Agenda van de Raadsvergadering van 6 juni 2012 Agenda voor de bijeenkomst in de Raadsvergadering Datum: Aanvang: 4.
1 2 S
woensdag 6 juni 2012 21:15 in de Burgerzaal
Motie ’gevoerd handhavingsbeleid illegale zondagsopening supermarkten’ Ingediend door de fracties ChristenUnie, CDA, GroenLinks en SP Motie CU-CDA-GL-SP handhaving zondagopening supers 6-6-2012 (pdf) Vraag aan het College - Antwoordbrief vragen CU - dwangsommen supermarkten (pdf) raadsmededeling - Dwangsommen supers (pdf) Bijlage - Advies Bezwarencommissie dwangsommen supers 10-11-2011 (pdf)
Vragen conform art. 46 Reglement van Orde dienen uiterlijk om 10.00 uur op de dag van de vergadering bij de voorzitter (griffier) te worden gemeld. Hamerstuk wil zeggen dat er niet meer over het voorstel gesproken1wordt, alleen een stemverklaring is toegestaan. Indien spreekrecht: maximaal 5 minuten per persoon.
[email protected] / gemeenteraad.deventer.nl
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
GEMEENTERAAD
MOTIE ingediend door de ChristenUnie, CDA, GroenLinks en SP fractie(s) : Agendapunt: 13 Vergadering van de gemeenteraad van Deventer op 6 juni 2012 Onderwerp
: gevoerd handhavingsbeleid illegale zondagsopening supermarkten
De raad heeft gesproken over: • De raadsmededeling over het besluit om opgelegde dwangsommen niet te innen. • De antwoorden van het college op schriftelijke vragen van de ChristenUnie De raad constateert dat: • Het handhavingsbeleid in dezen heeft gefaald, want de overtredingen gingen door totdat het beleid was aangepast. • Het rechtsgevoel bij de burger daardoor ernstig is aangetast, omdat welbewuste wetsovertreding uiteindelijk niet is gesanctioneerd. Concurrentienadelen van niet-overtreders zijn niet gecompenseerd. • Het imago van de gemeente als rechtshandhaver daardoor beschadigt, omdat de schijn is gewekt dat politieke redenen bepalend zijn geweest voor een niet-consequente handhaving. De raad is van mening dat: De oorzaak van de onbevredigende eindsituatie gelegen is in een tweeslachtig handhavingsbeleid van het college dat zich tenminste uitte in: ∗ koppeling met het strafrechtelijke traject en verzaken van de eigenstandige wettelijke opdracht en verantwoordelijkheid ∗ stoppen met handhaven na 10 keer opleggen van een dwangsom en ∗ het uiteindelijk loslaten van het ingenomen standpunt dat dwangsommen opleggen en innen de juiste weg was en daarna de argumentatie besluiten tot het weer afzien van innen. De raad constateert verder dat: • het college te weinig blijk geeft de gemaakte keuzes en de effecten ervan onder ogen te willen zien om lessen te willen trekken voor toekomstig beleid. • Het college een bedrag van € 250.000,- heeft verspeeld. De raad spreekt uit dat: hij negatief oordeelt over het geheel van de gemaakte keuzes in het handhavingsbeleid rond supermarkten die illegaal hun deuren openden. ChristenUnie, Wim de Jong CDA, Henk Groothuis GroenLinks, Carlo Verhaar SP, Kitty Schmidt (nb. Vanwege het late tijdstip op 23 mei is deze motie vreemd aan de orde doorgeschoven naar de raadsvergadering van 6 juni 2012)
Raadsvergadering 6 juni 2012 BESLUIT:
2
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
Grote Kerkhof 4, Deventer Postbus 5000 7400 GC Deventer 14 0570 telefoon Aan de fractie van de ChristenUnie De heren W. de Jong en A.C. de Niet Interne Post
0570 - 693219 direct telefoonnummer
[email protected] e-mail
BDO/ 701869 kenmerk
uw referentie
27 april 2012 datum
M.J.E. van der Meer/H.A.G. van den Burg contactpersoon
Schriftelijke vragen ex art 45 RvO over dwangsommen supermarkten onderwerp
Geachte heren De Jong en De Niet, Op 5 april 2012 stelde u ons college schriftelijke vragen ex artikel 45 RvO over dwangsommen supermarkten. U stelde deze na kennisname van de raadsmededeling van 23 maart 2012. De raadsmededeling betrof ons besluit over het bezwaarschrift tegen de invordering van verbeurde dwangsommen wegens overtreding van opgelegde lasten in het kader van de Winkeltijdenwet. U geeft hierbij in uw inleiding op uw eerste vraag aan: “Als we na uw besluit de balans opmaken zien we het volgende: Een bewuste en volgehouden wetsovertreding van enkele supermarkten werd niet effectief gecorrigeerd en kreeg geen sanctie of straf. De ChristenUnie vindt dat zeer onbevredigend voor het rechtsgevoel van de burgers van Deventer”. Onze beantwoording is als volgt. Vraag 1 Wat vindt het college daarvan, wilt u onze kwalificatie overnemen? Antwoord De vijf supermarkten zijn opengegaan vanuit de optiek dat de Winkeltijdenwet oneerlijke concurrentie in de hand werkt. Vanwege deze principiële kwestie zijn de vijf supermarkten willens en wetens opengegaan op de zondagen. Dit principiële standpunt is later door het raadsbesluit ter zake, nl. de wijziging van artikel 9 van de Verordening winkeltijden Deventer 2010, uitgemond in een algemeen voorschrift. In dit licht bezien menen wij dat er geen sprake kan zijn van een onbevredigend rechtsgevoel. Gezien deze wijziging van de Verordening winkeltijden Deventer 2010 en het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie van ….was er naar onze mening geen andere mogelijkheid bij het beslissen op het bezwaar als bedoeld in artikel 7, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht. Wij nemen uw kwalificatie van de kwestie dan ook niet over.
3
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
2
Vraag 2 Wat gaat u doen om de schade voor het imago van de gemeente als wetshandhaver te herstellen? Antwoord Nu er naar onze mening geen schade is voor het imago van de gemeente, hoeven wij niets te ondernemen om dit te herstellen. Vraag 3 De ChristenUnie is van mening dat dit besluit een precedentenwerking heeft. Deelt het college dit standpunt? Zo ja, hoe gaat u daar in een volgende handhavingkwestie mee om? Antwoord Wij delen uw standpunt niet. In het Handhavinguitvoeringsprogramma 2012 geven wij aan hoe en in welke mate wij het handhaven van wettelijke voorschriften uitvoeren. Daarnaast is er op grond van de vaste jurisprudentie een beginselplicht tot handhaving en invordering van verbeurde dwangsommen. De besluiten hieromtrent kunnen worden onderworpen aan een rechterlijke toets. In de bezwaarfase is er niet alleen de rechtmatigheid maar ook de doelmatigheid die beoordeeld dient te worden. Juist in een kwestie waarbij een bestuurlijke invalshoek een rol speelt is de heroverweging in de bezwaarfase aan de orde. Gezien dit uitgangspunt hebben wij gemeend op ons eerder besluit, de invordering, terug te komen. Overigens menen wij dat gelijke gevallen op gelijke wijze behandeld moeten worden. Gelijke gevallen doen zich overigens niet vaak voor. Uw mening over precedentwerking delen wij dan ook niet. Vraag 4 Wat leert u van het falen van de toegepaste handhavingstrategie? Welke strategie gaat u in voorkomende gevallen toepassen? Welke verbeteringen in het handhavingbeleid gaat u doorvoeren? Antwoord Naar onze mening is er geen sprake van falen van de toegepaste handhavingstrategie. Vraag 5 Hoe oordeelt u in dit verband - met de kennis van nu - over: - Het na tien keer opleggen van een dwangsom stoppen met sanctioneren en het niet overgaan tot toepassing van effectievere middelen zoals bijv. bestuursdwang? - Het koppelen van de verdere gemeentelijke sancties aan het strafrechtelijk traject? - Het wachten met daadwerkelijk innen tot na de uitspraak van de bezwarencommissie? Antwoord Met de huidige inzichten hebben wij na een zorgvuldige afweging van alle belangen de uw onwelgevallige beslissing op het bezwaar genomen. Na het opleggen van de eerste overtreding en het opleggen van de dwangsommen hebben wij de noodzaak tot verzwaring van de op te leggen sancties bezien. Gezien de toen lopende procedures en het onderzoek dat onzerzijds is verricht naar de mogelijkheden van het Maastrichtse model (zoals beschreven in het Coalitieakkoord 2010-2014) waren wij van mening dat een verzwaring van de dwangsommen of toepassing van bestuursdwang niet in verhouding stond tot de zwaarte van de overtreding. Hierbij speelde een rol dat er geen sprake was van bedreiging van de openbare orde. Het toepassen van bestuursdwang dan wel het verzwaren van de dwangsommen achtten wij toen disproportioneel De overwegingen van de uitkomst van de juridische procedures, zowel strafrechtelijk en bestuursrechterlijk, hebben duidelijkheid gegeven. Deze overwegingen hebben in het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie duidelijk een rol gespeeld.
4
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
3
De koppeling van verdere gemeentelijke sancties aan het strafrechtelijk traject had als bedoeling te bezien of een uitspraak van de strafrechter uitsluitsel zou geven over de onrechtmatigheid van de Winkeltijdenwet. Nadat duidelijk was dat de uitspraak van de strafrechter niet zou komen is de bezwaarschriftenprocedure voortgezet. Het wachten met het daadwerkelijk innen van de dwangsommen na de uitspraak van de Algemene Bezwaarschriftencommissie en het onherroepelijk worden ervan, is een gebruik binnen het gemeentelijk handhavingsbeleid. Het daadwerkelijk innen betreft het betalen van de dwangsommen eventueel met behulp van een deurwaarder. Dit traject is overigens ingezet want de u onwelgevallige beslissing betreft niet het besluit tot het opleggen van de dwangsommen, maar het besluit tot invordering van de dwangsommen. Vraag 6 Bent u overtuigd door de argumentatie van bezwarencommissie? Zo nee, waarom hebt u dan niet contrair besloten? Was er afwegingsruimte om dat te doen? Is er – strikt juridisch gezien – nog ruimte om alsnog een ander besluit te nemen? Antwoord Ja. Wij hebben het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie overgenomen. Er is naar onze mening geen ruimte meer om een ander besluit te nemen. Een dergelijk besluit zal naar onze mening geen rechterlijke toets doorstaan. Vraag 7 Waarom heeft het – na uitspraak van de bezwarencommissie – vier maanden geduurd voor dat u een definitief besluit nam. Antwoord Zorgvuldige afweging van belangen kost soms meer tijd dan eerder gedacht wordt en wenselijk is. Vraag 8 Wat zijn de argumenten en overwegingen van wethouder Jos Pierey om tegen uw besluit te stemmen? Antwoord Wethouder Pierey heeft een andere afweging gemaakt op basis van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Hij is van oordeel dat de bezwaarschriftencommissie geacht wordt haar advies te geven op basis van de situatie toen (ex tunc) en niet op basis van de situatie nu (ex nunc). Hij heeft geconstateerd dat de commissie enkele aspecten uit de situatie van nu in haar advies heeft betrokken en komt tot een andere conclusie. Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, de secretaris, de burgemeester,
drs. A.L.C.S. Lantain
ir. A.P. Heidema
5
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
RAADSMEDEDELING Onderwerp
: Dwangsommen supers
Mededelingennr. : 665863 : Team
Portef.houder : Ahne BenW-besluit d.d. 23 maart
1. Inleiding: waarom deze mededeling Begin 2010 heeft een vijftal supers hun winkel op zondag voor een aantal uren geopend. Deze opening was(op dat moment) in strijd met de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening. Op grond daarvan heeft bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving plaatsgevonden. In het bestuurlijk traject zijn dwangsommen opgelegd. Door ons is in het kader van die procedure besloten vooralsnog niet tot invorderen over te gaan in afwachting van het oordeel van de strafrechter dan wel een sepot van de Officier van Justitie. Het Openbaar Ministerie heeft nadien tot een sepot besloten, zodat thans de vraag moet worden beoordeeld of wij alsnog tot inning over gaan.
2. Kader Bij Overtreding van de winkeltijdenwet en winkeltijdenverordening geldt in principe een plicht tot handhaving. De openstelling vond mede door de vijf supers plaats omdat wij in ons coalitieakkoord hadden opgenomen dat wij naar een verbreding wilden van openstelling op zondag.
3. Kern van de boodschap Af te zien van invordering van de verbeurde dwangsommen wegens overtreding opgelegde lasten in het kader van de winkeltijdenwet tegen vijf supermarkten. 4. Nadere toelichting Voor wat betreft het strafrechtelijke traject het volgende. Na het seponeringsbesluit door de Officier van Justitie hebben wij een klachtenprocedure gevolgd bij het Hof. Het Hof heeft onze klacht afgewezen en bepaald dat het openbaar belang niet vergt dat de vijf supers alsnog worden vervolgd gelet op het feit dat de gemeenteraad inmiddels het winkeltijdenregime heeft verruimd en dat er geen redelijk strafdoel meer is gediend met strafvervolging. Vervolgens hebben wij besloten over te gaan tot inning van de verbeurde dwangsommen. De vijf supers hebben tegen invordering bij de gemeente bezwaar aangetekend. Eind 2011 heeft de gemeentelijke bezwarencommissie ons collete geadviseerd de bezwaren van de vijf supers gegrond te verklaren. De doorslaggevende argumenten voor de commissie waren: 1. Nu wij een directe koppeling hebben gelegd met het strafrechtelijke traject ligt het volgens de commissie ook in de rede het standpunt van het openbaar ministerie te volgen. Het past niet om na een voor de bezwaarden gunstige uitslag in het strafrechtelijke procedure te persisteren op de beginselplicht tot handhaving. 2. Wij hebben steeds – ook via het coalitieakkoord – aangegeven tot een verruiming van de winkeltijden te willen komen. In dat perspectief acht de commissie het kennelijk onredelijk om thans nog tot invordering van de dwangsommen over te gaan. Zij ziet vanuit bestuursrechtelijk standpunt niet welk doel thans nog met de invordering is gediend. Na ampele overweging hebben wij besloten het advies van de commissie op te volgen en in te stemmen met de door hen aangegeven argumentatie. Doorslaggevend argument daarbij voor ons is dat gelet op de voorgeschiedenis (zowel supers als wij streefden een verruiming van de winkeltijden
6
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
/2
na) dat het nu niet meer redelijk wordt geacht tot invordering over te gaan (ontbreken van een bestuursrechtelijk doel). Daarmee is het bestuurlijk handhavingtraject beëindigd. Ons college heeft hiermee een zorgvuldig afgewogen standpunt ingenomen en in meerderheid besloten het advies van de bezwarencommissie te volgen. Aangetekend wordt dat wethouder Pierey (PvdA) maakt een andere afweging en stemt tegen.
7
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
ALGEMENE BEZWAARSCHRIFTENCOMMISSIE DEVENTER Betreft: bezwaarschrift van Plus Kolkman c.s. inzake de besluiten van 7 januari 2011 tot invordering van verbeurde dwangsommen Aan burgemeester en wethouders van DEVENTER no. 2011.0098
Deventer, 10 november 2011
Kamer 2 van de Algemene Bezwaarschriftencommissie heeft behandeld het op 18 februari 2011 ingekomen bezwaarschrift van de heer mr. R. van Eck namens Plus Kolkman, Plus Nijland Beestenmarkt B.V., Dirk van den Broek Supermarkten B.V., Plus Hoffman B.V. en Plus Retail Oost B.V. (reclamanten) inzake de op 7 januari 2011 namens uw college onder kenmerken RS/VT/VG/478998/478963/478986/479013/479373 verzonden besluiten waarbij geconstateerd wordt dat de opgelegde lasten onder dwangsom zijn overtreden en dat besloten is de verschuldigde bedragen ad € 50.000,- per reclamant in te vorderen. Aanwezig waren ter hoorzitting d.d. 18 oktober 2011: de heer G. Hoffman, reclamant, bijgestaan door de heer mr. R. van Eck; de heer A.I. Duivenvoorde, ambtenaar bij het team Vergunningen en in deze zaak woordvoerder namens het verwerende bestuursorgaan; mevrouw mr. J. den Engelse, voorzitter, alsmede de leden mevrouw mr. M.W. Engelen en de heer A.J. Afink; mr. B. Vermaas, secretaris. Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de commissie dat voldaan is aan het daaromtrent bepaalde in de Algemene Wet Bestuursrecht, zodat het bezwaarschrift ontvankelijk is. Ten aanzien van de zaak zelf wordt het volgende overwogen. Op 8 januari 2010, nummer 306126, is een last onder dwangsom opgelegd aan Dirk van den Broek Supermarkten B.V., Broederenplein 3, 7411 RL Deventer. De strekking van de last onder dwangsom was : “om de supermarkt Dirk van den Broek aan het Broederenplein te Deventer vanaf heden op zon- en feestdagen niet voor publiek te openen en gesloten te houden. Indien u niet of niet geheel voldoet aan deze last bent u een dwangsom verschuldigd. De hoogte van de dwangsom hebben wij vastgesteld op € 5000,- per overtreding met een maximum van €50.000,- “. Op 31 maart 2011 heeft de Voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, nummer Awb 10/84 VV, een verzoek om voorlopige voorzieningen ten aanzien van het onder andere opleggen van de last onder dwangsom, afgewezen. Tegen het besluit van 8 januari 2010 heeft Dirk van den Broek B.V. een bezwaarschrift ingediend dat op 10 augustus 2010, verzonden 20 augustus 2010, nummer 2009.18592, ongegrond is verklaard. Dit besluit is door het ongebruikt verstrijken van de beroepstermijn onherroepelijk geworden. Bij brieven van 3 februari 2010, 8 maart 2010 en 17 december 2010 is medegedeeld dat is geconstateerd dat de supermarkt aan het Broederenplein open was op 10 januari, 17 januari, 24 januari, 31 januari, 14 februari, 21 februari, 28 februari, 14 maart, 21 maart en 28 maart 2010. Verder is verzocht om de dwangsommen die verbeurd waren over te maken op de bankrekening van de gemeente. De termijn waarbinnen de dwangsommen betaald dienden te worden was op 7 januari 2011 ruimschoots verstreken. Op 7 januari 2011, nummer 478986, is aan Dirk van den Broek B.V. een besluit tot invordering van € 50.000 toegezonden. Op 15 januari 2010 onder nummer 309752, is Plus Kolkman een last onder dwangsom opgelegd voor de supermarkt aan de Dreef. De strekking van de last onder dwangsom was : “om de supermarkt Plus Kolkman aan de Dreef te Deventer vanaf heden op zon- en feestdagen niet voor publiek te openen en
8
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
gesloten te houden. Indien u niet of niet geheel voldoet aan deze last bent u een dwangsom verschuldigd. De hoogte van de dwangsom hebben wij vastgesteld op € 5000,- per overtreding met een maximum van € 50.000,- “. Bij brieven van 8 maart en 17 december 2010 heeft het college medegedeeld dat was geconstateerd dat de supermarkt open was op 17 januari, 24 januari, 31 januari, 7 februari, 14 februari, 21 februari, 28 februari, 7 maart, 14 maart, en 21 maart. Verder is verzocht om de dwangsommen die verbeurd waren over te maken op de bankrekening van de gemeente. De termijn waarbinnen de dwangsommen betaald dienden te worden was op 7 januari 2011 ruimschoots verstreken. Op 7 januari 2011, nummer 478998, is aan Plus Kolkman een besluit tot invordering van € 50.000 toegezonden. Op 8 januari 2010, nummer 306110, is een last onder dwangsom opgelegd aan Plus Nijland Beestenmarkt B.V., Beestenmarkt 3, 7413 ZA Deventer. De strekking van de last onder dwangsom was : “om de supermarkt Plus Nijland Beestenmarkt aan de Beestenmarkt te Deventer vanaf heden op zon- en feestdagen niet voor publiek te openen en gesloten te houden. Indien u niet of niet geheel voldoet aan deze last bent u een dwangsom verschuldigd. De hoogte van de dwangsom hebben wij vastgesteld op € 5000,- per overtreding met een maximum van € 50.000,- “. Bij brieven van 3 februari 2010, 8 maart 2010 en 17 december 2010 is medegedeeld dat was geconstateerd dat de supermarkt open was op 10 januari, 17 januari, 24 januari, 31 januari, 7 februari, 14 februari, 21 februari, 28 februari, 7 maart, 14 maart. Verder is verzocht om de dwangsommen die verbeurd waren over te maken op de bankrekening van de gemeente. De termijn waarbinnen de dwangsommen betaald dienden te worden was op 7 januari 2011 ruimschoots verstreken. Op 7 januari 2011, nummer 478963, is Plus Nijland Beestenmarkt B.V. een besluit tot invordering van € 50.000 toegezonden. Op 8 januari 2010, nummer 306104, is een last onder dwangsom opgelegd aan Plus Hoffman B.V., Zwaluwenburg 41, 7423 DV Deventer. De strekking van de last onder dwangsom was : “om de supermarkt Plus Hoffman aan de Zwaluwenburg te Deventer vanaf heden op zon- en feestdagen niet voor publiek te openen en gesloten te houden. Indien u niet of niet geheel voldoet aan deze last bent u een dwangsom verschuldigd. De hoogte van de dwangsom hebben wij vastgesteld op € 5000,- per overtreding met een maximum van € 50.000,- “. Bij brieven van 3 februari 2010, 8 maart 2010 en 17 december 2010 is medegedeeld dat was geconstateerd dat de supermarkt open was op 10 januari, 17 januari, 24 januari, 31 januari, 7 februari, 14 februari, 21 februari, 28 februari, 7 maart, en 14 maart. Verder is verzocht om de dwangsommen die verbeurd waren over te maken op de gemeentelijke bankrekening. De termijn waarbinnen de dwangsommen betaald dienden te worden was op 7 januari 2011 ruimschoots verstreken. Op 7 januari 2011, nummer 479013, is Plus Hoffman B.V. een besluit tot invordering van € 50.000 toegezonden. Op 8 januari 2010, nummer 306111, is een last onder dwangsom opgelegd aan Plus Nijland Keizerslanden B.V. Karel de Groteplein 4, 7415 DH DV Deventer. De strekking van de last onder dwangsom was : “om de supermarkt Plus Nijland Keizerslanden aan het Karel de Groteplein 4 te Deventer vanaf heden op zonen feestdagen niet voor publiek te openen en gesloten te houden. Indien u niet of niet geheel voldoet aan deze last bent u een dwangsom verschuldigd. De hoogte van de dwangsom hebben wij vastgesteld op € 5000,- per overtreding met een maximum van € 50.000,- “. Bij brieven van 3 februari 2010, 8 maart 2010 en 17 december 2010 is medegedeeld dat was geconstateerd dat de supermarkt open was op 10 januari, 17 januari, 24 januari, 31 januari, 7 februari, 14 februari, 21 februari, 28 februari, 7 maart, en 14 maart. Verder is verzocht om de dwangsommen die verbeurd waren over te maken op de gemeentelijke bankrekening. De termijn waarbinnen de dwangsommen betaald diende te worden was op 7 januari 2011 ruimschoots verstreken. Op 7 januari 2011, nummer 479373, is Plus Retail Oost B.V. een besluit tot invordering van € 50.000 toegezonden Naar aanleiding van voornoemde besluiten wordt op 18 februari 2011 een bezwaarschrift ingediend waarin samengevat naar voren wordt gebracht dat wat betreft de aangevoerde data waarop de opening voor het publiek van de supermarkten was geconstateerd zich ook reguliere koopzondagen bevonden. Op deze
2
9
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
dagen was opening niet in strijd met de wet en de Verordening Winkeltijden Deventer 1997. Deze gedragingen vallen derhalve niet onder de last onder dwangsom en dus is de berekening van de in te vorderen bedragen niet correct. De invorderingsbeschikkingen zijn volgens reclamanten dan ook onzorgvuldig voorbereid, onvoldoende gemotiveerd dan wel in strijd met de wet. Voor alles is de invordering onredelijk. Ook was toegezegd dat de uitspraak van de strafrechter ten aanzien van de overtreding van de Winkeltijdenwet door het college van burgemeester en wethouders zou worden afgewacht. Deze strafzaak is echter geseponeerd. Invordering dient dan ook achterwege te blijven. De situatie van de oneerlijke concurrentie, niet alle supermarkten mochten geopend zijn op zondag, is juist veranderd door het toedoen van het college van burgemeester en wethouders. Het invorderen van de dwangsommen heeft hierdoor alleen nog het toebrengen van financieel nadeel tot gevolg. Tenslotte wordt ten aanzien van Plus Retail Oost B.V. aangevoerd dat deze entiteit volledig losstaat van Plus Nijland Keizerslanden B.V. zodat er geen titel is om tot invordering over te gaan bij B.V. Plus Retail Oost. Naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift heeft het team Vergunningen desgevraagd op 17 mei 2011een verweerschrift uitgebracht. Hierin wordt een toelichting gegeven op de feiten en het juridisch kader, en wordt ingegaan op de bezwaren. Het verweerschrift concludeert tot ongegrondverklaring van de bezwaren. Ter hoorzitting geeft de voorzitter allereerst een toelichting op de procedure en op de onafhankelijke positie van de bezwaarschriftencommissie. Vervolgens geeft zij het woord aan de raadsman. Deze legt een pleitnota over die hij voorleest. Deze pleitnota is voor uw college als bijlage bijgevoegd en dient hier als ingelast te worden beschouwd. Op de vraag van de voorzitter welk vertrouwen er is geschonden antwoordt de heer Van Eck dat dit betreft de toezegging dat de zitting zou worden aangehouden omdat de beslissing van het Hof leidend zou zijn. De heer Duivenvoorde verwijst naar het uitgebrachte verweerschrift. Hij is het oneens met de raadsman en verwijst daarvoor naar de brief van 7 mei 2010. De uitspraak van de rechtbank zou worden afgewacht en daarna zou het college zich opnieuw beraden. De kwestie is vervolgens geseponeerd door de Officier van Justitie en de klacht van de gemeente daartegen is afgewezen. De gemeente was voorts gehouden binnen een jaar actie te ondernemen. De heer Duivenvoorde zag niet in dat hier vertrouwen zou zijn gewekt dat vervolgens is geschonden. Voorts brengt de heer Duivenvoorde naar voren dat de raadsman de winkelsluitingswet blijkbaar niet eerlijk vindt. Dat is in deze procedure echter geen argument. De wet is en blijft van toepassing en regering en volksvertegenwoordiging bewegen in deze aangelegenheid niet. Men heeft een risico genomen dat hoort bij ondernemen. De heer Duivenvoorde vraagt zich af wat oneerlijk is. Er is in 2009 in Deventer een discussie over de openingstijden in Deventer gevoerd. Die heeft uiteindelijk geleid tot vergunning voor 6 supermarkten. Anderen hebben toen gesteld dat ze toch gewoon open zouden gaan. Er kan dus geen discussie zijn dat de last is overtreden, en wel gedurende het gehele jaar. De gemeente heeft zich beperkt tot 10 overtredingen. De wijziging eind november doet er niets aan af dat deze supermarkten begin vorig jaar bewust zijn opengegaan. Ze hebben er winst aan gehad. Het is hem niet duidelijk waarom invorderen nu niet eerlijk meer zou zijn. Als dit bezwaarschrift meteen was afgehandeld was er nog geen wijziging van de verordening geweest. Dit is achteraf klagen terwijl men bewust een risico heeft genomen. De heer Duivenvoorde wees op de beginselplicht tot handhaven en invorderen. Ten aanzien van Plus Retail Oost verwees de heer Duivenvoorde naar een krantenartikel dat hij bij de stukken had gevoegd. Hij heeft de besluiten ook in afschrift toegezonden naar Haaksbergen. In de krant stond dat Plus Retail Oost Keizerslanden had teruggekocht. De heer Van Eck merkt op dat de gemeente blijkbaar veronderstelt dat die 50.000 euro dwangsom wel uit de extra omzet zou kunnen worden gehaald. Hij wijst er op dat hierover overleg is geweest met het college van burgemeester en wethouders. Er kwam echter geen beweging in de standpunten. Toen zijn deze supermarkten inderdaad willens en wetens opengegaan. maar niet om het geld doch voor het principe. Op een vraag of er toch voordeel uit die extra omzet is gehaald antwoordde de heer Van Eck ontkennend.
3
10
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
Mevrouw Engelen merkt op dat er door reclamanten geen enkel inzicht wordt geboden in de omzet. Het was haar niet duidelijk wat er op een zondag werd omgezet. Zij kan daarom niet beoordelen of de dwangsom van in totaal 50.000 euro disproportioneel is. De heer Hofmann brengt naar voren dat de omzet veel lager is geweest. De supermarkt in Schalkhaar bijvoorbeeld draait nog geen 3300 euro omzet per zondag. Met dubbele personeelskosten. Zijn eigen omzet is met 4% over het jaar gedaald terwijl de rest met zo’n 2% steeg. De heer Hoffman benadrukte dat nergens in Nederland dit soort bedragen zijn geïnd. Ook in Amsterdam niet. Daar is wel 200.000 euro opgelegd maar niet geïnd. Er is overlegd met het college en daaruit bleek dat de strafrechtprocedure belangrijker werd gevonden. Daarom is deze zitting op verzoek twee maal uitgesteld. Er zou niet geïnd worden als de strafrechter zou seponeren. De heer Duivenvoorde merkt op dat indien inning als buitengewoon onevenredig zou worden aangemerkt, dit eventueel achterwege zou kunnen worden gelaten. maar in deze zaak wordt niets overgelegd. De heer Duivenvoorde was niet bekend met Amsterdam maar wist wel dat de gemeente Eindhoven gewoon heeft geïnd. Deze zitting is inderdaad op verzoek van de heer Van Eck uitgesteld in afwachting van de artikel 12 klacht van de gemeente. De heer Van Eck bracht in tweede instantie nog naar voren dat de norm inmiddels niet meer bestaat en dat er dus niets valt te handhaven. Verder is Plus Retail Oost BV een andere vennootschap dan degene die de winkel dreef en die is aangeschreven. Ze is niet de overtreder. De heer Van Eck betwistte dat er kopieën waren toegezonden. Zijns inziens was de B.V. die de supermarkt dreef de enige die kon worden aangeschreven en dient die oude B.V. te worden benaderd voor inning. De heer Hoffman vulde aan dat deze supermarkt is opgekocht door Plus Retail De Bilt. Hij bood tenslotte aan een overzicht van de financiën aan te leveren. Niets meer aan de orde zijnde bedankt de voorzitter alle aanwezigen voor hun inbreng en sluit zij de hoorzitting. OVERGAANDE TOT HET UITBRENGEN VAN HAAR ADVIES constateert de Kamer allereerst dat het bezwaarschrift zich richt tegen de op 7 april 2011 namens uw college onder kenmerken RS/VT/VG/478998/478963/478986/479013/479373 verzonden besluiten waarbij geconstateerd wordt dat de opgelegde lasten onder dwangsom zijn overtreden en dat besloten is de verschuldigde bedragen ad € 50.000,per reclamant in te vorderen. Ingevolge artikel 125 Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom. Op grond van artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen bevoegd in plaats daarvan een last onder dwangsom op te leggen. Hieronder verstaat artikel 5:31d Awb de herstelsanctie, inhoudende a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. In casu zijn aan de betrokken bedrijven, zoals hiervoor aangegeven, lasten onder dwangsom opgelegd tot het gesloten houden van hun supermarkten op zon- en feestdagen. De betreffende besluiten zijn inmiddels allen onherroepelijk geworden. De Kamer constateert verder dat op grond van artikel 5:33 Awb een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd. Artikel 5:37 van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, het bestuursorgaan bij beschikking beslist omtrent de invordering van een dwangsom Verweerder stelt dat de strekking van de besluiten inzake de last onder dwangsom was het voor publiek niet openen en gesloten houden van de supermarkt. Door het ongebruikt later verlopen van de termijn voor het indienen van bezwaar en beroep zijn de besluiten inzake het opleggen van de last onder dwangsom onherroepelijk geworden. Het enkele feit dat de supermarkten geopend waren impliceert volgens verweerder dat de dwangsom verbeurd is en dat er een geldschuld is ontstaan. Omdat de lasten onder dwangsom onherroepelijk zijn kan in casu slechts ter discussie staan de vraag of voldaan is aan de last.
4
11
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
Vast staat volgens verweerder dat de supermarkten geopend waren. Er is dus niet voldaan aan de last onder dwangsom. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Verweerder stelt dat van dergelijke bijzondere omstandigheden niets is gebleken. De Kamer deelt dit laatste standpunt van verweerder niet. Zij is met reclamanten van oordeel dat in casu zeer zeker sprake in van bijzondere omstandigheden en dat invordering van de dwangsommen nu als kennelijk onredelijk dient te worden aangemerkt. De Kamer wijst in dit verband allereerst op het Coalitieakkoord “Naar een nieuw evenwicht in Deventer” van april 2010 waarin expliciet wordt overwogen dat veel inwoners het belangrijk vinden dat ze hun dagelijkse boodschappen ook op zondag kunnen doen. Door de huidige Winkeltijdenwet en de gemeentelijke Winkeltijdenverordening kunnen met name niet alle supermarkten hier in voorzien. Dat leidt volgens het Coalitieakkoord tot oneerlijke concurrentie. De coalitiepartners kondigen aan naar wegen te gaan zoeken om de oneerlijke concurrentie op te heffen zodat het voor meer dan de wettelijke zes winkels mogelijk is om op zondag beperkt open te gaan. Uitgangspunt blijft dat de landelijke wetgeving aangepast zou moeten worden om meer beleidsvrijheid aan gemeenten te geven. De lobby hiervoor blijven de coalitiepartners voeren. Zij zien mogelijkheden in een genuanceerde toepassing van de verruimde mogelijkheid voor zondagopenstelling in gebieden met veel toerisme (het „Model Maastricht‟). De toepasbaarheid van dit model op Deventer gaat worden onderzocht. De coalitiepartners richten ons daarbij op supermarkten en kleinere foodwinkels. Reclamanten wijzen er terecht op dat de in het akkoord gesignaleerde oneerlijke concurrentie inmiddels door aanpassing van de winkeltijdenverordening is aangepast. De regeling op grond waarvan de dwangsommen zijn gebaseerd is vervangen door een ruimere regeling en behoeft dan ook geen handhaving meer. Verder constateert de Kamer dat uw college heeft toegezegd te wachten met invorderen op het oordeel van de strafrechter of een eventueel sepot door het openbaar ministerie. Eerst na deze uitspraak dan wel het seponeren zou uw college zich opnieuw beraden over de vervolgstappen inzake bestuurlijke handhaving van de overtreding. Het strafrechtelijke traject zou dus leidend zijn. Na het seponeringsbesluit door de Officier van Justitie heeft uw college een klachtprocedure bij het Hof gevoerd en heeft indachtig voornoemd uitgangspunt betreffende de leidendheid van het strafrechtelijk traject de onderhavige bezwaarprocedure aangehouden tot de uitspraak van het Hof. Het Openbaar Ministerie heeft geconcludeerd dat het openbaar belang niet vergt dat beklaagden alsnog worden vervolgd, gelet op het feit dat de gemeenteraad inmiddels het winkeltijdenregime heeft verruimd en er geen redelijk strafdoel is gediend met vervolging. Het Hof heeft in de klachtprocedure de door het Openbaar Ministerie gemaakte belangenafweging bevestigd. Gezien het gewicht dat uw college heeft toegekend aan de uitkomst van het strafrechtelijke traject gaat het naar het oordeel van de Kamer niet aan om, na de voor reclamanten uit dit traject voortvloeiende gunstige uitspraken, enkel met een beroep op termijnen en een beginselplicht tot handhaving over te gaan tot invordering en bij dit standpunt ook in de bezwaarprocedure te persisteren. De Kamer heeft hieromtrent geen afweging uwerzijds in de overgelegde stukken aangetroffen. Gezien het belang dat uw college aan de uitkomst van het strafrechttraject heeft toegekend had het evenwel eerder in de rede gelegen het standpunt van het OM te volgen. De Kamer heeft hiervoor de bijzondere omstandigheden van deze zaken geschetst, op grond waarvan haars inziens geen vrees voor precedentwerking dient te bestaan. Gelet hierop, gelet verder op het Coalitieakkoord, gezien het feit dat het winkeltijdenregime inmiddels is verruimd, en gezien voorts het belang dat aan de uitkomst van het strafrechttraject is gehecht waarbij de Kamer aantekent dat dit voor reclamanten een gunstige uitkomst heeft gehad, is de Kamer van oordeel dat het kennelijk onredelijk is om nu tot invordering van de dwangsommen over te gaan. Ook vanuit bestuursrechtelijk standpunt ziet de Kamer niet welk doel thans nog met de invordering gediend is. Zij adviseert uw college derhalve onder overneming van de overwegingen van de Kamer de bestreden besluiten te herroepen, en te besluiten tot het achterwege laten van invordering van de verbeurde dwangsommen. Kamer 2 van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, mr. J. den Engelse, voorzitter. mr. B. Vermaas, secretaris.
5
12
Raadsvergadering - woensdag 6 juni 2012
13