Agenda Opiniërende bijeenkomst
Maandag 22 november 2010, 19.30 uur Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht
1. 2.
3. 4a.
4b. 5.
6.
Opening Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Vaststellen agenda Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Mededelingen van de vertegenwoordigers in de gemeenschappelijke regelingen Rondvraag (mondelinge vragen o.g.v. artikel 45) Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. Verslag en actielijst opiniërende bijeenkomst van 25 oktober 2010 De raadsleden wordt gevraagd verslagen en actielijst vast te stellen.
Stukken
Richttijden 19.30-20.00
agenda 20.00-20.05 Informatiebrief 20.05-20.10 (komt vrijdag 19 november) 20.10-20.15 20.15-20.20
verslag actielijst
20.20-20.25
overzicht
20.25-20.30
raadsvoorstel raadsbesluit verordening
20.30-20.40
Onderwerpen Welzijn en Zorg
7.
8.
Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen Convenant en Subsidieverordening van het Samenwerkingsverband Aangepast sporten Drechtsteden De raadsleden wordt gevraagd: 1. kennis te nemen van het Convenant Samenwerkingsverband Aangepast sporten in de regio Drechtsteden; 2. de Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011 vast te stellen
-2-
9.
10.
11.
raadsvoorstel raadsbesluit
20.40-20.50
raadsvoorstel raadsbesluit
20.50-21.00
raadsvoorstel raadsbesluit a raadsbesluit b
21.00-21.10
overzicht Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen raadsvoorstel Gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan de raadsbesluit Driehoek De raadsleden wordt gevraagd: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Driehoek geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van het waterschap Rivierenland gegrond te verklaren;
21.10-21.15
Beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht De raadsleden wordt gevraagd de beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht vast te stellen Beschikbaar stellen voorbereidingskrediet Maatschappelijke Stage 2011 De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met: 1. het vormen van een reserve € 20.239 t.b.v. het budget Wmo/maatschappelijke stage 2010; 2. een voorbereidingskrediet van € 20.239 beschikbaar te stellen ten behoeve van Wmo/Maatschappelijke Stage 2011. Keuze deelname Biesbosch en oprichting Parkschap Nationaal Park De Biesbosch A. De raadsleden wordt gevraagd: 1) Toe te treden tot respectievelijk in te stemmen met toetreding per 1 januari 2011 door de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Drimmelen en Werkendam tot de Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch; 2) De naam van het Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch te wijzigen in Parkschap Nationaal Park De Biesbosch; 3) De leden van het algemeen bestuur de heer A. de Waard, de heer H.G. Verloop, de heer L.A. Huijser en de heer L. van Rekom ontslag te verlenen; 4) De portefeuillehouder Recreatie en Toerisme van de gemeente Sliedrecht aan te wijzen als lid van het algemeen bestuur van de regeling; 5) Dit besluit in werking te laten treden op 1 januari 2011; 6) Vaststellen van de Gemeenschappelijke regeling Parkschap Nationaal Park De Biesbosch. B. De raadsleden wordt gevraagd: In te stemmen met de instelling van de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park De Biesbosch overeenkomstig de concept-verordening op de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
Onderwerpen Ruimte en Groen 12.
13.
21.15-21.30
-3-
3.
14.
de zienswijze van N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. het bestemmingsplan De Driehoek, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp12dedriehoek3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; 5. het beeldkwaliteitsplan voor het bestemmingsplan De Driehoek vast te stellen. raadsvoorstel Aankoop gronden in de Driehoek De raadsleden wordt gevraagd aanvullend krediet beraadsbesluit schikbaar te stellen van € 366.000 voor de aankoop van gronden in “De Driehoek”
21.30-21.45
Onderwerpen Burger en Bestuur
15.
Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. 16. Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 en Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010 De raadsleden wordt gevraagd: 1. de Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 vast te stellen 2. de Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010 vast te stellen 17. Verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak De raadsleden wordt gevraagd de “Verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak” vast te stellen 18a. Uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 20112012 De raadsleden wordt gevraagd: 1. kennis te nemen van het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2011-2012; 2. te adviseren over de in dit plan opgenomen speerpunten en inzet van politie, gemeente en openbaar ministerie.
overzicht
21.45-21.50
raadsvoorstel raadsbesluit verordeningen
21.50-21.55
raadsvoorstel raadsbesluit
21.55-22.00
raadsvoorstel raadsbesluit
22.00-22.10
18b. 19.
plan van aanpak raadsvoorstel raadsbesluit verordeningen
22.10-22.20 22.20-22.30
Plan van aanpak vandalisme en overlast Belastingverordeningen 2011 De raadsleden wordt gevraagd de volgende verordeningen vast te stellen: 1. de Verordening reinigingsheffingen 2011; 2. de Verordening havengeld 2011;
-4-
3. 4. 5. 6. 7. 8. 20.
21.
de Verordening brandweerrechten 2011; de Verordening leges 2011; de Verordening rioolheffing 2011; de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2011; de Verordening hondenbelasting 2011; de Verordening precariobelasting 2011
Comptabiliteitsbesluiten december 2010 (veegbesluit 2010) De raadsleden wordt gevraagd de comptabiliteitsbesluiten voor december vast te stellen Sluiting
raadsvoorstel raadsbesluit
22.30-22.40
22.40
De voorzitter,
W. Dunsbergen
De voorzitter gaat ervan uit dat alle technische en informatieve vragen voor de vergadering gesteld zijn aan de behandelend ambtenaar, zodat de vergadering hiermee niet wordt belast.
Vergaderstukken De (digitale) agenda en de voorstellen staan op www.sliedrecht.nl onder het kopje Bestuur & Organisatie. De (papieren) agenda, het verslag en de voorstellen liggen vanaf donderdag 18 november 2010 ter inzage in de publiekshal van het gemeentekantoor aan de Industrieweg 11. De stukken liggen voor de (burger)raadsleden ter inzage in het raadhuis aan het Dr. Langeveldplein 30. Burgers die de stukken willen inzien, kunnen contact opnemen met de griffie voor een afspraak (0184 49 59 86).
Opiniërende bijeenkomst
datum: 22 november 2010
agendapunt 8
onderwerp (trefwoord)
behandeld ambtenaar
mailadres
telefoon
portefeuillehouder
Convenant en Subsidieverordening van het Samenwerkingsverband Aangepast sporten Drechtsteden
A. Raimond
[email protected]
(0184) 49 58 95
A. de Waard
9
Beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht Beschikbaar stellen voorbereidingskrediet Maatschappelijke Stage 2011
E. Kanters
[email protected]
(0184) 49 58 79
J.A. Lavooi
J.W.M. Erkerns
[email protected]
(0184) 49 58 08
J.A. Lavooi/ J.P. Tanis
10
11
Keuze deelname Biesbosch en oprichting Parkschap Nationaal park de Biesbosch
A. Raimond
[email protected]
(0184) 49 58 95
A. de Waard
13
Gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan de Driehoek
J.C. van der Meer
[email protected]
(0184) 49 59 63
M.C. Boevée
14
Aankoop gronden in de Driehoek
C. van der Vinden/K.M.A. Storm
[email protected]
(0184) 49 59 22/ 49 59 64
J.P. Tanis
16
A. Overbeek Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 en Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010
[email protected]
(0184) 49 59 89
17
Verordening alleenrecht L.J.L. van Hassel Drechtwerk schoonmaak Uitvoeringsplan Open- G. Hanegraaf bare Orde en Veiligheid 2011-2012
[email protected]
(0184) 49 59 50
A. de Waard
[email protected]
(0184) 49 58 26
M.C. Boevée
[email protected]
(0184) 49 58 33
J.P. Tanis
[email protected]
(0184) 49 58 93
J.P. Tanis
18a en 18b
19
Belastingverordeningen 2011
D. Kroon
20
Comptabiliteitsbesluiten T.M. Groothedde december 2010 (veegbesluit)
ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST n.a.v. 25 oktober 2010 (behandeling 22 november 2010) Nr. datum Omschrijving 1 30/03/2009 Informatie over aanbesteding contract met CityTec van 14 gemeenten 2 26/04/2010 Memo over Gezondheidsenquête GGD ZHZ, gecombineerd met andere onderzoeken 3 10/05/2010 Bespreking Evaluatie SCD
Afhandeling A. de Waard
Beoogde datum 3e kwartaal 2010
J.A. Lavooi
na zomer 2010
A. de Waard
1e of 2e kwartaal 2011
4
J.P. Tanis
5
6a
6b 7
8 9
14/06/2010 De rapportage Risicomanagement wordt via de auditcommissie naar de raad gestuurd 06/09/2010 Informatieve bijeenkomst over bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ 06/09/2010 Agenderen voor bespreking ingekomen stuk Burger & Bestuur, nr 3. ‘Verlengen en aanpassen exploitatievergunning en gedoogverklaring coffeeshop Drechtsteden’ 25/10/2010 Agendering ingekomen stuk 1. Rapport Controle coffeeshop dinsdag 7 sept 2010 06/09/2010 Opiniërende bijeenkomst informeren over de evaluatie (projecten) n.a.v. ‘Resultaten Rekenkamercommissieonderzoek aanbevelingen rapporten Kerkbuurt en kunstgrasvelden’ 25/10/2010 Toezending stukken BC en DB Jeugdgezondheidszorg 25/10/2010 Reactie op fenomeen dat er diverse toezeggingen van college voor 1e kwartaal 2011 staan en er weinig vergadermomenten zijn
de voorzitter,
D. van Meeuwen
de griffier,
A. Overbeek
J.P. Tanis
M.C. Boevée
22 november 2010
M.C. Boevée
22 november 2010
M.C. Boevée
22 november 2010
J.A. Lavooi
22 november 2010
M.C. Boevée
22 november 2010
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende bijeenkomst, raadhuis, Dr. Langeveldplein 30 : 25 oktober 2010, aanvang 19:30 uur : D. van Meeuwen, voorzitter M.J. Bisschop-Roodbeen M. Visser T.C.C. den Braanker L.A. Huijser H.M. Mulder C.N. de Jager Ph.G. Mak M.C. Quist G.J. Visser-Schlieker T.W. Pauw W.H. Blanken M. Sneijder A. de Winter A. van Gameren C.A. de Bruin J.J. Huisman A. van Rees W.J. Dunsbergen H.G. Verloop K. Kuiken V.E. Prins J.L. de Vries L. van Rekom C.E. Verschoor-Bijderwieden M. Danser-Duizendstra
Afwezig m.k. Verslag
M.C. Boevée J.P. Tanis J.A. Lavooi A. de Waard M.J. Verhoef A. Overbeek H.M. Vos-Hulleman : geen : mw E. Verveer
notulistenbureau Getikt!(af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de opiniërende vergadering en heet iedereen van harte welkom. Het verslag van deze vergadering zal met spoed uitgewerkt en gemaild worden. De vragen zullen door het college uiterlijk 3 november worden beantwoord via een memorie van antwoord. Er zijn geen afmeldingen. De heer Pauw vraagt waarom hem is verzocht de presentielijst te tekenen, aangezien dit een opiniërende vergadering is.
De voorzitter legt uit dat er bij nader inzien geen loting wordt gedaan om de volgorde van sprekers te bepalen; was er wel geloot, dan was de presentielijst nodig geweest. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Er zijn geen insprekers. 3. VASTSTELLEN AGENDA De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 4A. MEDEDELINGEN PORTEFEUILLEHOUDERS Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. De heer Dunsbergen vraagt naar aanleiding van blz. 4, stand van zaken Jeugdgezondheidszorg wat de randvoorwaarden zijn die gesteld zijn. Wethouder Lavooi antwoordt dat de financiële aspecten inzichtelijk en beheersbaar dienen te zijn. Hij stelt voor stukken met details omtrent de besluitvorming ter inzage te leggen voor de eerstvolgende opiniërende vergadering, zoals gebruikelijk. Dit voorstel wordt overgenomen. De heer Van Rekom vraagt naar aanleiding van de Jeugdgezondheidszorg waarom pas in 2012 het besluit wordt geëffectueerd. De medewerkers van de betrokken instanties verkeren in onzekerheid. Zijn fractie dringt aan op eerdere besluitvorming, ook gezien het risico van kwaliteitsverlies in de dienstverlening. Wethouder Lavooi antwoordt dat de bestuurscommissie in overgrote meerderheid heeft besloten om snel tot actie over te gaan; hij staat daar zelf ook achter. Het DB van Zuid-Holland Zuid heeft echter een ander besluit genomen en dat heeft te maken met het vermijden van risico's.
4B. MEDEDELINGEN VAN DE VERTEGENWOORDIGERS IN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELINGEN Er zijn geen mededelingen.
5. RONDVRAAG (MONDELINGE VRAGEN O.G.V. ARTIKEL 45) Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. PRO Sliedrecht heeft op 22 oktober een verzwaarde rondvraag ingediend. Mevrouw Visser begint met een rectificatie. Ten onrechte is zij er van uitgegaan dat een artikel in AD/De Dordtenaar op donderdagmorgen een verslag was van een Dordtse Kamer. Inmiddels is haar bekend dat de Dordtenaar het stuk heeft geschreven naar aanleiding van een artikel over wethouder Van Steensel in NRC Dagblad. De vragen zijn verspreid en zij is benieuwd naar de antwoorden. Wethouder Lavooi leest de antwoorden van het college voor; deze worden tijdens deze vergadering tevens schriftelijk verspreid. -2-
Vraag: Deelt de wethouder Sociale Zaken van Sliedrecht de mening van wethouder Van Steensel dat er de afgelopen jaren maar wat aangerommeld is binnen de S.D.D.? Antwoord: Neen. Vraag: Deelt de vertegenwoordiger van Sliedrecht binnen het Drechtstedenbestuur de mening van wethouder Van Steensel? Antwoord: Neen. Vraag: Wanneer kan de raad van Sliedrecht kennis nemen van de plannen van het portefeuillehoudersoverleg Sociaal van de Drechtsteden en wanneer zijn de inspraakmomenten voor de Sliedrechtse raadsleden? Antwoord: De directeur van de Sociale Dienst Drechtsteden heeft maandag 18 oktober uitleg gegeven over de problemen waarvoor de SDD zich de komende jaren gesteld ziet. Als gevolg van bezuinigingen moet over het jaar 2011 rekening gehouden worden met een taakstelling van 18 miljoen ten opzichte van het jaar 2010. Als gevolg daarvan zullen ingrijpende besluiten moeten worden genomen. Binnen de Sociale Dienst Drechtsteden is een aantal werkgroepen gevormd dat met voorstellen moet komen waarover de bestuurscommissie SDD zich zou moeten buigen. Die voorstellen zullen vervolgens, voor zover het niet de bedrijfsvoering betreft, via het Drechtstedenbestuur moeten worden voorgelegd aan de Drechtraad in de vorm van verordeningen en dergelijke. Het ligt in de bedoeling dat de bestuurscommissie of het portefeuillehoudersoverleg Sociaal in december of januari een pakket voorstellen vaststelt. Die voorstellen zullen dus gedragen moeten worden door de bestuurscommissie danwel door het portefeuillehoudersoverleg. Het college van Sliedrecht hecht er zeer aan om deze gebruikelijke bestuurlijke procedure te doorlopen. De gedachten van de Dordtse wethouder zullen daar meegenomen kunnen worden. Als het gaat om de relatie tussen college en raad kan het college zich voorstellen dat, gelet op de omvang en het effect van de bezuinigingen, voordat tot besluitvorming wordt gekomen op Sliedrechts niveau de Cliëntenraad, de Wmo Adviesraad en vertegenwoordigers van de raadsfracties door de portefeuillehouder om advies worden gevraagd. De vorm waarin dat gegoten zou kunnen worden is wat hem betreft nog een kwestie van nader overleg met de Cliëntenraad, de Wmo Adviesraad en de Sliedrechtse gemeenteraad. Mevrouw Visser is verheugd te horen dat het college, in de persoon van de wethouder Sociaal en ook de vertegenwoordiger van Sliedrecht in het Drechtstedenbestuur, niet onverdeeld achter de standpunten van wethouder Van Steensel staan zoals verwoord in het krantenbericht. De vervolgvraag is of het college wel bekend was met die onvrede. De bestuurscommissie komt inderdaad per 1 januari 2011 te vervallen; ze vraagt of de bestuurscommissie één op één kan worden vertaald met het portefeuillehoudersoverleg Sociaal. Ze is verbaasd dat er, ondanks dat er inmiddels twee Drechtsteden-dinsdagen zijn geweest en één keer een Kamer Sociaal, nog niet echt is gesproken over de eventuele plannen en de voorbereiding. In een ander antwoord van het college richting de raad is gezegd: de SDD is gemandateerd aan de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, dus als gemeenteraad kun je je controlerende taak enkel uitoefenen in de Drechtraad. Ze is blij dat de wethouder nu aangeeft zich te kunnen voorstellen dat de raad van Sliedrecht behoefte heeft aan informatie en aan het geven van advies, voorafgaand aan een standpuntbepaling in het portefeuillehoudersoverleg Sociaal, maar de SDD en de Drechtsteden-dinsdagen hebben wel een kans laten liggen. Wethouder Lavooi antwoordt dat hij niet bekend was met de onvrede, zeker niet in de mate waarmee het in de kranten is beschreven, maar dat zal onderwerp van bespreking zijn in de eerstvolgende bestuurscommissie SDD. De bestuurscommissie gaat inderdaad verdwijnen en dat betekent dat SDD zaken zullen worden behandeld in het portefeuillehoudersoverleg Sociaal. Dat de plannen nog niet aan de orde zijn geweest op de Drechtsteden dinsdagen is logisch, want die plannen zijn er nog niet. Het financiële probleem in 2011 is geconstateerd; daar heeft mevrouw Bieshaar een duidelijk verhaal over verteld. Daarop heeft de bestuurscommissie ambtelijk de opdracht gegeven om met voorstellen te komen. Daar wordt nu aan gewerkt. -3-
Mevrouw Visser vraagt of het klopt dat er dan maar één conclusie mogelijk is: dat wethouder Van Steensel dan wel heel erg op persoonlijke titel en als portefeuillehouder Sociaal van de gemeente Dordrecht heeft gesproken in plaats van als bestuurder van de Sociale Dienst Drechtsteden. Wethouder Lavooi antwoordt dat hij zich beperkt tot zijn eerder gegeven antwoord. Mevrouw Bisschop vraagt of de adviezen enkel wenselijk worden geacht, of dat deze daadwerkelijk zullen worden ingewonnen. Wethouder Lavooi antwoordt dat de Cliëntenraad en de Wmo Adviesraad gevraagd en ongevraagd een adviesrecht hebben; die zullen hier zeker bij worden betrokken. Er is besloten om de commissie WZI op te heffen. Hij heeft niet eerder meegemaakt dat er over een dergelijk omvangrijk maatregelenpakket moet worden besloten en stelt daarom voor, bij wijze van handreiking, om via bijvoorbeeld het presidium te bepalen hoe de gemeenteraad daarin een rol zou kunnen vervullen. De voorzitter concludeert dat iedereen deze handreiking accepteert.
6. VERSLAGEN EN ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST VAN 6 EN 20 SEPTEMBER 2010 De raadsleden wordt gevraagd verslagen en actielijst goed te keuren Beide verslagen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 4 van de actielijst wordt afgevoerd. De actielijst wordt met deze wijziging vastgesteld.
7. INGEKOMEN STUKKEN BURGER EN BESTUUR De raadsleden wordt gevraagd de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. 1. 2.
Rapport controle coffeeshop dinsdag 7 september 2010 Vergaderstukken Drechtstedenbestuur, 23 september 2010
De heer De Vries merkt op naar aanleiding van stuk 1 dat er geen opvallende zaken naar voren gekomen zouden zijn bij de controle, maar zijn fractie kan zich niet vinden in die conclusie. Hij verzoekt derhalve om ingekomen stuk 1, Rapport Controle coffeeshop ter bespreking te agenderen voor de opiniërende bijeenkomst van 22 november 2010. Dit verzoek wordt gehonoreerd.
8. PROGRAMMABEGROTING 2010 Hoofdstukken 1 tot en met 11 en de programma’s 1, 2 en 10 Meningsvorming en informatie uitwisseling over: hoofdstuk 1, de hoofdstukken 3 tot en met 11 en programma 1 “Bestuur en dienstverlening”; programma 2 “Openbare orde en veiligheid”; programma 10 “Financiën en organisatie” uit hoofdstuk 2 Hoofdstuk 1, begrotingsbeeld van 2011 en de meerjarenramingen 2012-2014 De heer Den Braanker verwijst naar het staafdiagram op blz. 9 waaruit blijkt dat de eigen inkomsten enigszins marginaal zijn; 18%. In dat licht is een trendmatige verhoging van 1,5% over de hele linie voorstelbaar. Je kunt niet zoveel meer uitrichten met de OZB opbrengst als je het percentage omhoog zou brengen naar bijvoorbeeld 3%. Het college heeft zich bovendien netjes gehouden aan de afspraak -4-
in het raadsprogramma waar staat dat alleen mag worden gestegen met het inflatiepercentage, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om hier van af te wijken. Die zwaarwegende redenen zijn er nog niet voor 2011, maar wel voor de jaren daarna. Zijn fractie vindt het daarom een goede zaak om als raad nu al van gedachten te wisselen over het OZB plaatje van de komende jaren, bij wijze van voorzorgsmaatregel. De heer Van Gameren verwijst naar het coalitieakkoord; daar staat een zin geschreven over zwaarwegende redenen. De heer Den Braanker antwoordt dat hij daar niets aan afdoet en herhaalt zijn voorstel om nu al te gaan nadenken over de OZB. Hij neemt ook mee datgene wat in de brede doorlichting staat over de OZB. Je zou nu al een richting aan het college mee kunnen geven. De heer Van Gameren verwijst nogmaals naar de tekst in het coalitieakkoord in dit verband. Ten tweede zou je daar bij moeten betrekken wat je voor een OZB verhoging terugkrijgt. De heer Dunsbergen merkt op dat de OZB verhoging bij zijn weten is gemaximeerd tot 3,5%. Mevrouw Visser merkt op dat 18% wel bijna eenvijfde is; je moet je eigen inkomsten ook niet marginaliseren. De donkere wolken pakken zich overigens ook samen boven de financiën van de mensen die die OZB moeten opbrengen. Je moet dus heel goed nadenken over een verhoging, want je pakt daarmee een burger wel extra. De keuzes zijn dus: minder uitgeven of werkelijk iets verhogen, maar dan wel met een doel en niet om iets in stand te houden. De heer Dunsbergen merkt op dat de tarieven kostendekkend zijn; dan gaat het volgens hem om 6%. Dat is het gedeelte OZB. De heer Van Gameren antwoordt dat de kale opbrengst van de OZB 2 miljoen bedraagt. Als je daar maximaal 3,5% bij mag doen, dan spreek je over 60.000 euro structureel per jaar. De wethouder financiën vraagt om 3,1 miljoen te leveren. Alle beetjes helpen, maar in dit geval gaat het om een beetje. Mevrouw Verschoor sluit zich aan bij het standpunt van PRO Sliedrecht. De gemeente moet vooral naar zichzelf kijken. Voor 2011 is er nog geen probleem en toch wil de heer Den Braanker alvast een verhoging aan de burgers opleggen. Haar fractie is daar tegen. De heer Den Braanker antwoordt dat hij dat niet heeft gezegd. Hij wil alleen voorkomen dat diezelfde burger later wordt geconfronteerd met een extreme, buitensporige verhoging van de OZB omdat de gemeente de begroting sluitend moet krijgen. Om dat te voorkomen moet je tijdig een plan maken, ook gegeven het feit dat het rijk de gemeenten kort op de algemene uitkering. Kun je als raad bijvoorbeeld tegen het college zeggen: we gaan de OZB maximeren, net zoals het rijk doet? Zijn vraag was bedoeld om een reactie uit te lokken. Mevrouw Visser vraagt naar aanleiding van blz. 11 aan de collega-fracties het volgende. “Vanwege de toenemende aandacht voor de uitgaven is het extra belangrijk om te zorgen voor een goed functionerend P&C systeem. Ook zal er bij projecten meer aandacht worden besteed aan de beheersen verantwoordingsdocumenten.” Op blz. 15 staat de doelstelling om optimale bestuurskracht te bevorderen. Maar daar wordt pas mee begonnen in 2012 en zij vraagt of de andere fracties vinden dat dit uitstel kan velen tot 2012. De heer Den Braanker geeft aan zich te hebben verbaasd over de uitspraak op blz. 15 dat de ambtelijke organisatie wakker geschud moet worden; in 2011 kunnen ze kennelijk rustig ‘doorslapen’. Hij kan zich de vraag van PRO Sliedrecht wel voorstellen. De heer Van Gameren merkt op dat hij dacht dat het een typefout was, gezien het feit dat er eerder een ton is gevraagd door de wethouder. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat die ton bedoeld was voor inhuur van externen die zouden onderzoeken of hetgeen werd gepland, ook haalbaar was. Dat had niets met een cultuuromslag te maken. De heer Van Gameren merkt op dat het volgens hem 2011 moest zijn. De heer Dunsbergen merkt op dat het CDA ook van mening is dat je goed zicht hebt op zoiets belangrijks als planning en control. -5-
Mevrouw Verschoor sluit zich daar bij aan. De heer Dunsbergen merkt op dat er volgens hem nog een notitie zal verschijnen, mede op voorstel van de heer De Jager over dit onderwerp, naar aanleiding van het Rekenkameronderzoek. Wethouder Tanis merkt op dat de suggestie van mevrouw Visser dat de punten op blz. 11 pas in 2012 aan de orde komen, niet correct is. Op dit moment wordt een opzet gemaakt, zoals bekend bij de auditcommissie. Op korte termijn wordt de raad geïnformeerd over de voortgang. De ton voor externe inhuur is correct; dat staat op die manier verwerkt in de Zomernota. Voor alles wat met de organisatie te maken heeft, is er een opdracht aan het college gegeven om met een nota te komen waarbij het college aangeeft wat de toekomst van de ambtelijke organisatie zou moeten zijn. Die opdracht ligt er voor het eerste kwartaal 2011. Programma 1, 2 en 10 (vanaf blz. 13) Bestuur en Dienstverlening, Openbare orde en veiligheid en Financiën en organisatie. De heer Van Gameren merkt op dat de auditcommissie een verbeterslag heeft voorgesteld met betrekking tot doelstellingen en maatregelen; hij is teleurgesteld dat er niet al meer vorderingen zijn gemaakt bij alle thema’s, al ziet hij al wel verbeteringen. Nog steeds worden maatregelen opgevoerd als hoofddoelstelling en andersom. Op blz. 15 staan onder punt 2 twee monitorprogramma’s; hij vraagt zich af of dat nodig is, gezien de financiën. Mevrouw Visser onderschrijft die stelling op zich wel, maar aan de andere kant heeft Sliedrecht via de OCD een afnameplicht. Als je toch moet betalen, kun je net zo goed meedoen aan onderzoeken. De heer Van Gameren merkt op dat hij in de Drechtraad voorstellen heeft gezien voor bepaalde onderzoeken waar extra geld voor wordt gevraagd. Mevrouw Visser antwoordt dat Sliedrecht daar niet aan meedoet; die onderzoeken zijn niet verplicht. De heer Van Gameren antwoordt dat je dan in de Drechtraad in ieder geval geld kunt uitsparen door deze onderzoeken niet te doen. Mevrouw Visser antwoordt dat de heer Van Gameren dan eigenlijk het OCD zou willen opheffen binnen de Drechtraad; als dat zo is, moet hij daar een voorstel toe doen. De heer Den Braanker stelt voor het vanuit een andere invalshoek te benaderen. In zijn optiek is er soms een overkill aan informatieverwerving. Vanuit die optiek zou je goed moeten kijken of al die onderzoeken wel plaats moeten vinden. De heer Van Gameren merkt op dat de resultaten van enquêtes bij hem soms twijfel wekken als het gaat om het nut. Daarom moet je kritisch kijken naar monitoring. De heer Dunsbergen is van mening dat monitoren als zodanig belangrijk is; waar het om draait is welke vragen je stelt en wanneer je tevreden bent. Of er sprake is van overkill kan hij niet beoordelen, maar hij wil wel het belang benadrukken van monitoring als onderdeel van het controlemechanisme. De heer Van Gameren merkt op dat er periodiek wordt gemonitord, oftewel meerdere keren per jaar. Hij pleit voor minder monitoring. De heer Prins merkt op dat er op blz. 17 nog twee onderzoeken worden vermeld; vier onderzoeken is wel heel erg veel van het goede. Hij heeft daar een technische vraag over gesteld, maar werd niet echt wijzer van het antwoord. Mevrouw Visser merkt op dat haar fractie niet tegen inhuren van externe expertise is in het kader van cultuurverandering en organisatieontwikkeling. Zij heeft daar eerder iets over gezegd bij de begroting 2010 en in april bij het coalitieakkoord. Er is de Sliedrechtse organisatie, waar iedereen destijds redelijk tevreden over was, de afgelopen jaren heel veel overkomen. Eerst kwam de Sociale Dienst Drechtsteden en kort daarna het Service Centrum Drechtsteden, waardoor een aantal gaten is gevallen in de organisatie en waardoor mensen zijn gaan zoeken naar hun nieuwe rol. Nu komt daar de brede doorlichting overheen, die ook personele gevolgen zal hebben. Voor PRO Sliedrecht is 2012 te laat; daar had ‘gisteren’ al veel meer tijd en aandacht aan besteed moeten worden. -6-
De heer Prins stelt voor om in plaats van externe expertise in te huren in het kader van cultuurverandering, eerst na te gaan of er in Drechtstedenverband trainers te vinden zijn binnen een ambtelijke organisatie. De heer De Jager merkt op naar aanleiding van blz. 14 dat er wordt gesproken over een lastenstijging bij het te organiseren Baggerfestival. Zijn fractie is daar niet op tegen, maar in 2013 is er opnieuw een belangrijk budgetverschil. Hij vraagt of het niet verstandig is om te streven naar minder kosten voor de overheid in het kader van “meer burger, minder overheid”. Mevrouw Visser merkt op richting de heer De Jager dat de overheid in deze feitelijk alleen facilitair bijdraagt. Ze vraagt wat je nog door burgers kunt laten doen voor dat budget. De heer De Jager antwoordt dat dat nu exact zijn vraag is. In 2013 zal het Baggerfestival opnieuw afwijken van de begroting 2012. Daar zou hij kritisch naar willen kijken en hij vraagt of het überhaupt mogelijk is om naar meer burger en minder overheid te gaan. Mevrouw Visser dankt voor de uitleg; ze begrijpt de vraag nu wel. De heer Den Braanker merkt op met betrekking tot monitoring en onderzoek dat een en ander mooi beschreven is, maar dat er ook nog een raadsprogramma is. Soms vind je er iets van terug, soms vind je helemaal niets terug. Dat geldt bijvoorbeeld voor communicatie. In het raadsprogramma staat dan “Participatie van bewoners wordt gebaseerd op het pas verschenen rapport van de Nationale Ombudsman ‘We gooien het de inspraak in’.” Hij vindt het jammer dat hij dat soort dingen niet terugziet en hoort graag een reactie. Hij vraagt naar aanleiding van blz. 21 naar wat ‘slimme inzet van suswachten ad 17.000 euro extra kosten’ precies is. Wethouder De Waard gaat in op de vraag van mevrouw Visser ten aanzien van de personele inzet vanaf 2012. In de brede doorlichting is een item opgenomen waarbij het personeel is betrokken en dat vraagt nogal wat voorbereiding. Intern wordt daar al volop aan gewerkt; in het eerste kwartaal van 2011 komt hij met voorstellen. Er zal externe expertise ingehuurd moeten worden; hij zal de suggestie van de heer Prins meenemen. Mevrouw Visser herhaalt dat er de afgelopen jaren veel is veranderd voor de mensen in de ambtelijke organisatie en haar fractie heeft daar zorgen over. De externe expertise werd in de beantwoording van de technische vragen opgehangen aan rechtspositionele regelingen, terwijl bij de maatregel staat: ‘waarbij de ambtelijke organisatie wordt wakker geschud”. Als pas in 2012 wordt gestart met het inhuren van externe expertise, dan wordt dat puur opgehangen aan de gevolgen van de brede doorlichting voor het ambtelijk apparaat. Bij de technische beantwoording stond ook dat het dan met name ging om rechtspositionele regelingen en dergelijke. Dat is uiteraard belangrijk, maar het gaat om de organisatie die achterblijft en waar veel zorg aan besteed moet worden. Daar moet je niet te lang mee wachten, omdat de mensen al veel is overkomen in de afgelopen jaren. De heer Dunsbergen merkt op gehoord te hebben dat er begin 2011 een notitie komt die antwoord zal geven op die zaken; als het om het financiële aspect gaat, is er een relatie met de brede doorlichting en 2012. Volgens hem hebben alle fracties aangegeven dat in 2011 zeker gestart moet worden met de interne verbetering van de bedrijfsvoering. Wethouder Tanis begrijpt de opmerking van de heer Van Gameren als het gaat om de inrichting van de begroting. Het kan op een aantal fronten zeker nog beter. Daar wordt aan gewerkt en daar zal in de auditcommissie zeker nog over worden gesproken. Hij is vanuit zijn Drechtstedelijke rol betrokken bij het nadenken over een andere vorm van financiering van het OCD; op vrij korte termijn komen daar voorstellen over in de Drechtraad. Het basispakket en het prijsplaatje worden geëvalueerd om te zien hoe de bezuinigingstaakstelling daar een plek in kan krijgen. De heer Dunsbergen vraagt hoeveel invloed Sliedrecht heeft op de vraagstelling van die onderzoeken. Wethouder Tanis antwoordt dat een werkgroep de vragen samen met het OCD voorbereidt. -7-
De heer Dunsbergen stelt voor om aan de uniforme vragen, die nuttig zijn voor een benchmark, een aantal specifieke vragen toe te voegen ten behoeve van Sliedrecht. Burgemeester Boevée merkt op richting het CDA dat wordt geprobeerd om de onderzoeken af te stemmen om maatwerk te krijgen voor Sliedrecht. Dat is in het verleden ook aan de orde geweest. Er is een aantal algemene vragen en daar werd vaak een aantal specifieke vragen aan toegevoegd in overleg met Sliedrecht. Dat is dus gemiddeld genomen aan de orde. In 2009 is er een overkill aan enquêtes geweest en er was ook sprake van doublures. Dat moet niet meer gebeuren en daar moet voortaan vroegtijdig beter op kunnen worden gestuurd, maar dat is wel ingewikkeld. Het OCD heeft een programma voor zes gemeenten, het basispakket. Hij houdt staande dat het voor een deel standaardwerk is; daar waar nodig moet het maatwerk zijn, als de Sliedrechtse situatie dat in zich heeft. De heer Dunsbergen merkt op dat de P&C cyclus begint met monitoren. Wil je die cyclus goed vorm kunnen geven en serieus kunnen nemen, dan moet je kengetallen en stuurgetallen hebben. Dat is heel belangrijk. Wethouder Tanis merkt op dat dat niet zozeer te maken heeft met de onderzoeken die het OCD uitvoert, maar dan gaat het meer over de vormen van samenwerking binnen de Drechtsteden op het gebied van de controllers, om informatie en procedures af te stemmen. Toevallig is hij daar ook bij betrokken; in het kader van een stukje doorgaande innovatie en efficiency binnen Drechtsteden worden die procedures steeds meer op elkaar afgestemd. De heer Dunsbergen merkt op dat als je de goede vragen stelt, je de gewenste gegevens krijgt. Als je dat kunt organiseren, is dat volgens hem een behoorlijke stap voorwaarts. Wethouder Tanis is dat met hem eens. Burgemeester Boevée merkt op dat er jaarlijks een bedrag van 12.500 euro is vastgesteld voor het Baggerfestival voor organisatiekosten. Dat betreft het deel wat de vrijwillige bestuurders niet kunnen bekostigen. Dat is al schraal; hij ziet geen mogelijkheden om dat bedrag nog verder te verschralen. Op blz. 17 gaat het over het communicatiebeleid. Onder punt 1 en 2 staat wat wordt voorgesteld en dat is een verdere uitwerking van het raadsprogramma, met de planning erbij. De heer Den Braanker zou het op prijs stellen als helder zou zijn aangegeven wat je terugziet en wat daar een nadere uitwerking van is. De heer Dunsbergen merkt op dat in het collegeprogramma staat dat de begroting 2011 samen met het uitvoeringsprogramma zou worden aangeleverd; hij is uiteraard benieuwd naar het uitvoeringsprogramma. Burgemeester Boevée antwoordt dat het uitvoeringsprogramma hierin is verwerkt. Wellicht wordt het aansluitende woord gemist vanuit het raadsprogramma naar de communicatieparagraaf; dat spijt hem dan. De heer Van Gameren merkt op dat er op blz. 116 in overzicht c. een tabel te vinden is met nog niet gehonoreerde projecten. Voorheen was er een bijlage met eventueel te honoreren te projecten en in het komende begrotingsjaar te realiseren projecten; bij gebrek aan nieuw beleid is die bijlage waarschijnlijk niet verschenen. Hij vraagt of alle zaken uit het vastgestelde raadsprogramma ook in de tabel op blz. 116 staan. De heer Den Braanker merkt op dat het raadsprogramma voor een periode van vier jaar is vastgesteld. Hij mist dan toch veel zaken. Het zal er vast in zitten, maar het is de vraag of het raadsprogramma aan het begin staat, of de begroting. De heer Van Gameren merkt op dat is afgesproken dat er een uitvoeringsprogramma zou komen. Het geeft wat hem betreft niet dat dat er niet is, maar als wordt gezegd dat het in de begroting zit, dan wil hij het ook wel zien. Burgemeester Boevée merkt op dat de activiteiten voor 2011 vanuit het raadsprogramma in de respectievelijke hoofdstukken zijn verwerkt. -8-
De heer Van Gameren zou het nuttig gevonden hebben als was aangegeven welke punten zijn overgenomen uit het raadsprogramma. Mevrouw Visser merkt op dat de heer Van Gameren het raadsprogramma zelf heeft geschreven; dan is het volgens haar toch een kwestie van afvinken. De heer Van Gameren merkt op dat aan het college is verzocht om een uitwerking aan te leveren; dat is toegezegd. Mevrouw Visser merkt op dat als zij verantwoordelijk was voor het raadsprogramma, zij het heel erg zou vinden als er geen uitvoeringsplan komt. Burgemeester Boevée constateert dat de heer Van Gameren graag wil horen welke punten er inhoudelijk tekstueel in de begroting van 2011 zijn verwerkt. Hij zegt toe dat in de memorie van antwoord een lijst wordt opgenomen van de punten die in het uitvoeringsprogramma voor het jaar 2011 zouden dienen te staan. Dat is volgens hem ook in het presidium aan de orde geweest. Het suswachtenverhaal wordt met enige regelmaat geëvalueerd. Er worden duidelijke werkafspraken gemaakt met de politie; bij de pilot op het Merwedeplein wordt de ene donderdag de politie ingezet, de week daarna het ambulante jeugdwerk en de week daarna de suswachten. Op die wijze wordt geprobeerd om zo slim mogelijk om te gaan met de inhoud en de middelen. De heer Den Braanker wil graag in de memorie van antwoord lezen over de verhouding begroting en raadsprogramma; hij vraagt of daar ook iets in staat over de planning en uitvoering. Er is immers een uitvoeringsnotitie beloofd en hij wil toch gezegd hebben dat hij hecht aan afspraken die rond dat uitvoeringsprogramma zijn gemaakt. Burgemeester Boevée antwoordt dat hij heeft geantwoord dat er afspraken over zijn gemaakt. De raad krijgt een zo volledig mogelijk overzicht van de zaken die in de begroting 2011 verwerkt zijn. daar waar dat ook vermeld staat in de programma’s wordt ook de bijbehorende tijdsplanning vermeld.
Hoofdstuk 3 t/m 11, bedrijfsvoering t/m overzichten De heer Prins merkt op dat op blz. 81 staat dat de gemeente bij Baanhoek West voor de helft meedeelt in eventuele winsten. Het antwoord op de omtrent dit onderwerp gestelde vraag blijkt inmiddels te zijn uitgereikt;de heer Prins trekt zijn vraag in. De heer De Jager merkt op naar aanleiding van blz. 76, voorziening dubieuze debiteuren ad 280.000 euro te hebben gevraagd om een specificatie. Het antwoord was dat dit een prognose betreft. Hij vraagt of het hier gaat om wanbetalers of om mensen die het niet kunnen betalen. Mevrouw Visser legt uit dat in de openbaarheid niet kan worden ingegaan op privacygevoelige gegevens. De hele begroting is een aanname, dus ook de voorziening dubieuze debiteuren. De heer De Jager dankt voor de uitleg; hij had dit graag in het antwoord gelezen. Hij wil desondanks nog steeds helderheid hebben ten aanzien van het bedrag ad 280.000 euro. Over blz. 81 heeft hij een technische vraag gesteld die niet is beantwoord. Op blz. 92 staat een bedrag bij de Hollandse Biesbosch; in de begroting is dat bedrag niet ingeboekt en hij vraagt naar de status. Zijn fractie stelt voor een substantieel lager bedrag in te boeken. Mevrouw Visser merkt op naar aanleiding van hoofdstuk 4 dat het standpunt van de fractie PRO Sliedrecht ten aanzien van hondenbelasting bekend is. Bij de begrotingsbehandeling van vorig jaar is al gesproken over de Hollandse Biesbosch; de toegezegde nota met de verschillende opties is er nog steeds niet. PRO Sliedrecht zal op 8 november tegen stemmen, danwel een voorbehoud maken voor dit bedrag, gezien de melding dat de bewuste nota pas op 22 november zal verschijnen. De heer Van Gameren gaat in op blz. 84, het weerstandsvermogen, dat in zijn ogen kan leiden tot tevredenheid. Hij vraagt of met Manden Maken gedoeld wordt op Manden Maken 1. In zijn herinnering zou Sliedrecht een groter bedrag mogen verwachten dan de genoemde 500.000 - 1 miljoen -9-
euro bruto, namelijk 2,5 miljoen bruto. Hij vraagt om uitleg. Hij vraagt of bekend is of Manden Maken nog doorgaat. Hier wordt het terecht als nieuw risico opgevoerd. De heer Prins merkt op naar aanleiding van blz. 81 dat er kosten worden verwacht vanwege het verzakken van de ondergrond bij het spoorviaduct. Hij heeft begrepen dat de gemeente ProRail geheel aansprakelijk zal stellen. Dat houdt in dat dit geen financiële impact heeft voor de gemeente, maar dat lees je niet in de tekst in de begroting. Het overleg met ProRail wordt verder in 2011 gepland; hij vraagt waarom dat overleg niet meteen gestart wordt als de kosten toch voor rekening van ProRail komen. Op blz. 101 staat informatie over de stichting Bedrijvencentrum Sliedrecht; de gemeente heeft daar in het verleden een garantie voor verstrekt van twee miljoen gulden. Er is geen begroting over 2011 ingediend en de jaarrekening over 2009 is nog niet ontvangen. Zijn fractie verlangt meer duidelijkheid van de stichting en vraagt het college welke actie wordt ondernomen op dit punt. Deze vraag is schriftelijk ingediend, maar nog niet beantwoord. De heer Van Gameren merkt op dat op blz. 90, 91 en 92 van hoofdstuk 7 een tabel is opgenomen met betrekking tot de afdrachten aan de gemeenschappelijke regelingen. De brede doorlichting zal naar de gemeenschappelijke regelingen kijken en hen verzoeken hun exploitatie omlaag te schroeven. Dat red je niet binnen één of twee jaar, maar je moet er wel snel mee beginnen. Hij vraagt of er een lijst verstrekt kan worden van de gemeenschappelijke regelingen die zijn aangeschreven om ze te waarschuwen dat ze bij hun toekomstige begrotingen vanaf 2012 rekening houden met een lagere exploitatie. Hij vraagt of daar al over wordt nagedacht; hij maakt zich daar zorgen om. Wethouder Tanis sluit zich aan bij de uitleg van mevrouw Visser ten aanzien van dubieuze debiteuren en zegt de heer De Jager een onderbouwing toe van de post Onvoorzien van de debiteuren via de memorie van antwoord. Alle vragen die nog niet beantwoord zijn, worden eind van de week via de memorie van antwoord beantwoord. Er loopt een aantal projecten waar Sliedrecht geld voor zal claimen uit de pot Manden Maken, zoals het Griendencollege en het nieuwe station in Baanhoek West. Er is een discussie tussen de regio en de provincie over de provinciale bijdrage van 10 miljoen aan het investeringsfonds. De provincie wil die 10 miljoen zien als een deelneming in de nieuwe ROM-D en dan kan dat bedrag niet als een dekking gelden voor de nog uit te keren bedragen vanuit Manden Maken 1. Het meest zwarte scenario is als het bedrag van 10 miljoen niet zou komen; dat tekort zou dan voor Sliedrecht een strop betekenen van ongeveer 9 of 9,5 ton. Vandaar dat de inschatting is dat er een risico is tussen 500.000 en een miljoen. Het college zal in alle gremia gaan roepen te verwachten dat alle gemeenschappelijke regelingen in de komende jaren een taakstelling zullen hebben van 10%. Dat betekent dat de gemeenschappelijke Drechtstedengemeenten dat ook in de richting van de diverse gemeenschappelijke regelingen als taakstelling geformuleerd hebben. Dat komt via de MARAP naar de Drechtraad in de vorm van een notitie over het fenomeen samen de trap op, samen de trap af. Bij andere gemeenschappelijke regelingen, zoals de Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio is het opgenomen in de prognose voor de komende jaren als taakstelling. Begin volgend jaar wordt gesproken over de brede doorlichting en dan wordt het meegenomen als een deel van de 3,2 miljoen die nog te dekken is; daarmee verandert ook het meerjarenoverzicht. Wethouder De Waard zegt toe met informatie te komen over het Bedrijvencentrum via de memorie van antwoord. Op 22 november komt er een nota naar de raad met betrekking tot de Hollandse Biesbosch. Richting mevrouw Visser zegt hij toe om in de memorie van antwoord alvast wat zaken toe te lichten, zodat er op 8 november geen belemmering is om in te stemmen. Mevrouw Visser maakt daar uit op dat er per 1 januari niets zal veranderen en vindt het wel een slechte zaak dat dit een jaar geduurd heeft. Wethouder De Waard zal hier in de beantwoording nader op ingaan. De heer Huijser vraagt naar het onderzoek dat in februari is toegezegd. - 10 -
Wethouder De Waard antwoordt dat het standpunt van de regio inmiddels via een voorstel aan het college is gepresenteerd. Dat wordt uitgewerkt en in de memorie van antwoord verwoord. Bij de Zomernota heeft hij geantwoord dat er tot 1 januari tijd was om daarover na te denken en die tijd is er nog steeds. Als Sliedrecht voor of na 1 januari een besluit neemt om wel of niet uit te treden, dan is dat op zich nog bijtijds. Hij heeft toegezegd om aan te geven welke mogelijkheden en onmogelijkheden er zijn. ProRail zal in ieder geval aansprakelijk worden gesteld. Verder is afgesproken dat de zettingen eerst in beeld worden gebracht en dat daarmee het gesprek zal worden ingegaan. De heer Den Braanker gaat in op de rol van de provincie in het kader van Manden Maken; hij vraagt zich af in hoeverre er hier sprake is van onbehoorlijk bestuur en of hier actie op genomen zou moeten worden, eventueel in de vorm van een claim richting de provincie. Wethouder Tanis antwoordt dat hij het signaal begrijpt; het gaat om een fors bedrag en daarom heeft het bestuurlijk veel aandacht. De heer Pauw merkt op dat er veel toezeggingen op de agenda staan voor het 1e kwartaal 2011 en slechts één vergadermoment, op 22 februari 2011. Hij stelt de griffie en de voorzitter van de raad voor om hier goede nota van te nemen. Mevrouw Bisschop merkt op dat hetzelfde geldt voor het najaar van 2010. Bespreekpunt voor de raad van 8 november 2010
9. 5E WIJZIGING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DRECHTSTEDEN De raadsleden wordt gevraagd het wijzigingsbesluit gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, vijfde wijziging vast te stellen Mevrouw Visser maakt een voorbehoud omdat ze nog geen gelegenheid heeft gehad om de verordening te bestuderen. HAMERSTUK met stemverklaring 10. INGEKOMEN STUKKEN RUIMTE EN GROEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. Brief van de dijkbewoners, wijkcomité ‘Rivierdijk wijkt niet’ over Watertorenterrein 2. Capaciteit begraafplaats en ruimen graven 3. Besluit op aanvraag kapvergunning voor het verwijderen van 3 bijzonder waardevolle bomen voor het appartementencomplex “De Rietgors” 4. Tussenevaluatie gescheiden inzameling van plastic verpakkingsmateriaal 5. B&W verslag welstandsbeleid 2009 en jaarverslag welstandscommissie 2009 6. PALT-afspraken 2010-2020
Conform.
- 11 -
11. PROGRAMMABEGROTING 2010 Programma’s 4, 7, 8 en 9 uit hoofdstuk 2 Meningsvorming en informatie uitwisseling over: programma 4 “De openbare ruimte” programma 7 “Verkeer en Vervoer” programma 8 “Ruimtelijke ordening en milieu” programma 9 “Wonen” Mevrouw Bisschop vraagt naar aanleiding van programma 7, blz. 49 of er bij de gladheidbestrijding voldoende rekening wordt gehouden met barre winters. Naar aanleiding van programma 7, blz. 52 vraagt ze of een “zo mogelijk aaneengesloten oost-west fietsverbinding door eventueel vrij liggende fietspaden” betekent “zo veel als mogelijk”. De heer Visser merkt op naar aanleiding van de antwoorden op de vragen 15 en 56 dat er op 22 november een geactualiseerde planning komt. Dat is prachtig, maar wel te laat om mee te nemen bij de begrotingsbehandeling. Voor het gebied bij de P.C. Hooftlaan – Rivierdijk zal de raad kaders gaan stellen, waarna de plannen gemaakt worden. De volgorde klopt, maar vorig najaar zou de raad die kaders al gaan stellen. Hij vraagt waar op wordt gewacht. De heer Prins gaat in op blz. 58-59, thema Milieu. Afgelopen weekeind heeft de fractie van de PvdA een mail verspreid over energiebesparing. Het CDA liep al een tijdje rond met hetzelfde idee. Op 30 oktober doet Sliedrecht mee aan de Nacht van de Nacht door de verlichting uit te schakelen in het oude en nieuwe gemeentehuis en de kerktoren. Het bespaart 1.000 euro per jaar als je dat elke nacht zou doen. In deze tijd van bezuinigingen wil de CDA fractie dit als voorstel inbrengen. De heer Den Braanker merkt op dat je ook de feestverlichting zou kunnen uitdoen. Mevrouw de Bruin dankt de heer Prins voor de berekening; alle beetjes helpen. De PvdA heeft de gehele bevolking van Sliedrecht opgeroepen om mee te doen, met name vanwege de bewustwording, maar ook om te bekijken of je dit structureel zou kunnen doen. Haar fractie wil dit bij gelegenheid agenderen als bespreekpunt. De heer Prins steunt dit initiatief van harte; de gemeente kan een voorbeeldfunctie vervullen. Wethouder De Waard merkt op dat hij het verloop van de winters niet kan voorspellen; er zal wel adequaat worden ingespeeld op de weersomstandigheden. Sliedrecht heeft het in de afgelopen winters niet slecht gedaan, zeker in vergelijking met omliggende gemeenten. De wens voor vrij liggende fietspaden is via het raadsprogramma ingebracht; uiteraard wordt daar zoveel als mogelijk naar gestreefd, in de wetenschap dat Sliedrecht behoorlijk dicht bebouwd is. Wethouder Lavooi gaat in op de locatie Gat van Vogel tot aan de P.C. Hooftlaan. Er wordt niet gewacht, maar het is een feit dat er een beperkte bezetting is bij de afdeling Projecten. Dat is de reden dat het allemaal iets te lang duurt. Verder is er gekeken naar de leidraad communicatie voor grote projecten, die in 2009 is vastgesteld. Dat houdt in dat de betrokkenen vooraf worden gepolst over de voorstellen die het college aan de raad wil voorleggen. De heer Visser merkt op dat stedenbouwkundige kaders vereisen dat de raad kan aangeven wat ze wil: hoogte, breedte, volume et cetera en daar is in zijn optiek geen grote afdeling Projecten voor nodig, maar een deskundige raad. Hij begrijpt niet waarom de raad maar geen voorstellen voor kaders krijgt. Wethouder Lavooi antwoordt dat in de leidraad voor Communicatie een schema is opgenomen waarin het college met voorstellen in de richting van de raad komt, waarbij de raad inderdaad kaders gaat stellen, maar niet dan nadat er vooroverleg is geweest met de betrokkenen. De raad heeft –gelukkigstraks nog steeds alle vrijheid om te bepalen wat de stedenbouwkundige kaders zullen worden voor een gebied. De heer Pauw merkt op dat de bestemmingsplannen dus nog steeds worden aangepast aan de bouwplannen. - 12 -
Wethouder Lavooi antwoordt dat de realiteit gebiedt te zeggen dat je hier te maken hebt met een behoorlijk gecompliceerd gebied met diverse eigenaren en diverse gedachten. Die situatie is ook bij Waerthove aan de orde geweest. Het is een volstrekte illusie om te denken dat je vanuit een blanco situatie zou kunnen gaan starten. Dat neemt niet weg dat het college bepaalde gedachten heeft, ingegeven door het algemeen belang, die ook aan de raad zullen worden voorgelegd, waarvan zeker is dat bepaalde eigenaren daar niet enthousiast over zullen zijn. Het wordt dus geen blauwdruk, opgelegd door de eigenaren; integendeel. De heer Visser vraagt naar de planning van de bestemmingsplannen, gezien de geringe bezetting. Wethouder Lavooi antwoordt dat dat twee verschillende zaken betreft. Het project Gat van Vogel zit bij de afdeling Projecten. Tweede termijn Mevrouw Visser vraagt de overige fracties het volgende. Bij programma 4, blz. 31 wordt gesproken over een eenmalige extra besparing van 30.000 euro als gevolg van de verlaging van de reservering voor onderhoud en vervanging van speelvoorzieningen. Er zijn technische vragen over gesteld door een andere fractie, maar de beantwoording heeft haar fractie enigszins geschokt. In het programmaakkoord staat dat bezuinigingen op voorzieningen voor jeugd en jongeren als laatste in aanmerking zouden komen voor bezuinigingen. In het komende jaar is voor nieuwe zaken echter helemaal geen geld, en eventuele renovaties van speelvoorzieningen kunnen alleen worden uitgevoerd als er goedkopere zaken worden aangeschaft ter vervanging van wat nu aanwezig is. Ze vraagt zich af of de raad dat voor ogen heeft. De heer Dunsbergen merkt op dat zijn fractie die vraag heeft gesteld; hij dankt voor de bijval van mevrouw Visser en heeft dit punt ook ter sprake genoemd bij de Zomernota. In die zin zou hij er voor willen pleiten om daar anders mee om te gaan. Mevrouw Visser antwoordt dat zij daar ook voor pleit. Naar aanleiding van programma 8, blz. 58 en de aangenomen motie van PRO Sliedrecht en de bijdrage op 12 oktober bij de bijeenkomst Derde Merwedehaven merkt zij op dat de formulering van de genoemde maatregel, “verminderen van de milieuhinder aan de overkant en bij voorkeur op een vervroegde sluiting van de Derde Merwedehaven” wat de fractie van PRO Sliedrecht betreft echt te mager is. Ze hoopt dat andere fracties deze opvatting delen. Programma 9, blz. 65 spreekt over een toename van circa 600 woningen in Sliedrecht in de komende drie tot vier jaar. Afgelopen week is er een rapport gepubliceerd door de Rabobank over woningvoorraden in de regio. Ze vraagt of de tekst op blz. 65 dan niet veel te ambitieus is. De heer Visser antwoordt dat al vaker gebleken is dat het college ambitieus is. Mevrouw Visser merkt op dat het gaat om de vraag of de raad wil dat er wordt gebouwd voor leegstand; daar wordt het dorp niet mooier of beter van. Mevrouw Verschoor merkt op dat haar fractie ook kennis heeft genomen van het rapport; het is een punt dat aandacht verdient. De heer Huisman merkt op dat hij het rapport niet kent, maar dat hij dit punt in de fractie zal bespreken. Ten aanzien van de andere twee punten deelt zijn fractie de zorg die is uitgesproken. Zijn fractie sluit zich aan bij de opmerking over de tekst over de sluiting van de Derde Merwedehaven. De heer Den Braanker merkt op dat in het raadsprogramma letterlijk is vermeld dat “voorziening voor de ontwikkeling van kinderen” worden ontzien. Mevrouw Visser is van mening dat speelvoorzieningen zeker bijdragen aan zowel de fysieke als de lichamelijke ontwikkeling van kinderen, maar volgens de heer Den Braanker zou je dat in een bredere context kunnen bekijken. Uitgangspunt is uiteraard dat speelvoorzieningen er zijn voor kinderen en dat die daar gebruik van moeten kunnen maken. Hij heeft gelezen dat er elders weer een extra budget voor renovatie opgevoerd wordt. Mevrouw Visser antwoordt dat in de beantwoording van de technische vragen iets heel anders staat. - 13 -
De heer Dunsbergen merkt op dat hij uit de discussie opmaakt dat zijn fractie de hartelijke steun van de raad kan krijgen om hier anders naar te gaan kijken, waarvoor dank. Er staat ook dat er binnen de voorziening geen ruimte meer is voor nieuwe wensen; er wordt dus behoorlijk gesneden. De CDA fractie maakt zich daar echt zorgen over en zal een voorstel indienen. De heer Den Braanker merkt op dat zijn informatie nog niet volledig genoeg is om een goed oordeel te kunnen vellen. Burgemeester Boevée stelt voor om in de tekst met betrekking tot de overkant de woorden “bij voorkeur“ weg te laten. Hij geeft mevrouw Visser gelijk, want er is steeds gesproken over vervroegde sluiting. De heer Dunsbergen heeft ergens gelezen dat de raad van Dordrecht vertrouwelijk geïnformeerd wordt over een mogelijke sluiting van de Derde Merwedehaven in 2015. Hij vraagt welke onderhandelingen gevoerd worden door de gemeente Dordrecht en in hoeverre Sliedrecht daarbij is betrokken. De voorzitter stelt voor om daar op dit moment niet op door te gaan. Wethouder Tanis merkt op dat de raad uiteraard volledig vrij is om een andere afweging te maken dan het college als het bijvoorbeeld gaat om de speelvoorzieningen; hij neemt aan dat het CDA bij een dergelijk voorstel dan ook de dekking aangeeft, gezien de taakstelling. De heer Dunsbergen antwoordt dat er nog een positief saldo is van 128.000 euro; wellicht is dat een optie.
12. BEHEERSVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATS GEMEENTE SLIEDRECHT 2010 EN VERORDENING BEGRAFENISRECHTEN 2011 De raadsleden wordt gevraagd de Beheersverordening begraafplaats Sliedrecht 2011 en de Verordening op de heffing en invordering van begrafenisrechten 2011 vast te stellen HAMERSTUK.
13. VERORDENING MARKTGELDEN 2011 De raadsleden wordt gevraagd de verordening op de heffing en invordering van marktgelden 2011 vast te stellen. HAMERSTUK
14. INVOERING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT (WABO), CATEGORIEAANWIJZING VAN GEVALLEN WAARIN GEEN ‘VERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN’ VAN DE GEMEENTERAAD IS VEREIST De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen: 1. de categorieën gevallen als genoemd in paragraaf 3 van het raadsvoorstel d.d. 5 oktober 2010 aan te wijzen waarin geen verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 6.5 lid 3 Besluit omgevingsrecht is vereist. 2. dat dit besluit in werking treedt op 26 november 2010. HAMERSTUK
- 14 -
15. INGEKOMEN STUKKEN WELZIJN EN ZORG De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen WELZIJN EN ZORG 1. Profielschets RvC NV Drechtwerk 2. Oprichting NV Drechtwerk en opheffing Gemeenschappelijke Regeling Drechtwerk/statuten en liquidatieplan 3. Vergaderstukken Bestuurscommissie Sociale Dienst, 6 september 2010 4. Vergaderstukken van de vergadering van het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening van 3 en 30 september 2010 5. Vergaderstukken Bestuurscommissie Volksgezondheid regio ZHZ, 23 september 2010 6. Vergaderstukken en verslag van Bestuurdersconferentie “Op weg naar een sturingsmodel voor de GGD” 23 september 2010 en terugkoppeling door de wethouder van deze vergadering
Mevrouw Bisschop vraagt naar aanleiding van stuk 2 of de deadline van 1 december gehaald zal worden. De gemeente Dordrecht krijgt 50% van de aandelen en dat houdt in dat voor elk besluit de instemming van Dordrecht noodzakelijk is. Dat voelt een beetje scheef en ze vraagt de wethouder om hierop te reageren. Wethouder Lavooi antwoordt dat dat laatste een afweging is geweest. Als je puur kijkt naar de financiële belangen en het aantal werknemers bij Drechtwerk, dan moet je constateren dat Dordrecht absoluut de grootste speler is. Dat zou ook op de een of andere manier gehonoreerd moeten worden. De deadline van 1 december is haalbaar; als het anders is, komt hij daar op terug in de schriftelijke beantwoording. Het college heeft de stukken twee weken geleden vastgesteld.
16. PROGRAMMABEGROTING 2010 Programma’s 3, 5 en 6 uit hoofdstuk 2 Meningsvorming en informatie uitwisseling over: programma 3 “Jeugd en onderwijs” programma 5 “Cultuur, sport en recreatie” programma 6 “Werk, inkomen, zorg en welzijn” Mevrouw Visser merkt op naar aanleiding van blz. 29, punt 1 en 5 dat wordt vermeld dat het jeugdbeleid wordt bijgesteld en uitgevoerd. De evaluatie in het najaar van 2010 zal volgens haar informatie worden uitgevoerd door de ambtenaar Welzijn. Ze zou graag zien dat dat iets breder getrokken wordt en dat er ook gesproken wordt met jongeren, scholen et cetera; ze neemt aan dat iedereen zich daarin kan vinden. Mevrouw Bisschop vraagt naar aanleiding van programma 3, blz. 27, onderdeel 2 wanneer de raad plannen te zien krijgt over de brede school en de Anne de Vries school. Die twee hebben een samenhang. Haar tweede vraag betreft het Griendencollege. De gemeente gaat bezien hoe zij het Griendencollege kan faciliteren; ze vraagt wat dat inhoudt. De rol van de gemeente is volgens haar beperkt. Mevrouw Mulder sluit zich aan bij de vraag over de evaluatie. Op blz. 47 wordt gesproken over begeleiding van minderheden; ze vraagt wat dat inhoudt. De heer Huijser vraagt naar aanleiding van blz. 37 en het overzicht c. op blz. 116 naar de stand van zaken van de uitbreiding van sporthal de Stoep. Er zijn toezeggingen gedaan richting Sliedrecht Sport in het verleden.
- 15 -
Wethouder Tanis gaat in op de onlosmakelijke relatie tussen de brede school in Baanhoek West en de Anne de Vries school. De gemeente heeft er veel aan gedaan om de studie nog dit jaar af te ronden, maar dat gaat waarschijnlijk niet lukken. Het heeft ook te maken met de visie die het nieuwe bestuur van het openbaar onderwijs heeft; daar lopen gesprekken mee en dat heeft enige tijd nodig. Los daarvan hebben de locaties een directe relatie met de grote projecten en zullen in het kader van de brede doorlichting een plekje krijgen. De rol van de gemeente bij het Griendencollege is inderdaad uiterst beperkt. Het is wel zo dat het college alle mogelijkheden zal benutten, zoals het bedrijfsleven nadrukkelijk proberen te interesseren en te enthousiasmeren voor samenwerkingsverbanden met het Griendencollege en door er regionaal aandacht voor te vragen. Niet alleen heeft de gemeente fors geïnvesteerd, het heeft natuurlijk ook te maken met de aantrekkelijkheid van het onderwijs in de gemeente. Wethouder Lavooi zal de vraag over de begeleiding van minderheden opnemen in de memorie van antwoord. Wethouder De Waard merkt op dat vorig jaar december door de raad is uitgesproken dat er een sportvoorziening zou moeten komen aan de Stoep. Daar wordt over gesproken, maar dat is stedenbouwkundig gezien opgenomen in het project met betrekking tot de Rivierdijk. De uitbreiding zelf is opgenomen in de lijst van mogelijk te honoreren grote projecten. Voor zover hem bekend is er geen toezegging gedaan dat het zal worden uitgevoerd en wanneer. De wens ligt er; dat is duidelijk. Zodra het stedenbouwkundig verhaal bekend is, wordt het qua portefeuilles uit elkaar getrokken.
17. SLUITING De voorzitter concludeert dat er veel schriftelijke vragen gesteld zijn; het ambtelijk apparaat heeft een compliment verdiend voor het vele werk in een kort tijdsbestek, al konden nog niet alle vragen beantwoord worden. Het blijkt lastig om onderscheid te maken tussen technische vragen en vragen van politieke aard. De notulen en de memorie van antwoord worden op 3 november gemaild. Hij sluit de vergadering.
De voorzitter,
De griffier,
D. van Meeuwen
A. Overbeek
- 16 -
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 22 november 2010 WELZIJN EN ZORG NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5.
Terugkoppeling Hollandsche Biesbosch Overzicht verleende en afgewezen subsidies 2010 Realisatie van het Actieplan van de Integrale Beleidsnota Sport 2006-2010 Jaarverslag Wmo-adviesraad 2009 Vergaderstukken van de vergadering van het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk), 27 oktober 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR L. van Rekom T. Kros, 886 A. Raimond, 885 E. Kanters, 879 R. Zuidinga, 890
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 9 november 2010
Onderwerp: Convenant en Subsidieverordening van het Samenwerkingsverband Aangepast sporten Drechtsteden.
Voorgesteld besluit: 1. Kennisnemen van het Convenant Samenwerkingsverband Aangepast sporten in de regio Drechtsteden; 2. De Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011 vast te stellen.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Samenvatting Het Samenwerkingsverband Aangepast sporten Drechtsteden heeft als om zo veel mogelijk inwoners in de regio Drechtsteden met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking blijvend in beweging te krijgen in het belang van hun gezondheid en ter bevordering van hun sociale integratie. Een instrument om dit doel te bereiken is subsidiëren vanuit de Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2005. De huidige verordening is verouderd. Voorgesteld wordt de Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011 vast te stellen per 1 januari 2011. Hiermee wordt de huidige subsidieverordening per genoemde datum ingetrokken. Inleiding en achtergrond Het Samenwerkingsverband aangepast Sporten Drechtsteden (hierna te noemen SAD), is in 1992 op initiatief van de Dordtse Sportraad opgericht om een regionalisering van gehandicaptensport in het gebied van de Drechtsteden te bewerkstelligen. Het voordeel hiervan is dat specifieke faciliteiten die niet op lokaal niveau te vinden zijn en of niet te organiseren zijn, op regionaal niveau wel (beter) aangeboden of georganiseerd kunnen worden. Het hoofddoel van het SAD is om zo veel mogelijk inwoners in de Drechtsteden met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking blijvend in beweging te krijgen in het belang van hun gezondheid en ter bevordering van hun sociale integratie. Door het bestaan van het SAD krijgt deze doelgroep als het ware het nodige duwtje in de rug; mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking kunnen namelijk meer moeite hebben om aan activiteiten deel te nemen op het gebied van sport en bewegen.
-2-
Het SAD heeft op dit moment twee instrumenten om dit hoofddoel te bereiken: 1. Het zorgen voor een gedifferentieerd aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten, bereikbaar voor de doelgroep, waarbij centraal staat: o (Regionale) afstemming van het aanbod van beweeg- en sportactiviteiten op de vraag; o Toeleiding van burgers naar beweeg- en/of sportactiviteiten; o Ondersteuning van (sport)verenigingen; o Bieden van informatie en advies. 2. Het subsidiëren van de meerkosten in het kader van het aangepast sporten door middel van één regionale subsidieverordening. Hierbij is leidend dat: o Ondersteuning wordt geboden in deelname aan een sport- en of beweegactiviteit; o Het sporttechnisch- en vrijwilligers kader voldoende is toegerust voor de doelgroep. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de werkzaamheden door het bestaan van het SAD een positieve invloed hebben op de sportdeelname van mensen met een beperking. In het SAD nemen momenteel zeven gemeenten deel te weten Alblasserdam, Dordrecht, Graafstroom, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. Het bestuur wordt gevormd door de ambtelijke vertegenwoordiging van de deelnemende gemeenten, een onafhankelijke voorzitter en adviserende leden waaronder de Sportraad Dordrecht, WMO adviesraad Dordrecht, provinciale Sportraad, stichting MEE Drechtsteden, Sportservice Zuid-Holland en Gehandicaptensport Nederland. Het Sportbedrijf Dordrecht ondersteunt het SAD in het voeren van het secretariaat en de Sportraad Dordrecht heeft van alle gemeenten het mandaat gekregen om voor alle deelnemende gemeenten, de regionale subsidieverordening uit te voeren. Aanleiding voor dit voorstel De deelnemende gemeenten hebben het afgelopen jaar de positie, sturing en organisatie van het samenwerkingsverband geanalyseerd en bekeken op welke gebieden verbetering nodig is. Daarnaast zagen de deelnemende gemeenten aanleiding om tegelijk de huidige subsidieverordening te analyseren en te bekijken welke aanpassingen en verbeteringen hiervoor nodig zijn. Met betrekking tot het SAD heeft elke gemeente zelfstandig besloten om voor de doelgroep met elkaar samen te werken op een min of meer vrijblijvende basis. Er is geen geactualiseerde samenwerkingsovereenkomst die partijen verbindt en die de continuïteit waarborgt. Daarnaast zorgt de huidige structuur ervoor dat sturing aan partners niet goed plaats kan vinden. Formalisering en professionalisering bleken gewenst. De huidige subsidieverordening bleek verouderd. Als uitkomst van de analyse is naar voren gekomen dat de subsidieverordening aangepast moeten worden, omdat vanuit: 1. Juridisch oogpunt aanpassingen noodzakelijk zijn voor adequate uitvoering; 2. Praktisch oogpunt teveel administratieve lasten liggen bij aanvrager en gemeente; 3. Inhoudelijk oogpunt een aantal regelingen niet in meer verhouding staan tot de doelstelling van het SAD. De uitkomsten van dit alles liggen nu voor: een door de colleges van de deelnemende gemeenten te tekenen convenant en een verbeterde versie van de vigerende regionale subsidieregeling, welke laatste door betreffende gemeenteraden vastgesteld dient te worden. Te tekenen convenant waarmee samenwerkingsafspraken geformaliseerd worden Zoals aangegeven is het SAD een samenwerkingsverband dat al vele jaren in deze regio bestaat. Om de door de leden gewenste professionalisering en formalisering te bewerkstelligen, gaan de colleges bijgaand samenwerkingsconvenant ondertekenen welke de formalisering en uitwerking hiervan regelt. Hierbij is door bureau Drechtsteden onderzocht of er aansluiting kon worden gevonden bij huidige Drechtstedenstructuur. De voor- en nadelen hiervan zijn afgewogen en het advies luidt om dit niet te doen. Een reden hiervoor is dat deelname aan het SAD ook open staat voor gemeenten buiten het
-3-
Drechtstedenverband. Daarnaast is de huidige kracht van het SAD dat er weinig bestuurlijke lagen zijn die de sturing beïnvloeden, ondanks de deelname van meerdere gemeenten. Bij de sturing van beleid moet de burger en expert in deze centraal blijven staan. Het voorgelegde convenant en daarmee de wijze van uitvoering ondersteunen deze gedachte.
Aan te passen Subsidieverordening De subsidieverordening is verouderd en dient vanuit juridisch, praktisch en inhoudelijk oogpunt te worden gewijzigd. Tijdens de beoordeling van de huidige subsidieverordening is onder andere gekeken naar: • Staat het subsidieonderdeel nog in relatie tot de doelstelling van het SAD? • Is het reeds mogelijk, met bijvoorbeeld de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, elders subsidie te krijgen? • Houdt de subsidie voldoende rekening met eigen verantwoordelijkheid van de aanvragers? Het advies luidt om de volgende wijzigingen voor te leggen aan de gemeenteraad: i) Subsidieverstrekking op basis van kalenderjaar i.p.v. doorlopende mogelijkheid; ii) Invoeren van een subsidieplafond; iii) Uniform regelen van het mandaatbesluit; iv) Administratieve lastenvermindering door direct vaststellen van subsidies; v) Diplomavereisten uniform hanteren vanuit gehandicaptensport Nederland; vi) Vereenvoudiging subsidieonderdelen vervoerskosten en sporttechnisch kader; vii) Subsidie aangepast materiaal te verlagen van 80% naar 50%; viii) Beëindiging subsidieonderdelen attenties activiteitenhelpers en Overige buitengewone kosten. Onderstaand volgt een korte toelichting per onderdeel. i) Subsidieverstrekking op basis van kalenderjaar i.p.v. doorlopende mogelijkheid Tot op heden is het mogelijk om zowel voor kalenderjaar als verenigingsjaar aan te vragen. Dit brengt onduidelijkheden mee voor zowel aanvrager als gemeente. Het tijdpad voor subsidieaanvragen wordt nu afgestemd op kalenderjaar. Hierdoor is onder andere transparantie voor de subsidieaanvrager ontstaan welke wijze van verdeling wordt toegepast bij overschrijding van het jaarlijkse beschikbare gemeentelijke budget dat ter beschikking is gesteld. ii) Invoeren van een subsidieplafond Er is in de huidige subsidieverordening geen subsidieplafond opgenomen. Dit neemt als risico mee dat bij overschrijding van het beschikbare gemeentelijke budget, subsidies die voldoen aan de vereiste, toch moeten worden betaald. Er wordt een subsidieplafond ingevoerd. Bij overschrijding van het subsidieplafond zal een naar rato verdeling worden toegepast. iii) Uniform regelen van het mandaatbesluit Er dient opnieuw mandaat te worden verleend aan de Sportraad Dordrecht middels bijgevoegd mandaatbesluit. Dit vindt plaats op uniforme wijze door de deelnemende gemeenten. iv) Administratieve lastenvermindering door direct vaststellen van subsidies Vanuit het toegepaste principe vertrouwen en verantwoordelijk, zullen relatief lage subsidies (€ 2.500,-) meteen worden vastgesteld. Dit is een administratieve lastenvermindering voor de subsidieaanvrager. De aanvraag en vaststelling van subsidie geschiedt door middel van één handeling. Voor de subsidieverstrekker blijft de mogelijkheid voor steekproefcontrole. v) Diplomavereisten uniform hanteren vanuit Gehandicaptensport Nederland Het aantal en de diversiteit van de te behalen en behouden vereiste diploma’s voor het geven van trainingen is binnen het aangepast sporten hoger dan bij reguliere sportactiviteiten. Binnen de huidige
-4-
subsidieverordening is het niet te toetsen welke diplomavereisten vallen binnen de subsidieregeling. Vanuit het landelijke erkende orgaan Gehandicaptensport Nederland wordt voortaan getoetst of diploma’s, welke worden gesubsidieerd, hieraan voldoen. vi) Vereenvoudiging subsidieonderdelen vervoerskosten en sporttechnisch kader Voor vervoerskosten geldt dat er onder andere is gekeken of er binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning subsidie kan worden aangevraagd. Dit is niet het geval. De vervoerskosten vanuit de subsidieverordening hebben voornamelijk betrekking op vervoer georganiseerd vanuit de (sport)vereniging voor meerdere sporters die begeleiding nodig hebben naar de sportactiviteit. Voor de uitoefening van de sport is dit subsidieonderdeel van cruciaal belang en is een vereenvoudiging in de tekst aangebracht. Voor sportverenigingen is het daarnaast van belang dat het kader gespecialiseerd is in gehandicaptensport. Het aanbod van gediplomeerde trainers is hierin gering. Dit subsidieonderdeel sluit aan bij de meerkosten die verenigingen moeten maken om dergelijke trainers te behouden. In de huidige subsidieverordening is er een ingewikkelde brutoloon, inclusief reiskosten berekening die de aanvrager moet indienen voor subsidie. Het subsidieonderdeel wordt vereenvoudigd naar een vast tarief van € 500,- per begeleider/trainer per jaar tot een totaal maximum van € 3.500,- per (sport)vereniging. Bij de vaststelling van het vaste bedrag is een gemiddelde genomen gebaseerd op het bereik en gebruik van de afgelopen vijf jaar. vii) Subsidie aangepast materiaal te verlagen van 80% naar 50% Voor het houden van beweeg- en sportactiviteiten is aangepast materiaal noodzakelijk. Deze materiaalkosten liggen hoger dan bij reguliere sportactiviteiten. Er is momenteel geen gelijk gedeelde verantwoordelijk van subsidieaanvrager en gemeente. Dit houdt praktisch een kleine verlaging in van 80% naar 50% van subsidiabele meerkosten van aangepast materiaal. Dit heeft, gezien het beschikbare bedrag, geen noemenswaardige financiële consequenties voor de subsidieaanvrager. viii) Beëindiging subsidieonderdelen: attenties activiteitenhelpers en overige buitengewone kosten Activiteitenhelpers zijn noodzakelijk voor de begeleiding van sporters met een beperking. Er wordt een hoger beroep gedaan op deze vrijwilligers dan bij reguliere sport- en beweegactiviteiten. Te denken valt aan individuele hulp bij aan- en uitkleden, vervoer, begeleiding activiteit, etc. De activiteitenhelpers krijgen in de huidige subsidieverordening zowel een vergoeding van de vervoerskosten als het verstrekken van attenties. Het verstrekken van attenties (bijvoorbeeld feestavond, prijsuitreiking) behoort tot de reguliere activiteiten van een (sport)verenging. Er werd weinig tot geen gebruik gemaakt van subsidiering van attenties in de afgelopen vijf jaar. Dit onderdeel wordt beëindigd. Het subsidieonderdeel overige buitengewone kosten is een open einde regeling. Er werd weinig tot geen gebruik gemaakt en dit onderdeel wordt beëindigd gezien het niet in relatie staat tot het doel van het SAD. Gezien bovenstaande luidt het advies om de voorgelegde ‘Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011’ vast te stellen. Hierdoor treedt deze verordening per 1 januari 2011 in werking en wordt de huidige verordening per genoemde datum ingetrokken. Net als bij het ingaan van de huidige verordening dient het college bij deze nieuwe verordening opnieuw mandaat te verlenen aan de Sportraad Dordrecht voor wat betreft de uitvoering er van.
-5-
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders De voorgelegde besluiten houden geen aanpassingen in van de jaarlijkse gemeentelijke financiële bijdrage van elke gemeente aan het SAD. Daarom zijn er geen middelenconsequenties noch risico’s verbonden aan deze besluiten. Gemeente Graafstroom heeft recent besloten niet langer deel te nemen aan het samenwerkingsverband, vanwege het relatief kleine aandeel welke zij innemen gerelateerd aan de financiële middelen. Dit heeft geen verdere financiële consequenties voor de uitvoering van de taken van de deelnemende gemeenten. Dit is afgestemd met de overige vijf Drechtstedengemeenten. Gezien de bezuinigingstaakstellingen van de zes gemeenten voor de begrotingsjaren 2012 en verder, zal het SAD in 2011 onderzoek doen en een voorstel uitwerken voor mogelijke verlaging van de jaarlijkse bijdrage van elke gemeente. Hierover zal het SAD separaat adviseren.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Deze vast te stellen Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011, vervangt de huidige Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2005.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Met deze vast te stellen Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011, die in werking treedt per 1 januari 2011, wordt de huidige Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2005, per dezelfde datum ingetrokken.
Externe communicatie: Het dagelijks bestuur van de Sportraad Dordrecht heeft op 4 oktober 2010 ingestemd met deze wijze van uitvoering van de Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011. Er heeft daarnaast binnen de deelnemende gemeenten terugkoppeling plaatsgevonden met de huidige gebruikers van de verordening betreffende gebruik en bereik van de subsidieverordening. In het bestuur van het SAD is de totstandkoming van de nieuwe subsidieverordening en het convenant het afgelopen anderhalf jaar veelvuldig besproken. In het bestuur nemen belangenorganisaties vanuit de gehandicaptensport deel waaronder: Stichting Mee Drechtsteden, Gehandicaptensport Nederland, Provinciale Sportraad, Sportraad Dordrecht, Sportservice Zuid-Holland en WMO-adviesraad Dordrecht. De bijgevoegde stukken zijn ter juridische controle voorgelegd aan de juridisch adviesgroep regelgeving van de gemeente Dordrecht (JAR-commissie) op 6 september 2010. Vervolgens heeft het juridisch Drechtstedenoverleg (JUDO-commissie), waarin zes juristen vanuit de Drechtsteden deelnemen, op 18 oktober 2010 controle uitgevoerd. Beide organen hebben goedkeuring gegeven. Gezien voorgaande is er voldoende rekening gehouden met afstemming en is een officiële inspraakronde niet nodig. Aangaande deze voorgelegde besluiten zal op de hiertoe gebruikelijke wijze gecommuniceerd worden: persbericht, bekendmaking verordening en mandaatbesluit en informeren van de doelgroep.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011
Verantwoordelijke afdeling
Welzijn, Educatie en Zorg. telefoon (0184) 495885 De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad der gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2010; overwegende, dat er juridische en inhoudelijke wijzigingen zullen plaatsvinden in de subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2005 gelet op artikel 149 Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2 Subsidies;
b e s l u i t.: vast te stellen de navolgende Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011. HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. aangepast sporten:
b. college: c. deelnemende gemeenten:
d. instelling: e. sport:
f. subsidiejaar: g. wet:
het beoefenen van sport in aangepaste vorm door personen met een motorische, zintuiglijke of verstandelijke handicap of met een chronische aandoening, die aantoonbare beperkingen opleveren bij de sportbeoefening; het college van burgemeester en wethouders van Sliedrecht; de gemeenten die participeren in het Samenwerkingsverband aangepast sporten Drechtsteden, te weten: Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-IdoAmbacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht; vereniging of stichting die aangepast sporten aanbiedt; het geheel van lichamelijke en/of geestelijke activiteiten, gericht op ontspanning, met spel- en/of wedstrijdelementen, waarbij conditie en/of vaardigheid zijn vereist, respectievelijk worden bevorderd; het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft; de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2: Doelstelling 1. Doel van deze subsidieverordening is om instellingen met subsidie van de deelnemende gemeenten in staat te stellen sportactiviteiten in aangepaste vorm aan te bieden aan inwoners van de deelnemende gemeenten, die zijn aangewezen op aangepast sporten. 2. De subsidie is bedoeld voor de meerkosten van het aangepast sporten, ten opzichte van de kosten van sportbeoefening door personen die niet zijn aangewezen op aangepast sporten. Artikel 3: Uitvoering van de verordening Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en de vaststelling van het subsidieplafond als genoemd in artikel 4 lid 1. Artikel 4: Subsidieplafond 1. Het college stelt in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het subsidieplafond vast. 2. Als bij de besluitvorming over de subsidieaanvragen die voor 1 oktober zijn binnengekomen blijkt dat het voor de subsidies benodigde bedrag hoger is dan het subsidieplafond, dan worden alle subsidies met een zodanig percentage verlaagd dat overschrijding van het subsidieplafond achterwege blijft.
HOOFDSTUK 2: EISEN AAN DE INSTELLINGEN Artikel 5: Eisen aan de instellingen 1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan instellingen die: a. volledige rechtsbevoegdheid bezitten; b. statutair gevestigd zijn in de deelnemende gemeenten; c. openstaan voor de hele bevolking van de deelnemende gemeenten, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse, seksuele geaardheid of leeftijd. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 onder b kunnen instellingen waarvan de deelnemers voor tenminste 50% uit de deelnemende gemeenten afkomstig zijn in aanmerking komen voor subsidie.
HOOFDSTUK 3: GRONDSLAG SUBSIDIEBEREKENING Artikel 6: Te subsidiëren activiteiten 1. Op grond van deze verordening kan subsidie worden verstrekt voor: a. vervoer van sporters; b. inzet van gekwalificeerd sporttechnisch kader; c. activiteitenhelpers; d. aangepaste materialen; e. opleidingen voor aangepaste sporten. 2. Als voor vervoer gebruik wordt gemaakt van een motorvoertuig dan worden de kosten daarvan berekend op basis van de op dat moment geldende belastingvrije kilometervergoeding. Artikel 7: Subsidie voor vervoer van sporters De subsidie bedraagt: 1. voor sporters die zijn aangewezen op het gebruik van een rolstoel 75% van de kosten van vervoer met een aangepast vervoermiddel naar en van de sportaccommodatie. 2. voor sporters die zich niet zelfstandig kunnen verplaatsen 25% van de kosten van vervoer naar en van de sportaccommodatie. Artikel 8: Subsidie voor inzet van gekwalificeerd sporttechnisch kader 1. De subsidie bedraagt maximaal € 500 per begeleider of trainer per jaar tot een totaal maximum van € 3.500 per jaar per instelling.
2
2. Voor de kosten van begeleiders en trainers wordt uitsluitend subsidie verstrekt als betrokkenen in het bezit zijn van een door Gehandicaptensport Nederland erkend diploma. 3. Op het bepaalde in lid 2 kan eenmalig en voor de duur van één jaar een uitzondering worden gemaakt voor personen die niet beschikken over de nodige diploma’s, maar wel geacht kunnen worden over de vereiste vaardigheden te beschikken, en voor personen die hun opleiding nog niet hebben afgerond. Artikel 9: Subsidie voor activiteitenhelpers 1. Onder activiteitenhelpers worden verstaan de vrijwilligers die voor, tijdens en na afloop van aangepast sporten mensen met een beperking helpen noodzakelijke handelingen te verrichten. 2. De subsidie bedraagt 50% van de reiskosten van de activiteitenhelper naar en van de sportaccommodatie. Artikel 10: Subsidie voor aangepaste materialen 1. Onder aangepaste materialen en/of toestellen wordt verstaan: specifieke materialen en/of toestellen die noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van aangepast sporten. 2. De subsidie bedraagt 50% van de kosten van aanschaf en onderhoud van a. aangepaste spelmaterialen en/of toestellen; b. naar het oordeel van het college noodzakelijke medische apparatuur. 3. Sportrolstoelen zijn van subsidiëring uitgesloten, met uitzondering van ten hoogste twee stoelen, die door de instelling worden ingezet om nieuwe leden te laten kennismaken met het rijden in een sportrolstoel. Artikel 11: Subsidie voor opleidingen voor aangepaste sporten De subsidie bedraagt 50 % van de kosten voor het volgen van een door Gehandicaptensport Nederland erkende opleiding van het sporttechnisch kader.
HOOFDSTUK 4: PROCEDURE SUBSIDIEVERSTREKKING Artikel 12: De subsidieaanvraag 1. Aanvragen worden voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend bij het college. 2. Na 1 oktober ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen, tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. 3. De aanvraag is voorzien van een begroting van baten en lasten van de activiteit(en) en een activiteitenplan. 4. Indien een instelling voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, worden de volgende documenten verstrekt aan het college: de oprichtingsakte, de statuten, de namen, adressen en functies van de zittende bestuursleden en indien mogelijk het meest recente jaarverslag en de jaarrekening inclusief de balans. Vervolgens kan de het college ten alle tijden inzage krijgen in genoemde documenten. 5. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van subsidie gebruik wordt gemaakt van een daartoe vastgesteld formulier. Artikel 13: Beslistermijn op subsidieaanvraag Op subsidieaanvragen wordt vanaf de uiterste indieningtermijn als bedoeld in artikel 12, eerste lid van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar binnen 13 weken of binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag beslist.
Artikel 14: Weigeringgronden 1. De subsidie wordt naast de in de Wet genoemde gevallen geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat: a. de subsidie door de instelling niet doelmatig en doeltreffend zal worden besteed; 3
b. de subsidie niet aanwijsbaar ten goede komt aan de inwoners van de deelnemende gemeenten; c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de Grondwet, de wet, het algemeen belang en/of de openbare orde of deze verordening; d. de aanvrager niet voldoet aan de voor subsidieverstrekking vastgestelde criteria; e. de instelling met het aanbieden van aangepast sporten winst beoogt. 2. De subsidie kan naast de in de Wet genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat: a. aan de aanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt of kan worden verstrekt voor dezelfde activiteiten; b. de aanvrager met inbegrip van de subsidie niet over voldoende middelen beschikt om de activiteiten te realiseren; c. de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van te subsidiëren activiteit(en) heeft verkregen of zal krijgen. Artikel 15: Verantwoording subsidie 1. Subsidies tot € 2.500 worden direct vastgesteld. 2. Voor subsidies vanaf € 2.500 wordt voor 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend. 3. De aanvraag tot subsidievaststelling is voorzien van een activiteitenverslag en een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteit(en). 4. Indien het college op 1 mei geen aanvraag tot subsidievaststelling heeft ontvangen, nodigt het de subsidieontvanger uit om binnen een redelijke termijn, maar in ieder geval voor 1 juni, een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen. Indien aan dat verzoek geen gehoor wordt gegeven kan het college de verleende subsidie op een lager bedrag of op nul Euro vaststellen. 5. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van de subsidievaststelling gebruik wordt gemaakt van een daartoe vastgesteld formulier. Artikel 16: Betaling en bevoorschotting 1. Bij subsidies tot € 2.500 vindt betaling van de subsidie uiterlijk binnen zes weken na verzending van de vaststellingsbeschikking plaats. 2. Indien wordt besloten tot bevoorschotting van de subsidie worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald. Artikel 17: Beslistermijn op aanvraag tot subsidievaststelling Op aanvragen tot subsidievaststelling wordt vanaf de uiterste indieningtermijn als bedoeld in artikel 15, tweede lid binnen 13 weken of binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag beslist.
HOOFDSTUK 5: ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN Artikel 18: Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle 1. De instelling verstrekt op verzoek van het college zonder voorbehoud informatie en inzage in haar administratie. 2. De instelling stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van gebeurtenissen die een belangrijke invloed (kunnen) hebben op de subsidieverstrekking. 3. Het college kan besluiten een steekproefsgewijze controle te verrichten onder instellingen die een subsidie tot € 2.500 hebben ontvangen. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te kunnen overleggen.
4
HOOFDSTUK 6: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 19: Hardheidsclausule en mogelijkheid tot afwijken In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de subsidieaanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 20: Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 2. Op subsidies voor het kalenderjaar 2010 of het verenigingsjaar 2010/2011 blijft de Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2005 van toepassing. 3. Voor het subsidiejaar 2011 geldt een afwijkende aanvraagtermijn, te weten voor 1 april 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening aangepast sporten in de Drechtsteden 2011” 5. De “Subsidieverordening aangepast sporten in de Drechtsteden 2005” wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 6 december 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
5
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 9 november 2010
Onderwerp: Beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht Voorgesteld besluit: De beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht vast te stellen. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Iedere gemeente is volgens de Wet op de Jeugdzorg verplicht om uiterlijk in 2011 een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) te hebben. Het concept van het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt opgenomen in de Wet op de Jeugdzorg. Aanleiding Al vele jaren wordt er gesproken over breuken in de keten van de jeugdzorg en over onvoldoende samenwerking in deze keten. Deze Centra voor Jeugd en Gezin moeten de verkokering van de jeugdzorg tegengaan en helderheid verschaffen over verantwoordelijkheden. Daarbij moeten alle ouders, jeugdigen en kinderen, als zij dit willen, met alle vragen over opvoeden en opgroeien én voor hulp, terecht kunnen bij een laagdrempelig en herkenbaar punt in de buurt. Een CJG is een laagdrempelige en herkenbare voorziening voor opvoeders en jeugd (-9 maanden tot 23 jaar) waar zij terecht kunnen met (hulp)vragen en waar hulpverlening geboden wordt. Op 22 april 2008 heeft uw college het plan van aanpak vastgesteld voor het tot stand komen van een CJG in Sliedrecht. In samenspraak met een Kerngroep worden de plannen hiertoe voorbereid. De gemeenteraad is op 11 december 2008 en 17 mei 2010 tijdens informatieve bijeenkomsten en tussentijds via mededelingen portefeuillehouder en projectrapportages over de ontwikkelingen geïnformeerd. De beleidsnota CJG In de nota worden de kaders die de gemeente Sliedrecht stelt aan het opzetten van haar Centrum voor Jeugd en Gezin vastgelegd. De bestaande situatie in de gemeente Sliedrecht wordt weergegeven hoe dit het Centrum voor Jeugd en Gezin in Sliedrecht tot stand komt en welke zaken nog in ontwikkeling zijn. Daar wordt een planning en de financiële waarbinnen de laatste zaken worden aangepakt. Uitgangspunten CJG Sliedrecht Voor de ontwikkeling van het CJG gelden de volgende uitgangspunten: 1. Voor de uitwerking van het CJG wordt aangesloten bij het basismodel CJG 2. Het Centrum voor Jeugd en gezin Sliedrecht bestaat uit een toegankelijk herkenbaar en vindbaar fysiek, telefonisch en digitaal loket. 3. Het fysieke loket is bij voorkeur in het centrum van Sliedrecht en wordt in de vorm van een inlooppunt gerealiseerd.
-2-
4. Voor oudere jeugd zal informatie en advies op passende wijze worden aangereikt. Er wordt ingezet op een ‘brengende’ werkwijze. Hiervoor zal onder meer het jongerenwerk de aangewezen partner zijn. 5. Voor het loket is het uitgangspunt ‘zo licht en snel als mogelijk’. Een nieuwe bureaucratische instelling moet voorkomen worden. 6. De bestaande zorgstructuren blijven waar mogelijk behouden. Voorkomen moet worden dat er onnodige of kwalitatief mindere systemen worden gebouwd. 7. De ontwikkeling van het iJGZ volgt de ontwikkeling van het CJG In de beleidsnota zijn de volgende onderwerpen uitgewerkt: Gebouw Nicolaas Beetsstraat voor het CJG Op 8 februari 2010 heeft de gemeenteraad besloten een investeringskrediet beschikbaar te stellen voor de aankoop en verbouwing van de Nic. Beetstraat 2-6 met als doel de fysieke vestiging van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met de volgende organisaties zijn intentieverklaringen overeengekomen voor vestiging in het Centrum voor Jeugd en Gezin: - Rivas Zorggroep - GGD ZHZ - Humanitas (Homestart) - Logopedische Dienst Kring Sliedrecht - De Knuffelbeer (Speel-o-theek) De verbouwing van de Nic. Beetstraat is begin september 2010 gestart en de oplevering staat gepland voor medio december 2010. Met deze planning kunnen de deuren van het Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht in januari 2011 open. Omvorming overlegstructuren tot Zorgadviesteam (ZAT) Er is een wijziging van de Onderwijswet in voorbereiding waarin de vorming van Zorgadviesteam wordt geregeld. In de regio is hierop geanticipeerd door het samenwerkingsverband Primair onderwijs Zuid-Holland Zuid door onderling af te stemmen over een voorgestane structuur voor de vorming van de ZAT’s. Inzet is om de structuur van het ZAT te integreren in de bestaande structuur en werkwijze van het MDT en SJS. Bij meervoudige problemen kunnen dossiers vanuit de zorgteams van scholen (schoolniveau) worden ingebracht in het MDT/ZAT. Met de deelnemers van MDT en SJS is met instemming afgestemd om deze casusoverleggen onder te brengen in één ZAT en binnen het ZAT in verschillende bezettingen te overleggen. Inzet is om het voorzitterschap van het ZAT, voor de groep van 0-12 jarigen en 12 jaar en ouder, te laten uitvoeren door het onderwijs. Integrale jeugdgezondheidszorg Er is in 2009 een procedure gestart waarin de integrale Jeugdgezondheidszorg (iJGZ) onder concurrentie subsidie wordt verleend. Na weging van de subsidieaanvragen van de GGD en Rivas/Careyn is het voorstel gekomen om de jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar in zijn geheel onder te brengen bij Rivas/Careyn. Het Dagelijks Bestuur van regio Zuid-Holland Zuid (DB) heeft het besluit genomen om een preferente positie te geven aan het Rivas/Careyn onder de voorwaarde dat de frictiekosten van de operatie binnen een korte termijn worden terugverdiend. Het DB heeft besloten eerst een sluitende begroting voor de GGD exclusief JGZ 4-19 te laten opstellen op grond waarvan zij pas een besluit zullen nemen. De gestelde randvoorwaarden bij het gunningvoorstel dienen eerst nader uitgewerkt te worden. Daarbij is gekozen voor zorgvuldigheid boven snelheid. Om het proces van overgang zorgvuldig te laten verlopen zal de termijn van effectuering van het besluit 1 januari 2012 zijn.
-3-
Zorg voor jeugd De verwijsindex risicojongeren (VIR) De verwijsindex risicojongeren (VIR) is een landelijk digitaal systeem dat risicomeldingen van hulpverleners over jongeren bij elkaar brengt. De gemeente Sliedrecht heeft in 2008 al besloten in regioverband deel te nemen aan Zorg voor Jeugd (ZvJ). Deze regionale verwijsindex is inmiddels gekoppeld aan het landelijk systeem. Hiermee voldoet de gemeente Sliedrecht aan haar wettelijke verplichting. In de regionale notitie “Signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Drechtsteden en AV” zijn de verantwoordelijkheden en omgangsregels vastgelegd voor de verwijsindex Zorg voor Jeugd. Voorpost van Bureau Jeugdzorg in het Centrum voor Jeugd en Gezin Bureau Jeugdzorg heeft toegezegd zich aan te sluiten bij het ZAT voor zover de schaalgrootte van het ZAT de gehele gemeente betreft. Met aansluiting bij het ZAT bereikt Bureau Jeugdzorg de meeste jongeren en is qua efficiency voor een gemeente met de omvang van Sliedrecht het meest voor de hand liggend. Op termijn wordt bezien of het aantal casussen binnen het ZAT groot genoeg is om de aansluiting van Bureau Jeugdzorg te kunnen handhaven. Daarnaast blijft Bureau Jeugdzorg op afroep beschikbaar. Prenatale voorlichting De gemeente Sliedrecht verstrekt sinds 2009 subsidie aan Rivas voor de uitvoering van prenatale voorlichtingsbijeenkomsten. Binnen de regio Zuid-Holland Zuid wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de prenatale Zorg/Voorlichting regionaal te organiseren. Inzet is om in 2011 met een regionaal voorstel te komen en dit voorstel in 2012 te effectueren. Strategisch overleg Jeugdbeleid De invulling van de regierol van de gemeente in het CJG komt tot stand in het Strategisch overleg Jeugdbeleid, onder voorzitterschap van de portefeuillehouder Jeugd worden gehouden. De beleidsambtenaar Jeugd fungeert als secretaris. Het strategisch overleg wordt begin 2011 opgestart. Vastleggen verantwoordelijkheden De gemeente heeft de wettelijke verplichting om schriftelijke afspraken te maken met de partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin over de coördinatie en uitvoering van zorg. Onder regie van de gemeente worden scenario’s uitgewerkt en worden er sluitende afspraken gemaakt met de betrokken partijen. Dit in aansluiting op de afspraken voor Zorg voor jeugd. Coördinatie in het CJG Binnen het CJG zal Rivas uitvoering geven aan het uniforme deel en het maatwerkdeel van de Jeugdgezondheidszorg. Ook levert Rivas diensten op het gebied van Schoolmaatschappelijk werk (SMW), Jeugd maatschappelijk werk (JMW), Algemeen maatschappelijk werk (AMW). De gemeente is in gesprek met Rivas om de taken meer integraal en minder verkokerd te laten uitvoeren. Onderdeel van deze taken zijn ook de coördinerende rol van Rivas in het CJG. Deze afspraken worden in de loop van 2011vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Digitaal Dossier JGZ (voorheen EKD) In regionaal verband is besloten om de invoering van het Digitaal dossier JGZ (DD JGZ voorheen EKD) via de organisatie die de JGZ gegund krijgt te laten verlopen. Omdat de termijn van overdracht nu nog verder wordt vertraagt zal na besluit over de iJGZ aan de nieuwe organisatie opdracht worden gegeven het DD JGZ in de loop van 2011 voor te bereiden en in te voeren. Digitale informatievoorziening: Met de gemeenten in de Drechtsteden vindt overleg plaats over het gezamenlijk op de rit zetten van een website voor het CJG. Via deze website kunnen inwoners gevalideerde informatie raadplegen. Er vindt nog onderzoek plaats onder aanbieders op grond van een pakket van eisen. Op termijn ligt het in de bedoeling de uitvoering bij een uitvoerende organisatie te beleggen.
-4-
Middelenconsequenties/risicoafweging In aanloop naar de wettelijke verankering van het realiseren van een CJG heeft het Rijk een financiële impuls toegezegd. Deze financiële impuls moet gemeenten in staat stellen met het CJG aan de slag te gaan. Het Rijk zet in op een landelijke dekking van CJG’s. Zodra dit gerealiseerd is, zullen de beschikbare middelen structureel worden toegevoegd aan het gemeentefonds. Tot die tijd ontvangen gemeenten middelen via een Brededoeluitkering CJG. Deze uitkering heeft een licht verantwoordingsregime. In deze Brede Doel Uitkeringen zijn diverse bestaande geldstromen en uitkeringen samen met extra middelen uit het vorige coalitieakkoord, gebundeld en ontschot aan gemeente beschikbaar gesteld. De extra middelen zijn verstrekt voor het tot stand brengen van het CJG. De uitkering wordt zonder aanvraag in de periode 2008-2011 toegekend. Voor de gemeente Sliedrecht is voor deze periode, inclusief verhoging in 2008 en bijstelling OVA over 2009-2012, een totaalbedrag van € 1.693.000,-- beschikbaar. Van dit bedrag wordt over de periode 2008-2012 € 1.233.000 ingezet voor de JGZ. Voor de verwijsindex Zorg voor Jeugd € 30.000 is reeds begroot. Voor Prenatale voorlichting is begroot € 21.900. Voor de exploitatie van het Gebouw Centrum voor Jeugd en Gezin is in december 2009 besloten structureel € 44.200 in te zetten. Verder worden de voorbereidingskosten voor het CJG, waaronder adviezen en ambtelijke voorbereiding uit de BDU JGZ bekostigd. De weergegeven kosten voor een digitale website CJG berusten op een voorlopige raming. Voor de uitvoering van de coördinatie, beheer en receptie van het CJG is een voorlopige subsidieaanvraag gedaan ter hoogte van € 52.500. Verwacht wordt dat invoering van DD JGZ in 2011 zal worden opgestart. Voor verantwoording van de uitgaven van de BDU CJG kunnen ook bestaande voorzieningen die een relatie hebben met realisatie van het CJG worden opgevoerd. In onderstaand overzicht wordt een eerste opgave gedaan van de mogelijkheden. Daarbij is ook de post Stevig ouderschap vermeld, waarvoor door Rivas verzuimd is subsidie voor 2010 en 2011 aan te vragen. De maatwerkgelden zijn hier vermeld omdat hierin ook de deelname van de JGZ 0-4 aan het ZAT is geborgd en een wezenlijk onderdeel vormt voor het opereren van het CJG. Overzicht voorziene uitgaven CJG 2008 2009 2010 2011 Jeugdgezondheidszorg 0-4 284.275 291.073 328.895 Prenatale voorlichting Zorg voor Jeugd
328.895
4.800
8.547
5.525
5.525
10.000
10.000
10.000
10.000
44.200
44.200
52.500
52.500
Exploitatie CJG Voorbereidingskosten
2012 e.v. 328.895
p.m.
p.m.
Coördinatie en inloopfunctie CJG* Maatwerk, waaronder deelname ZAT
25.960
25.960
25.960
Website CJG*
10.000
10.000
10.000
63.000
30.000
EKD/DD JGZ Stevig ouderschap *
36.396
36.801
p.m.
* hierover volgen separate voorstellen, overige posten zijn reeds via besluiten bestemd
-5-
Overzicht inkomsten CJG BDU CJG
2008
2009
2010
2011
2012 e.v.
313.841
420.679
454.724
493.538
465.148
34.144
34.144
34.144
15.000
30.000
30.000
62.518
62.518
Maatwerk Voorziening EKD/DD JGZ
18.000
Inzet eigen middelen
62.518
p.m.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Op onderdelen komen er separate voorstellen met budgetmutaties
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Iedere gemeente is volgens de Wet op de Jeugdzorg verplicht om uiterlijk in 2011 een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) te hebben. Het concept van het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt opgenomen in de Wet op de Jeugdzorg.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie 22 november Beleidskader CJG in opiniërende bijeenkomst gemeenteraad 6 december Vaststellen beleidskader CJG door gemeenteraad Medio december Eindoplevering verbouwing Nic. Beetsstraat Eind december verhuizingen 2 januari 2011 Start CJG in Nic. Beetsstraat 1e kwartaal 2011 Start Strategisch overleg Jeugdbeleid Eind 2011 Subsidieovereenkomst Coördinatie, inloop- en opvoedfunctie 2011 vaststelling afspraken met organisaties netwerk jeugdbeleid 2011 /2012 Ontwikkeling regionaal voorstel prenatale zorg en invoering 2014 Evaluatie CJG
Externe communicatie: Bijgaand concept voor de beleidsnota CJG Sliedrecht is voorbereid met de kernpartners (onderwijs, maatschappelijk werk, consultatiebureau, schoolartsen, bureau jeugdzorg) voor het CJG en een vertegenwoordiging van de Wmo-adviesraad in de Kerngroep CJG. Onder ouders en jeugdigen is in 2009 onderzoek verricht naar hun wensen bij de inrichting van het CJG. De verwijsindex Zorg voor Jeugd en de omvorming van de huidige multidisciplinaire teams voor de jeugd naar Zorgadviesteams zijn voorbreid met een breed scala aan organisaties en belanghebbenden. De conceptnota zal ook in deze vorm ter bespreking worden voorgelegd in de Wmo-adviesraad van 15 november 2010. De resultaten hiervan deze bespreking worden voor de bespreking op 22 november in de opiniërende bijeenkomst aan de gemeenteraad ter kennis gebracht. Na vaststelling van de beleidsnota zal een persbericht uitgaan en de nota wordt gepubliceerd op de gemeentesite. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2010;
besluit:
De beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht
Voorwoord Voor u ligt de beleidsnota Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht. Deze beleidsnota is in goede samenwerking met de verschillende betrokken partijen tot stand gekomen. Dit is geen vanzelfsprekendheid en laat zien waar Sliedrecht groot in kan zijn. Alle partijen zien het nut van het Centrum voor Jeugd en Gezin en willen zich er voor de volle 100% voor inzetten. Dit met één voorwaarde: behoud van kwaliteit. Ondanks dat er altijd ruimte is voor verbetering, is de kwaliteit van het preventief jeugdbeleid in Sliedrecht als zeer goed te omschrijven. Het Centrum voor Jeugd en Gezin biedt de mogelijkheid om een stap voorwaarts te zetten. Er is nog een hoop werk aan de winkel. Zo is er een nieuwe locatie waarin de betrokken partijen organisatorisch en soms zelfs fysiek een plek moeten vinden. Daarnaast moeten de inwoners ook de weg weten te vinden naar het Centrum voor Jeugd en Gezin. Er is dus genoeg te doen. Met de medewerking van alle betrokken partijen ben ik er van overtuigd dat wij een laagdrempelig, functioneel en kwalitatief Centrum voor Jeugd en gezin kunnen aanbieden aan de inwoners van Sliedrecht.
Met vriendelijke groet,
Johan Lavooi Portefeuillehouder Jeugd Gemeente Sliedrecht
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding ....................................................................................................................................4 2. Visie, missie, doelgroep, doel, uitgangspunten............................................................................5 § 2.1 Inleiding............................................................................................................................5 § 2.2 Visie..................................................................................................................................5 § 2.3 Missie ...............................................................................................................................5 § 2.4 Doelgroep .........................................................................................................................5 § 2.5 Doel ..................................................................................................................................5 § 2.6 Uitgangspunten CJG Sliedrecht .........................................................................................6 3. Het Centrum voor Jeugd en Gezin ..............................................................................................7 § 3.1 Ontstaansgeschiedenis .......................................................................................................7 § 3.2 Wettelijke grondslag..........................................................................................................9 § 3.3 Rijksbijdrage .....................................................................................................................9 § 3.4 Basismodel Centrum Jeugd en Gezin ...............................................................................10 § 3.5 Regierol gemeente...........................................................................................................12 § 3.6 Toezicht ..........................................................................................................................12 4. De huidige situatie in Sliedrecht ...............................................................................................13 § 4.1 Omvang doelgroep CJG ..................................................................................................13 § 4.2 Voorzieningen .................................................................................................................13 § 4.3 Overlegstructuren ............................................................................................................14 § 4.3.1 Casusoverleggen.......................................................................................................14 § 4.3.2 Verwijsindex risicojongeren......................................................................................15 § 4.3.3 Integrale Jeugdgezondheidszorg (iJGZ) ....................................................................15 5. Vorming Centrum voor Jeugd en Gezin in Sliedrecht ...............................................................16 § 5.1 Behoefte doelgroep..........................................................................................................16 § 5.2 Betrokken partijen ...........................................................................................................16 § 5.2.1 Kerngroep.................................................................................................................16 § 5.2.2 Regionale samenwerking ..........................................................................................16 § 5.2.3 Overige betrokken partijen........................................................................................17 § 5.3 Locatie Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht .............................................................17 § 5.4 Nader uit te werken punten ..............................................................................................18 § 5.4.1 Zorgadviesteam (ZAT) .............................................................................................18 § 5.4.2 Voorpost Bureau Jeugdzorg ......................................................................................19 § 5.4.3 iJGZ .........................................................................................................................20 § 5.4.4 Prenatale Zorg/Voorlichting......................................................................................20 § 5.4.5 Strategisch overleg Jeugdbeleid ................................................................................21 § 5.4.6 Formalisering verantwoordelijkheden .......................................................................21 § 5.4.7 Taken Rivas in het CJG ............................................................................................21 § 5.4.8 Digitale website CJG ...............................................................................................22 6. Vervolgplanning ......................................................................................................................23 Lijst afkortingen ..........................................................................................................................24 Bijlagen .......................................................................................................................................25
3
1. Inleiding Al vele jaren wordt er gesproken over breuken in de keten van de jeugdzorg en over onvoldoende samenwerking in deze keten. Enkele schrijnende landelijke voorbeelden vormden de aanleiding om in het beleidsakkoord (Kabinet Balkenende IV) in te zetten op vorming van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) in alle gemeenten in Nederland. Deze Centra voor Jeugd en Gezin moeten de verkokering van de jeugdzorg tegengaan en helderheid verschaffen over verantwoordelijkheden. Daarbij moeten alle ouders, jeugdigen en kinderen, als zij dit willen, met alle vragen over opvoeden en opgroeien én voor hulp, terecht kunnen bij een laagdrempelig en herkenbaar punt in de buurt. Er moet een omslag worden gemaakt naar het eerder opsporen van risico’s en het beter en eerder aanpakken van problemen. De aanpak is gericht op ouders, professionals én overheden. Er wordt ingezet op preventie en beschikbaarheid van opvoed- en gezinsondersteuning voor alle kinderen en gezinnen die daar gebruik van willen maken. Het kind dient bij de aanpak centraal te staan. Inzet is om het principe ‘één gezin, één plan’ overal in Nederland te realiseren. Tijdslijn De rijksoverheid stelt dat elke gemeente eind 2011 een centrum voor Jeugd en Gezin heeft. De gemeente Sliedrecht zet zich sinds 2008 in om deze doelstelling te halen. De verschillende betrokken partijen doen er alles aan om op 1 januari 2011 de deuren van het fysieke Centrum voor Jeugd en gezin te openen. Zoals het er nu naar uit ziet zal dit zeker lukken. Voorliggend beleidsplan De gemeente Sliedrecht geeft met dit beleidsdocument invulling aan de beleidsruimte binnen de wettelijke kaders van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Bij besluitvorming van dit document is een aantal zaken al in een ver gevorderd stadium. Het blijft echter van belang om de initiële uitgangspunten gedegen vast te leggen en de betrokkenheid van de verschillende partijen te borgen. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de kaders die de gemeente Sliedrecht stelt aan het opzetten van haar Centrum voor Jeugd en Gezin. Vervolgens geeft hoofdstuk 3 inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hoofdstuk 4 beschrijft de huidige situatie in de gemeente Sliedrecht. Vervolgens behandelt hoofdstuk 5 de wijze waarop het Centrum voor Jeugd en Gezin in Sliedrecht tot stand komt en welke zaken nog in ontwikkeling zijn. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de planning waarbinnen de laatste zaken worden aangepakt.
4
2. Visie, missie, doelgroep, doel, uitgangspunten § 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk staan de kaders voor het Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht. Er is bewust gekozen om deze kaders vooraan in dit beleidsdocument te plaatsen zodat vroeg duidelijk is met welke gedachten de gemeente Sliedrecht invulling geeft aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Dit uiteraard binnen de wettelijke voorschriften. De toelichting op de kaders in dit hoofdstuk wordt in het vervolg van dit beleidsdocument gegeven.
§ 2.2 Visie Het Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht staat open voor opgroei- en opvoedvragen.
§ 2.3 Missie Het Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht versterkt de mogelijkheden van jeugdigen en hun opvoeders, door op een laagdrempelige en toegankelijke Centrum voor Jeugd en Gezin op te zetten, zodat alle jeugd zelf kansrijk aan haar toekomst kan bouwen.
§ 2.4 Doelgroep Het Centrum voor Jeugd en Gezin is er voor gezinnen. Voor ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals.
§ 2.5 Doel Hoofddoel: • Het stimuleren van zelfredzaamheid van ouders, kinderen en jongeren tot 23 jaar. Subdoelen: • Realiseren van een, beproefde, aansluitende ketenmethode bij de partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin waarbij de methodiek per partner kan verschillen maar de aansluiting op de overige partners gegarandeerd moet zijn. • Realiseren van een vangnet (netwerk) voor situaties waarin het met jongeren en gezinnen mis dreigt te gaan of al gaat. • Realisatie van een loket waar jongeren en opvoeders met alledaagse vragen over opgroeien en opvoeden terecht kunnen. Het loket is een herkenbare plek in het centrum van Sliedrecht en is fysiek, digitaal en telefonisch te bereiken. • Uitvoeren regiefunctie gemeente door ontwikkeling en uitvoering van een structureel strategisch overleg Jeugd.
5
§ 2.6 Uitgangspunten CJG Sliedrecht 1. Voor de uitwerking van het CJG wordt aangesloten bij het basismodel CJG (§3.4)
2. Het Centrum voor Jeugd en gezin Sliedrecht bestaat uit een toegankelijk herkenbaar en vindbaar fysiek, telefonisch en digitaal loket.
3. Het fysieke loket is bij voorkeur in het centrum van Sliedrecht en wordt in de vorm van een inlooppunt gerealiseerd.
4. Voor oudere jeugd zal informatie en advies op passende wijze worden aangereikt. Er wordt ingezet op een ‘brengende’ werkwijze. Hiervoor zal onder meer het jongerenwerk de aangewezen partner zijn.
5. Voor het loket is het uitgangspunt ‘zo licht en snel als mogelijk’. Een nieuwe bureaucratische instelling moet voorkomen worden.
6. De bestaande zorgstructuren blijven waar mogelijk behouden. Voorkomen moet worden dat er onnodige of kwalitatief mindere systemen worden gebouwd.
7. De ontwikkeling van het integrale Jeugdgezondheidszorg volgt de ontwikkeling van het CJG (§ 5.4.3)
6
3. Het Centrum voor Jeugd en Gezin § 3.1 Ontstaansgeschiedenis In 2007 heeft het toenmalige kabinet een bestuursakkoord afgesloten met gemeenten onder de titel “Samen aan de slag”. Over het Centrum voor Jeugd en Gezin is hierin het volgende opgenomen: Rijk en gemeente willen bereiken dat opvoed- en opgroeiondersteuning voor ouders en kinderen vanzelfsprekend wordt, makkelijk te bereiken en voldoende voorhanden is. Centra voor Jeugd en Gezin dienen daartoe als concept, met als doel bestaande functies en daaruit voortvloeiende taken op het gebied van opvoeden en opgroeien te bundelen en in een samenhangend pakket van dienstverlening aan te bieden (uitgangspunt 5 §2.5). De ambitie voor het Centrum voor Jeugd en Gezin is uiteengezet in het beleidsprogramma “Alle kansen voor alle kinderen” van het programmaministerie Jeugd en Gezin. In dit beleidsprogramma is de doelstelling opgenomen om te werken aan de totstandkoming van een landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin in nauwe samenwerking met de provincies en hun Bureaus Jeugdzorg. In 2007 heeft het programmaministerie een beleidsbrief verstuurd aan de Tweede Kamer met daarin de uiteenzetting van het Centrum voor Jeugd en Gezin en de regierol van de gemeente. Deze beleidsbrief dient als uitgangspunt voor de verdere uitwerking en implementatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeente Sliedrecht.
7
Uitgangspunten voor beleid Het programmaministerie Jeugd en Gezin heeft een viertal uitgangspunten voor beleid opgesteld voor haar integrale jeugd- en gezinsbeleid. Het Centrum voor Jeugd en Gezin vormt een integraal onderdeel binnen deze uitgangspunten: 1. Samenleven begint in het gezin:
Het kabinet wil de kracht en de kwaliteit van de samenleving vergroten. Daarom investeren we in onderlinge betrokkenheid van mensen in hun leefomgeving, in wijken, buurten en dorpen. Samenleven, respecteren en het leren van gemeenschappelijke waarden begint al in het gezin: hier zijn mensen elkaar tot steun en worden kinderen opgevoed.
2. Eigen kracht versterken:
Het probleemoplossend vermogen van gezinnen moet worden vergroot in plaats van problemen over te nemen. Opvoeders voeden op, familie, vrienden en andere opvoeders kunnen elkaar hierin bijstaan. Opvoeders hebben behoefte aan het uitwisselen van kennis en ervaring. De Centra voor Jeugd en Gezin dragen bij aan het versterken van deze informele netwerken en ondersteunen zonodig bij alledaagse opvoedproblemen. Direct helpen zonder doorverwijzing voorkomt onnodige medicalisering: hier ligt een belangrijke taak voor Centra voor Jeugd en Gezin.
3. Één gezin, één plan:
Soms is zwaardere zorg niet te vermijden en ook hard nodig. Professionals in de jeugdsectoren moeten snelle en effectieve zorg bieden aan kinderen en gezinnen die zorg nodig hebben, onder het motto ‘meedoen naar vermogen’. Kinderen en gezinnen met meervoudige problematiek hebben behoefte aan integrale hulp. ‘Één gezin, één plan’ is het uitgangspunt. Met het voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg (in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen), wordt de inzet van een zorgcoördinator geregeld. De coördinator krijgt als taak de informatie over een gezin bijeen te brengen en te bewaken dat de uitvoering volgens plan verloopt.
4. Alle Jongeren doen mee.
Het aantal jongeren met ontwikkelings- of gedragsstoornissen groeit in diverse ondersteunende voorzieningen. Om ieders talenten optimaal te benutten en om onnodige afhankelijkheid van deze jongeren van collectieve voorzieningen tegen te gaan, is een robuust perspectief op participatie nodig.
8
§ 3.2 Wettelijke grondslag Het concept van het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt opgenomen in de Wet op de jeugdzorg. In deze wet wordt een wijziging doorgevoerd waarin gemeenten worden verplicht de regie voor het Centrum voor Jeugd en Gezin te voeren. Daarnaast worden betrokken partijen in diezelfde wet verplicht deel te nemen aan het Centrum voor Jeugd en gezin en uitvoering te geven aan de benodigde taken. Vooralsnog moet het wetsvoorstel nog worden aangeboden aan de Tweede Kamer.
§ 3.3 Rijksbijdrage In aanloop naar de wettelijke verankering van het realiseren van een CJG heeft het Rijk een financiële impuls toegezegd. Deze financiële impuls moet gemeenten in staat stellen met het CJG aan de slag te gaan. Zodra de landelijke dekking van CJG’s is gerealiseerd, zullen de beschikbare middelen structureel worden toegevoegd aan het gemeentefonds. Of en over de wijze waarop dit zal gebeuren moet het kabinet nog een besluit nemen. De financiële impuls draagt als naam de Brededoeluitkering CJG. Deze uitkering heeft een licht verantwoordingsregime. In deze Brede Doel Uitkeringen zijn diverse bestaande geldstromen en uitkeringen samen met extra middelen uit het vorige coalitieakkoord, gebundeld en ontschot aan gemeente beschikbaar gesteld. De uitkering wordt zonder aanvraag in de periode 2008-2011 toegekend. Voor de gemeente Sliedrecht is voor deze periode, inclusief verhoging in 2008 en bijstelling OVA over 2009-2012, een totaalbedrag van € 1.693.000,-- beschikbaar. Voor de verantwoording van de uitgaven van de BDU CJG kunnen ook bestaande voorzieningen die een relatie hebben met realisatie van het CJG worden opgevoerd. Van het genoemde bedrag wordt over de periode 2008-2012 de volgende middelen ingezet: JGZ € 1.233.000,-Verwijsindex Zorg voor Jeugd € 30.000,-Prenatale voorlichting € 21.900,-Exploitatietekort Gebouw Centrum voor Jeugd € 44.200,-De volgende werkzaamheden vallen ook onder de BDU maar is nog geen definitief bedrag beschikbaar: - Voorbereidingskosten voor het CJG, waaronder adviezen en ambtelijke voorbereiding - Digitale website CJG - Coördinatie, beheer en receptie van het fysiek CJG - Invoering DD-JGZ (voorheen EKD)
9
§ 3.4 Basismodel Centrum Jeugd en Gezin Het succes van het Centrum voor Jeugd en Gezin als laagdrempelige voorziening staat of valt met duidelijkheid over wat via een Centrum voor Jeugd en Gezin wordt aangeboden. Het programmaministerie Jeugd en Gezin heeft een basismodel opgesteld met vier minimale taken die een gemeente moet realiseren in een CJG. Zonder de bundeling van deze taken mag de naam CJG niet gedragen worden. Overigens is een aantal taken uit het basismodel van het Centrum voor Jeugd en Gezin al wettelijk opgedragen aan gemeenten: a. Jeugdgezondheidszorg => Wet Publieke Gezondheid (WPG) b. Lokale jeugdzorg => Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) c. Schakel met Bureau Jeugdzorg => Wet op de Jeugdzorg (Jeugdzorg) Er is daarmee niet expliciet sprake van nieuwe taken, eerder van een bundeling van beleid. Basismodel: A. Jeugdgezondheidszorg (Uitgevoerd door: Consultatiebureaus en GGD) B. Vijf WMO-functies (ook wel Lokaal Preventieve Jeugdbeleid) C. Schakel met Bureau Jeugdzorg D. Schakel met Zorg- en Adviesteams (ZAT) A. Jeugdgezondheidszorg Het gaat hier om de integrale jeugdgezondheidszorg (iJGZ) zoals deze omschreven is in de Wet Publieke Gezondheid (WPG). Binnen de jeugdgezondheidszorg zijn de consultatiebureaus en GGD uitvoeringsorganisaties. Beide organisaties zetten zich in op preventie door middel van onder andere monitoring, signalering en advisering van alle kinderen van 0-19 jaar. Met de komst van het CJG wordt deze leeftijdsgrens opgerekt naar alle kinderen tot 23 jaar. De prenatale zorg valt hier dus ook onder. B. Vijf Wmo-functies Vanuit prestatieveld 2 van de Wmo heeft de gemeente een rol in opvoed- en opgroeiondersteuning van jeugd. Deze rol ligt verankerd in de Wet op de jeugdzorg en wordt onderscheiden in vijf functies van het lokaal preventieve jeugdbeleid. Te weten: 1. Informatie & advies 2. Signalering 3. Toeleiding naar hulp 4. Licht pedagogische hulp 5. Coördinatie van zorg 1. Informatie & advies Het gaat hierbij zowel om ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien (voorlichting) als om het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jeugdigen. 2. Signalering Vroegtijdig signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders. Maar ook om signalen van verschillende instanties met elkaar in verband te brengen (b.v. middels het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd). 3. Toeleiding naar hulp Toegang tot het totale lokale en regionale hulpaanbod, zoals vroeg- en voorschoolse educatie, onderwijsachterstands- en HALT-voorzieningen.
10
4. Licht pedagogische hulp Het bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders en gezinnen waar problemen zijn of dreigen te ontstaan, en om schoolmaatschappelijk werk 5. Coördinatie van zorg Het afstemmen en zo mogelijk bundelen van zorg in het geval dat meerdere hulpsoorten nodig zijn om een jeugdige of gezin te ondersteunen voor zover deze niet reeds onder de Wet Publieke Gezondheid (basistaken jeugdgezondheidszorg) is gebracht. C. Schakel met bureau jeugdzorg Het Centrum voor Jeugd en Gezin kan de meeste vragen zelf beantwoorden. Bij meer ernstige situaties moet een vorm van geïndiceerde jeugdzorg worden ingezet. Vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin moet de relatie met Bureau Jeugdzorg worden vormgegeven. De nadruk ligt op een goede en snelle toeleiding naar Bureau Jeugdzorg op het moment dat het CJG onvoldoende oplossing kan bieden voor ouders en jeugdigen. De voorkeur gaat uit naar het fysiek onder brengen van een voorpost van Bureau Jeugdzorg in het Centrum voor Jeugd en Gezin (zie ook §5.4.2). D. Schakel met Zorgadviesteams (ZAT) In een Zorgadviesteam (ZAT) werken diverse zorgverleners in en om de school samen om te zorgen dat elke jongere een diploma haalt (bron: Rijksoverheid.nl). In een Zorgadviesteam werkt onderwijzend personeel samen met de leerplichtambtenaar, het (school-) maatschappelijk werk, bureau Jeugdzorg, centrum voor Jeugd en Gezin, de jeugdgezondheidszorg en de politie. De ZAT's zorgen er voor dat signalen die kunnen wijzen op uitval, snel en vakkundig worden beoordeeld. Een ZAT schakelt zo snel mogelijk de juiste hulp in. In de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt opgenomen dat onderwijsinstellingen de plicht hebben om samen te werken in de jeugdketen en om ontwikkelings- en opvoedrisico's vroegtijdig te signaleren en te melden. Het ZAT is hiermee een essentiële schakel tussen het onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Noodzakelijk / gewenst De vier genoemde taken zijn opgelegd door het programmaministerie om tot een basismodel CJG te komen. Binnen dit basismodel heeft de gemeente de vrijheid om lokaal maatwerk te leveren door aanvullende functies aan het CJG te koppelen zoals: • Kinderopvang, Peuterspeelzaal, voor- en vroegschoolse educatie • Leerplicht • Welzijnswerk • Huisarts, kraamzorg, verloskunde • Jeugd GGZ • Schuldhulpverlening • Etc. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is primair gericht op preventie voor alle jeugdigen uitgaande van een laagdrempelige inloop. Dit sluit niet uit dat goede relaties met meer curatieve instellingen, zoals het veiligheidshuis1, wenselijk zijn voor een goede toeleiding van hulpvragen.
1
Een Veiligheidshuis is een samenwerkingsverband dat zich richt op het terugdringen van overlast en criminaliteit. In een Veiligheidshuis werken instanties op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit (bron: Openbaar Ministerie)
11
§ 3.5 Regierol gemeente De gemeente krijgt de wettelijke verplichting om te komen tot sluitende afspraken over de coördinatie van zorg. Binnen het CJG wordt bekeken welke partij wordt aangewezen voor de coördinatie van zorg. Wie er wordt aangewezen is afhankelijk van de problemen in de individuele casus en moet de meest logische partij zijn gezien de problematiek. Dit kan dus ook een andere partij zijn dan de partijen die samenwerken binnen het CJG. De persoon die de coördinatie van zorg op zich krijgt wordt de zorgcoördinator genoemd. De gemeente neemt de regie in het organiseren van systemen en processen waardoor de coördinatie van zorg optimaal uitgevoerd kan worden. Daarnaast neemt de gemeente de regie in de controle van de wijze waarop de coördinatie van zorg wordt uitgevoerd. Escalatiemodel Ook wordt wettelijk vastgelegd dat, wanneer blijkt uit controle op de coördinatie van zorg dat partijen er onverhoopt, ondanks het bestaan van generieke afspraken, er niet in slagen de benodigde zorg te leveren, dan wel zich onttrekken aan afspraken, de gemeente de verplichting krijgt partijen hier op aan te spreken. Het protocol waarop de gemeente zal ingrijpen wordt in samenwerking met de betrokken partijen vastgelegd in een escalatiemodel. Wederkerig De wettelijke verplichtingen voor de gemeente zijn wederkerig voor de betrokken partijen. Concreet betekent dit dat de betrokken partijen wettelijk verplicht zijn om de met de gemeente gemaakte afspraken na te komen. Opvolging verantwoordelijkheid door Bureau Jeugdzorg Indien er sprake is van geïndiceerde jeugdzorg of Ondertoezichtstelling (OTS) ligt de verantwoordelijkheid voor de zorgcoördinatie te allen tijden bij Bureau Jeugdzorg (BJZ). Ook voor de rol, taken en bevoegdheden van het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling binnen de gemeentelijke samenwerking worden de daartoe geldende wettelijke kaders en richtlijnen onveranderd gehanteerd.
§ 3.6 Toezicht Onderbrenging van het Centrum voor Jeugd en Gezin in de Wet op de Jeugdzorg brengt automatisch met zich mee dat het toezicht primair bij de Inspectie jeugdzorg (IJZ) wordt gelegd. Een deel van de taken van het Centrum voor Jeugd en Gezin komt voort uit de Wet Publieke Gezondheid. Het toezicht van taken uit deze wet is geregeld in de Kwaliteitswet zorginstellingen, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is in deze wet aangewezen als toezichthouder. In de praktijk zal de Inspectie jeugdzorg, in nauwe samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, toezicht houden op de uitvoering van het Centrum voor Jeugd en Gezin.
12
4. De huidige situatie in Sliedrecht § 4.1 Omvang doelgroep CJG Het Centrum voor Jeugd en Gezin richt zich op alle gezinnen met kinderen/jongeren tussen de -9 maanden en 23 jaar. Op basis van de cijfers van het CBS zien we dat ongeveer 7.050 (29%) van de Sliedrechtse inwoners tussen de -9 maanden en 23 jaar is. Dit aantal is gelijk aan het landelijk gemiddelde. In 2009 telt Sliedrecht 3.580 gezinnen met gemiddeld twee kinderen. Het landelijk gemiddeld aantal kinderen per gezin ligt op 1.9. Sliedrecht ligt wat betreft de doelgroep van het Centrum voor Jeugd en Gezin op het landelijk gemiddelde.
§ 4.2 Voorzieningen Er is in Sliedrecht een breed scala aan preventieve en curatieve jeugdvoorzieningen. In 2009 heeft de gemeente Sliedrecht onderzoek laten doen naar de Sociale kaart op het gebied van opgroei- en opvoedproblemen in Sliedrecht. In Tabel I staat schematisch weergegeven welke type voorzieningen er in Sliedrecht aanwezig zijn. In Bijlage I is de uitgebreide Sociale kaart opgenomen met daarin de diverse instanties en instellingen die de verschillende voorzieningen op zich nemen.
Tabel I
13
§ 4.3 Overlegstructuren § 4.3.1 Casusoverleggen In Sliedrecht opereren verschillende casusoverleggen die elk binnen een eigen domein hun eigen taak hebben. Als het gaat om zorg, hulpverlening en doorverwijzing waarin het kind en gezin centraal staan, heeft de gemeente Sliedrecht drie centrale overlegstructuren: 1. Het Multidisciplinaire Team 0-12 jaar (MDT 0-12) 2. Het Samenwerkingsverband Jeugdwelzijn 12-19 jaar (SJS) 3. Het Zorgnetwerk Sliedrecht Het Multidisciplinaire Team 0-12 jaar Het MDT 0-12 wordt gevormd door vertegenwoordigers van het onderwijs, (school-) maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, Bureau Jeugdzorg, en Homestart. In dit MDT 0-12 worden casussen besproken van jongeren van 0 – 12 jaar om tot afstemming te komen bij multidisciplinaire hulpverlening. Daarnaast adviseert het MDT 0-12 op verzoek ouders, scholen en eerstelijns professionals. De directeur van de vereniging Christelijk onderwijs is voorzitter. Het Samenwerkingsverband Jeugdwelzijn 12-19 jaar In het SJS. worden in een zo vroeg mogelijk stadium signalen besproken waar jongeren uit Sliedrecht van 12 tot 21 jaar problemen hebben of veroorzaken. Onderling wordt een hulpaanbod afgesproken waarmee de geconstateerde problematiek kan worden verholpen of verlicht. Hierin zitten professionals uit het voortgezet onderwijs, jeugdwelzijnwerk, politie, jeugdreclassering, Jeugdpreventieteam, bureau leerplicht, (jeugd)maatschappelijk werk en jeugdgezondheidszorg. De gemeente coördineert en zit voor. Het Zorgnetwerk Sliedrecht In het Zorgnetwerk Sliedrecht worden zaken besproken rond (dreigend)dak- en thuislozen, verwaarlozing en vereenzaming, huiselijk geweld en verslaving. In een aantal van de gevallen betreft het gezinssituaties. Hierin nemen deel GGD, GGZ, maatschappelijk werk, politie, woningcorporatie, Wmo-loket. Regie en voorzitterschap berust bij GGD.
14
§ 4.3.2 Verwijsindex risicojongeren De verwijsindex risicojongeren (VIR) is een landelijk digitaal systeem dat risicomeldingen van hulpverleners over jongeren bij elkaar brengt. Het gaat om jongeren tot 23 jaar bij wie zich problemen voordoen waardoor hun persoonlijke ontwikkeling daadwerkelijk wordt bedreigd. Hulpverleners uit de jeugdketen die jongeren helpen, melden de jongere aan in de verwijsindex als zij een risico hebben gesignaleerd. Als meerdere professionals zich zorgen blijken te maken over dezelfde jongere, dan zorgt de verwijsindex dat men (via de e-mail) een melding krijgen. Op deze wijze weet men van elkaar dat men de betreffende jongere in meerdere hulpverleningstrajecten betrokken is. Met de verwijsindex wordt snel duidelijk dat een jongere in de problemen zit, zodat er direct actie kan worden ondernomen. In februari 2010 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetvoorstel Verwijsindex Risicojongeren. Dit betekent dat gemeente, wettelijk verplicht zijn zich aan te sluiten bij deze landelijke verwijsindex. De gemeente Sliedrecht heeft in 2008 al besloten in regioverband deel te nemen aan Zorg voor Jeugd (ZvJ). Deze regionale verwijsindex is inmiddels gekoppeld aan het landelijk systeem. Hiermee voldoet de gemeente Sliedrecht aan haar wettelijke verplichting. In de regionaal convenant “Signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Drechtsteden en AV” zijn de verantwoordelijkheden en omgangsregels vastgelegd voor de verwijsindex Zorg voor Jeugd (Bijlage II). § 4.3.3 Integrale Jeugdgezondheidszorg (iJGZ) Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is preventieve gezondheidszorg gericht op de groei en ontwikkeling van het kind ter voorkoming van gezondheidsbedreigingen. De JGZ volgt de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en geeft informatie aan ouders en kinderen over een gezonde ontwikkeling van het kind op al deze gebieden. Daarnaast signaleert de JGZ (dreigende) stoornissen en zorgt voor adequate behandeling of doorverwijzing1. De gemeente moet ervoor zorgen dat de JGZ alle jeugdigen van 0 tot 19 jaar bereikt worden en dat aan hen de zorg wordt aangeboden die is vastgelegd in het Basis-takenpakket JGZ. Vooral van belang daarbij is de continuïteit in de zorg aan het kind. Er kan en mag geen sprake zijn van een tijdelijke afwezigheid van zorgaanbod. Een doorlopende lijn dus van 0 tot 19 jaar. Voor deze doorlopende lijn wordt de term Integrale Jeugdgezondheidszorg (iJGZ) gebruikt. In de huidige situatie wordt de JGZ uitgevoerd door Rivas (0-4 jaar, consultatiebureau) en de GGD (5-19, schoolartsen). Met ingang van 2008 zijn gemeenten verplicht de integrale jeugdgezondheidszorg onder te brengen in, dan wel te verbinden met het CJG. In de uitvoering van deze verplichting heeft de gemeente Sliedrecht als uitgangspunt genomen dat de vorming van het iJGZ de ontwikkeling van het CJG volgt (uitgangspunt 9 §2.5). De gemeente Sliedrecht onderstreept dat de JGZ een belangrijk onderdeel van het CJG is en dat de JGZ bovendien een belangrijke bijdrage levert aan de doelstelling van het lokale preventieve jeugdbeleid. De invulling van de iJGZ heeft nadrukkelijk baat bij een regionale aanpak. De huidige zorgaanbieders en GGD werken immers ook op regionaal niveau. Op dit moment wordt met de diverse partners onderzocht waar mogelijkheden tot samenwerking liggen en op welke wijze regiogemeenten de iJGZ willen vorm geven. Deze aanpak sluit een eventuele lokale invulling op Sliedrechts niveau niet uit. Verdere informatie over dit onderwerp vindt u in § 5.4.3. 1
Bron: RIVM (http://www.rivm.nl/jeugdgezondheid/onderwerpen/jeugdgezondheidszorg)
15
5. Vorming Centrum voor Jeugd en Gezin in Sliedrecht § 5.1 Behoefte doelgroep Het is van belang om goed zicht te krijgen in de behoeften en de vragen die er leven ten aanzien van opgroeien en opvoeden binnen de gemeente Sliedrecht. In 2009 heeft de gemeente Sliedrecht een behoefteonderzoek onder ouders en jeugdigen naar zorg- en welzijnsinstellingen laten uitvoeren (Bijlage III). De nadruk van het onderzoek ligt op de invulling van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het onderzoek trekt drie conclusies: 1. Het inlooppunt moet een laagdrempelige voorziening zijn en moet vertrouwen uitstralen 2. Ouders moeten invloed kunnen hebben op de hulpverlening 3. Betrokken zorgnetwerken moeten signaleren De kerngroep (zie §5.2.1) signaleert dat voor oudere jeugd er een communicatiegat aanwezig is. Deze groep zal zich niet snel melden bij een inlooppunt zoals het Centrum voor Jeugd en gezin met vragen en problemen. Dit vraagt om meer “brengende” werkwijze om de aanpak sluitend te krijgen. De kerngroep ziet voor deze aanpak het jongerenwerk als aangewezen partner (uitgangspunt 5 §2.5).
§ 5.2 Betrokken partijen § 5.2.1 Kerngroep Vanuit het basismodel volgt een aantal samenwerkingspartners dat cruciaal is voor het opzetten van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met afgevaardigden van deze samenwerkingspartners is een kerngroep opgezet, onder regie van de gemeente Sliedrecht, die belast is met het opzetten van een goed functionerend Centrum voor Jeugd en Gezin. In de kerngroep zitten afgevaardigden van: 1. Gemeente Sliedrecht 2. BOS overleg: 3. Bureau Jeugdzorg ZHZ: 4. GGD ZHZ: 5. Rivas: 6. WMO adviesraad:
Regierol / Escalatiemodel (zie § 3.5) Schakel Zorg Advies Teams (ZAT) Schakel met Bureau Jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg Consultatiebureau’s, vijf WMO-functies Vijf WMO-functies
Met deze afgevaardigden worden alle vier de onderdelen van het basismodel CJG vertegenwoordigd. De kerngroep komt een aantal keer per jaar bij elkaar om lopende zaken te bespreken. § 5.2.2 Regionale samenwerking In het najaar van 2007 is samenwerking gezocht binnen de Drechtsteden. In opdracht van het portefeuillehouderoverleg Sociaal is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van een gezamenlijke aanpak. Naar aanleiding van dit onderzoek blijken er binnen de Drechtsteden zeer uiteenlopende gedachten te zijn over de wijze waarop het Centrum voor Jeugd en Gezin moet worden opgezet. De verschillen lopen van de wijze van toeleiding naar zorg, tot aan de fysieke inrichting van het CJG. In april 2008 is afgesproken dat alle gemeenten voor zichzelf het CJG als “lokale agenda” invullen. Vervolgens zal bekeken worden of hier nog regionale samenwerkingsmogelijkheden in zitten.
16
§ 5.2.3 Overige betrokken partijen Uiterlijk eind 2011 moet het Centrum voor Jeugd en Gezin worden gerealiseerd. De diverse partners binnen de gemeente Sliedrecht hebben geconcludeerd dat er in Sliedrecht een kwalitatief goed aanbod jeugdzorg en jeugdbeleid is. Alle partijen zijn het er over eens dat waakzaamheid geboden is bij het opzetten van het Centrum voor Jeugd en Gezin als het gaat om behoud van deze kwaliteit. Om het behoud van kwaliteit te borgen, wordt uitgegaan van het basismodel CJG (uitgangspunt 1 §2.5). Dit met de wetenschap dat het CJG een veel breder scala aan mogelijkheden biedt op het gebied van preventief jeugdbeleid dan met alleen het basismodel wordt gerealiseerd. Alle overige partijen die tevens direct of indirect een verbinding hebben met het CJG worden geïnformeerd dan wel geconsulteerd gedurende het ontwikkelproces van het Centrum Jeugd en Gezin Sliedrecht.
§ 5.3 Locatie Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht Op 8 februari 2010 heeft de gemeenteraad besloten een investeringskrediet beschikbaar te stellen voor de aankoop en verbouwing van de Nic. Beetstraat 2-6 met als doel de fysieke vestiging van het Centrum voor Jeugd en Gezin (uitgangspunt 3 §2.5). Met de volgende organisaties zijn intentieverklaringen overeengekomen voor vestiging in het Centrum voor Jeugd en Gezin: - Rivas Zorggroep - GGD ZHZ - Humanitas (Homestart) - Logopedische Dienst Kring Sliedrecht - De Knuffelbeer (Speel-o-theek) Met deze partijen wordt tevens gesproken over de wijze waarop het niet fysieke loket ingericht zal worden (uitgangspunt 2 §2.5). Denk hierbij aan telefoon en internet en dergelijke. De verbouwing van de Nic. Beetstraat is begin september 2010 gestart en de oplevering staat voor medio december 2010 gepland. Met deze planning kunnen de deuren van het Centrum voor Jeugd en Gezin Sliedrecht in januari 2011 open. De Reling Een aantal van de organisaties die plaats zullen nemen in het Centrum voor Jeugd en Gezin zijn nu gehuisvest in De Reling. De gemeenteraad heeft aan haar kredietverlening voor het Centrum voor Jeugd en Gezin als voorwaarde gesteld dat zowel het CJG als De Reling, in de nieuwe situatie, beide een sluitende exploitatie moet hebben. Yulius (voorheen RMPI De Grote Rivieren) gaat in de nieuwe situatie de vrijgekomen ruimte in De Reling huren.
17
§ 5.4 Nader uit te werken punten § 5.4.1 Zorgadviesteam (ZAT) De gemeente Sliedrecht heeft als uitgangspunt 6 geformuleerd “de bestaande structuren waar mogelijk te behouden”(§2.5). Vanuit dit perspectief wordt ingezet op een ZAT volgens de formule “één voordeur, twee kamers”. In de huidige situatie is er binnen de multidisciplinaire overleggen een splitsing tussen de leeftijdsgroep 0 tot 12 jaar en 12 tot 23 jaar. Er zijn dus twee casus overleggen die op verschillende tijden zitting hebben. Het komt in de praktijk voor dat de problematiek binnen één gezin, één plan in beide casus overleggen besproken dient te worden. Immers, gezinnen bestaan vaak uit meerdere kinderen die onder verschillende leeftijdscategorieën vallen en daarmee ook in de verschillende ZAT’s. Om hier adequaat mee om te gaan moet er een verdere analyse gemaakt worden hoe een sluitende overlap tussen de twee casus overleggen kan worden georganiseerd zodat er geen gaten vallen in de verlening en coördinatie van zorg. Ook moet worden gekeken op welke wijze de ZAT’s worden verankerd binnen de structuur van het CJG. De verankering moet voldoen aan de uitgangspunten van het basismodel CJG. Daarbij moet onder andere bekeken worden hoe de bestaande zorgteams op de scholen een plaats in de ZAT’s kunnen krijgen. Schematisch zien de verhoudingen tussen het ZAT, het zorgteam en het CJG er vooralsnog als volgt uit: CJG
ZAT 0-12
ZAT 12-23
Zorgteams scholen
In bijlage IV is de “Notitie ZAT gemeente Sliedrecht” opgenomen. Dit document is binnen de Kerngroep besproken en akkoord bevonden. Over de wijze waarop het ZAT definitief wordt georganiseerd wordt te zijner tijd nadere informatie verstrekt.
18
§ 5.4.2 Voorpost Bureau Jeugdzorg De definitie van een voorpost staat niet helder omschreven in het basismodel CJG. De wijze waarop de voorpost van Bureau Jeugdzorg in het Centrum voor Jeugd en Gezin wordt georganiseerd, vraagt daarmee om nadere afstemming. Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort voor de gehele jeugdzorg. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg beoordelen en adviseren rond complexe zorgvraagstukken. Ze stellen vast welke zorg nodig is. Ze begeleiden kinderen, jongeren en ouders of verwijzen hen door naar andere hulpverleners. De medewerkers geven aandacht waar het nodig is, bieden ondersteuning waar het kan en bescherming waar het moet. Samengevat is Bureau Jeugdzorg de toegang tot geïndiceerde zorg en justitiële maatregelen voor jongeren. Het is voor Bureau Jeugdzorg bedrijfsmatig niet verantwoord om in een gemeente met de omvang van Sliedrecht een fulltime medewerker te plaatsen. Het is voor het slagen van het CJG van belang dat Bureau Jeugdzorg aansluit en nadrukkelijk deelnemer is. Te veel afstand doet afbreuk aan de wens van het Rijk en de gemeente voor een hechte en goed functionerende keten. In de kerngroep heeft Bureau Jeugdzorg toegezegd zich aan te sluiten bij het ZAT voor zover de schaalgrootte van het ZAT de gehele gemeente betreft. Met aansluiting bij het ZAT bereikt Bureau Jeugdzorg de meeste jongeren en is qua efficiency voor een gemeente met de omvang van Sliedrecht het meest voor de hand liggend. Op termijn wordt bezien of het aantal casussen binnen het ZAT groot genoeg is om de aansluiting van Bureau Jeugdzorg te kunnen handhaven. Daarnaast blijft Bureau Jeugdzorg op afroep beschikbaar.
19
§ 5.4.3 iJGZ Er is in 2009 een procedure gestart waarin de integrale Jeugdgezondheidszorg (iJGZ) onder concurrentie subsidie wordt verleend. In het najaar van 2009 zijn de huidige uitvoerende organisaties geconsulteerd over de invulling van de integrale jeugdgezondheidszorg. Mede op basis van deze consultatie is een programma van eisen geformuleerd. De uitvoeringsorganisaties Careyn, GGD ZHZ, Opmaat en Rivas zijn uitgenodigd een subsidieaanvraag in te dienen voor het uitvoeren van de integrale jeugdgezondheidszorg (iJGZ) in de regio ZHZ in de periode van 2011 tot en met 2014. De GGD ZHZ (GGD) en het consortium Rivas/Careyn hebben elk een subsidieaanvraag ingediend. Opmaat heeft ervoor gekozen geen aanvraag in te dienen. Gunning Na weging van de subsidieaanvragen van de GGD en Rivas/Careyn is het voorstel gekomen om de jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar in zijn geheel onder te brengen bij Rivas/Careyn. Het Dagelijks Bestuur van regio Zuid-Holland Zuid (DB) heeft het besluit genomen om een preferente positie te geven aan het Rivas/Careyn onder de voorwaarde dat de frictiekosten van de operatie binnen een korte termijn worden terugverdiend. Uit onderzoek blijkt dat de frictiekosten kunnen worden terugverdiend en dat de GGD bestaansrecht heeft en zelfstandig kan voortbestaan ook zonder de jeugdgezondheidszorg. Op basis van deze gegevens heeft de bestuurscommissie Volksgezondheid positief geadviseerd aan het DB. Het DB heeft besloten eerst een sluitende begroting voor de GGD exclusief JGZ 4-19 te laten opstellen op grond waarvan zij pas een besluit zullen nemen. De gestelde randvoorwaarden bij het gunningvoorstel dienen eerst nader uitgewerkt te worden. Daarbij is gekozen voor zorgvuldigheid boven snelheid. Om het proces van overgang zorgvuldig te laten verlopen zal de termijn van effectuering van het besluit 1 januari 2012 zijn. EKD/DD-JGZ Eerder is besloten om de invoering van het Digitaal dossier JGZ (DD JGZ voorheen EKD) via de organisatie die de JGZ gegund krijgt te laten verlopen. Omdat de termijn van overdracht nu nog verder wordt vertraagd, zal na besluit over de iJGZ aan de nieuwe organisatie opdracht worden gegeven het DD JGZ in de loop van 2011 voor te bereiden en in te voeren. § 5.4.4 Prenatale Zorg/Voorlichting De doelgroep van het Centrum voor Jeugd en Gezin loopt van -9 maanden tot 23 jaar. Om gemeente, invulling te laten geven aan een aanbod gericht op de fase voor de geboorte, zijn de AWBZ middelen voor prenatale voorlichting overgeheveld naar de Brede Doeluitkering CJG. Gemeenten zijn niet verplicht om prenatale voorlichting te organiseren. Er is bij de rijksoverheid wel het voornemen om een wettelijke verplichting op te nemen in de WPG. De gemeente Sliedrecht verstrekt sinds 2009 subsidie aan Rivas voor de uitvoering van prenatale voorlichtingsbijeenkomsten. Met de invoering van het CJG in het vooruitzicht zoekt de gemeente naar mogelijkheden voor opschaling van de huidige activiteiten. In de praktijk blijkt dat de bezoekers van de huidige bijeenkomsten niet tot de grootste risicogroep behoren. Het bereiken van deze risicogroep vraagt een intensiever traject dat de gemeente Sliedrecht op lokaal niveau niet gemakkelijk zelf kan organiseren. Binnen de gemeenschappelijke regeling volksgezondheid Zuid-Holland Zuid wordt op dit moment onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de prenatale Zorg/Voorlichting regionaal op te pakken. Tot doel is gesteld om in 2011 met een regionaal voorstel te komen en dit voorstel in 2012 te effectueren.
20
§ 5.4.5 Strategisch overleg Jeugdbeleid De gemeente Sliedrecht ziet de invulling van haar regierol in het CJG tot stand komen in het Strategisch overleg Jeugdbeleid. Met de beleidsnota “Jeugd (In)begrepen” is hier al een duidelijke voorzet in gemaakt. Het Strategisch overleg Jeugdbeleid zal onder voorzitterschap van de portefeuillehouder Jeugd worden gehouden. De beleidsambtenaar Jeugd fungeert als secretaris. Het strategisch overleg behandelt: - Strategische vraagstukken - Signalen over knelpunten - Vraagstukken van ketensamenwerking - Samenwerking binnen de netwerken - Afstemming. Waar nodig is sprake van bemiddeling of interventie. De focus ligt echter op centrale informatiebundeling. In dit overleg hebben in ieder geval de partners die de kern vormen van het CJG ook zitting. Deze groep wordt uitgebreid met partners die voor de uitvoering van het jeugdbeleid van cruciaal belang zijn. Parallel aan de opening van het CJG wordt het strategisch overleg in 2011 opgestart. § 5.4.6 Formalisering verantwoordelijkheden Zorgcoördinatie Zoals beschreven in §3.3 heeft de gemeente de wettelijke verplichting om schriftelijke afspraken te maken met de partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin over de coördinatie en uitvoering van zorg. De gemeente heeft de voorkeur om de zorgcoördinatie bij één partij binnen het CJG te leggen. In voorkomende gevallen zal het gewenst of noodzakelijk zijn om de zorgcoördinatie bij een andere partij te leggen. Onder regie van de gemeente worden deze scenario’s uitgewerkt en worden sluitende afspraken gemaakt met de betrokken partijen. Schriftelijk vastleggen procesafspraken Naast het vastleggen van de zorgcoördinatie moeten er afspraken gemaakt worden binnen de ketenaanpak van voorlichting en zorgverlening. Het escalatiemodel is hier een onderdeel van. Deze procesafspraken zullen de eerste tijd aan verandering onderhevig zijn om uiteindelijk tot optimale werkafspraken te komen. De gemeente neemt de regie in het maken van de procesafspraken en het tot stand komen van het escalatiemodel. § 5.4.7 Taken Rivas in het CJG Binnen het CJG zal Rivas uitvoering geven aan zowel het maatwerkgedeelte van het basistakenpakket van de Jeugdgezondheidszorg als het uniforme deel. Daarnaast levert Rivas diensten op het gebied van Schoolmaatschappelijk werk (SMW), Jeugd maatschappelijk werk (JMW), Algemeen maatschappelijk werk (AMW). Er moet met Rivas een uitvoeringsovereenkomst gesloten worden over de genoemde taken. De gemeente zet in op onverkokerde afspraken. Dit houdt in dat niet per taak een afzonderlijke afspraak gemaakt zal worden. Onder deze integrale afspraken zal dan ook de coördinerende rol van Rivas in de Nic. Beetstraat opgenomen zijn.
21
§ 5.4.8 Digitale website CJG Met de gemeenten in de Drechtsteden vindt overleg plaats over het gezamenlijk op de rit zetten van een website voor het CJG. Voorkeur is om dit in regionaal verband te organiseren vanwege kosten en efficiency. Deze website zal voor de inwoners van Sliedrecht rechtstreeks als CJG Sliedrecht te raadplegen zijn. Op de website zal informatie te vinden zijn die landelijk, regionaal en lokaal wordt gevuld of gelinkt zal worden. De landelijke informatie wordt verzorgd door een organisatie die door het programmaministerie van CJG is geselecteerd. Regionaal wordt een redactieraad in het leven geroepen. Via deze website kunnen inwoners gevalideerde informatie raadplegen. Er vindt nog onderzoek plaats onder aanbieders op grond van een pakket van eisen. Op termijn ligt het in de bedoeling de uitvoering bij een uitvoerende organisatie te beleggen.
22
6. Vervolgplanning oktober
Besluit B&W over beleidsplan CJG
22 november
Beleidskader CJG in opiniërende bijeenkomst gemeenteraad
6 december
Vaststellen beleidskader CJG door gemeenteraad
Medio december
Eindoplevering verbouwing Nic. Beetsstraat
Eind december
Verhuizingen
2 januari 2011
Start CJG in Nic. Beetsstraat
1e kwartaal 2011
Start Strategisch overleg Jeugdbeleid
Eind 2011
Subsidieovereenkomst Coördinatie, inloop- en opvoedfunctie
2011
Vaststelling afspraken met organisaties netwerk jeugdbeleid
2011 /2012
Ontwikkeling regionaal voorstel prenatale zorg en invoering
2014
Evaluatie CJG
23
Lijst afkortingen BJZ
Bureau Jeugdzorg
SJS
Samenwerkingsverband Jeugdwelzijn Sliedrecht
JGZ
Jeugdgezondheidszorg
IJGZ
Integrale Jeugdgezondheidszorg
CJG
Centrum voor Jeugd en Gezin
ZAT
Zorg Advies Team
WPG
Wet Publieke Gezondheid
Wmo
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
IJZ
Inspectie Jeugdzorg
MDT 0-12
Multidisciplinair Team 0-12 jaar
ZvJ
Zorg voor Jeugd
VIR
Verwijsindex Risicojongeren
24
Bijlagen Bijlage I:
Sociale kaart voor opvoed en opgroeiproblemen
Bijlage II:
Regionaal Convenant “Signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Drechtsteden en AV”
Bijlage III:
Behoefteonderzoek onder ouders en jeugdigen naar zorg- en welzijnsinstellingen
Bijlage IV:
Notitie ZAT gemeente Sliedrecht
25
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Agendapunt:
Sliedrecht, 9 november 2010
Onderwerp: Beschikbaar stellen voorbereidingskrediet Maatschappelijke Stage 2011 Voorgesteld besluit: 1. een reserve te vormen van € 20.239 t.b.v. het budget Wmo/maatschappelijke stage 2010; 2. een voorbereidingskrediet van € 20.239 beschikbaar te stellen ten behoeve van Wmo/Maatschappelijke Stage 2011 Advies opiniërende bijeenkomst: Overwegingen en alternatieven: Vanaf het schooljaar 2011-2012 zijn leerlingen voortgezet onderwijs verplicht om 30 uur maatschappelijke stage te volgen met als doel: kennis maken met en een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. Scholen zijn primair verantwoordelijk voor opname in het lesprogramma, coördinatie en begeleiding. Het Ministerie van OCW heeft hiervoor een bedrag van 55 miljoen Euro per jaar beschikbaar gesteld (€ 60 per leerling). Gemeenten ontvangen vanaf 2010 jaarlijks € 20 miljoen (niet geoormerkt) in het gemeentefonds voor ondersteuning. Naar verwachting gaat nog dit najaar het wetsvoorstel ter goedkeuring naar de Tweede kamer. Regionale samenwerking De afgelopen maanden heeft een ambtelijke werkgroep (Drechtsteden-Noord en de Alblasserwaard) in aanwezigheid van OCW overleg gevoerd over een gezamenlijke aanpak. Aandachtspunt vormt de grote overloop van leerlingen, die buiten de woonplaats onderwijs volgen maar in de eigen omgeving stage willen doen. Binnen de werkgroep is veel draagvlak voor een gezamenlijk websysteem, waarin zowel leerlingen, scholen, stagebieders als makelaars toegang hebben. Er zijn verschillende pakketten op de markt, waarvan eXperience de meeste mogelijkheden biedt. Stand van zaken gemeenten Willem de Zwijgercollege en de Lage Waard in Papendrecht hebben gekozen voor eXperience als registratiesysteem. Alblasserdam en Sliedrecht willen hierbij aansluiten; Sliedrecht is hierover nog in gesprek met het Griendencollege. Zederik, Leerdam en Giessenlanden hebben gekozen voor het ontwikkelen van een eigen systeem. Scholengemeenschap De Hoven in Gorinchem heeft gekozen voor de aanschaf van WISM@S, waardoor de gemeente nog even pas op de plaats maakt. Binnen de Waard (Nieuw-Lekkerland, Graafstroom en Liesveld) bevindt zich één nevenvestiging (Ottoland) van het Wellantcollege nog zonder keuze voor een systeem. In Hardinxveld-Giessendam bevinden zich twee erkende nevenvestigingen: Willem de Zwijger (eXperience) en De Hoven (WISM@S). In de werkgroep van 26 oktober jl. hebben de gemeenten Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam, Nieuw-Lekkerland, Graafstroom en Liesveld zich uitgesproken voor medewerking bij een gezamenlijk aanschaf van Experience. De Waard, Hardinxveld-Giessendam en Sliedrecht gaan in november 2010 in gesprek met eXperience over de mogelijkheden tot koppelingen met andere systemen en een inkijkfuncties.
-2-
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: • Financiële kaders Om te komen tot een gezamenlijke aanschaf van eXperience in 2011 zijn we uitgegaan van deelname door gemeenten: Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam, NieuwLekkerland, Graafstroom en Liesveld. Dan hebben we nodig: eenmalige aanschafkosten: 7 x € 1.950 = € 13.650 (exclusief € 350 per school) onderhoudskosten: 7 x € 1.200 = € 8.400 (exclusief € 800 per school per jaar) De aanschaf- en onderhoudskosten worden eenmalig gezamenlijk ingezet (gepoold) volgens onderstaand verdeelmodel, waarbij gemeenten bijdragen naar rato van het aantal inwoners (er vanuit gaande, dat het percentage leerlingen van 12 jaar en ouder op het aantal inwoners per gemeente nagenoeg gelijk is). Hierbij is geen rekening gehouden met de extra middelen die gemeenten krijgen op basis van het aantal vo-leerlingen (aantal x 0,80 x € 9,17). De werkgroep gaat er vanuit, dat de scholen vanaf 2013, zijnde twee jaar na aanschaf, de onderhoudskosten van € 2.000 per jaar voor eigen rekening zullen nemen. Dat past in de lijn, waarbij scholen primair verantwoordelijk zijn voor het applicatiebeheer: invoer, autorisatie en monitoring. Gemeenten kunnen voor de aanschaf in 2011 eventueel nog gebruik maken van het MaS-budget 2010. Gemeente (Wmo)
Inwoners:
Deelfactor:
Sliedrecht Papendrecht Alblasserdam De Waard Hardinxveld-Giessendam Totaal:
24.000 32.000 18.000 28.700 17.600 120.300
0,20 0,27 0,15 0,24 0,14 1,00
Bijdrage aanschafkosten: € 2.730,00 € 3.685,50 € 2.047,50 € 3.276,00 € 1.911,00 € 13.650,00
Bijdrage onderhoud: € 1.680,00 € 2.268,00 € 1.260,00 € 2.016,00 € 1.176,00 € 8.400,00
*Bewonersaantallen zijn afgerond op 100.
Met implementatie in augustus 2011 verwachten we de meeste invoeringskosten (websysteem en makelaar) in 2011 te maken. De hiervoor bestemde middelen 2010 (€ 20.239) hebben we nog niet gebruikt. We hebben totaal nodig: € 4.410 voor aanschaf en eerste jaar onderhoud; hierbij is nog geen rekening gehouden met de aanschafkosten van € 350 per school. Een bedrag van € 15.479 willen we in 2011 minimaal inzetten voor de makelaarsfunctie (invoering, communicatie en scholing). Hierover zullen begin 2011 nog nadere voorstellen worden gedaan (Plan van Aanpak en bestemming restant middelen). • Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders In het beleidsplan “Vrijwillige Inzet Sliedrecht, 2009-2012” van 14 april 2009 en de Zomernota 2009 hebben we de middelen voor maatschappelijke stage ondergebracht bij de Wmo. Een belangrijk deel van de rijksbijdrage is bestemd voor de inzet van een makelaar. Het staat gemeenten vrij waar zij deze willen onderbrengen: vrijwilligerspunt, school of binnen de gemeente zelf. Makelaars vormen een belangrijke schakel als intermediair tussen de leerlingen (scholen) en stagebieders. Zij kunnen door middel van een eigen applicatie binnen eXperience inzage krijgen in de vacatures. Sliedrecht wil de makelaarsfunctie onderbrengen bij het Vrijwilligerspunt van de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht. Hierover zullen begin 2011 nog nadere voorstellen worden gedaan (Plan van Aanpak en bestemming restant middelen). • Tijdspad, monitoring en evaluatie We willen het systeem begin 2011 aanschaffen en inrichten. De makelaarsfunctie willen we vanaf januari 2011 bij de Stichting Welzijnswerk onderbrengen. Hierover volgt nog een nader advies met
-3-
Plan van Aanpak. Een tijdspad, monitoring, evaluatie en communicatieparagraaf zullen hier deel van uitmaken. • Inspraak Dit voorstel wordt in november 2010 besproken met de Wmo-adviesraad. In eerdere gesprekken heeft de Wmo-adviesraad aangegeven, dat zij positief staat tegenover de regionale samenwerking hierbij en het feit, dat de gemeente de makelaarsfunctie bij het Vrijwilligerspunt wil onderbrengen. • Externe communicatie: Via bijgaande brief van het College van B&W Sliedrecht zullen de deelnemende gemeenten (Drechtsteden-Noord en Alblasserwaard) worden geïnformeerd. Met de scholen en instellingen volgt nog een apart traject van bijeenkomsten.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2010;
besluit: 1. een reserve te vormen van € 20.239 t.b.v. het budget Wmo/maatschappelijke stage 2010; 2. een voorbereidingskrediet van € 20.239 beschikbaar te stellen ten behoeve van Wmo/Maatschappelijke Stage 2011.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 9 november 2010
Onderwerp: Keuze deelname Biesbosch en oprichting Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
Voorgesteld besluit: 1. Niet uit te treden uit de Gemeenschappelijke Regeling Het Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch; 2. In het verlengde van het vorige besluit, in stemmen met de oprichting van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch per 1 januari 2011 en wel door het voorleggen van de navolgende te nemen besluiten; 3. Toe te treden tot respectievelijk in te stemmen met toetreding per 1 januari 2011 door de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Drimmelen en Werkendam tot de Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch; 4. De naam van het Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch te wijzigen in Parkschap Nationaal Park De Biesbosch; 5. De leden van het algemeen bestuur de heer A. de Waard, de heer H.G. Verloop, de heer L.A. Huijser en de heer L. van Rekom ontslag te verlenen; 6. De portefeuillehouder Recreatie en Toerisme van de gemeente Sliedrecht aan te wijzen als lid van het algemeen bestuur van de regeling; 7. Dit besluit in werking te laten treden op 1 januari 2011; 8. In te stemmen met de instelling van de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park De Biesbosch overeenkomstig de concept-verordening op de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park De Biesbosch. 9. Vaststellen van de Gemeenschappelijke regeling Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Samenvatting Na het begin 2010 aan de gemeenteraad voorgelegde concept oprichtingsvoorstel Parkschap Nationaal Park De Biesbosch, ligt nu het definitieve oprichtingsvoorstel voor. Als reactie op het concept oprichtingsvoorstel heeft de gemeente aangegeven in principe achter de oprichting van het Parkschap te staan. Daarnaast was door de gemeente aan het toekomstige bestuur van het Parkschap aangegeven dat de gemeente de mogelijkheden en consequenties wilde bezien om uit de huidige gemeenschappelijke regeling het Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch te treden. Gezien de uitkomsten van juridische en financieel onderzoek, gezien de hoogte van het uittredingsbedrag en gezien de bezuinigingstaakstelling, waarbij het betalen van een dergelijk bedrag, niet past, luidt het advies om niet te besluiten tot uittreding. In het verlengde van het voorgaande luidt het advies om in stemmen met de oprichting van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch per 1 januari 2011.
-2-
Inleiding Begin 2010 is aan de gemeenteraad van Sliedrecht het concept oprichtingsvoorstel Parkschap Nationaal Park De Biesbosch (hierna te noemen: het Parkschap) voorgelegd. Nu ligt het definitieve oprichtingsvoorstel voor. Als reactie op het concept oprichtingsvoorstel heeft de gemeente aangegeven in principe achter de oprichting van het Parkschap te staan. Daarnaast was per brief aan het toekomstige bestuur van het Parkschap aangegeven dat de gemeente de mogelijkheden en consequenties wilde bezien om uit de huidige gemeenschappelijke regeling het Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch te treden. Tot slot achtte de gemeenteraad het van belang om het aantal deelnemers uit te breiden, waarbij in eerste instantie de Drechtsteden in aanmerking zouden moeten komen. Dit voorstel gaat in op de bovengenoemde door de gemeenteraad aangegeven zaken. Vervolgens gaat dit voorstel over de te nemen beslissingen inzake de oprichting van het Parkschap. Wel of niet uittreden uit de Gemeenschappelijke Regeling Het Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch Mede als gevolg van de Brede Doorlichting en in aanloop tot een eventuele op te richten Parkschap, ligt het voor de gemeente Sliedrecht voor de hand om te bekijken wat de mogelijkheden en consequenties zijn indien de gemeente uittreedt uit de Gemeenschappelijke Regeling Het Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch (hierna te noemen: Hollands Schap). Onderstaand volgen de uitkomsten van het juridische en financiële onderzoek ten aanzien van genoemde overweging. Het college heeft inmiddels alle informatie ontvangen om een weloverwogen keuze aan de gemeenteraad te kunnen voorleggen. Juridische uitkomsten Juridisch onderzoek heeft uitgewezen dat bij eventuele oprichting van het Parkschap per 1 januari 2011 sprake is van een wijziging van de huidige Gemeenschappelijke Regeling (GR) waarin Sliedrecht deelneemt. Er is geen sprake van opheffing van het openbaar lichaam. In artikel 1 en 2 van de nieuwe tekst van de GR wordt immers uitdrukkelijk bepaald dat het openbaar lichaam opgericht op 9 november 2007 blijft voortbestaan. De huidige partijen en dus ook de gemeente Sliedrecht zijn gebonden aan wat in de statuten bepaald is. De mogelijkheid van een kostenloze uittreding ontstaat dan ook niet vanwege de voorliggende oprichtingsbeslissing. De bepaling in deze is dat het bestuur van de GR de voorwaarden stelt waaronder de uittreding geëffectueerd kan worden en ook regelt wat de financiële gevolgen zijn voor een uittredende deelnemer. Financiële uitkomsten Aan het bestuur van het Hollands Schap is gevraagd wat de kosten voor de gemeente Sliedrecht zijn indien zij op enig moment uittreedt. Het antwoord is recent ontvangen en houdt in dat Sliedrecht wordt gehouden aan het betalen van de afschrijvingskosten van de reeds gedane investeringen en frictiekosten met betrekking tot het personeel. De contante waarde hiervan bedraagt circa € 2.500.000,-. Gezien voorgaande juridische en financiële uitkomsten, gezien de hoogte van het uittredingsbedrag en gezien de bezuinigingstaakstelling, waarbij het betalen van een dergelijk bedrag, niet past, luidt het advies om niet te besluiten tot uittreding. De jaarlijkse bijdrage bij eventuele oprichting van het Parkschap per 1 januari 2011 wordt ook zoals afgesproken, niet hoger. Bestuurlijk wordt onderzocht het aantal deelnemers uit te breiden, zowel binnen de Drechtsteden als vanuit West-Brabant, onder andere Breda. De gehele exploitatie van het Hollands Schap wordt nu doorgelicht, waarbij de opdracht is gegeven een bezuinigingstaakstelling te realiseren van minstens 10%.
-3-
In het verlengde van het voorgaande luidt het advies om in stemmen met de oprichting van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch per 1 januari 2011. Besluiten tot oprichting van het Parkschap Nationaal Park De Biesbosch Eind 2007 hebben de deelnemers aan het ‘Overlegorgaan Nationaal Park De Biesbosch’ aangegeven te willen streven naar bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden en recreatie van het gebied de Biesbosch in combinatie met een meer integraal en eenduidig bestuur over het gebied. Om dit te bereiken is de afgelopen periode door de bestuurlijke commissie Parkschap De Biesbosch i.o. gewerkt aan de samenvoeging van de huidige gemeenschappelijke regelingen ‘Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch’ (Hollands Schap) en het ‘Natuur- en recreatieschap Nationaal Park De Biesbosch’ (Brabants Schap) alsmede het Overlegorgaan Nationaal Park De Biesbosch. Eind 2009 is aan de partners in het Overlegorgaan een zogenaamd beslisdocument ter consultatie voorgelegd. Deze consultatieronde heeft geleid tot een aantal ingekomen reacties die zijn verwerkt in de definitieve stukken die thans voorliggen. De algemene lijn uit de consultatieronde was dat men zich, met inachtname van de gemaakte opmerkingen, kon vinden in de koers die werd voorgesteld, met andere woorden: de bestuurlijke commissie Parkschap De Biesbosch i.o. kon de plannen tot het verder vormgeven van het Parkschap voortzetten. In de bijgevoegde raadsbesluiten treft de gemeenteraad de voorstellen aan om te komen tot de oprichting van één Parkschap en het inrichten van een nieuwe bestuurlijke organisatie over de samengevoegde gebieden van de huidige natuur- en recreatieschappen aan Hollandse en Brabantse kant. Hierin is ook het voorstel verwerkt om de bestuurlijke regie over het Nationaal Park en de afstemming met de veertien partijen in het huidige Overlegorgaan Nationaal Park De Biesbosch als bestuurstaak te integreren in de bestuurlijke inrichting van het nieuwe Parkschap. Waarom een Parkschap? Door het samenvoegen van de bestuurlijke regietaken in één Parkschapbestuur kan met bundeling van de beschikbare middelen een effectiever en doelmatiger bestuur worden gerealiseerd. De mogelijkheid tot het vormen van een bestuurscommissie is in de tekst van de gewijzigde regeling opgenomen. Gezien de ambities in het gebied en de reeds afgesproken intensivering van het programma ‘Ondergedompeld in de Biesbosch’ kan met deze wijziging naar verwachting voor hetzelfde geld meer bestuurlijk werk worden verzet. Tegelijkertijd kan door stroomlijning van de verantwoordingslijnen via de in het Parkschap betrokken dagelijks bestuurders van gemeenten en provincies naar raden en staten een vermindering van de bestuurlijke drukte worden gerealiseerd. Via begrotingsconsultatie en consultatie bij belangrijke beleidbeslissingen (zoals het Beheer- en Inrichtingsplan Nationaal Park en het beleidsplan Toerisme en Recreatie) blijven raden en staten betrokken bij de hoofdlijnen van het beleid en de daarbij in te zetten middelen. De oprichting van het Parkschap beoogt om een nieuwe bestuurlijke organisatie vorm te geven van waaruit de beleidsontwikkeling kan worden gestuurd en leiding kan worden gegeven aan de uitvoering van het beleid. Deze vernieuwde bestuurlijke inrichting heeft geen grote financiële effecten op de bijdragen van deelnemers en de functieprofielen van de bij de huidige schappen betrokken medewerkers blijven ongewijzigd. Het installeren van één nieuw bestuur zal uiteraard wel effect hebben op toekomstige programma’s en de wijze waarop de beleidsvoorbereidende en uitvoerende taken worden ingericht. Er wordt reeds onderzoek verricht naar de mogelijke voordelen van één gezamenlijke huisvesting van het Parkschap en Staatsbosbeheer binnen het gebied en naar meer samenwerking in uitvoering en beheer (zoals bezoekerscentra). Financiële effecten en ambities Zoals aangegeven blijven de financiële effecten als gevolg van de samenvoeging beperkt. Gestart wordt met een budget gelijk aan optelling van de hiervoor aangewende budgetten vanuit de huidige schappen. Synergie-effecten en hieruit voortvloeiende voorstellen voor herallocatie van beschikbare middelen zullen op zijn vroegst pas duidelijk worden uit de door het nieuwe bestuur voor te bereiden
-4-
begrotingsvoorstellen voor 2012 en volgende jaren. De nieuwe begrote bijdragen per deelnemer zijn berekend op basis van bestaand beleid. Voor de financiering van nieuwe programma’s zal zoveel mogelijk worden geput uit verschillende bronnen. Zo is onlangs positief beslist op een verzoek om Europese subsidie. Voor de afdekking van financiële risico’s zal het nieuwe bestuur programma’s zoveel mogelijk op projectbasis financieren. De bestaande programma’s van de Hollandse en Brabantse schappen blijven als afzonderlijk compartiment gefinancierd door de huidige deelnemers (conform de bestaande verdeelsleutels). Voor zover nieuw beleid niet op basis van projectovereenkomsten gefinancierd kan worden zal de financiering lopen via de begrotingsvoorstellen die eerst langs raden en staten zullen worden gezonden. Voor de beleidsvoorbereiding en bestuursondersteuning wordt jaarlijks een taakstellend budget afgesproken. De kosten voor bestuursondersteuning worden verdeeld op basis van de in de regeling opgenomen verdeelsleutel, namelijk de beide provincies voor ieder 25%, en de gemeenten naar rato van het aantal inwoners. Rol en positie van de raden en staten In de nieuwe opzet vormen de leden van het Algemeen Bestuur tevens de leden van het Dagelijks Bestuur van het Parkschap. Daarmee zijn zij als het ware een personele unie. Dit heeft voor de raden en staten van, met name, het Hollands schap tot gevolg dat zij minder direct betrokken zijn bij het besturen van het Parkschap dan thans het geval is. Het Brabants schap werkt al met AB- en DB-leden die afkomstig zijn uit de respectievelijke colleges. Voordeel is wel dat naar raden en staten een vermindering van de bestuurlijke drukte wordt gerealiseerd. Niettemin rust op het algemeen bestuur van het Parkschap de plicht om raden en staten nadrukkelijk te betrekken bij belangrijke beslissingen. Het vaststellen van financiële documenten zoals begrotingen en jaarrekeningen kan niet plaatsvinden dan nadat de raden en de staten hierover zijn geconsulteerd en zij hun mening hebben kunnen geven. Daarnaast is het algemeen bestuur op grond van artikel 14 uit de regeling verplicht om een reglement van orde op te stellen waarin wordt geregeld op welke wijze men de raden en staten van informatie en verantwoordingsrapportages voorziet. Daarbij kan sterk gelet worden naar de behoefte per deelnemer waardoor aan de ‘couleur locale’ recht wordt gedaan. Benoeming van de leden van het Algemeen Bestuur (AB) In de tekst van de regeling is in artikel 7 de wijze van benoeming van de AB-leden geregeld. Op grond van artikel 52 juncto 13 Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) vindt de benoeming van de ABleden plaats door Provinciale Staten uit hun midden, de voorzitter en gedeputeerden inbegrepen respectievelijk door de gemeenteraden uit hun midden, de voorzitter en de wethouders inbegrepen. In de praktijk heeft het, zoals hierboven uiteengezet, de voorkeur om de leden uit de respectievelijke colleges (gedeputeerden en wethouders) te benoemen in het AB van het Parkschap. Bekend is dat gemeenten en provincies hierover beleid hebben opgenomen in de paragraaf ‘Verbonden Partijen’ die onderdeel uitmaakt van de begrotingen. Voor zover dit niet het geval is, is het wellicht te overwegen dergelijk beleid in genoemde paragraaf alsnog op te nemen. Overeenkomst met Staatsbosbeheer en de bestuurscommissie Belangrijke elementen in het creëren van één daadkrachtig en bij alle partijen gezaghebbend bestuur is de bestuurlijke participatie van Staatsbosbeheer en het waarborgen van een door de minister van LNV aangewezen onafhankelijk voorzitter. Op deze wijze wordt de huidige inzet vanuit het Rijk verankerd inclusief de daarbij vereiste afstemming met een groot aantal publieke en private partijen. De bestuurlijke en financiële betrokkenheid van Staatsbosbeheer in de bestuurscommissie wordt vastgelegd in een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst is ter kennisname bij dit raadsvoorstel gevoegd. De overeenkomst is tot stand gekomen in nauw overleg tussen de deelnemers aan de regeling en Staatsbosbeheer. Na totstandkoming van het nieuwe Parkschap zal de overeenkomst met de bestuurlijke vertegenwoordigers van Staatsbosbeheer ondertekend worden.
-5-
De bestuurlijke regie vanuit het Parkschap zal worden uitgeoefend via een daartoe in te stellen bestuurscommissie. Deze bestuurscommissie voert het bestuur over het Parkschap en treedt naar buiten op als enig vertegenwoordiger van het Parkschap. Een daartoe strekkende verordening is als bijlage bij dit raadsvoorstel gevoegd. De gemeenteraad wordt gevraagd in te stemmen, en daarmee een verklaring van geen bezwaar af te geven, met de verordening ‘Bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park de Biesbosch’ welke verordening het mogelijk maakt de bestuurscommissie daadwerkelijk vorm te geven. De raads- en statenbesluiten Het Parkschap zal alle rechten, verplichtingen en activiteitenprogramma’s voortzetten van de huidige natuur- en recreatieschappen alsmede de huidige stichting Beheer Nationaal Park De Biesbosch (welke als rechtspersoon fungeerde voor het huidige overlegorgaan Nationaal Park de Biesbosch). Om ervoor te zorgen dat de verordeningen zoals die door de huidige schappen zijn vastgesteld rechtskracht behouden, is artikel 48 (Overgangsrecht) in de tekst van de regeling opgenomen. Strekking van het artikel verder is dat het nieuwe Parkbestuur binnen een periode van twee jaar de nieuwe verordeningen vaststelt waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met voordelen die dit met zich mee kan brengen als het gaat om het afstemmen van beleid en het toepassen van bestuursdwang. Voor de betrokken gemeenten en provincies betekent dit dat de aan de huidige schappen deelnemende bestuursorganen (dagelijkse besturen en raden/staten) gevraagd wordt om in te stemmen met een drietal besluiten: Besluit A:
Besluit B:
Besluit C: Besluit D :
de gemeenschappelijke regeling ‘Natuur- en recreatieschap Nationaal Park De Biesbosch’ per 1 januari 2011 op te heffen en het algemeen bestuur van deze gemeenschappelijke regeling te belasten met de liquidatie van deze regeling (alleen provincie Noord-Brabant en gemeenten Drimmelen en Werkendam); toe te treden tot respectievelijk in te stemmen met toetreding per 1 januari 2011 door de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Drimmelen en Werkendam tot de gemeenschappelijke regeling ‘Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch’ en deze per gelijke datum te wijzigen in de gemeenschappelijke regeling ‘Parkschap Nationaal Park De Biesbosch’ (alle deelnemers); in te stemmen met de ‘Verordening bestuurscommissie Parkschap De Nationaal Park De Biesbosch’(alle deelnemers). vaststellen van de gemeenschappelijke regeling ‘Parkschap Nationaal Park De Biesbosch’(alle deelnemers).
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders De jaarlijkse bijdrage van de gemeente Slierecht bij eventuele oprichting van het Parkschap per 1 januari 2011 wordt niet hoger. Er zijn als gevolg van de eventuele oprichting dan ook geen financiële consequenties. De gehele exploitatie van het Hollands Schap wordt nu doorgelicht, waarbij de opdracht is gegeven een bezuinigingstaakstelling te realiseren van minstens 10%.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Besluit van de gemeenteraad d.d. 2 maart 2009 waarbij in principe een positief standpunt ingenomen is ten aanzien van een verdere organisatorische samensmelting op termijn, (i.c. vanaf 1 juli 2010), via bijvoorbeeld één organisatie, één ‘Nationaal Parkschap’. Besluit van de gemeenteraad d.d. 2 maart 2009 om hierover pas op een later moment een definitief besluit te nemen in afwachting van een nog te ontvangen separaat voorstel.
-6-
Besluit van de gemeenteraad d.d. 8 februari 2010 inzake de reactie en zienswijze van de gemeente Sliedrecht ten aanzien van het oprichtingsvoorstel Parkschap Nationaal Park De Biesbosch. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2010 inzake de keuze van de gemeente Sliedrecht ten aanzien deelname Natuur- en Recreatieschap De Hollandse Biesbosch. •
Tijdspad, monitoring en evaluatie Na de besluitvorming van de gemeenteraad op 6 december 2010 kan de Gemeenschappelijke regeling Parkschap Nationaal Park De Biesbosch per 1 januari 2011 in werking treden. Na vaststelling van het genoemde raadsbesluit op 6 december 2011 dient het college nog een finaal besluit te nemen. De Wet gemeenschappelijke regelingen wijst er namelijk op dat de colleges in deze niet eerder kunnen overgaan tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden en Provinciale Staten. Nadat de gemeenteraad en het college hebben ingestemd met de regeling zal een ‘net exemplaar’ van de regeling worden rondgezonden die door elke deelnemer ondertekend dient te worden.
Externe communicatie: De genoemde regeling zal op de gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2010; gelet op artikel 51, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen; besluit: 1) Toe te treden tot respectievelijk in te stemmen met toetreding per 1 januari 2011 door de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Drimmelen en Werkendam tot de Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch; 2) De naam van het Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch te wijzigen in Parkschap Nationaal Park De Biesbosch; 3) De leden van het algemeen bestuur de heer A. de Waard, de heer H.G. Verloop, de heer L.A. Huijser en de heer L. van Rekom ontslag te verlenen; 4) De portefeuillehouder Recreatie en Toerisme van de gemeente Sliedrecht aan te wijzen als lid van het algemeen bestuur van de regeling; 5) Dit besluit in werking te laten treden op 1 januari 2011; 6) Vaststellen van de Gemeenschappelijke regeling Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2010; gelet op artikel 52, eerste lid, onderdeel g, juncto artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluit:
In te stemmen met de instelling van de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park De Biesbosch overeenkomstig de concept-verordening op de bestuurscommissie Parkschap Nationaal Park De Biesbosch.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst van 22 november 2010 RUIMTE EN GROEN NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 6. 7.
Voorontwerp bestemmingsplan Rivierdijk 182 Ontwerp bestemmingsplan Baanhoek 75-81 Ontwerp bestemmingsplan Ruysdaelstraat Lokale prestatieafspraken 2010-2014 met Tablis Wonen Prestatieafspraken Lange Termijn Drechtsteden 20102020 tussen gemeenten en woningbouwcorporaties Vergaderstukken portefeuillehoudersoverleg Fysiek, 5 oktober 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR M.C. Suykerbuyk, 956 M.C. Suykerbuyk, 956 M.C. Suykerbuyk, 956 I. Verkerk, 962 I. Verkerk, 962 W. Labee, 918
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 12 oktober 2010
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan De Driehoek. Voorgesteld besluit: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Driehoek geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van het waterschap Rivierenland gegrond te verklaren; 3. de zienswijze van N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. het bestemmingsplan De Driehoek, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp12dedriehoek-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; 5. het beeldkwaliteitsplan voor het bestemmingsplan De Driehoek vast te stellen. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: 1. Inhoud bestemmingsplan In de ‘Combinatievisie Sliedrecht, Visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van Het Plaatje en De Driehoek’ is een voorstel gedaan voor een mogelijke toekomstige stedenbouwkundige inrichting van het gebied De Driehoek. Deze Combinatievisie vormt de basis voor het bestemmingsplan. De beeldkwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt het Beeldkwaliteitplan De Driehoek. De Raad heeft op 19 mei 2008 ingestemd met de Combinatievisie met de daarin opgenomen stedenbouwkundige hoofduitgangspunten. Besloten is om De Driehoek zodanig in te richten dat er onder andere plaats komt voor een bedrijfscomplex (inclusief bedrijfskantoor) van ABB Bouwgroep BV, de gemeentewerf met een milieustraat, een slib- en baggerdepot (sedimentendepot), waterberging, opslag en andere bedrijvigheid. Deze ontwikkelingen passen niet in de vigerende bestemmingsplannen ‘Betuweroute’ en ‘Landelijk gebied’. Met het bestemmingsplan ‘De Driehoek’ wordt de voorgestelde ontwikkeling in juridischplanologisch opzicht mogelijk gemaakt.
2. Ontwerp ter inzage In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan De Driehoek na publicatie in Het Kompas en de Staatscourant vanaf vrijdag 16 juli 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan is in de opiniërende bijeenkomst van 20 september 2010 ter kennis gebracht van uw raad. 3. Zienswijzen Tijdens de periode van terinzagelegging zijn twee zienswijzen binnengekomen van: - Waterschap Rivierenland; - N.V. Nederlandse Gasunie. De zienswijzen zijn binnen de termijn ingediend en zijn ondertekend en daarmee ontvankelijk. Voor de inhoud van de zienswijzen wordt kortheidshalve verwezen naar het bijgevoegde zienswijzenverslag. In dit verslag zijn de zienswijzen opgenomen en van een reactie voorzien. Het zienswijzenverslag wordt geacht hier volledig te zijn herhaald en ingelast. De zienswijzen van het waterschap en de Gasunie hebben geen relevante gevolgen voor de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, maar zijn voornamelijk technisch van aard. Zo verzoekt het waterschap de waterparagraaf aan te passen overeenkomstig een met de gemeente overeen gekomen berekening van de watercompensatie en verzoekt de Gasunie de regels van het bestemmingsplan op een aantal plaatsen aan te vullen zodat de belangen van de Gasunie met betrekking tot de nieuw aangelegde gasleiding in het plangebied worden geborgd. Aan uw raad wordt voorgesteld de ingekomen zienswijzen gegrond te verklaren. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de zienswijzen van het waterschap en de Gasunie inmiddels verwerkt. 4. Aankoop perceel Van Vuren en gevolgen voor bestemmingsplan De gemeente heeft gronden aangekocht en is een grondruil overeenkomen met de heer Van Vuren, eigenaar van gronden in De Driehoek. De gemeente verwerft de gronden van Van Vuren in het centrum van het plangebied (de westelijke groene strook in het plangebied) en geeft Van Vuren de mogelijkheid in het oosten van het plangebied kleinschalige bedrijfsactiviteiten te ontwikkelen. Het nieuwe perceel van de heer Van Vuren, dat in het ontwerpbestemmingsplan was bestemd tot ‘bagger- en gronddepot’, heeft een grootte van circa 1.000 m2. In het vast te stellen bestemmingsplan worden ter plaatse bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘bedrijventerrein’ toegestaan. Door middel van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-4’ worden ter plaatse tevens duurzaamheidsactiviteiten toegestaan. Door de aankoop van de gronden van Van Vuren ontstaat meer ruimte voor de gemeente om de inrichting van het plangebied te optimaliseren. Zo is door de verwerving van de gronden de keuzemogelijkheid voor de gemeente ontstaan om in samenspraak met de te vestigen bedrijven de westelijke ontsluitingsweg ofwel ten noorden van de nieuw te graven watergang aan te leggen danwel via de Parallelweg met perceelsontsluitingen over de nieuwe watergang. In het ontwerpbestemmingsplan was alleen een rechtstreekse mogelijkheid voor ontsluiting via de Parallelweg mogelijk (immers, van de gronden van de heer Van Vuren kon geen gebruik worden gemaakt) en kon ontsluiting via de noordzijde alleen via een wijzigingsprocedure van het bestemmingsplan worden geregeld. Er is dus meer flexibiliteit ontstaan voor de situering van de toegangsweg en perceelsontsluitingen. Doordat de gemeente gronden heeft aangekocht van de heer Van Vuren kan het zuidelijk deel van het perceel van Van Vuren worden bestemd tot Water in plaats van Groen. Zo krijgt de watergang een meer natuurlijk verloop.
Met de heer Van Vuren is overeen gekomen dat hij geen zienswijze heeft ingediend op het ontwerp bestemmingsplan. Hierdoor is het in principe niet meer mogelijk om nog beroep aan te tekenen tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. 5. Aankoop perceel De Jong De gemeente heeft ook onderhandeld over de aankoop van de gronden van de heer De Jong (de oostelijke groene strook in het plangebied). Met de heer De Jong is schriftelijk overeenstemming bereikt. De betreffende gronden hebben vooralsnog een groenbestemming. 6. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan Naar aanleiding van het verwerven van de gronden van Van Vuren en de zienswijzen van het waterschap en de Gasunie is een aantal (ambtshalve) wijzigingen in het bestemmingsplan aangebracht ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Voor een overzicht van de wijzigingen wordt verwezen naar de bijgevoegde Staat van wijzigingen. 7. Geen exploitatieplan Het plangebied van het bestemmingsplan De Driehoek wordt op initiatief van de gemeente Sliedrecht ontwikkeld. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om tegelijkertijd met het bestemmingsplan voor een dergelijke ontwikkeling een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Alle gronden waar bouwplannen zijn voorgenomen zijn in eigendom van de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is de noodzaak om een exploitatieplan vast te stellen komen te vervallen. De gemeente heeft een exploitatie-opzet opgesteld waaruit blijkt dat de ontwikkeling van het gebied van De Driehoek kostendekkend. Uw raad dient te besluiten geen exploitatieovereenkomst vast te stellen. In de besluitpunten in het concept raadsbesluit is hier aandacht aan geschonken. 8. Beeldkwaliteitsplan Tegelijk met het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Aan uw raad wordt voorgesteld dit beeldkwaliteitsplan tegelijk met het bestemmingsplan vast te stellen. Na vaststelling zal het beeldkwaliteitsplan als welstandsparagraaf in de welstandsnota worden opgenomen. Inkomende bouwvergunningaanvragen worden hier vervolgens aan getoetst. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders N.v.t.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Artikel 3.1 en 3.8 Wet ruimtelijke ordening.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie N.v.t.
Externe communicatie: Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt gepubliceerd in Het Kompas en de Staatscourant. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 oktober 2010; gezien het zienswijzenverslag d.d. september 2010; overwegende voorts, dat van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen gebruik is gemaakt door: 1. Waterschap Rivierenland; 2. N.V. Nederlandse Gasunie. gelet op artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit:
1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Driehoek geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van het waterschap Rivierenland gegrond te verklaren; 3. de zienswijze van N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. het bestemmingsplan De Driehoek, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp12dedriehoek-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; 5. het beeldkwaliteitsplan voor het bestemmingsplan De Driehoek vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Staat van wijzigingen behorende bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Driehoek Bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Driehoek worden ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan de volgende wijzigingen aangebracht.
Regels 1. algemeen: − de terminologie in regels wordt afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 2. artikel 1 (Begrippen): − in lid 1.2 wordt de zinsnede “2001” gewijzigd in “3001”; 3. artikel 3 (Bedrijf): − in lid 3.1 wordt f vernummerd tot sub g en wordt een nieuw sub f toegevoegd, luidende: “f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-4’: tevens duurzaamheidsactiviteiten (ontwikkeling, ontwerp, vervaardiging, service en reparatie, exploitatie, inkoop en verkoop, behoudens detailhandel);”; − in lid 3.1 wordt de zinsnede “met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ uitsluitend zijn bestemd voor groen” aangevuld met de zinsnede “, toegangswegen en perceelsontsluitingen”; − lid 3.5.2. vervalt; 4. artikel 4 (Groen): − lid 4.1 onder c wordt aangevuld met de zinsnede “en toegangswegen”; 5. artikel 7 (Leiding - Gas - 1): − lid 7.4.3 wordt aangevuld met de zinsnede “Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder.”; − lid 7.4.4 vervalt; 6. artikel 8 (Leiding - Gas - 2): − lid 8.4.3 wordt aangevuld met de zinsnede “Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder.”; − lid 8.4.4 vervalt; 7. artikel 9 (Waarde - Archeologie): − in lid 9.3.1 vervalt de zin “Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.”; − lid 9.3.4 vervalt; 8. artikel 14 t/m 17: − artikel 14 vervalt. De artikelen 15 t/m 17 worden vernummerd tot 14 t/m 16.
Plankaart Voor de wijzigingen op de plankaart van het bestemmingsplan wordt verwezen naar de bijbehorende wijzigingenkaart.
Bijlagen: 1. Wijzigingenkaart 2. Toelichting op de ambtshalve wijzigingen
Toelichting op de ambtshalve wijzigingen
Om verschillende redenen vinden wij het wenselijk om het plan op onderdelen aan te passen. In dit document worden de aanpassingen toegelicht. Algemeen De terminologie wordt afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. De Wabo introduceert de omgevingsvergunning (in plaats van onder andere bouwvergunningen, binnenplanse ontheffingen en aanlegvergunningen). In verband met de Wabo vervalt de strafbepaling in artikel 7 lid 7.4.4, artikel 8 lid 8.4.4 en artikel 9 lid 9.3.4 en de algemene procedureregel in artikel 14. Bedrijf (artikel 3) en Groen (artikel 4) De gemeente heeft gronden aangekocht van de heer Van Vuren. Hierdoor ontstaat een keuzemogelijkheid voor de gemeente om in samenspraak met de te vestigen bedrijven de westelijke ontsluitingsweg ofwel ten noorden van de nieuw te graven watergang aan te leggen ofwel via de Parallelweg met perceelsontsluitingen over de nieuwe watergang. In het ontwerpbestemmingsplan was alleen een rechtstreekse mogelijkheid voor ontsluiting via de Parallelweg opgenomen; voor ontsluiting via de noordzijde bevatte het ontwerpbestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid. In het vast te stellen bestemmingsplan wordt ook ontsluiting via de noordzijde van de watergang rechtstreeks mogelijk gemaakt. Toegangswegen worden mogelijk gemaakt op de gronden met de bestemming Bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘groen’, en op de gronden met de bestemming ‘Groen’. Op de gronden met de bestemming Bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘groen’, worden tevens perceelsontsluitingen mogelijk gemaakt. Bij de keuze van de ontsluitingsweg zal overleg plaatsvinden met het waterschap. Overigens is er in het plangebied sprake van ruime overcompensatie (zie bijlage 3 bij de toelichting op het bestemmingsplan) en daarvan zal na aanleg van de ontsluitingsweg (met eventueel dammen in het water) nog steeds sprake zijn. Het waterschap heeft (telefonisch) ingestemd met deze ambtshalve aanpassing. In artikel 3 lid 3.1 wordt een specifieke aanduiding voor het nieuwe perceel van Van Vuren in de oostzijde van het plangebied toegevoegd (zie hierna onder Plankaart). Waarde - Archeologie (artikel 9) In lid 9.3.1 is abusievelijk de zin “Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels” opgenomen. De zin vervalt daarom. Plankaart • De gemeente is een grondruil overeenkomen met de heer Van Vuren, eigenaar van een perceel grond in De Driehoek. Het nieuwe perceel van de heer Van Vuren, dat in het ontwerpbestemmingsplan was bestemd tot ‘bagger- en gronddepot’, heeft een grootte van circa 1.000 m². In het vast te stellen bestemmingsplan worden ter plaatse bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
•
•
•
‘bedrijventerrein’ toegestaan. Door middel van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-4’ worden ter plaatse tevens duurzaamheidsactiviteiten toegestaan. Doordat de gemeente gronden heeft aangekocht van de heer Van Vuren kan het zuidelijk deel van het perceel van Van Vuren worden bestemd tot Water in plaats van Groen. Zo krijgt de watergang een meer natuurlijk verloop. De ontsluitingsweg naar het perceel met de bestemming Bedrijf, aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-1’ wordt bestemd tot Groen in plaats van Verkeer. Door de aanpassing in artikel 4 (zie boven) ontstaat zo meer flexibiliteit in de precieze ligging van de ontsluitingsweg. De gebiedsaanduiding ‘Wro-zone-wijzigingsgebied 1’ vervalt.
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 2 november 2010
Onderwerp: Aankoop gronden in ‘De Driehoek’ Voorgesteld besluit: Aanvullend krediet beschikbaar te stellen van € 366.000 voor de aankoop van gronden in “De Driehoek” Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: De Driehoek is gelegen aan de noordrand van Sliedrecht. Het gebied van De Driehoek wordt aan drie zijden begrensd door infrastructuur: aan de noordzijde door de Betuweroute, aan de zuidzijde door de A15 en de oostzijde door de Merwede-Lingelijn. Dit gebied werd laatstelijk gebruikt als werkterrein voor de aanleg van de Betuweroute en moet in de naaste toekomst ontwikkeld en ingericht worden voor de vestiging van bedrijvigheid, een gemeentewerf met milieustraat, een bagger- en gronddepot en een waterberging. Met dit doel is in het verleden de ‘Combinatievisie Sliedrecht, Visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van Het Plaatje en De Driehoek’ opgesteld en door de raad in zijn vergadering van 19 mei 2008 vastgesteld. Op basis hiervan is recent het ontwerpbestemmingsplan ‘De Driehoek’ gemaakt. De raad heeft hiervan kennis kunnen nemen in de opiniërende bijeenkomst van 20 september 2010. Het ontwerp heeft vanaf vrijdag 16 juli 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Provincie Zuid-Holland en de regio Drechtsteden kunnen instemmen met het ontwerp. Het geheel zal in november 2010 aan uw Raad ter vaststelling worden aangeboden. Voor de planologisch voorgestane ontwikkeling en inrichting van ‘De Driehoek’ zijn de gronden grotendeels al aangekocht, maar moeten nog een aantal percelen worden aangekocht. Het perceel in “De Driehoek,” kadastraal bekend gemeente Sliedrecht, sectie L nummer 839, kan hiervoor niet gemist worden. Onder voorwaarden is overeengekomen dit perceel aan te kopen voor de prijs van: € 365.000,-- k.k. (zegge: drie honderd vijf en zestig duizend euro kosten koper). Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Het betreft een strategische aankoop . De kosten voor de aankoop van de gronden inclusief notariële kosten bedragen € 366.000. De kosten kunnen te zijner tijd worden gedekt uit de opbrengsten van de nog vast te stellen Grondexploitatie De Driehoek.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Het geheel past binnen de in het (ontwerp)bestemmmingsplan De Driehoek voorziene ruimtelijke ontwikkeling
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Het geheel wordt uiterlijk binnen twee maanden na het besluit van uw Raad worden getransporteerd
-2-
Externe communicatie: N.v.t.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 november 2010;
besluit:
Aanvullend krediet beschikbaar te stellen van € 366.000 voor de aankoop van gronden in “De Driehoek”
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 22 november 2010 BURGER EN BESTUUR NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2.
Evaluatie van het tijdelijk huisverbod door het onderzoekscentrum Drechtsteden Vergaderstukken Drechtstedenbestuur, 28 oktober 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR G. Hanegraaf, 826 J.W. Alsma, 891
Concept-Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 27 september 2010
Onderwerp: Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 en Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010 Voorgesteld besluit: Vaststellen van: • Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 • Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010 Advies opiniërende bijeenkomst: Overwegingen en alternatieven: Het Groot Presidium heeft op 27 september 2010 aangegeven dat een aantal punten uit het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 en het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010 moeten worden aangepast. Inhoudelijk gaat het om de volgende punten: • • •
Het tijdstip van Informatieve bijeenkomsten, Opiniërende bijeenkomsten en Raadsvergaderingen gaat van 19.30 naar 20.00 uur; De dag aanduiding van Informatieve bijeenkomsten, Opiniërende bijeenkomsten en Raadsvergaderingen gaat van maandag naar dinsdag; Er dient een artikel over de agendering van de hamerraad te worden opgenomen.
Er is bij deze aanpassing niet gekozen voor ander inhoudelijke en redactionele mutaties. Tussen eind 2011 en begin 2012 vindt een evaluatie van de beide Reglementen plaats. In het raadsbesluit en in de aan te passen artikelen wordt niet gesproken over informatieve bijeenkomsten. In het raadsvoorstel voor de invoer van de beide nieuwe Reglementen van Orden van 8 februari 2010 is aangegeven om in de periode een protocol Informatieve bijeenkomsten op te stellen.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders n.v.t.
-2-
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Beide huidige Reglementen van Orde zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 8 februari 2010.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Beide aanpassingen treden inwerking op 1 januari 2011. Op dat tijdstip treedt het nieuwe vergaderschema inwerking.
•
Externe communicatie: De vaststelling van de wijzigingsverordeningen zal door het college van burgemeester en wethouders bekend worden gemaakt in het Kompas
namens het presidium van Sliedrecht, De secretaris,
De raadsvoorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept-Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d. 27 september 2010;
besluit:
•
Vast te stellen de Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010
•
Vast te stellen de Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010
Verantwoordelijke afdeling
Griffie. telefoon (0184) 495989 Het getoonde besluit is een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d.; 27 september 2010 b e s l u i t.: gelet op het bepaalde in het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 vast te stellen: Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 Artikel 1 Artikel 9 lid 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden 1. De vergaderingen van de raad vinden in beginsel plaats op dinsdag, beginnen om 20.00 uur en worden gehouden in het Raadhuis. Artikel 2 Artikel 11 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep uiterlijk op vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de dinsdag van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Artikel 3 Artikel 43 lid 3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden. 3. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk op vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de dinsdag van de raadsvergadering via de griffier schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.
-3-
Artikel 4 Artikel 45, lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden. 2. Het lid dat mondelinge vragen wil stellen meldt dit onder naam van het onderwerp schriftelijk via de griffier bij de voorzitter aan uiterlijk op vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de dinsdag van de raadsvergadering. Artikel 5 Aan artikel 11 wordt een nieuw lid toegevoegd welke als volgt komt te luiden 6. Op de agenda van een uitgeschreven hamerraad kunnen slechts hamerstukken worden geplaatst en behandeld met en zonder stemverklaring. Andere typen agendapunten zijn niet mogelijk. Artikel 6
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als “Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 Artikel 7 Inwerkingtreding Dit Reglement treedt in werking op 1 januari 2011.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-4-
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010
Verantwoordelijke afdeling
Griffie. telefoon (0184) 495989 Het getoonde besluit is een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d.; 27 september 2010 b e s l u i t.: gelet op het bepaalde in het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010 vast te stellen: Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010
Artikel 1 Artikel 11 lid 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. In de regel vinden de vergaderingen van de opiniërende bijeenkomst tweemaal in de acht weken plaats volgens een door het klein presidium voorgesteld vergaderschema. De vergaderingen van de opiniërende bijeenkomst beginnen om 20:00 uur en vinden plaats in het Raadhuis op het Dr. Langeveldplein.
Artikel 2
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als “Eerste wijziging Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010”.
-5-
Artikel 3 Inwerkingtreding Dit Reglement treedt in werking op 1 januari 2011.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 19 oktober 2010
Onderwerp: Verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak. Voorgesteld besluit: In te stemmen met vaststelling: “Verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak.”. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Historie en huidige situatie De gemeente heeft voor het schoonmaakonderhoud van diverse gemeentelijke panden een contract afgesloten met Drechtwerk. Dit schoonmaakonderhoud vormt een aanzienlijke bijdrage in de realisatie van de omzetdoelstelling in het convenant dat de gemeente met Drechtwerk heeft afgesloten. De overeenkomst schoonmaak met Drechtwerk eindigt van rechtswege op 1 januari 2011. B&W voeren een beleid om vanuit de zorgplicht via Drechtwerk inwoners met meer afstand tot de reguliere arbeidsmarkt, waar mogelijk voor gemeentelijke taken in te zetten. Schoonmaak van gemeentelijke panden is een goed voorbeeld van de realisatie van dit beleid. Met de start van het SCD is ook een regionaal aanbestedingsbeleid geformuleerd waaraan de gemeente Sliedrecht zich heeft gecommitteerd. Uitgangspunt van de service-eenheid Inkoop van het SCD is, met schaalgrootte in regionale collectieve aanbestedingen voor de deelnemende organisaties, efficiency- en financiële voordelen te behalen. Dat uitgangspunt in het (regionale) inkoopbeleid is in principe als goed te kwalificeren, het enige punt is dat de uitvoering hiervan niet, of in ieder geval zo min mogelijk, de eerder genoemde zorgplicht van de gemeente mag frustreren. Gevolgen regionale aanbesteding Reeds in het derde kwartaal 2008 is het SCD/Inkoop gestart met de voorbereidingen voor een regionale, collectieve aanbesteding van schoonmaak voor de Drechtstedenorganisaties en heeft daarvoor een verzoek gedaan tot deelname. In verband met de doorlooptijd van een collectieve aanbestedingsprocedure en de termijnen van de toen lopende contracten van de deelnemende organisaties zou niet eerder dan in het tweede/derde kwartaal van 2009 gunning kunnen plaatsvinden, met daaropvolgend de start van levering van diensten. Dit heeft tot gevolg gehad dat het contract schoonmaak steeds opnieuw is afgesloten voor 1 jaar. (nu tot 1-1-2011) Bij herhaling is vanuit onze gemeente aan het SCD aangegeven dat de schoonmaak van o.a. het gemeentekantoor en het raadhuis uitgevoerd wordt door Drechtwerk en dat er politiek en bestuurlijk groot belang wordt gehecht aan die relatie, vanuit het oogpunt van zorgplicht van de gemeente jegens inwoners met meer afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Daarnaast is er voor de gemeente ook een financieel belang verbonden aan de dienstverlening door Drechtwerk. Het convenant dat de gemeente jaarlijks afsluit met Drechtwerk over bij Drechtwerk te realiseren omzet, wordt voor een groot deel gevuld met de omzet uit het schoonmaakonderhoud. Wegvallen van die omzet zou voor de gemeente tot problemen kunnen leiden in de realisatie van dat convenant.
-2-
Aanbesteding van schoonmaak voor onze gemeente zou dus zo moeten worden vormgegeven dat Drechtwerk een gerede kans maakt de opdrachten voor de gemeente te verkrijgen. Nu kennen aanbestedingsprocedures de nodige juridische haken en ogen, als gevolg van (Europese) aanbestedingsregels. Partijen onderkennen dit, en onderkennen (hoewel sommige meer, andere minder) ook de oproep van onze gemeente moeite te doen met goede, werkbare oplossingen te komen om te voorzien in de inzet van arbeidsgehandicapten via Drechtwerk. In het regionaal aanbestedingsbeleid is het echter niet mogelijk in een aanbesteding een partij, ook al is het een Swbedrijf, specifiek te benoemen. Rechtmatige gunning aan Drechtwerk Afgaand op de juridische toetsing concluderen wij dat de variant “verlenen van alleenrecht met een verordening van de raad” op grond van artikel 17 Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (BAO) de beste keuze is voor de rechtmatige opdrachtverlening aan ons Swbedrijf Drechtwerk. Of de mogelijkheid van verlenen van alleenrecht aan Drechtwerk voor onze gemeente, als deelnemer aan de GR Drechtwerk en deelnemer aan de GR Drechtsteden (met het vastgestelde regionale aanbestedingsbeleid), toepasbaar is, hebben we onderzocht middels het zoeken naar praktijkvoorbeelden bij andere gemeenten (o.a. Henrik Ido Ambacht), die op het oog lijken te passen. Door diverse gemeentes is opdracht gegeven aan advocatenkantoren en accountants deze werkwijze te toetsen waarna zij hebben aangegeven deze procedure als rechtmatig te kwalificeren. Na juridische toetsing door de service-eenheid Juridisch Kennis Centrum van het SCD is het verlenen van alleenrecht (met onderhandeling) aan Drechtwerk middels een verordening van de raad onder een aantal goed toepasbare condities mogelijk. Wat houdt deze variant in? In deze mogelijkheid wijst een gemeente voor een bepaald geografisch gebied een met naam genoemde partij als uitvoerende partij aan. Het wettelijk kader en de condities voor de aanwijzing moeten daarbij worden vastgelegd in een door de gemeenteraad vast te stellen verordening. Na publicatie heeft een dergelijke verordening rechtskracht en kan vervolgens het college per dienst/opdracht de met naam genoemde partij aanwijzen als uitvoerende partij. De belangrijkste voorwaarden voor het toepassen van alleenrecht (één op één gunning) zijn dat het alleenrecht: - bij wettelijke of bestuurlijke bepaling is gevestigd; - verenigbaar moet zijn met de beginselen uit het EG-verdrag, met name transparantie, nondiscriminatie en objectiviteit; - alleen verleend wordt voor de betreffende activiteit. Belangrijk is te blijven letten op marktconformiteit en altijd de onderhandeling op prijs en kwaliteit te voeren. Op 17 augustus 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met het afwijken van het regionale aanbestedingsbeleid en af te zien van de regionale aanbesteding schoonmaak. Tevens heeft zij ingestemd met het opmaken van een verordening tot alleenrecht welke door de raad moet worden vastgesteld. Doordat in de regio meerdere gemeentes hebben aangegeven Drechtwerk een positie te willen geven bij de aanbesteding van o.a. de schoonmaak heeft de service-eenheid Inkoop van het SCD besloten in de aanbestedingsleidraad meerdere varianten op te nemen. Één ervan is dat een aantal gemeentes zullen werken met één op één gunning via een verordening aan Drechtwerk waarbij Drechtwerk de opdracht uit zal voeren als een leer- werkbedrijf. Hierbij wordt de dienst uitgevoerd door 3 tot 4 leerlingen welke begeleid worden door een praktijkbegeleider. Deze leerlingen hebben allen een SW indicatie en komen niet uit de reguliere bestanden van werklozen bij het SDD. Vanuit onze sociale zorgplicht helpen wij met een leer- werkbedrijf mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan een regulier vakdiploma en zijn zij in de gelegenheid door het leer-werk traject met
-3-
vaste structuur een opleiding te volgen welke hen in staat stelt regulier werk uit te kunnen oefenen. Mede met het oog op de kleinschalige omvang in Sliedrecht van de schoonmaakwerkzaamheden, leent onze organisatie zich prima voor de vorm leer-werkbedrijf. . Gevraagde besluitvorming U wordt gevraagd gelet op bovenstaande afwegingen de verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak vast te stellen. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders De kosten voor schoonmaak zullen ten opzichte van de huidige overeenkomst licht stijgen in verband met het aangaan van een overeenkomst als leer werk bedrijf. Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Na het instemmen met de verordening zal deze gedurende 8 dagen gepubliceerd worden. Tijdspad, monitoring en evaluatie Gelijktijdig met de publicatie zal de opdrachtformulering tot stand komen voor de schoonmaakwerkzaamheden. De opdracht aan Drechtwerk zal gegund worden voor drie jaar met de mogelijkheid tot verlenging van twee jaar. Externe communicatie: Publicatie verordening. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.19 oktober 2010; gelet op artikel 149 Gemeentewet; gelet op artikel 18 van richtlijn 2004/18 en artikel 17 van het Besluit Aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten: gelet op het Aanbestedingsbeleid van de Drechtsteden en de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden; besluit: vast te stellen de “Verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak” Artikel 1 Met betrekking tot de schoonmaakwerkzaamheden van diverse panden van de gemeente Sliedrecht wordt bij uitsluiting van andere hiervoor in aanmerking komende partijen, aan Drechtwerk het recht voorbehouden deze dienstverleningswerkzaamheden te verrichten. Artikel 2 Met betrekking tot de schoonmaakwerkzaamheden in het gemeentekantoor en raadhuis van Sliedrecht wordt bij uitsluiting van andere hiervoor in aanmerking komende partijen, aan Drechtwerk het recht voorbehouden deze dienstverleningswerkzaamheden te verrichten als leer - werkbedrijf.. Artikel 3 Bij de prijsonderhandelingen wordt door beide partijen de marktconformiteit in prijs kwaliteitsverhouding bewaakt. Hiervoor worden prestatie-indicatoren afgegeven en Drechtwerk als uitvoerder van de sociale werkvoorziening is verplicht marktconform te offreren. Artikel 4 Deze verordening wordt aangehaald “Verordening alleenrecht Drechtwerk schoonmaak” Artikel 5 De opdrachtverlening aan Drechtwerk krijgt een looptijd van drie jaar met de mogelijkheid tot verlenging van 2 jaar. Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking van deze verordening. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée.
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 19 oktober 2010/9 november 2010
Onderwerp: Uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2011-2012 Voorgesteld besluit: de besluitpunten uit het concept raadsbesluit Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Het is gebruikelijk dat er tegen het eind van het jaar met de gemeenteraad wordt gesproken over de resultaten, lokale inzet en speerpunten van de politie, gemeente en het Openbaar Ministerie in het afgelopen jaar en voor het komende jaar. Hierbij wordt tevens het ontwerp uitvoeringsplan openbare orde en veiligheid aangeboden dat de lokale speerpunten voor het komende jaar bevat alsmede de inzet bevat die politie, Openbaar Ministerie en gemeente op die speerpunten plegen. Het uitvoeringsplan openbare orde en veiligheid is een vervolg op de kaderbrief 2011 die de districtsleiding van de politie Alblasserwaard en Vijfheerenlanden onlangs heeft opgesteld. In deze kaderbrief geeft de districtsleiding de ontwikkelingen en prioriteiten aan op districtelijk niveau. De kaderbrief is het startschot voor alle gemeente in het district om aan de slag te gaan met de lokale aandachtspunten. De kaderbrief is als bijlage bij dit uitvoeringsplan gevoegd en dient ter informatie. De keuze om speerpunten te benoemen is niet ieder jaar onderhevig aan wijzigingen. Ook een groot deel van de inzet die de ketenpartners op de speerpunten plegen zijn over het algemeen genomen een voortzetting van bestaand (lopend) beleid. Er is in dat opzicht dus sprake van een meerjarenbeleid. Die omstandigheid vormt aanleiding om voor te stellen het uitvoeringsplan vanaf heden voor de duur van twee jaren vast te stellen, dus voor 2011 èn 2012. Een uitzondering hierop kan zich voordoen in het geval er tussentijds toch een wijziging optreedt in de speerpunten. In dat geval zal het uitvoeringsplan nog tussentijds worden aangepast. Voor de gemeente Sliedrecht geldt dat de lokale aandachtspunten voor 2011 en 2012 niet afwijken van de ontwikkelingen in de regio. De lokale speerpunten die kunnen worden benoemd zijn achtereenvolgens: - Geweld; - Jeugd; - Veelvoorkomende criminaliteit. Met betrekking tot de veelvoorkomende criminaliteit is de aanpak op het gebied van diefstal uit auto’s en diefstal van fietsen een lokale aanvulling op de kaderbrief. Het bovenstaande betekent niet dat er voor de andere onderwerpen die niet genoemd zijn in het uitvoeringsplan of de kaderbrief lokaal geen aandacht meer zal/kan zijn. Lokaal zullen de
-2-
ontwikkelingen worden gevolgd en als er aanleiding voor is zal er inzet plaatsvinden op de gesignaleerde problematiek of een trend. Tot slot is een groot deel van de zaken die in het uitvoeringsplan 2011-2012 worden genoemd een voortzetting van bestaand (lopend) beleid. Het uitvoeringsplan 2011-2012 kan dan ook gezien worden als een update van het uitvoeringsplan 2010. Kortheidshalve verwijzen wij voor de concrete inhoud naar het bijgevoegde plan. Voorstel: Bijgevoegd treft u het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2011-2012 aan in de vorm van een uitwerking van de drie speerpunten volumecriminaliteit (waaronder vernielingen), jeugd en geweld. Wij doen een beroep op de opiniërende vergadering om te adviseren over de in het plan op te nemen inzet van politie, gemeente en Openbaar Ministerie.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 oktober 2010/9 november 2010;
besluit:
1. kennis nemen van het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2011-2012; 2. het college van burgemeester en wethouders doet een beroep op de opiniërende vergadering om te adviseren over de in dit plan opgenomen speerpunten en inzet van politie, gemeente en openbaar ministerie.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
PLAN VAN AANPAK VANDALISME EN OVERLAST 2010-2011
1. Inleiding. Op 18 oktober 2007 heeft de gemeenteraad het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007/2008 vastgesteld. Dit plan geeft allereerst een weergave van de maatregelen die de gemeente sinds 2003 neemt om overlast en vandalisme te bestrijden. Daarnaast kondigde dit plan een aantal concrete maatregelen aan om overlast en vandalisme verder te bestrijden. Omdat het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007/2008 eind 2007 is opgesteld is er behoefte aan een evaluatie van de genomen maatregelen en is het wenselijk een nieuw kader en concrete maatregelen en acties vast te stellen waarmee we overlast en vandalisme in de komende jaren verder willen terugdringen. Om het plan van aanpak 2010/2011 overzichtelijk te houden treft u in de bijlage een evaluatie aan van de maatregelen die zijn uitgevoerd als gevolg van het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007/2008. De nu volgende tekst bevat met name een nieuw kader en de concrete maatregelen en acties waarmee we de komende jaren vandalisme en overlast verder willen bestrijden. 2. Probleemstelling. 2.1. Algemeen. In het algemeen kan worden gesteld dat het met het overgrote deel van de jeugd goed gaat. Het zijn in Sliedrecht momenten of een enkele groep of individu waarmee het soms mis gaat. In die situaties is er nog te vaak sprake van overlast of vandalisme. Ondanks dat er in de afgelopen jaren een duidelijke verbetering is opgetreden in de totale omvang van de overlast en vandalisme, hierover leest u verderop meer, is er nog steeds de ambitie om de overlast en het vandalisme verder te bestrijden. Recentelijk zijn de uitkomsten van een aantal onderzoeken verschenen waaronder de monitor leefbaarheid en veiligheid in de Drechtsteden en de Regionale Sociale monitor Drechtsteden. Uit deze onderzoeken komt duidelijk naar voren dat inwoners aan de veiligheid op straat en met name het bestrijden van vandalisme en het bestrijden van overlast een hoge prioriteit toekennen. Zij vragen om maatregelen die deze problematieken bestrijden. Op die vraagstelling vanuit de samenleving moet een passend antwoord worden gegeven. 2.2. Overlast. Gelet op de in den lande bekende en aanvaarde methodiek van het Arnhemse bureau Beke kan voor wat betreft overlast onderscheid worden gemaakt in groepen jongeren die hinderlijk zijn, groepen jongeren die overlast veroorzaken en groepen jongeren die crimineel zijn. Ook voor Sliedrecht is het van belang te weten welke categorie jeugdgroepen er voorkomen omdat de inzet op de diverse groepen verschillend is. Voor Sliedrecht geldt allereerst dat er zogenaamde aanvaardbare groepen zijn. Deze niet beschreven groep betreft jongeren die gebruik maken van de openbare ruimte zonder problemen te veroorzaken. Overeenkomstig de methodiek van het Arnhemse bureau Beke zijn er vervolgens een tien tot vijftiental groepen die zo nu en dan hinderlijk gedrag vertonen en is er één groep die een aantal kenmerken in zich heeft van een overlastveroorzakende groep. Criminele groepen zijn er in Sliedrecht niet. Dat jongeren op straat afspreken en elkaar daar ontmoeten is van alle tijden en net als ieder andere doelgroep heeft jeugd ook de vrijheid om de openbare ruimte te verkiezen als plaats om leeftijdsgenoten te ontmoeten. Het is vervolgens aan de gemeente om de regierol te nemen en tezamen met de ketenpartners ontstane overlast in goede banen te leiden. Vanuit het oogpunt van preventie is daarnaast het streven om een geheel van voorzieningen te creëren dat aansluit op de behoefte van de jongeren. Op dit laatste punt ligt een uitdaging in Sliedrecht. Hierop zal uitgebreider worden ingegaan bij de uiteenzetting over jongerenoverlast verderop in dit plan. 2.3. Vandalisme. Vandalisme is een maatschappelijk probleem en kan worden gezien als een mentaliteitsprobleem: vernielen is stoer, als je een prullenbak opblaast dan “kick je daar op”, het publieke domein behoort aan niemand toe, als je na een avond stappen één of meerdere vernielingen verricht dan “hoort dat er bij”. Heel vaak blijken deze vernielingen plaats te vinden onder invloed van alcohol en/of speelt groepsgedrag een rol bij het ontstaan van deze problemen. Ook op het gebied van vandalisme
2
neemt de gemeente de regiorol, hetgeen inhoud dat ze binnen haar mogelijkheden en met hulp van de ketenpartners de mogelijke invloed zal uitoefenen om het vandalisme te bestrijden. 2.4. Tot slot. Overlast en vandalisme zijn maatschappelijke problemen die de nodige complexiteit in zich hebben. Die complexiteit brengt ook met zich mee dat een (verdere) verbetering van de genoemde problematieken met name bewerkstelligd wordt als er een diversiteit aan maatregelen wordt ingezet op de genoemde problematieken. Dit houdt in dat er een beroep wordt gedaan en ook de nodige inspanning en daadkracht wordt gevraagd van externe ketenpartners als bijvoorbeeld politie, (ambulant) jongerenwerk, Openbaar Ministerie, Jeugd Preventieteam, Bureau Jeugdzorg, scholen, maar ook binnen de gemeente van flankerende beleidsterreinen zoals die van welzijn en (deels) plantsoenen en reiniging. Door middel van dit plan willen wij alle ketenpartners verder betrokken maken bij het bestrijden van overlast en vandalisme. De twee onderwerpen overlast en vandalisme zullen hierna apart aan de orde worden gesteld. Daarna treft u een lijst aan met daarin een samenvatting / overzicht van de voorgestelde maatregelen.
3
3. Overlast (jongeren). 3.1. Cijfers en ervaringen. Hieronder treft u een overzicht aan van de hoeveelheid meldingen van overlast van het jaar 2003 tot en met 2009. Uit het overzicht is af te leiden dat er door de jaren heen een afname heeft plaatsgevonden van het aantal meldingen van overlast. De daling in de cijfers komt ook overeen met het algemene beeld dat bij gemeente, jongerenwerk en politie bestaat dat er een verbetering is bewerkstelligd in de totale omvang van overlast in Sliedrecht. Op zich is de conclusie gerechtvaardigd dat we de goede weg zijn ingeslagen, maar de resultaten laten onverlet dat er nog steeds de ambitie en ons inziens ook de ruimte is om een verdere verbetering aan te brengen in het bestrijden van én in het voorkomen dat jeugdoverlast ontstaat. Overlast (meldingen) Jaar 2003 Jaar 2004 Jaar 2005 Jaar 2006 Jaar 2007 Jaar 2008 Jaar 2009
299 meldingen 215 meldingen 237 meldingen 141 meldingen 130 meldingen 96 meldingen 150 meldingen*
* de toename van het aantal meldingen overlast van hanggroepen is waarschijnlijk een gevolg van de invoering van het landelijk politiesysteem BHV. Dit nieuwe systeem heeft tot gevolg dat controles door de wijkagenten op jeugd nu onder “incident jeugdoverlast” wordt weggeschreven.
3.2. Voorgesteld aanvullend beleid op overlast in 2010/2011. Al eerder is het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2010 vastgesteld. In dit plan zijn een drietal speerpunten bepaald waar gemeente, politie en Openbaar Ministerie in 2010 een gezamenlijke inzet op zullen leveren en tevens worden de hoofdlijnen van deze gezamenlijke inzet in dit plan beschreven. Twee van de vastgestelde speerpunten gaan over jeugd en volumecriminaliteit (waaronder vandalisme). Het plan van aanpak vandalisme en overlast 20102011 kan dan ook gezien worden als een verdere uitwerking van het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2010. 3.2.1. Hanggroepenoverleg. In Sliedrecht is in 2004 gestart met een hanggroepenoverleg (COOS). Dit overleg heeft als doel om een platform te bieden voor een betere coördinatie tussen gemeente, jongerenwerk en politie om zodoende ontstane overlast beter te kunnen bestrijden. We hebben feitelijk gezien dat er door de jaren heen een betere samenwerking is ontstaan tussen de diverse partijen en dat er meer oog is ontstaan voor elkaars belangen en standpunten. Er is al sinds enige jaren sprake van een gezamenlijk optreden van de diverse ketenpartners en dat betekent dat het hanggroepenoverleg heeft voldaan aan de oorspronkelijke doelstelling. Het hanggroepenoverleg heeft de laatste twee jaren ook een functie in het afstemmen en het aanbrengen van prioriteiten in het onderhoud van speelvoorzieningen. De ambitie van het hanggroepenoverleg is om de komende jaren te groeien naar een platform dat ook gevraagd en ongevraagd advies kan uitbrengen over kwesties die het beleid betreffen. In deze nota zijn de signalen en kwesties die tijdens het hanggroepenoverleg aan de orde zijn geweest dan ook verwerkt. 3.2.2. Spanningsveld fysieke ruimte. Zeker de bestaande infrastructuur van Sliedrecht speelt ook een rol bij het ontstaan van overlast. Sliedrecht is compact gebouwd en juist deze compactheid draagt bij aan het ontstaan van overlast. De mogelijkheden voor jongeren om ergens ongestoord in de buitenruimte te verblijven zijn
4
beperkt. De compacte bouw heeft echter ook tot gevolg dat de mogelijkheden voor uitbreiding van voorzieningen niet eenvoudig te realiseren zijn. Er zijn binnen het hanggroepenoverleg gevallen geweest waarbij overlast die op een bepaalde plaats wordt bestreden na korte tijd weer opduikt op een andere plaats. De wijkagenten geven aan dat jeugd wordt “rondgepompt” door Sliedrecht omdat er geen betere alternatieve locatie voorhanden is. Op basis van zulke ervaringen en met de kennis en het inzicht van de ketenpartners wordt er op zulke momenten binnen het hanggroepenoverleg ook gesproken hoe dit probleem structureel kan worden opgelost. Die gesprekken komen er feitelijk op neer dat we omstandigheden of voorwaarden willen scheppen die overlast voorkomen. Om de overlast verder te kunnen bestrijden is het zaak om binnen de infrastructurele mogelijkheden die Sliedrecht biedt na te denken over structurele oplossingen die de oudere jeugd wel een alternatief kan bieden. Het hanggroepenoverleg zal een initiatiefvoorstel opstellen dat een handreiking zal bevatten over het voorzieningenniveau voor de oudere jeugd. Als een uitbreiding van voorzieningen gewenst is dan is een vervolgopdracht dat binnen de (beperkte) fysieke ruimte gezocht moet worden naar oplossingen. Dit is een opdracht die de gemeente zich tezamen met de ketenpartners zal moeten stellen. 3.3.3. Spanningsveld inwoners. In het bieden van een structurele oplossing ziet de gemeente zich zo nu en dan ook voor een dilemma geplaatst. Inwoners melden overlast hetzij via politie of de gemeente en terecht verwachten zij dat er op dat moment gehandeld wordt en de overlast door inzet van politie, gemeente of jongerenwerk wordt weggenomen of tot aanvaardbare proporties wordt teruggebracht. Echter op het moment dat inwoners geïnformeerd worden over een structurele oplossing in hun buurt, bijvoorbeeld een speelplek voor oudere jeugd, dan stuit de mogelijke realisatie daarvan bij inwoners vaak op problemen. Het betreft hier feitelijk een NIMBY (not in my back yard) gedachte en het is een taak van de gemeente en haar ketenpartners om dit proces in goede banen te leiden en het algemeen belang telkenmale te laten prevaleren. Er zijn de afgelopen jaren ook successen geboekt. Zo is onder het viaduct onder de Rijksweg A15 een prachtige skatevoorziening en een voetbalkooi gerealiseerd. We zien in de praktijk dat er van beide voorzieningen veel tot zeer veel door jongeren gebruik wordt gemaakt zowel om te spelen als om te hangen. Tegelijkertijd is deze locatie ook een plek waar jeugd zich niet in de onmiddellijke nabijheid van bewoners bevindt. Al met al kan deze ontwikkeling als voorbeeld dienen voor de rest van Sliedrecht. Temeer omdat uit gegevens van de opbouw van inwoners blijkt dat het aantal oudere jeugdigen in Sliedrecht in de komende jaren niet zal afnemen, er is eerder sprake van een stabilisatie of een lichte toename, is het voor Sliedrecht belangrijk om ook de voorzieningen voor met name de oudere jeugd op peil te houden en daar waar mogelijk geleidelijk tot een verdere uitbreiding over te gaan. De ontwikkeling zoals onder de A15 komt hieraan geheel tegemoet. 3.3.4. Inzet ambulant jongerenwerk, politie en suswachten. In de loop van 2009 is overlast ontstaan op het Merwedeplein/Hemaplein op de koopavonden. Met name de politie heeft op de koopavonden door middel van inzet van wijkagenten en het uitzetten van zogenaamde informatiegestuurde opdrachten bij de surveillancedienst frequent inzet geleverd op het plein. De laatste jaren heeft er ook een verruiming plaatsgevonden van de uren ambulant jongerenwerk, echter situaties zoals op dit plein tonen aan dat het aantal uren ambulant jongerenwerk nog beperkt is in omvang en dat een uitbreiding ervan een goede bijdrage zou leveren aan het verder preventief bestrijden van overlast. In het raadsprogramma van de gemeente Sliedrecht wordt de lijn om te komen tot meer ambulant jongerenwerk ook ingezet. Het betreft hier een welzijnsgerichte activiteit waarvan het wenselijk is die in verder overleg gestalte te laten krijgen. Op het Hemaplein werd na verloop van tijd duidelijk dat continue toezicht wenselijk was en de gemeenteraad heeft bij de begroting 2010 een budget beschikbaar gesteld voor een uitbreiding van de suswachten op de koopavonden. De kosten hiervan worden evenredig verdeeld tussen de
5
gemeenten en de winkeliers. In december 2009 is op een tweetal koopavonden ervaring opgedaan en het inzetten van suswachten leek daarbij een veelbelovende maatregel om de overlast op de winkelpromenade Kerkbuurt te voorkomen of tenminste te beperken. Tijdens het overleg van de werkgroep winkelpromenade Kerkbuurt dat op 3 maart 2010 plaatsvond zijn daarom verdere afspraken gemaakt over de inzet van de suswachten in 2010. Die afspraken houden in dat er in de periode april tot en met juni 2010, alsmede de periode half augustus tot en met oktober 2010 een uitgebreidere proef is gehouden waarbij afwisselend inzet van suswachten, politie en ambulant jongerenwerk plaatsvindt. De inzet van alle partijen is noodzakelijk om zodoende het gezamenlijke karakter van de aanpak te onderstrepen. De verdeling van de kosten van de suswachten zal plaatsvinden volgens een fifty-fifty principe tussen de winkeliers en de gemeente. Met de hierboven genoemde opzet/inzet blijven de kosten beheersbaar. Ten tijde van het opstellen van dit stuk blijkt uit ervaringen van winkeliers dat zich gedurende de eerst genoemde proefperiode geen noemenswaardige problematiek op de donderdagavond meer heeft voorgedaan. Hoewel een evaluatie nog moet plaatsvinden lijkt de aanpak in de praktijk vooralsnog vruchten af te werpen. Voor de inzet van de suswachten op de donderdagavond zijn vanaf 2011 geen structurele financiële middelen beschikbaar. Op basis van de (voornoemde gezamenlijke) inzet is een jaarlijks structureel budget noodzakelijk van € 2.500,-. Aandachtspunt is dat bij een positieve evaluatie in deze middelen zal moeten worden voorzien. 3.3.5. Wet voetbalvandalisme en ernstige overlast. De wet voetbalvandalisme en ernstige overlast is op 1 september 2010 in werking getreden. In de wet krijgt de burgemeester een nieuwe bevoegdheid om op te treden bij ernstige, herhaaldelijk voorkomende overlast. De nieuwe bevoegdheid bestaat onder andere uit het opleggen van een groepsverbod, een gebiedsverbod of een meldingsplicht. Ook bestaat de mogelijkheid dat een jongere die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt een zogenaamde avondklok krijgt opgelegd, op het moment dat hij ernstige overlast veroorzaakt. De nieuwe bevoegdheid biedt een mogelijkheid om ernstige, telkenmale terugkerende overlast van jongeren een halt toe te roepen door middel van repressie. De nieuwe bevoegdheid zoals bedoeld in de wet voetbalvandalisme en ernstige overlast kent een sterk repressief karakter. In gevallen waar de burgemeester een dergelijke maatregel aan één of meerdere individuen zou kunnen opleggen zal hij altijd nagaan of er aanvullende welzijnsgerichte maatregelen wenselijk zijn zoals hulpverlening of het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding. Het verbinden van repressie aan preventie/welzijnsgerichte maatregelen is een nadrukkelijke opdracht die gesteld wordt omdat in bepaalde gevallen alleen met die integrale werkwijze tot een oplossing van de problematiek kan worden gekomen. Tot slot biedt de nieuwe bevoegdheid ook een mogelijkheid om de vrijwilligheid die vaak aan interventies vastzit te doorbreken. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden door een groep jongeren een groepsverbod, gebiedsverbod of een meldingsplicht in het vooruitzicht te stellen als niet wordt meegewerkt aan een interventie die als noodzakelijk wordt gezien. 3.3.6. Verplichte opvoedingsondersteuning. In het SJS overleg worden individuele jongeren besproken (ouder dan 12 jaar) die op enigerlei wijze in problemen verkeren. Omwille van de vrijwilligheid die vaak aan interventies vast zit blijft het lastig om die invloed op jongeren uit te oefenen die ketenpartners vaak voor ogen hebben. Een nieuwe ontwikkeling is dat het kabinet voornemens is om de burgemeester bevoegd te maken om via de kinderrechter opvoedingsondersteuning af te dwingen. In augustus 2009 is hiervoor een wetsvoorstel Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen bij de tweede kamer ingediend. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in 2011 in werking treden. Als opvoedingsondersteuning duidelijk gewenst is maar niet wordt geaccepteerd kan dit nieuwe middel een uitkomst bieden. De ontwikkelingen met betrekking tot het aannemen van dit wetsvoorstel zullen nauwlettend worden gevolgd.
6
3.3.7. Lokale interventies op jeugdigen vanuit preventie. Het is een gegeven dat interventies op het gebied van zorg en hulpverlening veelal moeten plaatsvinden op basis van vrijwilligheid. Juist daarom is het van belang om jongeren in een vroege leeftijdsfase te beïnvloeden en structuur te geven waarin zij nog beïnvloedbaar zijn. Gewenst gedrag kan dan wellicht nog worden bereikt. Enige jaren terug hebben er in gezamenlijkheid tussen de gemeente en de politie en onder voorzitterschap van een voormalig schooldirecteur gesprekken plaatsgevonden met jongeren rond de 13 en 14 jaar en hun ouders. De ervaringen met deze gesprekken waren positief en de ervaring was dat jongeren in deze leeftijdsfase nog beïnvloed kunnen worden. Dergelijke gesprekken zullen opnieuw worden gehouden op het moment dat een groep jongeren in beeld komt die hiervoor in aanmerking komt. Globaal gesteld dient het te gaan om jongeren in de eerdergenoemde leeftijdsfase die voor wat betreft overlast in beeld zijn en waarbij hooguit sprake is van vormen van lichte criminaliteit. Op dit moment oriënteren wij ons ook op een mogelijke aanpak van een groepje jongeren in de leeftijdsfase vanaf 15 jaar en ouder. Jongeren in deze leeftijdsfase zijn veelal minder makkelijk of niet beïnvloedbaar. Wij dienen daarom nieuwe methodieken te ontwikkelen voor een aanpak van groepen in deze leeftijdsfase. Een aanpak van jongeren in beide genoemde leeftijdsfases zal vanaf heden een vast onderdeel worden van beleid. Dit houdt kort gezegd in dat wij een aanpak toepassen op het moment dat een groep hiervoor in aanmerking komt. 3.3.8. Jeugdcentra. In het jeugdbeleid van de gemeente Sliedrecht is opgenomen dat jeugdwerk op wijkniveau baat heeft bij jeugdaccommodaties in de wijk. Dit hoeven niet noodzakelijkerwijze aparte of nieuwe accommodaties zijn. Wijkgebonden jeugdaccommodaties sluiten goed aan bij de wens van de jeugd zelf aan laagdrempelige wijkvoorzieningen om naar toe te gaan en ‘tijd stuk te slaan’. Op dit moment zijn er een tweetal centra waar jongeren terecht kunnen: Elektra en Pand 33. Beide panden voorzien duidelijk in een behoefte maar hebben anderzijds wel hun eigen doelgroep. Buurthuizen zijn in Sliedrecht niet aanwezig. Met behulp van het SOJS zijn er in de afgelopen jaren een aantal initiatieven geweest om jeugdwerk op wijkniveau te organiseren. Er zijn echter geen geschikte bestaande locaties gevonden binnen Sliedrecht. Een verdere aanpak op dit gebied zal moeten plaatsvinden in het kader van het jeugdbeleid. In het najaar van 2010 zal een evaluatie van het jeugdbeleid plaatsvinden waarbij verder op deze kwestie zal worden ingegaan. Tijdens de vele overleggen die plaatsvonden over het concept plan van aanpak vandalisme en overlast 20102011 zijn een aantal suggesties gedaan op het gebied van wijkgebonden jeugdwerk. Die suggesties zullen tijdens de evaluatie van het jeugdbeleid worden meegenomen. 3.3.9. Verzuip jij je toekomst. De bestrijding van (overmatig) alcoholgebruik onder met name jongeren is in de loop van 2009 gestart middels het project “verzuip jij je toekomst”. Tot en met 2012 zullen acties worden uitgevoerd om dit gebruik terug te dringen. De opzet is enerzijds om meer informatie te verzamelen over een aanpak zoals een attitudemeting onder jongeren en onderzoek naar de beste methodieken om het (overmatig) alcoholgebruik te bestrijden. Anderzijds worden vanaf de aanvang van het project gerichte acties uitgevoerd zoals een verkenningsactie in de horecabedrijven waarbij gecontroleerd wordt op het schenken van alcoholhoudende drank aan jongeren onder de 16 jaar en een actie in het kader van mysteryshopping bij de horeca, slijterijen, sportkantines, cafetaria’s en supermarkten. Alle genomen en nog te nemen acties vinden plaats vanuit de drie pijlers van het project: handhaving, beleid en regelgeving en tot slot preventie en educatie. Volledigheidshalve wordt nog vermeld dat het vast beleid is dat Bouman GGZ verslavingszorg leerkrachten op scholen traint zodat deze aan scholieren één of meerdere lessen kunnen verzorgen over onderwerpen als alcohol, maar waar ook roken en drugs aan de orde worden gesteld. 3.3.10. Ontwikkeling Centrum voor jeugd en gezin / veiligheidshuis. In januari 2011 wordt het centrum voor Jeugd en Gezin geopend. Onderdeel hiervan vormt een inlooppunt waar ouders, jeugdigen en professionals voor informatie, advies en lichte
7
opvoedingsondersteuning terecht kunnen. Ook wordt de structuur van de casusoverleggen aangepast aan de eisen van de wet door omvorming tot een zorgadviesteam. Verder worden sluitende schriftelijke afspraken gemaakt over taken en verantwoordelijkheden met de instellingen in het achterliggende netwerk en er wordt een strategisch overleg jeugdbeleid tot stand gebracht. Het is een onderdeel van het Rijksbeleid dat er in Nederland een landelijk dekkend netwerk moet komen van veiligheidshuizen. De veiligheidshuizen moeten een bijdrage leveren aan de doelstelling van het kabinet om de criminaliteit en overlast met 25 procent te reduceren en de recidive terug te dringen. Sinds 2007 wordt in Dordrecht in het veiligheidshuis samengewerkt aan een sluitende aanpak van veelplegers en jeugd met alle andere relevante ketenpartners. In 2008 is het werkgebied uitgebreid met het huiselijk geweld. Het veiligheidshuis werkt persoonsgericht en gebiedsgericht. Interventies die het veiligheidshuis inzet zijn gebaseerd op een combinatie van strafrecht, zorg, toezicht en bestuursrechtelijke handhaving. Het is de ambitie van het veiligheidshuis om door te ontwikkelen naar andere gemeenten in de regio en deze ontwikkeling zal in het jaar 2010 gestalte gaan krijgen. Ook de coördinatie van nazorg van jeugdige ex gedetineerden zal in het veiligheidshuis een plaats krijgen. De coördinatie voor volwassen ex gedetineerden zal binnen de Drechtsteden worden weggezet bij de Sociale Dienst Drechtsteden. De samenwerking met het veiligheidshuis wordt als een belangrijke ontwikkeling gezien. Voor wat betreft een sluitende aanpak van veelplegers en huiselijk geweld beschikt het veiligheidshuis vanuit de ervaringen van Dordrecht over de nodige professionaliteit. Vanwege de vele prioriteiten ontbreekt daarnaast lokaal de capaciteit om een sluitende aanpak op de genoemde gebieden vorm te kunnen geven. Voor wat betreft de sluitende aanpak van jeugd is het veiligheidshuis een belangrijke partner om een koppeling tot stand te brengen en te houden tussen strafrecht en zorg. 3.3.11. Buurtavonden van Hans Kaldenbach. De heer Hans Kaldenbach heeft in den lande bekendheid verworven met zijn bijeenkomsten voor zowel professionals als bewoners in het kader van jongerenoverlast. De heer Kaldenbach gaat daarbij op een enthousiasmerende manier in op de straatcultuur van jongeren en hoe je op de meest effectieve manier met de bestaande cultuurverschillen tussen jongeren en bewoners kunt omgaan. In maart 2010 hebben voor professionals een tweetal bijeenkomsten plaatsgevonden welke zijn georganiseerd door de veiligheidssociëteit. De ervaringen zijn dat de heer Kaldenbach deze bijeenkomst op een zeer inspirerende en toegankelijke wijze vorm geeft. De gemeente Papendrecht heeft er voor gekozen om de heer Kaldenbach ook buurtavonden “omgaan met hangjongeren” te laten verzorgen. Vanuit een aantal oogpunten is het gewenst deze buurtavonden (voor buurtbewoners) ook in Sliedrecht vorm te geven: 1. vanuit het werkveld (waaronder politie en jongerenwerk) wordt het bestaan van cultuurverschillen tussen bewoners enerzijds en de jongeren anderzijds doorgaans onderschreven. Anders omschreven bestaat er op bepaalde momenten een zichtbare kloof tussen de jongeren en de bewoners; 2. vanuit het wijkgericht werken, Welzijn en Openbare Orde en Veiligheid wordt het nut van het organiseren van buurtavonden onderschreven. Op het gebied van overlast van jongeren ligt de verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij bewoners en jongeren om samen tot een leefbare oplossing te komen. Als het probleem daarna nog bestaat dan dient het onmiddellijk te worden overgedragen aan de professionals. Van contacten tussen bewoners en jongeren is nu nog niet altijd sprake, een probleem wordt in zo’n geval rechtstreeks aan professionals overgedragen. Het is goed om door middel van buurtavonden in te zetten op een verbetering van de zelfredzaamheid en cohesie van een buurt; 3. door middel van een buurtavond worden bewoners vaardigheden geleerd om in te kunnen springen op de cultuurverschillen zodat zij op de meest effectieve wijze met jongeren communiceren.
8
4. de inspirerende en toegankelijke wijze waarop de heer Hans Kaldenbach deze buurtavonden geeft leveren een aanvullende bijdrage in het bestrijden van overlast. Wij zullen in 2011 een proef / pilot houden in één van de wijken met de methodiek van de heer Hans Kaldenbach en nadien evalueren of een dergelijke methodiek over alle wijken dient te worden uitgerold. Wij zullen er naar streven om de proef / pilot binnen bestaande middelen uit te voeren. Op het moment dat deze middelen onvoldoende blijken, dan zullen wij om aanvullende middelen verzoeken.
9
4. Vandalisme. 4.1. Cijfers en ervaringen. Door middel van diverse maatregelen is er de laatste jaren door de gemeente en de ketenpartners ingezet op de bestrijding van vandalisme. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan: - blijvende contacten met de horeca bijvoorbeeld in de vorm van een horecaoverleg; - afspraken met de horeca die onder andere hebben geleid tot de inzet van suswachten tijdens horecanachten; - inzet van de politie tijdens horeca-nachten en op hanggroepen; - meer ambulant jongerenwerk op hanggroepen; - een drie maanden durende campagne tegen vandalisme; - het verhalen van schade aan gemeentelijke eigendommen op de daders; - contacten met jongeren in de vorm van bezoeken aan de basisscholen door de burgemeester. - aanvullend aan alle maatregelen de inzet van cameratoezicht; De maatregelen van de gemeente en de ketenpartners hebben invloed gehad op de hoeveelheid vernielingen. Hieronder treft u een overzicht aan van de ontwikkelingen in de aangiften van vandalisme vanaf het jaar 2003 tot en met 2009. Duidelijk is te zien dat er een afname heeft plaatsgevonden van het aantal aangiften van vernielingen. De daling in de cijfers komt ook overeen met het algemene beeld dat bij de gemeente en de ketenpartners bestaat dat er een verbetering is opgetreden in de omvang van het vandalisme in Sliedrecht. Op zich is de conclusie gerechtvaardigd dat we de goede weg zijn ingeslagen maar het laat onverlet dat er nog steeds de ambitie en ons inziens ook de ruimte is om het vandalisme verder te bestrijden. Vernielingen (aangiften) Jaar 2003 Jaar 2004 Jaar 2005 Jaar 2006 Jaar 2007 Jaar 2008 Jaar 2009
355 aangiften 284 aangiften 336 aangiften 219 aangiften 232 aangiften 208 aangiften 206 aangiften
4.2. Voorgesteld aanvullend beleid op vandalisme in 2010-2011. Al eerder is het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2010 vastgesteld. In dit plan zijn een drietal speerpunten bepaald waar gemeente, politie en Openbaar Ministerie in 2010 een gezamenlijke inzet op zullen leveren en tevens worden de hoofdlijnen van deze gezamenlijke inzet in dit plan beschreven. Twee van de vastgestelde speerpunten gaan over jeugd en volumecriminaliteit (waaronder vandalisme). Het plan van aanpak vandalisme en overlast 20102011 kan dan ook gezien worden als een verdere uitwerking van het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid 2010. 4.2.1. Uitbreiding cameratoezicht. Halverwege 2009 is een werkgroep winkelpromenade Kerkbuurt opgericht waarin een afvaardiging zit van winkeliers, bewoners, politie en gemeente. De werkgroep heeft zich ten doel gesteld om de leefbaarheid, veiligheid en het aanzien van de Kerkbuurt te vergroten. Het eerste wapenfeit van de werkgroep was in juni 2009 toen de zogenaamde gedragsregelborden tot stand zijn gekomen welke op een drietal locaties op de winkelpromenade zijn bevestigd. De werkgroep is gelijktijdig aan de slag gegaan met de uitkomsten van de enquête die begin 2009 onder winkeliers en bewoners van de winkelpromenade werd gehouden en verband hield met de onderwerpen vandalisme en overlast. Uit de enquête kwam naar voren dat het vandalisme op de Winkelpromenade Kerkbuurt verspreid is over de het hele tracé.
10
Een verder in het oogspringende uitkomst was dat 30 bedrijven in de laatste drie jaren één of meerdere keren ruitschade hebben opgelopen door vandalisme. De uitkomsten van de enquête en de gesprekken met de winkeliers hebben een realistischer beeld gegeven van de problematieken op de winkelpromenade Kerkbuurt en zijn een belangrijke aanleiding geweest om het cameratoezicht op de winkelpromenade Kerkbuurt uit te breiden op een drietal punten. Nadat het fysieke en juridische traject doorlopen was zijn de nieuwe camera’s begin mei 2010 in gebruik genomen. Juist doordat in een uitbreiding is voorzien op strategische locaties is na de uitbreiding het grootste deel van de winkelpromenade Kerkbuurt te overzien. Dit betekent een grote vooruitgang. Daarnaast is het ook een duidelijke verbetering dat camera’s op diverse manieren de Kerkbuurt in- en uitkijken. Op die manier neemt de kans toe dat een dader op een bepaalde locatie herkenbaar in beeld komt omdat deze een camera tegemoet loopt. Ook wordt verwacht dat er een preventieve werking uitgaat van meer gericht cameratoezicht, die werking werd tijdens een eerdere evaluatie van het Sliedrechtse cameratoezicht aangetoond. Vanwege bovengenoemde omstandigheden zijn er gespannen verwachtingen over de uitbreiding. 4.2.2. Kerkbuurt vrij van graffiti. De eerdergenoemde werkgroep winkelpromenade Kerkbuurt heeft een aanpak/initiatief ontwikkeld die ervoor kan zorgen dat de gehele winkelpromenade Kerkbuurt in het vervolg gevrijwaard zal blijven van graffiti. Tijdens het overleg van de werkgroep winkelpromenade Kerkbuurt dat op 3 maart 2010 plaatsvond zijn de volgende afspraken gemaakt over de aanpak van graffiti. 1. iedere winkelier uit de winkelpromenade Kerkbuurt zal een bescheiden bijdrage worden gevraagd om jaarlijks de graffiti te kunnen bestrijden in de winkelpromenade Kerkbuurt. De uiteindelijke deelname zal worden vastgelegd door middel van een kort contract; 2. op het moment dat blijkt dat de winkeliers zullen deelnemen dan dient er een nulsituatie gecreëerd te worden. Dit betekent dat in de winkelpromenade alle graffiti wordt verwijderd die op dit moment daar aanwezig is. De kosten voor het creëren van deze nulsituatie bedragen € 1.486,- exclusief BTW. In de regelingen die in den lande gangbaar zijn neemt de gemeente de kosten van de nulsituatie voor haar rekening. Deze kosten zullen worden gedekt uit het lopende veiligheidsbudget voor 2010; 3. als bijkomende aanpak zal er vanuit de politie een handhavingsactie plaatsvinden. Vanwege het risico om afbreuk te doen aan deze maatregel wordt hierover in deze beleidsnota geen verder inhoudelijke mededeling gedaan. Achteraf zal de aanpak en resultaten worden teruggekoppeld; 4. de politie zal een kort aangifteformulier maken en zal dit aan de winkeliers uitreiken. Op die wijze wordt het doen van aangifte vergemakkelijkt; 5. het jongerenwerk is desgevraagd bereid om een workshop graffiti te houden voor jongeren die behoefte hebben om op een legale manier graffiti te spuiten. De winkeliers hebben op 16 maart 2010 een voorstel ontvangen voor de hierboven omschreven aanpak. Met de bovenstaande aanpak van graffiti kan een belangrijke kwaliteitsslag worden gemaakt in de leefbaarheid en het aanzien van de winkelpromenade. In de vergadering van de werkgroep van 1 juli 2010 zijn de resultaten teruggekoppeld van het voorstel: 27 van de in totaal 64 bedrijven die gevestigd zijn aan de winkelpromenade nemen deel. In de tussentijd is ook een centrummanager aangesteld en zijn er op dit moment initiatieven die zullen leiden tot de oprichting van een nieuwe winkeliervereniging. Afgesproken is dat tijdens de eerste vergadering van de winkeliersvereniging, welke in het vierde kwartaal wordt verwacht, de onderwerpen graffiti en suswachten opnieuw wordt besproken en er om deelname van de bedrijven wordt gevraagd die gevestigd zijn op de winkelpromenade. Volledigheidshalve wordt vermeld dat het creëren van een (permanente) legale plaats voor het spuiten van graffiti in het openbaar gebied vooralsnog niet de voorkeur heeft. Er is in Sliedrecht vooral sprake van het spuiten van zogenaamde “tags” hetgeen een vorm van graffiti is die met name op illegale plaatsen plaatsvindt, er is geen grote behoefte bekend aan legale plaatsen om graffiti te kunnen spuiten en uit ervaringen van andere gemeenten (waaronder Delft) blijkt dat het creëren van legale plaatsen ook jongeren aantrekt van buitenaf en dat buiten de legale plaatsen nog steeds wordt gespoten. Bij de uitvoerende instanties van de gemeente, politie en het jongerenwerk
11
heerst de opvatting dat in Sliedrecht graffiti niet hoeft te worden gekanaliseerd door middel van voorzieningen. De graffiti kan nog goed worden bestreden. 4.2.3. Campagne meld misdaad anoniem. In de media zijn in de loop van 2009 berichten verschenen over de goede resultaten die diverse gemeente gehaald hebben in de bestrijding van criminaliteit naar aanleiding van een gehouden campagne van meld misdaad anoniem. Er zijn inmiddels contacten geweest met de organisatie van meld misdaad anoniem (Stichting M) om te komen tot een lokale uitwerking van een campagne op het gebied van vandalisme. Uiterlijk in het vierde kwartaal van 2010 zal een verdere uitwerking met daarin een eerste opzet op schrift worden gesteld. De kosten van dit project bedragen maximaal € 3.500,- en zullen uit het reguliere veiligheidsbudget worden bekostigd. 4.2.4. Burgemeester bezoekt scholen in het kader van veiligheid. In het algemeen wordt er belang gehecht aan contacten met jongeren. Dergelijke contacten geven de mogelijkheid om namens de gemeente signalen af te geven aan jongeren maar ook om informatie te ontvangen van de jongeren. In 2006 bezocht de burgemeester de uitgaansgelegenheden. In het schooljaar 2007-2008 heeft de burgemeester een bezoek gebracht aan alle scholen in Sliedrecht in het kader van veiligheid. De ervaringen van die pilot waren dat wanneer er contacten met jongeren in de kwetsbare leeftijd plaatsvinden dit een preventieve werking kan hebben. De bezoeken aan de scholen zijn in het schooljaar 2009-2010 daarom wederom voortgezet in de groepen 8 van het basisonderwijs. In de overleggen die hebben plaatsgevonden in het kader van het concept plan van aanpak vandalisme en overlast 2010-2011 werd de aanpak in het basisonderwijs van harte onderschreven. De suggestie werd gedaan om deze bezoeken op het voortgezet onderwijs te herhalen. De kracht van de aanpak moet ook zitten in de herhaling van het bezoek. Het is een goede suggestie die wordt overgenomen. Vanaf het schooljaar 2010-2011 zullen de bezoeken daarom jaarlijks plaatsvinden op alle basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs in Sliedrecht. 4.2.5. Aanpak oud en nieuw. Het is een bekend verschijnsel dat vandalisme toeneemt rondom de periode van oud en nieuw. Sinds het jaar 2003 worden er daarom maatregelen genomen om de oud en nieuw viering zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. Door de jaren heen is deze aanpak ook uitgebreid en jaarlijks vindt afstemming plaats met ketenpartners als de horeca, politie, suswachten en bureau Halt. De jaarlijkse aanpak omvat onder andere: - het opstellen van een risicolijst met kwetsbare objecten of locaties; - de inzet van een koppel dat toezicht houdt op de kwetsbare objecten tijdens de nacht van oud en nieuw; - inzet van 3 koppels politie in het uitgaansleven; - de inzet van suswachten; - het aanstellen van portiers bij het jongerencentrum; - het maken van afspraken over de paraatheid van de gemeentelijke buitendienst in de nacht van oud en nieuw; - het opstellen van een telefooncirkel met alle ketenpartners; - een brief aan gebruikers van bedrijfsafvalcontainers ter voorkoming van containerbranden; - externe communicatie in verband met een zo rustig mogelijke oud en nieuw; - afstemming met bureau Halt over hun inzet op scholen (vuurwerk); - het op sommige plaatsen preventief verwijderen van prullenbakken; - het verspreiden van posters e.d. in verband met het opruimen van vuurwerkafval. Tot op heden vindt deze aanpak jaarlijks plaats maar was deze niet vastgelegd in beleid. Hierin wordt nu voorzien door opname ervan in het plan van aanpak vandalisme en overlast 2010-2011.
12
Maatregel
Wie
Wanneer
Kosten
Het opstellen van een initiatiefvoorstel met een handreiking voor het voorzieningenniveau voor oudere jeugd.
Hanggroepenoverleg.
Uiterlijk eind 2011 gereed.
Op dit moment geen aanvullende kosten.
Het in goede banen leiden van het NIMBY proces bij inwoners en het laten prevaleren van het algemeen belang op het moment dat het voorzieningen betreft voor de oudere jeugd.
Alle ketenpartners en bestuurders.
Doorlopend.
Geen kosten.
Uitbreiding van het aantal uren ambulant jongerenwerk.
Welzijn.
2010-2011.
Zal binnen initiatieven vanuit Welzijn worden meegenomen.
Financiële middelen voor de inzet suswachten op donderdagavond voor het jaar 2011 en volgende.
BV/burgemeester.
2010-2011.
Voor de inzet van de suswachten op donderdagavond is een bedrag noodzakelijk van € 2.500,-.
Het zo nodig toepassen van de nieuwe bevoegdheid zoals bedoeld in de wet voetbalvandalisme en ernstige overlast teneinde gevallen waarin sprake is van ernstige overlast een halt toe te roepen.
BV/burgemeester.
Doorlopend.
Geen kosten.
Monitoren van het wetsvoorstel Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen zoals dat naar verwachting in 2011 in werking zal treden.
BV/burgemeester.
2011..
Geen kosten.
Zo nodig interventies laten plaatsvinden op jeugdgroepen (bijvoorbeeld gesprekken met jongeren en ouders als de jongeren nog in een levensfase verkeren waarin zij beïnvloedbaar zijn).
Politie/SJS/Welzijn/BV/burgeme ester.
Doorlopend.
Eventuele zaalhuur e.d. vindt binnen bestaande budgetten plaats.
Maatregel
Wie
Wanneer
Kosten
Nadere oriëntatie op jeugdwerk op wijkniveau (binnen evaluatie jeugdbeleid).
Welzijn.
Najaar 2010.
Zal binnen initiatieven vanuit Welzijn worden meegenomen.
Acties in het kader van het project “Verzuip jij je toekomst?!”.
GGD/Welzijn/BV.
Tot en met 2012.
Geen aanvullende kosten.
Regionale ontwikkelingen volgen: Centrum Jeugd en gezin, Veiligheidshuis.
Welzijn/BV.
2010-2011.
Op dit moment geen aanvullende kosten.
Proef / pilot buurtavond Hans Kaldenbach in het kader van overlastbestrijding.
BV/wijkgericht werken.
2011.
In principe zal de proef worden uitgevoerd binnen de bestaande middelen. Op het moment dat deze onvoldoende blijken zal om aanvullende middelen worden gevraagd.
Uitbreiding cameratoezicht.
BV/burgemeester.
Gerealiseerd
Niet van toepassing.
Kerkbuurt graffitivrij (in samenwerking tussen gemeente, politie en winkeliers).
BV/centrummanager/burgemeester.
Eind 2010.
Kosten voor de eerste schoonmaak bedragen ongeveer € 1.500,-. Deze kosten zullen worden gedekt uit het reguliere veiligheidsbudget.
Campagne Meld Misdaad Anoniem.
BV/Stichting M/burgemeester.
2011.
De kosten bedragen maximaal € 3.500,-. Deze kosten zullen worden gedekt uit het reguliere veiligheidsbudget.
Aanpak voor een zo ordelijk mogelijk verloop van oud en nieuw.
BV/burgemeester.
Jaarlijks.
De kosten voor het inhuren van Alert Security bedragen omstreeks € 2.000,-. Deze kosten worden gedekt uit het reguliere budget voor oud en nieuw.
14
Bijlage. Evaluatie van de maatregelen die zijn uitgevoerd als gevolg van het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007/2008 1. Contacten met jongeren. In het algemeen wordt er belang gehecht aan contacten met jongeren. In 2006 bezocht de burgemeester de uitgaansgelegenheden. In het schooljaar 2007-2008 heeft de burgemeester een bezoek gebracht aan alle scholen in Sliedrecht. In het schooljaar 2009-2010 zijn alle basisscholen bezocht. De ervaringen zijn dat wanneer er contacten met jongeren plaatsvinden in de meest kwetsbare leeftijd dit een preventieve werking kan hebben. Daarnaast geven de contacten de mogelijkheid om namens de gemeente signalen af te geven maar ook om informatie te ontvangen van de jongeren. Vanwege de goede ervaringen en contacten met de scholen zullen de gesprekken vanaf heden ieder schooljaar plaatsvinden op alle basisscholen alsmede (om te herhalen) op de scholen voor het voortgezet onderwijs in Sliedrecht. Inhoud van de bezoeken in het kort: - de burgemeester bezoekt op alle basisscholen de groepen 8 van het basisonderwijs en groep 1 van het voortgezet onderwijs; - er worden stellingen en filmpjes gehanteerd aan de hand waarvan jongeren naar hun mening of indruk gevraagd wordt en een discussie op gang wordt gebracht; - In de aanpak tot op heden zijn tijdens de bezoeken de volgende onderwerpen aan de orde geweest: veiligheid en veiligheidsgevoel van jongeren, vandalisme, alcohol, roken en drugs, wat zou je willen veranderen in Sliedrecht? Winstpunten: - er vinden contacten plaats met jongeren in de kwetsbare leeftijd hetgeen een preventieve werking kan hebben; - er wordt gesproken over kwesties die lokaal spelen en waarmee jeugdigen in aanraking kunnen komen zoals vandalisme en alcohol; - de contacten geven de mogelijkheid om als gemeente bepaalde signalen af te geven aan jeugdigen; - de contacten geven de mogelijkheid om bepaalde signalen te ontvangen van jeugdigen; Hoe nu verder: Vanwege de goede ervaringen met de gesprekken zullen deze jaarlijks worden gehouden op de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs in Sliedrecht.
2. Campagne “stop met vandalisme”. In het plan van aanpak 2007/2008 is het onderdeel opgenomen “zwaarder straffen op bepaalde gebieden”. Met het Openbaar Ministerie is herhaaldelijk contact geweest hierover. Ondanks de goede contacten is het uiteindelijk niet gelukt om overeenstemming te krijgen met het O.M. om in Sliedrecht op gerichte momenten zwaarder te straffen. Wel is op andere punten met het Openbaar Ministerie overeenstemming bereikt waaronder een zogenaamd lik-op-stuk beleid. Ook zijn andere punten aan dit onderdeel toegevoegd zoals toezicht door het targetteam van de politie. Van begin half september 2008 tot half december 2008 is uitvoering gegeven aan een campagne “stop met vandalisme”. Inhoud campagne in het kort: - opening van de campagne en aandacht in een aantal bladen (AD, Kompas, etc). - iedere week aandacht voor vandalisme op de gemeentepagina (halve pagina).
-
aandacht in het Kompas door middel van meerdere artikelen (bijvoorbeeld interview O.M.). vier keer de inzet van het politiepromotieteam in het uitgaansgebied die gadgets uitdeelden en gesprekken zijn aangegaan met jongeren. inzet van het targetteam (agenten in burger) in het uitgaansgebied (in principe iedere zaterdag geweest, tenzij er in de regio activiteiten waren). aandacht voor veilig en plezierig uitgaan op de locaties BW-plein, Dr. Langeveldplein en kop van de Kerkbuurt (grote vinyl stickers).
Winstpunten: - er is gedurende langere tijd aandacht geweest voor het probleem vandalisme en dat is een goede zaak; we moeten dit zeker in de toekomst herhalen als er aanleiding voor is. Alle artikelen die verschenen zijn in het kader van deze campagne zijn gebundeld in een bijlage. - de samenwerking tussen gemeente, politie en het O.M. is gedurende de campagne intensiever geweest. - lik-op-stuk beleid: het lik-op-stuk-beleid houdt in dat deze verdachten niet worden heengezonden zonder dat aan hen een transactie is aangeboden of een dagvaarding is uitgereikt. Hoe nu verder: Wellicht goed te vermelden dat, ook al is de campagne geëindigd, de gemeente, politie en het O.M. actief zullen blijven in de strijd tegen het vandalisme. Te denken valt aan de aanwezigheid van politie tijdens uitgaanstijdstippen en hun inzet ten aanzien van de diverse hanggroepen, de inzet van het lik-op-stuk beleid, de suswachten, het cameratoezicht, etc. Voor het vervolg op deze campagne wordt gedacht aan een campagne “meld misdaad anoniem”. In den lande zijn hiermee enkele goede resultaten bereikt. Inzet politiepromotieteam: De inzet van het politie promotieteam verdient speciale aandacht. Dit team wordt gevormd door leerlingen van het Zadkine College die een voorbereidend jaar volgen voor een opleiding aan de politieacademie. Dat deze jongeren van het politiepromotieteam jongeren in het uitgaansgebied hebben aangesproken en kleinigheden hebben uitgedeeld heeft goed gewerkt. Ten eerste doordat de ervaring leert dat jongeren door hun eigen doelgroep worden aangesproken. Maar niet in de laatste plaats door de betrokkenheid en inzet van de jongeren van het politiepromotieteam. Inzet targetteam: De inzet van dit team heeft niet geleid tot een succesvolle aanhouding. Dit hoewel er wel mensen/bekenden zijn gevolgd. Uit de inzet van dit team bleek met name dat in de weekeinden waar inzet plaatsvond het uitgaan rustig is verlopen. Aandachtspunten: - er zijn artikelen op de gemeentepagina verschenen die ook interessant zouden zijn geweest als redactioneel artikel voor het Kompas. Voor de toekomst zouden we kunnen kijken of we met het Kompas hierover afspraken kunnen maken. Voorbeelden waren het interview met de suswacht, de wijkagent en het politie promotieteam. - er is relatief veel op de gemeentepagina verschenen, maar dit aandachtspunt valt samen met het onder het eerste gedachtestrepen genoemde. - het viel niet mee om gedurende drie maanden doorlopende communicatie te verzorgen. Dit valt samen met de voorwaarde dat een te plaatsen tekst duidelijke nieuwswaarde moet hebben. Voor een vervolg zouden er nog meer ideeën moeten worden bedacht.
16
3. Samenwerking bevorderen tussen alle horeca Over het algemeen zijn de onderlinge contacten tussen de ketenpartners goed te noemen. Men kent elkaar en er zijn korte lijnen tussen horeca onderling, horeca en de ketenpartners, en de ketenpartners onderling. De onderlinge samenwerking blijkt verder uit een aantal zaken: - minstens eenmaal per jaar vindt er een overleg plaats met alle horecabedrijven in Sliedrecht. Tijdens dit overleg staat het gezamenlijk optrekken van de horeca, politie en gemeente centraal en worden actuele onderwerpen behandeld; - de horecabedrijven op het gebied Kerkbuurt nemen deel aan het project suswachten en ondersteunen dit ook financieel. Het aanstellen van suswachten is een vorm van samenwerking tussen de ketenpartners en de horeca erkent hiermee ook een (gedeelde) verantwoordelijkheid te hebben voor een ordelijk verloop van het uitgaan in het openbaar gebied; - rondom oud en nieuw vindt een aanpak tussen de ketenpartners plaats (waaronder de horeca) om oud en nieuw zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. De laatste jaren blijkt die gezamenlijke aanpak effectief; - er is samenwerking ontstaan door middel van de stichting Sliedrechtse Horeca Ondernemers (SHO), bijvoorbeeld rondom het Baggerfestival; - er is samenwerking ontstaan tussen een tweetal horecabedrijven op de Kerkbuurt die daar een gezamenlijk terras exploiteren. In het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007-2008 is ook opgenomen dat wanneer een jeugdige die zich in één horecabedrijf heeft misdragen en voor korte of langere tijd tot het bedrijf de toegang wordt ontzegd, hij/zij ook in de andere bedrijven een ontzegging krijgt zodat deze jeugdige op andere plaatsen niet meer voor problemen kan zorgen. De horeca heeft op dit punt laten blijken geen voorstander te zijn van een dergelijke regeling. De horecabedrijven geven aan dat wanneer over een persoon in een bepaalde gelegenheid geen controle of zeggenschap is, dit niet per definitie betekent dat er over deze persoon in een andere gelegenheid ook geen controle of zeggenschap is. Vooropgesteld moet worden dat er zich tot op heden geen grootschalige problematieken hebben voorgedaan op het gebied van ontzeggingen waardoor er geen onmiddellijke prioriteit aan dit onderdeel is toegekend. Tot slot mag niet onvermeld blijven dat in februari 2010 in het kader van het project verzuip jij je toekomst zogenaamde mysteryshopping activiteiten zijn uitgevoerd in de gehele regio. Bij deze activiteiten werden 15 jarigen ook de horecabedrijven en cafetaria’s van Sliedrecht ingestuurd om alcohol te nuttigen/kopen. Bij de activiteiten heeft er geen enkele keer een overtreding plaatsgevonden. Zeker ten opzichte van de resultaten in de regio is dit resultaat opmerkelijk en de Sliedrechtse horecabedrijven verdienen in dit opzicht een pluim voor hun betrokkenheid en inzet.
4. Cameratoezicht In het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007/2008 werd vermeld dat onderzocht zal worden of cameratoezicht als aanvullende maatregel op bestaande maatregelen een bijdrage kan leveren aan het vergroten van de veiligheid in Sliedrecht. Vanaf eind december 2007 is een proef gehouden met cameratoezicht en daarna heeft er een evaluatie plaatsgevonden over deze proef. In eerdere stukken is al uitgebreid ingegaan op de proef en de evaluatie. Volstaan wordt met het vermelden dat cameratoezicht heeft bewezen een toegevoegde waarde te hebben als aanvulling op bestaande maatregelen in de bestrijding van met name vandalisme en overlast. Voor een meer gerichte aanpak van het cameratoezicht op de winkelpromenade Kerkbuurt wordt in het plan van aanpak vandalisme en overlast 2010/2011 uitgebreider ingegaan.
17
5. De veilige school Ten tijde van de totstandkoming van het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007/2008 was de aanpak voor de veilige school al in een ver gevorderd stadium zodat in dit plan al was aangegeven in welke aanpak dit heeft geresulteerd. Ook is er een boekje tot stand gekomen met een beschrijving van de maatregelen over de veilige school dat al eerder is aangeboden aan het gemeentebestuur. Vanwege deze omstandigheid wordt in dit onderdeel verwezen naar die stukken. Onderwerpen van de veilige school waren onder andere: bureau Halt en gemeente waren de scholen behulpzaam bij het opstellen van een schoolveiligheidsplan, het instellen van een Multi Disciplinair Team waarin individuele jongeren worden besproken (onder de 12 jaar) die op enigerlei wijze in problemen verkeren, scholen zouden door middel van een formulier registreren wanneer zich met een jongere een incident voordoet, etc.
6. Communicatie vandalisme en verhalen schade Overeenkomstig het plan van aanpak vandalisme en overlast 2007-2008 wordt schade die aan gemeentelijke eigendommen ontstaat al enige jaren bijgehouden. In 2007 en 2008 bedroeg deze schade afgerond ongeveer € 40.000,-. In 2009 is de schade afgenomen naar een bedrag van afgerond ongeveer € 30.000,-. Communicatie over vandalisme in de media wordt op dit moment ingezet als er sprake is van activiteiten op het gebied van vandalisme. Deze richtlijn wordt ook op andere gebieden van criminaliteit gevolgd. Zo heeft communicatie bijvoorbeeld plaatsgevonden rondom de activiteiten van de werkgroep winkelpromenade Kerkbuurt. In de periode september 2008 tot en met december 2008 heeft een drie maanden durende campagne over vandalisme plaatsgevonden. Als onderdeel van het nieuwe plan van aanpak vandalisme en overlast 2010-2011 zal wederom communicatie plaatsvinden in het kader van de op te starten campagne over meld misdaad anoniem. Het verhalen van schade is in de afgelopen periode niet eenvoudig gebleken. In veel gevallen waarbij gemeentelijke eigendommen worden vernield is er geen sprake van een daderindicatie. Tot op heden hebben wij op drie personen schade verhaald. Dit heeft zich voorgedaan ten tijde van de overlast van graffiti waarbij een drietal personen zijn veroordeeld. Het verhalen van de schade blijkt een tijdrovende procedure die moet worden gecombineerd met de vele andere prioriteiten.
18
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 9 november 2010
Onderwerp: Belastingverordeningen 2011. Voorgesteld besluit: Wij stellen de raad voor de volgende verordeningen vast te stellen: 1. de Verordening reinigingsheffingen 2011; 2. de Verordening havengeld 2011; 3. de Verordening brandweerrechten 2011; 4. de Verordening leges 2011; 5. de Verordening rioolheffing 2011; 6. de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2011; 7. de Verordening hondenbelasting 2011; 8. de Verordening precariobelasting 2011.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Samenvatting In de verordeningen zijn de tariefsverhogingen verwerkt zoals aangegeven in de Programmabegroting 2011. De ontwikkeling van de WOZ-waarden was op het moment van het samenstellen van de programmabegroting nog niet bekend. Inmiddels hebben we informatie ontvangen van GBD (Gemeentebelastingen Drechtsteden) over de WOZ-waardeontwikkeling, zodat de tarieven 2011 van de onroerende-zaakbelastingen (OZB) nu kunnen worden vastgesteld. De Legesverordening kent een verscheidenheid aan tarieven, variërend van leges voor huwelijksvoltrekking tot omgevingsvergunningen. In de Legesverordening 2011 is rekening gehouden met de recentelijk door het rijk bepaalde tarieven voor reisdocumenten. Zoals gebruikelijk is de afvalstoffenheffing ter zake van het ophalen van huisvuil, samen met het reinigingsrecht van bedrijven, opgenomen in één verordening reinigingsheffingen. De rioolheffing wordt in rekening gebracht bij zowel burgers als bedrijven. Evenals vorig jaar wordt voorgesteld om voor alle heffingen nieuwe verordeningen 2011 vast te stellen zodat voor een ieder duidelijk is dat deze verordeningen in 2011 gelden. Hierna worden de belangrijkste ontwikkelingen nader toegelicht.
-2-
Synchoniseren betaaltermijnen OZB, Reinigingsrechten, Rioolheffing en Hondenbelasting In het kader van de Brede Doorlichting Drechtsteden doet de GBD (Gemeentebelastingen Drechtsteden), een voorstel tot aanpassing van de betaaltermijnen van de jaarlijkse gecombineerde aanslag van belastingen. GBD heeft een project operationeel dat via het synchroniseren van werkprocessen op afzienbare termijn besparingen moet opleveren. In verband hiermee wordt doorlopend bezien waar het synchroniseren van werkprocessen doelmatigheidsvoordelen oplevert. In dit kader zijn als eerste de betalingstermijnen onder de loep genomen. Het gaat hierbij om synchronisatie van de jaarlijkse gecombineerde aanslag (OZB, Reinigingsrechten, Rioolheffing en Hondenbelasting) voor alle gemeenten. Gemeentebelastingen Drechtsteden stelt voor: 1. De reguliere betaaltermijn te stellen op één termijn van twee maanden; 2. Het aantal termijnen bij gebruik van automatische incasso te stellen op tien maanden; 3. Het maximum aanslagbedrag om voor automatische incasso in aanmerking te kunnen komen te stellen op € 3.500; 4. Het minimum te incasseren bedrag per maand te stellen op € 5,-. Het effect van deze aanpassingen zal zijn: 1. GBD kan op termijn besparingen doorvoeren met dit voorstel. Veréénvoudiging van de communicatie naar de burgers en bedrijven. Efficiëncy bij de inrichting van de software voor de belastingheffing; 2. Minder administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven door: a. betaling mogelijk te maken in één termijn (in plaats van twee); b. voor bedragen beneden € 135 ook automatische incasso toe te staan. Met de nieuwe bepaling van € 5 kunnen ook kleine aanslagen via automatische incasso worden geïnd. Er zal dan pas geïnd worden op het moment dat een termijnbedrag het bedrag van € 5 heeft bereikt. Dit is onder andere van belang voor personen die automatische incasso hebben afgegeven en in de loop van het jaar een hond aanschaffen of in de loop van het jaar in Sliedrecht komen wonen. 3. Duidelijkheid richting de burger wordt vergroot door het vaststellen van de mogelijkheid tot betaling in tien termijnen bij automatische incasso. Nu is deze termijn afhankelijk van het tijdstip waarop de aanslag wordt gedagtekend, met een minimum van vier termijnen. De bereidheid tot het afgeven van automatische incasso zal toenemen. In de voorliggende verordeningen is de bepaling inzake de betaaltermijnen gewijzigd. Het streven van GBD is er op gericht om op 28 februari van elk jaar 90 % – 95 % van de aanslagen te hebben opgelegd. De rentenadelen op de opbrengsten als gevolg van de nieuwe termijnen kunnen worden geschat op ca € 5.000 op jaarbasis. Daartegenover staat een lagere bijdrage aan de GBD in verband met de besparingen op termijn in de begroting van GBD. Ook de betaaltermijnen voor de precariobelasting zijn aangepast. In het verleden was deze aanslag vermeld op de gecombineerde aanslag. Aangezien deze heffing zich niet leent om tegelijk met de woonlastenheffingen te worden opgelegd is ervoor gekozen om, mede in het kader van synchroniseren van werkprocessen, de betaaltermijn gelijk te stellen aan die binnen het werkgebied van Gemeentebelastingen Drechtsteden.
OZB-vrijstelling Door GBD is voorgesteld om met ingang van 2011 de betaaltermijnen van de deelnemende gemeenten te synchroniseren. Met dezelfde doelmatigheidsargumenten wordt voorgesteld om een vrijstelling in de OZB-verordening op te nemen.
-3-
De Gemeentewet maakt het mogelijk ervoor te kiezen om voor onroerende zaken met een WOZwaarde van minder dan € 12.000 geen OZB te heffen. Het gaat om een beperkt aantal objecten, zoals stukjes grond, transformatorkastjes, met een marginale opbrengst. Dordrecht kent deze efficiencyvrijstelling al. Voorgesteld wordt om voor onroerende zaken met een WOZ-waarde beneden € 12.000 geen OZB te heffen. In de voorliggende OZB-verordening is hiermee rekening gehouden. De OZB-derving bedraagt ca. € 1.150. Het gaat om ca. € 400.000 aan WOZ-waarde van ca. 80 nietwoningen x 0,2245 % (OZB-tarief) = € 900 en ca. 33 garageboxen met een totale WOZ-waarde van € 300.000 x 0,0821 % = € 250.
Vrijstelling garageboxen in de rioolheffing Met ingang van 1 januari 2010 is de rioolheffing gebaseerd op de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken. Onder het oude rioolrecht vielen kleine objecten, zoals garageboxen en loodsen, buiten de heffing omdat veelal geen rechtstreekse aansluiting voor vuilwaterafvoer op de gemeentelijke riolering aanwezig was. Onder de nieuwe rioolheffing kunnen deze in verband met de zorg van de opvang van hemelwater en in stand houden van het grondwater wel in de heffing betrokken worden. In het nieuwe GRP (gemeentelijk rioleringsplan) zal een keuze worden gemaakt of garageboxen e.d. in de heffing betrokken zullen worden. Als besloten wordt om voor garageboxen e.d. te willen heffen dan zal de vrijstelling verwijderd worden.
Synchronisatie werkproces Afvalstoffenheffing In het kader van de synchronisatie van werkprocessen is door GBD een andere wijze van ontheffen voorgesteld. Sliedrecht kent de bepaling dat wanneer iemand in de loop van het jaar alleenwonend wordt, de aanslag afvalstoffenheffing tussentijds wordt verlaagd. Andersom, wanneer iemand voor één persoon is aangeslagen en in de loop van het jaar met meer personen komt te wonen, is een aanvullende aanslag wettelijk niet toegestaan. Andere gemeenten kennen de bepaling van tussentijdse verlaging niet. Voorgesteld wordt om uit oogpunt van efficiency de bepaling te schrappen. De inkomstenverhoging voor de gemeente zal vrijwel € 0,00 zijn.
Legesverordening Voorgesteld wordt een nieuw tarief in te voeren en één tarief voorlopig op € 0,00 te zetten. Leges gehandicaptenparkeerplaats Voorgesteld wordt om met ingang van 2011 een tarief te hanteren voor het plaatsen van een verkeersbord: 1.19.4 tot het plaatsen van een verkeersbord waarmee een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven, als bedoeld in artikel 67 RVV en 29 BABW € 150,00 1.19.5 tot het wijzigen of verplaatsen van een kentekenbord bij een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats, als bedoeld in artikel 67 RVV en 29 BABW € 50,00 In navolging van het voorbeeld van de gemeente Papendrecht wordt voorgesteld een tarief te hanteren voor het plaatsen van een verkeersbord waarmee een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven. We schatten de jaarlijks fluctuerende opbrengsten op zo'n 15 aanvragen per jaar. Dit betekent dan gemiddeld ca. € 2.250 per jaar.
-4-
Leges sloopmeldingen In de huidige verordening is voor sloopmeldingen een tarief (artikel 2.9) opgenomen van € 81,-. In de afgelopen 8 jaren zijn er geen sloopmeldingen binnengekomen en derhalve ook geen opbrengsten gerealiseerd. Om een totaal-inzicht te verkrijgen in de herkomst van de afvalstroom van met name asbest wordt voorgesteld te stimuleren dat de meldingen worden gedaan en daartoe het tarief voorlopig op € 0,00 te zetten.
OZB-tarieven In de raadsvergadering van 8 november 2010 is de programmabegroting voor 2011 vastgesteld. Hierbij is meegedeeld dat voor de onroerende-zaakbelastingen voor uw vergadering van 6 december 2010 een voorstel zal worden gedaan voor het vaststellen van de tariefpercentages 2011. Deze tarieven kunnen nu worden vastgesteld omdat de WOZ-informatie inmiddels van GBD ontvangen is. In de begrotingsraad is besloten de OZB-tarieven trendmatig te verhogen met 1,5 %. Verder dient bij het berekenen van de OZB-tarieven 2011 rekening gehouden te worden met de WOZwaardeontwikkeling tussen 1 januari 2009 en 1 januari 2010. Deze ontwikkelingen zijn van belang voor het berekenen van de OZB-tarieven voor 2011. De gemiddelde waardeontwikkeling voor woningen en niet-woningen in Sliedrecht bedraagt in voornoemde periode respectievelijk – 3,8 % en – 1,2 %. Het bovenstaande leidt tot de volgende percentages voor 2011. Ter informatie zijn de in 2008, 2009 en 2010 geldende percentages in het overzicht opgenomen.
Eigenaren woningen Eigenaren niet-woningen Gebruikers niet-woningen
Percentage 2011 0,0874
Percentage 2010 0,0821
Percentage 2009 0,0818
Percentage 2008 0,0812
0,1339 0,0990
0,1291 0,0954
0,1274 0,0941
0,1256 0,0928
Voor 2011 zijn de percentages van 2010 verhoogd met het percentage van de tariefstijging van 1,50 % en die van de WOZ-waardeontwikkeling. Ook is rekening gehouden met een marge van 1% wegens toe te kennen bezwaarschriften.
Tariefsverhogingen 2011 Conform het voorstel in de Programmabegroting 2011 wordt voor de zogenoemde specifieke heffingen in principe het uitgangspunt aangehouden van kostendekkende tarieven. Hierbij gaat het om de verordeningen nrs. 1 t/m 5. Deze heffingen behoren tot de specifieke middelen, omdat zij geoormerkt zijn voor bepaalde uitgaven. Een aantal tarieven van de Legesverordening zijn wettelijk gemaximaliseerd of op een bepaald bedrag vastgesteld. Bijvoorbeeld de tarieven van reisdocumenten en leges akten burgerlijke stand. De opbrengsten van de onroerende-zaakbelastingen, de hondenbelasting en de precariobelasting (verordeningen nrs. 6 t/m 8) behoren tot de zogenoemde algemene middelen en mogen dus vrij worden besteed. Voor deze belastingen is rekening gehouden met trendmatige (inflatie) tariefsverhogingen van 1,5 %. Samenvattend gaat het in de nieuwe verordeningen om de volgende tariefsverhogingen:
-5-
nr. Verordening 1 Reinigingsheffingen
Tariefsverhoging Bedrijfsvuil: verhoging van 0 % Huisvuil: verhoging van 1,97 %
2 Havengelden 3 Brandweerrechten 4 Leges
5 6 7 8
verhoging van 0 % verhoging van 1,5 % Verhoging van 1,5 %, met uitzondering van: a. de wettelijk bepaalde tarieven zoals reisdocumenten. b. leges over de bouwkosten: 0 %. Dit gezien het niveau van deze tarieven in relatie met de tarieven van andere gemeenten; de leges voor de advisering door derden zullen kostendekkend worden doorberekend. 1
Rioolheffing (eigenaren- en gebruikersdeel) Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Per saldo verhoging van 5,82 % Verhoging van 1,5 %
Hondenbelasting Precariobelasting
Verhoging van 1,5 % Verhoging van 1,5 %
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Het voorgesteld besluit is conform de kaders van de Programmabegroting 2011.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Europese Dienstenrichtlijn, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie De datum van ingang van de heffingen is 1 januari 2011. Voor alle heffingen worden elk jaar nieuwe geactualiseerde verordeningen opgesteld.
Externe communicatie: - Bekendmaking in het Kompas. - Publicatie op de internetsite van de gemeente Sliedrecht. - Verzending kopie van de verordeningen naar Gemeentebelastingen Drechtsteden. - Communicatie door GBD over de synchronisatie van de betaaltermijnen van belastingen. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
1
M.C. Boevée
Derden zijn: advieskosten welstand, advieskosten MZHZ mbt de bodemrapporten en advieskosten brandweer.
-6-
Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd 9 november 2010;
besluit
vast te stellen de verordeningen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
de Verordening reinigingsheffingen 2011; de Verordening havengeld 2011; de Verordening brandweerrechten 2011; de Verordening leges 2011; de Verordening rioolheffing 2011; de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2011; de Verordening hondenbelasting 2011; de Verordening precariobelasting 2011.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevéé
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening reinigingsheffingen 2011
Verantwoordelijke afdeling
Plantsoenen en reiniging De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011. Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1
Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven: a. een afvalstoffenheffing; b. reinigingsrechten. Artikel 2
Begripsomschrijvingen
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld. 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing Artikel 3
Aard van de belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80). 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt geheven naar afzonderlijke grondslagen ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien
2
waarvan krachtens artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 4
Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 5
Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 6
Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7
Wijze van heffing
1. De belasting zoals opgenomen in hoofdstuk 1.1. van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven. 2. De rechten zoals opgenomen in hoofdstuk 1.2. van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 8
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting zoals opgenomen in hoofdstuk 1.1. van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de in het eerste lid vermelde belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belastingen als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt. 4. De rechten zoals vermeld in hoofdstuk 1.2. van de tarieventabel zijn verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening. Artikel 8a
Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.500, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in gelijke termijnen van minimaal € 5, waarbij de laatste termijn vervalt op de laatste dag van de tiende maand volgend op de maand die in de
3
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de eerdere termijnen telkens een maand eerder. 3. De bij gedagtekende kennisgeving gevorderde bedragen moeten worden betaald: a. In geval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van de kennisgeving; b. In geval van toezending van de kennisgeving: binnen een maand na dagtekening. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten Artikel 9
Belastbaar feit
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn. Artikel 10
Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Artikel 11
Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 12
Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 13
Wijze van heffing
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd. 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 14
Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 15
Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvraag van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Artikel 16 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in gelijke termijnen van minimaal € 5,-, waarbij de laatste termijn vervalt op de laatste dag van de tiende maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de eerdere termijnen telkens een maand eerder. 3. De bij gedagtekende kennisgeving gevorderde bedragen moeten worden betaald: a. In geval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van de kennisgeving; b. In geval van toezending van de kennisgeving: binnen een maand na dagtekening. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering. Artikel 18
Inwerkingtreding en citeertitel
1. De “Verordening reinigingsheffingen 2010” van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2011". Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
5
Tarieventabel behorende bij de "Verordening reinigingsheffingen Sliedrecht 2011”. Algemeen De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief 19 % omzetbelasting indien deze verschuldigd is. HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING Hoofdstuk 1.1 Maatstaf en tarief afvalstoffenheffing 1.1.1
1.1.2
De belasting bedraagt per perceel per jaar: indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee of meer personen
€ 156,36
€ 229,56
Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 1.2
1.2.1 1.2.2 1.2.3
1.2.4
1.2.5
1.2.6
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1. bedraagt de belasting voor het op aanvraag verwijderen van grove huishoudelijke afvalstoffen: per huisvuilwagen, per half uur of gedeelte daarvan € 20,15 per bestelauto, per half uur of gedeelte daarvan € 8,44 voor een chauffeur of extra hulp worden de hierboven onder 1.2.1 en vermelde bedragen per manhulp per halfuur of gedeelte daarvan verhoogd met € 22,92 de hierboven in dit hoofdstuk vermelde bedragen worden vermeerderd met de door derden aan de gemeente Sliedrecht in rekening gebrachte verwerkingskosten, waarvan een schriftelijke opgaaf van kosten worden gedaan door of vanwege het college van burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in behandeling nemen van het verzoek. de hierboven onder 1.2.3 vermelde bedrag wordt verhoogd met: -50% indien de werkzaamheden op werkdagen (met uitzondering van de zaterdag) buiten de normale werkuren worden verleend; -100% indien de werkzaamheden op zaterdag en zon- en feestdagen worden verleend. de tijdsduur, waarover de in dit hoofdstuk vermelde rechten worden geheven, wordt berekend vanaf het tijdstip, dat het desbetreffende personeel het terrein van gemeentewerken verlaat tot het tijdstip dat het daar terugkeert.
6
HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN JAARLIJKSE TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN 2.1 2.1.1
2.1.2
2.1.3
2.2
Het recht bedraagt per belastingjaar voor het beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het ledigen van containers en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen indien: het betreft éénmaal per week voor: a. een container van 140 liter € 191,35 b. een container van 240 liter € 299,88 c. een container van 500 liter € 673,59 d. een container van 1.000 liter € 1.332,75 e. een container van 1.300 liter € 1.717,17 f. een container van 1.600 liter € 2.094,45 het betreft tweemaal per week voor: a. een container van 140 liter b. een container van 240 liter c. een container van 500 liter d. een container van 1.000 liter e. een container van 1.300 liter f. een container van 1.600 liter het betreft driemaal per week voor: a. een container van 140 liter b. een container van 240 liter c. een container van 500 liter d. een container van 1.000 liter e. een container van 1.300 liter f. een container van 1.600 liter
€ € € € € €
€ € € € € €
363,57 569,77 1.279,77 2.532,27 3.262,69 3.979,41
536,21 840,38 1.887,53 3.735,22 4.812,36 5.869,51
Het recht bedraagt per maand voor het beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het éénmaal per week ledigen van minicontainers van 240 liter en het verwijderen van het daarin verzamelde oud papier
€ 21,68
HOOFDSTUK 3 MAATSTAVEN EN TARIEVEN OVERIGE REINIGINGSRECHTEN 3.1 3.1.1 3.1.1.1 3.1.1.2 3.1.1.3
Het recht bedraagt voor: voor het op aanvraag verwijderen van grof bedrijfsafval: per huisvuilwagen, per half uur of gedeelte daarvan per bestelauto, per half uur of gedeelte daarvan voor een chauffeur of extra hulp worden de hierboven onder 3.1.1.1 en 3.1.1.2 vermelde bedragen per manhulp per halfuur of gedeelte daarvan verhoogd met 3.1.1.4 de hierboven in dit hoofdstuk vermelde bedragen worden vermeerderd met de door derden aan de gemeente Sliedrecht
€ 20,15 € 8,44
€ 22,92
7 in rekening gebrachte verwerkingskosten, waarvan een schriftelijke opgaaf van kosten worden gedaan door of vanwege het college van burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in behandeling nemen van het verzoek. 3.1.1.5 de hierboven onder 3.1.1.3 vermelde bedrag wordt verhoogd met: -50% indien de werkzaamheden op werkdagen (met uitzondering van de zaterdag) buiten de normale werkuren worden verleend; -100% indien de werkzaamheden op zaterdag en zon- en feestdagen worden verleend. 3.1.1.6 de tijdsduur, waarover de in dit hoofdstuk vermelde rechten worden geheven, wordt berekend vanaf het tijdstip, dat het desbetreffende personeel het terrein van gemeentewerken verlaat tot het tijdstip dat het daar terugkeert. 3.1.2 het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, per tanklading per keer, een gedeelte van een tanklading voor een volle tanklading gerekend € 73,43 3.1.3 het beschikbaar stellen van een afzetcontainer € 667,90 3.1.4 het op aanvraag verrichten van werkzaamheden, voor zover in deze tarieventabel geen afzonderlijk recht is vermeld: 3.1.4.1 per veegmachine, kolkenzuiger of haakarmwagen, per half uur of gedeelte daarvan € 20,15 3.1.4.2 per bestelauto, per half uur of gedeelte daarvan € 8,44 3.1.4.3 voor een chauffeur of extra hulp worden de hierboven onder 3.1.1.1 en 3.1.1.2 vermelde bedragen per manhulp per halfuur of gedeelte daarvan verhoogd met € 22,92 3.1.4.4 de hierboven in dit hoofdstuk vermelde bedragen worden vermeerderd met de door derden aan de gemeente Sliedrecht in rekening gebrachte verwerkingskosten, waarvan een schriftelijke opgaaf van kosten worden gedaan door of vanwege het college van burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in behandeling nemen van het verzoek. 3.1.4.5 de hierboven onder 3.1.1.3 vermelde bedrag wordt verhoogd met: -50% indien de werkzaamheden op werkdagen (met uitzondering van de zaterdag) buiten de normale werkuren worden verleend; -100% indien de werkzaamheden op zaterdag en zon- en feestdagen worden verleend 3.1.4.6 de tijdsduur, waarover de in dit hoofdstuk vermelde rechten worden geheven, wordt berekend vanaf het tijdstip, dat het desbetreffende personeel het terrein van gemeentewerken verlaat tot het tijdstip dat het daar terugkeert.
Behoort bij raadsbesluit van 6 december 2010, De griffier,
A. Overbeek
8 Toelichting op de bedragen inclusief BTW: Tarieven 2011
grof vuil e.d. grof vuil e.d. grof vuil e.d. Containers, één per week Containers, één per week Containers, één per week Containers, één per week Containers, één per week Containers, één per week Containers, tweemaal per week Containers, tweemaal per week Containers, tweemaal per week Containers, tweemaal per week Containers, tweemaal per week Containers, tweemaal per week Containers, driemaal per week Containers, driemaal per week Containers, driemaal per week Containers, driemaal per week Containers, driemaal per week Containers, driemaal per week papier, 240 liter tanklading afzetcontainers
2011 excl. BTW 16,93 7,09 19,26 160,80 252,00 566,04 1.119,96 1.443,00 1.760,04 305,52 478,80 1.075,44 2.127,96 2.741,76 3.344,04 450,60 706,20 1.586,16 3.138,84 4.044,00 4.932,36 18,22 61,71 561,26
BTW 3,22 1,35 3,66 30,55 47,88 107,55 212,79 274,17 334,41 58,05 90,97 204,33 404,31 520,93 635,37 85,61 134,18 301,37 596,38 768,36 937,15 3,46 11,72 106,64
2011 incl BTW 20,15 8,44 22,92 191,35 299,88 673,59 1.332,75 1.717,17 2.094,45 363,57 569,77 1.279,77 2.532,27 3.262,69 3.979,41 536,21 840,38 1.887,53 3.735,22 4.812,36 5.869,51 21,68 73,43 667,90
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening havengeld 2011
Verantwoordelijke afdeling
Weg- en waterbouw De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad der gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikel 216 en 229 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en invordering van havengeld 2011 Artikel 1 Aard van de belasting Voor het gebruik of genot van de gemeentelijke haven of andere ten gerieve van de scheepvaart gemaakte openbare werken, alsmede voor het gebruik of genot van alle binnen deze gemeente gelegen openbare wateren die bij de gemeente in beheer en onderhoud zijn, met vaartuigen, woonschepen, pontons, bergings-, bagger- en dergelijk drijvend materieel wordt een belasting geheven onder de naam van “havengeld”. Artikel 2 Definities 1. Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder: a. Vaartuigen: alle soorten drijvende lichamen welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd, dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of handelswaren; b. Sleepboten: alle vaartuigen welke wegens hun bouw bestemd zijn voor het slepen en of duwen van andere vaartuigen, pontons en dergelijke; c. Passagiersvaartuigen: alle vaartuigen die openbaar middel van vervoer zijn, of dit niet zijnde, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd worden voor het vervoer van personen tegen betaling; d. Pleziervaartuigen: alle vaartuigen die bestemd zijn, dan wel feitelijk gebruikt worden voor recreatieve doeleinden; e. Woonschepen: alle vaartuigen die bestemd zijn dan wel feitelijk gebruikt als woning f. Groep 1 vaartuigen: vrachtschepen, tankschepen dan wel baggerbakken g. Groep 2 vaartuigen: duwboten, sleepboten, woonboten en passagiersboten. h. Groep 3 vaartuigen: drijvende werktuigen, pontons en vlotten i. Groep 4 vaartuigen: plezier- en recreatievaartuigen j. Weekend: periode vallende tussen vrijdag 12:00 uur en maandag 12:00 uur; k. Maand: kalendermaand
Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig is de gezagvoerder, de schipper, de eigenaar, de beheerder of de bewoner van een in artikel 2 genoemd object:
a. Die gebruik maakt van bezittingen, werken of inrichtingen als bedoeld in artikel 1; b. Die een dienst aanvraagt dan wel te wiens behoeve een dienst is verleend als bedoeld in artikel 1. Artikel 4 Belastinggrondslag De heffingsgrondslag is voor groep 1 vaartuigen het laadvermogen per ton of gedeelten daarvan. Voor groep 2, voor groep 3 en voor groep 4 vaartuigen is de heffingsgrondslag de oppervlakte van het vaartuig per vierkante meter of gedeelten daarvan. Artikel 5 Belastingjaar Voor zover in deze verordening tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Tarief Het in artikel 1 bedoelde recht bedraagt per ton laadvermogen of gedeelten daarvan: A.1. voor onder artikel 2 genoemd drijvend materieel waarbij laden en/of lossen plaatsvindt: 1. per reis voor een achtereenvolgend tijdvak van ten hoogste 7 dagen € 0,098 2. bij abonnement: - per week € 0,224 - per maandag € 0,661 - per kwartaal € 0,982 - per jaar € 1,920 2. voor onder artikel 2 genoemd drijvend materieel waarbij geen laden en/of lossen plaatsvindt: 1. per reis voor groep 1 vaartuigen voor een achtereenvolgend tijdvak van ten hoogste - een weekend € 0,056 - 7 dagen € 0,095 - 14 dagen € 0,142 - 21 dagen € 0,167 (in en uitvaren binnen 7, 14 of 21 dagen periode kan zonder bijbetaling) 2. bij abonnement voor groep 1 vaartuigen per jaar € 0,924 3. reparatietarief voor groep 1 vaartuigen voor ten hoogste 7 dagen € 0,071 reparatietarief voor groep 1 vaartuigen voor ten hoogste 14 dagen € 0,107 reparatietarief voor groep 1 vaartuigen voor ten hoogste 21 dagen € 0,126 B. voor groep 2 vaartuigen en voor groep 3 vaartuigen waarbij geen laden en/of lossen plaatsvindt, dezelfde tarieven als voor groep 1 vaartuigen, echter per m2 of gedeelten daarvan; C. voor groep 4 vaartuigen waarbij geen laden en/of lossen plaatsvindt per m2 of gedeelten daarvan per jaar € 2,874 D. de in dit artikel onder A,B, en C vermelde tarieven zijn exclusief BTW.
Artikel 7 Bijbetaling 1. Indien op grond van het bepaalde in artikel 6 het havengeld is betaald volgens het tarief per reis en de gebruikmaking van de in artikel 1 genoemde gemeentewerken voortdurend na afloop van de termijn waarvoor het havengeld is betaald, wordt behoudens het bepaalde in het tweede lid opnieuw havengeld geheven. 2. Indien op grond van het bepaalde in artikel 6 het havengeld is betaald volgens het tarief per reis voor een achtereenvolgend tijdvak van 7 dagen en de gebruikmaking van de in artikel 1 genoemde gemeentewerken is binnen dit tijdvak niet beëindigd, moet indien de gebruikmaking in totaal niet langer duurt dan 21 achtereenvolgende dagen, het havengeld worden bijbetaald tot het tarief berekend per reis voor een achtereenvolgend tijdvak van 21 dagen.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld 1. De rechten die in deze verordening per jaar worden geheven zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is bij aanvang van de belastingplicht. 2. De rechten die in deze verordening niet per jaar worden geheven zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvraag van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. 3. De rechten bedoeld in het tweede lid zijn opnieuw verschuldigd indien het gebruik of genot als bedoeld in artikel 1 voortduurt na afloop van de termijn waarvoor havengeld is geheven. Artikel 9 Wijziging van betaling per reis in betaling per abonnement Indien in de loop van het belastingjaar het havengeld per reis is betaald en er wordt overgegaan tot betaling bij abonnement, wordt het reeds betaalde havengeld niet teruggegeven of verrekend. Artikel 10
Geabonneerde vaartuigen waarmede geen gebruik meer wordt gemaakt van gemeentewerken Er bestaat geen aanspraak op restitutie indien het havengeld bij abonnement is geheven en het gebruik of genot van de in artikel 1 genoemde gemeentewerken wordt beëindigd voordat de geldigheidsduur van het abonnement is verstreken. Artikel 11 Vervanging van het vaartuig Indien een vaartuig, waarvoor het havengeld bij abonnement is voldaan, in de loop van het belastingjaar wordt vervangen door een ander vaartuig, wordt op schriftelijke aanvraag van de houder het abonnement geldig verklaard voor het nieuwe vaartuig. Zou voor het nieuwe vaartuig het havengeld hoger zijn dan voor het vaartuig waarvoor het abonnement is afgegeven, dan moet het verschil in havengeld, berekend over een vol jaar of een vol kwartaal, worden bijbetaald. Artikel 12 Tijdelijke vervanging van vaartuigen 1. Indien een vaartuig, waarvoor het havengeld bij abonnement is voldaan, wegens herstelling of onderhoud tijdelijk wordt vervangen door een ander vaartuig is het abonnement tijdens de duur van de werkzaamheden geldig voor het vervangende vaartuig met dien verstande, dat indien het vervangende vaartuig een grotere tonnage resp. oppervlakte heeft dan het vervangen vaartuig, voor het verschil havengeld geheven wordt naar het tarief berekend per reis. 2. Het bepaalde in het eerste lid is alleen van toepassing, indien de houder van het geabonneerde vaartuig de voorgenomen vervanging, onder opgaaf van de oorzaak van de vervanging, de tijdstippen van aanvang en de vermoedelijke beëindiging daarvan en de plaats waar de herstelling of het onderhoud geschiedt, tenminste een week tevoren schriftelijk meldt aan de havenmeester en zolang niet aan de havenmeester schriftelijk is gemeld, dat de vervanging heeft opgehouden. Artikel 13 Vrijstelling Geen havengeld wordt geheven van: a. Vaartuigen in directe dienst van het rijk, voor zover vrijstellingen krachtens wettelijke voorschriften moet worden verleend; b. Hospitaalvaartuigen, indien daarop de in artikel 1 van het Traktaat van 21 december 1904 (goedgekeurd bij de Wet van 30 december 1905, Staatsblad 383), bedoelde vrijstelling van ten behoeve van de staat geheven havenrechten van toepassing is; c. Roeiboten, behorende, bij vaartuigen, geen pleziervaartuigen of woonschepen zijnde, waarvoor havengeld geheven wordt; d. Vaartuigen, die ten gevolge van ijsgang of andere weersomstandigheden gedwongen zijn langer dan veertien dagen in de haven te verblijven. e. Vaartuigen welke niet langer dan drie achtereenvolgende uren gebruik maken van een speciaal daartoe door de havenmeester aan te wijzen ligplaats, mits deze tijd uitsluitend wordt benut om in de gemeente inkopen te doen of zaken te behandelen, niet laden of lossen en geen passagiers in- of ontschepen;
f. Vaartuigen in beheer van de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer Zuid-Holland, welke zijn ingericht voor de brandbestrijding te water. Artikel 14 Herstel of verandering van vaartuigen 1. Van het havengeld wordt voor maximaal 21 dagen, voor de helft ontheffing verleend voor de dagen, waarin zonder dat een lading wordt gelost of ingenomen daadwerkelijk door een in de gemeente gevestigde scheepswerf of reparatie-inrichting over het vaartuig moet worden beschikt om daaraan belangrijke herstellingen of veranderingen te doen, alsmede voor de daaraan onmiddellijk voorafgaande en/of aansluitende zaterdagen en zon- en feestdagen. 2. Herstellingen en veranderingen worden als belangrijk aangemerkt, indien vitale delen van het vaartuig tijdelijk hun normale functie niet kunnen vervullen en het vaartuig als gevolg daarvan niet bedrijfsklaar (vaar- dan wel los- of laadklaar) kan worden beschouwd. Artikel 15 Wijze van heffing De rechten worden geheven bij wege van een gedagtekende kennisgeving, nota of ander schriftuur waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 16 Termijn van betaling 1. De rechten moeten worden betaald op het moment van de uitreiking van de in artikel 15 bedoelde kennisgeving. 2. Ingeval de kennisgeving wordt toegezonden, moeten de rechten worden betaald binnen een maand na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. Artikel 17 Bewijs van betaling Het bewijs, dat het havengeld is voldaan, moet tijdens het verblijf in de gemeente aan boord van het vaartuig aanwezig zijn. Artikel 18 Meldingsplicht Elke schipper of gezagvoerder van een vaartuig en elke bewoner van een woonschip is verplicht terstond, nadat het gebruik of genot van de in artikel 1 bedoelde gemeentewerken een aanvang heeft genomen, daarvan melding te maken ten kantore van de havenmeester. Artikel 19 Aanduiding op woonschip De in artikel 6 bedoelde woonschepen moeten aan de buitenzijde voorzien zijn van de naam van het schip, welke duidelijk zichtbaar ter weerszijden van de voorkant van het schip is aangebracht of bij gebreke van een naam van een door de havenmeester op te geven nummer, dat met cijfers van 10 cm hoogte op dezelfde wijze en plaats is aangebracht. Artikel 20 Strafbepaling Op overtreding van deze verordening wordt een geldboete gesteld van ten hoogste de eerste categorie. Artikel 21 Kwijtschelding Bij de invordering van havengeld wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 22 Nadere regels Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het havengeld. Artikel 23 Inwerkingtreding 1. De "Verordening havengeld 2010” van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor deze datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening havengeld 2011”. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 6 december 2010.
De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening brandweerrechten 2011
Verantwoordelijke afdeling
Bestuurszaken en Veiligheid De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van brandweerrechten 2011 Artikel 1 Belastbaar feit 1. Onder de naam ‘brandweerrechten’ worden geheven: a. rechten voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van de gemeentelijke brandweer of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeentelijke brandweer in beheer of in onderhoud zijn; b. rechten voor het genot van door de gemeentelijke brandweer verstrekte diensten. 2. Geen rechten als bedoeld in het eerste lid worden geheven ter zake van: a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand; b. het beperken van brandgevaar; c. het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand; d. al hetgeen met de onderdelen a, b en c verband houdt; e. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dier en bij ongevallen anders dan bij brand; f. de bestrijding en beperking van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Rampenwet. Artikel 2 Belastingplicht Belastingplichtig is: a. degene die gebruik maakt van de bezittingen, werken of inrichtingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a; b. degene die een dienst aanvraagt dan wel degene te wiens behoeve een dienst is verleend, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b. Artikel 3 Maatstaf van heffing en tarief 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. 3. Voor belastingbedragen van minder dan € 10,- vindt geen invordering plaats.
4. Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één gedagtekende schriftelijke kennisgeving verenigde verschuldigde brandweerrechten aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 4 Belastingjaar Voorzover in de bij deze verordening behorende tarieventabel tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De rechten waarop artikel 4 van toepassing is, zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten, in zoverre in afwijking van artikel 3, tweede lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor de dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 6 Wijze van heffing 1. De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. 2. Indien zich ten aanzien van eenzelfde belastingplichtige meerdere belastbare feiten voordoen, kunnen de rechten ter zake daarvan worden geheven bij wege van één gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Artikel 7 Termijn van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 6 bedoelde kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8 Kwijtschelding Bij de invordering van de brandweerrechten wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De "Verordening brandweerrechten 2010" van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening brandweerrechten 2011”. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010, De griffier,
De voorzitter
A. Overbeek
M.C. Boevée
Tarieventabel behorende bij de “Verordening Brandweerrechten Sliedrecht 2011”. Algemeen Alle in deze verordening opgenomen tarieven zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is. Gedurende het eerste uur wordt altijd het volle uurtarief in rekening gebracht. Na het eerste uur wordt de inzettijd op halve uren naar boven afgerond. Hoofdstuk 1 lid 1.1 1.1.1 1.1.2
Onderwerp Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot: het verrichten van wacht- en waakdiensten het verrichten van controlediensten
Hoofdstuk 2 lid 2.1
2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5
3.1.2
Lid 4.1
4.1.1 4.1.2.
eenheid
22,74 22,74
per personeelslid, per uur per personeelslid, per uur
€
eenheid
15,95 10,60 10,60 15,95 10,60
per etmaal per etmaal per etmaal per etmaal per etmaal
Verrichtingen ten behoeve van de adembescherming
Onderwerp het vullen van een ademluchttoestel: het vullen van een ademluchtcilinder van maximaal 6 liter en druk van 200 bar. het vullen van een ademluchtcilinder van maximaal 6 liter en druk van 300 bar.
Hoofdstuk 4
€
Beschikbaar stellen van brandblusmiddelen
Onderwerp Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het beschikbaar stellen van een: brandslang handbrandblusapparaat opzetstuk verdeelstuk straalpijp
Hoofdstuk 3 Lid 3.1. 3.1.1
Wacht- en controlediensten
€
eenheid
8,00
cilinder
9,00
cilinder
Verrichten van diensten
Onderwerp € Voor zover daarvoor niet elders in deze tabel een tarief is opgenomen, bedraagt het tarief ter zake het ter beschikking stellen van personeel met: een poederaanhangwagen 133,75 Een motorspuitaanhanger 133,75
eenheid
per uur per uur
4.1.3
een tankautospuit, met dien verstande dat: De inzet van tankautospuiten, als bijstand, binnen de Regio Zuid-Holland Zuid voor de gemeenten worden gedurende de eerste vier uur niet verrekend, daarna wordt een bedrag per uur verrekend overeenkomstig 6 maal het uurloon van een hoofdbrandwacht, conform het gestelde in de geldende CAR-UWO.
Hoofdstuk 5 Lid 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4
Behoort bij raadsbesluit van 6 december 2010,
A. Overbeek
per uur
€
eenheid
122,40 122,40
per uur per uur
103,90 103,90
per uur per uur, vermeerderd met de kosten van het schoonmaaken/of absorptiemiddel.
Overige diensten
Onderwerp Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot: het verrichten van diensten met een motorzaag het verrichten van diensten met een lichtaggregaat het verrichten van diensten in geval van opheffing van de afsluiting van een perceel het verrichten van verwijderings- en schoonmaakwerkzaamheden (afhankelijk van voertuig, zie ook 4.1.3)
De griffier,
303,50
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening leges 2011
Verantwoordelijke afdelingen
Publiekszaken en ROBM De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229 , eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet; besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2011.
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder: a. ’dag’: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt; b. ’week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen; c. ’maand’: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand; d. ’jaar’: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar; e. 'kalenderjaar': de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3
Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. Artikel 4
Vrijstellingen
Leges worden niet geheven voor: a. diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald; b. het afgeven van bewijzen van onvermogen.
-2-
Artikel 5
Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde. 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid van de Crisis- en herstelwet. 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van de in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 6
Wijze van heffing
De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 7
Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald
ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 8
Kwijtschelding
Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 9
Teruggaaf
Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling. Artikel 10
Overdracht van bevoegdheden
Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen: a. van zuiver redactionele aard zijn; b. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft: 1. onderdeel 1.1.9 (akten burgerlijke stand); 2. hoofdstuk 2 (reisdocumenten); 3. hoofdstuk 3 (rijbewijzen);
-34. onderdeel 1.4.5 (papieren verstrekking uit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens); 5. hoofdstuk 6 (verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens); 6. onderdeel 1.9 1 (verklaring omtrent het gedrag); 7. hoofdstuk 16 (kansspelen); een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
Artikel 11
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.
Artikel 12
Overgangsrecht
1. De ‘Legesverordening 2010’ van 7 december 2009, laatstelijk gewijzigd op 28 juni 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten: a. die zich voor die datum hebben voorgedaan; b. waarop de Wet ruimtelijke ordening of de Woningwet zoals deze luidden voor inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nog moeten worden toegepast. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening leges 2011”.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-4-
Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2011. Indeling tarieventabel Titel 1 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 13 Hoofdstuk 14 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 16 Hoofdstuk 17 Hoofdstuk 18 Hoofdstuk 19 Hoofdstuk 20
Algemene dienstverlening Burgerlijke stand Reisdocumenten Rijbewijzen Verstrekkingen uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Verstrekkingen uit het Kiezersregister Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens Bestuursstukken Vastgoedinformatie Overige publiekszaken Gemeentearchief Huisvestingswet Leegstandwet Gemeentegarantie Marktstandplaatsen Winkeltijdenwet Kansspelen Kinderopvang Telecommunicatie Verkeer en vervoer Diversen
Titel 2 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10
Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Begripsomschrijvingen Vooroverleg/beoordelen conceptaanvraag Omgevingsvergunning Vermindering Teruggaaf Intrekking omgevingsvergunning Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten Sloopmelding In deze titel niet benoemde beschikking
Titel 3 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7
Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Horeca Organiseren evenementen of markten Prostitutiebedrijven Splitsingsvergunning woonruimte Leefmilieuverordening Brandbeveiligingsverordening In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking
-5-
Titel 1 Algemene dienstverlening Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand 1.1.1 Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap op: 1.1.1.1 Maandag tot en met vrijdag (inclusief loper) 1.1.1.2 Op zaterdag en zondag, door het gemeentebestuur aangewezen verplichte ADV dagen of algemeen erkende feestdagen, waaronder worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen (inclusief loper) 1.1.2 Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk indien daarbij gebruik gemaakt wordt van de trouwzaal of een andere door de gemeente hiertoe aangewezen ruimte op: 1.1.2.1 Maandag tot en met vrijdag 1.1.2.2 Op zaterdag en zondag, door het gemeentebestuur aangewezen verplichte ADV dagen of algemeen erkende feestdagen, waaronder worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen 1.1.3 Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek (voorshands nog geen tarief) 1.1.4 Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek (voorshands nog geen tarief) 1.1.5 Het tarief bedraagt voor het verstrekken van: 1.1.5.1 een trouwboekje of partnerschapboekje 1.1.6 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een lijst waarop zijn vermeld: 1.1.6.1 alle op één dag, in één week of in één maand geborenen en overledenen, voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermelde aangifte 1.1.6.2 alle op één dag, in één week of in één maand ondertrouwde en getrouwde paren of geregistreerde partners, als voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermeld paar 1.1.7 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van lijsten als in 1.1.6.1 en 1.1.6.2 bedoeld: 1.1.8 Het tarief bedraagt voor het doen van naspeuringen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier 1.1.9 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand:. voor elk afschrift van een akte van de burgerlijke stand voor elk uittreksel van een akte van geboorte, van huwelijk, van registratie van een partnerschap of van overlijden voor elke verklaring van huwelijksbevoegdheid als bedoeld in artikel 49a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek voor elk meertalig uittreksel uit een akte van de burgerlijke stand 1.1.10 Voor het gebruik maken van de diensten van gemeenteambtenaren voor het fungeren als getuige bij een huwelijksvoltrekking of partnerregistratie, per ingestelde ambtenaar
€ 359,00
€ 889,00
€ 359,00
€ 889,00
€ 0,00
€ 0,00 € 27,40
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t. € 10,00
€ 11,50 € 11,50 € 20,70 € 11,50
€ 15,25
-6Hoofdstuk 2 Reisdocumenten 1.2.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.2.1.1 tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen 1.2.1.2 tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1.1 (zakenpaspoort) 1.2.1.3 tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort) 1.2.1.4 tot het bijschrijven van een kind in een reisdocument als bedoeld in 1.2.1.1, 1.2.1.2 en 1.2.1.3 direct bij de aanvraag van dit nieuwe reisdocument 1.2.1.5 tot het bijschrijven van een kind door middel van een bijschrijvingssticker in een al uitgegeven reisdocument als bedoeld in 1.2.1.1, 1.2.1.2 en 1.2.1.3 1.2.1.6 tot het aanbrengen van een wijziging anders dan bedoeld in 1.2.1.5 in een reisdocument als bedoeld in 1.2.1.1, 1.2.1.2 en 1.2.1.3 1.2.1.7 tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen in de leeftijd tot en met dertien jaar 1.2.1.8 tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen in de leeftijd van veertien jaar en ouder 1.2.2 De tarieven genoemd in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.3 alsmede in 1.2.1.7 en 1.2.1.8 worden bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag van 1.2.3 Het tarief genoemd in 1.2.2 wordt bij een gecombineerde spoedlevering van een nieuw reisdocument als bedoeld in 1.2.1.1, 1.2.1.2 en 1.2.1.3 en het bijschrijven van één of meer kinderen als bedoeld in 1.2.1.4, slechts één keer per reisdocument berekend. 1.2.4 Het tarief genoemd in onderdeel 1.2.1.5 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag per bijschrijvingssticker van 1.2.5 Indien aan de aanvrager van een reisdocument eerder een reisdocument werd verstrekt en dit document bij de aanvraag niet compleet kan worden overlegd, worden ter zake verschuldigde leges verhoogd met
Hoofdstuk 3 Rijbewijzen 1.3.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs 1.3.2 Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met 1.3.3 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van gegevens uit het Centraal Register Rijbewijzen 1.3.4 Indien aan de aanvrager van een rijbewijs eerder een rijbewijs werd verstrekt en dit document bij de aanvraag niet compleet kan worden overlegd, worden ter zake verschuldigde leges verhoogd met
€ 52,00
€ 58,00
€ 52,00
€ 9,00 € 21,00 € 9,00 € 9,00 € 43,00
€ 45,00
€ 21,00
€ 22,00
€ 33,00 € 33,50 € 4,45 € 22,00
-7-
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens 1.4.1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 1.4.3 en 1.4.4, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens moet worden geraadpleegd. 1.4.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.4.2.1 tot het verstrekken van gegevens, per verstrekking € 4,60 1.4.2.2 tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar: 1.4.2.2.1 voor 100 verstrekkingen € 251,00 1.4.2.2.2 voor 500 verstrekkingen € 639,00 1.4.2.2.3 voor 1.000 verstrekkingen € 865,00 1.4.2.2.4 voor 5.000 verstrekkingen € 2.614,00 1.4.2.2.5 voor 10.000 verstrekkingen € 3.492,00 1.4.2.3 tot het afsluiten van een abonnement op het wekelijks verstrekken van een opgave van verhuizingen binnen de gemeente, vertrekken uit de gemeente en vestigingen in de gemeente € 251,00 1.4.3 Voor de toepassing van onderdeel 1.4.4 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon die niet zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. 1.4.4 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.4.4.1 tot het verstrekken van gegevens: per verstrekking € 4,60 1.4.4.2 tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar: 1.4.4.2.1 voor 100 verstrekkingen € 251,00 1.4.4.2.2 voor 500 verstrekkingen € 639,00 1.4.4.2.3 voor 1.000 verstrekkingen € 865,00 1.4.4.2.4 voor 5.000 verstrekkingen € 2.614,00 1.4.4.2.5 voor 10.000 verstrekkingen € 3.492,00 1.4.5 In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens € 2,27 1.4.6 Het tarief bedraagt voor het op verzoek doornemen van de gemeentelijke basisadministratie, voor ieder daaraan besteed kwartier € 15,25 1.4.7 Voor een afschrift als bedoeld in artikel 79, lid 3 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens € 8,75
Hoofdstuk 5 Verstrekkingen uit het Kiezersregister 1.5 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een inlichting betreffende de registratie van de aanvrager als kiezer bedoeld in artikel D4 van de Kieswet
€ 7,00
-8-
Hoofdstuk 6 Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens 1.6.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens: 1.6.1.1 bij verstrekking op papier, indien het afschrift bestaat uit: 1.6.1.1.1 ten hoogste 100 pagina’s, per pagina met een maximum per bericht van 1.6.1.1.2 meer dan 100 pagina’s 1.6.1.2 bij verstrekking anders dan op papier 1.6.1.3 dat bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking 1.6.2 Indien voor hetzelfde bericht op grond van de onderdelen 1.6.1.1, 1.6.1.2 en 1.6.1.3 meerdere vergoedingen kunnen worden gevraagd, wordt slechts de hoogste gevraagd. 1.6.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzet als bedoeld in artikel 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens
Hoofdstuk 7 Bestuursstukken 1.7.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.7.1.1 een exemplaar van de gemeentebegroting 1.7.1.2 een exemplaar van de gemeenterekening 1.7.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.7.2.1 tot het verstrekken van: 1.7.2.1.1 een afschrift van het verslag van een raadsvergadering 1.7.2.1.2 een afschrift van de voorstellen behorende bij een raadsvergadering 1.7.2.2 tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar: 1.7.2.2.1 op de verslagen van de raadsvergaderingen 1.7.2.2.2 op de voorstellen behorende bij de raadsvergaderingen 1.7.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.7.3.1 tot het verstrekken van: 1.7.3.1.1 een afschrift van het verslag van een vergadering van een raadscommissie, per pagina 1.7.3.1.2 een afschrift van de stukken behorende bij een vergadering van een raadscommissie, per pagina 1.7.3.2 tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar: 1.7.3.2.1 op de verslagen van de vergaderingen van een raadscommissie 1.7.3.2.2 op de stukken behorende bij de vergaderingen van een raadscommissie 1.7.4 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.7.4.1 tot het verstrekken van het gemeenteblad 1.7.4.2 tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar op het gemeenteblad 1.7.5 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.7.5.1 een afschrift van de Bouwverordening 1.7.5.2 een afschrift van de toelichting op de Bouwverordening 1.7.5.3 een afschrift van de Algemene Plaatselijke verordening 1.7.5.4 een afschrift voor een andere verordening
€ 0,23 € 4,50 € 22,50 € 4,50 € 22,50
€ 4,50
€ 33,50 € 33,50
€ 3,35 € 6,70 € 33.50 € 66,00
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. € 33,50 € 27,90 € 16,75 € 12,35
-9-
Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie 1.8.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.8.1.1 betreffende voorschriften en toelichting bestemmingsplan e.d.: tot en met 15 pagina’s, per pagina van 16 tot en met 30 pagina’s van 31 tot en met 70 pagina’s vanaf pagina 71, per pagina 1.8.1.2 betreffende plankaart: formaat tot A2, per plankaart 1.8.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit: 1.8.2.1 de gemeentelijke basisregistratie adressen of de gemeentelijke basisregistratie gebouwen, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen 1.8.2.2 de legger bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet 1.8.2.3 de inschrijving in het register bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 1.8.2.4 het openbare register van beschermde monumenten bedoeld in artikel 20 van de Monumentenwet 1988 1.8.2.5 het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen, dan wel tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen 1.8.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kopieën van: 1.8.3.1 het gemeentelijke adressenbestand of delen daarvan, per adres 1.8.3.2 het gemeentelijke relatiebestand adres-kadastraal perceel of delen daarvan, per gelegde relatie 1.8.3.3 het gemeentelijke adrescoördinatenbestand of delen daarvan, per adrescoördinaat
Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken 1.9 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.9.1 tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag 1.9.2 tot het verkrijgen van een attestatie de vita 1.9.3 tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening
Hoofdstuk 10 Gemeentearchief 1.10.1 Het tarief bedraagt voor het op verzoek: 1.10.1.1 doen van naspeuringen in de in het gemeentearchief berustende stukken, voor ieder daaraan besteed kwartier 1.10.1.2 verlenen van inzage in bescheiden uit het archief betreffende een bestaand bouwwerk, voor elk hieraan besteed kwartier of gedeelte daarvan 1.10.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: 1.10.2.1 een afschrift of fotokopie van een in het gemeentearchief berustend stuk, per pagina 1.10.2.2 een uittreksel uit een in het gemeentearchief berustend stuk
€ 0,50 € 8,40 € 10,90 € 0,05 € 7,60
€ 14,70 € 14,70 n.v.t. n.v.t.
€ 9,15
€ 14,70 € 14,70 € 14,70
€ 30,05 € 4,60 € 4,60
€ 14,90 € 14,90
€ 0,50 € 4,55
- 10 -
Hoofdstuk 11 Huisvestingswet 1.11 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.11.1 tot het verkrijgen van een voorrangsverklaring als bedoeld in de huisvestingsverordening Hoofdstuk 12 Leegstandwet 1.12 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.12.1 tot het verkrijgen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandwet 1.12.2 tot verlenging van een vergunning tot tijdelijke verhuur van woonruimte als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Leegstandwet
Hoofdstuk 13 Gemeentegarantie 1.13 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.13.1 tot het verkrijgen van een gemeentegarantie 1.13.2 tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening Hoofdstuk 14 Marktstandplaatsen 1.14 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: 1.14.1 een standplaatsvergunning als bedoeld in artikel 6 van de Marktverordening 2006 Toelichting: Dit tarief is opgenomen in de Verordening marktgelden 2011
Hoofdstuk 15 Winkeltijdenwet 1.15 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.15.1 voor een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet of het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet Hoofdstuk 16 Kansspelen 1.16.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen: 1.16.1.1 voor een periode van twaalf maanden voor één speelautomaat 1.16.1.2 voor een periode van twaalf maanden voor twee of meer speelautomaten, voor de eerste speelautomaat en voor iedere volgende speelautomaat 1.16.1.3 Indien de aanwezigheidsvergunning geldt voor een tijdvak, korter dan 12 maanden of langer dan 12 maanden doch ten hoogste 4 jaar dan worden genoemde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van de vergunning verlaagd onderscheidenlijk verhoogd. 1.16.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de kansspelen (loterijvergunning) 1.16.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de kansspelen (prijsvraagvergunning)
€ 54,85
€ 16,50 € 8,10
€ 16,50 € 8,10
Zie de martkgelden
€ 16,50
€ 56,50 € 56,50 € 34,00
€ 16,50
€ 16,50
- 11 -
Hoofdstuk 17 Kinderopvang 1.17 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.17.1 een uittreksel uit het register bedoeld in artikel 46 van de Wet kinderopvang, per uittreksel n.v.t. 1.17.2 inlichtingen over gegevens die zijn opgenomen in het register bedoeld in artikel 46 van de Wet kinderopvang, per verstrekking n.v.t. Toelichting: In Sliedrecht worden de inlichtingen door de kinderopvangcentra zelf aan de aanvragers verstrekt.
Hoofdstuk 18 Telecommunicatie 1.18.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet 1.18.1.1 indien het betreft werkzaamheden in tegel-, klinker- en sierbestratingen, alsmede gesloten verhardingen, voor zover de werkzaamheden plaatsvinden in of op openbare gemeentegrond, per strekkende meter sleuf verhoogd met 1.18.1.2 indien het betreft werkzaamheden in bermen, groenstroken en dergelijke, voor zover de werkzaamheden plaatsvinden in of op openbare gemeentegrond, per strekkende meter sleuf verhoogd met 1.18.1.3 indien met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, verhoogd met 1.18.1.4 indien de melder verzoekt om een inhoudelijke afstemming bij de beoordeling van aanvragen als bedoeld in artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet, verhoogd met 1.18.1.5 indien met betrekking tot een melding onderzoek naar de status van de kabel plaatsvindt, verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de melding aan de melder meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. 1.18.2 Indien een begroting als bedoeld in 1.18.1.5 is uitgebracht, wordt een melding in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de melder ter kennis is gebracht, tenzij de melding voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken. Dit onderdeel is in behandeling bij de afdeling W&W.
Hoofdstuk 19 Verkeer en vervoer 1.19 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.19.1 tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 1.19.2 tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 van de Regeling voertuigen 1.19.3 tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) 1.19.4 tot het plaatsen van een verkeersbord waarmee een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven, als bedoeld in artikel 67
nog niet in gebruik
€ 16,65 € 16,65
€ 6,00 € 150,00
- 12 -
1.19.5
RVV en 29 BABW tot het wijzigen of verplaatsen van een kentekenbord bij een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats, als bedoeld in artikel 67 RVV en 29 BABW
Hoofdstuk 20 Diversen 1.20.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.20.1.1 tot het verkrijgen van een vergunning voor het vissen in de openbare wateren van de gemeente 1.20.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van informatie betreffende een bestaand bouwwerk op bestandsgrootte: A4 tot en met 15 pagina’s per pagina van 16 tot en met 30 pagina’s van 31 tot en met 70 pagina’s van 71 tot en met 110 pagina’s vanaf pagina 111 per pagina tekening per kopie A3 per pagina tekening per kopie A2 prijs tot en met 3 kopieën per kopie prijs kopie 4 per kopie prijs kopie 5 per kopie prijs kopie 6 per kopie prijs kopie 7 per kopie prijs kopie 8 en verder per kopie A1 prijs tot en met 3 kopieën per kopie prijs kopie 4 per kopie prijs kopie 5 per kopie prijs kopie 6 per kopie prijs kopie 7 per kopie prijs kopie 8 en verder per kopie A0 prijs tot en met 3 kopieën per kopie prijs kopie 4 per kopie prijs kopie 5 per kopie prijs kopie 6 per kopie prijs kopie 7 per kopie prijs kopie 8 en verder per kopie 1.20.3 een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen 1.20.4 stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
€ 50,00
€ 2,30
€ 0,60 € 11,65 € 14,70 € 17,75 € 0,10 € 7,60 € 1,00 € 10,15 € 12,70 € 7,60 € 6,35 € 5,35 € 4,30 € 3,30 € 13,95 € 8,65 € 7,60 € 6,35 € 5,35 € 4,30 € 16,00 € 10,65 € 9,65 € 8,65 € 7,60 € 6,35 € 4,55 € 4,55
- 13 -
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen 2.1.1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: 2.1.1.1 aanlegkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft; 2.1.1.2 bouwkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; 2.1.1.3 sloopkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de sloopkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien het slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; 2.1.1.4 Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 2.1.2 In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. 2.1.3 In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
Hoofdstuk 2 Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag 2.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 2.2.1 om vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een voorgenomen project in het kader van de Wabo vergunbaar is 2.2.2 om beoordeling van een conceptaanvraag om een omgevingsvergunning: van de leges zoals deze bij een daadwerkelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project zouden worden vastgesteld. Met een minimum bedrag van
n.v.t. 25%
€ 116,00
- 14 -
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning 2.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. 2.3.1 2.3.1.1
2.3.1.1.1 2.3.1.1.2 2.3.1.1.3 2.3.1.1.4 2.3.1.1.5
2.3.1.2
2.3.1.2.1 2.3.1.2.2 2.3.1.2.3
2.3.1.2.4
2.3.1.2.5
2.3.1.2.6
2.3.1.2.7
2.3.1.3
Bouwactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: indien de bouwkosten niet meer dan € 9.700,-- bedragen: van de bouwkosten, met een minimum van: vermeerderd met van de bouwkosten van € 9.701,-- t/m € 37.800,-- ; vermeerderd met over de bouwkosten van € 37.801,-- t/m € 190.800,--, vermeerderd met over de bouwkosten van € 190.801,-- t/m € 381.500,--, vermeerderd met over de bouwkosten van € 381.501,-- en hoger. Welstandstoets Indien in verband met een toetsing aan de welstandscriteria hierover een advies van de welstandscommissie behoeft te worden ingewonnen wordt het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel 2.3.1.1 verhoogd voor: reclames met bouwkosten lager dan € 4.000,-- met bouwkosten van € 4.000,-- tot € 25.000,-- met te verhogen met van de bouwkosten. bouwkosten van € 25.000,-- tot € 120.000,-- met te verhogen met van de bouwkosten. bouwkosten van € 120.000,-- tot € 230.000,-- met te verhogen met van de bouwkosten. bouwkosten van € 230.000,-- tot € 455.000,-- met te verhogen met van de bouwkosten. bouwkosten van € 455.000,-- en hoger met te verhogen met van de bouwkosten tot een maximum van € 20.000.000,-- aan bouwkosten Verplicht advies agrarische commissie Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld:
2,91%, € 116,00 2,79% 2,56% 2,32% 2,08%
€ 55,00 € 55,00 € 51,00 0,2% € 77,00 0,11% € 123,00 0,11% € 262,00 0,06% € 494,00 0,025%
€ 605,00
- 15 -
2.3.1.4
2.3.1.5
2.3.1.6
Achteraf ingediende aanvraag Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit: van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges. Beoordeling aanvullende gegevens Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van aanvullende gegevens die worden ingediend nadat de in dat onderdeel bedoelde aanvraag al in behandeling is genomen:
125%
n.v.t.
Verhoging in verband met toetsing brandveiligheid Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan dat tevens uit een oogpunt van brandveiligheid wordt beoordeeld, wordt het verschuldigde bedrag tarief op grond van onderdeel 2.2 verhoogd, gebaseerd op het te beoordelen oppervlak, één en ander volgens onderstaande tabel: Oppervlakte
1*
2*
3*
<
100 m²
€ 334,45
€ 519,50
€ 1647,95
<
500 m²
€ 466,00
€ 709,80
€ 2193,20
< 1.000 m²
€ 519,50
€ 783,90
€ 3289,80
<
½ ha
€ 630,60
€ 953,60
€ 3893,65
>
½ ha
€ 689,20
€ 1027,70
€ 4662,10
*)1. voor bouw en middenstand; 2. voor bouw ambachtelijke bedrijven en middelgrote industrieën 3. voor grote industrieën.
2.3.2
2.3.3
Aanlegactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief: indien de aanlegkosten niet meer dan € 9.700,-- bedragen van de aanlegkosten met een minimumtarief van vermeerderd met over de aanlegkosten van € 9.701,-- t/m € 37.800,--, vermeerderd met over de aanlegkosten van € 37.801,-- t/m € 190.800,--, vermeerderd met over de aanlegkosten van € 190.801,-- t/m € 381.500,--, vermeerderd met over de aanlegkosten van € 381.501,-- en hoger. Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en
2,91% € 116,00 2,79% 2,56% 2,32% 2,08%
- 16 -
2.3.3.1 2.3.3.2 2.3.3.3 2.3.3.4 2.3.3.5 2.3.3.6
2.3.3.7
2.3.3.8
2.3.4
2.3.4.1 2.3.4.2 2.3.4.3 2.3.4.4 2.3.4.5 2.3.4.6
2.3.4.7
2.3.4.8
2.3.5 2.3.5.1
tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1: indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking): indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking): indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit):
Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking): indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking) indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit): In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een
€ 257,50 € 257,50 € 4.500,-€ 757,50 € 257,50
€ 257,50
€ 257,50 € 257,50
€ 257,50 € 257,50 € 4.500,€ 757,50 € 257,50
€ 257,50
€ 257,50; € 257,50;
€ 226,00
- 17 -
2.3.5.1.1
2.3.5.2
2.3.5.2.1
2.3.5.2.2
2.3.6 2.3.6.1
2.3.6.1.1 2.3.6.1.2 2.3.6.1.3
2.3.7 2.3.7.1 2.3.7.1.1
2.3.7.1.2
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief: vermeerderd met een toeslag als hieronder aangegeven. Voor een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte: Cat. 1: 0 t/m 100m² € 226,-Cat. 2: 101 t/m 200m² € 93,-- + € 1,37 per m² Cat. 3: 501 t/m 2.000m² € 514,-- + € 0,54 per m² Cat. 4: 2.001 t/m 5.000m² € 1.277,-- + € 0,12 per m² Cat. 5: 5.001 t/m 50.000m² € 1.757,-- + € 0,03 per m² Cat. 6: meer dan 50.001m² € 2.796,-- + € 0,01 per m² Indien de aanvraag om vergunning als bedoeld in 2.3.5.1 betrekking heeft op een vergunning tot wijziging, dan wel uitbreiding van een vergunning bedraagt het legestarief indien het betreft: uitbreiding van de inrichting, met dien verstande dat de uitbreiding tenminste 10% van de oorspronkelijke gebruiksoppervlakte beslaat het legestarief vermeld in 2.7.1, met dien verstande dat de toeslag uitsluitend wordt berekend over de oppervlakte van de uitbreiding herindeling, interne verbouwing of gewijzigd gebruik van de gehele inrichting, dan wel een deel van de inrichting, met dien verstande dat deze herindeling tenminste 10% van de gebruiksoppervlakte beslaat van het legestarief vermeld onder 2.7.1 met dien verstande dat de toeslag uitsluitend wordt berekend over de oppervlakte van de herindeling, interne verbouwing of gewijzigd gebruik Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening of de Erfgoedverordening Sliedrecht 2010 aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening of artikel 10, tweede lid, van die gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: voor het slopen: voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument: voor het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht:
Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk bedraagt het tarief: in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo: in gevallen waarvoor op grond van artikel 8.1.1 van de Bouwverordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo,
50%
€ 163,00 n.v.t. n.v.t.
€ 163,00 € 163,00
- 18 2.3.7.2
2.3.8
2.3.9
2.3.10
2.3.11
2.3.11.1 2.3.11.2
2.3.12 2.3.12.1
2.3.12.2
Asbesthoudende materialen Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.7.1.2 bedraagt het tarief, indien de in die onderdelen bedoelde aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk waarin asbest of een asbesthoudend product aanwezig is:
€ 163,00
Aanleggen of veranderen weg Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2:7 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€ 16,65
Uitweg/inrit Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2:8 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€ 16,65
Kappen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2 van de Bomenverordening Sliedrecht 2009 een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€ 16,65
Opslag van roerende zaken Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op de opslag van roerende zaken in een bepaald gedeelte van de, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: indien de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j, van de Wabo: indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder k, van de Wabo:
Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelingen in een beschermd natuurgebied die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis of voor de dieren of planten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 bedraagt het tarief: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen gebied als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998
n.v.t.
n.v.t.
€ 116,00
€ 116,00
- 19 -
2.3.13
2.3.14
2.3.14.1
2.3.14.2
2.3.14.2.1
2.3.14.2.2
2.3.15
2.3.15.1
2.3.15.2
2.3.16
2.3.16.1 2.3.16.2
Handelingen in het kader van de Flora- en Faunawet Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een handeling waarvoor op grond van artikel 75, derde lid, van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is, bedraagt het tarief
Andere activiteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling: behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, bedraagt het tarief: behoort tot een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapsverordening aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: als het een gemeentelijke verordening betreft: het bedrag dat op grond van deze tarieventabel voor de betreffende vergunning of ontheffing verschuldigd is als de activiteit zou worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning. Als de activiteit in geen enkel geval kan worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning bedraagt het tarief: als het een provinciale of waterschapsverordening betreft: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in de eerste volzin is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
€ 257,50
€ 116,00
€ 116,00
Omgevingsvergunning in twee fasen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief per fase: voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft; voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.
Beoordeling bodemrapport Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld: voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport de door de
€ 320,00
- 20 gemeente verschuldigde advieskosten van de externe adviseur.
2.3.17 2.3.17.1
2.3.17.2
2.3.18 2.3.18.1
2.3.18.1.1 2.3.18.1.2
2.3.18.2
Advies Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in 2.3.17.1 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
Verklaring van geen bedenkingen Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo: indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in 2.3.18.1.2 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
Hoofdstuk 4 Vermindering 2.4.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg of beoordeling van een conceptaanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van het vooroverleg of de beoordeling van de conceptaanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3. 2.4.2 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op meer dan vijf activiteiten, bestaat aanspraak op vermindering van leges, met uitzondering van het legesdeel in verband met adviezen of verklaringen van geen bedenkingen als bedoeld in de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18. De vermindering bedraagt: 2.4.2.1 bij 5 tot 10 activiteiten: van de voor die activiteiten verschuldigde leges; 2.4.2.2 bij 10 tot 15 activiteiten: van de voor die activiteiten verschuldigde leges; 2.4.2.3 bij 15 of meer activiteiten: van de voor die activiteiten verschuldigde leges.
€ 257,50
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
- 21 -
Hoofdstuk 5 Teruggaaf 2.5.1 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1.1 t/m 2.3.1.1.5 en 2.3.2, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: 2.5.1.1 indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 2 weken na het in behandeling nemen ervan van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges; 2.5.1.2 indien de aanvraag wordt ingetrokken na 2 weken na het in behandeling nemen ervan van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges;
2.5.2
2.5.3 2.5.3.1
2.5.3.2
Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1.1 t/m 2.3.1.1.5 en 2.3.2, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 6 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt: van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.
Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1.1 t/m 2.3.1.1.5 en 2.3.2 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges. Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak.
2.5.4
Minimumbedrag voor teruggaaf Een bedrag minder dan € 200,-- wordt niet teruggegeven.
2.5.5
Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18 wordt geen teruggaaf verleend.
75 %
50 %
50 %
50 %
- 22 Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning 2.6 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.33, tweede lid, onder b, van de Wabo, tenzij onderdeel 2.5.2 van toepassing is:
€ 116,00
Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project 2.7 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project:
€ 116,00
Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten 2.8.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening 2.8.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening
€ 4.500,-
€ 257,50
Hoofdstuk 9 Sloopmelding 2.9 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een sloopmelding als bedoeld in artikel 8.2.1 van de Bouwverordening
€ 0,00
Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking 2.10 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking:
€ 116,00
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Hoofdstuk 1 Horeca 3.1.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 van de Dranken Horecawet 3.1.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet 3.1.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Dranken Horecawet
Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten 3.2.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot het in de gemeente venten: 3.2.1.1 a. voor één dag 3.2.1.2 b. voor één week 3.2.1.3 c. voor één maand
€ 115,20 € 57,60
€ 21,60
€ 4,75 € 10,05 € 20,60
- 23 3.2.1.4 3.2.2. 3.2.3.
3.2.4 3.2.4.1 3.2.4.2 3.2.4.3 3.2.4.4 3.2.4.5 3.2.5
d. voor één jaar Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor reclametekens Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot het houden van een filmvertoning, bazaars, fancy-fairs en dergelijke gelegenheden Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een dansvergunning: a. geldig voor één dag of gedeelte daarvan b. geldig voor één week of gedeelte daarvan c. geldig voor één maand of gedeelte daarvan d. geldig voor één jaar of gedeelte daarvan e. geldig langer dan één jaar dan wel tot wederopzegging Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het sluitingsuur voor café's, restaurants, bars en dergelijke gelegenheden, bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening per ontheffing
Hoofdstuk 3 Prostitutiebedrijven 3.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: 3.3.1 een exploitatievergunning of wijziging van een exploitatievergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf 3.3.2 Voor de werkzaamheden verbonden aan de beoordeling van een keuringsrapport, behorende bij de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, genoemd in 3.3.1, worden de leges verhoogd met
€ 47,15 € 21,15
€ 16,45
€ 16,45 € 20,00 € 27,00 € 41,10 € 79,60
€ 16,65
€ 113,00
€ 614,00
Hoofdstuk 4 Splitsingsvergunning woonruimte 3.4 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Huisvestingswet
€ 16,65
Hoofdstuk 5 Leefmilieuverordening 3.5 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een ontheffing of vergunning als bedoeld in de Leefmilieuverordening
n.v.t.
Hoofdstuk 6 Brandbeveiligingsverordening 3.6 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning met betrekking tot het brandveilig gebruik van een inrichting, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Brandbeveiligingsverordening
€ 16,65
Hoofdstuk 7 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking 3.7 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking € 16,65 Behorende bij raadsbesluit van 6 december 2010.
- 24 -
De griffier van de gemeente Sliedrecht,
A. Overbeek
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening rioolheffing 2011
Verantwoordelijke afdeling
Weg- en Waterbouw De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft; d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven: a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel. 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Vrijstellingen 1. De belasting wordt niet geheven van percelen met een aansluiting op de gemeentelijke riolering uitsluitend voor de afvoer van hemel- en grondwater met een vloeroppervlakte kleiner dan 50 vierkante meter. 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1, letter a, wordt niet geheven ter zake van percelen welke: 1. in hoofdzaak zijn bestemd te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van eigendommen die worden gebruikt voor het geven van onderwijs; 2. in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Artikel 5 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Artikel 6 Maatstaf van heffing 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel. 2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een: a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd. Artikel 7 Belastingtarieven 1. Het eigenarendeel bedraagt per jaar per perceel € 133,22. 2. Het gebruikersdeel bedraagt per jaar: a. € 66,60 bij 0 m3 tot en met 250 m3 afvalwater; b. indien meer dan 250 m3 afvalwater wordt afgevoerd, wordt het onder a. vermelde bedrag verhoogd met € 33,24 voor elke hoeveelheid van 50 m3 afvalwater of een gedeelte daarvan. Artikel 8 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 9 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt. Artikel 11 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.500, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in gelijke termijnen van minimaal € 5, waarbij de laatste termijn vervalt op de laatste dag van de tiende maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de eerdere termijnen telkens een maand eerder. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening rioolheffing 2010” van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2011'. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier
De voorzitter
A. Overbeek
M.C. Boevée
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening onroerende-zaakbelastingen 2011
Verantwoordelijke afdeling
Planning & Control De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen Sliedrecht 2011. Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.
j.
onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; deze vrijstelling geldt niet voor de eigenarenbelasting, voor zover de gemeente van die onroerende zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht; k. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria; deze vrijstelling geldt niet voor de gebruikersbelasting, voor zover delen van zodanige onroerende zaken dienen als woning; l. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwen- welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; m. ongebouwde eigendommen, niet zijnde aanhorigheden van gebouwde eigendommen; n. onroerende zaken die uitsluitend bestaan uit een ongebouwd eigendom, een gedeelte van een ongebouwd eigendom of een samenstel van twee of meer ongebouwde eigendommen of gedeelten van ongebouwde eigendommen. 2. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. bij de gebruikersbelasting 0,0990 %; b. bij de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0874 %; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1339 %. 2. Geen belasting wordt geheven indien de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak blijft beneden € 12.000. 3. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro’s. 4. Voor belastingaanslagen van minder dan € 10 vindt geen invordering plaats. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.500, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in gelijke termijnen van minimaal € 5, waarbij de laatste termijn vervalt op de laatste dag van de tiende maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de eerdere termijnen telkens een maand eerder. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2010” van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2011". Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening hondenbelasting 2011
Verantwoordelijke afdeling
Planning & Control De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de artikel 226 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2011. Artikel 1 Belastbaar feit Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente. Artikel 2 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is de houder van een hond; 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is; 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. Artikel 3 Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven ter zake van honden: a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden; b. die jonger zijn dan twee maanden; c. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met begeleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag aan de politie ter beschikking te stellen. Artikel 4 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief 1. De belasting bedraagt per belastingjaar a. voor de eerste hond € 64,32; b. voor de tweede hond € 107,76; c. voor iedere hond boven het aantal van twee € 172,20; 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 877,92 per kennel. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting , respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel wordt van de belastingplichtige, die zich in de loop van het belastingjaar in onze gemeente vestigt en die ten genoegen van het college van burgemeester en wethouders aantoont dat hij in de gemeente van herkomst voor dezelfde hond(en) over een bepaald tijdvak van het belastingjaar is of wordt aangeslagen en geen dan wel slechts gedeeltelijk aanspraak op vermindering of ontheffing kan doen gelden, slechts voor het nog resterende gedeelte van het belastingjaar geheven. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, zonder dat in hetzelfde belastingjaar opnieuw belastingplicht intreedt, bestaat aanspraak op ontheffing c.q. terugbetaling van reeds betaalde belasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. De aanvraag ter bekoming van deze ontheffing c.q. teruggaaf behoort duidelijk aan te geven de reden van het ophouden van de belastingplicht, alsmede de naam en woonplaats van degene, aan wie de hond eventueel werd overgedaan. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 3.500, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in gelijke termijnen van minimaal € 5, waarbij de laatste termijn vervalt op de laatste dag van de tiende maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de eerdere termijnen telkens een maand eerder.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De "Verordening hondenbelasting 2010" van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2011". Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Versie geldig vanaf 1 januari 2011
Verordening precariobelasting 2011
Verantwoordelijke afdeling
Bestuurszaken en Veiligheid De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen artikel 216 en 228 van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van precariobelastingen 2011. Artikel 1 Belastbaar feit. Tenzij daaromtrent in andere verordeningen, overeenkomsten of concessies bepalingen zijn of worden opgenomen, worden in deze gemeente onder de naam precariobelasting belastingen geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Artikel 2 Belastingplicht. De belastingen worden geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, de in artikel 1, bedoelde voorwerpen worden aangetroffen. Artikel 3 Wijze van heffing en betaling. 1. De belastingen worden geheven bij wege van aanslag dan wel bij wege van een gedagtekende kennisgeving waaronder mede wordt begrepen een nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld. 2. De belastingen geheven bij wege van aanslag dienen te worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet. 3. De belastingen geheven op andere wijze dienen te worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 4 Belastingjaar. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 5 Begripsomschrijving. 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder: a. een jaar: een kalender jaar; b. een maand: een kalendermaand; c. een week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen; d. een dag: een periode van vierentwintig achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur.
2. Indien de belasting als bedoeld in artikel 1, onder b, is vastgesteld per m², wordt de belasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald. 3. Indien enige in deze verordening genoemde belasting geheven wordt per eenheid van tijd of afmeting, worden gedeelten daarvan voor een geheel gerekend. 4. Waar in deze verordening uitsluitend een tarief per jaar is vastgesteld, wordt indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat, de belasting geheven over zoveel twaalfde gedeelte van de voor een jaar verschuldigde belasting, als er na aanvang van de heffingsplicht nog volle kalendermaanden overblijven, de maand van aanvang van de heffingsplicht inbegrepen. 5. Ingeval van samenloop van tariefsbepaling wordt slechts één tarief toegepast, en wel indien de tarieven verschillen, het laagste tarief. Artikel 6 Vrijstellingen. Geen belastingen worden geheven: 1. indien het gebruik of het hebben van voorwerpen strekt tot een liefdadig doel of bevordering van de wetenschap, kunst of een ander algemeen belang; 2. voor het hebben van brievenbussen, postzegelautomaten of telefooncellen; 3. voor het hebben van wegwijzers of soortgelijke voorwerpen van de A.N.W.B. 4. terzake van voorwerpen of werken, welke door of vanwege het rijk en de provincie bij de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak zijn aangebracht of geplaatst; 5. terzake van voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde; 6. voor het hebben van aanplakborden voor verkiezingsdoeleinden; 7. terzake van bloemen- of plantenbakken; 8. terzake van rijwielrekken, -standaards en -tegels; 9. terzake van verlichtingsapparatuur ten behoeve van gevel of straatversiering, mits niet permanent en voor ten hoogste zes achtereenvolgende weken aangebracht en mits geen commerciële reclame of soortgelijke aanduidingen bevattende; 10. ter zake van het in gebruik nemen van gemeentegrond dan wel het hebben van voorwerpen op de openbare weg bij niet-commerciële activiteiten. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld. 1. De belastingen die in deze verordening per jaar worden geheven zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de in het eerste lid genoemde belastingen verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, de maand van aanvang inbegrepen. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de in het eerste lid genoemde belastingen aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, de maand van aanvang inbegrepen. 4. De belastingen die in deze verordening niet per jaar worden geheven zijn verschuldigd bij de aanvang van het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond. Artikel 8 Tarief. A. De belasting bedraagt voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 1: 1. Terrassen Voor het hebben van banken, stoelen, tafels, windschermen en dergelijke bestemd voor horecadoeleinden per 5 m² of een gedeelte daarvan per: - dag € 2,23 met een minimum van € 22,30
met een maximum van € 223,00 week € 6,60 met een minimum van € 66,00 met een maximum van € 277,00 - seizoen (maximaal van februari tot en met oktober) € 32,89 met een minimum van € 54,81 2. Tappunten Voor het hebben van een tappunt per: - dag € 27,41 - week € 54,91 3. Podia/attracties (niet zijnde de jaarlijkse kermis) Voor het plaatsen van een podium/attractie van maximaal 39 m² per: - dag € 6,60 - week € 13,20 4. Afsluiten openbare grond Voor het afsluiten van openbare grond voor het verkeer per straat, terrein of anderszins per: - dag € 12,69 - week € 63,79 - maand € 126,62 - per jaar € 1011,60 5. Muziektent Voor het in gebruik nemen van de muziektent per: - dag € 24,16 - week € 48,36 6. Maximumregeling In geval van activiteiten bestaande uit een combinatie van minimaal 2 onderdelen genoemd onder de punten 1 tot en met 5 bedraagt het maximale tarief per vergunninghouder per: - dag € 329,16 - week € 383,67 7. Braderieën e.d. Voor het hebben van kramen, terrassen, podia of voor het uitstallen van koopwaar ter gelegenheid van (openbare) activiteiten, niet zijnde de weekmarkt, per 5 m² of een gedeelte daarvan per: - dag € 2,23 met een maximum van € 223,00 - week € 4,42 met een maximum van € 442,00 8. Straat- of buurtfeesten Voor het in gebruik nemen van openbare grond ten behoeve van een straatof buurtfeest gedurende maximaal 2 dagen € 12,69 9. Driehoeksborden/sandwichborden (ex. artikel 2.1.5.1. van de APV Sliedrecht) Voor het plaatsen van driehoeksborden, sandwichborden, etc. per bord per week of een gedeelte daarvan € 1,12 10. Spandoeken Voor het plaatsen van spandoeken met een maximale afmeting van 8 meter, per week of gedeelte daarvan per spandoek € 4,36 11. Detailhandel Voor het uitstallen van koopwaar per 5 m² of een gedeelte daarvan per: - dag € 2,23 -
- week - maand - jaar 12. Standplaatsen (ambulante handel) Voor het innemen van een standplaats met een maximale oppervlakte van 20 m² per: - dag - week - maand - jaar B. voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 1: 1. een brandstofpomp, persgastankzuil of oliepomp, per pomp of zuil per jaar: voor een enkelvoudige pomp voor een meervoudige pomp 2. een apparaat voor het afleveren van lucht en water, per jaar 3. een olietank, deel uitmakende van een verwarmingsinstallatie, inclusief vulput en leidingen per jaar 4. een brandstof- of olietank, voorzover niet genoemd onder punt 3, per jaar 5. een vulput, in verbinding staand met een brandstof- of olietank, als bedoeld onder punt 4, per jaar en voor de bijbehorende leidingen per m¹ per jaar 6. voor het hebben van een loods, keet, afschutting, steiger of stelling, en voor het plaatsen van bouwmaterialen en gereedschappen buiten de keet bij bouwverrichtingen: a. per m² per week met een minimum van € 23,00; b. per m² per maand met een minimum van € 39,00; c. per m² per drie maanden met een minimum van € 66,00; d. per m² per zes maanden met een minimum van € 97,00; e. per m² per jaar met een minimum van € 127,00; 7. puin, mest en andere afvalstoffen, per ingenomen m² per dag met een minimum van 8. een reclamebord of een reclamezuil per jaar 9. antennedraden, geleidingen of kabels, per m¹ per jaar met een minimum van 10. automatische verkoopapparaten, weegapparaten en dergelijke: - bij een oppervlakte van minder dan 0,10 m², per jaar - bij een oppervlakte van 0,10 tot en met 0,20 m² per jaar - bij een oppervlakte van meer dan 0,20 m², per 0,10 m² meer, per jaar
€ 6,60 € 13,20 € 131,70
€ 7,66 € 22,99 € 45,98 € 459,80
€ 247,00 € 619,15 € 62,78 € 62,78 € 62,78 € 30,70 € 1,42
€ 0,23 € 0,39 € 0,66 € 0,97 € 1,27 € 0,66 € 6,60 € 18,63 € 1,29 € 6,39 € 6,34 € 9,29 € 2,59
Artikel 9 Overige tarieven Voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 1, buiten een der in deze verordening genoemde gevallen, bedraagt de te heffen belasting per 5 m² in gebruik genomen grondvlak of gedeelte daarvan: a. per dag € 2,28 b. per week € 6,80
c. per maand € 13,55 d. per jaar € 135,76 met dien verstande, dat de belasting niet geheven wordt voor motorrijtuigen op de openbare weg. Artikel 10 Kwijtschelding. Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting. Artikel 12 Inwerkingtreding. 1. De “Verordening precariobelasting 2010” van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing genoemd in het derde lid met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2011’. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 6 december 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée