Agenda Opiniërende bijeenkomst
Maandag 30 maart 2009, 19.30 uur Raadszaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht
1. 2.
3. 4.
5a 5b
Opening Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Vaststellen agenda Mededelingen portefeuillehouders en Rondvraag Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen te stellen. Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan elkaar en het college te stellen betreffende actuele gebeurtenissen. Verslag opiniërende bijeenkomst 27 oktober 2008 Verslag en actielijst opiniërende bijeenkomst van 9 en 10 februari 2009 De raadsleden wordt gevraagd verslag(en) en actielijst vast te stellen.
Stukken
informatiebri ef
Richttijden 19.30-20.00
20.00-20.05 20.05-20.15
verslag verslagen met actielijst
20.15-20.20
overzicht
20.20-20.25
art 44 brief
20.25-20.35
bespreekstuk Dhr. Visser Ingekomen stuk 9 febr. 2009 raadsvoorstel en besluit
20.35-20.55
Onderwerpen Ruimte en Groen 6.
7.
8.
9.
10
Ingekomen stukken Aan de raadsleden wordt voorgesteld om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen Vragen ex Artikel 44 Brief 18 feb 09 aan SGP/CU onderhoud openbare verlichting Geagendeerd op verzoek van de SGP/CU-fractie in de raadsvergadering van 2 maart 2009 Actualisering bestemmingsplannen Geagendeerd op verzoek van SGP/CU-fractie in de opiniërende bijeenkomst van 9 februari 2009. Bespreekstuk is opgesteld door de heer M. Visser Nadere uitwerking van het project rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan met de consequenties voor de kastanjebomen en de kredietaanvraag Aan de raadsleden wordt gevraagd met het raadsvoorstel in te stemmen Terugkoppeling portefeuillehouder Bonkelaar over gevoerd gesprek met Blokland-Bemog (mondeling)
20.55-21.15
21.15-21.25
11
12
Beleidsnotitie Huisvestingsmogelijkheden voor starters in Sliedrecht Aan de raadsleden wordt gevraagd met het raadsvoorstel in te stemmen “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding WijngaardenZelzate Aan de raadsleden wordt gevraagd met het raadsvoorstel in te stemmen
raadsvoorstel en besluit notitie
21.25-21.40
raadsvoorstel en besluit
21.40-21.45
overzicht
21.45-21.50
reactie college en diverse moties
21.50-22.05
raadsvoorstel en besluit
22.05-22.10
raadsvoorstel en besluit concept beleidsplan raadsvoorstel en besluit concept beleidsplan reactie WmoAdviesraad
22.10-22.25
overzicht
22.25-22.30
raadsvoorstel en besluit notities: rolverdeling en spelregels raadsvoorstel en besluit statuut raadsvoorstel en besluit
22.30-22.40
Onderwerpen Welzijn en Zorg 13
14
15
16A
16B
Ingekomen stukken Aan de raadsleden wordt voorgesteld om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen AWBZ-moties en reactie college De schriftelijke reactie van het college op de diverse AWBZ-moties van andere gemeenten is geagendeerd op verzoek van de PvdA-fractie in de opiniërende bijeenkomst van 9 februari 2009. Wachtlijstverordening Sociale Werkvoorziening Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel Concept-Beleidsplan Vrijwillige inzet Sliedrecht 2009-2012 Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel Concept-Beleidsplan Mantelzorgvoorziening in Sliedrecht 2009-2012 Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel (de reactie van de Wmo-Adviesraad wordt op 25 maart na gezonden)
Onderwerpen Burger en Bestuur 17
18
19
20
21
Ingekomen stukken Aan de raadsleden wordt voorgesteld om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen Rolverdeling planvorming en afspraak wijkplatforms en gemeente Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel. Eerder geagendeerd op 10 febr 2009. Treasury Statuut Sliedrecht Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel Comptabiliteitsbesluiten Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de voorliggende besluiten Reserve en Voorzieningen Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel
raadsvoorstel en besluit rapport
22.40-22.45
22.50-22.55
22.55-23.00
22
Sluiting
23.00
De voorzitter,
A. van Gameren
De voorzitter gaat ervan uit dat alle technische en informatieve vragen voor de vergadering gesteld zijn aan de behandelend ambtenaar, zodat de vergadering hiermee niet wordt belast.
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende raadsbijeenkomst, raadhuis, Dr. Langeveldplein 30 : 27 oktober 2008, aanvang 19.30 uur : de heer D. van Meeuwen voorzitter de heer M. Visser mevrouw M.J. Bisschop-Roodbeen de heer J.C. Buchner de heer L.A. Huijser de heer A. van Gameren de heer W.H. Blanken mevrouw C.A. de Bruin mevrouw C. Galle-Prins de heer B. van der Plas mevrouw N. de Waard de heer A.J. den Besten mevrouw L.P.M. Dekker-de Graaff de heer N. Bouwman mevrouw G.J. Visser-Schlieker de heer T.W. Pauw de heer F. van der Klis mevrouw C.E. Verschoor
Afwezig m.k. Verslag
de heer J.P. Tanis de heer R.G. van de Ven de heer J.A. Lavooi de heer M.C. Boevée de heer J. Alsma de heer : de heer J.H. van Eijk
wethouder wethouder wethouder burgemeester griffier ambtelijke organisatie
: mevrouw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tape)
1. OPENING De voorzitter, de heer Van Meeuwen, opent de vergadering. De Memorie van Antwoord wordt vrijdag toegezonden. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal vijf minuten per persoon Er zijn geen insprekers.
3. VASTSTELLEN AGENDA De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
-2-
Onderwerpen PROGRAMMABEGROTING 2009 Welzijn en Zorg 4. Programma’s 3, 5 en 6 Meningsvorming en informatie uitwisseling over: programma 3 “Jeugd en onderwijs” programma 5 “Cultuur, sport en recreatie” programma 6 “Werk, inkomen, zorg en welzijn” Programma 3 “Jeugd en onderwijs” Mevrouw de Bruin merkt op dat zij heeft gezocht naar de beleidsnota 2008 Verbeteren van de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk. (blz. 37) Deze wordt door de griffie aan alle fracties toegezonden. Blz. 23, Mevrouw Bisschop-Roodbeen vraagt of de storting in de voorziening huisvesting onderwijs toereikend is. Wethouder Tanis stelt voor de specificatie als bijlage mee te sturen met de Memorie van Antwoord. Op basis van de huidige gegevens is een doorrekening gemaakt, die leidt tot een structurele verhoging met twee ton. Hij zal voor zichzelf nagaan of Baanhoek West is opgenomen. Met betrekking tot de verbouwing van de Grienden zal uiterst kritisch gekeken moeten worden om te voorkomen dat daar ook nog een bepaalde claim gelegd gaat worden. Mevrouw Visser vraagt of dit nog meer is dan de 90.000 euro nadeliger als gevolg van de gymnastieklokalen bij het Griendencollege. Wethouder Tanis antwoordt dat het risico niet ondenkbeeldig is; hij kan er nog geen ja of nee op antwoorden en komt er op terug zodra er meer bekend is. Er wordt nog steeds gestreefd naar het nakomen van de afspraak dat de uitvoering budgettair neutraal moet zijn. Mevrouw Visser merkt op dat school de Wilgen per 1 januari is verzelfstandigd; dat vindt ze vreemd, want er zou nog gesproken worden over de verzelfstandiging van het openbaar onderwijs per 1 januari 2009. Wethouder Tanis antwoordt dat de tekst niet klopt. Volgende week staat er een voorstel op de agenda. Mevrouw Dekker vraagt of de Anne de Vriesschool al is meegenomen in de plannen. Wethouder Tanis antwoordt dat de extra lokalen al zijn geregeld bij de Zomernota. Blz. 36: De heer Den Braanker merkt op de begroting nog eens in het licht van het raadsprogramma te hebben bekeken. Hij vraagt of er een onderzoek komt naar de mogelijkheid van brede schoolvoorzieningen in de overige wijken van Sliedrecht. Blz. 38, Centrum Jeugd en Gezin: hij vraagt of dit fysiek wordt ingevuld. Hij vraagt wat er wordt bedoeld bij het stukje over de subsidie van het Open Jeugdwerk Sliedrecht met sturing via uitvoeringsovereenkomst. Mevrouw Verschoor merkt op te hebben begrepen dat het CJG gefinancierd wordt door het rijk en dat de GGD dit gaat uitvoeren. Allerlei instellingen moeten met elkaar om de tafel; ze vraagt hoe de coördinatie vorm gaat krijgen. Daarnaast is ze ook benieuwd naar het fysieke loket. Wethouder Tanis antwoordt dat er alleen wordt bekeken of er andere mogelijkheden zouden zijn ten aanzien van de brede scholen; er is geen sprake van plannen in die richting en het is ook nog niet zover om te gaan praten met schoolbesturen. Wethouder Lavooi merkt op dat er vragen zijn gesteld over het CJG. Hij constateert uit die vragen dat de informatieve bijeenkomst over de aanpak van het CJG, waar tevens een concept plan van aanpak is gepresenteerd, qua informatievoorziening aan de raad niet helemaal geslaagd is. Er spelen zaken waarvan hij het vermoeden heeft dat de raad daar nog niet goed van op de hoogte is. Informatieve bijeenkomsten hebben het nadeel dat er eigenlijk te weinig tijd is per item. Hij heeft er zelf behoefte aan om de raad bij te praten omtrent de ontwikkelingen rond het CJG en verzoekt de agendacommissie dit in te plannen, als de raad daar ook behoefte aan heeft. Twee weken geleden is een lokale werkgroep in het leven geroepen; hij vermoedt dat dat niet bekend is. Bij de technische behandeling
-3-
ging het over geldstromen; het is te eenzijdig om te stellen dat alles naar de GGD gaat, want dat is echt niet het geval. De griffier noteert het punt voor de agenda van de informerende vergadering. Mevrouw Dekker herhaalt de vraag wie alles gaat coördineren om te voorkomen dat een gezin te maken krijgt met meerdere hulpverleners. Wethouder Lavooi merkt op dat daar regionaal en lokaal op wordt gestudeerd. Gaat het bijvoorbeeld om een fysiek Centrum voor Jeugd en Gezin, of kan het ook zonder gebouw? Het gaat natuurlijk om de samenwerking en de vraag is dan wat de beste methode is. Hij stelt voor om het concept plan van aanpak aan te grijpen om de raad bij te praten. Bij het Open Jeugdwerk komt niets nieuws; het gebeurt al. Blz. 38: Mevrouw Verschoor mist het doel van het CJG en de achterliggende gedachte; het neemt een forse hap uit de begroting, maar de vraag is wat je daar precies mee verbetert. Er wordt steeds meer geld gevraagd, maar concrete doelstellingen ontbreken. Deze vraag wordt meegenomen bij de sessie inzake Centrum Jeugd en Gezin.
Programma 5 “Cultuur, sport en recreatie” Blz. 49: Mevrouw de Waard vraagt waar 20.000 euro extra voor het Bibliotheekwerk voor wordt ingezet en of dit betekent dat het klassenbezoek aan de bibliotheek weer terugkomt. Wethouder Lavooi antwoordt dat hem niets bekend is van een beleidsmatige verandering op het gebied van bibliotheekwerk. De heer Bouwman vraagt aar de stand van zaken met betrekking tot het omklappen van de sportvelden; de voetbalvereniging verliest zijn geduld. Wethouder Lavooi schetst de voorgeschiedenis. Het gaat niet alleen om de sportvelden, maar ook om het recreatief knooppunt. Doordat er eerst een belangrijke principiële keuze moet worden gemaakt door de provincie over de ligging van de natte as in de Alblasserwaard (oost-west of noord-zuid) is een en ander vertraagd. Dat valt niemand te verwijten. Hij herhaalt zijn oproep om waar mogelijk in de provincie aandacht te vragen voor dit dossier. Blz. 14 Mevrouw Bisschop-Roodbeen vraagt of met de heffingen voor de sportverenigingen het gevaar bestaat dat de contributies omhoog moeten, waardoor kinderen wellicht niet meer kunnen sporten. Dat zou jammer zijn. Wethouder Tanis antwoordt dat die keuze is gemaakt om de inflatiecorrectie door te berekenen. Wethouder Lavooi verwijst naar de lijst niet gehonoreerde projecten. Hij merkt op dat hem geen signalen hebben bereikt vanuit de sportverenigingen dat dit tot financiële problemen leidt. Daarnaast is er het SMS Kinderfonds voor kinderen wiens ouders onvoldoende inkomen hebben om de contributie voor een sportvereniging te betalen. Verder neemt Sliedrecht deel aan een regionaal project om een specifieke doelgroep extra te ondersteunen met een bedrag ad 50 euro per maand. Programma 6 “Werk, inkomen, zorg en welzijn” Blz. 171: Mevrouw de Bruin merkt op met betrekking tot het Plaatje dat dit wordt gecombineerd met de ontwikkeling van een Service- en Kenniscentrum. Ze heeft al twee keer eerder gevraagd of dit geknipt kan worden en herhaalt dit verzoek. De tekst is nogal verwarrend waar het gaat om de subsidies. De heer Boevée merkt op dat de knip al is aangebracht, maar dat dat uit deze tekst niet valt op te maken; hij komt hier op terug in de memorie van antwoord. Mevrouw Dekker vraagt naar de stand van zaken. De heer Boevée antwoordt dat hij vandaag twee uur heeft besteed aan het tot elkaar brengen van ondernemers in dit kader, en het zal nog veel meer tijd vergen. De hoofddirectie van IHC heeft kort voor de zomer besloten tot een koerswijziging, waardoor het plan dat in het voorjaar is gepresenteerd, niet zal worden uitgewerkt. Dat zette het geheel op losse schroeven en vanaf dat moment is hij bezig met een nieuw plan dat wederom de inzet van een vijftal ondernemers heeft. Hij verzoekt om geduld.
-4-
Blz. 59: Mevrouw Bisschop-Roodbeen vraagt hoe het extra budget ad 62.000 euro voor het minimabeleid wordt besteed. In 2009 wordt meer geld uitgegeven aan inburgering. In combinatie met wegvallende kosten voor personen met een vergunning voor tijdelijk verblijf stijgen de lasten voor opvang van asielzoekers met 14.000 euro. Ze vraagt om uitleg. Wethouder Lavooi antwoordt dat die laatste vraag meegenomen wordt in de memorie van antwoord. VIOS krijgt van Sliedrecht in ieder geval voldoende subsidie. Met betrekking tot de 62.000 euro voor het minimabeleid merkt hij op dat dit Sociale Dienst Drechtsteden beleid is en geen Sliedrechts beleid. Afgesproken is om de gelden van het rijk, bestemd voor verbetering van het minimabeleid, in te zetten voor drie doelen. Het eerste is het optrekken van de vergoeding van het SMS Kinderfonds van 250 naar 300 euro per kind per jaar. Het tweede doel is het bekostigen van de vaste kosten van een Internetaansluiting voor de doelgroep met een inkomen tot 110% van het minimum inkomen. Het derde doel is reservering van een deel van het budget ad 62.000 euro, omdat er extra aanvragen verwacht kunnen worden als gevolg van meer publiciteit. Voor het eerst is in 2008 het budget voor het minimabeleid volledig gespendeerd en is er sprake van een kostendekking van 100%. Mevrouw Visser merkt op dat zij sinds 1994 in de raad zit en sinds 1994 wordt er al gesproken over een APZ aan de Kerkbuurt. De Grote Rivieren trok zich eerder dit jaar terug bij de voorgenomen bouw van een huis voor autisten. Vandaag stond in de krant dat het Albert Schweitzer Ziekenhuis zich terugtrekt uit het regionaal gezondheidscentrum dat in Dordrecht zou moeten komen. Veertien jaar later wordt er dus nog steeds alleen maar gesproken over een APZ voorziening aan de Kerkbuurt. Ze dringt aan op concretisering; er is immers veel geld gereserveerd, twee keer vier ton, en dat geld kan heel nuttig besteed worden in Sliedrecht. Wethouder Lavooi antwoordt dat er een besteksklaar plan lag van De Grote Rivieren, die aangaf dat het financieel onhaalbaar was en dat het plan zou worden aangepast richting een voorziening ten behoeve van patiënten. Hij heeft informeel en formeel gevraagd of het aanpassen van de plannen serieus zou worden opgepakt of niet. Nog niet zo lang geleden heeft de Raad van Bestuur aangegeven dat dit nog steeds een serieuze optie is. In die zin krijgt dat bestuur van het college dan nog de gelegenheid om daar mee te komen. Je kunt er wel afscheid van nemen, maar dan neem je ook wel
afscheid van een voorziening die voor Sliedrecht toch profijt zou kunnen opleveren. Hij begrijpt het gevoel van ongeduld wel, want de aarzeling is nog steeds behoorlijk groot. Mevrouw Visser merkt op dat dit al 14 jaar boven de markt hangt. Hoogbouw aan de Wilhelminastraat mocht niet omdat er rekening gehouden moest worden met het APZ. Ondertussen fungeert de gemeente Sliedrecht als een soort spaarvereniging om een soort parkeerdek te kunnen realiseren. Natuurlijk is zorg een speerpunt, maar je mag aan de andere kant ook wel aandringen op daadkracht. Wethouder Lavooi antwoordt dat dat is gebeurd; hij heeft begrip voor de zorg die mevrouw Visser uitspreekt. De heer Den Braanker vraagt of het mogelijk is om het park tussentijds op te knappen zodat er gebruik van wordt gemaakt. De heer Bouwman vraagt wat hij zich voor moet stellen bij het omvormen van de Stichting Ouderenwerk. Wethouder Lavooi antwoordt dat er een informatieve sessie wordt belegd in december. Blz. 68, punt 9: mevrouw de Bruin vraagt wat ze zich moet voorstellen bij “een zorgvuldige integratie bij de GGD”. Wethouder Lavooi merkt op dat het consultatiebureau is ondergebracht bij instelling X en de schoolartsendienst bij instelling Y. Die communiceren niet goed met elkaar, maar dat gaan ze wel doen via het CJG.
-5-
Onderwerpen PROGRAMMABEGROTING 2009 Ruimte en Groen 5. Programma’s 4, 7, 8 en 9 Meningsvorming en informatie uitwisseling over: programma 4 “De openbare ruimte” programma 7 “Verkeer en Vervoer” programma 8 “Ruimtelijke ordening en milieu” programma 9 ‘Wonen” Programma 4 “De openbare ruimte” Mevrouw Visser vraagt wanneer er ondergrondse containers bij komen voor GFT en hoeveel invloed dit heeft op het streven om de norm voor het scheiden van GFT te halen. Het gaat om de begroting 2009, maar er staat: de aanleg van de voetbalkooi en de skatevoorziening onder het viaduct. Die zijn er al en zien er prima uit, maar ze vraagt zich af waarom er niet eerst is geëgaliseerd. Zodra er een regenbui is, is iedereen drijfnat. De heer Buchner vraagt waarom er geen vuilnisbakken bij de voetbalkooi staan. Mevrouw Dekker merkt op dat ook zij de drainage mist; bij regen wordt het een soort waterpolo. Ze zou graag verlichting aangebracht zien; die kun je op een gegeven moment ook weer uitdoen. Wethouder Van de Ven antwoordt dat ondergrondse GFT containers technisch niet mogelijk zijn; hij komt hier op terug in de memorie van antwoord. Jaarlijks vindt een afvalsorteerproef plaats; daar blijkt uit hoe er gescheiden wordt. Sliedrecht zit ongeveer op het gemiddelde van Nederland; hij zal de cijfers in het antwoord op laten nemen. Over problemen met drainage heeft hij nog niet eerder gehoord; hij zal er naar laten kijken. Er komen zo gauw mogelijk afvalbakken te staan en tot die tijd wordt er vanaf deze week drie keer per week handmatig opgeruimd. De heer Buchner merkt op dat er in het weekeind veel zwerfafval ligt; dat is een ontsierend gezicht, zeker bij de entree van het dorp. Wethouder Van de Ven merkt op dat er verlichting komt die op een tijdklok wordt in- en uitgeschakeld. Blz. 105: De heer van der Klis merkt op dat er hondenpoepzakjesautomaten komen; vanuit de werkgroep is aangegeven dat die zakjes juist zouden moeten verdwijnen. Hij vraagt om uitleg. De vraag wordt beantwoord via de Memorie van antwoord. De heer Pauw merkt op dat hij het verhaal van de evaluatie mist over het nieuwe hondenbeleid. De heer Den Braanker merkt op dat hij verwacht dat er inderdaad volgend jaar een evaluatie plaatsvindt op basis waarvan zijn fractie vindt dat er eens goed naar de belasting moet worden gekeken. Wethouder Van de Ven antwoordt dat de evaluatie is toegezegd, dus dat gebeurt gewoon. De heer Buchner vraagt wat het college doet met de suggestie om de hondenbelasting af te schaffen. De heer Den Braanker merkt op dat de uitkomst van de evaluatie bepalend is voor welke voorstellen er gedaan zullen worden met betrekking tot de hondenbelasting. Dat kan eventueel ook een stijging inhouden als mocht blijken dat de overlast sterk is toegenomen. De voorzitter adviseert om de evaluatie af te wachten. Blz. 45: de heer Buchner merkt op te hebben begrepen dat tegelijkertijd het Feitsmapark zou worden aangepakt. Wethouder Van de Ven antwoordt dat dat klopt; dat staat bij nieuw beleid. Als de raad instemt met het voorstel zal daarna een uitwerking worden gemaakt van de aanpak. Blz. 46, de heer Buchner vraagt naar de eventuele samenwerking met de GGNZ nu alles een heel eind vooruit gaat schuiven. Wethouder Van de Ven antwoordt dat dat onverkort goed gaat. Blz. 44, punt 3 Mevrouw Dekker vraagt om een smart omschrijving van de leeftijdscategorieën omdat het nu erg vaag is.
-6-
Wethouder Van de Ven antwoordt dat er een aantal speelplaatsen in Sliedrecht zijn die moeten worden onderhouden. Zodra er signalen of ideeën binnenkomen voor andere zaken, hoort hij die graag. Hij vraagt wat mevrouw Dekker concreet zou willen zien. Mevrouw Dekker merkt op dat de jeugd hutten moet kunnen bouwen als daar ruimte voor is waar toch niets mee gedaan wordt. Punt 5, bevordering van natuur- en milieubewustwording: ze geeft de wethouder de suggestie mee om hier de volkstuinen bij te betrekken, zodat de kinderen kunnen zien dat wortels niet in de fabriek groeien. Wethouder Van de Ven antwoordt dat de dagelijkse leiding in het NME centrum elke dag bezig is met de jeugd uit te leggen dat groente niet alleen bij meneer Hak vandaan komt. Blz. 47: De heer Pauw merkt op dat het rekensommetje niet klopt, maar dat is inmiddels aangepast. programma 7 “Verkeer en Vervoer” De heer Pauw vraagt of er goed op gelet kan worden dat de straten maar één keer hoeven te worden opengebroken en dat dan alle werkzaamheden ineens worden uitgevoerd; dat gaat niet altijd goed. Blz. 76, Station Baanhoek West: hij vraagt of er al bekend is wanneer er iets gedaan gaat worden met de suggesties van de bewoners die gedaan zijn tijdens de informatieavond. De heer Den Braanker vult aan dat er een suggestie is gedaan met betrekking tot de Crayensteijn route. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er drie keer per jaar overleg wordt gepleegd in de werkgroep kabels en Leidingen; daar worden planningen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd, in overleg met de afdeling weg- en waterbouw. Desondanks is er sprake van kabelbreuken of storingen waardoor het wel eens anders loopt dan je zou willen. De aanleg van glasvezelkabel is daarbij weer een nieuw fenomeen. Maar het gebeurt zo zorgvuldig mogelijk. Voor wat betreft het nieuwe station is er op 14 oktober een informatieavond gehouden die 87 bezoekers trok. Hij concludeert dat iedereen die avond tevreden was met de uitbreidingen op het gebied van openbaar vervoer. Het belangrijkste van die avond was de verkeersbeleving. Als het station open gaat moet de toegang voor alle vormen van verkeer correcte n veilig geregeld zijn; dat is niet meer dan logisch. De raad van Sliedrecht heeft in januari 1991 in meerderheid besloten om een hoofdwegenstructuurplan in uitvoering te nemen. Dat Hoofdwegenstructuurplan is op één onderdeel na, namelijk de reconstructie van de Stationsweg Zuid, voltooid en daar komt binnenkort een voorstel voor. Het verkeerscirculatieplan zou elke drie jaar geactualiseerd worden; het vorige dateert van 2005. Daar zijn nog geen middelen voor gereserveerd, omdat er nog geen concreet plan is gemaakt. De bedoeling is om te komen tot een VBP, een Verkeersbeleidsplan. Dat wordt nu intern voorbereid. Er wordt bekeken hoe knelpunten verbeterd kunnen worden. Binnenkort wordt dit in B&W besproken, waarna er een startnotitie moet komen met betrekking tot de vormgeving. Sliedrecht zou daar vervolgens uitvoerig over moeten kunnen praten. Hij zou dit liefst voor de zomervakantie van 2009 afgerond willen zien zodat de raad kan zien wat op basis van Sliedrecht 2010 en verder met de infrastructuur van Sliedrecht zou moeten gebeuren. Intern moet er nog veel werk voor gedaan worden. De heer Pauw merkt op dat het steeds ging over een sober station, want er was niet zoveel geld. Maar op de informatieavond was er iemand van ProRail en die vertelde over glazen toegangsborden en dergelijke; zaken die heel duur zijn, terwijl een roltap of een toilet op het station niet is meegenomen. Om die reden vroeg hij of alle suggesties van die avond zijn meegenomen. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er een lift gerealiseerd zal worden. De heer Pauw merkt op dat niet veel mensen zeven trappen zullen willen oplopen; dat betekent dat iedereen de lift zal gaan gebruiken. Mensen die afhankelijk zijn van die lift zijn bang dat ze straks niet meer in of uit kunnen. De essentie van zijn vraag is dat het station sober zou worden, en dat ProRail een heel ander verhaal vertelt; dat begrijpt hij dus niet. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er in eerste instantie inderdaad is gezegd dat de uitvoering sober zou worden. Tegelijkertijd is gezegd: sober, prima, maar iedereen moet er wel gebruik van kunnen maken. Daarom is er naar gestreefd om de voorzieningen daar zodanig te maken dat ook de mindervalide mens goed gebruik kan maken van de treinverbinding en dus zit die lift er in. Mevrouw Dekker merkt op dat dat wettelijk geregeld is.
-7-
De heer Pauw merkt op dat hij de suggestie van de roltrap graag mee zou willen nemen. De heer Den Braanker merkt op dat een toiletvoorziening ook belangrijk is, zeker omdat er in de trein al geen toilet is. Mevrouw Galle merkt op dat een van de doelstellingen is het in stand houden van de waterbus. Er zal volgens een artikel in de krant een waterbus uitvallen in Sliedrecht; ze vraagt naar de oorzaak, geldgebrek of personeelsgebrek. Wethouder Van de Ven antwoordt dat ook hij in de krant heeft gelezen dat er wegens personeelsgebrek een aantal diensten is uitgevallen. Hij zal navraag doen. Mevrouw Dekker vraagt wanneer de Parkeernota tegemoet gezien kan worden. De Molendijk is een lappendeken; die mist ze in het verhaal. Wethouder Van de Ven antwoordt dat hij het Parkeerbeleidsplan graag zou willen opnemen in het VBP, het Verkeersbeleidsplan. Het wegdek van de Molendijk is inderdaad aan verbetering toe, maar dat is een zeer omvangrijke en kostbare klus. Eerst moet alles er uit, dan moet er een nieuwe fundering in en daarop komt een nieuw wegdek. De inspraakprocedure daaromtrent kost ook wel wat tijd, maar er komt een concreet plan voor naar de raad. De heer Buchner vraagt of hier een reservering voor is gemaakt. Wethouder Van de Ven antwoordt ontkennend. De heer Buchner merkt op dat dit al het tweede plan is waar geen middelen voor zijn gereserveerd, maar wat wel in de toekomst gaat spelen. Wethouder Van de Ven antwoordt dat in de toekomst nog veel meer plannen zullen komen waar nog geen geld voor gereserveerd is. De heer Buchner antwoordt dat hij verwachtte dat dit zou zijn meegenomen in het wegenbeheersplan. Blz. 73, scheurvorming in de Rivierdijk; hij vraagt of er de komende jaren iets aan wordt gedaan. Idem bij de Rijnstraat. Wethouder Van de Ven antwoordt dat zoals bekend de Rijnstraat binnenkort wordt uitgevoerd. Voor wat betreft de werking van de Rivierdijk kan het volgens het waterschap wel dertig jaar duren voor een dijk uitgewerkt is. Het zal dus voorlopig een aandachtspunt moeten blijven voor herstelwerkzaamheden. Programma 8 “Ruimtelijke ordening en milieu” Blz. 84, punt 3; De heer van der Klis vraagt of het onderzoek niet een beetje mosterd na de maaltijd betekent. Wethouder Lavooi antwoordt dat het warmtenet onderzoek nog steeds loopt; daar worden ook de mogelijkheden van Baanhoek West bij betrokken. Voor Baanhoek West verwacht hij daar persoonlijk niet zo veel van. Sliedrecht lift mee met een regionaal onderzoek naar de mogelijkheden van warmtenet op diverse locaties; misschien tegen beter weten in, maar soms doe je er verstandig aan om toch mee te doen. De heer Buchner merkt op dat er een dame uit Dordrecht is geweest die vertelde dat het er allemaal goed uit leek te zien; de wethouder zegt nu iets anders. Hij vraagt of de voorlichting correct is, of de opmerking van de wethouder. Wethouder Lavooi antwoordt dat hij heeft gezegd dat het onderzoek nog loopt en daarbij heeft hij aangegeven wat hij er persoonlijk van verwacht. Mevrouw Dekker hoort graag hoeveel huizen er in Baanhoek West op een duurzame wijze worden gebouwd als het om energie gaat. Wethouder Lavooi antwoordt dat in Baanhoek West wordt voldaan aan de normen zoals die in Drechtstedelijk verband zijn afgesproken; dat betreft duurzame inkoop, maar daarnaast is er een boekwerkje met normen waar Sliedrecht zich aan houdt. Blz. 86, punt 8: De heer Pauw vraagt of bij het opstellen van de rapportage over de luchtkwaliteit rekening wordt gehouden met de overkant van de rivier. Blz. 86, punt 9: Veel mensen in Baanhoek West maken zich zorgen over de goederentreinen, met name die met gevaarlijke stoffen. Hij vraagt of daar in de communicatie richting de bewoners extra
-8-
aandacht aan besteed kan worden in het plan van aanpak, zodat die angst, die grotendeels onterecht is, weggenomen wordt. De heer Boevée zegt toe op een antwoord te broeden. Blz. 173, de heer van der Plas merkt op dat er bij Duurzaamheid staat dat er een aanvullend budget nodig is voor het onder de aandacht brengen van waterbesparing en energiebesparing in huishoudens. Hij vraagt of dit aansluit op het vastgestelde milieubeleidskader en wat er precies met het budget gebeurt. De heer Boevée antwoordt dat de resultaten van de informatieavond en de gedachtewisseling nog verwerkt moeten worden in de aanpak en in de voorstellen. Er zijn nog geen keuzes gemaakt waar de 25.000 euro aan besteed gaan worden. Je zult een startkeuze moeten maken, want je kunt met 25.000 euro nog niet zo bar veel doen, als je het grootschalig wilt aanpakken. Blz. 82, punt 6: Mevrouw Dekker vraagt of het voorstel tot uitbreiding van de gemeentelijke monumenten niet ten koste zal gaan van de kwaliteit. Blz. 86, betere milieukwaliteit door vermindering van geluidsoverlast: in 2009 is sprake van sanering van 42 woningen. Ze vraagt naar de stand van zaken. Wethouder Lavooi merkt op dat er een zeer beperkt budget is voor de monumenten, zeker als je kijkt naar de kosten van instandhouding. Als de raad daar veel meer beleid op zou willen maken, dan vraagt hij om ook te kijken naar de beschikbare middelen. Voor het college heeft het in het kader van de meerjarenraming niet de hoogste prioriteit. De Monumentencommissie komt binnenkort met een voorstel om het pand in de Kerkstraat, dat schitterend is opgeknapt, te bestempelen als gemeentelijk monument. Hij is het daar mee eens, maar als je vervolgens naar het budget kijkt is er sprake van een druppel op een gloeiende plaat. De heer Boevée merkt op dat in 2009 wordt gestart met de woningen en dat de uitvoering in 2010 plaatsvindt.
Programma 9 ‘Wonen” Blz. 91, punt 9: de heer Pauw merkt op dat er wellicht moet worden gezocht naar alternatieven voor de woonwagenbewoners als dingen in de Benedenveer niet door zouden gaan. Zijn fractie verzoekt om in dat geval de suggestie die eerder is gedaan te onderzoeken in de planvorming, te weten: bij het verplaatsen van het Milieupark naar de driehoek komt er een ruimte vrij. Het woonwagenkamp zou dan een klein stukje kunnen opschuiven en uitbreiden. Wethouder Van de Ven antwoordt dat die suggestie in het Plan van aanpak zeker wordt meegenomen. Blz. 90, uitvoering woningbouwprogramma: de heer Buchner vraagt of het aantal te bouwen woningen, 700 in deze bestuursperiode, gerealiseerd gaat worden. Wethouder Lavooi antwoordt dat er zoals bekend zo realistisch mogelijk wordt geraamd. Hij zegt toe hier in de Memorie van antwoord nog op terug te komen. De heer Pauw vraagt om aan te geven wat er netto aan huizen bij komt. Wethouder Lavooi zegt toe een staatje te zullen produceren.
Onderwerpen PROGRAMMABEGROTING 2009 Burger en Bestuur 6. Hoofdstukken 1 tot en met 11 en de programma’s 1, 2 en 10 Meningsvorming en informatie uitwisseling over: de hoofdstukken 3 tot en met 11 en Programma 1 “Bestuur en dienstverlening” Programma 2 “Openbare orde en veiligheid" Programma 10 “Financiën en organisatie”
Programma 1 “Bestuur en dienstverlening”
-9-
Blz. 21: De heer van der Klis merkt op dat er dit jaar voor het eerst tijdens het Baggerfestival een waterconferentie is gehouden. Zijn fractie zou daar graag een evaluatie van zien, en ook van het Baggerfestival zelf. Mevrouw Visser vraagt de heer van der Klis wat hij bedoelt met een evaluatie Baggerfestival. De heer van der Klis antwoordt dat zijn fractie graag een zo breed mogelijke evaluatie ziet, zoals de veiligheid in het kader van de overlast die er is geweest. De heer Van Gameren ondersteunt het verzoek van een goede evaluatie; hij heeft het gevoel dat de bevolking graag het oude Baggerfestival terug wil hebben; de mensen hechten minder aan de Waterdagen. De heer Boevée merkt op dat de vraag is wat de raad wil. Sliedrecht draagt voor het Baggerfestival bij aan de organisatie kosten, voor een heel minimaal deel. Hij is niet voornemens een grootschalige evaluatie te organiseren, hooguit op een paar hoofdlijnen. Het is geen taak van de raad; daar is een aparte stichting voor en die legt, net als andere stichtingen, concreet verantwoording af over datgene wat zij aan middelen gekregen heeft. Dat betreft twee keer 12.500 euro voor organisatiekosten. De bevindingen van het stichtingsbestuur zullen aan de raad worden gerapporteerd, voorzien van kanttekeningen met betrekking tot 2008. Tot zover de evaluatie, tenzij de raad aangeeft een veel grotere betrokkenheid te wensen met betrekking tot de middelen. Het is de bedoeling geweest om de bedrijven en de bedrijvigheid die Sliedrecht wil uitstralen, een titel meet te geven. Of dat nu Waterdagen is of Waterbouw: de insteek van het college is geweest dat je het bedrijfsleven van Sliedrecht, ook naar de toekomst toe, zou moeten positioneren binnen de Drechtsteden. Dat is ook een van de items vanuit Sliedrecht 2010 en verder. Als de raad aangeeft daar geen behoefte aan te hebben, dan wordt de inbreng met betrekking tot de Waterdagen geschrapt. Overigens wordt er geen financiële inbreng voor de Waterdagen meer gevraagd. Dan is de vraag of de raad wel andere dingen mag gaan vragen aan de stichting die de bereidheid heeft om het bedrijfsleven ook enige positie te geven vanuit het Sliedrechtse. De raad krijgt met andere woorden een aantal signalen van de stichting met betrekking tot de Waterconferentie, maar die was gekoppeld aan de tiende keer Baggerfestival. Hij zal bij de rekening verantwoorden wat er voor de 10.000 euro voor 2008 is gebeurd, behalve de conferentie; tenzij de raad die verantwoording eerder wil hebben. De heer van der Klis merkt op dat hij niet geheel tevreden is met de beantwoording. In het kader van alcoholmisbruik is het Baggerfestival ook iets waar je over zou kunnen praten. Het terrein voor het Gemeentehuis was kapot gereden en ook in het Gemeentehuis zijn een aantal zaken gebeurd; daar zou je best een keer over kunnen praten en de zaken kunnen evalueren. Overigens kun je ook praten over de positieve dingen van het festival, want het is gewoon een heel mooi feest. De voorzitter merkt op dat de portefeuillehouder een evaluatie op hoofdlijnen heeft toegezegd. Mevrouw Verschoor merkt op dat de Waterdagen kennelijk niet meer worden betaald door Sliedrecht. Ze vraagt wat de interesse oplevert voor Sliedrecht. De heer Boevée antwoordt dat bij de visienota Sliedrecht 2010 en verder bepaalde uitingen zijn gedaan met betrekking tot de bekendheid en de identiteit en de uitstraling van Sliedrecht. het leek hem een aardig idee om water als item te nemen en binnen dat water ook naar de maritieme werkgelegenheid te kijken en daarmee twee zaken aan elkaar te koppelen: het Baggerfestival en de Waterdagen. Aangezien het een jubileumjaar was, is er gevraagd om een bijdrage om aan dat idee verder invulling te geven voor 2008. Voor 2010 wordt dat niet gevraagd. vanuit de Drechtsteden is de belangstelling om iets met water te doen, aanwezig. De voorzitter van het Drechtstedenbestuur en de voorzitter van de Drechtraad heeft gezegd dat hij de waterconferentie heel leuk vond en heeft gevraagd of Sliedrecht bereid is om voor 2009 en voor de toekomst een dergelijke activiteit te organiseren. Het bedrijfsleven kan in samenwerking met de Drechtsteden en met Sliedrecht daar best een invulling aan geven zonder dat Sliedrecht daar een financiële bijdrage aan moet doen. Dus je organiseert iets rond water en daarmee zet je het bedrijfsleven van Sliedrecht op de kaart; dat wordt bedoeld. In 2008 is het jubileum gebruikt, en in de komende jaren zou daar op voortgeborduurd kunnen worden zonder dat Sliedrecht om een financiële bijdrage wordt gevraagd.
- 10 -
De heer Den Besten merkt op dat het Baggerfestival 2008 geslaagd genoemd mag worden, evenals het watergebeuren. Hij vraagt waarom het in 2010 niet opnieuw gecombineerd zou moeten worden. De heer Boevée antwoordt dat hij dat niet heeft gezegd, alleen zal aan Sliedrecht geen geld worden gevraagd in 2010. Er wordt gekeken naar de combinatie met het Baggerfestival, maar er wordt ook gekeken of er niet jaarlijks zoiets in enigerlei vorm kan worden georganiseerd. Als Sliedrecht dit initiatief laat liggen, pakt Drechtsteden het op. Natuurlijk zullen de ervaringen van 2008 worden meegenomen, maar er hoeft niet persé een koppeling te zijn met het Baggerfestival; het kan ook een koppeling zijn met Drechtsteden, zeker in de tussenliggende jaren. Met betrekking tot het Baggerfestival en de Waterconferentie zullen in ieder geval de ervaringen met betrekking tot het Baggerfestival worden gerapporteerd en zal een voorzet gedaan worden met betrekking tot de mogelijkheden die gezien worden om het aspect water / waterconferentie in combinatie met Drechtsteden te maken tot een nieuw communicatie/promotiemiddel. De heer Den Besten vraagt of de jumelage nog leeft; volgens hem loopt het enthousiasme een beetje terug. Over de communicatie en de promotie: vorig jaar is gepleit voor de verruiming van de dienstverlening via het gemeentelijk loket; dat is ook toegezegd. Volgens de website van de gemeente is er nu, een jaar later, nog geen sprake van verruiming van de openingstijden. De heer Boevée antwoordt dat er een aantal goede activiteiten lopen met betrekking tot de jumelage vanuit de sociale en educatieve hoek. Er is een samenwerking tussen het onderwijs in Sliedrecht en het onderwijs in Orastie; in 2008 zijn die activiteiten zeer gewaardeerd en het voornemen is om die voort te zetten en uit te bouwen. Er wordt een samenwerking opgezet tussen het Albert Schweitzer Ziekenhuis en het ziekenhuis in Orastie, waarbij ingespeeld wordt op de directe behoeften die er daar zijn. Binnenkort vertrekt een delegatie vanuit het bestuur naar Orastie, vergezeld van een medewerker van het Albert Schweitzer Ziekenhuis, en zal er een convenant komen. Er is een wisseling van de wacht geweest in Orastie; er is een nieuwe loco burgemeester benoemd en die contacten worden opgepakt en uitgewerkt. Daarnaast wordt gekeken op welke terreinen er nog meer gedaan kan worden, want de activiteiten op bestuurlijk en ambtelijk niveau zijn wel wat weggezakt. Hij weet niet in welke mate daar nog behoefte aan is. Wethouder Van de Ven antwoordt dat hij via de Memorie van antwoord een beeld zal geven van de vernieuwingen die de website heeft ondergaan, evenals het E-loket voor de burgers dat er aan gaat komen. Mevrouw Visser merkt op dat de raad heeft gevraagd om opening van Burgerzaken op zaterdag. Er zijn nog steeds veel mensen die niets hebben met computers en die moeten ook toegang hebben tot de informatie. De heer Boevée merkt op dat de uitbreiding van activiteiten niet heeft plaats kunnen vinden, enerzijds door de overgang van één van de personeelsleden in het kader van de Belastingen, te weten de manager van de afdeling en anderzijds vanwege de vacature die is ontstaan. De verwachting is dat dit in het voorjaar alsnog gaat plaatsvinden; zo niet, dan komt hij hier op terug in de Memorie van antwoord. Blz. 18: De heer Den Braanker zegt weer te moeten wennen aan het woord subregionale samenwerking. Vorig jaar heeft hij de suggestie gedaan om de banden met Papendrecht aan te halen op een aantal terreinen. Hij vraagt waar de opmerking vandaan komt en waar die toe moet leiden. Jaarplan wijk- en buurtbeheer: hij vraagt of er voor de jaarplannen geen financiële bijdrage nodig is. De heer Boevée antwoordt dat er subregionaal jaarlijks danwel halfjaarlijks overleg gevoerd wordt met de colleges van de omliggende gemeenten: Papendrecht, Hardinxveld-Giessendam en Graafstroom. Daarin wordt besproken welke samenwerkingsaspecten en activiteiten op elkaar moeten worden afgestemd, zoals de ontsluiting van Baanhoek West, de HOV-D en het station, en met betrekking tot de Brandweer over meer afstemming tussen de korpsen danwel samenvoeging van de korpsen. Met betrekking tot de mogelijkheden die Sliedrecht projectmatig ziet met de Alblasserwaard
- 11 -
stapt Sliedrecht in, daar waar mogelijk. In het kader van de A15 wordt geprobeerd zaken op elkaar af te stemmen. De samenwerking is niet in alle opzichten geformaliseerd, of het zou de beweging moeten zijn in het kader van een onderdeel van de veiligheidsregio. Wethouder Tanis merkt op dat Binnenmaas uit Drechtsteden is getreden; daar komt een vorm van een convenant voor in de plaats. Hij heeft dit punt namens Sliedrecht op de agenda laten zetten van de Drechtsteden, waar het gaat om mogelijkheden rond de Alblasserwaard een iets meer formele status te geven dan nu het geval is. De heer Boevée vult aan dat de afstemming van alle aspecten Merwedezone ook besproken wordt tussen Papendrecht en Alblasserdam. Daar is een platform voor. Voor het wijk- en buurtbeheer zijn budgetten beschikbaar. Vorig jaar is een extra injectie gegeven van 3 x 20.000 euro; die bedragen zijn nog niet volledig ingevuld. Voor 2008 zijn dus nog middelen voor projectactiviteiten. Voor 2009 heeft het college geen aanvullende budgetten gevraagd en dus wordt het bekostigd uit de bestaande budgetten.
Programma 2 “Openbare orde en veiligheid" De heer Van Gameren merkt op dat hij de vraag al schriftelijk heeft gesteld omtrent wat er wordt gedaan van de 72.000 euro voor de Brandweer. Hij vraagt naar de stand van zaken inzake de samenwerking tussen de drie korpsen. Er is besloten om één commandant aan te wijzen; dat levert een besparing op, maar hij vraagt zich af wanneer die persoon in functie komt. De heer Den Besten vult aan dat het onderzoek in feite € 330.000 euro kost; het wordt over de gemeenten verdeeld en hij neemt aan dat de portefeuillehouder wel even heeft geaarzeld om dit bedrag op te nemen. De heer Boevée antwoordt dat er in eerste instantie werd gevraagd om 110.000 euro. Er is een subsidie verzoek ingediend bij het ministerie, maar dat is afgewezen omdat er al een rechtstreekse geldstroom naar de regio is. Hij heeft laten kijken naar de opbouw van het bedrag ad 330.000 euro en het had verschillende componenten in zich, waaronder interne kosten. Dan hou je de externe kosten over ter bekostiging van externe hulp. Dat zou in zijn ogen twee keer 36.000 euro moeten zijn, die vertaald moeten worden in een uitwerking in concrete activiteiten en kosten. Regionalisering en samenwerking zal altijd geld kosten; het zal echter niet meer gaan kosten dan 72.000 euro en wellicht wordt het bedrag nog lager. De heer Van Gameren merkt op dat als de regio vindt dat er geen behoefte is aan een subregio Papendrecht, Sliedrecht, Alblasserdam, het hele onderzoek niet nodig is. Dan is het verder aan de regio. Er is nu een gezamenlijk commandant voor drie korpsen; hij vraagt of die niet zelf een grote inbreng kan leveren in dit onderzoek. Van dat niveau mag je dat toch wel verwachten. De heer Boevée antwoordt dat hij daar op doelt met interne kosten. Externe begeleiding kost geld. Hij zegt toe de raad op de hoogte te zullen houden, ook van de vragen die hij aan de regionaal commandant heeft gesteld in voorbereiding op en ter actualisering van het huidige plan van aanpak. Programma 10 “Financiën en organisatie” Geen vragen. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 1 Blz. 7: Mevrouw Visser citeert diverse teksten met betrekking tot de uitkering uit het Gemeentefonds en het accres. De accresverhoging gaat automatisch door naar de gemeenschappelijke regelingen, maar die is ook bedoeld voor taken die de gemeente Sliedrecht zelf moet doen. Op dat moment teer je dus in. Daar zou een discussie over gevoerd moeten worden. De gemeenschappelijke regelingen zouden wat haar betreft bijvoorbeeld alleen mogen indexeren als hun takenpakket niet uitbreidt. Ze hoort graag van het college en van de raad of zij dit standpunt delen en of dit doorgecommuniceerd wordt naar de gemeenschappelijke regelingen door het college. Wethouder Tanis begrijpt de opmerking. In het portefeuilleoverleg Middelen is hier uitvoerig over gesproken en binnen Drechtsteden zal conform de insteek van mevrouw Visser worden geacteerd. Er
- 12 -
wordt nadrukkelijk een splitsing gemaakt met betrekking tot de hoogte van het accres, waarbij rekening wordt gehouden met taakmutaties. Natuurlijk zijn diverse varianten mogelijk en die worden op dit moment uitgewerkt. Hij wil best doorsturen wat hij hieromtrent heeft ontvangen. Mevrouw Visser merkt op dat bijvoorbeeld het Shared Service Center een dienstverlener is; die kan aangeven dat de prijzen gaan stijgen. Bureau leerplicht heeft helemaal geen behoefte aan een accresverhoging; die zou je af moeten rekenen op het aantal leerlingen of op het aantal inwoners. De heer Den Braanker merkt op dat het verzoek van mevrouw Visser al wordt gehonoreerd, maar dat er ook afspraken uit het verleden liggen om dat één op één door te schuiven. Mevrouw Visser merkt op dat je aan de deur moet rammelen bij alle gemeenschappelijke regelingen om die afspraak te veranderen; niet alleen in Drechtstedenverband. Wethouder Tanis antwoordt dat in het Portefeuillehoudersoverleg Middelen nu al gesproken wordt over de Kadernota 2010; die gaat naar de Drechtraad zodat die begin volgend jaar beschikbaar is. Voor 2010 wordt inderdaad hierover gediscussieerd. Het uitgangspunt van het één op één doorvertalen van het accres is al verlaten. Vervolgens is de vraag hoe je dat gaat concretiseren en daar worden op dit moment modellen voor uitgerekend. De heer Van Gameren merkt op dat deze discussie al in de laatste Marap is vermeld. Bij de rekening 2007 van de gemeenschappelijke regeling was er ook al een halve pagina aan gewijd; daar was al toegezegd dat het zou veranderen. Mevrouw Visser merkt op dat er naast Drechtsteden onder andere ook Zuid-Holland Zuid is. Op dit moment leven al die gemeenschappelijke regelingen puur op de accresverhogingen. De heer Van Gameren beaamt dat daar dezelfde discussie gevoerd moet worden. De voorzitter concludeert dat die mening breed gedeeld wordt. Blz. 14; de heer van der Klis merkt op dat er al een percentage is genoemd bij de loonsverhoging. Wethouder Tanis antwoordt dat het een uitgangspunt is; als individuele gemeente heb je hier overigens echt geen invloed op. De heer Den Besten merkt op dat de bonden een lager percentage hebben afgesproken dan door de wethouder in de begroting is gehanteerd, in het kader van de economische situatie. Wethouder Tanis antwoordt dat dit nog niet is uitgediscussieerd. De genoemde 4,75% is niet alleen salaris; dat is inclusief sociale lasten en dergelijke. Blz. 11: De heer Den Braanker merkt op dat er een bedrag ad 35.000 euro resteert ter nadere invulling door de raad; dat is nieuw voor hem en hij hoort graag welke ideeën de andere fracties hebben voor besteding hiervan. Blz. 5: Sliedrecht kan sparen voor grote projecten; het surplus van de ABR kan daarvoor gebruikt worden. Wellicht heeft het college daar al wat lijnen voor uitgezet. Van wethouder Van de Ven heeft hij begrepen dat dit nog niet is gebeurd op het gebied van verkeer. Wethouder Tanis merkt op dat er een notitie in voorbereiding is over de huidige stand van de voorzieningen en reserves. Die zal begin volgend jaar besproken worden en de verwachting is dat er extra geld beschikbaar komt voor grote projecten. Het college heeft toegezegd met een eerste opzet te komen met een doorrekening van de niet gehonoreerde projecten. Vervolgens is het aan de raad om prioriteiten aan te geven. Mevrouw Visser verwijst naar de aanbiedingsbrief waar dit in staat. De heer Den Braanker geeft aan deze tekst over het hoofd te hebben gezien en trekt zijn vraag in. De heer Van Gameren waarschuwt dat het geld beter niet aan allerlei kleine zaken, hoe nuttig ook, besteed zou moeten worden; zijn voorkeur zou zijn om de notitie grote projecten van het college af te wachten en bij de Zomernota 2009 pas knopen door te hakken. Mevrouw Visser merkt op dat als die 35.000 euro structureel is, zij wel een bestemming weet. Mevrouw Verschoor merkt op uit te kijken naar de notities; zij verwacht dat er goed gevulde voorzieningen en reserves zullen zijn. Haar fractie is nog bezig met meningvorming over de bestemming ervan.
- 13 -
De heer Den Besten is van mening dat de situatie zo rooskleurig is dat de raad nauwelijks dingen kan verzinnen om een structureel bedrag aan uit te geven; dat blijkt ook uit het staat van het college. Er staan zaken onder nieuw beleid die daar niet onder vallen, dus zelfs B&W heeft zitten worstelen om een zinvolle bijdrage te leveren. Zijn fractie zal in ieder geval terugkomen op de OZB bij de begrotingsraad. In grote lijnen is het zo dat er nog grote investeringen op stapel staan, zoals voor Baanhoek West, het onderhoud van de Molendijk, de Craijesteinweg enzovoort. Hij wil er voor pleiten dat de nota’s Grote Projecten en Reserves en Voorzieningen tegelijkertijd naar de raad komen en de financiële ruimte te bewaren voor de nieuwe wijk. Wethouder Tanis antwoordt dat het de bedoeling is om in januari beide nota’s tegelijk aan te bieden, inclusief een concretisering van de nog niet gehonoreerde projecten en projecten zoals die vanavond zijn benoemd. De voorzitter merkt op dat hij het bedrag ad 35.000 euro dat de raad creatief mag bestemmen, positief heeft geduid in het kader van het dualisme; hij heeft het niet zo opgevat dat het college echt niets kan bedenken. Blz. 7, Mevrouw Visser vraagt naar de stijging van de OZB. Doordat er woningen bij zijn gekomen, komt er meer ruimte; ze vraagt hoe groot die meeropbrengst is, want dan wordt er meer opgehaald dan nodig. Wethouder Tanis komt daar op terug in de Memorie van antwoord. De heer Den Braanker vraagt of er minder OZB binnenkomt als de huizen in waarde dalen. Mevrouw Visser antwoordt ontkennend; de gemeente mag rekenen met een vaste opbrengst. Ook al gaat de WOZ waarde omlaag, dan heeft de gemeente het recht om hetzelfde bedrag aan OZB te heffen, plus de officieel toegestane verhoging ad 4,9%. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 3 Geen vragen. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 4 De heer Van Gameren merkt op dat het reinigingsrecht omlaag gaat; dat is fijn. In het verleden is altijd gezegd dat het surplus gebruikt wordt voor het fonds voor de Gemeentewerf. Hij vraagt of dat niet meer nodig is. Wethouder Tanis antwoordt dat de berekeningen laten zien dat er voldoende is gespaard voor de realisatie. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 5 De heer Van Gameren vraagt met betrekking tot het weerstandsvermogen om uitleg ten aanzien van de reserve egalisatie grondkosten. Het antwoord volgt schriftelijk. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 6 Geen vragen. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 7 Geen vragen. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 8 Geen vragen. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 9. Geen vragen. Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 10. Geen vragen.
- 14 -
Meningsvorming en informatie uitwisseling over hoofdstuk 11. Mevrouw Visser merkt op dat de wethouder gelukkig kon melden dat de reserves van Sliedrecht veilig zijn. Eerst is de totstandkoming van de Service Centrum Drechtsteden in de raad geweest; daarbij is gesproken over een basispakket en was er nog geen sprake van het overdragen van de treasury functie naar de Drechtsteden. In februari heeft de raad besloten tot aanpassing van het Treasury Statuut 2008 en ze vraagt zich af of iemand zich daarbij heeft gerealiseerd dat de uitvoering van de treasuryfunctie werd overgedragen aan het Service Centrum Drechtsteden per medio 2008. Ze merkt op dat dit bij aanvang niet in het basispakket zat; later werd gemeld dat dat wel onderdeel uitmaakte van het basispakket en vraagt wanneer dit aan de raad had moeten worden gemeld. Ze vraagt de overige partijen of overdracht van Treasury nog steeds wenselijk is, en zo ja, of daar voorwaarden aan verbonden zouden moeten worden richting de treasuryhouder van Drechtsteden. De heer Van Gameren merkt op destijds begrepen te hebben dat niet zozeer de treasury functie zou worden overgedragen, maar de kasfunctie en die wordt beheerd conform het Treasury Statuut. Daar staat niets in over buitenlandse banken. Het statuut zal aangepast moeten worden, eerst in Sliedrecht en daarna in de Drechtsteden. De heer van der Klis vraagt of Sliedrecht heeft meegegeven dat het geld niet naar het buitenland mocht. De voorzitter merkt op dat die vraag nooit eerder heeft gespeeld, omdat het nooit nodig is geweest. De heer Van Gameren merkt op dat het college wordt verzocht om het treasury statuut nog eens tegen het licht te willen houden.
7. Belastingverordeningen 2009 In onze gemeente is een reeks van jaren gewerkt met wijzigingsverordeningen. De diverse wijzigingsverordeningen zijn geconsolideerd tot nieuwe verordeningen. Voorgesteld wordt de oude verordeningen te vervangen door onderstaande nieuwe verordeningen per 1 januari 2009: 1. de Verordening Reinigingsheffingen 2009 2. de Verordening Begrafenisrechten 2009 3. de Verordening Havengelden 2009 4. de Verordening Brandweerrechten 2009 5. de Verordening Leges 2009 6. de Verordening Marktgelden 2009 7. de Verordening Rioolafvoerrechten 2009 8. de Verordening Rioolaansluitrechten 2009 9. de Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2009 10. de Verordening Hondenbelasting 2009 11. de Verordening Precariobelastingen 2009 Mevrouw Visser vraagt of de verordening Brandweer rechten nieuw is en vraagt wat ze zich daar bij voor moet stellen. Wethouder Tanis zegt toe dit uit te zoeken.
8. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering onder dankzegging voor de stevige inbreng. De voorzitter,
De griffier(wnd),
D. van Meeuwen
J. Alsma
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
Afwezig m.k. Verslag
: Opiniërende raadsbijeenkomst, raadhuis, Langeveldplein 30 : 9 februari 2009, aanvang 19.30 uur : D. van Meeuwen voorzitter M. Visser T.C.C. den Braanker J.C. Büchner Ph.G. Mak A. van Gameren J.J. Huisman B. van der Plas C. Galle-Prins W.H. Blanken N. de Waard G.J. Visser-Schlieker T.W. Pauw A. de Winter A.J. den Besten L.P.M. Dekker-de Graaff F. van der Klis C.E. Verschoor M.C. Boevée J.P. Tanis J.A. Lavooi R.G. van de Ven M.J. Verhoef A. Overbeek H. Vos-Hulleman
burgemeester wethouder wethouder wethouder gemeentesecretaris griffier waarnemend-griffier
De heer Broekhuizen} De heer Vroegen} Mevrouw K. Voogt}
insprekers voor OUW
Mevrouw Boer
inspreekster agpt 9
: -: mevrouw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder het publiek. De heer Buchner komt iets later. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal vijf minuten per persoon
-2-
Klankbordgroep (OUW) Oude Uitbreiding West: Dhr. Broekhuizen Directeur Huurderstichting H3S: Dhr. Vroegen Bewonersplatform: mevrouw K. Voogt De heer Broekhuizen stelt zich voor en meldt dat hij namens de klankbordgroep Oude Uitbreiding West een reactie geeft op de plannen voor de wijk. Op 29 april 2008 is door de klankbordgroep een beeld geschetst van het effect van de plannen voor de buurt. Het besef overheerst uiteindelijk dat de wijk aangepakt moet worden en dat sloop en nieuwbouw het meest voor de hand liggen. De voorwaarden hierbij zijn: recht op terugkeer in de wijk, een goede verhuiskostenvergoeding, uitvoering in fasen en goede informatie en betrokkenheid van bewoners. De garantie van terugkeer in de wijk werd op 26 januari door de directeur van Tablis alleen nog toegekend aan de primaire doelgroep, terwijl dit eerst een harde garantie was. Dit heeft gezorgd voor grote onrust. Inmiddels heeft Tablis zwart op wit de garantie gegeven dat de garantie niet afhangt van het inkomen, maar voor alle huurders van de OUW geldt. Het plan van 15 januari heeft wel vraagtekens opgeleverd; de vraag is of iedereen wel kan terugkomen. De nieuwe huren zijn aanzienlijk hoger, terwijl met de eerdere enquête de suggestie is gewekt dat zou worden aangesloten op de wensen van de bewoners. Deze hebben aangegeven dat de huur maximaal 450 euro mag bedragen. Ook de prijzen van de koopwoningen liggen hoger dan de bewoners hadden aangenomen. De zorg bestaat dat er te weinig woningen zijn; het plan kent slechts 75 eensgezinswoningen in verhuur. Er is toegezegd dat iedereen recht heeft op een vergelijkbaar type woning. Tablis geeft aan direct na het raadsbesluit te inventariseren wie een appartement wil en wie een eengezinswoning. De klankbordgroep vindt dat deze gegevens voor besluitvorming beschikbaar zouden moeten zijn en vraagt om een harde garantie voor het geval er een tekort aan eensgezinswoningen is, bijvoorbeeld door koopwoningen te gaan verhuren. Ook wil de klankbordgroep dat Tablis herstel van eventuele schade aan particulier bezit tijdens de bouw garandeert. De onrust bij de bewoners betreft vooral de onzekerheid over hun toekomst. Op basis van toezeggingen stonden de bewoners destijds achter de sloopplannen; deze toezeggingen worden niet nagekomen en dat is onacceptabel. De inhoud van het stedenbouwkundig plan staat veel minder ter discussie; dat houdt de sfeer van de wijk grotendeels overeind. Met deze inspraakreactie beoogt de klankbordgroep dat besluitvorming niet langer wordt uitgesteld. Wel bestaat er zorg over de flexibiliteit bij de uitwerking van het plan; het mag niet zo zijn dat er in plaats van twee hoog plus een kap ineens drie hoog plus een kap wordt gebouwd. De klankbordgroep is samengesteld uit bewoners, gespreid over de wijk, waaronder eigenaren; niet elke bewoner zal zich volledig gesteund voelen, maar de grootste gemene deler wordt wel verwoord. De voorzitter merkt op dat deze bijdrage op papier zal worden uitgedeeld. De heer Vroegen, voorzitter stichting H3S stelt zich voor en merkt op dat de stichting de belangen behartigt van alle huurders van Tablis Wonen in Sliedrecht. Dit betreft onder andere het opstellen en naleven van het ZAV-beleid, (zelf aangebrachte verbeteringen in een huurwoning) het vaststellen van de jaarlijkse huurverhogingen en het treffen van tijdelijke voorzieningen tijdens de uitvoering van inpandig groot onderhoud. Of, zoals nu speelt voor de Oude Uitbreiding West: het slopen en herstructureren van deze wijk met alle gevolgen, rechten en plichten voor de bewoners. In het verleden is hiermee enige ervaring opgedaan bij de Westerhoek, de Ruijsdaalstraat en het Burg. Winklerplein. Tijdens voorafgaand overleg met gemeente en bewoners komen de meest uiteenlopende onderwerpen aan de orde en daarbij zijn de bewoners soms heel negatief over de plannen. Typerend hierbij is dat de meningen achteraf vaak positief zijn. Met de Oude Uitbreiding is dit punt helaas nog niet bereikt. De zittende huurders verschillen van mening over uitvoering, huurprijzen, afmetingen, tuinen enzovoort. Sommige partijen vinden de geplande pluskapverdieping te hoog; die is 40 graden bij een woningdiepte van 9 meter, wat een kaphoogte oplevert van 4.35 meter. De stedenbouwkundige van de gemeente spreekt echter over een kaphelling van 45 graden of meer, waardoor de kaphoogtes 4.50 meter of meer zullen gaan bedragen. Wanneer de diepte van de appartementen aan de
-3-
Wilhelminastraat, Julianastraat en Havenstraat inclusief galerijen 14 meter bedraagt, met een dakhelling van 45 graden of meer, resulteert dit in een pluskapverdieping van 7 meter hoog of meer. Dit zal het hele aanzicht overheersen en daarom adviseert hij de stedenbouwkundige van de gemeente, de raad en de architect een oplossing te bedenken waarbij bijvoorbeeld aan de straatzijde 1.50 meter wordt teruggevallen. Daarmee ontstaat een terras over de volle breedte, waardoor de totale bouwhoogte van de appartementen ruim 4 meter lager kan worden uitgevoerd en er tevens appartementen ontstaan met een oppervlakte van plusminus 80 vierkante meter. De afgelopen 2 weken hebben zo’n 140 personen, hoofdzakelijk 55-plussers en starters, zich ingeschreven voor slechts 8 appartementen met een huur van 470 euro op de locatie Hoge Dijk aan de Thorbeckelaan. Voor wat betreft de huren van de nieuwbouwwoningen zijn prijzen genoemd van 490 euro tot 630 euro; voor de appartementen is dat 490 euro tot 535 euro. Hierbij werd niet aangegeven in welke verhoudingen deze van toepassing waren. Ondanks dat er momenteel geen enkele plattegrond beschikbaar is, zou volgens de bij de Stichting bekende gegevens de verdeling van de eengezinswoningen ongeveer als volgt zijn: 26 woningen van 490 euro, 47 woningen van 530 euro en slechts 2 woningen van 600 euro. Bij de appartementen komt dit uit op 6 van 360 euro, 34 van 480 euro en de rest 530 euro. De problemen van de uitvoering kunnen voor een deel door ruggespraak met diverse personen worden opgelost; dit impliceert echter niet dat de stedenbouwkundige plannen uitgesteld moeten worden. Voor het vaststellen van de definitieve huurprijzen moeten de plattegronden beschikbaar zijn. Wanneer door de diverse partijen flexibiliteit wordt aangewend, wat nog niet hoeft te resulteren in uitlatingen zoals in het vorige overleg (“en dus weer een paar verdiepingen er op”), denkt hij dat dit plan zo spoedig mogelijk moet worden goedgekeurd. Aan de architect, Tablis Wonen en de stedenbouwkundige moet de vrijheid worden gegeven om enkele aanpassingen aan te brengen waardoor zo snel mogelijk begonnen kan worden met het uittekenen van de plattegronden, waarmee beter inzicht verkregen wordt op de indeling van de diverse woningen. In tegenstelling tot de verhalen die de ronde doen bevestigt hij dat de Stichting in een gesprek met Tablis Wonen vrijdag jongstleden opnieuw de toezegging heeft gekregen dat iedere huidige huurder in de OUW recht heeft op een nieuwbouwwoning in de OUW, ongeacht het inkomen. Tablis Wonen zal zoveel mogelijk aan individuele eisen en wensen van bewoners tegemoet komen. Mevrouw Voogt sluit zich volledig aan bij de heer Broekhuizen en wil daar vanuit de bewoners nog iets aan toevoegen. Tijdens de vergadering van het bewonersplatform van 14 juli is verzocht om het nieuwe woningaanbod aan te passen aan de vraag van de huidige bewoners. De woningbouwcorporatie reageert daarop dat het niet de moeite loont om dat nu te inventariseren, omdat het toch altijd nog zal wijzigen. Aan de bewoners kan gevraagd worden wat ze willen; mochten ze daar later weer van afwijken, dan hebben ze daarmee wat minder recht van spreken. Ook als ze het nog niet zeker weten, kunnen ze dat aangeven. Nu wordt er eerst gebouwd en vervolgens wordt pas gekeken of iedereen er wel in past; dat is niet “aanpassen aan de wensen van de bewoners”. Als je die wensen wilt weten, dan moet je het ze gewoon vragen. De meeste bewoners van de Oude Uitbreiding willen graag in een vergelijkbare situatie terugkomen en zij vermoeden dat de corporatie dat minder belangrijk vindt. De corporatie geeft prioriteit aan de doorgang van het project en gaat dan veel appartementen bouwen, waardoor er straks een tekort is aan eengezinswoningen. De gemeente heeft eerder de wensen van bewoners als uitgangspunt genoemd; om die reden is ook een intermediair toegevoegd. In de verslagen van de platformgroep werd de vraag gesteld of je verplicht kon worden om vanuit een eengezinswoning naar een appartement te verhuizen. De heer de Jong antwoordde destijds dat dat niet kon. Dan ben je als bewoner gerustgesteld. Nu echter luidt het antwoord op diezelfde vraag: “nee, wel zal Tablis Wonen al het mogelijke binnen het redelijke in het werk stellen om aan individuele wensen tegemoet te komen”. De argumentatie daarbij is dat het op dit moment niet is in te schatten hoeveel huurders daadwerkelijk zullen opteren voor een nieuwe eengezinshuurwoning, terwijl dit niet is gevraagd aan de bewoners. Dat is minachting van de bewoners. Als ze het nog niet zeker weten, kunnen ze dat ook aangeven. Zij vindt het heel slecht dat mensen uit een eengezinswoning naar een appartement gestuurd kunnen worden omdat de huurwoningen bezet zijn. Zoals de zaken er nu voor staan, zal dat zeker gebeuren.
-4-
Voordat de gemeente ja zegt tegen deze plannen moeten eerst de wensen van de bewoners bekend zijn. De bewoners willen heel graag zeggen wat ze willen. Op 27 oktober heeft Tablis gegarandeerd dat alle huurders die dat wensen, kunnen terugkeren in de wijk. De heer De Jong zegt eerst ja, en nu zegt hij ja, maar. De voorzitter geeft het woord aan mevrouw Boer, regiomanager van het bibliotheeknetwerk ZuidHolland-Zuid. Zij spreekt in op agendapunt 9. Mevrouw Boer merkt op dat de bibliotheek van Sliedrecht sinds 2007 geen lokaal bestuur meer heeft. De bibliotheek maakt deel uit van het bibliotheeknetwerk Zuid-Holland-Zuidoost, dat wil samenwerken om de vitaliteit van het bibliotheekwerk te versterken en de efficiency te vergroten. Zij is regiomanager. Volgens het archief van de bibliotheek wordt er al in 1980 over plannen voor nieuwbouw gesproken. In 1992 is de bibliotheek vergroot en zijn er wat verbeteringen aangebracht in de inrichting, maar de ontwikkeling op het gebied van nieuwe huisvesting ligt stil. Na de sluiting van de Bonckelaar in 1996 zijn er verschillende stedenbouwkundige ideeën ontwikkeld voor dit gebied. In de archieven staat regelmatig dat dit op zeer korte termijn gerealiseerd gaat worden, maar tot op heden is dit niet gebeurd. Zij vraagt duidelijkheid over wat er met de bibliotheek van Sliedrecht gaat gebeuren. De huidige ruimte is te klein en in een gemeente als Sliedrecht is 1.000 m2 een minimum. De uitstraling is gedateerd, de inrichting is aan slijtage onderhevig en voldoet niet aan ARBO-eisen, waardoor medewerkers regelmatig klachten hebben. De eisen die aan de dienstverlening van een bibliotheek worden gesteld zijn door de landelijke en lokale overheid sterk herzien; de bibliotheek leent niet alleen media uit, maar is ook een laagdrempelige toegangspoort tot informatie, een betrouwbare partner in educatie en biedt een podium voor cultuurparticipatie en maatschappelijk debat. Dit alles vraagt om een andere inzet en deskundigheid van de medewerkers, die daar scholing en trainingen voor volgen. Ook vraagt het samenwerking met andere organisaties en instellingen. Daarnaast vraagt het om een bibliotheekruimte die daarop is ingesteld. Alle bibliotheekvestigingen uit het netwerk zijn na 2001 geheel of gedeeltelijk opnieuw ingericht; de klanten en medewerkers van Sliedrecht wachten nog steeds. Zij wil graag een bibliotheek met een frisse en moderne uitstraling, waar de bezoekers prettig kunnen verblijven. Zij wil zelfbediening invoeren zodat er formatie vrijkomt om meer activiteiten te ondernemen met het onderwijs en de culturele en sociale instellingen; dit vraagt ook aanpassingen aan de inrichting. Dit wil zij doen volgens nieuwe inrichtingsconcepten: media frontaal plaatsen en meer op thema clusteren, waardoor de uitleningen en het aantal leden toenemen. Ook is er behoefte aan ruimte voor digitale werkplekken, ruimtes waar muziek en luisterboeken geluisterd kunnen worden, wellicht een plek die omgetoverd kan worden tot bioscoop, ruimte om te exposeren, een bruisend leescafé en een veilige en gezonde werkplek voor de medewerkers. In een dergelijk nieuw pand kunnen meerdere voorzieningen geclusterd worden: een brede school, kinderopvang, overheidsloket, kunstuitleen, volksuniversiteit; natuurlijk uitgerust met een mooie koffiecorner die de ontmoetingsfunctie nog meer zal versterken. Maar er is vooral behoefte aan duidelijkheid. Moet deze bibliotheek worden heringericht, komt er een nieuw pand en zo ja, op welke termijn? Of moet rekening gehouden worden met een tijdelijke locatie? 26% van de bevolking van Sliedrecht is lid van de bibliotheek, maar er komen ook veel bezoekers voor een praatje, om de krant te lezen, een cursus te volgen of een lezing bij te wonen. De bibliothecaris van 20 jaar geleden had niet kunnen vermoeden welke activiteiten er nu in de bibliotheek plaatsvinden. Niemand kan in de toekomst kijken, maar de functie van de bibliotheek blijft zeker in beweging. Dat verdient een mooi gebouw en daar willen de medewerkers en de klanten van de bibliotheek niet meer op wachten. De heer Visser vraagt of de gewenste 1.000 m2 echt wel nodig is en waarop dat is gebaseerd. Mevrouw Boer antwoordt dat dit een minimum is voor een gemeente met een omvang als Sliedrecht. Het is echt bedoeld voor uitlening, activiteiten en kantoor- en magazijnruimte. Voor de andere
-5-
mogelijkheden is meer nodig dan 1.000 m2, zoals samenwerking met brede scholen. Dan zou het meer een multifunctioneel gebouw kunnen zijn. De heer Den Besten vraagt of mevrouw Boer de huidige plannen van 740 m2 gezien heeft. Dat is het geval. Hij concludeert dat zij dat dus te weinig vindt en vraagt of zij een idee heeft wat een inrichting van 740 m2 zou gaan kosten. Mevrouw Boer antwoordt dat de gemiddelde inrichtingprijs per m2 400-450 euro bedraagt. Mevrouw Visser vraagt of mevrouw Boer zelf ideeën heeft over een eventuele tijdelijke noodlocatie, omdat dat over het algemeen niet veel beter zal zijn dan de huidige situatie. Mevrouw Boer antwoordt dat zij daar geen ideeën over heeft, maar dat in een noodoplossing wel de gewenste zaken gerealiseerd kunnen worden door de ruimte anders in te richten. De voorzitter dankt alle insprekers.
3. VASTSTELLEN AGENDA De voorzitter merkt op dat burgemeester en wethouders hebben voorgesteld agendapunt 8, Samenwerkingsovereenkomst en BV Merwede-Lingelijn, te laten vervallen en vraagt of hierop al een gemotiveerde reactie van de provincie is ontvangen. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er nog geen schriftelijke reactie is ontvangen, maar dat hem wel bekend is dat er vandaag in het Provinciehuis over dit onderwerp overleg is gevoerd door de Gedeputeerde en zijn ambtenaren. Aanstaande woensdagmiddag 11 februari zal de gedeputeerde in Gorinchem spoedoverleg voeren met de betrokken wethouders over de voortgang. Zodra hij iets op papier heeft, zal hij dat via de griffie doorleiden naar de raadsleden. De agenda wordt met deze wijziging vastgesteld. 4. MEDEDELINGEN PORTEFEUILLEHOUDERS EN RONDVRAAG n.a.v. de mededelingen van de portefeuillehouders zijn de raadsleden in de gelegenheid korte aanvullende vragen te stellen. Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan elkaar en het college te stellen betreffende actuele gebeurtenissen. De heer Den Besten gaat in op het onderzoek Uitbreiding Binnensportaccommodaties dat nog steeds blijkt door te gaan. Eerder is zijn eigen vereniging benaderd door de Sportraad benaderd om een oordeel te kunnen hebben over hetgeen in Baanhoek-West gebouwd zou moeten worden; dat rapport is eerder in deze commissie behandeld. Het advies dat de Sportraad destijds gaf, was simpel en helder. Hij vraagt waarom er hier toch weer mee wordt doorgegaan waardoor de zaak wordt uitgesteld; voor het CDA is gewoon duidelijk dat die sportvoorziening er in die orde moet komen. In de Dordtenaar stond een verslag van Nieuw-Lekkerland en Kinderdijk, dat er opnieuw sprake is van versteviging van de dijk en extra dijkverhoging, met aankoop van huizen. Hij vraagt aan de wethouder of dit ook weer in Sliedrecht gaat lopen en of er al besprekingen zijn geweest met het Hoogheemraadschap. Er is ooit een motie door de raad aangenomen om de lokettijden te verruimen. Hij vraagt of dat punt in de voorlichtingsavond aan de orde komt; in de toelichting wordt hierover niets gezegd. Wethouder Van de Ven antwoordt dat de Sportraad inderdaad een advies over de binnensportaccommodaties heeft uitgebracht, maar dat er nog wat nieuwe componenten in het geheel aan de orde zijn. Er is wat vertraging in de uitwerking; er zit een belangrijk financieel aspect aan, wat uiterst zorgvuldig uitgewerkt dient te worden. Aan het eind van het voorjaar 2009 zullen de eerste resultaten gepresenteerd worden, conform hij op 10 november heeft aangegeven. Bij de nieuwe uitwerking zullen de Sportraad en de betreffende verenigingen uiteraard nauw betrokken worden.
-6-
De heer Den Besten merkt op dat zich al eerder heeft voorgedaan dat de Grienden en de Stoep eventueel uitgebreid zouden moeten worden. Toen is geconcludeerd dat dit een soort Valkvoorziening moet worden. Hij vraagt wat er nieuw is waardoor het toch weer wordt uitgesteld. Wethouder Van de Ven antwoordt dat dat de exploitatiemogelijkheden zijn. De heer Den Besten vraagt of het klopt dat er dus niet meer gesleuteld wordt aan de omvang van de sportvoorziening, maar dat het alleen over de financiën gaat. Wethouder Van de Ven antwoordt dat dat geen onbelangrijk aspect is. De heer Den Besten kan zich dat voorstellen en is blij dat er niet meer opnieuw over de grootte gesproken hoeft te worden. Wethouder Van de Ven antwoordt dat het nog niet zo ver is. Het geheel wordt opnieuw bezien en wordt goed doorgenomen met alle betrokkenen. Aan het einde van het voorjaar wordt dit in de commissie besproken, waarna besluitvorming volgt. Het gaat dan over hoeveel en hoe groot en of het gewenste te exploiteren en te betalen is. Het Waterschap Rivierenland is nog niet langs geweest om te vertellen dat de dijken hoger zouden moeten worden; er zijn ook geen signalen dat dit gebeurt. Nieuwe situaties zijn hem niet bekend. De uitgebreide openingstijden van Burgerzaken gaan in per 1 april. Dat staat los van het rapport dat op 16 maart behandeld zal worden. Mevrouw Visser merkt op dat de openbare verlichting slechts een heel klein kopje in de mededelingen van wethouder Van der Ven is. Zij neemt aan dat dit niet alles is, in antwoord op de artikel 44 vragen van de SGP/ChristenUnie. Wethouder Tanis heeft geen mededelingen, terwijl er in januari een overzicht van de voorzieningen en reserves en een voorzet om te discussiëren over grote projecten toegezegd is. Ze vraagt om uitleg. Wethouder Van de Ven antwoordt dat hij al meerdere weken bezig is met de problematiek omtrent de openbare verlichting. De mededeling daarover staat los van de artikel 44 vragen van de SGP/ChristenUnie, die heel binnenkort beantwoord zullen worden. Wethouder Tanis antwoordt richting mevrouw Visser dat het inderdaad correct was geweest om te melden dat hij hiermee bezig is. Hij meent dat dit voor de loop van het eerste kwartaal toegezegd was en niet voor januari, maar gelooft mevrouw Visser als zij dat zegt. Er wordt ambtelijk aan gewerkt; de bedoeling is om daar in de eerstvolgende opiniërende raad over te discussiëren. Volgende week wordt hierover met de auditcommissie van gedachten gewisseld.
5. VERSLAG EN ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEEKOMST VAN 15 DECEMBER 2008 Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Punt 2 op de actielijst wordt voorzien van een nieuwe datum. De punten 1 tot en met 8 blijven ongewijzigd op de lijst staan. RONDVRAAG (INGELAST) De heer Buchner refereert aan duurzame energie in stuk 4 van de Stuurgroep Merwedezone van 17 november 2008. Hij mist Sliedrecht in het rijtje gemeenten, terwijl even verderop staat dat de voorkeurlocatie voor windenergie in Sliedrecht verder buiten beeld is gebleven. Hij vraagt om een toelichting. Wethouder Lavooi antwoordt dat er binnen de stuurgroep Merwedezone gekeken is naar acht locaties; vervolgens is gekeken welke het meest kansrijk zijn voor het plaatsen van windmolens. Het vervolgonderzoek heeft zich toegespitst op de vier meest kansrijke locaties en Sliedrecht hoorde daar niet bij. Giessenlanden is het meest kansrijk, mede omdat het gemeentebestuur dat wil. Mocht plaatsing op deze vier locaties niet lukken, dan komt Sliedrecht mogelijkerwijs weer in beeld, maar vooralsnog ziet dat er niet naar uit.
-7-
De heer Buchner vraagt naar het verwijderen van bomen langs de Lijsterweg en de bekostiging daarvan door Waardeburgh. Dat vindt hij vreemd omdat het bomen van de gemeente zijn. Bovendien was, voordat er gebouwd zou gaan worden, bekend dat deze bomen in de weg zouden staan. Er is bijna tegen de bomen aan gebouwd; nu heeft de stichting er last van en mogen de bomen alsnog verwijderd worden, terwijl de bouwplannen er vooraf op afgestemd hadden kunnen worden. Wethouder Van de Ven antwoordt dat dit gebeurt vanwege het belang dat die instelling bij deze zaak heeft. Het is een feit dat Waardeburgh bereid is om een bijdrage te leveren. Hij deelt de verbazing van de heer Buchner, maar handelt naar de feiten zoals die er nu liggen. De heer Den Braanker vraagt of alle bomen verwijderd worden, omdat hij tijdens de wijkschouw begrepen had dat dit om en om zou gebeuren. Wethouder Van de Ven antwoordt dat vanuit het Feitsmapark gezien alle bomen van de buitenste rij, dus de bomen die langs de straatkant staan, verwijderd worden. Hierdoor verbeteren de groei en de ontwikkelingskansen van de bomen op de tweede rij aanmerkelijk. De heer Den Braanker merkt op dat hij dit dan wel goed onderbouwd wil zien. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er een rapportage van de Bomenbank beschikbaar is. De heer Visser merkt op dat iedereen hiervan schrikt. Het is voor het eerst dat dit gezegd wordt. Wethouder Van de Ven antwoordt dat de bomen nog niet weg zijn; het is een voornemen. Mevrouw Dekker merkt bij interruptie op dat zij aanneemt dat het ook de rij kan zijn bij Parkzicht. Het gaat dan om 6 à 7 bomen in plaats van om 13. Wethouder Van de Ven antwoordt dat het volgens hem alleen gaat om de bomen die recht voor het appartementengebouw staan. Mevrouw Dekker merkt op dat het dan ook de bomen betreft in het vierkantje rond het speelterrein; zij zou het ontzettend jammer vinden als de wethouder dit zou toestaan. Het zal best lastig zijn als je er woont, maar de bomen stonden er al voordat er gebouwd werd. De bouwplannen hadden hier op aangepast kunnen worden. De voorzitter stelt voor de discussie over het Bomenbeleidsplan en de Bomenverordening morgen voort te zetten. De wethouder heeft dan nog een dag de tijd zich hier op voor te bereiden. Wethouder Van de Ven vindt dit een goed voorstel, omdat er morgenavond ook een deskundig vakman aanwezig zal zijn.
6. INGEKOMEN STUKKEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Toelichting behorende bij het overzicht geldende en toekomstige bestemmingsplannen Stand van zaken plannen Dr. Willem Dreespark en Burgemeester Feitsmapark Voorontwerpbestemmingsplan “partiële herziening voor hoofdtransportleiding Wijngaarden-Ossendrecht” van gemeente Dordrecht Vergaderstukken Stuurgroep Merwedezone, 17 november 2008 Vergaderstukken Algemeen bestuur Gevudo GR, 26 november 2008 Vergaderstukken algemene vergadering van aandeelhouders OASEN, 25 november 2008 Verslag bestuurlijk overleg met gedeputeerde Van Heijningen van de provincie Zuid-Holland, 22 december 2008
De heer Visser verzoekt om agendering van stuk nummer 1 in de volgende opiniërende vergadering. Hij zal een behandelnotitie aanleveren. De voorzitter antwoordt dat dit verzoek wordt gehonoreerd.
-8-
7. OUDE UITBREIDING WEST (OUW) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de nota van uitgangspunten en richtlijnen voor de beeldkwaliteit van de Oude Uitbreiding West en krediet beschikbaar te stellen voor starterwoningen. De heer Den Besten merkt op dat er, gelet op hetgeen de insprekers gemeld hebben, wat onduidelijkheid over bestaat of bewoners recht hebben om terug te keren op de OUW. Daar is grote verwarring over. Hij vraagt de wethouder om een klip en klaar antwoord, mede omdat dit van groot belang is voor de stellingname van het CDA ten aanzien van dit voorstel. De tweede vraag betreft de financiering van de 10 starterwoningen. Het CDA is het ermee eens dat deze mensen door de gemeente extra geholpen worden om een woning te bemachtigen. Hij vraagt naar de bewoners die wel terug willen naar de OUW, maar dat financieel niet kunnen realiseren vanwege de hogere huur. Hierover staat niets in het voorstel. Van een eerder project herinnert hij zich dat er in een dergelijke situatie vanuit de woningbouwvereniging huurgewenning is toegepast. Dit gold overigens alleen voor mensen die er al woonden en niet voor nieuwe huurders. Hij vraagt de wethouder dit af te dwingen bij Tablis. Er zijn nogal wat huiseigenaren die niet meedoen met dit plan, omdat dat uiteraard op eigen initiatief dient te gebeuren. Toch zijn er mensen die gevraagd hebben of ze met hun eigen woning mee kunnen doen. Daarbij is gesuggereerd dat zij steun krijgen vanuit de gemeente, bijvoorbeeld in de vorm van rentegarantie, om deze investering te doen; hij vraagt wat de wethouder hiervan vindt. Er is besloten om de boomstructuur van de Oude Uitbreiding te handhaven. Dat betekent dat er dus middelen in kas blijven, waarmee zo’n huurgewenning en rentegarantie eventueel bekostigd zou kunnen worden. Hij wil er voor pleiten deze bomen te behouden; dat is volgens het CDA nu mogelijk. Met het stedenbouwkundig plan zijn de “nieuwe” bewoners het grotendeels eens; over de nieuwe architectuur is men tevreden en dat heeft ook de instemming van het CDA. De drieplus woningen zijn met name gepland op plaatsen die dit wat het CDA betreft kunnen hebben. Het CDA heeft overigens niet gekozen voor de aanpak van de OUW omdat zij vindt dat er andere wijken zijn die daar meer aan toe zijn, maar de raad heeft anders besloten. Deze opmerkingen zijn van belang om ervoor te zorgen dat ook de wijk OUW er goed uit komt te zien, met name voor de nieuwe bewoners en de huidige huurders. Mevrouw Galle spreekt haar waardering uit over de gevolgde procedure van dit plan: eerst zijn er gesprekken met bewoners gevoerd, vervolgens zijn de kaders in de raad vastgesteld en ten slotte is het plan gepresenteerd. Veel kaders zijn ingevuld; de uitstraling van de nieuwe wijk behoudt het huidige karakter. Helaas zijn er twee punten in het plan die niet aan de kaders voldoen. De verhouding huurwoningen - koopwoningen zou volgens de stukken 65% - 35% moeten zijn, terwijl de raad 75% 25% als kader had gesteld. Feitelijk klopt die 65% - 35% ook niet, omdat de 10 sociale koopwoningen voor starters hierin verwerkt zijn. Maar omdat het om sociale koopwoningen gaat, kan de PvdA fractie zich hier wel in vinden, evenals in de financiering van deze starterswoningen. Om praktische redenen gaat de PvdA hier dus schoorvoetend mee akkoord. Door Tablis is een terugkeergarantie afgegeven; haar fractie gaat er, ondanks de geluiden van de bewoners, van uit dat die staat. Uit het onderzoek naar woonbehoefte bleek dat het aantal sociale woningen ruim voldoet aan de vraag, terwijl het totale aantal in Sliedrecht groeit. Toch heeft de PvdA grote zorgen over het aantal sociale woningen, omdat de verhouding die de raad wenselijk acht, ook in Baanhoek West niet gehaald wordt. De PvdA dringt erop aan om, voordat er weer een nieuw project wordt opgestart, opnieuw een onderzoek naar vraag en aanbod in de sociale sector te doen, zowel koop als huur. Ook de bouwhoogte voldoet niet aan de kaders; alleen aan de Havenstraat zou hier en daar een extra woonlaag gerealiseerd worden. Daar komt nu een blok aan de Wilhelminastraat bij, maar gezien de situering en de architectuur van het geheel vindt de PvdA dit acceptabel. Daarbij is het idee over de terugspeling van de kappen de moeite van het uitwerken waard. De PvdA is wel van mening dat de grenzen van de flexibiliteit zijn bereikt; er zullen op geen enkele manier nog concessies gedaan worden aan bouwhoogte, bouwmassapercentages en huursommen. Ook
-9-
de PvdA vraagt aandacht voor de hogere woonlasten, omdat het voor een aantal bewoners onmogelijk wordt de huur te betalen. Tablis heeft toegezegd met alle bewoners gesprekken te voeren om te proberen een oplossing op maat te vinden en de PvdA gaat er van uit dat dit gebeurt; daarnaast pleit zij voor huurgewenning als dat nodig is. De PvdA vraagt de wethouder om zich heel sterk in te zetten bij Tablis om deze gezinnen te helpen. De bestaande vleugelnootbomen lijken zo nodig verplaatst te kunnen worden; ook hier dringt de PvdA er op aan dat de wethouder zijn uiterste best doet om dat te bewerkstelligen. Daarnaast moeten de bewoners nauw betrokken worden bij de keuze van de nieuw te planten bomen en het inrichten van de straten en het groen in het algemeen. De heer Pauw merkt op dat de fractie van PRO Sliedrecht in verwarring is met betrekking tot de te verwachten bouwhoogtes. Bij de opiniërende vergadering is duidelijk aangegeven dat er 11 tot 14 meter hoog gebouwd zou worden. Zoals al eerder aangegeven past deze hoogte volgens zijn fractie niet binnen het karakteristiek van de wijk; om die reden is tegengestemd bij de startnotitie. Na het horen van de insprekers heeft hij het idee dat PRO Sliedrecht hier alleen in staat; hij zou daar later nog eens met de bewoners over willen praten. Helder is wel het recht op terugkeer: er zijn nu 214 grondgebonden huurwoningen en daar komen er 75 voor terug. De woningbouwcoöperatie, eigenlijk een beetje een commerciële vastgoedexploitant, maakt de afspraak met de bewoners dat iedereen terug kan, maar een simpel rekensommetje geeft aan dat dit niet lukt. Hij vraagt het college of hierin met de bewoners nog een weg te vinden is. Hij heeft het gevoel dat er nog slechts een paar plooien gladgestreken hoeven te worden alvorens het plan door de raad definitief wordt geaccordeerd. Luisterend naar de bewoners moeten nog wat zaken helder worden voordat dit kan gebeuren. De heer Van der Klis merkt op dat tijdens het vorige beslismoment, de vaststelling van de startnotitie en de randvoorwaarden, de VVD niet heeft ingestemd met de plannen. De redenen hiervoor waren voornamelijk het gebrek aan goede communicatie, de geplande hoogbouw en de verspilling van de investering in de net gerenoveerde straten. Vanavond wordt gevraagd om aan de hand van de door de raad vastgestelde randvoorwaarden het beeldkwaliteitplan te bespreken en in de eerstvolgende raad vast te stellen. De VVD wil bij deze discussie graag meepraten aan de hand van wat er in die randvoorwaarden is gesteld en wat er in het beeldkwaliteitplan is te vinden. In het algemeen vindt de VVD de plannen een heel stuk verbeterd ten opzichte van de eerste plannen. Tussen de verschillende partijen is goed overleg geweest en de plannen zijn daadwerkelijk op een aantal punten aangepast. De bijeenkomst in de Lockhorst en de raadzaal hadden een hoge bewonersopkomst: het leeft echt in de wijk. Ook vanavond proeft hij dat de bewoners graag willen dat de plannen nu worden vastgesteld, of dat er in ieder geval duidelijkheid komt. Het nieuwe Julianaplein komt in de plaats van het plein aan de Klopstraat, hetgeen voor de bewoners daar helaas een stuk uitzicht en minder bezonning betekent. Aan de rand van het grotere, nieuwe plein zijn hogere woningen ingetekend dan nu het geval is. De VVD vraagt of voor deze plekken een bezonningdiagram kan worden gemaakt om de gevolgen hiervan in kaart te brengen. De VVD vindt het begrijpelijk dat de huurders zich zorgen maken over de nieuwe huurprijzen, hoewel ook moet worden beseft dat de kwaliteit van de nieuwe woningen beter zal zijn. Ook wordt door Tablis voor iedereen maatwerk beloofd. De VVD vraagt hier nogmaals aandacht voor; dit leeft erg bij de huurders. Daarnaast vraagt de VVD naar de verdeling van grondgebonden woningen en appartementen in de huursector. Momenteel wonen nagenoeg alle huurders in een huis met een tuin, terwijl na de herstructurering slechts voor 75 gezinnen een nieuwe grondgebonden huurwoning beschikbaar is. Hij is benieuwd naar de vraag naar dit type woningen op dit moment en vraagt of er niet minder wordt aangeboden dan er gevraagd wordt. Ook wil de VVD meer horen over de terugkeergarantie in het algemeen. Op pagina 3 van de nota staat onder de kop Architectuur dat er tussentijds terugkoppeling plaatsvindt naar de raad. Hij neemt aan dat het hier om een informatieve terugkoppeling gaat en niet om een beslismoment; de eerstvolgende raad is namelijk het enige beschikbare beslismoment.
- 10 -
De VVD is blij dat er starterwoningen onder Koopgarant in het plan worden gerealiseerd. De heer Visser vindt het plan stedenbouwkundig gezien goed, met name de creatieve parkeeroplossing. In het raadsstuk wordt op pagina 4 iets gemeld over de betrokkenheid van bewoners uit het gebied. Er staan drie alinea’s over het overleg, maar er staat niet bij wat er uit gekomen is en wat de belanghebbenden ervan vinden, terwijl dit voor de raadsleden juist interessante informatie is. Gelukkig hebben de bewoners dit zelf vanavond kunnen aangegeven, maar eigenlijk had dit eerder moeten worden gemeld door het college. In het raadsstuk staat dat de 10 starterwoningen zijn meegerekend bij de huurwoningen, waardoor de uitkomst 65% is. Dat vindt de SGP/ChristenUnie niet erg, maar het wordt moeilijker als het aantal grondgebonden woningen wordt teruggebracht naar 75. De totale voorraad sociale woningen in de Drechtsteden blijkt volgens onderzoeken groot genoeg te zijn, maar er wordt dan niet gesproken over dit ene gebied met 224 huishoudens die elders een nieuw huis moeten vinden. Hij wil graag opnieuw de toezegging van Tablis horen dat alle bewoners die terug willen, ook daadwerkelijk terug kunnen. Hij sluit zich aan bij de opmerking van mevrouw Voogd dat er aan de bewoners gevraagd moet worden wat ze willen; dat is inderdaad vrij simpel. De bewoners kunnen gewoon “ja”, “nee” of “weet niet” zeggen. Hij vraagt of dit alsnog kan gebeuren. De voorzitter geeft, voordat het college antwoordt, de gelegenheid aan de raadsleden om op elkaar te reageren. De heer Pauw heeft een vraag aan de heer Visser over de rekensom van de 214 grondgebonden woningen waar er 75 voor in de plaats komen. Een derde van de huidige bewoners wil volgens Tablis niet terugkeren of is al weg; er blijven dan 140 huishoudens over en dan kom je dus een stuk of 50 grondgebonden woningen te kort. Hij vraagt of de heer Visser hier een oplossing voor heeft. De heer Visser antwoordt dat hij niet degene is die daar op moet reageren; dat was ook een van zijn vragen. De heer Van der Klis merkt op dat het eraan ligt hoeveel bewoners willen terugkeren naar een grondgebonden woning; een aantal bewoners zal de voorkeur geven aan een appartement. De heer Pauw merkt op dat het dus toch handig is om de plooien voor de eerstkomende besluitvormende raad glad te strijken, al lukt dat waarschijnlijk niet binnen twee weken. De voorzitter geeft het college het woord. Wethouder Lavooi merkt op dat het niet zal meevallen om iedereen in de eerste termijn te beantwoorden. Hij geeft aan dat vanavond het raadsvoorstel aan de orde is. Wat daar tussendoor speelt, is communicatie tussen Tablis en huurders, wat inhoudt dat hij op een aantal specifieke vragen wellicht geen antwoord kan geven. In dat geval lijkt het hem handig een vertegenwoordiger van Tablis het woord te geven. Er zijn 18 randvoorwaarden gesteld die voor de toetsing van de plannen door B&W het belangrijkst zijn geweest. Naar zijn idee is alles gelukt, op een tweetal aspecten na. Het eerste is de verhouding 75% - 25% en het tweede betreft de bouwhoogte. De verhouding is gewijzigd in 65% - 35%, maar daar zijn wel de 10 sociale koopwoningen voor starters in meegeteld. De sociale koopwoningen voor starters zijn een nieuw element dat niet bij de opstelling van de randvoorwaarden aan de orde is geweest. In overleg met Tablis is overeengekomen dat er in de Emmastraat, danwel elders in de wijk, 10 starterswoningen van maximaal 140.000 euro worden gebouwd. Mede omdat door de raad opdracht is gegeven om in deze periode starterswoningen te realiseren, hoopt hij dat iedereen met de redenering meegaat deze woningen als sociaal te bestempelen. Waarom de verhouding 75% - 25% niet gehaald is, staat in de stukken: dat heeft alles te maken met de financiële haalbaarheid. Een belangrijk element hierbij is dat de wijk een paar jaar geleden op de schop is genomen en Tablis niet kan verwachten dat de gemeente de kosten van infrastructuur opnieuw voor haar rekening neemt. Dat was voor Tablis een forse tegenvaller.
- 11 -
Desondanks is er een percentage uitgekomen en van raadsleden heeft hij nog niet gehoord dat dit absoluut onvoldoende zou zijn. Het tweede element dat niet helemaal is gehaald, is de bouwhoogte. Er is duidelijk afgesproken, en dat stond ook in de randvoorwaarden, dat er maximaal drie hoog plus een kap aan de Havenstraat gebouwd zou worden. Daar wordt aan vastgehouden. De heer Pauw merkt op bij interruptie dat er tijdens de opiniërende vergadering steeds gesproken werd over kappen; hij vraagt of er niet beter gesproken zou kunnen worden over hoogtes, dus 14 meter. Wethouder Lavooi antwoordt dat hij nog terugkomt op de hoogte. Wat niet in de randvoorwaarden stond, is een nieuw gedeelte aan de Wilhelminastraat. Daar is voor gekozen omdat de bouwplannen van de Grote Rivieren inmiddels drastisch zijn gewijzigd; het wordt minder grootschalig, waardoor het toekomstige woongenot van de mensen aan de Wilhelminastraat aanmerkelijk zal toenemen. Het zal geen compleet groen gebied worden, maar de bebouwing zoals die nu voor ogen staat, leidt er wel toe dat het een behoorlijk ruim gebied wordt. Het uitzicht wordt veel beter dan oorspronkelijk gedacht werd, waardoor hij van mening is dat hier wat hoger gebouwd zou kunnen worden. Dat zijn de twee randvoorwaarden die niet of niet helemaal zijn gehaald. Het is van belang dat de 16 andere randvoorwaarden wel gehaald worden. Een belangrijk aspect daarbij is wat wel en niet wordt gegarandeerd. De verwarring zou veroorzaakt kunnen zijn door de informatieve avonden en de informatieve raadsvergadering, waar nogal wat mondeling over tafel is gekomen; de vraag is of iedereen dat heeft opgepikt. Om die reden heeft hij vandaag aan Tablis gevraagd om op papier te zetten wat er gaande is op het gebied van garanties en rechten van de huidige huurders. Dit stuk is vandaag ontvangen en wordt vanavond uitgedeeld. De belangrijkste elementen zijn: Algemeen Door Tablis is een sociaal plan opgesteld voor de bescherming van de huurders van de wijk. In vervolg daarop leveren de medewerkers van Tablis maatwerk bij het zoeken naar oplossingen voor de herhuisvesting van alle bewoners van de wijk. Bewoners kunnen een optie op drie woningen nemen en daarbij een voorkeursvolgorde opgeven. Terugkeergarantie Iedere zittende huurder heeft recht op een nieuwbouw huurwoning in de OUW, ongeacht het inkomen. Het betreft een appartement of een grondgebonden woning. Tablis zal al het mogelijke doen om aan de individuele wens van de zittende huurder tegemoet te komen, maar garandeert niet dat men een grondgebonden woning terugkrijgt in de wijk. De heer Pauw merkt op dat in de vergadering van de klankbordgroep van 14 juli 2008 dezelfde vraag werd gesteld. Gevraagd is toen of men verplicht kon worden om van een grondgebonden woning naar een appartement te verhuizen. Het antwoord daarop was nee. Hij begrijpt nu dat het antwoord nog steeds nee is en dat er niets aan wordt gedaan. Wethouder Lavooi merkt op dat een fors percentage van de bewoners inmiddels heeft aangegeven dat zij, in overleg met Tablis, danwel op een andere manier, hun eigen weg gaan; Tablis verwacht dat dit proces nog doorgaat. Het moge duidelijk zijn dat niet iedereen kan terugkeren naar een grondgebonden huurwoning. Dat kan gewoon niet. Maar afgezien van het maatwerk zullen de marktwerking en de ideeën van de mensen zelf hun werk doen. Een aantal ouderen wil bijvoorbeeld graag verhuizen naar een appartement of naar één van de vijfhoogflats. De heer Pauw vraagt of de toezegging van Tablis van 14 juli 2008 niet meer geldt. De vraag was: kunnen de bewoners verplicht worden om van een grondgebonden woning naar een appartement te verhuizen? Het antwoord daarop was nee. Hij begrijpt dat er mensen zijn die vrijwillig zullen vertrekken, maar begrijpt ook dat mensen er van schrikken dat ze misschien niet meer naar een huis met een tuin kunnen terugkeren.
- 12 -
Wethouder Lavooi antwoordt dat die toezegging ook niet gedaan kan worden; je hebt te maken met een situatie waarin je niet alleen grondgebonden woningen hebt. De voorzitter stelt voor dat de wethouder eerst zijn verhaal afmaakt. Wethouder Lavooi vervolgt zijn betoog. Wie het langst in de wijk woont, heeft voorrang op iemand die korter woont bij de keuze van een nieuwe huurwoning. De huidige bewoners aan de Havenstraat krijgen voorrang bij de toewijzing van de nieuwe woningen aan de Havenstraat. De nieuwe woningen betreffen de gestapelde bouw. Bij de verdere planuitwerking zal nog worden onderzocht of het mogelijk is om de appartementen op de begane grond te voorzien van een tuintje. Huidige bewoners van een hoekwoning gaan voor bij een nieuwe hoekwoning. Toewijzing koopwoningen De huidige wijkbewoners, huurders en eigenaren van koopwoningen, krijgen voorrang boven anderen bij de toewijzing van de nieuwe koopwoningen in de nieuwe wijk. Huurders gaan daarbij voor eigenaren. Tijdens de informatieve avond voor de bewoners is uitvoerig - en naar zijn mening uitstekend - door Tablis uitgelegd wat het sociaal plan inhoudt. Hij is onder de indruk van het plan in zijn totaliteit. De geldbedragen die hiermee gemoeid zijn, bedragen 5.000 à 6.000 euro. Daar zit ook een aspect huurgewenning in. In het betreffende stuk van Tablis wordt ook iets gemeld over woonpunten. Omdat dit niet aan de orde is geweest, gaat hij hier niet verder op in. Het stuk wordt zoals gezegd verspreid. Wethouder Lavooi gaat vervolgens in op de bijdragen van de insprekers en de vragen en opmerkingen vanuit de fracties. Hij hoopt voldoende te zijn ingegaan op de garanties. Het stedenbouwkundig plan is oké, heeft hij genoteerd; dat is voor de raad ook een belangrijk element. Om te voorkomen dat mensen nog langer in onzekerheid verkeren, is het volgens het college verstandig om op 2 maart een besluit te nemen. De stedenbouwkundige randvoorwaarden geven aan dat er maximaal 3 bouwlagen plus een kap mag worden gebouwd. Dan komt uiteraard de vraag hoe hoog die kap is. Dat heeft alles te maken met de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Iedereen wil dat de wijk een bepaalde uitstraling heeft; het belangrijkste daarbij is dat de huidige kappenstructuur zoveel mogelijk teruggebracht wordt. Dat betekent dat platte daken zoveel mogelijk uitgesloten worden. Wanneer je de kappen achterwege laat en een vierde bouwlaag toestaat, is het geheel 12 meter hoog, maar wel met een plat dak; feitelijk is het dus een flat. De architect, de gemeente en Tablis kiezen er uitdrukkelijk voor om de vierde woonlaag onderdeel te laten uitmaken van een kap. Het is dan logisch dat de kap wat hoger wordt dan 3 meter, wat de standaardhoogte van een bouwlaag is. Daarmee kom je op de Havenstraat aan een totale hoogte van 14 à 15 meter. Tablis, de architect en het college verkiezen dit boven een situatie van een “flat” van vier verdiepingen, omdat dat de architectuur van de wijk zeer ten goede komt. Met deze keus houdt het college zich aan de gestelde bouwkundige randvoorwaarden; bovendien is het stedenbouwkundig fraaier dan vier bouwlagen met een plat dak. Er is door de heer Vroege verzocht om een oplossing te zoeken voor de dakhoogte. Daar is best uit te komen met de diverse partijen, als er in ieder geval wordt vastgehouden aan de dakstructuur zoals gesteld in de randvoorwaarden. Tijdens de informatieve avond in de Lockhorst heeft Tablis de hoofdpunten van de hoogte van de huren aangegeven. In grote lijnen gaat het er om dat de huidige bewoners met een inkomen tot de huidige huursubsidiegrens van 28.000 euro maximaal 45 euro netto meer aan huur gaan betalen. Daar staat tegenover dat de verwachte gemiddelde besparing op energielasten ongeveer 50 euro bedraagt. Dat is natuurlijk niet hard; het is een schatting. De pijn zit hem met name in de bewoners die boven die huursubsidiegrens zitten; in deze wijk zal dat een
- 13 -
behoorlijk percentage zijn. Veel mensen wonen er al tientallen jaren en hun inkomen is in de loop van de tijd omhoog gegaan. Deze mensen gaan 100 tot 180 euro meer huur betalen. De heer Pauw vraagt bij interruptie of de wethouder weet hoeveel mensen er wel of geen huursubsidie ontvangen in de OUW. Wethouder Lavooi antwoordt dat er geen inzicht is in dit soort gegevens. De heer Pauw merkt op dat in de enquête van de Oude Uitbreiding staat dat 77% geen huursubsidie ontvangt. Wethouder Lavooi antwoordt dat dit een percentage is dat hij niet paraat heeft. Eerder vandaag is hem verteld dat dit percentage minimaal 25% zou bedragen. De heer Pauw antwoordt dat dit percentage afkomstig is uit het stuk van Tablis van 25 april 2007 waarin de uitkomsten van de enquête Woonwensen Bewoners OUW staan. Wethouder Lavooi antwoordt dat dit een van de elementen is waar hij eerder over sprak; hij vraagt de heer Pauw om het hem niet kwalijk te nemen dat hij niet alle zaken paraat heeft. De heer Pauw merkt op dat als deze gegevens kloppen, 77% van de bewoners van de wijk er op achteruit gaat. Wethouder Lavooi antwoordt dat dat een belangrijk element is om op een later moment met Tablis te bespreken; misschien kan er vanavond een korte pauze worden ingelast, maar dat is aan de voorzitter. Hij meent oprecht dat niet gesteld kan worden dat de bewoners wat betreft inspraak niet serieus genomen zouden zijn. Hij refereert hierbij aan de enquêtes die zijn uitgezet, de vorming van de klankbordgroep, de inschakeling van Woonactief, de inbreng die de huurvereniging heeft gehad en het feit dat Tablis per individuele bewoner maatwerk wil leveren. Huurgewenning zit in het sociaal plan. De heer Den Besten merkt op bij interruptie dat het mogelijk moet zijn om het verschil tussen de huidige en de nieuwe huur te verevenen, bijvoorbeeld dat je daar in vijf jaar naartoe groeit. Wethouder Lavooi antwoordt dat hiervoor een systeem beschikbaar is. Hij citeert: “via het sociaal statuut mogelijk tot maximaal circa 1.050 euro voor een periode van drie jaar”. De heer Den Braanker vraagt of deze regeling voor iedereen geldt. Wethouder Lavooi geeft aan dat de diverse rollen niet moeten worden verward. Het college zit met de vraag of de gestelde randvoorwaarden gevolgd worden; hij kan niet alle vragen beantwoorden als het gaat om specifieke zaken in de relatie Tablis – huurders. Mede op zijn verzoek is eerder aangegeven dat geprobeerd moet worden een goede relatie te krijgen met de huiseigenaren. Dat is gebeurd, maar tot nu toe zit daar bepaald geen massale beweging in. Het is aan de mensen zelf om dat te doen. Door twee bureaus is onderzocht of de zes vleugelnootbomen verplaatst kunnen worden; het college gaat er van uit dat vier daarvan een plaats gaan krijgen op het Julianaplein. Hij zou overigens willen voorstellen om daar het Maximaplein van te maken, maar dat terzijde. Mevrouw Galle merkt op dat er is verzocht om aan de bewoners te vragen wat ze zouden willen. Zij verwacht dat in de praktijk zal blijken dat wat er nu geïnventariseerd wordt, anders is dan wat er op het moment suprême aan de orde zal zijn. Ze vraagt of het niet handiger is om te kijken naar soortgelijke projecten elders in het land en te bekijken hoe groot daar het percentage is dat daadwerkelijk terugkomt. Mevrouw Visser merkt op dat Tablis zelf heeft gezegd tijdens de eerste avond in de Lockhorst dat de ervaring is dat ongeveer 25% direct wegtrekt en dat van het overige deel de helft, dus 37% tot 40%, niet wil terugkeren. Dat betekent dat er toch nog ongeveer 150 grondgebonden woningen nodig zijn. Mevrouw Galle merkt op dat dat de ervaringen in Sliedrecht zijn met heel kleinschalige projecten. Mevrouw Visser antwoordt dat dit regionale ervaringen waren. De heer Visser vraagt of de enquête nu wel of niet is afgemaakt. De voorzitter merkt op dat deze vraag later wordt beantwoord en schorst de vergadering. SCHORSING
- 14 -
8. SAMENWERKINGSOVEREENKOMST EN BV MERWEDE-LINGELIJN Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel en het raadsbesluit Dit punt wordt van de agenda afgevoerd. 9. VOORTZETTEN PLANNEN VOOR DE BONCKELAAR E.O. FINANCIËLE CONSEQUENTIES VOOR DE VERVOLGAANPAK Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsbesluit. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Visser merkt op dat dit een voorstel met veel financiële consequenties is. De bibliotheek beslaat nu 740 m2; volgens een heel oude overeenkomst met Brandwijk uit 2001 was er nog sprake van een bibliotheek van 800 m2. Nu wordt om 1.000 m2 gevraagd; dan moet je wel zeker weten dat die 740 m2 genoeg is, want dat staat nu wel in de samenwerkingsovereenkomst met Blokland. Er ligt een rapport van de Rekenkamer; hij vraagt of de overeenkomst juridisch getoetst is. Er wordt namelijk heel vaak in vermeld dat de gemeente zich ergens toe verplicht; bovendien wil hij weten waarom de gemeente 6% rente moet vergoeden over 4.500.000 euro; dat is niet gebruikelijk. Mevrouw Visser merkt op dat er een plan lag met 60 appartementen, dat niemand mooi vond. Nu liggen er de plannen Bonckelaarstate 1 en 2. De raad heeft kaders vastgesteld waaraan deze plannen getoetst zouden moeten worden. Volgens haar fractie zijn niet alle kaders gevolgd, terwijl de heer Pauw voor deze vergadering te horen kreeg dat dit wel het geval was. Haar fractie trekt dit antwoord in twijfel omdat een van de belangrijkste kaders was dat het plan budgettair neutraal zou moeten verlopen, terwijl volgens het voorgestelde besluit de rentevergoeding van 653.000 euro uit de ABR moet komen - zij neemt aan dat dit nog verwerkt wordt in het reserve- en voorzieningenoverzicht dat volgende maand besproken wordt. De kosten van de bibliotheek worden geactiveerd in de reserve kapitaallasten investeringen; zij neemt aan dat dit inderdaad geen extra geld kost. Maar in de Zomernota 2009 moet nog 60.000 euro gezocht worden ter dekking van het verlies van de erfpacht plus de kapitaalslast; ooit is immers gedacht dat de opbrengst van de Bonckelaar in het gemeentekantoor zou worden gestopt. In het voorgestelde besluit mist zij punt E.: er moet besloten worden dat er nog een open eind in zit wat betreft planschade en dat er nog een gat zit van 455.000 euro in de inrichting van de bibliotheek. Zij vraagt of dit klopt. Op blz. 1 staat dat in de eerste overeenstemming de 100.000 euro van Sol Design voor rekening van Blokland zou komen. Dit bedrag zit niet in de 653.000 euro van de rentevergoeding. Ze vraagt of dit bedrag is kwijtgescholden, in die zin dat de gemeente vasthoudt aan de eerste afspraak. Vooral de 60.000 euro structureel is heel heftig. De heer Van der Klis prijst wethouder Tanis voor zijn moed om hiermee te komen, want het is eigenlijk een intriest verhaal. In eerste instantie werd uitgegaan van een positief saldo voor het gemeentekantoor van 725.000 euro; nu blijkt het te gaan om een tekort van 1.300.000 euro. Er is dus geen sprake meer van budgettair neutraal. Daarnaast er is ook een risico op planschade, die normaal gesproken voor de bouwer is. Dit zijn geen positieve berichten. Als je goed leest, blijkt dat de toekomstige kosten nog zullen oplopen. Je moet er dus iets mee doen om erger te voorkomen; het is teleurstellend dat het zo is gelopen. Mevrouw Visser vraagt bij interruptie aan de heer Van der Klis hoe hij heeft kunnen concluderen dat de kosten nog zullen oplopen. De heer Van der Klis antwoordt dat de vergoeding van rentekosten van de tegenpartij betaald moet worden door de gemeente. Mevrouw Visser antwoordt dat dat een onderhandelingsresultaat is De heer Van der Klis merkt op dat hoe langer gewacht wordt, hoe hoger het zal zijn.
- 15 -
Mevrouw Visser antwoordt dat dit het risico van de tegenpartij blijft. Het is de welwillendheid van de gemeente om deze partij nu tegemoet te komen, maar in principe is het de rentetikker van de tegenpartij. De heer Buchner merkt op dat er in het verleden op de huidige Bonkelaar een bouwvergunning is afgegeven. Als je dat laat staan, kom je elkaar ook tegen. Mevrouw Visser antwoordt dat die bouwvergunning er ligt; dat is een feit. In het verleden heeft haar fractie ook tegen de bouwvergunning gestemd en dus hoeft zij zich daar niet zo schuldig over te voelen. Maar de vergunning ligt er wel. Het is aan de bereidheid van de raad om met dit onderhandelingsresultaat akkoord te gaan, maar het is geen heilig moeten. De heer Buchner merkt op dat hij het eens is met de heer Van der Klis dat de rekening dan nog hoger kan worden. De heer Van der Klis merkt op dat het probleem is dat er afspraken zijn gemaakt binnen dat onderhandelingsresultaat; hij gaat er van uit dat deze bindend zijn. De heer Den Besten merkt op dat hij het eens is met de vorige spreker. Het ontbreekt aan alle kanten aan beleid zoals dat eigenlijk hoort te zijn. Een van de uitgangspunten voor het ontwikkelen van de Bonkelaar was dat het budgettair neutraal zou zijn, terwijl dit nu niet het geval is; uitvoering van Bonkelaar 1 en 2 kost minimaal 628.000 euro. Daar moeten de kosten van eventuele planschade, die de gemeente voor haar rekening neemt, nog bij opgeteld worden. Dit is overigens een merkwaardige zaak, omdat de ontwikkelaar deze schade meestal op zich neemt. Vanuit B&W zou daar overigens eenduidigheid in moeten komen; een soort rechtszekerheid. De inrichtingskosten voor de nieuwe bibliotheek van minimaal 500.000 euro komen daar bij. Je hebt eigenlijk niets aan de Zomernota en de begroting, want ze worden zelden uitgevoerd. Zowel in de Zomernota als in de begroting is dit niet terug te vinden. Als er eind 2008 een begroting wordt gemaakt, mag je toch verwachten dat er voldoende middelen gereserveerd zijn om dit in 2009 te bekostigen, maar het staat er niet in. Sterker nog: omdat er nogal wat geld te verdelen is, is zelfs afgesproken daar nog over te spreken. Die nota komt straks en de raad kan dan een afweging maken welke projecten zij wil uitvoeren, maar de bibliotheek staat niet eens in de lijst van niet gerealiseerde projecten. Blokland is zo handig geweest om Bonkelaar Staete 2, waar de bibliotheek een onderdeel van is, toe te voegen zodat hij er nog een beetje winst op kan maken. Dit kan zo natuurlijk niet; het zou gecombineerd moeten worden met de nota Grote Projecten, dan kunnen er middelen verzameld worden en kan de raad een keuze maken uit de gewenste projecten. Dat zou bijvoorbeeld een bibliotheek kunnen zijn. Dat komt dan wel uit de lucht vallen, want ook onder het kopje Cultuur wordt hierover in de begroting niets vermeld. Nu is de raad al verplicht om akkoord te gaan voordat het stuk behandeld wordt. In de overeenkomst met Blokland staat dat de commerciële ruimtes niet mogen worden ingevuld met winkels. Dat is terecht, maar hij vraagt zich af wat er dan wel in moet komen. Hij vraagt of je dat kunt vullen, of dat de raad later toch wordt geconfronteerd met het feit dat daar winkels moeten komen. De fractie van het CDA gaat niet akkoord met beeldplan 2, omdat daar de meeste kosten zitten en de afweging ten opzichte van andere projecten niet te maken is. De fractie gaat wel akkoord met Bonkelaarstaete 1; dat kan eigenlijk niet anders, omdat daar de bouwvergunning al voor is afgegeven. In het contract staat dat als 2 niet doorgaat, de gemeente andere locaties moet aangeven waar wel gebouwd kan worden. Je zit dan dus vast aan Blokland; dat soort afspraken belemmert toekomstige ontwikkelingen. De heer Van der Plas merkt op dat de fractie van de PvdA blij is dat er een einde lijkt te komen aan de slepende voorbereiding rond de nieuwbouw op het Bonkelaarplein. Zijn fractie heeft afgelopen vrijdag per mail vragen ingediend, met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden voor de besluitvormende raad op 2 maart, met name de financieel-technische vragen. Zodra de antwoorden er zijn, zullen deze verspreid worden. De raad wordt nu gevraagd in te stemmen met de samenwerkingsovereenkomst voor een plan Bonkelaar State 2, terwijl dat nog niet zo goed bekend is. Uiterlijk, vormgeving, hoogte en de samenhang tussen Bonkelaar Staete 1 en 2 is de PvdA onbekend. In de samenwerkingsovereenkomst
- 16 -
wordt voornamelijk over geld gesproken; zijn fractie vraagt het college om een beeld te schetsen van wat verwacht mag worden. Het doel was te komen tot een verzachting van het plan dat er al lag en waar vergunning voor was afgegeven, maar dat niemand wilde. Om deze reden wordt nu afgekoerst op een samenwerkingsovereenkomst met Blokland. Hij vraagt of dan niet scherper moet worden vastgelegd binnen welke kaders de planvorming kan worden voortgezet; in een samenwerkingsovereenkomst worden immers vooral de wederzijdse inspanningsverplichtingen vastgelegd. Gelet op de financiële bijdrage die van de gemeente wordt gevraagd, vindt hij dat de raad daar recht op heeft. Hij vraagt wat de vrijheid van handelen van de gemeenteraad nog is met betrekking tot de komende bestemmingsplanwijzigingen als het plan bijvoorbeeld naar aanleiding van inspraak veranderd zou moeten worden. In de overeenkomst is opgenomen dat de gemeente de helft van het renteverlies van de ontwikkelaar zal vergoeden; dit is ruim 653.000 euro. De PvdA vraagt zich af waarop dit is gebaseerd: zijn dit werkelijk gemaakte kosten of ook fictieve rentevergoeding, zoals de winst op appartementen die zouden zijn verkocht als ze inmiddels gebouwd waren? Hij vraagt waarom op het bedrag dat de gemeente aan rentekosten moet vergoeden, geen verrekening heeft plaatsgevonden met bijvoorbeeld de kwijtgescholden leges en de plankosten die met de grondexploitatie hadden moeten worden terugverdiend. De netto-opbrengst van de grondexploitatie van ruim 782.000 euro komt ten goede aan de nieuwbouw van het gemeentekantoor. Het is niet duidelijk of dit ook is gebeurd; de PvdA wil hier duidelijkheid over. Als dat zo is, hoe is het dan mogelijk dat een toekomstig voordeel al wel financieel is verwerkt, terwijl die 782.000 euro er niet is en er ook niet komt? Hoe en waarom is dat gebeurd en met welk raadsbesluit? Als het niet zo is, waarom is het niet realiseren van dat voordeel dan niet eerder gemeld en is daar in de meerjarenbegroting en ramingen vanaf 2001 tot 2012 rekening mee gehouden, en waarom is het dan toch gedaan? Zonder die last zouden de begrotingen immers ook sluiten en is er dus geen ander nadeel dan dat er minder reserves zouden zijn geweest. Het betrof immers een voornemen om een voordeel op een plan al te besteden door dit toe te voegen aan de reserve gemeentekantoor. Nu dit voordeel niet wordt gerealiseerd, is het vreemd om dat alsnog te doen door een structurele last op te nemen. Dat zou betekenen dat daarmee impliciet wordt besloten via een structurele last te gaan sparen in een tijd dat de gemeente binnen de begroting al het geld goed kan gebruiken. De PvdA vraagt of de samenwerkingsovereenkomst juridisch is getoetst of van een contra-expertise is voorzien. Als dat zo is, verzoekt hij de raad het oordeel te doen toekomen. De PvdA stuit namelijk op een aantal passages waarbij de goedkeuring van de gemeenteraad in het geding zou kunnen zijn, maar waar dat niet als voorbehoud is omschreven. Hij doelt met name op artikel 1, 3 en 10 waarin gesproken wordt over allerlei ontheffingen, vergunningen en bestemmingsplannen. Voor zover deze niet aan het college zijn gedelegeerd, dient de raad daarin de volledige beslissingsvrijheid te hebben zonder dat daarop claims van de ontwikkelaar kunnen volgen. Elke overeenkomst kent een einde; er zal dus een artikel opgenomen moeten worden waarin staat wanneer de overeenkomst ten einde is. Ook moet het mogelijk zijn dat de overeenkomst zonder wederzijdse claims beëindigd kan worden als naar mening van de gemeente de ontwikkelaar zijn afspraken niet nakomt. Wethouder Tanis merkt op dat hij inderdaad liever met een ander plan was gekomen; dat is heel helder. Maar plan Bonkelaar staat natuurlijk niet op zichzelf. In het raadvoorstel staan de hoofdlijnen aangegeven die moeten worden meegenomen bij de beoordeling van het stuk. Er zijn gesprekken geweest met Brandwijk; die hebben uiteindelijk geleid tot een plan dat, door tussenkomst van de gemeente, door Blokland is overgenomen. Daarbij is niet onbelangrijk te vermelden dat er in die plannen sprake van was om niet alleen de Bonkelaar, maar ook de hele omgeving aan te pakken. Er zijn plannen geweest die nadrukkelijk met Blokland besproken zijn en waarover een intentie richting Blokland is uitgesproken om de planvorming rond de Bonkelaar te koppelen aan mogelijke plannen op de Stationsweg. Dit is overigens ook door de raad geaccordeerd. Dat is een van de redenen geweest dat Blokland de Bonkelaar van Brandwijk heeft overgenomen. De prijs die Blokland voor de Bonkelaar heeft betaald, heeft een relatie met het complete plan. Er is in de afgelopen tijd veel gebeurd en veel gesproken; zeer tegen de zin van Blokland is door de raad gekozen
- 17 -
voor het voorstel van Haskoning. Dat alles heeft geleid tot een vertraging in de planvorming. De aankoop van een gebouw heeft altijd een zeker risico in zich voor de koper, maar aan de andere kant lagen er intenties op het moment dat Blokland de Bonkelaar kocht. De raad heeft gekozen voor Haskoning en kwam na anderhalf jaar tot de conclusie dat het financieel niet haalbaar was; daarmee is de raad eigenlijk mede debet geweest aan de vertraging. Dat is voor het college een belangrijk aspect geweest om de rentevergoeding alsnog bespreekbaar te maken. Conform het advies van de Rekenkamer heeft er een interne toetsing plaatsgevonden door de juridisch controller van de gemeente; dit rapport is toegevoegd aan de stukken. Door alles wat er is gebeurd, kan het uitgangspunt budgettaire neutraliteit niet gehandhaafd blijven. Bonkelaar State 2 is niet op verzoek van Blokland toegevoegd, maar nadrukkelijk op verzoek van het college, omdat als Bonkelaar 1 ontwikkeld zou worden en er niets gedaan wordt aan de bibliotheek, er iets blijft ‘hangen’ wat de uitstraling niet bevordert. Met betrekking tot planschade wordt uitdrukkelijk alleen gesproken over Bonkelaarstate 2. De reden dat het college dit heeft geaccordeerd, is omdat de prijs van 650 euro per m2 die gehanteerd wordt voor Bonkelaar State 2, een commerciële prijs is. Daarnaast past het plan binnen de contouren van het huidige bestemmingsplan. Het college verwacht daarom dat de planschade überhaupt beperkt blijft. Op het moment dat er planschade zou zijn, wordt in overleg met Blokland bepaald op welke manier de plannen mogelijk aangepast kunnen worden. Mevrouw Visser merkt op dat in de stukken staat dat artikel 12 de planschade vergoedingsverplichting regelt voor de bouwplannen Bonkelaar State 1 en 2. “Voor Bonkelaar State 1 wordt een aanvaardbare planschade door beide partijen gedragen en voor Bonkelaar State 2 komt de aanvaardbare planschade ten laste van de gecalculeerde grondopbrengsten.” Dit betekent dus dat deze ook ten laste komen van de gemeente. Op blz. 8 staat het onderhandelingsresultaat: “in eerste instantie moet sprake zijn van aanvaardbare schade; dit zal moeten worden aangetoond aan de hand van de planschadeanalyse. Als gesteld kan worden dat het bedrag dat eruit rolt, aanvaardbaar is, zal de schade door beide partijen moeten worden gedragen en kan dat niet alleen bij de gemeente worden gelegd.” Dit is tegenstrijdig; bovendien vraagt zij zich af wat ‘aanvaardbare planschade’ is. Wethouder Tanis antwoordt dat hij zojuist aangaf dat als het over Bonkelaar State 2 gaat, het college verwacht dat de mogelijke planschade beperkt zal blijven omdat het plan past binnen de contouren van het huidige bestemmingsplan. Mochten er wel planschadeclaims komen, dan wordt bekeken of het plan op onderdelen aangepast kan worden. De heer Den Besten merkt op dat dit van te voren bekeken kan worden. Wethouder Tanis antwoordt dat deze acties nu ook lopen. De heer Den Braanker merkt op dat als je binnen het bestemmingsplan blijft, er toch überhaupt geen sprake kan zijn van planschade. Wethouder Tanis antwoordt dat in de plannen die er nu zijn, de raad in mei vorig jaar heeft gezegd dat aan de Stationsweg niet hoger dan vier hoog gebouwd zou moeten worden; dat betekent dat in de plannen op de bibliotheek is voorzien in drie lagen appartementen; daar wonen mensen tegenover, dus het zou best kunnen dat daar wat planschade uitrolt. De heer Pauw merkt op dat er uiteindelijk sprake is van een bestemmingsplanwijziging. Wethouder Tanis merkt op dat toen het gemeentekantoor aan de overkant van de haven gebouwd moest worden, er uitgangspunten zijn gedefinieerd vanuit het idee dat er rond de Bonckelaar eigenlijk een melkkoe zou staan met forse opbrengsten om zonder problemen 900.000 euro te storten ten behoeve van het gemeentekantoor. Hoe vervelend het ook is, er moet nu geprobeerd worden om door de zure appel heen te bijten en daar iets te creëren om in ieder geval de patstelling die de afgelopen jaren is ontstaan, tot een einde te brengen. Dat is nadrukkelijk de insteek van het college met dit voorstel, en niet alle mogelijke toekomstige ontwikkelingen daar aan vast te knopen. Hij denkt hierbij aan de onzekere positie van de Rabobank waar een fusie op stapel staat, de ontwikkelingen rond TNT en de locatie van ABN/AMRO. Zo moet ook de opmerking geïnterpreteerd worden dat bij het niet doorgaan van Bonckelaar State 2,
- 18 -
de gemeente een intentie uitspreekt, maar niet meer dan dat, om mogelijk te zoeken naar. Zo is het ook nadrukkelijk naar Blokland gecommuniceerd; dat betekent niet dat de gemeente op dat moment de verplichting heeft. Hij begrijpt de opmerkingen met betrekking tot de relatie reserves en voorzieningen; het college had deze ook veel liever aan elkaar gekoppeld. Maar gezien de voortgang en de gesprekken met Blokland die al jaren gaande zijn, is er bewust voor gekozen om dit op de agenda te zetten. De eventuele inrichtingskosten van de bibliotheek zullen uiteraard meegenomen worden bij de notitie Reserves en Voorzieningen. De vragen van de PvdA worden op heel korte termijn schriftelijk beantwoord en die worden naar alle fracties gestuurd. Mevrouw Galle merkt op dat de wethouder eerder heeft gezegd dat als er in de overeenkomst wordt gesproken over een intentie, dit niet wil zeggen dat het een verplichting is. Bij de uitleg van de wethouder over dat de gemeente de rentevergoeding op zich moet nemen, spreekt hij ook over intenties, terwijl de gemeente toch moet betalen. Het woord intentie is dus gevaarlijk; er moet nog eens goed nagedacht worden over die zin. Wethouder Tanis antwoordt dat hij bedoelde te zeggen dat de rentecomponent voor het college bespreekbaar was en is, op het moment dat Bonckelaar State 1 en 2 gezamenlijk gerealiseerd worden. Dat staat ook nadrukkelijk in de overeenkomst. Stel dat Blokland Bonckelaar State 2 niet realiseert, dan vervalt dus het recht op de 653.000 euro rente. Mevrouw Visser merkt op dat zij het anders bedoelt. Aan Blokland is voorgesteld om het hele plan aan te pakken en er zijn dus bepaalde intenties uitgesproken. Daarom moet de gemeente die 653.000 euro aan rente betalen. Zij wordt een beetje naar van het woord intentie, want later zegt de wethouder dat ‘intentie’ niet betekent dat de gemeente ook verplicht is iets te doen. Wethouder Tanis antwoordt dat de eerste intentie met betrekking tot het complete plan die hij bedoelde, een schriftelijke intentieovereenkomst is die een aantal jaren geleden is afgesloten. De heer Den Besten merkt op dat het daarom verstandig is de samenwerkingsovereenkomst die er nu ligt, extern te laten toetsen op dit soort zaken. De interne toetsing vindt hij niet serieus genoeg. De voorzitter merkt op dat deze suggestie meegewogen kan worden. Wethouder Tanis kan zich voorstellen dat de boekhoudkundige move die is gemaakt met betrekking tot de dekking van het gemeentekantoor, lastig is. Er waren twee opties. Met dit voorstel wordt ervoor gekozen om de keuze van een aantal jaren geleden om de grondopbrengsten van die 900.000 euro direct ten gunste te laten komen van het gemeentekantoor, te corrigeren. De opbrengsten worden daar gelaten waar ze horen, dus ter dekking op het gehele Bonckelaarplein. Dat betekent vervolgens dat de 47.000 euro eigenlijk de jaarlijkse kosten zijn die je meeneemt om het gat van 900.000 euro bij het gemeentekantoor te kunnen dekken. Mevrouw Visser vraagt of de last op deze manier verspreid wordt over een aantal jaren en dat er dus 60.000 euro in de meerjarenramingen voor 10 tot 20 jaar meegenomen moet worden om de pijn te spreiden om de Bonckelaar State tot stand te laten komen. Anders had er dus ongeveer 1,5 miljoen uit de ABR moeten komen. Wethouder Tanis antwoordt bevestigend. Dat is een keuze. Tweede termijn De heer Den Besten merkt op dat zijn fractie die keuze nu niet wil maken. Dat zou aan de hand van de toegezegde Projectennota en de investeringen die daarbij horen, moeten gebeuren. Dan is de keuze terecht en zijn er alternatieven beschikbaar. Hij stelt voor dit voorstel aan te houden en daarmee de raad serieus te nemen. Nu wordt de raad voor het blok gezet. De heer Van der Plas merkt op dat de heer Den Besten in de eerste termijn aandrong op externe toetsing van de samenwerkingsovereenkomst; ook de PvdA wil hier op aandringen, om te voorkomen
- 19 -
dat er een overeenkomst wordt aangegaan die op termijn niet zo goed blijkt te zijn voor de gemeente Sliedrecht. Mevrouw Visser merkt op dat zij het verzoek van de heer Den Besten ondersteunt om het voorstel nog even aan te houden; ze had graag de notitie Reserves en Voorzieningen graag gezien, met het lijstje van projecten. Anderzijds heeft zij uit de achterliggende stukken kunnen concluderen hoe vaak Blokland aan het lijntje is gehouden. Zij vindt dit een heel moeilijke afweging. Maar de juridische toets is voor haar fractie heel wezenlijk. De heer Visser merkt op dat door zijn fractie in de eerste termijn om een juridische toets is gevraagd, onder andere op basis van artikel 16: “Deze overeenkomst is door partijen aangegaan onder de voorwaarde dat de marktomstandigheden betreffende de ontwikkeling, realisatie en verkoop van registergoederen als de onderhavige bij de start van de verkoop zullen zijn genormaliseerd en wel aldus dat die marktomstandigheden vergelijkbaar zijn aan de marktomstandigheden van vóór de zogenaamde kredietcrisis.” Hij vraagt zich wat voor risico de gemeente hiermee loopt. Misschien moet er naast een juridische toets ook wel een risicotoets uitgevoerd worden, omdat een heleboel zaken wordt opengehouden. Bovendien is het onzeker of het peil van voor de kredietcrisis nog wordt bereikt. Eerder was sprake van 800 m2 voor de bibliotheek en nu is het 740 m2. Wanneer er dan toch een nieuwe bibliotheek komt, moet wel duidelijk zijn waarom voor een bepaald aantal vierkante meters wordt gekozen. Wanneer het plan nu wordt goedgekeurd, wordt het 740 m2. Dat getal wil hij graag op korte termijn onderbouwd zien. Wethouder Tanis merkt op dat de opmerking van de heer Den Besten over het probleem van het koppelen van de nota reserves en voorzieningen voor het college geen optie is, omdat dit namelijk kan betekenen dat er een patstelling ontstaat, waarbij niet gekozen wordt voor een oplossing van dit probleem. Dat is iets wat het college niet wil. De Bonckelaar is volgens de mevrouw van de bibliotheek al 12 jaar geleden failliet gegaan en daarom wil het college de knoop nu echt doorhakken. Dat is de keuze van het college en daarom ligt het hier vanavond op tafel. Uiteraard weet het college dat er een discussie over de reserves en voorzieningen aan zit te komen. De heer Den Besten merkt op dat het binnen een à twee maanden te regelen is. Aan de raad is meegegeven dat zij keuzes kunnen maken; hij vindt dat respect voor de raad meer waard dan dat Blokland nog twee maanden aan het lijntje wordt gehouden. Wethouder Tanis antwoordt dat als er een discussie wordt gestart over reserves en voorzieningen, die ondermeer zal gaan over projecten waar al jaren over gesproken wordt. De heer Den Besten antwoordt dat dat niet blijkt uit de begroting. In het stuk dat over cultuur gaat, wordt met geen woord gerept over de bibliotheek. Niemand weet waar bijvoorbeeld het aantal vierkante meters van de bibliotheek op gebaseerd is. De wethouder kan dus echt niet zeggen dat hier al heel lang over wordt gediscussieerd; het is een compleet nieuw project waar nog over gediscussieerd dient te worden. De heer Visser merkt op dat er binnen twee maanden geen keus kan worden gemaakt. De heer Den Besten antwoordt dat de wethouder aangeeft dat de nota Grote Projecten er binnen twee maanden ligt. Op dat moment kunnen er wat hem betreft keuzes gemaakt worden. Wethouder Tanis merkt op dat hij graag nog een argument wil melden. Eerder is gezegd door iemand dat het oude bouwplan waar Blokland vorig jaar een vergunning voor heeft gekregen, lijkt op een Oostblokflat. Er is vervolgens met Blokland bekeken hoe er binnen de bestaande bouwvergunning zoveel mogelijk aangesloten kon worden bij de uitstraling van het Rondeel. Dan kan je het Blokland niet aandoen om zich te beperken tot Bonkelaar State 1, waarbij je dan moet zeggen dat er ergens op een hoekje nog een oude bibliotheek hangt. Dat is een vorm van suboptimalisatie. Het college heeft bewust voor dit voorstel gekozen, maar de beslissing ligt uiteraard bij de raad. De juridische toetsing neemt hij mee terug naar het college; het signaal is helder. Voor de bibliotheek wordt al jaren over 740 m2 gesproken. Dit is niet helemaal in beton gegoten, maar het is wel min of meer een vast uitgangspunt.
- 20 -
De heer Visser merkt op dat ten tijde van Brand werd gesproken over 800 vierkante meter, in 2001. Wethouder Tanis antwoordt dat hij wil kijken of het verschil van die 60 m2 verklaard kan worden en komt er dan schriftelijk op terug. Mevrouw Visser vraagt of de tijdelijke locatie van de bibliotheek tijdens de bouw meegenomen kan worden in de beantwoording. Wethouder Tanis zegt dit toe; ook de andere gebruiker heeft de aandacht. De voorzitter constateert dat er schriftelijke antwoorden komen op de vragen van de PvdA en op de vraag inzake de tijdelijke bibliotheekvoorziening tijdens de bouw. BESPREEKSTUK voor de raad van 2 maart.
10. WIJZIGING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEVUDO (GEMEENSCHAPPELIJKE VUILVERWERKING DORDRECHT EN OMSTREKEN) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de regeling overeenkomstig de tekst van het besluit van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Gevudo 26-11-2008. Conform. 11. CONCEPTCONVENANT AANPAK VERBETERING FUNCTIONEREN MPO EN TC Kennisneming van en instemming met het conceptconvenant. Conform. 12. SCHORSING VAN DE OPINIËRENDE BIJEENKOMST. De opiniërende bijeenkomst wordt voortgezet op dinsdag 10 februari om 19.30 uur in de Raadszaal van het Raadhuis. De voorzitter sluit de vergadering.
De voorzitter,
De griffier,
D. van Meeuwen
A. Overbeek
- 21 -
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende raadsbijeenkomst, raadhuis, Dr. Langeveldplein 30 : 10 februari 2009, aanvang 19.30 uur : de heer A. de Winter voorzitter mevrouw M.J. Bisschop-Roodbeen de heer J.C. Buchner de heer L.A. Huijser de heer Ph.G. Mak de heer A. van Gameren mevrouw C.A. de Bruin de heer J.J. Huisman de heer B. van der Plas mevrouw C. Galle-Prins de heer W.H. Blanken mevrouw N. de Waard mevrouw G.J. Visser-Schlieker de heer T. Pauw mevrouw L.P.M. Dekker–de Graaff de heer J.H. Vink de heer F. van der Klis mevrouw C.E. Verschoor
Afwezig m.k. Verslag
leden
de heer R.G. van de Ven de heer M.C. Boevée de heer A. Overbeek mevrouw H. Vos-Hulleman de heer H. Appeldoorn : de heer D. van Meeuwen
wethouder burgemeester griffier adjunct griffier ambtenaar raadslid
: mevrouw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tape)
1. OPENING De heer Den Braanker, plv. voorzitter, opent de vergadering. De heer Van Meeuwen is met kennisgeving afwezig. 2. PARKEERNOTA SLIEDRECHT Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de Parkeernota De heer Buchner spreekt zijn teleurstelling uit. Weliswaar staat de regulering van de parkeernormen er in, maar hij mist een andere aanpak van de parkeerdruk op Sliedrecht. Het aantal auto’s groeit zienderogen, zowel in het oude als in het nieuwe deel van Sliedrecht. Hij wil afstappen van het steeds weer toevoegen van parkeerplaatsen bij verdichting. Door bij de grondprijs een bedrag in rekening te brengen voor de openbare ruimte ontstaat ruimte voor speelgelegenheid. De automobiliteit kan mogelijk worden teruggedrongen als men vaker gebruik maakt van de fiets. De SGP/ChristenUnie wil best extra geld uittrekken voor onderzoek naar oplossingen. Zijn fractie wil de straat teruggeven aan
- 22 -
de kinderen. De fiets is sneller en leidt tot schonere lucht; met de auto wordt het bovendien niet veiliger. Integrale samenwerking is wat hem betreft vanzelfsprekend om dubbel werk of onnodige schade aan de straat te voorkomen. De heer van der Klis merkt op dat de hoge parkeerdruk algemeen bekend is; dat de nieuwe normen worden toegepast is dan ook geheel terecht. Datzelfde geldt bij vervangende nieuwbouw. Ook zijn fractie wil kijken naar wijken waar nu al problemen zijn en waar niet direct nieuwbouw gepland is; dat vraagt om creativiteit. Hij gaat er van uit dat hier bij het Verkeerscirculatieplan verder over wordt gesproken en dat er dan ook middelen beschikbaar moeten worden gesteld. De heer Pauw is blij dat de nota, waar jaren over is gesproken, er nu eindelijk is; het is jammer dat Sliedrecht al is volgebouwd met projecten waar deze nieuwe normen niet op toegepast zijn. Hij vraagt hoe het onderzoek naar de parkeerdruk en de parkeerbalans worden opgepakt in het verhaal rond de Parkeernota. De heer Huisman vraagt de heer Buchner of hij concrete voorstellen heeft die er toe zullen leiden dat de automobiliteit afneemt. De heer Buchner antwoordt dat de raad zou kunnen beginnen om het college op te dragen dit als uitgangspunt te nemen in de verdere planontwikkeling; de plannen komen dan vanzelf wel. In Houten en Amersfoort zie je hoe fietsers en voetgangers dwars door de wijk heen kunnen zonder overlast te hebben van het overige verkeer. De heer Huisman merkt op dat hij er van uitgaat dat als er meer gewandeld en gefietst wordt, er niet minder auto’s komen. Die blijven gewoon op de parkeerplaatsen staan. Je kunt mensen niet verplichten om bijvoorbeeld niet meer dan één auto per huishouden te hebben. De heer Buchner antwoordt dat de norm ook niet is ingericht op huishoudens met meerdere auto’s. De heer Vink is verheugd dat er niet wordt uitgegaan van betaald parkeren. Hij stelt voor de nota vaker dan eens in de vijf jaar te actualiseren, gezien de fijnstofproblematiek, het reguleren van de toenemende parkeerdruk en het geluid. Ten aanzien van Baanhoek West, het Watertorenterrein en Benedenveer zijn ook niet alle consequenties bekend. Zijn fractie pleit voor een verbreding van de parkeerplaatsen, mede omdat er vaak busjes worden geparkeerd die meer dan 1 parkeerplaats in beslag nemen. Dat kan ook leiden tot obstakels voor fietsers. Hij mist in de nota een regeling voor invalidenparkeren. Wethouder Van de Ven beaamt dat er lang op de nota is gewacht; er is geruime tijd aan gewerkt en vervolgens kon de behandeling niet direct plaatsvinden vanwege de volle agenda. De nota is bedoeld als eerste aanzet voort de normeringen zoals die worden toegepast bij bestemmingsplannen, bouwverordeningen enzovoort. De raad kan de nota eventueel tussentijds aan laten passen; datzelfde geldt voor het verkeersbeleidsplan. Sliedrecht kent een behoorlijk verstedelijkte bebouwing en de uitbreidingen zijn niet altijd geschikt voor het aanleggen van veel parkeerplaatsen. Bij het vervangen van de riolering zijn in de oude uitbreiding 125 parkeerplaatsen toegevoegd in dit gebied. Op ruim 1.100 woningen is dat maar bescheiden, maar meer ruimte is er gewoon niet. Tenzij je huizen kunt amoveren, kun je niet overgaan tot drastische maatregelen. Bewoners van de Rijnenweer kozen onlangs voor behoud van groen boven extra parkeerplaatsen; men schikt zich dan in zijn lot. Dat de wijken vol staan is duidelijk; wie een oplossing weet, mag het zeggen, want er is gewoon niet meer ruimte. Amersfoort is wat ruimer van opzet en biedt daardoor wat meer mogelijkheden. De heer Buchner merkt op dat in Baanhoek West dat systeem wel ingevoerd zou kunnen worden. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er 950 woningen gebouwd moeten worden om het verhaal ook financieel sluitend te krijgen. Als je 100 woningen schrapt ten gunste van meer parkeerplaatsen, ontstaat er een financieel gat. Bij zijn weten zal in de nieuwe wijk zoveel mogelijk op eigen terrein geparkeerd gaan worden. De vraag van de heer Pauw met betrekking tot een Parkeerdrukonderzoek en een Parkeerbalans zal schriftelijk worden beantwoord. De heer Pauw merkt op dat zaken als dubbelgebruik van parkeren hier wel in verwerkt moet zijn; hij hoort graag hoe dat in deze nota is opgenomen.
- 23 -
Wethouder Van de Ven merkt op dat als er een noodzaak is, er eerder dan om de vijf jaar geëvalueerd kan worden en zo nodig kan de nota worden geamendeerd. De heer Vink dringt aan op een evaluatie binnen een kortere termijn dan vijf jaar, gezien de ontwikkelingen in diverse gebieden. Mevrouw Visser vraagt wat de heer Vink daarmee denkt te bereiken. Met het vaststellen van deze Parkeernota wordt de nieuwe norm al meteen van kracht. Volgens haar is het pas zinvol om een nieuwe Parkeernota aan te nemen als de norm opnieuw wordt aangepast. Wethouder Van de Ven legt uit dat de standaard maten van een parkeervak worden aangehouden. Er staan inderdaad busjes in de wijken; die mogen volgens de regels in de bebouwde kom staan. De auto is voor veel mensen een hoog gewaardeerd bezit; de heer Buchner betitelt dit als parkeerblik, maar daar wordt verschillend over gedacht. De heer Buchner merkt op dat een auto voor hem vooral een gebruiksartikel is; hij komt er nog op terug. Wethouder Van de Ven zal de vraag met betrekking tot het invalidenparkeren via het verslag laten beantwoorden. Tweede termijn De heer Buchner leest een aantal stellingen voor, zoals “er dienen inventieve oplossingen bedacht en toegepast te worden om het parkeren in de woonomgeving en daarmee de automobiliteit terug te dringen. De directe woonomgeving moet weer verblijfsgebied worden; de straat moet terug naar de kinderen; parkeren mag geld kosten” et cetera. De heer Huisman merkt op dat iedereen het best eens zal zijn met de stellingen, maar het gaat volgens hem juist om de creativiteit om de mensen zo ver te krijgen. Hij stelt de SGP/ChristenUnie voor om een prijsvraag uit te schrijven. Mevrouw Visser merkt op dat ze best voorstander is van minder auto’s in het straatbeeld; haar fractie is zich er van bewust dat je dan eerst een gedragsverandering teweeg moet brengen bij de mensen. Voor veel mensen is het een heilige koe die liefst ook nog voor de deur moet staan. Het lijkt haar niet haalbaar. Op de oude uitbreiding west zullen de parkeergarages niet voldoende zijn; de straten worden juist breder gemaakt zodat er kan worden geparkeerd. Haar fractie denkt dan ook dat je met elkaar moet accepteren dat de auto in het straatbeeld hoort. Wat je dan nog kunt doen, is veel dingen voor kinderen realiseren. Haar fractie heeft nog geen uitgekristalliseerde mening over betaald parkeren. Parkeren op eigen terrein is geen optie in de oude uitbreiding. In het verleden is toegestaan dat garages werden omgebouwd tot extra kamers; inmiddels gebeurt dat ook met carports en de auto gaat de straat op. Misschien moet Bouw- en Woningtoezicht daar iets aan doen. Mevrouw Verschoor merkt op dat de stellingen aardig bedacht zijn. Wat je ziet is dat mensen door parkeerproblemen vaak uitwijken naar randgemeenten waar ze wel voor de deur kunnen parkeren. Kennelijk wordt dat heel belangrijk gevonden. Heel veel mensen brengen hun kind met de auto naar school en parkeren dan zo onzorgvuldig dat dit gevaarlijke situaties oplevert. Haar fractie wil het blik niet van straat halen, maar wil de mensen vragen om op een goede manier met die auto om te gaan, met het kind in gedachten. De heer Buchner merkt op dat de stellingen zijn bedacht om de discussie aan te gaan en te bespreken welke mogelijkheden er zijn. Hij is het eens met de opmerking van mevrouw Visser dat mensen hun carport vaak niet gebruiken als parkeerplaats; daar moet iets aan gedaan worden. De voorzitter merkt op dat ook de fiets er nog is. BESPREEKSTUK voor de raad.
3. BOMENBELEIDSPLAN EN BOMENVERORDENING SLIEDRECHT 2009 Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het Bomenbeleidsplan en de Bomenverordening
- 24 -
De voorzitter stelt voor om technische vragen schriftelijk in te dienen. Mevrouw Dekker merkt op dat Sliedrecht een verstedelijkte bebouwing heeft volgens de wethouder. De afgelopen jaren heeft een werkgroep zich bezig gehouden met de bomen. De particulier is minder vergunningplichtig; de waardevolle bomen zijn geregistreerd en de gemeente zal waardevolle bomen bij particulieren gaan onderhouden. Ze vraagt welk uitgangspunt gekozen wordt: stenen of waardevolle bomen? De volgorde daarin is belangrijk. Ze vraagt de wethouder wat de meerwaarde is van dit beleid en hoe de raad te weten komt wat er met bepaalde bomen gebeurt. De heer van der Plas merkt op dat hier sprake is van een gedegen voortraject waarbij veel mensen betrokken zijn; op die manier is onder andere de lijst met waardevolle bomen opgesteld. Het is een goed stuk, om meerdere redenen. In het stuk staat twee keer vermeld dat in de categorie vergunningplichtige bomen het compensatiebeleid van de gemeente Sliedrecht is geobjectiveerd; hij vraagt om uitleg. In het verleden in een motie van mevrouw Anneke Boonstra aangenomen, die inhield dat voor elke kapvergunningplichtige gekapte boom een nieuwe boom zou moeten worden teruggeplant. Hij vraagt of “objectiveren” bedoelt te zeggen dat daar wat losser mee zal worden omgegaan. Mevrouw Visser merkt op dat in april 2006 is begonnen met dit plan. De meerwaarde was deregulering voor de mensen die in hun eigen tuin een boom hebben staan die onbedoeld veel te groot is geworden. Een andere meerwaarde was dat elke boom van de gemeente Sliedrecht nog steeds kapvergunningplichtig is. Het zou wel leuk zijn als de raad dergelijke dingen niet uit de krant hoeft te halen. Haar fractie vindt wel dat er bij bouwplannen strikt de hand moet worden gehouden aan de afspraak dat bestaand groen wordt gerespecteerd; dat is in het verleden nogal eens mis gegaan. Een bouwer moet zich aanpassen. Ze mist in dit stuk het pleidooi van haar fractie om in het raadsvoorstel voor een bouwplan meteen op te nemen waar en wanneer gekapte bomen gecompenseerd worden en hoopt dat de raad een amendement met een dergelijke strekking kan steunen. De heer van der Klis merkt op dat hij heeft deelgenomen aan de bomencommissie. Deregulering is een pluspunt; het kan zelfs stimulerend werken en maken dat mensen minder bang zijn om een boom te planten. Dat is positief. De bijzondere bomen zijn beschermd; die kunnen niet meer gekapt worden zonder toestemming van de raad. Hij sluit zich aan bij mevrouw Dekker die stelt dat je aan de hand van die bomen een nieuw plan zou kunnen maken. Voor andere bouwprojecten zou het fijn zijn als bomen die in de weg staan, elders herplant worden. Hij vraagt zich wel af waar de grens van de meldingsplicht ligt voor de wethouder; de raad moet zich niet met allerlei losse zaken gaan bemoeien. Mevrouw Visser merkt op dat zij zich zou kunnen voorstellen dat het lijstje, als het in het Kompas wordt gepubliceerd, ook per mail naar de raad wordt gestuurd ter informatie, zodat er controle kan plaatsvinden. Het is belangrijk voor de gezondheid dat er voldoende bomen in het dorp staan. De heer Mak merkt op dat bomen langzaam groeien; dit bomenbeleidsplan heeft er ook enige jaren over gedaan om tot stand te komen. Het groen staat onder druk; dat wordt erkend door het college, maar het bomenbeleidsplan en de bomenverordening zijn toch vooral een procedureel verhaal geworden. Waardevolle bomen krijgen wel een speciale plaats, maar er is meer. Er is met veel ambitie aan dit plan gewerkt, waarvoor waardering. Er verdwijnt steeds meer groen en de vraag is of een bomenbeleidsplan daar tegen helpt; volgens zijn fractie niet. De geplande bomenkap op de Parallelweg, Lijsterweg en Stationsweg gaat gewoon door. De parken worden aangepakt. Ook op particuliere grond verdwijnen in snel tempo bomen. Het groen wordt, kortom, sterk gereduceerd en dat heeft grote invloed op de ecologische structuur. Zijn fractie mist een verwijzing naar de totale natuurwaarde van flora en fauna; dat kader dient bij elke beslissing te worden meegenomen. Ook particulieren hebben een verantwoordelijkheid; naast het kappen van bomen is de verstening van tuinen hem een doorn in het oog. Hij deelt de zorg van de fracties PRO Sliedrecht en het CDA. Naar aanleiding van de bomenverordening zijn de volgende opmerkingen te plaatsen. Bij artikel 4.6 is de tekst niet compleet. Bij artikel 9.1. moet de herplantplicht wel nageleefd worden. Er zijn voorbeelden te noemen waarbij dat niet is gedaan, bijvoorbeeld bij het Feitsmapark en bij het onderkomen van de Plantsoenendienst. Bij artikel 9, bescherming nabijgelegen flora en fauna benadrukt zijn fractie het belang.
- 25 -
Bij artikel 10.1 wordt gesproken over houtopstand; daar kan het college een herplantplicht opleggen, maar of daar bomen mee bedoeld worden is niet duidelijk. Er wordt verwezen naar artikel 2.1. Volgens hem wordt met houtopstand ondergroeiend groen bedoeld. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat zij dacht dat met houtopstand een schutting wordt bedoeld. De heer Mak vervolgt zijn betoog. Bij artikel 13 en 14 is sprake van zaken die gelijktijdig uit de APV verwijderd worden; hij vraagt of dat wel klopt. Zijn fractie heeft grote zorg over het totale groenbestand in Sliedrecht en pleit voor kwantiteit. Hij verzoekt het college actief na te gaan of het bomenbestand verspreid over het dorp uitgebreid kan worden en te bezien of een pas op de plaats zinvol en mogelijk is als het gaat om renovatie van het groen. Boomkap door particulieren zou niet alleen vrijgegeven moeten worden, maar ook ontmoedigd. De vraag met betrekking tot de APV kan schriftelijk worden beantwoord. Hij vraagt welke argumenten een rol gespeeld hebben bij het besluit tot boomkap aan de Lijsterweg. Mevrouw Dekker vraagt waarom de heer Mak boomkap door particulieren denkt te moeten ontmoedigen. Als er geen vergunning meer nodig is zullen burgers na kap sneller een (kleinere) boom terugplanten, is haar overtuiging. Ze vraagt waar de heer Mak bij een bouwproject voor gaat kiezen: voor de stenen of het groen. De heer Mak antwoordt dat hij het vrijgeven van bomenkap voor particulieren onderschrijft, maar ook en vooral wil ontmoedigen, via communicatie, dat er gekapt wordt. Hij heeft ook gesproken over verstening. Hij kent een gemeente waar op grond waar voorlopig toch niet gebouwd gaat worden, extra groen is aangeplant en dat is uiteraard gunstig voor de luchtkwaliteit. Hij wil graag het bomenbestand in het dorp laten toenemen. Hij wil vooraf geen keuze maken als het gaat om bouwplannen; dat moet je op dat moment afwegen. Hij wil zich daar niet op vastleggen. Mevrouw Verschoor concludeert dat particulieren volgens de SGP/ChristenUnie moeten worden ontmoedigd om bomen te kappen, maar dat de gemeente zich niet hoeft vast te leggen bij bouwplannen. De heer Mak ziet hier geen tegenstelling in. Mevrouw Visser vraagt zich af hoe je dat kunt ontmoedigen. Het college heeft geen middel meer als ook de kapvergunning wegvalt. Ze vindt het ook een discrepantie als je wel de particulieren aanspreekt, maar vooraf niet de keuze maakt voor groen bij bouwplannen. Een projectontwikkelaar zal echt niet uit zichzelf rekening houden met bestaande bomen als de gemeente daar geen expliciete keuze in maakt. De heer Mak antwoordt dat je dat volgens hem niet van te voren kunt blokkeren omdat je de effecten niet kunt overzien. Hoe je het kappen door particulieren kunt ontmoedigen, kan hij zo niet aangeven; het gaat hem om het afgeven van een signaal dat iedereen voor zoveel mogelijk groen is in het dorp. Mevrouw Visser merkt op dat er bij het Dreespark zeven bomen weggaan voor een wandelpad. In antwoord op een vraag van de heer Huisman legt ze uit dat haar fractie een amendement wil indienen van gelijke strekking als de motie Boonstra, maar dan met de toevoeging dat in ieder voorstel waar bomen moeten wijken voor steen, automatisch is aangegeven waar en wanneer er gecompenseerd wordt. Dat amendement is noodzakelijk, omdat de motie niet is uitgevoerd en de raad is niet in staat om haar controlerende taak op dat gebied uit te voeren. Ze noemt als voorbeeld de rotonde; die kan milieutechnisch beter zijn, maar dan moeten er wel bomen voor wijken. Het is ook gebeurd dat het project al klaar was en dat de bomen alsnog weggingen; die zijn nooit gecompenseerd. De platanen voor de Hoge Lijster worden volgens haar ook niet gecompenseerd. De heer Mak merkt op dat dat in het verleden is gebeurd. Mevrouw Visser is van mening dat het verleden de les is voor morgen. Het amendement komt in de raad van 2 maart aan de orde. Wethouder Van de Ven stelt voor om in verband met de vele technische vragen de betreffende ambtenaar de gelegenheid te geven om die te beantwoorden. De afspraak is immers dat er in geval van technische vragen vooraf contact kan zijn met de ambtenaar; dat scheelt veel tijd en bureaucratie. Is
- 26 -
dat niet mogelijk, dan zou hij willen verzoeken om een schorsing, om daarna zelf de vragen te beantwoorden. Na enige discussie stelt de voorzitter voor om de verordening schriftelijk af te doen. Wethouder Van de Ven merkt op dat de meerwaarde zit in het feit dat een en ander duidelijk is vastgelegd en dat er een verordening onder ligt. Het heeft wat langer geduurd, mede vanwege volle agenda’s. Vervolgens was de intentie om het bomenbeleid op te nemen in de APV, maar wijzigingen laten nog even op zich wachten; om die reden is gekozen voor een aparte verordening. Daarmee is het ook gemakkelijk terug te vinden voor iedereen. Aanpassing is uiteraard altijd mogelijk. Bij bouwplannen wordt straks ook getoetst op deze Bomenverordening, net als met de nota Parkeerbeleid gebeurt. Daarmee ligt dit in beginsel vast; de raad kan bij behandeling van een projectvoorstel toetsen of de verordening wordt nageleefd. In de ambtelijke organisatie wordt deze als leidraad gebruikt bij het maken van de plannen. Met objectiveren wordt bedoeld dat er wat soepeler omgegaan kan worden met bomen in tuinen van particulieren, mits dit geen bijzondere bomen zijn. Verder kun je niet zoveel doen tegen verharding in tuinen; daar is iedereen vrij in. De raad wil geïnformeerd worden over bomenkap en compensatie. Hij zegt toe na te gaan hoe de raad digitaal bericht kan krijgen over wat er op de gemeentepagina wordt gepubliceerd; hij is daar in ieder geval toe bereid. Als het amendement een meerderheid van de stemmen verkrijgt, wordt dit toegevoegd aan het beleid; dat is verder aan de raad. De vraag over de verwijzing naar de natuurwaarde van flora en fauna zal hij opnemen met de ambtelijke organisatie; hij heeft geen pasklaar antwoord. Hetzelfde geldt voor de vragen die zijn gesteld over de diverse artikelen; deze worden ook schriftelijk beantwoord. Tweede termijn De heer van der Plas merkt op dat de meeste kapvergunningplichtige bomen van de gemeente zijn. Hij wil graag gewaarborgd zien dat als die gekapt moeten worden, er een zekere compensatie plaatsvindt zodat het volume in stand wordt gehouden. Wethouder Van de Ven antwoordt dat aan die vraag waarschijnlijk wel tegemoet kan worden gekomen. De heer Mak merkt op dat vier vragen nog niet zijn beantwoord, met betrekking tot spreiding bomen over het dorp, uitstellen van renovatie van het groen, ontmoediging en bomenkap aan de Lijsterweg. Mevrouw Dekker sluit zich aan bij het betoog van de heer van der Plas. Wethouder Van de Ven verwijst naar de jaarlijkse Boomfeestdag waarbij scholen in actie komen. De afdeling Groen houdt in de gaten of groen uitgebreid of vernieuwd kan worden. Feit is dat Sliedrecht behoorlijk verstedelijkt is; in het binnengebied moet je uiterst zorgvuldig met het groen omgaan en dat gebeurt ook. Per locatie moet je afwegen of uitbreiding wenselijk is; hij verwijst naar de discussie over het Feitsmapark en het Dreespark. Daarbij is opgemerkt dat groen ook zaken aan het zicht kan onttrekken. Met houtopstand wordt bedoeld het struweel of het struikgewas. De parken moeten meer gebruikersparken worden. Mevrouw Dekker merkt op bij interruptie dat het wel leuk klinkt, maar dat ze het er niet mee eens is. De bomen in de parken zijn niet veilig gesteld bij het kenbaar maken van de wensen. Nu gaan paden verplaatst worden en dat is jammer, want daardoor sneuvelen er bomen. Vorige week waren dat er zeven en als er weer een boom in de weg staat, wordt de zaag weer gepakt. Wethouder Van de Ven merkt op dat er zeker niet lichtzinnig mee omgesprongen wordt. Er zijn bomen gekapt, maar dat is niet omgemotiveerd gebeurd. Renovatie van het groen gebeurt onder deskundig toezicht; er zijn besluiten genomen die daarmee uitgevoerd worden. Ne enkele jaren moet hoog opgeschoten groen sterk teruggesnoeid worden om het gezond te houden. Over de bomen tegenover de Hoge Lijster zijn artikel 44 vragen gesteld; de antwoorden komen naar de raad. Hij zegt PRO Sliedrecht toe dat er geen bomen worden gekapt zolang die antwoorden er nog niet zijn. De heer Mak merkt op dat de Boomfeestdag hem even ontschoten was. Hij gaat er van uit dat uitvoering gebeurt door vakmensen; dit jaar is echter opvallend veel groen verwijderd en dan lijkt het
- 27 -
een hele ingreep die ook goed zichtbaar is. Hij realiseert zich wel dat er besluiten over genomen zijn en gaat er van uit dat het de intentie is om binnen de genomen besluiten te werken. De heer Pauw merkt op dat er nog veel groen is ten noorden van de spoorlijn; zijn fractie wil dat heel graag zo houden.
4. VOORBEREIDINGSBESLUIT EX ARTIKEL 3.7 VAN DE WET RUIMTELIJKE ORDENING TEN BEHOEVE VAN DE HERONTWIKKELING VAN HET BURGEMEESTER WINKLERPLEIN EN DIRECTE OMGEVING (OUD AGENDAPUNT 11) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein HAMERSTUK 5. WOONPLAATSBESLUIT (OUD AGENDAPUNT 12) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het nemen van het Woonplaatsbesluit HAMERSTUK 6. AANVRAAG SLOK-UITKERING KLIMAATBELEID GEMEENTE SLIEDRECHT (STIMULERING LOKALE KLIMAAT-INITIATIEVEN) (OUD AGENDAPUNT 13) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de Verkenning klimaatbeleid in de Drechtsteden, en deze uit te werken in een Klimaatbeleid 2009-2013 met bijbehorend uitvoeringsprogramma. Tevens bij definitieve besluitvorming budget voor de uitvoering van Klimaatbeleid vrij te maken. De heer Mak merkt op dat het raadsvoorstel alleen de subsidieaanvraag beschrijft. Er worden vier doelgroepen onderscheiden: klimaatveranderingen, CO2 emissies, temperatuurswisselingen en zeespiegelstijging. De Drechtsteden zijn aan de slag gegaan, maar het is nog wat beperkt. Sliedrecht heeft haar eigen milieubeleid inmiddels op de rails staan, met duurzaamheid als rode draad. Hij noemt een energiezuinig zwembad en gemeentekantoor, aandacht voor energieverbruik van het wagenpark, energiezuinige straatverlichting, energiezuinige woningen enzovoort. Er zijn ook particuliere initiatieven. Maar er kan nog veel meer gebeuren. Zijn fractie vindt dat de zaak breder dan de verkenning klimaatbeleid Drechtsteden zou moeten worden aangepakt. Bouwen en bewaren van de schepping is een principieel punt; hij merkt op dat ook zijn partij op dat punt tekort is geschoten. Zaken als klimaatverandering, CO2 emissies, temperatuurswisselingen en zeespiegelstijging zijn te abstract; die moeten concreter worden en duidelijker inzichtelijk voor de burgers. HVC heeft een quick scan ontwikkeld; hij vraagt het college of de Milieukansenkaart daar mee vergeleken is. Sliedrecht scoorde in 2005 buitengewoon laag in de lokale Duurzaamheidsmeter; dat moet in elk geval beter. Zijn fractie vindt het de hoogste tijd om de zaak breed aan te pakken. De subsidieaanvraag heeft zijn instemming, maar zijn aanbeveling is dan om niet het basispakket, maar het pluspakket aan te vragen. De quick scan van HVC gebeurt met gesloten beurs, maar vraagt van de gemeente wel ongeveer 100 uur arbeidsinzet. Hij vraagt of deze verkenning al gereed is voor besluitvorming. De nota van Drechtsteden die in oktober is besproken, blijkt te zijn terugverwezen naar het portefeuillehouderoverleg en is niet, zoals de bedoeling was, in december vastgesteld in het Drechtstedenbestuur. Hij vraagt naar de reden. De heer van der Klis merkt op dat er is gekozen voor een regionaal klimaatbeleid met lokale accenten; hij vraagt om een toelichting. Zijn fractie kan instemmen met het voorgestelde besluit; budget voor de uitvoering is daarbij nog een brug te ver. Zijn fractie wil eerst meer weten. Als het om windmolens gaat, zal zijn fractie zeker niet akkoord gaan. Mevrouw Dekker is blij dat er toch nog subsidie is aangevraagd. Haar fractie is overigens voor plaatsing van windmolens. In november 2003 heeft de heer Pietersen al gevraagd naar de stand van zaken van het project Windenergie en hij riep op tot plaatsing van zonnepanelen op de
- 28 -
geluidschermen. Ze refereert aan de motie van de heer van der Plas die is ingediend bij de Zomernota. Voor het eind van het jaar zou meer bekend zijn over het onderzoek; ze vraagt of die vragen beantwoord kunnen worden. Het CDA vindt het uitstekend dat er op centraal niveau kennis wordt vergaard, waarna lokaal uitvoering volgt. Het zal een integraal beleid moeten worden, want je kunt immers geen schutting optrekken tussen Sliedrecht en Dordrecht om de vuile lucht weg te houden. De definitieve besluitvorming over het budget wil zij laten afhangen van de plannen die nog gepresenteerd zullen gaan worden. De heer Boevée geeft aan kort te willen zijn in zijn beantwoording. Tijdens de informatieve bijeenkomst zijn afspraken gemaakt over de verdere uitwerking; die uitwerking vindt nu plaats. Hij stelt de beschouwingen van vanavond en de betrokkenheid enorm op prijs. Hij heeft gevraagd om aanlevering van een hanteerbaar stuk met activiteiten die invulling kunnen geven aan het plaatselijk beleid. Daarnaast zullen er bijlagen worden toegevoegd, omdat hij meent dat het belangrijk is om te weten wat er regionaal speelt en daar op aan te sluiten. Daar komen voorstellen voor. Hij geeft aan dat hij de informatieve bijeenkomst in oktober enigszins teleurgesteld heeft verlaten, omdat hij de bevlogenheid van de raad miste om invulling te geven aan haar milieubeleid. Hij prijst de betrokkenheid van vanavond; de opmerkingen die zijn gemaakt zullen zeker worden betrokken bij de uitwerking, maar dit verzoek is gedaan om nog gebruik te kunnen maken van de subsidieregeling. Tweede termijn Mevrouw Bekker vraagt naar de zonnepanelen. De heer Boevée antwoordt dat ook dat punt wordt meegenomen. De betreffende portefeuillehouder heeft met veel enthousiasme de nota van Drechtsteden gepresenteerd in de Drechtsteden en stuitte daar op grote terughoudendheid bij enkele gemeenten. De gemeente Sliedrecht had al eerder budget beschikbaar gesteld; hij heeft daarom gemeend dat hij het risico wel kon nemen. Het onderwerp komt nog een keer terug. BESPREEKSTUK voor de raad op verzoek van de heer Mak. De voorzitter sluit de commissie Ruimte en Groen.
Onderwerpen Welzijn en Zorg 7. INGEKOMEN STUKKEN (OUD AGENDAPUNT 14) Aan de raadsleden wordt voorgesteld om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen overzicht 1. Maatregelen ondersteunende begeleiding psychosociaal en Pakketmaatregel AWBZ 2. Vergaderstukken portefeuillehouderoverleg Volksgezondheid/Welzijn regio Zuid-Holland Zuid, 20 november 2008 3. Vergaderstukken bestuurscommissie Sociale Dienst van 1 december 2008 en 12 januari 2009 4. Vergaderstukken van het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening, 17 december 2008 Mevrouw de Bruin wil de gang van zaken rond de bezuinigingen op de AWBZ, de invoering van het zorgzwaartepakket en dergelijke graag geagendeerd zien in de volgende opiniërende vergadering op 30 maart. Voor kennisgeving aangenomen.
- 29 -
8. ONTWIKKELINGEN IN DE BIESBOSCH REGIO (oud agendapunt 15) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het plan ‘Ondergedompeld in de Biesbosch’ Mevrouw Verschoor meldt dat haar fractie zich kan vinden in het voorliggende stuk. Bij het definitieve besluit zullen de kosten pas bekend zijn; haar fractie wil daar graag meer van weten. De Biesbosch is gemeentegrensoverschrijdend; onderbrengen bij Drechtsteden is dan ook logisch. Drechtsteden heeft ook het project Hollands Glorie. Het geeft ook de mogelijkheid om Papendrecht hier alsnog bij te betrekken en dat vindt haar fractie een goede zaak. Mevrouw Visser merkt op dat er een vice voorzitter van het bestuur van het recreatieschap de Hollandse Biesbosch aanwezig is, plus twee raadsleden die zitting hebben in dat bestuur; zij hebben dit traject van dichtbij gevolgd, terwijl de raad er pas in januari mee is geconfronteerd. Het bestuur heeft in december aangegeven dat het, onder voorbehoud van goedkeuring door de raden, allemaal door zou mogen gaan. Ze vraagt de vertegenwoordigers van Sliedrecht in het bestuur waarom zij dit een goed voorstel vinden. Haar fractie onderschrijft punt 6 van het voorgestelde besluit om op termijn de Biesbosch onder te brengen bij Drechtsteden vanwege het gemeenteoverschrijdend karakter. Dat is een steekhoudend argument. Bovendien heeft Sliedrecht nu een risico van 12,5% in de exploitatie van de Drechtsteden. Als dit een heel groot recreatieschap wordt, wordt de invloed van Sliedrecht weer kleiner en uiteindelijk heb je niets meer te vertellen. Dan is een orgaan als Drechtsteden van meer invloed in zo’n schap dan de gemeente Sliedrecht. Voor haar fractie is dat de reden om in te stemmen, maar ze heeft er wel moeite mee dat de raad zo laat is geïnformeerd over deze ontwikkelingen, zeker als je bedenkt dat de raad van Dordrecht hier in december al over heeft gesproken. Ze hoort graag een toelichting van de betreffende raadsleden hoe zij het proces ervaren en of ze het steunen. Mevrouw Dekker merkt op dat ook zij het prettiger vindt om dit onder te brengen bij Drechtsteden vanwege de kosten en de gespreide verantwoordelijkheid. Zij kan zich vinden in hetgeen er staat. Mevrouw de Bruin is voorstander van alles wat groen kan verbeteren en behouden; de voorgestelde constructie zou daartoe kunnen leiden. Mevrouw Bisschop sluit zich aan bij de woordvoering van mevrouw Visser over het tijdstip van de informatie aan deze raad. Het plan is ambitieus. Het uitgangspunt roept vragen op, met name de zinsnede “met respect voor de aanwezige en beoogde natuur- en landschapswaarde.” Gezien het kostenplaatje kan haar fractie zich wel vinden in aansluiting bij Drechtsteden, maar er zijn wel zorgen. Natuurbehoud en recreatie zou voorop moeten staan; ze vraagt zich af of dat wel voldoende gewaarborgd is als ze leest dat het een proeftuin moet worden voor duurzaam toerisme. Haar fractie wil niet dat het een park wordt voor massatoerisme; het moet behouden blijven voor recreanten uit de eigen directe omgeving. De invloed gebeurt nu alleen via afvaardiging in het schap van de Hollandse Biesbosch; ze vraagt of dat voldoende is om de zaak goed in de gaten te houden. De heer Buchner merkt op dat hij regelmatig heeft gesteld dat dit voorstel eerst maar de raden zou moeten, gezien de importantie. Dat stuitte op weerstand, tot na de vakantie. Vervolgens duurde het nog lange tijd voor de procedure helemaal doorlopen was. Voor de vakantie lag de dikke notitie al in de leeskamer; daar is niets mee gedaan, omdat er is gewacht op een voorstel vanuit het bestuur. Het voorstel is in Dordrecht eerder besproken omdat daar vaker vergaderd wordt. Er wordt geen grootschalig, maar juist kleinschalig toerisme beoogd, gericht op de natuur. Het voorstel kan zijn goedkeuring als bestuurslid van het schap geheel wegdragen. Mevrouw Visser merkt op dat is gesteld dat het bestuur al heeft besloten om nog geen stap terug te doen en de lopende zaken op dit moment nog in eigen hand te houden. Ze vraagt of dat voortkomt uit enige reserve of dat het om twee verschillende sporen gaat. De heer Buchner antwoordt dat het om twee verschillende sporen gaat. De reguliere werkzaamheden moeten voortgezet worden, zoals de begroting en dergelijke. Het bestuur gaat door tot er een algehele overdracht kan plaatsvinden.
- 30 -
Mevrouw Visser vraagt waarom er tussentijds geen melding is gedaan dat er ontwikkelingen gaande waren; het voorstel voelt nu als een overval. De heer Buchner kan zich dat voorstellen; het heeft hem verwonderd dat er nooit een vraag is binnengekomen over het stuk in de leeszaal. Hij heeft geoordeeld dat het niet zodanig van belang was dat er tussentijds over verteld zou moeten worden. Er is een voornemen om een thermen te gaan bouwen. Hij heeft bedenkingen geuit, omdat hij van mening is dat een dergelijke dure voorziening niet past in een gebied dat op mensen met een kleine portemonnee is gericht. Hij vindt ook dat Hollands Glorie beslist niet in het Biesboschgebied past; het moet kleinschalig en overzichtelijk blijven. Gisteren is een notitie aangenomen met betrekking tot het evenemententerrein waarbij gebruiksvoorwaarden zijn vastgesteld. Zo mag er bijvoorbeeld geen popfestival worden georganiseerd vanwege te grote overlast. Het moet in de natuur blijven passen. Mevrouw Verschoor merkt op dat zij bij Hollands Glorie niet denkt aan grootschalig recreatief gebruik, maar aan het promoten van unieke zaken zoals de Beverburcht en de kruip- en sluiproutes. De heer Buchner merkt op dat grootschalige promotie niet nodig is; het bezoekersaantal loopt nog steeds op en er ontstaan nu af en toe al parkeerproblemen. Het is de bedoeling dat het een beperkt openbaar gebied blijft. Mevrouw Verschoor antwoordt dat dat moeilijk uit te leggen is. Als je alles samenvoegt, zal dat meer bezoekers aantrekken. Zij heeft daar zelf onlangs weer kennis mee gemaakt en is erg enthousiast over wat daar allemaal mogelijk is. De heer Buchner merkt op dat mevrouw Verschoor dan over het recreatiegebied spreekt en niet over het natuurgebied, dat vele malen groter is. Wethouder Van de Ven spreekt zijn waardering uit voor de beantwoording door de heer Buchner en de discussie die is gevoerd door de raad; volgens hem zijn er geen vragen voor hem overgebleven. BESPREEKSTUK RONDVRAAG (toegevoegd) Mevrouw Visser vraagt of er nog inbreng is voor de adviescommissie WZI van de Drechtsteden. De heer Van Gameren merkt op dat er een schrijven is binnengekomen over de langdurigheidstoeslag; hij vraagt hoe de commissie daar mee omgaat. Mevrouw Visser geeft een uitleg en concludeert dat de commissie haar suggestie om in de Drechtraad te pleiten om de langdurigheidstoeslag al na drie jaar te gaan uitkeren, wil overnemen. Mevrouw Dekker merkt op dat het Klanttevredenheidsonderzoek onder de cliënten van de Sociale Dienst aan de orde zal komen; daar is schuldhulpverlening met een 7.3 uitgekomen. Ze vraagt of de commissie haar op de hoogte wil houden. Zelf heeft ze signalen gekregen. dat een en ander niet lekker loopt; er zouden wachtlijsten van zes tot zeven maanden zijn om in de schuldhulpverlening te komen. Onderwerpen Burger en Bestuur 9. INGEKOMEN STUKKEN (OUD AGENDAPUNT 16) Aan de raadsleden wordt voorgesteld om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen 1. STARTNOTITIE/OFFERTE VAN HET REKENKAMERONDERZOEK NAAR REGIONALISERING DRECHTSTEDEN 2. VERGADERSTUKKEN DRECHTSTEDENBESTUUR, 18 DECEMBER 2008 EN 15 JANUARI 2009 De heer Van Gameren merkt op naar aanleiding van punt 1 dat in het presidium is besloten dat er een gesprek zal worden belegd met de voorzitter van de Rekenkamercommissie en de raad; hij stelt voor in de volgende opiniërende vergadering van 30 maart over deze startnotitie te spreken en het resultaat van het overleg daarbij mee te nemen. Daarbij gaat het met name om de communicatie in de toekomst en niet zozeer over de startnotitie inhoudelijk.
- 31 -
10. A. ROLVERDELING BIJ PLANVORMING EN AFSPRAKEN WIJKPLATFORMS EN GEMEENTE (OUD AGENDAPUNT 17A.) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de notities ‘Rolverdeling bij planvorming’ en ‘Spelregels tussen wijkplatforms en gemeente’ 10. B. SPELREGELS WIJKBUDGETTEN (OUD AGENDAPUNT 17 B.) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de ‘Spelregels wijkbudgetten’ De heer Van Gameren merkt op dat zijn fractie enige kanttekeningen wil plaatsen. Het gaat bij deze regels ook over de plaats van de raad en de relatie raad – college. Ook het volgende agendapunt heeft te maken met transparantie. In het verleden is gebleken dat dat nog wel eens misgaat. Hij vraagt hoe deze regels zich verhouden tot de regels die vroeg of laat bij het volgende agendapunt zullen worden afgesproken. Hij wil voorkomen dat er nu regels worden afgesproken die over een maand niet goed blijken te zijn. De criteria zijn nogal vaag en open deurachtig. Er moet bijvoorbeeld voldoende vrije beleidsruimte zijn; er moet een goede structuur in de planvorming worden aangebracht; er moet goed gecoördineerd worden. Hij zou daar andere woorden voor gekozen hebben. Dat leidt ertoe dat je bij de keuze van een project waarbij je een overlegronde met burgers en raad nastreeft, gedwongen bent om de procedure, vooraf heel scherp te formuleren. Dat is in zijn ogen belangrijker dan de geformuleerde criteria. De raad zou vooraf bij een belangrijk onderwerp moeten aangeven wat de aanpak zou moeten zijn; hij noemt de buitenuitbreiding West als voorbeeld, waar eerst naar de burgers is geluisterd voor er plannen werden getekend, die vervolgens aan de raad zijn voorgelegd. Daar moet je bij elk project even bij stilstaan; bij veel projecten zal de aanpak hetzelfde zijn. Mevrouw Verschoor merkt op dat het wijkplatform buiten de raad staat; ze begrijpt de insteek van de heer Van Gameren niet. De heer Van Gameren verwijst nogmaals naar het volgende agendapunt en vraagt zich af hoe je omgaat met het dilemma tussen deze twee agendapunten. Hij geeft een uitleg (mic staat uit) en vraagt of het college met hem van mening is dat die procedures scherp moeten worden neergezet om ervoor te zorgen dat de vaagheid die hij signaleert, handen en voeten krijgt. Mevrouw Verschoor merkt op dat ze een evaluatie mist. Mevrouw Visser merkt op dat je bij een evaluatie wel van te voren moet hebben vastgesteld wie wat zou gaan doen. Op welzijnsvlak is vaak heel moeilijk meetbaar wat de resultaten zijn; dat is iets anders dan een financiële verantwoording. Mevrouw Verschoor stelt voor om te kijken wat de opkomst is bij bijeenkomsten. Mevrouw Visser wijst op het risico dat je appels met peren vergelijkt, gezien het feit dat elk platform zijn eigen plan mag maken. Mevrouw Verschoor antwoordt dat het niet gaat om afrekenen; ze heeft niet zozeer behoefte aan een evaluatie, maar aan een verantwoording. Ze wil graag weten hoe het loopt. Ten aanzien van de randvoorwaarden wordt opgemerkt dat de buurt er bij moet worden betrokken; dat is een wat vaag begrip. De voorstellen mogen niet strijdig zijn met overheidsbeleid; dat spreekt voor zich, maar het zou mooi zijn als een wijkplatform complementair beleid zou kunnen zoeken. Ze noemt als voorbeeld het hondenbeleid of vandalisme. Je hebt mensen nodig voor allerlei activiteiten en er is geprobeerd om de wijkplatforms erbij te betrekken, maar tot haar teleurstelling was er geen animo voor. De wijkplatforms krijgen sinds twee jaar een budget en dat is een goede zaak, maar dan zou je ze ook wat willen vragen zodat er synergie ontstaat. “De mate waarin” is een veel gebruikte term; de vraag is hoe je dat meet. De heer Huijser merkt op dat het leuk is te lezen dat dit mede op initiatief van de heer Van den Heuvel tot stand is gekomen. Inhoudelijk is er echter nergens iets terug te vinden van diens notitie en dat is jammer, aangezien het om een raadsbreed aangenomen notitie gaat. Er is heel moeilijk een lijn te trekken tussen bouwplannen die weinig en veel invloed hebben op de omgeving; hij vraagt om een toelichting. Hij vraagt of per project een soort plan van aanpak kan worden gemaakt door het college. Op blz. 9 staat een stroomschema; hij mist de communicatiemomenten en verzoekt het college om de notitie van de heer Van den Heuvel nogmaals te bestuderen; die gaat uit van andersoortige
- 32 -
communicatiemomenten. Nu wordt pas bij het vijfde kader een communicatiemoment voorzien. Hij mist de gemeentelijke communicatie. In de toelichting wordt gesproken over besluitvormende bijeenkomsten; die zijn niet terug te vinden in het stroomschema. Het is wellicht zinvol om bijeenkomsten met buitenstaanders te organiseren waarbij de raad enkel toehoort, bijvoorbeeld in de vorm van een hoorzitting. Van informatieve vergaderingen wordt immers geen verslaglegging gedaan, dus daar kun je verder weinig mee; het heeft geen status. Zijn fractie vraagt dus om meer aandacht voor de communicatie, op de wijze zoals de heer Van den Heuvel dat aangaf in zijn notitie. In de spelregels is niet terug te vinden wie verantwoordelijk is voor het wijkbudget; dat zou verduidelijkt kunnen worden. Hij vraagt of het handig is om een reserve toe te staan; bepaalde plannen zullen immers niet direct in hetzelfde jaar kunnen worden uitgevoerd. De heer Vink sluit zich aan bij de opmerkingen over de interpretatie. In het ene stroomschema, kleinschalig, wordt het wijkplatform geraadpleegd vóór de besluitvorming in het college, maar in het grootschalige deel vindt eerst besluitvorming plaats en wordt vervolgens het wijkplatform geïnformeerd. Hij vraagt om uitleg. De heer Pauw merkt op dat hij om uitleg heeft gevraagd bij de betreffende ambtenaar en de portefeuillehouder; PRO Sliedrecht beschouwt dit mede daardoor als een experiment en vraagt zich af of je dan als raad allerlei zaken moet dichtspijkeren. Burgerparticipatie spreekt zijn fractie enorm aan, maar als dat goed gebeurt, betekent het wel dat je als raad op den duur misschien wel een stukje verantwoordelijkheid gaat afschuiven. Het plan kan uitgevoerd worden en de raad heeft gedurende die uitvoering genoeg gelegenheid om vragen te stellen. Zijn fractie wenst de portefeuillehouder en de wijkplatforms veel succes. Hij heeft gemerkt dat wijkplatforms zich met veel meer terreinen bezighouden dan met huizen bouwen. Het is wel zo dat je de wijkbewoners heel vroeg bij de planvorming moet betrekken. Hij noemt als voorbeeld de Staatsliedenbuurt; vanaf 2010/2011 moet daar iets gebeuren en dat weet Tablis ook. Dan moet je nu de wijk in gaan, want nu is er nog geen tijdsdruk. Tijdsdruk is vaak de oorzaak van onrust, zoals in de vergadering van 9 februari te zien was. Veel bewoners snappen het dan niet meer. Mevrouw Verschoor merkt op dat zij de rol van een wijkplatform niet direct ziet in combinatie met bouw of herstructurering; dat is iets tussen Tablis en de bewoners. Een wijkplatform streeft naar sociale cohesie en signaleert zaken die niet goed gaan, zoals los liggende stoeptegels. Dat is althans haar interpretatie van een wijkplatform. De heer Pauw is het niet met haar eens en beschouwt een wijkplatform als een soort bindmiddel. De heer Boevée gaat in op het document rolverdeling bij planvorming. Je gaat een project formuleren, de projectopdracht; dan volgt de procedurebeschrijving, zeg maar een plan van aanpak en in die procesgang moet je stappen zetten. Als er wordt gevraagd om de communicatiemomenten wat nadrukkelijker mee te nemen, dan begrijpt hij de vraag, maar het is meer een stappenplan en de communicatie hoort daar in feite nog bij. De communicatie is niet apart beschreven, maar maakt onderdeel uit van de stappen die plaatsvinden. Hij stelt voor nog eens goed te bekijken hoe je de combinatie kunt maken van stappen, waarin ook de rollen van de raad, de individuele burger en het wijkplatform duidelijk zijn. De heer Buchner merkt op dat de raad toch eerst de kaders stelt. De heer Boevée antwoordt ontkennend. De raad geeft eerst opdracht; daar hoeven geen kaders in te staan. De raad geeft opdracht tot een bepaald plan, maar heeft dan nog niet alle kaders bepaald. De opdracht aan het college is om te komen met een voorstel tot kaders; de raad mag het ook helemaal zelf doen, maar dat zou hij niet aanraden en het is ook niet de bedoeling. De heer Van Gameren merkt op dat de raad dat niet zelf wil doen. Het is wel zaak dat je als college je ideeën zo snel mogelijk toetst; dat bedoelt hij met scherp beschrijven. Transparantie vereist communicatie in elke mijlpaal, maar juist in het begin. Daarover is hij het eens met de heer Pauw. Naast transparantie moet je er ook een tijdspad tegenaan zetten. De heer Boevée merkt op dat er nu veel meer wordt gevraagd dan in de rolafbakening is beschreven. Het begint met een opdracht, hetzij van buiten, hetzij vanuit de raad. Op basis daarvan komt er een projectopdracht. Die doorloopt een bepaalde procesgang. In dat proces moeten blz. 8 en 9 zijn beschrijving hebben. Daarbij en daarnaast moet je er voor zorgen dat de communicatiemomenten
- 33 -
scherp verwoord zijn, maar dat zit naar zijn mening allemaal opgenomen in de procesgang, in het procesvoorstel wat nader op dat project is toegespitst. In dit stuk is geprobeerd aan te geven dat die procesgang volgens die hoofdlijnen moet verlopen, om de rol van raad en wijkplatform goed in te bedden. Hij herhaalt dat bekeken zal worden of op blz. 8 en 9 ook de communicatiemomenten kunnen worden aangeduid. Er is geprobeerd in te spelen op datgene wat de Rekenkamer heeft geconstateerd bij eerdere projecten, die in het monistisch tijdperk zijn gestart, in die zin dat is gekeken hoe je duidelijker naar elkaar kunt zijn. Hij wil naast het onderwerp communicatie ook nog kijken naar het voorstel van de heer Van den Heuvel; dat heeft er overigens als aparte bijlage bij gezeten. Het is dus niet vergeten of genegeerd, maar er is geprobeerd om vanuit de ervaringen die er zijn, daar naar te kijken en het enerzijds inzichtelijk te maken, maar anderzijds ook niet te gedetailleerd. Er is geen noodzaak tot haast; de opmerkingen van vanavond zullen nog een keer goed tegen het voorstel worden aangehouden, ook met betrekking tot de scherpte en de concreetheid. Datzelfde geldt voor de scherpte van de formulering van het formele inspraakmoment en hoorzitting. Met het voorleggen van een procedurevoorstel voor een kleinschalig project moet ingeschat worden hoe de gevoeligheid ligt; een grootschalig project heeft hoegenaamd altijd invloed op de omgeving. Tot zover de rolverdeling. Er is de afgelopen twee jaar geprobeerd om nog meer invulling te geven aan de rol van de wijkplatforms door ze ook een eigen budget te geven. Tot nu toe is vooral gekeken naar de randvoorwaarden en er zijn selectiecriteria aan toegevoegd. Er is nog niet gekeken naar evaluatie en verantwoording. Binnen het platform zou de betrokkenheid moeten spelen in de vorm van een verantwoording achteraf met betrekking tot de verrichte activiteiten en een jaarplan. Dat jaarplan kan worden gevolgd door een jaarverslag, waarmee je kunt evalueren hoe de activiteiten zijn verlopen en hoe het draagvlak en de betrokkenheid daarbij was. Hij is bereid om een hoofdstuk evaluatie en verantwoording toe te voegen, met de bewoordingen die hij zojuist heeft gebruikt. Mevrouw Verschoor merkt op dat een wijkplatform het jaarplan zelf maakt. Ze vraagt of de gemeente daar enige invloed op kan uitoefenen, bijvoorbeeld ten aanzien van het hondenbeleid. De heer Boevée antwoordt dat het de vraag is wat je wilt. Je kunt als raad eventueel een signaal afgeven via de wijkwethouders, maar de wijkplatforms moeten vooral zoveel mogelijk de gelegenheid hebben om complementair te werken, danwel synergie te bedrijven met de activiteiten die de gemeente niet doet, tenzij het strijdig is met het gemeentelijk beleid. Mevrouw Verschoor merkt op dat de wijkplatforms inderdaad de ogen en oren van de wijk zijn; dat moet je zeker zo laten. Zij wil meegeven dat de mensen van wijkgericht werken wel zoveel mogelijk op de hoogte zouden moeten zijn van de ideeën die er zijn rond de aandachtspunten veiligheid, hondenbeleid en vandalisme. Ze heeft weleens het gevoel gehad dat er hapsnap beleid werd gevoerd. De heer Buchner merkt op dat de wijkplatforms als oren in de wijk goed weten wat er speelt. Alle fracties hebben contact met die wijkplatforms en daar kun je zaken bespreken. De heer Boevée gaat in op de voorgestelde criteria; dat houdt verband met het maken van keuzes in activiteiten. Stel dat je een reeks van ideeën krijgt vanuit een wijkplatform, dan zul je hen op basis van het budget moeten vragen een selectie te maken; dan heb je het over de mate waarin. De raad heeft een budget beschikbaar gesteld aan wijkgericht werken/ het wijkplatform; in de relatie tussen de wijkcoördinator met daarboven een wijkwethouder en het wijkplatform hoort de verantwoordelijkheid verdeeld te zijn. Er vindt op correcte wijze met enige regelmaat overleg plaats tussen deze drie. Mevrouw Visser vraagt of dat inhoudt dat het wijkplatform voor elke euro akkoord moet hebben van de wijkwethouder. De heer Boevée antwoordt ontkennend. Als je het wijkplatform niet een bepaalde verantwoordelijkheid durft te geven binnen de afspraken, dan moet je het helemaal aan jezelf houden. De heer Huijser stelt voor om dat dan vast te leggen in de spelregels; dat ligt nu niet vast. De heer Pauw merkt op dat de raad achteraf het college controleert; de wijkwethouder zit daar in. Er is een budget voor verleend waar de raad toestemming voor heeft gegeven. Hoe dat verder intern wordt geregeld, is volgens hem niet aan de raad.
- 34 -
De heer Boevée citeert: “Het wijkbudget draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid van de wijkbewoners. Dat laatste gebeurt door de wijkplatforms te laten adviseren over de besteding van het wijkbudget.” De heer Huijser vraagt om dat concreet te formuleren zodat iedereen weet waar hij aan toe is. De heer Boevée vraagt of de heer Huijzer de platforms het bestedingsrecht geeft over het aan hen toegekende budget, met verantwoording achteraf. Dat is het geval. De heer Boevée kan daar mee leven. Die formulering gaat iets verder dan er nu staat, maar het wordt er eigenlijk wel mee bedoeld. Richting de heer Pauw merkt hij op dat het voorstel is om hier mee aan de slag te gaan en te kijken hoe het loopt. Je moet het zeker niet dichttimmeren; je moet rekening houden met de wensen vanuit de wijken en daar moet je op een goede manier invulling aan willen (laten) geven. Als er activiteiten worden georganiseerd waar toch geen draagvlak voor is, dan zal dat wel blijken. Er zullen ook dingen mislukken; niet alle activiteiten zullen geslaagd zijn, maar het is dan wel de vertaling van de wensen van zo’n wijk. Met betrekking tot het reservebudget merkt hij op dat dit eigenlijk al is toegepast; dit begrip wordt meegenomen. De heer Van Gameren merkt op dat de raadsleden een mail hebben ontvangen van het wijkplatform Centrum om aan te schuiven in de discussie op 12 maart over onder andere de visie op het werk van een wijkplatform. De heer Mak merkt op dat dit ging over een inventarisatie met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen 2010. Dit wordt tegengesproken. De voorzitter verzoekt de commissie zich tot agendapunt 10 te beperken. Agendapunt 10.a., rolverdeling bij planvorming en afspraken wijkplatforms en gemeente (oud agendapunt 17A.) wordt aangehouden. Agendapunt 10 b., spelregels wijkbudgetten wordt geagendeerd in de eerstvolgende raad, voorzien van twee aanpassingen.
11. BEHANDELVOORSTEL RAPPORTAGE MANDATERING VAN DE REKENKAMERCOMMISSIE (OUD AGENDAPUNT 18) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het raadsvoorstel en het raadsbesluit De heer Van Gameren merkt op dat het college enerzijds veelal gemakshalve maar heeft aangenomen dat het zwijgen van de raad kon worden opgevat als een instemmen, en vervolgens haar eigen weg ging. Anderzijds heeft de raad haar kaderstellende rol verwaarloosd. Dat is de algehele conclusie uit het rapport. Zijn fractie heeft in 2006 als speerpunt genoemd het verbeteren van de werking van het bestuur. Met de nieuwe opzet van de raadsbijeenkomsten is daar een begin mee gemaakt. In de optiek van zijn fractie gaat het meer om de vraag of de conclusies actueel, relevant en terecht zijn, en zo ja, of de gedane aanbevelingen de goede zijn om tot verbetering te komen en vervolgens of en zo ja, hoe de afspraken zouden moeten worden aangepast. Het college stelt voor dit in een werkconferentie te doen waarbij de onderzochte zaken worden besproken, en wellicht zelf te komen tot de positie waar de Rekenkamer inmiddels in haar conclusies en aanbevelingen al is aangeland. Zijn fractie doet daar graag en met enige scepsis aan mee, vooropgesteld dat het rapport en de verbeteringen ook in een opiniërende en later wellicht in een besluitvormende raad zullen worden besproken. Dan gebeurt dat in ieder geval wel in alle openheid. De heer Mak gaat namens zijn fractie akkoord en adviseert agendering als hamerstuk. Zijn fractie is van mening dat als je kijkt naar het functioneren van alle geledingen, dat ook geldt voor de fractie zelf. De heer Boevée merkt op dat het college geen voorstel heeft gedaan; het presidium heeft de griffier verzocht om een behandelingsvoorstel op te stellen. Daarin is hooguit de suggestie vanuit het college ingevuld om met elkaar lering te trekken uit het onderzoek en gezamenlijk te bekijken hoe je tot een goede afstemming zou kunnen komen tussen college en raad, en de raad de kaderstellende rol te
- 35 -
geven, maar daarna dan wel in een goede opdrachtsituatie met het college te komen. Dan gaat het weer over rollen en kaderstelling en mandatering. Als dat helder is, en het college hecht er aan om daar over te spreken en afspraken te maken, dan is er wel degelijk een onderzoek waar je wat mee kunt. Hij stelt voor dit positief te benaderen. De heer Van Gameren merkt op dat hij heeft gesteld dat de raad ook de hand in eigen boezem moet steken. Hij heeft gepleit voor procedures waarmee de kaderstellende rol van de raad helder en scherp wordt gesteld, zodanig dat je in de toekomst als raad met die kaders bezig kunt zijn. De heer Boevée is het geheel met hem eens. De heer Pauw merkt op dat de heer Van Gameren stelt dat de kaderstellende rol van de raad hier en daar niet goed is gegaan; hij vindt dat de heer Van Gameren dan ook moet vermelden dat dat soms de meerderheid van de raad betreft. De heer Buchner merkt op dat je nog geen conclusies kunt trekken. De heer Van Gameren geeft een uitleg zonder microfoon. De heer Buchner merkt op dat iedereen zich volgens hem aangesproken voelt en dat je door je eigen oogharen moet bekijken wat er moet gebeuren. Mevrouw Visser merkt op dat de fractievoorzitter van het CDA niet aanwezig is; die gaf in het presidium aan dat hij het behandelvoorstel aan wilde grijpen om het een en ander naar voren te brengen. Aangezien het CDA zwijgt, wil zij dit melden, nu wordt voorgesteld om dit als hamerstuk naar de raad te zenden. De heer Boevée merkt op dat hij als voorzitter van het presidium de ruimte heeft gegeven om hier in het openbaar een aantal hoofdlijnen over te trekken. De voorzitter concludeert dat het CDA aangeeft dat het een hamerstuk kan worden. HAMERSTUK
12. COMPTABILITEITSBESLUITEN (OUD AGENDAPUNT 19) Aan de raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de voorliggende besluiten De budgetmutaties hebben betrekking op 3 onderwerpen: Portefeuillehouder: J.A. Lavooi 1. Jaarlijkse inspectie kinderopvang en peuterspeelzalen Het budget voor jaarlijkse inspecties kinderopvang en peuterspeelzalen op te Programma 3: Jeugd en Onderwijs hogen met € 2.348 ten laste van de post onvoorzien. Product 60: Kinderopvang, peuterspeelzaalwerk Net als in andere jaren vinden in 2009 inspecties plaats bij kindercentra. De GGD ZHZ heeft in een offerte aangegeven de te verwachten jaarlijkse inspecties van de kinderopvang in 2009 te kunnen uitvoeren voor € 5.540 en de peuterspeelzalen voor € 2.308. Omdat het aantal peuterspeelzalen/kinderopvangcentra kan verschillen, zal uitbetaling plaatsvinden op basis van daadwerkelijk verrichte inspecties of onderzoeken. In de begroting 2009 is in totaal € 5.500 beschikbaar, terwijl nu naar verwachting € 7.848 nodig is. Daarom wordt € 2.348 extra geraamd ten laste van de post onvoorzien. De heer van der Klis vraagt of de gemeente Sliedrecht gebonden is aan de partij die de offerte heeft uitgebracht. De heer Boevée zal deze vraag schriftelijk beantwoorden.
- 36 -
Portefeuillehouder: M.C. Boevée 2. Verkiezingen Europees Parlement Programma 1: Bestuur en Concern Product 21: Verkiezingen
Extra budget beschikbaar te stellen van € 5.500 ten laste van de post onvoorzien ten behoeve van de Europese verkiezingen.
In 2009 zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement. Aangezien het gebruik van stemcomputers verboden is, zijn alleen stembiljetten toegestaan. Dit leidt tot extra werk, waardoor ook meer stemlokalen, extra mensen en meer materiaal nodig zijn. Daarnaast is de vergoeding voor stembureauleden sinds 2001 niet meer geïndexeerd. Het voorstel is om de tegemoetkoming te verhogen van € 80,- naar € 100. Alles bij elkaar is er extra budget nodig van € 5.500. Dit bedrag komt ten laste van de post onvoorzien. De heer van der Klis geeft een compliment voor dit voorstel. Hij is blij dat er een extra blijk van waardering komt voor de mensen op de stembureaus. Dekking uit de post onvoorzien is wel vreemd; het is immers al eerder opgemerkt.
Portefeuillehouder: R.G. van de Ven 3. Reserve Stichting Sportraad Sliedrecht Programma 5: Cultuur, Sport en Recreatie Product 84: Sportbeleid en -subsidiëring
Reservevorming van € 5.000 toestaan bij de Stichting Sportraad Sliedrecht en te dekken uit een nog terug te ontvangen bedrag van € 10.073 van de Stichting Sportraad Sliedrecht als gevolg van de afrekening van de subsidies over de jaren 2005 tot en met 2007.
De Stichting Sportraad Sliedrecht heeft bij het College het verzoek ingediend om een reserve te mogen vormen van € 5.000. De dekking van deze reserve kan komen uit het terug te betalen bedrag van de Stichting Sportraad Sliedrecht aan de gemeente van € 10.073 vanwege nog niet bestede subsidies over de jaren 2005 tot en met 2007. De heer Mak merkt op dat hij bij de ambtelijke organisatie heeft nagevraagd hoe dit voorstel zich verhoudt tot de subsidieverordening. Hem werd verzekerd dat hier sprake is van een exploitatiesubsidie waar een stukje toevoeging op plaatsvindt die gelimiteerd is. Kennelijk was er intern wel behoefte om na te gaan of dit wel helder is beschreven in de subsidieverordening. Zijn fractie kan overigens instemmen met het comptabiliteitsbesluit. Mevrouw Visser merkt op dat als er nog 10.073 euro staat, waar je 5.000 euro van gaat toekennen, er een tekort van 5.000 euro staat. Ze begrijpt niet dat er bij de berekening nog steeds staat dat er 10.073 euro ten laste wordt gelegd. Het antwoord hierop mag schriftelijk worden gegeven. Wethouder Van de Ven antwoordt dat is bekeken of het verzoek van de Sportraad past in de verordening; dat is het geval. Bij de Culturele Raad is ook zo’n uitzondering gemaakt. De heer Buchner merkt op dat de bibliotheek meerdere keren heeft gevraagd of zij een rekeningoverschot mocht gebruiken als reserve; dat werd geweigerd en het bedrag moest altijd terugvloeien naar de algemene middelen. Hij vraagt of hier onderscheid wordt gemaakt. Wethouder Van de Ven antwoordt ontkennend; dit verzoek is getoetst aan de verordening. Stichtingen of instellingen die worden gesubsidieerd door de gemeente, kunnen bovendien kiezen uit budgetsubsidiëring of exploitatiesubsidiëring. De Sportraad is op een gegeven moment omgevormd tot een stichting. De Sportraad heeft daarbij aangegeven om gedurende een bepaalde periode ervaring op te willen doen met het werken in een stichtingsvorm. De vraag is daarbij op tafel gekomen hoe plotselinge onvoorziene uitgaven zouden kunnen worden gedekt, hetgeen bij de Sportraad wel eens het geval kan zijn. Op basis van de
- 37 -
langjarige ervaring met de Sportraad is in goed overleg de conclusie getrokken dat dit een redelijk verzoek is dat op deze wijze kan worden gehonoreerd. Het voldoet aan de rechtmatigheid.
Financiële aspecten: Het saldo van de post voor onvoorziene uitgaven 2009 is na de begrotingsvaststelling € 59.635,positief. Dit saldo verandert door de voorgestelde besluiten met -/- € 7.848 waardoor het nieuwe saldo uit komt op € 51.787. Voorgesteld besluit: Wij stellen u voor de budgetmutatie te verwerken in een besluit tot wijziging van de gemeentebegroting 2009. De voorzitter concludeert dat de comptabiliteitsbesluiten als hamerstuk naar de raad kan.
13. SLUITING De voorzitter sluit de vergadering onder dankzegging voor de interesse en de bijdragen aan de discussie.
De voorzitter,
De griffier,
A. de Winter
A. Overbeek
- 38 -
ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST 9 en 10 februari 2009 Nr. datum 1 25/10/04
2
26/02/07
3
04/09/07
4
11/02/2008
5
28/01/2008
Omschrijving In één v.d. komende vergaderingen wordt een totaalvisie gepresenteerd over het gebied vanaf het gat van Vogel tot a.d. hoek v.d. P.C. Hooftlaan- Rivierdijk Notitie verhouding college, commissie en omwonenden bij inbreilocaties, projecten e.d. Modernisering Wsw/nieuwe structuur Drechtwerk Nota handhavingsbeleid (woningwet) Evaluatie Subsidiebeleid
6
03/11/2008
Servicelijn (wijklijn/mozaiek)
7
03/11/2008
8
15/12/2008
Bereikbaarheid Baanhoek West voor Brandweer Vergaderstukken Advies commissie Welzijn, Zorg en Inkomen ieder kwartaal agenderen - vergaderdata AdviescieWZI: 18 februari 2009; 15 april 2009(reservedatum); 20 mei 2009; 16 september 2009; 7 oktober 2009 (reservedatum); 18 november 2009
Afhandeling Wethouder Lavooi
Beoogde datum 30 maart 2009 afgehandeld
Wethouder Lavooi
10 februari 2009 afgehandeld
Wethouder Lavooi Wethouder Lavooi Wethouder Lavooi Burgemeester Boevée Burgemeester Boevée Griffie
2e kwartaal 2009 11 mei 2009
De voorzitter,
De griffier,
D. van Meeuwen
A. Overbeek
22 juni 2009 1e kwartaal 2009 30 maart 2009 afgehandeld Zie jaarplanning afgehandeld
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst van 30 maart 2009 RUIMTE EN GROEN NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10.
Dunning Platanen Feitsmapark Mail bericht van de heer M. de Oude van COMPA TECH BV over modulair lichtgewicht perronsysteem Reactie op brief van SP omtrent het woningbeleid van de gemeente Sliedrecht Invoering combinatiemodel woonruimteverdeling Basisdocument Verstedelijkingsafspraken Drechtsteden 2010-2020 Tussenbericht van het Platform Drechtsteden Bouwt Vergaderstukken portefeuillehoudersoverleg Wonen en Stedelijke vernieuwing van 4 december 2008 en 19 februari 2009 Vergaderstukken portefeuillehoudersoverleg Ruimte, groen en Milieu, 19 februari 2009 Vergaderstukken portefeuillehoudersoverleg Economie en Bereikbaarheid Drechtsteden, 12 februari 2009 Jaarverslag OASEN 2008
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR D.J.B. Sakko, 927 Griffie, 986 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962
W. Labee, 918 H.W. Langhorst, 940 W. van der Giessen, 921
Notitie actualisatie bestemmingsplannen Naar aanleiding van beantwoording van schriftelijke vragen Aanleiding In augustus 2003 heeft de heer Vogel de gemeenteraad uitgenodigd om naar de visie van de buurt op het Gat van Vogel te komen luisteren. Na veel discussie en allerlei plannen van de projectontwikkelaar werd uiteindelijk het plan ‘VandenHeuvel/Van Rees’ door de gemeenteraad aangenomen. De gemeenteraad heeft hiervoor kaders gesteld. Het college heeft deze kaders tot nu toe niet in een bestemmingsplan (willen?) vastleggen. Het is in het belang van de bewoners van de Rivierdijk dat deze kaders wel worden vastgelegd in een bestemmingsplan. Dit geldt niet alleen voor het Gat van Vogel, maar ook voor de rest van de Rivierdijk tussen het Gat van Vogel en de PC Hooftlaan. Dit is tot op heden niet gebeurd. Het bestaande bestemmingsplan dateert van 18 juli 1960. Waar gaat het om? 1. Reeds enkele jaren vraagt onze fractie regelmatig naar de stand van de bestemmingsplannen, want wat voor de bewoners van de Rivierdijk van belang is geldt ook voor de andere bewoners van Sliedrecht. In november 2008 heeft onze fractie schriftelijke vragen hierover gesteld. Uit de beantwording bleek dat er voor een aantal bestemmingsplannen geen planning is. 2. Bij de begrotingsbehandeling 2009 in november 2008 heeft onze fractie gevraagd om een planning voor het actueel hebben van de bestemmingsplannen in 2010. In de stukken voor de begroting 2009 stond dat het bestemmingsplan Woongebied in 2009 actueel gemaakt zou worden. Dit betreft bijna het gehele grondgebied van de gemeente Sliedrecht. Uit het overzicht van bestemmingsplannen van februari 2009 blijkt dat de actualisatie van een aantal bestemmingsplannen van voornamelijk bedrijventerreinen nog onzeker is. De kans bestaat dat na 1 juli 2013 de burgers wel leges moeten betalen en de bedrijven niet. 3. In februari 2009 is een nieuwe stand van zaken van bestemmingsplannen verschenen. Aan de hand hiervan is bijgaande overzicht in tabelvorm gemaakt. In de tabel is te zien dat er niet voor alle bestemmingsplannen een planning is en er voor een aantal bestemmingsplannen 'de ontwikkelingen worden afgewacht'. Voor sommige gevallen zal dit terecht zijn, voor ander gevallen niet, zoals bij het Gat van Vogel, waarvoor de gemeenteraad kaders gesteld heeft. 4. Het maken van bestemmingsplannen is een lastige zaak, waarbij heel veel aspecten moeten worden afgewogen. Hoewel het voor bewoners heel belangrijk is dat er geldige bestemmingsplannen zijn is dus te begrijpen dat veel gemeenten moeite hebben om alle bestemmingsplannen actueel te hebben. De wetgever is de burger te hulp gekomen door in de nieuwe wet Ruimtelijk Ordening (Wro) van 1 juli 2008 een sanctie te leggen op het niet actueel hebben van bestemmingsplannen. Bij het tot stand komen van de Wro hebben de gemeenten vijf jaar uitstel gekregen voor het actueel maken van bestemmingsplannen. De sanctie van het niet mogen innen van leges gaat pas in op 1 juli 2013. 5. Volgens artikel 3.1 van de Wro stelt de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente bestemmingsplannen vast. Dit is voor de gemeente een belangrijke kaderstellende bevoegdheid. Hiervan maken we als gemeenteraad te weinig gebruik van. Als gemeenteraad zijn er in hoofdzaak twee mogelijkheden om met bestemmingsplannen om kan gaan: 1. pro-actief. Dat is kaders stellen en die vastleggen in een bestemmingsplan 2. volgend. Dat is afwachten welke ontwikkelingen er zijn en wat rendabel te ontwikkelen is en pas daarna vastleggen in bestemmingsplannen De fractie SGP-ChristenUnie kiest er voor om meer pro-actief aan de voorkant van het traject betrokken te worden. 6. In de Wro is ook opgenomen dat per 1 juli de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Het voordeel hiervan is dat ze op de website van de gemeente Sliedrecht gezet kunnen worden, waardoor ze voor iedereen toegankelijk zijn.
Voorstel: 1. Het college vragen om vóór de zomervakantie van 2009 te komen met een bestemmingsplan voor
3.
het gedeelte van de Rivierdijk van het Gat van Vogel tot de PC Hooftlaan. Het college vragen om in 2010 alle bestemmingsplannen actueel te hebben en hiervoor met voorstellen te komen (financieel, organisatorisch en personeel). Het college vragen om vóór 1 juni 2009 een nauwkeurige planning in tabelvorm te geven voor alle
4.
bestemmingsplannen met daarin de diverse fasen van het opstellen van bestemmingsplannen. Het college vragen om de onder het vorige punt genoemde planning het komende jaar elke drie
2.
5.
maanden te actualiseren. Het college vragen om met voorstellen te komen waarbij de gemeenteraad meer aan de voorkant van het traject van het opstellen van bestemmingsplannen wordt betrokken.
Rien Visser 17 maart 2009
Stand bestemmingsplannen per februari 2009 Nr. Omschrijving
Goedkeuring Raad
Goedkeuring GS Planning
Opmerkingen
Actualisatie Geldende en actuele bestemmingsplannen 1
Kerkbuurt Oost
26 april 2004
2 november 2004
2
Baanhoek West
3 maart 2003
7 oktober 2003
2012
3
Woongebied
30 oktober 2000
15 mei 2001
Sept/okt 2009
4
Noord-Oost Kwadrant 16 december 1996
15 juli 1997
2011
5
De Grienden en
31 oktober 1994
Sept/okt 2009
IJsbaanterrein
Wordt opgenomen in Woongebied
6
’t Orleans
29 juni 1992
7
Rond de Bonkelaar
16 december 1991 of 9 januari 1996 29 augustus
Ontwikkelingen afwachten
8
Betuweroute
14 december 1998
Geen noodzaak Opnemen in tot actualisering Landelijk gebied
10 Stationsgebied
Wordt opgenomen in Woongebied
6 juli 1999
19 maart 2007
Als pdf-bestand digitaal beschikbaar
In voorbereiding en procedure 9
Nijverwaard
27 december 1971 of 17 november 1976 Niet mogelijk om 31 mei 1976 af te maken
11 Benedenveer
Nu Westwijk II 1969 8 juli 1970
12 Rivierdijk tot Rembrandtlaan
18 juli 1960
Gat van Vogel en hoek 18 juli 1960 Rivierdijk/PC Hooftlaan
Mei/juni 2009 inspraak Wordt opgenomen in Woongebied Ontwikkelingen afwachten
13 Watertorenterrein en omgeving
2010
14 Kerkerak/Molendijk
Sterk varërend januari ’62,’66,’69,’80,’83,’91
Ontwikkelingen Plaatje Afwachten
15 Burgemeester Winklerplein
Jaren ‘60
Ontwikkelingen Start 2010 afwachten
16 Ten zuiden van Baanhoek West
29 januari 1962
?
17 Landelijk Gebied
17 of 27 oktober 1986 9 juni 1987
Ontwikkelingen Merwedezone afwachten
18 Sportpark 1972
30 januari 1972
In voorbereiding te nemen best. plannen
Rien Visser Februari 2009
moeilijk
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 3 maart 2009
Onderwerp: Nadere uitwerking van het project rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan met de consequenties voor de kastanjebomen en de kredietaanvraag.
Samenvatting: De Stationsweg is van oudsher de belangrijkste noord-zuidverbinding van Sliedrecht. De weg heeft sinds eind 2003 geen aansluiting meer op de snelweg, maar is vanaf de afritten in oost en west de belangrijkste verkeersader naar het centrum. Vanuit de woonwijken gezien is het een belangrijke verbinding naar het NS-station de bedrijventerreinen, de sportvoorzieningen en de opritten van de A15. Met het vaststellen van het VCP 2005 is vastgesteld, dat met de reconstructie van de kruising Stationsweg-Rembrandtlaan een rotonde zal worden ingepast en de verkeersregelinstallatie (VRI) vervalt. Het plan is nu zover uitgewerkt, dat er een ontwerp is gemaakt welke rekening houdt met het handhaven en verbeteren van de bomenstructuur, het monument, de muur voor Elektra en de bouwgrens met het Bonkelaarplein respecteert. Het ontwerp is tevens gepresenteerd de informatieavonden op 20 januari en 17 februari jl. (zie bijlage voor de verslagen) en is uitvoerig besproken met diverse belanghebbenden. U wordt gevraagd een besluit te nemen over de uitvoering van dit project de daarmee gemoeide kosten. Achtereenvolgens wordt hierna ingegaan op het ontwerp, de bomen en de planning. 1. Ontwerp De reconstructie van de kruising staat al enige jaren op de planning. Na het vaststellen van de begrenzing van het Bonkelaarplein kon met de voorbereidingen gestart worden. Naast de boomstructuur zijn de volgende uitgangspunten voor de verdere uitwerking meegenomen. een rotonde met minimale afmetingen, zodat het monument, de muur voor Elektra en de omliggende bebouwing gespaard worden; de mogelijkheid om de inrit bij ABN-AMRO te laten vervallen, zodat hier extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd; de aanleg van vrijliggende fietspaden of fietsstroken langs de rijbaan. Vanwege de bestaande bebouwing, is er onvoldoende ruimte beschikbaar voor een standaard CROWrotonde. Overwegende dat ook andere kruispuntvormen moeilijk inpasbaar zijn, is het voorstel te kiezen voor een kleinere rotonde. De fietspaden zullen zoveel mogelijk worden uitgevoerd in een asfaltverharding. Voor een verbetering van de rioolwaterafvoer wordt de riolering vanuit de Kerkbuurt via de Stationsweg doorgekoppeld richting de Scheldelaan.
Op basis van de uitgangspunten én diverse wensen, welke op de informatieavonden en verschillende bijeenkomsten naar voren zijn gekomen, is er een voorkeursontwerp (zie bijlage) opgesteld welke, zowel vanuit de verkeers- als de groendiscipline, de eerste keuze is. 2. Bomen De Stationsweg is beplant met kastanjes aan beide zijden van de weg. De historische waarde van deze weg wordt hierdoor benadrukt. De boomstructuur van de Stationsweg valt onder de hoofdgroenstructuur en vormt samen met de overige hoofdwegen het groene geraamte van Sliedrecht. Het oorspronkelijke streefbeeld is een (cultuurhistorisch) passende boomsoort van de 1e grootte aan beide zijden van de weg. In relatie tot de planvorming voor een nieuwe verkeerssituatie, kunnen een aantal kastanjebomen, welke deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur, niet worden gehandhaafd. Om de kwaliteit van de bomen en de verplantbaarheid vast te stellen is een boomtechnisch onderzoek verricht. Ook heeft er een second opinion plaatsgevonden. Op 10 februari is er een wandeling georganiseerd langs de bomen voor raadsleden, het wijkplatform en andere belanghebbenden. Per boom is stilgestaan bij de kwaliteit en de verplantbaarheid van de bomen. Voorgesteld wordt om 9 grote kastanjebomen en 1 kleine kastanjeboom te vellen als gevolg van een gewijzigde verkeerssituatie. Ten behoeve van het voorkeursontwerp, komen er ten opzichte van de minimale variant, 2 grote kastanjebomen extra te vervallen. Naast deze 12 bomen wordt geadviseerd om 2 grotere kastanjebomen (ter hoogte van Stationsweg 43) en 5 kleine kastanjebomen (voor het Bonkelaarplein) te vellen in verband met de verminderde tot sterk verminderde conditie van deze bomen. Door het vellen van deze bomen kan over een groter traject de boomstructuur opnieuw worden vormgegeven. In de grasstrook langs het Bonkelaarplein kunnen 11 nieuwe bomen worden aangeplant en voorzien van een haalbare voldoende invulling van de groeimogelijkheden. Rekeninghoudend met de ontwikkelingen van het Bonkelaarplein, is het tóch mogelijk om deze rij alvast aan te planten, er blijft dan voldoende ruimte over ten aanzien van de nieuwbouw. Aan de andere zijde (ter hoogte van Stationsweg 35-49) kunnen tussen de parkeervakken 6 nieuwe bomen worden aangeplant, welke voorzien dienen te worden van een zo optimaal mogelijke groeiplaats. Ook langs de Stationsweg aan de oostzijde tussen de Rembrandtlaan en de Kerkbuurt kunnen 4 nieuwe bomen geplant worden. Hiervoor dienen wel kabels- en leidingen omgelegd te worden en is hiermee erg kostbaar. Voor de boomstructuur aan beide zijden van de weg is dit wel wenselijk. Ook hier is het noodzakelijk om deze bomen te voorzien van een zo optimaal mogelijke groeiplaats. Daarnaast wordt voorgesteld om een nieuwe boom te planten voor Stationsweg 1-5c (Scapino). Het middengebied van de nieuwe rotonde zal beplant worden van beplanting en de helling langs de kerk wordt voorzien van een groenstrook. De groenstroken langs de fietspaden op de rotonde worden ingezaaid met gras. Geadviseerd wordt totaal 19 bomen te vellen en totaal 22 nieuwe bomen aan te planten binnen het plangebied. In de voorkeursvariant in de bijlage, is de nieuwe situatie weergegeven, daarop staan ook de bomen die kunnen blijven staan voor Elektra, in de Rembrandtlaan, voor stationsweg 35 en voor de noordelijke woningen op de Stationsweg.
-Nieuw te kiezen boomsoorten en aanplantformaat Het aanplanten van nieuwe kastanjebomen is af te raden. Bekend is dat de kastanjebloedingsziekte wordt veroorzaakt door een bacterie en er nog geen adequate behandelingsmethode gevonden.
-2-
Het is af te raden een boomsoort toe te passen die ‘druipt’ (zoals linde, esdoorn en haagbeuk) of vrucht draagt (zoals lijsterbes, meidoorn en sierappel). Een goede boomsoort die in het nieuwe straatbeeld past is de Zilverlinde welke ongevoelig is voor luis en een goede boom is voor in de verharding. Deze boomsoort kan dezelfde grootte bereiken als de huidige bomen en de kroon is breed kegelvormig tot rond van vorm. Hierdoor zal op termijn het huidige beeld worden benaderd en sluit het beeld goed aan bij de huidige Hollandse Lindeboom in de middenberm van de Kerkstraat. Geadviseerd wordt te kiezen voor deze boomsoort met een aanschafformaat van 50 à 60 centimeter stamomtrek. Zodra de kastanjebloedingsziekte niet meer voorkomt en/of er een adequate behandelmethode is gevonden is het mogelijk om opnieuw de overweging te nemen alsnog kastanjebomen aan te planten. Op dit moment is er geen inschatting te maken wanneer de kastanjebloedingsziekte beheersbaar is geworden. Het is mogelijk kastanjebomen terug te planten. Echter is dat op dit moment af te raden in verband met het risico op kastanjebloedingsziekte. Een investering van € 50.000,- ordegrootte, in nieuwe kastanjebomen wordt als te risicovol beoordeeld. Ook het aanplanten van een grotere maat bomen verlaagt de infectiemogelijkheid niet. 3. Planning Wanneer de Raad van 14 april het krediet beschikbaar stelt voor de uitvoering van het werk kan het besluit voor kapvergunning genomen worden. Indien bomen in het broedseizoen gekapt dienen te worden, wordt rekening gehouden met de flora- en faunawetgeving. Dit betekent dat hiervoor tussen ca. 15 maart en 1 september een quickscan uitgevoerd moet worden. De maanden maart en april worden benut voor de voorbereidingen van bestek en tekeningen en in mei en juni vindt de aanbestedingsprocedure plaats. Daarna kunnen de nutsbedrijven aan de slag om hun kabels- en leidingen om te leggen. Gezien de hoeveelheid kabels en leidingen kan dat werk voor de zomer gereed zijn. In juli en augustus, omstreeks de rustige periode van de zomervakantie vinden de reconstructiewerkzaamheden plaats. Met betrekking tot de omleidingen wordt met belanghebbenden (met name bedrijven Kerkerak) het werk afgestemd. Er wordt naar gestreefd dat het verkeer in één richting kan blijven rijden en dat het geheel gedurende een korte periode zal zijn afgesloten. De werkzaamheden worden afgestemd op officiële handelingen met betrekking tot het herdenkingsmonument. De planning is om de rotonde eind augustus in gebruik te kunnen nemen en in september af te ronden. Na de aanbesteding zal een definitieve planning in de gemeentepagina van Het Kompas en op de gemeentelijke website worden gepubliceerd.
Financiële aspecten: De totale projectkosten zijn geraamd op € 1.325.000,-. Hiervan is uit de lopende begroting een bedrag van € 807.812,- beschikbaar. De (vertrouwelijke) projectraming en de gedetailleerde dekking is op de afdeling Weg- en Waterbouw voor uw Raadsleden in te zien. Uw Raad wordt voorgesteld om in te stemmen met de uitvoering van de Rotonde StationswegRembrandtlaan met de projectbegroting van € 1.325.000,-. Het voor deze reconstructie gereserveerde bedrag van € 480.000,- uit de Reserve Infrastructuur (jaarschijven 2008 en 2009) moet nog beschikbaar worden gesteld. Tevens moet nog een bedrag van € 37.188 als voorschot op de nog te ontvangen subsidie van de Provincie beschikbaar worden gesteld (80%, zijnde € 150.812,- is reeds ontvangen).
-3-
Communicatie: Met betrekking tot de reconstructie van de Stationsweg-zuid en de gevolgen voor de bomenstructuur is er op dinsdag 20 januari 2009 een inspraakavond gehouden. Omwonenden, wijkplatform, voorzitters van de Raadsfracties en andere belanghebbenden waren hiervoor schriftelijk worden uitgenodigd. Op dinsdag 17 februari 2009 is hiervoor een vervolgavond gehouden. Eindverslagen van deze avonden zijn in de bijlagen opgenomen. Dinsdag 10 februari is er een wandeling georganiseerd langs de bomen voor raadsleden, het wijkplatform en andere belanghebbenden. Per boom is stilgestaan bij de kwaliteit en de verplantbaarheid van de bomen. Met de VSO en de bedrijven van de Kerkerak is het ontwerp nauwlettend besproken. Ook de omleidingroutes zijn reeds aan de orde gekomen. Aanliggende bedrijven en bewoners zijn specifiek uitgenodigd voor de informatieavonden en er zijn aparte gesprekken gevoerd met ABN-AMRO, de Postbank, TNT-post, Elektra en de winkeliers aan de Rembrandtlaan. Met de nutsbedrijven is overleg gevoerd met betrekking tot het omleggen van kabels en leidingen. Verder stellen wij voor de volgende onderwerpen als volgt te communiceren: besluit voor kapvergunning via publicatie; de aanvang van de werkzaamheden en omleidingen via publicatie en een huis-aan-huis-brief aan direct aanliggende percelen. Vervolgtraject: Na het Raadsbesluit op 14 april 2009, kan de planning zoals hierboven is omschreven worden ingezet.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit: 1. in te stemmen met; - het voorkeursontwerp van de rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan; - de voorgestelde kap van 19 bomen en daarvoor een kapvergunning te verlenen na de raadsvergadering van 14 april 2009; - het aanplanten van 22 nieuwe bomen van de soort Zilverlinde met een aanplantformaat van 50 à 60 centimeter stamomtrek; 2. in te stemmen met de uitvoering van het project rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan en de projectraming van € 1.325.000 en hiervoor een krediet van € 518.188 beschikbaar te stellen, waarvan € 480.000 uit de Reserve Infrastructuur (jaarschijven 2008 en 2009) en een bedrag van € 37.188 als voorschot op de nog te ontvangen subsidie.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-4-
Concept Raadsbesluit Onderwerp: Nadere uitwerking van het project rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan met de consequenties voor de kastanjebomen en de kredietaanvraag.
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 maart 2009;
besluit: 3. in te stemmen met; - het voorkeursontwerp van de rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan; - de voorgestelde kap van 19 bomen en daarvoor een kapvergunning te verlenen na de raadsvergadering van 14 april 2009; - het aanplanten van 22 nieuwe bomen van de soort Zilverlinde met een aanplantformaat van 50 à 60 centimeter stamomtrek; 4. in te stemmen met de uitvoering van het project rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan en de projectraming van € 1.325.000 en hiervoor een krediet van € 518.188 beschikbaar te stellen, waarvan € 480.000 uit de Reserve Infrastructuur (jaarschijven 2008 en 2009) en een bedrag van € 37.188 als voorschot op de nog te ontvangen subsidie.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-5-
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Beleidsnotitie Huisvestingsmogelijkheden voor starters in Sliedrecht
Samenvatting: In deze notitie wordt ingegaan op de mogelijkheden voor starters om hun eerste huis te vinden op de huur- en koopmarkt in Sliedrecht. Waar voor de huurstarters voldoende mogelijkheden zijn om via Tablis Wonen hun eerste woning te vinden, zijn er wel maatregelen nodig om koopwoningen bereikbaar te maken voor starters.
Aanleiding: Al jaren wordt er bij diverse gelegenheden gesproken over het feit dat er te weinig huizen zouden zijn voor "starters". In 2007 is de Woonvisie Sliedrecht gerealiseerd en begin 2008 bestuurlijk vastgesteld. In de Woonvisie konden op basis van feiten hierover bestaande mythes deels worden ontzenuwd, maar bleef bestuurlijk toch de behoefte bestaan aan een nader onderzoek naar de huisvestings(on)mogelijkheden voor onze starters. Na vaststelling van de Woonvisie heeft wethouder Lavooi specifiek met dit doel een werkgroep in het leven geroepen. In deze werkgroep hadden zitting: de heer J. van der Aa (Makelaar); de heer D. van 't Hoff (Senior projectleider) de heer E. Jonkers (Tablis Wonen); de heer W. Labee (Manager Afdeling ROBM); de heer J. Lavooi (Voorzitter); de heer R. Verbeet (Rabobank); mevrouw C.S. Verkerk (Beleidsmedewerkster Volkshuisvesting ) de heer G. de Widt (Op persoonlijke titel); Deze notitie is in nauwe samenwerking met de werkgroep tot stand gekomen. In hoofdstuk 2 van de notitie wordt nader beschreven wat in deze notitie onder een starter wordt verstaan en hoeveel (potentiële) starters Sliedrecht heeft en jaarlijks mogelijk een beroep zullen doen op de Sliedrechtse woningmarkt. Aansluitend hieraan wordt achtereenvolgens een hoofdstuk gewijd aan de zogenaamde huurstarter en een hoofdstuk aan de zogenaamde koopstarter. In het laatste hoofdstuk vinden we de conclusies en aanbevelingen. Voor meer informatie hierover wordt hier kort- en volledigheidshalve verwezen naar de bijgaande concept notitie en met name hoofdstuk 5 Conclusies en Aanbevelingen. Op 9 december 2008 is het concept van deze notitie kort aan u gepresenteerd en besproken. Aan de hand van wat besproken is zijn enige aanpassingen aangebracht in het beleidsdocument. Dit betreft met name een aanscherping van de conclusies en aanbevelingen, alsmede een uitwerking van de financiële component.
Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: Voor de conclusies verwijzen wij u hier kort – en volledigheidshalve naar paragraaf 5.1. van deze beleidsnotitie. De aanbevelingen en de daarbij behorende voorstellen worden hier onder weergegeven. Voor de goede orde, is de nummering van de hoofdstukken van de “Beleidsnotitie Huisvestingsmogelijkheden voor starters in Sliedrecht” overgenomen. 5.2.1 Huisvestingsmogelijkheden voor huurstarters Om binnen een redelijke termijn aan een woning te komen is het verstandig dat een jongere die van plan is te zijner tijd een woning te gaan huren zich vanaf zijn 18e jaar inschrijft als woningzoekende. Op deze wijze spaart hij het maximale aantal punten. Zo kan een jeugdige woningzoekende op zijn 23e jaar al 65 punten hebben vergaard. Uit de verantwoording van Stichting Woonkeus blijkt dat voor 1725 punten (zeg maar 2 jaar inschrijfduur) een woning in de 10-hoog flats te huren is. Een eengezinswoning “kost” echter gemiddeld 40 punten, met uitschieters tussen de 20 en 120 punten. Geadviseerd wordt om jongeren over het belang van het zich tijdig inschrijven als woningzoekende actief en voortdurend te informeren Voorstel 1:
In de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen afspraken te maken omtrent het verstrekken van voorlichting aan de Sliedrechtse jongeren over hun belang bij een tijdig inschrijven als woningzoekende.
5.2.2 Nieuwe huisvestingsmogelijkheden voor koopstarters Voorstel 2 In de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen afspraken te maken over het te koop aanbieden van bestaande huurwoningen als koopwoning met koopgarant en/of starterslening in het algemeen en de navolgende huurwoningen in het bijzonder: Sperwerstraat/10-hoogflat 19 huurwoningen met of zonder koopgarant. Startersleningen mogelijk voor kopers Maisonnettes aan de Weren, 13 huurwoningen met of zonder koopgarant. Startersleningen mogelijk voor kopers
Voorstel 3
In het overleg met Tablis Wonen is gesproken over een aantal projecten die de mogelijkheid bieden om starterswoningen te realiseren. Deze projecten moeten in de komende drie tot vier jaar gerealiseerd worden en liggen ondermeer in Baanhoek-West, Benedenveer, Kerkbuurt-Oost en de Oude Uitbreiding West. Dit betreffen zowel nieuwbouwwoningen als gerenoveerde woningen. De woningen kunnen door middel van Koopgarant op een prijs gebracht worden die door starters te betalen is, al dan niet met behulp van een starterslening of koopsubsidie. Bestuurlijk en financieel de inspanningsverplichting aan te gaan om te komen tot de realisering van minimaal 20 starterswoningen en deze op te nemen in de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen.
Reeds toegezegd/krediet verleend 10 starterswoningen van Drunenlocatie 10 woningen Oude Uitbreiding West
€ 100.000 € 250.000 € 350.000
-2-
Totaal
Voorstel 4:
Te reserveren voor nog te realiseren projecten In totaal 20 woningen op de locaties Baanhoek-West, Benedenveer en/of en/of Kerkbuurt-Oost of bij overige initiatieven (20 x max. € 25.000) € 500.000 € 850.000
Per project te onderzoeken op welke wijze koopwoningen door Tablis Wonen en/of de gemeente met koopgarant en/of een starterslening kunnen worden aangeboden aan starters tegen een prijs van minimaal € 140.000 kosten koper en wel op de volgende wijze: Met koopgarant de aankoopkosten maximaal te verlagen tot een bedrag van € 163.625 kosten koper. De bijdrage van de gemeente bij koopgarant te bepalen op maximaal € 25.000,-- per woning. Met een starterslening de aankoopkosten zo nodig verder te verlagen tot een bedrag van minimaal € 140.000,-- k.k.
5.2.3. Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor koopstarters Voor de financiering van de reële bouwkosten van de nieuw te realiseren starterswoningen c.q. de mogelijkheid om hierin een bijdrage te verlenen een nader te bepalen bedrag te reserveren uit de ‘Stimuleringsreserve voor de woningbouw’. Om te voorkomen dat een hiermee door een starter te verkrijgen voordeel uitsluitend aan hem toekomt en blijft voorbehouden, zal dit alles gecombineerd moeten worden met de Koopgarantconstructie. . 5.2.4 Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters Geadviseerd wordt de mogelijkheden te onderzoeken voor een verdere optimalisering c.q. uitbreiding van de starterslening. Op dit moment (19 maart 2009) zijn er, er van uit gaande dat de bijdrage van VROM aan de verstrekte startersleningen gehandhaafd blijft, nog 24 leningen beschikbaar. Wanneer de bijdrage van VROM stopt, betekent dit dat het aantal (nog) te verstrekken leningen halveert. Op de langere termijn worden nieuw te verstrekken leningen gefinancierd middels de aflossing van de eerder verstrekte startersleningen. Geadviseerd wordt voorts om de mogelijkheden van de koopsubsidie voor starters nader te onderzoeken en de starters hierover ook actief te informeren. Om het instrument van koopsubsidie ook optimaal te benutten, wordt geadviseerd de regeling voor de starterslening in die zin aan te passen dat starters die een woning willen kopen van minder dan € 163.625 eerst een beroep moeten doen op de koopsubsidie. Een dergelijke aanpassing biedt mogelijk ook ruimte om de huidige grenzen van de starterslening te verleggen, bijvoorbeeld naar € 230.000 kk als bovengrens. Voorstel 5:
De verordening “Gemeenterekening VROM Starterslening” waarin de verstrekking van de starterslening is geregeld in die zin aan te passen,dat starters bij aankoop van woningen met een aankoopsom van € 163.625 en minder, eerst gebruik moeten maken van de Koopsubsidie. Tevens te onderzoeken of de grenzen van de starterslening aangepast dienen te worden.
Voorstel 6:
In totaal een bedrag te reserveren ten laste van de ‘Stimuleringsreserve voor de Woningbouw’ ten behoeve van mogelijk met koopgarant te verstrekken bijdragen van maximaal € 25.000 per te realiseren starterswoning.
-3-
Financiële aspecten: Te reserveren ten laste van de ‘Stimuleringsreserve voor de woningbouw’: Reeds toegezegd/krediet verleend 10 starterswoningen van Drunenlocatie 10 woningen Oude Uitbreiding West
€ 100.000 € 250.000 € 350.000
Te reserveren voor nog te realiseren projecten 20 woningen op de mogelijke locaties Baanhoek-West, Benedenveer, Kerkbuurt-Oost of bij overige initiatieven (20 x max. € 25.000) Totaal te reserveren
€ 500.000 € 850.000
Communicatie: Na uw instemming zal een persbericht aan het Kompas, de Vonk en makelaars en hypotheekadviseurs worden gezonden. Vervolgtraject: Na uw instemming zal in overleg met Tablis Wonen een overeenkomst worden opgesteld op basis waarvan voor 10 op de Van Drunen-locatie te realiseren starterswoningen definitief een bedrag van maximaal € 100.000 ter beschikking kan worden gesteld. In overleg met Tablis Wonen zal tevens een overeenkomst worden opgesteld op basis waarvan definitief een bijdrage kan worden voor de in de Oude Uitbreiding West nieuw te realiseren starterswoningen. Tevens zal separaat een voorstel worden voorbereid voor een aanpassing van de Verordening “Gemeenterekening VROM Starterslening”. Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit: Wij stellen u voor conform het in concept bijgaande raadsbesluit in te stemmen met de ‘Beleidsnotitie Huisvestingsmogelijkheden voor starters in Sliedrecht’ in het algemeen en met de in paragraaf 5.2. van deze beleidsnotitie opgenomen voorstellen in het bijzonder.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-4-
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2009;
besluit:
De Beleidsnotitie Huisvestingsmogelijkheden voor starters in Sliedrecht en de hierin opgenomen conclusies en aanbevelingen vast te stellen
Tevens in te stemmen met de volgende voorstellen:
Voorstel 1:
In de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen afspraken te maken omtrent het verstrekken van voorlichting aan de Sliedrechtse jongeren over hun belang bij een tijdig inschrijven als woningzoekende.
Voorstel 2
In de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen afspraken te maken over het te koop aanbieden van bestaande huurwoningen als koopwoning met koopgarant en/of starterslening in het algemeen en de navolgende huurwoningen in het bijzonder: Sperwerstraat/10-hoogflat 19 huurwoningen met of zonder koopgarant. Startersleningen mogelijk voor kopers Maisonnettes aan de Weren, 13 huurwoningen met of zonder koopgarant. Startersleningen mogelijk voor kopers
Voorstel 3
In het overleg met Tablis Wonen is gesproken over een aantal projecten die de mogelijkheid bieden om starterswoningen te realiseren. Deze projecten moeten in de komende drie tot vier jaar gerealiseerd worden en liggen ondermeer in Baanhoek-West, Benedenveer, Kerkbuurt-Oost en de Oude Uitbreiding West. Dit betreffen zowel nieuwbouwwoningen als gerenoveerde woningen. De woningen kunnen door middel van Koopgarant op een prijs gebracht worden die door starters te betalen is, al dan niet met behulp van een starterslening of koopsubsidie. Bestuurlijk en financieel de inspanningsverplichting aan te gaan om te komen tot de realisering van minimaal 20 starterswoningen en deze op te nemen in de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen.
-5-
Reeds toegezegd/krediet verleend 10 starterswoningen van Drunenlocatie 10 woningen Oude Uitbreiding West
€ 100.000 € 250.000 € 350.000
Totaal
Te reserveren voor nog te realiseren projecten In totaal 20 woningen op de locaties Baanhoek-West, Benedenveer en/of en/of Kerkbuurt-Oost of bij overige initiatieven (20 x max. € 25.000) € 500.000 € 850.000
Voorstel 4:
Per project te onderzoeken op welke wijze koopwoningen door Tablis Wonen en/of de gemeente met koopgarant en/of een starterslening kunnen worden aangeboden aan starters tegen een prijs van minimaal € 140.000 kosten koper en wel op de volgende wijze: Met koopgarant de aankoopkosten maximaal te verlagen tot een bedrag van € 163.625 kosten koper. De bijdrage van de gemeente bij koopgarant te bepalen op maximaal € 25.000,-- per woning. Met een starterslening de aankoopkosten zo nodig verder te verlagen tot een bedrag van minimaal € 140.000,-- k.k.
Voorstel 5:
De verordening “Gemeenterekening VROM Starterslening” waarin de verstrekking van de starterslening is geregeld in die zin aan te passen,dat starters bij aankoop van woningen met een aankoopsom van € 163.625 en minder, eerst gebruik moeten maken van de Koopsubsidie. Tevens te onderzoeken of de grenzen van de starterslening aangepast dienen te worden.
Voorstel 6:
In totaal een bedrag te reserveren ten laste van de ‘Stimuleringsreserve voor de Woningbouw’ ten behoeve van mogelijk met koopgarant te verstrekken bijdragen van maximaal € 25.000 per te realiseren starterswoning.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-6-
Beleidsnotitie Huisvestingsmogelijkheden voor starters in
Sliedrecht
Sliedrecht, 3 maart 2009
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
1
Huisvestingsmogelijkheden voor starters
1.
Inleiding
2.
Wat is een starter? 2.1 2.2. 2.3. 2.4
3.
Definitie van een starter Hoeveel starters zijn er? Hoeveel doorstarters zijn er? Conclusies
5 5 6 6
Huurstarters 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
4
4
Definitie van een huurstarter Aanbod en verdeling van de huurwoningen in het algemeen Aanbod van huurwoningen voor huurstarters jonger dan 23 jaar Aanbod van huurwoningen voor huurstarters ouder dan 23 jaar Aantal mutaties in 2007 Verdeling huurwoningen voor huurders van 23 jaar en ouder Conclusies
7 7 7 8 8 8 8
Koopstarters 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5 4.6 4.7
4.8
Definitie koopstarter Betaalbare koopwoning voor koopstarter Benodigd inkomen voor betaalbare woning voor koopstarter Normen hypotheek Bestaand en betaalbaar aanbod van koopwoningen voor starters Beperkt aanbod betaalbare starterswoningen vraagt om creatieve oplossingen Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor starters 4.7.1 Vergroten betaalbaar woningaanbod middels verkoop bestaande huurwoningen starters 4.7.2. Nieuwbouwmogelijkheden starterswoningen op gemeentegrond 4.7.3 Nieuwbouwmogelijkheden starterswoningen niet op gemeentegrond 4.7.4 Planconcepten voor goedkoper bouwen (lagere bouwkosten) 4.7.5 Verbouw bestaande (bedrijfs)gebouwen tot starterswoningen 4.7.6 Koopgarant 4.7.7. Conclusies Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters 4.8.1. Starterslening 4.8.2. Koopsubsidie 4.8.3 Aanpassingen in de hypotheek 4.8.4 Tarieven hypotheekverstrekkers, makelaars en notarissen 4.8.5. Eigen geld of geld ouders 4.8.6 Conclusies
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
9 9 9 9 10 11 11 11 12 12 12 12 13 13 14 14 15 15 15 15 16
2
5
Conclusies en aanbevelingen 5.1
5.2
Conclusies 5.1.1 Aantal potentiële starters en doorstarters per jaar 5.1.2 Huisvestingsmogelijkheden voor huurstarters 5.1.3 Beperkte huisvestingsmogelijkheden voor koopstarters 5.1.4 Creatieve oplossingen benodigd voor vergroten huisvestingsmogelijkheden koopstarters 5.1.5 Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor koopstarters 5.1.6 Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters Aanbevelingen 5.2.1 Huisvestingsmogelijkheden voor huurstarters 5.2.2 Nieuwe huisvestingsmogelijkheden voor koopstarters 5.2.3 Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor koopstarters 5.2.4 Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
17 17 17 17 18 18
19 19 20 20
3
1.
Inleiding
Al jaren wordt er bij diverse gelegenheden gesproken over het feit dat er te weinig huizen zouden zijn voor “starters”. In 2007 is de Woonvisie Sliedrecht gerealiseerd en begin 2008 bestuurlijk vastgesteld. In de Woonvisie konden op basis van feiten hierover bestaande mythes deels worden ontzenuwd, maar bleef bestuurlijk toch de behoefte bestaan aan een nader onderzoek naar de huisvestings(on)mogelijkheden voor onze starters. Na vaststelling van de Woonvisie heeft wethouder Lavooi specifiek met dit doel een werkgroep in het leven geroepen. In deze werkgroep hadden zitting: de heer J. van der Aa ( Makelaar); de heer D. van ’t Hoff ( Senior projectleider) de heer E. Jonkers (Tablis Wonen); de heer W. Labee (Manager Afdeling ROBM); de heer J. Lavooi, (Voorzitter); de heer R. Verbeet (Rabobank); mevrouw C.S. Verkerk (Beleidsmedewerkster Volkshuisvesting ) de heer G. de Widt (Op persoonlijke titel); Deze notitie is in nauwe samenwerking met de werkgroep tot stand gekomen. In het volgende hoofdstuk wordt nader beschreven wat in deze notitie onder een starter wordt verstaan en hoeveel (potentiële) starters Sliedrecht heeft en jaarlijks mogelijk een beroep zullen doen op de Sliedrechtse woningmarkt. Aansluitend hieraan wordt achtereenvolgens een hoofdstuk gewijd aan de zogenaamde huurstarter en een hoofdstuk aan de zogenaamde koopstarter. In het laatste hoofdstuk vinden we de conclusies en aanbevelingen
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
4
2.
De starter
2.1 Definitie van een starter Het begrip starter kan op velerlei wijzen nader worden ingevuld en omschreven. Bij een starter kan gedacht worden aan een jongere die nog bij zijn ouders inwoont, een eerste baan heeft en voor het eerst op zoek gaat naar een zelfstandige woonruimte. Bij een starter kan ook gedacht worden aan mensen die hun relatie hebben beëindigd of aan mensen die vanuit een huurwoning willen doorstromen naar een eerste koopwoning. In deze notitie wordt onder een starter verstaan iedereen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die in Sliedrecht woonachtig is en op zoek is naar zijn eerste huur- of koopwoning. Een essentieel verschil tussen de ‘huurstarter’ en ‘koopstarter’ is dat bij een koopstarter ook sprake kan zijn van een zogenaamde doorstart. Ook iedere Sliedrechtse huurder in de leeftijd tot 35 jaar wordt aangemerkt als starter in zijn zoektocht naar zijn eerste koopwoning. In de hoofdstukken 3 en 4 zal achtereenvolgens separaat aandacht worden besteed aan de zogenaamde huur- en koopstarters. 2.2 Hoeveel starters zijn er? Ten behoeve van de woonvisie heeft het Onderzoekcentrum Drechtsteden de onderstaande Cijfermatige onderbouwing: Aantal huishoudens naar leeftijd per 1-1-2008 en Uitsplitsing naar groepen opgesteld . Cijfermatige onderbouwing: Aantal huishoudens naar leeftijd per 1-1-2008
Leeftijd
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Totaal
Aantal inwoners 266 306 298 252 312 318 317 291 315 320 292 278 269 299 281 254 305 4973
Aantal waarvan huishou- alleendens staand 0 0 12 12 20 22 16 21 32 47 52 76 51 89 78 115 78 131 87 167 82 139 70 136 64 146 64 154 60 147 34 126 50 153 1681
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
waarvan gehuwd/ samenwonend (met of zonder kinderen)
850
19 maart 2009
Aantal Aantal nog thuis of in in huishouden “tehuis” wonend wonend
0 0 2 5 15 24 38 37 53 80 57 66 82 90 87 92 103
0 12 24 26 62 100 127 152 184 247 196 202 228 244 234 218 256
266 294 274 226 250 218 190 139 131 73 96 76 41 55 47 36 49
831
2512
2461
5
Uitsplitsing naar groepen:
Leeftijd
18 t/m 22 23 t/m 28 29 t/m 34 Totaal
Aantal inwoners
1434 1853 1686 4973
Aantal huishou- waarvan alleendens staand 102 717 862 1681
80 428 342 850
waarvan Aantal gehuwd/ in huishouden samenwonend wonend (met of zonder kinderen) 22 124 289 1006 520 1382 831 2512
Aantal nog thuis of in “tehuis” wonend 1310 847 304 2461
Uit bovenstaande overzichten kan worden opgemaakt dat Sliedrecht op 1 januari 2008 4973 personen telt in de leeftijd van 18 en 35 jaar. De groep van 18 tot en met 22 jaar telt 1434 personen, de groep van 23 tot en met 28 jaar 1853 personen en de groep van 29 tot en met 34 jaar 1686 personen. Uit deze overzichten kan voorts worden opgemaakt dat de groep van 18 tot en met 22 jaar voor circa 91 % nog thuis woont en de behoefte van deze groep aan zelfstandige woonruimte derhalve nog minimaal is. Van de groep van 23 tot en met 28 jaar woont nog circa 45 % thuis. Van de groep van 29 tot en met 34 jaar woont nog slechts 18% niet zelfstandig. Op een leeftijd van 34 jaar woont zelfs 85 % zelfstandig. Kortom uiterlijk op 34-jarige leeftijd zal 85% van de 2.461 personen die op 1 januari 2008 nog thuis wonen een zelfstandige huur- of koopwoning moeten kunnen vinden (85 % van 2461 = 2092). Uitgaande van het gegeven dat uiteindelijk circa de helft van het aantal huishoudens bestaat uit eenpersoonshuishoudens, zal derhalve over een periode van 16 jaar aan circa 1569 huishoudens een zelfstandige woonruimte moeten kunnen worden aangeboden. Dit komt neer op een kleine 100 starters per jaar. De praktijk leert voorts dat de huidige woonsituatie van de al zelfstandig wonende jongeren in de leeftijd van 18 t/m 34 jaar afwijkt van het gemiddelde. Veel jonge starters wonen in een huurwoning, maar naar mate de starter ouder wordt groeit het aandeel kopers tot ongeveer 50%. Dit houdt in dat de andere helft in een huurwoning blijft wonen. Dit hangt samen met de huishoudensituatie (alleenstaand), leeftijd en inkomen. Onder de jongeren tot en met 24 jaar woont 72% in een huurwoning., bij de leeftijd 25 t/m 28 jaar zal de woonsituatie gemiddeld zijn (50% huur en 50% koop) en in de leeftijdscategorie 29 t/m 34 jaar zal het merendeel in een koopwoning wonen. 2.3 Hoeveel doorstarters zijn er De doorstarter is de Sliedrechtse huurder in de leeftijd tot 35 jaar die zijn eerste woning wil gaan kopen. Op dit moment woont 60% van de huishoudens in de leeftijdscategorie van 18 t/m 34 jaar in een huurwoning, dat zijn 1000 huishoudens. Wanneer we uitgaan van een gemiddeld aantal verhuizingen per jaar, waarbij de helft voor een koopwoning kiest, kunnen we vaststellen dat gemiddeld 35 thans hurende jongeren alsnog voor een koopwoning zullen kiezen. (bron: OCD, J.MA. Schalk)
2.4 Conclusies Jaarlijks komen er ca 100 starters op de woningmarkt, gelijkelijk verdeeld over huur- en koopwoningen. In eerste instantie hebben de starters vooral belangstelling voor de huurmarkt, maar naar mate zij ouder worden gaat meer dan de helft van de starters in een koopwoning wonen. Daarnaast komen er jaarlijks nog 35 huurders op de markt die alsnog voor het eerst een (betaalbare) koopwoning wensen. Dit brengt het totale aantal starters op 135. In de leeftijdsgroep 18-22 willen de meeste starters nog niet zelfstandig wonen, en degene die wel thuis weg willen vinden een prima aanbod in gelabelde starterswoningen. Tussen de 23 en 29 jaar gaan de meeste starters het huis uit, de ene helft naar een huurwoning, de andere helft naar een koopwoning. Vanaf 29 jaar zijn de meeste starters zelfstandig en is men vooral in koopwoningen geïnteresseerd.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
6
3.
Huurstarters en hun huisvestingmogelijkheden
3.1 Definitie van een huurstarter Onder een huurstarter wordt verstaan iedereen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die in Sliedrecht woonachtig is en op zoek is naar een eerste huurwoning. Hierbij kunnen voorts worden onderscheiden de huurstarters in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar en de huurstarters in de leeftijd van 23 tot en met 34 jaar. Dit onderscheid wordt gemaakt, omdat een aantal huurwoningen specifiek zijn aangewezen voor de huisvesting van huurstarters in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar. 3.2 Aanbod en verdeling van de huurwoningen in het algemeen Voor hun huisvesting zijn alle huurstarters in principe grotendeels aangewezen op het aanbod van de huurwoningen in eigendom van Tablis Wonen. Woningcorporatie Tablis Wonen is de grootste verhuurder van Sliedrecht en verhuurt ca 4500 woningen. Het grootste deel behoort tot het zogenaamde betaalbare segment met een huurprijs tot maximaal € 535,33 per maand (per 1 juli 2008). De woningen van Tablis Wonen worden verhuurd op basis van het regionale woningverdelingssysteem. Door middel van de website www.woonkeus.nl en een digizine worden de woningen aangeboden aan een ieder die staat ingeschreven als woningzoekende. De verdeling geschiedt op basis van punten die verkregen worden door de woonduur, een punt per jaar, vanaf 18 jaar en gecombineerd met punten voor de inschrijfduur (1 punt per maand). Daarnaast bestaat er nog een voorrangsregeling, maar deze is niet van toepassing op mensen die inwonen en blijft dan ook verder buiten beschouwing. Ook wanneer een jongere buiten Sliedrecht, of zelfs buiten de Drechtsteden woont, kan hij zich inschrijven als woningzoekende bij Woonkeus. Hiermee kan bereikt worden dat een jongere ook na een periode buiten Sliedrecht voor studie of opleiding, toch binnen redelijke termijn een huurwoning kan vinden in Sliedrecht. Vestia Midden Nederland verhuurt 78 appartementen aan de Geulstraat. Deze worden op basis van een wachtlijst verhuurd. De woningen zijn aan te merken als betaalbare huurwoningen en zijn daarmee zeker aantrekkelijk voor starters. 3.3 Aanbod van huurwoningen voor huurstarters jonger dan 23 jaar Huurstarters kunnen worden onderscheiden in personen jonger en ouder dan 23 jaar. De grens van 23 jaar wordt gehanteerd bij Woonkeus voor gelabelde jongerenwoningen. Starters tot 23 jaar kunnen een echte ‘jeugdwoning’ huren. Dit gaat om woningen die speciaal voor de groep tot 23 jaar worden bestemd. De volgende woningen zijn door Tablis Wonen als jongerenwoning gelabeld: Duplexwoningen Troelstralaan 52 Duplexwoningen Middenstraat 20 Appartementen Karekietflat 62 Overige duplexwoningen 200 Totaal 334 In beginsel komen alle duplexwoningen met een huurprijs lager dan € 348,99 hiervoor in aanmerking. Dit zijn in totaal 404 woningen. Van de nog 132 duplexwoningen die nog niet als jongerenwoning zijn gelabeld, zal echter maximaal 50 % op het moment dat zij vrij komt als jongerenwoning worden gelabeld. Tablis heeft derhalve thans circa 334 woningen voor jongeren gelabeld en op termijn zal dit aantal maximaal 400 kunnen gaan bedragen. Dit komt neer op ongeveer 43 % van de voorraad goedkope huurwoningen huurwoningen. Kortom jngeren in de leeftijdscategorie tot 23 jaar hebben een relatief grote slagingskans. 15% van de actief doelgroep, mensen die actief op zoek zijn naar een woning, is jonger dan 23 jaar. Binnen de regio gaat 16% van de beschikbare woningen naar de doelgroep, in Sliedrecht is dat 21%. (bron: rapportage st. Woonkeus d.d. 4 september 2008).
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
7
3.4 Aanbod van huurwoningen in Sliedrecht voor huurstarters ouder dan 23 jaar Het aanbod van huurwoningen in Sliedrecht bedraagt 4669, bestaande uit 1698 eengezinswoningen, 2406 appartementen met en zonder lift en 555 flats/bovenwoningen met of zonder lift. Hiervan zijn er 3672 eigendom van Tablis Wonen. Op 40 á 50 woningen na kunnen alle huurwoningen worden aangemerkt als een betaalbare sociale huurwoning met een huurprijs tot maximaal € 535,33 per maand bedoeld voor de primaire doelgroep. Binnen de woonruimteverdeling van de Drechtsteden worden de toetsingsinkomens van de Huurtoeslag als norm gebruikt om te bepalen of iemand tot de primaire doelgroep behoort. Ligt het inkomen boven deze grens, dan hoort deze persoon niet tot de primaire doelgroep. De grens voor eenpersoonshuishoudens is € 20.600, voor meerpersoonshuishoudens € 27.950. Deze doelgroep telt circa 2800 huishoudens. De meeste huurstarters in de leeftijd van 23 tot en met 34 jaar zullen tot deze doelgroep behoren. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat Sliedrecht in principe beschikt over meer dan voldoende huurwoningen voor de doelgroep en de huurstarters tot en met 34 jaar die tot deze doelgroep behoren. Ondanks een relatief laag nieuwbouwprogramma in de afgelopen jaren bestaat er in Sliedrecht in vergelijking met andere gemeenten minder druk op de sociale woningmarkt. Voor de huurwoningen met een maximale huurprijs van € 535,33 kan de huurder in principe in aanmerking komen voor huurtoeslag en zijn daardoor mede geschikt voor de primaire doelgroep, waarvan ook huurstarters in hoofdzaak deel vanuit maken. (bron: jaarverslag Tablis Wonen 2007, woonvisie Sliedrecht)
Binnen de voorraad betaalbare sociale huurwoningen kent Sliedrecht in totaal zelfs 912 woningen met een huurprijs van minder dan € 348,99. Woningen met een dergelijke huurprijs worden als goedkoop aangemerkt. De meeste woningen in deze categorie zijn portiekflats, duplexwoningen en seniorenwoningen. Deze goedkope huurwoningen zijn uiteraard ook bij uitstek geschikt voor de huurstarters 3.5 Aantal mutaties in 2007 In 2007 zijn er relatief veel mutaties (verhuringen) geweest in Sliedrecht. Dit is nog zonder de verhuizingen als gevolg van de oplevering van de Thorbeckehof en het Rondeel. In 2007 waren dat 464 woningen (exclusief woningen die uit exploitatie zijn genomen wegens sloop en verkoop) = 10%. Dit aantal mutaties biedt in principe voldoende perspectief voor de circa 100 starters die jaarlijks een plaats zoeken op de Sliedrechtse woningmarkt, gelijkelijk verdeeld over huur- en koopwoningen. 3.6 Verdeling van de huurwoningen voor huurders vanaf 23 jaar De regionale woningverdeling biedt ook overigens voldoende perspectief voor onze huurstarters van 23 tot en met 34 jaar. De huurstarters van 23 jaar of ouder moeten samen met alle andere huurders een beroep doen op de reguliere voorraad. De concurrentie is voor deze groep huurders dan ook veel groter. Om binnen een redelijke termijn aan een woning te komen is het verstandig dat een jongere die van plan is te zijner tijd een woning te gaan huren zich vanaf zijn 18e jaar inschrijft als woningzoekende. Op deze wijze spaart hij het maximale aantal punten. Op deze wijze kan een jeugdige woningzoekende op zijn 23e jaar al 65 punten hebben vergaard. Uit de verantwoording van Stichting Woonkeus blijkt dat voor 17-25 punten (zeg maar 2 jaar inschrijfduur) een woning in de 10-hoog flats te huren is. Een eengezinswoning “kost” echter gemiddeld 40 punten, met uitschieters tussen de 20 en 120 punten. 3.7 Conclusies Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat starters die willen huren in principe binnen een redelijke termijn over een zelfstandige huurwoning kunnen beschikken. Het aanbod hiervoor is ruim, maar bestaat in hoofdzaak uit kleine portiek- en flatwoningen, met een-, twee of drie kamers. Doordat 334 huurwoningen specifiek zijn aangewezen voor de huisvesting van de huurstarter in de leeftijd van 18 tot en met 22 en deze groep woningzoekenden relatief beperkt is, kan met name deze jongere huurstarter vrij snel aan een woning komen.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
8
Voor de groep huurstarters van 23 jaar en ouder is het weliswaar moeilijker om aan een huurwoning te komen, maar ook hier geldt dat wanneer de wensen niet al te bijzonder zijn, men vrij vlot aan een woning kan komen. Het gebruik van een wachtlijst door Vestia biedt ook huurstarters die niet vanaf hun 18e in Sliedrecht hebben gewoond voldoende gelegenheid toch nog redelijk vlot aan een woning te komen. De gemiddelde tijd dat men op deze wachtlijst staat bedraagt ca. 1 jaar.
4
Koopstarters en hun huisvestingmogelijkheden
4.1 Definitie koopstarter Onder een koopstarter wordt hier verstaan de persoon in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die in Sliedrecht woonachtig is en op zoek is naar zijn eerste koopwoning. Onder een koopstarter wordt ook verstaan de Sliedrechtse huurder in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die op zoek is naar zijn eerste koopwoning. 4.2 Betaalbare koopwoning voor koopstarter In de Drechtsteden wordt een woning als sociale koopwoning aangemerkt, als de maximale kosten voor het in eigendom verkrijgen van een woning niet meer bedragen dan € 168.100, inclusief BTW en vrij op naam (per 1 januari 2009 is dit bedrag € 174.000). Tot de primaire doelgroep voor de sociale huurwoningen behoren eenpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens met een bruto-inkomen van maximaal respectievelijk € 20.600 en maximaal € 27.950. Met inachtneming hiervan wordt het redelijk gevonden om van een betaalbare starterswoning te spreken, als de maximale kosten voor het in eigendom verkrijgen niet meer bedragen dan € 157.976 vrij op naam. Een dergelijk bedrag correspondeert met een woning, waarvan de kosten voor het in eigendom verkrijgen kosten koper maximaal € 140.000 bedragen. Het is niet reëel om te veronderstellen dat koopwoningen goedkoper zouden moeten kunnen worden gebouwd, aangeboden en gekocht. 4.3 Benodigd inkomen voor betaalbare koopwoning voor koopstarter Om een betaalbare starterswoning van € 140.000 kosten koper of € 157.976, vrij op naam te kunnen kopen is een bruto-inkomen benodigd van circa € 33.000 per jaar. Dit komt overeen met netto maandlasten van ca. € 600 per maand (dus met voorschot belastingaftrek). Met een bruto jaarinkomen van € 33.000 kan op basis van Nationale Hypotheekgarantie maximaal een hypotheek worden verkregen en van € 157.976. (bron : gegevens gebaseerd op berekening op de site van de NHG). Een starter (alleen of met zijn tweeën) zou tenminste over een brutojaarinkomen van ca € 33.000 moeten beschikken, voordat hij zich een koopwoning kan veroorloven. Zonder andere bronnen van inkomen of vermogen, zal een deel van de starters moeten concluderen dat het kopen van een huis niet tot de mogelijkheden behoort. Het verplichte gebruik van de Nationale Hypotheek Garantie is dan ook bedoeld om te voorkomen dat starters financieel te veel hooi op hun vork nemen. De huurwoningvoorraad van Sliedrecht biedt voldoende mogelijkheden om toch zelfstandig te gaan wonen, in afwachting van betere tijden.
4.4 Normen hypotheek Vanaf 1 januari 2007 dienen hypotheekverstrekkers zich te houden aan de vernieuwde Gedragscode Hypothecaire Financiering (GHF). De code houdt in dat eenzelfde toets wordt gebruikt die is gebaseerd op Nibud-cijfers en een maximum stelt aan het deel van inkomen dat opgaat aan de hypotheeklasten. Op deze wijze blijft er voldoende over voor andere uitgaven zoals voeding en kleding. In uitzonderingsgevallen mogen banken van deze Nibud-normen afwijken.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
9
De in de media genoemde norm van 4,5 keer het bruto jaarinkomen is een onvolledige weergave. De factor varieert met inkomen en rentestand. Huishoudens met hogere inkomens kunnen relatief meer lenen, omdat zij meer belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek hebben. Ook is de rentestand van belang. Bij een lagere rentestand kan men meer lenen dan bij een hogere rentestand. De factor varieert van net 3 keer het bruto jaarinkomen bij minimuminkomens en een hoge rentestand tot ruim 5,5 keer een bruto jaarinkomen van 100.000 euro en een lage rentestand 4.5 Bestaand en betaalbaar aanbod van koopwoningen voor starters In theorie bestaat er ruim voldoende aanbod voor de koopstarter. Hiervoor kijken we eerst naar het totale aanbod in Sliedrecht. Aan de hand van de tabel op basis van de WOZ-waardes, blijkt dat ca 35% van de totale woningvoorraad een WOZ-waarde heeft van minder dan € 163.000. Totaaloverzicht Woningvoorraad naar prijs en type 1-1-2008 (peildatum 2007) Geschakelde EengezinsVrijstaande en 2^1 kapwoning Flat met Flat zonwoning woning hoek en rij lift der lift Totaal Tot 163.000 euro 68 46 472 2355 659 3600 163.000-200.000 138 217 1794 90 75 2314 200.000-250.000 239 184 1788 45 24 2280 250.000-350.000 198 330 309 73 17 927 350.000 en meer 417 209 7 32 5 670 Totaal 1060 986 4370 2595 780 9791 Overzicht woningen met WOZ-waarde tot € 163.000, naar type en eigendomssituatie, per 1-1-2008 (peildatum 2007)
Eigendom
Woningtype Eengezins meergezins met lift meergezins zonder lift Totaal
corporatie 254 1874 500 2628
overig huur 102 412 45 559
koop 230 69 114 413
Totaal 586 2355 659 3600
Het voor een koopstarter bestaande betaalbare aanbod van woningen bestaat dus in hoofdzaak uit huurwoningen, die gehuurd/bewoond worden door de doelgroep van starters of mensen uit de primaire doelgroep. Het voor een starter beschikbare aanbod van bestaande betaalbare koopwoningen bedraagt in Sliedrecht per 1 januari 2008 413, bestaande uit 230 eengezinswoningen, 69 meergezinswoningen met lift en 114 meergezinswoningen zonder lift. Op dit moment staan er 2 woningen te koop in deze prijscategorie. (Bron: www.startmakelaar.nl, 20 november 2008). In de praktijk valt het aanbod c.q. de beschikbaarheid van bestaande betaalbare koopwoningen voor de starters dus tegen. Niet alleen de economische situatie heeft invloed op de verhuisbereidheid van starters, maar ook de mogelijkheid tot doorstroming naar de volgende stap in hun wooncarrière. Wanneer een starter alleen met veel hulp een starterswoning heeft kunnen kopen, is het voorts de vraag of hij ook de volgende stap kan maken, zonder starterslening en/of koopgarant. Ook het reële toekomstig woningaanbod voor starters is beperkt te noemen. Voor het einde van 2008 zal vooralsnog uitsluitend bouwvergunning kunnen worden afgegeven voor de realisering van 10 starterswoningen op de Van Drunenlocatie. Samen met 16 woningen voor de ASVZ zullen ter plaatse 10 starterswoningen (appartementen) worden gebouwd die door middel van Koopgarant door Tablis Wonen in de markt zullen worden gezet. Om deze woningen op deze wijze voor een bedrag van € 140.000 kosten koper aan de starter te kunnen verkopen draagt ook de gemeente aan de financiering van deze woningen een bedrag per woning bij.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
10
4.6. Beperkt aanbod betaalbare koopwoningen voor starters vraagt om creatieve oplossingen Uitgaande van de veronderstelling dat een woning van ca. € 140.000 financieel haalbaar zou moeten kunnen zijn voor een starter met een bruto jaarinkomen van tenminste € 33.000, moet wel beseft worden dat het aantal beschikbare woningen met een dergelijke koopprijs € 140.000 beperkt is. Om de starter een voldoende aanbod te kunnen bieden zijn extra maatregelen nodig. Het betaalbaar maken van een koopwoning voor een starter is van twee kanten te benaderen. Enerzijds kan gedacht worden aan het treffen van maatregelen met als doel starters voldoende woningen te kunnen aanbieden met een koopsom van circa € 140.000 k.k. Anderzijds kan gedacht worden aan het treffen van maatregelen met als doel een starter in staat te stellen op een verantwoorde wijze ook een duurdere koopwoning te kunnen kopen. De voorkeur gaat in principe uit naar de maatregelen die tot doel hebben om starters voldoende woningen te kunnen aanbieden met een koopsom van circa € 140.000 k.k. Deze verwervingsprijs wordt door vele elementen bepaald, waaronder de marktwaarde van de woning, het type woning en de locatie van de woning. De koopprijs wordt gevormd door de markt. Is er veel vraag stijgen de prijzen, is er weinig vraag naar woningen, dan dalen de prijzen. Genoemde grens van € 140.000 kk wordt gehanteerd om overkreditering van de koper(s) te voorkomen. Bij nieuwbouwwoningen spelen elementen als bouwkosten, grondprijzen, uitvoering van de woning een rol in de prijsbepaling. Hierbij is erg belangrijk wie de eigenaar van de grond is, omdat deze positie invloed geeft op de prijsbepaling. Zo kan een gemeente die bouwgrond in eigendom heeft afdwingen dat er goedkope woningen worden gebouwd. Ook kan de gemeente er voor kiezen de grond voor een laag bedrag ter beschikking te stellen onder voorwaarde dat een bepaald type woning wordt gebouwd. De gemeente Sliedrecht heeft niet of nauwelijks bouwgrond in eigendom, dus die optie is in Sliedrecht nauwelijks aan de orde. 4.7.
Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor starters
4.7.1 Vergroten betaalbaar woningaanbod middels verkoop bestaande huurwoningen Een groot deel van de woningen in Sliedrecht heeft een WOZ-waarde van minder dan € 163.000 (bron: WOZ 2008). Deze groep woningen is voor een aanzienlijk deel in eigendom bij Tablis Wonen. Tablis Wonen kent al jaren beleid dat zittende huurders van bepaalde woningen (zoals de woningen in de Hofjesbuurt, Koningsweer e.o., Sperwerstraat en de Crayenstein) hun woning kunnen kopen met 10% korting op de getaxeerde waarde. Met ingang van 1 januari 2009 moet dit aanbod ook gaan gelden voor andere huurders van Tablis Wonen. Van de bestaande huurwoningen van Tablis Wonen waren met name de woningen aan de Crayenstein en de Sperwerstraat geschikt voor starters. Van het gehele complex aan de Crayenstein van 316 woningen heeft Tablis Wonen er inmiddels 303 verkocht. De nog resterende 13 huurwoningen zullen na vertrek van de zittende huurder verkocht worden. Al diverse starters hebben met behulp van een starterslening in dit complex hun eerste woning kunnen kopen. Van het complex aan de Sperwerstraat, bestaande uit 80 woningen, zijn er inmiddels 61 verkocht. Tablis Wonen heeft geruime tijd geleden besloten om ook het resterende deel van de Sperwerstraat te gaan verkopen bij mutatie. Na vertrek van de zittende huurders zullen er nog maximaal 19 woningen beschikbaar komen voor de verkoop. De marktconforme koopsom van een 10-hoogflat aan de Sperwerstraat bedraagt ongeveer € 140.000 (kk) (afhankelijk van de locatie en staat van de woning). Wel kunnen de redelijk hoge maandelijkse VVE-lasten een probleem vormen. Hierbij moet echter de kanttekening worden gemaakt dat een deel van deze lasten vaste lasten betreffen, zoals warm water en verwarming. Anderzijds wordt door middel van het sparen van de VVEbijdrage gebouwd aan een financiële reserve voor onderhoud van de woning. Inmiddels zijn tenminste drie van deze woningen met een starterslening gefinancierd.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
11
In de Oude Uitbreiding West zullen 10 woningen gerenoveerd worden en vervolgens als starterswoningen worden verkocht. Door middel van koopgarant wordt de aanschafprijs van deze woningen op het bedrag van € 140.000 gebracht. 4.7.2 Nieuwbouwmogelijkheden starterswoningen op gemeentegrond Binnen de bebouwde kom bevindt zich vooralsnog slechts één locatie in eigendom van de gemeente, die zich leent voor de bouw van starterswoningen. Het betreft de locatie Van der Wiel aan de Kerkbuurt. Onderzocht wordt tevens of het mogelijk is om in het project Benedenveer ca 20 sociale huur/koopwoningen te realiseren, waarvan een deel voor starters bestemd zou kunnen worden. Ook de bouw van starterswoningen op gemeentegrond zal in principe uitsluitend mogelijk zijn middels een financiële bijdrage in de bouwkosten van de gemeente dan wel door geheel of gedeeltelijk af te zien van het in rekening brengen van de reële grondprijs. Ter voorkoming dat het hiermee door een starter te verkrijgen voordeel uitsluitend aan hem toekomt en blijft voorbehouden, zal dit alles gecombineerd moeten worden met een passende juridische en financiële constructie. Hiervoor zal mogelijk een beroep gedaan kunnen worden op de ‘Stimuleringsreserve voor de woningbouw’ en/of de gelden die de gemeente nog heeft uitstaan bij de SVn’. 4.7.3 Nieuwbouwmogelijkheden starterswoningen niet op gemeentegrond Voor het einde van 2008 zal naar verwachting een bouwvergunning worden afgegeven voor de realisering van 10 starterswoningen op de locatie Van Drunen. Samen met 16 woningen voor de ASVZ zullen ter plaatse 10 starterswoningen (appartementen) worden gebouwd die door middel van Koopgarant door Tablis Wonen in de markt zullen worden gezet. Om deze woningen op deze wijze voor een bedrag van € 140.000 kosten koper aan de starter te kunnen verkopen draagt de gemeente aan de financiering van deze woningen een bedrag van € 10.000 per woning bij. Hiervoor is al geld gereserveerd, ten laste van de stimuleringsreserve. In Baanhoek-West zullen voorts in opdracht van Tablis Wonen sociale koopwoningen worden gerealiseerd. 14 van deze woningen zullen met behulp van Koopgarant als starterswoning in de markt gezet worden voor een prijs van ca. € 165.000. Met behulp van de starterslening komen ook deze woningen uit op een verwervingsbedrag van ca. € 135.000 – 140.000. 4.7.4 Planconcepten voor goedkoper bouwen (lagere bouwkosten); Dit is een fraaie optie, vooral wanneer er sprake is van zelfwerkzaamheid. Het voordeel van een goedkopere woning ligt dan bij de persoon die er veel eigen werk in heeft gestopt. Dit zou een oplossing voor een kleine groep mensen kunnen zijn, maar geen structurele oplossing voor starters. Niet alleen heeft lang niet iedereen de benodigde gouden handjes, maar ook hier slaat de stijging van de marktwaarde voor de tweede koper weer toe (hoewel in deze variant de winst terecht komt bij degene die de winst heeft gecreëerd, dit in tegenstelling tot woningen met een lage/geen grondprijs). Tot op heden zijn hiervan nog geen (geslaagde) voorbeelden te noemen in Sliedrecht. 4.7.5 Verbouw van bestaande (bedrijfs)gebouwen tot starterswoningen; Het verbouwen van bestaande bedrijfspanden is een veelgenoemde optie die echter mooier klinkt dan zij is. Realiteit is dat bij het ombouwen van een bedrijfspand naar woningen er voldaan moet worden aan de eisen van het geldende bouwbesluit. Hierbij moet met name gedacht worden aan eisen op gebied van brandveiligheid en isolatie, maar ook bepalingen met betrekking tot bijvoorbeeld de plafondhoogte kunnen roet in het eten gooien. Uitvoerig onderzoek voordat er geïnvesteerd wordt is dan ook zeer aan te bevelen. Inmiddels is “De Korf” verbouwd in een zestal woningen die kaal worden opgeleverd. Daarnaast wordt thans onderzocht of in de Blauwe School een viertal starterswoningen gerealiseerd zouden kunnen worden. De Blauwe School is nog eigendom van de ASVZ, maar zal naar verwachting eigendom worden van een projectontwikkelaar en/of bouwbedrijf. De realisering hiervan is overigens alleen reëel te achten, indien de hiervoor te maken verbouw- c.q. restauratiekosten niet te duur zullen uitvallen dan wel hiervoor een passende bijdrage kan worden ontvangen.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
12
Een gemeentelijke bijdrage met als doel enerzijds vier starterswoningen te realiseren en anderzijds een historisch pand te behouden zou hiervoor een oplossing zijn. Ook deze woningen zullen dan middels een passende juridische en financiële constructie verkocht moeten worden, bijvoorbeeld met ‘koopgarant’, ten einde deze starterswoningen ook beschikbaar c.q. betaalbaar te houden voor een volgende generatie starters 4.7.6 Koopgarant Koopgarant is een financiële constructie waarbij een starter een woning met korting koopt van een projectontwikkelaar, bouwer, woningbouwcorporatie en/of gemeente. De starter krijgt het in mindering gebrachte bedrag natuurlijk niet cadeau. Als de woning verkocht wordt, betaalt de starter de korting terug. Blijkt bij de verkoop dat er ook nog een overwaarde is, dan wordt die volgens een van tevoren afgesproken verdeelsleutel tussen de verkoper en de starter verdeeld. Een eventueel verlies wordt ook gedeeld. Koopgarant biedt starters op de huizenmarkt een mooie gelegenheid een woning te kopen, die anders misschien buiten hun financiële bereik zou vallen. Indien je wenst dat een starterswoning ook beschikbaar blijft voor de volgende generatie potentiële koopstarters, kan hierbij bepaald worden dat de starter de woning verplicht is deze bij verkoop eerst aan de oorspronkelijke verkoper te koop aan te bieden. Koopgarant is een maatwerkregeling. Per complex en zelfs per contract kan een andere afspraak gemaakt worden omtrent korting, onderhoud en terugkoopgarantie en/of – plicht. Het is derhalve nog niet te zeggen hoe de regelingen er exact uit gaan zien. Tablis Wonen is hier volop mee bezig. Een mogelijk voorbeeld is: Stel een woning kost € 170.000,-- vrij op naam. Een woningbouwcorporatie koopt de woning voor € 170.000 en verkoopt de woning door aan een starter voor een lager bedrag, bijvoorbeeld € 140.000. In het koopcontract kan dan worden opgenomen, dat de koper de woning moet terugverkopen aan de woningbouwcorporatie tegen de dan vast te stellen taxatiewaarde. Het verschil in opbrengst (zowel winst als verlies) wordt volgens een bepaalde sleutel verdeeld tussen koper en verkoper. De volgende starter kan de woning nu weer tegen een verlaagde prijs kopen. Het voordeel van deze wijze van verkopen is dat alle opvolgende kopers het voordeel van de relatief lage aankoopprijs hebben, terwijl ze toch tot op zekere hoogte meedelen in de waardestijging. Het is niet één starter, de eerste koper, die er met `de winst vandoor gaat`, maar meerdere generaties van starters krijgen zo de gelegenheid hun eerste huis tegen een redelijke prijs te kopen. Meer informatie is te vinden op www.koopgarant.com. 4.7.7. Conclusies De mogelijkheden om het aanbod van betaalbare starterswoningen te vergroten middels de verkoop van bestaande huurwoningen is beperkt. Na mutatie zullen in de naaste toekomst door Tablis Wonen aan de Crayenstein en de Sperwerstraat vooralsnog slechts respectievelijk 13 en 19 huurwoningen als starterswoning worden verkocht. De mogelijkheden om te komen tot de bouw van nieuwe betaalbare starterswoningen op gemeentegrond dan wel grond van derden zijn ook in meerdere opzichten beperkt te noemen. In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat de in bestaand stedelijk gebied hiervoor geschikt te achten en te maken ruimte fysiek beperkt is te noemen. Indien de fysieke ruimte hiervoor wel beschikbaar is of komt, vormen de voor de bouw van de starterswoningen te maken reële bouwkosten veelal een serieus probleem. De bouw van betaalbare starterswoningen is in principe uitsluitend mogelijk met een financiële bijdrage in de te maken bouwkosten van de gemeente, woningbouwcorporatie en/of derden. Bijvoorbeeld door bij de bouw van een starterswoning geheel of gedeeltelijk af te zien van het in rekening brengen van de grondprijs. Om te voorkomen dat het hiermee door een starter te verkrijgen voordeel uitsluitend aan hem toekomt en blijft voorbehouden, zal dit alles dan gecombineerd moeten worden met een passende juridische en financiële constructie, bij voorkeur met koopgarant.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
13
Het voordeel van het verkopen met een koopgarantconstructie is dat alle opvolgende koopstarters het voordeel van de relatief lage aankoopprijs hebben, terwijl ze toch tot op zekere hoogte meedelen in de waardestijging. Het is niet één starter, de eerste koper, die er met `de winst vandoor gaat`, maar meerdere generaties van starters krijgen zo de gelegenheid hun eerste huis tegen een redelijke prijs te kopen. Wanneer de gemeente er voor kiest bij te dragen in de Koopgarantconstructie, ontstaat ook de mogelijkheid te sturen op de kopers. Een gemeente mag geen bindingseisen stellen, een woningbouwcorporatie wel. Door nu de gelden beschikbaar te stellen onder de voorwaarde dat eerst Sliedrechtse starters aan bod komen, kan dit eventueel gerealiseerd worden De gemeente zal per project bezien of door middel van een financiële bijdrage in de exploitatie meer starterswoningen zijn te realiseren. Voor de financiering van deze bijdrage in de realisering van nieuwe starterswoningen zal mogelijk een beroep gedaan kunnen worden op de ‘Stimuleringsreserve voor de woningbouw’ en/of de gelden die de gemeente nog heeft uitstaan bij de SVn’. 4.8
Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters
4.8.1. Starterslening Sinds februari 2007 verstrekt de gemeente Sliedrecht startersleningen aan inwoners van Sliedrecht die aan een aantal eisen voldoen (oa. leeftijd tussen de 21 en 35 jaar, het aan te schaffen huis moet zich in Sliedrecht bevinden, NHG-garantie, niet eerder een huis in eigendom gehad hebben). Een starterslening kan gebruikt worden om het gat tussen de hypotheek die de starter op basis van zijn inkomen kan krijgen en de koopsom van de woning te overbruggen. Bij de aanvraag wordt door de SVn onderzocht hoeveel hypotheek een starter kan krijgen met behoud van de Nationale Hypotheekgarantie. Daarboven kan hij onder voorwaarden en op een financieel verantwoorde wijze nog een starterslening ontvangen. De starterslening bedraagt maximaal € 30.000. Gedurende de eerste 3 jaar is deze lening rente- en aflossingsvrij. Daarna wordt bezien of de starter wel zijn rente/aflossing kan betalen. Indien nodig kan de starterslening aansluitend nogmaals voor meerdere periodes van 3 jaar rente- en aflossingvrij worden voortgezet tot maximaal 30 jaar. Indien mocht blijken dat een starter bijvoorbeeld na 3 jaar wel zelf de rente en aflossing kan betalen, vormt de relatief hoge rente en het gegeven dat de starterslening een annuïteitenlening is een prikkel voor de starter om zijn starterslening zo spoedig mogelijk volledig af te lossen dan wel elders te herfinancieren. Veel starters laten hun eerste hypotheek hoger inschrijven, zodat de starterslening, zodra er rente en aflossing betaald moeten worden, in een keer kan worden afgelost en onder de eerste hypotheek kan worden gebracht. Tussentijdse aflossing kan altijd en is kosteloos. Hiermee komt het geld van de lening weer beschikbaar voor de volgende starter. Voorbeeld: Een starter heeft een woning op het oog die € 150.000 (inclusief kk) kost. Hij/zij kan een hypotheek met NHG krijgen van € 125.000. De starter kan dan een starterslening krijgen van € 25.000. De starterslening bedraagt maximaal € 30.000 en is de eerste 3 jaar rente- en aflossingsvrij. Daarna wordt bezien of de starter wel zijn rente/aflossing kan betalen. Het saldo van VROM Startersfonds van de gemeente Sliedrecht bedraagt per 31 december 2008 € 364.503,78. Van iedere verleende starterslening betaalt VROM de helft. VROM heeft hiervoor een bedrag van € 42 miljoen beschikbaar gesteld aan de SVn. Zolang het VROM-geld beschikbaar is, kan de gemeente Sliedrecht nog ca. 25 startersleningen verstrekken. Met het oog op de vele bouwprojecten die op korte termijn worden opgeleverd zal als gevolg van de doorstroming vermoedelijk meer geld nodig zijn voor het kunnen blijven verstrekken van startersleningen. De Stimuleringregeling voor de woningbouw biedt ook hier mogelijkheden. Op de langere termijn kunnen de leningen worden gefinancierd door afgeloste startersleningen.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
14
4.8.2. Koopsubsidie Koopsubsidie is een maandelijkse belastingvrije bijdrage in de hypotheeklasten, die verstrekt wordt door VROM (Senternovem). De hoogte van deze bijdrage hangt onder andere af van het toetsinkomen. Bij het bepalen van het toetsinkomen wordt naast het bruto jaarinkomen van de aanvrager ook het bruto jaarinkomen van de eventuele medebewoner meegeteld. Het toetsinkomen wordt bepaald aan de hand van werkgeversverklaringen. Voor de Koopsubsidie gelden in ieder geval de volgende voorwaarden: 18 jaar of ouder niet eerder een koopwoning in eigendom gehad of bewoond in de drie jaar die voorafgaand aan de aankoop van de woning. de woning wordt door de starter zelf bewoond; het vermogen over 2008 is niet hoger dan € 20.315 (en niet hoger dan € 40.630 als er een tweede bewoner is); de koopsom mag niet meer bedragen dan € 163.625 de hypotheek mag niet meer bedragen dan € 176.715; NHG is verplicht; een rentevaste periode van ten minste 10 jaar voor de hypotheek; Nog meer informatie vindt u op www.koopsubsidie.nl 4.8.3. Aanpassingen in de hypotheek Ook de banken hebben een open oor voor de startersproblematiek. De Rabobank bijvoorbeeld ontwikkelde nieuwe vormen van hypotheken, waardoor de starter een hoger bedrag kan lenen dan zijn inkomen op het moment van aangaan van de hypotheek rechtvaardigt: de Springplank-hypotheek is een speciale hypotheek waarbij op een speciale manier de eerste jaren wordt bijgedragen aan de maandlasten uit een fonds waaraan ondermeer corporaties bijdragen; bij de Generatiehypotheek staan de ouders garant voor een deel van de maandlasten of dragen daadwerkelijk bij aan de maandlasten. Ook nu kan de starter meer hypotheek krijgen dan zijn inkomen op moment van aankoop van de woning eigenlijk dragen kan. 4.8.4 Tarieven hypotheekverstrekkers, makelaars en notarissen Een niet onaanzienlijk deel van de bijkomende kosten betreft kosten voor het inschakelen van een makelaar, hypotheekverstrekker en -tussenpersoon, notaris en taxateur. Deze kosten zijn over het algemeen onderhandelbaar, maar lang niet iedereen realiseert zich dat, of durft daar gebruik van te maken. Onderzocht zal worden of het mogelijk is dat genoemde partijen aangepaste tarieven hanteren voor starters, om hiermee de bijkomende kosten te beperken. De gemeente neemt de inspanningsverplichting op zich om in overleg met makelaars, notarissen en banken de gebruikelijke tarieven zo laag mogelijk te krijgen. 4.8.5 Eigen geld of geld van ouders Uiteraard kan ook gekozen worden voor de ouderwetse oplossing van sparen. Door te sparen kan een startkapitaal worden gevormd, waarmee een lagere hypotheek nodig is (of de inrichting kan worden betaald, zodat er niet extra geleend hoeft te worden). Het zo goed als schuldenvrij zijn is een eerste voorwaarde om een zo hoog mogelijke hypotheek te kunnen krijgen. Ook de belastingdienst denkt met de starter mee. Ouders mogen hun kinderen tussen de 18 en 35 jaar eenmalig een bedrag van € 22.379 (2008) schenken zonder dat er schenkingrecht verschuldigd is. Meer schenken kan ook, maar dan is er belasting verschuldigd over het meerdere. (bron: www.belastingdienst.nl)
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
15
4.8.6 Conclusies Het aanbod van bestaande betaalbare koopwoningen is beperkt. In de woningbouwplannen voor de periode tot 2015 zijn eveneens weinig betaalbare nieuwbouwwoningen voor starters voorzien. Dit houdt in dat koopstarters in hoofdzaak zijn en blijven aangewezen op het duurdere segment. Hiervoor zijn maatregelen nodig die starters in staat te stellen op een verantwoorde wijze ook een duurdere koopwoning te kunnen kopen. Het instrument van de zogenaamde starterslening is hiervoor inmiddels uitermate geschikt gebleken. Het is essentieel dat voor het in stand houden en mogelijk zelfs uitbreiden van de startersregeling nu en in de toekomst de benodigde gelden worden gereserveerd. Op dit moment zijn 14 startersleningen verstrekt en zouden op basis van de huidige inzichten en spelregels nog circa 22 startersleningen kunnen worden verstrekt Het instrument van de zogenaamde koopsubsidie is vooralsnog onbekend gebleken. Onderzocht zal moeten worden op welke wijze ook dit instrument naast dan wel aanvullend aan de starterslening optimaal benut kan worden. Naast de verstrekking van startersleningen is de gemeente voornemens om per project te onderzoeken of door een bijdrage in de exploitatie (meer) starterswoningen kunnen worden gerealiseerd. Aan deze bijdrage zullen wel de nodige eisen worden gekoppeld, zoals het gebruik van koopgarant, om de beschikbaarheid van de woning voor starters te garanderen. De doelgroep voor de starterswoning is, jawel, de Sliedrechtse Starter. Dit is een persoon die tussen de 21 en 35 jaar is en woonachtig in Sliedrecht. Ook de Sliedrechter die elders is gaan studeren en nu weer terug wil naar Sliedrecht behoort tot de doelgroep, maar dient aan te tonen dat hij in de afgelopen 10 jaar tenminste 5 jaar in Sliedrecht heeft gewoond. Deze voorwaarden gelden overigens alleen als de gemeente een bedrag heeft bijgedragen in de exploitatie. Door middel van Koopgarant wordt gegarandeerd dat de korting niet alleen aan de eerste starter ten goede komt, maar ook aan daaropvolgende starters. Een en ander zal in de overeenkomst met Tablis wonen nader worden uitgewerkt. Overigens is de combinatie van een financiële bijdrage en de Koopgarant-constructie essentieel. Mocht na 6 maanden nog geen Sliedrechtse starter gevonden zijn die de starterswoning wil en/of kan kopen, zal de woning aan starters van buiten Sliedrecht worden aangeboden. Deze starters komen overigens niet in aanmerking voor een starterslening.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
16
Hoofdstuk 5 5.1
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies
5.1.1 Aantal potentiële starters en doorstarters per jaar Jaarlijks zoeken ca 100 nieuwe starters op de Sliedrechtse woningmarkt hun weg. Hun belangstelling gaat uit naar huur- en koopwoningen. In eerste instantie hebben de starters vooral belangstelling voor de huurmarkt, maar naar mate zij ouder worden gaat hun belangstelling meer en meer uit naar een koopwoning. Daarnaast komen er jaarlijks nog 35 huurders, de zogenaamde doorstarters, op de markt die alsnog voor het eerst een (betaalbare) koopwoning wensen. 5.1.2 Huisvestingsmogelijkheden voor huurstarters Onder een huurstarter wordt verstaan iedereen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die in Sliedrecht woonachtig is en op zoek is naar een eerste huurwoning. Hierbij kunnen voorts worden onderscheiden de huurstarters in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar en de huurstarters in de leeftijd van 23 tot en met 34 jaar. Dit onderscheid wordt gemaakt, omdat een aantal huurwoningen specifiek zijn aangewezen voor de huisvesting van huurstarters in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat huurstarters in principe binnen een redelijke termijn over een zelfstandige huurwoning kunnen beschikken. Het aanbod hiervoor is ruim, maar bestaat in hoofdzaak uit kleine portiek- en flatwoningen, met een-, twee of drie kamers. Doordat 334 huurwoningen specifiek zijn aangewezen voor de huisvesting van de huurstarter in de leeftijd van 18 tot en met 22 en deze groep woningzoekenden relatief beperkt is, kan met name deze jongere huurstarter vrij snel aan een woning komen. Voor de groep huurstarters van 23 jaar en ouder is het weliswaar moeilijker om aan een huurwoning te komen, maar ook hier geldt dat wanneer de wensen niet al te bijzonder zijn, men vrij vlot aan een woning kan komen. Om binnen een redelijke termijn aan een woning te komen is het verstandig dat een jongere die van plan is te zijner tijd een woning te gaan huren zich vanaf zijn 18e jaar inschrijft als woningzoekende. Het gebruik van een wachtlijst door Vestia biedt ook huurstarters die niet vanaf hun 18e in Sliedrecht hebben gewoond voldoende gelegenheid toch nog redelijk vlot aan een woning te komen. De gemiddelde tijd dat men op deze wachtlijst staat bedraagt ca. 1 jaar. 5.1.3 Beperkte huisvestingsmogelijkheden voor koopstarters Onder een koopstarter wordt hier verstaan de persoon in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die in Sliedrecht woonachtig is en op zoek is naar zijn eerste koopwoning. Onder een koopstarter wordt ook verstaan de Sliedrechtse huurder in de leeftijd van 18 tot 35 jaar, die op zoek is naar zijn eerste koopwoning. De problemen met betrekking tot de huisvestingsmogelijkheden van starters doen zich met name voor in de koopsector. Over het algemeen kan worden gesteld dat het bestaande en toekomstige woningaanbod te weinig betaalbare starterswoningen heeft. Kortom de aandacht dient zich primair te richten op de starters die op zoek gaan naar hun eerste betaalbare koopwoning. 5.1.4 Creatieve oplossingen benodigd voor vergroten huisvestingsmogelijkheden koopstarters Uitgaande van de aanname dat een woning van ca. € 140.000 kosten koper (k.k.) financieel haalbaar zou moeten zijn voor een starter met een bruto jaarinkomen van tenminste € 33.000, moet worden vastgesteld dat het aantal beschikbare woningen met een koopprijs € 140.000 (k.k.) beperkt is. Om de starter een voldoende aanbod te kunnen bieden zijn extra maatregelen nodig of moet gezocht moeten worden naar creatieve oplossingen. Het betaalbaar maken van een koopwoning voor een starter is van twee kanten te benaderen. Enerzijds kan gedacht worden aan het treffen van maatregelen met als doel starters voldoende woningen te kunnen aanbieden met een koopsom van circa € 140.000 k.k. Anderzijds kan gedacht worden aan het treffen van maatregelen met als doel een starter in staat te stellen op een verantwoorde wijze ook een duurdere koopwoning te kunnen kopen.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
17
5.1.5 Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor koopstarters De mogelijkheden om het aanbod van betaalbare starterswoningen te vergroten middels de verkoop van bestaande huurwoningen is beperkt. Na mutatie zullen in de naaste toekomst door Tablis Wonen aan de Crayenstein en de Sperwerstraat vooralsnog slechts respectievelijk 13 en 19 huurwoningen als starterswoning worden verkocht. De mogelijkheden om te komen tot de bouw van nieuwe betaalbare starterswoningen op gemeentegrond dan wel grond van derden zijn in de eerste plaats beperkt te noemen, omdat hiervoor in bestaand stedelijk gebied fysiek vooralsnog weinig tot onvoldoende mogelijkheden bestaan. Indien de fysieke ruimte hiervoor wel beschikbaar is dan wel beschikbaar komt, vormen de voor de bouw van de starterswoningen te maken reële bouwkosten veelal een serieus probleem. De bouw van betaalbare starterswoningen is in principe uitsluitend mogelijk met een financiële bijdrage in de te maken bouwkosten van de gemeente, woningbouwcorporatie en/of derden. Om te voorkomen dat het hiermee door een starter te verkrijgen voordeel uitsluitend aan hem toekomt en blijft voorbehouden, zal dit alles gecombineerd moeten worden met een passende constructie, bij voorkeur met koopgarant. Het voordeel van het verkopen met een koopgarantconstructie is dat alle opvolgende koopstarters het voordeel van de relatief lage aankoopprijs hebben, terwijl ze toch tot op zekere hoogte meedelen in de waardestijging. Het is niet één starter, de eerste koper, die er met `de winst vandoor gaat`, maar meerdere generaties van starters krijgen zo de gelegenheid hun eerste huis tegen een redelijke prijs te kopen. De gemeente is voornemens om bijdragen in de exploitatie te gaan verstrekken om de verkoop van starterswoningen mogelijk te maken. De hoofdvoorwaarde hierbij is het gebruik van Koopgarant om de langdurige beschikbaarheid voor de starter te kunnen garanderen. Daarnaast zullen eisen gesteld worden aan de koper van de woning, met name “woonachtig in Sliedrecht”, dan wel in de afgelopen 10 jaar tenminste 5 jaar in Sliedrecht te hebben gewoond. Pas wanneer de woning na zes maanden nog niet is verhuurd, kan de starterswoning ook aan andere starters worden verkocht. 5.1.6 Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters Het aanbod van bestaande betaalbare koopwoningen is beperkt. In de woningbouwplannen voor de periode tot 2015 zijn eveneens weinig betaalbare nieuwbouwwoningen voor starters voorzien. Dit houdt in dat koopstarters in hoofdzaak zijn en blijven aangewezen op het duurdere segment. Hiervoor zijn maatregelen nodig die starters in staat te stellen op een verantwoorde wijze ook een duurdere koopwoning te kunnen kopen. Het instrument van de zogenaamde starterslening is hiervoor inmiddels uitermate geschikt gebleken. Het is essentieel dat voor het in stand houden en mogelijk zelfs uitbreiden van de startersregeling nu en in de toekomst de benodigde gelden worden gereserveerd. Op dit moment zijn 12 startersleningen verstrekt en zouden op basis van de huidige inzichten en spelregels nog circa 24 startersleningen kunnen worden verstrekt Het instrument van de zogenaamde koopsubsidie is vooralsnog onbekend gebleken. Onderzocht zal moeten worden op welke wijze ook dit instrument naast dan wel aanvullend aan de starterslening optimaal benut kan worden. Er zijn gemeenten die het gebruik van koopsubsidie “verplichten” voor woningen die goedkoper zijn dan € 163.625 (inclusief kosten koper). In deze gemeenten kan pas gebruik gemaakt worden van een starterslening, wanneer de woning duurder is dan € 163.625 (inclusief kosten koper). Het gebruik van de starterslening wordt hiermee beperkt. Vervolgens kan overwogen worden om de regeling van de starterslening van de gemeente Sliedrecht hier ook op aan te passen, bij voorbeeld door het instellen van een ondergrens van bijvoorbeeld € 163.625 en het verhogen van het maximale aankoopbedrag (inclusief kosten koper) tot bij voorbeeld € 230.000. Koopsubsidie kan sinds kort wel samen met Koopgarant, maar niet samen met de starterslening worden gebruikt.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
18
5.2
Aanbevelingen
5.2.1 Huisvestingsmogelijkheden voor huurstarters Om binnen een redelijke termijn aan een woning te komen is het verstandig dat een jongere die van plan is te zijner tijd een woning te gaan huren zich vanaf zijn 18e jaar inschrijft als woningzoekende. Op deze wijze spaart hij het maximale aantal punten. Zo kan een jeugdige woningzoekende op zijn 23e jaar al 65 punten hebben vergaard. Uit de verantwoording van Stichting Woonkeus blijkt dat voor 17-25 punten (zeg maar 2 jaar inschrijfduur) een woning in de 10-hoog flats te huren is. Een eengezinswoning “kost” echter gemiddeld 40 punten, met uitschieters tussen de 20 en 120 punten. Geadviseerd wordt om jongeren over het belang van het zich tijdig inschrijven als woningzoekende actief en voortdurend te informeren. Voorstel 1:
5.2.2
In de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen afspraken te maken omtrent het verstrekken van voorlichting aan de Sliedrechtse jongeren over hun belang bij het tijdig inschrijven als woningzoekende.
Nieuwe huisvestingsmogelijkheden voor koopstarters
Voorstel 2
In de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen afspraken te maken over het te koop aanbieden van bestaande huurwoningen als koopwoning met koopgarant en/of starterslening in het algemeen en de navolgende huurwoningen in het bijzonder: Sperwerstraat/10-hoogflat 19 huurwoningen met of zonder koopgarant. Startersleningen mogelijk voor kopers Maisonnettes aan de Weren/13 huurwoningen met of zonder koopgarant. Startersleningen mogelijk voor kopers
Voorstel 3
In het overleg met Tablis Wonen is gesproken over een aantal projecten die de mogelijkheid bieden om starterswoningen te realiseren. Deze projecten moeten in de komende drie tot vier jaar gerealiseerd worden en liggen ondermeer in Baanhoek-West, Benedenveer, Kerkbuurt-Oost en de Oude Uitbreiding West. Dit betreffen zowel nieuwbouwwoningen als gerenoveerde woningen. De woningen kunnen door middel van Koopgarant op een prijs gebracht worden die door starters te betalen is, al dan niet met behulp van een starterslening of koop-sub sidie. Bestuurlijk en financieel de inspanningsverplichting aan te gaan om te komen tot de realisering van minimaal 20 starterswoningen en deze op te nemen in de nieuwe prestatieafspraken met Tablis Wonen.
Reeds toegezegd/krediet verleend 10 starterswoningen van Drunenlocatie 10 woningen Oude Uitbreiding West
€ 100.000 € 250.000 € 350.000
Te reserveren voor nog te realiseren projecten In totaal 20 woningen op de locaties Baanhoek-West, Benedenveer, en/of Kerkbuurt-Oost of bij overige initiatieven (20 x max. € 25.000) € 500.000 Totaal € 850.000
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
19
Voorstel 4:
Per project te onderzoeken op welke wijze koopwoningen door Tablis Wonen en/of de gemeente met koopgarant en/of een starterslening kunnen worden aangeboden aan starters tegen een prijs van minimaal € 140.000 kosten koper en wel op de volgende wijze: Met koopgarant de aankoopkosten maximaal te verlagen tot een bedrag van € 163.625 kosten koper. De bijdrage van de gemeente bij koopgarant te bepalen op maximaal € 25.000,-- per woning. Met een starterslening de aankoopkosten zo nodig verder te verlagen tot een bedrag van minimaal € 140.000,-- k.k.
5.2.3 Creatieve oplossingen voor vergroten betaalbaar woningaanbod voor koopstarters Voor de financiering van de reële bouwkosten van de nieuw te realiseren starterswoningen c.q. de mogelijkheid om hierin een bijdrage te verlenen een nader te bepalen bedrag te reserveren uit de ‘Stimuleringsreserve voor de woningbouw’. Om te voorkomen dat een hiermee door een starter te verkrijgen voordeel uitsluitend aan hem toekomt en blijft voorbehouden, zal dit alles gecombineerd moeten worden met de Koopgarant-constructie. . 5.2.4 Creatieve oplossingen voor vergroten financieringsmogelijkheden starters Geadviseerd wordt de mogelijkheden te onderzoeken voor een verdere optimalisering c.q. uitbreiding van de starterslening. Op dit moment (19 maart 2009) zijn er, er van uit gaande dat de bijdrage van VROM aan de verstrekte startersleningen gehandhaafd blijft, nog 24 leningen beschikbaar. Wanneer de bijdrage van VROM stopt, betekent dit dat het aantal (nog) te verstrekken leningen halveert. Op de langere termijn worden nieuw te verstrekken leningen ook gefinancierd middels de aflossing van de eerder verstrekte startersleningen. Geadviseerd wordt voorts om de mogelijkheden van de koopsubsidie voor starters nader te onderzoeken en de starters hierover ook actief te informeren. Om het instrument van koopsubsidie ook optimaal te benutten, wordt geadviseerd de regeling voor de starterslening in die zin aan te passen dat starters die een woning willen kopen van minder dan € 163.625 eerst een beroep moeten doen op de koopsubsidie. Een dergelijke aanpassing biedt mogelijk ook ruimte om de huidige grenzen van de starterslening te verleggen, bijvoorbeeld naar € 230.000 kk als bovengrens. Voorstel 5:
De verordening “Gemeenterekening VROM Starterslening” waarin de verstrekking van de starterslening is geregeld in die zin aan te passen, dat starters bij aankoop van woningen met een aankoopsom van € 163.625 en minder, eerst gebruik maken van de Koopsubsidie. Tevens te onderzoeken of de grenzen van de starterslening aangepast dienen te worden.
Voorstel 6:
In totaal een bedrag te reserveren ten laste van de Stimuleringsreserve voor de woningbouw ten behoeve van mogelijke bijdragen van maximaal € 25.000 per te realiseren starterswoning.
Huisvestingsmogelijkheden voor Starters in Sliedrecht
19 maart 2009
20
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan "Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate.
Samenvatting: Het bestemmingsplan regelt de partiële herziening van de bestemmingsplannen 'Landelijk gebied', 'Betuweroute', 'Baanhoek-West' en 'Westwijk II 1969' om de aanleg van de nieuwe hoofdaardgastransportleiding van Wijngaarden naar Zelzate mogelijk te maken.
Aanleiding: De Gasunie heeft het voornemen om tussen Wijngaarden en Zelzate een hoofdaardgastransportleiding te realiseren in combinatie met de bouw van een compressorstation nabij Wijngaarden. Het tracé over het grondgebied van de gemeente Sliedrecht maakt onderdeel uit van een groter project, het zogenoemde noord-zuidproject. Dit project moet een vergroting van het hoofdtransportnet door heel Nederland bewerkstelligen.
Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: Het bestemmingsplan "Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzete" regelt de gedeeltelijke herziening van de volgende bestemmingsplannen: - Bestemmingsplan Landelijk Gebied; - Bestemmingsplan Betuweroute; - Bestemmingsplan Baanhoek-West; - Bestemmingsplan Westwijk II 1969. Deze bestemmingsplannen krijgen een aanvullende regeling in de vorm van een dubbelbestemming Leiding-gas. De op de plankaart van de bovengenoemde bestemmingsplannen voor Leiding-gas aangewezen gronden worden - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 48 inch, een druk van ten hoogste 80 bar en een minimale diepteligging bij aanleg van 1,25 meter. Daarnaast wordt in de betreffende bestemmingsplannen de strafbepaling nader aangevuld, waarmee de overtreding van de aanlegregels met betrekking tot de gronden met de bestemmig Leiding-gas als een strafbaar feit wordt gezien. Met ingang van 7 november 2008 heeft het ontwerpbestemmingsplan "Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate" gedurende zes weken ter inzage gelegen.
Gedurende de termijn van terinzagelegging kon een ieder zijn of haar zienswijze omtrent het ontwerp schriftelijk kenbaar maken aan de gemeenteraad van Sliedrecht, Postbus 16, 3360 AA Sliedrecht. De terinzagelegging is tijdig kenbaar gemaakt in Het Kompas en de Staatscourant van 6 november 2008. In deze periode zijn er drie zienswijzen ingekomen, te weten: 1. Oasen NV, Postbus 122, 2800 AC Gouda; 2. E. Bieshaar, De Gorzen 11, 2964 AA Groot-Ammers en E. Bieshaar namens SurveyCom BV, Kubus 3, 3354 DG Sliedrecht; 3. M. van Vuren, Molendijk 107, 3361 EL Sliedrecht en M. van Vuren namens SurveyCom BV, Kubus 3, 3354 DG Sliedrecht. De zienswijzen zijn binnen de termijn ingediend en daarmee ontvankelijk. Voor de inhoud van de zienswijzen wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 6.3 van het vast te stellen bestemmingplan. Hierin zijn de zienswijzen integraal opgenomen en weerlegd. Paragraaf 6.3 uit het vast te stellen bestemmingsplan wordt geacht hier volledig te zijn herhaald en ingelast. De zienswijzen zijn beschreven, van commentaar voorzien en weerlegd. De twee laatstgenoemde zienswijzen zijn identiek en daarom als één zienswijze behandeld. Voor de inhoud van het commentaar en de weerlegging van de zienswijzen wordt verwezen naar de genoemde en hier herhaalde paragraaf 6.3 uit het bestemmingsplan. In de genoemde paragraaf wordt steeds aangegeven of en in hoeverre een zienswijze heeft geleid tot een wijziging of aanvulling van het ontwerpbestemmingsplan. Enkele onderdelen uit de zienswijzen hebben geleid tot een geringe wijziging of aanvulling van de toelichting van het bestemmingsplan. De raad wordt voorgesteld het bestemmingsplan op de betreffende onderdelen gewijzigd vast te stellen overeenkomstig de bij het in concept bijgevoegde raadsbesluit behorende en als zodanig te waarmerken ‘Staat van wijzigingen’. Financiële aspecten: Communicatie: Vervolgtraject: - In overeenstemming met artikel 3.8 lid 4 Wro het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zes weken na de vaststelling bekend maken, nadat het raadsbesluit langs elektronische weg aan gedeputeerde staten en de VROM-inspectie is verzonden. - De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de Staatscourant en Het Kompas plaatsen en op de website van de gemeente publiceren. - De kennisgeving langs elektronische weg verzenden aan de diensten en bestuursorganen als bedoeld in het artikel 3.8 eerste lid onder b Wro en de hierbij behorende stukken aan hen beschikbaar stellen. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn bij de Raad van State afloopt. Advies opiniërende bijeenkomst:
-2-
Voorgesteld besluit: Aan uw raad wordt voorgesteld conform het in concept bijgevoegde raadsbesluit : 1. het ontwerp van het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate” naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen te wijzigen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig te waarmerken ‘Staat van wijzigingen’; 2. het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate”, waarin de ‘Staat van wijzigingen’ is verwerkt, vast te stellen.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-3-
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht; overwegende dat het ontwerp van het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate” met ingang van 7 november 2008 gedurende zes weken ter visie heeft gelegen, waarbij een ieder ook in de gelegenheid is gesteld zijn of haar zienswijze omtrent het ontwerp binnen deze periode kenbaar te maken; Dat er drie zienswijzen zijn ingebracht. Dat deze zienswijzen tijdig schriftelijk kenbaar zijn gemaakt en daarom ontvankelijk zijn; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 maart 2009 en paragraaf 6.3 van het vast te stellen bestemmingsplan waarin de zienswijzen worden beschreven en van commentaar zijn voorzien; gelet op het bepaalde in artikel 3.8 lid 1 onder e van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit: 1. het ontwerp van het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate” naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen te wijzigen in overeenstemming met de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; 2. het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate”, waarin de ‘Staat van wijzigingen’ is verwerkt, vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier,
De voorzitter,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-4-
Staat van wijzigingen behorende bij de vaststelling van het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate” Bij de vaststelling van het bestemmingsplan “Partiële herziening van bestemmingsplannen voor de hoofdaardgastransportleiding Wijngaarden-Zelzate” worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen aangebracht. Toelichting De plantoelichting wordt op enkele punten gewijzigd of aangevuld. Het betreft de volgende punten: - In paragraaf 5.3 ‘Externe Veiligheid’ wordt de nummering van figuur 5 toegevoegd; - Bij de weergave van het provinciale beleid in paragraaf 4.2 wordt de Nota Wervel toegevoegd; - De gemeentenaam ‘Wijngaarden’ wordt veranderd in de gemeentenaam ‘Graafstroom’; - Er wordt aandacht besteed aan het kruisen van de drinkwatertransportleiding met het tracé van de hoofdaardgastransportleiding. Voorschriften Geen wijzigingen Plankaart Geen wijzigingen
-5-
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst van 30 maart 2009 WELZIJN EN ZORG NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN
1. 2. 3. 4. 5.
6.
Kleinschalige geweldsincidenten Stand van zaken Regionale nota gezondheidsbeleid Ondernemingsplan Drechtwerk 2009-2010 Vergaderstukken Bestuurscommissie Sociale Dienst van 2 februari en 2 maart 2009 Vergaderstukken van de vergadering van het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening, 18 februari 2009 Vergaderstukken van het Dagelijks en Algemeen Bestuur van het Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch van 27 november 2008 en 9 februari 2009
STELLER/BEHAN DELEND AMBTENAAR E. Kanters, 879 E. Kanters, 879 R. Zuidinga, 890 R. Zuidinga, 890 R. Zuidinga, 890
A. Raimond, 885
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 10 februari 2009
Onderwerp: Vaststellen van de Wachtlijstverordening Sociale Werkvoorziening.
Samenvatting: De gemeente Sliedrecht heeft met de gemeenten Dordrecht, Zwijndrecht, Papendrecht, Hendrik-IdoAmbacht, Alblasserdam, Nieuw Lekkerland en Graafstroom de uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorzineing (WSW) overgedragen aan het openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechteden (Drechtwerk). Het wachtlijstbeheer wordt uitgevoerd door het Regiebureau WSW dat evenals het bedrijf Drechtwerk deel uitmaakt van het Openbaar Lichaam. De plaatsing van geïndiceerde Wsw-ers vanf de wachlijst gebeurt tot nu toe op basis van het first in – first out principe (fifo). De wet schrijft dit voor en bepaalt dat hier van kan worden afgeweken bij gemeentelijke verordening. In overleg en in overeenstemming met de deelnemende gemeenten is in het Algemeen bestuur van Drechtwerk afgesproken volgens de bijgaande verordening af te wijken van het fifo principe. Dit omdat het beleid voor de onderkant van de arbeidsmarkt noodzaakt tot het aanwijzen van bepaalde voorkeursgroepen, met name jongeren met een Wajong od Wwb uitkering. Om die reden wordt nu aan de deelnemende gemeenten ter vaststelling een (identieke) verordening voorgelegd om de plaatsingsvolgorde met betrekking tot de wachtlijst WSW te gaan regelen. Aanleiding: Het wettelijk kader ten aanzien van de plaatsing van Wsw-geïndiceerden is per 1 januari 2008 veranderd. Voorheen gold dat het Sw-bedrijf de ruimte had om in een jaar diegenen die dat jaar voor plaatsing in aanmerking kwamen, op basis van beschikbaarheid van passend werk te plaatsen. De volgorde van de wachtlijst hoefde hierbij niet exact gevolgd te worden. Per 1 januari 2008 gaat de gemoderniseerde Wsw uit van het genoemde fifo principe. Bij eigen beleid dienen de gemeenten die hiervan willen afwijken een verordening op te stellen. De “sanctie” op het afwijken van hetzij fifo dan wel van de gemeentelijke volgorde, bij verordening vastgelegd, is dat personen die onterecht zijn gepasseerd op de wachtlijst een Sw-plaats kunnen opeisen. Het wettelijk principe is vastgelegd in artikel 12 lid 2 Wsw: “De gemeenteraad kan bij verordening regels vastleggen over de volgorde waarin de ingezetenen die op de wachtlijst zijn geplaatst voor een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking worden gebracht. Bij het ontbreken van een dergelijke verordening geldt de volgorde van plaatsing op de wachtlijst.” Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: Bij de overwegingen voor het maken van een keuze voor voorrangsbeleid of het fifo-principe voor wachtlijstbeleid is het van belang hoe de wachtlijsten van de gemeenten momenteel zijn samengesteld: - Op de wachtlijsten van de gemeenten Hendrik- Ido-Ambacht, Nieuw Lekkerland en Graafsroom staan momenteel geen of nauwelijks kandidaten die beschikbaar zijn om in een
-
-
-
Sw-betrekking te worden geplaatst. De gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht kennen, ook relatief , de meeste wachtenden en Dordrecht ook relatief de langste wachttijden. Sterke groei van de wachtlijst tussen 2003 en eind 2007. (meer dan verdubbeling) Sterke daling in 2008 als gevolg van opschoning en meer uitstroom (en dus extra plaatsingsmogelijkheden) bij Drechtwerk. Er is geen wezenlijke stagnatie ten aanzien van de instroom bij Drechtwerk als gevolg van competenties van kandidaten. Wel blijft het onderdeel begeleid werken wat achter bij de planning, wat deels ook te maken heeft met competenties van Wsw-geïndiceerden. De gemiddelde wachttijd is gedaald van 24 maanden medio 2007 naar 15 maanden medio 2008. De handicaps van wsw gerechtigden zijn voor 13% als ernstig geïndiceerd en 87% als licht tot matig. Landelijk is 22% als ernstig geïndiceerd. 25% van de mensen op de wachtlijst heeft een Wwb uitkering, 10% een WW, 20% Wao, 7% ZW en 10% een Wajong uitkering. 12 % is jonger dan 27 jaar.
Bovenstaande analyse van de wachtlijst staat het voeren van een voorrangsbeleid niet in de weg . Gelet op deze analyse van de wachtlijst en de inzet om de komende jaren verder te werken aan een integrale aanpak van beleid ten aanzien van de onderkant van de arbeidsmarkt is het zinvol om de plaatsingsmogelijkheden vanaf de wachtlijst flexibeler te maken. Zo wordt de WSW dan een van de instrumenten voor de uitvoering van arbeidsmarktbeleid. Binnen het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden bestaat de behoefte om de beschikbare middelen sneller te kunnen inzetten voor jongeren met een Wajong uitkering respectievelijk Wwb uitkering en Sw-ers die een voortraject volgen ter voorbereiding op de instroom in de Wsw. Daarnaast is vanuit de gemeenten aangegeven dat er behoefte bestaat aan een ontheffingsclausule voor bijzondere schrijnende situaties. Passend binnen de vastgestelde toekomst visie: De deelnemende gemeenten en het bestuur van Drechtwerk hebben in 2008 een toekomstvisie vastgesteld waarin als hoofddoel is vastgesteld de zogenaamde bewging van binnen naar buiten. Dat wil zeggen dat zoveel mogelijk Wsw-geindiceerden een aangepaste werkplek moeten krijgen binnen een reguliere werkomgeving. In de toekomstvisie is ook bepaald dat de WSW meer moet worden ingezet binnen een ketensamenwerking ( Sociale Dienst, UWV ) voor de onderkant van de arbeidsmarkt en daarom moet gaan aansluiten op het gemeentelijke beleid. Gezien dit laatste ligt het voor de hand een voorkeurspositie te regelen voor de doelgroepen hierboven genoemd. Daarnaast kan de beweging naar buiten worden gestimuleerd door ook voorrang te geven aan Sw-ers die begeleid kunnen gaan werken bij een reguliere werkgever. Doelgroepenprioritering kan beleidsmatig en/of financieel voordelen hebben mits per saldo uitsluiting van (andere) doelgroepen voorkomen wordt. De verwachting is dat vanuit de cliëntenparticipatie hier in de toekomst kritisch naar gekeken zal worden. Te lange uitsluiting kan worden voorkomen door de doelgroepenprioritering te verbinden aan een tijdslimiet. Dit is opgenomen in de verordening die nu voorligt. ( zie toelichting op de verordening artikel 3) Hoewel elke gemeente zijn eigen regels stelt, streven we er in GR verband naar om gemeenschappelijk beleid te voeren op de wachtlijst. Dit beleid moet enerzijds een verlengstuk zijn van het arbeidsmarktbeleid in de afzonderlijke gemeenten en anderzijds passen bij de toekomstvisie van de GR en de uitgangspunten voor het functioneren van het bedrijf Drechtwerk.
Financiële aspecten: --
Communicatie: Publicatie van het raadsbesluit Vervolgtraject: ---
Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit: We stellen uw raad voor om bijgaand ontwerp Wachtlijstverordening Sociale Werkvoorziening vast te stellen. Een toelichting op de verordening is bijgevoegd.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
WACHTLIJSTVERORDENING SOCIALE WERKVOORZIENING De raad van de gemeente Sliedrecht Gelezen: het voorstel van het college d.d. 10 februari 2009 Overwegende dat: •
artikel 12 lid 2 van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) aan de gemeenteraad de bevoegdheid toekent om bij verordening regels te stellen over de volgorde waarin de ingezetenen die op de wachtlijst zijn geplaatst een dienstverband op grond van deze wet krijgen aangeboden;
•
de gemeente Sliedrecht de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening heeft overgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (GR Drechtwerk);
•
het voor voornoemde samenwerking van belang is dat alle deelnemers van voornoemde Gemeenschappelijke regeling een eensluidende wachtlijstverordening vaststellen voor ingezetenen van de deelnemende gemeenten;
Gelet op: • •
artikel 12 lid 2 Wsw, artikel 23 van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtwerk, waarin is bepaald dat de uitvoering van de Wsw door het college is overdragen aan het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam;
b e s l u i t: vast te stellen de Wachtlijstverordening Sociale Werkvoorziening
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaat onder: 1. 2.
Wsw: Wet sociale werkvoorziening; Wsw-geïndiceerde: een persoon, die blijkens een indicatiebeschikking of een herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de Wsw tot de doelgroep als gedefinieerd in artikel 1 lid 1 Wsw behoort;
3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wachtlijst: het overzicht van WSW-geïndiceerden die, geen dienstbetrekking op grond van de Wsw hebben en beschikbaar zijn om een dergelijke dienstbetrekking te aanvaarden; Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten; WWB: Wet werk en bijstand; UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening Drechtsteden; Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening Drechtsteden.
Artikel 2 Uitvoering Deze verordening wordt ingevolge de Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden uitgevoerd door het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam. Artikel 3 Plaatsingsvolgorde 1. De wachtlijst kent de volgende plaatsingsvolgorde: 1e. Wsw-geïndiceerde jongeren tot 27 jaar die een Wajong- of WWB-uitkering hebben; 2e. Wsw-geïndiceerden die een WWB-uitkering of een uitkering van het UWV hebben en hebben deelgenomen aan een leerwerktraject ter voorbereiding op plaatsing in de sociale werkvoorziening; 3e. Overige Wsw-geïndiceerde jongeren tot 27 jaar; 4e. Wsw-geïndiceerden die in aanmerking komen voor begeleid werken en voor wie een begeleid werken - werkplek is gevonden; 5e. overige Wsw-geïndiceerden. 2. Binnen elke van de vijf categorieën zoals genoemd in het eerste lid geldt de volgorde op basis van de datum waarop de indicatiebeschikking is genomen, waarbij degene die zich het eerst heeft aangemeld het eerst recht op plaatsing heeft. 3. De in het eerste lid bedoelde plaatsingsvolgorde geldt tot 1 mei 2011 Artikel 4 Hardheidsclausule 1. Het Dagelijks Bestuur kan ten gunste van de geïndiceerde afwijken van de bepalingen van de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden. 2. In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, beslist het Dagelijks Bestuur, met inachtneming van de individuele omstandigheden van de geïndiceerde.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie. Artikel 6 Evaluatie Deze verordening wordt voorafgaand aan de termijn genoemd in artikel 3, derde lid van deze verordening geëvalueerd door het Algemeen Bestuur.
Artikel 7 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Wachtlijstverordening Wsw’. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009
De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Toelichting op de Wachtlijstverordening Sociale Werkvoorziening
Artikel 1: begripsbepalingen lid 3 Er zijn twee voorwaarden om op de wachtlijst te staan: - een geldige SW indicatie; - beschikbaar om een SW dienstverband te aanvaarden. Dit laatste is niet meer het geval als iemand al een SW dienstverband heeft verworven en tijdelijk niet het geval bij langdurige ziekte en detentie. Een indicatie wordt o.a. ingetrokken als iemand passende arbeid weigert of regulier werk heeft aanvaard. Artikel 2: uitvoering De wachtlijst van onze gemeente wordt beheerd door het Regiebureau WSW, onderdeel van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden. Het hoofd van het Regiebureau is door het Dagelijks Bestuur gemandateerd om namens het Dagelijks Bestuur besluiten te nemen over plaatsing en beëindiging van plaatsing op de wachtlijst en intrekken van indicaties, alsmede voor het plaatsen van geïndiceerden op een WSW-gesubsidieerde formatieplaats. De indicaties worden verstrekt door het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Artikel 3: plaatsingsvolgorde Met dit artikel wordt het fifo (First in, First out) principe (wettelijk voorgeschreven, tenzij in een verordening een andere volgorde wordt geregeld) voorlopig aan de kant geschoven. Dit doen we tot 1 mei 2011 (lid 3). Daarna moeten we dus opnieuw bekijken welke volgorde gewenst is. Doen we dat niet dan wordt fifo weer de regel. Fifo is eveneens op grond van lid 2 nog aan de orde indien er meerdere kandidaten zijn binnen de voorkeursgroepen als genoemd in lid 1, onder 1 t/m 5. Artikel 4: hardheidsclausule Beslissingen die worden genomen op basis van lid 1 of lid 2 kunnen andere wachtende SW-ers benadelen. Daarom moeten ze goed worden gemotiveerd. Artikel 5: inwerkingtreding De verordening geldt weliswaar voor onbepaalde tijd, maar na 1 mei 2011 heeft de verordening geen effect meer als gevolg van artikel 3 lid 3. Artikel 6: evaluatie De evaluatie wordt feitelijk uitgevoerd door het Regiebureau WSW. Het Regiebureau zal hierover rapporteren aan het Algemeen Bestuur die het rapport vervolgens voorlegt aan de gemeenteraden, met een voorstel voor verlenging of aanpassing van de plaatsingsvolgorde.
Conceptbeleidsplan “Vrijwillige inzet in Sliedrecht” (versie 3.1) Steller: Portefeuillehouder: Datum:
Hans Erkens/afdeling WEZ Johan Lavooi, wethouder Wmo 10 maart 2009
1. Aanleiding Aanleiding: Wmo Met prestatieveld 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers een wettelijke basis gekregen. De vrijwillige inzet van burgers, zowel in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties) als in ongeorganiseerd verband (kleinschalig burgerinitiatief), vormt een onmisbaar deel van de civil society. Vrijwilligerswerk is ook bij uitstek het voertuig voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten. Met vrijwillige inzet is de burger niet slechts consument van publieke diensten, maar levert hij actief een bijdrage. Hij geeft niet alleen zijn eigen meedoen vorm, maar draagt ook bij aan het meedoen van kwetsbare groepen.1 Deze notitie betreft alleen het vrijwilligerswerk; het ondersteunen van mantelzorgers inclusief informele zorg komt in een aparte notitie ter sprake. In dit beleidsplan komen achtereenvolgens aan bod: - Vrijwilligerswerk - Actief burgerschap - Maatschappelijke stages Vrijwilligersbeleid Sliedrecht In Sliedrecht zijn duizenden mensen actief als vrijwilliger; vanuit de kerk, in een sport- of andere vereniging, bij een (zorg)instelling of zelfstandig in de eigen buurt. De gemeente Sliedrecht zag vanuit de Welzijnswet het ondersteunen van vrijwilligers al als een gemeentelijke taak; toch hebben we tot nu toe geen specifiek beleid vastgelegd met betrekking tot het vrijwilligerswerk. Met de komst van de Wmo is die taak verder uitgewerkt. Het Wmo-beleidskader Sliedrecht zegt over vrijwilligersbeleid het volgende: Doelen voor vrijwilligersondersteuning: De bereidheid van mensen om vrijwilligerswerk te doen neemt toe. De vraag naar en het aanbod van vrijwilligers zal passend en naar behoefte bij elkaar worden gebracht. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd en gesteund in hun activiteiten (beleidsuitspraak 17). Visie Sliedrecht Deze notitie vormt een uitwerking van actiepunt 10 tot en met 14 uit het Wmo-beleidsplan, maar heeft ook een link met actiepunt 2, ondersteuning van initiatieven voor actief burgerschap. We willen het volgende bereiken: - uit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de ondersteuningsbehoefte van alle vrijwilligers en hun organisaties; - opgaven vanuit dit onderzoek leggen we vast in een meerjaren beleidsvisie en plan van aanpak; - deelname aan en bekendheid en tevredenheid met het vrijwilligerswerk in Sliedrecht is over vier jaar toegenomen (maatschappelijk effect); - we willen dit o.a. meten vanuit Benchmark en Cliënttevredensheidonderzoek (door SGBO) en Sociale Monitor Drechtsteden (door OCD). Stichting Ouderenwerk Sliedrecht De gemeente Sliedrecht heeft de Stichting Ouderenwerk gevraagd om in het kader van de Wmo 1
Toelichting op de gezamenlijke van website VWS en VNG: www.invoeringwmo.nl/prestatieveleden
haar activiteiten en doelgroep te verbreden. Ouderenwerk heeft aangegeven het verbredingstraject in te zetten door middel van een vijftal initiatieven, waarvan de volgende betrekking hebben op dit beleidsplan: - opstellen van een plan van aanpak voor het versterken van de sociale samenhang (bijlage 1); - ontwikkelen, herstructureren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk (bijlage 2). De keuze voor Ouderenwerk is gebaseerd op het feit dat zij de afgelopen jaren veel kennis en ervaring heeft opgedaan in het ondersteunen van eigen (zorg)vrijwilligers. Het is dan een logische stap om deze expertise in te zetten voor een bredere groep vrijwilligers en hun organisaties. Om die reden trekken de gemeente en Ouderenwerk samen op bij het uitwerken van het vrijwilligersbeleid. Gezamenlijk onderzoek naar het huidige vrijwilligersbeleid Alvorens nieuw beleid te ontwikkelen wilde de gemeente onderzoeken wat de huidige ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk zijn. Naast een literatuuronderzoek naar landelijke maatschappelijke trends hebben de gemeente en Ouderenwerk in het najaar van 2008 interviews gevoerd met 28 instellingen met vrijwilligers. De interviews vonden plaats met een aantal zorginstellingen, wijkplatforms en kerken. Ook werden sportverenigingen en instellingen op het gebied van jongeren, cultuur en milieu bezocht. Omdat het om een gezamenlijk onderzoek gaat, is een deel van tekst overgenomen uit bijgaande notitie “Vrijwilligers aan zet, uitkomsten onderzoek naar de gewenste ondersteuning van het vrijwilligerswerk in Sliedrecht” (Bureau Petra van Loon i.o.v. Stichting Ouderenwerk, januari 2009). De centrale vraag bij de interviews was: welke knelpunten ervaart men bij het werven, ondersteunen en behouden van vrijwilligers en welke taken en rollen verwacht men in de ondersteuning van vrijwilligers door de gemeente en Ouderenwerk? Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de definitie van het vrijwilligerswerk, verschillen in typen organisaties en landelijke ontwikkelingen en de gevolgen voor het vrijwilligerswerk. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bevindingen vanuit de interviews onder de Sliedrechtse vrijwilligersorganisaties en de knelpunten op het gebied van ondersteuning. In het vierde hoofdstuk volgen beleidsdoelen en uitspraken en in hoofdstuk 5 de verdere uitwerking in taken, overige thema’s (actief burgerschap en maatschappelijke stages), financiële onderbouwing en tijdspad.
2
2. Uitkomsten uit het literatuuronderzoek In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op algemene landelijke maatschappelijke ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk. We starten met het benoemen van een gezamenlijke definitie. Definitie vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is een breed begrip. De volgende definitie is tot dusver de meest gebruikte: “Werk, dat onbetaald en onverplicht verricht wordt ten behoeve van anderen of van de (kwaliteit van de) samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband”.2 Hierin vinden we vier algemene kenmerken (zie: figuur 1). Figuur 1: algemene kenmerken vrijwilligerswerk Inde praktijk zien we veel verschillen. Wettelijk is vastgelegd dat - onbetaald: elke vrijwilliger een onbelaste onkostenvergoeding mag ontvangen. Er is sprake van een toenemend aantal vormen van vrijwilligers- onverplicht: werk waarbij het vrijwillige karakter onder druk staat, geleid vrijwilligerswerk genoemd.3 Voorbeelden hiervan zijn maatschappelijke stages, sociale activering of inburgering. - in georganiseerd verband: Vrijwilligerswerk is lang niet alleen meer beperkt tot georganiseerde verbanden, denk maar aan actief burgerschap. - ten behoeve van een ander: Vaak klopt dat, maar vrijwilligerswerk gebeurt ook uit motieven als ontmoeting, ontplooiing of iets leren. De activiteiten komen ook vaak ten goede aan de “eigen” groep of vereniging. Daarnaast komen we naast de traditionele term “vrijwilligerswerk” steeds vaker het begrip “vrijwillige inzet” tegen. In het kader van de Wmo heeft de laatste term de voorkeur, omdat elke vorm van vrijwillige inzet een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen die de gemeente zich in het kader van de Wmo stelt. Anders dan vrijwilligerswerk is bij mantelzorg (zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie) veelal géén sprake van een vrijwillige keuze. We rekenen deze vorm dan ook niet tot het vrijwilligerswerk. De ondersteuning van mantelzorgers is in een aparte notitie uitgewerkt. Typen organisaties De structuur van een organisatie wordt voor een groot deel bepaald door het type instelling. Doelstelling, manier van werken en structuur moeten bij elkaar passen. In de verschillende organisatietypen hebben vrijwilligers een andere plek en rol. Elk organisatietype kent een eigen organisatiewijze, aansturingstijl en motivatie van medewerkers (zie: figuur 2). Figuur 2: typen organisaties met vrijwilligers - dienstverlenend: Vaak in de vorm van een stichting, bijvoorbeeld: Stichting Ouderenwerk, Rivas en MEE. - campagnevoerend: De inhoud en doelgroep hangen samen met een goede zaak of goed doel. Voorbeelden zijn Greenpeace, Amnesty International en in Sliedrecht: Werkgroep 3e Merwedehaven. - voor-ons-door-ons: Vaak in de vorm van een vereniging, bijvoorbeeld: patiëntenorganisaties, een toneelvereniging, een migrantenorganisatie of een sportvereniging. Voor een uitvoerige beschrijving van de drie organisatietypen wordt verwezen naar bijlage 2.
2
Definitie in 1980 opgesteld door de interdepartementale Commissie Vrijwilligersbeleid, binnen het toen genaamde ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). 3 Toekomstverkenning vrijwilligerswerk 2015 over het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse samenleving, Lesley Hustinx, Lucas Meijs en Esther ten Hoorn.
3
Mengvormen In de praktijk zien we ook een mengeling van typen. Sommige organisaties zijn als actiegroep ontstaan maar langzamerhand geprofessionaliseerd. Ook kerken kennen een gemengde vorm; vaak voor-ons-door-ons met een sterke focus op de buitenwereld (campagnevoeren). Lokale instellingen als “Spring in” en “Spring bij” zijn ontstaan vanuit kerkgemeenten en hebben een sterk dienst- of zorgverlenend karakter en zijn professioneel georganiseerd. Voor beleidsontwikkeling is het van belang de verschillende organisatietypen te onderkennen, omdat ze ieder om een eigen manier van ondersteuning vragen. In hoofdstuk 4 gaan we daar verder op in. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends Het vrijwilligerswerk en de vrijwilliger van vandaag zijn niet meer te vergelijken met het vrijwilligerswerk van twintig jaar geleden. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben er voor gezorgd dat de beschikbaarheid, wensen en behoeften van mensen zijn veranderd. Maar dat geldt niet overal; sommige traditionele waarden zijn binnen het vrijwilligerswerk behouden gebleven. De volgende maatschappelijke ontwikkelingen en trends hebben gevolgen voor het vrijwilligerswerk. -
-
-
-
-
-
-
De samenleving stelt hogere eisen aan kwaliteit op diverse niveaus. Toenemende eisen bij overheid, vrijwilligers en consumenten vragen om extra inspanningen. Gemeenten stellen hogere kwaliteitseisen aan vrijwilligersbesturen en verlangen meetbare output in ruil voor subsidies. Dat vertaalt zich in hogere eisen aan de vrijwilliger. Maar ook vrijwilligers zelf stellen hogere eisen aan de organisaties waarvoor zij zich inzetten. Hierdoor komt het vrijwilligerswerk meer onder druk te staan. Individualisering maakt dat organisaties beter moeten aansluiten bij de leefwereld van verschillende doelgroepen. Die leefwereld ziet er voor vitale ouderen, drukbezette tweeverdieners of jongeren anders uit. Dat speelt een rol in de werving en het behouden van vrijwilligers (begeleiding en waardering). Het vrijwilligerswerk moet beter aansluiten op persoonlijke interesses van mensen. Binding met een organisatie komt vaak voort vanuit wat speelt in het leven of de directe omgeving van de vrijwilliger. Vrijwilligerswerk wordt een uitdaging gevonden, kan leuk en verrijkend zijn, men kan zich ontplooien en het sluit aan op iemands leefstijl. Opvallend is dat vooral ouderen en veelal leden uit de vaste kern doorgaans nog wel traditionele motieven hebben. De stijging van het aantal arbeidsuren blijkt een negatieve invloed te hebben op de beschikbaarheid voor het vrijwilligerswerk, waarbij de toestroom van vrouwen naar de arbeidsmarkt een belangrijke rol speelt. Combineren van verschillende levensdoelen. Organisaties moeten rekening houden met zowel het betaalde werk als de privé-situatie van hun vrijwilligers. Er ontstaat een groeiende vraag naar kortdurend vrijwilligerswerk en flexibiliteit is hierbij van groot belang. Gevolg: mensen zijn met organisaties waar zij vrijwilligerswerk doen een lossere band gaan onderhouden, terwijl veel organisaties nog steeds zijn georganiseerd vanuit het idee dat vrijwilligers gaan voor “hun club”. Demografische ontwikkelingen. Deze laten zien dat de bevolking vergrijst en ontgroent. Het aandeel ouderen op het totaal van de bevolking neemt flink toe. Verhoudingsgewijs zijn er minder jongeren. De vergrijzing zet de arbeidsmarkt onder druk. Zo zijn er politieke wensen om ouderen langer aan het werk te houden. Dit verhoudt zich slecht tot de rol van ouderen in het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven, waar ouderen vaak de drijvende kracht vormen. Recent onderzoek toont aan dat er een groeiend aantal ouderen is tegenover een dalend aantal ouderen dat vrijwilligerswerk doet. Dat heeft onder andere te maken met het geven van meer informele hulp. Zo zal het aantal oppasgrootouders de komende jaren naar verwachting toenemen. Dat kan de tijdsbesteding aan vrijwilligerswerk onder druk zetten. Vergrijzing zorgt er ook voor dat het beroep op vrijwilligerswerk in de zorg toeneemt. Meer ouderen betekent ook meer mensen die gebruik maken van vrijwillige bezoekdiensten of vrijwillige thuishulp. Het percentage Nederlanders van allochtone herkomst zal naar verwachting de komende jaren blijven stijgen. Allochtonen zijn sterk ondervertegenwoordigd in het georganiseerde vrijwilligerswerk. Hun activiteiten concentreren zich meestal op activiteiten binnen de eigen groep.
4
Taalbarrières, onbekendheid met vrijwilligerswerk, als ook met de organisatiecultuur van veel vrijwilligersorganisaties werken belemmerend. Knelpunten in het vrijwilligerswerk Hieronder beschrijven we knelpunten die als gevolg van de beschreven maatschappelijke ontwikkelingen en trends in het vrijwilligerswerk zijn ontstaan. -
-
-
-
-
-
-
Tekort aan nieuwe vrijwilligers en onvoldoende doorstroom binnen besturen. Uit sommige onderzoeken blijkt dat veel organisaties onvoldoende vermogen hebben om dit probleem zelfstandig op te lossen. Dat vraagt om een passend aanbod. Er stromen te weinig nieuwe vrijwilligers in: jong en oud, autochtoon en allochtoon, vaste en tijdelijke vrijwilligers. Een daaruit voortkomend probleem is de vergrijzing van het vrijwilligersbestand. Vrijwilligers in zorg en welzijn worden steeds ouder en doen soms op hoge leeftijd nog vrijwilligerswerk. Maar met het klimmen der jaren krijgen deze vrijwilligers op leeftijd te maken met lichamelijke beperkingen. Uit ander onderzoek blijkt dat er géén teruggang van het aantal vrijwilligers is; het blijkt zelfs te stijgen. Toch ontstaat er een vrijwilligerstekort, doordat er meer behoefte is aan vrijwilligers (o.a. wegens hogere eisen en regeldruk) en door de veranderende inzet van vrijwilligers (meer vrijwilligers noodzakelijk per taak). Het gemiddelde aantal werkzame uren per vrijwilliger neemt wel af. Een andere verwachting is, dat het vrijwilligerstekort toeneemt doordat vrijwilligers zich minder lang binden aan één organisatie. Toch blijkt uit onderzoek dat vrijwilligers zeer trouw zijn aan (voornamelijk) levensbeschouwelijke organisaties. Verder blijkt dat er een samenhang is tussen de omvang van sportverenigingen en de vrijwilligersproblematiek. Het vrijwilligerstekort loopt op naarmate de sportclub groter is. Er is ook een verband tussen de beschikbaarheid van vrijwilligers en de omvang van gemeenten; een tekort aan vrijwilligers komt het minst vaak voor bij verenigingen uit gemeenten tot 15.000 inwoners. Gebrek aan zelfstandig veranderingsvermogen bij vrijwilligersorganisaties. Veel organisaties houden vast aan traditionele werkwijzen. Nieuwe vrijwilligers stellen andere eisen. De nieuwe vrijwilliger werkt meer op momenten dat het hem schikt en is slechts tijdelijk beschikbaar. Hij is kritischer en maakt zijn eigen afwegingen. Organisaties moeten hun werkwijzen aanpassen aan de eisen van deze tijd en investeren in verandering en meer flexibel werken. Flexibilisering van organisaties is noodzakelijk om te anticiperen in een veranderde samenleving. Problemen met profileren. Organisaties hebben moeite zich goed te neer te zetten. Vrijwilligersorganisaties moeten aangeven waarvoor ze staan en welke doelen zij hebben. Zij moeten zich beter leren profileren en op een aansprekende wijze communiceren. Het blijkt een probleem om jongeren te werven voor vrijwilligerswerk. Jongeren zijn onvoldoende betrokken bij vrijwilligerswerk. Veel organisaties zijn niet of onvoldoende in staat om goed te reageren op jongeren. Aan de ene kant zien we onder jongeren veel vooroordelen en onbekendheid met vrijwilligerswerk. Aan de andere kant zien we dat veel vrijwilligersorganisaties kampen met een stoffig imago. Toename van vrijwillige activiteiten waarbij het initiatief van “derden” uitgaat. De overheid zet vrijwilligerswerk in als instrument bij inburgering, reïntegratie- of activeringstrajecten en in het onderwijs (maatschappelijke stage). Dat heeft tot gevolg dat het vrijwilligerswerk laagdrempelig moet zijn om mensen de kans te geven mee te doen, ook als ze daar extra hulp bij nodig hebben. Participatieplekken vereisen een andere, vaak intensievere begeleiding.
Vier oorzaken voor afname aantal vrijwilligers Hieronder worden vier oorzaken genoemd, die een afname van het aantal vrijwilligers tot gevolg hebben, afkomstig uit het onderzoek “Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015” (Devilee, 2005). We hebben daarbij een inschatting gemaakt van het mogelijke effect voor het vrijwilligerswerk in Sliedrecht. 1. De invloed van ontkerkelijking sinds de jaren zestig. Omdat kerkelijk betrokkenen aanzienlijk vaker vrijwilliger zijn dan niet kerkelijk betrokkenen, heeft dit invloed op de beschikbaarheid
5
van vrijwilligers. Anders dan het landelijke beeld, is van ontkerkelijking in Sliedrecht en een daarmee afnemend aandeel aan het vrijwilligerswerk nog beduidend minder sprake. 2. Een groeiend tijdgebrek. De veronderstelling is dat als individuen het drukker krijgen, de bereidheid om vrijwilligerswerk te doen zal dalen. Het aantal vrijwilligers is echter niet afgenomen, wel het aantal beschikbare uren per vrijwilliger. Dit vraagt lokaal om het formuleren van andere uitgangspunten, herschikken van taken en het werven van nieuwe groepen. 3. Vrijwilligerswerk wordt vaak opgeschort tot de derde levensfase. Mensen beschikken over meer tijd en belemmeringen van gezin en carrière zijn dan veelal minder aanwezig. Dit hoeft geen belemmering te zijn; er zijn in de toekomst meer ouderen en beschikbaar voor het vrijwilligerswerk. Daarbij blijkt de nieuwe groep 65-plussers mondiger, vitaler en actiever en heeft een hoger opleidings- en bestedingsniveau. Acties om deze groep voor het vrijwilligerswerk warm te maken hebben in Sliedrecht recentelijk al zijn vruchten afgeworpen. 4. Een verschil in mentaliteit tussen oudere en jongere generaties door o.a. socialisatieverschillen. We zien zowel landelijk als lokaal dat verschillende leeftijdsgroepen verschillende kenmerken hebben voor wat betreft, wensen en beschikbaarheid. Dit biedt echter ook nieuwe kansen; de generaties kunnen elkaar aanvullen en versterken. Organisaties moeten hierop leren inspelen (doelgroepen- of levensloopbeleid). Ook maatschappelijke stages kunnen hier een positief effect op hebben. In het volgende hoofdstuk zien we welke specifieke knelpunten voor het vrijwilligerswerk in Sliedrecht gelden en welke oplossingen hierbij door de instellingen zijn aangedragen.
6
3. Bevindingen uit de interviews met Sliedrechtse organisaties met vrijwilligers In het najaar van 2008 hebben Ouderenwerk en de gemeente Sliedrecht een aantal interviews afgenomen met organisaties met vrijwilligers. Aan dit onderzoek hebben alle drie typen organisaties deelgenomen, zowel binnen de zorg als daarbuiten. De resultaten van het onderzoek en de interviews zijn in december 2008 voorgelegd aan een brede klankbordgroep. Daaruit blijkt dat onderstaande bevindingen uit het landelijk onderzoek ook in Sliedrecht worden herkend. - Demografische ontwikkelingen. Moeite met werven van nieuwe vrijwilligers, vergrijzen vrijwilligersbestand, tekort aan (opvolgers voor) bestuurskader en jongeren niet weten te bereiken werden door organisaties genoemd. De vergrijzing lijkt vooral zichtbaar in de sectoren zorg en welzijn (zorgvrijwilligers). Er zijn zowel organisaties die moeite hebben om nieuwe vrijwilligers te vinden als organisaties die een overschot hebben en daarom met een wachtlijst werken. - Gebrek aan zelfstandig veranderingsvermogen. Organisaties hebben moeite om in te spelen op de persoonlijke interesses, motivatie, capaciteiten en beschikbaarheid van vrijwilligers. Dat vraagt om een bepaalde en vooral voor verenigingen nieuwe manier van denken, om flexibiliteit en maatwerk. - Moeite met profileren. Organisaties met vrijwilligers weten zich onvoldoende te presenteren naar potentiële vrijwilligersgroepen. Zij hebben hulp nodig bij het verbeteren en vernieuwen van hun communicatie en PR. Profilering werkt twee kanten op: promoten van het aanbod (diensten/activiteiten) en versterken van de wervingskracht voor nieuwe vrijwilligers. Het gaat er in toenemende mate om dat organisaties meer dan voorheen laten zien wat zij doen en dit op een aansprekende wijze communiceren. Overige lokale ontwikkelingen, knelpunten en genoemde oplossingen De keuze van mensen om actief te zijn in de lokale samenleving of zich te verbinden aan een groep wordt voor een groot deel bepaald door traditie en doordat men is opgegroeid in een levensbeschouwelijk milieu. Ook speelt in Sliedrecht de lokale identiteit een belangrijke rol. Uit de interviews valt op dat de binding met Sliedrecht sterk is en dat de geïnterviewden zich willen inzetten voor het welzijn van haar bewoners. - Samenwerking en afstemming aanbod. Dit thema is veel aan de orde is gekomen. Er is binnen het vrijwilligerswerk sprake van versnippering en eilandjes; er gebeurt veel wat men niet van elkaar weet, ook op gebieden waar samenwerking tot de mogelijkheden zou behoren (voorbeeld: fondsen werven of het delen van een locatie of vervoermiddel). Er is een overlap aan aanbod en men maakt te weinig gebruik van elkaars kennis, mogelijkheden en faciliteiten. Verenigingen hebben behoefte aan extra handjes voor het uitvoeren van tijdelijke activiteiten zoals onderhoud en het helpen bij evenementen en toernooien. - Armoede en participatie van kwetsbare burgers. Een aantal geïnterviewden maakt zich zorgen en stelt vast dat kwetsbare burgers slecht bereikt worden met de huidige voorzieningen. Als oplossingen ziet men een andere benadering van deze groep, waarbij in plaats van regels en procedures de cliënt centraal wordt gesteld. Ook outreachend werken op plekken waar deze doelgroep komt (kerken, voedselbank, kringloopcentrum) wordt genoemd. - Leeftijdsopbouw. Binnen de sportverenigingen ziet men dat (actieve) ouders zich terugtrekken uit het verenigingsleven als de kinderen ouder worden. Veel kinderen verlaten het Sliedrechtse verenigingsleven zodra ze gaan studeren. - Vrijwilligersvacaturebank . Het blijkt dat vooral zorginstellingen als MEE, Rivas en ASVZ profijt hebben van de vrijwilligersvacaturebank. Andere organisaties geven aan weinig tot geen profijt te hebben van deze vorm van bemiddeling. Dit valt te ondermeer verklaren door het eerder beschreven onderscheid in typen organisaties. - Waardering. Veel organisaties hebben aangegeven dat de gemeente meer zou mogen doen aan het waarderen van vrijwilligers, door hen meer in het zonnetje te zetten. Dat is belangrijk omdat de gemeente daarmee het belang van het vrijwilligerswerk voor de lokale samenleving erkent. Bovendien kan er een wervende werking vanuit gaan naar mensen die zich nog niet vrijwillig inzetten. De gemeente uit haar waardering o.a. door de jaarlijkse uitreiking van de vrijwilligerspenning, maar dit thema zou breder opgepakt kunnen worden. Een belangrijke vorm van waardering is het onderkennen en behouden van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van
7
-
-
mensen die zich vrijwillig inzetten. We zien hiervan goede voorbeelden binnen het vrijwilligersbeleid van de Stichting Ouderenwerk. Toename van de vraag. Er kunnen bij vrijwilligersorganisaties problemen ontstaan als er een te groot beroep op hun diensten wordt gedaan. Een te grote vraag zet organisaties onder druk voor wat betreft vrijwilligerscapaciteit en coördinatie. Organisaties hebben behoefte aan deskundigheidsbevordering. Het kan gaan over financiële zaken, locatiebeheer, toepassen van regels en wetten en methoden om vrijwilligers te werven en te behouden. Ook als het gaat om het ontwikkelen van een visie op vrijwilligerswerk, kadervorming of hoe te werken met nieuwe doelgroepen in het vrijwilligerswerk. Uit de interviews blijkt dat veel organisaties onvoldoende op de hoogte zijn van regelingen die voor hen van belang zijn. Zo weet bijna niemand hoe het precies zit met de onkostenvergoeding voor vrijwilligers of de maatschappelijke stage.
Aandachtspunten en dilemma’s In het volgende hoofdstuk worden bovengenoemde lokale ontwikkelingen, gesignaleerde knelpunten en oplossingen vertaald in uitgangspunten voor een meerjarig vrijwilligersbeleid. Daarbij dienen zich de volgende aandachtspunten of dilemma’s aan: 1. Organisaties moeten hun traditionele werkwijzen en het daarbij behorende eisenpakket aanpassen aan de eisen van deze tijd. Het vraagt om investeren in verandering en meer flexibel werken. Flexibilisering van organisaties is noodzakelijk om te anticiperen in een veranderde samenleving. Functies die veel tijd vragen kunnen worden opgeknipt in deeltaken; soms tijdelijk van aard en soms slechts tijd vragen in een bepaalde periode. 2. Sommige organisaties hebben aangegeven dat vrijwilligers op hoge leeftijd te weinig effectief of representatief zijn. Een aantal organisaties is overgegaan tot het instellen van een leeftijdsgrens. Voor vrijwilligers op hoge leeftijd is dat een strop, omdat voor hen het vrijwilligerswerk belangrijk is voor de sociale contacten, dagritme en gevoel nog mee te doen in de samenleving. Hoe leren we organisaties dat maatwerk van belang is?
8
4. Beleidsdoelen en uitspraken met betrekking tot vrijwilligersondersteuning In dit hoofdstuk wordt de visie ten aanzien van het vrijwilligerswerk (blz. 1) uitgewerkt in concrete beleidsdoelen en kaderstellende beleidsuitspraken. Daarbij zijn de gegevens uit het onderzoek naar ontwikkelingen en knelpunten een belangrijk uitgangspunt. Wat kunnen we hieruit leren en hoe vertalen we dit naar Sliedrechts vrijwilligersbeleid? Wat wil de gemeente bereiken (beleidsuitspraken): 1. De bekendheid met en de bereidheid tot vrijwilligerswerk onder Sliedrechtse burgers zal de komende jaren toenemen. De vraag naar en het aanbod van vrijwilligers zal passend en naar behoefte bij elkaar worden gebracht. Dit vraagt om een meer vraaggerichte benadering. 2. Er dient meer dan voorheen rekening te worden gehouden met de capaciteiten (competenties) en wensen van vrijwilligers. Daarbij dient flexibel te worden omgegaan met de vraag en (tijdelijk) aanbod aan vrijwilligers. Hierbij is het belangrijk dat nieuwe doelgroepen zoals jeugd, middengroepen, allochtonen en “nieuwe” ouderen worden bereikt. 3. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd en gesteund in hun activiteiten. Hieronder valt het binden en behouden van vrijwilligers door middel van goede ondersteuning (faciliteren en scholen) en waardering (materieel en immaterieel). 4. Vanuit Benchmark, Cliënttevredenheidsonderzoek (SGBO) en Sociale Monitor Drechtsteden meten we periodiek of we onze beleidsdoelen hebben gehaald. Sliedrecht beschikt nog over onvoldoende kwantitatieve gegevens met betrekking tot (organisaties met) vrijwilligers4. De Sociale Monitor van 2009, dient als nulmeting en kan belangrijke nieuwe gegevens opleveren. Deze gegevens kunnen aanleiding geven om het beleid op onderdelen bij te stellen. We willen nog nadere voorstellen doen hoe we deze gegevens in beeld zullen brengen en zullen dit afstemmen met de Wmo-adviesraad. Beleidsuitspraken met betrekking tot de verschillende rollen: 1. Gemeente is opdrachtgever en (politiek en bestuurlijk) eindverantwoordelijk voor het beleid. Zij formuleert een strategische beleidsvisie op het ondersteunen van (organisaties met) vrijwilligers en stelt hiervoor de nodige middelen (subsidie) beschikbaar. Zij geeft rechtstreeks uiting in de vorm van waardering van vrijwilligers. 2. Stichting Ouderenwerk is als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de uitvoering van de ondersteuning aan organisaties met vrijwilligers. Zij werkt dit uit in een Plan van Aanpak. Jaarlijks rapporteert zij de gemeente over de resultaten en legt verantwoording af over de inzet van de middelen (subsidie) hierbij. 3. Participatie en Activering Drechtsteden (PAD) is een regionaal kenniscentrum. Zij onderhoudt een regionale website met actuele gegevens t.b.v. organisaties met vrijwilligers (kennisbank). Zij biedt lokaal cursussen (deskundigheidsbevordering) aan en stemt de organisatie en facilitering af met de Stichting Ouderenwerk. 4. Organisaties met vrijwilligers zijn primair verantwoordelijk voor het ondersteunen en begeleiden van de eigen (individuele) vrijwilligers. Daarbij kunnen zij terug vallen op ondersteuning door de Stichting Ouderenwerk en/of PAD. 5. Vrijwilligers zijn de onmisbare spil als het gaat om vrijwillige inzet. Bij het verrichten van vrijwilligerswerk weten zij zich ondersteund door de eigen organisatie (bestuur en begeleiders), Ouderenwerk (vrijwilligerspunt) en PAD (website, kennisbank en deskundigheidsbevordering) en de gemeente (o.a. beleid, waardering en loketfunctie). Drie Pijlers bij het ondersteunen van (organisaties met) vrijwilligers De gemeente en Ouderenwerk hebben de lokale knelpunten en oplossingen vertaald in drie pijlers, die als basis dienen voor het ondersteunen van organisaties met vrijwilligers. De pijlers zijn:
4
Het onderzoek dat aan de basis ligt van deze notitie heeft vooral een kwalitatieve insteek: de beleving van organisaties ten aanzien van het vrijwilligerswerk en de ervaren knelpunten.
9
1. Promotie en stimuleren van vrijwillige inzet. Hieronder verstaan we activiteiten als communicatie en promotie van het vrijwilligerswerk door de instellingen en de ondersteuning hierbij vanuit de gemeente en Ouderenwerk. Hierdoor wordt aan instellingen met vrijwilligers en hun diensten en daarmee het vrijwilligerswerk meer bekendheid gegeven. Het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven maakt daar eveneens deel van uit. 2. Samenwerken en werken aan samenhang. Instellingen hebben aangegeven dat ze meer willen samenwerken, mits de eigen identiteit voldoende herkenbaar blijft. Dit vraagt om goede coördinatie en regie. Het gaat om het inzichtelijk maken van het aanbod (activiteiten) en het met elkaar in contact brengen van organisaties met vrijwilligers (uitwisseling en netwerk). 3. Verenigingsondersteuning. Deze moet vooral gericht zijn op praktische zaken, maar ook op visie en strategische vraagstukken en het bieden van maatwerk. Ook hierin kunnen verenigingen individueel worden ondersteund, maar het heeft ook betrekking op collectieve activiteiten (cursusaanbod en deskundigheidsbevordering). Wat gebeurt er al Sinds het vaststellen van het Wmo-beleidsplan is in Sliedrecht al een aantal ontwikkelingen met betrekking tot vrijwilligersondersteuning in gang gezet. De Stichting Ouderenwerk heeft de coördinatie en het beheer van de Vrijwilligersvacaturebank Sliedrecht van de gemeente overgenomen. Maar ook bij het Serviceloket (Wmo-loket) kunnen burgers terecht met eenvoudige vragen over vrijwilligerswerk of vrijwillige inzet. De zes gemeenten van de Drechtsteden zijn met PAD voor 2009 een nieuwe overeenkomst aangegaan. PAD functioneert als regionaal kenniscentrum. Zij onderhoudt een regionale website www.vrijwilligoppad.nu met vacatures uit de regio en actuele ontwikkelingen op het gebied van vrijwilligerswerk (kennisbank). Daarnaast organiseert PAD in samenwerking met lokale welzijnsinstellingen cursussen (deskundigheidsbevordering) voor instellingen met vrijwilligers. Sliedrecht draagt naar rato aantal inwoners voor 2009 een bedrag bij van € 2.275; te dekken uit het Wmo-budget. Sinds 1 januari 2009 biedt de VNG gemeenten de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve vrijwilligers- en mantelzorgverzekering, die is ondergebracht bij Centraal Beheer/Achmea. De verzekering bestaat uit een basis- en een pluspakket. De pakketten kosten elk € 0,125 per inwoner. Sliedrecht neemt deel aan deze regeling. Het rijk heeft hiervoor een jaarlijkse vergoeding van ruim 4 miljoen Euro beschikbaar gesteld (gemeentefonds). Voor Sliedrecht komt dit neer op maximaal € 6.000 per jaar (gelijk aan de kosten).
10
5. Uitwerking Dit hoofdstuk vormt de concrete uitwerking van de doelen en uitspraken. Het gaat hier vooral om de vraag hoe we dingen willen aanpakken. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: - ondersteuning vrijwilligers, hoe dit te bereiken; - ondersteuning burgerinitiatieven (actief burgerschap); - maatschappelijke stages. Ondersteuning vrijwilligers, hoe dit te bereiken Instellingen zijn primair verantwoordelijk voor het ondersteunen en begeleiden van eigen vrijwilligers. Toch blijkt dat organisaties een grote behoefte hebben aan ondersteuning hierbij. Een groot deel van de ondersteuningstaken willen we neerleggen bij de Stichting Ouderenwerk. Dit geldt niet alleen voor de eigen 240 (zorg)vrijwilligers, maar vooral andere instellingen met vrijwilligers, zowel binnen als buiten de zorg. We hebben gezien dat vooral de zorg- of dienstverlenende instellingen baat hebben bij matching vanuit de vacaturebank. Deze bemiddeling ligt voor verenigingen weer minder voor de hand; die hebben vooral behoefte aan ondersteuning in visieontwikkeling en levensloopbeleid ten behoeve van opvolging vanuit de eigen gelederen. Voor deskundigheidsbevordering komen beide soorten instellingen weer in aanmerking en is uitwisseling en leren van elkaar essentieel voor een goede afstemming en samenwerking. Ouderenwerk zal hierbij lokaal maatwerk bieden en voor lokaal overstijgende taken samenwerking zoeken met PAD. Activiteiten in het kader van de ontwikkeling van de ondersteuningsstructuur De Stichting Ouderenwerk heeft het voornemen met de middelen die voor het jaar 2009 en verder beschikbaar worden gesteld een ondersteuningsstructuur en -aanbod ten behoeve van het vrijwilligerswerk te ontwikkelen die uit de volgende activiteiten bestaat: 1.
2.
3.
4.
Opzet en verdere ontwikkeling Vrijwilligerspunt Sliedrecht Het vrijwilligerspunt biedt vrijwilligers en organisaties die met vrijwilligers werken informatie, advies en ondersteuning. Dit steunpunt beheert de vrijwilligersvacaturebank waar vraag en antwoord elkaar ontmoeten, informeert mensen die vrijwilligerswerk willen doen over de mogelijkheden en voorwaarden en helpt hen een passende functie in het vrijwilligerswerk te vinden. Organisaties kunnen een beroep op het vrijwilligerspunt doen bij het opstellen van vacatureprofielen en het opzetten van werving. Het vrijwilligerspunt houdt hiertoe wekelijks een spreekuur, en is telefonisch en via e-mail bereikbaar. Versterking informatievoorziening en publiekscampagnes Het vrijwilligerspunt heeft een eigen website www.vrijwilligerspuntsliedrecht.nl. In 2009 zal de website worden omgevormd tot een informatiepunt waar, naast de vacatures, ook informatie is te vinden voor vrijwilligers zoals: vrijstellingen, vergoedingen, verzekeringen, vrijwilligerswerk naast een uitkering. Voor organisaties die met vrijwilligers werken zal informatie worden opgenomen over werving en selectie, binden van vrijwilligers, omgaan met verantwoordelijkheden, scholingsaanbod en beleidsontwikkeling. Het vrijwilligerspunt is sinds 1 januari 2009 gevestigd in De Reling en beschikt daarmee over faciliteiten om bijeenkomsten te houden en cursussen aan te bieden. Ouderenwerk zal maandelijks in het Kompas een pagina wijden aan Wmo-thema’s als vrijwilligerswerk, burgerinitiatieven en mantelzorg. Maatschappelijke versterking vrijwilligerswerk Het vrijwilligerspunt organiseert in 2009 de manifestatie "Senioren voor Sliedrecht". Dit landelijke concept nodigt mensen uit vrijwilligerswerk te gaan doen en biedt organisaties op een andere wijze de mogelijkheid in contact te komen met potentiële vrijwilligers. Uitgangspunt van de methodiek is dat meer mensen bereid zijn vrijwilligerswerk te doen wanneer zij daar direct voor worden benaderd. Deze methodiek blijkt bijzonder succesvol te zijn. Het voornemen is deze manifestatie tweejaarlijks te organiseren. Overleg vrijwilligersorganisaties Het vrijwilligerspunt neemt het initiatief om een overleg op te zetten met organisaties die met vrijwilligers werken. Doel is het opsporen van knelpunten en ervaringen en "good practices"
11
5.
6.
uitwisselen. Het overleg dient als klankbordgroep voor het vrijwilligerspunt dat de ondersteuning van het vrijwilligerspunt toetst en bijstuurt. Themabijeenkomsten en Workshops In samenwerking met PAD zal een programma worden opgesteld van themabijeenkomsten en workshops. Deze bijeenkomsten zijn erop gericht organisaties te ondersteunen bij het ontwikkelen van een valide en in de tijd passend vrijwilligersbeleid en bij de praktische uitvoering. Ook bijeenkomsten gericht op groepen vrijwilligers zijn mogelijk. Dag van de vrijwilliger In samenwerking met de Gemeente Sliedrecht zal vorm en inhoud gegeven worden aan de landelijke dag van de vrijwilliger.
Ondersteuning burgerinitiatieven (actief burgerschap) Dit beleidsplan vormt eveneens een uitwerking van actiepunt 2 uit het Wmo-beleidsplan: het ondersteunen van initiatieven van burgers voor actief burgerschap en de besteding voor het jaarlijkse stimuleringsbudget van (structureel vanaf 2009) € 5.500,00. Het gaat hierbij om een concrete uitwerking van de volgende beleidsuitspraken uit het beleidskader: - De gemeente kiest voor actief burgerschap bij de ondersteuning. Als regisseur stimuleert en ondersteunt de gemeente burgers om zelf verantwoordelijk te zijn in de fysieke en sociale omgeving. De gemeente geeft hierbij prioriteit aan initiatieven voor ondersteuning aan kwetsbare groepen burgers (beleidsuitspraak 3). - De gemeente biedt jaarlijks een budget ter aanmoediging voor initiatieven van burgers die als voorbeeld kunnen dienen aan anderen om het actief burgerschap inhoud en vorm te geven. Deze budgetten worden als waarderings- of activiteitensubsidie verstrekt. De welzijnsorganisaties bieden ondersteuning (in proces, gebruik van accommodatie, en logistiek ) aan initiatieven van burgers die tot doel hebben met elkaar en voor elkaar initiatieven te ontwikkelen in de eigen omgeving (beleidsuitspraak 4). Wat wil de gemeente De gemeente Sliedrecht wil actief burgerschap en eigen verantwoordelijkheid voor burgers en omgeving stimuleren. In de begroting is jaarlijks € 5.500,00 gereserveerd ten behoeve van extra inzet burgerinitiatieven in het kader van de Wmo. Het beheer over deze middelen is in handen gesteld van Ouderenwerk. Deze burgerinitiatieven hebben betrekking op kwetsbare burgers die ondersteuning nodig hebben en op versterking zelfredzaamheid, saamhorigheid, wederzijdse ondersteuning en sociale activering. Welzijnsorganisaties bieden ondersteuning bij het opzetten van deze initiatieven. De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk dat het ontwikkelen, herstructureren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk en het ondersteunen van burgerinitiatieven in onderlinge samenhang plaatsvindt. In de uitwerking hebben Ouderenwerk, (organisaties met) vrijwilligers, wijkplatforms en Wmo-adviesraad een belangrijke bijdrage geleverd. De interviews met (coördinatoren van) organisaties met vrijwilligers en een bijeenkomst met de klankbordgroep hebben veel waardevolle input opgeleverd. Bijgaande Notitie “We doen allemaal mee, plan van aanpak voor het versterken van de sociale samenhang” door BPVL in opdracht van Stichting Ouderenwerk (bijlage 2) vormt een verdere uitwerking en bevat criteria voor de inzet van de jaarlijkse stimuleringgelden extra inzet burgerinitiatieven. Ouderenwerk zal de jaarlijkse keuze voor een initiatief afstemmen met de wijkplatforms. Activiteiten Ouderenwerk wil met de volgende -deels bestaande- activiteiten invulling geven aan ondersteuning van burgerinitiatieven: - Hart voor elkaar: het stimuleren van onderlinge hand- en spandiensten; - Sociaal Raadslieden: laagdrempelige sociaal juridische dienstverlening en licht administratieve ondersteuning aan kwetsbare burgers; - Portiekportiers: vrijwilligers die huismeesters ondersteunen bij het schoon en netjes houden van portieken en flats; - Boodschappenplus: een aanvullende dienstverlening op de Sjuttel voor mensen met mobiliteitsproblemen.
12
Maatschappelijke stages Vanaf 2011 zijn leerlingen van het voortgezet onderwijs verplicht 72 uur stage te lopen binnen het vrijwilligerswerk met als doel jongeren in aanraking te brengen met het vrijwilligerswerk. Het rijk stelt hiervoor vanaf 2009 structureel middelen ter beschikking (gemeentefonds). In figuur 3 staan de middelen voor Sliedrecht beschreven. Het onderwijsveld ontvangt hier bovenop nog aparte middelen. Deze middelen zijn bedoeld voor het opzetten van een makelaarsfunctie. Het vrijwilligersveld krijgt geen extra middelen hiervoor. Namens de Drechtsteden is PAD gevraagd om beleid te ontwikkelen met betrekking tot maatschappelijke stages in de Sport. Figuur: 3 middelen voor maatschappelijke stages Sliedrecht (gemeentefonds) 2009 2010 2011 2012 30.230 15.127 20.239 30.174 totaal Sliedrecht
Totaal 85.623
Wat wil de gemeente Sliedrecht heeft nog geen beleid ontwikkeld voor de besteding van deze middelen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat Dordrecht gezamenlijk beleid voor de Drechtsteden zou ontwikkelen. Op basis van de eerste concepten heeft een aantal gemeenten besloten, om in afwachting van nieuwe voorstellen lokaal zelf beleid te ontwikkelen. Sliedrecht heeft in de weg hier naartoe in 2008 gesprekken gevoerd met het Griendencollege, de Sprong en Bleyburgh. Zij voeren in samenwerking met Papendrechtse scholen voor voortgezet onderwijs sinds vier jaar een landelijke pilot uit. Het Griendencollege heeft hiertoe stagecoördinatoren aangesteld. De Sprong en Bleijenburgh geven aan dat hun leerlingen over het algemeen niet in aanmerking komen voor maatschappelijke stage. In die gevallen waar dat wel het geval is, zijn er afspraken met het Griendencollege. Met deze pilot zijn goede ervaringen opgedaan en men heeft de maatschappelijke stage inmiddels structureel gemaakt. Vooralsnog lijkt de behoefte aan extra middelen voor een coördinatiefunctie binnen het Sliedrechtse onderwijsveld niet noodzakelijk. Liever zou men zien dat deze middelen alsnog ter beschikking worden gesteld ten behoeve van (extra begeleiding van de leerlingen tijdens de stage door) de organisaties binnen het vrijwilligerswerk. Activiteit Tussen de gemeente en het Griendencollege is afgesproken om in de eerste helft van 2009 een gezamenlijke werkconferentie te organiseren voor onderwijs, vrijwilligersinstellingen, leerlingen en hun ouders en gemeente. Thema hierbij is hoe wij in Sliedrecht de komende jaren invulling willen geven aan maatschappelijke stages, wat tot nu toe de ervaringen (leer- en knelpunten) zijn en ten behoeve van welke functies we de extra middelen daarbij willen inzetten. Voorgesteld wordt om de middelen voor 2009 voor dit doel voorlopig te reserveren (zomernota). Naar aanleiding van de werkconferentie zullen wij nog nadere voorstellen doen met betrekking tot het beleid en de inzet van deze middelen.
13
5. Financiën en planning (tijdspad) Middelen Ouderenwerk Als we kijken naar de gemeentebegroting voor 2009, onderdeel Wmo, zien we dat er voor de verbreding taakstelling Ouderenwerk in 2009 geld beschikbaar is gesteld, waarvan een deel betrekking heeft op de ondersteuning van vrijwilligers en actief burgerschap. Daarmee zijn de beleidsdoelen uit het Wmo-beleidsplan in de begroting geborgd. De verbredingstaken kunnen als volgt worden gespecificeerd (Programma 084, 34330/60840001): - verbreding taken, incl. 0,5 fte wijkgericht werken (incl. Diensten bij Wonen met Zorg); - lokale ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers5; - stimuleringsbudget burgerinitiatieven (€ 5.500,00). Op basis van ervaringen willen we bezien hoe we de verbredingsmiddelen op termijn over de verschillende programmaonderdelen zullen inzetten. De invulling zal plaatsvinden op basis van uitvoeringsovereenkomsten met Ouderenwerk. Overige middelen - In 2009 zal vanuit de Wmo (dekking VTA) eenmalig een bedrag van € 2.250,00 naar PAD gaan (kennisbank, website en deskundigheidsbevordering). - Voor de inzet van de middelen ten behoeve van maatschappelijke stages (algemene uitkering) zullen in de zomernota 2009 voorstellen worden gedaan. - Voor de collectieve vrijwilligers en mantelzorgverzekering (algemene uitkering) zullen in de zomernota 2009 voorstellen worden gedaan (jaarlijks € 6.000,00). Tijdspad voor het vervolgproces Onderstaand figuur geeft een planning weer met betrekking tot de bestuurlijke en politieke besluitvorming, communicatie en implementatie. Figuur 5: Tijdspad (vervolgproces): Wanneer: Wat: 17 maart 2009 Bespreking conceptnotitie Vrijwillige Inzet met bijlagen in college, Wmoadviesraad (9 maart) en bestuurlijk overleg WZW (20 maart); Bespreking conceptnotitie mantelzorgondersteuning met Evaluatie pilot in college, Wmo-adviesraad (tussentijds) en best. overleg WZW (20 maart) 30 maart 2009 advies met beide notities en bijlagen in opiniërende raad 14 april 2009 Besluitvorming Beleidsplannen vanaf 21 april 2009 communicatie naar instellingen en burgers en implementatie juni 2009 Werkconferentie Maatschappelijke stage i.s.m. Griendencollege augustus 2009 advies aan college m.b.t. maatschappelijke stage
Dit is exclusief de subsidie van € 55.880,00 aan MEE voor regionale en lokale mantelzorgondersteuning
14
Bijlage I
Vrijwilligers aan zet, Onderzoek en Plan van Aanpak ondersteuning van het vrijwilligerswerk in Sliedrecht
Door Bureau Petra van Loon in opdracht van Stichting Ouderenwerk, 20 februari 2009
15
Inhoudsopgave
Inleiding 1. Vrijwilligerswerk onder de loep 1.1 Van vrijwilligerswerk naar vrijwillige inzet 1.1 Typen organisaties 1.2 Maatschappelijke ontwikkelingen en trends 1.3 Knelpunten in het vrijwilligerswerk 2. Onderzoek Sliedrecht 2.1 Opzet onderzoek 2.2 Typen (vrijwilligers)organisaties in onderzoek 2.3 Bevindingen onderzoek 3. Herstructurering van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk 3.1 Huidige ondersteuning 3.2 De functie bemiddeling 3.3 Wat is er nog meer nodig? 3.4 Thema’s vertaald in functies 4. Conclusies
16
Inleiding In Sliedrecht zijn duizenden mensen actief als vrijwilliger; vanuit de kerk, in een sport- of andere vereniging, bij een (zorg)instelling of zelfstandig in de eigen buurt. De gemeente Sliedrecht heeft aan de Stichting Ouderenwerk gevraagd of zij haar kennis en ervaring rond het ondersteunen van (zorg)vrijwilligers ten dienste wil stellen van andere vrijwilligers. Dit past in het beleid van de gemeente waarbij zij Ouderenwerk heeft gevraagd om haar activiteiten en doelgroep te gaan verbreden. Hieronder valt ook de coördinatie van de Vrijwilligersvacaturebank. Deze notitie geeft aan op welke wijze de Stichting Ouderenwerk vindt dat de ondersteuning van het vrijwilligerswerk vorm zou moeten krijgen. Daarvoor is eerst literatuuronderzoek gedaan naar landelijke ontwikkelingen en trends. Vervolgens is gekeken in hoeverre deze landelijke ontwikkelingen en trends van invloed zijn op de situatie in Sliedrecht. Daartoe zijn achttien verschillende Sliedrechtse (vrijwilligers)organisaties uitvoerig geïnterviewd. Door een beleidsmedewerker van de gemeente zijn nog eens tien verenigingen die met vrijwilligers werken geïnterviewd. De interviews hebben een helder beeld gegeven van de lokale situatie, over de reeds lopende (vrijwilligers) initiatieven en de belangrijkste lokale knelpunten in het vrijwilligerswerk. Op 11 december 2008 zijn de uitkomsten van de interviews aan een groep genodigden (geïnterviewden en andere partijen) gepresenteerd. Tijdens deze bijeenkomst is over de uitkomsten van het onderzoek, in de vorm van de belangrijkste knelpunten en gewenste vormen van ondersteuning gediscussieerd. In het eerste hoofdstuk nemen we het begrip vrijwilligerswerk onder de loep. We onderscheiden drie typen (vrijwilligers) organisaties omdat die typologie ons helpt verschillen te zien in de wijze waarop bijvoorbeeld werving en behoud van vrijwilligers binnen die drie typen organisaties ingevuld moet worden en waar de ondersteuning op aan zou moeten sluiten. Verder aandacht voor ontwikkelingen en trends die ertoe leiden dat (vrijwilligers)organisaties moeten leren meer op persoonlijke interesses, kwaliteiten en agenda van vrijwilligers in te spelen. In het tweede hoofdstuk aandacht voor het onderzoek dat is gehouden onder Sliedrechtse (vrijwilligers) organisaties. Het onderzoek heeft bruikbare informatie opgeleverd over de gewenste ondersteuning vanuit het vrijwilligersveld. Deze informatie uit het veld leidt in het derde hoofdstuk tot een beschrijving van hoe Ouderenwerk de ondersteuning in wil gaan richten. En tot slot de conclusies over inzet en middelen voor de ondersteuning van het vrijwilligerswerk.
17
Hoofdstuk 1
Vrijwilligerswerk onder de loep
Vrijwilligerswerk is een breed begrip. Als je mensen vraagt wat ze onder vrijwilligerswerk verstaan, krijg je daar heel verschillende antwoorden op. De één denkt meteen aan koffieschenken in een verzorgingshuis, de ander aan de scouting en weer een ander aan bestuurswerk voor de voetbalclub. In dit hoofdstuk gaan we verder in op het begrip vrijwilligerswerk, beschrijven we drie typen vrijwilligersorganisaties, maatschappelijke ontwikkelingen en trends die invloed hebben op het vrijwilligerswerk en tot slot staan we stil bij een aantal knelpunten in het vrijwilligerswerk. 1.1 Van vrijwilligerswerk naar vrijwillige inzet Er is een definitie van vrijwilligerswerk en die luidt als volgt: “Werk dat onbetaald en onverplicht verricht wordt ten behoeve van anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband”.6 Deze definitie lijkt vrij eenduidig want het gaat in deze definitie om onbetaald en onverplicht werk dat voor anderen in de samenleving wordt gedaan binnen (enig) georganiseerd verband. Maar is vrijwilligerswerk altijd onbetaald en onverplicht? Er zijn vrijwilligers die niets ontvangen en zelfs hun eigen reiskosten betalen, maar er zijn ook vrijwilligers die een flinke vergoeding krijgen. De meeste vrijwilligers kunnen in ieder geval hun onkosten vergoed krijgen want wettelijk is vastgelegd dat elke vrijwilliger een onbelaste onkostenvergoeding mag ontvangen. En wat is onverplicht? Leden van de kerkgemeenten hebben de morele plicht anderen te helpen en wat te denken van de formele verplichting van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. We zien de laatste jaren dat er steeds meer vormen van vrijwillige inzet ontstaan waarbij het vrijwillige karakter onder druk staat: maatschappelijke stages, bedrijven die hun werknemers vrijwilligerswerk laten doen, sociale activering, inburgeraars. In de literatuur wordt dit type vrijwilligerswerk geleid vrijwilligerswerk genoemd.7 Dat brengt ons op het derde kenmerk. Is vrijwilligerswerk altijd in georganiseerd verband? Er wordt heel wat vrijwillige inzet geleverd voor kortlopende en los-vast georganiseerde buurt- en burgerinitiatieven. Van mensen die actief zonder georganiseerd verband zijn goede voorbeelden te vinden op de site van 16 miljoen Nederlanders.8 Vrijwilligerswerk is lang niet alleen beperkt tot georganiseerde verbanden. En is vrijwilligerswerk altijd voor een ander? Vrijwilligerswerk is ook altijd een beetje voor jezelf, of de eigen groep waartoe men behoort (sport, recreatie e.d.). Omdat vrijwilligers er contacten of veel voldoening aan over houden. Of iets nieuws kunnen leren. De laatste tijd komen we in beleidsdocumenten en onderzoeken steeds vaker het bredere begrip ‘vrijwillige inzet’ tegen in plaats van vrijwilligerswerk. In het kader van de Wmo heeft de term vrijwillige inzet ook veruit de voorkeur omdat elke vorm van vrijwillige inzet een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen die een gemeente zich in het kader van de Wmo stelt. Of het nu gaat om een bijdrage aan de leefbaarheid of aan de leefomgeving of aan de samenleving in haar geheel. Daarom is het van belang alle vormen van ‘vrijwillige inzet’ in Sliedrecht te ondersteunen en te stimuleren. Van de voetbalclub tot de lokale afdeling van het Rode Kruis, van de kerkgemeenten tot het initiatief van burgers. 1.2 Typen organisaties De doelen van een organisatie bepalen voor een groot deel de structuur van de organisatie en van hoe het vrijwilligerswerk daar een plek in krijgt. De meest bekende indeling van vrijwilligersorganisaties is een indeling in drie typen vrijwilligersorganisaties met ieder een ander soort (lange-
6
Deze definitie is in 1980 opgesteld door de interdepartementale Commissie Vrijwilligersbeleid, binnen het toen genaamde ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) 7 Over het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse samenleving, Lesley Hustinx, Lucas Meijs en Esther ten Hoorn- Toekomstverkenning vrijwilligerswerk 2015 8 www.zestienmiljoennederlanders.nl
18
termijn) doel.9 Deze verschillen in doelen hebben direct gevolgen voor hoe de organisatie functioneert. In de verschillende organisatietypen hebben vrijwilligers een andere plek en rol. Elk organisatietype vraagt om een eigen organisatiewijze, om een eigen aansturingstijl, en andere motivatie van medewerkers. Voor de ondersteuning is het belangrijk oog te hebben voor deze verschillen in organisatietypen en daar de ondersteuningsvragen ook op af stemmen. In de praktijk van veel organisaties zien we trouwens een mengeling van typen. De drie typen zijn: 1. Dienstverlenende organisaties (servicedelivery) Dienstverlenende organisaties vind je vaak in de vorm van een stichting. Voorbeelden hiervan zijn Stichting Ouderenwerk of MEE. De klant staat voorop. Omdat deze organisaties duidelijke ‘klanten’ hebben, zijn selectie en training van vrijwilligers belangrijk. Dienstverlenende organisaties hebben vaak een organisatiestructuur met een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Vrijwilligers worden gemotiveerd door de dienst die ze aan een ander kunnen verlenen. Vrijwilligers willen niet teveel tijd kwijt zijn aan organisatorisch gedoe. Hiërarchie en duidelijke werkafspraken worden in een dienstverlenende vrijwilligersorganisatie op prijs gesteld. Er wordt flexibel geworven, afhankelijk van de taak. Er zijn meer losstaande projecten of programma’s en vrijwilligers zijn voornamelijk betrokken bij ‘hun’ deel (door hun taak) van de organisatie. 2. Campagnevoerende organisaties (campaigning) Bij campagnevoerende organisaties hangt de inhoud en de doelgroep van “de goede zaak” af. Denk hierbij aan organisaties als Greenpeace en Amnesty International. De organisatie is extern gericht: er is een boodschap die de wereld in moet, soms gericht op de eigen omgeving (lokale actiegroep of buurtcomité) en soms gericht op de hele bevolking (milieugroepen) of de hele wereld (Amnesty International). Een campagneorganisatie trekt mensen aan omdat de boodschap samenvalt met hun eigen ideaal. Er is veel ruimte voor discussie over dat ideaal en de te volgend strategie. Hiërarchie ligt lastiger dan in een dienstverlenende organisatie. 3. Voor-ons-door-ons (ook wel mutual-support of zelforganisatie) Voor-ons-door-ons organisaties kennen vaak de vorm van een vereniging. Dat kan een patiëntenorganisatie zijn (belangenbehartiging), een toneelvereniging (gezamenlijke interesse), een migrantenorganisatie (herkenning en gezelligheid voor mensen uit hetzelfde land van herkomst) maar ook de traditionele sportvereniging. Veel voor-ons-door-ons organisaties zijn verenigingen waarbij de vrijwilligers afkomstig zijn uit de eigen achterban. Vrijwilligers vinden elkaar op de gedeelde situatie. Samen doen, betrokkenheid, gezelligheid zijn de belangrijkste waarden. Kenmerkend is dat vrijwilligers meerdere rollen in de organisatie kunnen vervullen: uitvoerend, besturend, controlerend. De doelen van de organisatie zijn intern gericht, de leden produceren als vrijwilliger zelf de diensten. Selectie van vrijwilligers vindt maar beperkt plaats. Het is belangrijker dat je onderdeel van de groep bent dan welke vrijwilligerscapaciteiten je meebrengt. Als mensen geïnteresseerd zijn in een bepaalde functie of taak is dat vaak al genoeg. 1.3 Maatschappelijke ontwikkelingen en trends Het vrijwilligerswerk en de vrijwilliger van vandaag zijn niet goed meer te vergelijken met het vrijwilligerswerk van twintig jaar geleden. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends hebben er voor gezorgd dat de beschikbaarheid van mensen is veranderd. Maar ook de wensen en behoeften van mensen zijn veranderd. Welke maatschappelijke ontwikkelingen en trends hebben gevolgen voor het vrijwilligerswerk? De samenleving stelt hogere eisen aan de kwaliteit. Dat zien we terug op diverse niveaus. Toenemende eisen bij overheid, maar ook vrijwilligers en bezoekers, gebruikers of cliënten van vrijwilligersorganisaties vragen om extra inspanningen. Gemeenten stellen hogere kwaliteitseisen aan vrijwilligersbesturen en meetbare output in ruil voor subsidies. Eisen aan de professionaliteit en kwaliteit van dienstverlening betekent dat vrijwilligerswerk in toenemende mate moet voldoen aan eisen 9
Lucas C.P.M. Meijs, management van vrijwilligersorganisaties, Caravel Publishing 1997
19
van overheid/bezoeker/gebruiker. En dat vertaalt zich in hogere eisen die worden gesteld aan de vrijwilliger. Maar ook vrijwilligers stellen hogere eisen aan de organisaties waarvoor zij zich inzetten. Door de individualisering moeten organisaties aansluiten bij de leefwereld van verschillende doelgroepen. Die leefwereld ziet er anders uit voor vitale ouderen, drukbezette tweeverdieners of jongeren. Dat speelt niet alleen een rol in de werving maar ook bij het behouden van vrijwilligers (taken, begeleiding en waardering). Verder moet het vrijwilligerswerk beter leren aan te sluiten op persoonlijke interesses van mensen. Binding met een organisatie komt vaak voort vanuit wat speelt in de directe omgeving of het eigen leven van de vrijwilliger: omdat het vrijwilligerswerk een leuke uitdaging wordt gevonden, het verrijkend is, je je kunt ontplooien en het aansluit op je leefstijl. Een opvallend verschil is dat vooral ouderen en veelal leden uit de vaste kern doorgaans nog wel de traditionele motieven hebben. Combineren van levenssferen. Vrijwilligersorganisaties moeten rekening houden met zowel het betaalde werk als de privésituatie van vrijwilligers. Er ontstaat een groeiende vraag naar kortdurend vrijwilligerswerk en flexibiliteit is hierbij van groot belang. Gevolg: vrijwilligers en organisaties zijn een lossere band gaan onderhouden. Echter veel organisaties zijn nog steeds georganiseerd vanuit het idee dat vrijwilligers gaan voor de club. Demografische ontwikkelingen. Deze laten zien dat de bevolking ‘vergrijst’ en ‘ontgroent’. Het aandeel ouderen op het totaal van de bevolking neemt flink toe. Verhoudingsgewijs zijn er weer minder jongeren. De vergrijzing zet de arbeidsmarkt onder druk. Daaruit komt de politieke wens voort om via bijvoorbeeld het afschaffen van prepensioenen ouderen langer aan het werk te houden. Dit verhoudt zich slecht tot de rol van ouderen in het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven, omdat ouderen daar vaak de drijvende kracht vormen. Recent onderzoek toont een groeiend aantal ouderen aan maar met een beperktere bereidheid tot het doen van vrijwilligerswerk. Dat heeft onder andere te maken met het geven van meer informele hulp: zo neemt bijvoorbeeld het aantal oppasgrootouders toe en dat aantal zal de komende jaren naar verwachting stijgen. Dat kan de tijdsbesteding aan vrijwilligerswerk door ouderen onder druk zetten. Vergrijzing zorgt er ook voor dat het beroep op vrijwilligerswerk in de zorg toeneemt. Meer ouderen betekent ook meer mensen die gebruik maken van vrijwillige bezoekdiensten of andere vrijwillige thuishulp. Nederland krijgt kleur. Het percentage Nederlanders van allochtone herkomst is de afgelopen decennia fors gegroeid en zal voorlopig blijven stijgen. Allochtonen zijn sterk ondervertegenwoordigd in het georganiseerde vrijwilligerswerk. Hun activiteiten concentreren zich meestal op activiteiten binnen de eigen groep. Taalbarrières, onbekendheid met vrijwilligerswerk, als ook met de organisatiecultuur van veel vrijwilligersorganisaties werken belemmerend. 1.4 Regeldruk Wetten en regels zijn er om de samenleving te reguleren. Vrijwilligers staan niet buiten de wet en moeten ook aan de wetgeving voldoen. Dat leidt soms tot ingewikkelde situaties omdat de wetgeving niet rechtstreeks bedoeld is voor vrijwilligers. In Nederland is geen aparte wetgeving voor het vrijwilligerswerk met als gevolg dat wetten die gelden voor gewone burgers of bedrijven ook op vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties van toepassing zijn. Voor de kantine van een voetbalvereniging gelden dezelfde wetten en regels als voor bedrijfskantines en andere horecagelegenheden. Klachten uit de samenleving over overregulering heeft de overheid doen besluiten om overbodige wetgeving te schrappen of te vereenvoudigen. Daarbij wordt gekeken naar landelijke en lokale regels. Het effect is dat dit leidt tot minder besteding van tijd van vrijwilligers voor het aanvragen of verantwoorden van subsidies, vergunningen en minder onkosten bij het voldoen aan regelgeving en meer tijd voor de eigen activiteiten. Vrijwilligersorganisaties kunnen zich daardoor beter richten op hun kernactiviteiten. 1.5
Knelpunten in het vrijwilligerswerk
20
Hieronder wordt beschreven wat de invloeden van de gesignaleerde trends zijn voor het vrijwilligerswerk. Tekort aan nieuwe vrijwilligers en onvoldoende doorstroom binnen besturen. Rond deze trend zien we bij veel vrijwilligersorganisaties onvoldoende vermogen dit probleem zelfstandig op te lossen. Dat vraagt om een passend aanbod. Hoe leren we organisaties dat maatwerk van belang is? Er stromen te weinig nieuwe vrijwilligers in: Jong en oud, autochtoon en allochtoon, vaste en tijdelijke vrijwilligers. Een daaruit voortkomend probleem is de vergrijzing van het vrijwilligersbestand en het fenomeen van de cliëntvrijwilliger. Vrijwilligers in de zorg en welzijn worden steeds ouder en doen soms op hoge leeftijd nog vrijwilligerswerk. Maar met het klimmen der jaren krijgen deze vrijwilligers op leeftijd te maken met lichamelijke beperkingen. Soms geven organisaties aan dat vrijwilligers op hoge leeftijd te weinig effectief of te weinig representatief zijn. Een aantal organisaties is overgegaan tot het instellen van een leeftijdsgrens. Voor vrijwilligers op hoge leeftijd een strop omdat voor hen het vrijwilligerswerk belangrijk is: belangrijk voor de sociale contacten, dagritme en gevoel nog mee te doen in de samenleving. Gebrek aan zelfstandig veranderingsvermogen bij vrijwilligersorganisaties. Veel organisaties houden vast aan traditionele werkwijzen. Nieuwe vrijwilligers stellen andere eisen. De nieuwe vrijwilliger werkt meer op momenten dat het hem schikt en is slechts tijdelijk beschikbaar. Hij is kritischer en maakt zijn eigen afwegingen. Organisaties moeten hun traditionele werkwijzen aanpassen aan de eisen van deze tijd. Het vraagt om investeren in verandering, in flexibel werken. Flexibilisering van organisaties is noodzakelijk om te kunnen anticiperen in een veranderde samenleving. Functies die veel tijd vragen kunnen worden opgeknipt in (tijdelijke) deeltaken. Organisaties hebben moeite zich te profileren. Vrijwilligersorganisaties moeten leren aangeven waarvoor ze staan en welke doelen zij hebben. Zij moeten zich beter leren profileren en op een aansprekende wijze leren communiceren. Het blijkt een probleem om jongeren te werven voor vrijwilligerswerk. Jongeren zijn onvoldoende betrokken bij vrijwilligerswerk. Veel organisaties zijn niet of onvoldoende in staat om goed te reageren op jongeren. Aan de ene kant zien we onder jongeren veel onbekendheid of vooroordelen m.b.t. vrijwilligerswerk. Aan de andere kant zien we dat veel vrijwilligersorganisaties kampen met een stoffig imago. De maatschappelijke stage kan daar de komende jaren verandering in brengen. Vanaf 2011 zijn leerlingen van het voortgezet onderwijs verplicht 72 uur een stage te lopen. We zien een toename van vrijwillige activiteiten waarbij het initiatief van ‘derden’ uitgaat. Van de overheid bijvoorbeeld die vrijwilligerswerk inzet als instrument bij inburgering, re-integratie- of activeringstrajecten en in het onderwijs (Maatschappelijke stage). Dat heeft tot gevolg dat het vrijwilligerswerk laagdrempelig moet zijn om mensen de kans te geven mee te doen, ook als ze daar wat extra hulp bij nodig hebben. Participatieplekken vereisen een andere, vaak intensievere begeleiding. Samenvattend zien we dat: - de term vrijwillige inzet beter past; -
er drie typen vrijwilligersorganisaties zijn en dat dit onderscheid van belang is. Voor de aansturing en beleving van de vrijwilligers maakt het veel uit of er sprake is van een dienstverlenende organisatie, waarin vrijwilligers nuttige maar in principe aanvullende taken verrichten of van een organisatie waar vrijwilligers de primaire taken geheel zelf uitvoeren of met assistentie van een beroepskracht (voor ons door ons organisaties).
-
mensen bereid zijn om zich vrijwillig in te zetten en dat het belangrijk is dat organisaties goed leren inspelen op de persoonlijke interesses en leren rekening te houden met het drukke bestaan van mensen wat gevolgen heeft voor hun beschikbaarheid;
21
-
hogere kwaliteitseisen die aan organisaties worden gesteld leiden ertoe dat organisaties anders gekwalificeerde vrijwilligers moeten vinden voor de taken die er liggen;
-
het lastig is voor vrijwilligersorganisaties om veranderingen in de omgeving en de samenleving te vertalen in voorwaarden voor de organisatie;
-
vrijwilligersorganisaties zich niet goed weten te profileren;
-
vrijwilligersorganisaties het potentieel aan vrijwilligers dat beschikbaar is door bijvoorbeeld de re-integratie of de inburgering niet weet aan te boren.
22
Hoofdstuk 2
Onderzoek Sliedrecht
In dit hoofdstuk gaan we nader in op het onderzoek in Sliedrecht. We beschrijven de reden voor het doen van dit lokale onderzoek, de opzet en de organisaties die aan het onderzoek hebben deelgenomen en tot slot beschrijven we vrij uitvoerig de bevindingen waarbij we ook een vergelijking maken tussen de eerder beschreven landelijke ontwikkelingen, trends en knelpunten en hoe dat voor Sliedrecht uitpakt. 2.1 Opzet onderzoek Waarom een onderzoek? De reden om lokaal een onderzoek onder organisaties met vrijwilligers te doen heeft te maken met de wens de ontwikkelingen en knelpunten op het terrein van vrijwilligerswerk in Sliedrecht in kaart te brengen. Het is daarbij belangrijk om zicht te krijgen op de activiteiten van de organisaties omdat dit een goed beeld geeft van de aard en omvang van het vrijwilligerswerk in Sliedrecht. Verder is er de wens om enerzijds organisaties in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij de vraag hoe de ondersteuning van het vrijwilligerswerk eruit moet komen te zien en anderzijds hen te betrekken bij de beleidsvorming van het vrijwilligerswerkbeleid van de gemeente. Het onderzoek onder de (vrijwilligers)organisaties vond plaats in het najaar van 2008. De meeste organisaties zijn persoonlijk geïnterviewd en bezocht. BPVL heeft 18 organisaties voor haar rekening genomen en de beleidsmedewerker van de gemeente tien. Het totaal komt daarmee op 28 wat gezien kan worden als een goede afspiegeling van de Sliedrechtse civil society (of vrijwillige samenleving). In het onderzoek zijn vragen over verschillende onderwerpen aan de orde gekomen.10 Uit de interviews is een beeld over de stand van zaken en de ondersteuningsvragen verkregen. De bevindingen zijn kort in een nieuwsbrief weergegeven en aan de geïnterviewden teruggegeven.11 Vervolgens is in december 2008 een uitnodiging uitgegaan naar alle geïnterviewden en andere (direct) betrokkenen om met het ouderenwerk en de gemeente verder in gesprek te gaan over de uitkomsten van het onderzoek en de betekenis daarvan voor het vrijwilligerswerkbeleid en de ondersteuning van het vrijwilligersveld. Onderwerpen die aan de orde kwamen waren: hoe kan de gemeente en het ouderenwerk het vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet het beste faciliteren en stimuleren en op welke wijze kan de ondersteuning meer concreet worden ingevuld als het gaat om: -
werving en behoud van vrijwilligers en de rol van de vrijwilligersvacaturebank daarbij;
-
thema’s waarop (vrijwilligers)organisaties met elkaar willen samenwerken en werken aan meer onderlinge samenhang;
-
manieren om vrijwillige inzet te stimuleren;
-
belang van waardering en promotie van het vrijwilligerswerk;
-
verschillen in ondersteuning: ondersteuning moet op maat worden geboden en ziet er voor een sportvereniging anders uit dan voor de terminale thuiszorg;
-
vragen op het gebied van deskundigheidsbevordering;
-
belang van verstrekken van goede en juiste informatie over allerlei zaken die met vrijwilligerswerk te maken hebben;
-
de rol van de maatschappelijke stage om jongeren meer bij het vrijwilligerswerk te betrekken.
10 11
Voor de volledige vragenlijst zie bijlage 1 Zie bijlage 2 voor de volledige tekst van de nieuwsbrief
23
Van deze bijeenkomst is een verslag gemaakt en dit verslag is verstuurd aan alle geïnterviewden en vertegenwoordigers van andere betrokken organisaties en instellingen die bij deze avond aanwezig waren.12 2.2 Typen (vrijwilligers)organisaties in onderzoek Er is in Sliedrecht een scala aan organisaties te vinden waarin vrijwilligers actief zijn en die een bijdrage leveren aan de Wmo-doelen en prestatievelden. Dit varieert van de sportverenigingen en culturele verenigingen tot wijkplatforms, lokale afdelingen van het Rode Kruis, Humanitas en de Zonnebloem, ouderenbonden, kerken, synagoge en moskee. Aan het onderzoek heeft een brede range van organisaties willen meewerken: sportorganisaties en de sportraad, culturele vereniging, Humanitas, het Open Jeugdwerk, Zonnebloem, het Rode Kruis, wijkplatforms, ouderenbond, patientenvereniging, kerkgemeenten en moskee, verschillende zorginstellingen, welzijnswerk, voedselbank, vrijwillige terminale thuiszorg, lokale omroep, kringloop, kinderboerderij. Zowel het ouderenwerk als de gemeente vond een brede verkenning van het vrijwilligersveld gewenst om een beeld te krijgen van de vragen en behoeften in het veld. 2.3 Bevindingen onderzoek De geïnterviewden geven aan dat zij in hun organisaties met de volgende ontwikkelingen en knelpunten te maken hebben die eerder in hoofdstuk 1 zijn besproken: • Demografische ontwikkelingen, moeite met het werven van nieuwe vrijwilligers, vergrijzen vrijwilligersbestand, tekort aan bestuurskader en onvermogen jongeren te bereiken. • Organisaties niet altijd zelfstandig weten in te spelen op veranderingen in de omgeving bijvoorbeeld als het gaat om het inzetten van vrijwilligers uit de re-integratie of inburgering, of op de vraag van vrijwilligers om meer rekening te houden met hun belangstelling, geschiktheid en beschikbaarheid. • Organisaties zich niet altijd even goed weten te profileren en zich onvoldoende weten te presenteren naar potentiële vrijwilligersgroepen. Zo komen we in de interviews aan de ene kant organisaties tegen die het niet lukt nieuwe vrijwilligers te vinden en aan de andere kant organisaties die met een wachtlijst werken. Wanneer een organisatie zich goed profileert is het gemakkelijker om vrijwilligers te vinden. En dat helpt natuurlijk ook bij het onder de aandacht brengen van de activiteiten van de organisatie. In de interviews worden thema’s als hogere eisen aan kwaliteit en regeldruk weinig genoemd. Een thema dat in veel interviews aan de orde is gekomen is het thema van onderlinge samenwerking en werken aan meer afstemming. En een aantal geïnterviewden stond stil bij kwetsbare burgers en hoe deze mensen te betrekken bij de lokale samenleving en droegen daar ideeën voor aan. In Sliedrecht is enerzijds de rol van de geloofsgemeenschappen in lokale samenleving en anderzijds de binding met Sliedrecht groot. Dat is van invloed op het proces van individualisering In deze paragraaf worden de bevindingen onder de volgende kopjes nader uitgewerkt: • individualisering en Sliedrecht • de rol van de geloofsgemeenschappen • werving en behoud • profilering • samenwerking en samenhang • deskundigheidsbevordering • meedoen versus kwetsbaarheid Individualisering en Sliedrecht In hoofdstuk 1 bleek dat de individualiseringstrend ertoe heeft geleid dat steeds vaker persoonlijke motieven van mensen van doorslaggevende aard zijn bij de afweging om zich bij een vereniging of organisatie aan te sluiten. De behoefte om het leven naar eigen inzicht in te richten groeit en daar horen vragen bij als: waar wil ik bijhoren, welke rol neem ik daarbij op mij en hoe lang blijf ik dat 12
In bijlage 3 vindt u het verslag.
24
doen. Daarmee raken het groepsbelang of de traditie meer op de achtergrond. Deze verandering in binding met de groep verklaart voor een groot deel de teruggang in leden bij politieke partijen, vakbond en andere verenigingen. Voor Sliedrecht pakt dat anders uit. Anders dan in het overgrote deel van Nederland hebben zich in Sliedrecht geen sterke veranderingen voorgedaan in de religieuze beleving en is kerkelijke deelname en betrokkenheid nog steeds vanzelfsprekend. De geloofsgemeenschappen en de lokale samenleving Uit de interviews blijkt dat veel onderling hulpbetoon, sociaal engagement en deelname aan het vrijwilligerswerk tot stand komt in en vanuit kerkgemeenten en andere geloofsgemeenschappen. Binnen de eigen gemeenschappen is de drempel om op elkaar een beroep te doen laag. De keuze van mensen om actief te zijn in de lokale samenleving of zich te verbinden aan een groep wordt nog voor een groot deel bepaald door de traditie en door te zijn opgegroeid in een levensbeschouwelijk milieu. Verder speelt in Sliedrecht ook de lokale identiteit een belangrijke rol. In de interviews valt op dat de binding met Sliedrecht sterk is en dat de geïnterviewden zich willen inzetten voor het welzijn van haar bewoners. In Sliedrecht zijn verschillende geloofsgemeenschappen; van gereformeerd tot katholiek en islamitisch. De kerken en moskee in Sliedrecht hebben toegang tot specifieke doelgroepen, doen belangrijk preventief werk en voorkomen met hun activiteiten dat er een beroep wordt gedaan op voorzieningen van de overheid en diensten van zorg- en welzijnsinstellingen. Zij geven onder andere informatie en advies aan de eigen achterban over het zorg- en welzijnsaanbod en helpen hen daarin wegwijs te worden. Ook organiseren ze activiteiten om de onderlinge band tussen de leden te stimuleren en specifiek voor de moskee geldt dat zij maaltijden organiseert voor verschillende groepen in de lokale samenleving om de integratie te bevorderen. In principe zijn geloofsgemeenschappen gesloten gemeenschappen en werken ze volgens het voor ons door ons principe. De diensten en activiteiten die door de actieve leden van de kerk worden georganiseerd zijn bedoeld voor de eigen achterban. Maar de kerken die hebben meegewerkt aan het onderzoek geven aan meer naar buiten te willen treden en activiteiten open te willen stellen voor meer mensen dan alleen de eigen achterban. Voorbeelden hiervan zijn: de inloopochtend in de kerkgemeente aan de Middeldiepstraat waarvoor buurtbewoners worden uitgenodigd of de cursus bloemschikken die wordt georganiseerd vanuit de katholieke kerk. Verder gaven de geïnterviewden van de kerken aan verder te willen praten over het betrekken van vrijwilligers buiten de eigen achterban bij activiteiten van de kerk. Inzet van vrijwilligers van buiten de eigen gemeenschap is wel afhankelijk van de taak. Alleen taken waarbij geloofsopvattingen niet direct van belang zijn lenen zich daarvoor. Te denken valt aan onderhoudswerkzaamheden in de kerk of aan de tuin van de kerk. Verder gaven de kerken aan open te staan voor samenwerking met andere lokale partijen. Als er maar voldoende rekening wordt gehouden met hun identiteit. Kortom er zijn mogelijkheden om te werken aan een samenwerkingsrelatie tussen de geloofsgemeenschappen en andere lokale organisaties. Voor het vervolg is het belangrijk de verschillende geloofsgemeenschappen te betrekken bij vormen van samenwerking, een thema dat verderop wordt uitgewerkt. Belangrijk in de samenwerking is dat de identiteit van deze organisaties als uitgangspunt wordt genomen en er samengewerkt wordt op basis wederzijds respect en wederzijds profijt. Werving en behoud van vrijwilligers Een duidelijke ontwikkeling en ook wel knelpunt in de interviews zijn de veelbesproken vergrijzing en ontgroening. De leeftijd van de mensen die zich vrijwillig inzetten wordt steeds hoger en dat geldt met name voor de (vrijwilligers)organisaties in de sector zorg en welzijn. We spraken in dit verband eerder over de cliëntvrijwilliger. Zo heeft bijvoorbeeld het Rode Kruis de leeftijdsgrens voor vrijwilligers met tien jaar (van 60 tot 70 jaar) opgehoogd. Een aantal organisaties geeft aan soms niet te weten hoe cliëntvrijwilligers op een goede manier bij de organisatie te houden. In veel organisaties blijft nieuwe aanwas uit want nieuwe vrijwilligers zijn met veel moeite te vinden. Vooral de jeugd blijkt moeilijk warm te krijgen voor het vrijwilligerswerk. Daarnaast geven de geïnterviewden aan dat vrijwilligers andere eisen stellen en meer behoefte hebben aan flexibiliteit. Mensen hebben minder tijd voor vrijwilligerswerk en binden zich voor kortere duur aan organisaties. Een goed voorbeeld daarvan is de groep 60-plussers, waar overigens nog wel veel potentieel
25
zit. Oppas zijn voor de kleinkinderen, overwinteren of in de zomermaanden er met camper op uit trekken zet de tijd die zij hebben voor het doen voor vrijwilligerswerk onder druk. Een ander voorbeeld is de zogenaamde middengroep, mensen tussen de 25 en 50-jaar (vaak met dubbele inkomens en kinderen). Zij laten zich steeds moeilijker vinden; zijn ze eenmaal gevonden dan blijven ze vaak wel actief in de club hoewel soms voor minder uren in de week. Binnen de sport is sprake van vergrijzing van de besturen en men vindt het moeilijk om goede opvolgers te vinden. Ook ziet men daar, dat zodra de kinderen gaan puberen de (actieve) ouders zich terugtrekken. Daarnaast verlaten veel kinderen zodra ze gaan studeren het Sliedrechtse verenigingsleven. Verenigingen kampen ook met een tekort aan extra handjes voor het uitvoeren van tijdelijke activiteiten (onderhoud, evenementen en toernooien). Juist leerlingen uit het voortgezet onderwijs zouden in het kader van hun maatschappelijke stage voor die extra handjes kunnen zorgen. Organisaties geven aan nog weinig te horen van scholen en vragen de gemeente meer informatie en duidelijkheid over de maatschappelijke stage te geven. Uit de interviews blijkt verder dat met name de professionele zorginstellingen (MEE, Rivas en ASVZ) nut hebben van de vrijwilligersvacaturebank. Dit in tegenstelling tot de meeste vrijwilligersorganisaties die nauwelijks van deze vorm van bemiddeling gebruik maken. Dit valt te verklaren door het eerder beschreven onderscheid tussen typen organisaties. In het volgende hoofdstuk in paragraaf 3.2 wordt dit punt verder uitgewerkt. Verder geven veel organisaties aan dat de gemeente meer zou kunnen doen voor vrijwilligers in Sliedrecht in de vorm van waardering. In eerste instantie is het geven van waardering aan vrijwilligers iets dat organisaties zelf moeten regelen. Maar de organisaties zijn het op dit punt in de interviews en op de klankbordavond met elkaar eens. Het helpt als ook de gemeente blijk geeft van haar waardering door vrijwilligers in het zonnetje te zetten. Dat is belangrijk omdat de gemeente daarmee het belang van het vrijwilligerswerk voor de lokale samenleving erkent. Bovendien kan er ook een wervende werking van uitgaan naar mensen die zich nog niet vrijwillig inzetten voor de lokale samenleving. Kennelijk wordt de jaarlijkse uitreiking van de gemeentelijke vrijwilligerspenning door de gemeente als onvoldoende ervaren. Profilering (Vrijwilligers)organisaties zullen moeten leren in te spelen op de persoonlijke interesses en motivatie van vrijwilligers en dat vraagt om een bepaalde en voor verenigingen vaak nieuwe manier van denken. Het belang van goede communicatie is groter dan voorheen. Het gaat er in toenemende mate om dat organisaties op meer aansprekende wijze laten zien waar men voor staat en wat men doet. Organisaties geven aan hulp nodig te hebben bij het verbeteren en vernieuwen van hun communicatie en PR en werkwijze. Profilering werkt twee kanten op: promoten van aanbod (diensten/activiteiten) en versterken van de wervingskracht om nieuwe vrijwilligers te vinden. De meeste organisaties geven aan dat zij zelf daartoe te weinig mogelijkheden hebben. Zij vinden profilering een belangrijk aspect waarop zij ondersteuning wensen. Van het belang van profilering zijn twee goede lokale voorbeelden te geven. Wanneer een organisatie zich goed weet te profileren is de kans dat zij met succes vrijwilligers werft groot. Zo heeft bijvoorbeeld de voedselbank geen moeite met het vinden van vrijwilligers. De Frogers hebben door de schijnwerpers op de voedselbank te zetten dat effect alleen nog maar versterkt. De voedselbank weet zich goed te profileren en daardoor weten potentiële vrijwilligers de weg naar de voedselbank te vinden en visa versa. Het tweede voorbeeld is dat profilering ook van belang is voor het promoten van het aanbod. De Interkerkelijke Terminale Thuiszorg is er voor alle mensen in Sliedrecht maar de coördinator heeft het idee dat van hun aanbod weinig gebruik wordt gemaakt, omdat het bij de mensen onvoldoende bekend is. De organisatie heeft zelf niet de middelen en de kennis om op een effectieve manier de diensten onder de aandacht te brengen. De andere kant van de zaak is dat andere instellingen in Sliedrecht mensen te weinig op deze mogelijkheid wijzen. En dat is alleen mogelijk als partijen in Sliedrecht meer met elkaar uitwisselen en het aanbod op elkaar afstemmen.
26
Samenwerking en samenhang Afstemming en samenwerking is niet alleen een interessant thema voor lokale vrijwilligersorganisaties maar ook voor professionele organisaties in bijvoorbeeld de zorg. Zo zouden ook professionele organisaties kunnen wijzen op het aanbod van stervensbegeleiding van de Interkerkelijke Terminale Thuiszorg. In verschillende interviews geven de vrijwillige zorgorganisaties aan dat de zorgmap een goed initiatief is maar dat er meer nodig is. Er is binnen het vrijwilligerswerk sprake van versnippering en eilandjes; er gebeurt veel wat men vaak niet van elkaar weet, ook op gebieden waar samenwerking misschien tot de mogelijkheden behoort. Er is een overlap aan aanbod en men maakt te weinig gebruik van elkaars mogelijkheden en kennis. Maar ook van elkaars faciliteiten. Zo zijn er verschillende organisaties die busvervoer aanbieden waar meer gebruik van kan worden gemaakt en zijn er weer andere organisaties die overwegen vervoersmogelijkheden voor hun doelgroep te gaan organiseren. Een geïnterviewde geeft aan dat vrijwilligersorganisaties heel goed zouden kunnen samenwerken op het terrein van fondsenwerving en contactlegging met het bedrijfsleven. Een ander voorbeeld uit de interviews gaat over samenwerking op activiteitengebied. Stichting ouderenwerk verzorgt in woonzorg flats met vrijwilligers recreatieve activiteiten. Hierin werkt stichting ouderenwerk samen met een corporatie. Waarom op dit gebied ook niet samenwerken met andere lokale vrijwilligersorganisaties? Zo gaf het Rode Kruis aan haar activiteit Welfare die zij organiseert in Parkzicht ook op meerdere locaties aan te kunnen bieden bijvoorbeeld in de Hofstee of de Joost van Vondel of Tuinfluiter. Deze activiteit van het Rode Kruis zou goed passen in het aanbod dat stichting ouderenwerk organiseert voor deze doelgroep. Deskundigheidsbevordering Vrijwilligersorganisaties kunnen veel van elkaar leren door kennis en informatie die zij hebben met elkaar uit te wisselen. Het kan gaan over financiële zaken, beheer van locaties, toepassen van regels en wetten waar zij mee te maken hebben en methoden om vrijwilligers te werven en te behouden. Met name op dit laatste vlak is samenwerking met ook professionele zorginstellingen interessant. In zorginstellingen is veel deskundigheid aanwezig over het werven en begeleiden van vrijwilligers en zij hebben ook veel deskundigheid in huis om specifieke groepen (reïntegratiekandidaten, inburgeraars, leerlingen uit het voortgezet onderwijs) actief te benaderen. Vrijwilligersorganisaties kunnen daar weer van leren en kijken wat voor hen bruikbaar is. Zorginstellingen verzorgen voor hun vrijwilligers voorlichtingsavonden over bijvoorbeeld ziektebeelden van hun bewoners/cliënten. Vrijwilligers van bijvoorbeeld de Zonnebloem of het Rode Kruis zouden ook baat kunnen hebben bij deze informatie. Er valt nog veel winst te halen uit het verder in kaart brengen van de mogelijkheden tot samenwerking en afstemming van aanbod. Het aftasten van mogelijkheden tot samenwerking moet met zorg en aandacht gebeuren want er zit ook een risico aan. Er ontstaan bij vrijwilligersorganisaties problemen als er een te groot beroep op hun diensten wordt gedaan. Ook dit aspect komt in de interviews aan de orde. Wanneer de vraag de mogelijkheden van de organisatie overstijgt kan er niet aan worden voldaan en dat leidt tot problemen bij het coördineren en op termijn zelfs tot schade aan de organisatie. Naast de eigen identiteit moet er dus ook rekening worden gehouden met de beschikbare capaciteit in een vrijwilligersorganisatie. Uit de interviews blijkt dat er behoefte is aan deskundigheidsbevordering. Bijvoorbeeld als het gaat om het ontwikkelen van een visie op vrijwilligerswerk of hoe te werken aan kadervorming of hoe te werken met nieuwe doelgroepen in het vrijwilligerswerk (jongeren via de maatschappelijke stage, inburgeraars of mensen in een re-integratie traject). Uit de interviews blijkt verder dat veel organisaties gedeeltelijk op de hoogte zijn van regelingen die voor hun organisaties en vrijwilligers van belang zijn. Zo weet bijna geen enkele organisatie hoe het zit met de landelijke regeling van onkostenvergoeding voor vrijwilligers of hoe het nu precies zit met de maatschappelijke stage. Meedoen versus kwetsbaarheid? In de interviews komen verschillende keren vanuit verschillende invalshoeken thema’s als armoede, participeren en kwetsbare burgers aan de orde. Een aantal geïnterviewden maakt zich oprecht zorgen over hun kwetsbare medeburgers en zij stellen met spijt en soms ook schaamte vast dat deze groep slecht bereikt wordt met de huidige voorzieningen. Er worden oplossingen aangedragen in de
27
sfeer van een andere benadering van deze groep: zoveel mogelijk protocollen de deur uit en de cliënt centraal stellen in plaats van de procedures en de regels. Andere voorstellen zijn outreachend werken en plekken waar doelgroep komt (kerken, voedselbank, kringloop) gebruiken als vindplekken. En ook op buurtniveau zien de geïnterviewden mogelijkheden om kwetsbare mensen meer te betrekken bij de activiteiten in de buurt. Een geïnterviewde biedt spontaan een oplossing aan voor het organiseren van noodopvang. Zij is bereid om samen met een aantal particulieren opvang voor een paar dagen aan huis te organiseren. Voor die mensen die echt nergens terecht kunnen. Meedoen kost geld en de inkomenspositie van mensen is mede bepalend of je wel of niet mee kan doen. In veel kringen is het niet gebruikelijk een vergoeding te vragen voor kosten die je maakt. Een stilzwijgende afspraak die door iedereen wordt begrepen en die er impliciet voor zorgt dat mensen die het niet breed hebben zichzelf uitsluiten. Want als je op elke cent moet letten, dan heb je geen geld voor een strippenkaart of voor een traktatie of voor een bijdrage aan een of ander potje. Dan blijf je thuis zodat je geen geld hoeft uit te geven. Volgens de geïnterviewden is er sprake van stille armoede. Mensen spreken daar liever niet over, meestal uit schaamte. Dat geldt zowel voor autochtonen als voor allochtonen. Burgers maken geen gebruik van de gemeentelijke voorzieningen zodat het probleem van de stille armoede ‘onzichtbaar’ blijft. De autochtone bevolking doet een beroep op de diaconieën en veel allochtonen ouderen vragen hun kinderen bij te springen. De Turkse gemeenschap in Sliedrecht is vrij progressief te noemen. Vrouwen hebben relatief veel bewegingsruimte en de gemeenschap staat open voor contact met de samenleving. De moskee geeft aan dat zij groot belang hecht aan het organiseren van activiteiten waaraan ook niet leden kunnen deelnemen in het kader van de integratie en dat het belangrijk is dat de gemeente hiervoor middelen beschikbaar stelt. “Integratie kan je niet uit een boek leren maar wel door contact te hebben met Nederlanders. Op het werk is daar ook vaak geen tijd voor. Het heeft geen zin mensen te verplichten in te burgeren. De kunst is mensen spelenderwijs uit te nodigen deel te nemen aan de samenleving. Dan bereik je veel meer”, zo vertelt een actief lid van de moskee. Vanuit de moskee komt verder de oproep om vrouwen bij de samenleving te betrekken door laagdrempelige activiteiten te organiseren (naailessen, zwemles, leesgroep, computercursussen). Een rechtstreekse uitnodiging aan de Sliedrechtse samenleving en aan de lokale overheid. Samenvattend zouden we bevindingen uit de interviews kunnen terugbrengen tot drie thema’s die in het beleid en de verdere invulling van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk van belang zijn: • Promotie en stimuleren vrijwillige inzet (het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven maakt daar onderdeel van uit); • Samenwerken en werken aan samenhang; • (Verenigings)ondersteuning (gericht op praktische zaken maar ook op visie en strategie vraagstukken) en werken aan meer maatwerk in het werken met vrijwilligers.
28
Hoofdstuk 3 Herstructurering van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk In dit hoofdstuk gaan we in op hoe de ondersteuning voor het vrijwilligerswerk tot nu toe geregeld was en wat stichting ouderenwerk daaraan wil veranderen en mede op grond van het onderzoek aan wil toevoegen. 3.1 Huidige ondersteuning Sinds een aantal jaren kent men in Sliedrecht de Vrijwilligers Vacature Bank (VVB). Een medewerker van de gemeente en een vrijwilliger houden de VVB in de lucht. De medewerker van de gemeente heeft daar gemiddeld vier uur per week voor en de vrijwilliger stopt er ook nog eens vier tot vijf uur per week in. De VVB heeft een website www.vrijwilligerspuntsliedrecht.nl die ook te vinden is via de gemeentelijke website en via de regionale website www.vrijwilligoppad.nu. Op deze website staan vacatures in het vrijwilligerswerk waarop burgers in Sliedrecht kunnen reageren. Een keer in de week is de vacaturebank open voor het publiek. De vrijwilliger ontvangt dan gegadigden voor vrijwilligerswerk of organisaties die op zoek zijn naar vrijwilligers. In het gemeentekantoor is een Vrijwilligers Informatiepunt ingericht met daarin informatie over de meest voorkomende vragen in het vrijwilligerswerk. De VVB krijgt vanuit regionale middelen voor een afgesproken aantal uren op jaarbasis ondersteuning van PAD (Participatie en Activering Drechtsteden). PAD organiseert bijvoorbeeld workshops en trainingen voor vrijwilligers en hun organisaties. PAD treedt op als het regionale kenniscentrum en de VVB kan op PAD terug vallen bij specifieke vragen of problemen waarvoor (vrijwilligers)organisaties zich geplaatst zien. De gemeente heeft Ouderenwerk gevraagd de coördinatie van de VVB op zich te nemen en haar kennis over (zorg) vrijwilligers in te zetten voor andere organisaties. Stichting ouderenwerk heeft sinds begin dit jaar de coördinatie op zich genomen. Van meet af aan heeft stichting ouderenwerk een meer brede invulling willen geven aan de functie bemiddeling. De vrijwilligersorganisaties gaven in de interviews al aan, dat zij niet veel baat hebben bij de bemiddelingsfunctie van de VVB. Stichting ouderenwerk wil naast het beheren van de website de functie bemiddeling verder uitbreiden. Hoe ze dat wil doen leest u in de volgende paragraaf. Verder wil stichting ouderenwerk de website ook gebruiken voor het plaatsen van informatie over landelijke en lokale ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk en regelingen voor het vrijwilligers. Kortom: vrijwilligersorganisaties zo goed mogelijk informeren. 3.2 De functie bemiddeling Het principe van bemiddeling, in de vorm van het koppelen van vraag en aanbod voldoet niet meer. Het is ingewikkelder dan dat. De vrijwilliger is ook in Sliedrecht moeilijker te vinden en ook steeds moeilijker voor langere tijd te binden. Hij wordt sterker geleid door zijn persoonlijke interesses en zijn agenda en redeneert meer vanuit een ruilrelatie (what’s in it for me). Stichting ouderenwerk wil een vraaggerichte vorm van werven ontwikkelen. Bij een vraaggerichte manier van werven is niet langer de taak of functie het uitgangspunt maar de interesses en de kwaliteiten van de vrijwilliger. In deze manier van werven is het expliciet maken van de verwachtingen, behoeften en kwaliteiten van de vrijwilliger een belangrijk punt van aandacht maar deze werkwijze zal ook leiden tot de noodzaak binnen organisaties om het vrijwilligerswerk verder te flexibiliseren. Werkzaamheden flexibiliseren betekent taken splitsen, functies herverdelen, klussen herformuleren. Dit begint met het in kaart brengen welke werkzaamheden er feitelijk zijn. Een bestaande vrijwilligersfunctie bestaat vaak uit een groot aantal te onderscheiden taken en werkzaamheden. Soms is een functie een logisch en eenduidig geheel, maar veel vaker is het een door de historie gegroeid takenpakket. Het scheiden van uitvoerend en organisatorisch werk, van frequent terugkerende klussen en incidentele klussen, biedt inzicht in welke functies en klussen wel of niet te flexibiliseren zijn. Maar ook zaken als het delen van bestuursfuncties met andere organisaties of het uitbesteden van financiële of ledenadministratie om organisaties te ontlasten zouden verder onderzocht moeten worden. En bij al deze zaken hebben vrijwilligersorganisaties in Sliedrecht ondersteuning nodig. Het uitbreiden van de functie bemiddeling vraagt om meer ureninzet vanuit stichting ouderenwerk dan nu beschikbaar is.
29
3.3 Wat is nodig? Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de volgende drie thema’s voor de verdere invulling van de ondersteuning van belang zijn. 1.
Promotie en stimuleren vrijwillige inzet (het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven maakt daar onderdeel van uit) In de vorige paragraaf is de nieuwe invulling die stichting ouderenwerk aan de functie bemiddeling wil geven aan de orde gekomen. Uit de interviews bleek ook het belang van promotie: profilering van het vrijwilligerswerk in zijn geheel en van de afzonderlijke organisaties en waardering. Door meer media-aandacht te organiseren (een lokale vrijwilligerskrant?) en door aan te sluiten bij landelijke evenementen zoals MADD (Make a Difference Day)kan het vrijwilligerswerk zich beter profileren. MADD zet de schijnwerpers twee dagen op vrijwillige inzet. Daarmee levert MADD een belangrijke bijdrage aan het imago van vrijwilligerswerk; bevordert maatschappelijke inzet en leidt het ieder jaar tot een toename van het aantal vrijwilligers. Verder is het ook van belang dat organisaties beter leren zichzelf naar buiten toe te presenteren. Hierbij kan gedacht worden aan een cursusaanbod, waarvoor mogelijk PAD zou kunnen worden ingeschakeld. En tot slot wijzen vrijwilligersorganisaties op het belang van waardering van de gemeente. Voor de onbetaalbare bijdrage van vrijwilligers is de afgelopen decennia steeds meer aandacht. Bij de eigen organisaties, bij de overheid en recentelijk ook bij het bedrijfsleven groeit het besef dat ‘onbetaalbaar’ niet automatisch betekent dat het onbeloond hoeft te blijven. Dat vrijwilligers, ook al ‘gaan ze niet voor het geld’, wel graag gezien willen worden door: • Erkennen: het belang van vrijwilligers(werk) zien. Erkennen houdt in dat het belang van vrijwilligerswerk wordt ingezien en dat de organisatie of de overheid er naar handelen; dat vrijwilligers de ruimte krijgen en de inbreng van vrijwilligers(organisaties) serieus wordt genomen. • Waarderen: laten merken dat je er waarde aan hecht. Erkenning gaat over in waardering zodra de erkenning wordt geuit. Bijvoorbeeld in een compliment in de wandelgangen of in een lovend artikel. • Belonen: blijk van waardering geven. Waarderen gaat over in belonen, zodra het vergezeld gaat van een bewijs van waardering. Puur materieel in de vorm van een kerstpakket of cadeaubon, maar ook symbolisch in de vorm van een getuigschrift of certificaat. • Wanneer het gaat om de individuele vrijwilliger, is het vooral de eigen organisatie die erkent, waardeert en beloont. Als we het hebben over erkenning, waardering of beloning voor initiatieven en prestaties van organisaties, zijn overheid en bedrijfsleven de belangrijkste actoren. 2. Samenwerken en werken aan samenhang Vanuit de interviews en uit de discussie met de klankbordgroep kwamen veel geluiden vanuit de organisaties om meer samen te doen en te kijken hoe de organisaties elkaar onderling kunnen helpen op verschillende terreinen. Of het nu om praktische zaken gaat als locatie of andere faciliteiten, het delen van kennis (werving en behoud van vrijwilligers of fondsenwerving) of om het gezamenlijk organiseren van deskundigheidsbevordering. Maar ook zaken als het aanbod en de activiteiten beter op elkaar afstemmen, en dat niet alleen met vrijwilligersorganisaties maar in samenwerking met professionele (zorg)instellingen worden daarbij genoemd. Het lokale onderzoek wijst uit dat het belangrijk is het thema samenwerking zo breed mogelijk op te pakken. En daar kerken, moskee, scholen, corporaties en het bedrijfsleven bij te betrekken. Er is behoefte aan een partij (een lokale makelaar) die de partijen bij elkaar brengt en de verschillende netwerken aan elkaar verbindt. Stichting Ouderenwerk vindt dat deze functie hoort bij de ondersteuning van het vrijwilligerswerk. Vanuit een op te richten platform dat functioneert als een netwerkorganisatie kunnen ook weer nieuwe initiatieven worden ontwikkeld en kan vrijwillige inzet worden gestimuleerd. 3.
(Verenigings)ondersteuning (gericht op praktische zaken maar ook op visie en strategie) en werken aan meer maatwerk als het gaat om het begeleiden van vrijwilligers De nieuwe vrijwilliger stimuleert niet alleen veranderingen in de wervingsstrategieën van organisaties, maar ook de situering van het vrijwilligerswerk binnen de organisaties moet onder de loep
30
worden genomen. Ook hier hebben vrijwilligersorganisaties ondersteuning bij nodig. Die ondersteuning kan door het ouderenwerk worden geboden, waarbij zij voor de invulling van de programma’s een beroep kan doen op PAD. Het proces dat met organisaties moet worden ingezet is organisaties te stimuleren bewuster na te denken over de verwachtingen en bijdrage van vrijwillige inzet aan de organisatiedoelen en het flexibeler organiseren van het vrijwilligerswerk. Vragen die iedere organisatie zich daarbij kan stellen zijn: • Hoe zorgen we ervoor dat de kwaliteiten van zoveel mogelijk vrijwilligers in de organisatie wordt aangesproken? • Hoe zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk vrijwilligers in de organisatie het zinvol vinden om hun kwaliteiten voor de organisatie in te zetten? • Hoe zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk vrijwilligers zich verbonden voelen met het werk dat zij voor de organisatie verzetten? • Hoe zorgen we ervoor dat vrijwilligers hun verantwoordelijkheid nemen voor noodzakelijke verandering die vaak voortvloeien uit een actuele visie? Stilstaan bij deze vragen is geen overbodige luxe, integendeel. Juist door serieus, actief en op tijd in vrijwilligers te investeren zal hun bereidheid groot zijn om zich te verbinden met de organisatie. 3.4 thema’s vertaald in functies Tot slot in deze paragraaf een vertaling van de thema’s in een aantal functies die een plaats horen te krijgen in de ondersteuning van het vrijwilligerswerk. • Het verder uitbouwen van de functie bemiddeling door het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven; • Informatie verstrekken aan vrijwilligersorganisaties en hun vrijwilligers over allerlei zaken die gevolgen voor, of betrekking hebben op, het vrijwilligerswerk; • Deskundigheidsbevordering aan vrijwilligersorganisaties bijvoorbeeld over flexibiliseren van vrijwillige inzet, profilering van de organisatie, vrijwilligersbeleid, werken met specifieke doelgroepen (leerlingen van het voortgezet onderwijs die stage willen komen lopen). Ouderenwerk wil bij de inrichting van deze vorm van ondersteuning ook het aanbod van PAD betrekken; • Het ondersteunen van organisaties om te komen tot een lokaal netwerk/platform van (vrijwilligers)organisaties met als doel het bevorderen van onderlinge samenwerking en samenhang; • Belangbehartiging van vrijwilligersorganisaties in de richting van de gemeente of het nu gaat om het organiseren van waardering of om lastenverlichting; • Imagoversterking van het vrijwilligerswerk middels promotie en waardering; • Bieden van faciliteiten en ondersteuning op praktische zaken; • Stimuleren van kleinschalige initiatieven van burgers (aparte notitie).
31
Hoofdstuk 4 Conclusies Er is veel aan het veranderen in de wereld van vrijwillige inzet, zo zagen we in het eerste hoofdstuk. In de samenstelling van de groepen die vrijwilligerswerk doen, de terreinen waarop ze zich bewegen en de vormen waarin ze zich inzetten. Bij al die veranderingen blijft vrijwillige inzet uiteindelijk iets dat niet afgedwongen kan worden, maar voortkomt uit de eigen motivatie van mensen in communicatie over en weer met zijn of haar (lokale) samenleving. In deze notitie hebben we gezien dat hiervoor meer nodig is dan het koppelen van vraag en aanbod. Stichting ouderenwerk wil op grond van haar eigen expertise en de uitkomsten van het onderzoek de ondersteuning van het vrijwilligerswerk richten op: • De functie bemiddeling en daarbij de coördinatie van de VVB verder uitbreiden. Het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven is hierbij een belangrijk uitgangspunt; • Ontwikkelen van een (digitaal) loket waar allerleihanden vragen en onderwerpen die met vrijwilligerswerk te maken hebben kunnen worden beantwoord; • Vrijwilligersorganisaties faciliteiten aanbieden en helpen bij praktische vormen van ondersteuning; • De functie van lokaal makelaar en deze te ontwikkelen waarbij het gaat om het opstarten van een platform en het verbinden van verschillende netwerken om te komen tot onderlinge samenwerking en samenhang; • Het organiseren van deskundigheidsbevordering en daartoe samenwerking aangaan met PAD; • Het stimuleren van vrijwillige inzet door de profilering en waardering van het vrijwilligerswerk te stimuleren. De behoefte aan ondersteuning vanuit het veld is groter dan waar met de huidige opzet en middelen de coördinatie van de VVB in voorziet. Er is meer nodig. Stichting Ouderenwerk meent dat met een inzet van 16 uur in de week een belangrijke impuls aan het lokale vrijwilligerswerk kan worden gegeven. Daarbij kiest stichting ouderenwerk voor een ondersteuningsstructuur waarbij gebruik zal worden gemaakt van de diensten van PAD als regionaal kenniscentrum. PAD blijft op deze manier een rol houden in het geven van deskundigheidsbevordering. Stichting ouderenwerk gaat graag met de gemeente verder in gesprek over de bevindingen van het onderzoek zoals die zijn beschreven in deze notitie en over de voorstellen die ouderenwerk aan de gemeente doet over de invulling van de ondersteuning.
32
Bijlage 1. Vragenlijst Algemeen: • NAW: naam instelling, adres (clubhuis), telefoon, e-mail website, contactpersoon + telefoonnummer • NAW en functie (vrijwilliger of beroepskracht) geïnterviewde • Doelstelling organisatie en wanneer opgericht? • Activiteiten organisatie? Hoeveel mensen maken gebruik van activiteiten? • Hoeveel leden/hoeveel vrijwilligers of actieve leden? • Hoeveel bestuursleden en hoe lang zit huidige bestuur? • Aantal betaalde medewerkers (freelance of in loondienst)? • Bron van inkomsten (Contributie, subsidie, sponsoring, donaties, financiële acties)? • Subsidie gemeente (bedrag in te vullen door WEZ)? • Maakt de organisatie deel uit van een regionale, provinciale en/of landelijke (moeder- of koepel) organisatie en zo ja, welke? Samenstelling en inzet • Leden: vrouwen/mannen, leeftijd, afkomst, mensen met beperking? • Actieve leden: idem • Samenstelling bestuur: idem • Hoeveel tijd stopt actief lid/vrijwilliger in club/organisatie? • Registratiesysteem voor vrijwilligers/actieve leden? Werving • Op zoek naar vrijwilligers? Voor welke klussen? • Hoe pakt men de werving aan? Gebruik gemaakt van VVB? Wat werkt het beste? • Kennismakingsgesprek? • Introductie in organisatie? Hoe worden vrijwilligers ingewerkt? • Werkt organisatie met takenpakket en afgebakende taken in tijd? • Wordt er gewerkt met afspraken (mondeling of op papier). Over welke zaken worden afspraken gemaakt? • Mogen actieve leden/vrijwilligers mee praten over hoe dingen gaan? Komen vrijwilligers eens in de zoveel tijd bij elkaar om zaken door te spreken? • Staat u open voor leerlingen van het middelbaar onderwijs : maatschappelijke stage? Behoud • Is er voor vrijwilligers een vast aanspreekpunt in de organisatie? • Worden er met regelmaat gesprekken met vrijwilligers georganiseerd? Hoe worden vrijwilligers geïnformeerd? • Op welke manier vindt de waardering van de vrijwilligers plaats? • Zijn er goede voorwaarden voor vrijwilligers geregeld zoals een onkostenvergoeding, WA en ongevallen verzekering, bestuurlijke aansprakelijkheid? • Krijgen vrijwilligers trainingen of cursussen aangeboden? Wordt daar gebruik van gemaakt? • Is er veel verloop onder vrijwilligers? Is reden van verloop bekend? Ondersteuningsbehoefte en contacten • Waar loopt men tegenaan? Gesignaleerde knelpunten (herkenning Top 5 PJ of aanvullingen)? • Mogelijke oplossingen? • Behoefte aan ondersteuning? (zo ja, welke)? • Behoefte aan scholing/deskundigheidsbevordering (zo ja, welke)? • Contact met gemeente (afdeling, frequentie, hoe ervaart u die)? • Contact met bedrijfsleven (waaruit bestaat die)? • Contact met lokaal comité (waaruit bestaat die, frequentie, mate van tevredenheid)?
33
• • • • • • •
Andere contacten (brancheverenigingen, kenniscentra)? Contact met PAD en/of VVB (frequentie, soort, mate van tevredenheid)? Samenwerking met andere verenigingen (waaruit bestaat die, frequentie, resultaat)? Welke tendensen (verschuivingen) ziet u voor wat betreft de bereidheid tot het doen van vrijwilligerswerk binnen uw vereniging? Eventuele opmerkingen of suggesties, wensen en oplossingen voor gesignaleerde knelpunten? Andere verwachtingen (gemeente, veld)? Hoe wil men betrokken worden bij de resultaten, voortgang en beleid?
34
Bijlage 2. Nieuwsbrief Vrijwillige Inzet Sliedrecht Sliedrecht, 14 november 2008. De afgelopen twee maanden hebben Petra van Loon (namens de Stichting Ouderenwerk) en Hans Erkens (gemeente Sliedrecht) gesprekken gevoerd met 28 instellingen in Sliedrecht die werken met vrijwilligers. Petra bezocht een aantal zorginstellingen, wijkplatforms en kerken. Hans deed enkele sportverenigingen en instellingen op het gebied van jongeren, cultuur en milieu aan. Centrale vraag was, welke knelpunten men ervaart bij het werven, ondersteunen en behouden van vrijwilligers en wat men daarbij in de toekomst van de gemeente en Ouderenwerk verwacht. Wat de interviewers bij al die gesprekken trof, was het enthousiasme, de bereidheid en betrokkenheid waarmee de geïnterviewde coördinatoren over vrijwillige inzet binnen “hun” vereniging, stichting of organisatie spraken. De eerste uitkomsten van deze gesprekken vindt u terug in deze nieuwsbrief en zullen op donderdagavond 11 december a.s. worden toegelicht in een brede klankbordgroep. Aanleiding In Sliedrecht zijn duizenden mensen actief als vrijwilliger; vanuit de kerk, in een sport- of andere vereniging, bij een (zorg)instelling of zelfstandig in de eigen buurt. De gemeente Sliedrecht wil, dat vrijwilligers zich ondersteund en gewaardeerd voelen en dat de bereidheid tot het verrichten van vrijwilligerswerk in Sliedrecht toeneemt. Daarvoor ontwikkelt zij nieuw beleid. Maar dan moet de gemeente eerst weten wat er speelt op dit gebied en waar de knelpunten en behoeften liggen. Vrijwilligersbeleid was onder de Welzijnswet al een gemeentelijke taak. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wil de gemeente het ondersteunen van vrijwilligers verder vormgeven. Afbakening definities Onder vrijwillige inzet verstaat de gemeente zowel vrijwilligerswerk dat in georganiseerd verband (als lid van een vereniging, instelling, kerk of club) als in ongeorganiseerd verband plaatsvindt. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan actief burgerschap: iets doen voor iemand in de eigen straat of buurt. Maar ook maatschappelijke stages vallen eronder. Het kan gaan om activiteiten binnen de zorg en ondersteuning en daarbuiten zoals sport, cultuur en vrije tijd. Begeleiding kan plaatsvinden door een beroepskracht of een vrijwilliger. Wat vrijwilligerswerk in elk geval gemeen heeft is, dat het onverplicht en onbetaald plaatsvindt, meestal in georganiseerd verband en dat het vaak ten dienste staat van derden. Maar we zien hierin landelijk wel verschuivingen en nieuwe trends ontstaan, ook in Sliedrecht! Deze worden verderop in deze brief toegelicht. Waarom samen met Ouderenwerk De gemeente Sliedrecht heeft aan de Stichting Ouderenwerk gevraagd of zij haar kennis en ervaring rond het ondersteunen van (zorg)vrijwilligers ten dienste wil stellen van andere vrijwilligers. Dit past ook in het beleid van de gemeente waarbij zij Ouderenwerk heeft gevraagd om haar activiteiten en doelgroep te gaan verbreden. Hieronder valt ook de coördinatie van de Vrijwilligersvacaturebank. Om die reden trekken gemeente en Ouderenwerk in het onderzoek naar de huidige vrijwilligerspraktijk gezamenlijk op. Wat is opgevallen; algemene trends en knelpunten Uit de gesprekken is een aantal tendensen en knelpunten naar voren gekomen. Veel valt terug te brengen tot de vergrijzing en ontgroening. Daarnaast stelt de “nieuwe vrijwilliger” andere eisen en heeft meer behoefte aan flexibiliteit; hij of zij laat zich minder makkelijk binden qua frequentie, duur en instelling. Dit zien we vooral bij de grote groep 60-plussers. De zogenaamde middengroep, mensen tussen de 25 en 50-jaar (vaak met dubbele inkomens en kinderen) laat zich moeilijk vinden; zijn ze eenmaal gevonden dan blijken het trouwe actieve leden. Ook de jeugd blijkt nog moeilijk warm te krijgen voor het vrijwilligerswerk. Aandachtspunten sport en kerken Binnen de sport is sprake van vergrijzing van de besturen en vindt men het moeilijk om goede opvolgers te vinden. Ook ziet men daar, dat zodra de kinderen gaan puberen de (actieve) ouders zich
35
terugtrekken. Veel kinderen verlaten het Sliedrechtse verenigingsleven zodra ze gaan studeren. Binnen de verenigingen is een tekort is aan extra “handjes” voor tijdelijke activiteiten (onderhoud, evenementen en toernooien). Binnen de kerken is de behoefte aan extra hulp minder groot; daar zijn al veel leden zeer actief. Maar ook hier geldt: alle beetjes helpen! Daar waar de kerken zich vooral inzetten voor anderen (kwetsbare mensen binnen de samenleving) zijn de activiteiten binnen het verenigingsleven meer gericht op de “eigen” groep. Overige aandachtspunten Binnen het vrijwilligerswerk is sprake van versnippering en eilandjes; er gebeurt veel, maar los van elkaar. Tenslotte zijn de ervaringen met de Vrijwilligersvacaturebank zeer wisselend en lang niet iedereen maakt gebruik van de diensten van deze instelling. Mogelijke oplossingen Vooral als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid, delen veel instanties dezelfde belangen. Zij zouden graag meer van elkaar willen weten en beter willen samenwerken, mits de capaciteit dit toelaat en de eigen identiteit behouden blijft. Daarbij gaat het vaak om heel praktische zaken zoals het delen van een ruimte of een vervoermiddel. Juist daarbij zouden gemeente en Ouderenwerk een rol kunnen spelen; door te faciliteren en mensen samen te brengen. Er is ook behoefte aan specifieke deskundigheidsbevordering. Bijvoorbeeld als het gaat om het ontwikkelen van een visie op vrijwilligersondersteuning en kadervorming. Waardering vanuit de gemeente wordt eveneens belangrijk gevonden (gezamenlijke acties, attenties) evenals het geven van meer bekendheid aan vrijwilligerswerk (promotie, communicatie en P.R.). De vrijwilligersvacaturebank zou kunnen inspringen op de gesignaleerde trends door meer mensen te werven voor bepaalde (tijdelijke) activiteiten en door meer uit te gaan van de kwaliteiten van vrijwilligers in plaats van de vraag (vacature). Een aantal andere aansprekende voorbeelden zullen op 11 december aan de Klankbordgroep worden voorgelegd. Hoe nu verder Niet met alle organisaties en verenigingen is gesproken, maar dat kan ook niet binnen dit tijdsbestek. Bovenstaande bevindingen vormen dan ook een dwarsdoorsnede. De gemeente heeft het voornemen om alle instellingen via een enquête over hun vrijwilligers te ondervragen. De gemeente en Ouderenwerk willen de verkregen input vanuit de gesprekken tussentijds met een aantal instellingen “klankborden”. De instellingen die zich voor de klankbordgroep hebben opgegeven zullen hiervoor een aparte uitnodiging ontvangen. De bijeenkomst met de klankbordgroep vindt plaats op: Donderdag 11 december a.s. vanaf 19.00 uur in gebouw “De Reling” Industrieweg 13 te Sliedrecht. Hierbij zullen enkele leden van de wijkplatforms en de Wmo-adviesraad aanschuiven. Het gaat daarbij om de vraag in hoeverre de instellingen de geschetste beelden herkennen en wat zij vinden van de voorgestelde oplossingen? Kortom: zitten we op de goede weg? De gegevens zullen uiteindelijk worden verwerkt in het Beleidsplan Vrijwillige Inzet, inclusief plan van aanpak Maatschappelijke Stage en Mantelzorgondersteuning. Dit plan zal nog apart worden voorgelegd aan de Wmo-adviesraad en leden van het Bestuurlijk Overleg Wonen, Zorg en Welzijn. Het beleidsplan zal in juni 2009 ter vaststelling aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Tussentijds reageren Indien u naar aanleiding van deze nieuwsbrief wilt reageren, kunt u dat als volgt doen. E-mail:
[email protected] of
[email protected] Telefoon: 0184-495808 (Hans Erkens, gemeente Sliedrecht).
36
Bijlage 3. Verslag klankbordgroep vrijwilligers in Sliedrecht Verslag klankbordgroep vrijwilligers, 11-12-2008, De Reling (Stichting Ouderwerk Sliedrecht) Aanwezig: Hans Erkens (gemeente Sliedrecht), Petra van Loon (BPVL/Ouderenwerk), Tini Kros (Synergos), Anton van Rees (Voedselbank), Anne Nagtegaal (MEE), Carl van Rijn (NME/Kinderboerderij), Jan Versluis (Wijkplatform), Lenie den Oude en Clarie Krol (Zonnebloem), Anita de Groot (Beth-El Kerk), Elma Tolenaars (Rode Kruis), Arie de Bruin (ASVZ), Henk van Leur (RK- Kerk), Karel Lanser en mw. Koppelaar (ANBO), René Ligthart en Kees v.d. Waal (Kringloop), Andre Schoonderbeek en Margreet Strijker (Stichting Ouderenwerk), Frans Fok (Wijkplatform), Dhr. van Kleef (Wmo-adviesraad & Kerken), Meinke Balford (Philadelphia).
1. Opening Hans Erkens en Petra van Loon heten namens de gemeente en de Stichting Ouderenwerk de deelnemers hartelijk welkom en stellen zich voor. Hans geeft het doel van de avond weer: door middel van klankborden input krijgen betreft het vrijwilligersbeleid. In juni 2009 wil de gemeente een beleidsplan m.b.t. het vrijwillige inzet hebben vastgesteld. 2. Quiz De quiz leidt tot veel verassingen. Vooral over de vragen 1 (hoeveel mensen in Nederland doen vrijwilligerswerk: 4 miljoen) en 3 (de meeste vrijwilligers vind je in: de sport) heerst verbazing 3. Presentatie In een korte presentatie worden de laatste landelijke en maatschappelijke trends weergegeven. 4. Terugkoppeling interviews en debat Het huidige probleem bij vrijwilligerswerk is een tekort aan vrijwilligers. Dit probleem ontstaat doordat mensen langer doorwerken. Daardoor hebben mensen minder tijd voor vrijwilligerswerk en zijn ze minder vitaal (vergrijzing) wanneer ze vrijwilligerswerk gaan doen. Daarnaast is er een tekort aan jongeren die vrijwilligerswerk doen. De redenen waarom jongeren geen vrijwilligerswerk doen zijn: carrière maken, minder tijd en pas op latere leeftijd het belang van vrijwilligerswerk gaan inzien. Tijdens het klankborden komt het sociale belang van vrijwilligers(werk) duidelijk naar voren: ‘zonder vrijwilligers geen maatschappij’. Het belang van vrijwilligers voor de maatschappij dient het uitgangspunt te zijn betreft de ontwikkeling van het vrijwilligersbeleid. Nu maken de overheid en organisaties nog te vaak instrumenteel ‘gebruik’ van vrijwilligers. Met de invoering van de Wmo probeert de overheid dit probleem verder aan te pakken. Het beleid moet per sector ontwikkeld en afgestemd worden. Iedere sector kent daarbij zijn eigen problemen en dynamiek. Een voorbeeld hiervan zijn de verenigingen. Zij hebben over het algemeen moeite met het vullen van bestuursfuncties. Deze functies zijn echter van groot belang voor het voortbestaan van de verenigingen. Daarom moeten dergelijke organisaties niet vergeten of achtergesteld worden bij de ontwikkeling van het vrijwilligersbeleid. Lang niet alle organisaties hebben een vrijwilligersbeleid vastgelegd. Organisaties die dat wel hebben zijn vaak professionele zorginstellingen. Daar is specifiek vrijwilligersbeleid opgesteld en worden o.a intakes met vrijwilligers gehouden. Er wordt aangegeven dat het voor kleinere organisaties makkelijker is om vrijwilligersbeleid af te kijken van grotere organisaties vanwege tijd, kosten en ervaring. Vooral bij voor ons door ons organisaties is een scheiding waarneembaar tussen het formele gedeelte van vrijwilligerswerk en wat werkelijk aan vrijwilligerswerk wordt gedaan. Het formele gedeelte wordt gezien als noodzaak waar verder niet veel meer mee gebeurt. Een voorbeeld is het contract: organisaties willen liever niet altijd met contracten werken, maar dat moet eigenlijk wel. Ook de formele kant van vrijwilligerswerk zou onderdeel moeten zijn van het vrijwilligersbeleid. Een voorbeeld hiervan is verzekering. Vanaf 2009 zal de gemeente een collectieve verzekering afsluiten voor alle organisaties en hun vrijwilligers.
37
In de zorg wordt de organisatie van vrijwilligerswerk voornamelijk gedaan door professionals. Hier is echter minder geld voor beschikbaar. Het is van groot belang dat de organisatie van vrijwilligerswerk wordt gegarandeerd, omdat het wegvallen van deze functie ten koste gaat van het vrijwilligerswerk en daarmee van de zorg voor de cliënt. De vraag wordt gesteld of vrijwilligersbeleid specifiek gericht op jongeren nuttig is. Hierop wordt positief gereageerd, omdat dit nuttig is vanwege de ‘mindsetting’ van de jongeren betreft vrijwilligerswerk. Er wordt echter wel een moeilijkheid gezien: hoe wordt vrijwilligerswerk voor jongeren interessant gemaakt? Een voorbeeld van vrijwilligersbeleid gericht op jongeren is de maatschappelijke stage. Dit wordt verplicht. Er zijn echter ook jongeren die het doen omdat ze het zelf willen. Bij de ontwikkeling van het vrijwilligersbeleid mogen bepaalde groepen mensen niet vergeten worden. Ten eerste moet er aandacht zijn voor mensen met die geen toegang hebben tot Internet. Organisaties dienen hiermee rekening te houden bij de werving en het behoud van vrijwilligers. Ten tweede moet er niet alleen promotie en werving gebeuren voor de op het eerste gezicht belangrijke en aantrekkelijke functies. Er moet ook aandacht zijn voor mensen die ‘makkelijker’ en ‘onbelangrijker’ vrijwilligerswerk (willen) doen. Ten derde moet er aandacht zijn voor een specifieke groep vrijwilligers. Sommige werkgevers gebruiken vrijwilligerswerk voor re-integratie van werkzoekenden. Deze groep vrijwilligers kan goed gebruikt worden bij voor moeilijk opvulbare functies. Een aantal organisaties geeft aan geen problemen te hebben met het werven van leden. Sommige organisaties hebben zelfs wachtlijsten van vrijwilligers. Ze geven aan dat werving vooral makkelijker wordt door middel van publiciteit en promotie van de organisatie. Er zijn mensen die niet bewust nadenken over vrijwilligerswerk of niet van het bestaan ervan afweten. Deze mensen moeten op de hoogte gebracht worden. Door middel van promotie en publiciteit worden mensen aangesproken om vrijwilligerswerk te doen. Wanneer mensen direct aangesproken worden met de vraag of ze vrijwilligerswerk willen doen, blijkt dat meer mensen daartoe bereid zijn. Nog concreter dient een organisatie vrijwilligers te vragen voor bepaalde functies. Wanneer organisaties mensen persoonlijk benaderen zeggen ze eerder toe dan wanneer er een vacature wordt geplaatst voor vrijwilligers in het algemeen. Mensen moeten geprikkeld worden om vrijwilligerswerk te doen. Promotie van de organisatie is dus van belang bij het werven van vrijwilligers. De gemeente kan hierbij helpen, onder andere door bijvoorbeeld ruimte vrij te maken op de gemeentesite en de gemeentepagina in de plaatselijke krant. Aangegeven wordt dat voor promotie beter gebruikt gemaakt kan worden van een wijkkrant, omdat mensen deze aandachtiger zouden lezen. Toch blijkt dat lang niet iedereen deze krant kent of ontvangt. Ook kunnen activiteiten opgezet worden waar organisaties zich kunnen presenteren. De gemeente kan hierbij financieel ondersteunen en bijvoorbeeld het verkrijgen van vergunningen vergemakkelijken. De organisaties zijn bij de promotie zelf verantwoordelijk voor het overbrengen van de visie van de organisatie. Door middel van bijvoorbeeld financiële steun kan de gemeente helpen bij het creëren van mogelijkheden tot promotie en publiciteit. Daarnaast kan de gemeente een voorbeeldfunctie vervullen bij het promoten van vrijwilligerswerk in het algemeen. De gemeente kan het goede voorbeeld geven betreft vrijwilligerswerk. Het gebeurt steeds vaker dat werkgevers hun werknemers vrijwilligerswerk laten doen tijdens werkuren. De gemeente kan dit ook toepassen als voorbeeld voor andere mensen en bedrijven. Eén van de manieren om vrijwilligers te behouden is blijk van waardering tegenover de vrijwilligers. In het debat kwam naar voren dat het niet de vraag is of vrijwilligers gewaardeerd moeten worden, maar hoe. De huidige manier van waarderen in deze gemeente is het uitreiken van de vrijwilligerspenning. Een deelnemer is van mening dat deze waarderingsvorm beter afgeschaft kan worden omdat slechts een klein percentage van de vrijwilligers deze penning krijgt. Waardering dient op grotere schaal te gebeuren en speciale vrijwilligers kunnen eventueel extra gewaardeerd worden. Anderen geven echter aan dat de penning zeer gewaardeerd wordt door de vrijwilligers die hem ontvangen. Een andere manier van waarderen in deze regio is de korting d.m.v. de vrijwilligerspas. Deze pas wordt echter maar op kleine schaal gebruikt en wordt in Sliedrecht afgeschaft. Veel organisaties geven aan zelf aan de waardering van vrijwilligers te doen. Een aanvullende rol is voor de gemeente weggelegd. Extra waardering van de vrijwilligers is goed, zeker omdat sommige
38
organisaties aangeven (financieel) niet in staat te zijn hun vrijwilligers te waarderen zoals ze eigenlijk willen. Er zijn organisaties met een teveel aan vrijwilligers. Deze organisaties maken gebruik van wachtlijsten. Er wordt aangegeven dat de door middel van de VVB vrijwilligers op wachtlijsten doorverwezen kunnen worden naar organisaties waar een tekort aan vrijwilligers is. Er wordt met instemming gereageerd op het idee om vrijwilligers uit te wisselen. Probleem hierbij is dat mensen kiezen voor een bepaald soort vrijwilligerswerk of voor bepaalde organisaties. Deze mensen willen niet uitgewisseld worden. Er is tijdens het debat geen oplossing voor dit probleem aangedragen. Er wordt een voorstel gedaan om bij de verenigingen één bestuur voor meerdere organisaties aan te stellen. Het probleem nu is dat er te weinig bestuursleden zijn, doordat jongere mensen niet meer in een bestuur willen vanwege tijdgebrek of omdat ze de kennis om de bestuursfuncties uit te voeren niet bezitten. Door mensen en kennis te delen kan het tekort aan bestuursleden worden opgelost. Organisaties dienen hiervoor wel samen te werken. Samenwerking dient niet vanuit de gemeente georganiseerd te worden. Organisaties willen zelf samenwerkingsverbanden opzetten. Ook blijkt dat veel organisaties de zaken voor zichzelf op een rij hebben, maar dat ze zeker een meerwaarde zien in samenwerking. Onder welke voorwaarden dit gebeurt, dient wel afgestemd te worden. Er kunnen ook samenwerkingsverbanden worden opgezet betreft de uitwisseling van middelen (bijvoorbeeld vervoersmiddelen) en kennis. Er was in het debat sprake van twee soorten kennis. Ten eerste inhoudelijke kennis bedoeld voor de vrijwilligers. Door het aanbieden van kennis en cursussen over de vrijwilligersfunctie kunnen mensen geprikkeld worden vrijwilligerswerk te doen. Dit geldt met name voor bestuursfuncties. Jongere mensen willen volgens een aantal aanwezigen geen bestuursfuncties vervullen omdat ze daar de kennis niet voor hebben. Jongere vrijwilligers worden geprikkeld een bestuursfunctie te nemen wanneer de nodige kennis beschikbaar wordt gesteld. Andere aanwezigen geven aan dat het aanbieden van inhoudelijke kennis een goed idee is, maar dat jonge mensen niet per definitie geen kennis hebben en daardoor geen bestuursfunctie willen. Een aantal zorginstellingen geeft aan zelf bijscholing en cursussen voor de werknemers en vrijwilligers te organiseren. Kleinere organisaties hebben hier vaak de financiële middelen niet voor en kunnen niet genoeg mensen bij elkaar krijgen om een cursus te organiseren. Met behulp van de gemeente kunnen kleinere organisaties samen misschien wel voor cursussen en bijscholing zorgen. Daarnaast kan de gemeente de lasten van de organisaties verlichten wanneer het gaat om het aanbieden van specifiekere kennis door de organisaties, bijvoorbeeld door een vergaderlocatie ter beschikking te stellen of een cursus productief vergaderen aan te bieden. De vraag die tijdens het debat naar voren komt is: waarom kunnen kleinere organisaties niet aansluiten bij de grotere organisaties? Er is geen duidelijke antwoord op deze vraag uit het debat gekomen. De tweede soort kennis betreft algemene kennis voor organisaties en vrijwilligers over de voorwaarden en mogelijkheden van vrijwilligerswerk. De rol van de gemeente is algemene kennis voor organisaties en vrijwilligers doorgeven over praktische zaken als verzekeringen en belastingvoordelen. Deze kennis dient via verschillende kanalen te worden aangeboden, zoals sites en folders. Er blijkt veel potentieel te zijn voor vrijwilligerswerk. Ook is er veel vraag naar vrijwilligers door organisaties. De vraag is hoe dit potentieel aangesproken en gematcht kan worden. De Vrijwilligers vacaturebank (VVB) wordt door organisaties met een tekort aan vrijwilligers gebruikt om hun vraag naar vrijwilligers (voor specifieke functies) naar buiten te brengen. Mensen zijn vaak op zoek naar specifiek vrijwilligerswerk. Per organisatie hebben mensen andere redenen om vrijwilligerswerk te doen. Mensen kiezen voor een bepaalde organisatie met bepaald soort vrijwilligerswerk. De VVB dient hierop aan te sluiten en moet zo werken, dat vraag en aanbod van de mensen en de organisaties bij elkaar komen en de juiste match wordt gemaakt. De VVB wordt niet gezien als dé oplossing voor het tekort aan vrijwilligers. Het is geen kwestie van bijvoorbeeld ‘een blik bestuurders opentrekken’. Daarom is het van belang dat onderzocht wordt waarom mensen stoppen met vrijwilligerswerk. Een manier om dit te doen is het voeren van
39
exitgesprekken. De VVB werkt nu nog te eenzijdig. Organisaties melden vacatures bij de VVB. De VVB zou ook meer moeten uitgaan van het aanbod door uit te gaan van competenties van mensen en hier (tijdelijke) werkzaamheden bij te zoeken. Daarnaast moet de website een bredere functie krijgen. Ook moet de site informatie verstrekken over algemene informatie zoals verzekeringen en belasting. 5. Afsluiting Hans en Petra bedanken de aanwezigen voor hun inbreng en enthousiasme. De avond wordt afgesloten met een borrel; met dank aan de twee vrijwilligers van de Stichting Ouderenwerk voor het verzorgen van de hapjes en de drankjes!
40
Bijlage II
We doen allemaal mee! Plan van aanpak voor het versterken van de sociale samenhang
Door Bureau Petra van Loon in opdracht van Stichting Ouderenwerk, 20 februari 2009
41
Inleiding In deze notitie presenteert Stichting Ouderenwerk een plan van aanpak van hoe zij de sociale samenhang in Sliedrecht denkt te kunnen versterken. De gemeente heeft Ouderenwerk gevraagd te werken aan een functieverbreding van de organisatie. Vanaf 2007 zijn zowel intern (discussie binnen het bestuur over de gewenste richting en het openstellen van diensten en activiteiten voor andere doelgroepen en successievelijk ontwikkelen van nieuwe diensten) als extern stappen (discussie met de gemeente over gewenste richting) gezet om te komen tot een organisatie gericht op maatschappelijke ondersteuning en welzijn. Vanaf 2007 heeft Ouderenwerk haar diensten en aanbod verbreed. Anno 2009 zijn deze niet alleen meer op ouderen gericht maar ook op mensen met psychische beperkingen, mensen met een handicap, bewoners in nieuwe woonzorg zones (zoals in de Joost van den Vondelflat), mantelzorgers, vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties . Er is ook aandacht voor de participatie van allochtone vrouwen. Ouderenwerk heeft een projectvoorstel om de participatie van allochtone vrouwen te bevorderen bij de gemeente ingediend. In deze notitie geeft Ouderenwerk haar visie weer op hoe de sociale samenhang te versterken en daarbij speciaal oog te hebben voor de kwetsbare burgers. Dat begint met het stimuleren van burgerinitiatief waartoe Ouderenwerk middelen heeft gekregen maar er is meer nodig. En wat in de ogen van Ouderenwerk nodig is, leest u in deze notitie. Wmo De Wmo is een participatiewet die wil bewerkstelligen dat iedereen kan meedoen. Het gaat in de Wmo om het stimuleren van informele zorg, leefbaarheid in buurten, sociale samenhang en de rol van de civil society bij het bevorderen van zelfredzaamheid. Het denken in het aanbieden van kant en klare voorzieningen past niet meer in deze tijd. De overheid stelt kaders ten aanzien van haar bemoeienissen met welzijn en legt de verantwoordelijkheid bij de mensen zelf en bij de organisaties die daarvoor in de samenleving actief zijn. Deze visie is terug te vinden in het Wmo beleidsplan van de gemeente Sliedrecht. In het Wmo beleidsplan staan twee vragen centraal: 1. Op welke wijze stelt de gemeente Sliedrecht mensen in staat om deel te nemen aan de samenleving en zelfredzaam te zijn? 2. Welke voorwaarden creëert Sliedrecht zodat burgers zelf vorm kunnen geven aan hun directe leefomgeving vanuit hun eigen verantwoordelijkheid? Belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering is dat een beroep wordt gedaan op de burger en zijn verbanden. Burgers worden mede verantwoordelijk gemaakt voor het welzijn van de inwoners van Sliedrecht. Hieruit vloeien twee nieuwe taken voor de gemeente voort: 1. De ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers 2. Het vergroten van de mogelijkheden van burgers om op basis van eigen initiatieven mede verantwoordelijkheid te dragen voor elkaar en de omgeving. Op welke wijze geeft de gemeente invulling aan de eerste? Het Ouderenwerk krijgt van de gemeente middelen om een passende ondersteuningstructuur voor het vrijwilligerswerk en de mantelzorg te realiseren. Het Ouderenwerk is hier volop mee aan de slag en het onderzoek naar de gewenste ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk en het convenant met MEE over de ondersteuning van mantelzorgers zijn hier de eerste resultaten van. Dat brengt ons bij de tweede taak. Vergroten van mogelijkheden van burgers om eigen initiatief te nemen. Initiatief van burgers is aan de burger maar hoe kan je als overheid stimuleren dat burgers initiatieven nemen? Door budget beschikbaar te stellen en dat doet de gemeente dan ook. En verder vindt de gemeente dat de burgers moeten kunnen rekenen op ondersteuning van organisaties als het Ouderenwerk: actief meedenken en ruimte bieden. Kortom faciliteren. Verantwoordelijkheid leggen bij burgers voor de omgeving is een grote stap maar bij burgers de verantwoordelijkheid leggen voor elkaar, en dus ook voor kwetsbare burgers is een ingewikkelde stap. De gemeente ziet dat probleem zelf ook. Zij heeft het Ouderenwerk gevraagd met een plan van aanpak te komen. Een plan van aanpak gericht op het vergroten van het zelforganiserende vermogen van burgers en daarbij oog te hebben voor kwetsbare burgers.
42
Faciliteren van eigen initiatief Het Ouderenwerk beheert sinds 2008 het gemeentelijke fonds voor burgerinitiatieven. Met dit fonds kunnen initiatieven van bewoners financieel (met kleine geldelijke bijdragen) worden ondersteund. Wanneer komen burgers in aanmerking voor een geldelijke bijdrage? Het Ouderenwerk heeft hiervoor criteria opgesteld en deze hebben betrekking op twee zaken: - Met het initiatief wordt een nieuwe groep inwoners van Sliedrecht bereikt. Een groep die tot dan toe niet tot de gebruikers of bezoekers van de organisatie/initiatief behoorden. -
De intentie is om het initiatief op te nemen in het aanbod van de organisatie of te herhalen en het niet te laten bij een eenmalige uitvoering.
Uitgangspunt is verder zo min mogelijk administratieve rompslomp. Het Ouderenwerk neemt kosten voor facilitaire zaken voor haar rekening maar de inzet moet van de initiatiefnemers zelf komen. Verder kan het Ouderenwerk faciliteren door te helpen bij administratieve taken of zaken op organisatievlak. Hierover moet met de gemeente wel afspraken worden gemaakt. Maar de vraag die zich hier opdringt is, is het genoeg? Is het geven van een geldelijke prikkel en facilitaire ondersteuning genoeg uitnodiging aan burgers om verantwoordelijkheid voor de omgeving en elkaar te nemen? Het Ouderenwerk denkt dat het niet genoeg is en legt in de volgende paragraaf uit waarom zij dat denkt. Het wijkplatform Daar waar het gaat om het nemen van eigen verantwoordelijkheid voor de eigen omgeving spelen de drie wijkplatforms een belangrijke rol. De wijkplatforms vervullen een belangrijke functie als het gaat om betrokkenheid van bewoners bij de totstandkoming van bijvoorbeeld buurtbeleid en het oplossen van problemen in de buurt. Het betreft een directe vorm van betrokkenheid in de vorm van meepraten, meedoen en mee analyseren. Het wijkplatform doet een beroep op alle actieve burgers om eigen initiatief te nemen en samen te werken aan een meer leefbare en veilige buurt. Op de terreinen van leefbaarheid en veiligheid zijn zij een succes. Maar met een actief wijkplatform is de deelname van mensen met een beperking of met een andere vorm van kwetsbaarheid niet geregeld. Kwetsbare burgers blijven vaak buiten beeld en de initiatieven van de wijkplatforms en de bewoners zijn niet op hen gericht. Kwetsbare burgers uitnodigen mee te doen veronderstelt kennis en inzicht. Sociale kwetsbaarheid gaat over mensen die niet weerbaar zijn. Weerbaar zijn mensen die in staat zijn op een effectieve manier op te komen voor hun behoeften en wensen in situaties van alledag en die hun persoonlijke grenzen aan weten te geven als anderen die (willen) overschrijden. Een andere vorm van kwetsbaarheid heeft te maken met maatschappelijk niet weerbaar zijn. De weg niet weten naar voorzieningen of verdwalen in het woud van regelingen en procedures die Nederland kent. De afgelopen decennia is het beroep dat gedaan wordt op het regelvermogen van burgers steeds groter geworden. Burgers beschikken niet in dezelfde mate over dat regelvermogen en hebben daar ondersteuning bij nodig. Kwetsbaarheid neemt verder toe als mensen maatschappelijk geïsoleerd zijn of wonen in een buurt met ‘omgevingsstress’ (slechte huizen, vandalisme, criminaliteit). De neiging van mensen die kwetsbaar zijn is dan groot om zich af te sluiten van de omgeving en zich te concentreren op ‘kernactiviteiten’: boodschappen doen en tv kijken en huishouden doen. Sociale samenhang versus diversiteit In de afgelopen decennia is de samenstelling in buurten behoorlijk veranderd. Dat heeft onder andere te maken met twee ontwikkelingen. 1. Er is in buurten in Nederland meer diversiteit ontstaan als het gaat om inkomen, mobiliteit, mate van zelfredzaamheid en etniciteit. Dit geldt ondanks de behoorlijk sterke lokale identiteit ook voor een gemeenschap als Sliedrecht. Dat maakt werken aan samenhang soms complex want door diversiteit hebben buurtbewoners steeds meer uiteenlopende vragen, behoeften, mogelijkheden en belemmeringen. Verder zien we dat contacten tussen mensen in een vergelijkbare levensfase of leefsituatie of behorende tot een bepaalde geloofsgemeenschap door het hebben van een gedeeld belang
43
de voorkeur hebben boven contacten in de directe leefomgeving. Mensen die niet in een van de gangbare “patronen” passen, vallen daardoor gemakkelijker buiten de boot. 2. Een ander aspect van de buurt is dat buurten in Nederland meer dan voorheen te maken hebben met mensen met beperkingen of andere vormen van kwetsbaarheid. Vermaatschappelijking van de zorg en extramuralisering hebben ertoe geleid dat mensen die voorheen in instellingen woonden verhuisden naar (of zijn blijven wonen in) gewone woonwijken. Ook andere doelgroepen zijn bij deze ontwikkeling betrokken: mensen met een handicap die altijd al zelfstandig woonden. Of ouderen die langer zelfstandig blijven wonen en voor wie geschikte huisvesting en voorzieningen in de directe woonomgeving gerealiseerd moeten worden zodat langer zelfstandig blijven wonen ook mogelijk is. Hoe is het gesteld met buurten waarin kwetsbare bewoners wonen? Voor bewoners met kleine of grote beperkingen is het niet gemakkelijk contacten te leggen. Bij behoeftepeilingen geven kwetsbare bewoners doorgaans aan, dat ze vooral behoefte hebben aan laagdrempelig contact met andere buurtbewoners en informele vormen van ondersteuning. Herkenning op straat door groeten, een praatje maken of bijvoorbeeld betrokken worden bij de activiteiten of gebeurtenissen in de buurt zijn voor hen belangrijke aspecten. In een groepsgesprek met bewoners van wijkplatform West in Sliedrecht kwam dit aspect aan de orde. Buurtfeesten zijn een goed middel om mensen dichter bij elkaar te brengen maar welke bewoners komen niet en wat is daarvan de reden? Hoe kom je met die bewoners in contact? Vroeger was onderling contact en praktische betrokkenheid van buurtgenoten bij elkaars wel en wee vanzelfsprekend. Vroeger zagen buurtbewoners elkaar vaker, bijvoorbeeld bij het wachten in de winkel van de bakker of de slager. Bij zulke korte, vanzelfsprekende ontmoetingen in de openbare ruimte ontstaat ‘publieke familiariteit’. Buurtgenoten wisten daardoor beter wat ze aan elkaar hadden. Het verdwijnen van plekken in de buurt waar mensen elkaar kortstondig kunnen ontmoeten speelt een rol in hoe mensen hun eigen buurt beleven, want het ontbreken van bovengenoemde informatie leidt voor veel mensen tot een gevoel van ‘handelingsverlegenheid’. Ze weten niet goed hoe ze contact kunnen maken of wat ze kunnen vragen van hun medebewoners en missen de tijd en de contacten en soms ook de vaardigheden om samen een initiatief van de grond te tillen. Aandachtspunten voor het versterken van maatschappelijke samenhang Het Ouderenwerk ziet een belangrijke taak in het organiseren van informele ondersteuning en het organiseren van laagdrempelig contact. Welke aanpak zich daarvoor goed leent, leest u in de volgende paragraaf. Hieronder een aantal aandachtspunten die horen bij een aanpak om maatschappelijke samenhang te versterken: 1. Wanneer kwetsbare mensen participeren in vrijwilligers of gemeenschapsorganisaties, en dus ingebed zijn in maatschappelijke verbanden, wordt voorkomen dat kwetsbaarheid automatisch leidt tot vereenzaming. Dit principe is een belangrijk aanknopingspunt om te werken aan zelfredzaamheid en sociale redzaamheid. Iemand die over contacten in de buurt beschikt staat actiever in het leven. Contacten hebben is net dat duwtje in de rug dat zelfverzekerder maakt en meer kracht geeft om in het leven te staan. Hoe zorg je nu er nu voor dat weerbare en kwetsbare bewoners elkaar vinden? Door ze elkaar te laten ontmoeten maar dat laten ontmoeten heeft zoals we hierboven hebben uitgelegd meer voeten in aarde dan dertig jaar geleden. 2. Goed bereikbare en laagdrempelige voorzieningen zijn van belang voor de participatie van buurtbewoners, als ook voor het imago en de leefbaarheid van de buurt. Daarbij denken we aan de aanwezigheid van welzijn- sport, culturele - , onderwijs - , en zorgaccommodaties. Voorzieningen die geschikt zijn voor en aansluiten op de vraag van de gebruiker. 3. Voorts biedt versterken en intensiveren van relaties met andere partijen kansen. Combinaties maken tussen welzijn en wonen, tussen gezondheid en bewegen, en tussen aanbod van
44
verschillende (vrijwilligers)organisaties. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking met de corporaties. Deze stellen accommodaties beschikbaar en samen met bewoners zorgt Stichting Ouderenwerk voor activiteiten. 4. Ouderenwerk wil nadrukkelijk aansluiten op wat al wordt georganiseerd in een buurt, zoals de (maatschappelijke) activiteiten vanuit kerken, moskee en synagoge, wijkplatforms, reguliere activiteiten van het verenigingsleven of van zorginstellingen. 5. In de aanpak kiest stichting ouderenwerk voor een afbakening van de buurt: klein genoeg om elkaar te leren kennen en groot genoeg om zelforganiserend vermogen te ontwikkelen. Activiteiten die worden georganiseerd zijn geen doel op zich maar middel om te komen tot het ontwikkelen van netwerken in de buurt en het stimuleren van het zelforganiserende vermogen in de buurt. Het effect is dat onderling vertrouwen van burgers in elkaar wordt vergroot evenals hun zelfredzaamheid en het bereik van voorzieningen wordt verbeterd. Een aanpak die werkt: actief verbindingen leggen en betrokkenen motiveren De veranderde samenstelling in buurten, zo zagen we eerder, leidt tot een grotere vraag naar informele ondersteuning en er is behoefte aan laagdrempelig contact. Dat is de uitdaging waarvoor het Ouderenwerk zich geplaatst ziet. En met de volgende, deels al bestaande, activiteiten wil het Ouderenwerk daar invulling aan gaan geven: 1. Hart voor elkaar: Stimuleren van onderlinge hand- en spandiensten Met “Hart voor elkaar” wordt vrijwillige inzet voor en door buurtbewoners versterkt. Hart voor elkaar is een nieuwe term voor iets wat vroeger in veel buurten vanzelfsprekend was: het hebben van onderling contact en elkaar helpen met praktische klusjes. Het Ouderenwerk gaat hierover in gesprek met bewoners tijdens een ontmoetingsactiviteit. De klusjes zijn in principe kortdurend en hebben een vrijwillig karakter. Vinden bewoners het prettig om meer contact met elkaar te onderhouden dan kunnen ze dat natuurlijk met elkaar bespreken. Enkele voorbeelden van klusjes van praktische en sociale aard zijn: • voor iemand de medicijnen ophalen, • iemand wegbrengen naar en ophalen van de dokter, • een bezoekje brengen en een praatje maken, • de vuilcontainer aan de weg zetten of iemand helpen bij het wegbrengen van grofvuil. In de gesprekken met de bewoners kunnen ideeën en wensen naar voren komen die meer mensen aanspreken. Samen wordt dan bekeken hoe deze wensen gerealiseerd kunnen worden. Enkele voorbeelden zijn: • samen wandelen, • recepten uitwisselen, samen koken en gezamenlijk eten • opstarten van koffiecirkels in de buurt 2. Sociaal Raadslieden De stichting biedt deze vorm van ondersteuning al aan en past in de gedachte van het Wmo-loket. Voor kwetsbare burgers, zoals functioneel analfabeten, laag opgeleiden, mensen met een lager inkomen en allochtone Nederlanders is gratis persoonlijk contact belangrijk om hun problemen rond zaken als inkomen, huisvesting en financiën goed op te pakken. Het Sociaal Raadsliedenwerk geeft gratis advies en informatie op sociaaljuridisch terrein aan mensen die moeite hebben hun eigen belangen te behartigen. Zij helpen de burger die zich moeilijk weet te redden in het complexe geheel van regelingen en voorzieningen. De nadruk ligt op de dienstverlening aan de meest kwetsbare burgers van de samenleving. 3. Portiekportiers Portiekportiers spelen een rol in het schoon houden en netjes houden van portieken. Portiekportiers assisteren de huismeester en gaan elke week samen met de huismeester op inspectie en ruimen het
45
portiek op. (Uitvoering samen met corporatie, de wijkagent, het wijkplatform, ASVZ of andere instellingen die werken met mensen met een verstandelijke beperking.) Het insluiten van mensen met een beperking werkt het beste door ze op te nemen in maatschappelijke verbanden (lid zijn van een club, meedoen aan een activiteit, contacten krijgen met anderen, nieuwe taak krijgen in de buurt). Het voorbeeld van de portiekportiers kan een goed voorbeeld zijn van hoe mensen met een verstandelijke beperking een functie te geven in de buurt. Bij het insluiten van deze groep is het belangrijk te zorgen voor concrete en eenvoudige taken. Taken die aansluiten bij hun eigen competenties. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen over het algemeen goed assisteren bij taken. Het gaat om de vraag hoe deze mensen bij eenvoudige taken te betrekken en hen bij laagdrempelige activiteiten in de buurt actief aan te spreken. Zaak is ook ze actief in gesprekken te betrekken en ervaringen met ze te delen. 4. Boodschappenplus dienst Een ander voorbeeld van hoe kwetsbare mensen in te sluiten gaat over mensen voor wie mobiliteit een probleem vormt. Zij komen daardoor nauwelijks het huis uit en onder de mensen. Voor deze groep mensen is het initiatief de Sjuttul opgezet. Met een bredere doelstelling kan gedacht worden aan het opzetten van een boodschappenplus bus. Het mobiliteitsprobleem wordt hiermee opgelost en een “gewone” activiteit gaat op die manier weer deel uitmaken van het leven van mensen. Conclusies Stichting Ouderenwerk is van mening dat er meer inzet, ook professionele inzet, nodig is om kwetsbare mensen te betrekken bij de samenleving. Hiervoor burgers verantwoordelijk maken is gezien de ingewikkeldheid niet voor de hand liggend. Iets anders is burgers uit te nodigen en hier samen initiatieven toe te nemen. In deze notitie heeft het Ouderenwerk laten zien op welke manier zij invulling wil geven aan het versterken van de maatschappelijke samenhang. Op welke manier zij het zelforganiserende vermogen van burgers wil aanspreken, de netwerken in buurten wil versterken en op welke manier (kwetsbare) burgers informele ondersteuning kunnen krijgen en anderen in hun buurt kunnen ontmoeten. Dat het Ouderenwerk daarbij samenwerking zoekt met de wijkplatforms en andere partijen in Sliedrecht spreekt voor zich. Het organiseren van activiteiten is geen doel op zich maar een middel om mensen met elkaar in contact te brengen. Het is zaak er achter te komen welke belemmeringen er zijn om deel te nemen, deze te inventariseren en vervolgens te kijken hoe deze op te lossen. En verder is het ook een kwestie van oog hebben voor mogelijkheden die er zijn of zich kunnen aandienen. Een goed voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de vraag van ouderen naar een bewegingsactiviteit. Het Ouderenwerk is dat niet zelf gaan organiseren maar heeft een reguliere sportvereniging bereid gevonden deze vraag op te pakken. Daarmee heeft het Ouderenwerk niet alleen een goed aanbod weten te realiseren maar ook een (nieuwe) relatie tot stand gebracht tussen reguliere leden van een sportvereniging en ouderen en op organisatieniveau een samenwerkingsrelatie tot stand gebracht tussen een vrijwilligersorganisatie en een geprofessionaliseerde instelling. Het ouderenwerk is een partij met veel ervaring als het gaat om het bieden van ondersteuning aan kwetsbare burgers die door omstandigheden beperkt zijn in de mate waarin ze kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Het succes van de boven beschreven aanpak ligt in het aanboren van oplossingen op kleinschalige niveaus zoals het voorbeeld van de samenwerking met een sportvereniging laat zien. Overheid, burgers en organisaties moeten zich niet achter elkaar willen verschuilen maar moeten bereid zijn om allemaal hun verantwoordelijkheid op te pakken. In de aanpak gaan bottom-up en topdown initiatieven samen: ze hebben elkaar nodig en de crux is vaak of en hoe ze elkaar ontmoeten. Als dat op een goede manier gebeurt, versterken ze elkaar en ontstaat er synergie. Ook hier heeft het Ouderenwerk ervaring mee. Verder is het goed erop te wijzen dat er ook gewerkt wordt aan het ontwikkelen van een nieuwe ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk. Deze nieuwe ondersteuningsstructuur is gericht op het stimuleren van vrijwillige inzet en mensen bereid vinden hun competenties in te zetten voor maatschappelijke vraagstukken en verbanden. De in deze notitie voorgestelde aanpak zal in samen-
46
hang met de nieuwe ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk verder vorm kunnen worden gegeven. Belangrijk is wel dat de gemeente het belang van de hier gepresenteerde aanpak onderschrijft en aan Stichting Ouderenwerk middelen geeft om tot uitvoering over te gaan. Het gaat daarbij om uitbreiding van maximaal een halve fte (0,7 incl. soc. raadsliedenwerk).
47
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Conceptbeleidsplan Vrijwillige inzet in Sliedrecht, 2009-2012 Samenvatting: Met prestatieveld 4 van de Wmo heeft de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers een wettelijke basis gekregen. De gemeente Sliedrecht zag vanuit de Welzijnswet het ondersteunen van vrijwilligers al als een gemeentelijke taak; toch heeft zij tot nu toe geen specifiek vrijwilligersbeleid vastgesteld. Met bijgaand conceptbeleidsplan wordt alsnog in deze behoefte voorzien. Voor mantelzorgondersteuning en informele zorg wordt nog apart beleid geformuleerd. De verschillende vormen van vrijwillige inzet die in dit advies en de voorliggende beleidsnotitie achtereenvolgens aan bod komen, zijn: 1. Vrijwilligerswerk; 2. Actief burgerschap; 3. Maatschappelijke stages. Ad 1. Vrijwilligerswerk Sliedrecht wil dat de bereidheid van mensen om vrijwilligerswerk te doen toeneemt. De vraag naar en het aanbod van vrijwilligers zal passend en naar behoefte bij elkaar worden gebracht. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd en gesteund in hun activiteiten (beleidsuitspraak 17, Wmo-beleidskader). Vanuit Benchmark en Cliënttevredenheidsonderzoek (SGBO) en Sociale Monitor Drechtsteden (OCD) wil Sliedrecht periodiek meten of de beleidsdoelen zijn bereikt en deze zonodig tussentijds bijstellen. De gemeente heeft de Stichting Ouderenwerk gevraagd om in het kader van de Wmo haar activiteiten en doelgroep te verbreden; het ondersteunen van vrijwilligers en actief burgerschap vormen een belangrijk onderdeel daarvan. De keuze voor Ouderenwerk is gebaseerd op het feit dat zij veel ervaring heeft in het ondersteunen van eigen vrijwilligers; het is dan ook een logische stap dat zij deze expertise inzet voor een bredere groep vrijwilligers en hun organisaties. Gezamenlijk onderzoek Gemeente en Ouderenwerk hebben in het najaar van 2008 een gezamenlijk onderzoek naar het vrijwilligersbeleid gedaan, waaronder interviews met lokale vrijwilligersinstellingen zowel binnen als buiten de zorg. De centrale vraag hierbij was: welke knelpunten men ervaart bij het werven, ondersteunen en behouden van vrijwilligers en welke taken en rollen men verwacht in de ondersteuning van vrijwilligers door de gemeente en Ouderenwerk. In de praktijk zien we drie verschillende typen organisaties: dienstverlenend, campagnevoerend en voor-ons-door-ons. Het is van belang de verschillende organisatietypen te onderkennen, omdat ze ieder om een eigen manier van ondersteuning vragen. Hieronder volgen de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek. De landelijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het vrijwilligerswerk zijn: hogere eisen aan kwaliteit, individualisering, het com
bineren van verschillende levensdoelen en demografische ontwikkelingen (vergrijzing en ontgroening). Veel van deze knelpunten worden ook in Sliedrecht herkend: - Een belangrijk deel van organisaties ondervindt problemen bij werving en behoud van vrijwilligers. - Organisaties wensen meer ondersteuning bij de uitvoering van het vrijwilligerswerk: algemene faciliteiten, cursussen, advies en ondersteuning rond algemene zaken als wet en regelgeving, beloning en training op maat. -
Veel organisaties hebben aangegeven dat zij een betere samenwerking en afstemming van het aanbod willen en dat er een sterke behoefte is aan waardering.
Wat wil de gemeente bereiken (beleidsuitspraken) 1. De bekendheid met en de bereidheid tot vrijwilligerswerk onder Sliedrechtse burgers zal de komende jaren toenemen. De vraag naar en het aanbod van vrijwilligers zal passend en naar behoefte bij elkaar worden gebracht. Dit vraagt om een meer vraaggerichte benadering. 2. Er dient meer dan voorheen rekening te worden gehouden met de capaciteiten (competenties) en wensen van vrijwilligers. Daarbij dient flexibel te worden omgegaan met de vraag en (tijdelijk) aanbod van vrijwilligers. Hierbij is het belangrijk dat nieuwe doelgroepen zoals jeugd, middengroepen, allochtonen en “nieuwe” ouderen worden bereikt. 3. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd en gesteund in hun activiteiten. Hieronder valt het binden en behouden van vrijwilligers door middel van goede ondersteuning (faciliteren en scholen) en waardering (materieel en immaterieel). 4. Vanuit Benchmark, Cliënttevredenheidsonderzoek (SGBO) en Sociale Monitor Drechtsteden meten we periodiek of we onze beleidsdoelen hebben gehaald. Sliedrecht beschikt nog over onvoldoende kwantitatieve gegevens met betrekking tot (organisaties met) vrijwilligers. De Sociale Monitor van 2009, dient als nulmeting en kan belangrijke nieuwe gegevens opleveren, die aanleiding kunnen geven om het beleid op onderdelen bij te stellen. We willen nog nadere voorstellen doen hoe we deze gegevens in beeld zullen brengen en zullen dit afstemmen met de Wmo-adviesraad. Hoe wil de gemeente dit aanpakken In de ondersteuning van (organisaties) met vrijwilligers is een belangrijke rol weggelegd voor de Stichting Ouderenwerk. De gemeente en Ouderenwerk willen de ondersteuning van organisaties met vrijwilligers vormgeven door middel van drie pijlers: 1. Promotie en stimuleren van vrijwillige inzet, inclusief vraaggericht werven. 2. Samenwerken en werken aan samenhang. 3. Verenigingsondersteuning, waaronder visieontwikkeling en het bieden van maatwerk. Wat gebeurt er al - Sinds het vaststellen van het Wmo-beleidsplan is in Sliedrecht al een aantal ontwikkelingen met betrekking tot vrijwilligersondersteuning in gang gezet. Zo heeft de Stichting Ouderenwerk de coordinatie en het beheer van de Vrijwilligersvacaturebank Sliedrecht sinds 1 januari 2009 van de gemeente overgenomen. - Drechtstedelijke gemeenten zijn voor 2009 met PAD een overeenkomst aangegaan, waarbij PAD functioneert als regionaal kenniscentrum (www.vrijwilligoppad.nu). Daarnaast ontwikkelt en organiseert PAD cursussen voor lokale instellingen met vrijwilligers. - Sinds 1 januari 2009 biedt de VNG/Centraal Beheer/Achmea een collectieve vrijwilligers- en mantelzorgverzekering, bestaande uit een basis- en een pluspakket voor elk € 0,125 per inwoner. Sliedrecht zal hieraan deelnemen. Wat gaat Ouderenwerk doen De Stichting Ouderenwerk wil met de middelen die voor het jaar 2009 en verder beschikbaar worden gesteld de volgende activiteiten ten behoeve van het vrijwilligerswerk ontwikkelen: 1. Opzet en verdere ontwikkeling Vrijwilligerspunt Sliedrecht.
-2-
2.
3.
4. 5.
6. 7.
In 2009 zal de website www.vrijwilligerspuntsliedrecht.nl worden omgevormd tot een informatiepunt voor vrijwilligers en organisaties met vrijwilligers. Het vrijwilligerspunt is sinds 1 januari 2009 gevestigd in De Reling en beschikt daarmee over faciliteiten om bijeenkomsten te houden en cursussen aan te bieden. Het vrijwilligerspunt organiseert in 2009 de manifestatie "Senioren voor Sliedrecht". Dit landelijke concept nodigt mensen uit vrijwilligerswerk te gaan doen en biedt organisaties op een andere wijze de mogelijkheid in contact te komen met potentiële vrijwilligers. Het voornemen is deze manifestatie tweejaarlijks te organiseren. Opzetten van klankbordgroep vrijwilligerspunt. Doel is het opsporen van knelpunten en ervaringen en "good practices" uitwisselen. Themabijeenkomsten en Workshops in samenwerking met PAD. Deze bijeenkomsten zijn erop gericht organisaties en groepen vrijwilligers te ondersteunen bij het ontwikkelen van een valide en in de tijd passend vrijwilligersbeleid en bij de praktische uitvoering. Dag van de vrijwilliger. In samenwerking met de Gemeente Sliedrecht zal vorm en inhoud gegeven worden aan de landelijke dag van de vrijwilliger. Publiekscampagne door o.a. maandelijks een artikel in het Kompas over Wmo-thema’s waaronder vrijwilligersbeleid en mantelzorg.
Ad 2. Actief burgerschap Actiepunt 2 uit het Wmo-beleidsplan betreft het ondersteunen van initiatieven van burgers en de besteding voor het jaarlijkse stimuleringsbudget van € 5.500,00 per jaar. Deze burgerinitiatieven hebben betrekking op kwetsbare burgers die ondersteuning nodig hebben en op versterking zelfredzaamheid, saamhorigheid, wederzijdse ondersteuning en sociale activering. De ondersteuning hiervan is niet exclusief voorbehouden aan Ouderenwerk, maar aan alle welzijnsinstellingen in Sliedrecht. Het beheer over het stimuleringsbudget is in handen gesteld van Ouderenwerk, die hiervoor criteria heeft ontwikkeld. Ouderenwerk zal de jaarlijkse keuze voor een initiatief afstemmen met de wijkplatforms. In een plan van aanpak wil Ouderenwerk met de volgende (deels bestaande) activiteiten verder invulling geven aan ondersteuning van burgerinitiatieven: - Hart voor elkaar: het stimuleren van onderlinge hand- en spandiensten; - Sociaal Raadslieden: laagdrempelige sociaal juridische dienstverlening en licht administratieve ondersteuning aan kwetsbare burgers; - Portiekportiers: vrijwilligers die huismeesters ondersteunen bij het schoon en netjes houden van portieken en flats; - Boodschappenplus: een aanvullende dienstverlening op de Sjuttel voor mensen met mobiliteitsproblemen. Ad 3. Maatschappelijke stages Vanaf 2011 zijn leerlingen van het voortgezet onderwijs verplicht 72 uur stage te lopen binnen het vrijwilligerswerk met als doel jongeren in aanraking te brengen met het vrijwilligerswerk. Het rijk stelt hiervoor vanaf 2008 extra middelen ter beschikking (gemeentefonds), bedoeld voor het opzetten van een makelaarsfunctie. Het onderwijsveld ontvangt hier bovenop aparte middelen. Het vrijwilligersveld krijgt geen extra middelen hiervoor. PAD ontwikkelt namens de Drechtsteden specifiek beleid met betrekking tot maatschappelijke stages in de Sport. Sliedrecht heeft nog geen apart beleid hiervoor ontwikkeld. Wel zijn in 2008 gesprekken gevoerd met het Griendencollege, de Sprong en Bleyburgh, die sinds vier jaar in samen met Papendrecht een landelijke pilot uitvoeren. Leerlingen van De Sprong en Bleijenburgh komen in principe niet in aanmerking voor maatschappelijke stage. In die gevallen waar dat wel het geval is, zijn er afspraken met het Griendencollege. Met de pilot zijn goede ervaringen opgedaan en het Griendencollege heeft de maatschappelijke stages inmiddels structureel gemaakt. Vooralsnog lijkt de behoefte aan extra middelen voor een coördinatiefunctie binnen het Sliedrechtse onderwijsveld niet noodzakelijk. Er is afgesproken om in de eerste
-3-
helft van 2009 een gezamenlijke werkconferentie te organiseren voor onderwijs, vrijwilligersinstellingen, leerlingen en hun ouders en gemeente. Voorgesteld wordt om de middelen voor 2008 en 2009 voor dit doel voorlopig te reserveren (zomernota). Naar aanleiding van de werkconferentie zullen nadere voorstellen worden gedaan met betrekking tot het beleid en de inzet van deze middelen Inspraak Het conceptbeleidsplan is op 9 maart 2009 met de Wmo-adviesraad inhoudelijk besproken. Bij vorming van het beleid is een vertegenwoordiging vanuit de Wmo-adviesraad betrokken geweest. Aanleiding: Wmo-beleidskader Sliedrecht en Beleidsplan Wmo Sliedrecht 2008-2012. Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: n.v.t. Financiële aspecten: Als we kijken naar de gemeentebegroting voor 2009, onderdeel Wmo, zien we dat er voor de verbreding taakstelling Ouderenwerk in 2009 geld beschikbaar is gesteld, waarvan een deel betrekking heeft op de ondersteuning van vrijwilligers en actief burgerschap. Daarmee zijn de doelen uit het Wmobeleidsplan in de begroting geborgd. De verbredingstaken kunnen als volgt worden gespecificeerd (Programma 084, 34330/60840001): - verbreding taken, incl. 0,5 fte wijkgericht werken (incl. Diensten bij Wonen met Zorg); - lokale ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers1; - stimuleringsbudget burgerinitiatieven (€ 5.500,00). Op basis van de ervaringen willen we bezien hoe we de verbredingsmiddelen op termijn over de verschillende programmaonderdelen zullen inzetten. De invulling zal plaatsvinden op basis van uitvoeringsovereenkomsten met Ouderenwerk. Overige middelen - In 2009 zal vanuit het Wmo-budget (dekking VTA) een bedrag van € 2.250,00 naar PAD gaan. - Voor de inzet van de middelen ten behoeve van maatschappelijke stages (algemene uitkering) zullen in de zomernota 2009 voorstellen worden gedaan. - Voor de collectieve vrijwilligers en mantelzorgverzekering (algemene uitkering) zullen in de zomernota 2009 voorstellen worden gedaan. Nr. product
Naam product
Grootboek- Kostennummer categorie
Maatschappelijke stages Collectieve verzekering
2009
2010
2011
2012
15.127 6.000
20.239 6.000
30.174 6.000
30.230 6.000
Communicatie: Er zullen periodiek artikelen op Internet (Sliedrecht en Ouderenwerk) en in het Kompas verschijnen met betrekking tot actuele ontwikkeling op het gebied van vrijwillige inzet waaronder: collectieve verzekering en informatie met betrekking tot het Vrijwilligerspunt. Vervolgtraject: Conceptbeleidsplan ter vaststelling gemeenteraad op 14 april 2009. 1
Dit is exclusief de subsidie van € 55.880,00 aan MEE voor regionale en lokale mantelzorgondersteuning -4-
Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit: Conceptbeleidsplan Vrijwillige inzet in Sliedrecht 2009-2012 d.d. 10 maart 2009 vast te stellen.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-5-
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2009;
besluit:
Het Beleidsplan Vrijwillige inzet in Sliedrecht 2009-2012, vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-6-
Conceptbeleidsplan Mantelzorgondersteuning in Sliedrecht 2009-2012 (versie 3.1) Steller: Portefeuillehouder: Datum:
Hans Erkens/afdeling WEZ Johan Lavooi, wethouder Wmo 10 maart 2009
1. Inleiding Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben de belangen, positie en participatie van mantelzorgers meer aandacht en erkenning gekregen. Met prestatieveld 4 (Wmo) heeft de ondersteuning van mantelzorgers een belangrijke wettelijke basis gekregen. Bij het verlenen van mantelzorg gaat het om het bieden van iets extra 's dat qua duur en intensiteit de normale gang van zaken overstijgt. Vaak is er in tegenstelling tot normale situaties in het huishouden, sprake van een situatie die wordt gekenmerkt door het in de knel komen van maatschappelijke verplichtingen en persoonlijke voorkeuren1. Deze beleidsnotitie vormt een uitwerking van actiepunt 9 van het Wmo-beleidsplan: beleidsontwikkeling voor mantelzorgondersteuning inclusief uitvoering pilot. Er is ook een duidelijke link met actiepunt 14, beleidsontwikkeling voor (zorg)vrijwilligers. Voor het beleid met betrekking tot de ondersteuning van vrijwilligers en actief burgerschap wordt verwezen naar de notitie “Vrijwillige inzet in Sliedrecht” van 27 februari 2009. Beide notities zullen op 30 maart 2009 integraal ter bespreking aan de gemeenteraad worden aangeboden. Doelen uit het Wmo-beleidskader Het Wmo-beleidskader zegt over de ondersteuning van mantelzorgers het volgende: “Bij de ondersteuning van de mantelzorger zal de nadruk liggen op de volgende doelen: Er is voldoende en passende ondersteuning voor mantelzorgers en zij weten deze ondersteuning ook te vinden en mantelzorgers weten zich gewaardeerd en gesteund in hun onontbeerlijke werk. De ondersteuning van mantelzorgers wordt lokaal inkleuring gegeven. Bij de indicatiestelling van individuele voorzieningen worden de behoeften en knelpunten meegenomen.” Leeswijzer Voordat we dieper ingaan op de visie en het beleid rond de ondersteuning van mantelzorgers willen we naast het geven van een gezamenlijke definitie van mantelzorg kijken naar de landelijke en regionale ontwikkelingen en knelpunten rond mantelzorg (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 gaan we in op de ontwikkelingen die regionaal en lokaal spelen of met andere woorden: wat gebeurt er al op het gebied van mantelzorgondersteuning. In hoofdstuk 4 worden de conclusies en aanbevelingen vanuit de onderzoeken en pilot vertaald in een visie, doelstellingen en vijf concrete acties en we sluiten af met de financiën en een planning (hoofdstuk 5).
1
Toelichting op prestatieveld 4 door VWS en VNG op www.invoeringwmo.nl
2. Definities, landelijke en regionale cijfers Mantelzorgers Als er op een moment in iemands leven behoefte aan hulp, ondersteuning of zorg ontstaat zijn er vele mogelijkheden om aan die hulp, ondersteuning of zorg te komen. Meestal zullen de personen in de naaste omgeving die zorg gaan bieden. Een partner, een gezinslid, vriend of een van de buren. De mensen die zorg aan een naaste bieden worden mantelzorgers genoemd. Een spilzorger is een mantelzorger die er alleen voorstaat en niet kan terugvallen op eigen (informeel) netwerk of professionele zorg. De verwachting is dat de toename van de vraag en de krapte in het aanbod van professionele zorg mantelzorgers de komende jaren onder toenemende druk zullen zetten. Definitie mantelzorg Om de mantelzorger te kunnen bereiken is het wenselijk het begrip mantelzorg nauwkeurig te definiëren. Op basis van een definitie van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid heeft VWS de volgende definitie vastgesteld: Mantelzorg kan omschreven worden als langdurende zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg kan langdurig en intensief zijn en wordt gegeven uit liefde, betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Het kan allerlei vormen van zorg of hulp omvatten zoals: huishoudelijk hulp, praktische steun, verzorging, verpleging, begeleiding, emotionele steun en toezicht. Mantelzorgers leveren een belangrijke bijdrage aan de samenleving in het kader van de Wmo en de Civil society. Onderscheid met vrijwilligerswerk Alhoewel prestatieveld 4 van de Wmo zowel de ondersteuning van mantelzorgers als vrijwilligers betreft, gaat het om twee totaal verschillende begrippen en doelgroepen. Het belangrijkste onderscheid wordt wel aangeduid met de uitspraak: “Vrijwilligerswerk is een bewuste keuze en mantelzorger overkomt je”. Mantelzorgers zijn dus géén vrijwilligers. Voor het vervolg van deze notitie is het belangrijk om rekening te houden met deze verschillen omdat beide doelgroepen bij het bieden van informatie, advies en ondersteuning om een andere benadering vragen. Informele zorg Informele zorg is de verzamelnaam voor alle vormen van niet professionele zorg zoals: buurtzorg of actief burgerschap, (intensieve) vrijwilligerszorg, mantelzorg en respijtzorg. Deze kunnen zowel in georganiseerd (vrijwilligerszorg en respijtzorg) als in ongeorganiseerd verband (buurtzorg of actief burgerschap en mantelzorg) plaatsvinden. Vaak worden de termen informele zorg en mantelzorg door elkaar gebruikt; wij kiezen voor de term mantelzorg omdat deze inmiddels het meest is ingeburgerd. In de ondersteuning van mantelzorgers spelen (zorg)vrijwilligers en professionals een belangrijke rol. Gebruikelijke zorg Een complicatie is de introductie van de term gebruikelijke zorg. Dit staat beschreven in het Protocol Gebruikelijke Zorg, waarin wordt aangegeven welke zorg van familieleden en in het bijzonder gezinsleden verwacht mag worden bij de toekenning van een voorziening in het kader van de Wmo of AWBZ. Respijtzorg Onder respijtzorg valt vrijwillige en professionele ondersteuning, waarbij de zorgtaken, meestal tijdelijk, van een mantelzorger door derden worden overgenomen, waardoor de mantelzorger even vrijaf heeft. Deze vorm van zorgverlening vindt zowel bij de zorgvrager thuis als daarbuiten (intramuraal of
dagopvang) plaats. Het organiseren van respijtzorg gebeurt vaak door een professionele instelling. In onze regio heeft MEE Zuid-Holland Zuid hierin een belangrijke rol. Mantelzorgondersteuning Mantelzorgondersteuning is de verzamelterm voor voorzieningen en diensten die de draagkracht van mantelzorgers vergroten of de draaglast verlichten. Draagkracht is het totaal aan eigenschappen die een persoon heeft om bijvoorbeeld de zorg aan de naaste te kunnen bieden. Draaglast is het totaal aan zorg met alle activiteiten en belasting samen. De mantelzorger kan voor tal van vragen of problemen komen te staan. Met de juiste voorlichting, informatie, advies, begeleiding, steun en hulp (waaronder respijtzorg) is de mantelzorger beter in staat de nodige zorg zelf te blijven geven of die zorg met anderen te delen. Onderzoek (SCP) Volgens de laatste cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau (2008) telt Nederland 3,4 mantelzorgers. Daarvan zorgen 2,6 miljoen mensen meer dan acht uur per week of langer dan drie maanden voor een ander. Ongeveer 1,1 miljoen mantelzorgers zorgen meer dan acht uur per week én langer dan drie maanden voor een ander. Tussen 150.000 en 200.000 mantelzorgers (ongeveer 17%) voelen zich zwaar of overbelast, waarvan 40% langdurig en intens. Dit zijn in de meeste gevallen de mantelzorgers die 24 uur per dag zorg geven. Zij zorgen bijvoorbeeld voor een partner die dementerend is of MS heeft, of voor een gehandicapt kind. De groep mantelzorgers bestaat voor 61% uit vrouwen en 39% uit mannen. Het grootste deel (58%) betreft de zorg van kinderen aan een of beide ouders. 20% van de mantelzorgers is en verzorgt een partner. 71% van alle mantelzorgers combineert de zorg met een betaalde baan. Gemiddeld wordt landelijk 5,1 jaar aaneengesloten mantelzorg gegeven en dit komt neer op 22 uur per week. Mantelzorgontvangers Van de mantelzorgontvangers is aangetoond dat 26% tussen de 65 en 79 jaar oud is, 31% is ouder dan 80 jaar. Van de hen woont 58% nog zelfstandig, 26% woont in bij kinderen en 16% verblijft in een verpleeg- of verzorgingstehuis. Net als de gevers zijn de ontvangers vaker vrouw (SGB 2008) Van alle mantelzorgontvangers heeft 70% last van ernstige fysieke beperkingen, 60% is langdurig ziek en hiervan is 15% terminaal. Ten slotte is 41% van hen bedlegerig en 15% kan niet alleen gelaten worden. Hieronder zien we in hoeverre dit beeld overeenkomt met de regionale gegevens. Manifest van de mantelzorger Mezzo, landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg, heeft een overzicht opgesteld (manifest) waarin de volgende rechten en behoeften van de mantelzorgers staan omschreven: - recht op erkenning; - recht op autonomie; zelf kunnen bepalen in welke mate zij mantelzorg willen verlenen; - tijdelijk kunnen overdragen van de zorg aan derden (respijtzorg) - recht op financiële zekerheid; - werk en zorg goed kunnen combineren; - recht op toegankelijke informatie en goede ondersteuning; - zijn partij in de zorgketen en dienen daarin zeggenschap te hebben. Onderzoek GGD Zuid-Holland De GGD heeft als onderdeel van de Gezondheidsmonitor (2006) voor het eerst onderzoek gedaan naar het aantal mantelzorgers in Zuid-Holland Zuid. Hieruit blijkt dat 12% van de volwassenen mantelzorg verleent. Uitgesplitst naar leeftijd en geslacht blijkt dat de grootste groep mantelzorgers bestaat uit vrouwen van 50 tot 65 jaar. Het clichébeeld van de mantelzorger als van een dochter tussen de 35 en 54 jaar met een betaalde (parttime) baan die naast eigen kinderen ook voor haar hulpbehoevende ou-
ders zorgt, wordt hiermee slechts voor een deel bevestigd; er zijn meerdere typen mantelzorgers, waarvan de meeste tussen 55 en 75 jaar oud zijn. Er zijn geen significante verschillen in aantal mantelzorgers tussen de gemeenten aangetoond. Conclusies uit het GGD-onderzoek - Het aantal mantelzorgers van 18 jaar en ouder is jaarlijks 3,4 miljoen; waarvan 2,4 miljoen mensen langer dan drie maanden of meer dan acht uur per week hulp bieden. Dit komt neer op gemiddeld 13% van de beroepsbevolking. In Zuid-Holland verlenen 22.000 mensen (12% van de volwassenen) mantelzorg; de grootste groep bestaat uit vrouwen van 50 tot 65 jaar. - Het percentage mantelzorgers is ondanks individualisering, verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen en de verhoogde vraag naar mantelzorg de afgelopen 15 jaar stabiel gebleven. De groep heeft wel een andere samenstelling gekregen met meer ouderen en werkenden. - 10% van de mantelzorgers in Zuid-Holland geeft 21 uur of meer per week mantelzorg; deze mensen verzorgen waarschijnlijk meestal een partner of kind. - De problemen die mantelzorgers ervaren zijn vooral: geestelijk zware belasting en het hebben van te weinig tijd voor zichzelf, gezin en hobby’s. - Belangrijk aandachtspunt is de grote groep mantelzorgers die zich overbelast voelt. Bijna eenderde van de zwaar belaste mantelzorgers verleent 21 uur of meer zorg per week. De belasting loopt op naarmate de afstand tot de hulpbehoevende kleiner is. - Met name Turkse en Marokkaanse ouderen ontvangen veel mantelzorg. Dit heeft mogelijk te maken met de bij hen heersende opvatting rond familiezorg. Daarnaast speelt onbekendheid met ons zorgsysteem een rol. - Veel mantelzorgers maken nog geen gebruik van ondersteuning. Dit ligt vooral aan de mate van bekendheid en toegankelijkheid van de aangeboden ondersteuning. Het geven van ondersteuning in de vorm van advies, oppas en dagopvang kan voor hen een verlichting betekenen. - Mensen met een zwak sociaal netwerk kunnen minder terugvallen op mantelzorg en behoren tot een risicogroep. Als het gaat om hogere kwetsbaarheid vormen eveneens een risicogroep: mensen met een laag inkomen en hoge reiskosten; mensen die er alleen voor staan en mensen die behoefte hebben aan ondersteuning maar deze niet weten te vinden of vragen. Onderzoek Dordrecht (OCD) Het Onderzoekscentrum Drechtsteden heeft in 2008 onderzoek gedaan naar aantal en samenstelling van de mantelzorgers in Dordrecht. De resultaten wijken nauwelijks af van die van de GGD. Dit onderzoek geeft een uitwerking naar type zorg en mantelzorger, drempels in de bereidheid tot het verlenen van mantelzorg en de behoefte aan informatie die ook voor Sliedrecht relevant zijn. - De typen mantelzorg die het meest geboden worden zijn: gezelschap/oppassen (59%) en huishoudelijke zorg (54%), het minst voorkomend is persoonlijke verzorging (24%) en medische zorg (18%). - De belangrijkste drempels voor het bieden van (meer) mantelzorg zijn: gebrek aan tijd (45%), gezondheidsreden (25%) en de opvatting dat verzorgen een taak is van professionals (19%). - Dordtenaren die bereid zijn tot (meer) mantelzorg zijn vaker hoog opgeleiden, vaker werkloos of werkzoekend, van het vrouwelijke geslacht en minder vaak wonend in een éénpersoonshuishouden. - Verder heeft men geconstateerd dat mantelzorgers vooral behoefte hebben aan informatie over ondersteuningsmogelijkheden (52%) en professionele hulp (38%). In minder mate zijn er vragen over ziektebeelden, woningaanpassingen, zorgverlof en zorgadviezen en het minst over bijwerkingen van medicijnen (11%). Gevolgen voor Sliedrecht Een prognose die het Tympaan Instituut in opdracht van de provincie Zuid-Holland heeft uitgevoerd blijkt dat Sliedrecht in 2010 over 3.539 mantelzorgers zal beschikken. Maar wat kan Sliedrecht met al deze informatie en wat ontbreekt er nog?
We kunnen de landelijke (SCP) en provinciale gegevens (GGD) zien als een voorlopige nulmeting. Voor Sliedrecht ontbreekt echter nog een goede kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Deze gegevens verwachten wij alsnog in 2009 vanuit de Benchmark Wmo met een speciale vragenset rond mantelzorg, cliënttevredenheidsonderzoek (beide door het SGBO) en de Sociale Monitor 2009 door het Onderzoekscentrum Drechtsteden (OCD). Op basis van deze nieuwe gegevens kunnen wij onze doelen en resultaten meten en zonodig bijstellen. Wat komt er verder op ons af De AWBZ staat nog altijd onder druk. De staatssecretaris wil met de pakketmaatregel en de maatregel psychosociaal budget en taken overhevelen naar onderwijs, jeugdzorg en gemeenten (Wmo). Dit zal ook zijn weerslag hebben op de mantelzorger. Daarom is het van belang om deze ontwikkelingen en gevolgen vanaf 2009 goed te monitoren en ons beleid hierop zonodig aan te passen. Wat zijn de vragen van mantelzorgers Om goede ondersteuning te kunnen bieden is het essentieel om te weten waar mantelzorgers behoefte aan hebben en wat hun specifieke vragen zijn. Uit publicaties van o.a. Mezzo blijkt, dat mantelzorgers vooral behoefte hebben aan informatie en advies over de volgende zaken: • Omgaan met de zieke en de ziekte(beelden); • Combineren van mantelzorg en werk; • Omgaan met veranderingen in relatie en rollen; • Ontspannen en tijd voor jezelf scheppen; • Uitvoeren van zorgtaken; • Regelen en afstemmen van zorg en ondersteuning; • Samenwerken met beroepsmatige en vrijwillige zorg; • Financiële situatie en materiële voorzieningen. In de publicatie “Op zoek naar weerkaatst plezier” (Tonkens e.a. Universiteit van Amsterdam, 2008) noemt Evelien Tonkens vijf typen netwerken, die belangrijk zijn bij beleidsvorming en mate van ondersteuning. Hieronder volgt een korte beschrijving per soort netwerk en de gevolgen voor (over)belasting. Familienetwerken • Meerdere mantelzorgers • Uitgangspunt: zorgen voor elkaar • meestal vrouwen • Turkse en Marokkaanse families • Risico: professionele zorg wordt te laat ingeschakeld • Kan leiden tot overbelasting. Professionele netwerken • Strakke taakverdeling tussen mantelzorger en professional • Professional heeft meestal de coördinerende taak • Mantelzorg minder zeggenschap • Risico overbelasting laag Spilzorgnetwerken • Spil in het leven van de zorgvrager • Geeft de zorg alleen • Geen beroep of familie en vrienden • Intensievere taak dan andere drie netwerken • Risico op overbelasting groot
Gemende netwerken • Mantelzorger en professional • Eén centrale mantelzorger • Assertief naar organisaties • Weet de weg • Soort manager • Liefdevol naar zorgvrager • Vaak PGB • Goede samenwerking mantelzorger, professional en vrijwilliger • Risico overbelasting laag. Overige thema’s Eén op de acht werknemers is mantelzorger. Het thema mantelzorg en arbeid vormt een van de speerpunten van de staatssecretaris van VWS (beleidsbrief “Voor elkaar”). Door Vilans, Movisie, Mezzo en Achmea zijn richtlijnen ontwikkeld met betrekking tot herkenning en een goed personeelsbeleid hierbij (www.werkenmantelzorg.nl). Het benaderen van werkgevers is een thema dat we regionaal zullen oppakken (MEE). Tijdens een bijeenkomst rond de pilots in de Drechtsteden op 21 mei 2008 betoogde Deirdre Beneken Genaamd Kolmer (Universiteit van Tilburg) dat 95% van de mantelzorg familiezorg betreft en bepleit een centrale benadering door één professional (casemanager) in het contact met de mantelzorger en zijn systeem (familie). Daarom zou het in het kader van herkenbaarheid wellicht beter zijn om in lokale campagnes meer de term “familiezorg” te gaan gebruiken. In “Portretten van mantelzorgers” (Kooiker en de Boer/SCP) worden zes werkstijlen of type mantelzorger beschreven: de geboren, de aanpakker, de boze, de onmisbare, de overspannen en de berustende mantelzorger. Deze hebben ieder hun eigen behoeften, verwachtingen of teleurstellingen en vragen ieder een andere benadering.
3. Regionale en lokale ontwikkelingen In dit hoofdstuk gaan we in op de ontwikkelingen die regionaal en lokaal spelen of met andere woorden: wat gebeurt er al op het gebied van mantelzorgondersteuning? Het gaat hierbij om afspraken tot samenwerking tussen gemeenten onderling, tussen gemeenten en instellingen en instellingen onderling. Vijf Drechtstedelijke pilotprojecten In opdracht van de zes gemeenten in de Drechtsteden is in 2008 een vijftal pilots van start gegaan met als doel om kennis en ervaring op te doen met nieuwe vormen van mantelzorgondersteuning en vanuit de bevindingen nieuw beleid te ontwikkelen. Pilot informatie en advies De Sliedrechtse pilot heeft als doelstelling om zoveel mogelijk mantelzorgers via het Serviceloket toegang te bieden tot die specifieke informatie, advies en ondersteuning waaraan men behoefte heeft. Een afgeleide doelstelling is om inzicht te krijgen in de problematiek rond mantelzorgers en de ondersteuningsbehoefte in relatie tot deze problematiek. Deze pilot is juni 2008 van start gegaan en in januari 2009 afgerond. Voor de uitwerking wordt verwezen naar de “Evaluatie pilot informatie en advies mantelzorgers, gemeente Sliedrecht”, Sander Fooi, 3 februari 2009 (bijlage 1). Conclusies en aanbevelingen uit de pilot Met de pilot zijn goede resultaten behaald en dit heeft geleid tot een aantal nieuwe initiatieven maar daarmee is het werk nog niet af. Zo is het aantal mantelzorgers dat tijdens de pilot (fysiek of telefonisch) het Serviceloket heeft benaderd van ongeveer 15 mensen (gemiddeld 3 contacten per maand) teleurstellend te noemen. - Geconcludeerd kan worden dat een belangrijk deel van de mantelzorgers die geconfronteerd (dreigen te) worden met een bepaalde problematiek geen actie onderneemt om gebruik te maken van ondersteuning. Dit heeft te maken met het feit dat mantelzorgers nog onvoldoende bewust zijn van de eigen situatie en onbekend met het zorgaanbod. Hieraan wordt ook landelijk veel aandacht aan besteed. Toch zal dit proces van bewustwording een kwestie zijn van tijd en veel lange adem en veel promotie (herhaling) vragen. - Tijdens de pilot zijn extra stimuleringsacties uitgevoerd zoals het ontwikkelen van een communicatieplan, het committeren van een groter aantal zorgverleners (ambassadeurs) en het uitbreiden van het instrumentarium. - Contactpersonen die rechtstreeks met mantelzorgers in contact staan dienen direct te worden benaderd om de mogelijkheden van het serviceloket onder de aandacht te brengen. Er dienen per instellingen aandachtsfunctionarissen te worden benoemd die als contactpersoon ook verantwoordelijk zijn voor het communiceren van nieuw aanbod naar het Serviceloket. - Het verdient aanbeveling om het aanbod concreet te maken naar organisaties die rechtstreeks klantcontact hebben. Daarbij heeft het de voorkeur dat medewerkers van organisaties en instellingen zelf (na toestemming van de klant) contact opnemen met het serviceloket. - Voor actieve profilering is adequaat foldermateriaal vereist, dat persoonlijk aan de mantelzorgers wordt uitgereikt. Ook in de lokale media dient regelmatig aandacht te worden gevraagd voor de positie van de mantelzorger en de rol die het serviceloket en instellingen hierbij kunnen betekenen. - In de signalering, herkenning, advisering en doorverwijzing van mantelzorgers speelt de eerstelijnszorg en met name de huisartsen nog een te afwachtende en ondergeschikte rol. Serviceloket en mantelzorgers Op basis van de pilot heeft het Serviceloket haar informatie en adviesfunctie uitgebreid tot de doelgroep mantelzorgers. Hier is in juni 2008 een campagne aan voorafgegaan, waarbij een nieuwe folder is geïntroduceerd. Voor de loketmedewerkers is een speciaal vragenformulier ontwikkeld, dat behulpzaam kan zijn bij het contact met mantelzorgers en het inventariseren van de ondersteuningsbehoefte. Hiermee zijn in de praktijk goede ervaringen opgedaan en het streven is om dit middel breder (huis-
bezoeken) in te gaan zetten. Hierover volgt nog overleg met de SDD. Ook de zorgambassadeurs (zorginstellingen) hebben aangegeven dit een waardevol instrument te vinden. Voor de verdere ontwikkeling met betrekking tot het Wmo-loket (verbreding en verdieping) zal in juni 2009 een nieuw beleidsplan worden gepresenteerd. Ook Rivas/Waerthove kende in 2008 een eigen pilot, waarbij in de keten van revalidatie naar thuiszorg ook de positie van de mantelzorger wordt meegenomen. In dit kader zijn er afspraken gemaakt met het Serviceloket over o.a. tijdige doorverwijzing. Regionale afspraken Op 18 december 2008 heeft het Drechtstedenbestuur besloten om in de tweede helft van 2009 en 2010 gezamenlijke activiteiten uit te voeren en een deel van de lokale middelen voor mantelzorgondersteuning in te zetten voor regionale activiteiten. Dit wordt deels (€ 120.000) bekostigd vanuit de oude CVTM-middelen (nu Wmo-budget). Deze taken en middelen gaan naar MEE Zuid-Holland Zuid en De Grote Rivieren als onderaannemer voor het onderdeel deskundigheidsbevordering (GGZ). Dit wordt in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt. Tussen de gemeente en MEE Zuid-Holland Zuid wordt sinds 2008 een jaarlijks convenant gesloten met betrekking tot de dienstverlening van MEE. Dit betreft individuele ondersteuning van mensen met een beperking, waarvan ook hun mantelzorgers (ouders, partners of kinderen) gebruik kunnen maken. De afspraken met betrekking tot de mantelzorg worden jaarlijks in een subsidieovereenkomst met MEE vastgelegd. Zorgbelang en MEE hebben voor de regio een sociale kaart voor mantelzorgers ontwikkeld. In het kader van de verbreding biedt de Stichting Ouderenwerk ook mantelzorgondersteuning. In samenwerking met MEE verzorgt men onder andere de faciliteiten bij cursussen, mantelzorgdag en andere bijeenkomsten. De afstemming van taken heeft men vastgelegd in een convenant. Ouderenwerk gaat ook een lokaal steunpunt vestigen. Daarnaast heeft Ouderenwerk in 2008 plannen ontwikkeld voor de ondersteuning van (zorg)vrijwilligers en actief burgerschap. Dit zal ook zijn weerslag hebben op mantelzorgers.
4. Visie, beleidsdoelen en uitvoering In dit hoofdstuk wordt de visie van Sliedrecht met betrekking tot mantelzorgondersteuning uitgewerkt in doelen, ambities en resultaten, waarbij de ondervindingen uit onderzoeken en de pilot zijn meegenomen. Wat wil de gemeente bereiken (ambitie, doelen en resultaten) Mantelzorgers nemen een belangrijke plaats in de Sliedrechtse samenleving. Het zelf verantwoordelijkheid nemen voor de tijdelijke of langdurige zorg voor een naaste stelt mensen met een beperking of chronische ziekte in staat om langer in de eigen omgeving te blijven wonen en kan een beroep op zwaardere en duurdere professionele zorg worden uitgesteld of voorkomen. Om te zorgen dat men ook de komende jaren bereid blijft om mantelzorg te doen, wil de gemeente zorgen voor een goede ondersteuningsstructuur. Beleidsuitspraak 1: Signalering en preventie Door het bieden van goede voorlichting, informatie en advies worden mantelzorgers en hun omgeving beter bereikt. Hierbij is het essentieel om gebruik te maken van het bestaande netwerk van vrijwilligers en professionals rond de mantelzorgers en hierop zonodig extra te investeren. Beleidsuitspraak 2: Ondersteuning Door een adequaat ondersteuningsaanbod worden mantelzorgers ontlast bij hun zorgtaken. De ondersteuning is vraaggericht (maatwerk) en gericht op het hele systeem van de mantelzorger (zorgvrager, familie en omgeving). Zo wordt overbelasting van de mantelzorger voorkomen of weggenomen, waardoor mantelzorgers volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen. Beleidsuitspraak 3: Spilzorgers De ondersteuning van mantelzorgers (spilzorgers) die geen hulp hebben vanuit het eigen netwerk of door professionals of deze hulp onvoldoende weten te vragen of benutten heeft hierbij extra prioriteit. Beleidsuitspraak 4: Overbelaste mantelzorgers Onze ambitie is dat het aantal overbelaste mantelzorgers de komende jaren zal afnemen. Dit willen we tweejaarlijks meten vanuit de Sociale monitor Drechtsteden, te starten vanaf medio 2009 (eerste nulmeting). Ook vanuit de jaarlijkse benchmark en het cliënttevredenheidsonderzoek kunnen we belangrijke beleidsinformatie halen. Partijen, rollen, taken en verantwoordelijkheden Alvorens de doelen uit te werken in concrete actiepunten is het belangrijk om te weten wie de belangrijkste partijen zijn en wat hun rollen, taken en verantwoordelijkheden zijn. Daarbij gaat het ook om opdrachtgever- en opdrachtnemerschap. 1. Gemeente is opdrachtgever en (politiek en bestuurlijk) eindverantwoordelijk voor het beleid. Zij formuleert een beleidsvisie op het ondersteunen van mantelzorgers en stelt hiervoor de nodige middelen (subsidie) beschikbaar. Zij geeft direct invulling aan de informatie en adviesfunctie aan mantelzorgers via het serviceloket. 2. Het Serviceloket (SDD, Ouderenwerk en gemeente) heeft een spilfunctie in de ontsluiting van de informatie en advies ten behoeve van mantelzorgers en hun omgeving. Zij vormt de belangrijkste toegang tot het hulpaanbod. Het loket onderhoudt hiertoe een netwerk met instellingen. We willen de SDD vragen het vragenformulier mantelzorg (beslisboom) breed in te gaan zetten bij de huisbezoeken binnen de Drechtsteden. 3. De Stichting Ouderenwerk is als opdrachtnemer verantwoordelijk voor (delen van) de lokale uitvoering van de ondersteuning van mantelzorgers. Zij geeft gestalte aan het lokale Steunpunt mantelzorg en opereert en investeert in het netwerk rond de mantelzorger. Zij geeft samen met MEE Zuid-Holland Zuid uitvoering aan een gezamenlijk Plan van Aanpak. Jaarlijks rapporteert zij de gemeente over de resultaten.
4. MEE Zuid-Holland Zuid fungeert als regionaal kenniscentrum. Zij ontwikkelt een aantal regionale taken waaronder communicatie, deskundigheidsbevordering, innovatie en respijtzorg en stemt het aanbod af met de lokale partners in het netwerk. Zij biedt in samenhang met De Grote Rivieren cursussen (deskundigheidsbevordering) aan en stemt de organisatie en facilitering af met de Stichting Ouderenwerk. De Grote Rivieren en Rivas geven als onderaannemer in samenwerking met MEE invulling aan trainingen en cursussen aan mantelzorgers, professionals en vrijwilligers rond bijvoorbeeld zorgvragers en hun ziektebeelden. 5. Mantelzorger en zijn informele netwerk. Zij vormen de onmisbare kern bij het bieden van de zorg voor een naaste. Vaak spreekt men ook over familiezorg omdat het een familie of systeem betreft. Indien het eigen netwerk dit niet aanwezig of onvoldoende toereikend is weet men zich verzekerd van goede informatie, advies en ondersteuning vanuit het loket, instellingen met vrijwilligers of professionele zorg. 6. Eerstelijnsvoorzieningen zoals huisartsen. Deze zijn cruciaal in het eerste contact met patiënt en mantelzorger. Behalve signalering geven zij voorlichting en verwijzen de mantelzorger zonodig door naar het loket. Basisfuncties mantelzorgondersteuning Om alle functies van mantelzorgondersteuning inzichtelijk te maken heeft het rijk een aantal basisfuncties benoemd, die gemeenten verder vorm moeten geven. Het betreft: informatie, advies en begeleiding; emotionele steun; educatie; praktische hulp; respijtzorg; financiële tegemoetkoming en materiële hulp. De gemeente kiest voor de volgende prioritering. Figuur 1: basisfuncties, prioritering en uitvoerders Basisfunctie: Door wie: 1. Informatie en Huisarts; Serviceloket (SDD); Steunpunt (Ouderenwerk); MEE advies 2. Begeleiding Steunpunt; Ouderenwerk, MEE en Zorgbelang (belangenbehartiging) 3. Praktische hulp Steunpunt; Vrijwillige zorginstellingen (diaconieën); Ouderenwerk; Sociaal Raadslieden; (vrijwillige) thuiszorg; gespecialiseerde thuiszorg (Rivas); 4. Educatie MEE, De Grote Rivieren, Rivas en Ouderenwerk 5. Respijtzorg Zorgvrijwilligers (MEE), professionele zorginstelling (w.o. dagopvang) en Ouderenwerk 6. Emotionele steun Huisarts; Vrijwillige zorginstellingen (diaconieën); Ouderenadviseur, Algemeen (Rivas) en diaconaal maatschappelijk werk; Grote Rivieren 7. Materiele hulp Serviceloket en SDD (o.a. Wmo, bijzondere bijstand en schuldhulp); Sociaal Raadslieden; AMW; Diaconieën 8. Financieel CIZ/Sociale Verzekeringsbank (mantelzorgcompliment); SDD; Diaconieën In de volgorde van prioriteit is gekozen voor “licht naar zwaar” en van “zelfredzaam naar “meer afhankelijk”. Dit is een grove indeling; er zijn natuurlijk nuances en functies kunnen samenvallen. Anders dan het rijk kiezen wij voor de clustering informatie en advies (conform prestatieveld 3) en begeleiding als een apart onderwerp, omdat dit doorgaans geen taak is van het Serviceloket. De gemeente wil dat de instellingen een aanbod genereren dat de basisfuncties omvat en dat voldoende uitgaat van de vraag van de mantelzorger (maatwerk) en waarbij de participatie van de mantelzorger centraal staat. De interventies moeten elkaar aanvullen en versterken. Het bestaande netwerk moet worden benut en geïntensiveerd. Het aanbod moet voldoende sluitend zijn en elkaar zonodig versterken. Wat gaan we doen (actiepunten) 1 Informatie- en adviesfunctie met betrekking tot de mantelzorg. Dit wordt als vast onderdeel in het serviceloket opgenomen en uitgebouwd. Het loket is de spil in het netwerk rond mantelzorgers en
2.
3.
4.
5.
vormt de belangrijkste toegang tot het aanbod. Deze functie van het loket zal worden bevorderd d.m.v. herhalende communicatie (campagne). Regionale activiteiten. MEE Zuid-Holland Zuid zal zich in haar rol als regionaal kennis- en expertisecentrum in 2009 en 2010 richten op de functies: deskundigheidsbevordering (training van 120 mantelzorgondersteuners en cursussen voor mantelzorgers), innovatie van de keten, communicatie (mantelzorgkrant en jaarlijkse campagne) en afspraken met bovenlokale partners (preventie, signalering en toeleiding). MEE ZHZ draagt daarnaast zorg voor het werven, matchen en ondersteunen van de (vrijwillige) respijtzorgers. Rond deskundigheidsbevordering huurt zij voor bepaalde onderwerpen de expertise in van De Grote Rivieren (docenten) en werkt men nauw samen met Ouderenwerk (lokaal netwerk en faciliteiten). Voor de regionale activiteiten worden door de Drechtsteden gezamenlijke middelen ingezet (Sliedrecht € 5.472 in 2009 en € 10.944 te dekken uit Wmo-budget). Lokaal Steunpunt. Door Ouderenwerk zal in maart 2009 een Steunpunt mantelzorg worden geopend aan de Reling en een nieuwe website worden geïntroduceerd. Vanuit het steunpunt zullen contacten worden onderhouden met mantelzorgers en het veld (netwerk van instellingen met vrijwilligers en professionals). Rond de introductie willen we in maart 2009 een campagne voeren (Internet en het Kompas). Bij het aanbod van MEE is Ouderenwerk vooral faciliterend. Ook zal Ouderenwerk lichte vormen van individuele ondersteuning (ouderenadviseurs) blijven bieden. Vanaf 2009 zal Ouderenwerk maandelijks een pagina in het Kompas wijden aan diverse thema’s waaronder mantelzorg (publiekscampagne). Ouderenwerk en MEE leggen jaarlijks afspraken vast in een convenant en Plan van aanpak over uitvoering van functies (Ondersteuningsmatrix). Mantelzorggids. De gemeente wil in samenwerking met Acquest en het veld (serviceloket, Ouderenwerk en MEE) een mantelzorggids ontwikkelen, die belangrijke en laagdrempelige informatie voor mantelzorgers en professionals bevat. De gids zal medio 2009 worden uitgebracht; hieromheen willen we een aparte publiciteitscampagne organiseren. De ontwikkelkosten worden betaald uit het restant van het Wmo-budget ten behoeve van de pilot (Drechtsteden). Rol eerstelijnszorg. Huisartsen, wijkverpleging, thuiszorg, apotheek en fysiotherapie hebben een essentiële rol bij de vroegsignalering, preventie, voorlichting en toeleiding van mantelzorgers naar het ondersteuningsaanbod. De gemeente wil hen meer betrekken bij de ondersteuning van mantelzorgers. Dit wil zij doen door een voorlichting in het eertslijnsoverleg en een campagne rond de Mantelzorggids. Achter bijna elke patiënt zit een mantelzorger. Bij een diagnose waarbij een langdurige beperking of ziekte wordt geconstateerd maken huisartsen gebruik maken van protocollen rond ziektebeelden en het verloop. Daarbij dient ook de rol van de mantelzorger te worden meegenomen. In Hendrik-Ido-Ambacht en Papendrecht zijn goede ervaringen opgedaan, waarbij de huisarts een receptje uitschrijft voor de mantelzorger als doorverwijzing naar het Wmo-loket.
5. Financiën en tijdpad Als we kijken naar de gemeentebegroting 2009, onderdeel Wmo, zien we dat er voor de verbreding taakstelling Ouderenwerk geld beschikbaar is gesteld, waarvan een deel mede betrekking heeft op de ontwikkeling van mantelzorg en vrijwilligersbeleid. Daarmee zijn beleidsdoelen uit het Wmobeleidsplan in de begroting geborgd (Programma 084, 34330/60840001). Voor de lokale inzet van de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers door Ouderenwerk is jaarlijks € 17.000 begroot. Op basis van de ervaringen willen we bezien hoe we de verbredingsmiddelen op termijn over de verschillende programma-onderdelen zullen inzetten. De invulling zal plaatsvinden op basis van uitvoeringsovereenkomsten met Ouderenwerk. Vanuit het Wmo-budget gaat in 2009 een bedrag van € 48.505 (Programma 084, 42500) naar MEE voor ondersteuning mantelzorgers en zorgvrijwilligers. Dit is inclusief € 10.944 die Sliedrecht in 2009 en 2010 voor bovenlokale taken bijdraagt. Door de Drechtsteden wordt hiervoor gezamenlijk € 120.000 ingezet (ongeveer 25% van het oude CVTM-budget, dat in het Wmo-budget is opgegaan). Jaarlijks kost mantelzorgondersteuning de gemeente Sliedrecht dus in totaal € 65.505 (dekking Wmo). Voor de ontwikkeling van de Mantelzorggids wordt in 2009 een eenmalige bijdrage van € 5.000 (Acquest) gedaan vanuit het Wmo-deel dat in 2008 is gereserveerd voor de pilot. Voor de jaarlijkse kosten (redactie en drukwerk) willen we vanaf 2010 extra middelen reserveren (zomernota). Tijdspad (vervolgproces): Wanneer: Wat: 17 maart 2009 Bespreking conceptnotitie Vrijwillige Inzet met bijlagen in college, Wmoadviesraad (9 maart) en bestuurlijk overleg WZW (20 maart) en conceptnotitie mantelzorgondersteuning met Evaluatie pilot in college, Wmoadviesraad (tussentijds) en Bestuurlijk Overleg WZW (20 maart) 30 maart 2009 advies met beide notities en bijlagen in opiniërende raad 14 april 2009 Besluitvorming Beleidsplannen Vanaf 21 april 2009 communicatie naar instellingen en burgers en implementatie
Bijlage I
Evaluatie pilot Informatie en advies mantelzorgers gemeente Sliedrecht
Sander Fooij/Synarchis, i.o.v. gemeente Sliedrecht 16 maart 2009
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling pilot 1.3 Projectorganisatie en -opzet
15
2
Het instrumentarium 2.1 Inleiding 2.2 Definiëren van het begrip mantelzorger 2.3 Het bereiken van de mantelzorger 2.4 Het toerusten van het serviceloket 2.5 Het doorleiden van de mantelzorger 2.6 Probleemanalyse en advisering aan het serviceloket 2.7 Doorgeleiding naar ondersteuning
16 16 16 16 17 18 18 19
3
Bevindingen, conclusies en aanbevelingen 3.1 De resultaten 3.2 Stimuleringsacties 3.3 Conclusies 3.4 Aanbevelingen bij de upgrading van de pilot naar andere gemeenten
20 20 22 23 24
15 15
Bijlage 1
Samenstelling begeleidings- en werkgroep
26
Bijlage 2
Folder diensten serviceloket voor mantelzorgers
27
Bijlage 3
Overzicht ondersteuningsaanbod per 1 januari 2008
29
Bijlage 4
Vraagboom
32
Bijlage 5
Ambassadeurs
33
Bijlage 6
Intakeformulier
34
Bijlage 7
Communicatieplan
27
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. Binnen de Wmo wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de burger om haar ondersteuning zelf te organiseren en bij de omgeving/samenleving om deze ondersteuning te leveren. Dit betekent dat, nog meer dan voorheen het geval was, een beroep zal worden gedaan op mantelzorgers (voor begripdefinitie zie paragraaf 2.2). De druk op deze groep zal derhalve (nog verder) toenemen. Daarom is het in ieder geval noodzakelijk dat er voor hen sprake is van een passend ondersteuningsaanbod en dat zij op een goede wijze worden geïnformeerd en geadviseerd om een weg te vinden richting dit aanbod. Gemeenten hebben binnen de Wmo de verplichting hiervoor zorg te dragen, het ondersteunen van mantelzorgers is één van de prestatievelden. Landelijk onderzoek wijst uit dat bij de doelgroep mantelzorgers een grote behoefte bestaat aan goede informatie en advies over ondersteuningsmogelijkheden. Om in deze behoefte te voorzien is in Sliedrecht een pilot gestart waarbij de algemene informatie- en adviesfunctie, vanuit het oogpunt van de één-loketgedachte, gepositioneerd wordt bij het lokale Wmo-serviceloket (verder te noemen: serviceloket). De specifieke informatie- en adviesfunctie alsmede de daadwerkelijke ondersteuning van mantelzorgers wordt aangeboden door diverse organisaties in de gemeente of regio. In de pilot “informatie en advies voor mantelzorgers” wordt een verbinding gelegd tussen prestatieveld 4 uit de Wmo (ondersteuning van mantelzorgers) en het serviceloket in de gemeente Sliedrecht (prestatieveld 3). 1.2 Doelstelling pilot Doelstelling van de pilot in Sliedrecht is om zoveel mogelijk mantelzorgers via het serviceloket toegang te bieden tot die specifieke informatie, advies en ondersteuning waaraan de betreffende persoon behoefte heeft. Onder het serviceloket wordt naast het fysieke loket ook de telefonische (en in een later stadium naar verwachting digitale) toegangsmogelijkheid bedoeld. Afgeleide doelstelling van de pilot is om inzicht te krijgen in de problematiek rond de mantelzorgers en de ondersteuningsbehoefte in relatie tot deze problematiek. Daarnaast dient deze pilot een eerste aanzet te geven om het aanbod van specifieke informatie, advisering en ondersteuning van mantelzorgers optimaal af te stemmen op de behoefte en de samenwerking met de organisaties die deze producten en diensten aanbieden te bevorderen. 1.3 Projectorganisatie en -opzet Zoals al eerder aangegeven is deze pilot uitgevoerd binnen het serviceloket van de gemeente Sliedrecht. Voor de duur van de pilot zijn een begeleidingsgroep en een werkgroep in het leven geroepen. De begeleidingsgroep bewaakt de voortgang van de pilot, beoordeelt de producten van de werkgroep en stuurt bij waar dit noodzakelijk is. Binnen de werkgroep is het instrumentarium voor de uitvoering van de pilot ontwikkeld en de uitvoeringsfase van de pilot gemonitord. De begeleidingsgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeente Sliedrecht, Zorgbelang Zuid Holland Zuid, de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en Stichting Ouderenwerk Sliedrecht. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van MEE Zuid Holland Zuid, het regionale Platform Mantelzorg, de SDD, Stichting Ouderenwerk Sliedrecht en (op afroep) de Grote Rivieren. In bijlage 1 is de samenstelling van zowel de begeleidingsgroep als de werkgroep weergegeven. De pilot is uitgevoerd in drie fasen. De eerste fase betreft de ontwikkelfase waarin het instrumentarium is ontwikkeld dat is gehanteerd tijdens de uitvoering van de pilot. In hoofdstuk 2 wordt de ontwikkelfase beschreven. Tijdens de uitvoeringsfase is daadwerkelijk geëxperimenteerd met het instrumentarium. De resultaten van de uitvoeringsfase worden besproken in paragrafen 3.1 en 3.2 van dit evaluatierapport. In de rapportage- en evaluatiefase wordt tenslotte teruggekeken op de pilot, worden conclusies aan de uitvoering verbonden en wordt aandacht besteed aan de overdraagbaarheid naar andere gemeenten. De conclusies en aanbevelingen zijn terug te lezen in de paragrafen 3.3 en 3.4 van deze rapportage.
2. Het instrumentarium 2.1 Inleiding Gedurende de ontwikkelfase is door de werkgroep het instrumentarium ontwikkeld waarmee uitvoering kon worden gegeven aan de pilot. Hiertoe is een aantal stappen doorlopen waarvan in dit hoofdstuk een beschrijving wordt gegeven: • Definiëren van het begrip mantelzorger (paragraaf 2.2); • Het bereiken van de mantelzorger (paragraaf 2.3); • Het toerusten van het serviceloket (paragraaf 2.4); • Het doorleiden van de mantelzorger naar het serviceloket (paragraaf 2.5); • Probleemanalyse en advisering aan loket (paragraaf 2.6); • Doorgeleiding naar ondersteuning (paragraaf 2.7). 2.2 Definiëren van het begrip mantelzorger Om de mantelzorger te kunnen bereiken is het wenselijk het begrip mantelzorg nauwkeurig te definiëren. De definitie die door de Nationale Raad voor de Volksgezondheid is vastgesteld, luidt als volgt: Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. In Nederland zorgen 2,6 miljoen mensen meer dan acht uur per week of langer dan drie maanden voor een ander. Zo'n 1,1 miljoen mantelzorgers zorgen meer dan acht uur per week én langer dan drie maanden voor een ander. Tussen 150.000 en 200.000 mantelzorgers voelen zich zwaar belast of zelfs overbelast. Dit zijn in de meeste gevallen de mantelzorgers die 24 uur per dag zorg geven. Zij zorgen bijvoorbeeld voor hun dementerende man of voor hun vrouw die MS heeft, of voor een gehandicapt kind.2 Duidelijk dient te worden gesteld dat de doelgroep van deze pilot zich beperkt tot de mantelzorger die een bepaalde problematiek ervaart die door middel van ondersteuning kan worden gereduceerd of weggenomen. In eerste instantie lag het in de bedoeling dat de pilot zowel betrekking zou hebben op mantelzorgers als op zorgvrijwilligers. In de werkgroep en begeleidingsgroep is echter vastgesteld dat er een groot verschil is tussen een mantelzorger en een zorgvrijwilliger. Vrijwilligerswerk is een eigen keus, mantelzorg is dat niet. De werkgroep en begeleidingsgroep hadden er dan ook een voorkeur voor beide groepen los te koppelen en de pilot uitsluitend te richten op de mantelzorgers. Na overleg met de opdrachtgever is hiertoe vervolgens ook besloten. 2.3 Het bereiken van de mantelzorger Mantelzorgers zijn over het algemeen mensen die niet gemakkelijk voor zichzelf opkomen waardoor de kans groot is dat zij niet kenbaar maken dat problemen ontstaan in hun situatie en hier ook geen actie op ondernemen. Mantelzorgers zijn zich vaak niet eens bewust van het feit dat zij mantelzorger zijn, laat staan dat zij ervan op de hoogte zijn dat zij in aanmerking zouden kunnen komen voor een bepaalde vorm van ondersteuning. Dit blijkt ook uit het feit dat mantelzorgers moeilijk zijn te mobiliseren voor bijvoorbeeld de mantelzorgsalons (bijeenkomsten die binnen de Drechtsteden worden georganiseerd waar mantelzorgers elkaar kunnen ontmoeten). Met betrekking tot de informatie- en adviesfunctie van het serviceloket is het dus van belang dat de mantelzorger wordt bereikt en wordt geattendeerd op het feit dat bij het loket informatie beschikbaar is en advies kan worden gegeven. Vervolgens dient de mantelzorger te worden verleid om in contact te treden met het serviceloket.
2
Bron: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP).
16
In eerste instantie is het derhalve van belang om de mantelzorger met ondersteuningsbehoefte te bereiken. Er is een categorisering aangebracht met betrekking tot de mogelijkheden contact te leggen met de mantelzorger: • Actief benaderen via lokale media, andere promotieactiviteiten of via de netwerken van de mantelzorger (folder bij bibliotheek, apotheek, huisarts, etc.) en hem/haar op deze wijze attenderen op de informatie- en adviesfunctie van het serviceloket op het gebied van mantelzorgondersteuning; • De mantelzorger komt bij het serviceloket. Dit kan om voor zichzelf te informeren naar ondersteuningsmogelijkheden (dit komt in de bestaande situatie niet of nauwelijks voor) of voor de persoon waar hij/zij voor zorgt. Op dit moment kan een contact tot stand komen; • Wmo-consulenten of de medewerker van Meldpunt Ouderen (in de meeste gevallen zijn dit de Sliedrechtse loketmedewerkers) komen de mantelzorger tegen in de thuissituatie van de cliënt. Dit is bij de consulenten uitsluitend het geval als sprake is van (een aanvraag voor) een Wmo-indicatie en voor de medewerker Meldpunt Ouderen als sprake is van een AWBZ-indicatie; • De persoon is niet bekend bij de medewerkers van het loket in Sliedrecht. In dit geval kan het zijn dat andere professionals de mantelzorger in de thuissituatie ontmoeten. Hierbij kan worden gedacht aan huisartsen, thuiszorg, CIZ, ouderenwerk, kerkgenootschap, patiëntenvereniging, etc. In de ontwikkelfase zijn folders en posters ontwikkeld die de mantelzorger informeren over de mogelijkheden die binnen het serviceloket aanwezig zijn. Een voorbeeld van deze folder is opgenomen als bijlage 2 bij deze rapportage. Werkgroep en begeleidingsgroep hebben aangegeven er een voorkeur voor te hebben dat het gebruik van het begrip “mantelzorger” in de externe communicatie zoveel als mogelijk wordt beperkt vanwege het feit dat de mensen waarom het gaat zich hier veelal niet in herkennen. Hier is in de folder rekening mee gehouden, het begrip “mantelzorger” komt in zijn geheel niet voor in de tekst. Verder zijn verschillende presentaties gehouden om de nieuwe dienstverlening van het serviceloket onder de aandacht te brengen, onder meer tijdens het eerstelijnsoverleg binnen de gemeente Sliedrecht, in de Wmo-adviesraad van de gemeente Sliedrecht en tijdens de Wmo-markt van de gemeente Sliedrecht. Op de ontwikkeling van het instrumentarium voor de categorieën 2, 3 en 4 wordt in paragraaf 2.5 verder ingegaan. 2.4 Het toerusten van het serviceloket Op het moment dat mantelzorgers daadwerkelijk worden doorgeleid naar het serviceloket is het van groot belang dat het serviceloket ook daadwerkelijk is toegerust voor haar taak. De kwaliteit van de dienstverlening van het loket zal in zeer belangrijke mate het uiteindelijke succes van de pilot bepalen. Hiertoe dient het loket aan de volgende eisen te voldoen: • Volledig inzicht in het ondersteuningsaanbod; • Een instrument om de intake van de mantelzorger uit te voeren en te adviseren met betrekking tot de meest passende ondersteuning; • Competente loketmedewerkers met voldoende beschikbare tijd om de nieuwe taak te vervullen. Om volledig inzicht te krijgen in het ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers is een inventarisatie uitgevoerd onder de organisaties die hier een rol in spelen. Het betreft een aantal professionele organisaties en verschillende vrijwilligersorganisaties en een onderscheid is te maken tussen lokaal en regionaal aanbod. Daarnaast is de volgende categorisering aangebracht in het ondersteuningsaanbod: informatie, individuele ondersteuning, cursussen, ontmoeting en respijtzorg.3 Het aanbod is weergegeven in een overzichtelijke lijst die door de loketmedewerkers wordt gebruikt en die ook
3
Respijtzorg is de tijdelijke volledige overname van de zorg van een mantelzorger met het doel om die mantelzorger vrijaf te geven.
17
digitaal toegankelijk kan worden gemaakt. Het aanbodoverzicht zoals dit van toepassing was bij de aanvang van de uitvoeringsfase is opgenomen als bijlage 3. Voor de loketmedewerkers betekent de informatie- en adviesfunctie voor mantelzorgers een nieuwe taak. Volgens de betreffende medewerkers die zitting hebben in de werkgroep is echter geen sprake van geheel nieuwe vaardigheden en zijn deze vergelijkbaar met de noodzakelijke competenties voor de intake en advisering van een “reguliere cliënt”. Wel is het aan te bevelen in de toekomst enige vorm van intervisie of bijvoorbeeld een themabijeenkomst voor de verschillende loketmedewerkers te organiseren met als onderwerp “informatie en advies voor mantelzorgers”. De toevoeging van de nieuwe taak past in de verbreding van de dienstverlening van de serviceloketten binnen de Drechtsteden die de komende periode plaats zal vinden, maar dient wel te passen binnen de bestaande personele capaciteit. Of dit laatste het geval is, is afhankelijk van het extra aantal klantcontacten. 2.5 Het doorleiden van de mantelzorger Nadat de mantelzorger is bereikt (paragraaf 2.3) is het van groot belang dat ook de doorleiding naar het serviceloket goed verzorgd is. Het risico bestaat anders dat de betreffende mantelzorger zich uiteindelijk toch niet tot het (fysieke of telefonische) loket wendt. In het kader van de pilot is een groep ambassadeurs geselecteerd, bestaande uit vertegenwoordigers van organisaties die in contact komen met mantelzorgers bij het bieden van zorg aan hun cliënten. Wanneer de ambassadeur een situatie tegenkomt (signaleert) waarin sprake is van een mantelzorger die zijn/haar zorg voor een familielid of bekende regelmatig ervaart als een (te grote) lichamelijke of psychische belasting, attendeert hij/zij de mantelzorger (of een andere persoon die contact heeft met de betreffende mantelzorger) op de mogelijkheid informatie en advies te krijgen over ondersteuningsmogelijkheden bij het serviceloket. Waar mogelijk wordt het contact tussen mantelzorger en loket actief tot stand gebracht. Aan de ambassadeurs en loketmedewerkers is een “vraagboom” beschikbaar gesteld die behulpzaam kan zijn bij het in contact treden met de mantelzorger en op gestructureerde wijze te inventariseren of sprake is van een ondersteuningsbehoefte. Een voorbeeld van deze ‘vraagboom’ is opgenomen in bijlage 4. De mogelijkheid om een “warm contact” tot stand te brengen is zeer afhankelijk van de specifieke situatie. Vanuit de werkgroep wordt duidelijk aangegeven dat veel situaties zich niet lenen voor een uitgebreid contact met de mantelzorger. Het draait in veel gevallen toch om de patiënt. Met de eerder genoemde vraagboom wordt duidelijk gemaakt op welke wijze het contact met de mantelzorger tot stand kan worden gebracht en welke informatie kan worden verstrekt. Daarnaast hebben de ambassadeurs ook de beschikking over de eerder genoemde folder die aan de mantelzorger kan worden overhandigd met informatie over het serviceloket en de mogelijkheden die hier zijn voor de mantelzorger. Tijdens de pilot is het aantal ambassadeurs om praktische redenen klein gehouden. Het ideaalbeeld voor de periode na de pilot is dat feitelijk iedereen die in aanraking komt met een mantelzorger deze rol kan vervullen. In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de ambassadeurs die betrokken zijn geweest bij de pilot. De ambassadeurs zijn gedurende de pilot drie maal in vergadering bijeen geweest. 2.6 Probleemanalyse en advisering aan het serviceloket Als een mantelzorger zich meldt bij het serviceloket, dan kan dat zijn met een specifieke vraag over de mogelijkheden op het gebied van ondersteuning voor mantelzorgers. Het is ook mogelijk dat een mantelzorger zich meldt bij het loket met een vraag over de persoon waarvoor hij/zij zorgt. Tijdens het contact kan vervolgens duidelijk worden dat de mantelzorger zelf behoefte heeft aan ondersteuning.
18
Als de ondersteuningsvraag van de mantelzorger onmiddellijk duidelijk is en er is sprake van een passend en duidelijk aanbod, dan wordt de mantelzorger hierover geïnformeerd en/of de mantelzorger wordt vanuit het serviceloket direct in contact gebracht met de juiste organisatie. Het kan uiteraard ook voorkomen dat de vraag van de mantelzorger niet direct duidelijk is. Voor deze situatie is door de werkgroep een intakeformulier ontwikkeld dat aan het loket (fysiek of telefonisch) kan worden ingevuld. Op deze wijze worden de specifieke situatie en de problemen waar de betreffende mantelzorger mee te maken heeft duidelijk. Dit formulier dient gekoppeld te worden aan de in paragraaf 2.3 beschreven lijst met het ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers. Op deze manier kan de meest optimale vervolgactie in gang worden gezet. In bijlage 6 is het intakeformulier zoals dat in het kader van de pilot is ontwikkeld opgenomen. Als de loketmedewerker na het doorlopen van het intakeformulier nog steeds niet in staat is een eenduidig advies over de optimale ondersteuning te geven, is aanvullende expertise nodig. Deze expertise kan bijvoorbeeld gevonden worden bij MEE ZHZ, Stichting Ouderenwerk Sliedrecht, Rivas, een kerkelijke organisatie of de organisatie waar de persoon waarvoor gezorgd wordt onder behandeling is. De mantelzorger wordt door de medewerker van het serviceloket in contact gebracht met één van deze organisaties. Het kan ook gebeuren dat de ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger wel wordt vastgesteld, maar dat er geen sprake is van een passend ondersteuningsaanbod. In dit geval wordt in overleg met de verschillende betrokken partijen gezocht naar een oplossing. Indien de persoon waarvoor de mantelzorger zorgt onder behandeling is bij een zorginstelling, ligt het voor de hand deze organisatie hierbij een belangrijke rol te laten spelen. 2.7 Doorgeleiding naar ondersteuning Als de ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger duidelijk is, kan hij/zij worden doorverwezen naar of in contact worden gebracht met de organisatie(s) die de meest optimale ondersteuning bied(t)(en). Dit kan bijvoorbeeld zijn een informatieavond, individuele ondersteuning, een cursus, een mantelzorgsalon (ontmoeting) of een bepaalde vorm van respijtzorg. De loketmedewerker dient een inschatting te maken in hoeverre het te verwachten is dat de mantelzorger zelf de vervolgactie in gang zet. Gezien de eerder genoemde kenmerken van veel mantelzorgers (moeite om voor zichzelf op te komen) zal dit niet altijd vanzelfsprekend zijn. Vanuit het loket kan worden aangeboden de vervolgactie op gang te brengen, bijvoorbeeld door het verzoek te richten aan de organisatie die het ondersteuningsaanbod verzorgt om contact op te nemen met de mantelzorger. Dit laatste kan ook na de periode waarin de mantelzorger de gelegenheid heeft gehad om erover na te denken. Bij het doorgeven van gegevens aan de “aanbiedende organisatie” dient de mantelzorger altijd toestemming te geven. Het is van belang dat de loketmedewerker naast een adviserende rol ook een monitorende rol vervult. Dit kan bijvoorbeeld door na een tijdje contact op te nemen met de mantelzorger of de ondersteunende organisatie om te informeren naar de bevindingen.
19
3. Bevindingen, conclusies en aanbevelingen 3.1 De resultaten In deze paragraaf worden de belangrijkste resultaten beschreven die in de uitvoeringsfase van de pilot behaald zijn. De uitvoeringsfase is eind juni 2008 van start gegaan met de uitreiking van de eerder genoemde folder door wethouder Lavooi aan een mantelzorger uit de gemeente en de voorzitter van het platform Mantelzorg van Zorgbelang Zuid Holland Zuid. De resultaten zijn verdeeld over drie subparagrafen die worden aangeduid met: • Een serviceloket met toegevoegde waarde voor de mantelzorger; • Intensivering samenwerking en nieuwe initiatieven “ondersteuning mantelzorgers”; • De contacten van mantelzorgers met het serviceloket. Ad 1. Een serviceloket met toegevoegde waarde voor de mantelzorger Binnen de gemeente Sliedrecht is op dit moment daadwerkelijk sprake van een plek waar een integraal overzicht bestaat over het aanbod binnen regio en gemeente op het gebied van ondersteuning van mantelzorgers waarbij opgemerkt dient te worden dat het van groot belang is om dit overzicht up-to-date te houden. Het is voor organisaties en instellingen die dit aanbod verzorgen vooralsnog geen vanzelfsprekendheid om het loket in te lichten op het moment dat er sprake is van nieuw aanbod op het gebied van mantelzorgondersteuning. Naast de mogelijkheid om informatie te geven over het aanbod aan ondersteuning voor mantelzorgers beschikt het serviceloket over competente medewerkers en een passend instrumentarium om de vraag of behoefte van de mantelzorger te kunnen verhelderen en te kunnen adviseren over de meest passende vorm van ondersteuning. De mening en ervaring van de loketmedewerkers is dat deze dienstverlening goed aansluit bij het reeds bestaande takenpakket. Uiteraard is sprake van een specifieke doelgroep maar vanuit de eigen competenties is men in staat om hier mee om te kunnen gaan. Ook inhoudelijk past de nieuwe dienstverlening uitstekend binnen het serviceloket, met name vanwege het feit dat het in toenemende mate mogelijk is het klantsysteem integraal te benaderen en de focus niet uitsluitend te richten op de primaire ondersteunings- c.q. zorgvrager. Met het toevoegen van de nieuwe taak is een volgende stap gezet in de ontwikkeling van het serviceloket naar een loket dat alle prestatievelden van de Wmo bestrijkt. Ad 2. Intensivering van samenwerking en nieuwe initiatieven Zonder uitzondering kan de nieuwe dienstverlening binnen het serviceloket van de gemeente Sliedrecht op zeer positieve reacties rekenen vanuit de instellingen en organisaties uit de gemeente. Vanuit het zogenaamde eerstelijnsoverleg is aangegeven dat zeker voorzien wordt in een behoefte en ook de verschillende zorginstellingen en vrijwilligersorganisaties onderschrijven het belang van een plek waar de mantelzorger, die geconfronteerd wordt met een problematiek waarbij ondersteuning wenselijk is, terecht kan voor informatie en advies. Een ieder is van mening dat het serviceloket ook de meest aangewezen plek is. Met de pilot in Sliedrecht is de ondersteuning van mantelzorgers hoog op de agenda gekomen van de verschillende betrokken organisaties en instellingen. In de begeleidingsgroep, de werkgroep en het overleg met de ambassadeurs is uitgebreid van gedachte gewisseld over de knelpunten en kansen op dit gebied. Dit heeft ook mede geleid tot een sterke intensivering van de samenwerking tussen Stichting Ouderenwerk Sliedrecht en MEE ZHZ op het gebied van het aanbod van mantelzorgondersteuning. Stichting Ouderenwerk heeft in dit verband een medewerker aangesteld die zich specifiek bezig houdt met het thema mantelzorg. Ook zijn afspraken gemaakt tussen het serviceloket van de gemeente Sliedrecht en de afdeling revalidatie van zorgcentrum Waerthove over de doorgeleiding van de patiënt en zijn/haar mantelzorger aan het eind van het revalidatietraject naar het serviceloket Sliedrecht. Op deze wijze wordt voorkomen dat de mantelzorger op het moment dat het revalidatietraject ten einde is gekomen aan zijn/haar lot wordt overgelaten. Tenslotte wordt ook vanuit Zorgbelang Zuid Holland Zuid, die zowel vertegenwoordigd waren in de begeleidings-
20
groep als in de werkgroep, sterk ingezet op mantelzorgondersteuning. Meest in het oog springende initiatief is een website die momenteel wordt ontwikkeld met hierop het totale aanbod van mantelzorgondersteuning in het verzorgingsgebied. Ook andere organisaties zijn zich meer bewust van het belang van mantelzorgondersteuning al heeft dit op dit moment voor zover bekend nog niet geleid tot concrete initiatieven. Ook is de afstemming tussen het serviceloket en de zorgaanbieders nog niet voldoende tot stand gekomen. Het is vaak niet duidelijk welke medewerker binnen een organisatie of instelling verantwoordelijk is voor de mantelzorgondersteuning en op welke wijze de interne communicatie binnen deze organisatie verloopt en kan worden beïnvloed. Hierop wordt in paragraaf 3.3 en 3.4 verder ingegaan. Ad 3. De contacten van mantelzorgers met het serviceloket Op het moment van schrijven van dit evaluatierapport is de informatie- en adviesfunctie met betrekking tot mantelzorgondersteuning ongeveer een half jaar ingebed binnen het dienstenpakket van het serviceloket van de gemeente Sliedrecht. Tot nu toe hebben slechts zo’n 15 mantelzorgers met een rechtstreekse ondersteuningsvraag contact gezocht met het serviceloket. Wel maakt het aspect mantelzorgondersteuning in toenemende mate onderdeel uit van het totale klantcontact aan de balie of telefoon van het serviceloket op het moment dat een mantelzorger zich om een andere reden meldt bij het serviceloket. De eerder genoemde afspraken met de afdeling revalidatie van zorgcentrum Waerthove hebben recentelijk wel geleid tot een aantal contacten dat expliciet betrekking had op de ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorgers. Binnen de verschillende gremia die actief waren binnen de pilot is uitgebreid van gedachten gewisseld op welke wijze het feit dat tot op dit moment nog geen grote aantallen mantelzorgers de weg naar het serviceloket weten te vinden moet worden geïnterpreteerd. De diverse betrokkenen zijn unaniem van mening dat er binnen de gemeente Sliedrecht zeker sprake is van een substantieel aantal mantelzorgers die overbelast zijn of dreigen te worden of waarbij ondersteuning wenselijk is om (beter) te kunnen omgaan met de problematiek waarmee zij worden geconfronteerd. Dit is ook op basis van onderzoeksgegevens aan te tonen (zie paragraaf 2.2). Ook is duidelijk dat er geen sprake van is dat een groot deel van deze mantelzorgers zelfstandig de weg naar het ondersteuningsaanbod weet te vinden, hier wordt namelijk slechts in beperkte mate gebruik van gemaakt. Geconcludeerd kan dus worden dat een belangrijk deel van de mantelzorger die geconfronteerd (dreigt te) worden met een bepaalde problematiek geen actie onderneemt om gebruik te maken van ondersteuning. De vraag dient te worden beantwoord wat de oorzaak is van het feit dat mantelzorgers tot nu toe slechts in beperkte mate gebruik maken van de ondersteuning die zij eigenlijk nodig hebben en niet in grote getalen contact zoeken met het serviceloket voor informatie over de mogelijkheden op dit gebied. Samengevat worden de volgende twee mogelijke oorzaken door de verschillende betrokken deskundigen genoemd: •
•
Mantelzorgers moeten zich bewust worden van het feit dat ook voor hen ondersteuningsmogelijkheden aanwezig zijn. Momenteel wordt hier niet alleen in Sliedrecht maar ook landelijke meer aandacht aan besteed. Het zal echter tijd nodig hebben voordat dit besef echt post vat bij mantelzorgers. Reden hiervoor is ook het eerder genoemde feit dat de mantelzorger zich vaak niet als zodanig herkent en ook veel moeite heeft om zijn/haar eigen problemen voor het voetlicht te brengen. Hierbij speelt ook de angst de controle te verliezen over de situatie, en hierdoor wellicht een dierbare “kwijt te raken”, een rol. Vanuit de thuiszorgmedewerkers die betrokken zijn geweest bij de pilot wordt ook aangegeven dat zij dit ook vaak constateren bij hun contacten in de thuissituatie; Binnen Sliedrecht moet bekend worden dat het serviceloket ook voor de mantelzorgers een toegevoegde waarde kan hebben. De bekendheid van het loket, en de toegevoegde waarde die zij heeft voor mantelzorgers, zal zich als een olievlek binnen de gemeente moeten verspreiden, zowel onder de mantelzorgers zelf als onder de professionals en vrijwilligers die
21
in contact komen met mantelzorgers. De betrokkenen geven aan dat het niet reëel is om te veronderstellen dat binnen een half jaar (de duur van de uitvoeringsfase) de nieuwe dienstverlening van het serviceloket al breed bekend is. Hier zal (veel) meer tijd voor benodigd zijn. Een goede profilering van het loket in de media en “promotiewerkzaamheden” door de medewerkers van zorg- en vrijwilligersorganisaties kunnen hier een positieve bijdrage aan leveren. 3.2 Stimuleringsacties In de vorige paragraaf kwam naar voren dat de diverse betrokkenen ervan overtuigd zijn dat het langere tijd zal vergen voordat het serviceloket ook voor mantelzorgers volledig haar plaats binnen de Sliedrechtse samenleving heeft ingenomen. Ook zal het bewustwordingsproces van mantelzorgers dat ook voor hen ondersteuning wenselijk of noodzakelijk kan zijn een langere adem vergen. Toch is een aantal impulsen te geven aan de pilot. Deze stimuleringsacties zijn erop gericht om in de periode direct volgend op de uitvoeringsfase van de pilot positieve effecten te bereiken met betrekking tot het aantal mantelzorgers dat in contact komt met het Sliedrechtse serviceloket. De volgende stimuleringsacties zijn uitgevoerd: 1 Het ontwikkelen van een communicatieplan; 2 Het committeren van een groter aantal zorgverleners; 3 Het uitbreiden van het beschikbare instrumentarium. Ad 1. Het ontwikkelen van een communicatieplan Door de afdeling communicatie van de gemeente Sliedrecht is een concept communicatieplan ontwikkeld met als doel de toegevoegde waarde die het serviceloket kan hebben voor mantelzorgers nog beter voor het voetlicht te brengen. De komende periode zal uitvoering worden gegeven aan het concept communicatieplan. Het concept communicatieplan bestaat uit twee gedeelten. In het eerste deel (het “pull-deel”) wordt aandacht besteed aan de diensten voor mantelzorgers die door het serviceloket worden aangeboden in de lokale media (op de gemeentepagina maar bij voorkeur ook middels artikelen op “reguliere pagina’s” van het regionale krantje ‘Het Kompas’), op de gemeentelijke website, de wijkkranten, via wijkplatforms en eventueel door middel van posters en billboards op de openbare weg. Ook wordt gedacht aan speciale evenementen waar aandacht wordt besteed aan het onderwerp. In het tweede deel (het “push-deel”) wordt extra ingezet op de persoonlijke communicatie met de doelgroep via intermediairs (zie ook ad 2.). Voorstel is ook om de doelgroep actiever op te zoeken. Ad 2. Het committeren van een groter aantal zorgverleners Geconstateerd is dat niet alle ambassadeurs in staat waren om binnen de eigen organisatie in voldoende mate de rol die het serviceloket kan spelen voor de doelgroep mantelzorgers voor het voetlicht te brengen. Om deze reden achten wij het van belang om op een meer rechtstreekse wijze in contact te treden met professionals en vrijwilligers die in hun praktijk in contact komen met mantelzorgers. Als eerste actie op dit gebied zijn in januari 2009 presentaties verzorgd op de werkoverleggen van de drie Sliedrechtse thuiszorgwijkteams van RIVAS. Op deze wijze zijn ongeveer 80 thuiszorgmedewerkers bereikt en is expliciet ingegaan op de toegevoegde waarde van het serviceloket voor mantelzorgers en is aan de thuiszorgmedewerkers gevraagd of zij mantelzorgers willen attenderen op het serviceloket of bij voorkeur zelf het eerste contact tussen mantelzorger en serviceloket tot stand willen brengen. De reacties tijdens deze overleggen waren zeer positief. De thuiszorgmedewerkers gaven aan veel situaties tegen te komen waar mantelzorgers tegen hun grenzen aan lopen en zijn van mening dat het serviceloket in een behoefte kan voorzien. Zij vroegen echter ook (nogmaals) aandacht voor het feit dat de meeste mantelzorgers niet of nauwelijks openstaan voor ondersteuning en dat hier bij de wijze waarop men hen tegemoet treedt en informeert over het serviceloket terdege rekening mee dient te worden gehouden. De medewerkers hebben toegezegd om in situaties waar dit wenselijk is te proberen het contact tussen mantelzorger en serviceloket tot stand te brengen. De eerder genoemde folders (bijlage 2) met hierop informatie over
22
de dienstverlening vanuit het serviceloket voor mantelzorgers is hiertoe (nogmaals) onder de medewerkers van de thuiszorg van RIVAS verspreid. Ook wordt intern onderzocht op welke wijze de situatie rond de mantelzorger kan worden geïntegreerd in het intakegesprek, de herindicatie en de tussentijdse evaluatie. Zo wordt het onderwerp formeel onderdeel van de werkwijze van RIVAS. In de komende periode zal vanuit Steunpunt Mantelzorg Ouderenwerk ook rechtstreeks contact worden gezocht met professionals en vrijwilligers van andere organisaties binnen de Sliedrechtse samenleving om aandacht te vragen voor het onderwerp. Hierbij wordt met name gedacht aan andere thuiszorgorganisaties, de huisartsen, het algemeen maatschappelijk werk, de vrijwilligersorganisaties, kerkelijke organisaties,etc. De ervaring bij RIVAS leert dat een rechtstreekse benadering kan leiden tot een vruchtbare discussie waardoor het onderwerp meer gaat leven en waardoor het thema daadwerkelijk een plek krijgt binnen de dagelijkse werkzaamheden van de professionals en vrijwilligers. Tenslotte zal vanuit de gemeente Sliedrecht het verzoek aan de Sociale Dienst Drechtsteden worden gericht om het onderwerp mantelzorg formeel onderdeel te laten uitmaken van de inventarisatie tijdens het huisbezoek. Ad 3. Het uitbreiden van het beschikbare instrumentarium Hoewel, zoals hiervoor aangegeven, rechtstreekse contacten de voorkeur verdienen wordt ook gewerkt aan een uitbreiding van het instrumentarium rond mantelzorgondersteuning. Er is een concept factsheet ontwikkeld die aan de professionals en vrijwilligers, die worden gevraagd om problemen rond mantelzorgers te signaleren en hierbij het serviceloket te betrekken, kan worden uitgereikt. De factsheet kan op maat worden gemaakt voor een specifieke groep (zoals huisartsen of kerkelijke organisaties) door kleine aanpassingen aan te brengen. Binnen de gemeente Sliedrecht is inmiddels een werkgroep opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers vanuit verschillende organisaties, om foldermateriaal specifiek gericht op mantelzorgers en de ondersteuningsmogelijkheden die er voor hen bestaan te ontwikkelen. Gedacht wordt aan een brochure die via verschillende kanalen kan worden verspreid en waarin op overzichtelijke wijze de mogelijkheden worden gepresenteerd. De informatie moet herkenbaar zijn voor de doelgroepen, refereren aan concrete ziektebeelden en een totaaloverzicht bevatten voor het voor inwoners van Sliedrecht beschikbare en bereikbare serviceaanbod. Deze ontwikkeling past binnen het totale mantelzorgbeleid dat momenteel binnen de gemeente Sliedrecht wordt ontwikkeld. 3.3 Conclusies Uit het voorgaande kan een aantal conclusies worden getrokken met betrekking tot de eerste periode waarin uitvoering gegeven is aan de informatie- en adviesfunctie voor mantelzorgers binnen het serviceloket van de gemeente Sliedrecht. De conclusies worden puntsgewijs en in willekeurige volgorde weergegeven: • • •
• •
Uit alle geledingen wordt het belang van de nieuwe dienstverlening met betrekking tot informatie- en advies voor mantelzorgers onderschreven; Het serviceloket wordt als een logische plek beschouwd als informatiebron en beschikt over de noodzakelijke competenties voor een adviserende rol; Tot nu toe hebben slechts 15 mantelzorgers zich direct gewend tot het serviceloket voor informatie en advies over ondersteuningsmogelijkheden. Wel heeft zich een groter aantal situaties voorgedaan waarbij de mantelzorger om een andere reden contact opnam met het loket maar waarbij zich wel de gelegenheid voordeed om ook het onderwerp mantelzorgondersteuning voor het voetlicht te brengen. Ook resulteert de samenwerking met de afdeling revalidatie van Waerthove in contacten tussen mantelzorgers en serviceloket; De toegenomen aandacht voor mantelzorgers als gevolg van de pilot heeft (mede) geleid tot veelbelovende nieuwe initiatieven op het terrein van ondersteuning van mantelzorgers; De verschillende betrokkenen zijn van mening dat het tijd nodig heeft voordat mantelzorgers zich bewust worden van het feit dat er ook voor hen ondersteuningsmogelijkheden bestaan en van belang zijn en zich hier ook voor openstellen. Daarnaast dient de bekendheid
23
•
•
•
•
•
van de toegevoegde waarde die het serviceloket op dit gebied heeft zich langzaam binnen de Sliedrechtse gemeenschap te verspreiden. Continue aandacht voor het onderwerp (op een wijze die herkenbaar is voor de doelgroep) wordt van belang geacht; Het is van belang om medewerkers die rechtstreeks in contact komen met mantelzorgers ook direct te benaderen om de mogelijkheden van het serviceloket voor het voetlicht te brengen. Het betrekken van één “ambassadeur” per organisatie biedt onvoldoende garantie dat het thema ook daadwerkelijk “landt” binnen de organisatie en een plek krijgt binnen het dagelijkse werk van de medewerkers in de praktijk; De mensen die in contact komen met de mantelzorger hebben behoefte aan iets tastbaars zoals een mantelzorggids met nuttige informatie die zij aan de mantelzorger kunnen geven. Het wordt wel van belang geacht dat een dergelijke mantelzorggids persoonlijk aan de mantelzorger wordt overhandigd. Er dient wel een contactpersoon te zijn binnen de verschillende instellingen die mantelzorg als aandachtsgebied heeft en die bereikbaar en aanspreekbaar is voor de medewerkers van het serviceloket. Deze contactpersoon is ook verantwoordelijk voor het communiceren van nieuw aanbod op het gebied van mantelzorgondersteuning richting serviceloket en dient als contactpunt voor het monitoren van het effect van een doorverwijzing vanuit het serviceloket; Veel zorgorganisaties opereren bovenlokaal. De scope van de pilot (die zich beperkte tot de gemeente Sliedrecht) werd door een aantal organisaties (waaronder De Grote Rivieren en Syndion van waaruit een ambassadeur bij de pilot betrokken was) als nadeel beschouwd. Om binnen de eigen organisatie integraal aandacht te kunnen vragen voor het onderwerp en dit in te kunnen bedden in de werkwijze en werkoverleggen achten zij het wenselijk dat ook de serviceloketten in andere gemeenten toegerust worden om een goede rol te kunnen spelen met betrekking tot het verstrekken van informatie en advies aan mantelzorgers; Het is niet haalbaar gebleken de eerstelijnszorg een actieve rol te geven als ambassadeur binnen de pilot, hoewel ook vanuit deze hoek het belang van het onderwerp van de pilot werd onderschreven. Toch is het zeer wenselijk dat de eerstelijnszorg nauw wordt betrokken bij het bereiken van de mantelzorgers. Vooral huisartsen kunnen een belangrijke rol leggen bij het contact leggen met mantelzorgers en het doorgeleiden naar het serviceloket.
3.4 Aanbevelingen bij de upgrading van de pilot naar andere gemeenten De conclusies uit paragraaf 3.3 kunnen ook worden gezien als aanbevelingen indien ook andere gemeenten uit de Drechtsteden besluiten de nieuwe dienstverlening te integreren binnen het aanbod van het serviceloket. Het is duidelijk dat niet meteen wonderen mogen worden verwacht met betrekking tot het aantal mantelzorgers dat zich rechtstreeks met een vraag met betrekking tot de ondersteuningsmogelijkheden tot het serviceloket wendt. Er dient veel energie te worden gestoken in het committeren van professionals en vrijwilligers die rechtstreeks in contact komen met mantelzorgers en ook de rechtstreekse profilering van (dit onderdeel van) het serviceloket dient actief ter hand te worden genomen. Ook de link tussen het serviceloket en een instelling dient geformaliseerd te worden zodat informatie-uitwisseling over het ondersteuningsaanbod en het monitoren van een doorverwijzing op een effectieve en efficiënte wijze plaats kunnen vinden. Indien ook binnen andere gemeenten wordt besloten de informatie en adviesfunctie voor mantelzorgers te beleggen binnen het serviceloket dient rekening te worden gehouden met het feit dat het Sliedrechtse serviceloket een bijzonder karakter heeft. Het is binnen de Drechtsteden het enige serviceloket dat rechtstreeks telefonisch bereikbaar is. Ook zijn de medewerkers van het serviceloket in Sliedrecht reeds lange tijd werkzaam binnen de gemeente en daardoor zeer goed ingevoerd in het maatschappelijke werkveld van de gemeente. Bij de serviceloketten van de andere Drechtsteden gemeenten zal wellicht zwaarder geïnvesteerd moeten worden in het ontwikkelen van de kennis van de medewerkers met betrekking tot de verschillende organisaties en instellingen die actief zijn binnen de betreffende gemeente. Indien mantelzorgers in andere gemeenten telefonisch contact opnemen met het serviceloket worden zij te woord gestaan door een backoffice medewerker van de Sociale Dienst Drechtsteden in Dordrecht. Ook hier dient derhalve de benodigde kennis aanwezig te zijn om met deze vragen om te gaan.
24
Ter inspiratie willen wij hier afsluiten met een aantal prikkelende aanbevelingen waar rekening mee gehouden dient te worden bij opschaling van deze pilot naar andere gemeenten: • •
• • • • •
•
•
Verwacht geen grote effecten op korte termijn! Committeer organisaties en instellingen en formaliseer dit via contactpersonen die nieuw ondersteuningsaanbod doorgeven en die bereikbaar zijn voor zaken die betrekking hebben op mantelzorg; Maak zaken concreet, met name richting medewerkers van organisaties en instellingen die rechtstreeks klantcontact hebben; Laat medewerkers van organisaties en instellingen bij voorkeur zelf (na toestemming van de klant) contact opnemen met het serviceloket; Zorg voor actieve profilering in de lokale media en adequaat foldermateriaal, stel een concreet communicatieplan op; Ga er niet vanuit dat het begrip mantelzorg breed bekend is en houd hier rekening mee met de communicatie; Zorg voor een goed geoutilleerd loket, indien de grote stap is gezet om zich tot het loket te vervoegen en men wordt niet goed geholpen zal een averechts effect worden bereikt alsmede een negatieve beeldvorming over de toegevoegde waarde van het loket; Onderken dat de nieuwe taak een extra belasting kan betekenen voor de loketmedewerker. Door middel van training of cursus dienen de noodzakelijke competenties te worden ontwikkeld, indien deze onvoldoende bij de betreffende medewerkers aanwezig zijn. Indien in de toekomst sprake is van een groter aantal contactmomenten met mantelzorgers betekent dit een verhoging van de werkdruk en wellicht zelfs een toename van de benodigde formatie; Betrek de eerstelijnszorg, met name de huisartsen, bij het bereiken van de mantelzorgers.
25
Bijlage 1: Samenstelling begeleidings- en werkgroep Samenstelling begeleidingsgroep (zeven maal bijeen geweest): Wim Huijbregts: André Schoonderbeek: Mariëtte Teunissen: Ed Kanters/Hans Erkens: Sander Fooij:
Sociale Dienst Drechtsteden Stichting Ouderenwerk Sliedrecht Zorgbelang Zuid Holland Regio Zuid Gemeente Sliedrecht (voorzitter) Gemeente Sliedrecht/Synarchis
Samenstelling werkgroep (zeven maal bijeen geweest): Ed van Cortenberghe: Anne Nagtegaal: Marijke Leendertse: Heleen Verhoef: Sander Fooij:
Platform mantelzorg Zorgbelang MEE ZHZ Stichting Ouderenwerk Sliedrecht/Serviceloket Sliedrecht Sociale Dienst Drechtsteden/Serviceloket Sliedrecht Gemeente Sliedrecht/Synarchis (voorzitter)
26
Bijlage 2: Folder diensten serviceloket voor mantelzorgers Afbeelding voorzijde folder:
27
Tekst achterzijde folder: Zorgt u al langere tijd voor uw partner, vader, moeder, kind, een ander familielid, een vriend(in) of bekende ?
En als u eerlijk bent…. Wordt het u geestelijk of lichamelijk wel eens te veel?
Wist u dat u bij uw zorgtaak een handje geholpen kunt worden? De mogelijkheden zijn in Sliedrecht en omgeving zelfs heel uitgebreid! Hierbij kunt u denken aan: • Vervangende hulp zodat u een dagje of een paar uur even wat anders kunt doen; • Een cursus hoe u kunt omgaan met de beperkingen van degene waarvoor u zorgt; • Hulp bij allerlei regelzaken die op u afkomen; • Een tilcursus; • Contact met mensen die dezelfde problemen tegenkomen als u. Maar er is nog veel meer mogelijk…
Het serviceloket van de gemeente Sliedrecht kan u informeren en adviseren over de mogelijkheden. Het serviceloket vindt u in de hal van het gemeentekantoor en is alle werkdagen geopend van 9.00 tot 15.00 uur. Het serviceloket is ook telefonisch bereikbaar via 0184 495835 Of kijkt u eens op www.sliedrecht.nl onder “digitaal loket”
Met wat hulp houdt u het wellicht beter en langer vol, En dat is van belang voor u, maar zeker ook voor degene voor wie u zorgt.
28
Bijlage 3: Overzicht ondersteuningsaanbod per 1 januari 2008 1
Individuele ondersteuning
Ouderenadviseur Stichting Ouderenwerk Sliedrecht. Ouderenadviseurs houden spreekuren waar met name praktische zaken aan de orde komen. Meer informatie over tijden en locaties: Marijke Smouter-Versluis (ouderenadviseur): 0184-416729 Ouderenconsulent Stichting Ouderenwerk Sliedrecht Met name AWBZ-gerelateerde ondersteuning (wachtlijsten, etc.) Meer informatie over mogelijkheden: Marijke Leendertse (ouderenconsulent): 0184-495902 Afdeling mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning MEE Gespecialiseerd in complexe problematiek met betrekking tot mantelzorgers Meer informatie over mogelijkheden: Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Algemeen maatschappelijk werk Rivas Gespecialiseerd in psychosociale problematiek (ook in relatie tot mantelzorgers) Meer informatie over mogelijkheden: Rivas Zorglijk: 0900 8440 Wmo-consulenten SDD Betrekken de situatie met betrekking tot mantelzorgers bij de indicatiestelling Meer informatie: Serviceloket Sliedrecht: 0184 495835 Overige ondersteuning vanuit SDD Bijvoorbeeld afspraken over verminderde sollicitatieplicht/re-integratie/etc. Meet informatie: Contactpersoon bij de SDD??? Indicatiestellers AWBZ Betrekken de situatie met betrekking tot mantelzorgers bij de indicatiestelling Meer informatie: Contactpersonen bij CIZ en Zorgkantoor 2
Informatie
Bijeenkomsten over specifieke onderwerpen (Stichting Ouderenwerk Sliedrecht, MEE) Informatiebijeenkomsten worden afgestemd op behoefte Meer informatie: Andre Schoonderbeek (directeur stichting ouderenwerk Sliedrecht): 0184 490808 Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Programma themabijeenkomsten stichting ouderenwerk Sliedrecht/MEE • 16 september 2008 (9.30-11.30 uur) • 16 oktober 2008 (9.30-11.30 uur) • 19 november 2008 (9.30-11.30 uur) Bijeenkomsten voor mantelzorgers over niet-aangeboren hersenletsel (organisatie wordt verzorgd door MEE ZHZ en het coördinatiepunt niet aangeboren hersenletsel) • 27 september 2008 (10.00-12.00 uur, locatie Waerthove)
29
•
22 november 2008 (10.00-12.00 uur, locatie Waerthove)
Voorlichtingsbijeenkomsten over specifieke onderwerpen (De Grote Rivieren) Bijvoorbeeld: omgaan met depressies, dementie, angst, persoonlijkheidsstoornissen, psychose en cognitieve stoornissen. Meer informatie over programma: Corina Stam (afdeling Preventie): 078 6545078 (di,do, vrij) en 088 4050600 (ma, wo)
[email protected] Mantelzorgmagazine MEE ZHZ In het Mantelzorgmagazine staat veel informatie voor mantelzorgers. Het magazine komt periodiek uit en er dienen voldoende exemplaren aanwezig te zijn in het serviceloket Sliedrecht. Meer informatie: Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Mantelzorgwebsite MEE ZHZ Momenteel wordt door een werkgroep binnen MEE gewerkt aan het samenstellen van een mantelzorgwebsite met hierop alle informatie voor mantelzorgers (met name ondersteuningsmogelijkheden). De website zal in het voorjaar van 2009 worden opgeleverd. Meer informatie: Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Persberichten MEE ZHZ en Stichting Ouderenwerk Sliedrecht zullen 11 maal per jaar persberichten verspreiden naar de regionale bladen met relevante informatie voor mantelzorgers. Meer informatie: Andre Schoonderbeek (directeur stichting ouderenwerk Sliedrecht): 0184 490808 Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 3
Cursussen
Cursussen over specifieke onderwerpen (Rivas) Bijvoorbeeld: ondersteuningsgroep dementerenden (i.s.m. Riagg en De Grote Rivieren). Meer informatie over tijdstippen: Jeannet Knoop: 0183 643989 Cursussen over specifieke onderwerpen (Stichting Ouderenwerk Sliedecht, MEE) Bijvoorbeeld cursus deskundigheids- en competentiebevordering mantelzorgers (“Zorg de Baas”) 11 september + 25 september + 9 oktober (19.00 tot 21.00 uur, locatie de Reling) Andre Schoonderbeek (directeur stichting ouderenwerk Sliedrecht): 0184 490808 Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Cursussen Preventie De Grote Rivieren “De afdeling Preventie van de Grote Rivieren biedt onder andere cursussen en trainingen. Je kunt dan denken aan een cursus voor ouderen die zich vaak somber voelen, een training voor mensen die stress op het werk ervaren of trainingen voor kinderen en jongeren die een ouder hebben met een psychisch of psychiatrisch probleem. Er worden ook cursussen georganiseerd voor mantelzorgers en familieleden. In de cursus leren zij hoe ze het beste kunnen omgaan met iemand met een psychisch of psychiatrisch probleem” Voorbeelden: - Cursus voor mantelzorgers van een familielid met schizofrenie - Cursus omgaan met mensen met een depressie voor familieleden en naastbetrokkenen van allochtone afkomst;
30
-
Cursus omgaan met borderline; Cursus omgaan met mensen met een depressie; Cursus depressie bij ouderen;
Meer informatie over programma: Corina Stam (afdeling Preventie): 078 6545078 (di,do, vrij) en 088 4050600 (ma, wo)
[email protected] 4
Contact met andere Mantelzorgers
Mantelzorgsalons Bijeenkomsten waar mantelzorgers elkaar ontmoeten en onderling ervaringen kunnen uitwisselen. In de regio vinden deze al regelmatig plaats, georganiseerd door Zorgbelang /platform mantelzorg. MEE wil deze salons vanaf 1 januari 2009 ook in Sliedrecht gaan organiseren. Meer informatie (regionaal): Mariette Teunissen (Zorgbelang Zuid Holland): 078 6173235 Meer informatie (Sliedrecht): Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Inloopavonden Worden regionaal al georganiseerd door verschillende organisaties. Nog geen initiatieven in Sliedrecht. Dag voor de mantelzorg/uitje Dit jaar (2008) in Sliedrecht op 10 november (’s middags) 5
Respijtzorg (AWBZ en informeel)
Indicatiestelling respijtzorg Toeleiding en bemiddeling bij indicatietraject AWBZ Meer informatie over mogelijkheden: Marijke Leendertse (ouderenconsulent): 0184-495902 Anne Nagtegaal (coördinator Sliedrecht MEE ZHZ): 0900 2020672 Informele respijtzorg In Sliedrecht is een groot aantal vrijwilligersorganisaties actief die mantelzorgers kunnen ontlasten door tijdelijke hulpverlening te bieden. Om deze organisaties te kunnen vinden en inzicht te krijgen in wat ze wel en niet doen is een zorgmap samengesteld. Deze is beschikbaar bij het serviceloket. Mantelzorgers kunnen bij het serviceloket de zorgmap inzien en een uittreksel met organisaties en telefoonnummers meenemen. Meer informatie over de zorgmap: Rita de Stigter (Spring In/Spring Bij): 0184 420468. Een belangrijke organisatie uit de zorgmap is het Rode Kruis Sliedrecht. Zij bieden tijdelijke (6 tot 8 weken) aanvullende en overbruggende hulp aan mensen die zelfstandig wonen. Hulp die niet of tijdelijk niet door andere instanties en/of familie, vrienden of buren kan worden verricht. Meer informatie: Elma Tolenaars (Rode Kruis Sliedrecht): 0184 414462 Anita de Groot (Rode Kruis Sliedrecht): 0184 419430
31
Bijlage 4: Vraagboom
Zorgt u voor uw partner/ moeder/ vader/ zoon/ dochter/ vriend(in)/ kennis/ buurman/ buurvrouw/etc. nee
ja
ja
Zorgt er iemand uit uw omgeving voor u?
Doen zich problemen voor bij het bieden van hulp of de verleende zorg ja
nee
nee
Zijn het probleem en de meest wenselijk vorm van ondersteuning duidelijk? ja Verwijs door naar of biedt aan een afspraak te maken met aanbieder van de ondersteuning
Melding aan serviceloket
nee Verwijs door naar of biedt aan een afspraak te maken met het serviceloket Gemeentekantoor op werkdagen van 9.00 tot 15.00 uur of: 0184-495835
“mocht u in de toekomst informatie/advies willen hebben bij de zorg die u verleent/ontvangt dan kunt u contact opnemen met serviceloket”
32
Bijlage 5: Ambassadeurs De groep ambassadeurs van de pilot bestond uit: Marijke Smouter: Jacqueline Beijersbergen: Maja de Bruin: Elma Tolenaars: Wil de Zwarte: Marrie Groeneveld: Jacqueline Jochems: Heleen Verhoef: Marijke Leendertse:
Stichting Ouderenwerk Sliedrecht De Grote Rivieren Hervormde Diaconale Commissie “Spring In” Rode Kruis Sliedrecht RIVAS Thuiszorg HOED MC Thorbecke Sliedrecht Syndion SDD/Serviceloket Stichting Ouderenwerk Sliedrecht/Serviceloket
33
Bijlage 6: Intakeformulier Gegevens Mantelzorger/ster: m/v naam geboortedatum adres telefoon Ik zorg voor: ___________________________________________________________________________ 1. Als mantelzorger heb ik voor mijn gevoel O goede/voldoende/slechte kennis over het ziektebeeld O goede/voldoende/slechte handvatten om probleemsituaties het hoofd te bieden O goede/voldoende/slechte kennis over het medicijngebruik O goede/voldoende/slechte kennis over zaken die de zorg makkelijker zouden kunnen maken (zoals verkrijgbare hulpmiddelen) O anders:………………………………………………………………………… Verdere toelichting 2. Problemen die ik in praktische zin tegenkom zijn: O Ik heb zelf lichamelijke klachten/beperkingen O Ik heb zelf psychische klachten O Ik heb moeilijkheden om degene waar ik voor zorg te bereiken O Ik kan het moeilijk combineren met werk en/of eigen huishouden O Anders: Verdere toelichting 3. Ik maak me zorgen O om degene waar ik voor zorg O dat ik mijn gezin tekort doe O dat ik anderen tekort doe O dat ik niet meer aan mezelf toekom O Anders: Verdere toelichting 4 Ik: O ben goed/minder/niet in staat de situatie los te laten O voel me niet/een beetje/heel erg mate verplicht om de zorg op me te nemen O ervaar spanningen in mijn thuissituatie O voel me minder/ niet in staat werk/huishouden/zorg te combineren O anders: Verdere toelichting 5. Wat ik zou willen is O iemand waar ik mijn verhaal bij kan doen O advies O een cursus of training O hulp O voorzieningen/hulpmiddelen O anders: Verdere toelichting Opmerkingen/aanvullingen:
34
Aanbevelingen intaker/afspraken Uitleg eerste opzet Intakeformulier Mantelzorgers Wat mij sowieso opvalt. Is het feit, dat de term mantelzorg/mantelzorger door de spellingcorrectie in Word nog als een niet-bestaand woord wordt betiteld. Hoezo: de mantelzorger is onbekend? De vragen zijn een combinatie van de eerdere formulieren. Het lijkt me zinvol om ze, zodra het aanbod van de verschillende instanties duidelijk is, beter af te stemmen op de “producten” die geboden worden. Mocht deze lijst ooit geautomatiseerd worden, hoeven we in de vraagstelling niet meer zoveel te veranderen. Ik heb getracht de vraagstelling een beetje op te bouwen. Omdat dit formulier dient als leidraad voor een gesprek, ga ik ervan uit, dat naarmate het gesprek vordert, de mantelzorger ook wat gemakkelijker de wat moeilijke vragen kan beantwoorden. Persoonsgegevens: Spreekt voor zich. Zo kunnen we zien wie de mantelzorgers zijn, e.e.a. ook t.b.v. cijfermateriaal. De vraag voor WIE men zorgt is een middel om inzicht te krijgen in relatie mantelzorger- verzorgde Vraag 1 Hierin willen we duidelijk krijgen hoe het zit met de kennis van de mantelzorger. Uitgaand van de beleving van de persoon zelf. Als die zich immers voldoende geïnformeerd voelt, is de kans dat dit vlak onzekerheid geeft klein. Vraag 2 Wat voor praktische problemen kent de mantelzorger? Vraag 3 Inleiding in de belevingswereld. Ik probeer vragen over de zwaarte van de psychische belasting op te bouwen Vraag 4 Specifieke vragen waarbij we graag willen weten of men goed/minder/slecht met bepaalde belasting kan omgaan. Vraag 5 Hier geven we de mantelzorger de ruimte om zélf aan te geven waar behoefte aan is. Van een luisterend oor tot begeleiding en al wat er tussenin zit. Opmerkingen/aanvullingen Spreekt voor zicht Aanbevelingen intaker/afspraken Hier kan degene die het gesprek voerde eventueel zelf nog aanbevelingen en door hem of haar te ondernemen acties aangeven. Verklaring en handtekening Zoals eerder besproken om geen problemen met de privacywetgeving te krijgen
35
Bijlage 7: Communicatieplan ondersteuning van mantelzorgers Sliedrecht 1. Probleemstelling Mantelzorgers en zorgvrijwilligers in Sliedrecht maken onvoldoende gebruik van het Serviceloket en het gemeentelijke ondersteuningspakket dat hen wordt aangeboden. In Sliedrecht draait op dit moment – samen met nog vijf Drechtstedengemeenten – een pilotproject met als doel het pakket aan gemeentelijke ondersteuning voor mantelzorgers/zorgvrijwilligers beter bereikbaar te maken voor de doelgroep. Het Serviceloket (Wmo-loket) fungeert hierbij als centraal informatie, advies en doorverwijspunt. De pilot loopt sinds januari 2008. Vanaf juli 2008 kunnen mantelzorgers terecht bij het Serviceloket. Het gemeentelijk ondersteuningsaanbod bestaat uit: advisering, verwijzing naar hulp (in brede zin), aanbod aan cursussen, organiseren ontmoetingsbijeenkomsten, ondersteuning bij de concrete zorgtaken door tijdelijke vervanging ervan door vrijwilligers. De potentiële doelgroep bestaat in Sliedrecht naar verwachting uit ongeveer 3.539 personen. Hoewel uit onderzoeken steeds weer blijkt dat de doelgroep behoefte heeft aan ondersteuning, is het gebruik van het ondersteuningsaanbod tot nu toe gering. In de 2e helft van 2008 hebben maar 15 personen het Serviceloket ingeschakeld voor ondersteuning of informatie en advies hierover. Dit is teleurstellend, zeker in het licht van de geschatte grootte van de doelgroep, maar belangrijker omdat de doelgroep veel baat kan hebben bij de geboden ondersteuning waar het uiteindelijk om gaat. Voor de beperkte afname zijn drie hoofdoorzaken te noemen: 1. Serviceloket en het ondersteuningsaanbod zijn nog te onbekend bij de doelgroep. 2. De doelgroep herkent zich niet als de mantelzorger voor wie dit aanbod bedoeld is. 3. De mantelzorger vindt het om diverse redenen moeilijk hulp in te schakelen (loyaliteit naar degene die verzorgd wordt, de zorg moeilijk uit handen kunnen geven, overtuiging dat zelf doen het beste is). Specifieke, op de doelgroepgericht communicatie kan er aan bijdragen deze belemmeringen weg nemen. 2. Voorstel communicatieaanpak Het voorstel is om tijdens de verlenging van het pilotproject in het eerste half jaar van 2009 een op de doelgroep gerichte communicatiecampagne te voeren die enerzijds de bekendheid van het Serviceloket en het ondersteuningsaanbod vergroot en anderzijds ervoor zorgt dat de doelgroep zichzelf herkent als de mantelzorger voor wie het aanbod bedoeld is. 3. Belangrijkste Doelgroepen Mantelzorger die baat heeft bij het ondersteuningsaanbod. Intermediairs als hulpverleners (artsen, maatschappelijk werkers, vrijwilligers, zorgverleners, etc.) Mensen uit de omgeving van de mantelzorger (familie en netwerk) Lokale media (in functie van kanaal om doelgroep te bereiken) 4. Hoofddoelen communicatie 1. Aan het einde van de campagne is het aantal mantelzorgers/zorgvrijwilligers dat het Serviceloket benadert voor advies, informatie of ondersteuning toegenomen; 2. Aan het einde van de campagne is de deelname aan bijeenkomsten of cursussen toegenomen; 3. Aan het einde van de campagne is het aantal mantelzorgers dat gebruik maakt van de vervanging van hun zorgtaak door een vrijwilliger (respijtzorg) toegenomen. Dit willen we meten vanuit benchmark en cliënttevredenheidsonderzoek Wmo, Monitor Sociaal Drechtsteden en eigen monitoring vanuit het Serviceloket.
36
5. Strategie Tegelijkertijd de pull- en pushmethode toepassen. Pull betekent dat de doelgroep ‘getrokken’ wordt. Dit door op meerdere momenten via meerdere kanalen te communiceren over het Serviceloket en het ondersteuningsaanbod. Push betekent dat de doelgroep ‘een zetje krijgt’. Dit door de persoonlijke communicatie tussen de mantelzorger en de hulpverleners c.q. mensen de omgeving die hen informeren over en/of overhalen gebruik te maken van het aanbod. Pull-deel. Aandacht voor het Serviceloket en het ondersteuningsaanbod in de lokale media, de gemeentepagina, de gemeentelijke website, de wijkkranten (Ouderenwerk), wijkplatforms en eventueel posters en billboards op de openbare weg, speciale markt voor de Wmo en andere openbare bijeenkomsten. Push-deel. Persoonlijke communicatie met de doelgroep via de intermediairs als artsen, maatschappelijk werkers, stichting Ouderenwerk, Vrijwilligerspunt, kerken, etc. Voorstel is ook om de doelgroep actiever op te zoeken. Nu wordt gewacht tot de doelgroep contact opneemt. Dat kan ook omgedraaid worden. Boodschap De boodschap in de campagne richt zich op: A) Het bekendmaken van het Serviceloket en het ondersteuningsaanbod door de informatie hierover zoveel mogelijk herhalend bekend te maken op zoveel mogelijk plaatsen. B) Op het herkennen van de eigen mantelzorgsituatie en het belang van ondersteuning daarbij. Hiervoor wordt in de campagne veelvuldig gebruik gemaakt van verhalen van mantelzorgers zelf over hun zorgtaken en het gemak van de ondersteuning daarbij,waardoor de herkenning bij de doelgroep groter wordt. 6. Middelen Het hieronder genoemde aanbod aan middelen is uitsluitend een voorstel waaruit nog een definitief pakket gekozen moet worden. Bij de inzet van sommige middelen die hier voorgesteld worden, wordt het Serviceloket overgeslagen of krijgt een geringe rol. Als dat in de pilot nu juist NIET de bedoeling is, vallen deze middelen meteen al af. Alle genoemde middelen dragen bij aan het doel een grotere afname van het ondersteuningsaanbod. De middelen zijn per strategieonderdeel push en pull in willekeurige volgorde onder elkaar gezet. Door middel van een goede tijdplanning van de inzet van de middelen wordt bereikt dat ze elkaar aanvullen en versterken. 1. Pull-deel strategie •
•
• • •
Serie redactionele artikelen in Het Kompas De redactie van Het Kompas denkt hierover na, maar vond het een goed idee. Hierbij worden mantelzorgers en/of mensen uit hun omgeving zelf aan het woord gelaten en wordt ingegaan op de rol van het Serviceloket en het ondersteuningsaanbod. Hiervoor heeft Ouderenwerk voorstel (actiepunt) gedaan. Lokale omroep Nog geen contact gehad met omroep. Moet eerst duidelijker zijn wat we precies willen. Gaat om aandacht voor mantelzorg in een programma van de lokale omroep. Liefst interactief waarbij luisteraars kunnen bellen en vragen kunnen stellen. Rubriek op de gemeentepagina In Het Kompas waarin Serviceloket en ondersteuningsaanbod toegelicht worden. Mantelzorggids, Folder, Flyers Over Serviceloket en ondersteuningsaanbod voor algemeen gebruik en inzet intermediairs. Dit vormt inmiddels al onderdeel van de uitvoering door Acquest (zie: beleidsplan). Posters Diverse posters: Serviceloket wordt altijd genoemd. Delen ondersteuningsaanbod varieert. Posters hangen op diverse (buiten)locaties; ook als billboard.
37
• • • • •
Wijkkrant Artikelen in de wijkkranten (worden huis-aan-huis verspreid). Vooral verhalen van mantelzorgers zelf. Wijkplatforms Posters ophangen, thema bekendmaken in de buurt of op bijeenkomsten / buurtspreekuren, signaleren en verwijzen. Website Vaste pagina op de website van de gemeente. Mantelzorgpunt en Vrijwilligerspunt Stichting ouderenwerk Kijken of website en communicatiemiddelen / –kanalen ingezet kunnen worden. Informatiestands op evenementen / openbare gelegenheden Deelnemen met een informatiestand bij evenementen, braderieën, etc. Moet wel door vrijwilligers bemenst worden.
2. Push-deel strategie • Inzetten intermediairs Gebruikmaken van intermediairs die signaleren en verwijzen, bijvoorbeeld: o artsen o maatschappelijk werkers o consulenten stichting ouderenwerk en MEE o medewerkers sociale dienst o medewerkers burgerzaken o leden wijkplatforms o benoemde ambassadeurs (mensen kunnen zich als ambassadeur laten benoemen) o vrijwilligersorganisaties o kerkelijke en maatschappelijke organisaties o spreekuren stichting ouderenwerk •
Toolkit intermediairs Toolkit maken voor deze intermediairs met onder meer: posters, folders, overzicht van ondersteuningsaanbod, vast telefoonnummer voor verwijzing of signalering.
•
Dag van de mantelzorger Mag ook avond, morgen, of middag zijn. Speciaal moment creëren in wat breder verband, bijvoorbeeld als onderdeel dag van de vrijwilliger, bij de uitreiking van de gemeentepenning, etc. Misschien de mantelzorger van het jaar benoemen die door anderen wordt gekandideerd. Met bijeenkomst(en) voor vrijwilligers, hulpverleners, deskundigen. Misschien wel in conferentieachtige opzet over mantelzorg, etc. Serviceloket wordt hierbij breed onder de aandacht gebracht.
•
Reguliere overleggen gebruiken Op dit moment zijn er wellicht overleggen tussen groepen van genoemde intermediairs waar de ondersteuning van de mantelzorger periodiek op de agenda kan komen te staan.
Actievere aanpak: •
Consulenten 1. Gebruikmaken van de consulenten van stichting Ouderenwerk. Die zijn gewend om actief mensen te bezoeken. Misschien wil de stichting Ouderenwerk hier wel aan meewerken. 2. Anders zelf consulenten benoemen die actief op pad gaan: bijvoorbeeld vrijwilligers die als consulent de gesignaleerde mantelzorger/zorgvrijwilliger bezoeken. Huisbezoek kan drempelverlagend werken. De consulent kan ook na een telefoontje van een mantelzor-
38
ger/zorgvrijwilliger naar het Serviceloket eens vrijblijvend gaan praten. •
Ambassadeurs Kijken of het mogelijk is om ambassadeurs te benoemen. Vrijwilligers die in hun omgeving signaleren wanneer een mantelzorger eventueel hulp zou kunnen gebruiken. Zij nemen dan contact op met het Serviceloket die er mee aan de slag gaat.
•
Actievere rol Serviceloket Nu is het Serviceloket passief. De potentiële klant moet er eerst heen. Als door signalering het Serviceloket namen en adressen van potentiële afnemers van het ondersteuningsaanbod krijgt, dan kunnen de medewerkers van dit loket of anders de consulenten ook zelf contact opnemen met deze persoon.
7. Planning De inzet van deze middelen moet zorgvuldig gepland worden om elkaar te versterken en aan te vullen. Bij de start en het einde van de campagne moet een goed communicatiemoment gekozen worden om aandacht te geven en te trekken voor de campagne. Direct bij aanvang van de campagne moeten de posters, folders, flyers, toolkit voor intermediairs, etc. gemaakt worden. De campagneplanning volgt na de keuze voor de middelen en de aanpak. 8. Budget Aanname is dat het budget beperkt is via de pilot. Misschien is er via de reguliere budgetten mogelijk geld vrij te maken. De out-of-pocket-kosten bestaan uit het ontwikkelen van de middelen als de posters, folder, flyer, advertentie gemeentepagina, informatiestands, billboards, huren zaal en catering bij te organiseren dag van de mantelzorg, vaste kosten voor de inzet van vrijwilligers. Inzet middelen van de hier boven genoemde middelen is afhankelijk van het beschikbare budget Verder wordt zoveel als mogelijk gebruik van free publicity en de inzet van capaciteit vrijwilligers. Door aansluitingen bij bestaande evenementen, overleggen, bijeenkomsten, etc kunnen de kosten laag blijven. Ramingen out- of pocketkosten: - drukwerk - vergunning en plaatsen billboards - zaalhuur en catering bijeenkomsten
tussen € 2.000,- en € 10.000,tussen € 500,- en € 1.000,tussen € 1.000,- en € 5.000,-
9. Capaciteit De inzet van capaciteit komt grotendeels uit de reguliere capaciteit ambtenaren gemeente Sliedrecht. Het gaat hierbij om taken die tot het reguliere takenpakket behoren. Communicatie, Serviceloket, afdeling Wez. Daarnaast moet gebruik gemaakt worden van vrijwilligers (in samenwerking met het Vrijwilligerspunt) voor de extra inzet als bemensen informatiestand, consulentenwerk, ambassadeursschap. Hoe reëel dit is, is zonder overleg met het Vrijwilligerspunt (stichting Ouderenwerk) nu moeilijk in te schatten. Aanbeveling wel is om zoveel als mogelijk is aan te sluiten bij wat al bestaat en daarbij aan te haken: vrijwilligersactiviteiten, dag van de vrijwilliger, uitreiking gemeentepenningen, overleggen met hulpverleners, markten, bijeenkomsten.
39
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Conceptbeleidsplan Mantelzorgondersteuning in Sliedrecht, 2009-2012 Samenvatting: Aanleiding Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben de belangen, positie en participatie van mantelzorgers meer aandacht en erkenning gekregen. Met prestatieveld 4 (Wmo) heeft de ondersteuning van mantelzorgers een belangrijke wettelijke basis gekregen. Bijgaande beleidsnotitie vormt een uitwerking van actiepunt 9 van het Wmo-beleidsplan inclusief uitvoering pilot. Er is ook een link met actiepunt 14: vrijwilligersbeleid. Voor de ondersteuning van vrijwilligers en actief burgerschap wordt verwezen naar de notitie "Vrijwillige inzet in Sliedrecht" van 27 februari 2009. Beide notities zullen op 30 maart 2009 integraal ter bespreking aan de gemeenteraad worden aangeboden. Doelen uit het Wmo-beleidskader Bij de ondersteuning van de mantelzorger zal de nadruk liggen op de volgende doelen: er is voldoende en passende ondersteuning voor mantelzorgers en zij weten deze ondersteuning ook te vinden en mantelzorgers weten zich gewaardeerd en gesteund in hun onontbeerlijke werk. De ondersteuning van mantelzorgers wordt lokaal inkleuring gegeven. Bij de indicatiestelling van individuele voorzieningen worden de behoeften en knelpunten meegenomen (Beleidsuitspraak 16). Definities Mantelzorg kan omschreven worden als langdurende zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorgers leveren een belangrijke bijdrage aan de samenleving in het kader van de Wmo en de Civil society. Onder respijtzorg valt vrijwillige en professionele ondersteuning, waarbij de zorgtaken, meestal tijdelijk, van een mantelzorger door derden worden overgenomen, waardoor de mantelzorger even vrijaf heeft. Mantelzorgondersteuning is de verzamelterm voor voorzieningen en diensten die de draagkracht van mantelzorgers vergroten of de draaglast verlichten. In de ondersteuning van mantelzorgers spelen (zorg)vrijwilligers en professionals een belangrijke rol. Belangrijkste conclusies uit onderzoeken Het aantal mantelzorgers van 18 jaar en ouder is jaarlijks 3,4 miljoen; waarvan 2,4 miljoen mensen (13% van de beroepsbevolking) langer dan drie maanden of meer dan acht uur per week hulp bieden. In Zuid-Holland verlenen 22.000 mensen (12% van de volwassenen) mantelzorg; de grootste groep bestaat uit vrouwen van 50 tot 65 jaar. Een prognose die het Tympaan Instituut in opdracht van de provincie Zuid-Holland heeft uitgevoerd blijkt dat Sliedrecht in 2010 over 3.539 mantelzorgers zal beschikken. Met name Turkse en Marokkaanse ouderen ontvangen veel mantelzorg. Het percentage mantelzorgers is ondanks individualisering, verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen en de verhoogde vraag naar
mantelzorg de afgelopen 15 jaar stabiel gebleven, maar bestaat tegenwoordig uit meer ouderen en werkenden. Bijna eenderde van de overbelaste mantelzorgers verleent 21 uur of meer zorg per week. Aandachtspunt is de grote groep mantelzorgers die zich overbelast voelt. Veel mantelzorgers maken nog geen gebruik van ondersteuning. Dit ligt vooral aan de mate van bekendheid en toegankelijkheid van de aangeboden ondersteuning. Mensen met een zwak sociaal netwerk kunnen minder terugvallen op mantelzorg en behoren tot een risicogroep. Voor Sliedrecht ontbreken een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Die verwachten wij alsnog vanuit de Benchmark en cliënttevredenheidsonderzoek (SGBO) en de Sociale Monitor 2009 Drechtsteden. Op basis van deze nieuwe gegevens kunnen wij onze doelen en resultaten meten en zonodig bijstellen. Wat komt er verder op ons af De AWBZ staat nog altijd onder druk. De staatssecretaris wil met de pakketmaatregel en de maatregel psychosociaal budget en taken overhevelen naar onderwijs, jeugdzorg en gemeenten (Wmo). Dit zal ook zijn weerslag hebben op de mantelzorger. Eén op de acht werknemers is mantelzorger. Het thema mantelzorg en arbeid vormt een van de speerpunten van de staatssecretaris van VWS (beleidsbrief "Voor elkaar"). Het benaderen van werkgevers is een thema dat we regionaal zullen oppakken (MEE). Pilot informatie en advies In opdracht van de zes gemeenten in de Drechtsteden is in 2008 een vijftal pilots van start gegaan met als doel om kennis en ervaring op te doen met nieuwe vormen van mantelzorgondersteuning. De Sliedrechtse pilot heeft als doelstelling om zoveel mogelijk mantelzorgers via het Serviceloket toegang te bieden tot die specifieke informatie, advies en ondersteuning waaraan men behoefte heeft. Deze pilot is juni 2008 van start gegaan en in januari 2009 afgerond (bijlage 1: Evaluatie pilot, Sander Fooij). Op basis van de pilot heeft het Serviceloket haar informatie- en adviesfunctie uitgebreid tot de doelgroep mantelzorgers. Hieraan is in juni 2008 een campagne voorafgegaan en een nieuwe folder geïntroduceerd. Tevens is een vragenformulier ontwikkeld, behulpzaam bij het contact met mantelzorgers en het inventariseren van de ondersteuningsbehoefte. Het streven is om dit middel breder (huisbezoeken) in te gaan zetten. Hierover willen we in overleg met de SDD. Met de pilot zijn goede resultaten behaald en dit heeft geleid tot een aantal nieuwe initiatieven. Toch is het aantal mantelzorgers dat tijdens de pilot (fysiek of telefonisch) het Serviceloket heeft benaderd van ongeveer 15 mensen (gemiddeld 3 contacten per maand) teleurstellend te noemen. Geconcludeerd kan worden dat een belangrijk deel van de mantelzorgers die geconfronteerd worden met een bepaalde problematiek geen actie onderneemt om gebruik te maken van ondersteuning. Dit heeft te maken met het feit dat zij nog onvoldoende bewust zijn van de eigen situatie en onbekend met het zorgaanbod. In de signalering, herkenning, advisering en doorverwijzing van mantelzorgers speelt de eerstelijnszorg en met name huisartsen nog een te afwachtende en te ondergeschikte rol. Regionale afspraken Op 18 december 2008 heeft het Drechtstedenbestuur besloten om in de tweede helft van 2009 en 2010 gezamenlijke activiteiten uit te voeren en een deel van de lokale Wmo-middelen voor mantelzorgondersteuning in te zetten voor regionale activiteiten, uit te voeren door MEE Zuid-Holland Zuid en De Grote Rivieren. Ambitie, doelen en resultaten Mantelzorgers nemen een belangrijke plaats in de Sliedrechtse samenleving. Het zelf verantwoordelijkheid nemen voor de zorg voor een naaste stelt mensen met een beperking of chronische ziekte in staat om langer in de eigen omgeving te blijven wonen en kan een beroep op zwaardere en duurdere professionele zorg worden uitgesteld of voorkomen. Om te bereiken dat Sliedrechters ook de komende jaren bereid blijven om mantelzorg te verrichten, wil de gemeente zorgen voor een goede ondersteuningsstructuur.
Beleidsuitspraken 1. Door het bieden van goede voorlichting, informatie en advies worden mantelzorgers en hun omgeving beter bereikt. Hierbij is het essentieel om gebruik te maken van het bestaande netwerk van vrijwilligers en professionals rond de mantelzorgers en hierop zonodig extra te investeren. 2. Door een adequaat ondersteuningsaanbod worden mantelzorgers ontlast bij hun zorgtaken. De ondersteuning is vraaggericht (maatwerk) en gericht op het hele systeem van de mantelzorger (zorgvrager, familie en omgeving). Zo wordt overbelasting van de mantelzorger voorkomen of weggenomen, waardoor mantelzorgers volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen. 3. De ondersteuning van mantelzorgers (spilzorgers) die geen hulp hebben vanuit het eigen netwerk of door professionals of deze hulp onvoldoende weten te vragen krijgt hierbij extra prioriteit. 4. Onze ambitie is dat het aantal overbelaste mantelzorgers de komende jaren zal afnemen. Dit willen we tweejaarlijks meten vanuit de Sociale Monitor Drechtsteden, te starten vanaf medio 2009 (eerste nulmeting). Ook vanuit de jaarlijkse benchmark en het cliënttevredenheidsonderzoek kunnen we belangrijke beleidsinformatie halen. Basisfuncties mantelzorgondersteuning Om alle functies van mantelzorgondersteuning inzichtelijk te maken heeft het rijk acht basisfuncties, die gemeenten verder vorm moeten geven, ontwikkeld. Die zijn: informatie, advies en begeleiding, emotionele steun, educatie, praktische hulp, respijtzorg, financiële tegemoetkoming en materiële hulp. De gemeente wil dat de instellingen een aanbod genereren dat alle basisfuncties omvat en dat voldoende uitgaat van de vraag van de mantelzorger (maatwerk) en waarbij de participatie van de mantelzorger centraal staat. De interventies moeten elkaar aanvullen en versterken. Het bestaande netwerk moet worden benut en geïntensiveerd. Het aanbod moet voldoende sluitend zijn en elkaar zonodig versterken. Actiepunten 1. Om meer inzicht te krijgen in aantallen en mate van problematiek rond de mantelzorg in Sliedrecht (waaronder mate van overbelasting) zullen we de benchmark, cliënttevredenheidsonderzoek en de Sociale Monitor 2009 gebruiken als nulmeting, op basis waarvan we onze ambities en acties bijstellen. 2. Informatie- en adviesfunctie met betrekking tot de mantelzorg wordt als onderdeel in het serviceloket voortgezet en geïntegreerd. Het loket is de spil in het netwerk rond mantelzorgers en vormt de belangrijkste toegang tot het aanbod. We vragen de SDD het vragenformulier mantelzorg (beslisboom) breed in te gaan zetten bij de huisbezoeken binnen de Drechtsteden. 3. MEE Zuid-Holland Zuid gaat zich in haar rol als regionaal kennis- en expertisecentrum in 2009 en 2010 richten op de functies: deskundigheidsbevordering, innovatie van de keten, communicatie en afspraken met bovenlokale partners. MEE ZHZ draagt daarnaast zorg voor het werven, matchen en ondersteunen van de (vrijwillige) respijtzorgers. 4. Ouderenwerk opent in maart 2009 een Mantelzorgpunt en nieuwe website. Vanuit het steunpunt worden contacten onderhouden met mantelzorgers en het veld. Rond de introductie willen we in maart 2009 een campagne voeren (Internet en Kompas). Ouderenwerk zal lichte vormen van individuele mantelzorgondersteuning (ouderenadviseurs) bieden. Vanaf 2009 zal Ouderenwerk maandelijks in het Kompas diverse thema's presenteren, waaronder mantelzorg (publiekscampagne). 5. De gemeente ontwikkelt in samenwerking met Acquest en het veld een mantelzorggids die belangrijke en laagdrempelige informatie voor mantelzorgers en professionals bevat. De gids wordt medio 2009 voor het eerst uitgebracht. Hieromheen wordt een aparte publiciteitscampagne georganiseerd. 6. Huisartsen, wijkverpleging, thuiszorg, apotheek en fysiotherapie hebben een essentiële rol bij de vroegsignalering, preventie, voorlichting en toeleiding van mantelzorgers naar het ondersteuningsaanbod. De gemeente gaat hen meer betrekken bij de ondersteuning van
mantelzorgers d.m.v. een presentatie in het eerstelijnsoverleg en een speciale campagne rond de Mantelzorggids. 7. De evaluatie van het beleid vindt voor het eerst over drie jaar plaats (2011) binnen de evaluatie van het vierjaren Wmo-beleidsplan en bijstellingen op basis van het nieuwe vierjaren beleidsplan Wmo voor de periode 2012-2015. Inspraak Bij vorming van het beleid is een vertegenwoordiging vanuit de Wmo-adviesraad betrokken geweest. Het conceptbeleidsplan is op 12 maart jl. ter advisering aan de Wmo-adviesraad verzonden. De adviespunten zijn in bijgaand document samengevat en zullen in de beleidsnotitie worden verwerkt. Aanleiding: Wmo-beleidskader Sliedrecht en Beleidsplan Wmo Sliedrecht 2008-2012. Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: n.v.t. Financiële aspecten: Als we kijken naar de gemeentebegroting 2009, onderdeel Wmo, zien we dat er voor de verbreding taakstelling Ouderenwerk geld beschikbaar is gesteld, waarvan een deel mede betrekking heeft op de ontwikkeling van mantelzorg en vrijwilligersbeleid. Daarmee zijn beleidsdoelen uit het Wmobeleidsplan in de begroting geborgd (Programma 084, 34330/60840001). Voor de lokale inzet van de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers door Ouderenwerk is jaarlijks € 17.000 begroot. Op basis van de ervaringen willen we bezien hoe we de verbredingsmiddelen op termijn over de verschillende programma-onderdelen zullen inzetten. De invulling zal plaatsvinden op basis van uitvoeringsovereenkomsten met Ouderenwerk. Vanuit het Wmo-budget gaat in 2009 een bedrag van € 48.505 (Programma 084, 42500) naar MEE voor ondersteuning mantelzorgers en zorgvrijwilligers. Dit is inclusief € 10.944 die Sliedrecht in 2009 en 2010 voor bovenlokale taken bijdraagt. Door de Drechtsteden wordt hiervoor gezamenlijk € 120.000 (ongeveer 25% van het oude CVTM-budget, dat in het Wmo-budget is opgegaan) ingezet. Jaarlijks kost mantelzorgondersteuning de gemeente Sliedrecht dus in totaal € 65.505 (dekking Wmo). Voor de ontwikkeling van de Mantelzorggids wordt in 2009 een eenmalige bijdrage van € 5.000 (Acquest) gedaan vanuit het Wmo-deel dat in 2008 is gereserveerd voor de pilot. Communicatie: Rond de introductie van het Mantelzorgpunt (maart 2009) en de Mantelzorggids (juni 2009) worden door Ouderenwerk in samenwerking met de gemeente verschillende communicatiemomenten (publiekscampagnes) georganiseerd. Ouderenwerk heeft een maandelijkse pagina in het Kompas gehuurd voor diverse Wmo-onderwerpen, waaronder mantelzorg. Vervolgtraject: Vaststelling in gemeenteraad d.d. 14 april 2009 Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit:
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2009;
besluit:
Het Beleidsplan Mantelzorgondersteuning in Sliedrecht 2009-2012, vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst van 30 maart 2009 BURGER EN BESTUUR NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Brief van het Wijkplatform Centrum over besluit locatie van de kermis Lokale invoering van de Wet tijdelijk huisverbod Ledenbrief VNG: Inventarisatie projecten Doorontwikkeling topstructuur Drechtsteden Vergaderstukken Drechtstedenbestuur, 12 februari 2009 Vergaderstukken Drechtraad, 18 maart 2009 en memo voor Drechtraadleden Sliedrecht
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR K.J. van Zwienen, 809 G. Hanegraaf/H. Erkens, 826, 808 J. Alsma, 891 J. Alsma, 891 J. Alsma, 891 J. Alsma, 891
Raadsvoorstel
Gewijzigd concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 14 oktober 2008
Onderwerp: Rolverdeling planvorming en afspraken wijkplatforms en gemeente
Samenvatting: Het college van Burgemeester en Wethouders en de wijkplatforms hebben concept afspraken gemaakt om de rollen van alle betrokkenen in het wijkgericht werken te verduidelijken. Deze afspraken vormen de basis voor de concept 'Spelregels wijkplatforms en gemeente' (bijlage 2). Deze spelregels zijn een handvat voor het verduidelijken van de rol van het wijkplatform. Daarnaast is de notitie 'Rolverdeling bij planvorming' opgesteld. Deze notitie geeft binnen de kaders van 'Alles is Bespreekbaar', de door uw raad vastgestelde kadernota over burgerparticipatie, praktische handvatten voor het waarborgen van een goede rolverdeling. Hoewel de 'Spelregels wijkplatforms en gemeente' en 'Rolverdeling bij planvorming' uitwerkingen zijn binnen de kaders van 'Alles is Bespreekbaar', raken ze aan de kaderstellende functie van de gemeenteraad. Om die reden worden beide documenten via dit voorstel aan uw raad voorgelegd. Aanleiding: De gemeenteraad heeft in 2006 de visie op burgerparticipatie vastgesteld in de beleidsnotitie Alles is Bespreekbaar, een vervolg op de visienota Wijkgericht Werken uit 2002. Burgerparticipatie en wijkgericht werken zijn erop gericht inwoners en belanghebbenden vroegtijdig te betrekken bij de ontwikkeling van beleid. Voor succesvolle burgerparticipatie en goede communicatie over ontwikkeling en uitvoering van beleid moet ieders rol en verantwoordelijkheid duidelijk zijn. De notitie 'Rolverdeling bij planvorming' is een nadere invulling van 'Alles is Bespreekbaar' en van het stappenplan dat op initiatief van gemeenteraadslid Van den Heuvel door de gemeenteraad is vastgesteld als bijlage van 'Alles is Bespreekbaar'. Het belang van de notitie 'Rolverdeling bij planvorming' ligt vooral in het feit dat in deze notitie rekening gehouden is met de 'nieuwe' wijze van vergaderen én het verduidelijken van de rol van wijkplatforms in relatie tot belanghebbenden.
Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: De 'Spelregels wijkplatforms en gemeente' en 'Rolverdeling bij planvorming' bieden, binnen de kaders van 'Alles is Bespreekbaar', concrete handvatten voor het duidelijk maken van ieders rol in projecten en het in goede banen leiden van het verwachtingspatroon.
Rolverdeling bij planvorming Uitgangspunt is dat in ieder project of plan worden bepaald of en hoe omwonenden, het wijkplatform of andere belanghebbenden betrokken worden en welke rol zij in dat geval krijgen. De deelnemers aan interactieve planvorming moeten bovendien weten hoe hun participatie politiek is ingekaderd: de rol van de gemeenteraad moet dus ook in ieder project worden bepaald. De belangrijkste voordelen van een duidelijke rolverdeling is dat gemeenteraad en belanghebbenden weten wat hun rol is, zodat het verwachtingspatroon van belanghebbenden in overeenstemming kan worden gebracht met wat mogelijk is. 'Spelregels wijkplatforms en gemeente' Wijkplatforms functioneren beter wanneer zij een duidelijke rol hebben. Spelregels tussen gemeente en platforms zijn een hulpmiddel om die rol te verduidelijken. Hierdoor kunnen verschillen in verwachtingen van wijkplatforms, ambtelijke organisatie, college en raad zoveel mogelijk worden voorkomen. Financiële aspecten: N.v.t. Communicatie: Na besluitvorming door de raad is interne communicatie met betrekking tot het waarborgen van een goede rolverdeling in planvorming gewenst. Voorgesteld wordt een toelichting te geven aan de hiervoor relevante disciplines uit de ambtelijke organisatie. Daarnaast wordt voorgesteld de rol van het lijnmanagement in het waarborgen van een goede rolverdeling door het MT te laten bespreken en concreet te maken. Voorgesteld wordt de rolverdeling in planvorming te bespreken met de griffie. De communicatie over rolverdeling in planvorming is niet eenmalig, maar moet onderdeel worden van de reguliere werkprocessen. Het goed regelen van de rolverdeling staat en valt bij goede in- en externe communicatie, dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Vervolgtraject: De wijkplatforms informeren over de besluitvorming door de gemeenteraad over de 'Spelregels wijkplatforms en gemeente' en de 'Rolverdeling bij Planvorming'
Advies opiniërende bijeenkomst: -
Bijlagen: 1. notitie 'Rolverdeling bij planvorming'; 2. concept 'Spelregels wijkplatforms en gemeente'.
Voorgesteld besluit: Overeenkomstig het bij dit concept raadsbesluit behorende raadvoorstel de notitie 'Rolverdeling bij planvorming' en de 'Spelregels tussen wijkplatforms en gemeente' vast te stellen.
-2-
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 oktober 2008;
besluit:
Overeenkomstig het bij dit concept raadsbesluit behorende raadvoorstel de notitie 'Rolverdeling bij planvorming' en de 'Spelregels tussen wijkplatforms en gemeente' vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-3-
Gewijzigd
Rolverdeling bij planvorming Toelichting en praktische handvatten
Afdeling Bestuurszaken en Veiligheid, gemeente Sliedrecht Sliedrecht, 19 maart 2009
Inhoud 1 Inleiding
1
2 Burgerparticipatie en wijkgericht werken 2.1 Wijkgericht werken als vorm van burgerparticipatie 2.2 Wat levert het op? 2.3 Wanneer interactieve planvorming?
2 2 2 2
3 Hoe organiseren we het? 3.1 Informeren, consulteren of advies vragen? 3.2 Vormgeving van de participatie en randvoorwaarden 3.3 Belanghebbenden 3.4 Wettelijke procedures en inspraak 3.5 Bouwplannen en de rol van belanghebbenden 3.6 Rol van college en raad
4 4 5 6 6 7 11
4 Conclusies
13
5 Gebruikte bronnen
13
1. Inleiding De gemeente Sliedrecht wil zorgvuldig met inwoners, wijkplatforms en andere belanghebbenden communiceren over ontwikkeling en uitvoering van beleid. Om het aanbod af te stemmen op de vraag wil de gemeente belanghebbenden zo mogelijk al in een vroeg stadium bij planvorming betrekken. De gemeente Sliedrecht zet daarom in op wijkgericht werken en andere vormen van burgerparticipatie. De gemeenteraad heeft in 2006 de visie op burgerparticipatie vastgesteld in de beleidsnotitie Alles is Bespreekbaar, een vervolg op de visienota Wijkgericht Werken uit 2002. Burgerparticipatie betekent dat inwoners en belanghebbenden vroegtijdig worden betrokken bij de ontwikkeling van beleid. Sliedrecht heeft veel ervaring opgedaan met burgerparticipatie. Uit onze ervaring blijkt dat voor succesvolle burgerparticipatie en goede communicatie over ontwikkeling en uitvoering van beleid ieders rol en
verantwoordelijkheid duidelijk moet zijn. Duidelijkheid over rollen en verantwoordlelijkheden maakt het mogelijk de verwachtingen van belanghebbenden beter in overeenstemming te brengen met wat mogelijk is. De gemeentelijke organisatie heeft een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het vraag- en wijkgericht werken. Natuurlijk zijn er binnen de gemeentelijke organisatie wél verschillende rollen in de uitvoering. Dit discussiestuk biedt binnen de kaders van Alles is Bespreekbaar concrete handvatten voor het duidelijk maken van ieders rol in projecten en het in goede banen leiden van het verwachtingspatroon. De stroomschema’s in deze notitie zijn een concretisering van het stappenplan dat naar aanleiding van het initiatief van gemeenteraadslid Van den Heuvel in februari 2006 is vastgesteld.
1.
2. Burgerparticipatie en wijkgericht werken 2.1 Wijkgericht werken als vorm van burgerparticipatie In beginsel kunnen ‘alle’ vraagstukken die belanghebbenden belangrijk vinden, door middel van burgerparticipatie worden aangepakt. Overigens worden niet alle vormen van burgerparticipatie in Sliedrecht als wijkgericht werken beschouwd. De burgerparticipatie in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is hiervan een voorbeeld. Binnen de uitvoering van de WMO staat de zorg voor elkaar centraal, terwijl in het wijkgericht werken de eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid van de wijken centraal staat. Dit neemt niet weg dat het in de praktijk lang niet altijd wenselijk en mogelijk is af te bakenen wat een wijkgerichte werkwijze is en wat ‘andere vormen van burgerparticipatie’ zijn. Met wijkgericht werken worden in Sliedrecht vooral die vormen van burgerparticipatie aangeduid die zich richten op de leefbaarheid van de woonomgeving en de wijken. Het bereik van het wijkgericht werken strekt zich uit van de fysieke leefomgeving tot (sociale) veiligheid én sociaal sterke wijken. De fysieke leefomgeving blijkt een uitstekende ‘aanvliegroute’ te zijn om de eigen verantwoordelijkheid van inwoners te vergroten en daarmee wijken sociaal sterker te maken. Interactieve planvorming is in dit discussiestuk het container begrip voor alle vormen van burgerparticipatie (waaronder wijkgericht werken) die betrekking hebben op planvorming. 2.2 Wat levert het op? De belangrijkste doelstellingen van het wijkgericht werken in Sliedrecht zijn: a. het vraaggericht tegemoet treden van onze klanten; b. het vergroten van de eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheid van buurtbewoners voor de kwaliteit van hun woonomgeving.
Daarnaast zijn er bij interactieve planvorming vaak nog aanvullende, specifieke procesdoelstellingen. Interactieve planvorming beoogt bijvoorbeeld veelal het draagvlak voor nieuw beleid te verbreden en de kwaliteit van de plannen te vergroten door inbreng van ervaring van belanghebbenden. Wijkgericht werken gaat uit van de vraag. We proberen het aanbod af te stemmen op de wensen uit de wijk. Daarnaast benutten we met het wijkgericht werken de roep van inwoners om meer eigen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van buurt en wijk. Hoewel de aanvliegroutes daarbij vooral de inrichting en het beheer van de wijk zijn, worden deze ook benut om de eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de sociale kwaliteit van de wijk te vergroten. Wanneer inwoners verantwoordelijkheid nemen voor de leefbaarheid in de wijk, draagt dat bij aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, het gevoel van veiligheid én de sociale kwaliteit van de wijk. 2.3 Wanneer interactieve planvorming? Er zijn naast baten ook kosten. Interactief werken betekent dat er tijd en energie moeten worden geïnvesteerd, zowel door de inwoners en belanghebbenden als door de gemeente. Interactief werken kost meer tijd. De belanghebbenden moeten immers worden gehoord. Bovendien betekent interactieve planvorming dat de politiek haar invloed moet delen met belanghebbenden. Het is gezien de kosten en baten duidelijk dat zorgvuldig moet worden afgewogen of een interactieve aanpak de beste aanpak is. Voor succesvolle interactieve planvorming moet er aan verschillende criteria worden voldaan: 2.
er moet voldoende vrije beleidsruimte zijn (anders kunnen deelnemers geen ruimte krijgen om inbreng te leveren); er moet goede structuur in de planvorming kunnen worden aangebracht (doelstellingen en de randvoorwaarden moeten duidelijk zijn en ook ieders rol in het planproces moet helder zijn); de interactie in het planproces moet goed gecoördineerd kunnen worden; bestuur en politiek moeten zich binnen de door hen vastgestelde kaders (in zekere mate) committeren aan de uitkomsten van interactieve planvorming (verwachtingen moeten worden nagekomen om het vertrouwen in de gemeente te behouden).
Bij interactieve planvorming wordt nagegaan of participatie door omwonenden of ‘de wijk’ in de planvorming mogelijk en zinvol is. Dat begint met het bepalen van wat we in een project met participatie willen bereiken.
3.
3. Hoe organiseren we het? 3.1 Informeren, consulteren of advies vragen? De participatieladder wordt gebruikt om het niveau van invloed van externe deelnemers aan interactieve planvorming te benoemen. Hierbij geldt dat hoe hoger de trede van de ladder is, hoe groter de invloed van de deelnemers is. In planontwikkeling kan er op de participatieladder worden gekozen uit het informeren van belanghebbenden en het consulteren van belanghebbenden, maar er kan aan de belanghebbenden ook worden gevraagd te adviseren over (onderdelen) van een plan. De participatieladder (zie volgende pagina) helpt ons helderheid aan belanghebbenden te geven over hun rol in de planontwikkeling. Proces De projectverantwoordelijke is ervoor verantwoordelijk dat er altijd een heldere keuze voor een trede op de participatieladder wordt gemaakt. De wijkcoördinator kan de projectverantwoordelijke adviseren over de te kiezen trede op de participatieladder en de aanpak van de communicatie met - of de participatie door - belanghebbenden.
Praktijk In de Sliedrechtse praktijk werkt het voorgaande als volgt uit. Inbouwplanontwikkeling wordt doorgaans gekozen tussen het informeren en het consulteren van de omwonenden en de wijk. Bij planvorming met veel vrije beleidsruimte, zoals bij reconstructies van parken en speelplekken het geval kan zijn, wordt veelal gekozen voor het geven van een adviserende rol aan belanghebbenden. Ook bij het ontwikkelen van nieuw beleid wordt interactieve planvorming toegepast, voorbeelden zijn het Verkeerscirculatieplan 2005, en het hondenbeleidsplan Omslag van Gedrag (2008). Ook de uitvoering van beleid kan interactief worden aangepakt, dat gebeurt bijvoorbeeld bij de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (de WMO-adviesraad adviseert over de uitvoering van deze wet en toetst de uitvoering). Ook Sliedrecht Schoon is een voorbeeld van participatie van inwoners in de uitvoering van beleid.
Het kiezen van het doel van de communicatie en de rol van belanghebbenden in een project is uiteindelijk een bestuurlijke of politieke keuze, want wanneer belanghebbenden ruimte krijgen, moeten college en gemeenteraad hun invloed met hen delen. De gemeente maakt dus duidelijk of belanghebbenden inbreng krijgen en zo ja, in welke mate en hoe. Het gaat hier niet alleen om duidelijkheid over de rol die we belanghebbenden geven, maar ook over duidelijkheid over de inhoudelijke ruimte die er is om hun inbreng te gebruiken in de planvorming. Door dit consequent te doen, worden de verwachtingen in goede banen geleid.
4.
De participatieladder: hoeveel invloed krijgen belanghebbenden? Informeren Politiek en bestuur houden burgers op de hoogte van genomen beslissingen. Burgers leveren geen input.
Consulteren
Adviseren
Politiek en bestuur bepalen beleidsrichting. Burger is gesprekspartner. Resultaten zijn nietverbindende bouwstenen voor beleid. (een voorbeeld zijn de informatieve bijeenkomsten)
Politiek en bestuur laten burgers problemen en oplossingen formuleren. Ideeën hebben volwaardige rol in beleidsontwikkelingen.
Toenemende betrokkenheid van omwonenden, wijkplatforms of andere belanghebbenden →
3.2 Vormgeving van de participatie en randvoorwaarden Indien wordt gekozen voor interactieve planvorming, dan moeten de kaders worden vastgesteld en goed worden gecommuniceerd met de betrokkenen in het proces. Zo weten belanghebbenden, maar ook de andere partijen, wat hun verantwoordelijkheid in de planvorming is. Het vormgeven van dit interactieve proces is maatwerk. De belangrijkste fases in interactieve planvorming zijn: politiek bestuurlijke inkadering; interactief deel; besluitvorming. In paragraaf 3.6 wordt nader ingegaan op de rol van college en gemeenteraad in inkadering van het interactieve proces en de besluitvorming over het resultaat van de interactieve planvorming. Interactieve planvorming is een dynamisch proces. Dit betekent dat het in complexe projecten toch wel eens nodig kan zijn de vormgeving van het interactieve proces tussentijds bij te stellen, bijvoorbeeld door een extra bijeenkomst in te lassen. Niet alles is van te voren te voorzien.
Plan van aanpak Het doel en het beoogde resultaat van de interactie moeten duidelijk zijn. Dat geldt zowel voor het hele proces als voor alle tussenstappen. Bij een uitwerkingsbijeenkomst moet bijvoorbeeld duidelijk zijn wat het doel van de bijeenkomst is, welk resultaat wordt beoogd en wat wordt daar vervolgens mee wordt gedaan. Een plan van aanpak dat duidelijkheid geeft over de volgende aspecten is een goed hulpmiddel: de afbakening van het onderwerp; het vaststellen van de doelgroepen die deel gaan nemen aan de planvorming; duidelijkheid over rolverdeling (raad, college, projectleider, deelnemers etc.); de vrije ruimte (inclusief de financiële randvoorwaarden); de invloed van deelnemers (participatieladder); de vorm van participatie; de planning; terugkoppeling wat met de inbreng is gedaan; de inzet van mensen en middelen. 5.
3.3 Belanghebbenden Bij de ontwikkeling en uitvoering van plannen zijn vaak veel ‘partijen’ belanghebbend, zoals de direct omwonenden, ‘de wijk’ of het hele dorp. De belangen van de verschillende partijen zijn verschillend en lopen vaak uiteen van individuele belangen tot algemene belangen. Direct omwonenden van een te reconstrueren straat of park kijken bijvoorbeeld vooral naar hun eigen belang, terwijl een wijkplatform wordt geacht te kijken naar het belang van de wijk. Het is dan ook goed denkbaar dat omwonenden en wijkplatforms een andere mening hebben over een plan. Hier moeten we ons van bewust zijn: we moeten transparant zijn over wie waar invloed op krijgt. Bij veel plannen is het belang van ‘de wijk’ betrekkelijk klein in relatie tot de belangen van omwonenden. In deze plannen is de mening van bijvoorbeeld een wijkplatform minder belangrijk. Het is dan logisch vooral de omwonenden ruimte te geven voor het leveren van inbreng in de plannen. Anderzijds zijn er voorbeelden van plannen die heel belangrijk zijn voor een wijk of het dorp, in dat soort projecten kan ervoor worden gekozen juist meer ruimte aan een wijkplatform te geven voor inbreng in de planvorming. Natuurlijk kunnen er in de praktijk nog veel meer belanghebbenden zijn, zoals belangenorganisaties. Een goede analyse van het krachtenveld rond een project en bewuste keuzes over ieders rol helpen onnodige teleurstellingen bij belanghebbenden te voorkomen. In de ambtelijke adviesnota’s aan het college wordt de communicatieparagraaf gebruikt om aan te geven wie de doelgroepen of deelnemers zijn en voor welke trede op de participatieladder wordt gekozen en waarom. Het college van burgemeester en wethouders heeft onlangs in overleg met de wijkplatforms spelregels opgesteld over de rol van de platforms. Onderdeel hiervan is dat voortaan uit de ambtelijke adviezen aan het college gaat blijken of het wijkplatform bij een advies is betrokken (informeren, consulteren of adviseren) of niet. Indien het wijkplatform een adviserende of consulteren-
de rol krijgt in de planvorming, wordt de visie van het platform in het ambtelijke advies benoemd, zodat deze in de besluitvorming kan worden meegewogen. 3.4 Wettelijke procedures en inspraak versus participatie Naast het betrekken van bewoners bij planvorming, blijven er ook wettelijke bezwaar- en inspraakprocedures bestaan. Het informeren of consulteren van bewoners vervangt de wettelijke procedures niet. Wettelijke procedures zijn vooral gericht op het waarborgen van rechtszekerheid. Ze vinden - in tegenstelling tot interactieve processen - plaats op een moment dat het beleid eigenlijk al is ontwikkeld. In bouwplannen zijn wettelijke bezwaarprocedures altijd van toepassing. De gemeente heeft de keuze om op grond van de Inspraakverordening inspraak te geven. In de praktijk wordt er alleen bij bestemmingsplanherzieningen gekozen voor formele inspraak. In onze communicatie over planvorming maken we duidelijk of het over communicatie, consultatie of adviseren gaat in het kader van interactieve planvorming, of over wettelijke bezwaar- en inspraakprocedures. Omdat in veel gevallen beide aan de orde zijn, wordt de belanghebbenden duidelijk gemaakt hoe een wijkgerichte werkwijze zich verhoudt tot wettelijke procedures. Het informeren van belanghebbenden in het kader van wettelijke procedures beperkt zich soms tot een melding van een bouwvergunning en de mogelijkheden voor bezwaar, in het weekblad Het Kompas en op de gemeentelijke website. Dat is bijvoorbeeld voldoende bij kleinschalige bouwplannen zoals het realiseren van een uitbouw. Bij plannen die echter grote gevolgen hebben voor de omgeving of die om andere redenen gevoelig liggen, is het heel belangrijk bewoners niet alleen te informeren over de wettelijke procedures, maar ook over wat er precies gaat gebeuren en waarom. In dat geval is het in het kader van wijkgericht werken heel goed om voorafgaand aan (noodzakelijke) wettelijke/ procedurele trajecten
6.
goed met belanghebbenden te communiceren. Daarbij wordt dan bewust gekozen worden voor een trede op de participatieladder. 3.5 Bouwplannen en de rol van belanghebbenden Het beheer en de inrichting van de openbare buitenruimte is een belangrijke aanvliegroute voor het realiseren van de doelstellingen op het gebied van wijkgericht werken in Sliedrecht. De ervaring heeft geleerd, dat dit direct raakt aan bouwplanontwikkeling en stedenbouwkundig beleid. Bij belanghebbenden zoals omwonenden en wijkplatforms ontstaat echter regelmatig onduidelijkheid over de invloed die zij al dan niet uit kunnen oefenen op stedenbouwkundige ontwikkelingen en bouwplanontwikkeling. Deze paragraaf biedt handvatten die ons in staat stellen onnodige teleurstellingen als gevolg van onduidelijkheid te voorkomen. Bouwplannen met weinig invloed op omgeving Eenvoudige, reguliere bouwplannen hebben meestal weinig of geen invloed op de omgeving. Ze worden door de gemeentelijke organisatie als bouwaanvraag behandeld. Deze plannen beginnen doorgaans met een bouwaanvraag of principeplan. De gemeente toetst en draagt zorg voor het doorlopen van de wettelijke procedures. De RO-portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk. We kiezen er bewust voor de communicatie met belanghebbenden te beperken tot de publicaties op de gemeentepagina van het weekblad Het Kompas en de gemeentelijke website, omdat de gevolgen van deze plannen voor de omgeving relatief beperkt zijn en er weinig of geen inhoudelijke ruimte is voor belanghebbenden om invloed uit te oefenen op deze plannen.
Weinig invloed op omgeving Bouwaanvraag/ principeplan Doorlopen procedures (bouwvergunning etc.), informeren over vergunningen etc. via Het Kompas Uitvoering plan
Bouwplannen met veel invloed op omgeving Bij planontwikkeling die wel veel invloed heeft op de omgeving is goede communicatie met de verschillende belanghebbenden het belangrijkst. Wanneer een plan niet in het bestemmingsplan past, is het bovendien mogelijk belanghebbenden te betrekken in de voorbereidende fase van de planvorming, op het moment dat de randvoorwaarden worden opgesteld. De keuze belanghebbenden te informeren, te consulteren of om advies te vragen, het krachtenveld rond het project én andere projectspecifieke zaken zoals de vrije inhoudelijke ruimte, zijn bepalend voor de wijze waarop er met bewoners en andere belanghebbenden wordt gecommuniceerd. De omgeving kan invloed kan krijgen op de stedenbouwkundige kaders (en indien van toepassing het beeldkwaliteitsplan). De omgeving wordt in de uitvoeringsfase van het plan alleen nog maar geïnformeerd, omdat er in die fase te weinig vrije inhoudelijke ruimte is voor participatie.
7.
Bij kleinschalige plannen die veel invloed hebben op de omgeving, ziet het stroomschema er als volgt uit: Kleinschalig: veel invloed op omgeving Initiatief tot (nieuw)bouw Stedenbouwkundige beoordeling Vooroverleg met welstand, opstelling advies over concept stedenbouwkundige kaders, raakvlakken met omgeving en communicatie Raadpleging wijkplatform; beoordeling van gevoeligheid voor directe omgeving
Besluitvorming college Betrekken raad/ omgeving: A. Indien grote gevoeligheid 1. Betrekken belanghebbenden/ omgeving (mate van invloed wordt per plan bepaald) COMMUNICATIE MET OMGEVING 2. Ter inzage legging voor opiniërende bijeenkomst van de raad; indien gewenst door één of meerdere fracties: behandeling in eerstvolgende opiniërende bijeenkomst. 3. Afhankelijk van uitkomst opnieuw betrekken belanghebbenden/ omgeving COMMUNICATIE MET OMGEVING
B. Indien minder grote gevoeligheid: 1. Ter inzage legging voor opiniërende bijeenkomst van de raad; indien gewenst door één of meerdere fracties: behandeling in eerstvolgende opiniërende bijeenkomst. 2. Na behandeling in opiniërende bijeenkomst betrekken belanghebbenden/ omgeving (mate van invloed wordt per plan bepaald) COMMUNICATIE MET OMGEVING
Eindadvies aan college over stedenbouwkundige kaders/ beeldkwaliteitsplan, welstandadvies, procedurele aspecten
Besluitvorming college Na instemming: uitwerken plan, doorlopen procedures (Wet ruimtelijke ordening), uitvoering plan INFORMEREN OMGEVING
8.
Bij grootschalige plannen die veel invloed hebben op de omgeving is het stroomschema als volgt: Grootschalig, veel invloed op omgeving Initiatief tot (nieuw)bouw Stedenbouwkundige beoordeling met externe stedenbouwkundige Vooroverleg met welstand, opstelling projectvoorstel met concept stedenbouwkundige kaders, raakvlakken met omgeving, infrastructuur en communicatie
Besluitvorming college Informatieve bijeenkomst: presentatie plan aan raadsleden, wijkplatform en direct omwonenden; inventarisatie reacties COMMUNICATIE MET OMGEVING Advies over resultaat informatieve bijeenkomst en eventueel bijstelling projectvoorstel; besluitvorming door college
Betrekken belanghebbenden COMMUNICATIE MET OMGEVING (mate van invloed wordt per plan bepaald); opstelling definitieve stedenbouwkundige kaders en beeldkwaliteitsplan; welstandsadvies
Behandeling eindresultaat in college Behandeling eindresultaat in opiniërende bijeenkomst; wijkplatform en omwonenden worden hiervoor ook uitgenodigd
Eindresultaat en uitkomst opiniërende bijeenkomst in besluitvormende raadsvergadering
Na instemming: uitwerken plan, doorlopen procedures (Wet ruimtelijke ordening), uitvoering plan INFORMEREN OMGEVING
9.
Projectmatige aanpak De mate waarin een project projectmatig wordt opgetuigd, is afhankelijk van de complexiteit. De meest ingewikkelde projecten beginnen met een startnotitie en een projectplan. Hieruit blijkt onder andere wat er gaat gebeuren op het gebied van communicatie met belanghebbenden (zoals informeren, consulteren, advies vragen). In grote projecten wordt bijvoorbeeld wel eens gekozen voor het instellen van een klankbordgroep om direct omwonenden, wijkplatformleden of andere belanghebbenden te betrekken bij de planvorming. Bij grote projecten wordt ook een bestuurder aangewezen die verantwoordelijk is voor het project. Er wordt integraal gewerkt, dat is een voorwaarde voor goede inhoudelijke resultaten én goede communicatie met de belanghebbenden. De projectleider is verantwoordelijk voor de integrale aanpak en vraagt de verschillende vakdisciplines daarbij om advies, waarbij onder andere wordt geadviseerd op basis van door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplannen zoals het Verkeerscirculatieplan en het Groenbeleidsplan. Hierbij wordt ook advies ingewonnen over de communicatie met omwonenden en de wijk.
10.
3.6 Rol van college en raad Interactieve planvorming heeft niet alleen veel te maken met de rol van belanghebbenden (zie voor de communicatiemomenten met belanghebbenden de stroomschema’s op pagina 8 en 9), maar ook met de rol van de volksvertegenwoordiging. Indien de gemeenteraad interactieve beleidsvoering initieert, volgt en beoordeelt, is een goede politieke inkadering van participatie mogelijk. De rol van de politiek hangt samen met de in 3.2 genoemde fases in interactieve planvorming: politiek bestuurlijke inkadering; interactief deel; besluitvorming. De politiek moet dus besluiten over de inkadering aan het begin van het proces en aan het eind van het proces besluiten wat er met het resultaat van de interactieve planvorming wordt gedaan. Zorgvuldige besluitvorming is mogelijk door het interactieve proces goed te volgen. De griffie kan de raad helpen bij de uitvoering van deze voor succesvolle interactieve planvorming belangrijke taken, onder andere door te toetsen of de raad op een goede wijze bij interactieve projecten wordt betrokken. Een actieve houding van de raad in interactieve planvorming, waarborgt dat de raad de resultaten van interactieve planvorming serieus neemt en dat voorkomt teleurstelling bij inwoners en belanghebbenden. Het maakt bovendien goed duidelijk dat interactieve planvorming is ingebed in de vertegenwoordigende democratie. De gemeenteraad bouwt op deze wijze bruggen tussen inwoners en volksvertegenwoordiging. Er mag gezien het belang daarvan een actieve rol van de raad en griffie worden verwacht als het gaat om het initiëren, volgen en beoordelen van de resultaten van interactieve planvorming. De raad stelt de kaders voor de inhoudelijke beleidsontwikkeling vast, maar ook de kaders voor hoe er wordt omgegaan met belanghebbenden. Bij de ontwikkeling van nieuw beleid is het aan de raad
om voorafgaand aan de planvorming vast te stellen wat de doelstellingen en inhoudelijke en financiële randvoorwaarden van een (interactief) plan zijn. Dit maakt het mogelijk de raad vast te laten stellen welke inhoudelijke ruimte aan deelnemers van interactieve planvorming wordt gegeven. Wanneer de raad dit voorafgaand aan een interactief proces vaststelt, kan de raad het eindresultaat hieraan toetsen. De volksvertegenwoordiging houdt zo het laatste woord en moet dus bepalen of en in welke mate de resultaten van interactieve planvorming worden overgenomen. Dat laatste kan op een goede manier door naast het meegeven van de kaders voor de planontwikkeling ook het interactieve proces te volgen. Door het volgen van het interactieve proces wordt immers duidelijk wat de kwaliteit van het proces is en in welke mate er consensus is bereikt. Informatieve bijeenkomsten kunnen in verschillende fases van interactieve planvorming worden benut. Voordat de kaders voor interactieve planvorming door de raad worden bepaald, kunnen belanghebbenden immers al worden geconsulteerd, bijvoorbeeld over knelpunten en kansen, zodat de raad dit kan benutten bij het inkaderen van de planvorming. Na afloop van een interactief proces kan een informatieve bijeenkomst door de gemeenteraad worden benut om een beeld te krijgen van hoe er aan de voorwaarden die aan het interactieve proces zijn gesteld is voldaan en in hoeverre er sprake is van consensus. Indien er voorafgaand aan de planvorming nog veel onzekerheden zijn over bijvoorbeeld de inhoudelijke ruimte, kan ook tussentijds gebruik worden gemaakt van informatieve bijeenkomsten om deelnemers aan het interactieve proces te consulteren, waarna de raad desgewenst de door haar gestelde kaders kan veranderen in een besluitvormende vergadering. Interactie tussen raad en deelnemers aan het proces over het wijzigen van de ‘spelregels’ is belangrijk, want het eenzijdig veranderen van de spelregels is een valkuil in interactieve planvorming.
Een vraag die moet worden beantwoord is wanneer planontwikkeling nieuw beleid betreft en wanneer het om uitvoering van bestaand beleid gaat. Het beantwoorden van deze vraag is maatwerk. Een te ruime definiëring van nieuw beleid zorgt voor onnodige vertraging van projecten, terwijl een te enge definitie afbreuk zou doen aan de kaderstellende taak van de raad. Het is aan de raad planvorming en beleidsuitvoering te controleren. De raad laat binnen de gestelde kaders echter de ruimte aan college en belanghebbenden om plannen en beleid uit te werken. De uitvoering van planvorming en beleid op het gebied van wijkgericht werken is binnen de door de raad gestelde kaders de verantwoordelijkheid van het college. Het college informeert de raad over de uitvoering (verantwoordings- en informatieplicht).
Initiatieffase
Politiek bestuurlijke inkadering Waar moet het resultaat van de interactieve planvorming aan voldoen?
Participatieve fase bijeenkomst(en) met belanghebbenden
(vaststelling randvoorwaarden door gemeenteraad)
Besluitvorming door college over het resultaat van het interactieve traject (vooral toetsen aan de gestelde randvoorwaarden)
Besluitvorming door gemeenteraad over het resultaat van het interactieve traject (vooral toetsen aan de gestelde randvoorwaarden)
Fasering interactieve planvorming (politiek bestuurlijke inkadering)
12.
4. Conclusies
5. Gebruikte bronnen
Er moet in ieder project of plan worden bepaald of en hoe omwonenden, het wijkplatform of andere belanghebbenden betrokken worden en welke rol zij in dat geval krijgen. De deelnemers aan interactieve planvorming moeten bovendien weten hoe hun participatie politiek is ingekaderd: de rol van de gemeenteraad moet dus ook in ieder project duidelijk worden bepaald. De projectverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de advisering over deze keuzes en kan daarbij onder andere gebruik maken van het advies van de wijkcoordinator.
Alles is Bespreekbaar, afdeling Bestuurszaken en Veiligheid gemeente Sliedrecht, 2006 (door gemeenteraad vastgesteld) Interactieve beleidsvorming, de binnenkant van het proces, VNG Uitgeverij, Den Haag, 1999
Voordelen van de voorgestelde aanpak: - duidelijkheid voor iedereen over wie er voor welk plan of project verantwoordelijk is (welke projectverantwoordelijke ambtenaar en welke bestuurder); - wijkgericht werken wordt een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de organisatie, de projectverantwoordelijke is binnen het project verantwoordelijk voor het laten maken van een heldere keuze op het gebied participatie én de uitvoering hiervan; - door bewust en selectief te bepalen in welke project er sprake is van consultatie of het vragen van advies aan de omgeving, wordt het mogelijk een goede regie te voeren over de communicatie met omwonenden, ‘de wijk’ en het dorp; - belanghebbenden weten waar zij aan toe zijn. Het verwachtingspatroon is hierdoor in overeenstemming met wat mogelijk is, dat voorkomt onnodige teleurstellingen.
13.
Spelregels wijkplatforms / gemeente
Afdeling Bestuurszaken en Veiligheid, gemeente Sliedrecht Sliedrecht, 8 oktober 2008
2
Spelregels wijkplatform / gemeente Heldere afspraken tussen de gemeente Sliedrecht en de wijkplatforms zijn wenselijk over de verdeling taken en bevoegdheden bij de uitvoering van het wijkgericht werken. Zij zijn met elkaar de volgende spelregels overeen gekomen:
HET WIJKPLATFORM 1. Elke wijk heeft één wijkplatform. Ieder wijkplatform kan een huishoudelijk reglement opstellen waarvoor deze spelregels de basis zijn. 2. Het wijkplatform richt zich vooral op verbeteringen van de dagelijkse leefomgeving en houdt zich in ieder geval bezig met: wijkraadpleging / communicatie met de wijkachterban; advisering besteding wijkbudget; ongevraagd/ gevraagd advies aan gemeente (aanbieden aan wijkcoördinator), zowel voor projecten in de eigen wijk als bovenwijkse projecten; het houden van buurtschouwen / wijkspreekuren. 3. Het wijkplatform vergadert minimaal zes keer per jaar. De vergaderingen van het wijkplatform zijn openbaar en vrij toegankelijk. Mensen die in een wijk wonen en werken kunnen bij het platform terecht met allerlei suggesties en ideeën voor de ontwikkeling van de wijk. 4. Het wijkplatform wordt samengesteld op basis van een openbare en brede werving. Getracht wordt om alle buurten van een wijk vertegenwoordigd te hebben. 5. Het wijkplatform benoemt uit haar midden een voorzitter, vicevoorzitter en een secretaris. 6. Het aantal leden kan per wijkplatform verschillen, maar is gebonden aan een minimum van zeven. De wijkcoördinator en de wijkwethouder wonen in principe als adviseur de vergaderingen bij. Om tegenstrijdige belangen te voorkomen, mogen mensen die actief zijn in de Sliedrechtse gemeentepolitiek (raadsleden of burgerraadsleden) geen lid van het wijkplatform zijn. Ambtenaren in dienst van de gemeente Sliedrecht kunnen alleen dan lid worden van het wijkplatform na melding van deze nevenactiviteit aan zijn/haar afdelingsmanager en als deze heeft verklaard dat er geen sprake is van belangenverstrengeling indien de betreffende ambtenaar lid wordt van een wijkplatform.
3
DE GEMEENTE 7. Het college informeert tijdig (via wijkcoördinator of wijkwethouder) het wijkplatform over relevante onderwerpen, planningen ten behoeve van beleidsontwikkeling en besluitvorming en over projecten met uitstralingseffecten naar de woon- en leefomgeving. 8. De vakwethouders zijn bestuurlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit en de uitvoering van die onderdelen van het beleid die in hun portefeuille vallen. De afdelingsmanagers van de betreffende vakafdelingen zijn hiervoor ambtelijk verantwoordelijk. 9. In voorkomende gevallen consulteert het ambtelijk apparaat, voordat het college wordt geadviseerd, het wijkplatform 10. Voor de afhandeling van de actielijsten wordt een vaststaande procedure gevolgd. 12. Het college stelt aan de wijkplatforms vergaderruimte beschikbaar met bijbehorende faciliteiten of vergoedt de kosten van het vergaderen op een andere locatie dan het gemeentekantoor. Ook wordt er voor iedere vergadering van het wijkplatform een (onafhankelijk) notulist beschikbaar gesteld. 13. Nadat de wijkcoördinator een advies, gevraagd of ongevraagd, van het platform heeft ontvangen, stuurt de gemeente via de wijkcoördinator een inhoudelijke reactie terug naar het platform.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, ……… 2009. de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
Wijkplatform Centrum, de voorzitter, V. Mudde
Wijk platform Oost, de voorzitter, M. de Winter
Wijkplatform West de voorzitter, H.G. den Drijver
M.C. Boevée
Treasury Statuut
Concept d.d. 18 februari 2009 Steller: R. de Geus, SCD Financieel Advies
INHOUDSOPGAVE Bladzijde
Inleiding
2
Treasury Statuut Gemeente Sliedrecht; Algemeen Art. 1 Begrippenkader Art. 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie
3 4
Risicobeheer Art. 3 Art. 4 Art. 5 Art. 6 Art. 7 Art. 8
5 5 5 6 6 6
Uitgangspunten risicobeheer Renterisicobeheer Koersrisicobeheer Kredietrisicobeheer Intern liquiditeitsrisicobeheer Valutarisicobeheer
Gemeentefinanciering Art. 9 Financiering Art. 10 Langlopende uitzettingen Art. 11 Relatiebeheer
7 7 7
Kasbeheer Art. 12 Art. 13
8 8
Geldstromenbeheer Saldo- en liquiditeitenbeheer
Administratieve organisatie en interne controle Art. 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle Art. 15 Verantwoordelijkheden Art. 16 Bevoegdheden
9 10 11
Informatievoorziening Art. 17 Informatievoorziening
13
Inwerkingtreding Art. 18 Inwerkingtreding
13
Memorie van toelichting
14
-1-
Inleiding In Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido) is bepaald dat decentrale overheidslichamen voor de inrichting en uitvoering van hun treasuryfunctie (ook wel financieringsfunctie genoemd) verplicht moeten beschikken over een Treasury Statuut. In de Wet fido worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. In de Wet fido wordt de treasuryfunctie gedefinieerd als: ‘Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.’ In de ‘Financiële Verordening 2007 van de gemeente Sliedrecht’ (ex artikel 212 gemeentewet) en het bijbehorende plan van aanpak is aangegeven dat het Treasury Statuut periodiek (eens in de vier jaar) geactualiseerd moet worden. Eind 2007 heeft nog een actualisatie plaatsgevonden. Daarbij zijn de taken en verantwoordelijkheden toebedeeld conform de doelstellingen van het dualisme. Dit houdt in dat de kaderscheppende taken bij de Raad blijven liggen en dat de uitvoering de verantwoordelijkheid is van het College van B&W. Met ingang van 1 april 2008 maakt de taak “treasury” onderdeel uit van het basispakket dienstverlening van het Servicecentrum Drechtsteden (SCD). Dit betekent dat de uitvoering van de treasuryfunctie plaatsvindt bij het SCD. De gemeente blijft daarbij wel autonoom in het vaststellen van het treasurybeleid. Afgezien van enkele aan het SCD (onder)gemandateerde taken betekent dit dat het SCD adviseert, de gemeente besluit en het SCD vervolgens uitvoert. De gemeentelijke keuze voor treasurydienstverlening vanuit het SCD betekent dat de ‘setting’ rond de uitvoering van de treasuryfunctie is gewijzigd. Om die reden is het van belang om het Treasury Statuut vroegtijdig opnieuw te actualiseren. Hierbij wordt voorgesteld om dit Treasury Statuut met terugwerkende kracht in werking te laten treden per 1 april 2008, één en ander met gelijktijdige intrekking van het vorige Treasury Statuut. Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) in werking getreden. Voor enkele wijzigingen die betrekking hebben op de kasgeldlimiet en de renterisiconorm dient echter ook de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo) te worden aangepast. Deze Ufdo zal naar verwachting per 1 april 2009 in werking treden. Leeswijzer In dit Treasury Statuut worden allereerst een begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Vervolgens worden de deelgebieden van treasury, te weten risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer nader geconcretiseerd. Daarna komen de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie aan bod waarbij vooral de nadruk ligt op de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tenslotte worden de uitgangspunten geformuleerd voor de informatie die noodzakelijk is het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. De memorie van toelichting geeft daar waar nodig een toelichting op de in het Treasury Statuut opgenomen bepalingen. Sliedrecht, februari 2009
-2-
Treasury Statuut Gemeente Sliedrecht; Algemeen Artikel 1
Begrippenkader
In dit statuut wordt verstaan onder: - Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren; - Financiering
Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
- Geldstromenbeheer
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
- Intern liquiditeitsrisico
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
- Kasgeldlimiet
Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;
- Koersrisico
Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
- Kredietrisico
De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie (onmacht) of deficit (gebrek);
- Liquiditeitenbeheer
Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
- Liquiditeitenplanning
Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;
- Rating
De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;
- Renterisico
Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;
- Renterisiconorm
Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld (met ingang van 1 april 2009: een percentage van het begrotingstotaal) van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
-3-
- Rentetypische looptijd
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
- Saldobeheer
Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
- Rentevisie
Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;
- Solvabiliteitsratio van 0%
Status die door een bancaire toezichthouder in de Europese Economische Ruimte (EER) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;
- Treasuryfunctie
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties te weten risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer;
- Uitzetting
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Conform het door de Wet fido gemaakte onderscheid hebben kortlopende uitzettingen betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen op een periode van één jaar of langer.
Artikel 2
Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot: 1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities; 2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s; 3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities; 4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het Treasury Statuut.
-4-
Risicobeheer Artikel 3
Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten: 1. De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend uit hoofde van de “publieke taak” verstrekken. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. Hierbij wordt vooraf advies ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij en gehandeld conform de ‘Financiële verordening gemeente Sliedrecht’. 2. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit Treasury Statuut en ter spreiding van de risico’s mogen de uitzettingen per partij, per uitzetting maximaal 3 miljoen euro bedragen. 3. Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Goedkeuring vooraf middels een collegebesluit is vereist.
Artikel 4 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning; De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie; De rentevisie wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen; Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4 streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.
Artikel 5 1. 2.
Renterisicobeheer
Koersrisicobeheer
De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend gebruik te maken van de in artikel 10, lid 2 omschreven instrumenten. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.
-5-
Artikel 6
Kredietrisicobeheer
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten: Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij: 1. a. Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%; b. Nederlandse financiële instellingen met ten minste een AA-rating (korte termijn) en AAArating (lange termijn) van een gezaghebbend ratingbureau (o.a. Moody’s, Standard & Poors of Fitch). 2. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden, zoveel als mogelijk, zekerheden of contragaranties geëist.
Artikel 7
Intern liquiditeitsrisicobeheer
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), evenals een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd welke tenminste gelijk is aan die van de meerjarenbegroting van de gemeente.
Artikel 8
Valutarisicobeheer
Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.
-6-
Gemeentefinanciering Artikel 9
Financiering
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten: 1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak; 2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren; 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: a. vaste geldleningen b. onderhandse geldleningen c. derivaten 4. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd; 5. Garanties worden alleen verstrekt als de verzoekende instantie heeft aangetoond de verplichtingen van rente en aflossingen te kunnen voldoen, eventueel aangevuld met het bieden van zekerheden.
Artikel 10
Langlopende uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten: 1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden, waarbij de gemeente offerte opvraagt bij minimaal 3 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgesteld. 2. Toegestane instrumenten voor het uitzetten van geldmiddelen voor ≥ 1 jaar zijn: a. Vastrentende beleggingen; b. Garantieproducten.
Artikel 11
Relatiebeheer
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten: 1. Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de 3 jaar beoordeeld; 2. Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6; 3. Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer. 4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
1
EER = Europese Economische Ruimte
-7-
Kasbeheer Artikel 12
Geldstromenbeheer
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt: 1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen. 2. Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.
Artikel 13
Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen: 1. De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities; 2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend; 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant; 4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn: rekening-courant, daggeld (callgeld), spaarrekeningen en deposito’s; 5. Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan; 6. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.
-8-
Administratieve organisatie en interne controle Artikel 14
Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle. 1.
2.
3.
4
5
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd en voor de belangrijkste processen van de treasuryfunctie worden procedurebeschrijvingen opgesteld. Hiernaast is het van belang dat, met name naar buiten toe, middels afzonderlijke besluiten aantoonbaar is wie welke bevoegdheden hebben en als zodanig namens de gemeente transacties mogen aangaan. Met ingang van 1 april 2008 zijn een aantal bevoegdheden op het gebied van treasury middels het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Servicecentrum Drechtsteden aan de treasurer c.q. cashmanager van het SCD gemandateerd. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden: a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vierogenprincipe); b. de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen; c. de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie zo spoedig mogelijk te versturen aan de bevoegde persoon waarmee de transactie is afgesloten en, voor zover van toepassing, naar een andere functionaris van de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het Servicecentrum Drechtsteden (zie lid 1). De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten, doorgegeven aan de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het Servicecentrum Drechtsteden en periodiek zichtbaar gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle. De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat: a. de uitvoering rechtmatig en doelmatig is; b. de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd; c. de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;
-9-
Artikel 15
Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd. Functie.
Verantwoordelijkheden.
De Gemeenteraad
Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten; Het jaarlijks vaststellen van de treasury(financierings)paragraaf in programmabegroting en de programmajaarrekening; Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan; Het één keer per vier jaar evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid. Een raadscommissie kan adviseren over voorstellen op het gebied van treasurybeleid. Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid); Het rapporteren en afleggen van verantwoording aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid. Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).
Het College van B&W De portefeuillehouder financiën. De controller
Treasurer/cashmanager SCD.
Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen; Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het College van B&W; Het voeren van een interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan B&W; Het afleggen van verantwoording aan het College van B en W over treasurybeleid; Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied; Het uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten met betrekking tot het risicobeheer, financiering, uitzetting en relatiebeheer conform Treasury Statuut en de treasuryparagraaf; Het adviseren over beleidsvoorstellen op treasurygebied; Het opstellen van een rentevisie; Het opstellen van een liquiditeitenplanning en meerjarige prognose; Het inrichten, onderhouden en afhandelen van het betalingsverkeer; Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen en het beheren van de geldstromen; Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer Het afsluiten van financiële contracten conform voornoemde activiteiten en deze doorgeven aan de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het Servicecentrum Drechtsteden; Het zorgdragen voor juiste (financiële) verantwoording van de uitvoering van de gemandateerde treasuryactiviteiten; Het rapporteren aan de controller over de uitvoering van het treasurybeheer;
- 10 -
Functie.
Verantwoordelijkheden.
De afdelingsmanagers/ budgethouders De externe accountant.
Artikel 16
Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen; Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie aan de Treasurer/cashmanager van het SCD met betrekking tot verwachte toekomstige uitgaven en ontvangsten ten behoeve van het opstellen van de liquiditeiten- en financieringsplanning. Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het Treasury Statuut.
Bevoegdheden
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer 1. Het uitzetten en aantrekken van geldmiddelen tot 1 jaar (via daggeld, kasgeld, deposito of spaarrekening) 2. Saldoregulatie (zie opmerking 1) 3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen (conform Beheersverordening) Bankrelatiebeheer 4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen 5. Bankcondities afspreken (o.a. rentecondities, kredietfaciliteiten, tarifering, valutering) Risicobeheer 6. Het afsluiten van derivatentransacties Financiering en uitzetting 7. Het aantrekken van langlopende middelen 8. Het uitzetten van langlopende middelen (max. € 3 miljoen per uitzetting; zie Artikel 3) 9. Het beleggen in garantieproducten
Uitvoering
Autorisatie
Treasurer/ cashmanager SCD
Idem (via [onder] mandaat)
Treasurer/ cashmanager SCD Treasurer/ cashmanager SCD
Idem (via [onder] mandaat) Administrateur
Treasurer/ cashmanager SCD Treasurer/ cashmanager SCD
Controller
Treasurer/ cashmanager SCD
College van B&W
Treasurer/ cashmanager SCD Treasurer/ cashmanager SCD
Controller
Treasurer/ cashmanager SCD
- 11 -
Controller
Controller College van B&W
Financiering en uitzetting (vervolg) 10. Het verstrekken of garanderen van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak 11. Het beheer van de portefeuille aangaande langlopende leningen (rente-aanpassingen, cessie-trajecten e.d.). 12. Aan- en verkoop van aandelen en obligaties
Uitvoering
Autorisatie
College van B&W (zie opmerking 2)
Gemeenteraad
Treasurer/ cashmanager SCD
Idem (via [onder] mandaat)
College van B&W (zie opmerking 2)
Gemeenteraad
Opmerkingen: 1) In de raamovereenkomst met de BNG is bepaald dat de saldi van de nevenrekeningen maandelijks automatisch worden op nul worden gesteld ten gunste c.q. ten laste van de hoofdrekening. 2) Ten aanzien van de punten 10 en 12 geldt dat de “zienswijze van de raad” (apart raadsbesluit) vooraf vereist is (zie toelichting bij artikel 16).
- 12 -
Informatievoorziening Artikel 17
Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen: Informatie
Frequentie
Informatieverstrekker
Informatieontvanger
1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning
Doorlopend
Afdelingsmanagers/ budgethouders
Treasurer/ cashmanager SCD
2. Liquiditeitenplanning
Per kwartaal
Controller
3. Rapportage over liquiditeitspositie
Tussentijdse rapportages en jaarrekening Drie-jaarlijks
Treasurer/ cashmanager SCD Treasurer/ cashmanager SCD
Controller/B&W
Jaarlijks
Treasurer/ cashmanager SCD College van B&W
Gemeenteraad
Tussentijdse rapportages Jaarrekening
Treasurer/ cashmanager SCD College aan
Controller/College van B&W Gemeenteraad
Kwartaal
Treasurer/ cashmanager SCD
Derden
Binnen 14 dagen na besluit
College B&W
Provincie
4. Beoordeling bankrelaties 5. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf begroting 6. Verantwoording treasuryactiviteiten 7. Verantwoording treasuryactiviteiten 8. Informatie aan derden volgend uit de treasury (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido. 9. Lenings-, uitzettings-, en garantiebesluiten
Inwerkingtreding Artikel 18
Inwerkingtreding
Dit Treasury Statuut treedt met terugwerkende kracht per 1 april 2008 in werking.
- 13 -
Controller/B&W
Memorie van toelichting Algemeen In dit Treasury Statuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie. Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het Treasury Statuut. Hetgaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het Treasury Statuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 lid 2 In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze de in dit lid opgesomde risico’s worden beperkt. Artikel 2 lid 3 De in dit lid bedoelde kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Artikel 2 lid 4 Het optimaliseren van de renteresultaten betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. Hierbij dient te worden aangetekend dat de treasuryfunctie niet als ‘profit center’ moet worden gezien. Artikel 3 lid 1 In de Wet fido wordt een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”. De wetgever heeft er echter nadrukkelijk voor gekozen om de reikwijdte van het begrip “publieke taak” niet op voorhand af te bakenen. De Wet fido volgt namelijk de redenering dat invulling van de publieke taak een verantwoordelijkheid is van openbare lichamen zelf. Omdat het publieke belang veelal gebonden is aan een politieke keuze is het de Gemeenteraad die binnen gemeenten inhoud dient te geven aan dit begrip. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de Treasury (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Sliedrecht heeft dit advies overgenomen. De Treasurer of cashmanager van het Servicecentrum Drechtsteden adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling Treasury van het SCD de betreffende aanvraag verwerkt in de liquiditeitenplanning.
- 14 -
Artikel 3 lid 2 In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Conform deze Wet mag het uitzetten van geldmiddelen uitsluitend plaatsvinden bij Europese financiële instellingen met een kredietwaardigheid op minimaal single-A niveau (de gemeente Sliedrecht hanteert strengere kredietwaardigheidseisen; zie [de toelichting op] artikel 6 lid 1). Ook zijn in de Wet fido zogenoemde near-banking activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – verboden. De limieten en richtlijnen van dit Treasury Statuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve geen betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente Artikel 4 lid 1 Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Artikel 4 lid 2 Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. Per 1 januari 2009 is de Wet fido geactualiseerd. Naar verwachting zal per 1 april 2009 de nieuwe Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden in werking treden. Vanaf dat moment zal de renterisiconorm worden berekend op basis van een percentage (20%) van het begrotingstotaal (voorheen was dit een percentage van de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar). De nieuwe norm is daarmee meer gericht op de beperking van het budgettaire risico. Artikel 4 lid 4 Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentestijgingen of rentedalingen op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Artikel 4 lid 5 Een rentevisie is de toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente Sliedrecht haar rentevisie actualiseren. De rentevisie, die jaarlijks ten behoeve van de financieringsparagraaf in de begroting wordt opgesteld door de Treasurer/cashmanager van het SCD, zal daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van minimaal twee gezaghebbende instellingen, zoals huisbankier BNG. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht. Artikel 5
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting intact blijft. Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van
- 15 -
de uitzetting af met de liquiditeitenplanning. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. De garantieproducten waarin op grond van de Wet fido mag worden belegd dienen 100% hoofdsomgarantie te hebben. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen. Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit Treasury Statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren. Artikel 6 lid 1. In dit lid zijn de richtlijnen opgenomen voor de aard en minimale kredietwaardigheid van de partijen waarbij de gemeente geldmiddelen mag uitzetten. Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties). Een (credit)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door ratingbureaus zoals Standard & Poor’s en Moody’s. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. In de Wet fido is bepaald dat decentrale overheden uitzettingen mogen doen bij Europese financiële instellingen met een kredietwaardigheid op minimaal single-A niveau. De gemeente Sliedrecht hanteert op dit gebied strengere eisen dan de Wet fido. Zie lid 1 onderdeel b; hierin is bepaald dat de gemeente slechts uitzettingen zal doen bij Nederlandse financiële instellingen met een minimale kredietwaardigheid op double-A niveau voor de korte termijn en minimaal triple-A niveau voor lange termijn uitzettingen. De kredietrisico’s kunnen verder worden gespreid door de middelen uit te zetten bij meerdere tegenpartijen. Artikel 6 lid 2 De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen of te wel om zoveel mogelijk zekerheid te hebben dat minimaal de hoofdsom is gegarandeerd zullen onderpanden of andere garantstellingen worden bedongen van de debiteuren (zie ook toelichting bij artikel 16). Artikel 7
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening - 16 -
moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Door de afdeling Treasury van het Servicecentrum Drechtsteden wordt, mede op basis van de meerjarige gemeentelijke investeringsplanning, een kasstromenplanning opgezet met een horizon van tenminste gelijk aan die van de meerjarenbegroting. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de Treasurer/cashmanager van het SCD op dit punt vanuit de gemeentelijke contramal juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd. Artikel 9 lid 2 Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd. Artikel 9 lid 3 Vaste geldlening is een (relatief standaard) lening die kan worden afgesloten bij een financiéle instelling Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Derivaten (voor definitie zie artikel 1). Artikel 9 lid 4 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. Artikel 10
Idem toelichting artikel 9 lid 4.
Artikel 11 lid 1 Deze bepaling is opgenomen om te waarborgen dat de gemeente telkens bankdiensten afneemt tegen de meest gunstig condities. Artikel 11 lid 4 Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen. Taak van de AFM is het houden van gedragstoezicht op de financiële markten. Artikel 12 lid 1 Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren. Artikel 12 lid 2 Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken. Artikel 13 lid 1 Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op
- 17 -
de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend. Artikel 13 lid 3 In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant. Artikel 14
Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties. Het uitzetten van geldmiddelen op de geldmarkt verlangt snelle telefonische beslissingen. Zowel de vrager als aanbieder moet er op kunnen vertrouwen dat de gesprekspartner bevoegd is beslissingen te nemen. De bevoegdheid hiertoe is door de gemeente gemandateerd aan de Treasurer/cashmanager van het SCD.
Artikel 15
In dit artikel zijn de verantwoordelijkheden van diverse personen of gremia bepaald in het licht van de inrichting en uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie. De gemeenteraad stelt op voorstel van het College van B&W het Treasury Statuut vast en bepaalt daarmee de kaders van het treasurybeleid. De raad stelt de treasuryparagrafen in de begroting en het jaarverslag vast en houdt hiermee toezicht op het gevoerde treasurybeleid, welke in handen ligt van het College van B&W. De uitvoering van het treasurybeleid, en de controle op de naleving van het Treasury Statuut zijn (onder)gemandateerd aan de Treasurer/cashmanager SCD en aan de gemeentelijke controller. Deze laatste rapporteert aan het College van B&W.
Artikel 16
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. De bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente of vanuit het Servicecentrum Drechtsteden betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten worden in dit artikel beschreven, waarbij bij de toewijzing van bevoegdheden zoveel mogelijk rekening is gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. De Treasurer/cashmanager SCD is belast met de dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid, één en ander onder toezicht (interne controle) van de controller en is verantwoordelijk voor de vastlegging van de geldleningmutaties en de rentebetalingen en -
- 18 -
opbrengsten in de financiële administratie en geeft deze door aan de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het SCD. Kader Wet Dualisering (uit VNG notitie K-FF-35) Artikel 2, lid 1, van de Wet fido luidt: Openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de publieke taak. In de Gemeentewet, hoofdstuk X, De bevoegdheid van het College van burgemeester en wethouders artikel 160-169 zijn de volgende artikelen van belang. Uit artikel 160, lid 1, letter e, in combinatie met artikel 169, lid 4 blijkt dat inzake Privaatrechtelijke rechtshandelingen (ongeacht of het College van mening is dat deze op de publieke taak stoelen) het College altijd vooraf de wensen en bedenkingen van de gemeenteraad dient in te winnen indien de raad daarom verzoekt óf indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. Wanneer het gaat om het verstrekken van een geldleningen of garantie zijn er per definitie latent ingrijpende gevolgen en dient er een inschatting van het solvabiliteitsrisico van de geldnemer of de verwaarborgde te worden gemaakt. Vanwege dat risicoaspect -dat in potentie ingrijpende gevolgen kan hebben- dient dus vooraf het gevoelen van de raad te worden ingewonnen. Betreft het leningen of garanties die op gemeentelijk beleid stoelen –dat eerder door de raad is vastgesteld- dan heeft de raad op het moment van het aan de orde zijn van dat beleid zijn gevoelen kenbaar kunnen maken. In zo’n geval kan het College privaatrechtelijk acteren conform art.160,1;id 1, letter e zonder vooraf het gevoelen van de raad te behoeven in te winnen. Wanneer er twijfel bestaat over de inhoud van de term “ingrijpende gevolgen”, ook al betreft het vastgesteld beleid, is het verstandig om de raad te vragen zijn zienswijze kenbaar te maken. Wanneer er geen beleid aan een voorgenomen lenings- of garantiebesluit ten grondslag ligt, dient vanwege het solvabiliteitsrisico en de daarmee samenhangende ingrijpende gevolgen altijd invulling te worden gegeven aan artikel 169, lid 4 van de Gemeentewet. Kader Europese regelgeving Voor de uitzetting van middelen en het verstrekken van garanties voor de uitoefening van de publieke taak is het gemeentebestuur voor de definiëring van wat als publieke taak moet worden aangemeld ook gebonden aan de Europese regelgeving voor staatssteun. Zolang de uitzetting van middelen en het verstrekken van garanties gebeurt tegen marktconforme tarieven is de Europese regelgeving niet van toepassing. Er is in dat geval namelijk geen sprake van staatssteun. De regelgeving is ook niet van toepassing als de uitzettingen dan wel garanties worden verstrekt aan privépersonen. Artikel 17
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3 en 5) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 6 en 7). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente. Artikel 17 pt. 1 Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).
- 19 -
- 20 -
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Treasurystatuut gemeente Sliedrecht 2009 (zie bijlage)
Samenvatting: Om een aantal redenen is een tussentijdse actualisatie van het Treasury Statuut noodzakelijk. Dit raadsvoorstel is bedoeld om deze actualisatie te realiseren. Aanleiding: In Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido) is bepaald dat decentrale overheidslichamen voor de inrichting en uitvoering van hun treasuryfunctie (ook wel financieringsfunctie genoemd) verplicht moeten beschikken over een Treasury Statuut. Om een tweetal redenen is een nieuw treasurystatuut noodzakelijk: 1. uitvoering van de taak “treasury” door Service Centrum Drechtsteden medio 2008; 2. inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) per 1 januari 2009. Uitvoering door SCD Met ingang van 1 april 2008 maakt de taak “treasury” onderdeel uit van het basispakket dienstverlening van het Servicecentrum Drechtsteden (SCD). Dit betekent dat de uitvoering van de treasuryfunctie plaatsvindt bij het SCD. De gemeente blijft daarbij wel autonoom in het vaststellen van het treasurybeleid. Afgezien van enkele aan het SCD (onder)gemandateerde taken betekent dit dat het SCD adviseert, de gemeente besluit en het SCD vervolgens uitvoert. De gemeentelijke keuze voor treasurydienstverlening vanuit het SCD betekent dat de ‘setting’ rond de uitvoering van de treasuryfunctie is gewijzigd. Om die reden is het van belang om het Treasury Statuut opnieuw te actualiseren. Hierbij wordt voorgesteld om dit Treasury Statuut met terugwerkende kracht in werking te laten treden per 1 april 2008, één en ander met gelijktijdige intrekking van het vorige Treasury Statuut. Wijziging Wet fido Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) in werking getreden. Voor enkele wijzigingen die betrekking hebben op de kasgeldlimiet en de renterisiconorm dient echter ook de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo) te worden aangepast. Deze Ufdo zal naar verwachting per 1 april 2009 in werking treden.
Overige aandachtspunten Naar aanleiding van de kredietcrisis én op basis van de perikelen rondom Icesave is er weer meer aandacht voor de treasury taak. Vanuit diverse kanten is de wens geuit om zeer voorzichtig met onze publieke middelen om te gaan. Deze actualisatie van het Treasury Statuut biedt de mogelijkheid om de
eisen ten aanzien van toegestane tegenpartijen aan te scherpen. Binnen het nieuwe statuut is dit geconcretiseerd door in artikel 6 lid 1, onderdeel b toe te voegen dat uitzettingen uitsluitend plaats mogen vinden bij Nederlandse financiële instellingen. Daarnaast zijn de ratings-eisen aangescherpt. Voor de korte termijn dient de instelling ten minste een AA-rating te hebben (was A) en voor de lange termijn een AAA-rating (was AA). Hierbij dient te worden opgemerkt dat het aantal mogelijke tegenpartijen aanzienlijk wordt beperkt (op dit moment valt slechts 1 commerciële bank binnen de nieuwe normen!). Deze zeer veilige tegenpartijen krijgen voldoende aanbod van liquide middelen. Het rendement dat hierbij gerealiseerd kan worden is dientengevolge ook lager dan bij andere tegenpartijen. Deze actualisatie van het Sliedrechtse Treasury Statuut is voornamelijk nodig om er voor te zorgen dat het SCD op een rechtmatige manier de Sliedrechtse treasury taken heeft uitgevoerd (tijdens de periode vanaf 1 april 2008 tot nu) en in de toekomst uit kan voeren. Het is echter maar een tussenstap. Op dit moment is het SCD bezig om een regiobreed Treasury Statuut op te stellen. De auditcommissie zal bij het opstellen van dit regiobrede statuut betrokken worden. Vanwege de urgentie (er is een noodzaak om een actueel Treasury Statuut te hebben bij de controle van de jaarrekening 2008) is ervoor gekozen om deze nieuwe versie van het Sliedrechtse statuut niet aan de auditcommissie voor te leggen. De gemeente Sliedrecht heeft overwogen om in het statuut op te nemen dat het SCD bij uitzettingen eerst toestemming dient te vragen aan de wethouder Financiën voordat dit soort transacties uitgevoerd mogen worden. Om een aantal redenen is dit een onwenselijke aanvullende eis; - via het aanscherpen van de eisen voor toegestane tegenpartijen is het risico al aanzienlijk beperkt; - tevens is hierdoor het aantal mogelijke tegenpartijen gering; - op basis van de voorgaande conclusies zal de wethouder in vrijwel alle gevallen het advies van de Treasurer volgen. Deze extra stap zou de mogelijkheden voor de Treasurer om efficiënt te handelen aanzienlijk beperken ten gunste van een zeer geringe beperking van het risico. Geadviseerd wordt daarom om deze stap niet in te bouwen.
Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: Binnen dit voorstel worden de eisen ten aanzien van toegestane tegenpartijen bij uitzettingen aangescherpt. Bij de keuze voor deze aanscherping speelt de spanning tussen zekerheid en rendement. Financiële aspecten: Niet van toepassing.
Communicatie: Niet van toepassing.
Vervolgtraject: Het Shared Servicecentre Drechtsteden zal op de hoogte worden gebracht van het genomen besluit.
Advies opiniërende bijeenkomst:
-2-
Voorgesteld besluit: Wij stellen u voor het Treasury Statuut gemeente Sliedrecht 2009 vast te stellen conform bijgevoegd besluit. In artikel 18 van het voornoemde statuut is de bepaling opgenomen dat dit Treasury statuut in werking treedt met ingang van 1 april 2008, met gelijktijdige intrekking van het op 11 februari 2008 laatst geactualiseerde Treasury Statuut.
.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-3-
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 maart 2009;
besluit:
gelet op artikel 11 van de Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiéle beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht (Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet) en de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido)
vast te stellen:
Het Treasurystatuut gemeente Sliedrecht 2009 (zie bijlage raadsvoorstel) en deze met terugwerkende kracht in werking te laten treden per 1 april 2008 met gelijktijdige intrekking van het op 11 februari 2008 laatst geactualiseerde Treasury Statuut 2008.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-4-
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Comptabiliteitsbesluiten april 2009
Samenvatting: Hierbij ontvangt u een voorstel voor de wijziging van de begroting 2009. Hierin zijn de B&Wbesluiten tot en met de vergadering van 17 maart 2009 meegenomen. Aanleiding: Voor een goede budgetbewaking moeten budgetmutaties vóór het aangaan van verplichtingen worden ingediend. Hiermee stimuleren we het actieve budgetbeheer in de ambtelijke organisatie. Ook wordt hiermee invulling gegeven aan het budgetrecht van de raad, zodat zij haar controlerende taak kan uitoefenen. Bij het agendapunt “comptabiliteitsbesluiten” komen alleen financieel administratieve wijzigingen aan de orde. Wanneer het gaat om besluitvorming over een beleidsinhoudelijk onderwerp, dan moet dit via een afzonderlijk raadsvoorstel lopen. Alleen bedragen groter dan € 1.500,- worden in het raadsvoorstel comptabiliteitsbesluiten meegenomen. Overschrijdingen en onderschrijdingen kleiner dan € 1.500,- komen in de jaarrekening tot uitdrukking.
Alternatieven, keuze en overwegingen: De budgetmutaties hebben betrekking op 1 onderwerp: Portefeuillehouder: J.P. Tanis 1. Verlening van betaalde opties op locaties vlek 2 en vlek 4 van Stationspark II Programma 10: Financiën en Organisatie Product 73: Exploitatie Stationspark II
De optievergoedingen voor vlek 2 en vlek 4 van Stationspark II, à € 184.031, ten gunste te brengen van de grondexploitatie Stationspark II.
Voor vlek 4 van Stationspark II is met ingang van 1 augustus 2006 een betaalde optie verleend. Op verzoek is deze optie aansluitend drie maal verlengd.
Voor vlek 2 van Stationspark II is sinds 20 juni 2007 een betaalde optie verleend. Ook deze is enkele keren verlengd. De projectontwikkelaar heeft nog steeds interesse om de grond te kopen. Daarom wordt de optie onder dezelfde voorwaarden verlengd. Hiervoor wordt een optievergoeding in rekening gebracht. De optievergoedingen komen ten gunste van het product Stationspark II.
Financiële aspecten: Het saldo van de post voor onvoorziene uitgaven 2009 is na het comptabiliteitsbesluit van januari € 48.287,- positief. Dit saldo verandert door het voorgestelde besluit niet.
Communicatie: De besluiten worden gecommuniceerd zoals aangegeven in de ter inzage gelegde adviesnota’s. Vervolgtraject: De vervolgstappen van de besluiten worden geëffectueerd zoals aangegeven in de ter inzage gelegde adviesnota’s.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit: Wij stellen u voor de budgetmutatie te verwerken in een besluit tot wijziging van de gemeentebegroting 2009.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gezien de diverse voorstellen van burgemeester en wethouders
besluit:
De comptabiliteitsbesluiten voor april 2009 vast te stellen en de begroting 2009 conform aan te passen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 14 april 2009. De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Toelichting op het comptabiliteitsbesluit van april 2009
In het voorstel d.d. 4 april 2009 en de diverse ter inzage gelegde adviesnota’s worden de meeste budgetmutaties uitgebreid toegelicht. Deze toelichting bij het raadsbesluit bevat een samenvatting van de mutaties in de ABR (algemene bestemmingsreserve) en een overzicht van het verloop van de post voor onvoorziene uitgaven. ABR In dit comptabiliteitsbesluit zijn geen mutaties op de ABR opgenomen.
Post Onvoorzien Als gevolg van deze begrotingswijziging wijzigt het saldo van de post Onvoorzien niet. Het verloop van de post Onvoorzien tot nu toe is als volgt: Verloop van de post onvoorziene uitgaven 2009 Raad
Omschrijving
Bedrag
Januari Januari Januari
Primaire begroting Jaarlijkse inspectie kinderopvang/peuterspeelzalen Verkiezingen Europees Parlement Bijeenkomst nieuwe inwoners
59.635 -2.348 -5.500 -3.500
Saldo onvoorzien
48.287
Raadsvoorstel
Concept
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 maart 2009
Onderwerp: Rapport onderzoek reserves en voorzieningen gemeente Sliedrecht d.d. 11 maart 2009
Samenvatting: Bij de behandeling van de begroting 2009 is al melding gemaakt van het onderzoek naar de reserves en voorzieningen van de gemeente. Met de auditcommissie is afgesproken om dit onderzoek te oormerken als een artikel 213a-onderzoek.
Aanleiding: De gemeente Sliedrecht beschikt over diverse reserves en voorzieningen. Om de noodzaak van het aanhouden van deze reserves en voorzieningen te controleren is er besloten om hier een onderzoek naar te doen. Bij dit onderzoek, is onder leiding van de controller, in samenwerking met de budgetverantwoordelijken, onderzocht wat er werkelijk nodig is om als reserve aan te houden en voor welke voorzieningen een volledige onderbouwing aanwezig is (verplicht vanuit de BBV). Uit dit onderzoek is gebleken dat er in enkele reserves een surplus aanwezig is en dat sommige reserves overbodig zijn geworden. Ten aanzien van een aantal voorzieningen is een surplus geconstateerd. Ook is bezien in hoeverre voorzieningen een zelfde karakter hebben, waardoor deze samengevoegd kunnen worden. De uitgebreide analyse daarvan treft u aan in het rapport van de controller. Uiteindelijk wordt er gerapporteerd dat er voor circa € 1.900.000 aan beschikbaar is die middelen niet direct aangewend hoeven te worden voor het doel waarvoor zij aanvankelijk bestemd zijn. Hiervan ligt het voor de hand om een andere bestemming voor deze middelen te zoeken. Het voorstel is dan ook om deze te reserveren voor de grote projecten. Voor de weerstandscapaciteit van Sliedrecht wordt de ondergrens (€ 2.000.000) van de ABR aangehouden. Daarnaast beschikt de gemeente nog over een algemene reserve van circa € 2.100.000. Deze werd niet meegerekend in de weerstandscapaciteit, maar hebben we wel achter de hand. Om een transparanter beeld te verkrijgen is voorgesteld om deze reserves samen te voegen en de ondergrens met een vrijwel zelfde bedrag te verhogen, zodat de totale weerstandscapaciteit € 4.000.000 bedraagt.
Alternatieven, keuze en overwegingen t.a.v. het voorstel: In de rapportage worden een aantal keuzes voorgelegd. Deze worden vooral gemaakt van transparantie, doelmatigheid en efficiency.
Financiële aspecten: Deze worden in het rapport aangegeven
Communicatie:
Vervolgtraject: Uitvoering geven aan de voorstellen uit het rapport Advies opiniërende bijeenkomst:
Voorgesteld besluit: 1 2
3
4 5
6 7
8 9 10 11 12 13 14 15
16 17
Kennis nemen van het rapport reserves en voorzieningen gemeente Sliedrecht; Per heden samenvoegen Algemene reserve (AR) en Algemene bestemmingsreserve (ABR) tot één nieuwe Algemene reserve (AR) met een buffer in het kader van de weerstandscapaciteit van € 4 miljoen; In de meerjarenramingen, via de zomernota 2009, van de exploitatiebegroting, via de geraamde renteopbrengsten van de AR en de reserve egalisatie grondkosten woningbouw af te bouwen tot € 0; De rente over de algemene reserve niet meer ten gunste van de exploitatie brengen, maar volledig toevoegen aan de nieuwe AR; Het principe om positieve rekeningresultaten te storten in de AR te continueren; In overleg met het GO, de reserve arbeidsvoorwaardenbeleid in 2009 laten vrijvallen; Opheffen reserve wegen, groen en gebouwen en het saldo in 2009 toevoegen aan de AR; Onttrekking van € 350.000 uit de reserve vervanging materieel PR/PL en storten in 2009 in de AR ten behoeve van sparen voor grote projecten; Onttrekking van € 500.000 uit de reserve stimulering woningbouw ten behoeve van woningbouwgerelateerde projecten, via toevoeging in 2009 aan de AR; Bij opmaak van de rekening 2009 bezien of reserve innovatie zwembad aangehouden moet worden; Een eenmalige uitname te doen uit de reserve IT van € 300.000 en dit bedrag te storten in de AR; De voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs en huisvesting onderwijs in 2009 samenvoegen en eenmalig een bedrag van € 50.000 laten vrijvallen ten gunste van de AR; Een eenmalige onttrekking in 2009 aan de nieuwe voorziening onderhoud woningen en woonwagens te doen van € 60.000 ten gunste van de AR; Voorzieningen buitengewoon onderhoud en verenigingsaccommodaties in 2009 samenvoegen tot één nieuwe voorziening buitengewoon onderhoud gebouwen; Voorzieningen onderhoud woningen en huisvesting woonwagenbewoners in 2009 samenvoegen tot één nieuwe voorziening woningen en woonwagens; De beschikkingscriteria van de voorziening geasfalteerde wegen vanaf 2009 uitbreiden met wegen, straten en pleinen en te vernoemen tot “Voorziening onderhoud wegen”; Een deel van het surplus van de voorziening containers (€ 200.000) en de voorziening buitengewoon onderhoud (€ 50.000) in 2009 onttrekken en storten in de AR ten behoeve van sparen voor nieuwe projecten.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-2-
Raadsbesluit
Concept
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2009;
besluit:
1 2
3
4 5
6 7
8 9 10 11 12 13 14 15
16 17
Kennis nemen van het rapport reserves en voorzieningen gemeente Sliedrecht; Per heden samenvoegen Algemene reserve (AR) en Algemene bestemmingsreserve (ABR) tot één nieuwe Algemene reserve (AR) met een buffer in het kader van de weerstandscapaciteit van € 4 miljoen; In de meerjarenramingen, via de zomernota 2009, van de exploitatiebegroting, via de geraamde renteopbrengsten van de AR en de reserve egalisatie grondkosten woningbouw af te bouwen tot € 0; De rente over de algemene reserve niet meer ten gunste van de exploitatie brengen, maar volledig toevoegen aan de nieuwe AR; Het principe om positieve rekeningresultaten te storten in de AR te continueren; In overleg met het GO, de reserve arbeidsvoorwaardenbeleid in 2009 laten vrijvallen; Opheffen reserve wegen, groen en gebouwen en het saldo in 2009 toevoegen aan de AR; Onttrekking van € 350.000 uit de reserve vervanging materieel PR/PL en storten in 2009 in de AR ten behoeve van sparen voor grote projecten; Onttrekking van € 500.000 uit de reserve stimulering woningbouw ten behoeve van woningbouwgerelateerde projecten, via toevoeging in 2009 aan de AR; Bij opmaak van de rekening 2009 bezien of reserve innovatie zwembad aangehouden moet worden; Een eenmalige uitname te doen uit de reserve IT van € 300.000 en dit bedrag te storten in de AR; De voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs en huisvesting onderwijs in 2009 samenvoegen en eenmalig een bedrag van € 50.000 laten vrijvallen ten gunste van de AR; Een eenmalige onttrekking in 2009 aan de nieuwe voorziening onderhoud woningen en woonwagens te doen van € 60.000 ten gunste van de AR; Voorzieningen buitengewoon onderhoud en verenigingsaccommodaties in 2009 samenvoegen tot één nieuwe voorziening buitengewoon onderhoud gebouwen; Voorzieningen onderhoud woningen en huisvesting woonwagenbewoners in 2009 samenvoegen tot één nieuwe voorziening woningen en woonwagens; De beschikkingscriteria van de voorziening geasfalteerde wegen vanaf 2009 uitbreiden met wegen, straten en pleinen en te vernoemen tot “Voorziening onderhoud wegen”; Een deel van het surplus van de voorziening containers (€ 200.000) en de voorziening buitengewoon onderhoud (€ 50.000) in 2009 onttrekken en storten in de AR ten behoeve van sparen voor nieuwe projecten.
-3-
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 14 april 2009
De Griffier,
De Voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-4-
Onderzoek reserves en voorzieningen
Rapport van de controller van de gemeente Sliedrecht
Datum: 11 maart 2009 Rob Penning
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2.
Reserves
2.1 2.2 2.3
Omvang en aantal reserves Beschrijving van de reserves, samenvoegen of vrij laten vallen Afvoeren restant-investeringskredieten
3.
Voorzieningen
3.1 3.2
Omvang en aantal voorzieningen Beschrijving van de voorzieningen, samenvoegen of vrij laten vallen
4.
Rente over reserves en voorzieningen
4.1 4.2
Huidige gedragslijn rente Beoordeling huidige gedragslijn
5.
Samenvatting conclusies en voorstellen
5.1 5.2
Voorstellen m.i.v. 2009 Samenvatting en conclusies
Pagina
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5.
Artikel 43, 44, 45 en 49 BBV 2004 Beschikkingscriteria voorzieningen (versie jaarrekening 2007) Beschikkingscriteria reserves (versie jaarrekening 2007) Omvang voorzieningen per 31-12-2007 Omvang reserves per 31-12-2007
2
1.
Inleiding
Bij behandeling van de jaarrekening 2007 en de zomernota 2008 is een onderzoek naar de reserves en voorzieningen aangekondigd. Naast de opmerking van de accountant over het aantal voorzieningen en onderbouwde beheerplannen, besteden we aandacht aan de omvang en de ontwikkeling van alle reserves en voorzieningen. Verder dient als stelselwijziging te worden verwerkt de verantwoording van nog niet bestede subsidies van het rijk en provincies. Deze gelden dienen met ingang van 2008 verantwoord te worden op de balans als “vooruitontvangen gelden” onder de overlopende passiva. De opname in een voorziening is niet meer toegestaan. Bij het onderzoek is eerst het aantal en de omvang van achtereenvolgens de reserves en voorzieningen in beeld gebracht over de afgelopen periode (2004, 2005, 2006, 2007 en 2008) en is een prognose gemaakt voor de komende jaren (2009 tot en met 2012). Vervolgens beschrijven we het doel van de reserves en voorzieningen alsmede een voorstel voor eventuele bundeling, vrijval c.q. instandhouden. Tot slot presenteren we enkele conclusies en voorstellen.
Verschil tussen Reserves en Voorzieningen: Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (afgekort BBV) mogen gemeenten reserves vormen en zijn ze soms verplicht tot de vorming van een voorziening. Maar wat is nu precies het verschil tussen een reserve en voorziening? Dat is een veel gehoorde vraag. Het belangrijkste verschil is dat een reserve vrijwillig gevormd mag worden. Met dien verstande dat altijd goedkeuring van de gemeenteraad voor nodig is. Een voorziening is min of meer verplicht wanneer in de toekomst een uitgave gedaan móet worden maar waarvan de omvang en het moment nog onzeker zijn. De omschrijving die de Commissie BBV (dat is de commissie die uitleg geeft aan de regels van het BBV) geeft aan reserves en voorzieningen is de volgende: Reserves Bestanddelen van eigen vermogen die zijn ontstaan door bestemming van overschotten of die planmatig zijn bestemd. Voorzieningen Afgezonderde vermogensbestanddelen (vreemd vermogen) die gevormd worden wegens a) verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten; b) risico’s waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten; c) fluctuaties in kosten (gelijkmatige verdeling van kosten) op te vangen; d) nog niet bestede middelen die specifiek besteed moeten worden, voor zover zijnde bijdragen van andere overheidslichamen. Simpel gezegd zou ook de volgende vergelijking mogelijk zijn: privé kun je een reserve vormen voor de aanschaf van een andere auto. Dat is een toekomstige uitgave die niet verplicht is; maar waar je wel geld voor apart moet zetten. Een voorziening vorm je bij voorbeeld wanneer je via een vereniging van eigenaren geld opzij zet om op een later moment een op voorhand nog onbekend bedrag uit te geven aan onderhoud of vervanging van je huis of appartement.
3
2.
Reserves
2.1
Omvang en aantal reserves
Het aantal reserves is in de periode 2004-2008 geleidelijk gedaald van 23 reserves ultimo 2004 naar 16 reserves ultimo 2008. Maar minder reserves hoeft niet te betekenen dat de omvang ook daalt. Dat is namelijk niet het geval. Ultimo 2004 was de omvang € 21,5 miljoen groot; de jaren erna schommelen de reserves van € 21,6 miljoen in 2005 naar € 23,3 miljoen in 2006 om in 2007 weer ietsje lager (€ 22,4 miljoen) uit te komen en in 2008 weer hoger (€ 23.9 miljoen) De prognose bij de meerjarenraming van 2009 was dat de omvang rond de € 22 miljoen zou blijven schommelen om uiteindelijk rond de € 24 miljoen uit te komen in 2012. Jaar 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
2.2.1
Aantal 23 20 18 17 16 16 16 16 16
Boekwaarde ultimo € 21,5 miljoen € 21,6 miljoen € 23,3 miljoen € 22,4 miljoen € 23.9 miljoen € 23,5 miljoen € 22,7 miljoen € 22,6 miljoen € 24,4 miljoen
Algemene reserve
We kennen in Sliedrecht de algemene reserve (AR) en de algemene bestemmingsreserve (ABR). De rente-opbrengst van de Algemene reserve wordt in onze begroting ten gunste van de exploitatie gebracht. Dit betekent dat hier sprake is van een geblokkeerde reserve. Vanwege de inkomensfunctie kan deze geblokkeerde reserve niet zelf worden aangewend zonder verminderde renteinkomsten. De algemene reserve, groot € 2.101.570, wordt daarom tot nu toe niet meegenomen bij de berekening van de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit van Sliedrecht wordt berekend uit de “buffer” van € 2 miljoen in de ABR (algemene bestemmingsreserve) + de beschikbare middelen in het meerjarenperspectief van de reserve EGW (egalisatie grondkosten woningbouw). De tot nu toe gevolgde gedragslijn geeft verwarring. Volgens artikel 43 van het BBV worden de reserves namelijk onderscheiden naar: a. de algemene reserve en b. de bestemmingsreserves. Vervolgens is de algemene reserve door de commissie BBV nader gedefinieerd tot een (doorgaans voor een te bepalen deel) onderdeel van de weerstandscapaciteit. In de praktijk blijkt dat de provincie en de accountant geneigd zijn de algemene reserve wél mee te rekenen met de weerstandscapaciteit van de gemeente. Terwijl reserves die bij het weerstandsvermogen worden betrokken, vrij aanwendbaar dienen te zijn.
Voorstel :
Samenvoegen van de Algemene reserve (AR) en de Algemene bestemmingsreserve (ABR) tot één nieuwe Algemene reserve (AR). In het kader van de weerstandscapaciteit een buffer in de AR aanhouden van € 4 miljoen.
4
In de meerjarenramingen van de exploitatiebegroting de geraamde renteopbrengsten van de AR af te bouwen tot € 0. De rente over de algemene reserve niet meer ten gunste van de exploitatie brengen, maar volledig toevoegen aan de reserve. Effect :
Verlies aan structureel dekkingsmiddel: rente-opbrengsten ad € 105.078. Daartegenover extra ruimte in de reserve door jaarlijkse rentetoevoeging. Eénmalig effect: extra ruimte in de AR ad € 101.570 (€ 2.101.570 -/- verhoging van de buffer met € 2.000.000). In het kader van de weerstandscapaciteit blijft de buffer in de AR € 4 miljoen (€ 2 miljoen ABR + € 2 miljoen Alg.Res.). Eénduidige uitvoering en toepassing van het BBV. Het BBV gaat er namelijk vanuit dat de gemeente één “algemene reserve” heeft en geen twee (AR en ABR).
2.2.2
Algemene reserve (nieuw)
De algemene reserve (AR) wordt gevoed door incidentele overschotten, zoals het saldo van de jaarrekening. De AR is nodig ten behoeve van algemene risico-aanspraken die niet binnen de budgetten van de specifieke producten kunnen worden gecompenseerd, alsmede ten behoeve van het afboeken van immaterieel actief. Het surplus boven de vrije ruimte (in principe wordt een buffer van € 4 miljoen aangehouden) kan worden ingezet voor het realiseren van éénmalige investeringen. Volgens de richtlijnen (BBV) wordt er behoudend geraamd. Dit betekent populair gezegd dat kosten snel worden genomen en dat voorzichtigheid wordt betracht bij het opnemen van mogelijke opbrengsten. Hierdoor is de kans groot dat een positief rekeningsresultaat ontstaat. Deze gedragslijn wordt aangehouden en voordelen worden in de AR gestort ten behoeve van de fondsvorming voor grote projecten.
Voorstel :
Het principe om positieve rekeningsresultaten te storten in de AR te continueren
Effect :
Ruimte in de AR om te sparen voor grote projecten.
2.2.3
Reserve arbeidsvoorwaardenbeleid
De reserve arbeidsvoorwaardenbeleid is in het verleden ooit gevormd op initiatief van het Georganiseerd Overleg (GO); maar tegenwoordig wordt er alleen nog maar een inflatiecorrectie op toegepast. In overleg met het Georganiseerd Overleg kan de bestemming van de reserve worden bepaald waarna de reserve kan vrijvallen. De arbeidsvoorwaarden worden immers landelijk en niet lokaal vastgesteld. Voorstel:
In overleg treden met het GO, waarna de reserve vrij kan vallen.
Effect:
Afhankelijk van de uitkomst van het overleg met het GO kan in de rekening 2009 ongeveer € 10.600 extra vrijvallen ten gunste van de ABR (nieuw AR).
5
2.2.4
Reserve wegen, groen en gebouwen
Deze reserve is in 2005 in het leven geroepen om de achterstanden die er waren op het terrein van het onderhoud van wegen, groen en gebouwen, op te heffen. In 2006 en 2007 zijn er vervolgens inhaalslagen gemaakt met betrekking tot het onderhoud. Nadien zijn er geen grote toevoegingen en/of onttrekkingen meer geraamd voor deze reserve. Deze zou dus vrij kunnen vallen Voorstel:
Opheffen reserve wegen, groen en gebouwen per 31 december 2009 en het saldo toevoegen aan de ABR (nieuw AR).
Effect:
Vrijval van ongeveer € 2.800.
2.2.5
Reserve kapitaallasten verenigingsverzamelgebouw
De reserve kapitaallasten verenigingsverzamelgebouw is bedoeld als dekking voor de kapitaallasten (rente en afschrijvingen) van de investeringen in het verenigingsverzamelgebouw. De jaarlijkse annuïteit ten behoeve van het verenigingsverzamelgebouw wordt (met een looptijd van 38 jaar) gedekt uit deze reserve. Aangezien er voorlopig nog dekking nodig is voor de kapitaallasten is vrijval of samenvoeging met een andere reserve niet wenselijk. Voorstel:
De reserve kapitaallasten verenigingsverzamelgebouw in stand houden.
Effect:
Geen.
2.2.6
Reserve kapitaallasten investeringen
De reserve kapitaallasten investeringen is bedoeld als dekking voor de kapitaallasten (rente en afschrijvingen) van de investeringen, gedaan in 2004 of later (BBV2004). De jaarlijkse kapitaallasten, met verschillende afschrijvingstermijnen en –looptijden, worden gedekt uit deze reserve. Omdat er de komende jaren nog dekking nodig is, is vrijval of samenvoeging met een andere reserve niet wenselijk. Voorstel:
De reserve kapitaallasten investeringen in stand houden.
Effect:
Geen.
2.2.7
Reserve huisvesting bestuur/ambtelijk apparaat
De reserve huisvesting van het bestuur en ambtenaren is bedoeld als dekking voor de kapitaallasten (rente en afschrijvingen) van de investeringen in het nieuwe gemeentekantoor en voor de functieverbetering van het oude raadhuis. De jaarlijkse annuïteit ten behoeve van het nieuwe gemeentekantoor wordt (met een looptijd van 38 jaar) gedekt uit deze reserve. Aangezien er voorlopig nog dekking nodig is voor de kapitaallasten van het nieuwe gemeentekantoor is vrijval of samenvoeging met een andere reserve niet wenselijk.
6
Voorstel:
De reserve huisvesting bestuur/ambtelijk apparaat in stand houden.
Effect:
Geen.
2.2.8
Reserve ontwikkelingen IT
Deze reserve werd tot voor kort beschikbaar gehouden voor de dekking van onvoorziene nieuwe investeringen c.q. de egalisatie van lasten die uit de automatiseringplanning volgen. Daarnaast was deze reserve beschikbaar voor het doen van extra afschrijvingen indien door externe oorzaken een ICT-investering zijn nut had verloren. Tot en met het dienstjaar 2007 werd jaarlijks ten laste van de exploitatie in de reserve IT gestort, in 2007 een bedrag van € 173.000. Op 30 juni 2008 is door de raad van Sliedrecht besloten om de eigendommen en het beheer van de ICT-infrastructuur aan het SCD over te dragen. De structurele storting en het doel van deze reserve is hiermee komen te vervallen. Bij het liquideren van deze reserve moet nog wel rekening gehouden worden met de gevolgen van het raadsbesluit van 31 maart 2008. Op 31 maart 2008 is door de raad ingestemd met participatie van onze gemeente in het deelprogramma Regionale Informatiseringsprojecten (deelprogramma II) van het regionale Programma Informatievoorziening, Processen en Automatisering Drechtsteden (IP&A-plan). In het betreffende raadsbesluit wordt ter dekking van een deel van deelprogramma II gedurende de periode 2008-2011 een bedrag ad € 83.237 van de reserve IT ingezet. Het positief saldo van de reserve IT per 31 december 2009 kan ten gunste van de algemene middelen worden gebracht. Rekeninghoudende met een risico-stelpost van € 125.000 voor eventuele SCD IT-transitiekosten ramen we de vrijval van de reserve IT per 31 december 2009 op € 300.000.
Voorstel :
Per 31 december 2009 ten laste van de reserve IT een bedrag van € 300.000, storten in de ABR (nieuw AR).
Effect :
Eénmalig effect van € 300.000 extra ruimte in de ABR (nieuw AR) in 2009 ten behoeve van het sparen voor “grote projecten”.
2.2.9
Reserve vervanging materieel PR/PL
De reserve vervanging materieel PR/PL is bedoeld als dekking van de kapitaallasten van investeringen in nieuw materieel. Hierbij wordt de exploitatie gelijk belast. Dit is van belang om de tarieven van de reinigingsrechten niet te veel te laten fluctueren. Door het behoudende beleid van de afgelopen jaren, waar materieel wordt vervangen als het daadwerkelijk is versleten en niet na afloop van de economische afschrijvingstermijn, zijn er overschotten op deze reserve ontstaan. Dit overschot, per 01-01-2009 van € 726.000 aflopend tot € 537.000 per 31-12-2011 om in 2012 weer op te lopen tot € 750.000, zou voor een deel afgeroomd kunnen worden. Eenmalig zou hiervan in 2009 een bedrag van € 350.000 opgenomen kunnen worden.
Voorstel :
In 2009 kan naar raming € 350.000 worden opgenomen en gestort worden in de ABR (nieuw AR).
7
Effect :
Eénmalig effect van € 350.000 extra ruimte in de ABR (nieuw AR) in 2009 ten behoeve van het sparen voor “grote projecten”.
2.2.10 Reserve egalisatie grondkosten woningbouw De reserve egalisatie grondkosten woningbouw wordt gebruikt als onderdeel van het weerstandsvermogen en dient als buffer voor: • Onvoorziene tegenvallers lopende bouwgrondexploitaties; • Dekking tekorten nieuwe woningbouwplannen; • Voorbereidingskosten van plannen die niet in uitvoering worden genomen. Per 31 december 2008 is het saldo van deze reserve circa € 1.4 miljoen. Dit bedrag dient vooral als risicodekking voor de grondexploitatie van het Benedenveer. Voor de komende jaren zullen de opbrengsten van diverse grondverkopen (Baanhoek, Stationspark, Beatrixlocatie en Watertorenterrein) in deze reserve gestort worden. Van hieruit worden dan de diverse reserves gevoed, die dan op hun beurt weer dienen voor het aanleggen van de noodzakelijk geachte voorzieningen. Aangezien vanuit de reserve egalisatie grondkosten woningbouw al stortingen plaatsvinden ten behoeve van allerlei voorzieningen en dit jaarlijks wordt beoordeeld, is het niet wenselijk om nu extra middelen uit deze reserve op te nemen. Voorstel:
De reserve egalisatie grondkosten woningbouw in stand houden.
Effect:
Geen.
2.2.11 Reserve renovatie Nijverwaard De reserve renovatie Nijverwaard is ingesteld ter dekking van de kosten van investeringen op basis van het revitaliseringsplan, alsmede bodemonderzoeken en eventuele bodemsaneringen Nijverwaard. De herinrichting 2e en 3e fase Nijverwaard-oost is bijna afgerond. Door de verkoop van een erfpachtperceel begin 2008 resteert er nog een saldo van circa € 237.000. Hiervan moeten nog wel een aantal maatregelen/onderzoeken gefinancierd worden, waardoor het geraamde overschot per 31-12-2010 circa € 175.000 zal bedragen. Dit bedrag zal worden ingezet om nog een aantal zaken te realiseren.
Voorstel :
De reserve renovatie Nijverwaard in stand houden.
Effect :
Geen.
2.2.12 Stimuleringsreserve woningbouw De stimuleringsreserve woningbouw is ingevoerd voor het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan woongelegenheden en onroerende aanhorigheden, alsmede de direct aangrenzende omgeving. De reserve wordt voornamelijk gevoed door stortingen van de verkoopopbreng-
8
sten van gemeentewoningen (eind 2008 nog 16). Tekorten van de exploitatie van de gemeentewoningen worden gedekt uit de stimuleringsreserve woningbouw. Eind 2008 was het saldo van de reserve € 1.77 miljoen en de raming van het saldo per 31 december 2012 geeft een uitkomst van € 1.5 miljoen. De Verkoopopbrengsten zullen in de nabije toekomst opdrogen. Echter door de verkoop zullen ook de exploitatielasten en dus ook de tekorten verder afnemen Het voorstel is om deze reserve te laten voortbestaan met dezelfde beschikkingscriteria. Uit deze reserve zouden wel onttrekkingen kunnen plaatsvinden van circa € 500.000. Dit zouden conform de onttrekkingscriteria aan woningbouw gerelateerde zaken kunnen zijn. Voorstel:
De stimuleringsreserve woningbouw in stand houden. Voor aan woningbouwgerelateerde zaken circa € 500.000 onttrekken.
Effect:
Circa € 500.000 beschikbaar voor projecten rondom woningbouw.
2.2.13 Reserve onderhoud monumenten De reserve onderhoud monumenten is ingevoerd voor het uitvoeren van het monumentenbeleid. Per 31-12-2008 was het saldo circa € 15.000, hierop rust nog een verplichting in 2008 van circa € 6.000. Zodat per saldo nog een resteert van € 9.000. Een groot aantal monumenten kampt met achterstallig onderhoud. Deze reserve kan dus niet zomaar worden opgeheven. Een alternatief voor deze reserve is om hem samen te voegen met de reserve toepassing beeldende kunst. Dan zou uit die reserve geput kunnen worden voor nieuwe kunstwerken en voor het onderhoud van bestaande kunstwerken en monumenten. Voorstel :
Voorlopig de reserve onderhoud monumenten continueren.
Effect :
Geen
2.2.14 Reserve toepassing beeldende kunst Het doel van deze reserve is: a. het aankopen van kunst ten behoeve van de openbare ruimte; b. het verstrekken van kunstopdrachten ten behoeve van de openbare ruimte; c. stimulering van eenmalige unieke projecten of activiteiten op het terrein van de beeldende kunst. De reserve wordt gevoed door bij de bouw van gemeentelijke projecten 1% van de werkelijke (stichtings)kosten te doteren aan de reserve toepassing beeldende kunst. Deze regeling staat ook bekend onder de naam ‘1% regeling’ (Raadsbesluit van 30 oktober 2007 en gewijzigd bij Collegebesluit van 9 januari 2007 aangezien in de praktijk bleek dat bij weinig projecten rekening gehouden werd met de 1% regeling). Het saldo van deze reserve bedraagt thans circa € 35.000, daartegenover staan voor € 28.000 verplichtingen. Er resteert nog een saldo van € 8.000, dit bedrag zal nog voor kunstopdrachten worden gebruikt. Er zijn geen vergelijkbare reserves waarmee deze reserve eventueel samengevoegd zou kunnen worden. Het voorstel is dan ook om deze reserve ongewijzigd te handhaven.
9
Voorstel:
De reserve handhaven.
Effect:
Geen.
2.2.15 Reserve innovatie zwembad De reserve innovatie zwembad dient als dekking bij uitbreiding of innovatieve aanpassingen van zwembad de Lockhorst. Voeding van deze reserve kan plaats vinden via een storting ten laste van de exploitatie of via overschotten op het jaarlijkse subsidiebedrag. Aangezien het zwembad nu in handen van een particuliere onderneming (Optisport Sliedrecht B.V.) is, zou de gemeente hier verder geen bemoeienis mee hoeven te hebben. Desondanks is het goed voorstelbaar dat het zwembad aan zal kloppen bij de gemeente om (mede) financiering van een innovatie of onderhoud. Voor dit laatste is de reserve echter niet bedoeld. Vermoedelijk kan deze reserve dus op termijn vrij vallen. Het voorstel is om eerst het komende jaar (2009) af te wachten alvorens het besluit te nemen of de reserve geliquideerd kan worden of niet. Voorstel:
In 2009 de reserve in ieder geval nog in stand houden. Bij de rekening 2009 bezien of deze reserve kan vrijvallen.
Effect:
Voorlopig geen..
2.2.16 Reserve infrastructurele werken De reserve infrastructurele werken dient voor de dekking van de aanleg, uitbreiding en verbetering van de infrastructuur. Op dit moment bedraagd het saldo circa € 600.000, maar er rusten veel verplichtingen op deze reserve. De voeding geschied vanuit de grondexploitaties op het moment dat percelen grond verkocht worden. Door het schuiven van projecten binnen de meerjarenprognose blijft er een positief saldo, maar door het uitblijven van grondverkopen zijn de middelen in deze reserve tot 2010 uiterst krap geraamd. Hierna wordt de reserve weer gevoed uit de diverse grondverkopen, waaronder die uit Baanhoek-west, waardoor er voor diverse projecten middelen voorhanden zijn. Voor werken die nog weinig concreet zijn, zijn er geen kosten geraamd (Watertorenterrein). Voorstel:
De reserve handhaven.
Effect:
Geen.
10
3.
Voorzieningen
3.1
Omvang en aantal voorzieningen
Net zoals bij de reserves, is ook het aantal voorzieningen de afgelopen jaren gedaald. Niet alleen in aantal, maar ook in omvang. Waren er in 2004 nog 40 voorzieningen; bij de rekening 2008 waren dit er nog maar 22. De reden hiervoor is dat per 1 januari 2008 (op grond van gewijzigde regelgeving) een groot aantal voorzieningen op de balans onder de overlopende passiva zijn opgenomen als ‘vooruitontvangen gelden’. Op grond van artikel 49 van de BBV betreffen dit: a. verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen, met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume; b. de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren; c. overige vooruit ontvangen bedragen die ten bate van volgende begrotingsjaren komen.’. Dit zijn, kort gezegd, nog niet bestede subsidies of uitkeringen van het Rijk of provincie. Hiertoe behoren onder andere de voorziening stedelijke vernieuwing en de voorziening opvang asielzoekers. Een volledig overzicht is terug te vinden in de bijlage. Dit heeft uiteraard ook gevolgen voor de omvang van de voorzieningen. Die daalde van € 14,9 miljoen in 2004 naar € 10,9 miljoen in 2008. De geprognosticeerde omvang per ultimo 2012 is € 6,3 miljoen.
Jaar 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Aantal 40 37 37 34 22 22 22 22 22
Boekwaarde ultimo € 14,9 miljoen € 12,0 miljoen € 14,0 miljoen € 13,7 miljoen € 10,9 miljoen € 8,0 miljoen € 7,1 miljoen € 5,8 miljoen € 6,3 miljoen
De voorzieningen kunnen op grond van de BBV in 3 delen opgeknipt worden: 1. Voorzieningen voor risico’s en verplichtingen; 2. Onderhoudsegalisatievoorzieningen; 3. Voorzieningen voor door derden beklemde middelen.
Tot de eerste categorie behoren o.a. de arbeidsgerelateerde voorzieningen (wachtgeld, spaarverlof). Tot de tweede behoren bijvoorbeeld de voorzieningen onderhoud wegen en onderwijshuisvesting. Tot de laatste categorie behoort de voorziening meubilair openbaar onderwijs en de vijfjaarlijkse afrekening bijzonder onderwijs. De bovenstaande indeling is ook in dit stuk aangehouden.
11
3.2
Beschrijving van de voorzieningen, samenvoegen of vrij laten vallen
3.2.1
Voorzieningen voor verplichtingen en risico’s.
3.2.1.1 Personeelsvoorzieningen De personeelsvoorzieningen bestaan uit een drietal onderdelen: spaarverlof ambtenaren; wachtgeld personeel en pensioen voormalige wethouders. Deze voorzieningen zijn volledig onderbouwd en dienen ter dekking van toekomstige claims. 3.2.1.2 Dubieuze debiteuren De voorziening dubieuze debiteuren wordt gebruikt voor het opvangen van verziezen als gevolg van oninbaarheid van (belasting-) debiteuren. Jaarlijks wordt de hoogte van deze voorziening berekend en aangepast, dit gebeurt bij het opstellen van de jaarrekening.
3.2.2
Onderhoudsegalisatievoorzieningen
3.2.2.1 Onderwijsvoorzieningen Sliedrecht kent drie verschillende (onderhoudsegalisatie) onderwijsvoorzieningen: - voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs; - voorziening huisvesting onderwijs; - voorziening onderhoud gebouwen openbaar onderwijs. De voorziening onderhoud gebouwen (binnenkant) openbaar onderwijs wordt gevoed via rijksbijdragen. Deze voorziening zal bij de fusie worden overgedragen aan de stichting openbaar onderwijs Papendrecht. Dit is budgettair neutraal voor Sliedrecht aangezien toevoegingen die anders in de jaren na 2009 plaats hadden gevonden (d.m.v. rijksbijdragen) dan direct naar de stichting openbaar onderwijs gaan. Aan de voorziening gevaren/calamiteiten openbaar onderwijs (gelden voor vergoeding van kosten aan schoolgebouwen als gevolg van vandalisme) zou eventueel € 50.000,- onttrokken kunnen worden. Wat betreft de voorziening huisvesting onderwijs, deze is bedoeld voor investeringen (in overleg met het Educatief beraad) ten behoeve van huisvesting onderwijs (uitbreiding, nieuwbouw, onderhoud buitenkant schoolgebouwen, eerste inrichting). Dit impliceert dus dat wanneer de voorziening calamiteiten ontoereikend zou zijn; er een beroep gedaan zal worden op de voorziening huisvesting onderwijs. Deze voorziening is bij de begroting 2009 op niveau gebracht en biedt geen ruimte voor vrijval ten gunste van de Algemene Bestemmingsreserve. De conclusie bij de onderwijsvoorzieningen is dat de voorziening onderhoud en gebouwen openbaar onderwijs overgedragen wordt; de voorzieningen gevaren/calamiteiten primair onderwijs en huisvesting onderwijs samengevoegd zouden kunnen worden.. Een deel van de voorziening calamiteiten (€ 50.000) zou vrij kunnen vallen. Voorstel:
- Voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs deels eenmalig vrij laten vallen voor een bedrag van € 50.000 - De voorzieningen gevaren/calamiteiten primair onderwijs en huisvesting onderwijs samen te voegen
Effect:
Incidentele toevoeging aan de algemene reserve van maximaal € 50.000.
12
3.2.2.2 Voorzieningen afdeling FZ/gebouwenbeheer
Als algemeen uitgangspunt geldt dat op basis van de Nota onderhoud gebouwen, vastgesteld in de raad van 18 december 2006, wordt gereserveerd voor toekomstig onderhoud van gebouwen, woningen en woonwagens. De jaarlijkse stortingen voor de uitvoering van het geplande toekomstig onderhoud worden ten laste van de verschillende objecten gebracht en zijn met het beheersplan onderbouwd. Als gevolg van bijvoorbeeld nieuwe wettelijke voorschriften terzake van gebouwen komt het nogal eens voor dat onverwacht investeringen ten laste van de voorzieningen van FZ moeten worden gebracht. In dit soort onvoorziene gevallen wordt bekeken of financiële dekking door prioriteitsstelling binnen de voorziening mogelijk is. Wanneer financiële dekking binnen de voorziening niet mogelijk is wordt een beroep gedaan op de algemene middelen (post Onvoorzien of de ABR). De onder het beheer van de organisatie-eenheid FZ vallende voorzieningen zijn: a. Voorziening buitengewoon onderhoud. Doel van deze voorziening: Egalisatie van de kosten van het buitengewoon onderhoud van diverse gemeentelijke gebouwen en objecten. Stortingen in de begroting 2009: totaal € 167.741 per jaar. b. Voorziening verenigingsaccommodaties. Doel van deze voorziening: Egalisatie van de kosten van het onderhoud van diverse gemeentelijke gebouwen en objecten die voor de huisvesting van vooral gesubsidieerde instellingen worden gebruikt. Stortingen in de begroting 2009: totaal € 20.025 per jaar. c. Voorziening onderhoud woningen. Doel van deze voorziening: Egalisatie van de kosten van het buitengewoon onderhoud van diverse gemeentelijke woningen. Stortingen in de begroting 2009: totaal € 8.624 per jaar. d. Voorziening huisvesting woonwagenbewoners. Doel van deze voorziening: Egalisatie van de kosten van het buitengewoon onderhoud van het woonwagenkamp, de woonwagenstandplaatsen en de gemeentelijke woonwagens. Stortingen in de begroting 2009: totaal € 6.285 per jaar.
3.2.2.1 Omvang voorzieningen onderhoud gebouwen (a en b) Het berekenen van de gewenste omvang en stortingen van deze voorzieningen is een lastig vraagstuk. Het vereist namelijk een verre kijk op de toekomst. Een toekomst met veel onzekerheden. Onzekerheden die ook van invloed op de onderhoudsplanning zijn. Bijvoorbeeld: door veranderende wettelijke voorschriften of milieu-eisen is het denkbaar dat geplande vervangingen behoeven te worden gewijzigd. Er is voor gekozen om de jaarlijkse storting aan de hand van een beheersplan over een periode van 10 jaar te berekenen. De looptijd van een gebouw is echter veel langer dan 10 jaar. Binnen de gehele looptijd van een gebouw is het denkbaar dat andere inzichten ontstaan omtrent de bestemming en het gebruik en zo kan de planning van groot-onderhoud worden achterhaald. Een planning met een horizon van 10 jaar is beter te overzien en geeft meer nauwkeurigheid om de jaarlijkse storting te berekenen. Deze twee voorzieningen worden gevoed door jaarlijkse stortingen ten laste van de verschillende gebouwen in de exploitatie. De stortingen van totaal € 187.766 per jaar (prijspeil 2009) zijn toereikend ter dekking van de onderhoudsverplichtingen inclusief inflatiecorrectie van 2,5% per jaar. De jaarlijkse storting is hierbij beoordeeld over een planningshorizon van 10 jaar. De middelen van de voorziening buitengewoon onderhoud zijn voldoende. In genoemde periode van 10 jaar wordt alleen in de voorziening huisvesting verenigingsaccommodaties (tijdelijk) een negatief saldo geraamd, te weten per 31 december 2014 een bedrag van € 18.325. Door samenvoeging van deze voorziening met de voorziening buitengewoon onderhoud wordt dit negatieve bedrag gecompenseerd door de ruimte in de andere voorziening.
13
3.2.2.2 Omvang voorzieningen onderhoud woningen en woonwagens (c en d) Deze twee voorzieningen worden gevoed door jaarlijkse stortingen ten laste van de verschillende woningen en woonwagens in de exploitatie. Door de stortingen van totaal € 14.909 per jaar (prijspeil 2009) worden de onderhoudsverplichtingen inclusief inflatiecorrectie van 2,5% per jaar ruimschoots gedekt, en is er zelfs een surplus van ca. € 60.000 (respectievelijk € 5.000 en € 55.000) . De jaarlijkse storting is hierbij beoordeeld over een planningshorizon van 10 jaar. Voorgesteld wordt dit surplus “af te romen” door in de jaarrekening 2009 het overschot ten gunste van het exploitatieresultaat te brengen. Voorstel :
Bij het opstellen van de jaarrekening 2009 het voordelig saldo van de voorzieningen onderhoud woonruimten, op dit moment geraamd op € 60.000, ten gunste van de rekeningresultaat 2009 (uiteindelijk ABR) te brengen.
Effect :
Eénmalig effect van ca. € 60.000 extra ruimte in de ABR (nieuw AR) in 2009 ten behoeve van het sparen voor “grote projecten”.
3.2.2.1 Samenvoeging voorzieningen buitengewoon onderhoud en verenigingsaccommodaties. Voor beide voorzieningen geldt kostenegalisatie voor het onderhoud van gebouwen als doel. Het ligt daarom in de rede om deze voorzieningen samen te voegen tot één voorziening onderhoud gebouwen. 3.2.2.2 Samenvoeging voorzieningen voor woningen en woonwagens. Voor beide voorzieningen geldt kostenegalisatie voor het onderhoud van woonruimten als doel. Het ligt daarom in de rede om deze voorzieningen samen te voegen tot één voorziening onderhoud woningen en woonwagens.
Voorstel :
De voorzieningen buitengewoon onderhoud en verenigingsaccommodaties samen te voegen tot één nieuwe voorziening buitengewoon onderhoud gebouwen. De voorzieningen onderhoud woningen en huisvesting woonwagenbewoners samen te voegen tot één nieuwe voorziening woningen en woonwagens
Effect :
Veréénvoudiging en meer mogelijkheden tot financiële compensatie in de voorzieningen.
3.2.2.3 Voorzieningen afdeling WW De afdeling Weg-en waterbouw kent 7 verschillende voorzieningen: - voorziening onderhoud straten en pleinen; - voorziening onderhoud geasfalteerde wegen; - voorziening onderhoud haven; - voorziening onderhoud ponton waterbus; - voorziening onderhoud bruggen; - voorziening onderhoud openbare verlichting; - voorziening onderhoud/egalisatie product riolering.
14
De voorziening onderhoud straten en pleinen wordt gevoed uit de jaarlijks niet gebruikte onderhoudsbudgetten uit de exploitatie. Door aanscherping van de BBV is dit niet langer toegestaan. Deze voorziening zal kan worden samengevoegd met de voorziening onderhoud geasfalteerde wegen. De voorziening onderhoud geasfalteerdewegen wordt gebruikt om de onderhoudslasten van de (geasfalteerde) wegen gelijkmatig over de begrotingsjaren te verdelen. Door aanscherping van de BBV zijn we verplicht om deze voorziening te onderbouwen met een meerjaren onderhoudsplan (is aanwezig, rapport verhardingsbeheer). Hierdoor kunnen er voorcalculatorisch geen overschotten meer in deze voorziening aanwezig zijn. Om de transparantie te vergroten wordt voorgesteld om met ingang van 2009 deze voorziening te gebruiken voor het onderhoud van alle wegen, straten en pleinen. De voorziening onderhoud haven wordt gebruikt om de kosten van het baggeren van de haven (eens in de vijf jaar) gelijkmatig over deze vijf begrotingsjaren te verdelen. Ook hiervoor geldt dat er een onderhoudsplan aanwezig moet zijn. Hierdoor kunnen er voorcalculatorisch geen overschotten meer in deze voorziening aanwezig zijn. De voorziening onderhoud ponton waterbus wordt gebruikt om de kosten van het onderhoud aan de pontons gelijkmatig over de komende begrotingsjaren te verdelen. Ook hiervoor geldt dat er een onderhoudsplan aanwezig moet zijn. Hierdoor kunnen er voorcalculatorisch geen overschotten meer in deze voorziening aanwezig zijn. De voorziening onderhoud en vervanging bruggen wordt gebruikt om de kosten het onderhoud en de vervanging van de bruggen gelijkmatig over de komende begrotingsjaren te verdelen. Ook hiervoor geldt dat er een onderhoudsplan aanwezig moet zijn. Hierdoor kunnen er voorcalculatorisch geen overschotten meer in deze voorziening aanwezig zijn. De voorziening onderhoud openbare verlichting wordt gebruikt om de kosten van het onderhoud en vervanging van de lampen en armaturen gelijkmatig over de komende begrotingsjaren te verdelen. Ook hiervoor geldt dat er een onderhoudsplan aanwezig moet zijn. Hierdoor kunnen er voorcalculatorisch geen overschotten meer in deze voorziening aanwezig zijn. De voorziening onderhoud/egalisatie product riolering wordt gebruikt om uitvoering te geven aan het gemeentelijk rioleringsplan. Deze voorziening is gevormd uit opbrengsten rioolrechten en dient daarom mede als tariefegalisatie.Het gemeentelijk rioleringsplan is het onderhoudsplan. De regelgeving hieromtrent wijzigt de komende jaren en wordt er verschillend gedacht over het hanteren van afschrijvingstermijnen door gemeente en provincie. In een aangepaste versie van het gemeentelijk rioleringsplan zal hier aandacht aan gegeven worden. Ook in deze voorziening kunnen er voorcalculatorisch geen overschotten aanwezig zijn.
Voorstel :
- De voorziening onderhoud straten en pleinen wordt opgeheven. De beschikkingscriteria voor de voorziening onderhoud geasfalteerde wegen worden uitgebreid met overige wegen, straten en pleinen. De voorziening gaat heten “Voorziening onderhoud wegen”; - Alle voorzieningen worden onderbouwd met een geactualiseerd onderhoudsplan;
Effect :
Veréénvoudiging en meer mogelijkheden tot financiële compensatie in de voorzieningen.
15
3.2.2.4 Voorzieningen afdeling PL/RT De afdeling Plantsoenen en reiniging kent 4 verschillende voorzieningen: - voorziening vervanging containers; - voorziening onderhoud speelvoorzieningen - voorziening buitengewoon onderhoud Plantsoenen en - voorziening egalisatie tarieven afvalstoffenheffing. De voorziening vervanging containers wordt gebruikt om de lasten gelijkmatig te verdelen over de begrotingsjaren. Doordat de containers een afschrijvingstermijn hebben van acht jaar en er in de meeste huishoudens nog de oorspronkelijke containers, uit 1994, aanwezig zijn is er een surplus binnen deze voorziening ontstaan. Daarnaast zijn de aankoopbedragen van de containers de afgelopen jaren gedaald. Uit deze voorziening worden ook de nieuwe ondergrondse afvalcontainers betaald, dit zal nog zeker tot in 2012 doorlopen. Desondanks is er een surplus van circa € 200.000, dit bedrag zou in 2009 eenmalig onttrokken kunnen worden uit deze voorziening. Dit bedrag kan dan in de AR gestort worden ten behoeve van het sparen voor nieuwe projecten of dit bedrag kan aangewend worden voor het opknappen van de parken. De voorziening onderhoud speelvoorzieningen wordt aangewend voor de vervanging, renovatie of groot onderhoud van speelvoorzieningen. Tot 2012 is deze voorziening matig gevuld. De voorziening buitengewoon onderhoud PR is noodzakelijk voor een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren. In 2010 zal er een surplus zijn van € 64.000 oplopend tot € 105.000 in 2012. Een deel van dit surplus (€ 50.000) zou afgeroomd kunnen worden. Ook voor deze voorzieningen geldt dat er een onderhoudsplan aan ten grondslag dient te liggen. De voorziening egalisatie tarieven afvalstoffenheffing is verbonden met de afvalstoffenheffingen. Lasten van de verwerking huisvuil kunnen hierdoor gelijkmatig over de jaren verdeeld worden. Per 31-12-2008 zal er circa € 1.000.000 in deze voorziening zitten. Met dit bedrag is gerekend in de diverse calculaties voor de bouw van de nieuwe milieuwerf. In 2009 en verder zullen nog stortingen plaatsvinden. Deze bedragen worden aangewend voor het opvangen van calculatieverschillen bij de realisatie van de nieuwe milieustraat.
Voorstel :
Een deel van het surplus van de voorziening vervangen containers ad € 200.000 kan gestort worden in de ABR (nieuw AR) ten behoeve van het sparen voor
nieuwe projecten. Een deel van het surplus van de voorziening buitengewoon onderhoud PR ad € 50.000 kan gestort worden in de ABR (nieuw AR) ten behoeve van het sparen voor nieuwe projecten. Effect :
Eénmalig effect van ca. € 250.000 extra ruimte in de ABR (nieuw AR) in 2009 ten behoeve van het sparen voor “grote projecten”.
16
3.2.2.5 Voorzieningen afdeling ROBM Deze afdeling kent geen voorzieningen.
3.2.2.6 Voorzieningen afdeling Projecten
Deze afdeling kent één voorziening t.w. “Voorziening exploitatie De Grienden”. Deze voorziening is gevormd om de verliezen van de bouwgrondexploitatie ‘De Grienden” op te vangen. In 2009 worden de laatste werkzaamheden afgerond en zal de voorziening volledig benut zijn. Indien er eventueel nog sprake is van een overschot, dan zal dat ten gunste van het exploitatieresultaat worden gebracht.
3.2.3
Voorzieningen voor door derden beklemde middelen
3.2.3.1 Onderwijsvoorzieningen De voorziening onderhoud meubilair openbaar onderwijs wordt gevoed via rijksbijdragen. Deze voorziening zal bij de fusie worden overgedragen aan de stichting openbaar onderwijs Papendrecht. Dit is budgettair neutraal voor Sliedrecht aangezien toevoegingen die anders in de jaren na 2009 plaats hadden gevonden (d.m.v. rijksbijdragen) nu direct naar de stichting openbaar onderwijs gaan. De voorzieningen onderwijsleerpakket (OLP) De Wilgen, Roald Dahl, Henri Dunant worden gevoed via rijksbijdragen. Deze voorziening zal bij de fusie worden overgedragen aan de stichting openbaar onderwijs Papendrecht. Dit is budgettair neutraal voor Sliedrecht aangezien toevoegingen die anders in de jaren na 2009 plaats hadden gevonden (d.m.v. rijksbijdragen) nu direct naar de stichting openbaar onderwijs gaan. De voorziening verzilvering De Wilgen wordt gevoed via rijksbijdragen. Deze voorziening zal bij de fusie worden overgedragen aan de stichting openbaar onderwijs Papendrecht. Dit is budgettair neutraal voor Sliedrecht aangezien toevoegingen die anders in de jaren na 2009 plaats hadden gevonden (d.m.v. rijksbijdragen) nu direct naar de stichting openbaar onderwijs gaan. De voorziening 5-jaarlijkse afrekening bijzonder onderwijs betreft de doorbetalingsverplichting aan het bijzonder basisonderwijs bij overschrijding van kosten (verschil tussen de inkomsten en de uitgaven) voor materiële instandhouding en personeel van het openbaar onderwijs. Het minimumbedrag voor deze voorziening ligt rond de € 30.000,-..De voorziening 5-jaarljikse afrekening bijzonder onderwijs moet gehandhaafd blijven tot het moment van definitieve afwikkeling (ultimo 2009).
Voorstel:
-Voorziening 5-jaarlijkse afrekening bijzonder onderwijs in stand houden tot ultimo 2009.
Effect:
Geen.
17
3.2.3.2 Overige voorzieningen door derden beklemde middelen Daarnaast zijn er nog de voorzieningen afkoop onderhoud graven, Stedelijke vernieuwing, risico’s WWB, Werkgelegenheid, Inburgeringsgelden, Opvang asielzoekers en onderwijs achterstandenbeleid.
Dit kunnen met ingang van 1 januari 2009 geen voorzieningen meer zijn (aanpassing BBV), maar zullen als schuld opgenomen worden op de balans per 31-12-2008 als nog niet bestede subsidies of uitkeringen van het Rijk of provincie. Hier zullen geen bedragen van vrijvallen, immers of de subsidie moet nog besteed worden of het restbedrag zal terugbetaald moeten worden.
18
4.1
Rente reserves en voorzieningen
4.0
Het begrip “bespaarde rente”
In onze gemeente werken we met een zogenoemde “renteomslag”, een berekeningsmethodiek waarbij de totale netto rentekosten van zowel de vreemde als de eigen financieringsmiddelen worden omgeslagen over de totale investeringen. De rentetoerekening aan reserves betreft de zogenaamde toevoeging wegens bespaarde rente. Dit is bij gemeenten in het algemeen gebruikelijk omdat door de reserves en voorzieningen als financieringsmiddel te gebruiken rente wordt bespaard die anders over aan te trekken langlopende geldleningen had moeten worden betaald. Die bespaarde rente wordt in de exploitatie als baat opgenomen.
4.1
Huidige gedragslijn rente
4.1.1
Rente voorzieningen.
Rentetoevoeging aan voorzieningen is volgens artikel 45 van het BBV niet toegestaan. Uitgangspunt is dat voorzieningen naar beste schatting dekkend dienen te zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Ten einde de gewenste omvang van de voorzieningen beschikbaar te krijgen, wordt hetgeen tot 2004 als “rente” aan de voorziening werd toegevoegd (50% van de bespaarde rente), vanaf 2004 aangemerkt als een “vermeerdering wegens inflatie” om de voorziening op de juiste hoogte te houden. De andere helft van de bespaarde rente van de voorzieningen wordt toegevoegd aan de algemene bestemmingsreserve (ABR). 4.1.2
Rente reserves
Rentetoevoeging aan reserves is volgens artikel 45 van het BBV wel toegestaan. De renteopbrengst van de algemene reserve wordt in de gemeentebegroting volledig gebruikt als structureel budgettair dekkingsmiddel. Ten aanzien van de overige reserves wordt in principe de helft van de bespaarde rente in de vorm van “vermeerdering wegens inflatie” bijgeschreven op de boekwaarde. De andere helft wordt toegevoegd aan de exploitatie van baten en lasten. Bij reserves die volledig dienen ter (gedeeltelijke) dekking van kapitaallasten van investeringen in het verleden, zoals bijvoorbeeld de reserve huisvesting ambtelijk en bestuurlijk apparaat, wordt de bespaarde rente voor 100% toegevoegd aan de reserves. Hiervoor is gekozen omdat zowel de afschrijving als de rente van investeringen ten laste van deze reserves komen. Het inzetten van bespaarde rente ten gunste van de exploitatie kan risicovol zijn omdat hiermee (een deel van) het vermogen van de gemeente wordt geblokkeerd. Het aanspreken van (een deel van) de reserves heeft immers tot gevolg dat de geraamde inkomsten uit de bespaarde rente niet kunnen worden gerealiseerd. In het bijlagenboek bij de beheersbegroting wordt in onze gemeente daarom ieder jaar aandacht besteed aan het meerjarig verloop van de saldi van de reserves. Op basis van deze meerjaren-overzichten worden de rente-inkomsten in de (meerjaren)begroting geraamd. Op deze wijze kunnen we de geschetste risico’s monitoren en beheersen.
4.2
Beoordeling huidige gedragslijn mbt de rente
Voorzieningen De rentetoevoegingen (lees “inflatiecorrectie”) zijn noodzakelijk ten behoeve van de tijdige opbouw van de noodzakelijke omvang van de voorziening. Voorgesteld wordt daarom om de huidige gedragslijn te continueren. Hierbij is het wel noodzakelijk dat de verplichtingen op de voorzieningen inclusief inflatiecorrectie worden verwerkt in de meerjarenramingen van de voorzieningen.
19
Reserves Er is geen aanleiding om de huidige gedragslijn te heroverwegen. Alle reserves blijven in de huidige werkwijze waardevast omdat over het saldo van de reserves een inflatiecorrectie wordt bijgeschreven. Voor het effect van de samenvoeging van de algemene reserve en de algemene bestemmingsreserve (hogere rentetoevoeging in de ABR) wordt verwezen naar paragraaf 2.2. Daarnaast is reeds bij de vaststelling van de zomernota in de raad van 30 juni 2008 (zie programma 10 van de zomernota) besloten de rente van de algemene bestemmingsreserve (ABR) en de reserve egalisatie grondkosten woningbouw, die ten gunste komt van de exploitatie, in heroverweging te nemen. Reden hiertoe is dat deze reserves, die bij de berekening van het weerstandsvermogen worden betrokken, vrij aanwendbaar dienen te zijn. Aanwending van deze reserves heeft namelijk direct consequenties voor de exploitatie. Besloten is om in de meerjarenramingen van de begroting 2009 de in de exploitatie geraamde rente-opbrengsten van de twee reserves gefaseerd af te bouwen tot € 0.
Voorstel :
De huidige gedragslijn van rente- en inflatietoevoegingen (50% van de omslagrente) continueren, met dien verstande dat bij de volgende reserves de rente voor 100% zal worden toegevoegd: - de algemene reserve; - de reserve egalisatie grondkosten woningbouw; - de reserves die volledig dienen ter (gedeeltelijke) dekking van kapitaallasten van investeringen in het verleden. De gehanteerde aannames over de inflatie consequent vastleggen in bijlage D.2 van de beheersbegroting en -rekening en geregeld toetsen aan de werkelijkheid.
Effect :
Verlies aan structureel dekkingsmiddel: rente opbrengsten van de reserve egw en de ABR. Zie programma 10 van de zomernota 2008 voor de gefaseerde afbouw: vanaf 2012 een budgettair nadeel van € 96.000 per jaar (op basis van de cijfers van de begroting 2008). Daarnaast wordt in paragraaf 2.2.1 van de voorliggende adviesnota het effect van het voorstel terzake van de AR aangegeven. In de meerjarenoverzichten van de reserves en voorzieningen de verplichtingen ramen inclusief inflatiecorrectie. Dit is een verbeterpunt ten opzichte van de huidige praktijk. Een nadeel van deze werkwijze is dat sommige posten in de begroting nog in constante prijzen vermeld worden en andere (die waar reserves en voorzieningen voor gevormd zijn) in lopende prijzen.
20
5.
Samenvatting, conclusies en voorstellen
5.1
Voorstellen m.i.v. 2009 - Samenvoegen Algemene reserve (AR) en Algemene bestemmingsreserve (ABR) tot één nieuwe Algemene reserve (AR) met een buffer in het kader van de weerstandscapaciteit van € 4 miljoen; - In de meerjarenramingen van de exploitatiebegroting de geraamde renteopbrengsten van de AR en de reserve egalisatie grondkosten woningbouw af te bouwen tot € 0; - De rente over de algemene reserve niet meer ten gunste van de exploitatie brengen, maar volledig toevoegen aan de reserve; - Het principe om positieve rekeningresultaten te storten in de AR te continueren; - In overleg met het GO, de reserve arbeidsvoorwaardenbeleid laten vrijvallen; - Opheffen reserve wegen, groen en gebouwen en het saldo toevoegen aan de AR - Onttrekking van € 350.000 uit de reserve vervanging materieel PR/PL en storten in de AR ten behoeve van sparen voor grote projecten; - Onttrekking van € 500.000 uit de reserve stimulering woningbouw ten behoeve van woningbouwgerelateerde projecten, via de AR; - Bij opmaak van de rekening 2009 bekijken of reserve innovatie zwembad opgeheven kan worden; - Een eenmalige uitname te doen uit de reserve IT van € 300.000 en dit bedrag te storten in de AR - Voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs en huisvesting onderwijs samenvoegen en eenmalig een bedrag van € 50.000 laten vrijvallen ten gunste van de AR; - Eenmalige onttrekking aan de nieuwe voorziening onderhoud woningen en woonwagens van € 60.000 ten gunste van de AR ; - Voorzieningen buitengewoon onderhoud en verenigingsaccommodaties samenvoegen tot één nieuwe voorziening buitengewoon onderhoud gebouwen; - Voorzieningen onderhoud woningen en huisvesting woonwagenbewoners samenvoegen tot één nieuwe voorziening woningen en woonwagens; - De beschikkingscriteria van de voorziening geasfalteerde wegen uitbreiden met overige wegen, straten en pleinen en te vernoemen tot “Voorziening onderhoud wegen”. - Een deel van het surplus van de voorziening containers (€ 200.000) en de voorziening buitengewoon onderhoud (€ 50.000) onttrekken en storten in de AR ten behoeve van sparen voor nieuwe projecten..
5.2
Samenvatting en conclusies Bovengenoemde mutaties leiden tot het volgende overzicht:
21
Overzicht mutaties onderzoek reserves en voorzieningen Gemeente Sliedrecht Omschrijving
Surplus
Tekort
Te onttrekken
Mutaties 2009 Samenvoeging AR + ABR = Nwe AR Hiervan is buffer Nwe AR Mutatie reserve arbeidsvoorwaardenbeleid Vrijval reserve wegen, groen en gebouwen Reserve ontwikkelingen IT Verlies renteopbrengst AR Vrijval reserve vervanging PR/PL Vrijval voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs Vrijval voorziening onderhoud woonruimten Vrijval voorziening vervanging containers Vrijval voorziening buitengewoon onderhouid PR Vrijval reserve stimulering woningbouw
2.101.570 -2.000.000 10.600 2.800 300.000 96.000 350.000 50.000 60.000 200.000 50.000 1.000.000
2.028.970
Stand na mutaties 2009
Mutaties 2010 Rente bijschrijving Verlies renteopbrengst AR
50.724 96.000
1.983.694
Stand na mutaties 2010
Mutaties 2011 Rente bijschrijving Verlies renteopbrengst AR
49.592 96.000
1.937.287
Stand na mutaties 2011
Mutaties 2012 Rente bijschrijving Verlies renteopbrengst AR Stand na mutaties 2012
48.432 96.000
1.889.719
Uit het overzicht van de mutaties uit dit onderzoek blijkt dat er in de periode 2009-2012 circa 1,9 miljoen vrijgemaakt kan worden voor grote projecten. Dit bedrag komt bij het surplus uit de ABR (nieuw AR) zoals dat gepresenteerd wordt bij de begroting 2009. Wij wijzen er op dat dit onderzoek uitsluitend een inventarisatie is en niet in gaat op de besteding van dit bedrag. Hierbij maken we nog de volgende opmerkingen:: 1. In de organisatie wordt zeer voorzichtig omgesprongen met de budgetten, reserves en voorzieningen. Binnen de exploitatie wordt rekening gehouden met diverse tegenvallers, uitgaven worden ruim opgenomen en ontvangsten worden daarentegen voorzichtig geraamd. Daarnaast is er ook nog een buffer in de reserves en voorzieningen is opgenomen. Hierdoor zijn dubbele zekerheden ingebouwd. Dit leidt jaarlijks in de jaarrekening tot overschotten in de exploitatie en dus tot toevoegingen aan de reserves en voorzieningen. 2. Daarnaast worden in sommige gevallen nog kredieten aangehouden, waarop al diverse jaren niet of nauwelijks wordt gemuteerd. Ook dit leidt tot diverse buffers. Onze inschatting is dat door het terugdringen van deze buffers nog eens extra middelen vrijgemaakt kunnen worden.
22
Bijlage 1:
BBV 2004
Artikel 43 1. In de balans worden de reserves onderscheiden naar: a. de algemene reserve; b. de bestemmingsreserves. 2. Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan provinciale staten respectievelijk de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven.
Artikel 44 1. Voorzieningen worden gevormd wegens: a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten; b. op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten; c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren. 2. Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b. 3. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.
Artikel 45 Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.
Artikel 49 In de balans worden onder de overlopende passiva afzonderlijk opgenomen: a. verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen, met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume; b. de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren; c. overige vooruit ontvangen bedragen die ten bate van volgende begrotingsjaren komen.
Uit de begrippenlijst van de Commissie BBV:
Zie ook de Vraag&Antwoord rubriek op www.commissiebbv.nl
23
Bijlage 2:
Beschikkingscriteria voorzieningen
Voorziening spaarverlof ambtenaren
Voorziening wachtgeld personeel
Voorziening pensioen voormalige wethouders
Het spaarverlof is een relatief nieuw HRM-instrument. Hoeveel gebruik hiervan zal worden gemaakt, zal pas na verloop van tijd duidelijk worden. Voor de eerstkomende jaren ligt een groei van het spaarverlof in de rede. Deze middelen zijn nodig in verband met de in het verleden ontstane verplichtingen.
Deze middelen zijn nodig in verband met de in het verleden ontstane verplichtingen.
Voorziening pensioen wethouders
Ten behoeve van overheveling van gelden van het pensioenfonds van één wethouder naar het fonds APPA
Voorziening dubieuze debiteuren
Voorziening ten behoeve van het opvangen van verliezen als gevolg van oninbaarheid van (belasting-)debiteuren
Voorziening exploitatie De Grienden
Voorziening egalisatie tarieven afvalstoffenheffing
Deze voorziening is gevormd omdat er sprake is van een verlies, waarvan de omvang redelijk is in te schatten op basis van de exploitatieberekening van deze bouwgrondexploitatie.
Deze voorziening is gevormd wegens kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt. De kosten vonden hun oorsprong in het begrotingsjaar en in voorafgaande begrotingsjaren. De voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.
Voorziening buitengewoon onderh. FZ/GB Egalisatie van de kosten van het buitengewoon onderhoud van diverse gemeentelijke gebouwen en objecten. Voorziening verenigingsaccommodaties
Voorziening onderhoud woningen
Voorziening huisv.woonwagenbewoners
Voorziening buitengewoon onderhoud afdeling PR
Egalisatie van de kosten van het onderhoud van diverse gemeentelijke gebouwen en objecten die voor de huisvesting van vooral gesubsidieerde instellingen worden gebruikt. Egalisatie van de kosten van het buitengewoon onderhoud van diverse gemeentelijke woningen.
Egalisatie van de kosten van het buitengewoon onderhoud van het woonwagenkamp, de woonwagenstandplaatsen en de gemeentelijke woonwagens.
Deze voorziening is noodzakelijk voor een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.
24
Voorziening onderhoud en egalisatie Uitvoering gemeentelijk rioleringsplan. Deze voorziening is gevormd product riolering uit opbrengsten rioolrechten en dient daarom mede als tariefegalisatie (art. 44 lid 2 van BBV). Samenvattend geldt ten aanzien van de kosten van het product Riolering: .- investeringen terzake van vervanging of verbetering: activeren .-planmatig groot onderhoud : ten laste van voorziening .-klein onderhoud : ten laste van exploitatie Voorziening onderhoud en vervanging Aan te wenden ter vervanging, renovatie of groot onderhoud van speelvoorzieningen speelvoorzieningen. Voorziening gevaren/calamiteiten primair onderwijs
Gelden voor vergoeding van kosten aan schoolgebouwen als gevolg van vandalisme.
Voorziening huisvesting onderwijs Investeringen in overleg met het Educatief Beraad ten behoeve van huisvesting onderwijs (uitbreiding, niuewbouw, onderhoud "buitenkant" schoolgebouwen, 1e inrichting). Voorziening onderhoud gebouwen openbaar onderwijs
Gelden voor onderhoud "binnenkant"van schoolgebouwen openbaar onderwijs.
Voorziening Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenplan
Uitgaven op basis van een 4-jaarlijks programma, het Educatief Beraad heeft een adviserende rol Besteding binnen de werkingssfeer van de ROA/Wet gemeentelijke Voorziening opvang asielzoekers zorg voorwaardelijk verblijfsgerechtigden Voorziening vervanging containers De 1e reden voor het intact houden van dit fonds is dat er sprake is van afvalstoffenheffingen van burgers met een gebonden besteding. De 2e reden is dat de lasten gelijkmatig moeten worden verdeeld over een aantal begrotingsjaren. Voorziening afkoop onderhoud graven
Uitbreiding begraafplaats. Jaarlijkse beschikking ten gunste van de exploitatie van de begraafplaats.
Voorziening onderhoud haven
Deze voorziening is nodig omdat de lasten gelijkmatig moeten worden verdeeld over een aantal begrotingsjaren.
Voorziening periodiek onderhoud geasfalteerde wegen
Deze voorziening is nodig omdat de lasten gelijkmatig moeten worden verdeeld over een aanstal begrotingsjaren.
Voorziening onderhoud straten en pleinen
Nog niet uitgevoerd straatwerk programma's vorige jaren.
Voorziening onderhoud ponton waterbus
Gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.
Voorziening stedelijke vernieuwing
In deze voorziening worden geoormerkte ISV-gelden gestort die van de Provincie zijn ontvangen. Deze voorziening mag alleen voor besteding van ISV-projecten worden ingezet. (Voor de definitieve toekenning en
25
uitbetaling van deze gelden moet deugdelijk aan de Provincie worden verantwoord welke uitgaven ten behoeve van de ISV-projecten zijn gedaan en tot welke resultaten deze hebben geleid.) Voorziening risico’s WWB (Wet Werk en Bijstand)
De voorziening dient de tekorten op te vangen die eventueel ontstaan tengevolge van de budgettering van de bijstand. Er wordt rekening mee gehouden dat tekorten kunnen ontstaan op met name het "werkdeel"van de nieuwe WWB. Er zijn latente financiële verplichtingen.
Voorziening opvang asielzoekers
Besteding binnen de werkingssfeer van de ROA/Wet gemeentelijke zorg voorwaardelijk verblijfsgerechtigden.
Voorziening werkgelegenheid
Deze voorziening dient voor reïntegratietrajecten en uitstroom tot en met 2006. In 2007 kan worden vastgesteld hoeveel van de ontvangen gelden kan worden behouden c.q. moet worden terugbetaald. De voorziening mag ook voor uitgaven op bescheiden schaal voor klantmanagement worden ingezet.
Voorziening inburgeringsgelden
Besteding van de gelden binnen de werkingssfeer van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN). De voorziening is opgebouwd doordat de door de gemeentelijke uitgaven ten behoeve van inburgering lager waren dan de ontvangen middelen van uit het Rijk. De gelden in de voorziening kunnen besteed worden ten behoeve van zaken die direct of indirect te maken hebben met inburgering. Jaarlijks wordt aan het ministerie verantwoording afgelegd ("declaratie VWS-middelen Inburgering Nieuwkomers") over de gemaakte uitgaven waarmee ook de stand van de voorz./tekort gerapporteerd wordt.
Voorziening verzilvering De Wilgen
Voorziening verzilvering R. Dahl Voorziening meubilair openbaar onderwijs
Gelden voor bekostiging van extra personeel voor obs De Wilgen, b.v. extra inzet formatie, kosten ouderschapsverlof, stagiaires etc. Idem voor obs R. Dahl.
Gelden voor vervanging van afgeschreven/verouderd meubilair openbaar onderwijs.
Voorziening 5 jaarlijkse afrekening Doorbetalingsverplichting aan bijzonder basisonderwijs bij bijzonder onderwijs overschrijding van kosten ( verschil inkomsten en uitgaven) voor materiële instandhouding en personeel van het openbaar onderwijs. Aanvullende uitkering in het kader van Sociaal Statuut bij onvermijdbaar ontslag van personeel Erasmusschool, thans werkzaam aan Griendencollege voor vmbo Personeelsleden openbaar onderwijs kunnen gedurende een vastgestelde periode hun arbeidsduurverkorting geheel of gedeeltelijk spaVoorziening opfrisverlof openbaar ren en alsdan opnemen. De vervanging wordt dan uit deze voorziening bekostigd. onderwijs Gelden voor bekostiging van gewenste cursussen personeel obs De Voorziening nascholing de Wilgen Wilgen Gelden voor bekostiging van gewenste cursussen personeel obs R. Voorziening nascholing R. Dahl Dahl Voorziening O.A.L.T. Per 1 augustus 2004 is de uitkering voor Onderwijs Allochtone LeVoorziening verzilvering v.m. Erasmus
26
Voorziening OLP De Wilgen
vende Talen beëindigd. De niet bestede gelden (geoormerkt) dienen te worden teruggestort naar het Rijk. Gelden voor vervanging van onderwijsmethoden, computers, etc. van obs De Wilgen die afgeschreven/verouderd zijn.
Voorziening OLP H. Dunantschool Gelden voor vervanging van onderwijsmethoden, computers, etc. van obs Henri Dunant die afgeschreven/verouderd zijn. Voorziening OLP R. Dahlschool
Voorziening gemeentelijk onderwijs achterstanden Plan
Voorziening onderwijs achterstandenbeleid
Gelden voor vervanging van onderwijsmethoden, computers, etc. van obs Roald Dahl die afgeschreven/verouderd zijn.
Uitgaven op basis van een 4 jaarlijks programma van de raad. Het Educatief Beraad heeft een adviserende rol. Deze voorziening is vervangen door de voorziening onderwijs achterstandenbeleid en kan na afrekening in 2007 vervallen.
Van het rijk ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid na advisering door het Educatief Beraad (overleg met schoolbesturen) te verdelen over onderwijsinstanties in Sliedrecht.
Voorziening onderhoud Openbare verlichting
Aan te wenden voor het periodiek vervangen van de lampen in de armaturen van de openbare verlichting.
Voorziening onderhoud en vervanging bruggen
Aan te wenden voor het periodiek onderhoud, vervangen en renovatie van bruggen.
27
Bijlage 3:
Beschikkingscriteria reserves
Algemene bestemmingsreserve
Reserve arbeidsvoorwaardenbeleid
Reserve wegen, groen en gebouwen
Reserve bedrijfsvoering 2007/2008
Reserve kapitaallasten verenigingsverz.geb.
Reserve kapitaallasten investeringen
Reserve huisvesting bestuur en ambtelijk apparaat
Reserve ontwikkelingen IT
1. De ABR is nodig ten behoeve van algemene risico-aanspraken die niet binnen de budgetten van de specifieke producten kunnen worden gecompenseerd. 2. Het afboeken van immaterieel actief 3. Het surplus boven de vrije ruimte (in principe wordt een buffer van EUR 2 miljoen aangehouden) kan worden ingezet voor het realiseren van éénmalige beleidsvoornemens.
Resultaten van het overleg tussen het GO (Georganiseerd Overleg) en het gemeentebestuur. In overleg met het GO zal de bestemming van de restant-middelen worden bepaald, waarna de reserve kan worden opgeheven.
Deze reserve is in 2005 beschikbaar gesteld voor het wegwerken van onderhoudsachterstanden op het gebied van "wegen, groen en gebouwen".
Reserve i.v.m. toekomstige (ontwikkelingen) op het gebied van de bedrijfsvoering in relatie tot de oprichting van het Servicecentrum Drechtsteden.
De middelen van deze reserve dienen ter (gedeeltelijke) dekking van kapitaallasten van reeds aanwezige activa (investeringen in het verleden), specifiek als dekkingsmiddel voor het verenigingsverzamelgebouw (westvleugel gemeentekantoor). Het veranderen van de bestemming van deze reserve heeft heeft gevolgen voor de exploitatie.
De middelen van deze reserve dienen ter (gedeeltelijke) dekking van kapitaallasten van reeds aanwezige activa (investeringen in het verleden). Het veranderen van de bestemming van deze reserve heeft gevolgen voor de exploitatie.
Dient als dekkingsmiddel voor de kapitaallasten (rente en afschrijving) van de investeringen in het nieuwe gemeentekantoor (oostvleugel en de verbinding tussen de vleugels) en voor de functieverbetering van het bestaande raadhuis. Deze reserve wordt beschikbaar gehouden voor de dekking van kapitaallasten van onvoorziene nieuwe investeringen c.q. de egalisatie van lasten die uit de automatiseringplanning volgen. Daarnaast wordt deze reserve beschikbaar gehouden voor het doen van extra afschrijvingen indien door externe oorzaken een investering zijn nut heeft verloren.
28
Reserve vervanging materieel PR De reserve is nodig voor de dekking van de kapitaallasten van investeringen in nieuw materieel. Daarnaast wordt de exploitatie gelijk belast. Dit laatste is cruciaal, omdat op basis van de exploitatie de tarieven voor de reinigingsrechten worden berekend. Het politieke bestuur is gebaat bij een solide tarievenbeleid. Reserve egalisatie grondkosten woningbouw
Reserve renovatie Nijverwaard
Stimuleringsreserve woningbouw
Reserve onderhoud monumenten
Samen met de ABR speelt deze reserve een belangrijke rol in het kader van het weerstandsvermogen van de gemeente. De reserve fungeert met het oog op: 1. Onvoorziene tegenvallers lopende bouwgrondexploitaties. 2. Dekking tekorten van nieuwe woningbouwplannen. 3. Voorbereidingskosten van plannen die niet in uitvoering worden genomen ( afschrijving immaterieel actief). De reserve wordt gevoed uit voordelige saldi van grondexploitaties c.q. verkochte gronden waaraan werkzaamheden zijn verricht. (bouwrijp maken, slopen, etc). De verplichtingen en voedingen zijn geactualiseerd.
Investeringen t.b.v. industrieterrein Nijverwaard op basis van het revitaliseringsplan, alsmede bodemonderzoeken en eventuele bodemsaneringen Nijverwaard.
Uitvoering van Regeling Stimuleringsreserve voor de woningbouw : "het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan woongelegenheden en onroerende aanhorigheden, alsmede de direct aangrenzende omgeving".
Uitvoering monumentenbeleid
Opvang incidentele tekorten binnen de doelstellingen van de Culturele Raad Reserve Culturele Raad Reserve toepassing beeldende kunst Aankoop van kunst en verstrekken van kunstopdrachten t.b.v. de openbare ruimte. Stimulering van éénmalige, unieke projecten c.q. activiteiten op het terrein van de beeldende kunst. Reserve Sportraad Reserve innovatie zwembad
Reserve aanloopverliezen zalencentrum
Stimulering van sportbeoefening binnen de gemeente Sliedrecht Dient als dekking bij uitbreiding of innovatieve aanpassingen van zwembad de Lockhorst. Wordt gevoed door jaarlijkse storting t.l.v. de exploitatie (gemeente) en overschotten op het subsidiebedrag.
De gemeente stond voor 5 jaar garant voor de aanloopverliezen van het Zalencentrum De Lockhorst. De subsidiëring vond plaats op basis van te verstrekken gegevens, zoals periodieke (kwartaal-)rapportages, een beleidsmatige toelichting op de cijfers en jaarrekeningen. Per 1 april 2006 heeft Optisport Sliedrecht BV de exploitatie van het centrum overgenomen. De financiële afwikkeling met de SRA heeft in het jaar 2007 plaatsgevonden.
29
Reserve verevening OZB Reserve invoertraject SoZa Reserve infrastructurele werken
Reserve om de tariefsverhogingen OZB af te vlakken Reserve om de salariskosten van de intern controleur (voormalig medewerker SoZa) tot zijn pensioengerechtigde leeftijd af te dekken Aanleg, uitbreiding en verbetering infrastructuur. Voeding geschiedt door het opslagbedrag per m2 vanuit de grondexploitaties op het moment dat de gronden verkocht worden. Gezien de huidige stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van Baanhoek-West en Baanhoek-Oost is het tijdstip van voeding van deze reserve onzeker. Bestemming van de uitgaven kan niet worden gewijzigd, omdat hiervoor reeds verplichtingen zijn aangegaan of onafwendbare claims op de gemeente afkomen.
Reserve hoofdwegenstructuur Uitvoering werken verkeerscirculatieplan. De reserve kent geen structurele voeding. De bestemming van de uitgaven kan niet worden gewijzigd.
30
Bijlage 4:
Omvang voorzieningen per 31-12-2008
Voorzieningen
Voorziening spaarverlof ambtenaren Voorziening wachtgeld personeel Voorziening pensioen voormalige wethouders Voorziening dubieuze debiteuren Voorziening buitengewoon onderhoud gebouwen Voorziening verenigingsaccommodaties Voorziening onderhoud woningen Voorziening huisvesting woonwagenbewoners Voorziening vervanging containers Voorziening buitengewoon onderhoud plantsoenen Voorziening afkoop onderhoud graven Voorziening onderhoud speelvoorzieningen Voorziening egalisatie tarieven afvalstoffenheffingen Voorziening grondexploitatie De Grienden1) Voorziening calamiteiten primair onderwijs Voorziening huisvesting onderwijs Voorziening onderhoud gebouwen openbaaronderwijs Voorziening onderhoud haven Voorziening periodiek onderhoud geasfalteerde wegen Voorziening onderhoud en egalisatie product riolering Voorziening onderhoud straten en pleinen Voorziening onderhoud ponton waterbus Totaal voorzieningen
Boekwaarde per 31-12-2008 242.048 177.739 160.904 304.663 427.299 81.487 7.123 77.717 588.809 135.757 817.219 86.516 998.554 99.182 84.238 419.154 95.506 22.220 389.154 5.232.398 407.175 122.041 10.976.903
31
Bijlage 5:
Omvang reserves per 31-12-2008
Reserves Algemene reserve Algemene bestemmingsreserve Reserve arbeidsvoorwaardenbeleid Reserve wegen, groen en gebouwen Reserve kapitaallasten verenigingsverzamelgebouw Reserve kapitaallasten investeringen Reserve huisvesting bestuur en ambtelijk apparaat Reserve IT Reserve vervanging materieel plantsoenen en reiniging Reserve egalisatie grondkosten woningbouw Reserve renovatie Nijverwaard Reserve stimulering woningbouw Reserve onderhoud monumenten Reserve toepassing beeldende kunst Reserve innovatie zwembad Reserve infrastructuur Totaal reserves
Boekwaarde per 31-12-2008 2.101.570 4.483.849 10.681 2.847 2.542.166 2.500.908 6.757.886 505.433 726.364 1.407.866 237.647 1.770.784 15.270 35.343 152.583 592.548 23.842.745
32