meer de Broekloop ecologisch ingericht. In dit document wordt de samenvatting van de resultaten van het project beschreven, de wijze waarop het project beëindigd en afgesloten is, en een evaluatie van het project.
80
Uit de evaluatie blijkt dat geen afwijkingen in de gerealiseerde doelen is opgetreden. De activiteit is door slecht weer en vertraagde levering van faunapassages 3 maanden later opgeleverd. De werkelijke kosten van de activiteit bedroegen € 781.875, terwijl er een krediet van € 800.000 verstrekt was. Dat betekent een afwijking van € 18.125 (-2%). Daarnaast blijkt er meer subsidie verstrekt te zijn dan begroot. Waar deze subsidie uit opgebouwd is en door wie deze verstrekt is, is niet opgenomen.
81
In het document wordt een korte evaluatie van het project gegeven. Deze hebben betrekking op teamsamenstelling, samenwerking met derde partijen, communicatie, verwerving van subsidie en relatie met subsidiënten en grondverwerving. Uit de evaluatie komen weinig tot geen lessen voor de toekomst of de rest van het project naar voren.
4.2. Renovatie rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Nieuwveer Projectbeschrijving 82
De rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuwveer is een belangrijke installatie die jaarlijks circa 30 miljoen kubieke meter afvalwater zuivert. Het afvalwater is onder andere afkomstig uit Breda en 22 Pagina van 48
wordt na zuivering geloosd op het Hollandsch Diep. Het ontvangwerk en de zandvang van de rwzi behoeven renovatie in 2007. 83
Nadat het water in de ontvangkelder is aangekomen wordt het door vier grote vijzels en een pomp opgevoerd om door fijnroosters te gaan en door de zandvang geleid te worden. Het zand komt terecht in zandcontainers en wordt afgevoerd. Daarna komt het water in de eerste trap (Atank) van het verdere zuiveringsproces. Het project heeft betrekking op deze eerste fase.
Doelen en beoogde resultaten 84
Het project heeft als doel het ontvangwerk aan de oorspronkelijke functionele eisen te laten voldoen, goed bedienbaar en betrouwbaar te maken en zodanig te renoveren dat er weer een onderhoudsarme periode van 10 jaar ontstaat. Verder dient het project aan arbo-eisen en wettelijke milieueisen te voldoen.
Tijdslijn 85
In Figuur 4: Tijdslijn project renovatie rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Nieuwveer is de tijdslijn van het verloop van het project weergegeven. Daarbij zijn de besluiten en verantwoording over middelen en de belangrijkste documenten die zijn opgesteld opgenomen.
Figuur 4: Tijdslijn project renovatie rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Nieuwveer
23 Pagina van 48
86
In februari 2007 wordt het project ingediend en vastgesteld. Het plan voorziet in afronding in februari 2008 en afronding van de nazorg in april 2008. Er wordt een voorbereidingskrediet door het Management (beleidsveldbeheerder) toegekend van € 97.500,-.
87
In oktober 2007 wordt het Dagelijks Bestuur gevraagd een uitvoeringskrediet beschikbaar te stellen van € 2.250.000 ten behoeve van de uitvoering. Daarbij wordt tevens aangegeven dat de raming meer dan 20% afwijkt van het bedrag in het Investeringsplan (IP), daar was een bedrag van € 1.615.000 opgenomen. Conform de afgesproken regels wordt in december 2007 het Algemeen Bestuur gevraagd in te stemmen met het uitvoeringskrediet. Dit komt ook aan de orde in de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007.
88
In april 2008 wordt het Algemeen Bestuur gemeld dat de aanbesteding tegenviel. Er wordt een aanvullend krediet gevraagd van € 360.000,-. Dit komt ook aan de orde in de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 12 maart 2008.
89
Bij de uitvoering blijken meer renovatiewerkzaamheden nodig te zijn. Het Dagelijks Bestuur wordt in december 2008 voorgesteld in te stemmen met een verschuiving van € 400.000,(15%). Uit de voetnoot van deze adviesnota blijkt dat dit ten laste gaat van het project renovatie beluchtingselementen rwzi Bath.
90
Het project wordt in mei 2009 afgerond en zijn alle gerenoveerde onderdelen in bedrijf. In juni 2010 ontvangt het Algemeen Bestuur een evaluatie van het project.
4.2.1.Toetsing aan de normen Betrokkenheid bestuur 91
Zoals uit de hierboven beschreven chronologie blijkt is het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur op de afgesproken beslismomenten betrokken. De betrokkenheid heeft bijna altijd een financiële reden. Er is een uitvoeringskrediet nodig, een aanvullend krediet en een verschuiving in investeringen. In het geval van een aanvullend krediet is het Algemeen Bestuur geïnformeerd in het geval van de verschuiving binnen het investeringsplan is het Dagelijks Bestuur geïnformeerd. Alleen in het geval van de evaluatie was er geen financiële reden om het Algemeen Bestuur te informeren.
92
De nota’s aan het Dagelijks Bestuur en ook aan het Algemeen Bestuur zijn kort en bondig, meestal 2-3 pagina’s. Het voorblad geeft een korte samenvatting en het advies. De adviesnota geeft een inleiding, vraagstelling, strategie, beoordeling en communicatieparagraaf. Daarmee wordt een korte essentie van het project gegeven, zonder veel technische omschrijvingen en uitweidingen. In het geval van deze renovatie bestonden deze technische beschrijvingen overigens uit vele honderden pagina’s.
Risico’s 93
Door ingenieursbureau Haskoning is voor dit project een studie gedaan naar risico’s (risicoinventarisatie en evaluatie). Daarvan wordt in het projectplan en ook in de stukken aan het Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur geen melding gemaakt. Het projectplan (febr. 2007) noemt als risico’s de geuremissie en een lopende studie die mogelijk aan dit project raakt (Optimalisatiestudie van het Afvalwater Systeem).
24 Pagina van 48
94
In de nota’s aan het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur van eind 2007 wordt vervolgens aangegeven dat het project niet gevoelig is voor de uitkomsten van de optimalisatiestudie. Gedurende 2007 werden modulaire uitbreidingsmogelijkheden voor de rwzi vastgesteld, waarbij de bestaande onderdelen blijven bestaan. Daarmee werd het renovatieproject inhoudelijk niet meer afhankelijk van de uitkomsten van de optimalisatiestudie. De geuremissie wordt niet meer genoemd. Er wordt in deze nota’s verder op gewezen dat de renovaties worden uitgevoerd aan een in bedrijf zijnde zuivering. Uitgelegd wordt dat dit risico’s met zich brengt en dat gewerkt wordt met een tijdelijke pompinstallatie en dat voldaan kan blijven worden aan de eisen van de vergunningverlener.
95
Uit de evaluatie blijkt dat er tijdens de uitvoering twee andere risico’s van belang bleken. Dit waren de beschikbaarheid van specifieke kennis en ervaring met dit type renovatiewerk en de technische staat van de vijzels. Het evaluatierapport gaat hierop duidelijk en transparant in en er worden ook 9 aanbevelingen gedaan om van de opgedane ervaringen te leren.
Informatievoorziening 96
Uit de hierboven beschreven tijdslijn blijkt de feitelijke informatievoorziening aan het SMT, Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur. Ambtelijke geldt de afspraak dat gerapporteerd wordt over projecten van meer dan € 500.000,-. Dit gebeurt ieder kwartaal door de projectendatabase te vullen met gegevens over doelrealisatie, geld en tijd. Jaarlijks is deze informatie de basis voor het investeringsplan. Dit investeringsplan gaat ter vaststelling naar het Algemeen Bestuur. Per investering geeft dit plan summiere informatie, circa twee regels per investering. Intern wordt per regel in het investeringsprogramma een gestandaardiseerd projectstartdocument (PSD) bijgehouden waarvoor de opdrachtgever verantwoordelijk is. Daarnaast is de database de basis voor de managementrapportage. De managementrapportage gaat kort in op afwijkingen en financiële en inhoudelijke voortgang van projecten. De nadruk ligt op de afwijkingen.
97
Ook voor dit project is op de hierboven beschreven wijze de database gevuld, blijkt uit de gevoerde gesprekken.
Evaluatie van projecten 98
In juni 2010 is een evaluatie van het project opgesteld. De projectleider heeft daartoe een eerste concept geschreven en dit besproken met het projectteam van het waterschap. Daarnaast werd de evaluatie besproken in het sectormanagementteam en is de evaluatie besproken met de externe toezichthouder op de uitvoering. Een verkorte versie is aangeboden aan het Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur.
99
Een leerpunt was de aanbesteding. Er bleken slechts twee inschrijvers te zijn en beide inschrijvingen zaten fors boven de raming. Uit het gesprek met de projectleider en de rapportage blijkt dat er toen gekozen is voor een onderhandelingsprocedure (volgens ARW 2005). Daarbij worden alle inschrijvers dezelfde vragen gesteld om tot een gewijzigde aanbieding te komen. Essentie was dat het oorspronkelijk vrij strikt opgezette bestek werd gewijzigd in een bestek waarbij de aannemer meer vrijheid kreeg met een eigen en mogelijk goedkopere aanpak te komen. Deze onderhandelingsprocedure heeft het oorspronkelijke bedrag van de overschrijding teruggebracht van ruim € 750.000,- naar € 360.000,-. De onderhandelingsprocedure werd zelden gebruikt, maar deze ervaring toont aan dat het zeker voordeel kan opleveren. De bruikbaarheid hangt wel sterk af van het aantal inschrijvers. Een gelijktijdige onderhandeling voeren met bijvoorbeeld 50 aannemers is praktisch niet uitvoerbaar. In dit geval met twee concurrerende aannemers bleek het wel goed te werken. Het alternatief zou zijn geweest een
25 Pagina van 48
nieuw bestek te maken en de gehele aanbesteding over te doen of geen onderhandelingsprocedure te starten en de overschrijding te accepteren. 100
Een ander leerpunt betrof de vervangen van de vijzels. De reparatie/renovatie van de vijzels bleek een klus die specifieke expertise vereist en zorgde voor vertraging en extra benodigd budget. Omdat nieuwe vijzels een lange levertijd kennen, was dit tijdens de lopende renovatie geen optie meer. Als leerpunt wordt aangegeven dat soms eerder vooraf overwogen dient te worden tot complete vervanging van het onderdeel over te gaan.
101
Verder is tijdens het proces veel geleerd over “sluiproutes” van het afvalwater. Aanbevolen wordt deze routes in beeld te brengen in het productiehandboek.
102
De evaluatie heeft nog andere leerpunten in beeld gebracht in het kader van techniek en bedrijfsvoering die in het kader van dit onderzoek niet allemaal herhaald worden. De lessen zijn zeer transparant beschreven. De evaluatie eindigt met vervolgacties. Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat hieraan ook later aandacht is besteed. Er is geen rapportage beschikbaar waaruit blijkt of alle aanbevelingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
103
De evaluatie werd opgesteld direct na afronding van het project. Omdat verschillende evaluaties gebundeld worden, is pas een jaar later de evaluatie aangeboden aan het Algemeen Bestuur.
4.3. Deltadigitaal 104
Het project Deltadigitaal is onderdeel van het bredere traject Deltawerken en in het leven geroepen ten tijde van de voorbereiding op de nieuwe huisvesting op het complex Bouvigne. In deze nieuwe locatie is het uitgangspunt dat werkplek- en tijdonafhankelijk gewerkt moet kunnen worden. Bovendien hebben medewerkers een zeer beperkte ruimte voor fysieke documentenopslag. Digitaal werken is daarvoor een randvoorwaarde (o.a. Visienota digitaal werken).
4.3.1.Projectbeschrijving 105
Het project Deltadigitaal heeft als doel een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de effectiviteit en efficiency van de organisatie. Digitalisering moet het mogelijk maken om flexibeler te gaan werken en ruimte te besparen in het nieuwe kantoor in Bouvigne. Digitaal werken heeft eveneens tot doel de slagvaardigheid in de processen te verbeteren.Deltadigitaal beoogt dat alle medewerkers van het waterschap in de nieuwe huisvesting digitaal over hun documenten kunnen gaan beschikken en digitaal met deze documenten kunnen gaan werken (o.a. Uitvoeringsplan Deltadigitaal).
Doelen en beoogde resultaten 106
Doelstellingen van het project zijn in de visienota digitaal werken als volgt beschreven: 1.
Digitaal archiveren: Na afhandeling van een werkproces is een dossier digitaal gearchiveerd, zodat medewerkers het kunnen raadplegen via hun eigen werkplek (digitaal archiveren). Dit betekent dat bij de start van het werkproces/project alle relevante documenten ten minste digitaal zijn opgeslagen in het Document Management Systeem (CORSA).
2.
Documentroutering: Alle documenten (post, e-mails, kaarten, enz) binnen de organisatie zijn digitaal opgeslagen, zodat deze voor iedereen met de juiste autorisatie op de eigen
26 Pagina van 48
werkplek zijn te raadplegen. De post wordt dan digitaal naar de medewerkers verstuurd (document routering). 3.
Digitaal werken door koppeling CORSA aan andere bedrijfsapplicaties: Met name de documenten uit het nieuwe financiële systeem, belastingsysteem, personeelssysteem en IRIS dienen op één plaats voor medewerkers aan te maken en toegankelijk te zijn (koppeling applicaties). De geïntegreerde applicatie suite (GAS) zal op termijn eveneens gekoppeld worden. Het zorgt ervoor dat de medewerker de benodigde documenten niet meer vanuit de verschillende applicaties moet benaderen, maar nog slechts vanuit één applicatie.
107
Bij de start van het project is een overzicht gemaakt van externe en interne ontwikkelingen die impact (kunnen) hebben op Deltadigitaal, waaronder Deltawerken / nieuwbouw, WaterschapsInformatieArchitectuur, het Waterschapshuis, het Programma Andere Overheid en eGovernment. Deze ontwikkelingen zijn bepalend voor de richting van het project Deltadigitaal.
108
Om de doelstellingen te realiseren zijn de op te leveren resultaten per afdeling opgenomen. Deze resultaten hebben betrekking op digitaal archiveren, documentroutering en opschoning van de fysieke archieven op de afdelingen. Daarnaast is een groot aantal algemene resultaten opgenomen. Deze hebben betrekking op de implementatie van Corsa als Document Management Systeem, de selectie van een Document Structuur Plan (DSP), opleiding en instructie van medewerkers, digitalisering van processen, procedures voor opslag van materiaal en het beschikbaar maken van voorzieningen voor medewerkers (Uitvoeringsplan Deltadigitaal).
Tijdslijn van het project Deltadigitaal 109
In Figuur 5: tijdslijn project Deltadigitaal, is de tijdslijn van het verloop van het project Digitaal weergegeven. Daarbij zijn de besluiten en verantwoording over middelen en de belangrijkste documenten die zijn opgesteld opgenomen.
110
Het project is in 2007 gestart met een vooronderzoek. Het opleverdocument is opgesteld in mei 2010. Het project is 3 maanden uitgelopen. De initiële planning voor oplevering was 1 januari 2010. Doordat tijdens de realisering door voortschrijdend inzicht extra opdrachten zijn meegenomen, was oplevering op 1 april 2010 noodzakelijk en aanvaardbaar (Evaluatie van projectdoelstellingen project Deltadigitaal).
27 Pagina van 48
Figuur 5: Tijdslijn project Deltadigitaal.
28 Pagina van 48
4.3.2.Toetsing aan de normen Betrokkenheid bestuur 111
112
Het Algemeen Bestuur is als volgt formeel betrokken bij het project Deltadigitaal:
Kredietaanvraag (juni 2008), vaststelling, tevens besproken in de AB-commissie Bestuur en Middelen van 4 juni 2008;
Evaluatie projectdoelstellingen (2010).
Het Dagelijks Bestuur is als volgt betrokken bij het project Deltadigitaal:
Voorbereidingskrediet (mei 2008), vaststelling door Dagelijks Bestuur;
Periodiek overleg met portefeuillehouder door opdrachtgever;
Evaluatie projectdoelstellingen (2010).
113
Conform de gemaakte afspraken is het Algemeen Bestuur geïnformeerd over het bredere project Deltawerken en het daarvoor randvoorwaardelijke project Deltadigitaal. Er is een kredietaanvraag ingediend, waar de definitiestudie en het uitvoeringsplan onderdeel van geweest zijn. Deze zijn door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Het staat niet vast dat leden van het Algemeen Bestuur ook daadwerkelijk kennis hebben genomen van de inhoud van de bijlagen. Bij het project betrokken medewerkers geven aan dat het reguliere bestuurlijke proces is doorlopen. Door de opdrachtgever is aan de projectleider de opdracht gegeven een uitvoeringsplan en definitiestudie op te stellen. Deze zijn in het managementteam uitvoerig besproken. Door het managementteam is een positief advies op de aanvraag van een uitvoeringskrediet aan het Dagelijks Bestuur gegeven. Het Dagelijks Bestuur heeft op 13 mei 2008 een uitvoeringskrediet van € 110.000 beschikbaar gesteld. Vervolgens is de aanvraag volgens geïnterviewden besproken in het Dagelijks Bestuur en de Algemeen Bestuurscommissie Bestuur en Middelen. Beide hebben een positief advies gegeven. Het Algemeen Bestuur heeft in navolging van deze adviezen het uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld. Het Algemeen Bestuur heeft nooit expliciet aangegeven aan welke informatie behoefte bestaat om het project Deltadigitaal te kunnen volgen. De projectleiders zeggen dit ook niet te missen. De voorkeur van de ambtelijke organisatie gaat uit naar het op hoofdlijnen informeren van het Algemeen Bestuur. Deze werkwijze heeft zich in het verleden bewezen en bevordert de slagkracht van de organisatie.
114
De kredietaanvraag van 2008 is globaal van opzet, ook gelet op de omvang van het uitvoeringskrediet (€ 3.160.000). Het Algemeen Bestuur heeft het voorstel als hamerstuk aangenomen, zo blijkt uit de interviews. In de kredietaanvraag voor het project Deltadigitaal vallen, naast de al eerder gedane constatering dat de inhoud globaal van aard is, de volgende zaken op:
De doelstellingen van het project zijn samengevat in een zestal uitgangspunten, waarin de kern van het project is samengevat. De beoogde besparingen zijn geraamd op € 3.000.000;
29 Pagina van 48
De kredietaanvraag bevat geen plan van aanpak waarin bijvoorbeeld een fasering van de activiteiten is opgenomen. Ook informatie over de projectorganisatie ontbreekt, het projectplan wordt vastgesteld door de interne opdrachtgever;
Er wordt aangegeven dat er in het Informatieplan reeds € 1.540.000 voor de tot dan toe bekende projecten was begroot. Of deze middelen ook daadwerkelijk eerder zijn toegekend, wordt niet vermeld. In de aanvraag wordt daaraan € 1.600.000 aan kosten toegevoegd. Deze kosten zijn verdeeld over categorieën als inhuur externen, projectvoorlichting, automatisering;
In de kredietaanvraag zijn de juridische, personele en MVO gevolgen opgenomen. Daarnaast is een communicatieparagraaf opgenomen.
Risico’s 115
Het Algemeen Bestuur is wat betreft de risico’s van het project Deltadigitaal (summier) geïnformeerd via de kredietaanvraag en het uitvoeringsplan en de definitiestudie. Daarna niet meer. In de managementrapportages 2008-2010 is het project Deltadigitaal niet ter sprake gekomen.
116
In het uitvoeringsplan zijn de risico’s opgenomen, daarin is eveneens opgenomen dat een risicologboek wordt bijgehouden. Tijdens de interviews is inzage verschaft in dit risicologboek. Daaruit blijkt dat geïdentificeerde risico’s voortdurend worden geactualiseerd en dat indien nieuwe risico’s optreden deze worden toegevoegd aan het logboek. Het project is ook intern gericht, dit maakt dat bestuurlijke en politieke risico’s beperkt zijn. De geïdentificeerde risico’s hebben met name betrekking op de complexiteit van de techniek en acceptatie van de organisatie.
Informatievoorziening 117
In de aanvraag voor krediet is geen passage opgenomen over terugkoppeling aan het Algemeen Bestuur over de voortgang. Uit de interviews en de bestudeerde documenten is niet gebleken dat het Algemeen Bestuur ten tijde van het project geïnformeerd is over de voortgang van het project. De managementrapportage is een belangrijk instrument om het Algemeen Bestuur te informeren over de financiële en inhoudelijke voortgang van de projecten. Er wordt gerapporteerd op basis van het principe van management by exception. De rapportage beperkt zich tot die zaken die in belangrijke mate positief of negatief afwijken (financieel of inhoudelijk) van de prognoses in de begroting.
118
Uit de interviews is gebleken dat het managementteam en de portefeuillehouder periodiek zijn geïnformeerd over de voortgang. Bij de interviews is aangegeven dat binnen het waterschap de afspraak geldt dat het Algemeen Bestuur alleen geïnformeerd wordt op het niveau van bedrijfsvoeringsprojecten, als er politieke of bestuurlijke risico’s optreden dan wel dat er grote overschrijdingen dreigen plaats te vinden.
Evaluatie van projecten 119
Na de afronding van het project Deltadigitaal is door Perficio op 10 mei 2010 het document ‘Opleverdocument Deltadigitaal waterschap Brabantse Delta’ opgesteld. In dit document worden de resultaten van het project beschreven, de wijze waarop het project beëindigd en afgesloten is, en een evaluatie van het project.
30 Pagina van 48
120
121
122
In deze evaluatie wordt ingegaan op de acceptatie, beheersbaarheid van de producten, de gehanteerde aanpak en leerpunten voor de toekomst. De belangrijkste positieve punten zijn:
Enthousiasme van het projectteam;
De aandacht en draagvlak van het MT zijn goed geweest;
Hoewel de oorspronkelijke planning niet gehaald is, is de uitloop van drie maanden acceptabel.
De belangrijkste kritiekpunten zijn:
Het managen van projectgrenzen is lastig geweest;
Bij de voorbereiding is het niet gelukt de impact van Deltadigitaal voldoende over te brengen op de organisatie;
De implementatie van Document Structuurplannen per afdeling is een zoektocht geweest.
Daarnaast is een ‘Evaluatie van projectdoelstellingen project Deltadigitaal’ opgesteld door de projectleider. In deze memo wordt ingegaan op de uiteindelijke kosten van het project. In deze memo is opgenomen dat het project door te sturen op tijd geld en kwaliteit binnen de geplande kosten is gebleven. Het verstrekte krediet was € 3.126.000, de werkelijke kosten waren lager: € 3.114.105,50. De absolute afwijking bedraagt € 11.894,50. In het interview met de opdrachtgever en de projectleider is gebleken dat dit positieve saldo is ontstaan doordat een deel van kosten die beoogd waren in het nieuwe project, gedragen zijn door ICT in het kader van het overall project Deltawerken, waar Deltadigitaal een uitwerkingsonderdeel van is. Bijvoorbeeld voor nieuwe schermen voor pc’s. De nieuwe schermen zijn door ICT betaald en waren in het kader van Deltawerken eveneens in de begroting meegenomen. Er was dus sprake van een dubbeling binnen het Overall project Deltawerken.
4.4. Bestuurlijke informatievoorziening en mandaatbesluit 123
Zoals hiervoor al werd aangegeven is er in December 2008, dus voor het aantreden van het nieuwe algemeen bestuur, een besluit genomen over diverse situaties waarin het Algemeen Bestuur het Dagelijks Bestuur bevoegdheden verleent. De Waterschapswet geeft aan dat het Algemeen Bestuur de jaarlijkse begroting en de jaarrekening dient vast te stellen. Die bevoegdheid kan dus niet aan het Dagelijks Bestuur worden overgedragen. Voor andere (financiële) bevoegdheden kan mandaat aan het Dagelijks Bestuur worden verleend door het Algemeen Bestuur.
124
In het kader van dit rekenkameronderzoek heeft een gesprek plaatsgevonden met leden van het Algemeen Bestuur. Tijdens dit gesprek zijn de gemandateerde bevoegdheden besproken en is ook gekeken naar de consequenties, zowel daadwerkelijke als ook theoretische consequenties, van ieder besluit. Dezelfde afspraken zijn ook besproken met de concerncontroller. Onderstaand worden de afspraken van het mandaatbesluit van december 2008 per afspraak geanalyseerd.
31 Pagina van 48
125
Het Algemeen Bestuur heeft in een besluit van 3 december 2008 de volgende bevoegdheden verstrekt aan het Dagelijks Bestuur (o.a. ex art.9 Verordening):
Het verlenen van voorbereidingskredieten tot € 1,0 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan;
De uitvoering van de instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de geraamde uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen;
Het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering;
De geraamde uitgaven van een door het Algemeen Bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid;
Het af- en overschrijven van door het Algemeen Bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten, die deel uitmaken van een gebiedsgericht project;
Een overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting (n.b. dit gaat over de exploitatiebegroting en niet over projecten);
De netto-kosten van een programma met 10% van de netto-kosten te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. 1. Het verlenen van voorbereidingskredieten tot € 1,0 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan;
126
In algemene zin geldt dat voorbereidingskredieten in een aantal gevallen technisch noodzakelijk zijn en dat de investering reeds in het investeringsplan is opgenomen. Bij veel technisch complexe projecten zijn de voorbereidingskredieten nodig om voorbereidende studies te betalen. Pas na deze studies is dan helder of er keuzemogelijkheden zijn, hoe het project uitgevoerd moet gaan worden en wat de mogelijke uiteindelijke kosten zullen zijn. Voorbereidingskredieten die hoger zijn dan € 1,0 miljoen komen weinig voor. Het Dagelijks Bestuur heeft verder besloten dat voorbereidingskredieten van minder dan € 100.000,- door de MT-leden beschikbaar gesteld mogen worden, mits passend in het investeringsplan. In een bijlage bij de kwartaalrapportages is een overzicht opgenomen van beschikbaar gestelde voorbereidingskredieten.
127
Er zijn ook projecten denkbaar, waarbij al vooraf keuzes gemaakt moeten worden. Bijvoorbeeld bij de opdracht voor een eerste onderzoek waarbij meerdere scenario’s of varianten mogelijk zijn. In die gevallen krijgt het Algemeen Bestuur deze keuzes niet te zien en kan er ook geen besluit over worden genomen in het Algemeen Bestuur. Wordt een variant vervolgens verder uitgewerkt met behulp van het beschikbaar gekomen voorbereidingskrediet dan is het lastig deze variant alsnog te verwerpen. Er is immers al geld aan uitgegeven. Om dergelijke scenario’s te voorkomen is het mogelijk vooraf bij dergelijke projecten een korte startnotitie te bespreken.
32 Pagina van 48
Deze startnotitie dient dan in beeld te brengen welke keuzes mogelijk zijn voorafgaand aan de besteding van het voorbereidingskrediet. 2. De uitvoering van de instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de geraamde uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen 128
Voor de instandhoudingsinvesteringen kleiner dan € 3,0 miljoen maakt het Dagelijks Bestuur jaarlijks aan het begin van het jaar een overzicht. Het Dagelijks Bestuur geeft in dit overzicht kort per project weer: naam van het project, benodigde budget, doel/omschrijving, en tijdstip gereed (in bedrijf). Dit overzicht wordt gevoegd bij de kadernota in het voorjaar en toegezonden aan het Algemeen Bestuur ter vaststelling. Het Algemeen Bestuur ziet na goedkeuring vervolgens de uiteindelijke eindevaluatie, tenzij er bijzondere afwijkingen zijn te melden. 3.Het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering;
129
Binnen het onder 2 omschreven lijstje mag vervolgens worden geschoven tussen de instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van de investering. De afspraak geldt niet voor investeringen buiten dit kader. Naar schatting komt het schuiven op deze manier 2 tot 3 keer per jaar voor.
130
Geconstateerd wordt dat de combinatie van beide afspraken wel gaat om een fors bedrag van enkele tientallen miljoenen aan instandhoudingsinvesteringen. De verantwoording en verklaring van een eventuele over- of onderschrijding van het investeringsbedrag wordt gegeven op het moment dat de eindevaluatie wordt vastgesteld. Door de Algemeen Bestuur-leden wordt daarbij opgemerkt dat de prikkel om te leren van deze onder- of overschrijdingen wordt weggenomen. Een denkbaar alternatief is dat een verwachte overschrijding van het krediet wordt gemeld aan het Algemeen Bestuur en dat tegelijk om een aanvullend krediet wordt gevraagd. 4.De geraamde uitgaven van een door het Algemeen Bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid;
131
De bovenstaande regel maakt het mogelijk zonder verdere besluitvorming in het Algemeen Bestuur door te gaan met een project wanneer de geraamde overschrijding niet hoger is dan 10%. Het Algemeen Bestuur zal deze overschrijding bij de eindevaluatie op een later tijdstip verantwoord en toegelicht zien. In de kwartaalrapportages zal het betreffende project in rood worden aangeduid, om aan te geven dat een overschrijding aan de orde is. Kijkend naar enkele kwartaalrapportages gaat het om 3-4 projecten op een totaal van circa 30-35 projecten.
132
De respondenten van het Algemeen Bestuur geven aan dat 10% van een groot project een groot bedrag kan zijn. Het Algemeen Bestuur vergaderde voor 2009 éénmaal per kwartaal, nu is dat maandelijks. Daarbij is er de ene maand een opiniërende vergadering en de volgende maand een besluitvormende vergadering. Recent is echter besloten dat ook tijdens de opiniërende vergadering besluiten genomen kunnen worden als daar aanleiding toe is. Daarmee wordt de mogelijke vertraging van een project aanzienlijk bekort door besluitvorming in het Algemeen Bestuur bij een overschrijding. Algemeen Bestuur-leden geven verder aan dat het besluit indruist tegen het budgetrecht van het Algemeen Bestuur, er wordt immers meer uitgegeven dan waar vooraf toestemming voor is verkregen.
33 Pagina van 48
5.Het af- en overschrijven van door het Algemeen Bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten, die deel uitmaken van een gebiedsgericht project; 133
Binnen gebiedsgerichte projecten mogen mee- en tegenvallers worden opgevangen binnen dezelfde projectbegroting. Ook hier dienen deze verschuivingen verklaard te worden in de eindevaluatie. De gesproken Algemeen Bestuur-leden hebben met deze regel weinig moeite, omdat het gaat om één project met per saldo ongewijzigde projectdoelstellingen en een ongewijzigd projectbudget. 6.Een overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting;
134
De afspraken 1 t/m 5 gingen over projecten. Deze afspraak gaat over de exploitatiebegroting. De post onvoorzien is ieder jaar ongeveer € 450.000,-. Bij het vaststellen van de begroting geeft het Algemeen Bestuur deze post als het ware in handen van het Dagelijks Bestuur om daarmee onvoorziene en éénmalige kosten te dekken. Verantwoording geschiedt in de jaarrekening en de beschikkingen om uitgaven te dekken uit onvoorzien worden ook vermeld in de kwartaalrapportages.
135
Algemeen Bestuur-leden geven aan dat zaken zo lang onopgemerkt kunnen blijven en geven aan toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur per uitgave logischer te vinden.
7.De netto-kosten van een programma met 10% van de netto-kosten te overschrijden zonder toestemming vooraf van het Algemeen Bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. 136
Ook deze afspraak ziet op de reguliere bedrijfsvoering en maakt het mogelijk te schuiven tussen beleidsvelden door het Dagelijks Bestuur. Hierbij is wel aangegeven dat het moet gaan om vastgesteld beleid, er mag dus geen nieuw beleid mee gefinancierd worden.
137
De Algemeen Bestuur-leden vinden dat hiermee de kaderstellende en controlerende taak niet goed mogelijk is. Het zou voor het Algemeen Bestuur transparanter zijn als bij onderschrijdingen van een programma de middelen naar de algemene middelen vloeien en dat het Algemeen Bestuur vaststelt waar dit geld vervolgens aan besteed gaat worden. Omgekeerd zou bij een dreigende overschrijdingen een voorstel van het Dagelijks Bestuur voorgelegd dienen te worden hoe de begroting gewijzigd zou moeten worden.
138
In algemene zin wordt door de Algemeen Bestuur-leden aangegeven dat het samenstel/de optelsom van afspraken de controlerende rol van het Algemeen Bestuur niet goed mogelijk maakt. Het Algemeen Bestuur kan op deze wijze het leerproces, waar nodig, ook niet stimuleren.
34 Pagina van 48
5. Conclusies en aanbevelingen 139 In
dit hoofdstuk zijn de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Dit onderzoek werd gestart met de volgende onderzoeksvragen: 1.
Hanteert het Waterschap Brabantse Delta een beleid voor de aanpak van projecten en zo ja hoe ziet dit beleid er in grote lijnen uit (o.a. systemen en procedures) en hoe is het beleid tot stand gekomen?
2.
Hoe organiseert het Waterschap Brabantse Delta zijn projecten?
3.
Op welke wijze worden projecten in de praktijk uitgevoerd?
4.
Op welke wijze worden het Dagelijks en Algemeen Bestuur betrokken bij de start, uitvoering en afsluiting van projecten?
5.
Hoe worden het Dagelijks en Algemeen Bestuur geïnformeerd over de voortgang, resultaten en risico’s van projecten?
6.
Op welke wijze worden projecten geëvalueerd en hoe wordt de effectiviteit gemeten (toetsing aan doelstellingen project)?
7.
In hoeverre wijkt de uitvoering van projecten af van het geformuleerde beleid en wat zijn hiervoor de verklaringen?
8.
Welke verbeteringen zijn, vanuit het perspectief van de kaderstellende en controlerende rol van het Algemeen Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta, gewenst in het beleid en de uitvoering van (grote) projecten?
140 De
onderzoeksvragen vertonen een logisch geheel en zijn in Figuur 6 als schakels weergegeven. Bij de schakels van de cyclus is telkens aangegeven welke onderzoeksvragen beantwoord worden. In het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt onderscheid gemaakt tussen het beleid zoals het is vastgesteld (schakels A t/m E in de cyclus) en de wijze waarop het in de praktijk functioneert (schakel F in de cyclus). Dat is gebeurd aan de hand van de bestudering van drie projecten. De bevindingen uit de schakels A t/m E vormen daarbij het uitgangspunt.
35 Pagina van 48
Figuur 6: De onderzoeksvragen vormen een cyclus met schakels. 141 De
rode draad in de conclusies en aanbevelingen is dat het Algemeen Bestuur beperkt wordt geïnformeerd tijdens projecten. Informatievoorziening gebeurt met name bij de start en afronding van projecten en op de momenten dat budgetten worden overschreden. In de onderzochte grote projecten wordt echter gewerkt zoals is afgesproken in de diverse beleidsstukken, zoals de Verordening, mandaatbeschikking en de Leidraad projectmatig werken. Bij de drie onderzochte projecten zijn de spelregels bekend bij de betrokken ambtenaren en worden deze in grote mate nageleefd. De vraag die zich hierbij voordoet is echter wel of de spelregels die zijn afgesproken passen bij de controlerende en kaderstellende rol die het Algemeen Bestuur wenst.
142 Op
basis van de schakels van de cyclus van Figuur 6 worden hierna de conclusies beschreven, de conclusies zijn gebaseerd op de documentanalyse en de toetsing van de projecten in de praktijk. Bij elke schakel zijn de aanbevelingen opgenomen. Onder schakel G zijn de meer algemene aanbevelingen voor verbetering opgenomen. 5.1.
A. Beleid aanpak projecten
143 Bij schakel A wordt de volgende norm gehanteerd.
A.
Schakel Beleid aanpak projecten
Norm Het Waterschap Brabantse Delta heeft beleid, geoperationaliseerd in handleidingen, voor de opzet en uitvoering van grote projecten
144 Het
Waterschap heeft een handleiding voor het omgaan met projecten vastgesteld. Tijdens dit rekenkameronderzoek werd gewerkt aan een nieuwe handleiding. Deze was echter nog niet beschikbaar voor dit onderzoek. De conclusies en aanbevelingen kunnen aanvullingen bevatten op deze handleiding.
36 Pagina van 48
Aanbeveling 1: Ga na of de aanbevelingen uit dit onderzoek tot aanvullingen of aanpassingen van de nieuwe handleiding projectmatig werken dienen te leiden.
5.2.
B. Betrokkenheid bestuur bij projecten
145 Bij schakel B wordt de volgende norm gehanteerd.
B.
Schakel Betrokkenheid bestuur bij projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze het Algemeen en Dagelijks Bestuur zijn betrokken bij de opzet, uitvoering en afronding van grote projecten.
146 Naast
de aangegeven handleiding heeft het Algemeen Bestuur in december 2008 een belangrijk geheel van afspraken gemaakt waarbij het Dagelijks Bestuur op een aantal terreinen vooral financiële bevoegdheden heeft gekregen. Zoals hiervoor al is aangegeven worden deze afspraken in de onderzochte projecten goed nageleefd. De vraag is echter of de afspraken zelf nog wel voldoen. Uit een analyse per afspraak en een gesprek met enkele Algemeen Bestuur-leden valt af te leiden dat in ieder geval een aantal Algemeen Bestuur-leden vindt dat de optelsom van deze afspraken hun kaderstellende en controlerende rol frustreren. Verder wordt opgemerkt dat de afspraken niet passen bij een lerende organisatie. De afspraken zijn gemaakt in december 2008 en het nieuwe Algemeen Bestuur is in 2009 aangetreden.
147 Uit
het onderzoek van de drie projecten blijkt dat de informatievoorziening aan het Algemeen Bestuur voor een groot deel financieel gedreven is. Vaak gaat het om het aanvragen, wijzigen of aanvullen van een krediet. Met de afgesproken mandaatregels leidt dat tot een summiere informatievoorziening, waarbij er ook voor grote projecten vaak lange periodes zijn dat het Algemeen Bestuur het project niet kan volgen.
8 Aanbeveling
2: Stel nieuwe regels op die de gewenste kaderstellende en controlerende rol van het nieuwe Algemeen Bestuur versterken. 5.3.
C. Risico’s bij projecten
149 Bij schakel C wordt de volgende norm gehanteerd.
C.
150
Schakel Risico’s bij projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze risico’s worden ingeschat en gemanaged. In de projectplannen wordt aandacht besteed aan de risicoanalyse en beheersingsmaatregelen.
De afspraken over het vastleggen, inschatten en managen van risico’s zijn summier aangeduid in de handleiding en de daaronder liggende formats. Opvallend in de drie projecten is dat er wel risico-analyses worden opgesteld. In de bestuurlijke rapportages, zowel naar het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur, worden deze risico-analyses echter niet of nauwelijks genoemd. Het actief volgen van de risico’s is bij één project (Delta Digitaal) geconstateerd. In zijn nieuwjaarstoespraak voor 2011 refereerde de Dijkgraaf overigens aan de noodzaak het proces- en risicomanagement in de organisatie te versterken.
37 Pagina van 48
1 Aanbeveling
3: Geef in handleidingen en rapportageformats meer uitvoerig en expliciet aan dat bij ieder project een risicoparagraaf inclusief voorgestelde beheersmaatregelen moet worden opgesteld en gemonitord en bijgesteld gedurende de uitvoering van het project. 5.4.
D. Informatievoorziening over projecten
152 Bij schakel D wordt de volgende norm gehanteerd.
D.
153
Schakel Informatievoorziening over projecten
Norm Er zijn afspraken vastgelegd op welke wijze het Algemeen en Dagelijks Bestuur worden geïnformeerd over voortgang, resultaten en risico’s van projecten. In de projectplannen wordt aandacht besteed aan de wijze waarop het Algemeen en Dagelijks Bestuur geïnformeerd zullen worden over voortgang, resultaten en risico’s.
Er zijn afspraken gemaakt over de informatievoorziening over projecten, onder andere in de handleiding. Verder speelt de projectendatabase een belangrijke rol. Deze database voorkomt vele aparte projectadministraties en is de basis voor de kwartaalrapportages en daarnaast voor de begroting en de jaarrekening. De database geeft per project een projectnummer, een omschrijving, het doel van het project, het investeringsbedrag (totaal en per jaar), de startdatum en de einddatum (datum in bedrijfneming).
154 In de kwartaalrapportages staat informatie
over afwijkingen van de projecten in doel, tijd of geld. Daarbij wordt voor afwijkingen de kleur rood gebruikt. Alleen de projecten met een budget hoger dan € 500.000,- worden vermeld.
5 Aanbeveling
4: Betrek bij het opstellen van de nieuwe regels (aanbeveling 2) ook een meer integrale informatievoorziening aan het Algemeen Bestuur.
5.5.
E. Evaluatie van projecten
156 Bij schakel E wordt de volgende norm gehanteerd.
E.
Schakel Evaluatie van projecten
Norm De grote projecten worden geëvalueerd en de resultaten van de evaluatie worden gebruikt om verbeteringen door te voeren.
157 De
handreiking projectmatig werken voorziet in een evaluatie in de nazorgfase. Deze evaluaties worden in de praktijk in de door ons onderzochte projecten ook opgesteld en leveren vaak heldere aanbevelingen op, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerking met derden.
158 De
evaluaties worden nadat ze zijn opgesteld besproken in het MT en gebundeld aangeboden aan het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur. Dit levert in de praktijk een enigszins onoverzichtelijk geheel aan evaluaties op. Algemeen Bestuur-leden geven aan het lastig te vinden hierin een rode draad te ontdekken en meestal worden ook geen besluiten gevraagd. Een oplegnotitie waarin de belangrijkste lessen en verbeteringen worden aangegeven ontbreekt.
38 Pagina van 48
159 De
evaluaties worden ambtelijke besproken in het projectteam. Het projectteam valt na de evaluatie echter uit elkaar. Daarmee is het projectteam geen “bewaker” van de aanbevelingen en is opvolging niet geborgd. Voor praktische aanbevelingen is daardoor niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Soms bewaakt het betrokken afdelingshoofd de uitvoering van de aanbevelingen. Echter niet alle aanbevelingen betreffen het functioneren van de eigen afdeling. Dit leidt ertoe dat niet zonder meer geleerd wordt van waardevolle lessen die getrokken zijn uit projecten.
0 Aanbeveling
5: Stel een oplegnotitie op waarin de belangrijkste lessen en verbeterpunten uit de projectevaluaties worden toegelicht en waarin indien nodig besluiten aan het Dagelijks Bestuur en/of Algemeen Bestuur worden voorgelegd.
1 2 Aanbeveling
6: Geef bij projectevaluaties consequent aan wie de uitvoering van de aanbeveling op zich dient te nemen en laat het Management dit vaststellen, zodat de uitvoering is geborgd.
39 Pagina van 48
A. Geïnterviewde personen 163
Ten behoeve van dit onderzoek zijn de volgende personen geïnterviewd:
Peter van Rhee, projectleider Delta Digitaal;
Marie-José van Overveld, opdrachtgever Delta Digitaal;
Kasper Nipius, projectleider Renovatie RWZI Nieuwveer (nu hoofd bouwzaken);
Peter Janssen, projectleider Chaamse Beken
Louis van den Broek, concerncontroller
Bart Poppelaars, lid Algemeen Bestuur
Nol Verdaasdonk, lid Algemeen Bestuur
Cecile Franssen, lid Algemeen Bestuur
40 Pagina van 48
B. Geraadpleegde documenten 164
Ten behoeve van dit onderzoek zijn de volgende documenten geraadpleegd:
Waterschap Brabantse Delta. (2007). Leidraad projectmatig werken.
Bestuursprogramma 2005-2008, Besturen met een eigen stijl
Notitie bestuurlijk functioneren 2005
Besprekingsverslag AB-commissie Beleid en Investeringen van 14 maart 2007 en 12 september 2007
Besprekingsverslag AB-commissie Beheer en Onderhoud 12 maart 2008
Besprekingsverslag AB-commissie Bestuur en Middelen 4 juni 2008
Uitvoeringsbesluit dagelijks bestuur 20 januari 2009
Delta Digitaal
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Adviesnota aan het Algemeen Bestuur. Aanvraag UVK Project Deltadigitaal.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Agendapunt vergadering managementteam van 22 april 2008. Aanvraag uitvoeringskrediet Project Delta Digitaal.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Agendapunt vergadering Dagelijks Bestuur van 13 mei 2008. Aanvraag UVK Project Delta Digitaal.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Definitiestudie Deltadigitaal. Waterschap Brabantse Delta.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Investeringsbesluit project Deltadigitaal.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Mededeling voor het managementteam van 1 juli 2008. Onderwerp: afwijking op het inkoopbeleid.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Managementsamenvatting definitiestudie.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Uitvoeringsplan Deltadigitaal Waterschap Brabantse Delta.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Visienota digitaal werken. Project Deltadigitaal. Fase vooronderzoek.
Waterschap Brabantse Delta. (2008). Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer 41 Pagina van 48
en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie van Waterschap Brabantse Delta.
Waterschap Brabantse Delta. (201o). Bestuursprogramma 2009-2012. Solide, betrouwbaar, betaalbaar.
Waterschap Brabantse Delta. (2010). Evaluatie van projectdoelstellingen project Deltadigitaal.
Perficio managementondersteuning. (2010). Opleverdocument Deltadigitaal Waterschap Brabantse Delta.
RWZI Nieuwveer
Advies aan SMT, VBK project 1075, renovatie ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer, 14 februari 2007
Projectplan Brabantse Delta voor RWZI Nieuwveer, februari 2007
Royal Haskoning, Renovatie ontvangwerk en zandverwijdering RWZI Nieuwveer, 14 september 2007 (concept)
Aanvraag Dagelijks Bestuur uitvoeringskrediet rwzi Nieuwveer, 23 oktober 2007
Aanvraag aanvullend krediet RWZI Nieuwveer, 2 april 2008
Advies Dagelijks Bestuur investeringsverschuiving RWZI Nieuwveer, 2 december 2008
Projectevaluatierapport 1075, RWZI Nieuwveer, 2009
Mededeling Algemeen Bestuur evaluatie RWZI Nieuwveer, 9 juni 2010
Chaamse Beken
Aanvraag uitvoeringskrediet gebiedsgericht ontwikkelingsproject Chaamse Beken, 4 april 2007
Adviesnota aan het AB, inrichtingsplan 5 deelgebieden Chaamse Beken, 3 oktober 2007
Besluit AB vaststelling inrichtingsplan 5 deelgebieden, 3 oktober 2007
Notitie verdrogingsbestrijding Chaamse Bossen, 1 augustus 2008
Notitie landinrichting Noord Ulicoten, 1 december 2007
Bijlage 2 bij managementrapportage 2008-1
Managementrapportage 2008-1
42 Pagina van 48
Bijlage overzicht herverdeling kredieten per project, nummer 09100-1899
AB-nota, herverdeling kredieten 12 juni 2009
Besluitenlijst AB, 4 april 2007
Toetsingslijst ontwikkelingsinvestering Chaamse Beken, 2007-04
Investeringsbesluit Chaamse Beken, februari 2007
Adviesnota aan Algemeen Bestuur inzaken projectevaluaties, inclusief bijlage Chaamse Beken, 15 juli 2009
43 Pagina van 48
6. Bestuurlijke reactie van het dagelijks bestuur
44 Pagina van 48
11AOIN0111
uruuuiitse Del
ter kleurt het I even
Rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta Postbus 5 5 2 0 4 8 0 1 DZ BREDA
l
l
l
l
l
l
rl 'li -ll-i l-l ill"ii< n»'il -ll
Onderwerp:
Uw schrijven van Uw kenmerk Zaaknummer Ons kenmerk
18 april 2011 11AOUT0192 11.ZK04823 11UT004078
Barcode Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
de heer mr. A. Merks 076 564 10 62 3 mei 2011 7 mei 2011
bestuurlijke reactie onderzoeksrapport "Bestuur bij grote projecten"
Geachte commissie, Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het eerste rapport van de rekenkamercommissie "Bestuur bij grote projecten". Bij brief van 17 maart 2011 hebben wij u een door de ambtelijke organisatie opgestelde technische reactie gestuurd, dat wil zeggen een controle op feitelijke onjuistheden en feitelijke onvolledigheden. In deze brief delen wij u ons bestuurlijk gevoelen over het rapport mee. Wij merken op blij te zijn dat in de onderzochte grote projecten is gebleken dat gewerkt wordt zoals afgesproken in de diverse beleidsstukken en dat de spelregels bij de ambtenaren bekend zijn en in grote mate worden nageleefd. De door het algemeen bestuur vastgestelde kaders en het geheel van regelingen blijken dus goed te werken en te worden nageleefd. In paragraaf 141 concludeert u dat de rode draad in de conclusies en aanbevelingen is dat het algemeen bestuur beperkt wordt geTnformeerd tijdens projecten. De hoofdvraag is of er voldoende middelen van informatievoorziening zijn en zo j a , of deze dan goed benut worden door zowel de leden van het algemeen bestuur als de organisatie? Dit hoofdpunt wordt in het rapport vertaald in 6 aanbevelingen. Wij gaan hieronder op uw aanbevelingen in. Beleid aanpak projecten Het traject om te komen tot een nieuwe handleiding projectmatig werken heeft parallel gelopen aan uw onderzoek. De handleiding is inmiddels afgerond. Het voornemen van de directie is deze handleiding op 1 juli 2011 van kracht te laten worden. Wij nemen evenwel de aanbeveling (aanbeveling 1) over om parallel aan de bestuurlijke behandeling van uw rapport te bekijken of de aanbevelingen uit dit onderzoek nog tot aanvullingen op de nieuwe handleiding dienen te leiden dan wel tot extra accenten in het implementatietraject zoals bijvoorbeeld bij de training van de medewerkers op gebruik van de nieuwe handleiding. Betrokkenheid bestuur bii projecten en informatievoorziening over projecten Binnen het waterschap heeft het algemeen bestuur een kaderstellende en controlerende rol en bestuurt dus op hoofdlijnen. Het dagelijks bestuur voert de besluiten van het algemeen bestuur uit en rapporteert hierover. Onder besturen wordt verstaan het stellen van doelen, het beschikbaar stellen van geld om die doelen te verwezenlijken en controleren of de doelen zijn behaald binnen de vastgestelde kaders en regels. Onlangs is deze lijn nog eens bevestigd in het fractievoorzitterscollectief. Hierbij past volgens ons ook de bestaande mandaatregeling en wij nemen uw aanbeveling (nummer 2) om hierover nieuwe regels op te stellen dan ook niet over. Waar wij wel graag naar willen kijken is of de informatievoorziening voldoende op de rol van het algemeen bestuur is afgestemd (aanbeveling 4) en hoe wij het algemeen bestuur kunnen helpen deze informatie optimaal te gebruiken bij de uitoefening van haar bestuurlijke taak.
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520, 4801 DZ Breda T 076 564 10 00 F 076 564 10 11 E
[email protected] I www.brabantsedelta.nl Bankrekening 63.67.59.202
Zoals u tot ons genoegen constateert, zijn er behoorlijk wat middelen van informatievoorziening richting net algemeen bestuur die conform eerdere afspraken ook worden gehanteerd. Er is een standaard aantal informatiebronnen zoals de kadernota, begroting, managementletters, projectevaluaties en de jaarrekening. Ondanks deze vaste informatiebronnen constateert u dat het algemeen bestuur met name bij grote, langdurige projecten tussentijds het project vaak niet kan volgen (paragraaf 147). In overleg met het algemeen bestuur, bijvoorbeeld via het fractievoorzitterscollectief, zal het dagelijks bestuur kijken hoe de bestaande instrumenten beter kunnen worden benut en of er dan nog aanvullende informatiebronnen nodig zijn. Risico's bii grote projecten Het dagelijks bestuur kan zich vinden in deze aanbeveling (aanbeveling 3). Ondanks de constatering dat de spelregels voor uitvoering van grote projecten bekend zijn en over het algemeen goed worden nageleefd, beseffen wij dat er altijd risico's blijven aan projecten en dat het belangrijk is om daarop zowel bij aanvang als gedurende de looptijd van het project goed te kunnen sturen. De nieuwe handleiding projectmatig werken voorziet overigens in het verbeteren van de kwaliteit van het risicomanagement. Evaluatie van projecten Ook in deze aanbevelingen (aanbevelingen 5 en 6) kan het dagelijks bestuur zich vinden. Het dagelijks bestuur zal de ambtelijke organisatie verzoeken om voortaan bij toezending van projectevaluaties aan het dagelijks en algemeen bestuur in de bijbehorende nota of mededeling stil te staan bij de belangrijkste lessen en verbeterpunten en eventuele voor te leggen bestuurlijke besluiten. Ook zal daarbij worden benoemd wie de borging van aanbevelingen op zich neemt. Tot slot willen wij aangeven dat wij het belangrijk vinden dat het algemeen bestuur haar werk zo goed mogelijk kan uitvoeren. Uw onderzoeksrapport draagt daaraan bij. Daarom willen wij u hartelijk danken voor het door u verrichte werk en het heldere onderzoeksrapport met relevante aanbevelingen.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf i
J.A.M. Vo
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
7. Nawoord van de Rekenkamercommissie
45 Pagina van 48
Zaaknr. : 10.ZK38152 Kenmerk : 11AOIT0022 Barcode :
*11AOIT0022*
Nawoord Rekenkamercommissie De rekenkamercommissie heeft met instemming kennis genomen van de bestuurlijke reactie op ons rekenkameronderzoek “Bestuur bij grote projecten”. Het Dagelijks Bestuur is terecht blij met de conclusie dat beleid en spelregels grotendeels worden nageleefd. Verder wordt aangegeven dat met 5 van de 6 aanbevelingen wordt ingestemd. Het Dagelijks Bestuur geeft daarbij op een aantal punten ook al aan dat met de uitvoering van aanbevelingen is begonnen of op welke wijze hieraan uitvoering gegeven zal worden. Het Dagelijks Bestuur wil de bestaande regels rond grote projecten, zoals afgesproken in de mandaatregeling, niet aanpassen. De rekenkamercommissie heeft echter wel geconstateerd dat de combinatie van afspraken in dit kader de controlerende rol van het Algemeen Bestuur bij grote projecten bemoeilijkt. Vanzelfsprekend is het aan het Algemeen Bestuur om te besluiten of onze aanbevelingen worden overgenomen. Wij hopen met dit onderzoek een bijdrage te hebben geleverd aan de versterking van het bestuur bij grote projecten.
Hoogachtend, Rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520, 4801 DZ Breda T 076 564 10 00 F 076 564 10 11 E
[email protected] l www.brabantsedelta.nl Bankrekening 63.67.59.202
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 11.B0262/11.ZK51434 : 11IT010360
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
: : : : : : :
11IT010360
eerste wijziging Delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010 middelen, afdeling juridische zaken & vastgoed 31 augustus 2011 3a -eerste wijziging Delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010 (11IT010401)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding Waterschappen passen in de praktijk regelmatig eigen waterstaatswerken aan. Dat kan bijvoorbeeld de aanleg van een nieuw gemaal zijn, het uitvoeren van een dijkverzwaring, de aanleg van een schouwpadduiker, maar ook de realisatie van een EVZ of een bergingsgebied. In de besluitvorming over vergunningverlening voor eigen waterstaatswerken is er sprake van een tweedeling in bevoegdheden. Tot op heden werd voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken door het waterschap een keurvergunning aangevraagd bij het afdelingshoofd Plantoetsing & Vergunningen (op basis van door het dagelijks bestuur gegeven mandaat). De aanleg of wijziging van waterstaatswerken kon echter ook onderdeel uitmaken van een inrichtingsplan. Inrichtingsplannen werden door het algemeen bestuur vastgesteld. Door de komst van de Waterwet zijn de begrippen inrichtingsplannen en keurvergunningen voor de aanleg of wijziging van eigen waterstaatswerken vervangen door één begrip, namelijk ‘het projectplan’. In de Waterwet is geregeld dat als een waterschap een waterstaatswerk aanlegt of wijzigt, het waterschap een projectplan moet vaststellen. In een projectplan moet het volgende worden opgenomen: omschrijving van het project; de wijze waarop het project wordt uitgevoerd; de mogelijke nadelige gevolgen van het project en hoe die gevolgen kunnen worden beperkt of ongedaan worden gemaakt. Het projectplan vervangt dus qua terminologie de vroegere keurvergunningen en inrichtingsplannen. Als het waterschap onderhoud uitvoert (bijvoorbeeld het vervangen van een duiker), behoeft geen projectplan te worden vastgesteld en is ook geen watervergunning nodig. Aangezien de vroegere bevoegdheidsverdeling (tweedeling) tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur op het gebied van inrichtingsplannen en keurvergunningen voldeed, is het wenselijk om deze bevoegdheidsverdeling ook bij de introductie van het begrip projectplan door te voeren. Doordat één begrip (projectplan) twee tot op heden gehanteerde begrippen omvat is hiervoor een wijziging van het delegatiebesluit noodzakelijk. De bevoegdheid tot het vaststellen van projectplannen ligt bij het algemeen bestuur. Met deze voorgestelde wijziging van het delegatiebesluit wordt de bevoegdheid tot het vaststellen van projectplannen die overeen komen met de vroegere keurvergunningen voor eigen waterstaatswerken, gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. Met deze wijziging van het delegatiebesluit wordt de vigerende bevoegdheidsverdeling bestendigd. Bestuurlijke besluitvorming Op 7 september 2010 is een mededeling in het dagelijks bestuur ingebracht over de gevolgen van de introductie van het projectplan. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de vaststelling van de Eerste wijziging van het delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010?
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Strategie Uitgangspunt van de voorgestelde wijziging van het delegatiebesluit is de vroegere bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur op het gebied van inrichtingsplannen en keurvergunningen te handhaven. Aangezien deze begrippen niet meer bestaan en zijn vervangen door het begrip ‘projectplan’ dienen criteria opgesteld te worden die de genoemde splitsing mogelijk maakt (tweedeling). Uw algemeen bestuur gaf in de vergadering van 6 juli 2011 aan behoefte te hebben aan een voorstel tot wijziging van het delegatiebesluit waarin objectieve criteria zijn opgenomen voor deze bevoegdheidsverdeling. Ook gaf uw algemeen bestuur aan bereid te zijn de bevoegdheidsverdeling zoals die gold voor inrichtingsplannen en keurvergunningen, te handhaven. De dijkgraaf heeft, als portefeuillehouder, in de vergadering van het algemeen bestuur aangegeven met een aangepast voorstel te komen. Het voorliggende voorstel tot wijziging van het delegatiebesluit is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: handhaving van de bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur zoals dat gold ten tijde van de tweedeling inrichtingsplannen en keurvergunningen, namelijk inrichtingsplannen werden vastgesteld door het algemeen bestuur en het verlenen van keurvergunningen door het afdelingshoofd Plantoetsing & Vergunningen (op basis van door het dagelijks bestuur verleend mandaat); de bevoegdheidsverdeling dient vorm te worden gegeven door middel van objectieve criteria; In artikel 2 van het delegatiebesluit staat welke bevoegdheden het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur heeft gedelegeerd. Voorgesteld wordt om aan artikel 2 van het delegatiebesluit een nieuw lid toe te voegen, namelijk het negende lid, waarin een opsomming van waterstaatswerken is opgenomen waarvoor het algemeen bestuur de bevoegdheid tot het vaststellen of wijzigen van het projectplan delegeert aan het dagelijks bestuur. Voor deze waterstaatswerken werd in het verleden een keurvergunning aangevraagd bij het afdelingshoofd plantoetsing & vergunningen. Indien uw algemeen bestuur instemt met deze wijziging, kan het dagelijks bestuur vervolgens beslissen de vaststelling of wijziging van de projectplannen te mandateren aan het afdelingshoofd Plantoetsing & Vergunningen, zoals voorheen bij de keurvergunningen ook het geval was. Het nieuw negende lid van artikel 2 van het delegatiebesluit houdt het volgende in: Het projectplan wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld of gewijzigd als het betreft de aanleg of wijziging van: een schouwpadduiker of dam met duiker; een poort, afrastering of vergelijkbare afsluiting op een waterstaatswerk; een stuw, afsluiters, terugslagkleppen, krooshekreiniger, en dergelijke; beschoeiing in oppervlaktelichamen, bodem- en oeververdediging; kabels, (peil)buizen en leidingen onder of in oppervlaktelichamen of waterkeringen; een brug, gemaal of sluis; voorzieningen ten behoeve van inlaten van maaiboot of verzamelen maaisel; een oppervlaktewaterlichaam; een waterstaatswerk door grondboringen; andere functioneel vergelijkbare waterstaatswerken; mits de aanleg of wijziging van de hiervoor opgesomde waterstaatswerken valt onder de exploitatie-uitgaven of is aan te merken als een gemandateerde instandhoudingsinvestering. In de opsomming van waterstaatswerken is bijvoorbeeld niet de aanleg van een bergingsgebied of EVZ opgenomen. Het projectplan hiervoor wordt dus altijd ter vaststelling voorgelegd aan het algemeen bestuur. De opsomming is tot stand gekomen door na te gaan voor welke aanleg of wijziging van eigen waterstaatwerken in het verleden alleen een keurvergunning nodig was. Als vangnet in de opsomming is de term ‘of andere functioneel vergelijkbare waterstaatswerken’ opgenomen. Onder deze term vallen waterstaatswerken die functioneel vergelijkbaar zijn met de waterstaatswerken die zijn opgenomen in de opsomming, maar waar een andere technische term aan is gegeven die niet specifiek genoemd is in de opsomming. De waterstaatswerken die zijn opgenomen in de opsomming van het negende lid van artikel 2 van het delegatiebesluit, dienen te worden aangemerkt als: exploitatie-uitgaven; of een gemandateerde instandhoudings-investering. Is dat niet het geval dan wordt het projectplan ter vaststelling voorgelegd aan uw algemeen bestuur.
-2-
Door de beperkende voorwaarde dat de uitvoering van de aanleg of wijziging van het waterstaatswerk moet vallen binnen de exploitatie-uitgaven, wordt al een onderscheid gemaakt tussen kleine wijzigingen (of aanleg) van waterstaatswerken en grotere. Immers voor grotere wijzigingen (of aanleg) van eigen waterstaatswerken dient vooraf bij uw algemeen bestuur krediet te worden aangevraagd. Na instemming van uw algemeen bestuur met de kredietaanvraag, wordt vervolgens het projectplan ter vaststelling aan uw algemeen bestuur voorgelegd. Het tweede onderdeel van de beperkende voorwaarde betreft de gemandateerde instandhoudingsinvesteringen. Ieder jaar wordt bij de behandeling van de kadernota aan uw algemeen bestuur een overzicht van instandhoudingsinvesteringen voorgelegd met het voorstel de uitvoering van deze instandhoudings-investeringen te mandateren aan het dagelijks bestuur. Op grond van het nieuwe negende lid van het delegatiebesluit valt het vaststellen van een projectplan voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk dat is opgenomen in de opsomming en dat valt onder de gemandateerde instandhoudingsinvesteringen tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Hierbij wordt opgemerkt dat voor een deel van deze instandhoudingsinvesteringen geen projectplan behoeft te worden vastgesteld. Als door het onderhoud het waterstaatswerk feitelijk functioneel niet wijzigt, behoeft geen projectplan te worden vastgesteld. Als bijvoorbeeld een gemaal wordt vervangen door een gemaal met dezelfde capaciteit is geen projectplan nodig. De wijziging van het delegatiebesluit geldt alleen voor projectplannen die worden vastgesteld ingevolge artikel 5.4. van de Waterwet. Een projectplan dat wordt vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de Waterwet valt altijd onder de bevoegdheid van het algemeen bestuur. Artikel 5.5. van de Waterwet geldt voor de volgende projectplannen: de aanleg, verlegging of versterking van primaire waterkeringen; de aanleg of wijziging van niet-primaire waterkeringen die zijn opgenomen in de provinciale verordening; andere waterstaatswerken van bovenlokale betekenis die met spoed en op gecoördineerde wijze tot stand moeten worden gebracht. Het opnemen van een grensbedrag in het delegatiebesluit om de ‘oude’ bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur in te vullen, wordt niet voorgestaan omdat dit leidt tot een schijnzekerheid. Zo kan sprake zijn van een ‘dure’ stuw (waarvan het projectplan dan aan het algemeen bestuur voorgelegd dient te worden) of een ‘goedkope’ EVZ (waarvan het projectplan dan door het dagelijks bestuur vastgesteld mag worden). Beoordeling ∗ Financiële gevolgen niet van toepassing ∗
Juridische gevolgen niet van toepassing
∗
Personele gevolgen niet van toepassing
∗
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Alle afdelingen die betrokken zijn bij het projectplan zijn vertegenwoordigd in een projectgroep. De leden van deze projectgroep zijn geïnformeerd over het voorstel tot aanpassing van het delegatiebesluit. Als het AB heeft ingestemd met de voorgestelde wijziging, wordt dit gemeld aan de leden van de werkgroep. Advies Het algemeen bestuur stemt in met de eerste wijziging Delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-3-
Zaaknr. : 11.ZK51434 Kenmerk : 11IT010401 Barcode :
*11IT010401*
Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 augustus 2011, nummer 11IT010360; overwegende dat: - ingevolge artikel 77 van de Waterschapswet de bevoegdheid tot regeling en bestuur bij het algemeen bestuur rust; - het dagelijks bestuur op grond van artikel 84, eerste lid, van de Waterschapswet is belast met de dagelijkse aangelegenheden van het waterschap; - omwille van een duidelijke taakverdeling en uit doelmatigheidsoverwegingen het gewenst is verschillende bevoegdheden te delegeren aan het dagelijks bestuur; gelet op artikel 83, lid 1, van de Waterschapswet en artikel 10:13 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUIT: het delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010 als volgt te wijzigen: Artikel I Aan artikel 2 wordt een nieuw lid toegevoegd luidende: 9. het vaststellen of wijzigen van projectplannen ingevolge artikel 5.4. van de Waterwet voor de aanleg of wijziging van: a. een schouwpadduiker of dam met duiker; b. een poort, afrastering of vergelijkbare afsluiting op een waterstaatswerk; c. een stuw, afsluiters, terugslagkleppen, krooshekreiniger, e.d.; d. beschoeiing in oppervlaktewaterlichaam, bodem- en oeververdediging; e. kabels, (peil)buizen en leidingen onder of in oppervlaktewaterlichamen of waterkeringen; f. een brug, gemaal of sluis; g. voorzieningen ten behoeve van inlaten van maaiboot of verzamelen maaisel; h. een oppervlaktewaterlichaam; i. een waterstaatswerk door grondboringen; j. andere functioneel vergelijkbare waterstaatswerken; mits de uitvoering van de aanleg of wijziging van het waterstaatswerk valt binnen de exploitatie-uitgaven of is aan te merken als een door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur gemandateerde instandhoudingsinvestering. Artikel II Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. Artikel III Dit besluit kan worden aangehaald als: Eerste wijziging delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010’. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 31 augustus 2011, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Toelichting bij de eerste wijziging van het delegatiebesluit waterschap Brabantse Delta 2010 Algemeen In artikel 5.4. en 5.5. van de Waterwet is geregeld dat als een waterschap een waterstaatswerk aanlegt of wijzigt, het waterschap een projectplan moet vaststellen. In een projectplan moet het volgende worden opgenomen: omschrijving van het project; de wijze waarop het project wordt uitgevoerd; de mogelijke nadelige gevolgen van het project en hoe die gevolgen kunnen worden beperkt of ongedaan worden gemaakt. Het projectplan vervangt de vroegere keurvergunningen en inrichtingsplannen. Het vaststellen of wijzigen van projectplannen ingevolge artikel 5.4. en 5.5. van de Waterwet is een bevoegdheid van het algemeen bestuur. In deze eerste wijziging van het delegatiebesluit delegeert het algemeen bestuur het vaststellen of wijzigen van bepaalde projectplannen ingevolge artikel 5.4. van de Waterwet aan het dagelijks bestuur. Projectplannen die worden vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de Waterwet vallen hier niet onder en worden altijd door het algemeen bestuur vastgesteld. Artikel 5.5. van de Waterwet ziet op de volgende projectplannen: de aanleg, verlegging of versterking van primaire waterkeringen; de aanleg of wijziging van niet-primaire waterkeringen die zijn opgenomen in de provinciale verordening; andere waterstaatswerken van bovenlokale betekenis die met spoed en op gecoördineerde wijze tot stand moeten worden gebracht. Met deze wijziging van het delegatiebesluit wordt beoogd de ‘vroegere’ bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, zoals die gold bij inrichtingsplannen en keurvergunningen voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Waterwet, ook te hanteren bij projectplannen. Toelichting artikel I In artikel 2 van het delegatiebesluit 2010 staat welke bevoegdheden het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur heeft gedelegeerd. Door middel van dit wijzigingsbesluit wordt aan artikel 2 van het delegatiebesluit 2010 een nieuw lid toegevoegd, namelijk het negende lid. In dit negende lid is een opsomming van waterstaatswerken opgenomen waarvoor de bevoegdheid tot het vaststellen van het projectplan is gedelegeerd door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur. De opsomming is tot stand gekomen door na te gaan voor welke aanleg of wijziging van eigen waterstaatwerken vóór de inwerkingtreding van de Waterwet alleen een keurvergunning nodig was. Als vangnet in de opsomming is de term ‘of andere functioneel vergelijkbare waterstaatswerken’ opgenomen. Onder deze term vallen waterstaatswerken die functioneel vergelijkbaar zijn met de waterstaatswerken die zijn opgenomen in de opsomming, maar waar een andere technische term aan is gegeven die niet specifiek genoemd is in de opsomming. In de opsomming van waterstaatswerken is bijvoorbeeld niet de aanleg van een bergingsgebied of EVZ opgenomen. Het projectplan hiervoor wordt dus altijd ter vaststelling voorgelegd aan het algemeen bestuur. De uitvoering van de waterstaatswerken die zijn opgenomen in de opsomming van het negende lid dienen te worden aangemerkt als exploitatie-uitgaven of dienen aangemerkt te zijn als een gemandateerde instandhoudingsinvestering. Is dat niet het geval dan wordt het projectplan ter vaststelling voorgelegd aan het algemeen bestuur. Als door onderhoud een waterstaatswerk feitelijk functioneel niet wijzigt, behoeft geen projectplan te worden vastgesteld. Als bijvoorbeeld een gemaal wordt vervangen door een gemaal met dezelfde capaciteit is geen projectplan nodig.
-2-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 11.B0185 : 11IT006609
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
: : : : : : :
11IT006609 aanvraag aanvullend krediet project "Kleine Beek voor vis" watersystemen, ontwerp en realisatie 6 juli 2011/31 augustus 2011 3b -- toetsingslijst (11IT007085) - investeringsbesluit (11IT007089)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding Achtergrond van het project Kleine Beek voor vis De Kleine Beek is een zijbeek van de Aa of Weerijs en ligt in de gemeente Zundert. Het project voorziet in de aanleg van 8 ha EVZ en het vispasseerbaar maken van 4 stuwen. Op 21 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur ingestemd met het voorstel om deel te nemen aan het Interreg IVa project “Interactieve Watersystemen in het Benelux Middengebied. Met deze deelname beoogde het waterschap een bijdrage te leveren aan de realisatie van a) het bestuursprogramma; b) ‘KRW altijd goed’-maatregelen; c) de kennisontwikkeling en -uitwisseling met (Vlaamse) partners. Het waterschap participeert met 3 projecten in het Interreg-project; één hiervan is het project Kleine Beek voor vis. Kenmerk van dit Intereg project is dat het project afgerond dient te zijn voor september 2011. Afronding na deze datum resulteert in verlies van de Interreg-subsidie. Het project Kleine Beek voor vis is in 2008 als Interreg-project aangemeld en dient dus voor september 2011 te worden opgeleverd om in aanmerking te komen voor Europese subsidie. In juni 2008 heeft het algemeen bestuur uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld. Vanaf dat moment is concrete inzet op het project geleverd, waarbij de bemensing van het project een aantal keren gewijzigd is. Als gevolg van die wijzigingen heeft het project ook enkele maanden stilgelegen. Om te kunnen beschikken over de benodigde gronden is vanaf 2010 ingezet op grondverwerving; de laatste percelen zijn pas in het voorjaar van 2011 beschikbaar gekomen. Begroting en werkelijke kosten: Medio mei 2011 is door de afdeling ontwerp en realisatie (ontwerp en realisatie) geconstateerd dat het budget voor het project “Kleine Beek voor vis” (IP 6337) niet toereikend is. Gebleken is dat er onder andere een samenloop is van 2 fouten. Ten eerste is ten tijde van de opdrachtverlening aan de aannemer (april 2011), niet gecheckt of er voldoende budget beschikbaar was. Daarnaast is de aangegane verplichting met de aannemer op een verkeerd projectnummer is geboekt, met als gevolg dat de opdracht verleend is in de veronderstelling dat er voldoende budget was, terwijl dat dit niet het geval is. In onderstaand tabel wordt in € (afgerond) een overzicht gegeven van de begroting in relatie tot de reeds gemaakte en de nog te verwachte kosten. Het overzicht is gebaseerd op de stand van zaken in mei 2011.
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Begroot in 2008
Nog te voorziene kosten
Reden van overschrijding van de begrootte kosten
10.000
Gewijzigde opzet project (grotere doelrealisatie EVZ; laat tijdstip ter beschikking komen van gronden) Bij opstart van het project niet voorzien in begroting (onder andere explosieven onderzoek) Nvt De oppervlakte EVZ-realisatie is groter dan oorspronkelijk in 2008 beoogd; tevens is de gemeentelijke EVZ opgave gerealiseerd (voorfinanciering door het waterschap, die via aanvullende subsidie wordt gecompenseerd) Grotere doelrealisatie EVZ inclusief gemeentelijk deel, kosten vispassages hoger dan oorspronkelijke kentallen Lange doorlooptijd project, herstart project door wijzigingen bemensing Lange doorlooptijd project, hoger investeringsbedrag Voor het verkrijgen van de Interreg subsidie is een voorfinanciering van € 70.000,- noodzakelijk geweest. Deze voorfinanciering wordt bij de eindafrekening van de subsidie met het Waterschap verrekend. Nvt
Advieskosten
229.000
Reeds gemaakte kosten en aangegane verplichtingen 265.000
Onderzoekskosten grond
0
80.000
0
Grondverwervingskosten Grondaankopen
25.000 256.000
21.000 346.000
0 0
Uitvoering (aannemer)
390.000
570.000
49.000
Interne kosten (uren)
60.000
74.000
20.000
rentebijschrijving
20.000
29.000
30.000
Onvoorzien
15.000
70.000
15.000
Communicatie Totaal
5.000 3.000 € 1.000.000 € 1.458.000
2.000 € 126.000
Inmiddels is € 1.458.000,- uitgegeven, dan wel verplicht, inclusief de aanneemsom (€ 570.000,-) en de voorfinanciering met betrekking tot de Interreg subsidie (€ 70.000,-). Omdat het project nog in uitvoering is, worden nog aanvullende kosten voorzien. Deze nog te voorziene kosten worden begroot op € 126.000,-. Toelichting op voorziene kosten: advieskosten (€ 10.000,-) voor besteksuitwerking. Deze kosten zijn reeds gemaakt; uitvoeringskosten (€ 49.000,-). Deze hebben betrekking op reeds uitgevoerd meerwerk door de aannemer teneinde het waarborgen van een goede landbouwkundige afwatering van aanliggende landbouwgronden en op verrekenbare hoeveelheden uit het bestek; interne uren (maximaal € 20.000,-); rentebijschrijving (€ 30.000,-); onvoorzien (€ 15.000,-) met name ten behoeve van de aanleg van de vistrappen. Meerwerk op de aanleg van de vistrappen wordt reëel geacht, omdat bij het ontwerp ervan geen gebruik gemaakt kon worden van goede revisietekeningen van de stuwen. Bovendien is geconstateerd dat de situatie in het veld afwijkt van de ontwerptekeningen van deze stuwen uit 1969; voorlichting en communicatie (conform begroting € 2.000,-). Het project is momenteel in uitvoering. Volgens planning wordt de uitvoering in juli 2011 afgerond, zodat wordt voldaan aan de voorwaarden van de Intereg-subsidie.
-2-
Financiële consequenties: In de AB-vergadering van 25 juni 2008 is € 1 miljoen uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld, waarbij er van uitgegaan is dat totaal 50% subsidie te verwachten was. De omvang van dit uitvoeringskrediet is destijds tot stand gekomen op basis van toenmalig geldende kengetallen en een summiere projectbeschrijving. In de Toetsingslijst is toen opgenomen dat het project vanwege subsidiemogelijkheden versneld uitgevoerd zou worden en dat het maken van een nauwkeurige begroting op dat moment nog niet mogelijk was. Het totale (bruto) investeringsbedrag komt thans uit op een bedrag van € 1.584.000,-. Er is daardoor sprake van een uiteindelijk bruto tekort van € 584.000,-. De bijdragen van derden (onder andere van de gemeente voor haar EVZ-taakstelling en aanvullende subsidie in het kader van de 2e bestuursovereenkomst) zijn hierin niet verdisconteerd. Het project komt in aanmerking voor Interreg-subsidie. Daarnaast zal gebruik gemaakt worden van synergiesubsidie (KRW). Het EVZ-deel dat onder de gemeentelijke taakstelling valt, wordt gedeclareerd in het kader van een toegekende subsidie, waarin aan het waterschap subsidie wordt toegekend voor het gemeentelijk deel van een EVZ. Daarnaast kan voor de waterschapstaakstellingen met betrekking tot de EVZ én de vistrappen gebruik gemaakt worden van de subsidie-afspraken die met de provincie gemaakt zijn in het kader van de Tweede Bestuursovereenkomst. De verwachting is nu dat de totale bijdrage van derden van grondverwerving en inrichting uitkomt op 64% (€ 1.041.000,- inclusief voorfinanciering Interreg subsidie). Definitieve cijfers zijn pas te geven in het kader van de subsidievaststellingen. De eerder (juni 2008) gehanteerde subsidiebijdrage van 50% (€ 500.000,-) is hiermee dus achterhaald. De netto waterschapsbijdrage bedraagt nu naar verwachting € 543.000,- en is daarmee dus € 43.000,- hoger ten opzichte van in 2008 verwachte waterschapsbijdrage. In bijgevoegde Toetsingslijst zijn de financiële aspecten verder in detail uitgewerkt. Projectmanagement: Gelet op de tijdsdruk gekoppeld aan de Interreg-subsidie was het risicomanagement vanaf de herstart in 2010 vooral gericht op grondverwerving en tijdsplanning (inclusief vergunningverlening) en veel minder op de financiën. Hierdoor heeft het contractmanagement onvoldoende aandacht gekregen. De opzet van het project is in de loop van de tijd gewijzigd. Bij aanvang (juni 2008) was sprake van het vispasseerbaar maken van 7 stuwen en de aanleg van 3 km (overeenkomend met 3 ha) EVZ. De projectbegroting die in 2008 op basis van interne kengetallen is opgesteld, ging uit van € 100.000,- voor zowel één km (1 ha) EVZ als voor één vistrap. Daarmee werd het totale project begroot op € 1.000.000,-. Gaande het project is in samenspraak met partners gekomen tot een nieuw inrichtingsplan (vastgesteld door het AB) dat meer recht deed aan de opgave van het waterschap voor EVZ en vispassages voor de Kleine Beek. Dit plan is op 8 december door het AB vastgesteld. Het project, zoals dat nu uitgevoerd wordt, voorziet in het vispasseerbaar maken van 4 stuwen en in de aanleg van 5,2 km EVZ met een totaal areaal van 8 ha. Op basis van de toen gehanteerde kengetallen had de projectleiding in 2010 moeten constateren dat de oorspronkelijke begroting door de gewijzigde opzet naar boven toe (€ 1,2 miljoen) bijgesteld had moeten worden. Bij nader inzien blijken ook de gehanteerde kengetallen voor de vistrappen te laag te zijn; de vistrappen kosten thans per stuk ruim € 150.000,-. De initiële begroting uit 2008 blijkt te optimistisch geweest te zijn. Vanuit de Interregsubsidie is de voorwaarde gesteld dat het project op 30 september 2011 financieel afgerond en gedeclareerd moet zijn bij de Interreg-projectleiding. Als gevolg daarvan heeft het project van meet af aan onder grote tijdsdruk gestaan. Het proces van grondwerving en de daadwerkelijke grondtransacties hebben ertoe geleid dat pas in maart 2011 tot het proces van aanbesteding kon worden overgegaan. In termen van risico management wordt bevestigd dat projectrealisatie geheel afhankelijk is van het moment van beschikbaar hebben van grond, hetgeen hier moeizaam verliep. Ten tijde van de vaststelling van het inrichtingsplan (8 december 2010) was in het financieel systeem sprake van een resterend budget van ruim 4 ton. Op dat moment werden nog onderhandelingen gevoerd over de aankoop van benodigde gronden. De projectleiding had echter moeten vaststellen dat de lopende onderhandelingen inzake de grondaankoop uiteindelijk zouden resulteren tot verplichtingen ten laste van het project. Ook is onvoldoende geanticipeerd op de stijging van de uitvoeringskosten (aannemer) ten gevolge van een hogere doelrealisatie. Mede als gevolg van een fout van de projectleiding, waardoor de uitvoeringskosten (opdracht aannemer) op een verkeerd nummer geboekt zijn, is pas in een laat stadium aan het licht gekomen dat er sprake was van een budgetoverschrijding.
-3-
Context Het project draagt bij aan de taakstellingen die het waterschap heeft ten aanzien van de EVZ en de functie “verweven”, die in het provinciale Waterplan aan de Kleine Beek is toegekend. Bovendien wordt met het project invulling gegeven aan de opgave vanuit de Kader Richtlijn Water. In totaal worden er 4 stuwen vispasseerbaar gemaakt waardoor de Kleine Beek vanaf de Aa of Weerijs over een lengte van 7,6 km vispasseerbaar wordt. Daarnaast wordt over een lengte van 5,2 km EVZ aangelegd, overeenkomend met een totaal areaal van 8 ha. Bestuurlijke besluitvorming In de AB-vergadering van 25 juni 2008 is € 1 miljoen uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld. In de ABvergadering van 15 juli 2009 is in het kader van de herverdeling van kredieten ten behoeve van de uitvoering van projecten van het bestuursprogramma, het eerder beschikbaar gestelde uitvoeringskrediet van € 1 miljoen bestendigd. In de vergadering van het algemeen bestuur van 8 december 2010 is het inrichtingsplan vastgesteld. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het beschikbaar stellen van € 584.000,- aanvullend uitvoeringskrediet voor de afronding van het project en voor het kunnen nakomen van aangegane verplichtingen? Strategie Vanwege de subsidievoorwaarden vanuit Interreg is na het constateren van de budgetoverschrijding in mei 2011 het project niet stilgelegd om eerst een aanvullend krediet aan te vragen. Hierdoor zou een dusdanige vertraging optreden, dat het project niet tijdig zou worden afgerond, waardoor de Intereg-subsidie zou komen te vervallen. In de adviesnota inzake project “Zonzeel” (zie AB-vergadering van 13 oktober 2010) is geconstateerd dat de werkwijze binnen de afdeling ontwerp en realisatie op een aantal punten voor verbetering vatbaar is. De afgelopen periode is een groot aantal zaken aangepakt. Recent is de leidraad projectmatig werken vervangen door de Handreiking Projectmatig werken gebaseerd op Prince 2 en het IPM-model van Rijkswaterstaat. IPM staat voor Integraal projectmanagement. De gedachte achter het IPM-model is dat verschillende procesrollen onderscheiden en toebedeeld worden. Daarbij gaat het om projectbeheersing, omgevingsmanagement, technisch management en contractmanagement. De implementatie van deze Handreiking heeft plaatsgevonden in mei en juni 2011. Tevens hebben alle projectleiders en projectmanagers de cursus PRINCE2 (Projects IN Controlled Environments) gevolgd. PRINCE2 is een gestructureerde methode voor projectmanagement. Deze methode is gericht op het management, de besturing, risicomanagement en de organisatie van een project. De eerste IPM-teams worden op dit moment gevormd. De voornoemde aspecten richten zich op het algehele projectmanagement. In dit project is voldoende aandacht besteed aan risico management (qua planning en balans tussen voorbereiding versus meenemen in de uitvoeringsfase. De specifieke rol/aandacht voor contractmanagement is voor verbetering vatbaar gebleken. Het dagelijks bestuur heeft na het vernemen van de kredietoverschrijding door de organisatie een feitenrelaas laten opstellen waaruit blijkt dat met name het contractmanagement onvoldoende geweest is. Om herhaling te voorkomen heeft het dagelijks bestuur de opdracht gegeven om: • de handreiking Projectmatig Werken versneld in te voeren; • de invoering van IPM teams te versnellen, zodat het contractmanagement verbeterd wordt en het 4-ogen principe wordt ingevoerd (gescheiden rollen risico-management en contractmanagement); • uitvoering van een scan van alle lopende projecten van de afdeling O&R met betrekking tot de te verwachten doelrealisatie in relatie tot beschikbare uitvoeringskredieten. In september 2011 zal hierover aan het DB gerapporteerd worden.
-4-
Beoordeling ∗ Financiële gevolgen Ja, een extra netto investering van € 43.000,-. zie bijgevoegde toetsingslijst ∗
Juridische gevolgen niet van toepassing
∗
Personele gevolgen niet van toepassing
∗
Overig Ja, zie “strategie”
Communicatieparagraaf Het betreft een interne aangelegenheid waarover niet gecommuniceerd hoeft te worden met externe partijen. Advies Het algemeen bestuur stemt in met het beschikbaar stellen van extra krediet van € 584.000,- om het project te kunnen afronden en om reeds aangegane verplichtingen te kunnen nakomen. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-5-
TOETSINGSLIJST Nummer : *11IT007085* Barcode : *11IT007085* Projectnr.: 6337
Projectnaam:
Kleine Beek voor vis (aanvullend uitvoeringskrediet)
Beheerproduct: 3210 Aanleg en verwerving waterlopen (30%) 3510 Bouw en verwerving kunstwerken actieve waterbeheersing (70%) Projectleider:
P. Janssen
Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2011-18 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (f t/m i): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2012 % daling/stijging tarief t.o.v. kadernota 2011 l. te ramen netto lasten voor 2011: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
100% watersysteembeheer 3000 Inrichting en onderhoud watersystemen 2010-2011 1 augustus 2011 positief effect op natuurlijke systemen nationaal A. Meuleman
€ 584.000,- (aanvullend krediet) zie tabel 1 € 541.000,30% investering: gebiedsinrichting 30 jaar 70% investering; vistrappen 40 jaar 4,25 % 0-5% realisatiefase € 2.350,n.v.t. n.v.t. n.v.t. € 2.350,Watersysteembeheer:
<0,01%
watersysteembeheer; stijging 0,01% De lasten worden gerekend vanaf 01-01-2012. In de begroting 2011 is € 9.300,- geraamd; voor 2011 betekent dit een voordeel. De extra lasten moeten in de begroting 2012 worden opgenomen.
Tabel 1 Berekening aanvullend krediet Benodigd krediet
Reeds gevoteerd
Uitgaven Subsidies Netto investering
€ 1.000.000,€ 500.000,€ 500.000,-
-/-
€ 1.584.000,€ 1.041.000,€ 543.000,-
Te voteren aanvullend krediet € 584.000,€ 541.000,€ 43.000,-
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In de kadernota 2011 is het project opgenomen voor een bedrag van € 1.000.000,- met een subsidie van € 552.000,-: de netto investering bedraagt € 448.000,-. Ten opzichte van de kadernota 2011 hebben de verhoging van uitgaven en de herziening van de subsidieprognose een extra netto investering van € 95.000,tot gevolg. In vergelijking met de kadernota 2011 bedragen de extra kapitaallasten op basis van annuïteit € 5.200,- per jaar. Besluitvorming Aangezien het een ontwikkelingsinvestering en een aanvullend krediet betreft is goedkeuring van het algemeen bestuur nodig.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *11IT007089* Barcode : *11IT007089*
Activiteitsnr.: 6337
Naam activiteit:
Kleine Beek voor vis (aanvullend krediet)
Beheerproduct: 3210 Aanleg en verwerving waterlopen (30%) 3510 Bouw en verwerving kunstwerken actieve waterbeheersing (70%)
BESLUITNUMMER: 2011-18 Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 14 juni 2011 (11IT006609);
gelet op de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschap Brabantse Delta (08I0003208); BESLUIT: te voteren een aanvullend uitvoeringskrediet van € 584.000,- voor de uitvoering het project Kleine Beek voor vis. Het totaal beschikbare uitvoeringskrediet komt daarmee op € 1.584.000,-. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 31 augustus 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Zaaknr. : 11.B0257/11.ZK27273 Kenmerk : 11IT009640 Barcode :
*11IT009640*
beantwoording AB-vragen ‘Aanvraag aanvullend krediet project Kleine Beek voor vis’ Mededeling voor het algemeen bestuur van 31 augustus 2011; Agendapunt 3b Tijdens de vergadering van het algemeen bestuur 6 juli 2011 zijn de volgende vragen gesteld: 1) Waarom is pas in 2010 begonnen met grondverwerving Voor de Kleine beek is de grondverwerving in 2 etappes uitgevoerd met een start in 2008 en een vervolgstap in 2010. In 2008 is door de toenmalige projectmanager gestart met de grondverwerving ten behoeve van project 6337 Kleine Beek. Een aantal percelen werd in 2009 aangekocht. Ook werden met verschillende grondeigenaren verkennende gesprekken gevoerd. Dat leidde nog niet tot overeenstemming over aankoop door het waterschap. Met het vertrek van de toenmalige projectmanager in 2009 kwam de grondverwerving stil te liggen. In de loop van 2010 is door de nieuwe projectleider geconstateerd dat er nog een aantal percelen moest worden aangekocht. Aan de afdeling grondzaken is opdracht gegeven deze percelen aan te kopen. De grondverwerving werd in het voorjaar van 2011 afgerond. 2) Op welke wijze vindt controle van boekingen op projectnummers plaats? Wie controleert dit? Is er een dubbelcheck? Hoe worden foute boekingen in de toekomst voorkomen? Bij projecten vindt de opdrachtverlening aan de (externe) uitvoerder van werken per brief plaats. Er wordt een concept brief opgesteld met een checklist opdrachtverstrekking. In de checklist staat onder meer het projectnummer, de kostensoort en het bedrag van de opdracht genoemd. De checklist wordt door de budgethouder– de projectmanager in deze - opgesteld en wordt ook getekend door het afdelingshoofd als kwaliteitscontrole. Op basis van deze checklist wordt de opdracht ingeboekt in het inkoopsysteem (Datastream). De inkooporder wordt vervolgens door de budgethouder goedgekeurd om als verplichting in FMS (het financiële systeem) in te kunnen lezen. Als de inkooporder is goedgekeurd, wordt de opdrachtverleningsbrief aan de opdrachtnemer, de (externe) uitvoerder, verstuurd. Om in de toekomst de kans op fouten kleiner te maken zal de projectplanner van de afdeling ontwerp en realisatie voortaan een extra controle uitvoeren. De projectplanner controleert vóór de opdrachtverstrekking in het financiële systeem FMS of er voldoende budget is voor de opdracht (onderdeel van het 4 ogen principe). 3) Hoe heeft de portefeuillehouder het project van 2008 tot 2010 gevolgd en hoe kan het dat zij pas op 9 mei 2011 is geïnformeerd? Had zij dit eerder kunnen weten? De portefeuillehouder is vanaf het gereedkomen van het bestuursprogramma (voorjaar 2009) bestuurlijk eerstverantwoordelijk voor het project en werd tijdens het reguliere portefeuillehoudersoverleg met de beleidsveldbeheerder en tijdens projectoverleggen met de projectmanager en projectleider op hoofdlijnen geïnformeerd over de voortgang van het project . Wanneer een voorstel over het project naar het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur ging, werd er gedetailleerd met de portefeuillehouder voorgesproken. Vanuit de beleidsveldbeheerder noch de projectmanager zijn richting de portefeuillehouder signalen afgegeven over (dreigende) kredietoverschrijdingen. Op vrijdag 6 mei 2011 signaleerde de projectleiding zelf pas de overschrijding. Deze is terstond gemeld aan de opdrachtgever die daarover op maandag 9 mei 2011 de portefeuillehouder heeft geïnformeerd.
4)
Wie is waarvoor verantwoordelijk geweest in de periode 2008-2011 ? Oftewel: welke stappen zijn gezet, welke beslissingen zijn genomen en wie was waar verantwoordelijk voor? Datum/periode Stap Besluit Finale beslisser Februari/maart 2008 Aanvraag start project starten Beleidsveldbeheerder voorbereidingsfase Keuze adviesbureau Projectmanager April 2008 April 2008: 30 oktober 2008 aanbesteding opstellen Plan van Eisen en inrichtingsplan Oktober 2008: definitieve gunning 25 juni 2008 aanvragen UVK Beschikbaar stellen Algemeen bestuur UVK van € 1.000.000 Geen formeel besluit Niet formeel vastgelegd Voorjaar 2009 Wijzigen scope vispasseerbaar maken van stuwen nav ecologische studie; aanpassing taakstelling waterschap en opname gewijzigde taakstelling in het WBP Projectleider en Winter 2009 / 2010 Wijzigen scope aanleg Geen formeel besluit projectmanager hebben EVZ; bij het opstellen zich niet gerealiseerd dat van het inrichtingsplan deze aanpassing een scope is gebruik gemaakt wijziging betreft en hebben van kansen voor daardoor de aanleg EVZ portefeuillehouder hier niet over geïnformeerd 20 april 2010 Concept Concept inrichtingsplan Dagelijks bestuur inrichtingsplan gereed vrijgegeven voor inspraak 8 december 2010 Vaststellen Inrichtingsplan Algemeen bestuur inrichtingsplan vastgesteld 6 mei 2011 Constatering Informeren Beleidsveldbeheerder budgetoverschrijding portefeuillehouder Project door laten gaan Portefeuillehouder 9 mei 2011 Overleg vooruitlopend op portefeuillehouder na aanvraag extra UVK bij geconstateerde AB budgetoverschrijding 14 juni 2011 Informeren bestuur en Goedkeuring extra UVK Algemeen bestuur ( nota 6 juli 2011 aanvraag extra UVK via DB 14 juni) 5) Waarom is er in december 2010 geen nieuwe begroting naar het AB gestuurd toen het inrichtingsplan is verzonden ? In december 2010 was in het financieel systeem (FMS) sprake van een restbudget van ruim 4 ton. Op dat moment werden nog onderhandelingen gevoerd over de aankoop van gronden. De projectleiding had moeten vaststellen dat de lopende onderhandelingen uiteindelijk zouden leiden tot verplichtingen die ten laste van het project gebracht zouden worden en die het beschikbare budget te boven zouden gaan. Ook is toen onvoldoende geanticipeerd op hogere uitvoeringskosten ten gevolge van een hogere doelrealisatie. 6) Welke zekerheden worden vanaf nu ingebouwd zodat het niet mogelijk is om in een project meer uit te geven dan waarvoor door het AB uitvoeringskrediet is verstrekt? In de afgelopen maanden is er een aantal acties uitgevoerd om te zorgen voor een nog strakker projectmanagement • Begin 2011 is het project budgetbeheer opgestart. Het doel van dit project is om de uitgave van beschikbare budgetten beter te bewaken. Voor medewerkers van FEZ, budgethouders, bedrijfskundigen en MT-leden worden ondermeer trainingen verzorgd met als beoogd resultaat dat medewerkers beter bekend zijn met de instrumenten voor budgetbeheer en hun handelen hierop aanpassen.
-2-
• • • • .
Door de afdeling FEZ wordt bij de marap’s gecontroleerd op budgetoverschrijdingen bij de projecten Per 1 juli 2011 wordt de Handreiking projectmatig werken toegepast. Deze handreiking vervangt de eerder geldende leidraad projectmatig werken. De handreiking is opgesteld op basis van eerdere ervaringen. Zo is de rolverdeling tussen opdrachtgever en projectmanager verder uitgewerkt. De invoering van IPM-teams (Integraal Project Management-teams) wordt versneld ingevoerd waarmee duidelijke afspraken worden gemaakt over de rol- en taakverdeling binnen het project. De teams geven invulling aan het 4—ogen principe. De projectplanner gaat vóór opdrachtverstrekking controleren of er voldoende budget is voor de opdracht.
7) Meer gedetailleerde uitleg over (grote) posten overschrijdingen kosten Kostenpost Onderzoekskosten grond Grondaankopen
Uitvoering (aannemer)
Onvoorzien
Reden kostenoverschrijding Gaande het project bleek een onderzoek naar niet ontplofte explosieven noodzakelijk. Dit onderzoek was oorspronkelijk niet voorzien De hogere kosten hebben te maken met een grotere realisatie EVZ en voorfinanciering percelen gemeente Zundert. Bij de start van het project was voorzien om 3 ha EVZ aan te leggen. Na de scopewijziging in 2009 werd 8 ha EVZ aangelegd. Er is dus 5 ha meer grond aangekocht en ingezet. Van de 8 ha valt 2,8 ha onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Zundert. Het waterschap heeft de aankoop van deze grond voorgefinancierd. De kosten voor dit deel komen via de gemeente terug van de provincie (KRW-synergie subsidie) Dit heeft vooral te maken met bovenstaande punt. Er is 5 ha meer EVZ aangelegd dan bij de start van het project was begroot. Daarnaast waren de werkelijke kosten voor de aanleg van vispassages hoger dan bij de start was begroot. Voor het verkrijgen van de Interreg subsidie is een voorfinanciering van € 70.000,- noodzakelijk geweest. Dit bedrag was voor de projectaanvrager ZLTO om het project op te kunnen starten. Deze voorfinanciering wordt bij de eindafrekening van de subsidie met het waterschap verrekend.
8) Waarom verschuift de datum waarop het project klaar moet zijn? De oorspronkelijke plannen van het Interreg project waren er op gericht om uiterlijk 1 juli 2011 gereed te zijn. Omdat enkele andere projectpartners (waterschap Scheldestromen, VMM en provincie Zeeland) deze planning niet kon halen is aan het Interreg programmamanagement uitstel aangevraagd en verkregen. De nieuwe planning is dat de projecten alle facturen uiterlijk 20 september 2011 bij de coördinator van het Interreg project kunnen worden ingediend. De werkelijke uitvoering van het project dient dus eerder gereed te zijn zodat alle facturen in de declaratie kunnen worden meegenomen Daarnaast zijn aanvullende vragen gesteld door de Fractie Bedrijven. Deze vragen zijn: 9) Wij willen een zo exact mogelijke tijdlijn hebben van dit project: wat was er op welk moment bij het DB dan wel bij de portefeuillehouder bekend? welke informatie was er op welk moment bij het AB bekend? wanneer is belangrijke informatie bekend bij het project management? welke beslissingen zijn daarbij genomen en wat was de onderbouwing van deze beslissingen? wij denken dat het feitenrelaas dat het DB heeft opgesteld ook aan het AB (vertrouwelijk) ter beschikking moet worden gesteld. Zie antwoord vraag 4. 10) Waarom is bij de grote scope wijziging niet opnieuw een budget analyse uitgevoerd? Zie ook het antwoord op vraag 4 en 5. 11) We willen alle documenten kunnen bekijken betreffende dit project die aan het AB en DB ter beschikking zijn gesteld. We stellen voor dat op extranet, op een aparte plek, al deze relevante documenten komen te staan.
-3-
Alle stukken over dit project die naar het dagelijks bestuur en/of het algemeen bestuur zijn gestuurd, zijn in een aparte map op het extranet geplaatst en daar voor alle bestuursleden in te zien. 12) Wat is de rol van de ICT systemen in dit gebrek aan controle van dit project geweest? Geven deze wel op een gebruiksvriendelijke manier voldoende informatie aan het project management? Wat is de mening van de projectleider in deze? De ICT-systemen als zodanig hebben hierin geen rol gespeeld. Er was sprake van onvoldoende budgetbeheer door het projectmanagement en van een foutief projectnummer in het inkoopsysteem. 13) Hoe vaak komt het voor dat meerwerk in opdracht wordt gegeven door de projectleider zonder formele toestemming van de budget verantwoordelijke projectmanager? Projectleiders zijn niet bevoegd om toestemming te geven voor meerwerk. In geval van meerwerk dient dit tijdig aangekondigd te worden en moet worden gekeken door de projectmanager of het resterende uitvoeringskrediet toereikend is en of het meerwerk past binnen de kaders van de aanbestedingsregels. Daarna moeten het afdelingshoofd en het sectorhoofd akkoord geven. In het verleden is deze werkwijze niet altijd gevolgd, waardoor de formele bevestiging van het meerwerk vertraagd werd doorgevoerd. Bij de introductie van de nieuwe Handreiking heeft dit aspect daarom bijzondere aandacht. Tijdens de uitvoering van werkzaamheden kan het voorkomen dat een directe toezegging aan een aannemer noodzakelijk is, omdat anders het werk wordt stilgelegd (dit leidt veelal tot extra kosten). In deze gevallen kan het voorkomen dat de projectleider toestemming geeft, waarna de projectleider de taak heeft dit zo spoedig mogelijk direct formeel af te wikkelen. Dit laatste komt incidenteel voor. 14) Welke functionaris in het management had de overschrijdingen van het budget eerder moeten opmerken? De projectmanager had een strakker budgetbeheer moeten voeren. Het signaleren en constateren van dreigende kredietoverschrijdingen is de verantwoordelijkheid van de projectmanager. 15) Hoeveel projectleiders, en wie (intern/extern), hebben aan dit project gewerkt en in welke periodes? En waarom is er een aantal keren van bemensing gewijzigd? En hoe is de opdrachtgever / het management met deze wijzigingen in bemensing omgegaan? Vanaf mei 2007 tot en met augustus 2009 was het project bemenst met de toenmalige projectmanager (intern) en (na elkaar) twee externe projectleiders. In september 2009 hebben al deze medewerkers hun dienstverband bij het waterschap beëindigd. Vervolgens is het project weggezet bij een nieuwe interne projectleider die het project in oktober 2009 vanwege de werklast heeft teruggegeven aan het afdelingshoofd. Gedurende de periode oktober 2009 tot en met februari 2010 heeft het project stilgelegen. In februari 2010 zijn er een nieuwe projectleider en een nieuwe projectmanager aangewezen. Die constateerden dat de overdracht en de archivering van het project summier waren. Dit maakte dat er nog enige tijd nodig was om in te werken waardoor het project nog meer vertraging opliep. 16) Wij willen een exacte analyse hebben van de verschillen van de scope bij aanvang van dit project en de later aangepaste scope. Dit zowel op gebied van harde project onderdelen zoals hectares EVZ, vispassages, stuwen etc maar ook een uitgebreide financiële analyse van deze verschillen. Het project ging in 2008 oorspronkelijk uit van het vispasseerbaar maken van 7 stuwen en het realiseren van 3 km, overeenkomend met 3 ha, EVZ. Op basis van de toen (in 2008) gehanteerde kengetallen (€ 1 ton voor een vispassage en € 1 ton voor een km EVZ) is aan het AB een uitvoeringskrediet gevraagd van € 1 miljoen. Gaande het project is in samenspraak met betrokken afdelingen onderhoud en kennis en advies en projectpartners (o.a. gemeente Zundert) aangetoond dat er 4 stuwen vispasseerbaar te maken zijn en realisatie van 5,2 km –overeenkomend met 8 ha- EVZ mogelijk was. Hierbij werd een groter deel van de taakstelling van het waterschap gerealiseerd en tevens ook een deel van de gemeentelijke taakstelling. Dat is onder meer gebeurd op basis van een studie naar het ecologisch rendement van het aanleggen van vispassages in de Kleine Beek (Grontmij, juni 2009) Ten aanzien van de kilometers EVZ was in 2008 niet ingevuld waar die zouden moeten komen. De projectleider heeft samen met medewerkers van het waterschap en projectpartners gekeken wat de meest zinvolle plaatsen waren om deze aan te leggen. Ook is besloten om een deel van het onderhoudspad, wat al in bezit was van het waterschap, hier ook bij te betrekken. Deze nieuwe doelrealisatie is opgenomen in het inrichtingsplan zoals dat door het AB op 8 december 2010 is vastgesteld. Er zijn dus 3 stuwen minder vispasseerbaar gemaakt dan in de oorspronkelijke opzet en er is 5 ha EVZ méér gerealiseerd. Door deze extra realisatie van hectares is de resterende taakstelling met betrekking tot EVZ in dit gebied verlaagd.
-4-
De begroting van het project op basis waarvan in 2008 een uitvoeringskrediet is aangevraagd, was gebaseerd op toen geldende kengetallen die op hun beurt weer waren gebaseerd op gemiddelde ervaringscijfers. Op basis van de toen gehanteerde kengetallen had het projectmanagement moeten constateren dat de oorspronkelijke begroting bij de scopewijziging naar boven toe bijgesteld had moeten worden (€ 1,2 miljoen i.p.v. € 1 miljoen want 8 ha en 4 stuwen à €100.000,-). Met de hier uiteindelijk toegepaste vispassages had het waterschap nog geen ervaring opgedaan; de gerealiseerde vistrappen kostten uiteindelijk per stuk ruim € 150.000. De inrichting van de hectares EVZ is binnen het geraamde budget gebleven. De kostenoverschrijdingen, zoals in de nota en ook bij vraag 7 is aangegeven, zijn door de scopewijziging maar ook door andere oorzaken zoals munititie-onderzoek ontstaan. 17) En op wiens verzoek zijn deze verschillen binnen het project gebracht? Voor de scopewijzigingen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4 en 16. Het initiatief hiertoe kwam van de projectleider op basis van een ecologische studie naar het rendement van het project (combinatie EVZ en vispasseerbare stuwen). Ook was er overleg met de afdeling onderhoud over het betrekken van het onderhoudspad zodat het project effectief zou worden uitgevoerd. 18) Met betrekking tot de scope wijziging en de daaruit volgende wijziging in de subsidiebedragen willen we weten welke informatie er op welk tijdstip met iedere subsidiegever is gecommuniceerd. Zijn deze wijzigingen (subsidie verplichtingen) formeel vastgelegd? Er wordt gebruik gemaakt van 4 subsidieregelingen: Interreg-IVa, KRW-synergie, BO2 en een separate beschikking aanvullend op BO2 voor het gemeentelijk deel van de EVZ’s. Interreg: De gewijzigde projectopzet is besproken in de Interreg-projectgroep. De projectgroep heeft geconstateerd dat deze wijziging niet in strijd is met de subsidievoorwaarden. In overleg met de contactpersoon van de Interreg-Stuurgroep is vastgesteld dat deze wijziging niet de instemming behoeft van de Stuurgroep, omdat van strijdigheid met de subsidievoorwaarden geen sprake is. KRW-synergie i.h.k. van de Kaderrichtlijn water (KRW): De KRW-synergie subsidie is door het Rijk toegekend aan de gemeente Zundert en aan het waterschap. De subsidie heeft mede betrekking op het realiseren van in totaal 19 ha EVZ’s langs o.a. de Aa of Weerijs, inclusief de Kleine Beek (KRW waterlichamen NL25_34). De toegekende subsidie bedraagt € 1,9 miljoen. De uitvoering moet uiterlijk in 2012 zijn gestart en uiterlijk eind 2015 zijn afgerond. De gemeente Zundert zorgt voor de onderlinge verdeling conform de landelijke spelregels voor de synergiebijdrage. De gemeente heeft ingestemd met het voordragen van dit project voor de synergiesubsidie. De gewijzigde opzet van het project Kleine Beek voor vis t.a.v. het EVZ-onderdeel past binnen de ruimte die de synergie subsidie biedt. In het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportage wordt de provincie, die namens het Rijk de subsidie verstrekt, geïnformeerd over de voortgang. Tweede Bestuursovereenkomst: Het waterschapsdeel van de EVZ (5,2 ha), alsmede het vispasseerbaar maken van de stuwen, maken deel uit van de 1e programmabeschikking i.h.k. van BO2. Het betreft een zogenaamde programmafinanciering, waarvoor op projectniveau geen aparte toetstemming van de subsidieverstrekker nodig is. Het waterschap rapporteert in de vorm van trimesterrapportages aan de subsidieverstrekker (de provincie) over de voortgang. Subsidietoekenning gemeentelijk deel EVZ: In december 2009 heeft het waterschap, in aanvulling op Programma 1 van BO2, een subsidiebeschikking ontvangen van de provincie Noord-Brabant voor het realiseren van het gemeentelijk deel van EVZ’s (15 meter) voor in totaal 9 km. Het is aan het waterschap om te bepalen waar deze km’s gerealiseerd worden en is geen toestemming nodig van de subsidieverlener indien 2,8 ha (zijnde het gemeentelijk deel van de EVZ langs de Kleine Beek) onder deze subsidietoekenning gedeclareerd worden. 19) Hoe gaat de organisatie om qua budgettering met standaard kunstwerken zoals vistrappen. Wat kosten deze normaal gesproken? Hoe wordt dit bedrag in de calculaties meegenomen? Wordt hierbij ook gebruik gemaakt van informatie van andere waterschappen? Is er een centrale databank met prijzen van dit soort kunstwerken? Bij de budgettering van kunstwerken wordt uitgegaan van ervaringscijfers van het waterschap en van ervaringscijfers van andere waterschappen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de kengetallen (normbedragen) van BO2, die min of meer representatief zijn voor de ‘gemiddelde’ (subsidiabele) kosten, zoals die in de provincie bekend zijn.
-5-
Indien op projectniveau een projectbegroting wordt opgesteld, wordt tevens uitgegaan van de ingebrachte kennis van een adviesbureau. Deze begrotingen zijn veel concreter en exacter want gepreciseerd naar de exacte specificaties van het betreffende project. 20) Mede gezien het feit dat er grove fouten in de projectleiding zijn gemaakt geeft het DB aan dat de leidraad projectmatig werken vervangen is door de Handreiking Projectmatig werken. Hier hebben we de volgende vragen over: Hoe is vastgesteld dat de medewerkers die de cursus PRINCE2 hebben gevolgd deze ook hebben begrepen? hebben ze een examen/toets moeten afleggen? Is de uitkomst van deze test in het persoonlijke dossier van deze medewerkers opgenomen? Medewerkers die niet hebben aangetoond dat ze de nieuwe handreiking hebben begrepen, bijvoorbeeld doordat ze de test onvoldoende hebben afgelegd, zijn deze nog steeds verantwoordelijk voor projecten van het waterschap? Houdt het Waterschap ook herhalingscursussen op dit gebied? Worden hierbij voorbeelden uit de project praktijk gebruikt? Hoe bepaalt het DB dat deze cursus goed aangeslagen is en in de praktijk ook wordt gebruikt? De cursus PRINCE2 is afgesloten met een schriftelijk examen. Alle deelnemers aan de cursus zijn hiervoor geslaagd. In de cyclus van personeelsgesprekken, bestaande uit planningsgesprekken, voortgangsgesprekken en beoordelingsgesprekken worden onder meer afspraken gemaakt over opleidingstrajecten. De cursus PRINCE2 maakt daar onderdeel van uit. De workshop ‘nieuwe handreiking projectmatig werken’ wordt niet afgesloten met een test. Met regelmaat worden herhalingscursussen projectmanagement gehouden, waarbij voorbeelden uit de praktijk gebruikt worden. Na de implementatieronde (september 2011) zullen er nog verschillende acties worden ondernomen om de handreiking verder te borgen in de organisatie: vervolgcursussen, bijvoorbeeld op het gebied van risicomanagement, budgetbeheer, thema-audits, discussie- en intervisiesessies. De implementatiefase wordt geëvalueerd en er zal een mededeling naar het MT gaan m.b.t. de bevindingen. Het DB gaat niet over cursussen van medewerkers. De directie heeft deze verantwoordelijkheid.
-6-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 10.B0527 : 10IT015194
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf
: : : : : :
Bijlage(n)
10IT015194
recreatief medegebruik beheerobjecten waterschap Brabantse Delta watersystemen, beleid 17 mei 2011 3c Bijlage 3: kaart `klasse kanovaren toegestaan´ (via Meridian gekoppeld aan 10IT015194) : Beleidsnota recreatief medegebruik, inclusief 3 bijlagen (11IT000018)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding De `Beleidsnota recreatief medegebruik` vormt de in het Waterbeheerplan aangekondigde verdiepingsslag van het waterschapsbeleid voor recreatief medegebruik op of bij de beheerobjecten van waterschap Brabantse Delta. Deze verdiepingsslag is gewenst omdat het waterschap regelmatig verzoeken ontvangt, vooral van gemeenten, voor recreatief medegebruik van de beheerobjecten. Tot nu toe worden dergelijke verzoeken vrijwel uitsluitend beoordeeld op grond van de Keur. Een duidelijke visie van het waterschap ten aanzien van recreatief medegebruik ontbreekt momenteel, waardoor het lang duurt voordat aan derden duidelijkheid kan worden verschaft over hun verzoek. Daarnaast heeft het waterschap geen vastgesteld beleid over hoe de mogelijkheden tot recreatief medegebruik worden meegenomen in de projecten van het waterschap. In het waterbeheerplan is dit onderkend en is aangeven dat het waterschap beleid voor recreatief medegebruik zal opstellen. Context Positieve bekendheid waterschap Door beheerobjecten van het waterschap open te stellen voor recreanten, kan het waterschap de werkzaamheden zichtbaarder maken. Een grotere naamsbekendheid, meer draagvlak voor en betrokkenheid bij het waterschapswerk is hiervan een gevolg. Maatschappelijk gezien heeft het waterschap ook een plicht om burgers te laten delen in de mooie plekken die het beheert, mits de doelstellingen van de objecten recht wordt aangedaan. Tevens leidt medegebruik tot meer inzicht voor het waterschap in het functioneren ons watersysteem. Denk bijvoorbeeld aan de rol van hengelsporters bij het geven van inzicht in de vissoortensamenstelling. Nadelen Activiteiten op of bij de beheerobjecten kunnen echter op verschillende manieren ook nadelige effecten hebben voor het waterschap. Het gaat hierbij zowel om activiteiten die direct het waterstaatkundig functioneren van het beheerobject belemmeren als om activiteiten die het beheer- en onderhoud kunnen bemoeilijken. In de Keur zijn ge- en verboden opgenomen om te voorkomen dat activiteiten op of bij onze beheerobjecten geen nadelige invloed hebben op de veiligheid of op het kunnen uitoefenen van onze (primaire) beheer- en onderhoudstaak. De Keur en de bijbehorende Beleidsregel `Toepassing Waterwet en Keur` zijn voor het waterschap de belangrijkste toetsdocumenten voor recreatief medegebruik. Dit betreft hoofdzakelijk een (bestuursrechtelijke) beoordeling op waterstaatkundige gronden. Daarnaast kan recreatief medegebruik nadelige effecten hebben op het halen van de natuurdoelen die toegekend zijn aan de verschillende beheerobjecten van het waterschap. Hierbij gaat het in belangrijke mate om de ecologische verbindingszones. Tenslotte kan recreatief medegebruik het verspreiden van dier- en plantenziekten veroorzaken. Omdat deze twee laatstgenoemde (potentiële) effecten/risico’s geen invloed hebben op het waterstaatkundig functioneren van de beheerobjecten is de Keur hiervoor niet van toepassing en kan het waterschap vrijwel uitsluitend op grond van zijn eigendomsrecht sturen op het recreatief medegebruik.
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Effecten beheerbaar maken De `Beleidsnota recreatief medegebruik’ is erop gericht de positieve effecten van recreatief medegebruik te vergroten en de negatieve effecten ervan te ondervangen. De beleidsnota gaat dieper in op een aantal bekende vormen van recreatief medegebruik en geeft per recreatievorm aan onder welke voorwaarden recreatief medegebruik mogelijk is. De Keur en bijbehorende ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur’ bevatten regels ten aanzien van nevengebruik van recreatieve voorzieningen en vaarevenementen. Daarnaast is er andere wet- en regelgeving (Flora en Faunawet, de Scheepvaartverkeerswet, Wegenwet en de Verordening Water van de provincie Noord-Brabant) van invloed op recreatief medegebruik. Hiervoor is het waterschap echter niet het bevoegde gezag. De beleidsnota geeft per recreatievorm weer welke regels van toepassing zijn en wat de recreatieve mogelijkheden zijn. Bestuurlijke besluitvorming Op 8 oktober 2008 heeft het AB van het waterschap een nota over recreatief medegebruik vastgesteld. Kort na deze AB-behandeling, is een nieuw bestuursprogramma voor de periode 2009-2012 vastgesteld. Belangrijk uitgangspunt van dit nieuwe bestuursprogramma is dat het waterschap zich meer bij de kerntaken houdt en deelname aan andere activiteiten kritisch afweegt. Daarom is slechts een beperkte financiële bijdragen in recreatieve voorzieningen voorzien. Wel is aangegeven dat het waterschap open staat voor initiatieven van derden voor recreatief medegebruik van de beheerobjecten. Ook is er ruimte om aan te haken bij recreatieve activiteiten die het werk van het waterschap beter zichtbaar maken voor de burger. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de ‘Beleidsnota recreatief medegebruik’? Strategie Neventaak met nut In het bestuursprogramma 2009-2012 is duidelijk verwoord dat het waterschap zich meer bij de kerntaken houdt en deelname aan andere activiteiten kritisch afweegt. Daarom neemt het waterschap bij het toestaan van het recreatief medegebruik een ‘ja, mits’ houding aan. Aangezien het zichtbaar maken van het waterschapswerk een belangrijk doel van het waterschap is en recreatief medegebruik hier belangrijk aan kan bijdragen, is een actievere communicatie hier gewenst. Concreet betekent de `ja, mits’ houding dat het waterschap: a. Bij verzoeken van derden geeft het waterschap duidelijkheid over de mogelijkheden van recreatief medegebruik op of bij onze beheerobjecten. b. Bij een positief besluit, denkt het waterschap mee over het inpassen van het recreatief medegebruik en levert het waterschap mogelijk een fysieke bijdrage in het onderhoud (in principe op kosten van de vergunninghouder of initiatiefnemer). c. Bij concrete voorstellen van derden creëert het waterschap in de eigen projectplannen de mogelijkheden om recreatief medegebruik in te passen. d. Het waterschap geeft geen financiële bijdrage aan het realiseren en in stand houden van voorzieningen met een uitsluitend recreatieve functie. Deze kosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Een actievere communicatie rond recreatief medegebruik houdt in dat: e. Het waterschap bij verzoeken van initiatiefnemers eigen communicatiemiddelen inzet voor het vergroten van de zichtbaarheid van het waterschapswerk; f. Het waterschap bij het opstellen van de eigen plannen, de gemeente(n) pro-actief benadert met de vraag of de gemeente wil aansluiten met recreatieve voorzieningen, zodat een win-win-situatie ontstaat. Externe oproep vergroten mogelijkheden In hoofdstuk 4 van de beleidsnota is het externe beleid over recreatief medegebruik weergegeven. Hierin wordt het waterschap vanuit onder andere het Nationaal waterplan en het ministerie van LNV opgeroepen tot het vergroten van de mogelijkheden voor recreatief medegebruik. Het waterschap zoekt inderdaad naar mogelijkheden om het recreatief medegebruik te vergroten. De mogelijkheden worden echter beperkt als veiligheid en waterkwaliteit in het geding zijn. Ook zijn er al veel mogelijkheden voor recreatief medegebruik aanwezig. In de beleidsnota is de visie van het waterschap op recreatief medegebruik verduidelijkt en zijn per activiteit de voorwaarden opgesomd waaronder dit recreatief medegebruik kan worden toegestaan. Inpassen overeenkomst Mark-Dintel-Vliet Van belang is ook de intentie overeenkomst Mark-Dintel-Vliet die het waterschap in 2009 is aangegaan met verschillende gemeenten in West-Brabant. Met het ondertekenen van de overeenkomst is ingezet op het (gezamenlijk) versterken van de ecologische, economische, recreatieve en cultuurhistorische waarden in het gebied. Het waterschap is van mening dat het beleid de ambities voor het Mark-Dintel-Vliet-stelsel niet
-2-
beperkt. Wel wordt aangestuurd op het duurzaam inpassen van het medegebruik, zodat de gevolgen voor de doelstellingen van het waterschap tot een minimum worden beperkt. Om te toetsen of het nieuwe beleid van het waterschap de recreatieve ambities voor het Mark-Dintel-Vlietstelsel beperkt, is overleg gevoerd met de gemeente Steenbergen, is het document voorgelegd aan SESWest-Brabant en zijn de geplande projecten bekeken. De volgende partijen zijn betrokken bij het tot stand komen van de Beleidsnota recreatief medegebruik: gemeente Steenbergen; provincie Noord-Brabant; de Visstandbeheercommissie (VBC); SES West-Brabant (gemeentelijk samenwerkingsverband op het gebied van onder andere economische zaken, recreatie en toerisme). De algemene tendens van de reacties was positief. Daarnaast zijn er enkele opmerkingen over de vaartrajecten gemaakt. In de gezamenlijke praktijktoets die in 2011 start, wordt dit nader uitgewerkt. Als gevolg van bovengenoemd toets zijn nog enkele aanpassingen in de nota doorgevoerd, waarbij het bijvoorbeeld gaat om het mogelijk maken van vaarevenementen onder begeleiding van een gekwalificeerde gids op wateren van beperkte omvang en/of met een belangrijke natuurdoelstelling. Waterwegen Binnen het project Waterwegen (van de gezamenlijke waterschappen) worden de mogelijkheden onderzocht voor het realiseren van een zogenaamd beek- en kreekhotel. Het beek- en kreekhotel, dat sterk gerelateerd moet zijn aan het water, heeft als belangrijke doelstelling burgers het water beter te laten beleven. Binnen ons beheergebied worden op dit moment potentieel geschikte locaties onderzocht, waaronder bijvoorbeeld Benedensas. Bij een definitieve keuze dient te worden getoetst aan het in de beleidsnota geformuleerde beleid. Beleid op kaart De in de beleidsnota weergegeven uitgangspunten worden in 2011 uitgewerkt op één of meerdere kaarten. Na het vaststellen van de kaarten, naar verwachting voorjaar 2012, worden de kaarten op de waterschapssite geplaatst. Het beleid wordt daardoor visueel gemaakt. Voor externen wordt zo sneller duidelijk op welke trajecten de mogelijkheden ruim zijn en waar met mitsen rekening gehouden moet worden. Voor de kaarten wordt gedacht aan het weergeven van de mogelijkheden van recreatief medegebruik op waterkeringen, ligplaatsen en wandelen langs ecologische verbindingszones. Ook de kaart ‘klasse kanoroute toegestaan’ ondergaat een nadere praktijktoets. Daarnaast verdienen ook het ligplaatsenbeleid en paardrijden een nadere uitwerking per gemeente. Openbaarheid voorkomen Om te voorkomen dat na 10 jaar opengestelde terreinen openbaar worden, zijn borden nodig die aangeven dat de recreant privaat terrein betreedt. Dit is weergegeven in de beleidsnota, bijlage 2, paragraaf 2. De kosten voor het plaatsen van de borden en het vervangen van oude borden dienen opgenomen te word in de jaarlijkse onderhoudsbegroting. Uitgangspunt blijft dat meerkosten worden afgekocht door de initiatiefnemer. Evaluatie Het waterschap spreekt in de beleidsnota de positieve intentie uit voor recreatief medegebruik van de beheerobjecten. Hiervoor geeft de beleidsnota per activiteit duidelijke randvoorwaarden aan waaronder dit medegebruik wordt toegestaan. Het waterschap realiseert zich hierbij dat er ondanks duidelijke voorwaarden toch situaties kunnen ontstaan die (achteraf) niet acceptabel blijken te zijn en waardoor onze doelstellingen in het geding komen. Daarom vindt jaarlijks een evaluatie plaats en wordt het beleid zonodig aangepast. In de te verlenen vergunningen wordt een soort zorgplicht opgenomen, waardoor dergelijke situaties verbeterd dienen te worden. Het is ook denkbaar dat bestaande situaties niet meer conform het nieuwe beleid zijn. Voor de locaties waar hiervan sprake is, gaat het waterschap in overleg met de initiatiefnemer of gebruiker. Afhankelijk van de effecten van het recreatief medegebruik, wordt gezocht naar mogelijke alternatieven of het afspreken van een overgangsregeling. Mogelijk zijn in overleg simpele maatregelen te nemen of is het vastleggen van de stand-still-situatie een optie. In 2011 voert het waterschap hiervoor een inventarisatie uit en wordt duidelijkheid gegeven over de mogelijke vervolgacties.
-3-
Beoordeling ∗
Financiële gevolgen De financiële gevolgen zijn beperkt. Het waterschap houdt zich bij de kerntaken en levert in principe geen financiële bijdragen die louter zijn bestemd voor het mogelijk maken van recreatief medegebruik. Uitzondering hierop zijn: • (informatie)borden en andere communicatiemiddelen om het waterschapswerk beter onder de aandacht van de burgers te brengen. De noodzakelijke budgetten voor het uitdragen van het waterschapswerk bij recreatief medegebruik worden in het uit te werken communicatieplan bepaald; • voor het plaatsen van privaatrechtelijke borden en het vervangen van oude borden is het wenselijk in het jaarlijks onderhoudsbudget € 20.000,- extra op te nemen. Dit is nu niet meegenomen in de kadernota.
∗
Juridische gevolgen Het belangrijkste afwegingskader voor het recreatief medegebruik van de beheerobjecten is de Keur en de bijbehorende beleidsregel ‘Toepassing Waterwet en Keur’. Hier verandert deze beleidsnota niets aan. Wel worden er in hoofdstuk 4 van de beleidsnota enkele beleidsuitgangspunten beschreven die berusten op de privaatrechtelijke bevoegdheden van het waterschap.
∗
Personele gevolgen Deze zijn beperkt. In de nota wordt aangegeven dat het waterschap in de planvormingsfase manuren beschikbaar stelt om de plannen voor recreatief medegebruik gezamenlijk verder uit te werken. Dit zijn hoofdzakelijk uren die vallen binnen de huidige werkzaamheden van bijvoorbeeld de adviseurs water- en emissiebeheer en de projectleiders. Wel wordt er van verschillende afdelingen nog een bijdrage verwacht voor: 1. opstellen kaart met wateren die niet verhuurd worden om te vissen. Hieraan wordt inmiddels gewerkt ten behoeve van de Visstand Beheer Commissie; 2. opstellen kaart of kaarten die het beleid visueel maken, met daarop aangegeven onder andere de mogelijkheden voor recreatief medegebruik op waterkeringen, voor aanlegplaatsen, wandelen langs ecologische verbindingszones. Geadviseerd wordt het actueel houden van de kaarten te laten volgen op het vaststellen van de legger; 3. jaarlijkse evaluatie met onder andere een praktijktoets en toets op ongewenste situaties en een toets of er trajecten zijn die wettelijk al openbaar zijn geworden; 4. uitwerken communicatieplan met begroting.
∗
Overig -
MVO aspect:
Score:
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap: Recreatief medegebruik is geen kerntaak van het waterschap.
2
De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit:
1
Dit geldt beperkt bij de uitvoering van het onderhoud. Binnen het reguliere onderhoud zijn er mogelijkheden om met wensen van derden rekening te houden. De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's: n.v.t.
0
De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes: De nota geeft externe initiatiefnemers voor recreatieve activiteiten snel duidelijkheid over de (on)mogelijkheden van recreatief medegebruik. Daarnaast biedt het recreatief medegebruik mogelijkheden om het waterschapswerk zichtbaarder te maken voor de burger. Totaalscore van de 4 aspecten
2
MVO score:
*
**
***
****
-4-
5
Communicatieparagraaf Betrokken partijen Na het vaststellen van de beleidsnota door het AB, wordt aan de betrokken partijen de beleidsnota ter informatie toegestuurd. Dit zijn: de projectgroep Mark-Dintel-Vliet, de gebiedscommissie(s), Brabant aan Zee, de Brabantse Wal en de gemeentelijke samenwerkingsverbanden in Midden en West-Brabant. Tevens wordt de beleidsnota na het vaststellen op de waterschapssite geplaatst. Communicatieplan uitwerken Het bij recreatief medegebruik behorende communicatieplan wordt komende maanden uitgewerkt door de afdeling communicatie. Daarin zal uitgewerkt worden in welke mate recreatief medegebruik verder bij kan dragen aan het zichtbaar maken van het waterschapswerk. Beleid op kaart De in de beleidsnota recreatief medegebruik weergegeven uitgangspunten worden in de loop van 2011 op kaart uitgewerkt. Hierdoor worden de mogelijkheden visueel. Deze kaarten worden na het vaststellen door het DB op de site geplaatst en periodiek gecheckt op actualiteit. Advies Het algemeen bestuur stemt in met de “Beleidsnota recreatief medegebruik” van waterschap Brabantse Delta. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-5-
Beleidsnota recreatief medegebruik Met het oog op recreatieve initiatieven op of bij beheerobjecten van Waterschap Brabantse Delta.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 31 augustus 2011. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Datum: 29 april 2011 (Corsanummer: 11IT000018)
INHOUDSOPGAVE
1. De essentie van het recreatieve waterschapsbeleid ................................. 1 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Verdiepingsslag .................................................................................................1 Het Kader ...........................................................................................................1 Gezamenlijk inventariseren en lokaal maatwerk ............................................1 Oppakken aanvragen ........................................................................................2
2. Aanpak waterschap ...................................................................................... 3 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
De beheerobjecten ............................................................................................3 Communicatie door het waterschap ................................................................4 Recreatief medegebruik in eigen projectplannen ...........................................5 Bijdrage bij planvorming en uitvoeren onderhoud .........................................5 Verhaal schade ..................................................................................................6
3. Aandachtspunten per recreatieve activiteit ............................................... 7 3.1. Verschillende vormen van recreatief medegebruik ........................................7 3.2. Waterkeringen ...................................................................................................8 3.2.1. Wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen ....................................................................8
3.3. Oppervlaktewaterlichamen .............................................................................11 3.3.1. Wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen ..................................................................11 3.3.2. Varen ...............................................................................................................13 3.3.3. Vissen ..............................................................................................................16 3.3.4. Zwemmen .........................................................................................................18 3.3.5. Schaatsen ..........................................................................................................19
3.4. Bergingsgebieden ............................................................................................20 3.4.1. Recreatief medegebruik in bergingsgebieden ................................................................20
3.5. Voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik .............................21 3.6. Kosten voor rekening van initiatiefnemer .....................................................22
4: Extern beleid / externe (beleids)ontwikkelingen ..................................... 23 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7.
Nationaal waterplan (2009) ...........................................................................23 Waterschappen aan de wandel (2008)..........................................................23 Ruimtelijke visie West-Brabant (2009) .........................................................23 Beleidsvisie SES West-Brabant en Brabant aan Zee (2008) .......................23 Intentieovereenkomst Mark-Dintel-Vliet 2009-2013....................................23 Toerisme op de kaart ......................................................................................24 Visie water en vrijetijdsbesteding ..................................................................24 BIJLAGEN
Bijlage 1: Potentiële effecten recreatief medegebruik................................. 25 1. 2. 3. 4.
Effecten op het waterstaatkundig functioneren ...............................................25 Effecten op het reguliere onderhoud door het waterschap .............................25 Effecten op natuur(waarden).............................................................................25 Risico verspreiding dier- en plantenziekten .....................................................26
Bijlage 2: Wettelijk kader .............................................................................. 27 1. 2. 3. 4. 5.
Publiekrecht ........................................................................................................27 Privaatrechtelijke bevoegdheid waterschap .....................................................27 Recreatief medegebruik in relatie tot de Wegenwet........................................29 Flora- en faunawet .............................................................................................29 Scheepvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement en Verordening Water
..................................................................................................................................29 6. Eigendom of gebruik door derden .....................................................................29
7. Aansprakelijkheid en veiligheid .........................................................................30 8. Toezicht en handhaving .....................................................................................30 9. Bijzondere omstandigheden ..............................................................................30
Bijlage 3: kaart “Klasse kanoroute toegestaan” .......................................... 31
1. De essentie van het recreatieve waterschapsbeleid 1.1. Verdiepingsslag De voor u liggende beleidsnota gaat dieper in op een groot aantal vormen van recreatief medegebruik. Deze nota vormt hiermee de in het Waterbeheerplan aangekondigde verdiepingsslag van het waterschapsbeleid voor recreatief medegebruik op of bij de beheerobjecten.
1.2. Het Kader In het bestuursprogramma, begin 2009, heeft het Dagelijks bestuur aangegeven dat het waterschap open staat voor initiatieven van derden voor recreatief medegebruik van de beheerobjecten, een zogenaamd ‘ja, mits’-beleid. Medegebruik is oké mits de waterschapsdoelen onbelemmerd gerealiseerd kunnen worden. Het waterschap is gehouden aan de taken “veilig en schoon waterbeheer” en “zuiveren van afvalwater”. In de Keur en bijbehorende ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur’ is al rekening gehouden met recreatie op of bij de beheerobjecten. Er zijn geen verboden opgenomen voor vormen van recreatief medegebruik die het halen van de doelen niet in de weg staan en niet leiden tot extra exploitatielasten. Tevens is regelgeving opgenomen voor het aanleggen van voorzieningen. De Beleidsregel schept de kaders om op een verantwoorde en veilige manier deze vormen van recreatief medegebruik door derden mogelijk te maken en te voorzien van een werkbare vergunningverlening. In hoofdstuk 3 zijn deze kaders per recreatieve activiteit weergegeven. De communicatievisie die waterschap Brabantse Delta in september 2010 heeft vastgesteld, noemt recreatie als vehikel om de waterboodschap uit te dragen. Het waterschap beschikt daarmee voor bepaalde doelgroepen over middelen die ingezet kunnen worden voor zowel de informatie over het waterschapswerk als de communicatie over waterschapsprojecten. Alle communicatiewerkzaamheden van het waterschap worden geplaatst binnen het volgende overkoepelende kader: Waterschap Brabantse Delta bouwt solide, betrouwbaar en betaalbaar voort aan zijn kerntaken veilig en schoon waterbeheer en zuiveren van afvalwater.
1.3. Gezamenlijk inventariseren en lokaal maatwerk Het waterschap spreekt in deze beleidsnota de intentie uit om open te staan voor recreatief medegebruik van de beheerobjecten. Deze beleidsnota geeft per recreatieve activiteit de ruimte aan waarbinnen een activiteit veilig en werkbaar kan plaats vinden. Het waterschap realiseert zich hierbij dat er ondanks duidelijke voorwaarden toch situaties kunnen ontstaan die voor het waterschap (achteraf) niet acceptabel blijken te zijn en waardoor de doelstellingen van het waterschap in het geding komen. Als gevolg van voortschrijdend inzicht kan het wijzigen van het beleid nodig zijn. In het verlenen van de vergunningen wordt daarom een zorgplicht opgenomen. Het waterschap moet handhavend optreden als de effecten van het recreatief medegebruik voor het waterschap niet meer acceptabel zijn. Deze beleidsnota onderscheidt verschillende vormen van recreatief medegebruik en geeft het beleid en de randvoorwaarden waarbinnen recreatief medegebruik mogelijk is. Onderhavige beleidsnota is niet uitputtend, maar biedt een kader dat lokaal maatwerk richting geeft en het inpassen van recreatief medegebruik mogelijk maakt. Het waterschap gaat er van uit dat de vormen van recreatief medegebruik die in deze nota niet zijn onderkend en beschreven minder vaak voor komen. Het beleid voor de hier wel beschreven vormen van
1
recreatief medegebruik biedt voldoende aanknopingspunten voor het juist beoordelen van deze initiatieven.
1.4. Oppakken aanvragen Waterlopen en waterkeringen spelen een belangrijke rol in het verder uitbouwen van de recreatiebelangen in West-Brabant. Waterschap Brabantse Delta wil de burgers optimaal en veilig kunnen laten genieten van de beheerobjecten. Voor een initiatiefnemer van een recreatieve ontwikkeling op of bij een beheerobject van het waterschap is vooral hoofdstuk 3 van belang. Hierin wordt per recreatieve activiteit de ruimte weergegeven, zodat duidelijk wordt hoe kansrijk een initiatief is. Het uitwerken van de plannen vindt plaats in overleg met de adviseurs en specialisten van het waterschap. Bij vragen over de mogelijkheden van recreatief medegebruik van de beheerobjecten heeft Waterschap Brabantse Delta de intentie om deze als volgt op te pakken: • Bij verzoeken van derden snel duidelijkheid geven over de mogelijkheden van recreatief medegebruik op of bij de beheerobjecten. In hoofdstuk 3 is de ruimte weergegeven waarbinnen de afzonderlijke activiteiten kunnen plaats vinden; • Bij een positief besluit, meedenken over het inpassen van het recreatief medegebruik (§ 2.4.); • Bij eigen projectplannen mogelijkheden creëren om recreatief medegebruik in te passen (§ 2.3.); • Eigen communicatiemiddelen inzetten voor het vergroten van de zichtbaarheid van het waterschapswerk (§ 2.2.); • Geen financiële bijdrage leveren aan het realiseren en in stand houden van voorzieningen met een uitsluitend recreatieve functie. Deze kosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer (§ 3.6.).
2
2. Aanpak waterschap Waterschap Brabantse Delta nodigt initiatiefnemers voor recreatief medegebruik op of bij de beheerobjecten graag uit om gezamenlijk de mogelijkheden voor deze activiteiten te bekijken. Het waterschap neemt daarbij een ‘ja-mits’ houding aan om recreatieve activiteiten toe te staan. Het waterschap onderscheidt verschillende soorten beheerobjecten die daarvoor geschikt zijn (§ 2.1.). De activiteiten van het waterschap omvatten communicatie (§ 2.2.), recreatief medegebruik in eigen projectplannen (§ 2.3.), (beperkte) inzet mensen bij planvorming en onderhoud (§ 2.3.).
2.1. De beheerobjecten De beheerobjecten van het waterschap die in aanmerking komen voor recreatief medegebruik zijn: • Waterkeringen; • Oppervlaktewaterlichamen (inclusief aangrenzende oevers, ecologische verbindingszones (EVZ’s) en onderhoudspaden); • Bergingsgebieden. Hoofdstuk 3 geeft voor deze beheerobjecten de ruimte weer voor recreatief medegebruik. Daarnaast heeft het waterschap nog een aantal bijzondere beheerobjecten met zeer specifieke mogelijkheden. Het gaat om de volgende objecten: Kunstwerken Ook kunstwerken als stuwen en sluizen die in beheer zijn bij het waterschap kunnen onder voorwaarden toegankelijk worden gemaakt voor publiek. Hier geldt echter een grote terughoudendheid van het waterschap aangezien deze objecten gevoelig zijn voor vandalisme en ook de veiligheid van de recreant in het geding kan zijn. Als in overleg met het waterschap wordt besloten tot het openstellen van kunstwerken, zijn de kosten voor aanvullende (veiligheids)maatregelen voor rekening van de initiatiefnemer. Sluiscomplexen.
Het waterschap beheert in het gebied vier sluizen en de bijbehorende sluiscomplexen. Het gaat om Bovensas, Benedensas, Dintelsas en Roode Vaart. De sluiscomplexen van Bovenen Benedensas zijn vrij toegankelijk voor wandelaars en fietsers. Dintelsas en Roode Vaart zijn om veiligheidsoverwegingen niet vrij toegankelijk.
Andere bijzondere objecten. Het waterschap heeft een aantal bijzondere objecten in eigendom. De tuinen van Bouvigne is tijdens werkdagen vrij te bezichtigen. De Zwartenbergse molen is twee zaterdagen per maand vrij te bezichtigen of op afspraak met de molenaar. Poldergemalen en rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) zijn alleen bij bijzondere gelegenheden toegankelijk onder begeleiding van een waterschapsmedewerker. Het gaat hierbij om educatie. Het is mogelijk om een rondleiding aan te vragen op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuwveer
3
of Bath (Breda), in gemaal Keizersveer (Raamsdonk) in een natuurvriendelijk ingericht gebied (Markdal) of in de tuinen van Bouvigne. Rondleidingen zijn kosteloos en vinden alleen plaats op werkdagen.
2.2. Communicatie en educatie door het waterschap Het waterschap ziet recreatief medegebruik als een belangrijke kans om het waterschapwerk zichtbaar te maken. Hiervoor is uitsluitend openstellen voor recreatief medegebruik onvoldoende. Het waterschap draagt bij in communicatie en educatie. Initiëren Om de zichtbaarheid van het waterschap te vergroten, wil het waterschap de communicatie over recreatief medegebruik mogelijk maken en in een enkel geval ook initiëren. Het plaatsen van informatieborden bij herinrichtingprojecten die door het waterschap zijn uitgevoerd (bij voorkeur in samenwerking met partners) is daar een goed voorbeeld van. Aanhaken Aanhaken bij communicatie- en educatieactiviteiten van andere organisaties (terreinbeheerders, gemeenten enzovoorts) levert vaak beperkte zichtbaarheid op. In die gevallen wordt vaak wel de naam van het waterschap genoemd maar is de boodschap en de stijl van de andere organisatie leidend en wordt die organisatie door de recreanten als belangrijkste afzender gezien. Het is wenselijk dat initiatiefnemers voor recreatief medegebruik het waterschap ook betrekken bij hun communicatieactiviteiten, zodat gezamenlijk de zichtbaarheid van alle betrokken organisaties vergroot wordt.
Positioneren De afdeling communicatie werkt op basis van de in 2010 vastgestelde Communicatievisie een plan uit dat de vraag beantwoordt hoe het waterschap recreatief medegebruik kan combineren met de communicatie over de taken van het waterschap. Daarin wordt ook bepaald in welke mate recreatie en recreatief medegebruik verder bij kunnen dragen aan het positioneren van het waterschap. De noodzakelijke budgetten voor het uitdragen van het waterschapswerk bij recreatief medegebruik zijn in principe gekoppeld aan projecten. Indien gelden beschikbaar komen, worden deze budgetten in beperkte mate aangevuld vanuit communicatie.
4
Opzetten Fiets- en wandelroutes Onderdeel van de communicatie en educatie over het waterschapswerk kunnen fiets- en wandelroutes zijn die langs objecten en projecten van het waterschap lopen. Het actualiseren van de routes en de inzet van de website van het waterschap bij de promotie en het verspreiden van deze routes, zijn belangrijke aandachtspunten. Recreatief medegebruik van onze beheerobjecten is niet nieuw. Zo zijn er op of bij dijken en langs waterlopen lange trajecten van wandel- en fietspaden die vrij toegankelijk zijn voor publiek. Op de website van het waterschap staat een kaart met deze trajecten (zie ook pagina 9 van deze beleidsnota). Daarnaast heeft het waterschap in het verleden folders met fiets- en wandelroutes uitgegeven (zie ook § 2.1, andere bijzondere objecten). Vooral in het kader van projecten worden recreatieve routes uitgezet. In het voorjaar van 2011 zijn bijvoorbeeld in het kader van de landinrichting Baarle-Nassau diverse routes opgeleverd in combinatie met dit landinrichtingsproject.
2.3. Recreatief medegebruik in eigen projectplannen Bij eigen projecten neemt het waterschap pro-actief contact op met de gemeente(n) en wordt gericht gevraagd of de gemeente recreatieve activiteiten gepland heeft die bij het waterschapsproject aan kunnen sluiten. Zo wordt gezamenlijk gezocht naar win-winsituaties. Aangezien het waterschap veel projecten gezamenlijk uitvoert met gemeenten, is dit vaak al de bestaande praktijk. Aan gemeenten wordt gevraagd samen met het waterschap de wensen tot recreatief medegebruik verder uit te werken, waarna samen de randvoorwaarden worden bepaald. Zodra het recreatief medegebruik voldoende is uitgewerkt en er overeenstemming is bereikt, kan het eenvoudig worden opgenomen in de inrichtingsplannen en ter besluitvorming aan het bestuur worden voorgelegd. De eventuele meerkosten voor de uitvoering komen voor rekening van de gemeente (zie § 3.6).
2.4. Bijdrage bij planvorming en uitvoeren onderhoud Planvorming Om recreatief medegebruik op een juiste manier in te passen in lopende plannen en goede afspraken te maken over het onderhoud is het noodzakelijk om het waterschap vroegtijdig en voldoende bij nieuwe initiatieven te betrekken. Het waterschap stelt in de planvormingfase capaciteit beschikbaar om met initiatiefnemers mee te denken en de plannen nader uit te werken. Hierbij wordt nadrukkelijk door het waterschap ook gekeken naar het realiseren van win-win-situaties. Dit laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn als het waterschap ook voor zijn noodzakelijke onderhoud een verhardingsconstructie op de waterkering nodig heeft. Onderhoud Bij voorzieningen die worden aangebracht in het kader van recreatief medegebruik, is sprake van een gedeelde onderhoudsplicht. Het onderhouden van en eventueel vervangen (van onderdelen) van de voorzieningen zelf komen volledig voor rekening van de vergunninghouder. Hieronder valt ook het ter plaatse vrijhouden van (drijf)vuil, resten van waterplanten, e.d. Het reguliere onderhoudswerk bij de voorziening (zowel oever als oppervlaktewater) komt voor rekening van de onderhoudsplichtige, conform de legger van het waterschap. Dit kan naast het waterschap, ook een gemeente, aangelande of terreinbeheerder zijn. Vaak is dit de initiatiefnemer. Hierbij gaan we er van uit dat de constructie zodanig is aangelegd dat deze eenvoudig in het reguliere onderhoudswerk kan worden meegenomen en dus niet tot extra kosten leidt. Het reguliere onderhoud is in principe bedoeld voor het goed waterstaatkundig en ecologisch (blijven) functioneren van het beheerobject en dus niet om recreatief medegebruik mogelijk te maken of de mogelijkheden hiertoe te verbeteren. Binnen het reguliere onderhoud zijn nadere afspraken met betrekking tot het onderhoud mogelijk om bij te dragen aan het vergroten van de recreatieve gebruiksmogelijkheden. Voorwaarde is, dat geen afbreuk wordt gedaan aan het noodzakelijke onderhoudsregime van het waterschap. Hierbij gelden wel de volgende randvoorwaarden: 1. Het gaat om vergunde (of te vergunnen) voorzieningen; 2. De locaties zijn opgenomen van de maaibestekken1; 1
Dit vraagt dus om het tijdig aanleveren van de noodzakelijke gegevens door de vergunninghouder.
5
3.
Het aangepaste onderhoudsregime leidt niet tot significante meerkosten voor het waterschap.
Naast het reguliere onderhoud kan er ook sprake zijn van bijzonder onderhoud. Dit is het onderhoud dat niet valt onder het reguliere onderhoud van de onderhoudsplichtige. Hierbij moet gedacht worden aan het frequenter maaien van toegangspaden, het vrijhouden van begroeiing van loopplanken of trappen die bij de voorziening behoren. Ook dit bijzonder onderhoud komt volledig voor rekening van de vergunninghouder. De meerkosten aan het onderhoud worden in overleg jaarlijks verrekend of eenmalig afgekocht.
2.5. Verhaal schade Als derden schade lijden door het beheer van het waterschap, dan kunnen zij het waterschap daarvoor aansprakelijk stellen. Als derden schade toebrengen aan de beheersobjecten van het waterschap, kan het waterschap hen aansprakelijk stellen. Er kunnen zich twee situaties voordoen waarbij iemand schade ondervindt: 1. Het waterschap of derden handelen rechtmatig maar er ontstaat toch schade; 2. Het waterschap of derden handelen onrechtmatig en er ontstaat schade. Schade bij rechtmatig handelen Artikel 7.14 van de Waterwet bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van het rechtmatig uitoefenen van een taak of bevoegdheid. Wie dus schade lijdt kan zich op dit artikel beroepen. Uit artikel 7.14 Waterwet volgt een aantal criteria waaraan voldaan moet zijn, voordat schadevergoeding wordt toegekend: 1. Er moet sprake zijn van het rechtmatig uitoefenen van een taak of bevoegdheid; 2. De schade moet het gevolg zijn van het uitoefenen van een taak of bevoegdheid; 3. De schade behoort niet of niet geheel tot de lasten van de gedupeerde te blijven; 4. De vergoeding van schade wordt niet of niet anderszins verzekerd. Voor het afdoen van een dergelijk verzoek om schadevergoeding beschikt het waterschap over de Verordening schadevergoeding waterschap Brabantse Delta. Schade bij onrechtmatig handelen Artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek bevat een artikel dat voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Uit artikel 6:162 BW volgt een aantal criteria waaraan voldaan moet zijn, voordat sprake is van een zogeheten onrechtmatige daad: • Een zich onrechtmatig gedragen (doen of nalaten); • Toerekenbaarheid van de daad aan de dader; • Schade; • Causaal verband tussen de daad en de schade (de schade is het gevolg van de gedraging); • Relativiteit (er moet een relatie zijn tussen de veroorzaakte schade en het betreffende belang). Een verzoek om schadevergoeding op basis van een onrechtmatige daad kan plaatsvinden door de dader voor de betreffende schade aansprakelijk te stellen. In samenspraak met de verzekeraar van de dader wordt vervolgens de aansprakelijkstelling behandeld.
6
3. Aandachtspunten per recreatieve activiteit In de volgende paragrafen is per recreatievorm en voor de aanleg van bijbehorende voorzieningen het in de hoofdstukken hiervoor beschreven beleid nader geconcretiseerd. Tevens is samengevat welke relevante regelgeving er in de Keur en eventueel andere wetof regelgeving is opgenomen. Voor meer gedetailleerde regelgeving wordt verwezen naar hoofdstuk 5 en naar de Keur zelf (zie www.brabantsedelta.nl). Per recreatievorm worden tenslotte de randvoorwaarden voor recreatief medegebruik en het aanleggen/aanbrengen van eventuele bijbehorende voorzieningen opgesomd. Hiermee wordt vrijwel in één oogopslag duidelijk of het betreffende recreatief medegebruik is toegestaan en onder welke voorwaarden. Waterschap Brabantse Delta nodigt de gemeenten in het beheergebied uit om in 2011 samen te starten met een inventarisatie naar de bestaande vormen van recreatief medegebruik. Een aantal van deze vormen past mogelijk niet meer binnen het in deze nota beschreven waterschapsbeleid. Voor de locaties waar hiervan sprake is, gaat het waterschap in overleg met de initiatiefnemer of gebruiker. Afhankelijk van de effecten van het recreatief medegebruik, wordt gezocht naar mogelijke alternatieven of het afspreken van een overgangsregeling. Mogelijk zijn in overleg simpele maatregelen te nemen of is het vastleggen van de stand-still-situatie een optie. Het respecteren van bestaande rechten vindt het waterschap belangrijk. Wellicht is maatwerk nodig. Dit betekent wel, dat het beleid niet overal eenduidig wordt toegepast. Maatwerk in de ene gemeente houdt niet automatisch in dat hetzelfde in de andere gemeente ook mag. In de navolgende tekst wordt regelmatig gesproken over georganiseerde routes. Hieronder verstaat het waterschap een route die actief onder de aandacht wordt gebracht bij recreanten door middel van bijvoorbeeld publicatie op de website of via foldermateriaal e.d. In het algemeen worden hiervoor tevens voorzieningen getroffen om het gebruik te stimuleren. Na het onderscheiden van de verschillende vormen van recreatief medegebruik (§ 3.1), wordt in de daarop volgende paragrafen per soort beheerobject duidelijkheid geven over de gestelde randvoorwaarden waaronder recreatief medegebruik mogelijk is. Uitgewerkt zijn de beheerobjecten, zoals die in paragraaf 2.1. zijn onderscheiden: waterkeringen (§ 3.2.), oppervlaktewaterlichamen (§ 3.3) en bergingsgebieden (§ 3.4.). Per beheerobject worden de recreatieve voorzieningen afzonderlijk behandeld. Vervolgens wordt ingegaan op de aandachtspunten bij de benodigde voorzieningen (§ 3.5.) en de kosten die voor rekening van de initiatiefnemer komen (§ 3.6.).
3.1. Verschillende vormen van recreatief medegebruik In de volgende paragrafen zijn de mogelijkheden per soort beheerobject uitgewerkt. Het gaat om de volgende recreatieve activiteiten: • Varen • Zwemmen • Schaatsen • Wandelen/verpozen • Vissen • Fietsen/mountainbiken • Paardrijden
7
Het basisprincipe dat het waterschap hanteert, is dat recreatief medegebruik moet passen bij de hoofdfunctie van een beheerobject. Zo mag bijvoorbeeld bij een primaire waterkering recreatief medegebruik niet tot het aantasten van de waterkering leiden, omdat de hoofdfunctie immers ‘water keren’ is. Een aantal van bovengenoemde activiteiten past niet bij de hoofdfunctie van het beheerobject. Het waterschap vindt dan ook dat deze vormen van recreatief medegebruik niet mogelijk zijn. Het gaat hierbij in hoofdlijnen om: • Fietsen, mountainbiken, gemotoriseerd verkeer (o.a. trikes) en paardrijden op onverharde onderdelen van waterkeringen; • Gemotoriseerd verkeer op onderhoudsstroken langs waterlopen; • Gemotoriseerd varen op wateren die niet zijn opgenomen op de keurkaart Vaarwegen2; • Fietsen, wandelen binnen de ecologische verbindingszone, zonder voorzieningen ter bescherming van de ecologie. De overige vormen van recreatief medegebruik (inclusief de bijbehorende voorzieningen) kan het waterschap op of bij de beheerobjecten onder voorwaarden wel toestaan. Welke voorwaarden het waterschap stelt, komt in de volgende paragrafen aan de orde. Het waterschap realiseert zich dat bovenstaand overzicht met activiteiten niet uitputtend is. We gaan er echter van uit dat voor de minder vaak voorkomende activiteiten het hier wel beschreven beleid voldoende aanknopingspunten biedt voor een juiste beoordeling door het waterschap.
3.2. Waterkeringen 3.2.1. Wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen
Beleidsstandpunt De grasmat vormt een belangrijk onderdeel van een veilige en erosiebestendige waterkering. Door veelvuldig betreden of bijvoorbeeld ter plaatse van een ruiterpad, wordt de sterkte van de grasmat aangetast. Alleen als er sprake is van individueel betreden door voetgangers en extensief gebruik, voorziet het waterschap geen nadelige gevolgen voor de grasmat. Bij intensief gebruik, bijvoorbeeld door de opname in een georganiseerde wandel- of fietsroute, moet gebruik worden gemaakt van voorzieningen als verharde dijkovergangen en verharde onderhoudspaden. Het gaat hierbij in principe om bestaande verhardingen, maar ook het aanbrengen van verhardingen door derden voor het realiseren van een fiets- of wandelpad is onder voorwaarden en in goed overleg met het waterschap 2
De Keurkaart Vaarwegen is bedoeld voor de beroepsscheepvaart en de opgenomen rivieren en kanalen zijn overgenomen vanuit de scheepvaartbeheerstaak die door de provincie aan het waterschap is gemandateerd. Deze vaarwegen zijn na de fusie in 2004 één op één overgenomen van de vastgestelde kaart van het Hoogheemraadschap van West-Brabant.
8
mogelijk. In dit laatste geval moet in overleg met het waterschap worden bepaald welke verhardingsconstructie noodzakelijk is en is een vergunning van het waterschap voor de voorziening noodzakelijk. Het aanbrengen van een verharding is niet op alle keringen even noodzakelijk. Compartimenteringskeringen3 worden onder maatgevende omstandigheden minder zwaar belast en een erosiebestendige grasmat of een verhardingsconstructie is hier dan ook minder noodzakelijk. Dit geldt ook voor de ‘overige keringen’ (waaronder zomerkades langs Mark, Dintel en Vliet) die zijn opgenomen op de Keurkaart waterkeringen van het waterschap. De Keurkaart waterkeringen is te vinden op www.brabantsedelta.nl\Producten & diensten\Keur\Keurkaar WK 2009. Een aanzienlijk deel van de waterkeringen is al voorzien van verhardingen en opengesteld voor wandelaars en fietsers. In het Waterbeheerplan van het waterschap zijn op een kaartje de trajecten opgenomen die reeds door het waterschap zijn opengesteld als wandel- of fietspad. De kaart is te vinden op www.brabantsedelta.nl\zakelijke site\Waterbeheerplan\Genieten van water\recreanten laten genieten van water. Hieronder vindt u de versie van 2010.
Als een dijklichaam wordt opgenomen in een georganiseerde wandel- of fietsroute, vraagt het waterschap aan de initiatiefnemer om bebording te plaatsen voor juist gebruik. De tekst op het bord en de locatie van de bebording moet altijd in overleg met het waterschap worden bepaald (o.a. ter voorkoming van verjaring, zie § 5.3). Er bestaat de mogelijkheid dat vanuit andere wetgeving (bijvoorbeeld natuurwetgeving) recreatief medegebruik niet is toegestaan. Indien hiervan sprake is zal het waterschap de waterkeringen (die in eigendom zijn) niet openstellen. In dergelijke situaties kan wel met het waterschap naar goede alternatieven worden gezocht, bijvoorbeeld door het verleggen van een buitendijks wandel- of fietstraject naar de binnenzijde van de dijk. Een deel van de waterkeringen is verpacht. De pachters onderhouden de grasmat, vaak met behulp van schapen, waardoor deze dijktrajecten zijn afgezet met een afrastering. Een initiatiefnemer voor een wandelroute dient zelf overeenstemming te bereiken met een pachter voor het gebruik van zijn gronden. Nadere afspraken over bijvoorbeeld het aanlijnen van honden zijn hier noodzakelijk. 3
Dit zijn de dijken achter de primaire waterkeringen.
9
Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur Het waterschap heeft in de Keur geen verbod opgenomen voor het te voet betreden van waterkeringen, inclusief de aangrenzende (beschermings)zones, zolang dit betreden niet in strijd is met de functie en het functioneren van het beheerobject en zolang er geen schade wordt veroorzaakt. Dit betekent dat er te voet een vrije toegang is tot de waterkeringen als er geen andere verboden gelden en geen schade aan de waterkering wordt aangericht. Het waterschap heeft in de Keur wel een verbod opgenomen voor het met een voertuig betreden van waterkeringen4, inclusief de aangrenzende (beschermings)zones, tenzij met bebording is aangegeven dat er sprake is van een vrije toegang (zie kaartje hierboven). Voor het betreden van het dijklichaam met een voertuig is een vergunning van het waterschap noodzakelijk (uitgezonderd voor onderhoud en op openbare wegen). Vaak gaat een verzoek tot het inrichten van een wandel- of fietsroute gepaard met het treffen van voorzieningen om de wandelroute uit te zetten of zichtbaar te maken. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van borden, bankjes, verlichting, e.d. Dergelijke voorzieningen (m.u.v. tijdelijke verkeersborden die geplaatst worden door de wegbeheerder) zijn zonder vergunning van het waterschap niet toegestaan op waterkeringen. Een vergunning kan worden verkregen onder de voorwaarden dat de voorziening geen belemmering veroorzaakt voor het beheer en onderhoud en deze niet ten koste gaat van het waterkerend vermogen van het dijklichaam. Heldere afspraken over het beheer zijn hier onderdeel van. Randvoorwaarden Onder de volgende voorwaarden is het inrichten van een georganiseerde wandel- of fietsroute op waterkeringen mogelijk: 1
2 3 4 5
6
4
Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van (bestaande of nieuwe) verharding en dijkovergangen. Voor compartimenteringskeringen en ‘overige keringen’ is een verharding niet altijd noodzakelijk. De aard van de gewenste verharding is afhankelijk van het verwachte gebruik. In de vergunning wordt een zorgplicht opgenomen, met het doel de situatie voor het waterschap acceptabel te houden; Als er geen verharding aanwezig is en deze volgens het waterschap wel gewenst is, wordt deze aangelegd. In overeenstemming met het waterschap wordt het type verharding bepaald; Er is geen sprake van het verstoren van flora en fauna op of bij de waterkering. Indien hiervan wel sprake is (op grond van Natuurwetgeving) kan in overleg met het waterschap naar mogelijke alternatieven worden gezocht; Met behulp van borden wordt de route uitgezet en wordt de wandelaar/fietser gewezen op een juist gebruik en de mogelijke risico’s. De informatie op de borden wordt afgestemd met het waterschap; Het aanbrengen van de noodzakelijke voorzieningen (zoals borden, bankjes) gebeurt alleen in overeenstemming met het waterschap en bij voorkeur buiten de waterkeringszone en op of bij reeds aanwezige voorzieningen (zoals dijkpalen en dijkovergangen); Als sprake is van een verpacht dijktraject is overeenstemming met de pachter noodzakelijk.
Dit geldt voor alle type waterkeringen m.u.v. compartimenteringskeringen.
10
3.3. Oppervlaktewaterlichamen 3.3.1. Wandelen, fietsen, paardrijden en verpozen
Beleidsstandpunt Als er geen sprake is van een georganiseerde wandel-, fiets- of ruiterroute zijn de onderhoudspaden in eigendom van het waterschap in principe vrij toegankelijk. Het waterschap voorziet geen grote nadelige gevolgen van incidenteel wandelen, fietsen en paardrijden bij waterlopen die niet zijn aangewezen als ecologische verbindingszone (EVZ). Wel dienen de taluds (oevers) in stand te blijven. Het recreëren mag op de vlakke draagkrachtige oppervlakten. Als een traject direct langs een waterloop wordt opgenomen in een georganiseerde route vraagt het waterschap de initiatiefnemer borden te plaatsen om een juist gebruik te reguleren (met bijvoorbeeld ook afspraken tussen fietsers, wandelaars en ruiters en o.a. wijzen op de risico´s bij het buiten de oever treden). De tekst op de borden wordt altijd in overleg met het waterschap opgesteld. Het is hierbij goed om zich te realiseren dat slechts een beperkt deel van de onderhoudsstroken langs waterlopen in eigendom is van het waterschap. De verantwoording om afspraken met de overige grondeigenaren te maken ligt bij de initiatiefnemer. Ecologische verbindingszones (EVZ’s) Als sprake is van een waterloop met een ecologische functie, is het waterschap terughoudender bij het toestaan van wandelen, fietsen of paardrijden in de ingerichte zone. Het waterschap gaat in 2011 een kaart maken die duidelijkheid geeft waar wat mag. Deze kaart wordt, na het doorlopen van een bestuurlijk vaststellingstraject, naar verwachting in het voorjaar van 2012 op de website van het waterschap toegevoegd. De kaart wordt volgens de volgende redenering opgesteld. Het waterschap wil voorkomen dat het functioneren van de EVZ’s door verstoring wordt beperkt. Daarom moet het pad volgens het waterschap buiten het natte deel van de EVZ en bij voorkeur aan de andere (niet ingerichte) zijde worden gesitueerd. Als een pad binnen het droge deel van een reeds ingerichte EVZ wordt ingepast, dient door de initiatiefnemer met een zogenaamde natuurtoets te worden aangetoond dat een mogelijke verstoring van alle doelsoorten acceptabel is. Dit houdt in dat wordt aangetoond dat en vervolgens uitgewerkt hoe verstoring van de doelsoorten wordt beperkt. Als er sprake is van een nog te realiseren EVZ, dient bij de planvorming een natuurtoets te worden uitgevoerd. De resultaten van de natuurtoets worden beoordeeld door het waterschap. Op verpoos- of rustlocaties vindt concentratie van medegebruik en hiermee kans op extra verstoring plaats. Daarom moeten bij het inpassen van deze locaties vaak extra maatregelen worden genomen. Als een EVZ is opgebouwd uit stapstenen met enkele honderden meters tussenafstand, zijn juist deze tussenstukken geschikt als verpooslocaties. Voor de bijbehorende voorzieningen wordt verwezen naar het onderdeel voorzieningen (§ 3.5.).
11
Evenals bij waterkeringen bestaat de mogelijkheid dat vanuit andere wetgeving (bijvoorbeeld natuurwetgeving) recreatief medegebruik niet is toegestaan. Indien hiervan sprake is, zal het waterschap zijn onderhoudspaden of delen van EVZ’s die in eigendom zijn, niet openstellen. In dergelijke situaties kan wel met het waterschap naar goede alternatieven worden gezocht. Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur Het waterschap heeft in de Keur geen verbod opgenomen voor het te voet, te paard of met de fiets betreden van oevers en de onderhoudsstroken van oppervlaktewaterlichamen zolang dit betreden niet in strijd is met de functie en het functioneren van het beheerobject en er geen schade wordt veroorzaakt. Vaak zal een verzoek van een derde gepaard gaan met het treffen van voorzieningen om de route uit te zetten of zichtbaar te maken. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van borden, bankjes, verlichting, e.d. Dergelijke voorzieningen zijn zonder vergunning van het waterschap in de direct aangrenzende zone langs de waterloop niet toegestaan. Een vergunning van het waterschap kan worden verkregen onder de voorwaarden dat de voorziening geen belemmering veroorzaakt voor het beheer en onderhoud van het waterschap en deze niet leidt tot instabiliteit van de oevers. Randvoorwaarden Onder de volgende voorwaarden is het inrichten van een wandel-, fiets of ruiterroute bij oppervlaktewaterlichamen mogelijk: 1. 2.
3. 4.
5. 6.
5
Er is sprake van een oppervlaktewaterlichaam zonder de functie ecologische verbindingszone; Als er sprake is van een oppervlaktewaterlichaam met een functie ecologische verbindingszone en er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: Bij de planvorming en inrichting is rekening gehouden met recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, paardrijden of fietsen; Het recreatief medegebruik staat het behalen van de natuurdoelen niet in de weg en negatieve effecten kunnen voldoende worden gecompenseerd. Dit betreft altijd een oordeel van de ecoloog van het waterschap. Een natuurtoets in opdracht van de initiatiefnemer is hiervoor noodzakelijk. Met borden wordt de route uitgezet en wordt de wandelaar/fietser/ruiter gewezen op een juist gebruik en de mogelijke risico’s. De informatie op de borden wordt afgestemd met het waterschap; De noodzakelijke voorzieningen (zoals borden, tafels, bankjes) alleen aanbrengen buiten de onderhoudsstrook, dat wil zeggen minimaal 4 à 55 meter buiten de insteek van de waterloop. Recreanten dienen hun afval zelf mee terug te nemen, dus prullenbakken zijn ongewenst. Voor voorzieningen zoals steigers wordt verwezen naar § 3.5. Voorzieningen; In verband met mogelijke instabiliteit van de oevers, het wandel-, ruiter of fietspad niet direct langs de insteek situeren (en dit noemen op de borden); Als het waterschap geen eigenaar is van de ondergrond dient de initiatiefnemer uiteraard zelf overeenstemming met de eigenaar te bereiken.
Afhankelijk van de hoogte van het object
12
3.3.2. Varen
Beleidsstandpunt Het beleidsstandpunt volgens de Keurkaart Vaarwegen van het waterschap wordt toegelicht aan de hand van onderstaand schema. Wateren Keurkaart Vaarwegen
Overige wateren
Gemotoriseerd geen evenement ja, mits ja, mits evenement
Gemotoriseerd geen evenement evenement
Niet-gemotoriseerd geen evenement ja, mits ja, mits evenement
Niet-gemotoriseerd
Categorie A waterloop geen evenement
nee nee
Categorie B+C waterloop ja, mits
geen evenement evenement
ja, mits ja, mits
evenement rood traject zonder gids met gids ja, mits nee
groen traject ja, mits
Met betrekking tot de activiteit varen is er een belangrijk onderscheid tussen de wateren die wel en niet zijn opgenomen op de Keurkaart Vaarwegen. De Keurkaart Vaarwegen is nadrukkelijk bedoeld voor de beroepsscheepvaart en is te vinden op www.brabantsedelta.nl\Producten & diensten\Keur\Keurkaart scheepvaart. Daarnaast maakt het waterschap onderscheid tussen een vaarevenement of individueel varen en tussen gemotoriseerd en ongemotoriseerd varen. Tenslotte kan het voor vaarevenementen op de ‘overige wateren’ nog uitmaken of er wel of geen gebruik wordt gemaakt van een gids. Voor recreatief (kano)varen heeft het waterschap de kaart “klasse kanoroute toestaan” opgesteld, zie bijlage 3. Wateren die zijn opgenomen op de Keurkaart Vaarwegen van het waterschap De wateren die op de Keurkaart Vaarwegen staan hebben een belangrijke scheepvaartfunctie. Op deze wateren geldt voor alle onderscheiden vormen van varen dat dit is toegestaan, mits voldaan wordt aan enkele algemene uitgangspunten (‘ja, mits’). Het gaat hier bijvoorbeeld om maximale vaarsnelheden en het voorkomen van hinder voor andere gebruikers (zie § 5.5. Binnenvaartpolitiereglement). Overige wateren De ´overige wateren´ zijn wateren die niet zijn opgenomen op de Keurkaart Vaarwegen van het waterschap. Deze "overige wateren" zijn vanzelfsprekend niet bedoeld en geschikt voor de beroepsscheepvaart. Ingevolge de Keur is daarom gemotoriseerd varen op
13
´overige wateren´ verboden. Deze ‘overige wateren6’ hebben in het algemeen beperktere afmetingen dan de vaarwegen. Vanwege deze geringere waterbreedte en -diepte heeft gemotoriseerd varen grote nadelige effecten voor het waterbeheer, zoals het beschadigen van de bodem, oevers en vegetatie en een verminderde waterkwaliteit door bijvoorbeeld het opwervelen van bodemslib door de schroefwerking. Voor "overige wateren" met redelijke afmetingen (waterbreedte en diepte) hanteert het waterschap voor recreatieve scheepvaart de houding "ja, mits". Het gebruik van wateren welke een ecologische doelstelling hebben en beschikken over redelijke afmetingen (breedte en diepte) blijft met vergunning mogelijk. Onder het stellen van regels en bepalingen kunnen ook ´overige wateren´ als vaarwater worden gebruikt voor gemotoriseerde bootjes zonder dat sprake is van schade, verstoring of overlast. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan licht gemotoriseerde sloepen of fluisterboten die op een vast traject varen met een vaste schipper/gids waarbij het doel van de vaartocht is het vanaf het water laten beleven van natuur en/of cultuurhistorie met het accent op educatie. Door de deelnemers op deze manier bekend te maken met alles in, op en rond het water creëert het waterschap een draagvlak voor het werk en de (inrichtings)projecten. Toezicht op naleving van de regels en regelmatige (kwaliteits)controle van het oppervlaktewater zijn belangrijk. Op verzoeken voor gemotoriseerd varen door individuele gebruikers (vissersbootjes en overige motorbootjes) gaat het waterschap nadrukkelijk niet in. Deze hebben immers niet de educatieve doelstelling die georganiseerde rondvaartboten wel hebben. Vaarevenementen Initiatieven tot het inrichten van een kanoroute ziet het waterschap als een vaarevenement7 omdat hiermee wordt beoogd om vaaractiviteiten in groepsverband te faciliteren. Juist deze (terugkerende) groepsactiviteiten vergroten de risico’s op negatieve effecten voor het waterbeheer en de ecologie, zodat het waterschap bij vaarevenementen altijd aanvullende voorwaarden stelt. Op wateren met beperkte afmetingen (breedte en diepte) en een belangrijke ecologische doelstelling (waternatuur, EVZ en KRW-waterlichamen) staat het waterschap geen vaarevenementen toe, tenzij het gebeurt onder begeleiding van een gekwalificeerde gids en er voldaan wordt aan een aantal aanvullende voorwaarden. Bijlage 3, kaart “klasse kanoroute toegestaan”, geeft weer op welke trajecten geen vergunning vereist is, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan (zie alinea randvoorwaarden). Recreatieknooppunten Gemeenten in West-Brabant ontwikkelen steeds vaker plannen om het recreëren per boot te combineren met wandelen of fietsen. Goede voorzieningen voor het afmeren en tijdelijk verblijven zijn hiervoor noodzakelijk. Omdat deze voorzieningen op verschillende manieren nadelig kunnen zijn voor het waterbeheer, heeft het waterschap de voorkeur deze voorzieningen zo veel mogelijk te concentreren in een soort recreatieknooppunten op een kruising van routes, waarbij de voorzieningen gecombineerd worden met ander recreatief medegebruik. Zie ook paragraaf 3.5. Voorzieningen. Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur Gemotoriseerd varen Volgens de Keur is het gemotoriseerd varen (met uitzondering van varend onderhoud) alleen toegestaan op wateren die op de Keurkaart Vaarwegen van het waterschap voorkomen. Tot gemotoriseerd varen rekent het waterschap ook zogenaamde fluisterboten omdat deze worden voortgedreven door een schroef. Overigens is de Keurkaart Vaarwegen primair gericht op de beroepsscheepvaart. Varen zonder motor Ook voor niet-gemotoriseerd varen gelden er volgens de Keur en de Beleidsregel beperkingen of voorwaarden. Het gaat dan om zogenaamde (vaar)evenementen op categorie A 6 Tot de overige wateren behoren in dit geval niet de wateren waarvoor het scheepvaartbeheer in handen is van gemeenten of Rijkswaterstaat 7 Een (vaar)evenement betreft iedere vorm van georganiseerde groepsactiviteit (waarbij gebruik wordt gemaakt van 1 of meerdere vaartuigen, vlotten of drijvende voorwerpen), met tenminste 8 personen, zowel eenmalig als terugkerend van aard.
14
oppervlaktewaterlichamen. Het waterschap heeft deze regels opgenomen in de Keur vanuit zijn verantwoordelijkheid als scheepvaartbeheerder. De kaart `Klasse kanoroute toegestaan´ geeft weer op welke plaatsen de individuele kanovaarder mag varen. Deze kaart is als bijlage 3 aan deze nota toegevoegd. Randvoorwaarden De kaart “Klasse kanoroute toegestaan” (Bijlage 3) geeft in groen aan voor welke trajecten geen vergunning vereist is voor een recreatief vaarevenement, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. Maximaal 4 vaartuigen van meer dan 1 persoon of maximaal 15 vaartuigen van 1 persoon, met een maximum aantal van 20 personen tegelijkertijd aanwezig zijn op de kanoroute; 2. Er als gevolg van het gebruik geen schade optreedt aan beheerobjecten en er treden geen risico’s of beperkingen op in het behalen van biologische of fysischchemische waterkwaliteitsdoelstellingen; 3. Niet gevaren wordt binnen 300 m van een gemaal of 25 m van een ander waterstaatkundig kunstwerk, tenzij binnen deze afstand juist een in- of uitstapplaats aanwezig is. In overleg met het waterschap worden voorzieningen getroffen bij stuwen, gemalen, riooloverstorten en rwzi-lozingspunten; 4. vispassages en naast de hoofdwaterloop liggende meanders niet worden bevaren; 5. Er alleen gebruik gemaakt wordt van door het waterschap vergunde in- en uitstapplaatsen (zie verder § 3.5. Voorzieningen). De groene trajecten hebben de volgende kenmerken: • Natuurfunctie, met breedte op waterlijn meer dan 10 à 15 m en/of waterdiepte meer dan 1m; • Geen natuurfunctie, met breedte op waterlijn meer dan 2 m en/of waterdiepte meer dan 1m; Onder de volgende voorwaarden is het inrichten van een vaarroute of het organiseren van een vaarevenement op zogenaamde `overige wateren` mogelijk. Een vergunning dient te worden aangevraagd bij waterschap Brabantse Delta. Uitgangspunten bij vergunningverlening: 1. Een vergunning wordt alleen verleend aan een gespecialiseerd bedrijf of onderneming; 2. De vergunning is niet overdraagbaar; 3. Gewerkt wordt met vaste schippers/gidsen die bekend zijn met zowel het traject als de directe omgeving (flora en fauna); 4. Bij veel aanvragen behoudt het waterschap zich het recht voor, voor een bepaalde periode aanvragen te weigeren, als blijkt dat de belastbaarheid van de waterlichamen wordt overschreden; 5. Uitgesloten worden activiteiten die schade, overlast of verstoring doen ontstaan. Als de waterloop de functie ecologische verbindingszone heeft, dient de aanvrager met een natuurtoets aan te tonen dat het halen van de natuur doelen niet belemmerd wordt. De natuurtoets dient te worden beoordeeld door een ecoloog van het waterschap; 6. Eerst wordt een proefperiode ingesteld (varen onder toezicht); 7. De vergunning geldt voor een bepaalde periode (één seizoen) met mogelijkheid tot verlenging; 8. Het doel van de vaartocht is educatie (natuur, cultuur en historie); 9. Afmeren en in- en uitstappen is niet toegestaan, behalve bij daartoe ingerichte locaties; 10. In de vergunning wordt de mogelijkheid opgenomen om op ieder moment het gebruik van de vergunning te onderbreken.
15
3.3.3. Vissen
Beleidsstandpunt In het kader van het recreatief medegebruik zijn de volgende aspecten met betrekking tot het vissen van belang: • Verhuur visrechten; • Toegang tot de waterloop; • Aanleg van voorzieningen. Verhuur visrechten Het creëren van goede leefomstandigheden voor vissen, is conform de Europese Kaderrichtlijn Water een belangrijk onderdeel van de taken van het waterschap. Het waterschap heeft zijn beleid omtrent het visrecht opgenomen in de nota Jacht8- en visrecht, vastgesteld op 24 mei 2005. Hierin is aangegeven dat het waterschap inzet op het zo veel mogelijk aangaan van langjarige huurovereenkomsten met hengelsportverenigingen en/of een hengelsportfederatie (in West-Brabant hengelsportfederatie “Sportvisserij Zuidwest Nederland”). Verhuur van visrecht ten behoeve van beroepsmatige visserij wordt uitgesloten. Een belangrijk voordeel van deze langjarige overeenkomsten is een doelmatig visstandbeheer door meer continuïteit en samenhang. Dit betekent dat het waterschap met betrekking tot bestaande overeenkomsten (vergunningen) aan particulieren, inzet op een afnamebeleid en er dus geen nieuwe vergunningen meer worden verleend. De nota Jacht- en visrecht dateert van voor de oprichting van de Visstandbeheer-commissie (VBC) Brabantse Delta in november 2006. De VBC heeft als belangrijkste taak het afstemmen van het visstand- en het visserijbeheer tussen waterschap, visrechthebbenden, gemeenten, terrein- en natuurbeheerders. De visrechthebbenden stellen in VBC-verband voor het gehele beheergebied van waterschap Brabantse Delta een zogenaamd visplan op, waarin een beschrijving wordt gegeven van het huidige en voorgenomen visserijbeheer. De VBC heeft een coördinerende rol in het opstellen van het visplan. Om de waterkwaliteitsdoelstellingen van de wateren te realiseren, moeten alle visrechthebbenden de afspraken uit het visplan nakomen. De federatie en afzonderlijke hengelsportverenigingen waarmee een huurovereenkomst wordt aangegaan, worden verplicht lid te zijn of te worden van de VBC, met als doel een goed samenhangend visbeleid (visplan). Wateren zonder visrecht Naast de algemene lange termijn verhuur van het visrecht, zijn er wateren of delen van wateren niet of minder geschikt voor de hengelsport. Deze wateren hebben specifieke kenmerken (bijvoorbeeld een geringe waterdiepte) en/of een hoge (natuur)doelstelling. Voorbeelden zijn wateren binnen een Natte natuurparel of Natura 2000-gebied, KRW-waterlichamen, wateren met de functie waternatuur, vennen, wielen of meanderende boven8
De jacht op beheerobjecten van het waterschap komt hoofdzakelijk voort uit het wildbeheer en veel minder uit recreatief oogpunt. Daarom wordt hier voor het beleid verwezen naar de genoemde notitie en het vastgoedbeleid van het waterschap.
16
loopjes van beken. Ook kan een specifieke functie voor bepaalde wateren, bijvoorbeeld zwemwater, conflicteren met de hengelsport waardoor het waterschap voor deze (delen van) wateren het visrecht niet verhuurt. In de loop van 2011 maakt het waterschap een overzicht van de (delen van) wateren waarvoor één of meer van de bovengenoemde kenmerken geldt en waarvoor het visrecht niet wordt verhuurd. Voor het opstellen van dit overzicht wordt uitgegaan van de dan geldende functies en doelstellingen van de wateren. In sommige gevallen wordt het waterschap om advies gevraagd door een gemeente of terreinbeheerder, als zij plannen hebben om hun visrecht als eigenaar te verhuren. In dergelijke gevallen adviseert het waterschap om de hierboven beschreven beleidslijnen en uitgangspunten te volgen. Ecologische verbindingszones (EVZ’s) Ook met betrekking tot vissen is er bijzondere aandacht voor de ecologische verbindingszones (EVZ’s). Met name de niet ingerichte trajecten, zoals de ruimte tussen twee stapstenen en de niet ingerichte zijde van een enkelzijdige EVZ, zijn geschikt voor vissen en het aanleggen van voorzieningen. Als de visrechthebbende toch in de ingerichte zones wil vissen, moet de initiatiefnemer aan de hand van een natuurtoets aantonen dat de ecologische doelstellingen worden gerespecteerd. Als de EVZ nog niet is gerealiseerd, dient zo vroeg mogelijk in het planproces de mogelijkheden van het inpassen van visvoorzieningen mee te nemen. De eventuele meerkosten van het op een goede manier inpassen van de voorziening komen voor rekening van de visrechthebbende. Als het waterschap zelf initiatiefnemer is voor het opstellen van een inrichtingsplan, wordt voor de wateren waar het visrecht is verhuurd altijd contact gezocht met de visrechthebbende (en andere belanghebbenden). Toegang tot de waterloop en de aanleg van voorzieningen Het vissen gebeurt doorgaans op twee manieren: vanaf de boot of vanaf de waterkant. Als gebruik wordt gemaakt van een boot, gelden ook de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen bij de activiteit varen (bijvoorbeeld geen gebruik maken van motorboten op wateren die niet zijn opgenomen op de Keurkaart Vaarwegen). Het beleidsstandpunt van het waterschap voor het door vissers betreden van oevers komt overeen met het geformuleerde beleidsstandpunt voor wandelen. Ook hier geldt dat oevers in eigendom van het waterschap in het algemeen vrij toegankelijk zijn en gebruikt kunnen worden voor het vissen. Wel dient er overleg te zijn tussen de visrechthebbende en het waterschap over het aanleggen van vissteigers. Het waterschap wil gezamenlijk komen tot een goede locatie en inrichting (zie verder § 3.5. Voorzieningen). Goede afspraken onderhoud In het onderhoud is het mogelijk om afspraken te maken. Als het waterschap bijvoorbeeld vanwege bepaalde natuurdoelstellingen de oevervegetatie of ondergedoken waterplanten extensiever maait, kunnen vissteigers opgenomen worden in de blokken of stroken die wel iedere maaibeurt worden meegenomen. Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur In de Keur van het waterschap is regelgeving opgenomen met betrekking tot het aanleggen van visvoorzieningen. De wet- en regelgeving over het visrecht is opgenomen in de Visserijwet. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat het visrecht is voorbehouden aan de eigenaar van de ondergrond van het water of aan de huurder van het visrecht. Soms zal een verzoek van een derde voor het verkrijgen van het visrecht gepaard gaan met het aanleggen van visvoorzieningen, zoals steigers en visstoepen. Of voor dergelijke voorzieningen een vergunningen of melding noodzakelijk is, is onder meer afhankelijk van de categorie van de waterloop. Tevens speelt bijvoorbeeld mee of de waterloop wel of niet in stedelijk gebied ligt. Zie verder § 3.5. Voorzieningen. Randvoorwaarden Onder de volgende voorwaarden is het verhuren van het visrecht door het waterschap mogelijk en is toegang tot de waterloop toegestaan:
17
1.
Het water heeft voldoende diepte en geen hoge natuurdoelstellingen of andere functie; 2. Het gaat om sportvisserij (niet om beroepsvisserij); 3. De initiatiefnemer is of wordt lid van de VBC en conformeert zich aan en draagt eventueel bij aan het opstellen van het visplan; 4. Als er sprake is van een oppervlaktewaterlichaam met een functie ecologische verbindingszone, wordt er voldaan aan de volgende voorwaarden: • Bij de planvorming en inrichting is rekening gehouden met recreatief medegebruik in de vorm van vissen; • Aan de hand van een natuurtoets is aangetoond dat het halen van de natuur doelen niet belemmerd wordt. De natuurtoets dient te worden beoordeeld door de ecologen van het waterschap. 5. Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Visserijwet en eventuele andere relevante wetgeving, zoals bijvoorbeeld de Flora- en Faunawet voor beschermde vissoorten; 6. Er wordt gehandeld conform de algemene voorwaarden van het waterschap zoals opgenomen in de ‘Algemene voorwaarden voor de verhuring van visrecht in de binnenwateren ingaande 1 januari 2007’; 7. Vanaf en binnen 15 meter van kunstwerken (stuwen, gemalen, vistrappen) mag niet worden gevist. 3.3.4. Zwemmen Beleidsstandpunt Beleid van de rijks- en provinciale overheid is vooral gericht op het sturen van zwemmen in speciaal daarvoor aangewezen en ingerichte zwemgelegenheden. Alleen van deze officiële zwemgelegenheden wordt de waterkwaliteit regelmatig gecontroleerd en zijn de juiste voorzieningen aanwezig. Zwemmen in oppervlaktewateren die niet zijn aangewezen als zwemwater, wordt afgeraden en is voor eigen risico´s. In sommige gemeenten is een verbod in de APV opgenomen. Het waterschap heeft geen directe bevoegdheden om zwemmen in oppervlaktewater te verbieden. Het beoordelen van noodzakelijke voorzieningen op of bij oppervlaktewaterlichamen, al dan niet aangewezen als zwemwater, zal het waterschap dan ook uitsluitend beoordelen vanuit zijn rol als waterbeheerder en scheepvaartbeheerder. Dit geldt bijvoorbeeld voor verzoeken van derden voor de aanleg van strandjes of steigers (zie verder ‘voorzieningen’).
Zwemwateren worden aangewezen door de provincie Noord-Brabant. De provincie is tevens verantwoordelijk voor het formuleren van beleid, toezicht en de informatievoorziening rondom de actuele waterkwaliteit van de aangewezen zwemwateren. Zie daarom voor nadere informatie ook de Provinciale milieuverordening op de website van de provincie Noord-Brabant http://brabant.regelingenbank.eu/regeling/26-provincialemilieuverordening-noord-brabant bron: www.brabant.nl . Het waterschap heeft wel een belangrijke rol in het creëren van een van de randvoorwaarden: een goede waterkwaliteit in de zwemwateren. Het waterschap streeft ernaar om, conform de Europese Zwemwaterrichtlijn, in 2015 voor de door de provincie aangewezen zwemwaterlocaties een ‘aanvaardbare’ zwemwaterkwaliteit te bewerkstelligen. Naast de periodieke waterkwaliteitsmetingen en een analyse hiervan worden de mogelijke gezondheidsrisico´s in beeld gebracht en worden maatregelen geformuleerd als niet aan de doelstelling wordt voldaan. Dit alles wordt verwerkt in de zogeheten zwemwaterprofielen.
18
Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur In de Keur van het waterschap is geen specifieke regelgeving opgenomen met betrekking tot zwemmen in oppervlaktewateren. Zwemmen is voor eigen risico. De wet- en regelgeving met betrekking tot zwemwater is opgenomen in de Europese zwemwaterrichtlijn en de wet Hygiëne en veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden. Randvoorwaarden Niet van toepassing. 3.3.5. Schaatsen Beleidsstandpunt In het uitvoeren van de beheertaken houdt het waterschap zo veel mogelijk rekening met het vergroten van de schaatsmogelijkheden. Het waterschap is niet verantwoordelijk om de ijslaag in een goede conditie te houden. Het waterschap richt zich op het beperken van de inzet van ijsbrekers, het instellen van een vaarverbod en het aanpassen van pompregimes van poldergemalen. In langdurige vorstperiodes zal conform het ijsbeleid van het waterschap een afweging worden gemaakt tussen de belangen voor de scheepvaart en de schaatsrecreatie (en eventuele andere belangen). Het waterschap gaat er van uit dat de eventuele initiatiefnemers voor schaatstochten en – evenementen in een zo vroeg mogelijk stadium voorafgaand aan de tocht(en) of het evenement contact opnemen met het waterschap. In deze contacten vindt het afstemmen plaats over de te treffen maatregelen en voorzieningen. Uitgangspunt in natuurgebieden is, dat het recreëren op en rond het ijs het halen van de natuurdoelen niet belemmert. Bij het schaatsen op natuurijs speelt heel nadrukkelijk het aspect veiligheid een rol. De veiligheidsaspecten die verband houden met het betreden van het ijs, zijn een zaak van openbare orde en veiligheid waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn. Dit is dus geen verantwoordelijkheid van het waterschap. De gemeenten kunnen dit regelen in hun APV. Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur Het waterschap heeft in de Keur geen verbod opgenomen voor het “betreden” van oppervlaktewaterlichamen, oevers en de onderhoudsstroken van oppervlaktewaterlichamen zolang dit betreden niet in strijd is met de functie en het functioneren van het beheerobject en dat er geen schade wordt veroorzaakt. Ten aanzien van individueel schaatsen stelt het waterschap dan ook geen nadere eisen. Vaak zal een verzoek van een derde gepaard gaan met het treffen van tijdelijke voorzieningen om schaatsroutes uit te zetten/zichtbaar te maken. Hierbij moet gedacht worden aan kluunplaatsen, bankjes, verlichting e.d. Omdat deze voorzieningen in principe demontabel en van tijdelijke aard zijn, is geen vergunning van het waterschap noodzakelijk. Wel is het noodzakelijk tijdig afstemming met het waterschap te zoeken om eventuele wederzijdse hinder en schade zoveel mogelijk te voorkomen. Randvoorwaarden Onder de volgende voorwaarden is het organiseren en uitzetten van een schaatstocht mogelijk:
19
1.
Het waterschap wordt in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij het bepalen van de route; 2. Kluunplaatsen en andere voorzieningen zodanig aanleggen dat schade aan oevers zoveel mogelijk wordt voorkomen. 3. Het halen van de natuurdoelen wordt door de recreatieve activiteiten niet beperkt.
3.4. Bergingsgebieden 3.4.1. Recreatief medegebruik in bergingsgebieden
Beleidsuitgangspunt Een bergingsgebied maakt geen onderdeel uit van het oppervlaktewaterlichaam. Het is volgens de Waterwet echter wel een waterstaatswerk en het waterschap is van een in de legger opgenomen bergingsgebied dan ook beheerder en moet er op toe zien dat deze blijft functioneren. Binnen het waterschapsgebied zijn zowel droge als natte bergingsgebieden aanwezig. Omdat bergingsgebieden geen onderdeel uitmaken van het oppervlaktewaterlichaam (en het bergen van water niet perse de hoofdfunctie behoeft te zijn) kunnen ze uitermate geschikt zijn voor recreatief medegebruik en bestaan er zelfs mogelijkheden voor meer intensievere vormen als paardrijden. Een mooi voorbeeld van een bergingsgebied met recreatieve mogelijkheden vormt de Vierde Bergboezem in Breda. Welke mogelijkheden er zijn, is sterk afhankelijk van de hoogteligging van het gebied en hiermee of het gebied onder normale omstandigheden nat of droog is. In feite staat het waterschap in alle bergingsgebieden alle vormen van recreatief medegebruik toe, mits dit geen nadelige gevolgen heeft op het bergend vermogen van het gebied en er geen schade op kan treden aan de aanwezige waterstaatkundige werken. Tevens dient rekening te worden gehouden met de eigendomssituatie en eventueel andere functies of doelstellingen (zoals natuur) van het gebied. Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur Als recreatief medegebruik niet belemmerend werkt voor de functie waterberging, stelt het waterschap geen aanvullende voorwaarden bovenop de in artikel 4.2 van de Keur genoemde regels. Hoofdzaak is dat het waterbergend vermogen van het bergingsgebied behouden blijft. Randvoorwaarden 1. Er zijn geen nadelige effecten voor het waterbergend vermogen; 2. Schade aan aanwezige waterstaatkundige werken wordt voorkomen;
20
3. 4.
Het recreatief medegebruik past binnen de hoofdfunctie en doelstelling van het gebied; Indien het waterschap geen eigenaar is van de ondergrond, dient eveneens overeenstemming met de grondeigenaar te zijn bereikt.
3.5. Voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik
Beleidsstandpunt Bijzondere aandacht bij het recreatief medegebruik vragen de bijbehorende voorzieningen zoals steigers, ligplaatsen pleziervaart, visstoepen, strandjes, vlonders, bankjes, verlichting en borden. In het algemeen kan gesteld worden dat deze voorzieningen (en het gebruik ervan) geen nadelige effecten mogen hebben op het waterstaatkundig functioneren van de beheerobjecten, het beheer en onderhoud niet belemmeren of de doelstellingen van het waterschap niet nadelig mogen beïnvloeden. Als hier toch sprake van is en de negatieve gevolgen niet voldoende kunnen worden gecompenseerd, dan wordt geen vergunning door het waterschap verleend. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het aanbrengen van strandjes waardoor het natte profiel van de waterloop wordt gewijzigd. Hierdoor treedt een afname van de bergings- en afvoercapaciteit op en zijn er mogelijk nadelige effecten voor de scheepvaart. De gevolgen voor de afvoer- en bergingscapaciteit dienen voldoende te worden gecompenseerd en de noodzakelijke compensatie dient in overleg met het waterschap te worden bepaald. Recreatieknooppunten Gemeenten in West-Brabant ontwikkelen steeds vaker plannen om het recreëren per boot te combineren met wandelen of fietsen. Goede voorzieningen voor het afmeren en tijdelijk verblijven zijn hiervoor noodzakelijk. Omdat deze voorzieningen op verschillende manieren belemmerend kunnen zijn voor het waterbeheer, heeft het waterschap de voorkeur deze voorzieningen zo veel mogelijk te concentreren in een soort recreatieknooppunten op een kruising van routes, waarbij de voorzieningen gecombineerd worden met ander recreatief
21
medegebruik. SES West-Brabant zet zich in voor het koppelen van knooppunten (zie par. 4.4.) Regelgeving Keur en Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur In de Keur is aangegeven dat voor voorzieningen die het onderhoud en/of het functioneren van het beheerobject kunnen belemmeren, een vergunning is vereist. Alleen als de voorziening zodanig wordt aangelegd dat geen belemmeringen optreden, eventuele belemmeringen voldoende worden gecompenseerd of in overleg met het waterschap juist worden ingepast, kan vergunning van het waterschap worden verkregen. In artikel 6.6 van de Keur zijn ook algemene regels opgenomen voor de aanleg van deze bijzondere voorzieningen. Indien een voorziening voldoet aan deze algemene regels is geen vergunning van het waterschap noodzakelijk, maar volstaat een melding. Randvoorwaarden Onder de volgende voorwaarden is het aanbrengen (en gebruik) van voorzieningen in het oppervlaktewater mogelijk: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Verlies aan waterberging en afvoercapaciteit dient voldoende te worden gecompenseerd; Voor het uitvoeren van het onderhoud mogen geen ernstige belemmeringen ontstaan; De aanleg en het gebruik niet strijdig is met andere functies/belangen (zoals scheepvaart, EVZ’s) of voldoende kan worden gecompenseerd; Als het waterschap niet de eigenaar is van de toegang tot de voorzieningen, ligt de verantwoordelijkheid van het regelen hiervan met de betreffende grondeigenaren bij de initiatiefnemer; De juiste (locaties van) voorzieningen (visstoepen en vissteigers) worden getroffen en zijn afgestemd met en/of vergund door het waterschap; De voorzieningen worden door de vergunninghouder/huurder van het visrecht in een goede staat gehouden (zie ook § 8.2 over gedeelde onderhoudsplicht).
3.6. Kosten voor rekening van initiatiefnemer In het bestuursprogramma 2009-2012 heeft het Dagelijks Bestuur van waterschap Brabantse Delta geformuleerd dat het waterschap zich voornamelijk concentreert op de taken “veilig en schoon waterbeheer” en “zuiveren van afvalwater”. Ten aanzien van recreatief medegebruik van de beheersobjecten heeft het waterschap de houding ‘ja, mits’. Het waterschap hanteert het principe dat elke benodigde voorziening/investering die uitsluitend nodig is voor het gewenst recreatief medegebruik, inclusief het bijbehorende onderhoud, voor rekening komt van de initiatiefnemer. Extra kosten in het onderhoud door het waterschap worden dan verrekend met of afgekocht door de initiatiefnemer. Als het gaat om voorzieningen die ook noodzakelijk zijn voor het waterschap en duidelijke raakvlakken hebben met het uitvoeren van de (kern)taken, wordt uitgegaan van een gezamenlijke nader te bepalen kostenverdeling. Ook ziet het Dagelijks Bestuur de meerwaarde om via recreatieve activiteiten zichtbaar te worden. Een aantal communicatieve activiteiten kan daarom gezamenlijk uitgewerkt en bekostigd worden, als het waterschap daarin kan laten zien wat zijn meerwaarde in de maatschappij is.
22
4: Extern beleid / externe (beleids)ontwikkelingen De kerntaak van het waterschap ligt vooral op het vlak van waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Eigen initiatieven in recreatief medegebruik zijn daarom vrij beperkt. Het ligt in de verwachting dat vooral de omgeving van het waterschap vraagt om medewerking van het waterschap. Het waterschap doet graag in deze initiatieven mee. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de inhoud van enkele relevante documenten die dit onderstrepen. Het overzicht in dit hoofdstuk omvat de belangrijkste externe ontwikkelingen en is mogelijk niet volledig.
4.1. Nationaal waterplan (2009) In het Nationaal Waterplan erkent het Rijk, dat de sector waterrecreatie en toerisme belangrijk is voor ons welzijn en voor de economie. Daarom moedigt het provincies, gemeenten en waterbeheerders aan om samen met andere partijen te streven naar multifunctioneel watergebruik. Het Rijk vraagt specifiek aan de waterbeheerders om een goede gastheer te zijn door recreatief medegebruik mogelijk te maken en te ondersteunen. Gesteld wordt dat het voor de waterrecreatie van belang is dat de toegankelijkheid en veiligheid van wateren en oevers voor pleziervaart en oeverrecreanten wordt verbeterd en het zwemmen in oppervlaktewaterlichamen mogelijk wordt gemaakt.
4.2. Waterschappen aan de wandel (2008) De Unie van Waterschappen en het Ministerie van LNV hebben samen het rapport ‘Waterschappen aan de wandel - recreatief medegebruik bij waterschappen nu en in de toekomst’ opgesteld. In dit rapport wordt verslag gedaan van de stand van zaken rond het recreatief medegebruik van waterschapsterreinen en van de kansen en belemmeringen rond de toekomstige wandelmogelijkheden. De conclusie is dat waterschappen steeds meer aandacht schenken aan recreatief medegebruik, maar dat er meer mogelijk is. De waterschappen worden opgeroepen hier invulling aan te geven.
4.3. Ruimtelijke visie West-Brabant (2009) In de Ruimtelijke Visie West-Brabant die is opgesteld namens de West-Brabantse gemeenten, vormt het bevorderen van toerisme en recreatie een belangrijk agendapunt. De waterrecreatie in West-Brabant dient hierbij te worden gestimuleerd door het aanbod van water- en walaccommodaties verder uit te bouwen en te ontwikkelen. Deze visie zet bijvoorbeeld in op het verruimen van het krekensysteem in het kleigebied ten gunste van de recreatietoervaart. Met nieuwe en verbrede waterlopen worden routes voor de recreatievaart aangevuld en worden steden gekoppeld aan de rivieren. Het waterschap stelt in 2011 een krekenvisie op waarin de mogelijkheden hiertoe worden verkend.
4.4. Beleidsvisie SES West-Brabant en Brabant aan Zee (2008) In de beleidsvisie van de Sociaal Economische Samenwerking (SES) West-Brabant hebben de gemeenten in 2004 zich uitgesproken voor het verder ontwikkelen van waterrecreatie in West-Brabant. Er is samen met de vereniging ‘Varen in West-Brabant’ een start gemaakt met de koppeling tussen water- en landrecreatie. Zo zijn onder meer de jachthavens en aanlegplaatsen verbonden met het bekende fietsknooppuntennetwerk. SES West-Brabant is ook aanjager van het meerjarenprogramma Brabant aan Zee dat tot doel heeft om van West-Brabant een hoogwaardig watersportgebied te maken met een duidelijk profiel en met als uiteindelijk doel een toename van de toeristisch/recreatieve bestedingen. Het programma Brabant aan Zee bundelt de afzonderlijke recreatieprojecten en bewaakt de noodzakelijke afstemming.
4.5. Intentieovereenkomst Mark-Dintel-Vliet 2009-2013 In april 2009 heeft het waterschap, gezamenlijk met de gemeenten Steenbergen, Moerdijk en Halderberge een intentieovereenkomst ondertekend waarbij is ingezet op het (gezamenlijk) versterken van de ecologische, economische, recreatieve en cultuurhistorische waarden in het Mark-Vlietsysteem. Een belangrijk doel van de overeenkomst, is om
23
plannen en projecten in het gebied meer integraal op te pakken en hiermee kosten te besparen. Hoewel voor het waterschap de belangen vooral liggen op het gebied van het realiseren van Ecologische verbindingszones (EVZ’s), Kaderrichtlijn Water (KRW) en Nationaal bestuursakkoord Water (NBW), heeft zij met het ondertekenen van de intentieovereenkomst ook aangegeven een bijdrage te willen leveren in de ambities van de gemeenten op het gebied van recreatie en toerisme. Hierbij gaat het niet om een (financiële) bijdrage, maar vooral om het op een juiste manier afstemmen van de verschillende ambities.
4.6. Toerisme op de kaart In het kader van "Toerisme op de kaart" zet de Kamer van Koophandel zich in voor de groei van het toerisme in West-Brabant. Om het economisch belang van het toerisme in West-Brabant ten minste op het huidige niveau te handhaven, verwacht de Kamer van Koophandel van overheden dat zij stimuleren dat onder andere voldoende fiets-, wandel-, vaar- en paardrijdroutes aanwezig zijn. West-Brabant heeft voldoende potentieel, maar bij zowel bezoekers als ondernemers komt het erg versnipperd over. Er is behoefte aan "beleven" (doen, zien, voelen, ruiken) van het gebied, binnen een kleinschalig familiair karakter.
4.7. Visie water en vrijetijdsbesteding De gemeente Breda heeft met het rapport "Visie water en vrijetijdsbesteding" aangegeven dat sinds 2007 (openen Nieuwe Haven) het water een veel belangrijkere rol is gaan spelen bij de inwoners van Breda. Breda trekt daarnaast vanwege de Bourgondische uitstraling veel (dag)toeristen die men iets wil bieden. Het ontdekken en laten beleven van Breda vanaf het water is daarbij een uitgelezen mogelijkheid.
24
Bijlage 1: Potentiële effecten recreatief medegebruik De nadelige effecten en risico’s van recreatief medegebruik voor het waterschap kunnen als volgt worden onderverdeeld: Effecten op het waterstaatkundig functioneren; Effecten op het reguliere onderhoud door het waterschap; Effecten op de natuurwaarden; Risico’s op het verspreiden van dierziektes.
1. Effecten op het waterstaatkundig functioneren Verschillende activiteiten of bijbehorende voorzieningen hebben nadelige effecten op het waterstaatkundig functioneren van de waterloop of waterkering. Zo kan de aanleg van een strandje of steiger de afvoer van een waterloop beperken. Het toestaan van dergelijke voorzieningen is alleen mogelijk als dit geen negatieve effecten heeft of dat deze voldoende kunnen worden gecompenseerd en ingepast. De Keur en de bijbehorende ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur’ vormen hiervoor het toetsingskader.
2. Effecten op het reguliere onderhoud door het waterschap Recreatief medegebruik van onze beheerobjecten kan van invloed zijn op het onderhoud door het waterschap. Zo moeten ter plaatse van een verkeerd aangelegde steiger in een oppervlaktewaterlichaam de onderhoudswerkzaamheden onderbroken worden en zijn soms zelfs andere werktuigen noodzakelijk. Het onderhoudswerk wordt hierdoor in het algemeen duurder. Ook komt het regelmatig voor dat bij onderhoudswerkzaamheden wandelaars (met loslopende honden) voor onveilige situaties zorgen en dat het waterschap schade aan bijvoorbeeld afrasteringen moet herstellen en extra zwerfvuil moet verwijderen. Voor het waterschap is dit geen reden voor een negatieve grondhouding ten aanzien van recreatief medegebruik. Wel neemt het waterschap hierover duidelijke afspraken in de vergunningen op. Daarnaast heeft het plaatsen van borden een toegevoegde waarde in het voorkomen van ongewenste situaties. Als uit praktijkervaringen blijkt dat er trajecten zijn waar het reguliere onderhoud te negatief wordt beïnvloed door recreatief medegebruik, heroverweegt het waterschap de situatie en trekt mogelijk de vergunning in.
3. Effecten op natuur(waarden)
P op (d ula oo ti r eve to r ev a n oe de ge ri n ng /o n tt r
si ( m ek et e b n es am ch e ad fl ig or in R a) g u im ( b te io b to es op la ve g rl ie s) V er vu (a i fv lin al g )
Fy
Activiteit
V er s fa to u ri n n a g
ek ke n )
In een rapportage van waterschap Rijn en IJssel en Alterra uit 2007 zijn de effecten van recreatieve activiteiten op ecologische verbindingszones (EVZ) en natuurwateren beschreven. Deze effecten zijn in onderstaande figuur samengevat.
bij honden uitlaten wel
Wandelen Fietsen Paardrijden Plaatsgebonden recreatie Sportvissen Varen gemotoriseerd Varen ongemotoriseerd Zwemmen Schaatsen
Effect zal altijd optreden Effect kan optreden Effect is niet/nauwelijks van toepassing
Te zien is dat iedere activiteit altijd wel een negatief effect heeft op het functioneren van de ecologische verbindingszone (EVZ) of het natuurwater. Het gaat dan met name om verstoring van fauna en fysieke beschadiging van de aanwezige flora (de kolommen 2 en
25
3). Voor initiatieven waarvan hier sprake is, kan naast toestemming van het waterschap een ontheffing in het kader van de Flora en faunawet van de provincie noodzakelijk zijn. Aangezien het waterschap ook veel geld investeert in het realiseren van (provinciale) natuurdoelstellingen is het logisch dat ook het waterschap wil voorkomen dat door recreatief medegebruik het functioneren van de ecologische verbindingszone (EVZ) wordt beperkt en dat de natuurwaarden van de wateren worden aangetast. Recreatief medegebruik in/bij deze wateren zal het waterschap dan ook alleen onder strikte voorwaarden toestaan. Door de initiatiefnemer dient te worden aangetoond dat het medegebruik op een juiste manier is ingepast en dat dit geen significant negatieve effecten heeft. Dit betekent dat er vooral kansen zijn voor nog in te richten gebieden. Bij bestaande EVZ’s is recreatief medegebruik vooral buiten de ingerichte zones mogelijk (bijvoorbeeld in de ruimte tussen twee stapstenen of aan de andere zijde van de waterloop). Bovenstaande figuur is een algemene weergave van de mogelijke effecten gedurende het gehele jaar en los van de specifieke doelsoorten die voor een EVZ kunnen gelden. Er is bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt in seizoenen en het is begrijpelijk dat de verstoring tijdens de broedperiode in het algemeen groter is dan buiten deze periode. Daarom is het mogelijk dat bepaalde trajecten wel kunnen worden opengesteld (al dan niet na het nemen van compenserende maatregelen), echter met uitzondering van de broedperiode. Hierover dient bij de planvorming reeds duidelijke afspraken te worden gemaakt en vastgelegd (o.a. met betrekking tot bebording).
4. Risico verspreiding dier- en plantenziekten Door het gebruik van beheerobjecten door recreanten kunnen dier- en plantenziekten verspreid worden. In het geval van zeer besmettelijke ziekten (lijst A ziekten), zoals vogelpest, mond- en klauwzeer, varkenspest etc., zal de Rijksoverheid maatregelen treffen en worden recreanten geweerd in de daartoe aangewezen gebieden. In het geval van algemeen besmettelijke ziekten (lijst B ziekten), zoals bijvoorbeeld paratuberculose is besmetting te voorkomen als recreanten niet in de stallen komen en er geen direct dierdier-contact plaatsvindt. Tot slot is het mogelijk dat honden neosporen (parasieten, die bij koeien abortus kunnen veroorzaken) kunnen overbrengen. Onderzoek van Alterra toont echter aan dat met name boerderijhonden voor verspreiding zorgen en huishonden niet. Dit komt omdat boerderijhonden veel vaker dan huishonden drager zijn van deze parasiet9. De genoemde risico’s kunnen volgens het waterschap voldoende worden beperkt door openstelling van onze beheerobjecten toe te staan onder de algemene en specifieke voorwaarden zoals opgenomen in deze beleidsnota.
9 Bron: Uit de voeten met wandelpaden over boerenland, Praktijkonderzoek Plant&Omgeving, Alterra, Animal Science Group (2003).
26
Bijlage 2: Wettelijk kader 1. Publiekrecht Het waterschap is als functionele overheid belast met de waterstaatszorg. De Waterschapswet verleent de waterschappen de publiekrechtelijke bevoegdheid om in dit kader verordeningen vast te stellen. Zodoende heeft het waterschap de Keur waterschap Brabantse Delta (kortweg Keur) vastgesteld met daarin gebod- en verbodbepalingen met betrekking tot de bij het waterschap in beheer zijnde watersystemen (inclusief de waterkeringen), als en voor zover het waterschap met de zorg voor onderdelen van dat watersysteem is belast. Waterschapswet Op grond van artikel 1 van de Waterschapswet is het waterschap belast met de waterstaatkundige verzorging van het gebied. Dit is weer onder te verdelen in de zorg voor het zuiveren van afvalwater en de zorg voor het watersysteem. De zorg voor het watersysteem is weer te verdelen in het kwantiteitsbeheer, kwaliteitsbeheer en dijkbeheer. Recreatie is dus geen formele taak van het waterschap, maar een aspect dat meegenomen wordt bij het uitoefenen van de formele taken. Keur In de Keur zijn regels (ge- en verboden) opgenomen om te waarborgen dat activiteiten op of bij onze beheerobjecten geen nadelige invloed hebben op de veiligheid of het kunnen uitoefenen van hun (primaire) beheer- en onderhoudstaak. Activiteiten op/bij de beheerobjecten dienen altijd aan deze regels te worden getoetst en vormen de basis voor het al dan niet verlenen van een vergunning voor een activiteit of voorziening. Het gaat hierbij dus om een beoordeling op waterstaatkundige gronden. De Keur gaat uit van het principe ‘geen gebruik in strijd met de functie’. Op deze wijze wordt niet te weinig en niet te veel verboden, maar enkel die activiteiten die de werking van het waterstaatswerk belemmeren of schade toe kunnen brengen. De activiteiten en handelingen die zonder vergunning van het waterschap verboden zijn, zijn opgesomd in hoofdstuk 4 van de Keur van het waterschap. In hoofdstuk 6 van de Keur zijn algemene regels opgenomen. Handelingen of activiteiten die voldoen aan deze algemene regels zijn meldplichtig. Hiervoor is geen vergunning van het waterschap vereist. Met betrekking tot recreatief medegebruik zijn met name de algemene regels met betrekking tot voorzieningen als steigers, vlonders en visstoepen van belang. Voorbeelden Wandelen op een dijk mag dus in principe wel. Een vierdaagse waarbij de grasmat te veel wordt beschadigd dus niet. Paardrijden en motorrijden op waterkeringen is in principe verboden als het niet gaat om een openbare (verharde) weg. Een voorbeeld van het voorkomen van een negatief effect is dat het behalen van onze doelen niet wordt beperkt. Een ander voorbeeld van het voorkomen van een negatief effect is, dat niet in strijd met de functie van het waterstaatswerk mag worden gehandeld. Het nader reguleren van recreatief medegebruik zonder waterstaatkundige grondslag vindt niet plaats in de Keur. Wel kan het waterschap medegebruik beperken als privaatrechtelijk eigenaar van verschillende beheerobjecten en is er andere wet- en regelgeving (Flora en Faunawet, de Scheepvaartverkeerswet, Wegenwet en de Verordening Water van de provincie Noord-Brabant) die van invloed is op recreatief medegebruik. Hier gaan de volgende paragrafen over.
2. Privaatrechtelijke bevoegdheid waterschap Er is een voldoende brede scope aan bestuursrechtelijke middelen voor het waterschap beschikbaar en daarmee resteren er nauwelijks situaties die gereguleerd dienen te worden met privaatrecht. Dit geldt ook voor keringen. Deze keringen worden namelijk ook beschermd door de Keur. Situaties waarbij het waterschap wel wil reguleren via de privaatrechtelijke bevoegdheden, zijn bijvoorbeeld: het betreden van waterschapsterreinen bij rioolwaterzuiveringsinstallaties, poldergemalen en de grotere stuwen. Het betreden van deze terreinen, wordt in principe uit veiligheidsoverwegingen en vanwege de risico´s op schade niet toegestaan.
27
Welk beleid het waterschap hanteert met betrekking tot de eigendommen staat verwoord in het vastgoedbeleid. Als het waterschap eigenaar is van een beheerobject of terrein kan medegebruik privaatrechtelijk gereguleerd worden door fysiek het eigendom af te sluiten door bijvoorbeeld het plaatsen van een hek. Ook kan gebruik beperkt worden toegestaan. Dit dient dan door middel van het plaatsen van borden bij de beheerobjecten aangegeven te worden. Bij onderhoudsstroken en keringen kunnen dergelijke borden worden geplaatst met daarop de tekst: Privaat eigendom waterschap Brabantse Delta, telefoon 076 5641000 1.
Deze dijk is een waterstaatswerk en heeft primair de functie waterkering/ Dit schouwpad is een waterstaatswerk en heeft primair de functie onderhoudspad voor de waterloop/ Deze ecologische verbindingszone is een waterstaatswerk en heeft primair de functie natuur; 2. Het is verboden dit privaat eigendom te gebruiken in strijd met de functie, activiteiten uit te voeren die de werking van het waterstaatswerk belemmeren of schade toe kunnen brengen; 3. Honden dienen aangelijnd te zijn; 4. Het gebruik van motorrijtuigen is verboden; 5. Openstellen geldt van zonsopgang tot zonsondergang; 6. Verboden zijn nader gespecificeerd in hoofdstuk 4 van de Keur van het waterschap. In hoofdstuk 6 van de Keur zijn algemene regels opgenomen. (www.brabantsedelta.nl/Producten&diensten/Keur); 7. Overigens verboden toegang art. 461 Wetboek van Strafrecht. Het waterschap wenst u veel plezier op de dijk/het schouwpad/in de ecologische verbindingszone. Hiermee wordt aangesloten bij de voorwaarden die alle grote terreineigenaren hanteren voor het openstellen van hun eigendommen. Is het waterschap geen eigenaar dan dienen bovengenoemde maatregelen van afsluiten en gebruiksbeperking te worden afgestemd met de betreffende eigenaar (zie ook bijlage 2, §6).
28
3. Recreatief medegebruik in relatie tot de Wegenwet Doordat onderhoudspaden of (delen van) waterkeringen worden gebruikt als wandel- of fietspaden, wordt het regime van de Wegenwet automatisch van toepassing. Onder het begrip “wegen” verstaat de wet naast openbare wegen ook voetpaden en rijwielpaden. In de Wegenwet zijn bepalingen opgenomen over het onderhoud en de openbaarheid van wegen. Ingevolge artikel 4 lid 1 sub II van de Wegenwet, krijgen onderhoudspaden of (delen van) waterkeringen, die in gebruik zijn als voet-/fietspad de wettelijke status van openbare weg, als deze gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende die tijd is onderhouden door het waterschap. Dit wordt ook wel verjaring genoemd. Het is niet gewenst dat onderhoudspaden een openbare weg worden. Dit brengt onderhoudsverplichtingen met zich mee en het waterschap kan niet langer vrijelijk beschikken over deze paden. Het is daarom van belang dat opengestelde paden als privaat eigendom worden aangeduid. De voorwaarden zijn in artikel 4 lid 2 en lid 3 van de Wegenwet verwoord. Hierin is bepaald dat voor het publiek voldoende kenbaar gemaakt moet worden, dat de betreffende weg een private weg betreft, waarvan het gebruik door derden wordt gedoogd. Het kenbaar maken kan gebeuren door het plaatsen van borden met opschriften vergelijkbaar met eigen weg, particuliere weg, private weg. Op plaatsen waar recreanten frequent gebruik maken van de onderhoudspaden moeten borden komen. Aan deze bebording wordt wel de eis gesteld dat deze niet ontsierend is voor het landschap, het waterkerend vermogen aantasten of het onderhoud beperken. De kosten voor deze bebording zijn beperkt, omdat alleen borden noodzakelijk zijn bij paden die frequent gebruikt worden en deze vooral op strategische punten geplaatst worden. Tevens gaat het om borden van beperkte afmetingen, die zoveel mogelijk gecombineerd worden met borden die geplaatst worden voor communicatieve doeleinden (zie ook § 3.5).
4. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet valt onder de bevoegdheid van de provincie. In artikel 2 van de Flora en faunawet is echter een algemene zorgplicht opgenomen. Het waterschap past deze zorgplicht toe bij het beoordelen van initiatieven op/bij de beheerobjecten. Hierbij hanteert het waterschap o.a. de uitgangspunten uit § 6.3.
5. Scheepvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement en Verordening Water De provincie Noord-Brabant heeft in zijn Verordening Water het Dagelijks Bestuur van het waterschap belast met het vaarwegbeheer van de grotere10 vaarwegen en sommige aangrenzende havens. Voor deze wateren en voor de overige11 wateren in West-Brabant is het waterschap ook belast met het nautisch beheer. Met betrekking tot het vaarwegbeheer kan het waterschap regels stellen (bijvoorbeeld in de Keur). De Keur kent slechts een beperkt aantal algemeen geldende regels specifiek voor varen (artikel 4.7). Ook als nautisch beheerder kan het waterschap op grond van de Scheepvaartverkeerswet (en het bijbehorende Binnenvaartpolitiereglement) regels stellen, bijvoorbeeld in de vorm van verkeersbesluiten. Waterschap Brabantse Delta heeft geen verkeersbesluit genomen om recreatievaart op specifieke plekken te reguleren.
6. Eigendom of gebruik door derden Van recreanten wordt verwacht dat zij zich als goede gast gedragen en rekening houden met (belangen en eigendommen van) andere gebruikers. In zijn algemeenheid geldt dat recreatief medegebruik geen schade/ onevenredige hinder dient te veroorzaken bij andere gebruikers. Denk hierbij aan geplaatste veekeringen (draden en hekken) op waterkeringen ten behoeve van agrarisch gebruik. Schade aan deze voorzieningen moet worden voorkomen en indien een hek passeerbaar is, dient deze na passage weer te worden gesloten. Het nader reguleren van het recreatief medegebruik wordt geregeld door uitgangspunten op te nemen in de APV van de betreffende gemeente. Dit wordt per project bekeken. Als waterschapseigendom is verpacht of op een andere wijze in gebruik is gegeven dan moet 10
Het gaat om de wateren die zijn opgenomen op de Keurkaart Vaarwegen van het waterschap. Concreet gaat het om Mark, Dintel, Roosendaalse en Steenbergse Vliet, Mark-Vlietkanaal, Roode Vaart Noord en Zuid en de havens van Steenbergen en de Heen. 11 Het gaat hier om alle oppervlaktewaterlichamen, met uitzondering van Rijkswateren, haven in Oudenbosch, Leurse Haven, haven in Dinteloord en havens en singels in Breda.
29
eveneens overeenstemming worden bereikt met de pachter of gebruiker. Eventueel moet een pacht- of gebruiksovereenkomst worden aangepast. In de situaties waar het waterschap geen eigenaar is van de ondergrond moet voor recreatief medegebruik ook overeenstemming worden bereikt met de betreffende grondeigenaar. Bij verzoeken aan het waterschap waar dit van toepassing is, zal het waterschap de initiatiefnemer hierop wijzen.
7. Aansprakelijkheid en veiligheid Om aansprakelijkstelling door recreanten te voorkomen, moeten bij het gebruik van onze beheerobjecten voorzorgsmaatregelen genomen worden. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van een hekwerk op of bij een stuw en/of het plaatsen van borden met de tekst ‘betreden op eigen risico’. Indien alleen een verzoek tot recreatief medegebruik vraagt om het treffen van deze voorzorgsmaatregelen komen de (meer)kosten hiervoor voor rekening van de betreffende initiatiefnemer (zie ook § 3.6).
8. Toezicht en handhaving Door het openstellen van onze beheerobjecten voor recreatief medegebruik bestaat er een groter risico op het overtreden van wettelijke voorschriften. Dit brengt risico’s op negatieve effecten voor beheerobjecten met zich mee. Toezichthouders en handhavers van het waterschap zien toe op het naleven van publiekrechtelijke regelgeving zoals de Keur. Als recreatief medegebruik is opgenomen in een APV, dan is de gemeente bevoegd toe te zien op het naleven van hetgeen hierin over het recreatief medegebruik is opgenomen. Per gemeente worden hierover zonodig nadere afspraken gemaakt.
9. Bijzondere omstandigheden Het is denkbaar dat het waterschap onder bepaalde omstandigheden en op bepaalde trajecten het recreatief medegebruik tijdelijk wil verbieden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om onverharde trajecten in zeer natte perioden of tijdens een dooiperiode. Ook kunnen voorschriften worden opgenomen over tijdelijke afsluitingen in het broedseizoen van vogels. Hierover worden afspraken gemaakt in de vergunning.
30
Bijlage 3: kaart “Klasse kanoroute toegestaan” (ter inzage bij de concernstaf)
31
Zaaknr. : 10.B0527/11.ZK27217 Kenmerk : 11IT010734 Barcode :
*11IT010734*
beantwoording AB-vragen ‘Recreatief medegebruik beheersobjecten waterschap Brabantse Delta’ Mededeling voor het algemeen bestuur van 31 augustus 2011; Agendapunt 3.c. In de vergadering van het algemeen bestuur op 6 juli 2011 is een aantal informerende vragen gesteld over de beleidsnota recreatief medegebruik. Tevens zijn twee technische vragen nagezonden. In deze mededeling worden de vragen beantwoord. Naar aanleiding van deze vragen is in de beleidsnota recreatief medegebruik op twee plaatsen een (tekstuele) verbetering doorgevoerd en is op één plaats een foute weergave hersteld. In onderstaande mededeling is in blauw weergegeven welke tekstuele wijzigingen zijn doorgevoerd. Beantwoorden vragen: De heer Van der Aa: Vraag: Op bladzijde 4 staat dat het waterschap een rondleiding kan verzorgen in een natuurvriendelijk ingericht gebied, het Markdal. Wij vragen ons af of dat alleen voor het Markdal geldt of voor alle overige natuurvriendelijk ingerichte gebieden? Antwoord: Dit geldt alleen voor het Markdal. Staatsbosbeheer geeft diverse rondleidingen in andere natuurvriendelijk ingerichte gebieden. Vraag: Een opmerking, op bladzijde 5 staat dat het reguliere onderhoud niet bedoeld is om recreatief medegebruik mogelijk te maken of te verbeteren. Wij vinden dat het hier een beetje negatief staat, want het lijkt erop dat wij er niet aan mee willen werken. Daarom is de suggestie om een positieve houding uit te stralen. Antwoord: Het kan inderdaad positiever. Het genoemde deel van de zin is vervangen door “Het mogelijk maken van recreatief medegebruik of het verbeteren van de mogelijkheden hiertoe, valt onder de noemer bijzonder onderhoud.” Het bijzonder onderhoud wordt in de alinea eronder uitgelegd. Oude tekst pagina 5, par. 2.4 (ged.): Het reguliere onderhoud is in principe bedoeld voor het goed waterstaatkundig en ecologisch (blijven) functioneren van het beheerobject en dus niet om recreatief medegebruik mogelijk te maken of de mogelijkheden hiertoe te verbeteren. Binnen het reguliere onderhoud zijn nadere afspraken met betrekking tot het onderhoud mogelijk om bij te dragen aan het vergroten van de recreatieve gebruiksmogelijkheden. Voorwaarde is, dat geen afbreuk wordt gedaan aan het noodzakelijke onderhoudsregime van het waterschap. Is vervangen door nieuwe tekst pagina 5, par. 2.4 (ged.): Het reguliere onderhoud is in principe bedoeld voor het goed waterstaatkundig en ecologisch (blijven) functioneren van het beheerobject. Binnen het reguliere onderhoud zijn nadere afspraken mogelijk met betrekking tot het onderhoud om bij te dragen aan het vergroten van de recreatieve gebruiksmogelijkheden. Het mogelijk maken van recreatief medegebruik of het verbeteren van de mogelijkheden hiertoe, valt onder de noemer bijzonder onderhoud. Voorwaarde is, dat geen afbreuk wordt gedaan aan het noodzakelijke onderhoudsregime van het waterschap. Vraag: Het beleid bij de EVZ staat op bladzijde 14. Wij vragen ons af of het wel zo logisch is zoals het hier vertaald is, want er staat bij de tussenstukken dat wanneer sprake is van stapstenen, je die met name moet gebruiken als verpozing en recreatie. Zou het niet juist andersom moeten zijn, want die tussenstukken zijn smaller en daar is de natuur en de ecologische functie iets kwetsbaarder. Ik noem als voorbeeld hier vlakbij de Bijloop. Hetzelfde geldt voor de sportvisserij, ten minste dat lijkt ons zo te zijn. Antwoord: Het gaat om twee verschillende functies. Bladzijde 14 betreft wordt de functie recreatieknooppunt. Dit is een kruispunt van verschillende recreatieve functies. Deze liggen bij voorkeur buiten een ecologische verbindingszone. Op bladzijde 17, onder sportvisserij, wordt weergegeven dat de stapstenen langs een ecologische verbindingszone ontzien moeten worden. Een smalle EVZ omvat niet veel meer dan een schouwpad met ecologisch ingerichte stapstenen, zoals bijvoorbeeld een paddenpoel. Vissers kunnen dan beter langs het schouwpad gaan zitten.
Vraag: Dan de opmerking dat de recreatie met name aan de niet ingerichte kant van de watergangen moet plaatsvinden en dat is een beetje vreemd, want juist de ingerichte kant biedt de meeste recreatieve waarde. Antwoord: Aan de ingerichte kant staat vaak hoog riet dat het zicht aan de waterloop onttrekt. Extensief recreëren aan de ingerichte kant is dus ook voor de recreant vaak minder aantrekkelijk. Vraag: Het waterschap heeft een opgave van veertig procent (40%) en de gemeenten zestig procent (60%) bij de EVZ. Hebben de gemeenten precies dezelfde voorwaarden of hebben die een ander beleid en zo ja, welk beleid gaat dan voor? Antwoord: Het beleid dat voor gaat is het milieubeleid van de provincie. Het waterschap en de gemeente zijn hierin geen bevoegd gezag. Het waterschap handhaaft de waterschapsfunctie op basis van de Keur. De concept beleidsnota is met diverse gemeenten besproken en de gemeenten hebben over het bovenstaande geen opmerkingen gemaakt. Daarnaast hebben het waterschap en de gemeenten in de afgelopen jaren een goede samenwerking opgebouwd. In praktijk blijkt dat waterschap en gemeente vrijwel altijd tot een oplossing komen die voor beide partijen acceptabel is. Vraag: over het recreatief varen. Het is geen echte stimulans om te recreëren, als er staat dat wij individuele aanvragen niet willen behandelen. Kijk bijvoorbeeld naar de kreken of anderszins. Wat ons betreft moet u op deze punten een nuancering kunnen aanbrengen. Antwoord: De vraag duidt op individueel recreatief varen in ecologische verbindingszones. Individueel varen leidt zelden tot problemen en is daarom overal toegestaan. In de Keur is daarom geen verbod hiervoor opgenomen. In het schema op pagina 13 is dit weergegeven. De verklarende tekst eronder betreft evenementen en was hier niet geheel duidelijk over en was ook gedeeltelijk onjuist. De tekst is op de volgende wijze aangepast. Oude tekst pagina 14 en 15, alinea ‘varen zonder motor’: Ook voor niet-gemotoriseerd varen gelden er volgens de Keur en de Beleidsregel beperkingen of voorwaarden. Het gaat dan om zogenaamde (vaar)evenementen op categorie A oppervlaktewaterlichamen. Het waterschap heeft deze regels opgenomen in de Keur vanuit zijn verantwoordelijkheid als scheepvaartbeheerder. De kaart `Klasse kanoroute toegestaan´ geeft weer op welke plaatsen de individuele kanovaarder of roeier mag varen. Deze kaart is als bijlage 3 aan deze nota toegevoegd. Is vervangen door nieuwe tekst pagina 14 en 15, alinea ‘varen zonder motor’: Ook voor niet-gemotoriseerd varen gelden er volgens de Keur en de Beleidsregel beperkingen of voorwaarden. Het gaat dan om zogenaamde (vaar)evenementen op categorie A oppervlaktewaterlichamen. Het waterschap heeft deze regels opgenomen in de Keur vanuit zijn verantwoordelijkheid als scheepvaartbeheerder. De kaart `Klasse kanoroute toegestaan´ geeft weer op welke plaatsen een vaarevenement mag plaats vinden. Deze kaart is als bijlage 3 aan deze nota toegevoegd. Op individueel ongemotoriseerd recreatief varen gelden volgens de keur geen beperkingen, mits de recreant de waterloop en zijn omgeving met respect en op een juiste wijze volgens zijn functie gebruikt. De heer Aertssen: Vraag: Op bladzijde 3 wordt er gesproken over het uitnodigen van de initiatiefnemers om het recreatief medegebruik met hen te bespreken, maar hoe gaat dat in zijn werk? Antwoord: De weergegeven tekst geeft uitdrukking aan de houding dat het waterschap initiatiefnemers graag uitnodigt om gezamenlijk de mogelijkheden te bekijken. Het initiatief zal voornamelijk bij andere partijen liggen. Bij eigen projecten neemt het waterschap pro-actief contact op met de gemeente(n) en wordt gericht gevraagd of de gemeente recreatieve activiteiten gepland heeft die bij het waterschapsproject aan kunnen sluiten (zie ook paragraaf 2.3, recreatief medegebruik in eigen projectplannen). Vraag: Ik heb ook gelezen op bladzijde 3 dat de tuinen van Bouvigne alleen op werkdagen open zijn, maar waarom kan dit niet in het weekend? Kunt u mij dat aangeven? Antwoord: Aan het in het weekend openstellen van de tuinen zitten financiële consequenties in de vorm van personele bezetting van receptie, beveiliging en toezicht. Deze kosten zijn afgewogen tegen het nut. Geconcludeerd is dat de kosten voor het openstellen van de tuinen in het weekend niet opwegen tegen de meerwaarde ervan. Vraag: Op bladzijde 4 aanhaken bij communicatie- en educatieactiviteiten, kennelijk wordt het geluid van het waterschap nog niet goed gehoord en hoe gaat u dat verbeteren? Antwoord: Verwezen wordt naar de communicatievisie die eind 2010 door het AB is vastgesteld. De afdeling communicatie werkt op basis van deze vastgestelde Communicatievisie een plan uit dat de vraag gaat beantwoorden hoe het waterschap recreatief medegebruik kan combineren met de communicatie over de taken van het waterschap. Daarin wordt ook bepaald in welke mate recreatie en recreatief medegebruik verder bij kunnen dragen aan het positioneren van het waterschap (zie ook pagina 7 van de beleidsnota recreatie).
-2-
Mevrouw Franssen: Vraag: Wie gaat de controle op recreatief medegebruik uitoefenen en hebt u dat in het geheel ook geregeld? Antwoord: De hoofdfunctie van de waterschapsobjecten wordt gehandhaafd op basis van de Keur door de afdeling Handhaving. De initiatiefnemer voor bijvoorbeeld een wandelpad vraagt ontheffing aan. In deze ontheffing wordt onder andere de voorwaarde opgenomen dat de initiatiefnemer bij schades aansprakelijk kan worden gesteld. Eventuele schades worden afgehandeld via de afdeling Juridische Zaken. Mevrouw Franssen en de heer Schreuders: Vraag: Levert het project een goede bijdrage aan de communicatie? Ik zou daar een simpele, doch leuke oplossing voor willen bedenken. Een bord is hartstikke mooi, maar dat hebt u nodig om na tien jaar niet allerlei zaken kwijt te raken, maar ik wil ervoor pleiten om waterschapsprullenbakken of -banken neer te zetten, zodat je elke keer aan mensen duidelijk maakt dat het waterschap dit mede mogelijk maakt, dus dat lijkt mij een mooie taak voor de afdeling communicatie. Antwoord: De afdeling communicatie gaat op basis van deze beleidsnota een uitvoeringsplan opstellen, waarin dit punt meegenomen wordt. Overigens wordt opgemerkt dat prullenbakken geleegd dienen te worden en dus een extra kostenpost met zich meebrengen. Het waterschap gaat uit van het principe dat de recreanten hun eigen afval weer meenemen en plaatst daarom geen prullenbakken. De heer Schreuders: Vraag: In de nota wordt gesteld dat de uitwerking op kaarten zou plaatsvinden. Het lijkt ons een goede zaak om het gebiedsgericht te maken. Worden deze kaarten afgestemd met de belanghebbende organisaties, die in de nota worden genoemd en kan dat worden toegezegd? Onze fractie zou graag willen dat als deze kaarten er eenmaal zijn, deze bij het AB ter informatie terugkomen. Antwoord: Naar verwachting is in oktober een kaart met gebruiksmogelijkheden beschikbaar en wordt deze aan de gemeenten ter beschikking gesteld met de vraag of zij zich hierin kunnen vinden. Eventuele pijnpunten worden besproken en de uitkomsten worden verwerkt op de kaart. Het resultaat wordt rond de jaarwisseling met de portefeuillehouder besproken en vervolgens ter informatie aan het AB gestuurd. De kaart wordt tevens op de waterschapssite geplaatst en is daar dan door eenieder te raadplegen. Vraag: De heer Van der Veer ging al in op de natuurtoets. Dat vinden wij een goede zaak, maar de kanttekening daarbij is dat het nog niet is uitgewerkt in de nota. Hoe is het met de status hiervan in relatie tot de bevoegdheden van het waterschap in het kader van natuurbeschermingswetgeving? Misschien dat het DB daar nog even op in kan gaan. Antwoord: De provincie (en soms het rijk) is het bevoegd gezag voor de natuurtoets en heeft de taak hiervoor handhavend op te treden. Bij nieuwe ontwikkelingen vindt een quickscan plaats om na te gaan of mogelijk beschermde soorten in het geding zijn. Als wordt verwacht dat beschermde soorten in het geding zijn, vindt een natuurtoets plaats waaruit blijkt of een ontheffingsaanvraag nodig is. Indien een ontheffing nodig is, vragen de initiatiefnemer en het waterschap (als grondeigenaar) de ontheffing aan. Een omgevingsvergunning wordt aangevraagd bij de gemeente, een ontheffing wordt aangevraagd bij de dienst regelingen (voorheen LNV). Mevrouw Pijnenburg: Vraag: Een van onze schaduwfractieleden is een fanatiek roeier en die gaf aan dat hij het punt roeien in de nota mist. De Markregatta werd genoemd als een belangrijk evenement, waarbij wij ons op een positieve manier zouden kunnen manifesteren. Bovendien schijnen de nationale toppers hier te trainen. Wellicht kan het roeien worden opgenomen bij het varen. Antwoord: kanoën en roeien vallen onder dezelfde categorie. Dit is in de beleidsnota als volgt aangepast. Oude tekst pagina 13, par. 3.3.2. (ged.): Voor recreatief (kano)varen heeft het waterschap de kaart “klasse kanoroute toestaan” opgesteld, zie bijlage 3. Is vervangen door nieuwe tekst pagina 5, par. 2.4 (ged.): Voor recreatief varen (kano of roeiboot) heeft het waterschap de kaart “klasse kanoroute toestaan” opgesteld, zie bijlage 3. Nagezonden technische vragen van de fractie Water Natuurlijk De heer Van Riet: Vraag: Op diverse plaatsen is sprake van het in principe bij individueel gebruik vrij toegankelijk zijn van de diverse paden van Brabantse Delta. De vraag is of dit dus ook de “schouwpaden” betreft? Antwoord: Ja, mits ze eigendom zijn van het waterschap. Vraag: Zijn er van andere terreinbeheerders voorbeelden bekend dat op een proactieve manier de openstelling ter plaatse aangeven wordt? Zo ja zijn die voorbeelden - met bijv. de bebording - technisch gezien ook toepasbaar bij Waterschapsobjecten? Antwoord: Er zijn voorbeelden bekend van bordjes van bijvoorbeeld de terreinbeherende instanties Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Het waterschap heeft eigen borden om de herkenbaarheid te
-3-
vergroten. Daarnaast is waterschap De Dommel meer proactief in het promoten van recreatief medegebruik in de vorm van wandel- en fietsroutes. Waterschap Aa en Maas straalt juist meer een houding uit van ja, mits dit geen waterstaatkundig bezwaren met zich mee brengt. Natuurbeherende instanties brengen in hun terreinen een zonering aan waar recreanten wel en niet welkom zijn.
-4-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 11.B0138/11.ZK04181 : 11IT004718
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf
: : : : : :
Bijlage(n)
:
11IT004718 kaart verdachte en onverdachte locaties watersystemen, afdeling beleid 6 juli 2011/31 augustus 2011 3d Kaarten verdachte en onverdachte locaties (11IT005446 – 11IT005447 – 11IT005448 – 11IT005449) Toelichtende kaarten (11IT005450 – 11IT005451 – 11IT005452 – 11IT005453) -
besluit kaart verdachte en onverdachte locaties (11IT005360) doorvertaling verdachte locaties naar praktijk (11IT005363) integrale tekst na partiële herziening (11IT005361) kaart verdachte en onverdachte locaties-voorbeeld-district Zuiderafwateringskanaal (11IT006866)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding Eén van de kerntaken van het waterschap vanuit het waterkwantiteitsbeheer is om de waterlopen in het beheergebied op diepte te houden ten behoeve van de doorvaart en het in stand houden van de aan- en afvoerfunctie van de waterlopen. Deze nota heeft betrekking op de onderhoudsbaggerwerkzaamheden. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit is het waterschap verplicht om voorafgaand aan onderhoudsbaggerwerkzaamheden een verkennend waterbodemonderzoek uit te laten voeren naar de kwaliteit van de baggerspecie. De Regeling bodemkwaliteit kent een vrijstelling van de onderzoeksplicht van onderhoudsbaggerspecie afkomstig uit onverdachte locaties, die wordt verspreid of tijdelijk wordt opgeslagen op het aangrenzend perceel en er geen fysieke belemmeringen zijn om de baggerspecie te verspreiden. Het waterschap wil gebruik maken van deze vrijstelling. Om van de vrijstelling gebruik te maken moet het waterschap conform de Regeling bodemkwaliteit een overzicht met onverdachte locaties in het waterbeheerplan opnemen. Context Voorafgaand in alle watergangen waar onderhoudsbaggerwerkzaamheden gepland zijn, wordt eerst onderzoek verricht naar de diepte van de watergangen om hiermee de noodzaak tot baggeren vast te stellen. Daarna volgt het verkennend waterbodemonderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verdachte locaties, welke een normale onderzoeksinspanning behoeven (1 mengmonster per maximaal 500 meter) en onverdachte locaties, welke een lichte onderzoeksinspanning behoeven (1 mengmonster per maximaal 2.500 meter). De Regeling bodemkwaliteit kent een vrijstelling van de onderzoeksplicht voor onderhoudsbaggerspecie afkomstig uit onverdachte locaties, die wordt verspreid of tijdelijk wordt opgeslagen op het aangrenzend perceel. Een onverdachte locatie is een locatie waar geen vermoeden van mogelijke waterbodemverontreiniging bestaat. Om van de vrijstelling gebruik te maken moet het waterschap conform de vereisten uit de Regeling bodemkwaliteit een overzicht met onverdachte locaties in het waterbeheerplan opnemen. Bestuurlijke besluitvorming In het Waterbeheerplan 2010-2015 heeft waterschap Brabantse Delta de maatregel opgenomen om uiterlijk 2011 een overzicht van onverdachte locaties te maken. De Regeling bodemkwaliteit regelt dat de kaart met onverdachte locaties opgenomen moet worden in het waterbeheerplan. Gezien het waterbeheerplan in december 2009 door het algemeen bestuur is vastgesteld, betekent dit een partiële herziening van het waterbeheerplan, waarover in het algemeen bestuur besluitvorming dient plaats te vinden. Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta heeft in zijn vergadering van 22 februari 2011 het Besluit ‘Kaart verdachte en onverdachte locaties’ als ontwerp vastgesteld en deze vrijgegeven voor inspraak (11.B0026).
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het voorgestelde Besluit ‘Kaart verdachte en onverdachte locaties’? Strategie Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta heeft in zijn vergadering van 22 februari 2011 het Besluit ‘Kaart verdachte en onverdachte locaties’ als ontwerp vastgesteld en deze vrijgegeven voor inspraak. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het ontwerpbesluit met bijbehorende bijlagen met ingang van vrijdag 4 maart 2011 tot en met vrijdag 15 april 2011 ter inzage gelegen op het kantoor van het waterschap en gedurende dezelfde periode te lezen op en te downloaden van de website van het waterschap. Er zijn geen zienswijzen ingediend, zodat er geen aanleiding is om het ontwerpbesluit aan te passen. Het besluit is als bijlage toegevoegd. Totstandkoming kaart verdachte en onverdachte locaties Om tot een verantwoorde onderverdeling van verdachte en onverdachte locaties te komen is getoetst aan de criteria in de Regeling bodemkwaliteit en gebruik gemaakt van beschikbare gemeten kwaliteitsgegevens (vanaf 2004) van de waterbodems in het beheergebied. Wijze van waterbodemonderzoek De voorgestelde wijze van waterbodemonderzoek luidt als volgt: Het waterschap verricht geen waterbodemonderzoek in onverdachte locaties waarvan onderzoeksgegevens van de waterbodemkwaliteit beschikbaar zijn vanaf 2004, en dit onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van waterbodemverontreiniging. In onverdachte locaties waar deze onderzoeksgegevens niet bekend zijn, wordt voorafgaand aan het onderhoud nog wel een (lichte) onderzoeksinspanning verricht totdat ook in deze locaties onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van waterbodemverontreiniging. Het waterschap heeft op grond van de Regeling bodemkwaliteit de zorgplicht dat als er redelijkerwijs vermoed kan worden dat een locatie niet voldoet aan de normen voor het verspreiden op aangrenzend perceel, deze als verdacht aangemerkt worden en er dus een normale onderzoeksinspanning verricht wordt. Door de aanwezigheid van de onderzoeksgegevens van de waterbodemkwaliteit als belangrijk criterium te hanteren, geeft het waterschap meer invulling aan de zorgplicht jegens de ontvangstplichtige eigenaar. Beoordeling ∗ Financiële gevolgen De voorgestelde wijze van waterbodemonderzoek voorziet in een jaarlijkse besparing van de onderzoekskosten voor het waterschap. Een nauwkeurige weergave van deze jaarlijkse besparing is niet te geven. Dit, omdat de ervaring heeft geleerd, dat het niet altijd noodzakelijk blijkt dat per baggercyclus alle waterlopen ook daadwerkelijk gebaggerd moeten worden. Op basis van de huidige inzichten en ervan uitgaande dat overal gebaggerd wordt, is een schatting gemaakt naar deze jaarlijkse besparing. De totale kosten voor het waterbodemonderzoek bedragen ongeveer € 90.000,- per jaar. Indien ingestemd wordt met de voorgestelde wijze van waterbodemonderzoek zal de besparing ongeveer 10% tot 15% (± € 10.000,-) per jaar zijn. ∗
Juridische gevolgen Om gebruik te maken van de uitzondering van de onderzoeksplicht wordt de kaart opgenomen in het waterbeheerplan, zoals bedoeld in artikel 4.3.4. lid 4 sub g van de Regeling bodemkwaliteit. De kaart zal iedere zes jaar herzien worden parallel aan de actualisatie van het waterbeheerplan of afhankelijk van de doorlooptijd van de baggercyclus. De eerste herziening zal al over drie jaar plaatsvinden parallel aan de actualisatie van het waterbeheerplan in 2015. Dan wordt bezien of er verdachte locaties nu mogelijk onverdacht zijn geworden en andersom. De vastgestelde kaart is leidend in de uitvoering van verkennende waterbodemonderzoeken. Echter, indien er ter plaatse van onverdachte locaties sterke vermoedens zijn ontstaan voor waterbodemverontreiniging, zal er in de betreffende locatie wel waterbodemonderzoek plaatsvinden alvorens de onderhoudsbaggerspecie verspreid of tijdelijk opgeslagen wordt op het aangrenzend perceel. Indien noodzakelijk blijft altijd de mogelijkheid bestaan om de kaart tussentijds (eerder dan formele herziening van het waterbeheerplan) aan te passen. Een tussentijdse wijziging van de kaart vereist een besluit van het algemeen bestuur. Indien na vaststelling van de kaart een ontvangstplichtige perceeleigenaar twijfelt aan de kwaliteit van de baggerspecie uit een niet-onderzochte locatie, kan een aanvraag worden gedaan voor een waterbodemonderzoek. Indien blijkt dat de onderhoudsspecie gekwalificeerd wordt als verspreidbaar op het aangrenzend perceel, dient de aanvrager de onderzoekskosten te betalen. Indien blijkt dat de kwaliteit van de specie niet-verspreidbaar is op het aangrenzend perceel, betaalt het waterschap de onderzoekskosten. -2-
∗
Personele gevolgen niet van toepassing
∗
Overig De kaart biedt duidelijkheid aan de ontvangstplichtigen over de wijze waarop het waterschap het verkennend waterbodemonderzoek voorafgaand aan onderhoudsbaggerwerkzaamheden verricht. Een kaart met een overzicht van de verdachte en onverdachte locaties leidt tot efficiency in de operationele werkzaamheden, zoals: o transparantie betreffende het doorgeven van de te bemonsteren trajecten aan het laboratorium en de wijze waarop deze bemonsterd moeten worden (normale of lichte onderzoeksinspanning); o continuïteit in de werkzaamheden, zeker indien er een functiewisseling plaatsvindt; o de kaart maakt het onderscheid tussen verdachte en onverdachte locaties uniformer, objectiever en transparanter; o de kaart maakt inzichtelijk waar vermoedens van waterbodemverontreiniging zijn.
Communicatieparagraaf Intern: De kaart verdachte en onverdachte locaties is in beheer bij de afdeling onderhoud. De kaart met verdachte en onverdachte locaties zal worden gebruikt bij het aanwijzen hoe de bemonstering dient plaats te vinden. Extern: Doordat er geen zienswijzen zijn ingediend, behoeft er geen terugkoppeling plaats te vinden van de inspraaknota naar de personen en organisaties, die hun zienswijze ingediend hebben. Na vaststelling van het definitief besluit zal deze openbaar worden bekendgemaakt. Tevens wordt de kaart en de werkwijze opgenomen in het waterbeheerplan 2010-2015 dat voor eenieder te raadplegen is. Advies: Het algemeen bestuur stelt het Besluit ‘Kaart verdachte en onverdachte locaties’ vast.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-3-
Zaaknr. : 11.ZK04181 Kenmerk : 11IT005360 Barcode :
*11IT000251*
Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 3 mei 2011 met kenmerk 11IT004718; gelet op artikel 4.8 lid 1 van de Waterwet; Overwegende dat: -
artikel 38 lid 1 van het Besluit bodemkwaliteit het waterschap verplicht om voorafgaand aan onderhoudsbaggerwerkzaamheden een verkennend waterbodemonderzoek uit te laten voeren naar de kwaliteit van de baggerspecie;
-
op grond van artikel 4.3.4. lid 4 van de Regeling bodemkwaliteit, een vrijstelling van de onderzoeksplicht geldt voor het verspreiden en tijdelijk opslaan van baggerspecie op het aangrenzend perceel als de baggerspecie afkomstig is uit onverdachte locaties;
-
waterschap Brabantse Delta gebruik wil maken van de hiervoor genoemde vrijstelling;
-
locaties als onverdacht aangemerkt kunnen worden indien er geen vermoeden van mogelijke aanwezige waterbodemverontreiniging bestaat;
-
het waterschap in het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010-2015 de maatregel heeft opgenomen om uiterlijk 2011 een overzicht van onverdachte locaties te maken; BESLUIT:
I vast te stellen de “kaart verdachte en onverdachte locaties” met kenmerken 11IT005446 - 11IT005447 11IT005448 - 11IT005449; II de onder I bedoelde kaart op te nemen in het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010-2015; III het waterschap verricht geen waterbodemonderzoek in onverdachte locaties waarvan onderzoeksgegevens van de waterbodemkwaliteit beschikbaar zijn vanaf 2004 en uit die gegevens blijkt dat er geen sprake is van waterbodemverontreiniging; -
in onverdachte locaties waar de hierboven genoemde gegevens niet bekend zijn, wordt voorafgaand aan het onderhoud nog wel een lichte onderzoeksinspanning verricht totdat ook in deze locaties onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van waterbodemverontreiniging.
IV in het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010-2015, paragraaf 5.2.1, onder “Waterbodems onderhouden” de volgende tekst toe te voegen: “Uitvoeren van onderzoek Voorafgaand aan onderhoudsbaggerwerkzaamheden laat het waterschap in verdachte locaties een waterbodemonderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van de baggerspecie. Het gaat dan om de gebieden: a. b. c.
die zijn bebouwd, daaronder begrepen kassen- en industriegebieden; waar regelmatig beroeps- of pleziermotorvaart plaatsvindt; waar geloosd wordt na de laatste keer dat er is gebaggerd (o.a. overstorten, effluentlozingen);
d. e. f.
grenzend aan wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 500 voertuigen per dag, tenzij het betreft bermsloten op een afstand van ten minste 15 meter waarin de wegriolering niet loost; met een oeverbeschoeiing die bestaat uit met gecreosoteerde olie behandeld hout; en gebieden waarvan het waterschap redelijkerwijs kan vermoeden dat er mogelijke waterbodemverontreiniging is. Als verdacht kenmerkt het waterschap ook campings, potentiële saneringslocaties, reeds gesaneerde locaties, fruitteeltgebieden, boomkweek, en locaties waar in het verleden matig tot sterk verontreinigde baggerspecie is aangetroffen.
Op basis van de Regeling bodemkwaliteit is voor het verspreiden en tijdelijk opslaan van baggerspecie uit onverdachte locaties waterbodemonderzoek niet noodzakelijk. Het waterschap verricht geen waterbodemonderzoek in onverdachte locaties waarvan tevens onderzoeksgegevens van de waterbodemkwaliteit beschikbaar zijn en dit onderzoek uitwijst dat de onderhoudsbaggerspecie geen aanwezigheid van waterbodemverontreiniging vertoond. In onverdachte locaties waar deze onderzoeksgegevens niet bekend zijn, wordt voorafgaand aan onderhoud nog wel een (lichte) onderzoeksinspanning verricht totdat ook in deze locaties onderzoek uitwijst dat in de onderhoudsbaggerspecie geen waterbodemverontreiniging bestaat. De kaarten in bijlage 10 a t/m d geven een overzicht van de verdachte en onverdachte locaties in het beheergebied van het waterschap. “ en in paragraaf 5.2.1 onder “Nieuwe regels” de volgende zin te verwijderen: “Het waterschap gaat wel alvast een lijst van onverdachte locaties opstellen. Voor deze locaties is in beginsel geen uitgebreid onderzoek nodig bij regulier baggerwerk” IV het besluit wordt aangehaald als “Besluit kaart verdachte en onverdachte locaties’’; V dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 31 augustus 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Zaaknr. : 11.ZK04181 Kenmerk : 11IT005363 Barcode :
11IT005363
In artikel 4.3.4., vierde lid, Regeling bodemkwaliteit zijn de criteria genoemd die een locatie verdacht maken. Onderstaand volgt de uitleg hoe deze criteria zijn doorvertaald naar de praktijk. Waterbodemonderzoek is niet noodzakelijk voor het verspreiden en tijdelijk opslaan van baggerspecie op het aangrenzend perceel als de baggerspecie niet afkomstig is van oppervlaktewateren in de gebieden: a. die zijn bebouwd, daaronder begrepen kassen- en industriegebieden; b. waar regelmatig beroeps- of pleziermotorvaart plaatsvindt; c. waar geloosd wordt na de laatste keer dat er is gebaggerd; Æ Rioolstelsels, industriële lozers direct op oppervlaktewater, effluentlozingen en overige lozingen waartoe een vergunning is afgegeven en een vermoeden voor mogelijke waterbodemverontreiniging geldt. d. grenzend aan wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 500 voertuigen per dag, tenzij het betreft bermsloten op een afstand van ten minste 15 meter waarin de wegriolering niet loost; Æ Autosnelwegen, hoofdwegen en regionale wegen worden aangenomen als type wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 500 voertuigen per dag. De lokale wegen zijn niet weergegeven op de kaart. De spoorwegen zijn ook op de kaart weergegeven. e. met een oeverbeschoeiing die bestaat uit met gecreosoteerde olie behandeld hout; Æ Het signaleren van het gecreosoteerd hout wordt opgenomen in het protocol bij het kwantitatief onderzoek. Bij het bepalen van de baggeraanwas, zal ook gekeken worden of er sprake is van oeverbeschoeiing met gecreosoteerd hout. f.
waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat deze niet voldoen aan de maximale waarden voor het verspreiden van baggerspecie als bedoeld in artikel 35, onder f en i, van het besluit, of Æ Sub f is een bepaling gericht op de invulling van de zorgplicht van het waterschap. Uitgangspunt hierbij is dat de locatie/het object invloed moet hebben op de kwaliteit van de onderhoudsspecie. De zorgplicht is ingevuld door onderstaande criteria ook als verdacht te kenmerken: Campings; Toekomstige en uitgevoerde saneringslocaties; (voormalige) stortplaatsen; Fruitteeltgebieden en boomkweek; Locaties waar in het verleden matig tot sterk verontreinigde baggerspecie is aangetroffen.
g. die niet zijn aangegeven in een beheersplan als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de waterhuishouding Æ Om van de uitzondering gebruik te maken moet het waterschap conform de Regeling bodemkwaliteit een overzicht met onverdachte locaties in het waterbeheer-plan opnemen.
Zaaknr. : 11.ZK04181 Kenmerk : 11IT005361 Barcode :
11IT005361 Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010-2015 paragraaf 5.2.1 INTEGRALE TEKST NA PARTIËLE HERZIENING :
Waterbodems onderhouden Baggeren Het waterschap onderhoudt tientallen kilometers watergangen. Iedere zes jaar controleert het waterschap de diepte van watergangen. Zo nodig baggert het waterschap ze daarna uit. Waar het kan, zet het waterschap de bagger op de kant. In de afgelopen jaren waren sommige watergangen zo vervuild dat baggeren ook nodig was om de kwaliteit te verbeteren. Dat is in de komende periode is niet nodig (zie rapport effecten nalevering waterbodems). Het baggerprogramma staat in het waterbodembeheerplan uit 2006; de planning is hieronder weergegeven. Baggerwerkzaamheden in zogenoemde ‘waterlichamen’ heeft het waterschap ook opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen voor de kaderrichtlijn Water. Het waterschap heeft zich aan de EU verplicht die werkzaamheden uit te voeren.
Uitvoeren van onderzoek Voorafgaand aan onderhoudsbaggerwerkzaamheden laat het waterschap in verdachte locaties een waterbodemonderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van de baggerspecie. Het gaat dan om de gebieden: a.
die zijn bebouwd, daaronder begrepen kassen- en industriegebieden;
b.
waar regelmatig beroeps- of pleziermotorvaart plaatsvindt;
c.
waar geloosd wordt na de laatste keer dat er is gebaggerd (o.a. overstorten, effluentlozingen);
d.
grenzend aan wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 500 voertuigen per dag, tenzij het betreft bermsloten op een afstand van ten minste 15 meter waarin de wegriolering niet loost;
e.
met een oeverbeschoeiing die bestaat uit met gecreosoteerde olie behandeld hout;
f.
en gebieden waarvan het waterschap redelijkerwijs kan vermoeden dat er mogelijke waterbodemverontreiniging is. Als verdacht kenmerkt het waterschap ook campings, potentiële saneringslocaties, reeds gesaneerde locaties, fruitteeltgebieden, boomkweek, en locaties waar in het verleden matig tot sterk verontreinigde baggerspecie is aangetroffen.
Op basis van de Regeling bodemkwaliteit is voor het verspreiden en tijdelijk opslaan van baggerspecie uit onverdachte locaties waterbodemonderzoek niet noodzakelijk. Het waterschap verricht geen waterbodemonderzoek in onverdachte locaties waarvan tevens onderzoeksgegevens van de waterbodemkwaliteit beschikbaar zijn en dit onderzoek uitwijst dat de onderhoudsbaggerspecie geen aanwezigheid van waterbodemverontreiniging vertoond. In onverdachte locaties waar deze onderzoeksgegevens niet bekend zijn, wordt voorafgaand aan onderhoud nog wel een (lichte) onderzoeksinspanning verricht totdat ook in deze locaties onderzoek uitwijst dat in de onderhoudsbaggerspecie geen waterbodemverontreiniging bestaat. De kaarten in bijlage 10 a t/m d geven een overzicht van de verdachte en onverdachte locaties in het beheergebied van het waterschap.
Nieuwe regels De regelgeving over bodemkwaliteit en waterbodemkwaliteit verandert. De waterbeheerder wordt bevoegd gezag voor het omgaan met waterbodems. Bij de beoordeling van de waterbodemkwaliteit gaat het belang voor het omringende gebied een sterkere rol spelen. Het toetsings- en afwegingskader is nog niet klaar en daarom is ook niet bekend of nieuwe maatregelen nodig zijn. Het waterschap gaat wel alvast een lijst van onverdachte locaties opstellen. Voor deze locaties is in beginsel geen uitgebreid onderzoek nodig bij regulier baggerwerk. Ook gaat het Het waterschap gaat in de nieuwe legger aangeven waar de grens tussen landbodem en waterbodem ligt. Dat is belangrijk omdat voor land- en waterbodems verschillende regels gelden. Zodra de regels voor gebiedskwaliteit duidelijk zijn, werkt het waterschap die uit voor waterbodems.
-2-
&
& &
&
&&
&
&
Teteringen
&
&
&
&
&
&
&
&
Raamsdonksveer
&
&
&
&
&
&
&
&
&
&
&
&
&
&
&
Oosterhout
&
&
&
&
&
&
&
Raamsdonk
&
Geertruidenberg
&
&
&
&
& &
&
&
Dongen
&
's Gravenmoer
Capelle
&
&
&
&
& &
&
&
Sprang
&
Kaatsheuvel
Vrijhoeve-Capelle Nieuwe-Vaart Waspik-Zuid
Waspik
& &
's Gravenmoerse Vaart
&
& &
&
&
& &
&
&
&
&
&
&
&
&
& &
&
&
&
& &
&
&
&
& &
&
&
& &
&
&
&
&
&
&
& &
&
&
&
&
& &
&
&
&
&
&
&
&
&
& &
&
Hank
&
&
&
&
& &
&
& &
&
&& &
&
& &
& &
&
&
& & &
& &
&
& &
&
&&
&
&
&
&
&
&
&
&&
&
Waalwijk
&&
&
0.7
1.4
2.1
2.8 km
SCHAAL
FORMAAT
A3
1:60 000
2
VOLGNUMMER
1.0
VERSIE
Afd. Geo-Informatie
AFDELING
waterschap Brabantse Delta
OPDRACHTNEMER
Afd. Beleid
OPDRACHTGEVER
°
25-05-2011
DATUM
Verdachte en onverdachte locaties
PROJECTOMSCHRIJVING
0
Bebouwd gebied (stedelijk en industrie)
Waterschapsgrens
Districten
Onverdachte locaties (geen onderzoeksinspanning nodig) Overige waterlopen
(lichte onderzoeksinspanning nodig)
(normale onderzoeksinspanning nodig) Onverdachte locaties
Verdachte locaties
Legenda
Verdachte en onverdachte locaties, district Zuiderafwateringskanaal Partiële herziening waterbeheerplan
G:\SBO-GeoInformatie\0610278\01\04\10.ZK00610 Algemeen Beleid\gis\maps\20100701_Bodemonderzoek\Onverdachte en verdachte locaties 20110518_Zuiderafwateringskanaal_a3.mxd
&
Loon op Zand
&
& &
& &
&
& &
&
&
& &
&
&
&
&
&
&
&
&
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 11.B0207/11.ZK12516 : 11IT008265
Barcode Onderwerp
: 11IT008265 : vervangen bestaande influentleiding rwzi Bath, aanvraag uitvoeringskrediet (project 552) : zuiveringsbeheer, afdeling bouwzaken : 6 juli 2011 : 3e : -: toetsingslijst (11IT008367) investeringsbesluit (11IT008366)
Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding In de ochtend van vrijdag 27 mei 2011 werd een leidingbreuk geconstateerd. Het inkomende afvalwater (op dat moment een aanvoer van 11.000 m3/uur) van de rwzi Bath stroomde over het terrein. De breuk ontstond in de influentleiding (diameter 1,8 meter) tussen het roostervuilgebouw en het hoofdverdeelwerk, op het terrein van de rwzi Bath. Direct daarop zijn noodmaatregelen getroffen, die op hoofdlijnen bestaan uit het provisorisch dichten van de lekkage, het opruimen van het afvalwater en het aanbrengen van noodleidingen. Sinds zondag 29 mei kan rioolwater weer naar Bath, maar minder dan normaal. Dat zorgt voor lokale overstorten in de zeven gemeenten die op de rioolwaterzuivering in Bath zijn aangesloten. Dit was voorzien en gecommuniceerd naar zowel betrokken overheidspartners als de buitenwereld. Waterschappers stonden dag en nacht paraat om overlast bij overstorten zo veel mogelijk tegen te gaan. Inmiddels is de aanvoercapaciteit van rioolwater richting Bath verhoogd, waardoor aanzienlijk minder overstorten plaatsvinden. Niet voorzien was dat de reparatiewerkzaamheden veel complexer zijn en meer tijd kosten dan gedacht. De lokale overstorten duren daardoor langer dan verwacht. Alle energie en aandacht is nu gevestigd op het optimaliseren van de aanvoercapaciteit via twee noodleidingen, het terugdringen van de overstorten en de lange termijn oplossing: het vervangen van de leiding. Over de noodmaatregelen is een afzonderlijke adviesnota opgesteld. Deze adviesnota betreft de vervanging van de bestaande, gerepareerde influentleiding. Context Op de rwzi Bath (Zeeland) zuivert waterschap Brabantse Delta het afvalwater van een groot gedeelte van West-Brabant: gemeenten Moerdijk, Roosendaal, Bergen op Zoom, Halderberge, Steenbergen (gedeeltelijk), Woensdrecht, Rucphen en Etten-Leur (gedeeltelijk). De aanvoer van het afvalwater vindt plaats via de belangrijkste en langste transportleiding voor afvalwater van West-Brabant: de zestig kilometer lange afvalwaterpersleiding (AWP) van Moerdijk naar de rioolwaterzuivering in Bath. Algemene informatie over de rwzi Bath: gemiddelde droogweeraanvoer van 75.000 m3/etmaal (gemiddeld 3.125 m3/uur); een piek droogweeraanvoer (DWA) van 6.000 m3/uur; een regenweeraanvoer (RWA) van max. 18.500 m3/uur. De AWP en de aanvoersituatie naar Bath is een systeem dat geen reservecapaciteit kent. Ook in ‘normaal’ bedrijf komen er vaker situaties voor die de afvoersituatie beperken, zoals het stilvallen van de persleidingpompen door technische storingen of gepland onderhoud. Daardoor is het vaker voorgekomen dat de aanvoercapaciteit een paar dagen tot paar weken noodgedwongen is beperkt tot 12.000 m3 per uur. Alleen duurt het nu langer. De te vervangen influentleiding is 250 meter lang en heeft een diameter van 1,8 meter. De leiding bevindt zich tussen het roostervuilgebouw en het hoofdverdeelwerk op het terrein van de rwzi Bath. AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
Bestuurlijke besluitvorming Het dagelijks bestuur is op 14 juni 2011 geïnformeerd over de stand van zaken, evenals het algemeen bestuur op 15 juni 2011. Vraagstelling De oorspronkelijke influentleiding behoeft vervanging, want de leiding is op meerdere plaatsen aangetast. Vanuit de noodmaatregelen voor de calamiteit zijn 2 noodleidingen gerealiseerd. Kan het algemeen bestuur instemmen met de vervanging van de influentleiding, zodat de noodmaatregelen kunnen worden beëindigd en de bedrijfsvoering weer normaal kan worden? De kosten van de vervanging (project 552) zijn begroot op € 1,585 miljoen euro. Het dagelijks bestuur is voornemens om toestemming te geven voor een vereenvoudigde vorm van aanbesteding, zodat de doorlooptijd kort kan worden gehouden. De strategie Zoals in het bovenstaande is beschreven, dient de bestaande influentleiding te worden vervangen. Inspecties Voor het aanvoersysteem van rwzi Bath, genaamd de Afval Water Persleiding (AWP), is een werkgroep AWP actief. Deze werkgroep heeft als taak om: a. de lange termijnstrategie voor de AWP te bepalen; b. de AWP te inspecteren aan de hand van een inspectieprogramma en om de benodigde investeringen vast te stellen. Een aantal investeringen is reeds opgenomen in het investeringsprogramma. Nog niet de gehele AWP is in beeld gebracht; het inspecteren en droogzetten is complex en vraagt langdurige uitbedrijfnames; het is de verwachting dat dit inspectieprogramma niet eerder dan in 2012 kan worden afgerond. Aanbesteding Het inkoop- en aanbestedingsbeleid geeft bevoegdheid aan het dagelijks bestuur om voor bepaalde situaties een andere inkoopprocedure te volgen dan is voorgeschreven in het inkoop- een aanbestedingsbeleid. Voor de vervanging van de betreffende influentleiding, zijn voor wat betreft de marktbenadering drie mogelijkheden, te weten: 1. Nationaal openbare aanbesteding; 2. Een meervoudig onderhandse aanbesteding; 3. Een enkelvoudig onderhandse aanbesteding. De doorlooptijd van de vervanging dient minimaal te zijn, gezien: a. de tijdsgebonden kosten van de noodmaatregelen; b. de milieu-effecten en volksgezondheidseffecten ten gevolge van een toename van het aantal overstorten; c. de aanvoerbeperking die thans geldt bij gebruik van de noodleidingen; d. het ontbreken van vuilroosters om grove delen te verwijderen uit het afvalwater tijdens gebruik van de noodleidingen. Het is belangrijk dat er een goede contractuele bewaking kan plaatsvinden. In normale gevallen zou een soortgelijk werk Nationaal worden aanbesteed. Gezien de huidige situatie, de binnen het waterschap aanwezige kennis van afvalwaterpersleidingen en de beheersbaarheid en controleerbaarheid van de kosten, wordt voorgesteld om werkwijze 3 te volgen. Daarmee kan de doorlooptijd met ca. 12 weken worden verkort ten opzichte van werkwijze 1 of 2. De verwachting is dat daarmee eind oktober 2011 de nieuwe leiding kan worden opgeleverd. De voordelen van werkwijze 3 zijn resumerend: a. de korte doorlooptijd van met name de voorbereidingstijd, in combinatie met de beschreven contractvorm (een verrekenbare offerte); dit leidt onder meer tot beperking van de milieu-effecten en volksgezondheidseffecten ten gevolge van de toename van het aantal overstorten; b. de mogelijkheid om met de huidige aannemerscombinatie een vlotte start te kunnen maken; c. de mogelijkheid om zowel interne als externe kennis en ervaring van de vakspecialisten optimaal in te zetten. Het dagelijks bestuur heeft ingestemd met dit voorstel en het algemeen bestuur wordt gevraagd om kennis te nemen van dit besluit. Ontwerp De benodigde aanvoercapaciteit is continu onderwerp van bespreking en onderzoek tussen gemeentes en het waterschap. Op dit moment vermeldt het Basis Zuiveringsplan (BZP) van de rwzi Bath een maximale hydraulische capaciteit van 22.700 m3/uur (piekaanvoer bij regen; dat is de huidige afnameverplichting zoals vermeld in het BZP). De werkelijke aanvoer is in de praktijk maximaal 18.500 m3/uur; deze maximale
-2-
aanvoer komt statistisch enkele keren per jaar voor1. De rwzi Bath is uitgelegd op maximaal 20.000 m3/uur. Er wordt voor de influentleiding een ontwerpwaarde van 22.700 m3/uur en een ondergrens van 20.000 m3/uur aangehouden, waarbij in het technisch ontwerp rekening wordt gehouden met een toekomstige uitbreiding. Een uitbreiding –mocht dit op termijn nodig zijn– zal dan in combinatie met uitbreiding van de rwzi Bath gerealiseerd kunnen worden. Maar mocht het goedkoper zijn om in het stelsel maatregelen te nemen, dan verdient dat uiteraard de voorkeur. De biologische capaciteit is niet bepalend voor de influentleiding, aangezien die is afgeleid van de samenstelling van het afvalwater. De nieuwe influentleiding dient goed bestand te zijn tegen de samenstelling van het afvalwater. Informatie hieromtrent wordt gebruikt onder andere met betrekking tot de materiaalkeuze. Projectorganisatie De projectorganisatie die gevormd is, bestaat uit interne en externe specialisten en projectmanagers. Daarmee wordt enerzijds de juiste vakinhoudelijke inbreng geborgd en anderzijds de extra belasting voor de interne organisatie zo goed mogelijk gespreid. Met betrekking tot de juridische en inkooptechnische aspecten inclusief de toetsing van de prijzen, wordt de hulp ingeroepen van een aanbestedingsdeskundige. Tijdelijke maatregelen Tot de tijd dat de vervanging is gerealiseerd, dient de aanvoer zeker gesteld te worden. Daarvoor zijn de noodmaatregelen noodzakelijk. Hiervoor wordt verwezen naar een separate adviesnota. Financieel De vervanging van de influentleiding (project 552) vraagt een investering van € 1,585 miljoen. Dit is afwijkend ten opzichte van de eerste schatting die in de mededeling aan het dagelijks bestuur d.d. 15 juni 2011 (onder voorbehoud) werd gemeld. Hierin is een risicopercentage van 15% opgenomen voor onvoorziene kosten. De nauwkeurigheid is + of – 15%. Omdat de lekkage is ontstaan op een leiding die niet geheel financieel is afgeschreven, is er sprake van een financiële restwaarde. De restwaarde bedraagt € 50.000, hetgeen nu geheel wordt afgeschreven. Ook de sloopkosten (€ 30.000) dienen in een keer te worden afgeschreven. De nieuwe investering wordt in 40 jaar afgeschreven. De financiële gevolgen zijn weergegeven in de bijgaande toetsingslijst. Projectevaluatie Na afloop van het project zal een projectevaluatie worden opgesteld, waarbij de diverse aspecten de revue zullen passeren. Dit is belangrijk voor de borging van de nieuw opgedane kennis en ervaring. Risico’s De vervanging van de influentleiding heeft een aantal risico’s, te weten: Beschikbaarheid van de juiste materialen: Met name de beschikbaarheid van buismateriaal is kritisch. Leidingen met een diameter in de orde van 2 meter zijn beperkt beschikbaar. Op dit moment heeft het waterschap al diverse trajecten uitstaan, zodat binnen een redelijke termijn (5 tot 7 weken) passend buismateriaal beschikbaar kan zijn. De overige materialen zijn niet of nauwelijks kritisch. De doorlooptijd van de werkzaamheden: Het is vanuit milieuoogpunt belangrijk dat de influentleiding snel kan worden vervangen. Naast de tijdsgebonden kosten, dient de aanvoerbeperking zo kort mogelijk te worden gehouden. Er wordt daarom geopteerd voor een enkelvoudig onderhandse aanbesteding. Aansluitingen op bestaande onderdelen: De nieuwe influentleiding moet tussen bestaande onderdelen worden geplaatst. Het is belangrijk dat de technische staat van de aansluitpunten goed is. Hiervoor zullen de bestaande onderdelen worden geïnspecteerd en zonodig wordt het ontwerp hierop aangepast (meer of minder vervangen). Aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen: De influentleiding ligt grotendeels in het vrije veld van de rwzi Bath. Voor een klein deel ligt de influentleiding tussen de voorbezinktanks en aldaar liggen veel kabels en leidingen. De verwachting is dat het deel tussen de voorbezinktanks niet vervangen behoeft te worden. Dit werd bevestigd door een visuele duikerinspectie. Er zullen nog aanvullende inspecties worden verricht om hier zekerheid over te verkrijgen. Arbotechnische risico’s: De samenstelling van het afvalwater vraagt extra aandacht voor de veiligheid van de medewerkers van waterschap en aannemers. Het is daarom belangrijk dat een marktpartij aantoonbare ervaring heeft met het werken op een rwzi. In aanvulling daarop zullen metingen, controles en dagelijks toezicht worden ingezet. 1 In werkelijkheid is deze maximaal aanvoer eenmaal voorgekomen sinds per 2008 (verdubbeling AWP Roosendaal) de aanvoercapaciteit is verhoogd van 14.500 tot 18.500 m3/uur.
-3-
-
-
De capaciteit van de noodleidingen: Gedurende de bouwtijd zal het afvalwater worden omgeleid door de 2 noodleidingen. De 2 noodleidingen hebben een bepaalde capaciteit, waarbij ook de maximale aanvoerdruk vanaf Bergen op Zoom bepalend is. De capaciteit van deze 2 leidingen zal door optimalisatie op circa 11-12.000 m3/uur uitkomen. Dit is minder dan de huidige maximale aanvoercapaciteit van 18.500 m3/uur. Dit vraagt om een nauwlettend volgen van de gevolgen van de capaciteitsbeperking en om blijvende aandacht voor een maximale capaciteit van de twee noodleidingen. Imago van het waterschap: Een technisch bezwijken van een onderdeel in de afvalwaterketen, brengt het waterschap extra voor het voetlicht. Voor een goed imago is het belangrijk dat er daadkrachtig en snel wordt gehandeld. Dat pleit voor een voortvarende aanpak en voor een directe vervanging van de influentleiding.
Beoordeling ∗ Financiële gevolgen Ja, namelijk: de vervanging van de influentleiding is niet opgenomen in het investeringsprogramma. De bestaande leiding is in 1983 aangelegd, zodat deze voor 28/40 = 70% is afgeschreven. De restwaarde van het te vervangen deel bedraagt € 50.000,-. De vervanging vraagt een investering van € 1,585 miljoen. Daarin is € 30.000,- aan sloopkosten opgenomen die ook in een keer moet worden afgeschreven. Er is een risicopercentage van 15% opgenomen voor onvoorziene kosten. De nauwkeurigheid is + of – 15%. De nieuwe investering wordt afgeschreven in 40 jaar. Door de vervanging nu uit te voeren, kan optimaal gebruikt worden gemaakt van de reeds gemaakte noodmaatregelen (aanleg noodleidingen). Het werken met een open begroting vraagt allertheid van het projectteam. Deze methode met vaste tarieven en opslagpercentages, wordt ook wel de cost-plus methode genoemd. Door derden geleverde materialen, mogen op basis van een factuur worden gedeclareerd, waarbij de aannemer een overeenkomen vergoeding krijgt voor het verzorgen en coördineren van de inkoop. De verwerking van materialen (lees: de daadwerkelijke uitvoering van het werk) wordt vergoed op basis van werkelijke inzet, aan te tonen door middel van door of namens het waterschap geparafeerde werkstaten. ∗
Juridische gevolgen Niet van toepassing.
∗
Personele gevolgen Ja, namelijk: de begeleiding van de noodmaatregelen vraagt de nodige inspanning van onze medewerkers, zowel binnen als buiten kantoortijden en zowel op werkdagen als op feest- en weekenddagen. Over het algemeen is er grote betrokkenheid bij de calamiteit en daarvoor noodzakelijke werkzaamheden. De werkzaamheden worden zoveel mogelijk gespreid over ‘meerdere schouders’.
∗
Overig Ja, namelijk: het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om toestemming te geven om de vervanging volgens de enkelvoudig onderhandse aanbestedingsprocedure te laten uitvoeren; hiervoor dient wel aantoonbaar toestemming te worden gegeven. Ja, namelijk: er is door de verzekeringsmaatschappij van het waterschap expertise verricht; er is nog niet bekend in hoeverre er dekking zal zijn vanuit de polis.
∗
MVO gevolgen Ja, namelijk: Het waterschap heeft tot doel om mens en milieu positief te beïnvloeden. Deze calamiteit onderstreept het belang van het waterschap, namelijk het verwerken van afvalwater en daarmee het voorkomen van milieuschade. Door adequaat te reageren op een calamiteit, wordt invulling gegeven aan een goede zorg van mens en milieu.
Communicatieparagraaf De calamiteit op rwzi Bath wordt nauwlettend gevolgd door onze stakeholders. Met name Rijkswaterstaat (beheerder van de Westerschelde, het oppervlakte waarop rwzi Bath loost) en de gemeentes die afvoeren naar de rwzi Bath, volgen de acties van het waterschap op de voet. Het waterschap heeft proactief gecommuniceerd en nog steeds wordt bij elke relevante verandering een berichtgeving verzorgd. Op vrijdag 17 juni 2011 zijn de betrokken gemeenteambtenaren (ambtelijk) bijgepraat en ook op bestuurlijk niveau zijn contacten tussen onze dijkgraaf, de burgemeesters en de wethouders. De eerste reacties over de wijze van communiceren zijn positief. Gestreefd wordt om deze lijn vast te houden. Het uitgangspunt is dat de ambtelijke lijnen dienen om partijen te informeren en dat de bestuurlijke lijnen ondersteunend zijn. De stakeholders hebben aangedrongen op een spoedige vervanging van de influentleiding, zodat de aanvoerbeperking zo spoedig mogelijk kan worden opgeheven.
-4-
Advies Het algemeen bestuur stemt in met het toekennen van een uitvoeringskrediet voor de vervanging van de influentleiding op rwzi Bath, naar aanleiding van de calamiteit d.d. 27 mei 2011, en neemt kennis van het besluit van het dagelijks bestuur inzake goedkeuring voor toepassing van een enkelvoudig onderhandse aanbestedingsprocedure.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-5-
TOETSINGSLIJST Nummer : *11IT008367* Barcode : 11IT008367 Projectnr.: 552 Beheerproduct:
Projectnaam:
Vervangen bestaande influentleiding Rwzi Bath
100% 4110 Bouw en verwerving transportstelsels
Projectleider:
John Gooiker / Lucien Vogels / Frank van Zijl
Soort investering:
Instandhoudinginvestering
Investeringsbesluit: 2011-21 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. i. j. k.
wegvallende/verminderde kosten: inkomsten: netto jaarlijkse lasten (f t/m i): effect op de heffing: % aandeel tarief 2012 % daling/stijging tarief t.o.v. kadernota 2011
l. te ramen netto lasten voor 2011: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
100% zuiveringsheffing 4000 Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken juli 2011 t/m oktober 2011 1 november 2011 n.v.t. enkelvoudig onderhandse aanbesteding A. van Rijn € 1.585.000,- (incl. sloop kosten bestaande leiding € 30.000,-) n.v.t. Persleiding 40 jaar Sloop 1 jaar 4,25 % 15% realisatiefase € 82.000,€ 50.000 éénmalige extra afschrijving restwaarde van bestaande influentleiding + € 30.000,- voor sloopkosten van de leiding in 2011 n.v.t. n.v.t. € 82.000,- vanaf 2012 + € 80.000,- éénmalig in 2011 zuiveringsbeheer zuiveringsbeheer
+ 0,14% stijging 0,14%
€ 80.000,De lasten worden opgenomen in de begroting vanaf 2012 de lasten van 2011 worden verantwoord in managementletter 3 van 2011
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan Het project wordt opgenomen vanaf de begroting van 2012. Besluitvorming Het betreft een instandhoudinginvestering, waarmee in het investeringsplan geen rekening is gehouden
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *11IT008366* Barcode : 11IT008366
Projectnr.: 552
Projectnaam:
Vervangen bestaande influentleiding Rwzi Bath
Beheerproduct: 4110 Bouw en verwerving transportstelsels BESLUITNUMMER: 2011-21 Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 28 juni 2011 (11IT008265);
gelet op de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschap Brabantse Delta (08I0003208); BESLUIT: te voteren een uitvoeringskrediet groot € 1.585.000,- ten behoeve van het vervangen bestaande influentleiding rwzi Bath. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 juli 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Zaaknummer Kenmerk
: 11.ZK12511 : 11IT008263
Barcode Onderwerp Sector en afdeling Datum behandeling Agendapunt Ter inzage bij de concernstaf Bijlage(n)
: : : : : : :
11IT008263
noodmaatregelen calamiteit rwzi Bath, verzoek tot begrotingswijziging zuiveringsbeheer, afdeling bouwzaken 6 juli 2011 3f -besluit begrotingswijziging (11IT008365)
Aan het algemeen bestuur Aanleiding In de ochtend van vrijdag 27 mei 2011 werd een leidingbreuk geconstateerd. Het inkomende afvalwater (op dat moment een aanvoer van 12.000 m3/uur) van de rwzi Bath stroomde over het terrein. De breuk ontstond in de influentleiding (diameter 1,8 meter) tussen het roostervuilgebouw en het hoofdverdeelwerk, op het terrein van de rwzi Bath. Direct daarop zijn noodmaatregelen getroffen, die op hoofdlijnen bestaan uit het provisorisch dichten van de lekkage, het opruimen van het afvalwater en het aanbrengen van 2 noodleidingen. Sinds zondag 29 mei kan rioolwater weer naar Bath, maar minder dan normaal. Dat zorgt voor het lokaal overstorten1 in de zeven gemeenten die op de rioolwaterzuivering in Bath zijn aangesloten. Dit was voorzien en gecommuniceerd naar zowel betrokken overheidspartners als de buitenwereld. Waterschappers stonden dag en nacht paraat om overlast bij overstorten zo veel mogelijk tegen te gaan. Inmiddels is de aanvoercapaciteit van rioolwater via 2 noodleidingen richting de zuivering Bath verhoogd, waardoor er aanzienlijk minder overstorten plaatsvinden. Niet voorzien was dat de reparatiewerkzaamheden veel complexer zijn en meer tijd kosten dan gedacht. De lokale overstorten duren daardoor langer dan verwacht. Alle energie en aandacht is nu gevestigd op het optimaliseren van de aanvoercapaciteit van de twee noodleidingen, het terugdringen van de overstorten en de lange termijn oplossing: de vervanging van de leiding. Over de vervanging van de bestaande, provisorisch gerepareerde influentleiding is een afzonderlijke adviesnota opgesteld. Deze adviesnota betreft de noodmaatregelen. Context Op de rwzi Bath (Zeeland) zuivert waterschap Brabantse Delta het afvalwater van een groot gedeelte van West-Brabant: gemeenten Moerdijk, Roosendaal, Bergen op Zoom, Halderberge, Steenbergen (gedeeltelijk), Woensdrecht, Rucphen en Etten-Leur (gedeeltelijk). De aanvoer van het afvalwater vindt plaats via de belangrijkste en langste transportleiding voor afvalwater van West-Brabant: de zestig kilometer lange afvalwaterpersleiding (AWP) van Moerdijk naar de rioolwaterzuivering in Bath. Algemene informatie over de rwzi Bath: gemiddelde droogweeraanvoer van 75.000 m3/etmaal (gemiddeld 3.125 m3/uur); een piek droogweeraanvoer (DWA) van 6.000 m3/uur; een regenweeraanvoer (RWA) van max. 18.500 m3/uur. Op dit moment wordt gewerkt aan het realiseren van een afvoer van circa 11.000 m3/uur via twee noodleidingen. De AWP en de aanvoersituatie naar Bath is een systeem dat geen reservecapaciteit kent. Ook in ‘normaal’ bedrijf komen er situaties voor die de afvoersituatie beperken, zoals het stilvallen van de 1 Als er een piekaanvoer ontstaat, over het algemeen ten gevolge van geloosd hemelwater, die groter is dan de afvoercapaciteit, stroomt het (verdunde) afvalwater in het oppervlaktewater. Dat overstorten gebeurt ter plaatse van een daarvoor gecreëerd overstortpunt.
AB-leden kunnen feitelijke en technische vragen tot maandagochtend 09.00 uur voorafgaand aan de opiniërende vergadering stellen aan de secretaris:
[email protected] of via EXTRANET: “Vraag het de secretaris”.
persleidingpompen door technische storingen of gepland onderhoud. Daardoor is het vaker voorgekomen dat de aanvoercapaciteit een paar dagen tot paar weken noodgedwongen is beperkt tot 12.000 m3 per uur. Alleen duurt het nu langer. Bestuurlijke besluitvorming Het dagelijks bestuur is op 14 juni 2011 geïnformeerd over de stand van zaken, evenals het algemeen bestuur op 15 juni 2011. Vraagstelling De reguliere calamiteitenorganisatie is per direct in werking getreden in de hoogste coördinatiefase. Vanuit deze werkwijze is nagedacht over de noodmaatregelen. Het algemeen bestuur wordt hierbij geïnformeerd over de aard en de omvang van de noodmaatregelen. Tevens wordt het algemeen bestuur gevraagd om te besluiten over een begrotingswijziging ten bedrage van € 1,455 miljoen. De noodmaatregelen Zoals beschreven, bestaan de noodmaatregelen op hoofdlijnen uit het dichten van de lekkage, het opruimen van het afvalwater en het aanbrengen van noodleidingen. De aanvoer naar de rwzi Bath is direct afgeschakeld. Het afvalwater werd zoveel mogelijk gebufferd in het stelsel. Het afvalwater dat over het terrein van de rwzi Bath stroomde, is deels op het eigen terrein en deels in de nabij gelegen (eigen) perceelsloot opgevangen. De perceelsloot werd afgedamd en leeggepompt. De lekkage werd blootgelegd en door een noodreparatie gedicht. Tegelijkertijd is het leidingdeel op het terrein van de rwzi Bath geïnspecteerd. Eerst werd gebruik gemaakt van het bufferend vermogen van het aanvoersysteem. Toen deze buffering geheel benut was, was het onvermijdelijk om ongezuiverd afvalwater te lozen op de Westerschelde. Na reparatie is de leiding met beperkte capaciteit weer in gebruik genomen, zodat de ongezuiverde lozing kon worden beëindigd. Tevens werd gestart met de gefaseerde aanleg van 2 noodleidingen. De technisch maximale aanvoercapaciteit door middel van de noodmaatregelen, is lager dan de reguliere maximale aanvoercapaciteit. Dit veroorzaakt meer overstorten. Er is naast afvoer van huishoudelijk en industrieel afvalwater restcapaciteit aanwezig om regenwater af te voeren. De restcapaciteit is afhankelijk van de totaal beschikbare capaciteit en beïnvloedt daarmee de kans op overstorten. Bij het optreden van een overstort, is het waterschap actief om hinder en schade voor mens en milieu zo goed mogelijk te voorkomen, door middel van doorspoelen, beluchten (lees: versnelde afbraak van afvalstoffen) of ruimen. Strategie Een belangrijke noodmaatregel is het herstellen van de aanvoercapaciteit. Daartoe is in eerste instantie de bestaande leiding gerepareerd en met beperkte capaciteit weer in gebruik genomen. In de tussentijd werd een eerste en tweede noodleiding aangebracht. Om de aanvoercapaciteit te herstellen, is vervanging van de bestaande influentleiding nodig. Gevolgen voor mens en milieu De nadelige gevolgen voor mens en milieu door de beperkte aanvoercapaciteit worden nauwlettend gevolgd en hierop wordt actief geanticipeerd. Dat betekent dat de beschikbare aanvoercapaciteit zo optimaal mogelijk wordt gebruikt en dat industrieel afvalwater voorrang krijgt ten opzichte van huishoudelijk afvalwater. Een regenbui geeft een piekaanvoer van verdund afvalwater. Bij lokale regenbuien zal zo mogelijk handmatig bijgestuurd worden. En mochten er overstorten optreden, dan is het wenselijk de effecten daarvan te beperken door aanvullende maatregelen (o.a. beluchten, doorspoelen) Tijdelijke voorziening Tot de tijd dat de leiding is vervangen, zijn de 2 noodleidingen nodig. Deze zijn uitgelegd op een aanvoer van circa 11.000 tot 12.000 m3/uur, gezien de technische beperkingen die gelden. Deze begrotingswijziging voorziet niet in de realisatie van een nog hogere capaciteit, aangezien deze niet anders dan met zeer grote ingrepen gepaard zal gaan. De komende tijd wordt vastgesteld welke maximale capaciteit op verantwoorde wijze kan worden gehaald; deze zal ergens tussen 11.000 en 12.000 m3/uur gaan uitkomen2. Er is een voorziening van € 50.000 opgenomen om hiervoor nog enkele technische maatregelen te kunnen nemen. Minder restcapaciteit voor neerslag Bij een beperkte aanvoercapaciteit is er minder restcapaciteit om regenwater af te voeren naar rwzi Bath. Daardoor is er een verhoogde kans op overstorten met milieueffecten op het oppervlaktewater.
2
Tot 2008 (verdubbeling AWP Roosendaal) was de aanvoer maximaal 14.500 m3/uur.
-2-
Ontbreken van roostervuilverwijdering De aanvoer van afvalwater via de noodleidingen, veroorzaakt extra vervuiling van de rwzi. Het afvalwater kan dan namelijk niet door de vuilroosters worden geleid. Door grove delen in het afvalwater moeten extra kosten gemaakt worden om verstoring van het zuiveringsproces te voorkomen. Gebruik marktpartijen De uitvoering van de noodmaatregelen is door een aantal aannemers verzorgd. Deze aannemers zijn ingericht op het snel en doortastend inspelen op calamiteitenomstandigheden. Tijdens de realisatie wordt door het waterschap toegezien op en gestuurd op een efficiënte en effectieve wijze van het nemen van maatregelen. Financieel Er kan bij een niet voorziene omstandigheid een beroep gedaan worden op de calamiteitenreserve. Voorwaarde is dat direct maatregelen nodig zijn waaraan kosten zijn verbonden. De betreffende kosten dienen hoger te zijn dan € 50.000, hetgeen hier het geval is. Per ultimo 2011 bevat de calamiteitenreserve zuivering € 1,165 miljoen (inclusief de eerder geraamde verhoging in 2011). Deze reserve is niet toereikend om de noodmaatregelen (€ 1,455 miljoen) ten behoeve van deze calamiteit te dekken. Aangezien de managementletter een voldoende positief resultaat laat zien voor de taak zuiveringsbeheer (o.a. lagere kapitaallasten) wordt voorgesteld € 0,5 miljoen direct ten laste van de exploitatiebegroting zuiveringsbeheer te brengen. Verder wordt voorgesteld het resterende bedrag van € 0,955 miljoen te bekostigen vanuit de calamiteitenreserve zuiveringsbeheer. Beide componenten vragen om een begrotingswijziging voor 2011, waarvoor het algemeen bestuur om goedkeuring wordt gevraagd. Het saldo van de calamiteitenreserve zuivering bedraagt na de genoemde onttrekking nog € 0,21 miljoen. De -
kosten van de noodmaatregelen zijn als volgt begroot: de noodreparatie: de 2 noodleidingen (aanleg, 20 weken huur, verwijderen): extra lozingskosten en rijksheffing: maatregelen bij overstorten in het gebied: maatregelen op rwzi Bath door grove delen in afvalwater:
€ 225.000 € 1.130.000 € 100.000 PM PM
(deze begrotingswijziging) (deze begrotingswijziging) (deze begrotingswijziging) (begroting watersystemen) (begroting zuiveringsbeheer)
(PM = Pro Memorie, ofwel het bedrag is (nog) niet exact te bepalen; afhankelijk van aantal overstorten (o.a. inzet uren, materialen)). De calamiteitenreserve wordt conform bestaand beleid weer aangevuld door middel van een jaarlijkse voeding binnen de planperiode (2012-2016). Mocht het resultaat van de jaarrekening daar ruimte voor bieden dan kan op dat moment worden beoordeeld of en zo ja in welke omvang de calamiteitenreserve versneld wordt aangevuld. Risico’s De noodmaatregelen hebben tot doel om gevolgen van een calamiteit te beperken. Bij de genomen maatregelen, spelen de volgende risico’s. aanvoerbeperking / capaciteit van de noodleidingen: Gedurende de bouwtijd van de leiding (4 tot 6 maanden) zal het afvalwater worden omgeleid door de noodleidingen. De twee noodleidingen hebben een bepaalde maximale capaciteit. De capaciteit zal door optimalisatie op circa 11- 12.000 m3/uur gaan uitkomen. Dit is minder dan de huidige maximale aanvoercapaciteit van 18.500 m3/uur. Dit vraagt om een nauwlettend volgen van de gevolgen van de capaciteitsbeperking en om blijvende aandacht voor een maximale capaciteit van de twee noodleidingen. Tijdens de aanvoerbeperking zijn er meer overstorten. Daar waar dit tot ongewenste effecten in het oppervlaktewatersysteem leidt voor mens en milieu, worden maatregelen genomen (bijvoorbeeld het aanbrengen van tijdelijke beluchters of het doorspoelen met oppervlaktewater. Er is nauw contact met de gemeentes in de aanvoerende gebieden. De aanvoerbeperking geeft ook praktische beperkingen voor de gemeentes, omdat een stelsel niet kan worden leeggepompt voor bijvoorbeeld inspecties of werkzaamheden. Dit blijft de komende periode wederzijds om afstemming en medewerking vragen. Looptijd van de noodmaatregelen: Omdat de aanvoerbeperking leidt tot extra overstorten, moet de periode van gebruik van de noodleidingen zo kort mogelijk zijn. En omdat de noodleidingen gehuurd worden en er ondertussen geen gebruik van de huidige vuilroosters gemaakt kan worden, is het zaak om de looptijd van de noodmaatregelen te minimaliseren. Dat vraagt om een vlotte en doortastende werkwijze bij de vervanging van de bestaande leiding. Hierop wordt in een separate adviesnota ingegaan. Imago van het waterschap: Een technisch bezwijken van een onderdeel in de afvalwaterketen, brengt het waterschap extra voor het voetlicht. Bij het overstorten kan (tijdelijk) enige hinder voor mens en milieu ontstaan, hetgeen niet
-3-
gewenst is. Door open en proactief te communiceren, wordt zoveel als mogelijk van de nood een deugd gemaakt. Het waterschap zet zich in voor een goede zorg voor mens en milieu. Beoordeling ∗ Financiële gevolgen Ja, namelijk: per ultimo 2011 bevat de calamiteitenreserve zuivering € 1,165 miljoen Deze reserve is niet toereikend om de noodmaatregelen ten behoeve van deze calamiteit te dekken en derhalve wordt voorgesteld om € 0,5 miljoen ten laste van de exploitatiebegroting zuiveringsbeheer te brengen aangezien hier in de managementletter een voldoende positief resultaat wordt geraamd. Er wordt tevens voorgesteld om het resterende bedrag à € 0,955 miljoen te bekostigen vanuit de calamiteitenreserve zuiveringsbeheer. Beide componenten vragen om een begrotingswijziging voor 2011, waarvoor het algemeen bestuur om goedkeuring wordt gevraagd. Het saldo van de calamiteitenreserve zuivering bedraagt na onttrekking nog € 0,21 miljoen. Een deel van de kosten voor noodmaatregelen is reeds gemaakt. De voeding van de calamiteitenreserve tot het huidige niveau is conform bestaand beleid voorzien door middel van een jaarlijkse voeding binnen de planperiode (2012-2016). Mocht het resultaat van de jaarrekening daar ruimte voor bieden dan kan op dat moment worden beoordeeld of en zo ja in welke omvang de calamiteitenreserve versneld wordt aangevuld. De werkelijke kosten zullen bij de evaluatie van de calamiteit worden gerapporteerd. ∗
Juridische gevolgen Ja, namelijk: de noodmaatregelen hebben mede tot doel schade aan eigendommen van derden en daaruit voortvloeiende aansprakelijkheidsstellingen te voorkomen.
∗
Personele gevolgen Ja, namelijk: de begeleiding van de noodmaatregelen vraagt de nodige inspanning van onze medewerkers, zowel binnen als buiten kantoortijden en zowel op werkdagen als op feest- en weekenddagen. Over het algemeen is er grote betrokkenheid bij de calamiteit en daarvoor noodzakelijke werkzaamheden. De werkzaamheden worden zoveel mogelijk gespreid over ‘meerdere schouders’.
∗
Overig Ja, namelijk: er is door de verzekeringsmaatschappij van het waterschap expertise verricht; er is nog niet bekend in hoeverre er dekking zal zijn vanuit de polis.
∗
MVO gevolgen Ja, namelijk: Het waterschap heeft tot doel om mens en milieu positief te beïnvloeden. Deze calamiteit onderstreept het belang van het waterschap, namelijk het verwerken van afvalwater en daarmee het voorkomen van milieuschade. Door adequaat te reageren op een calamiteit, wordt invulling gegeven aan een goede zorg van mens en milieu.
Communicatieparagraaf De noodmaatregelen voor de calamiteit op rwzi Bath worden nauwlettend gevolgd door onze stakeholders. Met name Rijkswaterstaat (beheerder van de Westerschelde, het oppervlakte waarop rwzi Bath loost) en de gemeentes die afvoeren naar de rwzi Bath, volgen de acties van het waterschap op de voet. Het waterschap heeft proactief gecommuniceerd en nog steeds wordt bij elke relevante verandering een berichtgeving verzorgd. Op vrijdag 17 juni 2011 zijn de betrokken gemeenteambtenaren (ambtelijk) bijgepraat en ook op bestuurlijk niveau zijn contacten tussen onze dijkgraaf, de burgemeesters en de wethouders. De eerste reacties over de wijze van communiceren zijn positief. Gestreefd wordt om deze lijn vast te houden. Het uitgangspunt is dat de ambtelijke lijnen dienen om partijen te informeren en dat de bestuurlijke lijnen ondersteunend zijn. Advies Het algemeen bestuur besluit door middel van vaststelling van bijgevoegde begrotingswijziging om de begroting voor 2011 te wijzigen ten behoeve van de noodmaatregelen voor de calamiteit d.d. 27 mei 2011 op rwzi Bath en om het bedrag te onttrekken aan de calamiteitenreserve zuivering. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-4-
BEGROTINGSWIJZIGING 2011 nummer 2
Nummer : 11IT008365 Barcode : 11IT008365
BESLUITNUMMER: 2011-02 Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta; BESLUIT: De begroting voor het dienstjaar 2011 te wijzigen: Omschrijving A. Wijziging per programma 4000 Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken 4000 Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken dekking uit overschot lopende exploitatie begroting op de kapitaallasten (conform managementletter ) B Dekking wijziging Onttrekking calamiteitenreserve zuivering *
Bedrag voor wijziging
Bedrag van de verhoging
55.280.000
Bedrag na wijziging
1.455.000
56.735.000
-/- 500.000
-/- 500.000
955.000
-955.000
0
55.280.000
0
Totaal 55.280.000 * stand calamiteitenreserve zuivering: stand 1-1-2011 € 1.065.000,-conform begr 2011 + € 100.000,-calamiteit Bath -/€ 955.000,-verwachte stand 31-12-2011 € 210.000,--
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 6 juli 2011. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Zaaknr. : 11.B0247/11.ZK12923 Kenmerk : 11IT009762 Barcode :
*11IT009762*
voortgang transitie Het Waterschapshuis en aanpak project Tax-i Mededeling voor het algemeen bestuur van 31 augustus 2011; Agendapunt 4a
Inleiding Nadat de waterschappen in 2010 besloten hebben Het Waterschapshuis van een stichting in een gemeenschappelijke regeling (GR) te wijzigen is na de besluitvorming gewerkt aan de transitie van alle projecten en de boedel van de stichting naar de GR HWH. Meerdere bijeenkomsten van de besturen van de stichting en de GR en onlangs de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen zijn aan de transitie besteed waarbij het project Tax-i (=beoogd gezamenlijk belastingsysteem) veelal centraal stond. De benodigde documenten voor de transitie zijn op orde met uitzondering van die voor Tax-i. Het project ligt stil en de verdere voortgang is onzeker (zie toelichting verderop). In de discussies is duidelijk geworden dat er onvoldoende zicht is op de kostenontwikkeling en achterliggende informatie. Voor een aantal waterschappen werd dit een belemmering om groen licht te geven voor de transitie waartoe unaniem besloten dient te worden.
Procesaanpak De drie betrokken besturen (Stichting HWH, GR HWH en Unie) hebben zich gerealiseerd dat er een ingewikkelde situatie is ontstaan die een gezamenlijke aanpak vereist om te komen tot een proces van besluitvorming in de juiste volgorde. Besloten is daarom dat de waterschappen eerst over informatie moeten beschikken om alle vragen rond Tax-i en de transitie goed te kunnen beantwoorden. En dat er eveneens tijd moet zijn om een goede discussie met de besturen over deze kwestie te kunnen voeren. In de procedure die nu gevolgd gaat worden vindt er eerst besluitvorming over Tax-i plaats en dan pas over de transitie. Het proces ziet er daarom als volgt uit: 1. In de vergadering van het algemeen bestuur van de GR HWH is op 15 juli jl. geen besluit genomen over de transitie van de boedel van de stichting naar de GR. De besluitvorming daarover komt eerst aan de orde als er besluitvorming heeft plaatsgevonden over Tax-i. 2. Op 15 juli is wel de begroting 2012 van de GR HWH vastgesteld omdat dit wettelijk moest gebeuren voor 1 augustus 2011 (over die begroting heeft het AB van ons waterschap destijds een zienswijze vastgesteld die door het bestuur van de GR HWH is meegenomen in de besluitvorming). 3. Voor de behandeling in de besturen van de waterschappen zal door de stichting een feitenrelaas over Tax-i worden opgesteld waarin onder andere de volgende punten aan de orde komen: a. een onderbouwing van de totale kosten en de kosten per waterschap (voor waterschap Brabantse Delta vooralsnog ingeschat op € 1,7 miljoen, waarvan circa € 600.000,- interne kosten); Hierbij wordt opgemerkt dat deze kosten/verplichtingen verantwoord zijn op het daartoe eerder voor dit gezamenlijke belastingsysteem door het algemeen bestuur verstrekte krediet. b. de relatie tussen de totale kosten en de borgstelling die de waterschappen aan HWH hebben gegeven (Brabantse Delta heeft zich ten behoeve van de Nederlandse Waterschapsbank borg gesteld voor een maximum bedrag van € 954.000,=); c. de wijze waarop de besluitvorming over Tax-i in de stichting heeft plaatsgevonden en de relatie tot de verantwoording in de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen; d. toekomstscenario’s ten aanzien van Tax-i en de gevolgen per scenario. 4. Het feitenrelaas over Tax-i zal rond 18 augustus aan de waterschappen aangeboden worden. 5. Eind september 2011 organiseert de Unie een ledenraadpleging. Bij die gelegenheid zullen alle waterschappen (feitelijk namens en als advies aan de stichting) gevraagd worden hun zienswijze ten aanzien van de scenario’s en de transitie aan te geven. 6. Vervolgens maken het stichtingsbestuur en de GR de balans op en formuleren een finaal voorstel ten aanzien van de toekomst van Tax-i en de daar uit voortvloeiende gevolgen voor de transitie. Dit voorstel wordt ter formele goedkeuring voorgelegd aan de waterschappen (het tijdstip van de behandeling in het bestuur van ons waterschap hangt af van de besluitvorming in de Unie/HWH).
Korte geschiedenis Tax-i Het gezamenlijke belastingsysteem (Tax-i) is namens alle waterschappen op twee na begin 2007 aanbesteed door de stichting HWH. De aanbesteding bestond uit 3 percelen; • perceel 1: een waterschapsdatabase (WDB) later aangeduid als overheidsdatabase (ODB); • perceel 2: Universeel Belastingsysteem (UBS) voor waterschappen, gemeenten en waterleidingbedrijven; • perceel 3: Enterprise Service Bus (ESB) voor de koppeling tussen ODB en UBS en ODB en landelijke basisregistraties. Op 23 november 2007 is deze aanbesteding gegund aan het bedrijf Logica en is de bouw kort daarna gestart met als doel dat de eerste waterschappen (waaronder Brabantse Delta) per 1 januari 2009 Tax-i in gebruik zouden nemen. In de loop van het project deden zich vertragingen voor met verschuivingen van de opleverdatum tot gevolg die er uiteindelijk toe geleid hebben dat HWH Logica in juridische zin heeft aangesproken over de gang van zaken. Daarop heeft Logica haar werkzaamheden voorlopig gestaakt. Het contract is echter niet ontbonden. Het project ligt dus stil. De aan Tax-i deelnemende waterschappen verwachten daardoor geen tijdige levering meer, waardoor zij gedwongen werden naar tijdelijke alternatieven te zoeken. Zo is ook de Belastingsamenwerking West-Brabant, met ons waterschap als deelnemer, begonnen met de aanbesteding voor een (tijdelijk) belastingsysteem. Dit tijdelijke belastingsysteem heeft overigens een beperktere functionaliteit dan Tax-i. Naar aanleiding van deze situatie waarbij bleek dat Logica de opleverdatum in 2011 niet zou halen en dat verder uitstel van de ingebruikname van TAX-i onafwendbaar was, heeft het stichtingsbestuur in februari 2011 een groep directeuren van waterschappen1 gevraagd om de situatie onder de loep te nemen en het stichtingsbestuur en de waterschappen te adviseren. Door hen werd geconstateerd dat initiatief nemen tot stoppen leidt tot kapitaalvernietiging, hoge extra kosten en geen product. Geadviseerd is onder andere Tax-i niet in de stichting achter te laten en met Logica weer een gesprek aan te gaan. Besloten is daarop een “verkenner” te verzoeken om de mogelijk- en onmogelijkheden van doorgaan en stoppen met Logica te onderzoeken. Het bestuur heeft de heer dr. ir. A. Veenman (oud president-directeur van de NS) bereid gevonden om deze verkenning te doen. Samengevat heeft de verkenner na een aantal gesprekken met vertegenwoordigers van de waterschappen, eerdergenoemde groep en het hoogste gezag binnen Logica geconstateerd en geadviseerd dat doorgaan de beste mogelijkheden biedt. Doorgaan is echter gebonden aan een aantal harde voorwaarden, waarin gezamenlijk commitment, mandaat en communicatie als sleutelbegrippen naar voren komen. Uit de discussies in de verschillende gremia die daarna volgden zijn een aantal constateringen te doen: • Een aantal waterschappen heeft per brief aan de stichting HWH aangegeven dat zij willen stoppen met het project Tax-i. Bovenstaand is in de procesaanpak aangegeven hoe de besturen van HWH hiermee om willen gaan. • De noodzaak tot het hebben van een overheidsdatabase (ODB) is nog steeds onverkort aanwezig. Waterschappen zullen daarvoor een mogelijk tijdelijk alternatief nodig hebben. Ook daarvoor zal het nu ingezette onderzoek bij HWH een voorstel moeten opleveren.
1
De secretaris-directeur van Brabantse Delta maakte deel uit van deze groep.
-2-
Registratienummer: 11IN021022
Zaaknr. : 11.B0268/11.ZK51897 Kenmerk : 11IT011448 Barcode :
*11IT011448*
project 2045 rwzi Bath renovatie slibverwerking Mededeling voor het algemeen bestuur van 31 augustus 2011; Agendapunt 4b De renovatie van de slibverwerking op de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Bath, waarvan de uitvoering is gestart in 2009, bevindt zich momenteel in de eindfase. De werken zijn momenteel voor 80% gerealiseerd en een deel van de installatie is inmiddels in bedrijf. Door benodigde extra bouwtijd van het project is, gebaseerd op de huidige actuele raming, het thans gevoteerd uitvoeringskrediet van € 12,6 miljoen onvoldoende om het project af te kunnen ronden. De extra kosten bestaan in hoofdzaak uit extra begeleidingskosten van het adviesbureau en interne kosten zoals salaris en rentelasten en bedragen circa € 750.000,-. Het totale benodigde aanvullende krediet zal circa € 950.000,- bedragen (7%). Afronding van het project is thans voorzien in december 2011. Het project in deze fase stoppen zal leiden tot aanzienlijke extra kosten en is daarom geen optie. Aan het AB van 14 september zal een adviesnota voor aanvullend uitvoeringskrediet worden voorgelegd. De bestuurlijke route neemt tijd in beslag, we informeren u daarom nu.
11IN011752
ueita*
Agendapunt 5a
waterlab
Waterschap Brabantse Delta t.a.v. Dagelijks Bestuur Postbus 5520 4801 DZ Breda
Breda, 21 april 2011
Geacht Dagelijks Bestuur van Waterschap Brabantse Delta,
Hierbij deel ik u mede dat de jaarrekening 2010 in de vergadering van het algemeen bestuur op 1 april 2011 is goedgekeurd. In de gemeenschappelijke regeling (artikel 31 lid 3) is afgesproken dat het algemeen bestuur hiervan mededeling doet onder toezending van een exemplaar van de jaarrekening 2010. Als bijlage treft U een exemplaar van de jaarrekening 2010 aan. Het totaaloverzicht van de bijdragen per deelnemer ziet er als volgt uit: Chemisch
Hydrobiologisch
Totaal
Betaalde voorschot
Nog te v e r r e k e n e n
Waterschap Brabantse Delta
€2.149.912
€ 555.039
C 2.704.951
€2.526.336
- € 1 7 8 . 6 1 5 (nog t e betalen door het waterschap)
Waterschap Hollandse Delta
€ 3.782.664
€ 929.065
C 4.711.729
€4.742.402
€ 3 0 . 6 7 3 (nog t e betalen aan het waterschap)
Hoogheemraadschap Delfland
€
€
C
TOTAAL
€6.769.216
(tabel 4)
/ 836.640
909.537
€ 899.426
€ 1.557.001 € 8 . 3 2 6 . 2 1 7
€8.168.163
72.897
- C 10.111 (nogte betalen door het hoogheemraadschap)
/
- C 158.054 ( n o g t e betalen door de deelnemers)
/
/
Binnen 8 weken na deze mededeling zal de definitieve afrekening naar de financiele administratie van uw waterschap worden verzonden. /^
\ Hoogachtend, Het Algemeen /Jestuur van de Gemeenschappelijke regeling Delta Waterlab Voorzitter,
XA-M^ Vos )elta Waterlab-Eesrbus 9433 - 4801 LK Breda
ir. E.F.M. N i e u w e n h u i s
II 11IN022962
Agendapunt 5b
Breda, 7 augustus 2011
Aan: Voorzitter van het Algemeen Bestuur van Waterschap Brabantse Delta, Dijkgraaf J.A.M Vos. Afschrift: Leden Algemeen Bestuur en betrokkenen bij Water Natuurlijk in Waterschap Brabantse Delta.
Ten behoeve van een zo goed mogelijk, efficient en slagvaardig streven naar het bereiken van de doelstellingen van het verkiezingsprogramma van Water Natuurlijk in het Waterschap Brabantse Delta, waarvoor de kiezer ons beloonde met een stevig mandaat, hebben we gezamenlijk besloten om dit vanaf heden in twee zelfstandige groeperingen te gaan doen. De ene groepering zal bestaan uit de fractie Water Natuurlijk, gevormd door dhr. N. Verdaasdonk, mevr. L. De Jong- Stabel en dhr. R. Schreuders. De andere groepering zal bestaan uit de fractie Gezond Water gevormd door dhr. J.A. van Riet. Met deze informatie geven we gevolg aan het reglement van orde, artikei 3, lid 5a.
Met vriendelijke groeten
Nol Verdaasdonlj tFractievoorzittej - Water Natuurlijk
meen Bestuur voor "Gezond Water".
11IN023619
Agendapunt 5c
Bergen op Zoom, 14 augustus 2011.
aan: Voorzitter en Leden van het algemeen bestuur van de Brabantse Delta. afschrift:leden rekenkamer.
Geacht Bestuur,
Middels deze brief wil ik bedanken om verder te functioneren als zgn. intern lid van de rekenkamer van ons waterschap. Een herschikking van mijn beschikbare tijd en het verlangen een andere job te willen gaan uitvoeren hebben mij genoodzaakt een keuze te maken waaraan ik de mij beschikbare tijd wil besteden. Om privé reden is daarbij de keuze in negatieve zin gevallen op het lidmaatschap van de rekenkamer. Ik hoop dat U allen die keuze wil respecteren. Natuurlijk ben ik bereid te blijven functioneren tot dat het bestuur voorzien heeft in een vervanging of anderzijds beslist. Met vriendelijke en collegiale groeten, Leo Withagen.
11IN019522
Agendapunt 5d.
-----Oorspronkelijk bericht----Van: Paul van den Berg [mailto:
[email protected]] Verzonden: donderdag 30 juni 2011 11:38 Aan: Vos, Joseph Onderwerp: Verzoekschrift aan het Dagelijks Bestuur
Waterschap Brabantse Delta T.a.v. het Dagelijks Bestuur De heer J.A.M. Vos, Dijkgraaf
Breda, 30 juni 2011 Ons kenmerk: De gelegenheid maakt de dief -de foutparkeerder-
Geachte voorzitter, In Delta Contact 02/2011 ((personeelskrant van waterschap) geeft uw directie aan dat de gemeente het waterschap heeft medegedeeld dat er niet in het gras langs de zuidelijke parkeerplaats van het waterschap geparkeerd mag worden en dat de gemeente handhaving eist. Uw directie roept de medewerkers vervolgens dringend op om hier niet meer te parkeren. Het waterschap erkent hiermee dat het aanwezige verkeersbord “Parkeren in de vakken” het illegaal parkeren in het gras niet voorkomt. Bijgaande foto van 29 juni jl. (het gras langs de zuidelijke parkeerplaats van het waterschap) toont aan dat de medewerkers van het waterschap (en bezoekers) volstrekt lak hebben aan het uitdrukkelijke verzoek van het waterschap om niet meer te parkeren in het gras langs de zuidelijke parkeerplaats: medewerkers (en bezoekers) doen het gewoon toch! Het waterschap heeft hier aantoonbaar geen enkele grip op haar eigen medewerkers (het is buitengewoon zorgelijk te moeten constateren dat medewerkers van het waterschap instructies van het management simpelweg weigeren op te volgen) en het waterschap is overduidelijk niet in staat om de door de gemeente geëiste handhaving te realiseren. Erger nog: doordat het waterschap hier geen echte passende maatregelen neemt, laat het waterschap hier de gelegenheid tot illegaal parkeren gewoonweg voortbestaan. En zoals bekend: de gelegenheid maakt de dief -de foutparkeerder -! Feitelijk komt het er nu op neer dat het waterschap hier het illegaal parkeren in het gras uitlokt. Oproepen aan de medewerkers in de personeelskrant door nota bene de directie zelve blijken dus volstrekt zinloos, want medewerkers houden zich aantoonbaar niet aan de afspraken die de directie met de medewerkers gemaakt denkt te hebben over parkeren. Met oproepen in een interne personeelskrant worden de bezoekers van het waterschap uiteraard al helemaal niet bereikt, bezoekers zullen dus gewoon illegaal blijven parkeren in het gras. Waarom neemt het waterschap hier geen passende en effectieve maatregelen, om zo uitvoering te geven aan de eis tot handhaving van de gemeente? Waarom blijft het waterschap hier ernstig in gebreke? Want wat is er nu eenvoudiger en makkelijker te realiseren dan een situatie waarin het de medewerkers en de bezoekers gewoon onmogelijk gemaakt wordt te parkeren in het gras langs de zuidelijke parkeerplaats? Het plaatsen van belemmerende paaltjes (met of zonder draad) is direct realiseerbaar, kost vrijwel niets en is esthetisch prima
uitvoerbaar. Op deze manier is het voor iedereen direct en volledig duidelijk dat het gras langs de zuidelijke parkeerplaats van het waterschap geen parkeergelegenheid biedt en hiermee geeft het waterschap direct invulling aan de eis tot handhaving van de gemeente. Het nemen van deze maatregelen heeft geen enkel effect op het uiteindelijke vervoersplan. Daarom hoeft er bij het nemen van voornoemde maatregelen niet gewacht te op het vervoersplan. De fractie Vrienden Markdal Buitenplaats Bouvigne vindt dat het waterschap hier ernstig in gebreke blijft en stelt dat het waterschap hier overduidelijk niet haar publieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt. Wij verzoeken het waterschap om per direct passende voorzieningen aan te brengen, zodat het parkeren in het gras langs de zuidelijke parkeerplaats van het waterschap onmogelijk wordt gemaakt en hiermee invulling wordt gegeven aan de eis tot handhaving van de gemeente. Graag vernemen wij welke maatregelen het waterschap in casu wanneer neemt, waarvoor onze dank. Hoogachtend, Namens Vrienden Markdal Buitenplaats Bouvigne Paul H.M. van den Berg Algemeen Bestuurder Waterschap Brabantse Delta
cc.
College van B&W, gemeente Breda Gemeenteraad, gemeente Breda
Bijlage: foto 29 juni 2011, rond 16.30 uur, illegaal parkeren in het gras langs de zuidelijke parkeerplaats van het waterschap
Agendapunt 5e 11IN019410 Schriftelijke vragen aan het Dagelijks Bestuur van Waterschap Brabantse Delta. 29 juni 2011 Betreft : Bestuurlijke behandeling van Rapportage Waterverontreiniging Moersloot Zundert 2006. Ter Inleiding: Door beantwoording van de vragen van dhr. F. Aertssen van de fractie van de PvdA zijn inhoudelijke antwoorden door ons Dagelijks Bestuur gegeven over het verder voorkomen van dergelijke waterverontreiniging vanuit de boomteelt branche te Zundert. Wat niet beantwoord is, zijn vragen omtrent de informatieverstrekking aan het Algemeen Bestuur sinds 2006 tot aan de verontrustende krantenberichten dit voorjaar. Dit te meer daar het Algemeen Bestuur verrast leek door deze problematiek. Als bestuurslid van het Algemeen Bestuur word ik daarom graag ingelicht over de wijze waarop in dit hele traject vanaf 2006 het Algemeen Bestuur betrokken is geweest bij deze ernstige waterverontreiniging en de daarvoor te treffen maatregelen. Dit betreft de volgende vragen: 1) Wanneer en op welke wijze is het Algemeen Bestuur in 2006 geïnformeerd over de ernstige verontreinigingen zoals uit het rapport in 2006 is gebleken? 2) Welk plan van aanpak is met het AB of delen daarvan afgesproken? 3) Op welke momenten en op welke wijze is het AB vervolgens tot aan het dit jaar in de publiciteit komen van de verontrustende waterkwaliteitssituatie in de Zundertse Moersloot betrokken gehouden bij de oplossing van de verontreiniging door de Zundertse boomtelers branche? 4) Terugkijkend zou het huidige DB een dergelijke majeure waterverontreiniging op dezelfde wijze ‐ o.a. richting het AB ‐ afhandelen? 5) Zo neen, welke zijn de evaluerende lessen en welke aanpassingen mede richting het Algemeen Bestuur betreft dit?
J.A. van Riet Lid Fractie Water Natuurlijk van het Algemeen Bestuur Brabantse Delta.
Agendapunt 5f Zaaknr. : 10.ZK42528 Kenmerk : 11IT007410 Barcode :
**
Memo Van
: Arthur Meuleman
Via
: Anke Dielissen
Aan
: Joop van Riet (Water Natuurlijk)
Onderwerp : Hoogwater Bovenmark, Aa of Weerijs en Mark 13-14 november 2010 Kopie
: Janneke Laurijsen, Luc Rouws, George Corman, Rutger van Ouwerkerk, Kees Peerdeman, Hans van Kapel en Kees de Rooij
Datum
: 8 juni 2011
* Aanleiding Het AB-lid Joop van Riet heeft naar aanleiding van het hoogwater op de Bovenmark, Aa of Weerijs en Mark van november 2010 een aantal vragen gesteld. Een deel van deze vragen zijn medio december reeds beantwoord (Corsa, Doc. Nr 10IT014231 en Case nr. 10.ZK42528). Een belangrijke, en nog niet beantwoorde vraag, gaat over de mogelijke effecten (wateroverlast) als de verwachte hoeveelheid neerslag daadwerkelijk in het stroomgebied van de Bovenmark en Aa of Weerijs was gevallen. In werkelijkheid is in de week voorafgaand aan de gemeten piekwaterstanden ca. 80 mm gevallen, in plaats van de verwachte 110 mm. Het inschatten van de mogelijke effecten als gevolg van de verwachte hoeveelheid neerslag is momenteel lastig, enerzijds gezien de complexe (waterloopkundige) interacties tussen de Aa of Weerijs, Bovenmark en Singels van Breda, en anderzijds gezien het ontbreken van een integraal model om deze interacties met enige mate van nauwkeurigheid door te rekenen. Overigens wordt een dergelijk model binnen afzienbare tijd door het waterschap ontwikkeld om de actuele en toekomstige hoogwaterbescherming van Breda te analyseren, en op basis hiervan concrete maatregelen af te wegen. Globale schatting piekafvoer bij verwachte neerslag Op basis van enkele vuistregels, historische afvoergolven en expert judgement kan echter een globale inschatting worden gemaakt van de verwachte piekafvoer in relatie tot de verwachte neerslag hoeveelheid. De piekafvoer bij Blauwe Kamer bedroeg op 14 november ca. 35 m3/s. De piekafvoer bij Oranjeboombrug is helaas niet geregistreerd als gevolg van uitval van meetapparatuur. Op basis van historische afvoergolven kan overigens voor Oranjeboombrug een zelfde piekafvoer als voor Blauwe Kamer worden aangehouden. De gesommeerde piekafvoer bij Blauwe Kamer en Oranjeboombrug zal bij de verwachte neerslaghoeveelheid variëren tussen 90 en 110 m3/s. Hierbij is overigens aangenomen dat de toenemende bodemverzadiging (snellere afvoer) wordt gecompenseerd door een toenemende bovenstroomse maaiveldinundatie (vertraagde afvoer) in het stroomgebied. De herhalingstijd van het hoogwater van november 2010 zou hiermee van ca. T2 – T5 verschuiven naar ca. T15 – T25, en gebeurtenissen zoals in januari en december 2002 naar verwachting kunnen evenaren. In dat jaar zijn bij beide gebeurtenissen grote delen van het Markdal (niet maximaal) geïnundeerd en zijn uit voorzorg betonblokken en zandzakken voor en op de oever van de Bovenmark nabij Ginneken geplaatst. Nadien zijn verschillende maatregelen uitgevoerd om de (toentertijd geldende) beschermingsniveaus te handhaven, zoals: ≠ De aanleg en verhoging van kades tussen de Duivels- en Julianabrug; ≠ De aanleg van een plas-dras berm (natuurontwikkeling en water retentie) nabij de Van der Borchlaan; ≠ Herinrichting (o.a. retentiemaatregelen) van het gebied nabij stuw Bieberg; ≠ Aanleg van de vierde bergboezem benedenstrooms van Breda.
Activiteiten en maatregelen wachtdienst en calamiteitenorganisatie voorafgaand aan het hoogwater Na afloop van elke calamiteit wordt door het waterschap een evaluatie opgesteld, waarin o.a. een feitenrelaas, de procesgang en verbeterpunten worden opgenomen. Zo ook van het (gebiedsbrede) hoogwater in november 2010 (Corsa, Doc. nr. 10IT014350 en Case nr. 10.ZK41706). De calamiteitenorganisatie van het waterschap heeft, naast de directe noodzakelijke acties en voorzorgmaatregelen, ook rekening gehouden en geanticipeerd op de hoge neerslagverwachting om problemen in en rond Breda (maar ook op andere locaties in het beheergebied) zoveel mogelijk te voorkomen. De volgende anticiperende voorzorgmaatregelen zijn hierbij concreet in acht genomen: ≠ De hoge neerslagwaarschuwing van Meteoconsult is door de wachtdienst waterkwantiteit doorgestuurd naar peilbeheerders, assistent peilbeheerders en de dienstdoende coördinatiewacht; ≠ De extreme neerslagverwachting van Meteoconsult is bij de dienstdoende meteoroloog geverifieerd (en bevestigd); ≠ De bergboezems benedenstrooms van Breda zijn ‘stand-by’ gemaakt voor een (extreme) hoogwatersituatie; duikers zijn geïnspecteerd, inlaten gedicht, etc.. De bergboezems Weimeren en Rooskensdonk zijn slechts in zeer geringe mate (over het laagste punt van de kade) geïnundeerd; de inundatiefrequentie van deze bergboezems bedraagt gemiddeld ca. 1/10 - 1/25. ≠ Men heeft (opgeroepen om) vee uit de (berg)boezemgebieden van de Mark-Dintel gehaald. ≠ Er is geanticipeerd op het overgaan op 24-uursdienten van medewerkers. Voor de buitendienstmedewerkers om de ontwikkelingen in het veld nauwgezet te volgen (constateren van dreigende verstoppingen/inundaties, nemen van voorzorgsmaatregelen, etc.) en met medewerkers op kantoor (vanuit het actieteam) om contacten met overige belanghebbenden te onderhouden, en zowel de calamiteitenorganisatie als bestuurders van de juiste en actuele informatie te voorzien.
-2-