Agenda Opiniërende bijeenkomst
Maandag 26 april 2010, 19.30 uur Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht
1. 2.
3. 4.
5.
6.
Opening Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Vaststellen agenda Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Rondvraag (mondelinge vragen o.g.v. artikel 45) Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. Verslagen en actielijst opiniërende bijeenkomst van 11 en 25 januari 2010 De raadsleden wordt gevraagd verslagen en actielijst vast te stellen.
Stukken
Richttijden 19.30-20.00
agenda 20.00-20.05 Informatiebrief 20.05-20.10 (komt vrijdag 23 april) 20.10-20.15
verslagen 11 en 25 januari 2010 actielijst
20.15-20.20
overzicht
20.20-20.25
Onderwerpen Burger en Bestuur
7.
8.
9.
10.
Ingekomen stukken De raadsleden worden gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen 2e Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 De raadsleden worden gevraagd de tweede wijziging vast te stellen Verordening Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 2010 De raadsleden worden gevraagd de Verordening GBA 2010 vast te stellen, waarin het stellen van nadere regels aan het college van burgemeester en wethouders wordt opgedragen Controleprotocol voor de accountantscontrole inzake de jaarrekening 2009 De raadsleden worden gevraagd het controleprotocol, inclusief het normenkader, vast te stellen
raadsvoorstel 20.25-20.30 raadsbesluit incl. verordening 20.30-20.35 raadsvoorstel raadsbesluit incl. aanpassing verordening
raadsvoorstel 20.35-20.40 raadsbesluit incl. controleprotocol normenkader
-2-
11.
Verordening Auditcommissie 2010 en wijziging Controleverordening De raadsleden worden gevraagd de wijziging in de controleverordening, die betrekking heeft op het instellen van een gemeentelijke auditcommissie, en daarna de verordening Auditcommissie 2010 vast te stellen
raadsvoorstel raadsbesluit, incl. wijzigingsvoorstel en verordening
20.40-20.45
overzicht
20.45-20.50
raadsvoorstel raadsbesluit
20.50-21.00
raadsvoorstel raadsbesluit, incl. verordening
21.00-21.10
overzicht
21.10-21.15
raadsvoorstel raadsbesluit
21.15-21.25
raadsvoorstel raadsbesluit tekening
21.25-21.40
Onderwerpen Welzijn en Zorg 12.
13.
14.
Ingekomen stukken De raadsleden worden gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen Ontwerpbegrotingswijziging 2010 Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk) De raadsleden worden gevraagd in te stemmen met de begrotingswijziging en geen bezwaren te uiten tegen de ontwerpbegrotingswijziging 2010 van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk gemeente Sliedrecht De raadsleden worden gevraagd de verordening vast te stellen
Onderwerpen Ruimte en Groen
15.
16.
17.
Ingekomen stukken De raadsleden worden gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. Verbetering trainingsveld Voetbal Vereniging Sliedrecht De raadsleden worden gevraagd met de volgende voorstellen in te stemmen: - Kennis te nemen van de wens van VVS om te onderzoeken of het mogelijk is om met het op 8 februari 2010 door de raad beschikbaar gestelde krediet, in plaats van een ingeweven kunstgrasveld, een volwaardig kunstgrasveld te realiseren. - Het beschikbaar gestelde krediet voor de realisatie van een "Grassmaster" trainingsveld te besteden aan een door de gemeente aan te leggen volwaardig kunstgrasveld en het krediet te verlagen van € 370.000 naar € 340.000. Het nemen van een voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van het Burgemeester Winklerplein en directe omgeving De raadsleden worden gevraagd om in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) voor: 1. het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein, een en ander zoals aangegeven op bijgaande tekening;
-3-
18.
19.
20.
2. voorts te bepalen dat het besluit in werking treedt op 21 mei 2010 Beslissing op het bezwaarschrift van de heer R. van de Weg en mevrouw S. de Jonge tegen het college besluit van 7 juli 2009 tot vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht ex artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten op drie locaties aan de Baanhoek te Sliedrecht, cq. tegen het besluit van uw raad van 28 september 2009 ex artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten De raadsleden worden gevraagd te besluiten 1. de bezwaren overeenkomstig het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften en met overneming van haar overwegingen ongegrond te verklaren; 2. reclamanten te informeren conform bijgevoegde concept brief. Aankoop van de voormalige apotheek aan de Rivierdijk 769 De raadsleden worden gevraagd in te stemmen met de aankoop van het onderhavige registergoed tegen de voorwaarden en condities zoals vermeld in de bijgevoegde koopovereenkomst Sluiting
raadsvoorstel raadsbesluit
21.40-21.45
raadsvoorstel raadsbesluit
21.45-21.50
De voorzitter, A. de Winter
De voorzitter gaat ervan uit dat alle technische en informatieve vragen voor de vergadering gesteld zijn aan de behandelend ambtenaar, zodat de vergadering hiermee niet wordt belast. De raadsvoorstellen en raadsbesluiten die op 26 april door de voorzitter worden aangeduid als ‘hamerstuk zonder stemverklaring’ worden in de Hamerraad van 10 mei 2010 vastgesteld. De raadsleden ontvangen voor 30 april 2010 een overzicht t.b.v. deze Hamerraad.
Vergaderstukken De (papieren) agenda en de voorstellen liggen vanaf donderdag 22 april 2010 ter inzage in de publiekshal van het gemeentekantoor aan de Industrieweg 11. De stukken liggen voor de (burger)raadsleden ter inzage in het raadhuis aan het Dr. Langeveldplein 30. Burgers die de stukken willen inzien, kunnen contact opnemen met de griffie voor een afspraak (0184 49 59 86).
Opiniërende bijeenkomst
datum: 26 april 2010
agenda- onderwerp (trefwoord) punt 8 2e Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 9 Verordening Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 2010 10 Controleprotocol voor de accountantscontrole inzake de jaarrekening 2009 11 Verordening Auditcommissie 2010 en wijziging Controleverordening 13 Ontwerpbegrotingswijziging 2010 Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk) 14 Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk gemeente Sliedrecht 16 Verbetering trainingsveld voetbalvereniging Sliedrecht 17 Het nemen van een voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 van de Wet
behandeld ambtenaar
mailadres
telefoon
D. Vleugel-Vogel
[email protected]
(0184) 49 58 25
portefeuillehouder Boevée
H. de Cloe
[email protected]
(0184) 49 59 17
Boevée
R. Penning
[email protected]
(0184) 49 59 93
Tanis
A. Overbeek
[email protected]
(0184) 49 59 89
Boevée/ Tanis
H. Silkens
[email protected]
(0184) 49 58 32
Lavooi
P.M. van der Klooster
[email protected]
(0184) 49 58 57
Tanis
L. Mourik
[email protected]
(0184) 49 59 30
De Waard
R. Lipman
[email protected]
(0184) 49 59 61
Tanis
18
19
ruimtelijke ordening ten behoeve van het Burgemeester Winklerplein en directe omgeving C. van der Vinden Beslissing op het bezwaarschrift van de heer R. van de Weg en mevrouw S. de Jonge tegen het college besluit van 7 juli 2009 tot vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht ex artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten op drie locaties aan de Baanhoek te Sliedrecht, cq. tegen het besluit van uw raad van 28 september 2009 ex artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten C. van der Vinden Aankoop van de voormalige apotheek aan de Rivierdijk 769
[email protected]
(0184) 49 59 22
Lavooi
[email protected]
(0184) 49 59 22
Lavooi
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende raadsbijeenkomst, raadhuis, Langeveldplein 30 : 11 januari 2010, aanvang 19.30 uur : Dhr. T.C.C. den Braanker, voorzitter D. van Meeuwen M.J. Bisschop-Roodbeen M. Visser J.C. Buchner L.A. Huijser Ph. G. Mak A. van Gameren C.A. de Bruin J.J. Huisman B. van der Plas N. de Waard G.J. Visser-Schlieker T.W. Pauw M. Sneijder L.P.M. Dekker-De Graaff N. Bouwman F. van der Klis C.E. Verschoor J.J. van Eijk M. Danser-Duizendstra M.C. Boevée J.P. Tanis R.G. van de Ven (tot 20.00 uur) M.J. Verhoef A. Overbeek H.M. Vos-Hulleman
Afwezig m.k. Verslag
: A.J. den Besten W.H. Blanken J.A. Lavooi : mw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van wethouder J.A. Lavooi, de heer A.J. den Besten en de heer W.H. Blanken. De heer Van Gameren legt een verklaring af namens de PvdA fractie. De heer Blanken heeft zonder opgaaf van redenen aangegeven de fractie te zullen verlaten en over te stappen naar PRO Sliedrecht.
Hierover zal een persbericht worden verspreid. De heer Blanken heeft het verzoek om zijn zetel op te geven niet gehonoreerd, zodat de fractie van de PvdA tot aan de verkiezingen met 5 in plaats van 6 zetels in de raad zal functioneren. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN De heer Ad Rienks spreekt in namens de Fietsersbond, afdeling Sliedrecht over agendapunt 19, Fietsplan. Zijn betoog is op schrift gesteld en wordt uitgereikt. De Fietsersbond verdedigt de belangen van de fietsers, maar is niet tegen auto’s; er wordt naar de meest optimale oplossing gezocht voor alle verkeersdeelnemers. Ten aanzien van de voorrang van de fietsers op rotondes binnen de bebouwde kom neemt de Fietsersbond het volgende standpunt in. Sliedrecht wijkt af van de regio en binnen Sliedrecht worden twee verschillende regimes gevolgd. De Fietsersbond vindt dat het noodzakelijk is om op alle rotondes binnen de bebouwde kom de fietsers voorrang te geven. Aan dit standpunt liggen diverse argumenten ten grondslag, die worden toegelicht. De heer Van der Plas vraagt of de Fietsersbond geen waarde hecht aan het voor 100% voldoen aan de CROW norm, maar genoegen neemt met minder en zo ja, waar dan de grens ligt. De heer Rienks antwoordt dat die grens moeilijk te bepalen is. Zo is in Hardinxveld-Giessendam onlangs een rotonde aangelegd die niet aan de normen voldoet qua breedte, maar hij functioneert tot tevredenheid. Mevrouw Verschoor merkt op dat zij veel fietst en juist voorstander is van het niet in de voorrang zetten van fietsers. Zij ziet vaak dat automobilisten wel richting aangeven en fietsers juist niet. In het betoog van de heer Rienks mist zij het veiligheidsaspect. De heer Rienks antwoordt dat het om de subjectieve waarneming gaat van alle verkeersdeelnemers. Als alle omliggende gemeenten een bepaald type rotonde aanhouden, dan kan de fietser er van uitgaan dat de voorrangsregeling overal hetzelfde is. Daar wijkt de gemeente Sliedrecht van af. De heer Huijser merkt op dat hij het argument dat automobilisten Sliedrecht zullen gaan mijden vanwege het feit dat fietsers voorrang hebben, niet bepaald sterk vindt. De heer Rienks is dat geheel met hem eens; het is in het verleden weleens gebruikt en daarom heeft hij het opgenomen in zijn betoog en direct verworpen. Mevrouw Dekker vraagt waarom de verkeerswetgeving niet aangepast wordt. De heer Rienks antwoordt dat dat niet aan de Fietsersbond is; de keus wordt overgelaten aan de wegbeheerder. Volgens hem kan een rotonde als een voorrangsweg gezien worden; als een fietser op een rechte voorrangsweg rijdt, heeft hij ook voorrang op alle verkeer dat van links en rechts komt en dat zou dus ook voor alle gebruikers op de rotonde moeten gelden. De heer Van Dommele, voetbalvereniging Sliedrecht spreekt in over punt 17. Hij benadrukt hoe belangrijk het is om er een goed trainingsveld bij te krijgen, mede gezien de capaciteit en het aantal ploegen (meer dan 50) dat van de accommodatie gebruik maakt. Op zaterdag kan het jeugdvoetbal uitgebreid worden en kan een ledenstop worden voorkomen. Hij vraagt de raad van Sliedrecht om vanavond een positief besluit te nemen. Mevrouw Dekker vraagt of de kleedkamers zullen worden gerenoveerd. De heer Van Dommele antwoordt bevestigend. Het kunstgrasveld stond bovenaan de prioriteitenlijst; verder is een programma gemaakt dat er in voorziet om de kleedkamers up to date te krijgen, zoveel mogelijk uit te voeren door de leden zelf.
3. VASTSTELLEN AGENDA De voorzitter stelt voor om agendapunt 17, voetbalvereniging Sliedrecht te behandelen na agendapunt 15. De agenda wordt vastgesteld.
-2-
4. MEDEDELINGEN PORTEFEUILLEHOUDERS EN RONDVRAAG Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan elkaar en het college te stellen betreffende actuele gebeurtenissen. De heer van der Klis merkt op het stuk pas enkele uren in zijn bezit te hebben; de voorbereidingstijd was derhalve onvoldoende. De heer Pauw valt hem bij en wijst op de afspraken hieromtrent. De voorzitter zegt toe hier scherper op toe te zullen zien. De gewijzigde begroting van de Drechtraad en het recreatief knooppunt zouden volgens hem doorgeschoven kunnen worden naar 25 januari. De heer Van Meeuwen vraagt in hoeverre de gemeente Dordrecht en Drechtsteden gekend zijn in het proces rond de Derde Merwedehaven van de afgelopen weken. De heer Pauw herhaalt de vragen die hij per mail heeft gesteld met betrekking tot de Servicelijn en de gegevens over 2009 en het vervolg van het Burg. Winklerplein. De heer Van Gameren merkt op dat zijn fractie artikel 44 vragen heeft gesteld over de doorontwikkeling van de samenwerking binnen de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, mede naar aanleiding van ingekomen stukken, punt 4, Ingenieursbureau. Hij stelt voor om tijdens een informatieve bijeenkomst alle ontwikkelingen binnen de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden te presenteren met het doel om als raad kaders mee te geven voor de samenwerking in de toekomst. De raad beschikt niet altijd over alle beschikbare informatie en zou op punten mogelijk anders willen besluiten. Dit verzoek wordt ondersteund door PRO Sliedrecht. Mevrouw Dekker merkt op dat er woensdag aanstaande een presentatie wordt gegeven in Hendrik Ido Ambacht over de brede doorlichting. Ze is bezorgd dat samenwerking via het Werkplein ten koste gaat van de cliënten en hoort graag een reactie van de wethouder. Bij MEE en het SIS gaat het in Sliedrecht over welgeteld één klant; ze vraagt of daar zo’n grote organisatie voor moet worden opgetuigd (blz. 7 van de mededelingen). Mevrouw Visser merkt op dat het haar verbaast dat er nog niets is gezegd over de mededeling van portefeuillehouder Van de Ven inzake de Waterbus. Wat PRO Sliedrecht betreft is het onaanvaardbaar dat er in het weekeind geen Waterbus naar Dordrecht gaat; ze refereert aan de vraag van wethouder Kamsteeg hoe Dordrecht in het weekeind aantrekkelijk gemaakt kan worden voor de regio. De heer Van Gameren vraagt eveneens wanneer de Waterbus weer gaat varen en dringt aan op spoed. Mevrouw Bisschop merkt op dat de Stichting Leergeld een budget heeft voor 2010 dat ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren en vraagt om een reactie. Mevrouw Visser vraagt of de stichting al een beroep heeft gedaan op het SMS Kinderfonds van de Drechtsteden; daar is geen maximum aan verbonden. De voorzitter stelt voor het college te vragen om hier op te reageren. Burgemeester Boevée antwoordt dat met wethouder Van Steensel is afgesproken dat er primair ambtelijk contact wordt onderhouden met betrekking tot de Derde Merwedehaven; bij vragen is er rechtstreeks contact. Hij gaat er van uit dat de huidige afspraken toereikend zijn; dat wil niet zeggen dat er in de toekomst geen verdere intensivering plaats zal vinden. De lijst van vanavond is niet compleet. Er heeft een gesprek met een delegatie met Delta plaatsgevonden en op 22 december 2009 is er een afsprakenkader ondertekend. Hij zal de vragen van PRO Sliedrecht met betrekking tot de Servicelijn zo spoedig mogelijk beantwoorden, aangezien hij de cijfers niet paraat heeft. Mevrouw Visser vindt dit vreemd, gezien het feit dat de burgemeester in zijn toespraak lovende woorden heeft gesproken over het functioneren van de Servicelijn. Burgemeester Boevée antwoordt dat hij globale indicaties heeft gekregen dat kleine zaken voor nagenoeg 100% heel snel zijn opgelost en dat er nog wel problemen zijn met de communicatie rond de langere termijnplanning van de grotere werken. Hij heeft echter geen aantallen paraat; die vindt hij persoonlijk minder interessant dan hoe de aandacht is voor de afdoening, maar zal deze alsnog via de mail doorgeven aan de fracties.
-3-
Wethouder Tanis zegt toe richting mevrouw Bisschop om op 25 januari met een reactie te zullen komen inzake de stichting Leergeld en MEE. Richting de heer Van Gameren merkt hij op inzake de laatste ontwikkelingen rond het Ingenieursbureau dat in de laatste zin op blz. 6 staat “wij zullen in overleg treden met de griffier over de procesafspraken”. De heer Van Gameren vindt dat onvoldoende; het gaat wat hem betreft breder dan alleen aansluiten bij het Ingenieursbureau. De heer Van Meeuwen merkt op bij interruptie dat dat het bezwaar is van zijn fractie. In de brief van de PvdA staat informatie waarvan hij zich afvraagt hoe de heer Van Gameren aan bepaalde informatie komt. De fractie van de PvdA wil alles aan elkaar verbinden en daarbij oude emoties en oude discussies oproepen tijdens een aparte bijeenkomst; zijn fractie is het daar niet mee eens. De heer Van Gameren merkt op dat er binnen de Drechtsteden een idee leeft om de gemeenschappelijke regeling uit te breiden door daar meer taken in onder te gaan brengen. Bijvoorbeeld het ingenieursbureau, maar als er nog meer dingen zijn, zoals het Klantcontactcentrum, weet hij niet hoe dat er uit ziet. Het schijnt er wel aan te komen. In de stukken die ter inzage liggen is te lezen dat Dordrecht het idee heeft dat het ingenieursbureau rond juli 2010 geregeld zou kunnen zijn; dat vindt hij erg snel, terwijl de raad nog niet van het college heeft gehoord of het een nuttige zaak is om daar bij aan te sluiten. De heer Van Meeuwen merkt op dat de PvdA allerlei zaken veronderstelt; dat is zijn bezwaar. Er gebeuren ook dingen op basis van vertrouwen. De heer Van Gameren geeft aan dat zijn fractie zich zorgen maakt en graag wil horen hoe de toekomst er uitziet. Zijn fractie wil liefst consolideren alvorens het takenpakket uit te breiden, maar je leest dat de ontwikkeling van de Drechtsteden verder gaat en dat men meer dingen wil gaan doen, bijvoorbeeld het Ingenieursbureau en het KCC. Je weet niets, maar het gaat gewoon door. Wethouder Tanis is het daar niet mee eens. Tijdens de Drechtstedenvergadering heeft het Drechtstedenbestuur ter voorbereiding op de Drechtraad een notitie rondgestuurd; op dat moment zijn daar geen vragen over gesteld aan het Drechtstedenbestuur. Om nu te zeggen dat er niets bekend is en dat er niets wordt verteld is niet correct, want er zijn wel degelijk mogelijkheden geweest om die informatie te krijgen. De heer Van Gameren antwoordt dat hij ontwikkelingen ziet waarvan hij zich afvraagt of de raad van Sliedrecht daarvan op de hoogte is en daar besluiten over heeft genomen. Wethouder Tanis brengt in herinnering dat wethouder Van Kooten regelmatig de uitspraak deed dat de bedrijfsvoering de eerste verantwoordelijkheid van het college is. Het budgetrecht ligt inderdaad bij de raad, maar op dit moment is het zo dat het Ingenieursbureau voor eigen rekening en risico bezig is met het uitwerken van een aantal business cases. In de Raadsinformatiebrief staat nadrukkelijk aangegeven dat een en ander zich op dit moment beperkt tot het uitwerken van de business cases en dat het meewerken aan de uitwerking daarvan niet inhoudt dat er al een keuze is gemaakt. De heer Van Gameren verwijst naar de notitie van B&W waarin staat dat het al in juli van dit jaar geregeld zou kunnen zijn. Wethouder Tanis antwoordt dat dat de notitie is van de gemeente Dordrecht als zijnde eigenaar van het Ingenieursbureau. De voorzitter vraagt of de artikel 44 vragen hiermee voldoende zijn besproken. Burgemeester Boevée merkt op dat dit geen artikel 44 vragen zijn in zijn optiek. De heer Van Gameren antwoordt dat zijn vraag duidelijk is: is de raad het met de fractie van de PvdA eens om een aparte vergadering te wijden aan de ontwikkelingen binnen de Drechtsteden? Burgemeester Boevée antwoordt dat die toezegging vanavond al is gedaan; dat is echter geen artikel 44 vraag. Mevrouw Visser merkt op dat de meerderheid van de raad beslist of er een informatieve vergadering komt; artikel 44 vragen worden uitsluitend gericht aan het college en niet aan de raadsleden. De heer Van Meeuwen merkt op dat de doorontwikkeling ook aan de orde komt via het Drechtstedenbestuur; hij noemt de commissie Meijdam en de commissie Scholten. Er wordt niet over het graf heen geregeerd; er komt na de verkiezingen een nieuwe start en dan kun je als fractie alle punten maken die je wilt.
-4-
De voorzitter concludeert dat er een datum komt. Wethouder Tanis merkt op richting mevrouw Dekker dat hij de ketenkorting inhoudelijk ook een moeilijk punt vindt. In het portefeuillehouderoverleg waarin wethouder Lavooi participeert, is nadrukkelijk gesproken over de korting die gerealiseerd moet worden binnen de Sociale Dienst Drechtsteden. Hij gaat er van uit dat dit niet ten koste zal gaan van de cliënten van de Sociale Dienst, maar zegt toe het punt mee te zullen nemen en er inhoudelijk op terug te komen. Er zijn financiële uitdagingen, zowel lokaal als regionaal, waarbij het heel erg lastig zal worden om de burger op alle fronten te ontzien, maar dat geldt in het algemeen. De heer Pauw heeft vragen gesteld over het Burg. Winklerplein naar aanleiding van een artikel in het Kompas. Het onderwerp is op 7 december jl. van de agenda gehaald. De heer Pauw vraagt zich af welke kansen de raad heeft gekregen in de hele discussie. In de opiniërende raad heeft een discussie plaatsgevonden waarbij de conclusie was dat de meerderheid van de raad het voorstel niet of niet volledig rijp achtte voor besluitvorming. Op 7 december is het niet zo dat het college het onderwerp van de agenda heeft gehaald zonder iets aan de raad te vragen; het ging weliswaar erg snel, maar de voorzitter van de raad heeft de raad gevraagd of die akkoord ging met het van de agenda halen van het onderwerp. Ten aanzien van de Waterbus zal hij wethouder Van de Ven vragen om daar op de kortst mogelijke termijn op te reageren. Vorige week hing er opeens iets bij de halte van de Waterbus, tot verrassing, verbazing en verbijstering van het college. De wethouder heeft met de portefeuillehouder regionaal en met de ambtenaar gesproken en hij heeft inmiddels contact gehad met de directie van de Waterbus; die is uitgenodigd om zo snel mogelijk naar Sliedrecht te komen, maar vanochtend was er nog geen afspraak gemaakt. Mevrouw Visser doet de suggestie om de jaarlijkse bijdrage terug te brengen naar 5/7e deel. Sliedrecht betaalde immers altijd voor zeven dagen per week.
5. VERSLAG EN ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST VAN 23 NOVEMBER 2009 De raadsleden wordt gevraagd verslag en actielijst vast te stellen. De heer Mak heeft de volgende tekstwijziging doorgegeven, die zijn geaccordeerd door de voorzitter van de betreffende bijeenkomst. Deze luiden als volgt: blz. 5, eerste alinea “De heer Mak merkt op dat is toegezegd op blz. 3 dat er in het voorjaar een voorstel komt inzake de pakketmaatregel AWBZ; dat is volgens hem 8 februari. Hij spreekt zijn zorg uit over of de gemeente alle lopende projecten wel aan kan, met name de voorbereiding daarvan. De openbare verlichting aan de Crayenstein werkt al geruime tijd niet en hij gaat er van uit dat dit voor de winter opgelost is.” Te wijzigen als volgt: “De heer Mak merkt op dat is toegezegd op blz. 3 dat er in het voorjaar een voorstel komt inzake de pakketmaatregel AWBZ; dat is volgens hem voor de raad van 8 februari. Latere besluitvorming laat mensen die vanaf 1 januari hun indicatie voor begeleiding verliezen te lang in het ongewisse. Hij spreekt ook n.a.v. blz. 3 zijn zorg er over uit of de gemeente alle lopende RO-projecten wel aan kan, met name de voorbereiding daarvan. De openbare verlichting aan de Craijensteijn werkt al geruime tijd niet en hij gaat er van uit dat dit voor de winter opgelost is.” blz. 11: “De heer Mak merkt op dat het busstation naar zijn gevoel nu zodanig is ingetekend dat er een heel kromme situatie ontstaat. Je moet er niet aan denken dat een bus bij het wegrijden over het hoofd ziet dat er achter hem om de hoek fietsers aankomen. Er zijn aan weerszijden bushaltes; er zijn twee bochten in de Simon Stevinstraat. Dat voelt bij hem niet goed. Hij vraagt nadrukkelijk aandacht voor het passeren van een winkelpromenade door een bus; de vormgeving rond de westerlengte is in zijn optiek onveilig.”
-5-
Te wijzigen als volgt: “De heer Mak merkt op dat het busstation naar zijn gevoel nu zodanig is ingetekend dat er een heel onveilige situatie ontstaat. Je moet er niet aan denken dat een bus bij het wegrijden over het hoofd ziet dat er achter hem om de hoek fietsers aankomen. Er zijn aan weerszijden bushaltes; er zijn twee bochten in de Simon Stevinstraat, plus een paar aansluitingen. De vormgeving rond de westerlengte is in zijn optiek onveilig.” Het verslag wordt vastgesteld. Actielijst: agendapunt 2 wordt behandeld in het derde kwartaal 2010. De actielijst wordt vastgesteld.
Onderwerpen Burger en Bestuur 6. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Voorgenomen uitbreiding van het cameratoezicht in de openbare ruimte in de winkelpromenade Kerkbuurt Brief aan directeur Rekenkamer Dordrecht over niet verlengen contract Conceptwerkplan Griffie 2010 Brief Drechtstedenbestuur aan leden Drechtraad over Raadsinformatiebrief Positionering Ingenieursbureau Drechtsteden e
Brief regio Zuid-Holland Zuid inzake Bestuursrapportage januari-augustus 2009 (2 Burap) en de hieruit voortgevloeide verbeterplannen Conferentie Drechtstedenbestuur, 26 en 27 november 2009 Vergaderstukken Drechtstedenbestuur van 12 november en 17 december 2009 Vergaderstukken Drechtraad, 16 december 2009
Voor kennisgeving aangenomen. 7.A. HANDVEST ACTIEVE INFORMATIEPLICHT De raadsleden wordt gevraagd het Handvest Actieve informatieplicht 2010 vast te stellen De heer Van Meeuwen merkt op dat zijn fractie hoopt dat dit handvest echt gehandhaafd wordt en dat het met name bij wethouders goed tussen de oren zit, in het belang van het duale spel in de gemeenteraad. De heer Pauw merkt op als medesteller van het stuk dat de raad daar zelf bij is en toe moet zien op handhaving. HAMERSTUK B. ARTIKEL 212 TOEVOEGING De raadsleden wordt gevraagd de VERORDENING tot wijziging van de Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht (1e wijziging) vast te stellen HAMERSTUK
-6-
8. REGLEMENTEN VAN ORDE VAN RAAD EN OPINIËRENDE BIJEENKOMST De raadsleden wordt gevraagd de volgende Reglementen vast te stellen: - Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010; - Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomst Sliedrecht 2010 HAMERSTUK (wethouder Van de Ven voegt zich bij de vergadering) 9. TEGEMOETKOMING COMPUTERAPPARATUUR EN INTERNETVERBINDING De raadsleden wordt gevraagd het Besluit tegemoetkoming computerapparatuur en internetverbinding vast te stellen en de financiële gevolgen van het besluit te verwerken in de Zomernota 2010 HAMERSTUK 10. SLIEDRECHT 2010 EN VERDER De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de vervolgplanning voor het projectteam ‘Sliedrecht 2010 en verder’ die, via bijstelling van het bestaande visiedocument op basis van de afgelopen zomer gehouden enquête, moet leiden tot brede bekendheid van de raadsvisie onder de bevolking en tot maatschappelijke discussie over de inhoud. Mevrouw Dekker merkt op dat er een enquête is uitgezet onder 900 mensen; daarvan zijn 408 formulieren teruggekomen. Er worden veel containerbegrippen gebruikt, waardoor een en ander minder concreet wordt en dat is jammer; de volgende enquête zou scherper mogen zijn. Ze zou graag willen weten wat de burger nu echt wil en zou de burger zelf onderwerpen willen laten noemen. De heer Pauw merkt op dat de leeftijdscategorie tot 18 jaar niet is geïnterviewd; dat betekent in Sliedrecht dat de categorie 12-18 jaar, dat zijn 2.000 mensen, hun stem niet kunnen laten horen en zijn fractie aarzelt daarom om in te stemmen met het voorstel. De heer Van Gameren is het met de heer Pauw eens dat de score niet zo hoog is; wellicht zou je de steekproef groter moeten maken, maar dat is prijzig. Hij heeft ook twijfels over of de respons voldoende is om conclusies te trekken. Hij zet vraagtekens bij de vraagstelling rond veiligheid en milieu en ziet daar een tegenstrijdigheid. Volgens hem was het de bedoeling om nog in de nota verwerken dat de burgers veiligheid en milieu ook belangrijk vinden, maar niet belangrijker dan de andere thema’s. Het laatste hoofdstuk van Sliedrecht 2010 en verder gaat over de organisatie; dat is blijkbaar al besloten, maar niet door de raad, want die heeft die nota nog niet vastgesteld. Zijn voorkeur zou zijn om dat hoofdstuk weg te laten. De heer van der Klis merkt op dat de respons niet slecht is; landelijk is het gemiddelde dat ongeveer de helft van de mensen reageert. De heer Van Gameren antwoordt dat hij uitgaat van de statistische grens op basis waarvan je conclusies mag verbinden aan de respons. De heer Mak merkt op dat het percentage van 45 gunstig is en stelt voor naar de inhoud van het voorstel te gaan. De heer van der Klis merkt op dat bij de presentatie in de informatieve bijeenkomst door een redelijk grote groep van afgevaardigden is besloten om veiligheid en milieu onder te brengen bij andere onderwerpen. Het verzoek van de heer Van Gameren wordt dus al gehonoreerd. (De heer Van Gameren geeft antwoord zonder de microfoon te gebruiken) Burgemeester Boevée merkt op dat het hier gaat om de vervolgplanning. Het ene is niet belangrijker dan het andere, maar de onderwerpen veiligheid en milieu moeten een plekje hebben in de nota; dat kwam ook naar voren uit de enquête. Dit wordt zorgvuldig geformuleerd. Voor het overige is de nota al vastgesteld door de raad. De uitspraak over de regiegemeente laat hij voor wat het is; die is buiten de orde. Hier gaat het om de resultaten van het onderzoek, die op deze twee punten waren gebaseerd.
-7-
De heer Mak vraagt of de planning naar voren gehaald kan worden. Burgemeester Boevée zegt toe zijn best te doen. De heer Van Meeuwen merkt op dat de heer Van Gameren opnieuw een punt probeert te maken op programmapunten die daar eigenlijk niet geschikt voor zijn. Het gaat hier om een procedurevoorstel; de inhoud is al besproken. Burgemeester Boevée zegt toe om in afwijking van de afgesproken procedures te zorgen voor een gewijzigd stuk voor de raad van 8 februari 2010 en komt hier op 25 januari in de opiniërende bijeenkomst op terug.
11. TERUGBLIK DRECHTRAAD 16 DECEMBER 2009 Aan de raadsleden wordt gevraagd terug te blikken op de agenda van de Drechtraad van 16 december 2009. Niet besproken. 12. COMPTABILITEITSBESLUITEN FEBRUARI 2010 De raadsleden wordt gevraagd met het raadsvoorstel in te stemmen Er zijn geen opmerkingen. Onderwerpen Welzijn en Zorg 13. INGEKOMEN STUKKEN Voor dit agendapunt zijn geen stukken aangeleverd. 14. FINANCIËLE RAPPORTAGE VAN HET PROJECT NIEUWBOUW LOC/GRIENDENCOLLEGE De raadsleden wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de financiële rapportage van het project nieuwbouw LOC/Griendencollege. 2. De volgende kredieten beschikbaar te stellen: a) verzekeringsuitkeringen voor een bedrag van € 100.000,- ten laste van de Algemene Reserve; b) kosten bouwrijp maken + onvoorzien voor een bedrag van € 25.920,- ten laste van de bouwgrondexploitatie Griendencollege en; c) het dekkingsverschil van € 161.157,- te verrekenen in de Reserve Egalisatie Grondkosten Woningbouw Mevrouw Visser merkt op dat zij eerder heeft gevraagd of de vertraging in de bouw van de vrije sectorappartementen de gemeente geen schade zou opleveren ten aanzien van de meerjarenramingen en de OZB opbrengsten; volgens wethouder Tanis was dat niet het geval omdat dat redelijk geregeld was. De eindafrekening valt dan ook tegen. Ze vraagt om uitleg met betrekking tot het bedrag ad € 161.157,-. Het risico voor de gemeente bedroeg 53.000,-, maar de gemeente loopt nu een BTW voordeel van 176.600 euro mis. Toen het raadsvoorstel in 2007 werd aangenomen, werd de raad verzekerd dat een en ander goed gefinancierd was. Ze vraagt naar de winkelruimtes. De heer Van Gameren merkt op dat zijn fractie moeite heeft met het feit dat de bouw van de 41 woningen wordt opgeschoven en dat de grond nu al verkocht wordt aan Domus. Het risico bestaat dat er straks een ander bouwplan wordt ingediend met bijvoorbeeld hoogbouw. Hij stelt voor om de verkoop te combineren met een bouwplicht van de overeengekomen woningen, zoals die ook aan particulieren wordt opgelegd. Ten aanzien van de financiën is het positief dat een en ander binnen de 7,6 miljoen is gebleven; de dekking loopt voor een bedrag van 371.000 euro uit de pas. Een belangrijk deel wordt betaald uit de reserve; dat is jammer, maar het is niet anders. Hij dringt er op aan dat er snel zaken worden gedaan met Dordrecht; Manden Maken zou twee miljoen euro bijdragen. Hij heeft een uitleg gekregen van de ambtelijke organisatie ten aanzien van het verschil tussen de 53.000 euro en de 176.000 euro; die heeft nog niet tot de gewenste duidelijkheid geleid. Mevrouw Dekker sluit zich aan bij de gestelde vragen en houdt een warm pleidooi voor heldere en begrijpelijke stukken.
-8-
De heer Van der Klis vraagt naar de lagere dekking van de verkoop van de commerciële ruimtes. De gemeente heeft dit risico overgenomen van de projectontwikkelaar. Zijn fractie wil er voor waarschuwen dat de gemeente risico's op zich gaat nemen die daar eigenlijk niet thuishoren, ook al is de wens om een project te realiseren natuurlijk groot. Mevrouw Bisschop sluit zich aan bij de voorgaande sprekers en vindt dat er in de toekomst nog meer alertheid geboden is bij het aangaan van overeenkomsten. Ze dringt er op aan dat de parkeervoorzieningen worden gefatsoeneerd. Wethouder Tanis memoreert dat er bij de door de raad geaccordeerde overeenkomst afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de commerciële ruimten. Destijds was er een andere economische situatie. Een verkooppercentage van 70% is alleszins redelijk en destijds ook gebruikelijk; dat is inmiddels anders. Er zijn afspraken gemaakt over de BTW problematiek; er zou een voordeel behaald kunnen worden van 176.000 euro als de bouw van de terraswoningen direct zou starten. Rekening houdend met een tegenvallende verkoop van 70% heeft de gemeente zich destijds garant gesteld voor een bedrag van 53.000 euro, zodat de bouw in ieder geval zou kunnen starten. Inmiddels is de situatie veranderd en moet er ook een afrekening worden gemaakt in verband met Manden Maken. De grond wordt tegen de overeengekomen prijs afgenomen door Domus, inclusief de rente. Dit is gekoppeld aan het bouwrijp opleveren, inclusief de parkeerplaatsen. Die worden dus helemaal afgewerkt, zodat de druk op de omgeving tot het verleden zal gaan behoren. Dit is ook gekoppeld aan het projectplan dat door Domus is ingediend en als zij daar van af willen wijken, moet dat aan de gemeente worden voorgelegd. Mevrouw Visser vraagt of Domus de grond door kan verkopen aan een andere projectontwikkelaar. Wethouder Tanis antwoordt dat er geen afspraak is gemaakt met Domus over het moment van bouwen; Domus heeft wel al fors geïnvesteerd in de voorbereidingskosten en heeft er dus belang bij om op een gegeven moment te gaan bouwen. De grond is nog niet overgedragen. Mevrouw Visser vraagt of er nog een overeenkomst gesloten kan worden met Domus waarin staat dat de grond, als er niet wordt gebouwd, teruggeleverd moet worden aan de gemeente Sliedrecht en vraagt de overige raadsleden of dit als kader aan het college meegegeven zou kunnen worden. Wethouder Tanis stelt voor om daar in de volgende vergadering over door te spreken. De heer Van Gameren merkt op dat de overeenkomst dateert van voor de crisis en dus zal de prijs goed geweest zijn. Als je als gemeente de grond opnieuw zou moeten verkopen, is de opbrengst misschien lager. Je moet alles afwegen. Mevrouw Visser is van mening dat een financieel argument niet op mag wegen tegen 16 hoog. Mevrouw Bisschop vraagt of er een limiet is verbonden aan het plan. Wethouder Tanis antwoordt ontkennend. Mevrouw Visser dringt aan op duidelijkheid; vertrouwen is prima, maar je moet altijd uitgaan van het slechtste scenario en dus moet je er rekening mee houden dat Domus zich over een tijd mogelijk niet meer aan het bouwplan zal willen houden. Wethouder Tanis komt hier op 25 januari op terug. Hij zegt toe de informatie over de gevolgen van een eventuele doorverkoop van de grond voor die vergadering te zullen verspreiden. Hij realiseert zich dat het stuk een veelheid aan informatie geeft en zegt toe naar mogelijkheden te zoeken om een en ander duidelijker te formuleren. Tweede termijn Mevrouw Visser herhaalt haar vraag met betrekking tot de kosten van de leeg staande commerciële ruimtes. Wethouder Tanis antwoordt dat er van de ca. 600 vierkante meter ongeveer 200 vierkante meter nog niet is verhuurd door Domus. Er is sprake van een afnameplicht en van een zeker financieel risico; hij zegt toe deze vraag mee te nemen naar 25 januari. BESPREEKSTUK
-9-
15. OPRICHTINGSVOORSTEL PARKSCHAP NATIONAAL PARK DE BIESBOSCH De raadsleden wordt gevraagd: 1. een reactie en zienswijze te geven op het voorliggende voorstel als onderdeel van de consultatieronde bij alle partijen in kwestie, die per 1 februari 2010 afloopt. 2. aan de raad voor te leggen om in te stemmen met de bijgevoegde conceptbrief. De heer Huijser merkt op naar aanleiding van punt 2 dat de bestuurlijke organisatie redelijk log is; hij vraagt om een toelichting op de bestuursstructuur en hoort graag welke vertegenwoordigers daar in zitten. Het voorstel leidt niet tot een hogere financiële bijdrage voor de gemeente Sliedrecht; op blz. 17 van het beslisdocument staat echter een bedrag van 163.000 euro over de periode 2010 en in bijlage 3 staat een totaalbijdrage van 157.500,- gerekend vanaf 2011. Hij vraagt om uitleg. Hij vraagt of het bedrag van 2010 los staat van de 150.000 euro waarvan Sliedrecht is vrijgesteld en wat de kosten zijn voor Sliedrecht op de langere termijn, gerekend vanaf dit jaar. Bij punt 4 merkt hij op dat zijn fractie wederom waarschuwt voor massatoerisme. Bij punt 5 wordt aandacht gevraagd; dat zou wat scherper geformuleerd moeten worden. De heer van der Klis meldt dat zijn fractie punt 4, het onderbrengen van de Biesbosch bij de Drechtsteden, van harte kan ondersteunen en hoopt dat Papendrecht dan ook mee zal gaan betalen. De heer Pauw merkt op dat er volgens zijn fractie wel sprake is van een hoger risico. De antwoorden op de technische vragen die daarover zijn gesteld, hebben die vrees niet weggenomen. Het wordt een grotere organisatie; het is een open eind regeling en het is nog niet gelukt om dit onder te brengen in de Drechtsteden. Hij hoort graag van het college een reactie ten aanzien van het risico. Mevrouw Dekker doet de suggestie aan de raadsleden om dit over te laten aan hogere overheden; Sliedrecht is hier immers steeds minder bij betrokken, gezien de grootte van de organisatie. De provincies Zuid-Holland en Brabant en Staatsbosbeheer zitten er in. Sliedrecht heeft de handen al vol in de komende jaren en kan dit geld best gebruiken voor bijvoorbeeld de aanleg van kunstgrasvelden. Ze vraagt het college naar de financiële consequenties in de toekomst. Als je later uit wilt stappen, kost dat een bepaald bedrag en zij zou daar graag meer van weten. De heer Huijser vraagt mevrouw Dekker of het correct is dat haar fractie op 10 februari 2009 een ander standpunt innam. Mevrouw Dekker antwoordt bevestigend. Haar fractie wil mee met de Drechtsteden, maar zo ver is het nog niet en doet daarnaast de suggestie om als Sliedrecht een terugtrekking te overwegen. Er komt nu een heel andere bestuursstructuur; dit is dus het moment om een afweging te maken. Wethouder Van de Ven merkt op dat er onlangs een vergadering is gehouden van het AB en het DB, waarin alle vier vertegenwoordigers vanuit de Sliedrechtse raad zich konden vinden in het voornemen om een fusievoorstel te doen per 1 juli 2010. De raad kan vandaag haar gevoelen kenbaar maken. Het college heeft een concept brief opgesteld en hoort graag of daar aanvullingen en dergelijke op zijn. De heer Huijser heeft zijn bezorgdheid uitgesproken over de omvang van de toekomstige bestuurlijke organisatie. Er komen 8 bestuursleden die met elkaar een goed communicatietraject zullen moeten opzetten om alle deelnemers bijvoorbeeld vier keer per jaar zo helder mogelijk te informeren. Daarbij gaat het ook om de financiële achtergronden. Op 1 juli 2010 zullen de raden zich uitspreken over de samenstelling van het nieuwe bestuur; daarbij wordt vanuit praktische overwegingen gedacht aan collegeleden van de deelnemende gemeenten, maar daar beslissen de raden dus over. Het nieuwe bestuur is in het kader van de actieve informatieplicht gehouden om bij afwijking van de gemaakte afspraken de raden hierover direct te informeren en eventueel een voorstel voor te leggen. Sliedrecht betaalt nu een deel van het recreatieschap en wil hetzelfde bedrag blijven betalen. Als dat op enig moment zou moeten veranderen, dan is het aan de raad om daarover te beslissen. Er is niets in het leven dat risicoloos is. Als Sliedrecht wil deelnemen aan het Nationaal Park de Hollandse Biesbosch, dan is er altijd een zeker risico. De betrokkenheid van Sliedrecht zal het grootst zijn als je aan het bestuur deelneemt; dan maak je één achtste deel uit van dat bestuur. Tweede termijn
- 10 -
Mevrouw Dekker herhaalt haar suggestie om dit aan de hogere overheden over te laten. Het is niet helemaal zo dat Sliedrecht voor een achtste zeggenschap heeft als je kijkt naar de financiële bijdrage. Ze vraagt nogmaals naar de kosten om uit de samenwerking te stappen. De heer Pauw vraagt waarom dit nog niet onder de paraplu van Drechtsteden is gebracht. Het zou prima passen bij Hollands Glorie. Sliedrecht is bij de besluitvorming als één van de acht bestuursleden in de minderheid, maar als het bestuur een besluit neemt, is Sliedrecht wel verantwoordelijk en zal voor 12,5% aan de begroting bij moeten dragen. Je kunt daar als raad van alles van vinden, maar het is een gemeenschappelijke regeling met een open eind. Dan wordt de vraag van mevrouw Dekker interessant of je door zou moeten gaan en waarom; hij zal dit in de fractie bespreken. De heer Huijser vraagt nogmaals naar de kosten op termijn. Wethouder Van de Ven vraagt de heer Huijser om concreet aan te geven wat hij in de tekst van de brief gewijzigd zou willen zien. De heer Huijser merkt op dat aandacht vragen voor informatievoorziening een standaard zinnetje is; hij heeft niet direct een tekstvoorstel, maar zo wordt er niets mee gedaan. Wethouder Van de Ven antwoordt dat hij dat met genoegen scherper op papier wil zetten. De technische vraag over de verschillende bedragen zal schriftelijk worden ingediend en beantwoord. Er speelt veel binnen Drechtsteden en men vindt het een goed idee, maar een en ander lukt niet voor 1 juli, het moment waarop de fusie aan de orde komt. Dat is volgens hem ook het moment om af te wegen om hier als Sliedrecht uit te stappen. Mevrouw Visser dringt aan op inzicht in de financiële gevolgen van het uit de gemeenschappelijke regeling stappen. Wethouder Van de Ven zegt toe dit uit te zoeken. Dit stuk wordt opnieuw geagendeerd op 25 januari.
Onderwerpen Ruimte en Groen 17. VERBETERING TRAININGSVELD VOETBALVERENIGING SLIEDRECHT De raadsleden wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van het feit dat de voetbalvereniging door toenemende ledenaantallen behoefte heeft aan verbetering van het trainingsveld (D-groot) om voldoende speelcapaciteit te hebben. 2. Een krediet van € 370.000 (incl. BTW) beschikbaar te stellen voor de aanleg van een "Grassmaster" trainingsveld; een natuurgrasveld versterkt met kunstgrasvezels. 3. De daaraan geraamde kosten van € 370.000 te activeren en in 7 jaar af te schrijven en ten laste van de beheerrekening te brengen. De heer van der Klis benadrukt het belang van een gezonde voetbalvereniging voor Sliedrecht. Er is nu duidelijkheid over het omklappen van de sportvelden. Zijn fractie stemt in met het voorstel en wenst de vereniging veel succes. Mevrouw Visser verwijst naar de algemene beschouwingen, waar haar fractie heeft gevraagd naar de dekking. In het voorstel wordt gekozen voor een afschrijvingstermijn van 7-10 jaar, terwijl een kunstgrasveld langer mee gaat. Haar fractie is verbaasd over de keuze om deze investering te kapitaliseren; dat betekent dat in de komende begrotingen een extra last komt te staan van 64.000 euro per jaar, bovenop de tekorten die reeds geraamd zijn. Dat bedrag zou je ineens ten laste moeten brengen van de algemene reserve. Het college gaat er blijkens een antwoord op deze vraag van uit dat als alle exploitatietekorten ten laste worden gebracht van de ABR, deze onder de twee miljoen euro uit komt. Dat is echter geen argument, want het college heeft aangegeven dat er in de komende jaren zal worden bezuinigd. Bovendien loopt er nog een onderzoek naar de wenselijke hoogte van de ABR: twee of vier miljoen. Haar fractie dringt er dan ook op aan om de investering in één keer af te schrijven. Mevrouw Dekker heeft eveneens moeite met de dekking; er wordt geld uitgegeven dat er niet is. Bij ‘te honoreren projecten’ wordt gesproken over het bijbehorende financiële onderbouwing en
- 11 -
dekkingsplan en die mist zij. In de begrotingsraad werd nog gezegd dat dit niet aan de orde zou zijn en twee maanden later is dat dus wel het geval. In relatie tot artikel 189 van de Gemeentewet merkt zij op dat de besluitvorming op orde moet zijn; in november had deze investering meegenomen moeten worden. De heer Huijser merkt op dat het bericht in het Kompas dat er drie ton beschikbaar is, wel wat voorbarig was. Zijn fractie heeft moeite met de bedragen. In het voorjaar ging het nog om circa 6 tot 7 ton. Vervolgens kwam er een memo van de wethouder waarin een bedrag van 115.000 euro ex BTW stond. Nu staat er een bedrag van 370.000 euro. Hij vraagt om een toelichting. Zijn fractie kan wel instemmen met het gevraagde bedrag, maar daarbij vraagt zijn fractie wel of de voetbalvereniging stevig kan worden gestimuleerd om de accommodaties op korte termijn op te knappen, waarbij veiligheid en hygiëne een belangrijke rol spelen. Mevrouw Dekker merkt op richting de heer Huijser dat de politiek wel steeds onduidelijk is geweest, waardoor het te begrijpen valt dat de voetbalvereniging zo min mogelijk onderhoud heeft verricht aan de accommodaties. De heer Huijser antwoordt dat hij zich dat helemaal kan voorstellen; desondanks zal de vereniging toch geld hebben gereserveerd voor onderhoud. Wethouder Van de Ven geeft een uitleg. Het bedrag van 115.000 euro is destijds als inschatting aangegeven door de voetbalvereniging, maar later bleek dat minimaal een bedrag van 370.000 euro nodig zou zijn, zijnde de goedkoopste optie. De accommodaties zijn eigendom van de voetbalvereniging; een morele oproep is natuurlijk altijd mogelijk en die heeft de heer Huijser vanavond ook gedaan. Het bestuur heeft aangegeven dat ze graag aan de slag willen, ook bij monde van de inspreker van vanavond. Wethouder Tanis geeft aan dat bij de discussie vorig jaar over de grote projecten en de beschikbare middelen niet helder was dat deze vraag leefde; toen was er uitsluitend sprake van de eerste 50% en dat is van een andere orde dan 370.000 euro. Daarnaast is er inmiddels een andere financiële situatie en loopt er een brede doorlichting; het college komt binnenkort bij de raad terug op de Sliedrechtse situatie, omdat er moeilijke keuzes gemaakt zullen moeten gaan worden. Hij is het niet eens met de opmerking van mevrouw Dekker inzake een onzorgvuldige besluitvorming; je wordt geconfronteerd met een problematiek en dan kun je een oplossing van dat probleem niet jaren vooruit schuiven. Vandaar dat het college er voor gekozen heeft om de raad voor te stellen om dat geld beschikbaar te stellen. Daarbij is er door het college niet voor gekozen om het bedrag direct ten laste te brengen van de ABR, maar om het te kapitaliseren. Mevrouw Visser citeert het antwoord dat haar fractie kreeg vanuit de ambtelijke organisatie. Wethouder Tanis antwoordt dat het inderdaad een keus van de raad is. Tweede termijn De heer van der Klis merkt op dat de gewoonte is om direct af te rekenen; hij kan zich dan ook vinden in het verzoek van PRO Sliedrecht. De heer Van Gameren merkt op dat het zijn fractie niet veel uitmaakt en wijst er op dat de rente van de algemene reserve ook ergens voor gebruikt wordt. Wethouder Tanis merkt op dat het daarom een kip-ei verhaal is. Aan de andere kant zal er sprake moeten zijn van een consistent beleid en daarom heeft het college dit voorstel gedaan. BESPREEKSTUK voor de raad. SCHORSING
- 12 -
16. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. 1. Brief van DELTA N.V. over stortplaats Derde Merwedehaven 2. Afvalbakkenplan 3. Kermis 2010 4. Definitieve milieubeschikking Bioderij 5. Actualisatie van het zonebewakingsmodel van Industrieterrein ‘Molendijk – Industrieweg’ 6. Vergaderstukken portefeuillehouderoverleg Ruimte, Groen en Milieu, 4 november 2009 7. Vergaderstukken portefeuillehouderoverleg Economie en Bereikbaarheid Drechtsteden, 17 december 2009 De heer Pauw merkt op naar aanleiding van punt 5 te hebben begrepen dat er geen woningbouw mogelijk is op de ABB locatie; via de griffie zal zijn fractie daar in de komende commissie op terugkomen. Voor kennisgeving aangenomen.
18. DEFINITIEVE MILIEUBELEIDSPLAN EN UITVOERINGSPROGRAMMA De raadsleden wordt gevraagd: - het ‘Milieubeleidsplan en -uitvoeringsprogramma 2010-2011’ vast te stellen; - In te stemmen met het in bijlage 1 van het milieubeleidsplan – en uitvoeringsprogramma 2010-2011 gegeven beknopte overzicht van de in 2010-2011 te verrichten klimaat- en milieuactiviteiten; - In te stemmen met een besteding van het ‘Duurzaamheidkrediet 2010’ voor het stimuleren van een structureel lager energieverbruik door ‘huishoudens’ en ‘bedrijven’; - Het ‘Duurzaamheidkrediet 2010’ primair aan te wenden voor het verstrekken van maximaal 240 energiebesparingadviezen aan particuliere woningeigenaren door het Da Vinci College en in de tweede plaats voor het maken van een plan van aanpak voor de energiebesparing door kleinere bedrijven, zoals supermarken, en het maken van maximaal 10 portretten van energiezuinige woningen en bedrijven. - In te stemmen met het vertrekken van ‘duurzaamheidleningen’ door SVn voor het stimuleren van een structureel lager energieverbruik door particuliere woningeigenaren en dat hiervoor een deelnemingovereenkomst wordt gesloten met de SVn en bij de SVn een toereikend fonds wordt geopend tot een bedrag van € 150.000,- ten laste van het bij haar uitstaande fonds Gemeenterekening’, waaruit de leningen kunnen worden verstrekt. De heer Visser merkt op dat de opmerking “te belastende energie en infrastructuur” regelmatig voorkomt; dat zou de reden moeten zijn om niet meer over windenergie te praten. Die tekst zou er uit moeten. Zijn fractie vindt dat de raad zelf dient te beslissen over de wenselijkheid van windenergie en wil onderzoek laten doen naar de mogelijkheden daarvan. Hij vindt het trouwens jammer dat de kaft van kunststof is en pleit voor stukken die niet in drie of vier delen aangereikt worden. De heer van der Klis merkt op dat de passage over de windenergie wat zijn fractie betreft mag blijven staan. Er is trouwens plastic dat biologisch afbreekbaar is. Het stuk is een uiteenzetting van plannen om van Sliedrecht een duurzamer dorp te maken en de fractie van de VVD vindt dat de overheid daarin best een voorbeeld mag zijn voor de burger. Hij citeert de definitie van duurzaamheid; daarbij gaat het om het evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen. In de algemene beschouwingen heeft zijn fractie de Engelse versie genoemd, te weten People, Planet en Profit. Zonder samenhang in deze drie elementen is er geen sprake van duurzaamheid; zijn fractie ziet graag dat er op wordt gelet dat duurzame projecten zich wel terugverdienen. De heer Pauw merkt op dat de fractie PRO Sliedrecht vindt dat de focus zou moeten liggen op simpele dingen. Sliedrecht loopt niet voorop, maar ook niet achterop en zou de zaken moeten gebruiken die er in de praktijk al zijn. Zo heeft de gemeente Huizen een windmolen op het gemeentehuis gezet bij
- 13 -
wijze van test en de conclusie was dat die niet functioneert; daarom wordt gekozen voor zonneenergie. Dat betekent niet dat je windenergie buiten beschouwing moet laten, maar je moet niet proberen om dingen opnieuw uit te gaan vinden. Je zou bijvoorbeeld mee kunnen doen aan een windmolenpark op zee; de afstand hoeft geen bezwaar te zijn. De heer van der Plas merkt op dat het stuk degelijk, volledig en ambitieus is. Hij sluit zich aan bij de opmerking van de heer Visser dat windenergie hier kennelijk niet tot de mogelijkheden behoort en zijn fractie zou een discussie daarover op prijs stellen. Mevrouw Dekker is blij met het stuk. Met betrekking tot de windturbines merkt zij op dat het belangrijk is om zelf in je energie te kunnen voorzien. Duitsland maakt veel meer gebruik van windturbines dan Nederland, terwijl Nederland misschien wel meer wind heeft vanwege de ligging aan de kust. Een suggestie van PRO Sliedrecht was om de Derde Merwedehaven in gebruik te nemen als locatie voor windmolens en de haven te sluiten. Innovatie en duurzaamheid leveren arbeidsplaatsen op; haar fractie wil daar dan ook aan vasthouden. Ze doet de suggestie om een gemeentelijk energiebesparingbedrijf op te richten dat zich richt op allerlei klimaatactiviteiten en dat alle projecten overzichtelijk in beeld heeft. De burger moet de gelegenheid krijgen om met subsidie of anderszins gebruik te maken van zaken als zonnecollectoren. Het Milieubeleidsplan gaat om een manier van leven; daar hoort goede voorlichting bij. Burgemeester Boevée dankt voor de reacties. Aan het stuk is langer gewerkt dan oorspronkelijk de bedoeling was en er is geprobeerd om met zo concreet mogelijke voorstellen te komen, die zijn getoetst aan het economische en het sociale aspect. Daarnaast is gekeken naar de ambities van de gemeente in de huidige tijd. De voorstellen zouden direct besparing in zich kunnen hebben. Daarnaast zijn er ideeën voor de langere termijn, zoals restwarmte en de onderzoeken naar aardwarmte. Er zijn al gemeenten die hele wooncomplexen hebben waar dit is toegepast. In Sliedrecht is een experiment gedaan bij woningen aan de Rivierdijk, maar dat is destijds niet verder uitgebouwd. Er zijn mooie systemen, maar je moet je er dan wel op gaan focussen. Hij is zelf enthousiast geworden. HVC is een belangrijke partner, evenals Eneco en beiden hebben hun steun toegezegd. Het MKB is ook een sector die duurzaamheid combineert met enerzijds een sociaal en anderzijds een economisch uitgangspunt. Er is een scala aan activiteiten die je op een rij zou moeten zetten, waarbij je bekijkt welke portefeuillehouder welke punten voor zijn rekening zou kunnen nemen. Sliedrecht wil graag een duurzamer dorp zijn dan nu het geval is en wil graag wat stappen zetten naar die energieneutraliteit. Hij verzoekt mevrouw Dekker om met meer informatie te komen met betrekking tot een bestaand energiebesparingbedrijf, hetgeen zij toezegt. Mevrouw de Bruin merkt op dat de gemeente Leeuwarden een gemeentelijk energiecoördinator heeft aangewezen. De heer Visser merkt op dat Sliedrecht ook over zo iemand beschikt. Burgemeester Boevée merkt op dat via de voorlichting en communicatie kan worden gestimuleerd dat bewoners de mogelijkheden optimaal benutten bij onderhoud, renovatie en nieuwbouw; het is al onderdeel van het besluit, maar de uitwerking van met name voorlichting kan nog meer aandacht krijgen. Windenergie komt volgens een aantal fracties onvoldoende uit de verf en die uitspraak begrijpt hij. Het onderwerp is niet uit beeld; in de notitie staat het woord vooralsnog. De heer Pauw merkt op dat hij een relatie ziet tussen het grondgebied van Sliedrecht, waar de molens staan, en het gebruik van windenergie. Zijn fractie ziet dat los van elkaar; je kunt ook windenergie afnemen terwijl de windmolens elders staan. Burgemeester Boevée antwoordt dat in het concept raadsvoorstel staat dat de opwekking van duurzame energie zowel binnen als buiten Sliedrecht kan plaatsvinden; dan gaat het over de regio, waar geprobeerd wordt afspraken te maken over locaties. Er lopen nog besprekingen over onder andere de transformatiezone/Merwedezone met het provinciaal bestuur, zodat die afspraken nog zouden kunnen worden gewijzigd. Een tweede aandachtspunt zou de eigen problematiek van Sliedrecht kunnen zijn. Tweede termijn
- 14 -
De heer Visser merkt op dat hij het belang van voorlichting richting burgers wil onderstrepen; dat zie je ook terug in de besluiten die genomen moeten worden. Hij vraagt zich af of er al over de fundering van windmolens op de Derde Merwedehaven is nagedacht. Mevrouw Visser merkt op dat zij ooit heeft geopperd om daar windmolens neer te zetten ter compensatie van de inkomsten die nu binnenkomen door storting van afval; dan doe je iets goeds voor het milieu in plaats van dat de natuur verder wordt vernield. Er is echter geen sprake van een uitgewerkt plan. Mevrouw Dekker merkt op dat bij nieuwbouw de daken naar het zuiden gericht zouden kunnen worden ten behoeve van zonnepanelen. BESPREEKSTUK voor de raad.
19. INVENTARISATIE VERKEERSBELEIDSPLAN EN FIETSBELEIDSPLAN De raadsleden wordt gevraagd: Kennis te nemen van: - Verkeersbeleidsplan - Fietsbeleidsplan En vervolgens vaststellen van: - Het Fietsbeleidsplan - Het Verkeersbeleidsplan en hierbij de keuze te maken over het in / uit de voorrang houden van fietsers op rotondes binnen de bebouwde kom van Sliedrecht. - Het mandateren van het college van Burgemeester en Wethouders om voor beide beleidsstukken de raadsbesluiten te verwerken in de definitieve beleidsplannen. De voorzitter merkt op dat er in het voorstel een omissie is geslopen. Er staat: Sliedrecht is overigens nog de enige gemeente met fietsers in de voorrang. Dat moet uit de voorrang zijn. Mevrouw Dekker merkt op dat haar fractie voorstander is van fietsers uit de voorrang, omdat onderzoek heeft aangetoond dat daardoor minder ongelukken ontstaan. In Gorinchem gebeurt het heel vaak dat auto’s en vrachtwagens de fietsers over het hoofd zien. De heer Pauw vraagt of het onderzoek waar mevrouw Dekker aan refereert, is gedaan bij rotondes met of zonder vrij liggende fietspaden. Mevrouw Dekker antwoordt dat zij spreekt over de situatie waarbij de fietser op de rotonde komt en direct voorrang heeft op het overige verkeer, met andere woorden zonder vrij liggend fietspad. Zij zal het bewuste onderzoek per mail rondzenden ter informatie. De inspreker haalde als voorbeeld de rotonde aan die vlak tegen Papendrecht aan ligt en waar subsidie voor is ontvangen. Ze heeft gevraagd waarom er geen landelijke regelgeving komt ten aanzien van de voorrangsregeling voor fietsers; die is er bij haar weten niet. Er wordt 500.000 euro uitgegeven om de bestaande rotondes aan te passen; dat is heel veel geld en levert in haar optiek een onveilige rotonde op. Dat zou je dus niet moeten doen. De heer Visser merkt op dat het rijk heeft aangegeven dat de gemeenten op dit gebied autonoom zijn. De heer van der Plas merkt op dat zijn fractie van mening is dat fietsers in de voorrang zouden moeten. Hij verwijst naar de argumenten die de Fietsersbond heeft gegeven en daarnaast heeft hij zelf ervaren op een rotonde in Papendrecht dat gebrek aan uniformiteit verwarring in de hand werkt en gevaarlijk kan zijn. Hij hoort graag hoe de dekking is geregeld voor aanpassing van de rotondes. De heer Pauw merkt op dat PRO Sliedrecht eveneens voorstander is van fietsers in de voorrang. Er is inderdaad veel onderzoek gedaan; voor zijn fractie is het een harde voorwaarde dat het fietspad vrij van de rijbaan ligt. Het Fietsparkeerkeur is niet volgens landelijke wetgeving geregeld; de gemeenten zijn autonoom en moeten het daarmee ook zelf financieren. PRO Sliedrecht is van mening dat er op een aantal belangrijke OV locaties een afdak boven de stalling ontbreekt en zal daar waarschijnlijk een motie voor indienen; op de dekking zal zijn fractie zich beraden. Zijn fractie doet verder de suggestie om van de rotonde op de Thorbeckelaan/Hopper een kruising te maken, gezien de relatief geringe verkeersstromen.
- 15 -
De heer van der Klis geeft complimenten voor deze stukken, gezien de betrokkenheid van veel burgers bij de totstandkoming ervan en gaat akkoord met vaststelling. De fractie van de VVD is er nog steeds voorstander van dat fietsers uit de voorrang gehouden worden, uit oogpunt van veiligheid. Uniformiteit leidt niet per definitie tot een veiliger situatie. Hij heeft begrepen dat de rotonde bij het station in Dordrecht ook zo wordt geconstrueerd dat fietsers daar geen voorrang hebben, waarmee Sliedrecht niet meer de enige is. Hij vraagt de PvdA fractie hoe het willen aanpassen van de rotondes rijmt met hun verkiezingsprogramma dat op de website staat en waar in vermeld is dat er geen extra middelen voor verkeer zouden moeten worden uitgetrokken, maar alleen onderhoud zou moeten worden gepleegd. De heer van der Plas antwoordt dat hij op die vraag geen antwoord paraat heeft. De heer Buchner merkt op dat het printen van deze omvangrijke stukken leidt tot het verlies van de afbeeldingen; dat is erg onhandig. Ten aanzien van het verkeersbeleidsplan, waarvoor complimenten, merkt hij op dat er een uitvoeringsplan komt. De splitsing is overzichtelijk. Hij dringt er op aan dat Ruimtelijke Ordening het stuk goed tot zich neemt; bij de aanleg van toekomstige rotondes mag het niet zo zijn dat deze opnieuw te krap bemeten zijn. Er moet direct ruimte voor gemaakt worden, zodat deze voldoen aan de normen. Zo nodig moeten er huizen gesloopt worden, zoals op de Stationsweg is gebeurd. Mevrouw Dekker merkt op dat je ook zou kunnen kijken naar alternatieven. In de polder is het geen probleem om een grote rotonde te maken, maar in de bebouwde kom moet je vaak een keus maken tussen een rotonde of geen groen. De heer Buchner merkt op dat hij begrijpt dat mevrouw Dekker doelt op de Stationsweg/Rembrandtlaan waar misschien bomen moeten verdwijnen, maar zo ver is het nog niet. Nu moeten vrachtwagens met opleggers zich met veel moeite door de bocht wringen en dat duidt op een ontoereikende aanleg. Hij stelt voor om op dit moment te focussen op het Verkeersbeleidsplan. De verwerving van de grond moet ook nog betaald worden en dat zou volgens zijn fractie weleens de bottle neck kunnen worden in de komende jaren; ook de wettelijke kaders doen een aanslag op het budget. Het tijdpad betreft de werkingsduur van het Verkeerscirculatieplan, zijnde vijf of zes jaar; in die periode moet wel een en ander gerealiseerd worden. Sliedrecht ligt ingeklemd. Met name in het westen zou je goed moeten bekijken of je de Rivierdijk in de toekomst als verkeersweg wilt handhaven op de manier zoals die nu wordt gebruikt. De heer Pauw vraagt de heer Buchner of een kruising een alternatief kan zijn op plaatsen waar onvoldoende ruimte is voor een goede rotonde. De heer Buchner is van mening dat een kruising altijd onveiliger en onduidelijker is dan een rotonde. De heer Visser merkt op dat het moeilijk is om de ruimte te ordenen. De heer Pauw antwoordt dat er over een aantal jaren iets met de Staatsliedenbuurt gaat gebeuren; dat moet beginnen met bepalen waar de infrastructuur moet komen. Mevrouw Verschoor merkt op dat de rotondes in Sliedrecht volgens haar veilig zijn. De heer Buchner antwoordt dat hij al zei dat rotondes veiliger zijn dan kruisingen. Mevrouw Verschoor merkt op dat je wel geld uit kunt geven als het daardoor veiliger wordt, maar in dit geval is dat niet zo. Een rotonde met fietsers in de voorrang is niet veiliger, zo blijkt uit onderzoek. De heer Pauw herhaalt dat je verschil moet maken in de onderzoeken naar rotondes met en zonder vrij liggende fietspaden. Vrij liggende fietspaden zijn sowieso het veiligst, en dan liefst met de fietsers in de voorrang. De heer Buchner merkt op dat de fietsers op de rotonde bij de Stationsweg geen voorrang hebben; je kunt eenvoudig nagaan hoeveel ongelukken daar gebeurd zijn in de afgelopen jaren. In zijn visie maakt het niet uit of op een rotonde zoals de heer Pauw die graag ziet, de fietsers voorrang hebben of niet. De heer van der Klis merkt op dat uit de statistieken valt af te leiden dat Sliedrecht geen onveilige rotondes heeft. Uiteraard zal iedereen de voorkeur geven aan grote en dus veilige rotondes, maar feit is dat daar waarschijnlijk geen ruimte voor is en dan is een rotonde die niet aan alle eisen voldoet en waar de fietsers geen voorrang hebben, altijd nog beter dan een gewoon kruispunt.
- 16 -
De heer Buchner merkt op dat de vraag over de vaartijden van de Waterbus nog niet is beantwoord; die moet wat hem betreft ook in het weekeind blijven varen. De A15 moet worden verbreed, maar landelijk zijn er andere prioriteiten gesteld waardoor er voorlopig niets gebeurt. Zijn fractie vreest voor verwarring aan de westkant en de oostkant van de ouverture Baanhoek West; de fietsers gebruiken nog steeds de Parallelweg om naar Papendrecht te gaan. Met name rond schooltijd is het erg onveilig en hij pleit er voor om de langs de beide zijden van de ouverture geplande fietspaden zo snel mogelijk aan te leggen. Het Watertorenterrein is eveneens een moeilijk vraagstuk; als al het verkeer over de Rivierdijk moet blijven gaan, blijft dat een knelpunt. Ten aanzien van het overzicht van de verkeersongevallen constateert hij dat aan de kruisingen die in 2005 als onveilig werden bestempeld, niets of nauwelijks iets is gebeurd. Ten aanzien van de voorrang op de rotondes merkt hij het volgende op. Op blz. 33 staat de volgende conclusie. “Begrijpelijkheid gaat boven uniformiteit en in dat licht bezien is er geen directe noodzaak om de voorrangsregelingen te wijzigen.” Sliedrecht heeft in het verleden gekozen voor rotondes met een verschillende maatvoering waarbij fietsers geen voorrang hebben. CROW schrijft voor dat fietsers voorrang moeten krijgen. Om de rotondes aan te passen is 500.000 euro nodig, exclusief de aankoop van de benodigde grond. Daarmee is niet gezegd dat fietsers buiten de voorrang veiliger is; zijn fractie is van mening dat het fifty-fifty is. Er is een nieuw ontwerp voor de mogelijke rotonde bij de Rembrandtlaan en zijn fractie komt daar op 25 januari op terug. Dat kan mogelijk meespelen bij het besluit over de rotonde aan de Stationsweg/Thorbeckelaan. Als daar een vorm voor gekozen wordt die afwijkt van de Thorbeckelaan, doet Sliedrecht het niet goed; de uitvoering moet op elkaar aansluiten. Op blz. 33 staat ook: aanpassingen en nieuwe ontwerpen zijn maatwerk. Het lijkt dus mogelijk om verschillende voorrangsregimes toe te passen. Zijn fractie wil eventueel overwegen om de rotonde bij de Stationsweg en de toekomstige rotonde bij de Rembrandtlaan in de voorrang te doen; daar past de ruimte het meest binnen de vastgestelde norm, maar daar zitten ook haken en ogen aan. Hij pleit ervoor om de RPV van de Drechtsteden veel uit de kast te halen en daar meer vorm en inhoud aan te geven. Op dit moment doen in Sliedrecht slechts twee scholen mee aan School op Seef. Zijn fractie pleit er voor om alle scholen inclusief het voortgezet onderwijs daar aan mee te laten doen en heeft daar ook geld voor over. Wethouder Van de Ven merkt op dat de discussie vanavond vooral gaat over de fietsers wel of niet in de voorrang. In Sliedrecht is gekozen om dat niet te doen, om diverse redenen die volgens hem nog steeds valide zijn. Een rotonde is veiliger dan een kruispunt en bevordert de doorstroming van het verkeer, waardoor ook het milieu minder wordt belast; daar wordt een rotonde voor ontworpen. Een fietser kan beter uit beleefdheid voorrang krijgen, dan denken dat hij voorrang heeft en het niet krijgen. Hij heeft acht jaar deel uitgemaakt van de VNG verkeerscommissie. De minister van VWS heeft desgevraagd tegen die commissie gezegd dat de gemeenten als wegbeheerder zelf moeten bepalen of de fietsers voorrang krijgen of niet. In het ene geval is het veiliger om ze voorrang te geven, in het andere geval juist niet. Bij de nieuwe rotonde bij het station van Dordrecht is nadrukkelijk gekozen voor het geen voorrang geven aan de fietsers omdat dat veiliger voor hen is. Er zijn veel onderzoeken gedaan en de rapporten daarover zijn niet eensluidend. De ANWB heeft onlangs in de Kampioen een uitgebreid artikel geplaatst waarin wordt gesteld dat het veiliger is voor de fietser als die zelf moet nadenken over de manier waarop hij oversteekt. Dat blijkt ook uit de ongevallencijfers, lokaal en regionaal. In de Drechtsteden scoren rotondes waar fietsers voorrang hebben, minder gunstig dan de rotondes waar fietsers geen voorrang hebben. Sliedrecht scoort op dat punt gewoon beter, omdat de fietser weet dat hij moet opletten. Automatisme in het verkeer is heel slecht. Uniformiteit in regels zorgt er niet voor dat het veiliger wordt; integendeel. Automobilisten en fietsers gaan dan op een automatische manier deelnemen aan het verkeer en dat is levensgevaarlijk. Als je fietsers in de voorrang wilt doen in Sliedrecht, bedragen de kosten 500.000 euro exclusief BTW en exclusief grondaankopen, prijspeil 2008. Dan is het nog maar de vraag of het daarmee zo veel veiliger wordt. Veiligheid kun je met geld nooit garanderen. Sliedrecht ligt ingeklemd tussen de A15, de spoorlijn en de rivier en moet het doen met de wegen die er zijn, omdat er niet meer ruimte is. Zo is de rotonde bij de Stationsweg midden enigszins uit de as van de weg aangelegd, omdat de
- 17 -
aangrenzende grond niet kon worden aangekocht. In Utrecht liggen in één straat twee rotondes die een verschillend voorrangregime hebben, omdat de fietser daardoor het meest veilig is. Er wordt een onderzoek gedaan naar een mogelijke verbreding van de A15, maar daar is Sliedrecht afhankelijk van het rijk. De ouverture in Baanhoek West is sneller aangelegd dan aanvankelijk de bedoeling was, omdat de Gasunie een werk ging uitvoeren en het als onwenselijk werd beschouwd dat twee parallelwegen afgesloten zouden worden. Om die reden is de ouverture versneld aangelegd. In de loop van 2010 zal er een fietspad bij gelegd worden. In het Verkeerscirculatieplan van 2005 wordt gesproken over onveilige kruispunten; wellicht wordt daarbij gedoeld op het kruispunt bij de Simon Stevinstraat, de S. Lohmanlaan en de Thorbeckelaan. Het wachten is op de reconstructie van de Staatsliedenbuurt, omdat die ruimte nodig is voor een fraaie rotonde. Het plan van de RPV wordt op de voet gevolgd en daar wordt uitvoering aan gegeven. Hij is graag bereid om als wethouder Verkeer te bezien hoe de scholen op het belang van School op Seef gewezen kunnen worden, maar het is wel zo dat ze de informatie al jaarlijks toegezonden krijgen. Het is aan de scholen om te bepalen of ze mee willen doen. De heer Buchner merkt op dat in het verleden is gedacht over schoolroutes; er zijn borden neergezet, maar dat heeft nooit goed gewerkt. Hij dringt er op aan dat alle scholen bewust moeten worden gemaakt van het belang van School op Seef; dat maakt de kinderen bewuster van het verkeer. Mevrouw Visser merkt op dat je daar de scholen niet op aan moet spreken en ook de kinderen niet; het draait om de ouders. De kinderen weten niet beter. Tweede termijn De heer Pauw herhaalt zijn vraag om belangrijke fietsstallingen te overdekken. Wethouder Van de Ven antwoordt dat het college daar niet voor heeft gekozen. Bij de bushalte aan de Stormrand worden extra fietsbeugels geplaatst; op die plekken zetten veel scholieren hun fiets neer om verder te reizen met de bus. Er wordt overwogen om op die plek een overdekte stalling te maken. Bij Sliedrecht Centraal is een uitbreiding voorzien voor de fietsen, zodra het oude station is gesloopt. Mevrouw Dekker vraagt aandacht voor de afwikkeling van het verkeer op de kruising Thorbeckelaan – Rivierdijk, in combinatie met de ontsluiting van het Watertorenterrein. Wethouder Van de Ven antwoordt dat dat zeker de bedoeling is. Dit plan wordt sowieso eenmaal per raadsperiode geëvalueerd en aan de raad voorgelegd aan de hand van nieuwe situaties. De heer Buchner vraagt de heer van der Plas of die inmiddels heeft nagedacht over de financiën. De heer van der Plas antwoordt dat hij inderdaad minder alert was, maar dat heeft te maken met het feit dat hij nooit van de volledige investering van 500.000 euro is uitgegaan, maar vanuit de gedachte dat er tussen 70.000 en vijf ton vast nog wel iets zat. BESPREEKSTUK voor de raad. 20. SLUITING De voorzitter sluit de vergadering.
De voorzitter,
De griffier,
T.C.C. den Braanker
A. Overbeek
- 18 -
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende raadsbijeenkomst, raadhuis, Doctor Langeveldplein 30 : 25 januari 2010, aanvang 19.30 uur : Dhr. J.J. Huisman, voorzitter D. van Meeuwen M.J. Bisschop-Roodbeen M. Visser T.C.C. den Braanker J.C. Buchner L.A. Huijser Ph.G. Mak A. van Gameren C.A. de Bruin B. van der Plas C. Galle-Prins W.H. Blanken G.J. Visser-Schlieker T.W. Pauw A. de Winter M. Sneijder L.P.M. Dekker-De Graaff N. Bouwman C.E. Verschoor J.H. van Eijk M. Danser-Duizendstra M.C. Boevée J.P. Tanis J.A. Lavooi R.G. van de Ven A. Overbeek H.M. Vos-Hulleman
Afwezig
Verslag
: Dhr. A.J. den Besten Dhr. F. van der Klis Dhr. L. van den Heuvel Dhr. M.J. Verhoef J.H. Vink N. de Waard : mw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer van der Klis (ziek) en de heer Van den Heuvel.
2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Agendapunt 13, Reconstructie Stationsweg-Zuid: De heer Menno Gravemaker spreekt in namens Elektra (bestuur van de Stichting Open Jeugdwerk). De verplaatsing van het monument maakt het onmogelijk om het jaarlijkse tuinfeest te organiseren. Elektra verzoekt daarom om een wijziging van de plek van het monument en heeft daar een voorstel voor op papier gezet. Tijdens de reconstructie van de rotonde zou wellicht rekening gehouden kunnen worden met de datum 19 juni, de datum van het tuinfeest. Hij deelt een tekening uit. De heer Anton van Rees spreekt in namens een aantal bewoners van de Stationsweg die overlast ervaren van zwaar verkeer en vooral van bijzondere voertuigen. Op 12 maart 2009 hebben bewoners hun ervaringen in de woonomgeving met elkaar en het wijkplatform gedeeld, en daarbij werd trillingshinder genoemd door zwaar landbouwverkeer. De huizen zijn niet onderheid. Er komen steeds meer en steeds zwaardere landbouwvoertuigen met een laadvermogen van een gemiddelde vrachtwagen, die over de weg stuiteren. Dat veroorzaakt hinder en uiteindelijk schade aan de woningen en het wegdek. Helaas ontbreekt een duidelijke richtlijn voor het vaststellen en beoordelen van deze vorm van verkeersoverlast. Door de snelheid terug te brengen, neemt de overlast af. De voertuigen mogen officieel maximaal 25 km per uur rijden. De betreffende ondernemers zijn, voor zover bekend, vorig jaar aangeschreven door 73 bewoners met het verzoek om de chauffeurs te vragen rekening te houden met de overlast die wordt ervaren. Van slechts één ondernemer is een antwoord ontvangen. De brief heeft tijdelijk wat effect gehad, maar is inmiddels weer weggeëbd. De bewoners verzoeken de portefeuillehouder nu om over te gaan tot handhaving op de maximum snelheid danwel dit te bewerkstelligen, om op deze wijze overlast en verdere schade terug te dringen of te voorkomen. De bewoners verzoeken om spoedige reparatie van het wegdek. Hij overhandigt 73 handtekeningen van bewoners van de Stationsweg. Slechts 2 bewoners wilden niet meetekenen en op de overige adressen was niemand thuis. Mevrouw Verschoor vraagt of er ook is overlegd met de politie over handhaving. De heer Van Rees antwoordt dat er met de wijkagent over is gesproken; het lastige is dat landbouwvoertuigen geen kenteken voeren. De heer Pauw merkt op dat er vijf varianten worden voorgelegd en vraagt welke variant de voorkeur zou hebben van de 73 bewoners. De heer Van Rees antwoordt dat de bewoners willen dat de landbouwvoertuigen zich aan de snelheid gaan houden; zijn betoog van vanavond staat los van het voorstel dat vanavond op de agenda staat. De heer Visser vraagt hoe de bewoners kunnen bewijzen dat landbouwvoertuigen wel schade kunnen veroorzaken en andere voertuigen die wel 50 km per uur mogen, niet. De heer Van Rees nodigt de heer Veelenturf uit om eens langs te komen. Een vrachtwagen met zand veroorzaakt veel minder overlast dan een aanhanger achter een trekker, omdat die laatste een stuiterend weggedrag vertoont. De heer Buchner merkt op dat er op meerdere plaatsen overlast voorkomt. Helaas kopen steeds meer aannemers een trekker met aanhanger en die laten daar jongeren van 15, 16 jaar mee racen; die hebben geen besef van waar ze mee bezig zijn. Hij vindt het schandalig dat aannemers die in dit gebied werkzaam zijn, zich niet bij de bewoners melden om aan te geven dat ook zij daders zijn. Als je die mensen inhuurt, ben je medeverantwoordelijk. Mevrouw Visser merkt op dat kinderen van 15 en 16 jaar nog leerplichtig zijn. Als de heer Buchner bedoelt dat er in een volgend bestek moet worden vermeld dat de aannemer niet met een tractor mag rijden, kan zij dat nog wel plaatsen. De heer Buchner merkt op dat bij het waterschap is vastgesteld dat er jongeren op de trekkers rijden die geen trekkerrijbewijs hebben. Mevrouw Jeannette Boogaard spreekt in namens Stichting Sliedrecht Groen en geeft een zienswijze op het voorstel van het college met betrekking tot de reconstructie van de Stationsweg Zuid, dat buitengewoon groen overkomt. Ter vermindering van fijnstofoverlast wordt plaatsing van
-2-
beukenhagen voorgesteld; de stichting ziet die overigens ook graag op de Deltalaan aangelegd worden. Elders zijn juist beukenhagen verwijderd. Ook zullen kastanjebomen in plaats van zilverlindes worden teruggeplant; daarmee heeft het college gekozen voor het in stand houden van het beeldbepalende karakter van de Stationsweg als kastanjelaan. Daar kan de stichting onmogelijk tegen zijn. De voorkeur gaat echter nog steeds uit naar variant e., wellicht nog te verbeteren met een slimmere verkeerslichtregulering. De kruising is al jaren veilig en het beeldbepalende karakter van de Stationsweg wordt op deze wijze volledig behouden. Het prijskaartje is wel hoog, maar die keuze is aan de raad. Mochten de kastanjes toch worden gekapt, dan vraagt de stichting zich af of dit wel verantwoord is gezien het besmettingsgevaar. De heer Jan ten Hoeve spreekt in namens de Fietsersbond Sliedrecht en reageert op de nieuwe rotonde op de kruising Rembrandtlaan – Stationsweg. Een rotonde moet gezien worden als een ronde weg met gescheiden rijbanen, waarbij rechtdoor gaand verkeer altijd voorrang heeft op afslaand verkeer. Als een fietser niet afslaat is hij gewoon doorgaand verkeer, waarbij de fietser een gelijkwaardige positie heeft ten opzichte van de automobilist en in de praktijk dus normaal voorrang heeft op al het rechts afslaand verkeer. De bedoeling is dat er meer wordt gefietst en als dat ook zo is, blijkt de gemeente per saldo verkeersveiliger te worden. Bij de nieuwe rotonde zal de fietser geen voorrang hebben; de voetganger overigens wel. De Fietsersbond pleit voor een consequent beleid waarbij Sliedrecht in de pas loopt met de regio en waar de fietser dus voorrang heeft. Hij beveelt aan om in buurgemeenten te gaan kijken, zoals bij de rotonde in Gorinchem tegenover het Stadskantoor en in Dordrecht bij de rotonde Spuiboulevard / Johan de Wittstraat. Deze rotondes zijn veilig ondanks dat ze niet geheel voldoen aan de CROW en SWOV richtlijnen; er wordt voorzichtiger gereden dan in Sliedrecht. Misschien kan de nieuwe rotonde in Sliedrecht dan veel kleiner worden, waardoor het monument niet hoeft te worden verplaatst. De besparing ad 80.000 euro kan dan gebruikt worden als een bijdrage om de overige rotondes ook om te bouwen naar fietsers in de voorrang, want nu kan er verwarring ontstaan bij de weggebruikers. Uit landelijk onderzoek is gebleken dat rondes met fietsers in de voorrang even veilig zijn als die met fietsers uit de voorrang.
3. VASTSTELLEN AGENDA Mevrouw Dekker vraagt zich af, gezien de grote hoeveelheid onderwerpen, of Sliedrecht nog wel bestaat na 3 maart. Twee dagen voor de brede doorlichting dient een aantal besluiten te worden genomen; die volgorde klopt niet. De heer Boevée antwoordt dat hij het in het college aan de orde zal stellen. De heer Pauw wijst op het aanwezige publiek en vraagt of agendapunt 13 naar voren gehaald kan worden. Na enige discussie en onder protest van de heer Visser wordt aldus besloten. De agenda wordt gewijzigd vastgesteld.
13. RECONSTRUCTIE STATIONSWEG ZUID De raadsleden wordt gevraagd: 1. kennis te nemen van het rapport Waarde van beplantingsstructuren voor luchtkwaliteit langs de Stationsweg-Zuid en de memo van de GGD; 2. kennis te nemen van variant A tot en met E met de voor- en nadelen: variant A (rotonde R=15 en nieuwe locatie monument) als eerste voorkeursvariant; variant B (rotonde R=13) als tweede voorkeursvariant; variant C (verkeerslichten met extra opstelstrook) als mogelijkheid; variant D (rotonde met principe fietsers in de voorrang) als alternatief en variant E (bestaande situatie) als mogelijkheid; 3. in te stemmen met het voorkeursontwerp van de rotonde Stationsweg-Rembrandtlaan (variant A) waarbij de nieuwe locatie van het monument door de daarvoor op te richten werkgroep wordt bepaald;
-3-
4. in te stemmen met de voorgestelde kap van 19 bomen en daarvoor een kapvergunning te verlenen na de raadsvergadering van 8 februari 2010; 5. in te stemmen met het aanplanten van 22 nieuwe bomen van de soort Zilverlinde met een aanplantformaat van 50 à 60 centimeter stamomtrek; 6. in te stemmen met de voorgestelde groeninrichting; 7. kennis te nemen van de projectbegroting van de voorkeursvariant; 8. in te stemmen met het beschikbaar stellen van een investeringskrediet van € 1.397.000,- (bovenop het huidige krediet van € 45.000,-); 9. in te stemmen met de volgende dekking: € 480.000,- ten laste van de Reserve Infrastructuur; € 188.000,- ten laste van de BDU-subsidie voor uitvoering van een rotonde; € 60.000,- ten laste van de Reserve Riolering; € 135.000,- ten laste van de AR; 10. kennis te nemen van de overige dekking: € 500.000,- uit de voorziening onderhoud wegen; € 15.000,- uit de voorziening buitengewoon onderhoud PR; € 15.000,- uit Openbaar Groen (60440001).
Mevrouw Dekker is blij met het vele groen in de plannen. Veel klein groen is de laatste jaren verwijderd en het verbaast haar dat er nu weer beukenhagen worden geplaatst; het lijkt wel of er met twee zagen wordt gemeten. Dat is geen consistent beleid. Het monument hoeft niet te worden verhuisd; dat is ongepast. Met betrekking tot de verkeersstromen heeft haar fractie informatie gekregen vanuit de ambtelijke organisatie. Over twee dagen vindt de brede doorlichting plaats en is er meer bekend ten aanzien van de financiën; ze hoort graag of er wel voldoende geld voor beschikbaar is. De fractie van het CDA wil voorstellen om dit over de verkiezingen heen te tillen en er ondertussen voor te zorgen dat de weg er netjes bij komt te liggen. Het is de bedoeling om de kastanjes nu al te verplaatsen naar de Bonkelaarstate, maar als er gebouwd wordt, zal blijken dat mensen daar dan niet willen wonen omdat ze bomen voor hun neus krijgen. Insprekers op de informatieve avond hebben aangegeven dat het bijna niet veiliger kan worden; in principe zijn er geen ongevallen gebeurd. Richting de Fietsersbond merkt zij op dat ze regelmatig in Gorinchem rijdt met een groot voertuig; ze is van mening dat het levensgevaarlijk is om fietsers voorrang te geven op rotondes. Die zijn erg kwetsbaar. Zelf maakt ze overigens lange fietstochten en is zeker niet anti-fiets. De heer Pauw vraagt wat het verschil is tussen het voorstel van de CDA fractie en variant e. De heer van der Plas merkt op dat er duidelijk iets moet gebeuren. Eerst moet je kiezen of je een rotonde wilt of niet. Duidelijk is dat alle varianten veel geld kosten; ook variant e. die alleen voorziet in onderhoud en het vervangen van de verkeersregelinstallatie. Daarmee wordt niet zo veel opgelost. De voorrangsregel is ook erg belangrijk; er is een groot verkeersaanbod. Hij voorziet problemen als fietsers geen voorrang krijgen en moeten wachten tot ze van een gaatje gebruik kunnen maken. Op dit moment kiest zijn fractie voor variant c. De doorstroming is misschien minder groot dan met een rotonde, maar het is wel overzichtelijk. Het verplaatsen van het monument zal te veel afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse; er blijft een heel klein groen gebiedje over waar je niet veel mee kunt. De heer Pauw merkt op dat de gebruikers van het huidige kruispunt hebben benadrukt dat het veilig is en dat wordt gestaafd door de ongevalscijfers. Het argument van de beeldkwaliteit is ook sterk. PRO Sliedrecht verschilt van mening met de PvdA ten aanzien van de kosten; variant e. is 500.000 euro goedkoper en dat geld kan gestoken worden in het besluit dat op 8 februari wordt genomen. Zijn fractie kiest dus voor variant e. De heer Blanken merkt op dat er in de onderliggende stukken onder andere wordt geschermd met een verhoogd veiligheidsbeeld voor de aanleg van een rotonde. Bij grotere gemeenten kan dat best eens waar zijn, maar hier betreft het een unieke plaats in Sliedrecht. Op deze locatie is niet of nauwelijks sprake van onveiligheid. Hij vraagt zich af hoe het dan komt dat de wethouder dit aangrijpt om zo’n prestigeproject door de raad heen te krijgen. Weinig gebruikers zijn voor de aanleg van een rotonde, in
-4-
welke vorm dan ook, op de automobilisten na. Die lopen echter alsnog vast in het zicht van de Amaliaboom op de te krappe rotonde aldaar. Vele voetgangers en fietsers zullen zich dagelijks vanwege het ontbreken van een verkeersregelinstallatie naar de overkant moeten wurmen; die zijn het kind van de rekening, om nog maar te zwijgen over het groen dat moet verdwijnen. Ook het oorlogsmonument moet wijken. Bij hem ontstaat een beeld van een racecircuit met chicane waar geen mens op zit te wachten, met een kostenplaatje van ongeveer 1,5 miljoen. Variant e. biedt de beste oplossing en is ook financieel de meest voor de hand liggende. Mevrouw Verschoor merkt op dat er op dit moment hard wordt gereden, vooral als het verkeerslicht op oranje springt. Met een rotonde is dat straks niet meer mogelijk. De fractie van de VVD kiest voor variant a. die zorgt voor groen en voor verkeersveiligheid. Er ontstaat een goede doorstroming. Er zijn weliswaar weinig ongelukken, maar veel fietsers komen via de stoep naar beneden scheuren en ze kan zich dat wel voorstellen. De weg is smal en druk en geeft geen veilig gevoel. Ze vraagt de wethouder of het tuinfeest inderdaad in gevaar komt. Bij variant a. is volgens haar goed gekeken of het monument nog de ruimte krijgt die het verdient. Zij is net als mevrouw Dekker een fervent fietser, maar vindt wel dat de fietser wendbaarder is en geen dode hoek heeft; dat zijn zaken waardoor je juist moet vinden dat de fietser geen voorrang krijgt, want die kan immers het beste kijken en wenden. De heer Buchner hoort vanavond veel voorstanders voor een kruispunt, terwijl de meeste slachtoffers op kruisingen vallen. Een kruispunt is absoluut niet veilig; op veel kruisingen komen fietsers in het gedrang. De heer Pauw merkt op bij interruptie dat dat bij dit kruispunt juist niet het geval is. De heer Buchner vindt dat het er aan ligt hoe je het bekijkt; hij ervaart het als onveilig. Jonge fietsers schieten voor je auto langs en er wordt door rood gereden: dat is niet veilig. Als fietser moet je overal net zo goed opletten als elke andere weggebruiker. De heer Pauw merkt op dat het om de feiten gaat en dan is dit kruispunt gewoon veilig. Mevrouw Verschoor merkt op dat er dan niet gekeken wordt naar de vele fietsers die over de stoep naar beneden gaan; ze woont er vlakbij en ziet het gebeuren. De heer Pauw antwoordt dat hij graag een keer komt kijken. Het gaat vaak om de beleving, maar je moet naar de feiten kijken en die hebben hem trouwens ook verbaasd. De heer Buchner merkt op dat de stichting blij is met het voorstel voor de groenvoorziening; dat is prettig. De beukenhagen zullen zich waarschijnlijk wel in Sliedrecht gaan verspreiden. Er komen meer bomen bij dan er nu staan. Hij vraagt waarom er toch weer voor kastanjebomen gekozen wordt. Zijn fractie ziet graag dat het monument wordt verplaatst en vraagt naar de kosten. Je moet natuurlijk ook rekening houden met het tuinfeest van Elektra. De voorkeur gaat uit naar variant a.; daarmee wordt het dorp veiliger en de doorstroming verbetert ook zonder verkeersregelinstallatie. Hij vraagt de wethouder om er in overleg met de Calvijnschool voor te zorgen dat de kinderen leren om veilig over te steken. Mevrouw Dekker vraagt de heer Buchner of die 80.000 euro voor de verhuizing van het monument verantwoord vindt. De heer Buchner antwoordt dat hij vindt van wel, als dat leidt tot een veilige rotonde. Hij voelt niets voor de suggestie om het voorstel over de verkiezingen heen te tillen; dan kun je alle projecten wel doorschuiven en dan gaat Sliedrecht echt op slot in de laatste maand. Wethouder Van de Ven merkt op dat er diverse meningen zijn als het gaat om veiligheid. Hij wil die discussie vanavond niet overdoen en verwijst naar wetenschappelijke onderzoeken. In Nederland is een rotonde veiliger, milieuvriendelijker, sneller en beter dan een kruispunt met verkeerslichten. Immers, nog even snel door oranje rijden leidt tot gevaarlijke situaties, terwijl een rotonde dwingt tot vaart minderen. Het college vindt fietsers niet in de voorrang veiliger, omdat het beter is om voorrang te krijgen, dan als fietser te denken dat je voorrang hebt, maar het niet krijgt. In Dordrecht wordt trouwens voor het station een rotonde aangelegd waar fietsers geen voorrang zullen hebben. De heer Pauw vraagt om tekeningen of een ander bewijs dat dat echt zo is, omdat hij daar niets over kan vinden. Wethouder Van de Ven zegt toe die informatie te zullen opvragen. Er is een raming gemaakt van de kosten om het monument te verplaatsen, omdat dat een betere en mooiere plek kan krijgen in het
-5-
groen. Er staat nu een immense tent bij Elektra die laat zien dat er ruimte genoeg overblijft voor een tuinfeest; bovendien vindt dat tuinfeest slechts eenmaal per jaar plaats. Hij verwijst naar de tekening die is uitgereikt. De beoogde plek van het monument is nog niet definitief; er volgt nog overleg met de groeperingen die destijds betrokken zijn geweest bij de plaatsing van dit monument. Hij is er niet voor om dit besluit uit te stellen, mede in verband met de subsidie ad 200.000 euro die is binnengehaald voor de aanleg van de fietspaden. De PvdA pleit voor een kruispunt met een nieuwe verkeersregelinstallatie. Dat is echter niet veiliger of milieuvriendelijker en het bevordert de doorstroming minder goed dan een rotonde dat doet. Hij verzoekt de fractie om hun standpunt te heroverwegen. PRO Sliedrecht kiest nadrukkelijk voor fietsers in de voorrang; dat betekent dat je ook de andere rotondes in de gemeente moet gaan verbouwen en dat kost veel geld en tijd. Bovendien maak je het daarmee voor de fietser niet veiliger. De heer Pauw merkt op dat je die vijf ton, het verschil tussen variant a. en e. daarvoor in zou kunnen zetten. Wethouder Van de Ven neemt daar kennis van. Het is zeker geen prestigeproject; het is een project waar de gemeenteraad in 2005 voor gekozen heeft. De VVD kiest duidelijk voor variant a. Destijds is de zilverlinde voorgesteld vanwege minder ziektegevoeligheid en een minder dicht bladerdak. Die keuze is echter niet gemaakt omdat de raad er sterk voor heeft gepleit om van de Stationsweg weer een kastanjelaan te maken. Als de raad op 8 februari kiest voor een bepaalde variant, zal hij daarna contact opnemen met de Calvijnschool om een klaar-oversysteem op te zetten waarmee de kinderen bij de aanvang van elk nieuw schooljaar leren hoe ze veilig moeten oversteken. Er zijn inderdaad soms lage beukhagen weggehaald op verzoek van omwonenden; als het fijnstof met de beukenhagen aan de Stationsweg goed kan worden opgevangen, en dat is gebleken, sluit hij niet uit dat die hagen elders weer terugkeren. Tweede termijn Mevrouw Dekker vindt het vreemd dat omwonenden kunnen bepalen dat beukhagen worden weggehaald; dat is geen consistent beleid en zij vindt dat heel vervelend. Ze vraagt of de inbreng van de omwonenden is verwerkt in het collegevoorstel; zij heeft daar niets van kunnen terugvinden. Ze vraagt naar de Bonkelaarstate. Ze stelt voor om eens rotondes te gaan bekijken in York of Canterbury; oude steden met heel weinig ruimte, waar iedereen toch veilig kan passeren. De heer van der Plas merkt op dat de meningen duidelijk heel erg verdeeld zijn. Hij benadrukt dat de PvdA met name kiest voor de veiligheid van fietsers en voetgangers. Kinderen moeten straks zelf de inschatting maken wanneer ze kunnen oversteken en hij vreest dat het dan fout gaat. Doorstroming van het autoverkeer is een prima zaak, maar niet ten koste van de veiligheid van zwakkere verkeersdeelnemers. Ten aanzien van de milieueffecten staat in het raadsvoorstel dat de situatie van de luchtkwaliteit aan de Stationsweg niet zorgwekkend is; hij vindt het dan niet zo’n sterk argument van de wethouder in dit verband. Mevrouw Verschoor merkt op dat de Stationsweg de verkeersader van het dorp is en ze begrijpt dan ook niet dat er wordt gepleit voor opnieuw een kruising met een nieuwe verkeersregelinstallatie. Ze vermoedt dat er tussen het middenstuk en het zuidstuk, waar dus een rotonde zou kunnen komen, omdat de afstand kleiner is, minder overlast is door te hard rijden van landbouwvoertuigen. Het zou voor de 73 bewoners van de Stationsweg aardig zijn als de PvdA dit in haar overwegingen mee zou willen nemen. De heer Pauw merkt op dat het volgens hem gaat om het gedrag van mensen; het heeft niets te maken met de afstand tussen rotonde en kruispunt. Mevrouw Verschoor bevestigt dat het uiteraard te maken heeft met gedrag, maar je kunt gewoon niet met hoge snelheid een rotonde passeren, waar dat met een kruising wel kan. Mevrouw Dekker vraagt of de kleine bocht kan blijven liggen; die fungeert als een natuurlijke afremming. De heer Pauw merkt op dat PRO Sliedrecht al jaren geleden de suggestie heeft gedaan om de Scheldelaan die daar vroeger langs liep, opnieuw aan te sluiten. Juist de nieuwe Bonkelaarstate zou zo neergezet kunnen worden dat je aan die kant weer een weg hebt.
-6-
Wethouder Van de Ven antwoordt dat de nieuwe bewoners van de Bonkelaarstate van te voren weten dat die bomen er dan staan; dat is geen verrassing. Er is rekening gehouden met voldoende afstand tussen de bebouwing en de nieuwe bomenrij. Op 18 januari is er een uitgebreide informatieavond geweest; veel mensen hebben vragen gesteld en ingesproken. Na afloop heeft het college geconstateerd dat de inbreng er in haar optiek niet toe zou moeten leiden dat de plannen zouden moeten worden aangepast; het college houdt haar raadsvoorstel derhalve staande. Er zijn vijf varianten en de raad zal een keer een keuze moeten maken. BESPREEKPUNT VOOR 8 FEBRUARI.
4A. MEDEDELINGEN PORTEFEUILLEHOUDERS EN RONDVRAAG Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. De heer Pauw vraagt nogmaals naar de Servicelijn; het percentage dat binnen de normtijd is afgehandeld bedraagt 70% en PRO Sliedrecht vindt dat niet zo veel. Er zijn twee mogelijkheden: dat alles wel op tijd wordt afgehandeld, maar dat de administratie erg lang duurt, of dat Sliedrecht tevreden is met 70%. Dat laatste kan hij zich niet voorstellen. Hij vraagt naar de stand van zaken rond de Waterbus. Mevrouw Bisschop merkt op dat haar fractie gelukkig is met de beantwoording van de vragen rond stichting Leergeld; gebleken is dat er geen kinderen buiten de boot hoeven vallen waar het gaat om muziek en sport. De brief was echter niet aan het college van Dordrecht gericht, zoals in de beantwoording staat, maar aan het college en de raad van Sliedrecht. De heer Buchner maakt zich zorgen over het industrieel erfgoed en spreekt de wethouder aan op zijn handelwijze. De stichting Groene Hart wilde een expositie in het gemeentehuis organiseren, maar kennelijk heeft de wethouder dit afgewezen. De samenwerking verliep vanaf het begin stroef, volgens de directeur van de stichting, die spreekt van een gemiste kans voor Sliedrecht. Hij vraagt of de wethouder op de hoogte is van de publicatie waar hij uit citeerde en of er overleg over heeft plaatsgevonden met het college. Het industrieel erfgoed verdient van de wethouder Kunst en Cultuur ook grote aandacht. Hij vraagt wie het gebruik van de hal van het gemeentekantoor bepaalt. Richting wethouder Van de Ven merkt hij op dat er nog steeds langdurig mankementen zijn aan de straatverlichting, terwijl was toegezegd dat het herstel sneller zou gebeuren. Mevrouw Dekker dankt voor de reactie van het college inzake de oprichting van een energiebesparingbedrijf. Op 4 februari vindt overleg plaats en ze hoort graag wat de uitkomst daarvan is. Stichting Leergeld heeft waarschijnlijk op eigen initiatief besloten om niet langer de Internetaansluitingen te vergoeden; daar heeft ze vragen over gesteld in de commissie WZI. Ze komt daar op terug als ze antwoord heeft gekregen. Domus geeft aan dat ze het risico van leegstand van de openbare ruimtes van het Griendencollege niet wil dragen; hetzelfde geldt voor het Griendencollege. Ze vraagt of dat betekent dat de gemeente opdraait voor de kosten van leegstand. Burgemeester Boevée gaat in op de vraag van de heer Pauw met betrekking tot de servicelijn. Dertig procent van de meldingen is niet tijdig gereed gemeld en dat moet beter. Dat wordt veroorzaakt doordat de feitelijke afhandeling wel binnen de gestelde tijd is uitgevoerd, maar de terugkoppeling van de uitvoering naar de binnendienst niet. Daar moet organisatorisch nog een slag in gemaakt worden. Daarnaast zijn er ook enkele meldingen niet tijdig afgehandeld doordat ook de interne organisatie heeft moeten leren werken met dit systeem. Het systeem is zodanig opgezet dat alle meldingen geregistreerd worden en dat er daadwerkelijk actie wordt ondernomen op elke melding. Het heeft dus wel een positief effect op de snelheid van afhandeling van de meldingen. Het niet tijdig administratief afhandelen wordt niet veroorzaakt door het Service Centrum Drechtsteden; de kracht van het systeem is dat de melding zonder tussenkomst rechtstreeks bij de verantwoordelijke afdeling terecht komt. Die kan ook rechtstreeks de administratieve afhandeling binnen het systeem doen.
-7-
Wethouder Van de Ven merkt op dat hij overleg heeft gevoerd over de Waterbus. De Waterbus zal een aanbod doen aan Drechtsteden ter overbrugging van de periode tot 1 april, wanneer de nieuwe dienstregeling ingaat. Zodra dat voorstel binnen is, zal hij dit via een memo kenbaar maken aan de raad. Waterbus beraadt zich op het verzoek van Sliedrecht om iets te bedenken waardoor zij logistiek in het weekeind toch op Sliedrecht zouden kunnen varen. Ook hij stoort zich aan de defecte openbare verlichting. Het gaat de laatste tijd wat beter, maar het gaat nog niet zoals het hoort. Daar is de laatste maanden intensief overleg over gevoerd, ook met de 14 deelnemende gemeenten binnen de Alblasserwaard. Er zijn meer gemeenten ontevreden en om die reden zal er een strakker plan komen. Wethouder Lavooi merkt op dat hij de publicatie waar uit werd geciteerd, bij hem niet bekend is. Per jaar komen talloze subsidieverzoeken bij de gemeente binnen, die worden beoordeeld. Niet alles wordt gehonoreerd, en dit subsidieverzoek ook niet. Het ging om het uitbrengen van een boek over cultuurhistorisch belangrijke fabriekscomplexen, waarin Sliedrecht er echter wel heel bekaaid van af zou komen. Tegelijkertijd vroeg men een fors subsidiebedrag en dat heeft ertoe geleid dat het verzoek is afgewezen, gezien het geringe belang voor Sliedrecht. Als vervolgens dat boek toch wordt uitgebracht en je wordt uitgenodigd voor de officiële plechtigheid, dan is het een beetje hypocriet om daar naartoe te gaan als je geen subsidie hebt verleend. Om die reden heeft hij de uitnodiging aan zich voorbij laten gaan. Hij kan zich niet voorstellen dat een expositie geweigerd is, maar hij zal dat graag nagaan. Wethouder Tanis merkt op dat er voor 200 m2 van de 600 m2 commerciële ruimte bij het Griendencollege nog geen bestemming is gevonden. Het Griendencollege heeft het recht van gebruik of koop en heeft aangegeven daar op dit moment geen gebruikers voor te hebben en dus wordt gezocht naar een externe huurder. Als die niet gevonden wordt, worden de kosten van leegstand gedeeld door de drie partijen, zoals vastgelegd in de overeenkomst.
4B. OPRICHTINGSVOORSTEL PARKSCHAP NATIONAAL PARK DE BIESBOSCH De raadsleden wordt gevraagd: 1. een reactie en zienswijze te geven op het voorliggende voorstel als onderdeel van de consultatieronde bij alle partijen in kwestie, die per 1 februari 2010 afloopt. 2. in te stemmen met de bijgevoegde gewijzigde conceptbrief. Mevrouw Visser merkt op dat hier twee weken geleden ook over is gesproken. Op het moment dat je besluit om het natuur- en recreatiepark De Biesbosch op te laten gaan in het Parkschap Nationaal Park de Biesbosch is er sprake van een volledig nieuwe gemeenschappelijke regeling. PRO Sliedrecht heeft het verzoek van mevrouw Dekker van twee weken geleden ondersteund om na te gaan of dit niet het moment is om uit te treden, maar daar is helaas geen reactie op gekomen van het college; dat betreurt ze. De conceptbrief die is bijgevoegd vermeldt dat de gemeente een bedrag bijdraagt dat niet zal worden gewijzigd. Dat is feitelijk onjuist, want het is een gemeenschappelijke regeling met een open eind. Bij punt 4 staat dat de gemeente Sliedrecht het noodzakelijk vindt dat de Biesbosch onderdeel wordt van de Drechtsteden; ook dat is onjuist. Daar hoort te staan “de gemeenschappelijke regeling”. Met “het toekomstig bestuur van het Parkschap dient zich hierin voort te zetten” wordt waarschijnlijk iets heel anders bedoeld dan wat er nu staat. In maart 2009 is al gesteld dat Sliedrecht vindt dat de volledige deelname over moet gaan naar de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, en dat is echt iets anders. De tekst moet wel juist zijn. Mevrouw Verschoor merkt op dat haar fractie het logisch zou vinden als de provincie ook iets gaat betekenen als dit een nationaal park wordt; het wordt groot en overstijgt ver het grondgebied van Sliedrecht. Sliedrecht betaalt wel, Papendrecht niet terwijl die dezelfde toegangsrechten heeft; dat voelt al jaren niet echt goed. Haar fractie zou nu wel eens willen bekijken of Sliedrecht zich tot een bijdrage zou moeten verplichten, mede gezien de brede doorlichting. De heer Huijser heeft kennis genomen van de gewijzigde versie. Ook zijn fractie heeft moeite met de stelligheid van de bijdrage; hij vraagt of dat bedrag nog naar beneden zou kunnen worden bijgesteld. Hij vraagt wanneer de nieuwe organisatie ontstaat. Bij punt 4 is zijn vraag in hoeverre er binnen de
-8-
Drechtsteden weleens is gesproken over de mogelijkheid om de Biesbosch deel te laten uitmaken van de Drechtsteden. In mei/juni wordt gesproken over een eenduidig geformuleerd besluitvoorstel; hij hoopt dat daar dan duidelijkheid over is, ook financieel. Zijn fractie gaat op dit moment akkoord, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen. Ook hij is benieuwd naar de kosten van uittreding; de vraag is of je in de toekomst niet moet overwegen om uit te treden en hij verzoekt de wethouder om daar over na te denken. Het kost veel geld en daar komt bij dat de invloed van Sliedrecht zeer beperkt is in deze. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat het in het algemeen zo is dat als er een nieuwe gemeenschappelijke regeling ontstaat, je zonder kosten kunt uittreden. Ze vraagt of de heer Huijser ook van mening is dat het college dit inzichtelijk moet maken vóór de conceptbrief wordt verzonden. De heer Huijser antwoordt dat hij dat niet kan overzien; hij wacht het antwoord van de wethouder even af. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden en dan zal wel of niet deelnemen aan het schap onderdeel moeten zijn van de discussie hierover, wat zijn fractie betreft. Hij voegt aan zijn betoog de opmerking toe “verbaas u niet over onze inbreng, maar bewonder ze en doe er wat mee.” Mevrouw Dekker merkt op dat die inbreng haar zeer verwondert. Vanuit de ambtelijke organisatie is er een bedrag opgegeven, dat nog twee à drie jaar doorbetaald zou moeten worden bij uittreding op een later tijdstip. Ze heeft nogmaals gevraagd aan de ambtelijke organisatie wat uittreding op dit moment zou betekenen. Het zou gevolgen hebben voor de verhoudingen in Drechtstedenverband enzovoort; die beantwoording stelt haar echter niet tevreden, want Papendrecht, Zwijndrecht en Alblasserdam hebben nog nooit meegedaan en die zitten ook in de Drechtsteden. De heer Buchner merkt op bij interruptie dat mevrouw Dekker ook lid is van het algemeen bestuur van de Hollandse Biesbosch en mee heeft gedaan aan deze besluitvorming. Hij vraagt of het dan niet wijzer is om het over te laten aan een ander, want nu zit zij met twee petten op. Mevrouw Visser merkt op dat dat makkelijk praten is vanuit een zevenmansfractie tegenover een tweemansfractie. De heer Buchner merkt op dat er besluiten zijn genomen en daar moet je dan ook voor staan. Hij vindt het vervelend om te maken te hebben met twee verschillende CDA standpunten. Mevrouw Dekker is het met hem eens en zou liever een partijgenoot dit standpunt hebben laten verwoorden, maar er is vorig jaar in februari een besluit genomen; in de tussentijd is de financiële situatie veranderd. Wethouder Van de Ven merkt op dat het gebied destijds is verkocht aan de gemeente Dordrecht; daarmee ontstonden de Merwelanden, waar de gemeente Sliedrecht met nadruk wenste te participeren in het recreatiegebied wat daar zou gaan ontstaan. Vanaf dat moment hebben altijd 4 Sliedrechtse raadsleden in het bestuur gezeten. Die vier leden hebben vorig jaar allen besloten om mee te gaan in de constructie waarbij de Hollandse Biesbosch samen gaat met de Brabantse Biesbosch. Vervolgens heeft deze raad in het voorjaar van 2009 bij meerderheid het besluit genomen om de fusie te bevorderen tussen de twee schappen. De fusiedatum is 1 juli 2010. Nu is het moment om een tussenstand aan de raden van Sliedrecht en Dordrecht te geven; er ligt een concept voorstel dat hierna verder uitgewerkt gaat worden. Tot nu toe heeft Sliedrecht altijd gevonden dat het wenselijk is om te blijven participeren. Straks zijn er geen vier bestuursleden meer, maar nog slechts één, maar je praat en beslist wel mee. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat de vraag is wat de stemkracht is van één persoon. Wethouder Van de Ven antwoordt dat er zeven bestuursleden zullen zijn; Sliedrecht heeft dan éénzevende deel. Mevrouw Visser concludeert dat dat betekent dat je als minderheid kunt slikken of stikken, en bij overschrijdingen moet je 12,5% meebetalen. Wethouder Van de Ven antwoordt dat het fusievoorstel aan de raad zal worden voorgelegd, die vervolgens positief of negatief besluit. Uittreden op dit moment betekent onder de huidige regeling dat er nog tweemaal het bekende bedrag zal moeten worden betaald, waarna uittreding mogelijk is. Maar die regeling gaat veranderen. Mevrouw Visser vraagt of ook is uitgezocht of Sliedrecht zonder kosten kan uittreden bij de inwerkingtreding van de nieuwe gemeenschappelijke regeling per 1 juli 2010.
-9-
Wethouder Van de Ven antwoordt dat hij dat zo snel mogelijk zal doen; hij begrijpt nu dat de beantwoording van de technische vragen niet voldoende was en komt hier op de kortst mogelijke termijn schriftelijk op terug. Tot die tijd zal de voorliggende conceptbrief niet worden verstuurd. Hij doet navraag in Dordrecht hoeveel ruimte er is en wat de consequenties van uitstel zijn. Mogelijk wordt er een extra vergadering ingelast als de termijn van 1 februari echt gehaald moet worden. Uiteindelijk wordt de raad gevraagd om een zienswijze; die luidt dat de raad wil bezien wat de consequenties zijn van een eventuele uittreding en dat komt niet overeen met de tekst van de voorliggende conceptbrief. Hij komt hier zo snel mogelijk op terug.
4C. SLIEDRECHT 2010 EN VERDER De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de vervolgplanning voor het projectteam ‘Sliedrecht 2010 en verder’ en de amendementsteksten die, via bijstelling van het bestaande visiedocument op basis van de afgelopen zomer gehouden enquête, moet leiden tot brede bekendheid van de raadsvisie onder de bevolking en tot maatschappelijke discussie over de inhoud. De heer Pauw merkt op dat de leeftijdsgroep 12 - 18-jarigen niet is benaderd voor dit onderzoek, dat is gedaan ter toetsing van het visiedocument Sliedrecht 2010 en verder; de reden die het college heeft gegeven, is dat daar voor is gekozen om de uitslagen binnen de Drechtsteden beter te kunnen vergelijken. Er zijn dus bewust 2.325 mensen tussen de 12 en de 18 jaar niet betrokken bij de toetsing van het visiedocument en op deze wijze kan zijn fractie helaas niet instemmen. Hij vraagt of de portefeuillehouder een oplossing kan bedenken. Burgemeester Boevée antwoordt dat hij op zoek wil gaan naar een creatieve oplossing. Je zou bijvoorbeeld in de vervolgplanning een aparte jeugdbijeenkomst kunnen beleggen om eens te peilen hoe er in die genoemde groep gedacht wordt over een aantal aspecten. Als dat breed in de raad leeft, hoort hij dat wel. Het raadsvoorstel zou kunnen worden opgewaardeerd naar een bespreekstuk. De heer Pauw merkt op dat dergelijke onderzoeken elders vast al zijn gedaan en hij vraagt zich af waarom deze groep bewust buiten beschouwing is gelaten. Zijn fractie komt hier op 8 februari op terug. HAMERSTUK met stemverklaring van PRO Sliedrecht.
4D. NIEUW DRECHTRAADLID DE HEER W.H. BLANKEN Namens de lijst Blanken De raad stemt in met het voorstel om de procedure in gang te zetten, in verband met de Drechtraad van 17 februari 2010.
Onderwerpen Welzijn en Zorg 5. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. 1. Besluitvorming coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden 2. Vergaderstukken Bestuurscommissie Sociale Dienst, 7 december 2009 Conform.
- 10 -
6. ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING SLIEDRECHT 2010 (AANGEPAST), SUBSIDIEBELEIDSPLAN VANAF 2010 GEMEENTE SLIEDRECHT, SUBSIDIEBELEIDSREGELS 2010 GEMEENTE SLIEDRECHT De raadsleden wordt gevraagd: 1) De Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2010 vast te stellen; 2) Het subsidiebeleidsplan 2010 vast te stellen; 3) Kennis te nemen van de subsidiebeleidsregels 2010. De heer Bouwman vraagt naar aanleiding van de algemene criteria, hoofdstuk 2, blz. 2 of de zinsnede “activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de activiteiten niet tot doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard” niet in strijd is met artikel 1 van de wet gelijke behandeling; uiteindelijk zijn het allemaal belastingbetalers Mevrouw Visser vraagt hem of de heer Bouwman dan wil dat bijvoorbeeld elke politieke groepering voor subsidie bij de gemeenteraad terecht kan. Als je die zin schrapt, kan echt iedereen een beroep doen op de subsidieregeling. De heer Bouwman antwoordt dat daar nooit een punt van gemaakt wordt. Het zijn allemaal belastingbetalers. Je toetst of het in het algemeen belang is. Mevrouw Visser antwoordt dat als je toetst op het algemeen belang, het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard nooit in het algemeen belang zal zijn. Dat is altijd groepsgericht. De heer Bouwman antwoordt dat het wel de gehele Sliedrechtse bevolking bedient. Op blz. 9, artikel 42 staat dat er een accountantsverklaring nodig is vanaf 100.000 euro. Onder 50.000 euro wordt vrijstelling verleend en zijn fractie zou daar een controlemoment in willen bouwen. Mevrouw de Bruin merkt op dat de raad wordt gevraagd om zich uit te spreken over de geactualiseerde subsidieverordening en het nieuw opgestelde peuterspeelzaalbeleid. Dat deze tegelijk op de agenda staan, is niet toevallig. Tot haar verrassing heeft het college besloten om het subsidiebeleidsplan nader uit te werken in subsidiebeleidsregels; volgens haar moet de raad deze vaststellen en is dit niet voorbehouden aan het college. Bij product 42, Open Jongerenwerk wordt gesteld dat activiteiten voor alle jongeren ongeacht afkomst of gezindte toegankelijk moeten zijn. Dat geldt ook voor product 42, peuterspeelzaalwerk, maar daar staat dit niet specifiek beschreven en zij vraagt naar de reden van dit onderscheid. Bij product 64, Verenigingen die gebruik maken van een zwemaccommodatie vraagt zij om uitleg ten aanzien van de toevoeging van stichting Het Vlot. Bij de EHBO Sliedrecht wordt gesteld dat minstens tweederde van de leden woonachtig dient te zijn in de gemeente Sliedrecht, met uitzondering van verenigingen die in 1989 al recht hadden op subsidie. Ze vraagt om uitleg van deze uitzondering en om welke vereniging het dan gaat. Stichting Ouderenwerk is inmiddels omgevormd naar Stichting Welzijn Sliedrecht; de tekst moet hoognodig worden geactualiseerd. Mevrouw Visser vraagt of dit voorstel alleen geldt voor 2010, of voor 2010 en verder. In het raadsvoorstel staat dat subsidie voor een exploitatiesubsidie is gewijzigd; dat wordt een subsidie in bepaalde kosten om daarmee de open eindregeling van het dekken van het exploitatietekort te ondervangen. Dat kan zij volgen, maar veel verenigingen hebben te kampen met gebrek aan vrijwilligers. Ze doet de suggestie om te overwegen, in het kader van haar eerdere betoog dat gemeenten ook een plicht hebben ten aanzien van leerwerkplekken en stageplaatsen, dat een vereniging eventueel een stagiair in kan zetten als coördinator. Dat zou wellicht onder bepaalde kosten ondergebracht kunnen worden. Mevrouw Verschoor merkt op dat haar fractie geen voorstander is van veel subsidie; de verwachting is dat alles kritisch tegen het licht wordt gehouden. Mevrouw Bisschop merkt op dat haar fractie heeft gezocht naar de verschillen met de oude versie. De aanpassingen zijn met name technisch van aard. B&W kan bij de exploitatiesubsidie zelf een beoordeling maken en dat biedt mogelijkheden, bijvoorbeeld zoals mevrouw Visser die zojuist opperde. Kleine organisaties hoeven geen accountantsverklaring meer te overleggen; dat is erg praktisch. Een aantal artikelen is verhuisd naar de beleidsregels; dat is mooi, want daarmee kun je een
- 11 -
goede individuele afweging maken. B&W heeft op meer punten discretionaire bevoegdheid, ofwel vrije beslissingsruimte en dat is mooi. Nieuw zijn het subsidiebeleidsplan en de subsidiebeleidsregels. Deze zijn wat moeilijker; haar fractie vraagt wat precies de status is van deze stukken. Het plan is kaderstellend; de beleidsregels bevatten de procedure. Ze vraagt om verduidelijking. Per product worden instellingen genoemd die nu subsidie ontvangen; ze vraagt of er wel ruimte is voor nieuwe initiatieven. Ze vraagt wat er gebeurt als zich een nieuwe instelling aandient met een fantastisch activiteitenplan, passend binnen het beleid van de gemeente. De AWB staat bovenaan als het gaat om subsidie; daar ligt de basis van het beleid en daar staat welke verplichtingen kunnen worden opgelegd aan de aanvrager. De vraag is nu hoe de nieuwe regels in de praktijk gaan uitwerken; B&W hebben daarbij een beoordelingsruimte. Alle stukken lezend en de wettelijke kaders daarbij in het achterhoofd houdend komt haar fractie tot de conclusie dat met deze verordening en de bijbehorende uitvoeringsregels alle instellingen wat betreft het recht op subsidie gelijk worden behandeld, ongeacht de eventuele godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond, mits de activiteiten worden georganiseerd vanuit of in het belang van de plaatselijke bevolking en passen binnen de beleidsdoelstellingen van de gemeente. Ze hoort graag of die conclusie correct is. De subsidieverordening biedt kansen en mogelijkheden welke in het verleden wellicht weleens onbenut zijn gelaten. Haar fractie wil die in de toekomst niet laten liggen, omdat dat goed is voor het welzijn van alle burgers van Sliedrecht. Wethouder Lavooi merkt op dat het hier een technische aanpassing van de subsidieverordening betreft en geen inhoudelijke. Dat staat ook in het raadsvoorstel. In eerdere discussies heeft hij ook gezegd dat het college geen directe behoefte heeft aan een inhoudelijke wijziging van de subsidieverordening en dat was en is de kern van dit voorstel. Over de suggestie van het CDA om artikel 2.2 te schrappen is in het college uitvoerig gesproken, maar er is besloten om dit te beperken tot technische aanpassingen. Als je dit artikel ter discussie stelt, voorspelt hij een Babylonische spraakverwarring en een vier jaar durende discussie over de vraag of je dan de subsidiemogelijkheden niet zo ruim hebt gemaakt dat je feitelijk alles zou moeten toestaan. Het artikel staat er niet voor niets in en de VNG raadt gemeenten niet voor niets aan dit in de verordening op te nemen. Ten aanzien van artikel 42 is het zo dat verenigingen die geen dure accountantsverklaring hoeven te overleggen, nogal wat stukken moeten overleggen; er zit een behoorlijke beoordeling aan vast. Het college wil het niet moeilijker maken dan nodig. De fractie van de PvdA vraagt, net als andere fracties, naar de relatie tussen het subsidiebeleidsplan en de subsidieregels. Het is gebruikelijk dat de raad de kaders stelt en het voorstel van het college is om dat te doen via het subsidiebeleidsplan 2010. Wat het college betreft mag dat ook voor volgende jaren zijn, want niemand zit te wachten op het jaarlijks vaststellen van beleidsplannen. Hij zal nagaan wat de mogelijkheden zijn. Mevrouw Visser stelt voor om te zeggen: 2010 en verder, met een tussentijdse evaluatie na vier jaar. Wethouder Lavooi merkt op ten aanzien van de bevoegdheid van raad en college ten aanzien van de subsidieregels dat het hem goed lijkt om hier nog wat tekst aan te wijden ter verduidelijking en zegt toe dit te doen. Het lijkt hem handiger om de opmerking van de PvdA fractie ten aanzien van open jeugdwerk in relatie tot peuterspeelzaalwerk te betrekken bij het volgende agendapunt. Subsidie aan stichting het Vlot wordt volgens hem al jaren verleend; als het anders is dan voortzetting van het huidige beleid, komt hij daar op terug. Mevrouw Visser merkt op dat de stichting altijd betrokken was bij activiteiten voor het geestelijk gehandicapt kind. Wethouder Lavooi zal deze technische vraag schriftelijk beantwoorden, evenals de vraag met betrekking tot het tweederde-criterium. Wmo heeft uiteraard niet alleen betrekking op ouderen; dat is veel breder. PRO Sliedrecht heeft gevraagd in hoeverre het mogelijk zou zijn om bepaalde kosten te subsidiëren. Dat klinkt sympathiek, want veel verenigingen hebben problemen als het gaat om het werven van vrijwilligers. Als het gaat over het feit dat het college kan aangeven welk deel van de kosten gesubsidieerd kan worden, is het inderdaad zo dat veel verenigingen moeite hebben met het vinden van vrijwilligers. Als de raad vindt dat dat gesubsidieerd zou moeten worden, dan hangt daar een prijskaartje aan.
- 12 -
Mevrouw Visser merkt op dat je ook een combinatie kunt zoeken met leerwerkplekken en stageplaatsen; die toezegging is in november al gedaan en om die reden gaf ze die tip. Wethouder Lavooi antwoordt dat hij het daar volledig mee eens is, maar dat hij die discussie zou willen blijven betrekken bij het vrijwilligersbeleid. Mevrouw Visser merkt op dat steeds meer verenigingen aanlopen tegen het consumptiegedrag; ouders zijn niet langer bereid om tijd in de vereniging te steken en mee te helpen. Misschien moet dat tot de conclusie leiden dat de subsidies op dat punt anders ingericht moeten gaan worden. Wethouder Lavooi merkt op dat de subsidies niet limitatief zijn; er is een opgave gedaan van die verenigingen en instellingen die nu subsidie ontvangen. Ook hiervoor geldt dat dit aan de raad is; het belangrijkste is om het subsidieplafond vast te stellen bij de begrotingsbehandeling. Als de raad vindt dat een bepaald nieuw initiatief financieel gehonoreerd zou moeten worden, dan kan dat. Hij zou dat echter niet in een subsidieverordening op willen nemen, omdat je jezelf dan klem zet. De definitie van het gelijkheidsbeginsel kon hij niet helemaal volgen; hij verzoekt mevrouw Bisschop om daar in tweede termijn nog even op in te gaan. Tweede termijn Mevrouw Bisschop merkt op dat ook als er enkel technische aanpassingen zijn, haar fractie die graag wil weten alvorens akkoord te kunnen gaan. Ten aanzien van de beleidsregels en de beleidsplannen heeft de wethouder toegezegd om daar schriftelijk op terug te komen, waarvoor dank. Ze stelt voor om het laatste stuk geen beleidsregels te noemen, maar uitvoeringskaders of een leidraad voor het college; dat voorkomt verwarring. Uit het stuk blijkt niet dat het gaat om een opsomming van instellingen en organisaties die niet limitatief is; dat moet helder vermeld zijn. Het is dan wel aan de raad, maar die ziet de subsidieaanvragen niet binnenkomen. Bij de begroting worden ze achteraf vastgesteld, maar het college maakt de afweging. Wethouder Lavooi antwoordt dat de limiet van de subsidiehoogte door de raad wordt bepaald. Een ideale subsidieverordening zou wat hem betreft kunnen luiden: de raad kan eenmaal per jaar subsidie vaststellen, bij de begrotingsbehandeling. Mevrouw Bisschop herhaalt haar conclusie. “Alle stukken lezend en de wettelijke kaders daarbij in het achterhoofd houdend komt haar fractie tot de conclusie dat met deze verordening en de bijbehorende uitvoeringsregels alle instellingen wat betreft het recht op subsidie gelijk worden behandeld, ongeacht de eventuele godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond, mits de activiteiten worden georganiseerd vanuit of in het belang van de plaatselijke bevolking en passen binnen de beleidsdoelstellingen van de gemeente.” Ze hoort graag of die conclusie correct is. Wethouder Lavooi kan voorzichtig instemmen met die conclusie, maar zou er nader op willen studeren als die conclusie op schrift staat en met inachtneming van artikel 2.2., het anti-discriminatieartikel. BESPREEKSTUK voor de raad.
7. BELEIDSNOTA PEUTERSPEELZALEN IN SLIEDRECHT De raadsleden wordt gevraagd: 1) Het beleidskader Peuterspeelzalen in Sliedrecht vast te stellen; 2) De ‘verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk Gemeente Sliedrecht’ vast te stellen; 3) De verordening Kinderopvang (1996) te laten vervallen. De heer Den Braanker merkt op dat zijn fractie vindt dat Sliedrecht met deze beleidsnotitie redelijk in de goede richting gaat. Dit is nummer één, dus kennelijk volgt er nog meer. Waarschijnlijk wordt dat dan ingegeven door de Oké wetgeving. Hij vraagt hoe die twee zich tot elkaar verhouden en of de wet Oké al is verwerkt in de nieuwe verordening kwaliteitsregels. De wet dwingt je om na te denken over de ambities met betrekking tot peuterspeelzalen. Die maken onderdeel uit van het brede welzijnsterrein en moeten goed worden ingebed in het geheel. De nieuwe wet dwingt ook om verbinding te leggen met de kinderopvang en met de scholen; dat mag best benadrukt worden, ook bij
- 13 -
de ontwikkeling van bijvoorbeeld de brede school. Zijn fractie heeft kennis genomen van onderzoeksgegeven met betrekking tot het bereik van ouders; dat is een aandachtspunt. Wellicht heeft zijn fractie daarbij een andere insteek dan vroeger. Dat heeft ook te maken met de complexe werkelijkheid, waarin je ieder kind een goede startpositie wilt geven in het basisonderwijs. Het rijk steekt daar ook op in met het verlagen van de financiële bijdrage voor ouders. Mevrouw Visser vraagt de heer Den Braanker of die vindt dat er op termijn bij elke school een peuterspeelzaal zou moeten zijn. De heer Den Braanker vindt dat een stap te ver. Hij vindt het wel goed dat er een bepaalde richtring wordt uitgedacht, maar ziet dat meer als een pedagogische visie, dat je de peuterspeelzaal in relatie ziet tot het brede welzijnsterrein waaronder de scholen. Het zou goed zijn om eens met elkaar te discussiëren over die koppeling. Mevrouw Visser wil in die discussie dan ook redeneren vanuit ouder en kind; ze heeft de plannen voor de brede school gezien en dat betekent dat kinderen vanaf zes maanden tot hun twaalfde jaar de brede school bezoeken, van ’s morgens zes tot ’s avonds zes, bij wijze van spreken. De heer Den Braanker antwoordt dat aan de brede schoolgedachte ook schaduwkanten zitten; je moet geen staatsopvoeding willen. De PvdA heeft altijd gezegd “laat het kind vooral spelen” en dat is een belangrijk uitgangspunt. Mevrouw Visser merkt op dat bij artikel 11 iets staat over de groepsgrootte; ze vraagt of dat nog gevolgen heeft voor de begroting. Mevrouw de Bruin merkt op dat het bevorderlijk is voor de sociale cohesie en de integratie als ouders en kinderen van verschillende achtergronden en culturen dagelijks met elkaar in contact komen; dat is een verrijking van ieders wereldbeeld. Integratie staat voorop, maar ook respect voor andersdenkenden. De PvdA fractie vindt dat ook, maar vraagt zich af hoe je daar invulling aan moet geven. Moet je nu wel of niet een peuterspeelzaal op levensbeschouwelijke grondslag subsidiëren? De subsidieverordening is nauw verbonden met het peuterspeelzaalbeleid en schrijft voor onder welke voorwaarden subsidie kan worden verstrekt. Op welke gronden kan dan aan een reformatorische, Islamitische of welke religieuze richting subsidie worden verstrekt? B&W denkt dit legitiem te kunnen doen door te stellen dat de toegankelijkheidseisen ten aanzien van activiteit, personeel en bestuur ruimer zullen worden toegepast dan voorheen. Om wildgroei te voorkomen is er een nieuwe voorwaarde gecreëerd: een peuterspeelzaal moet voortaan verbonden zijn met een erkende Sliedrechtse onderwijsinstelling. Ze vraagt wat dit dan betekent voor de bestaande peuterspeelzalen en waarom er ineens met twee maten wordt gemeten. Ze vraagt wat die school er eigenlijk mee te maken heeft. Peuterspeelzalen vallen onder welzijn, niet onder onderwijs en dat zal wat haar betreft ook nooit gaan gebeuren, want kinderen moeten vooral spelen. De heer Den Braanker merkt op bij interruptie dat de wetgeving een duidelijke link laat zien met het onderwijs. Als de Oké wetgeving dat oplegt, zul je de relatie wel moeten zoeken, bijvoorbeeld als het gaat over overdracht van leerlinggegevens. Mevrouw de Bruin merkt op dat de peuterspeelzalen voorlopig nog onder de Wmo vallen en niet onder onderwijs. Het college kan besluiten grenzen te stellen aan de toegankelijkheid van activiteiten, personeel en bestuur en daarmee lijkt het erop dat de voorwaarden in de subsidieverordening onderuit gehaald worden; dat kan niet de bedoeling zijn. Dit peuterspeelzaalbeleid is opgesteld, vooruitlopend op de wet Oké die in augustus 2010 van kracht zal worden. Ze vraagt waarom daar niet op is gewacht; nu heb je dubbel werk. In de verordening kwaliteitsregels staat dat de beroepskrachten een verklaring omtrent gedrag moeten overleggen. Begeleiders hoeven dat niet, maar in de toelichting staat in artikel 15 dat een begeleider ook een beroepskracht is. Persoonlijk vindt ze dat iedereen zo’n verklaring zou moeten overleggen. Er wordt gesteld dat als peuterspeelzaal Bijdehand gemeentelijke subsidie krijgt, ze een tweede beroepskracht kunnen aannemen en daarmee kunnen voldoen aan ambitieniveau 2. Dat zou in haar ogen een voorwaarde moeten zijn en geen optie. Ze mist het CJG in de opsomming; dat is nog in oprichting, maar het hoort er wel bij. 30 tot 50% van de 2-4 jarigen gaat niet naar een peuterspeelzaal of kinderopvang. Ze gaan in die periode slechts één keer naar een consultatiebureau. Misschien moet je ze vaker naar het consultatiebureau laten gaan om het bereik te vergroten; ze vraagt welke ideeën het college daarover heeft.
- 14 -
Mevrouw Verschoor heeft bedenkingen bij de opvatting dat een kind wel goed terecht zal komen als het maar naar de peuterspeelzaal gaat; om de Nederlandse taal te leren zal een kind ook in zijn eigen omgeving met die taal moeten worden geconfronteerd, anders lukt dat niet. De term ‘pedagogische leerlijn’ doet haar denken aan ‘pedagoochelen’. Mevrouw Dekker merkt op dat haar fractie blij is dat hier geen onderscheid wordt gemaakt naar geloofsovertuiging, in tegenstelling tot het vorige onderwerp en verzoekt mevrouw Bisschop om die twee onderwerpen naast elkaar te leggen. Haar fractie vindt dit een prima voorstel, juist omdat er aandacht wordt gevraagd voor het jeugdbeleid. De aandacht voor achterstanden komt hier zo ook beter tot zijn recht. Wethouder Tanis merkt op dat het in eerste instantie de bedoeling was om dit onderwerp en het vorige te bespreken in de vorige raadscyclus, maar dat liet de agenda niet toe. De nota’s dateren dus al van oktober vorig jaar, waardoor de Oké wetgeving daar nog niet in is verwerkt. Met betrekking tot de relatie die er is tussen kinderopvang en scholen merkt hij op dat dit voor het college reden is geweest om het voorstel op deze manier te doen en Bijdehand voor subsidie in aanmerking te laten komen, zoals bij de begroting al was voorgesteld. Er wordt overlegd met de instellingen hoe het bereik verbeterd zou kunnen worden. Hij komt later terug op de technische vraag van PRO Sliedrecht. De PvdA fractie heeft een aantal opmerkingen gemaakt; het college is niet van mening met twee maten te meten. Er wordt nadrukkelijk een relatie gelegd tussen peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, VSO en het basisonderwijs en dat zal met de nieuwe wet alleen maar sterker worden. Juist om wildgroei te voorkomen is nadrukkelijk de relatie gelegd met de verbinding die er volgens het college zou moeten zijn met een erkende Sliedrechtse onderwijsinstelling; dat heeft geen gevolgen voor het bestaande peuterspeelzaalwerk. Bij de Wilgen zie je wel al nieuwe initiatieven ontstaan, dus in de praktijk gaat dat al die richting uit. Daarom worden grenzen gesteld aan de toegankelijkheid van die activiteiten. Het college heeft dus niet het idee dat met deze tekst de voorgaande tekst onderuit wordt gehaald. Op dit moment zijn er onvoldoende toetsingsmomenten voor de externe instanties om de bestaande peuterspeelzalen en kinderopvang adequaat te toetsen; daarmee wordt niet meer volledig voldaan aan de wettelijke criteria. Om die reden is niet gewacht op de nieuwe wetgeving, omdat dat te lang zou gaan duren. Om die reden is voor een tweetrapsraket gekozen. De landelijke toetsingscriteria dateren van 1996 en die ontwikkelen zich. Daarom is er voor gekozen om de nota nu in de raad te brengen en voor een deel betekent dat inderdaad dubbel huiswerk. Wethouder Lavooi merkt op dat het een zorg is dat er een gat zit in de screening van kinderen in een bepaalde leeftijdsgroep en dat is een nadrukkelijk aandachtspunt in het kader van de ontwikkeling van het CJG. Wethouder Tanis zegt toe de vraag over de verklaring van goed gedrag uit te zoeken en er schriftelijk op terug te komen. Tweede termijn Mevrouw Dekker merkt op dat er bij de begroting geld is gereserveerd voor Bijdehand; ze vraagt of er nog een toets plaatsvindt. Mevrouw de Bruin merkt op dat zij nu begrijpt dat een nieuwe peuterspeelzaal zich moet verbinden aan een school. Verbinden als verplichting is in haar ogen iets heel anders dan je door omstandigheden ertoe genoodzaakt zien om overleg te voeren. Ze vindt dit erg dwingend voorgeschreven, maar dat geldt kennelijk alleen voor nieuwe peuterspeelzalen. Als Bijdehand subsidie krijgt kunnen ze een tweede beroepskracht aanstellen; ze vindt dat wat te vrijblijvend geformuleerd. Het klinkt wat tegenstrijdig als je eerst stelt dat je de eisen wat ruimer toepast dan voorheen, en daarna zeg je dat het college anders kan bepalen ten aanzien van de toegankelijkheidseisen. Het is haar niet duidelijk wat nu de bedoeling is: ruimer of juist beperkter, of per keer iets anders. Je haalt de voorwaarden onderuit. Wethouder Tanis antwoordt dat er 38.000 euro voor Bijdehand is meegenomen bij de begroting; het college heeft er voor gekozen om de effectuering daarvan pas te laten plaatsvinden op het moment dat de nota Peuterspeelzaalwerk is vastgesteld en dus is gebonden aan de richtlijnen van het beleid. Ook Bijdehand zal moeten voldoen aan de criteria zoals die door de raad vastgesteld zijn. Als dat er toe zou
- 15 -
moeten leiden dat er een tweede beroepskracht moet komen, ligt dat ook voor de hand. Dat zal uiteraard getoetst worden. Als er een nieuw initiatief ontstaat waarvan het college vindt dat die voor subsidie in aanmerking zou moeten komen, wordt getoetst of die weer een relatie heeft met een bestaande onderwijsinstelling. Als dat niet het geval is, valt die buiten deze verordening, tenzij de raad hiervan af zou willen wijken. Het college wil de mogelijkheid hebben om in overleg te treden met de bestaande initiatieven om te zien of je koppelingen kunt leggen. Op het moment dat een school zegt: we willen de mogelijkheid hebben om een peuterspeelzaal bij onze school te hebben, dan wil het college door middel van het vaststellen van de minimale en maximale grenzen de mogelijkheid hebben om heel nadrukkelijk te sturen. Het college gaat er van uit dat er een verschuiving plaatsvindt van de middelen, maar ook van de kindplaatsen. BESPREEKPUNT voor de raad 8. INFORMATIEBEVEILIGINGSPLAN SDD De raadsleden wordt gevraagd het informatie-beveiligingsplan Sociale Dienst Drechtsteden in het kader van Suwi wetgeving (Wet Structuur uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen) vast te stellen HAMERSTUK voor de raad.
9. BESCHIKBAAR STELLEN VOORBEREIDINGSKREDIET BREDE SCHOOL IN BAANHOEK-WEST De raadsleden wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de resultaten tot nu toe van het project Brede school in Baanhoek-West en de wijze van vervolg; 2. De gemeenteraad te verzoeken met een raadsvoorstel een voorbereidingskrediet van € 600.000,- beschikbaar te stellen ten laste van de Voorziening huisvesting onderwijs. De heer Blanken spreekt van een vooruitstrevend ontwerp dat flexibel is in te delen en voor meerdere doeleinden te gebruiken is, ook buiten de schooltijden. Wat de grootte van de gymzaal betreft: hij vreest dat die niet zal worden gebruikt voor sporten, anders dan tijdens de gymlessen voor de leerlingen. Hij vraagt waarom is gekozen voor alleen leerlingen uit de onderbouw. Hij is positief over de plannen voor een energieneutraal gebouw, al heeft hij nog wel vraagtekens bij de haalbaarheid. Hij vraagt of er contact is geweest met de huidige bewoners over de gekozen locatie, vanwege de sterke toename van de verkeersbewegingen. Mevrouw Bisschop merkt op dat het vanavond alleen gaat om een krediet. Haar fractie vindt dat er snel aan de slag gegaan moet worden; vertraging in de voorzieningen kun je de bewoners van de wijk niet aandoen. Het is goed dat er rekening wordt gehouden met groei; je moet achteraf geen spijt hebben dat er een te klein pand is neergezet. Ze vraagt aandacht voor het uiterlijk van het pand. Dat oogt wel erg futuristisch en het moet wel passen in het geheel. Ze vraagt of er ook een plek komt voor het ambulant jongerenwerk. Mevrouw Visser merkt op dat haar fractie de informatieavond heeft bezocht en dat ze redelijk verbaasd was. Er is altijd gesproken over 6.500 m2 voor maatschappelijke doeleinden, maar nu is de brede school op een heel andere locatie gepland. De 600.000 euro van vanavond is weliswaar niet bestemd voor grondaankoop, maar haar fractie is er nog niet uit. Opnieuw grond aankopen maakt enkel de stichtingskosten van de school hoger. Haar fractie is niet gelukkig met de plek; binnen een woonwijk komen nu veel meer autobewegingen. Er wordt gesproken over twee keer drie klassen met een mogelijkheid van nog een keer drie klassen; dan heb je het over zes per school. Je wilt daar ook een peuterspeelzaal en kinderopvang, dus van ’s morgens 7 uur tot ’s avonds 7 uur heb je te maken met autobewegingen. Mevrouw Dekker merkt op dat er ook andere activiteiten worden bekostigd uit de voorziening huisvesting onderwijs en vraagt of dat niet ten koste gaat van de onderwijsvoorzieningen. Mevrouw de Bruin vraagt wat er gebeurt wanneer de bouw van de school te laat start.
- 16 -
Wethouder Lavooi merkt op richting de heer Blanken dat er zeker gesport zal worden; hij verwijst naar de nota sportvoorzieningen. Er is een discussie gevoerd rond 2000, waarbij in overleg met het onderwijs heel nadrukkelijk is gesproken over de vraag wat de positie wordt van deze wijk ten opzichte van Papendrecht en Sliedrecht. Volwaardige scholen in een wijk met 950 bewoners zijn financieel niet haalbaar, maar op het moment dat je via de onderbouw en via het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang een solide basis hebt gelegd, mag je verwachten dat ouders kiezen voor de Sliedrechtse scholen als er moet worden overgestapt naar de bovenbouw. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat je dan de vraag krijgt wat onderbouw en bovenbouw is. Er zijn ook scholen die met onderbouw, middenbouw en bovenbouw werken. Wethouder Lavooi antwoordt dat de keus voor onderbouw is gemaakt omdat een volwaardige school niet mogelijk was; er is zelfs getwijfeld of er wel een schoolvoorziening zou moeten komen in Baanhoek West. Het lijkt hem niet verstandig om die discussie opnieuw aan te gaan. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat de invulling van de 6.500 m2 altijd geheim is geweest. Het ging over twee keer drie klassen. Wethouder Lavooi merkt op dat hij nog bezig is met de beantwoording van de vragen van de fractie Blanken. De gekozen locatie staat al vanaf 1994 in de stukken en in het ontwerp bestemmingsplan; daar kun je niet meer van afwijken. Het wordt ook als zodanig gecommuniceerd met de toekomstige omwonenden van deze locatie, zodat ze weten waar ze aan toe zijn als ze daar een woning gaan kopen. Richting de SGP/ChristenUnie merkt hij op dat het de bedoeling is om nog voor het zomerreces met een definitief ontwerp naar de raad te komen. De welstandscommissie is er voor het uiterlijk; hij kan zich de opmerking wel enigszins voorstellen na de presentatie. Anderzijds is wel nadrukkelijk voor differentiatie in de wijk gekozen met alle mogelijke soorten architectuur, waarbij het college een baken in de wijk wel vindt kunnen. De vraag is hoe ver je daar dan in gaat. De heer Visser merkt op dat de welstandscommissie toetst aan de Welstandnota; bij een groot project wordt gevraagd of de raad akkoord kan gaan met de vorm. Wethouder Lavooi antwoordt dat dat ook gaat gebeuren. Er wordt geprobeerd om zoveel mogelijk ruimte te creëren ten behoeve van het multifunctioneel gebruik van deze brede school. Richting PRO Sliedrecht merkt hij op dat de 6.500 m2 is bedoeld als het aangeven van een oppervlaktekader voor de totale wijk. Mevrouw Visser merkt op dat er bij de presentatie iets anders is gezegd. Door verandering van de plannen komt de brede school nu op een andere plek, waar apart 1.000 m2 grond voor is aangekocht. Wethouder Lavooi antwoordt dat de locatie al vanaf 1994 hier is geprojecteerd. Hij zal de opmerking meenemen. Wat er ook is gezegd, de presentatie is niet duidelijk overgekomen en dat hoort wel duidelijk te zijn. Er zijn gescheiden geldstromen; enerzijds voor de voorziening onderwijs en daarnaast zijn er andere huurders, zoals de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Het geld daarvoor zal uit andere potten moeten komen, danwel uit bijdragen van die instellingen. Het totaal zal dan budgettair neutraal moeten zijn. Peuterspeelzaalwerk wordt dus niet gefinancierd uit de pot onderwijsvoorzieningen. Er wordt in het stuk geen duidelijk onderscheid aangegeven, maar er wordt op dit moment alleen een voorbereidingskrediet gevraagd. Mevrouw de Bruin merkt op dat er gezinnen met kinderen in de wijk wonen; als die naar school moeten en de school is er nog niet, dan ben je ze kwijt en krijg je ze nooit meer terug. Wethouder Lavooi antwoordt bevestigend; daarom wordt er gestreefd naar een plan voor de zomer. BESPREEKSTUK voor de raad.
10. AANKOOP PAND NICOLAAS BEETSSTRAAT 2-6 VOOR VESTIGING VAN HET CENTRUM VOOR JEUGD EN GEZIN De raadsleden wordt gevraagd: Kennis nemen van het voornemen van het college om het pand Nicolaas Beetsstraat 2-6 aan te kopen onder de ontbindende voorwaarde van instemming door de gemeenteraad Een investeringskrediet ter beschikking te stellen van € 925.000 voor de aankoop en verbouw van het pand
- 17 -
Er kennis van te nemen dat het college niet tot verbouwing van het pand zal overgaan als er geen sluitende exploitatiedekking is voor Nicolaas Beetsstraat en De Reling De heer Huijser hoopt dat het budget niet overschreden zal gaan worden. Hij beveelt aan om met de bewoners te communiceren per brief en niet alleen via het Kompas. Hij vraagt tevens aandacht voor het parkeren, eventueel in de vorm van verwijzingsborden naar omliggende parkeerterreinen. Mevrouw Verschoor merkt op dat haar fractie nog wat vragen heeft. Het wordt voorgesteld als risicoloos omdat je het pand altijd weer kunt verkopen, maar dan betaal je wel een fors bedrag aan overdrachtsbelasting. De verbouwingskosten zijn hoger dan de aankoop van het pand en volgens haar kun je dat niet terugverdienen bij verkoop. Er moet van overheidswege een CJG komen, maar in Alblasserdam wordt daar bijvoorbeeld de Alblashof voor gebruikt, al is daar geen gescheiden entree. Alblasserdam heeft zich op het standpunt gesteld dat ze eerst een CJG realiseren en dan verder kijken. Dat is in ieder geval een economische redenering. De huidige instanties liggen nu op fietsafstand van elkaar, want Sliedrecht heeft een klein gebied; ze vraagt waarom het noodzakelijk is om één loket te realiseren dat zoveel geld moet kosten, terwijl het nu op de verschillende locaties heel goed is geregeld. Er is nu veel ondergebracht in de Reling; Logopedie heeft er bijvoorbeeld veel ruimte. Wellicht kan daar in geschoven worden. Mevrouw Visser merkt op dat buurmans grond maar één keer te koop is; dat is een van de redenen achter dit voorstel. Bij puntje 3 staat “er kennis van te nemen dat het college niet tot verbouwing van het pand zal overgaan als er geen sluitende exploitatiedekking is voor de Nicolaas Beetsstraat en de Reling”. Met andere woorden, de onzekerheden worden eerst uitgezocht voor er verbouwd wordt. Op dit moment wordt alleen het pand aangekocht. Mevrouw Verschoor merkt op bij interruptie dat het pand kopen niet risicoloos is. Mevrouw Visser herhaalt dat buurmans grond maar één keer te koop is. Er zijn genoeg plannen in Sliedrecht, zodat je kan stellen dat dit een locatie is die je altijd wel weer kwijt kan raken. Je zou de locatie ook als ruilmiddel kunnen gebruiken. Mevrouw Verschoor merkt op altijd te hebben begrepen dat buurmans grond echt te maken heeft met een aangrenzend stuk grond. Ze verwijst naar Waerthove. Mevrouw Visser merkt op dat de logopedische dienst momenteel zo veel ruimte heeft omdat het college en de raad zich hebben laten inpakken. Stout bleef met een halve vleugel zitten. Eigenlijk zou alles naar de Zetsteen gaan, maar op zeker moment is alles ‘pas’ gemaakt en daarom zit Logopedie in zo’n grote ruimte. Met het voorstel dat nu voorligt, ontstaat de gelegenheid om alles echt passend te maken. PRO Sliedrecht heeft er alleen moeite mee dat het college nu al vraagt om een verbouwingskrediet. Als dat wijzigt, heeft haar fractie geen problemen met het voorstel. Mevrouw Verschoor geeft aan dat ze niet op de voorgeschiedenis kan reageren; ze constateert alleen dat er in de Reling nog veel ruimte is waar wat mee gedaan kan worden. En een pand kopen zonder dat je weet of je er mee uit de voeten kan, vindt zij een vreemde manier van redeneren. Mevrouw Dekker is geen voorstander van de aankoop van dit pand als dat toegevoegd wordt aan de strategische voorraad onroerend goed van de gemeente, al is het alleen al vanwege het onderhoud. Wethouder Lavooi merkt op dat hij de suggestie van een warme communicatie met de omwonenden ter harte neemt, ook als het gaat om de parkeergelegenheid. Die aandacht is er al wel, maar extra attentie kan nooit kwaad. PRO Sliedrecht is al ingegaan op de vragen van de fractie van de VVD en gaf een perfect antwoord. Mevrouw Verschoor verwijst bij interruptie nogmaals naar de aanpak van Alblasserdam. Daar kost het ook geld, maar in Sliedrecht kost het vier ton voor een pand en nog eens zo’n bedrag voor de verbouwing; ze gelooft niet dat Alblasserdam een dergelijk bedrag heeft gespendeerd. Wethouder Lavooi antwoordt dat dit gaat om een totaalkrediet van 925.000 euro; andere bedragen zou hij namens het college niet willen noemen. Aanvankelijk was er niet het idee dat er een fysieke huisvesting gerealiseerd zou moeten worden, maar ging het met name om de inhoud: de instellingen die zich met zorg bezighouden moeten beter gaan samenwerken. Nu doet zich echter ineens een gouden kans voor met het pand waar nu al het consultatiebureau werkt en dan moet je die pakken. Er wordt echter niet verbouwd als de exploitatie van de Reling en van dit pand niet gewaarborgd zouden
- 18 -
zijn, maar dat betekent wel dat je het eerst moet verwerven. Dat er een bedrag van 925.000 euro als krediet wordt gevraagd, heeft alles te maken met de onderhandelingen, maar onder de harde voorwaarde ten aanzien van de exploitatie zoals die net is genoemd. Mevrouw Visser merkt op dat het benodigde bedrag voor de aankoop ook in beslotenheid had kunnen worden gevraagd, en dan over een paar maanden het verbouwingskrediet. Wethouder Lavooi herhaalt dat dit te maken heeft met de onderhandelingen met de huidige eigenaar, die zekerheid wilde over de ernst van de bedoelingen van de gemeente. Hij vindt het jammer dat de raad niet zo erg enthousiast is over deze gelegenheid. Mevrouw Visser merkt op dat dit ligt aan de plek op de agenda van vanavond. Wethouder Lavooi merkt op dat de SGP/ChristenUnie wel blijdschap heeft geuit ten aanzien van dit onderwerp. BESPREEKPUNT voor de raad.
Ruimte en groen 11. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. 1. Voorontwerp bestemmingsplan Het Plaatje 2. Ontwerp bestemmingsplan Waerthove 3. Woonmonitor 2009 en Verhuisonderzoek 2007 en 2008 Drechtsteden 4. Waarde van beplantingsstructuren voor luchtkwaliteit 5. Vergaderstukken Jaarvergadering PALT 6. Vergaderstukken portefeuillehouderoverleg Wonen en Stedelijke Vernieuwing van 10 december 2009 Conform. 12. ONTWERP PROVINCIALE STRUCTUURVISIE EN VERORDENING HERZIENING PROVINCIAAL BESTUUR De raadsleden wordt gevraagd: - kennis te nemen van en in te stemmen met de Concept Zienswijze van 17 december 2009 van het Drechtstedenbestuur op ontwerp provinciale structuurvisie en verordening; - kennis te nemen van en in te stemmen met de Concept Zienswijze van de gemeente Sliedrecht van 11 januari 2009 op ontwerp provinciale structuurvisie en verordening. De heer Visser merkt op dat er een mooie brief ligt aan de provincie, gedateerd 15 januari, waar zijn fractie heel blij mee is. In november kwam er een stuk dat het heel moeilijk zou worden met het recreatief knooppunt; er zouden plannen gemaakt worden voor de invulling en zijn fractie heeft daarover een notitie aan het college gegeven. Met name onder punt 3 staat een aantal mogelijke indelingen. De heer Pauw merkt op dat de zienswijzen al verstuurd zijn; dat had voor zijn fractie niet gehoeven. De SGP/ChristenUnie stelt twee richtingen voor en zijn fractie kiest voor richting 1. HAMERSTUK met stemverklaring.
- 19 -
14. VASTSTELLING VAN HET BESTEMMINGSPLAN "WAERTHOVE” De raadsleden wordt gevraagd: 1. geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen aangezien er geen financiële gevolgen voor de gemeente zijn te verwachten en er met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst is gesloten waarmee de kosten voor de gemeente anderszins verzekerd zijn; 2. de zienswijze van reclamant 1 ongegrond te verklaren; 3. de zienswijze van reclamant 2 gegrond te verklaren; 4. het ontwerp van het bestemmingsplan “Waerthove” te wijzigen in overeenstemming met de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; 5. het bestemmingsplan “Waerthove”, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp11waerthove-3001, waarin de ‘Staat van wijzigingen’ is verwerkt en waarbij voor de locatie van de geometrische plan-objecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van januari 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen. HAMERSTUK
Onderwerpen Burger en Bestuur 15. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. 1. Brief provincie Zuid-Holland over gemeentebegroting 2010 HAMERSTUK 16. UITVOERINGSPLAN OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID 2010 De raadsleden wordt gevraagd: 1. kennis nemen van het uitvoeringsplan Openbare Orde en Veiligheid; 2. het college van burgemeester en wethouders doet een beroep op de opiniërende vergadering om te adviseren over de in dit plan opgenomen speerpunten en inzet van politie, gemeente en openbaar ministerie. De heer Van Gameren merkt op dat zijn fractie het eens is met de speerpunten. Er is verteld dat er ondanks de bezuinigingen meer blauw op straat kan komen en dat is uiteraard goed nieuws. Het zou leuk geweest zijn als in de nota had gestaan hoeveel boeven er gevangen zijn met de Sliedrechtse camera’s. Mevrouw Verschoor merkt op dat bezuinigen moeilijk te rijmen is met meer blauw op straat. De heer Mak merkt op namens zijn fractie dat de Kaderbrief van vorig jaar deels identiek is aan die van dit jaar. Er zijn ook verschillen; er worden acties gedaan om de burger erbij te betrekken. Burgemeester Boevée merkt op bij interruptie dat de Kaderbrief een districtelijke brief is; wat voorligt, is het uitvoeringsprogramma. De heer Mak dankt voor deze opmerking. Maar dit stuk ligt wel op tafel en dat moet ook voor Sliedrecht iets te zeggen hebben. Als dan in het stuk van vorig jaar staat dat er bijvoorbeeld gesprekken in burgerpanels en buurtgesprekken plaats gaan vinden, en dat staat er nu niet meer in, dan wil hij de reden weten. Als het om de indicatoren gaat heeft zijn fractie de zorg dat de vermindering van 35% op de aangiften die voor 2010 als doel stond, niet gehaald wordt. Mevrouw Dekker merkt op dat er extra subsidie wordt ingezet op sportactiviteiten en jongerenwerk. Richting de heer Van Gameren merkt zij op dat als het om dezelfde cijfers gaat, zoals de heer Mak zegt, het waarschijnlijk ook dezelfde boeven zijn. De heer Van Rees sprak vanavond in over het verkeer dat langskomt; ze hoopt dat de portefeuillehouder nog wil ingaan op wat je tegen dat soort dingen kan doen in het kader van de openbare orde.
- 20 -
Burgemeester Boevée constateert dat er niet zoveel opmerkingen zijn gemaakt, waar hij overigens content mee is. Hij zal proberen dat zoveel als mogelijk in goed overleg met Politie en OM ten uitvoer te brengen. Richting de heer Mak merkt hij op dat hij de opmerking over de Kaderbrief districtelijk zal overbrengen, inclusief de onderliggende teleurstelling. Men heeft niet de noodzaak gezien om heel veel zaken te wijzigen vanwege het feit dat Sliedrecht te maken heeft met een redelijk constante problematiek, die overigens wel moet worden aangepakt. Het uitvoeringsprogramma en de activiteiten wijken niet substantieel af van datgene wat vorig jaar is vastgesteld. Dat wil niet zeggen dat er geen zorgen meer zijn op een aantal punten. Het streven blijft er op gericht om de percentages te halen. Met betrekking tot cameratoezicht kan hij zich voorstellen dat de opmerking wordt gemaakt. Ten aanzien van de problematiek die de heer Van Rees aan de orde heeft gesteld, zullen de portefeuillehouder Verkeer en hijzelf bezien of maatregelen mogelijk zijn; hij zal daar een memo over doen uitgaan. HAMERSTUK
17. SLUITING De vergadering wordt gesloten om 23.30 uur.
De voorzitter,
De griffier,
J.J. Huisman
A. Overbeek
- 21 -
ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST n.a.v. 11 en 25 januari 2009 (behandeling 26 april 2010) Nr. datum
Omschrijving
Afhandeling
1
Informatie over aanbesteding contract met CityTec van 14 gemeenten
Wethouder De Waard
30/03/2009
de voorzitter,
de griffier,
T.C.C. den Braanker
A. Overbeek
Beoogde datum 3e kwartaal 2010
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 26 april 2010 BURGER EN BESTUUR NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5.
Regionale visie op dienstverlening Brief VNG wijziging modelverordening APV Financieel Jaarverslag 2009 Stichting MerweRadio Uitwerking flap over werkoverleg gemeenteraad 15 februari 2010 Vergaderstukken Drechtstedenbestuur van 14 januari, 28 januari, 18 februari en 18 maart 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR L. Mourik, 930 D. Vleugel-Vogel, 825 Griffie, 986 Griffie, 986 J. Alsma, 891
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 2 februari 2010
Onderwerp: 2e wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 Voorgesteld besluit: Vaststellen 2e wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 vastgesteld. In de praktijk is gebleken dat sommige artikelen aanpassing behoeven. Het gaat hierbij om de volgende overwegingen: 1. Uitbreiding van het begrip weg. In de vorige APV was het begrip weg ruimer gedefinieerd. In de praktijk is gebleken dat het begrip weg zoals deze is vastgesteld in de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 te eng is. Op grond van deze enge beschrijving kan bijvoorbeeld tegen illegale ingebruikname van gemeentegrond niet op basis van de APV handhavend worden opgetreden. Geadviseerd wordt de oude begripsomschrijving van het begrip weg weer op te nemen in de APV. 2. Wijziging artikel met betrekking tot openlijk gebruik van drank en softdrugs Op 26 mei 2008 heeft de Politie Zuid-Holland-Zuid en het Openbaar Ministerie geadviseerd om aanpassing van artikel 4:8 om handhaving en vervolging door politie en OM mogelijk te maken, en overlast door alcoholgebruik op straat daarmee effectief aan te pakken. Per abuis is bij de vaststelling van de APV in september dit advies niet in de tekst van de APV opgenomen. 3. Aanpassing van twee artikelen met betrekking tot geluidhinder. In de huidige versie van de APV wordt in deze artikelen verwezen naar artikelen uit het vervallen Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Dit is aangepast.
4. Wijziging artikel met betrekking tot opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz Dit artikel dient te worden uitgebreid zodat niet alleen buiten de weg, maar ook op of aan de weg het stallen van bijvoorbeeld opleggers of trailers kan worden gehandhaafd.
-2-
Concreet worden de volgende wijzigingen voorgesteld: 1. begrip weg Artikel 1:1, sub b wordt als volgt gewijzigd: b. Weg: 1. 2.
3.
4.
de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
2 Openlijk gebruik van drank en softdrugs Artikel 2:32 wordt als volgt gewijzigd: 1. het is verboden op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. 2. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen, of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet. 4. Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben. 5. Onder softdrugs wordt verstaan: de middelen genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet. 3. Aanwijzing collectieve festiviteiten Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd: 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
-3-
3. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. 4. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen. 5. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 20 dB(A) boven de waarden zoals bedoeld in het Besluit. 6. De geluidswaarde als bedoeld in het vijfde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. 7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening- uiterlijk om 0.00 uur te worden beëindigd. 4. Kennisgeving incidentele festiviteiten Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteiten het college daarvan in kennis heeft gesteld. 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving. 4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid genoemde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. 5. Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. Artikel 4:8 lid 1 wordt als volgt gewijzigd. 1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en op of aan de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:10 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
-4-
Wabo Naar verwachting wordt in juni de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) vastgesteld. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wabo zullen verschillende andere artikelen van de APV moeten worden gewijzigd. Omdat de inwerkingtreding van de Wabo al verschillende keren is uitgesteld, en de datum van inwerkingtreding nog steeds niet vaststaat, is er voor gekozen deze wijziging van de APV apart te laten vaststellen. Een derde wijziging van de APV in verband met de Wabo zal waarschijnlijk op korte termijn worden aangeboden. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders directe relatie tot voorgesteld besluit
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders directe relatie tot voorgesteld besluit verwijzing naar eventuele voorgaande besluiten
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie directe relatie tot voorgesteld besluit
Externe communicatie: Bekendmaking wijzigingsverordening in Het Kompas Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-5CONCEPT
Versie geldig vanaf
Tweede wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009
Verantwoordelijke afdeling
Bestuurszaken en Veiligheid. telefoon (0184) 495 De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad der gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 februari 2010;
b e s l u i t.: gelet op artikel 149 van de Gemeentewet vast te stellen: De Tweede wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 Artikel 1 Artikel 1:1, sub b wordt als volgt gewijzigd: b. Weg: 1. 2.
3.
4.
de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
Artikel 2 Artikel 2:32 wordt als volgt gewijzigd: 4. het is verboden op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
-6-
5. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen, of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 6. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor c. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; d. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet. 4. Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben. 5. Onder softdrugs wordt verstaan: de middelen genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet. Artikel 3 Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd: 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 3. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. 4. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen. 5. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 20 dB(A) boven de waarden zoals bedoeld in het Besluit. 6. De geluidswaarde als bedoeld in het vijfde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. 7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening- uiterlijk om 0.00 uur te worden beëindigd. Artikel 4 Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteiten het college daarvan in kennis heeft gesteld. 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving. 4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid genoemde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
-7-
5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. Artikel 5 Artikel 4:8 lid 1 wordt als volgt gewijzigd. 2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en op of aan de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:10 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarbij zij is bekendgemaakt. Artikel 7
Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als: “Tweede wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009” Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 februari 2010;
besluit:
vast te stellen de tweede wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1:1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b; b. Weg: 1. de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; 2. de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; 3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; 4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten. c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet, bij hun besluit van 27november 1990; e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht; f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening 2003; g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet; h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen. Artikel 1:2 Beslistermijn 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen. 3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet indien in het desbetreffende artikel een gewijzigde termijn wordt genoemd. Artikel 1:3 Indiening aanvraag 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. 2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
-3Artikel 1:5
Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet. Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; e. indien de houder dit verzoekt. Artikel 1:7 Termijnen De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet. Artikel 1:8 Weigeringsgronden De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van: a. b. c. d.
de openbare orde; de openbare veiligheid; de volksgezondheid; de bescherming van het milieu.
-4HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden. 2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod. 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. AFDELING 2. BETOGING Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester. 2. De kennisgeving bevat: a. naam en adres van degene die de betoging houdt; b. het doel van de betoging; c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging; d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging; e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld. 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag. 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN Artikel 2:3 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen. 2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen. 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
-5AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG Artikel 2:4 Straatartiest e.d. 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan. 2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod. 4. Op de beslissing op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het derde lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG Artikel 2:5 Het plaatsen van driehoeks- en sandwichborden 1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college op of aan de weg driehoeksborden, of borden met een gelijke of soortgelijke functie, te plaatsen. 2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Artikel 2:6 1.
2.
3. 4.
5.
Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als: a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van: a. de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen; b. een doelmatig en veilig gebruik van de weg regels stellen ten aanzien van spandoeken. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor: a. evenementen als bedoeld in artikel 2:11; b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:13. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 2:7 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak. 3. Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Sliedrecht
-6Artikel 2:8 Maken, veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college: a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente; e. strijdigheid met een geldend bestemmingsplan. 4 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement. AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG Artikel 2:9 Openen straatkolken e.d. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken. Artikel 2:10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 2. Het college maakt van tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid zijn besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid. 3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht. AFDELING 7. EVENEMENTEN Artikel 2:11 Begripsbepaling 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a. bioscoopvoorstellingen; b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet; c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen; e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:25 van deze verordening. 2. Onder evenement wordt mede verstaan: a. een herdenkingsplechtigheid; b. een braderie; c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg; d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg; e. een klein evenement; f. een snuffelmarkt. 3. Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.
-7-
Artikel 2:12 Evenement 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien: a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 75 personen; b. het evenement tussen 7.00 en 0.00 uur plaats vindt; c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur; d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten; e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m² per object; f. er een organisator is; g. de organisator uiterlijk 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester. 3. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. 4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994. 5. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 2:13 Ordeverstoring Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren. AFDELING 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN Artikel 2:14 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden; b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar staof zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt. Artikel 2:15 Exploitatievergunning horecabedrijf 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. 3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. 4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie. 5. Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. 6. Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel. 7. Voorts geldt het eerste lid niet voor: a. een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met
-8beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaalculturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard b. bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn; c. een horecagedeelte van een winkel of dienstverlenende inrichting (zoals copyshop, drukkerij of internetcafé) dat voldoet aan de volgende voorwaarden: - het horecagedeelte is ondergeschikt aan de winkel- of dienstverleningsfunctie; - er worden hooguit op beperkte schaal eet- en drinkwaren verstrekt die in relatie staan tot het assortiment van de winkel (uitgezonderd grootwinkelbedrijven); - het horecagedeelte is beperkt in omvang in verhouding tot de oppervlakte van de totale inrichting; - de oppervlakte van het horecagedeelte beslaat inpandig maximaal 10 m2; - het horecagedeelte bevat maximaal 8 zitplaatsen; - in het horecagedeelte zijn geen speelautomaten aanwezig; - in het horecagedeelte worden geen alcoholhoudende dranken verstrekt; d. inrichtingen in musea, crematoria en rouwcentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering; e. inrichtingen in bejaardentehuizen, ziekenhuizen en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers; 8. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven. 9. Op de beslissing op een aanvraag om een horeca-exploitatievergunning als bedoeld in dit artikel is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 2:16 Sluitingstijd 1. Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.30 uur en 08.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.30 uur en 08.00 uur. 2. In afwijking van het eerste lid geldt voor de volgende horecabedrijven het verbod deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 01.30 uur en 08.00 uur: • uitsluitend, in hoofdzaak of gedeeltelijk in gebruik bij sportorganisaties of -instellingen dan wel deel uitmaakt van een gebouw waar deze activiteiten plaatsvinden; • uitsluitend, in hoofdzaak of gedeeltelijk in gebruik bij één of meerdere jeugdorganisaties of instellingen dan wel deel uitmaakt van een gebouw waar deze activiteiten plaatsvinden; • uitsluitend, in hoofdzaak of gedeeltelijk in gebruik bij levensbeschouwelijke organisaties of instellingen dan wel deel uitmaakt van een gebouw waar deze activiteiten plaatsvinden; • gelegen op of in de onmiddellijke nabijheid van een kampeer- of caravanterrein. 3. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras. 4. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften. 5. In het horecabedrijf zoals omschreven in het eerste en tweede lid: • mogen geen nieuwe bezoekers worden toegelaten binnen één uur voorafgaande aan de voor het horecabedrijf geldende sluitingstijdstip; • wordt een half uur voorafgaande aan de voor het horecabedrijf geldende sluitingstijdstip een zogenaamde cool-down periode ingesteld waarbij achtereenvolgens geen consumpties meer worden verstrekt, het geluidsniveau van de muziek geleidelijk wordt verlaagd en de lichtsterkte geleidelijk wordt opgevoerd.
Artikel 2:17 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:16 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
-92. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet. Artikel 2:18 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:16 of ingevolge een op grond van artikel 2:17 genomen besluit gesloten dient te zijn. Artikel 2:19 Handel in horecabedrijven 1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. 2. De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt. Artikel 2:20 Ordeverstoring Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren. Artikel 2:21 Het college als bevoegd bestuursorgaan Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:15 tot en met 2:18. AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF Artikel 2:22 Begripsbepaling In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft Artikel 2:23 Kennisgeving exploitatie Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester. Artikel 2:24 Verschaffing gegevens nachtregister Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken. AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN Artikel 2:25 Speelgelegenheden 1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op: a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend; b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
- 10 -
3. De burgemeester weigert de vergunning: a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan. 4. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het tweede lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 2:26 Speelautomaten 1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. Wet: de Wet op de kansspelen; b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet; c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet; d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet; e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet. 2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn 2 speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten. 3. In laagdrempelige inrichtingen zijn 2 speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan. AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID Artikel 2:27 Betreden gesloten woning of lokaal 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is. 4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen. Artikel 2:28 Plakken en kladden 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden. 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is: a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen; b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift. 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame. 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen. 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 11 -
Artikel 2:29 Vervoer plakgereedschap e.d. 1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap. 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:28. Artikel 2:30 Vervoer inbrekerswerktuigen 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben. 2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen. Artikel 2:31 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 1. Het is verboden : a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair; b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Artikel 2:32 Openlijk gebruik van drank en softdrugs 7. het is verboden op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. 8. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen, of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 9. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor e. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; f. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet. 4. Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben. 5. Onder softdrugs wordt verstaan: de middelen genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet. Artikel 2:33 Verboden gedrag bij of in gebouwen 1. Het is verboden: a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden; b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen. 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo’n gebouw. Artikel 2:34 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
- 12 Artikel 2:35 Neerzetten van fietsen e.d. Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien: a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; b. daardoor die ingang versperd wordt. Artikel 2:36 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein. Artikel 2:37
Loslopende honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is; b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt. 3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond/ hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond/ hulphond. Artikel 2:38 Verontreiniging door honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden dat die hond zich van zijn uitwerpselen ontdoet zonder die uitwerpselen onmiddellijk door hem worden verwijderd: a. op de weg; b. op een plaats die door het college is aangewezen ingevolge artikel 2.37, eerste lid, sub b; c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide; d. op een andere door het college aangewezen plaats. 2. De eigenaar of houder van een hond is verplicht er tijdens het uitlaten van een hond voor te zorgen opruimmiddelen bij zich te hebben die redelijkerwijs voor dit doel geschikt zijn. 3. Het verbod zoals omschreven in het eerste lid en de verplichting zoals omschreven in het tweede lid, gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond/ hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond/ hulphond. Artikel 2:39 Gevaarlijke honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt. 2. In afwijking van artikel 2:37, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand of een chip. 3. In het eerste lid wordt verstaan onder:
- 13 a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren; b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter. Artikel 2:40
Uitrengebieden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een door het college aangewezen hondenuitrengebied nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht. Ook bij ongewenste gedragingen van geleiders van de honden kan de toegang tot de uitrengebieden ontzegd worden. Artikel 2:41 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 1. Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren: a. aanwezig te hebben,of b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven. 2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven. 3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod. Artikel 2:42 Loslopend vee De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken. AFDELING 12. VUURWERK Artikel 2:43 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is. Artikel 2:44 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd. Artikel 2:45 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. AFDELING 13. DRUGSOVERLAST Artikel 2:46 Drugshandel op straat Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van
- 14 de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen. AFDELING 14. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN Artikel 2:47 Bestuurlijke ophouding De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:2, 2:31, 2:32, 2:33, 2:34 en 2:45 groepsgewijs niet naleven. Artikel 2:48 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. Artikel 2:49 Cameratoezicht op openbare plaatsen 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van overige plaatsen die niet onder de definitie van openbare plaats uit artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vallen maar wel voor een ieder toegankelijk zijn. HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN EN STRAATPROSTITUTIE E.D. AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 3:1 Begripsbepalingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend; e. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen; f. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf; g. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van: 1. de exploitant; 2. de beheerder; 3. de prostituee; 4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is; 5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening; 6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
- 15 -
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester. Artikel 3:3 Nadere regels Met het oog op de in artikel 3:11 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen. AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN EN STRAATPROSTITUTIE EN DERGELIJKE Artikel 3:4 Seksinrichtingen 1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. 2. In de aanvraag om en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld: a. de persoonsgegevens van de exploitant; b. de persoonsgegevens van de beheerder; c. het aantal werkzame prostituees; d. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf; e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000; f. de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100; g. bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en h. bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting. 3. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 1. De exploitant en de beheerder: a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij; b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt. 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet: a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld; b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten; c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van: 1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen; 2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht; 3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
- 16 5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; 6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie. 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld: a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt; b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt: a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning; b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning. 5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft. Artikel 3:6 Sluitingstijden 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven: a. op maandag tot en met vrijdag tussen 01.30 en 08.00 uur; b. op zaterdag en zondag tussen 03.30 en 08.00 uur. 2. In een seksinrichting zoals omschreven in het eerste a. mogen geen nieuwe bezoekers worden toegelaten binnen één uur voorafgaande aan de voor de seksinrichting geldende sluitingstijdstip; b. wordt een half uur voorafgaande aan de voor de seksinrichting geldende sluitingstijdstip een zogenaamde cool-down periode ingesteld waarbij achtereenvolgens geen consumpties meer worden verstrekt, het geluidsniveau van de muziek geleidelijk wordt verlaagd en de lichtsterkte geleidelijk wordt opgevoerd. 3. Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen. 4. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede of derde lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn. 5. Het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften. Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 1. Met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan: a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede of derde lid, geldende sluitingsuren vaststellen; b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is. 2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting: a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van
- 17 Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde. Artikel 3:9 Straatprostitutie 1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken: a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden; b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden. 2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 3. Met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 4. De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid. 5. De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is. 6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid. Artikel 3:10
Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen: a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt; b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. AFDELING 3. WEIGERINGSGRONDEN Artikel 3:11 Weigeringsgronden 1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien: a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen; b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde. 2. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat; d. de veiligheid van personen of goederen; e. de verkeersvrijheid of -veiligheid;
- 18 f. g.
de gezondheid of zedelijkheid; de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER Artikel 3:12 Beëindiging exploitatie 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd. 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. Artikel 3:13 Wijziging beheer 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder f, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:11, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
- 19 HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING Artikel 4:1 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer; b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit; c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft; d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden; e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen; f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting; g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting; h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt. Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 3. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. 4. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen. 5. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 20 dB(A) boven de waarden zoals bedoeld in het Besluit. 6. De geluidswaarde als bedoeld in het vijfde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. 7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening- uiterlijk om 0.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de
- 20 aanvang van de festiviteiten het college daarvan in kennis heeft gesteld. 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving. 4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid genoemde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. Artikel 4:4 Overige geluidhinder 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. 3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland. Artikel 4:5 Geluid)hinder door dieren Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende, of overigens voor de omgeving, (geluid)hinder veroorzaakt. AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING Artikel 4:6 Natuurlijke behoefte doen Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen. Artikel 4:7
Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen. AFDELING 3. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST Artikel 4:8 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, op of aan de weg, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:10 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. 2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben. 3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen. 4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening.
- 21 Artikel 4:9 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of in strijd is met redelijke eisen van welstand. AFDELING 4. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN Artikel 4:10 Begripsbepaling In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Artikel 4:11 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. 2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein. 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van: a. de bescherming van natuur en landschap; b. de bescherming van een stadsgezicht. 5. Op de beslissing op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het derde lid is Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 4:12 Aanwijzing kampeerplaatsen 1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:11, eerste lid niet geldt. 2. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:11, vierde lid.
- 22 HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE AFDELING 1. PARKEEREXCESSEN Artikel 5:1 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen; b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990). Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan: a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling. 2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend: a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon. 3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden: a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen; b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken. 4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen. Artikel 5:3 Voertuigwrakken 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Artikel 5:4 Kampeermiddelen e.a. 1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan zeven dagen te plaatsen of te hebben op of aan de openbare weg. 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod. 3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale caravan- en tentenverordening, het Provinciaal wegenreglement of de Verordening bescherming landschap en natuur Zuid-Holland.
- 23 Artikel 5:5 Parkeren van reclamevoertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken. 2. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen. Artikel 5:6 Parkeren van grote voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente. 2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur. 4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen. Artikel 5:7 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan. 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is. Artikel 5:8 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. 2. Dit verbod is niet van toepassing: a. op de weg; b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd. 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. Artikel 5:9 Overlast van fiets of bromfiets Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan. AFDELING 2. COLLECTEREN Artikel 5:10 Inzameling van geld of goederen 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden. 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd. 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt. 4. Instellingen die voorkomen op het collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) zijn vrijgesteld van de vergunningplicht in het jaar dat ze in het collecterooster zijn opgenomen indien zij de volgende regels in acht nemen:
- 24 a. De instelling mag slechts collecteren in de aan haar door het CBF toegewezen periode. b. De openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid mogen bij het collecteren niet in gevaar komen. c. Op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 20.00 en 9.00 uur mag er niet worden gecollecteerd. d. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet AFDELING 3. VENTEN Artikel 5:11 Begripsbepaling 1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis; 2. Onder venten wordt niet verstaan: a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet; b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten; c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:14. Artikel 5:12 Ventverbod 1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. 2. Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 9.00 uur. 3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Artikel 5:13 Vrijheid van meningsuiting 1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:12, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. 2. Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen: a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of b. voor bepaalde dagen en uren. 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid. AFDELING 4. STANDPLAATSEN Artikel 5:14 Begripsbepaling 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 2. Onder standplaats wordt niet verstaan: a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet; b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:11. Artikel 5:15 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.
- 25 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd: a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand; b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt. 4. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het vierde lid is Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 5:16 Toestemming rechthebbende Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen. Artikel 5:17 Afbakeningsbepalingen 1. Het verbod van artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement. 2. De weigeringsgrond van artikel 5:15, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.
AFDELING 5. OPENBAAR WATER Artikel 5:18 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water. 2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college. 3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp. 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening. Artikel 5:19 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 1. Het is verboden zonder ontheffing van het college met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen 2. Het college kan aan een ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid: a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente; b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen. 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening bescherming landschap en natuur Zuid-Holland. Artikel 5:20 Aanwijzingen ligplaats 1. Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:19 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
- 26 2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen. 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening bescherming landschap en natuur ZuidHolland. Artikel 5:21 Verbod innemen ligplaats Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:19, eerste lid, bepaalde. Artikel 5:22 Beschadigen van waterstaatswerken 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland. Artikel 5:23 Reddingsmiddelen Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken. Artikel 5:24 Veiligheid op het water 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland. Artikel 5:25 Overlast aan vaartuigen 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden. 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken. AFDELING 6. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN Artikel 5:26 Crossterreinen 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben. 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden; c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
- 27 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren. Artikel 5:27 Beperking verkeer in natuurgebieden 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard. 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het voorkomen van overlast; b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden; c. in het belang van de veiligheid van het publiek. 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden: a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten; b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld; c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd; d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld; e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet: a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’. 5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. AFDELING 7. VERBOD VUUR TE STOKEN Artikel 5:28 1. 2.
3. 4. 5.
Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Het verbod geldt niet - voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert voor zover het betreft: a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke; b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand; c. vuur voor koken, bakken en braden. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
- 28 -
AFDELING 8. VERSTROOIING VAN AS Artikel 5:29 Begripsbepaling In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein. Artikel 5:30 Verboden plaatsen 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op: a. verharde delen van de weg; b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen. 2. Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt. 3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen. Artikel 5:31 Hinder of overlast Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
- 29 HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 6:1 Strafbepaling Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Artikel 6:2 Toezichthouders 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de medewerkers Openbare Orde en Veiligheid van de afdeling Bestuurszaken en Veiligheid (handhavingsambtenaren) en de ambtenaren van de politie. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen. Artikel 6:3 Binnentreden woningen Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 1. De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sliedrecht 2003, inclusief eerste wijziging, wordt ingetrokken. 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Artikel 6:5 Overgangsbepaling Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening. Artikel 6:6 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht d.d. 28 september 2009.
de griffier
de burgemeester
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 13 april 2010
Onderwerp: Verordening Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 2010 (Verordening GBA 2010) Voorgesteld besluit: Een Verordening GBA 2010 vast te stellen waarin het stellen van nadere regels aan het college van burgemeester en wethouders wordt opgedragen. Advies opiniërende bijeenkomst: Inleiding: Op 12 september 2005 heeft u de Verordening gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens 2005 vastgesteld. Met het vaststellen voldeed de gemeente Sliedrecht op dat moment aan de eisen van de wet GBA en de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Per 1 april 2007 is de wet GBA gewijzigd. In de wet is een overgangsregeling opgenomen die eindigt op 1 januari 2010. Per 1 januari 2010 gelden voor alle afnemers (bestuursorganen), binnen en buiten de gemeenten, twee wettelijke plichten. Deze houden in het verplichte gebruik van de authentieke gegevens in de GBA en de verplichte terugmelding op authentieke gegevens in de GBA. De bestaande verordening GBA 2005 is nog niet op deze wetswijziging aangepast. Hierin voorziet de onderhavige concept-verordening GBA 2010. Doel: De wijze van verstrekking van persoonsgegevens zo in te richten dat deze voldoet aan de per 1 april 2007 gewijzigde Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en de hierin opgenomen overgangsregeling die op 1 januari 2010 moet zijn ingevoerd. Argumentatie: 1.De GBA wordt een authentieke basisregistratie waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. De wet GBA is gewijzigd. De wijzigingen houden verband met de aanpassingen aan de eisen die gelden voor basisregistraties. Nieuw is het verplichte gebruik van zogenaamde authentieke gegevens. Alle afnemers zijn in principe verplicht deze gegevens te gebruiken voor hun taak. Ook zijn afnemers gebonden aan een terugmelding. Als er gerede twijfel bestaat over de juistheid van de gegevens is de afnemer verplicht dit te melden aan de bron waaruit de gegevens zijn verkregen: de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). De verplichting tot het gebruik van authentieke gegevens voor alle gemeentelijke diensten en de verplichte terugmelding van de onjuistheid van de gegevens is vanaf 1 januari 2010 dwingend voorgeschreven. 2.De burger wordt niet steeds opnieuw om gegevensgevraagd. Burgers worden nu vaak geconfronteerd met het opvragen van persoonsgegevens. Voor de gemeentelijke diensten en andere afnemers geldt dit straks niet meer. Zij moeten de bij de gemeente bekende gegevens gebruiken. De verplichte terugmeldingen hangt direct samen met het recht van de burger op éénmalige gegevensvertrekking: een door hem gemelde wijziging vloeit terug naar de gemeentelijke basisadministratie. 3. De gemeente moet de wijze van verstrekking en teruglevering van gegevens per verordening regelen.
-2-
Het verstrekken van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers, de toegang van die afnemers tot de basisadministratie (GBA), alsmede de verbanden tussen de basisadministratie en andere gegevensverzamelingen van de gemeente Sliedrecht moeten in een verordening worden geregeld. 4. De wet biedt de mogelijkheid te volstaan met een eenvoudige verordening Het regelen van al deze zaken in een verordening leidt tot een uitgebreide verordening. Een nadeel is dat minder adequaat kan worden ingespeeld op veranderingen in wetgeving op het gebied van privacy en dat wijzigingen via een wijziging van de verordening moet worden doorgevoerd. De wetgever heeft het mogelijk gemaakt dat het regelen van het verstrekken van gegevens uit de GBA aan het college van burgemeester en wethouders over te laten. Wij stellen u voor over te gaan tot het vaststellen van een zogenaamde raamverordening en daarin het college van burgemeester en wethouders op te dragen de systematische verstrekking van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers, de toegang van die afnemers tot de basisadministratie, alsmede de verbanden tussen de basisadministratie en andere gegevensverzamelingen van de gemeente te regelen.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Er worden geen middelen gevraagd Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Het bepaalde in de Wet GBA Externe communicatie: De verordening wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 april 2010; gelet op de artikelen 96 en 100 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; besluit:
Vast te stellen de volgende verordening: Verordening Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Artikel 1 Uitvoering artikel 96 van de wet 1. Het college stelt ter voldoening aan artikel 96 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens nadere regels op betreffende de systematische verstrekking van gegevens aan binnengemeentelijke afnemers, de toegang van die afnemers tot de basisadministratie alsmede de verbanden tussen de basisadministratie en andere gegevensverzamelingen van de gemeente. 2. Het college regelt de in het eerste lid bedoelde verstrekking en toegang zodanig dat de binnengemeentelijke afnemers aan hun verplichting krachtens de artikelen 3b en 62 van de wet kunnen voldoen. Artikel 2 Uitvoering artikel 100 van de wet Het college stelt nadere regels op betreffende het verstrekken van gegevens in de gevallen als bedoeld in artikel 100 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Artikel 3 Slotbepalingen 1. Deze verordening treedt in werking op …….. 2. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens 2010 (Verordening GBA)”. 3. De verordening GBA van 12 september 2005 wordt ingetrokken met ingang van ……… Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 7 april 2010
Onderwerp: Controleprotocol voor de accountantscontrole inzake de jaarrekening 2009. Voorgesteld besluit: Vaststellen van het controleprotocol 2009, inclusief het normenkader rechtmatigheidscontrole. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Een belangrijk hulpmiddel voor de accountantscontrole is het controleprotocol. Het controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties van de gemeente. De raad kan de accountant alleen nadere aanwijzingen geven voor zover dit uitgaat boven de wettelijke minimumeisen. De belangrijkste zaken die het controleprotocol worden vastgelegd zijn de te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties en de reikwijdte van de rechtmatigheidscontrole. Het controleprotocol is besproken in de auditcommissie d.d. 12 april 2010.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Aan dit voorstel zijn geen financiële aspecten verbonden.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Voor de jaarrekeningcontrole 2009 is het noodzakelijk dat de gemeenteraad het Controleprotocol 2009 en het Normenkader voor de rechtmatigheidscontrole vaststelt.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie De door de Gemeenteraad aangestelde accountant zal, aan de hand van dit controleprotocol, de programmarekening toetsen.
Externe communicatie: Er is geen extra communicatie noodzakelijk. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester, M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 april 2010;
besluit:
Het controleprotocol 2009, inclusief het normenkader rechtmatigheidscontrole, vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Controleprotocol voor de accountantscontrole 2009 van de gemeente Sliedrecht
1. Inleiding Voor het jaar 2009 heeft de gemeenteraad aan Deloitte Accountants opdracht verstrekt om de accountantscontrole als bedoeld in art 213 GW voor de gemeente Sliedrecht uit te voeren. Ter voorbereiding en ondersteuning van de uitvoering van de accountantscontrole moet de gemeenteraad echter nog een aantal zaken nader regelen, hetgeen op hoofdlijnen in dit controleprotocol plaatsvindt. Object van controle is de jaarrekening 2009 en daarmede tevens het financieel beheer over het jaar 2009 zoals uitgeoefend door of namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht.
Doelstelling Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties voor de controle van de jaarrekening 2009 van de gemeente Sliedrecht. De raad kan de accountant alleen nadere aanwijzingen geven voor zover dit uitgaat boven de wettelijke minimumeisen.
Wettelijk kader De gemeentewet(GW), art. 213, schrijft voor dat de gemeenteraad één of meer accountants aanwijst als bedoeld in art. 393 eerste lid Boek 2 Burgerlijk Wetboek voor de controle van de in art 197 GW bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant kan de gemeenteraad nadere aanwijzingen geven voor te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties. Tevens zal in de opdrachtverstrekking duidelijk aangegeven moeten worden welke wet- en regelgeving in het kader van het financieel beheer onderwerp van rechtmatigheidscontrole zal zijn. In de door de gemeenteraad vastgestelde verordening ex art 213 GW voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Sliedrecht is het bij de controle te hanteren normenkader in hoofdlijnen vastgelegd. Met dit controleprotocol stelt de gemeenteraad nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2009.
Procedure In de verordening ex artikel 213 Gemeentewet is in artikel 4, lid 3, de volgende zinsnede opgenomen: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings)overleg plaats tussen de accountant en (een vertegenwoordiger uit) de raad, (een vertegenwoordiger van) de rekenkamer(functie), de portefeuillehouder Financiën en de directeur middelen/concerncontroller. Artikel 7 lid 4 van deze controleverordening bepaalt dat de accountant voorafgaand aan de raadsbehandeling van de jaarstukken het verslag van bevindingen bespreekt met (een voor dit doel door de raad ingestelde vertegenwoordiging van) de raad.
-3-
Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid én rechtmatigheid) Zoals in art 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd door de door de raad benoemde accountant gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: - de getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; - het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen; - de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; - het in overeenstemming zijn van de door het college opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); - de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van artikel 213, lid 6 Gemeentewet (Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG)), de Kadernota en adviezen van het Platform Rechtmatigheid Provincies en Gemeenten alsmede de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (NIVRA) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden. Daarnaast is met ingang van 2006 de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen (ook wel genoemd: single information single audit, SiSa) van toepassing. Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen “in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen ”.
Te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties en financiële beheershandelingen met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie1. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming, de strekking van de af te geven accountantsverklaring. In het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. Provinciale Staten en Gemeenteraden mogen de goedkeuringstoleranties scherper vaststellen dan deze minimumeisen. Dit moet dan wel worden toegelicht in de accountantsverklaring. De minimumeisen zijn:
Goedkeuringstolerantie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
1
Goedkeurend ≤ 1% ≤ 3%
Strekking accountantsverklaring: Beperking Oordeelonthouding >1%<3% >3%<10%
≥ 10%
Afkeurend ≥ 3% -
Door de toepassing van een risicoanalyse kan het zo zijn dat niet alle transacties die groter zijn dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie individueel worden gecontroleerd. Ook kunnen andere gegevensgerichte werkzaamheden dan deelwaarnemingen worden toegepast. Met name door toepassing van cijferanalyse (verbandscontroles) kan het aantal deelwaarnemingen worden beperkt.
-4Naast deze kwantitatieve benadering zal de accountant ook een kwalitatieve beoordeling hanteren (professional judgement). De weging van fouten en onzekerheden vindt ook plaats op basis van professional judgement.
De definitie van de goedkeuringstolerantie is: De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. Naast de goedkeuringstoleranties wordt onderkend de rapporteringtolerantie. Deze kan als volgt worden gedefinieerd: De rapporteringtolerantie(s) is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringstolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een uitgebreider rapportage van bevindingen. De rapporteringstolerantie kan worden vastgesteld op een percentage, bijvoorbeeld 80%, van de goedkeuringstolerantie of op een maatschappelijk relevant geacht absoluut bedrag zoals € 50.000. De rapporteringtoleranties kunnen zich verder toespitsen op die elementen die de raad specifiek nader terug wil zien, zonder dat dit de controletoleranties zelf beïnvloedt. De rapporteringtolerantie wordt door de gemeenteraad vastgesteld, met inachtneming van bovengenoemde minimumeisen. Daarnaast gelden op basis van art. 5 lid 4 van het BAPG afzonderlijke rapporteringstoleranties voor specifieke uitkeringen die vanaf 2006, op basis van de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen, via een afzonderlijk overzicht in de jaarrekening moeten worden verantwoord. De accountant richt de controle in rekening houdend met de rapporteringtoleranties om te kunnen waarborgen dat alle gesignaleerde onrechtmatigheden die dit bedrag overschrijden ook daadwerkelijk in het verslag van bevindingen worden opgenomen. In het hierna opgenomen schema zijn de goedkeuringstolerantie en de rapporteringtolerantie(s) opgenomen zoals door de gemeenteraad vastgesteld voor het controlejaar 2009. Goedkeuringstolerantie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
Goedkeurend ≤ 1%
Beperking >1%<3%
Oordeelonthouding -
Afkeurend ≥ 3%
≤ 3%
>3%<10%
≥ 10%
-
Voor de rapporteringstolerantie stelt de raad als maatstaf dat de accountant minimaal elke ontdekte fout of onzekerheid ≥ € 50.000,00 rapporteert. Daarnaast geldt op grond van het BAPG voor specifieke uitkeringen het volgende: “In het verslag van bevindingen van de accountant wordt per specifieke uitkering gerapporteerd met een rapporteringstolerantie gebaseerd op de lasten van de specifieke uitkering in het verantwoordingsjaar of, bij meerjarige financiële afrekening op basis van prestatieafspraken, gebaseerd op het totale voorschot per specifieke uitkering, in alle gevallen met een ondergrens van te melden bevindingen van: a. € 10.000 indien de lasten kleiner dan of gelijk aan € 100.000 zijn; b. 10% indien de lasten groter dan € 100.000 en kleiner dan of gelijk aan € 1.000.000 zijn; c. € 100.000 indien de lasten groter dan € 1.000.000 zijn.”
-5-
Begrip rechtmatigheid en de aanvullend te controleren rechtmatigheidscriteria Het begrip rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole wordt gedefinieerd als “Het in overeenstemming met de begroting en met van toepassing zijnde wettelijke regelingen (waaronder verordeningen) tot stand komen van baten en lasten alsmede balansmutaties”. In het kader van de rechtmatigheidscontrole kunnen 9 rechtmatigheidscriteria worden onderkend: het begrotingscriterium, het voorwaardencriterium, het misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium, het calculatiecriterium, het valuteringscriterium, het adresseringscriterium, het volledigheidscriterium, het aanvaardbaarheidscriterium en het leveringscriterium. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal extra aandacht besteed moeten worden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: 1. Het begrotingscriterium; 2. Het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium (M&O-criterium); 3. Het voorwaardencriterium. Deze drie criteria kunnen als volgt nader worden uitgewerkt: Ad 1 begrotingscriterium. Via de door de raad vastgestelde financiële verordening ex. artikel 212 Gemeentewet is nader uitgewerkt hoe moet worden bepaald of de lasten binnen de omschrijving van de activiteiten en het bijbehorende bedrag van het programma passen. Volgens de verordening mogen de lasten van producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen het zelfde programma onder druk komt te staan. De post onvoorzien is niet nader onderverdeeld in programma’s en kan worden gebruikt om alle soorten tegenvallers op te vangen. Hiermee zijn overschrijdingen op programmaniveau mogelijk tot het niveau van de post onvoorzien. Budgetoverschrijdingen die het bedrag van € 1.500 niet te boven gaan, worden niet aan de gemeenteraad voorgelegd en worden bij het bepalen van de begrotingsrechtmatigheid buiten beschouwing gelaten. Extra overschrijding is ook mogelijk indien hier voldoende baten tegenover staan. Bij de jaarrekening vindt door het college een analyse van de verschillen ten opzichte van de begroting plaats, conform artikel 28 van het BBV. Bij de analyse moet in ieder geval aan de volgende elementen aandacht worden besteed: • De oorzaak van de afwijking • De relatie met de prestaties • De passendheid in het beleid • De dekking vanuit andere programma’s (alternatieve dekking) • Mogelijke eerdere informatievoorziening over de afwijking aan de raad • Eventueel de mate van verwijtbaarheid Uit onderstaand overzicht blijkt wat de consequenties van de verschillende soorten begrotingsoverschrijdingen zijn:
Oorzaak begrotingsoverschrijding
Weging
1. Fout in de begroting
Onrechtmatig
2. Verantwoording op onjuist programma
Onrechtmatig
-6-
Oorzaak begrotingsoverschrijding
Weging
3. Onjuist begrotingsjaar
Onrechtmatig
4. Passende hogere lasten én baten
Rechtmatig
5. Passende hogere lasten, welke reeds tijdig tussentijds zijn gesignaleerd
Rechtmatig
6. Passende hogere lasten, niet tijdig gesignaleerd vanwege ontbrekende informatie van derden en vanwege het optreden van calamiteiten
Rechtmatig
7. Hogere lasten, abusievelijk niet tijdig gesignaleerd
Onrechtmatig
8. Niet passende lasten, geld is anders besteed dan door de raad is bedoeld
Onrechtmatig
9. Bij later onderzoek zijn fouten uit het verleden gesignaleerd. Dit betreft bijvoorbeeld kostenoverschrijdingen die achteraf als onrechtmatig moeten worden beschouwd, omdat dit bijvoorbeeld bij nader onderzoek van de subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder blijkt (bijvoorbeeld een belastingnaheffing). Het zal hier in de praktijk vaak gaan om interpretatieverschillen bij de uitleg van wet- en regelgeving die na het verantwoordingsjaar aan het licht komen. Er zijn dan geen rechtmatigheidsgevolgen voor dat verantwoordingsjaar. Wel zal de gemeente er voor moeten zorgen dat de overschrijdingen getrouw in de jaarrekening worden weergegeven. Ook kunnen er gevolgen zijn voor het lopende jaar. -
Geconstateerd tijdens het verantwoordingsjaar
-
Geconstateerd na verantwoordingsjaar
Onrechtmatig Rechtmatig
10. Kostenoverschrijdingen op activeerbare activiteiten (investeringen) waarvan de gevolgen voornamelijk zichtbaar worden via hogere afschrijvings- en financieringslasten in het jaar zelf of pas in de volgende jaren: -
In het jaar van investeren
-
Afschrijvings- en financieringslasten in latere jaren
11. Hogere incidentele baten die zijn aangewend ter dekking van niet passende lasten
Onrechtmatig Rechtmatig Onrechtmatig
Bovenstaande analyse van baten en lasten vindt ten behoeve van de raad plaats op programmaniveau. Ad 2, M&O criterium: Door de raad is in verschillende verordeningen en besluiten een M&O beleid vastgesteld. Voor bestaande procedures wordt getoetst in hoeverre deugdelijke maatregelen ter voorkoming van misbruik- en oneigenlijk gebruik worden genomen. Daarbij is de vooronderstelling gerechtvaardigd dat binnen de belangrijkste procedures al (informeel) adequate maatregelen zijn getroffen ter waarborging van de getrouwheid van de financiële verantwoording. Ad 3, voorwaardencriterium:
-7Door de raad zijn in verschillende verordeningen en besluiten voorwaarden opgenomen. Met het vaststellen van de reikwijdte van de rechtmatigheidstoets door de accountant in dit controleprotocol wordt het voorwaardencriterium nader uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is dat vooralsnog het huidige informele beleid wordt bekrachtigd en er met name jegens derden niet met terugwerkende kracht strengere normen zullen worden toegepast. Uitgangspunt is tevens dat de raad besluit om geen directe financiële consequenties jegens derden aan de gestelde voorwaarden te verbinden.
Reikwijdte accountantscontrole rechtmatigheidtoetsing De accountantscontrole op rechtmatigheid voor het kalenderjaar 2009 is limitatief gericht op: 5.1
5.2
de naleving van wettelijke kaders, zoals die in de kolom “Wetgeving extern” van de “Inventarisatie weten regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij gemeenten” is opgenomen (bijlage 1 van dit protocol). Dit uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen; de naleving van de volgende kaders:
o o o o
de begroting financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet; de controleverordening ex artikel 213 Gemeentewet; de verordening periodiek onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid ex art 213a Gemeentewet;
en de overige kaders zoals opgenomen in de kolom “Regelgeving intern” van de “Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij gemeenten” (bijlage 1 van dit protocol). Dit laatste voor zover van toepassing en uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen. Indien en voor zover bij de accountantscontrole materiële financiële onrechtmatige handelingen worden geconstateerd worden deze in de rapportage en oordeelsweging uitsluitend betrokken indien en voor zover het door de raad of hogere overheden vastgestelde regels betreft. Met andere woorden: interne regels van college naar ambtelijke organisatie c.q. collegebesluiten vallen daar buiten. Voorts kunnen interne regels wel relevant zijn voor de nadere vaststelling van de invulling van “hogere” besluiten, maar deze regels zijn op zich geen object van onderzoek. Het is (over het algemeen) aan het college om een oordeel te vellen over de geconstateerde afwijkingen van lagere interne regels.
Basis voor de accountantscontrole zijn de interne controlewerkzaamheden en de rapportage daarover. Zonder een deugdelijke aanpak, uitvoering en vastlegging van de interne controle is accountantscontrole niet mogelijk.
6. Rapportering accountant Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt:
Interim-controles In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een zogenaamde interim-controle uitgevoerd. Over de uitkomsten van die tussentijdse controle wordt een verslag uitgebracht aan het college. Bestuurlijk relevante zaken worden ook aan de gemeenteraad gerapporteerd. Verslag van bevindingen In overeenstemming met de gemeentewet wordt over de controle van de jaarrekening een verslag van bevindingen uitgebracht aan de raad en in afschrift aan het College van Burgemeester en Wethouders.
-8In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgen. Uitgangspunten voor de rapportagevorm
Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de rapporteringstolerantie als bedoeld in hoofdstuk 3 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. De accountant rapporteert ook over eventuele bevindingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en de continuïteit van de door de gemeente gehanteerde geautomatiseerde informatieverzorging. Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze accountantsverklaring is bestemd voor de gemeenteraad, zodat deze de door het College van Burgemeester en Wethouders opgestelde jaarrekening kan vaststellen. In bijlage 2 worden de rapportagemomenten nader vastgelegd Bijlagen:
1. 2.
Normenkader: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole gemeente Sliedrecht Rapportagemomenten
-9-
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht
- 10 Bijlage 2: Rapportage De volgende standaard rapportagemomenten worden onderkend: Rapportage
Tijdstip
Inhoud
Gericht aan
Managementletter dan wel Verslag van bevindingen interimcontrole
Na afronding van de interimcontrole.
Mogelijke risico’s, verbeter- en aandachtspunten betreffende de processen en procedures (beheersingsstructuur), beheersing specifieke subsidiestromen evenals overige van belang zijnde onderwerpen. Voortgang groeiproces invoering rechtmatigheid.
College
Verslag van bevindingen
Na afronding van de controle van de jaarrekening.
Wettelijk: De vraag of inrichting van het financieel beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken. Daarnaast resterende fouten, onzekerheden of verbeteringen op het gebied van verslaglegging, rekening houdend met afgesproken rapporteringstoleranties. Relatie tussen de controletolerantie ingevolge controleverordening en de feitelijke bevindingen.
Raad
Accountantsverklaring
Na afronding van de controle van de jaarrekening.
Oordeel over de mate waarin de gemeenterekening een getrouw beeld geeft in overeenstemming met verslaggevingsvoorschriften en voldoet aan de eisen van rechtmatigheid.
Raad
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s 1. Bestuur en Dienstverlening
Wetgeving Algemene Wet Bestuursrecht / Gemeentewet Gemeentewet
Verordeningen
Beleidsregels
Financiele rechtmatigheid
Prioriteiten
Datum verordening
Klachtenverordening gemeente Sliedrecht 2005 Verordening rechtspositie wethouders, raadsen commissieleden 2009 Verordening commissie bezwaarschriften Procedure behandeling bezwaar- en Sliedrecht 2006 beroepschriften, 1997
Neen
Neen
15-mei-05
Verordening tot verdeling van de gemeente in stemdistricten c.a. 2001 Verordening tot aanwijzing van stemlokalen in de gemeente Sliedrecht 2001
Neen
13-nov-01
Wet bescherming persoonsgegevens / Wet GBA
Verordening gemeentelijke basisadministratie Wet persoonsregistraties. Reglementen, persoonsgegevens 2007 1991-
Neen
Wet GBA
Verordening GBA 2005, 2002-
Neen
Algemene wet bestuursrecht Kieswet / Kiesbesluit Kieswet / Kiesbesluit
Gemeentewet
Vanaf 9-102009
28-sep-09
Neen 13-nov-01
GBA-audit 2005, GBA-beheerregeling 2005, GBA-beveiligingsplan 2005 gemeente Sliedrecht, 2002-
Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2006 Verordening op de rekenkamercommissie
12-mei-05
12-sep-05
Neen
Verordening op het correctief raadgevend referendum 2002 Inspraakverordening 1994 Besluit burgerlijke stand / Wet rechten burgerlijke stand / Burgelijk wetboek
Neen
25-apr-05
Neen Neen
12-dec-05
Neen
19-mrt-07
Reglement Burgerlijke Stand, 1995-
Neen
Pagina 1 van 16
27-feb-06
25-nov-02
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Financiele rechtmatigheid
Wet op Nederlandsschap / Vreemdelingenwet 2000 / Vreemdelingenbesluit / Reglement rijbewijzen / Paspoortwet / Besluit paspoortgelden / gemeentewet /
Ja
Algemene Wet Bestuursrecht / Burgerlijk wetboek / Besluit Begroting en Verantwoording / Grondwet
Neen
2. Openbare Orde en Brandweerwet 1995 / Woningwet / Wet Veiligheid milieubeheer
Verordening op het toekennen van de erepenning en de gemeentepenning van de gemeente Sliedrecht, 1998
Neen
Verordening op de programmaraad voor de kabel in Sliedrecht, 1998-
Neen
Prioriteiten
Datum verordening
28-sep-98
Regeling outplacement gewezen wethouders, 1996 Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling voor de sector gemeenten (CAR), 52e wijziging e.v., 2005-
Neen
Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raadscommissies 2005
Neen
Neen
25-apr-05
Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening (RB 30-06-2003)
Neen
Wet kwaliteitsverbetering rampenbestrijding / Wet rampen en zware ongevallen
Verordening binnentreden ter uitvoering van noodverordeningen, 2005
Neen
Inrichtingseisen drank- en horecawet
Drank- en horecaverordening 1968
Winkeltijdenwet
Verordening Winkeltijden Sliedrecht, 1999-
Neen Neen
Pagina 2 van 16
27-apr-98
30-jun-03
27-jun-05 27-mei-68 14-dec-98
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving Gemeentewet
Verordeningen
Beleidsregels
Verordening brandweerrechten Sliedrecht 2005
3. Jeugd en Onderwijs
Wet kinderopvang
Verordening Wet kinderopvang Sliedrecht, 2004-
Prioriteiten
Ja
Rijtijdenwet Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sliedrecht 2009 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sliedrecht 2003
Financiele rechtmatigheid
Diverse aanwijzingsbesluiten
Neen Neen
Diverse aanwijzingsbesluiten
Neen
Rechtspositieregeling vrijwillig brandweerpersoneel (RB 30-09-1991) en overgangsregeling rechtspositie vrijwillige brandweer, 1991-1997
Neen
Kledingregeling vrijwilligers gemeentelijke brandweer (besluit B&W 28-10-1975), 19751976
Neen
Vergoedingsregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer (RB 24-4-1995), 1995-
Neen
Het Reglement Kinderopvang van de gemeente Sliedrecht, 1997-
Neen
Wet basisvoorziening Kinderopvang / Wet ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen (ZL) / Wet regeling schoolbegeleiding (SBD) / Subsidie brede school / Voorwerk 18+ / Wet primair onderwijs / Wet op het voortgezet onderwijs
Ja
Pagina 3 van 16
Datum verordening 10-nov-04
tot 23-102009
30-mei-05 28-sep-09
11-okt-04
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Regeling Specifieke Uitkering Jeugdgezondheidszorg / Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid (art. 50) / Convenant jeugdzorg tussen provincie en gemeente
Ja
Wet op de Jeugdzorg / BANS klimaatconvenant
Neen
Prioriteiten
Datum verordening
Verordening regelende het verlenen van subsidies ten behoeve van het geven van godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs in Sliedrecht, 16 april 1990
Ja
Verordening leerlingenvervoer gemeente Sliedrecht, 2002, alsmede de wijziging van de verordening, 2003
Ja
2-jun-03
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Sliedrecht Verordening Overleg Lokaal Onderwijsbeleid gemeente Sliedrecht, 1997-
Ja
19-mrt-07
Neen
29-mrt-99
Neen
14-jul-92
Neen Neen
29-jan-06
Ja
10-sep-08
17-apr-99
Afvloeiingsregeling openbaar basisonderwijs, 1992Klachtenregeling primair onderwijs, 19954. De Openbare Ruimte
Financiele rechtmatigheid
Destructiewet
Destructieverordening,
Wet milieubeheer
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2009
Pagina 4 van 16
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving Wet milieubeheer
Verordeningen
Beleidsregels
Afvalstoffenverordening gemeente Sliedrecht 2005
Bestrijdingsmiddelenwet 1962 / Boswet / Meststoffenwet / Plantenziektewet / Vogelziektewet / Wet milieubeheer / Wet op de beroepsgoederen vervoer / Gemeentewet / Kaderwet LNV-subsidies
Bomenverordening 2009
Algemene wet bestuursrecht
Neen
Prioriteiten
Datum verordening 19-apr-05
Neen
Beheersverordening algemene begraafplaats Sliedrecht 1993 (RB 30-05-1994) 5. Cultuur, Sport en Monumentenwet 1998 Recreatie Monumentenwet 1998
Financiele rechtmatigheid
Neen Neen
12-dec-05
Monumentenverordening Sliedrecht 2007 Verordening op de Monumentencommissie Sliedrecht 2007 Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2003 Deelverordening exploitatiesubsidies Sliedrecht 2003 Deelverordening investeringssubsidies Sliedrecht 2003
Wet op het specifiek cultuurbeleid / Provincie draaipremie + subs ons molens / Mediawet
2-mrt-09
Neen
18-dec-06
Neen Ja
24-sep-07 3-mrt-03
Ja
3-mrt-03
Ja
3-mrt-03
Neen Verordening Adviescommissie Kunstaankopenen opdrachten, 2004 Verordening Culturele Raad 1994
Pagina 5 van 16
Neen Neen
24-nov-04 30-mei-94
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Verordening voor het subsidiëren van onderhoud aan gemeentelijke monumenten Sliedrecht 1999
Datum verordening
31-jan-00
25-feb-91
Neen Ja
Gemeenschappelijke regeling de Hollandsche Biesbosch / stimuleringsregeling breedtesport / Gemeentewet Huishoudelijk reglement Sportraad, 1994 Integrale beleidsnota sport Subsidieverordening Gehandicaptensport Drechtsteden, 19996. Werk, Inkomen, Zorg en Welzijn
Prioriteiten
Ja
Verordening betreffende de rechtspositionele erkenning van alternatieve samenlevingsvormen, 1991
Verordening op de Sportraad 1994
Financiele rechtmatigheid
Het Besluit financiële tegemoetkoming en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten en het Verstrekkingenbesluit, 2005-
Neen Ja Ja
Wet werk en bijstand
Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2004 -
Wet werk en bijstand / Gemeentewet
Verordening op de cliëntenparticipatie integraal gehandicaptenbeleid van de gemeente Sliedrecht
Ja
Wet werk en bijstand
Afstemmingsverordening WWB
Wet werk en bijstand / Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers / Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers
Reïntegratie verordening WWB
Ja Ja
29-jun-98
25-okt-99
Ja
27-feb-06 2-feb-04
28-jun-04
Pagina 6 van 16
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving Wet voorziening gehandicapten Wet inburgering nieuwkomers Gemeentewet
Verordeningen
Beleidsregels
Verordening voorzieningen gehandicapten 2005 Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers Sliedrecht, 2005 Verordening adviescommissie minderhedenbeleid gemeente Sliedrecht
Financiele rechtmatigheid
Prioriteiten
Datum verordening
Ja
13-sep-05
Ja
30-mei-05
Neen
23-apr-01
Gemeenschappelijke regeling Drechtwerk / Wet sociale werkvoorziening / WIK / ROA / VVTV / ID-banen / G-86 / WIW
Ja
Besluit gelijkstelling vreemdelingen / Protocol WVG / Besluit rijksvergoeding WVG woonvoorzieningen / regeling vervoerkosten WVG / Regeling financieren en verantwoording / Regeling Inburgering Oudkomers / Tijdelijke stimuleringsregeling alg. maatsc. Werk
Ja
Vreemdelingenwet / / IOAW / IOAZ / Sociale en fiscale wetgeving Welzijnswet / Gezondheidswet / wet hygiene en veiligheid zwemgelegenheden / Wet ambulancevervoer / Wet Collectieve preventie Volksgezondheid/Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Ja Neen
Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Sliedrecht, 2005 Verordening loonkostensubsidies werkervaringsplaatsen WIW, 1999-
Pagina 7 van 16
Neen Ja
20-dec-99
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten, REA, 1999-
JA Minimaregelingen 2005Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Verborgen kosten voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen 2005
Verordening parkeren fietsen en bromfietsen op trottoirs, 1969 Telecommunicatieverordening gemeente Sliedrecht
Neen
Beleidsregels bijzondere bijstand voor Duurzame gebruiksgoederen, 2005
Neen Neen Ja Neen
Aanleg, verbetering, opheffing. Herstraatregeling "Richtlijn tarieven (graaf)werkzaamheden telecom", 2004
20-dec-99
10-apr-06 10-nov-09 28-apr-69 2-jun-99
Neen
Scheepvaartverkeerswet
Neen Neen Pagina 8 van 16
Datum verordening
Neen
Wet goederenvervoer over de weg / Wet vervoer gevaarlijke stoffen / Besluit administratieve bepalingen wegverkeer / wet personenvervoer / Wegenverkeerswet 1994 / Wet administratiefrechtelijke heffing / taxiwet
Binnenschepenwet
Prioriteiten
Neen Neen
Beleidsregels bijzondere bijstand voor Sportieve en Culturele activiteiten en Indirecte Schoolkosten, 2005
Verordening op de warenmartk voor de gemeente Sliedrecht 2006 Verordening martkgelden 2009 7. Verkeer en Vervoer Reglement voor verkeersregels en verkeerstekens RVV Telecommunicatiewet
Financiele rechtmatigheid
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Verordening op de heffing en invordering van rioolaansluitrechten 2009
Nieuw beleid eigendom/onderhoud van de huisaansluitingen op de riolering. Procedureregeling klachtenbehandeling, 1998-
Verordening rioolafvoerrechten Sliedrecht 2009 Havenverordening Sliedrecht, 1994
Waterschapswet / Natuurschoonwet Wet geluidshinder / Wet milieubeheer / Eisen duurzaam bouwen
30-mei-94
Ja Neen
10-nov-08
Wet milieu gevaarlijke stoffen / Waterleidingswet Bouwbesluit
Neen
Wet op de ruimtelijke Ordening Wet op de ruimtelijke Ordening
Bouwverordening 2008
Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 Beleidsregel inzake het verlenen van medewerking aan verzoeken tot uitbreiding op het niveau van de eerste verdieping met toepassing van artikel 19 lid 3 WRO, 20042005
Pagina 9 van 16
10-nov-08
Neen Neen
Neen
Huisvestingsverordening gemeente Sliedrecht De beleidsregels op de voorrangsregeling 2005 woonruimteverdeling van de gemeente Sliedrecht.
Datum verordening
10-nov-08
Wet belastingen op milieugrondslag / Wet bodembescherming / Wet verontreiniging / Wet inzake de luchtverontreiniging
Huisvestingswet
Prioriteiten
Ja
Ja
Verordening straatnaamgeving en huisnummering, 1995 Verordening Havengeld 2009 8. Ruimtelijke Ordening en Milieu
Financiele rechtmatigheid
29-mei-95
Neen Neen
17-dec-07
Ja
12-jan-09
Neen
7-dec-09
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s 9. Wonen
Wetgeving Wet op de ruimtelijke Ordening / Gemeentewet Huisvestingswet Huisvestingswet Huisvestingswet
Verordeningen
Beleidsregels
Exploitatieverordening gemeente Sliedrecht 1996 Onttrekkingsverordening woonruimte gemeente Sliedrecht 1994 Huisvestingsverordening voor standplaatsen van woonwagens 1999 Verordening houdende regels betreffende de verdeling van woonruimte gemeente Sliedrecht 2005
Huisvestingswet
Reglement klachtencommissie woonruim-teverde-ling
Financiele rechtmatigheid
25-mrt-96
Neen
26-sep-94
Neen
20-dec-99
Neen
29-sep-08
Neen JA
Besluit woninggebonden subsidies / Besluit op de ruimtelijke ordening / Besluit beheer sociale huurwoningen
Ja
Wet ketenaansprakelijkheid / Onteigeningswet / Ontgrongingswet / Pachtwet / mededingingswet / Kadasterwet / Wet voorkeursrecht gemeenten
Ja
Pagina 10 van 16
Datum verordening
Ja
Huursubsidiewet / Omslagbijdrage (regio) / Inrichtingen en vergunningen besluit / Woningwet / Huurwet / Wet bevordering eigen woningbezit / Leegstandswet / Wet ISV / Wet op stads- en dorpsvernieuwing / wet stedelijke vernieuwing / Besluit ontwikkeling lan
Stimuleringsverordening Duurzaam Bouwen. Verordening van de regio Zuid-Holland Zuid, 1996
Prioriteiten
Neen
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Verordening commissie bedrijfsvestigingsbeleid d.d. 31 juli 1984
10. Financiën en Organisatie
Financiele rechtmatigheid
Neen
Prioriteiten
Datum verordening 31-jul-94
Stimuleringsregeling voor de verbetering van de uitstraling van de bestaande bedrijfspanden op het bedrijventerrein Nijverwaard-Oost te Sliedrecht, 2002-
Neen
Urgentieregeling in het kader van de regionale woonruimteverdeling, 2000 nota "Beleid voorrang bij woningtoewijzing in de Drechtsteden"
Neen
Regeling stimuleringsreserve voor de woningbouw
Neen
30-okt-00
Besluit begroting en verantwoording Financiële verordening 2007 provincies en gemeenten / Gemeentewet
Neen
5-feb-07
Besluit accountantscontrole gemeenten / Controleverordening 2004 ingevolge Artikel Gemeentwet 213 van de Gemeentewet, 2003Gemeentewet Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid 2004 ingevolge Artikel 213a van de Gemeentewet, 2003-
Neen
2-feb-04
Neen
2-feb-04
BBV verslagleggingregels / Algemene Termijnenwet / Invorderingswet / Wet WOZ / BTW compensatiefonds / Wet op het kredietbeheer / Wet waardering onroerende zaakbelasting / Bouwbesluit / Kadasterwet
Ja
Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen Sliedrecht 2009 Gemeentewet
Pagina 11 van 16
Neen
Ja
12-jan-09
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Financiele rechtmatigheid
Prioriteiten
Datum verordening
Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Kerkbuurt 2003, Verordening hondenbelasting Sliedrecht 1997
Ja Ja
10-nov-08
Ja
10-nov-08
Gemeetewet
Verordening reinigingsheffingen Sliedrecht 1997 Verordening Precariorechten 2009
10-nov-08
Gemeetewet
Legesverordening Sliedrecht 2009
Ja Ja Ja
Gemeetewet
Nietig
1-mrt-04
Gemeetewet Gemeetewet
Gemeetewet Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers Bekostigingsbesluit WPO Specifieke verantwoordingen
Verordening begrafenisrechten Sliedrecht 2009
Neen Neen
Wet gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA
Ja Ja
Wet regeling schoolbegeleiding (SBD) Wet ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen (ZL)
Ja
Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf
Ja
Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004
Ja
Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders
Ja Ja
Regeling WWB
Pagina 12 van 16
10-nov-08 10-nov-08
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom ABW, IOAW of IOAZ d.m.v. klantmangement Besluit verantwoording stedelijke vernieuwing
Beleidsregels
Financiele rechtmatigheid
Ja
Vangnetregeling huursubsidie
Ja Ja
Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid (art. 50)/ Stimuleringsregeling breedtesport
Ja
Besluit rijksvergoeding WVGwoonvoorzieningen/ Regeling verantwoording kosten WVGwoon-voorzieningen/Vervoerszoorz. Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg
Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Projecten WO II Geluidsbelastingkaart BWS-subsidie Vinex subsidie
Ja Ja Ja Ja Ja
Ontwikkelingsfonds bedrijventerreinen Aanschaf BIS Gezinscoach Baggerwerkzaamh. bebouwd gebied Aanpak milieudrukvermindering Gemeenschappelijke regelingen Regio Zuid-Holland Zuid
Ja Ja
Drechtsteden
Pagina 13 van 16
Prioriteiten
Datum verordening
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Logopedische dienst Natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch Gevudo
Datum verordening
Ja Ja
CAR UWO mei 2004
Verkiezingsreglement Ondernemingsraad, 1997 Reglement Ondernemingsraad 1997
CAR UWO mei 2004 EU - aanbestedingsregels / ESF CAR
Vakantieverlofregeling gemeente Sliedrecht
Wet Loonbelasting 1964
Spaarloonregeling 1995 Uitkeringsverordening Functioneel leeftijdsontslag1994
Neen Neen Ja Neen Ja Ja
Tijdelijke voorziening financiering LFO / Databankenwet / Wet op de loonbelasting / fiscale en sociale wetgeving
Ja
Sociale verzekeringswetten / Arbo wet 1998 / Ambtenarenwet / Arbeidstijdenwet / wet rechten burgerlijke stand / Wet gemeenschappelijke regelingen
Ja
Wet financiering decentrale overheden
Prioriteiten
Ja Ja
Sociale Werkvoorziening Drechtwerk
Kostenplaatsen
Financiele rechtmatigheid
Verordening, welke de algemene voorwaarden regelt bij verlening van garanties door de Gemeente Sliedrecht.
23-apr-96 27-jun-94 30-mei-94
Ja 24-okt-05 Treasurystatuur
Pagina 14 van 16
Ja
14-apr-09
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Algemene Wet Bestuursrecht / Gemeentewet
Archiefwet
Archief- en documentatieverordening
Beleidsregels
Financiele rechtmatigheid
Delegatie en mandaat. o.a. integrale regeling delegatie en mandaat, geactualiseerde mandaatlijsten, diverse (sub)mandaten en delegatiebesluiten, 1999-
Neen
Besluit Gemeentelijke Archiefbewaarplaats 2004
Neen
Overlegverordening 1969 inclusief diverse wijzigingen, 1969-1991 Wachtgeldverordening 1994
Prioriteiten
Datum verordening
28-jun-04
Neen Ja Ja
Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Sliedrecht, 1994 en wijzigingen
26-sep-94 28-mei-96
Verordening betaald ouderschapsverlof 1991
Ja
Organisatieverordening gemeente Sliedrecht 2002 Studiekostenverordening, 1974
Neen Regeling onkostenvergoeding burgemeesters, wethouders en raadsleden en het beschikbaarstellen krediet voor aanschaf notebooks tbv de burgemeester, wethouders, raadsleden en burgerraadsleden, 2000-
Ja Neen
Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling voor de sector gemeenten (CAR), 52e wijziging e.v., 2005-
Neen
Regeling Organieke Functiewaardering alsmede toepassingsregels functiewaardering 1996
Neen
Pagina 15 van 16
Bijlage 1: Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole Gemeente Sliedrecht Versie 25 januari 2010 Legenda Verordeningen met bijbehorende wetgeving Beleidsregels met bijbehorende wetgeving Verordeningen en beleidsregels die onder de gemeentewet vallen Overige wetgeving die geen directe relatie heeft met de verordeningen en beleidsregels Verordeningen en beleidsregels die geen directe relatie hebben met wetgeving Programma’s
Wetgeving
Verordeningen
Beleidsregels
Financiele rechtmatigheid
Het Sociaal Statuut van de gemeente Sliedrecht, 2002 Regeling klokkenluiders voor de gemeente Sliedrecht, vaststelling, 2002Nota Integriteitsbeleid Een beetje integer bestaat niet, 2003 Het invoeren van een ambtseed en ondertekening van een integriteitsverklaring voor ambtenaren, 2003
Neen
Reglement personeelsbeoordeling en evaluatie functioneringsgesprekken, 1999
Neen
De Uitwerkingsovereenkomst, 15 wijziging en volgende, 2000Bezoldigingsregeling 1995
Neen
Neen Neen Neen
Besluit Informatiebeheer van Sliedrecht 2004
Neen Neen
Vergoedingsregeling overwerk 1996
Neen
Pagina 16 van 16
Prioriteiten
Datum verordening
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 12 april 2010
Onderwerp: Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010 Voorgesteld besluit: • Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld. • Vast te stellen van de Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Aanpassing artikel 4 lid 3 Controle verordening In de huidige Controleverordening 2004 is onder artikel 4 lid 3 de volgende tekst opgenomen: “Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek afstemmingsoverleg plaats tussen de accountant en de auditcommissie bestaande uit de voorzitter van de commissie Burger en Bestuur, twee (burger)raadsleden, de portefeuillehouder financiën en de concerncontroller.” Deze tekst dient te worden aangepast aan het huidige vergaderstelsel van Sliedrecht. Tevens wordt naar aanleiding van een nieuw vast te stellen Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010 de samenstelling van deze commissie niet meer geregeld binnen de Controleverordening 2004, en wordt verwezen naar een aparte verordening, te weten Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010. Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld. Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010 De gemeenteraad van Sliedrecht kent op dit moment geen reglement of verordening voor de Auditcommissie. Slechts een aanwijzing tot vorming van een commissie. Het voorliggende besluit geeft doel, taak en structuur van de Auditcommissie aan. Dit voorstel is besproken in het Groot Presidium en de Auditcommissie Sliedrecht.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders n.v.t.
-2-
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De Gemeentewet geeft in artikel 213 aan dat er een verordening dient te worden vastgesteld voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. In Sliedrecht is in 2004 deze verordening vastgesteld. Artikel 4 lid 3 van deze verordening verwijst naar een in te stellen auditcommissie.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie o o
•
De Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010 treedt in werking op 1 juni of 1 juli 2010 of 5 oktober 2010. De evaluatie over de werking van de Verordening Auditcommissie 2010 vindt in het 1e kwartaal van 2013 plaats.
Externe communicatie: n.v.t.
namens het presidium van Sliedrecht, De secretaris,
De raadsvoorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d. 12 april 2010; gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 3 van de controleverordening gemeente Sliedrecht;
besluit:
•
Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld.
•
Vast te stellen van de Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 10 mei , 28 juni of 4 oktober 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Versie geldig vanaf 1 juni, 1 juli 2010 of 5 oktober 2010
Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010
Verantwoordelijke afdeling
Griffie. telefoon (0184) 495989 Het getoonde besluit is een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d. 12 april 2010; b e s l u i t.: gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 3 van de Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004; vast te stellen: Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010 Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: de auditcommissie b. lid: een lid van de auditcommissie c. voorzitter: de voorzitter van de auditcommissie d. griffier: de raadsgriffier van de gemeente Sliedrecht e. accountant: de door de raad aangewezen accountant
Artikel 2
Taken en bevoegdheden
1. De commissie heeft tot doel de raad te adviseren over alle financiële en bedrijfsvoeringsaspecten, in het bijzonder over de gang van zaken rond het gemeentebeleid en de financiële aspecten die daarmee samenhangen. 2. De commissie heeft als aandachtsgebied alle activiteiten die van belang zijn voor een goede beheersing van de gemeente op het gebied van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid in het kader van de kaderstellende en controlerende verantwoordelijkheid van de raad. 3. Onder de in het tweede lid bedoelde activiteiten wordt in ieder geval begrepen: a. de voorbereiding van het door de raad vast te stellen controleprotocol; b. het zijn van eerste aanspreekpunt voor de accountant richting de raad betreffende de opzet en uitvoering van de accountantscontrole; c. een overlegplatform te zijn voor de voorgenomen controleaanpak door de accountant met de mogelijkheid om specifieke aandacht te doen besteden aan bepaalde posten of
-3organisatieonderdelen, zoals ook bedoeld in artikel 4, derde lid, Controleverordening gemeente Sliedrecht; d. een overlegplatform te zijn over de uitkomsten van de door de accountant uitgevoerde controles; e. het evalueren van de werkzaamheden van de accountant; f. het voorbereiden van de selectie van de accountant na afloop van het contract met de accountant; g. het adviseren aan de gemeenteraad over genoemde taken.
Artikel 3
Leden van de auditcommissie
1. De raad benoemt de leden van de commissie. 2. De commissie bestaat uit twee raadsleden, de portefeuillehouder financiën en de controller. 3. De accountant treedt permanent op als extern adviseur van de commissie.
Artikel 4
Zittingsduur
1. De zittingsperiode van de raadsleden in de commissie eindigt in ieder geval aan het einde van de raadsperiode, bij ontslag als lid van de raad of door een met redenen omkleed besluit van de raad. 2. Een raadslid kan te allen tijde als lid ontslag nemen.
Artikel 5
Voorzitter en secretariaat
1. De commissie kiest uit de in de commissie zitting hebbende raadsleden een voorzitter. 2. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeen roepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en het bevorderen van een heldere besluitvorming. 3. De griffier coördineert de ambtelijke ondersteuning, ondersteunt de voorzitter bij diens werkzaamheden en verzorgt het secretariaat.
Artikel 6
Informeren van de raad
1. De commissie informeert de raad via de opiniërende bijeenkomst en het college over gemaakte afspraken met de accountant en beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren over bevindingen aangaande haar werkzaamheden. 2. Op verzoek van de raad geeft de voorzitter van de commissie een toelichting in de opiniërende bijeenkomst van de gemeenteraad. Vertrouwelijke mededelingen worden in een besloten vergadering gedaan.
Artikel 7
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 juni, 1 juli 2010 of 5 oktober 2010.
-4Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 10 mei, 28 juni of 4 oktober 2010.
De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 26 april 2010 WELZIJN EN ZORG NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Verslag en vervolg Miniconferentie Sliedrecht Gezond 17 november 2009 Instellen werkgroep Fysieke omgeving van de WMOadviesraad Participatiemonitor Drechtsteden 2009 Gezondheidsenquete 2009 door de GGD ZHZ, 7 januari 2010 Rapport Inspectie Werk en Inkomen, stand van zaken uitvoering participatie zomer 2009 Vergaderstukken Bestuurscommissie Volksgezondheid regio ZHZ Vergaderstukken Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening, 16 december 2009 Vergaderstukken Dagelijks en Algemeen Bestuur Natuur- en Recreatieschap De Hollandsche Biesbosch van 26 oktober en 16 december 2009 en 17 februari 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR E. Kanters, 879 E. Kanters, 879 E. Kanters, 879 E. Kanters, 879 A. Siebel, 877 E. Kanters, 879 A. Siebel, 877 A. Raimond, 885
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 12 januari 2010
Onderwerp: Ontwerpbegrotingswijziging 2010 Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk) Voorgesteld besluit: Geen bezwaren te uiten tegen de ontwerpbegrotingswijziging 2010 van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: De begrotingswijziging 2010 wordt conform het bepaalde in de Gemeenschappelijke regeling SW Drechtsteden voorgelegd aan de gemeenteraden die hierover hun gevoelens kunnen uiten. Daarna volgt een definitieve vaststelling door het Algemeen Bestuur. Uw raad wordt voorgesteld geen bezwaren aan te tekenen tegen de ontwerpbegrotingswijziging. De wijziging betreft een actualisering t.g.v. diverse acties en beleidswijzigingen. (reorganisatie) Overigens allen bekend en waarover uw raad gedurende 2009 is geïnformeerd. Zoals het inzetten op arbeidsontwikkeling van de sw-medewerker, het creëren van Otac ( ontwikkel, training, advies en coaching centrum), invoering tweehoofdige directie, clustervorming van de bedrijven en verbetering huisvesting. De bijstellingen leiden er voor de begroting 2010 toe dat de raming van de gemeentelijke vaste bijdrage iets lager uitvalt. Voor Sliedrecht is dit € 2.000 gunstiger dan de oorspronkelijke raming in de begroting van Drechtwerk 2010 ad. € 228.000. Nu raamt men dus € 226.000. Overigens is in onze gemeentebegroting 2010, zij het wel verlaagd t.o.v. 2009 (€ 300.000), een bedrag opgenomen van € 280.000. Dit gelet op de ervaringen uit het (recente) verleden om een voorzichtige raming aan te houden bij deze open einde regeling. In de toelichting op de gewijzigde begroting 2010 wordt gewag gemaakt van de voorgenomen centralisatie van de stafdiensten (blz.2). Er wordt een kostenverlaging nagestreefd van 10% op deze diensten die dan per 2011 in de begroting wordt verwerkt. In de tweede helft van 2010 zal worden bezien of deze kostenbesparing realiseerbaar is. Uw raad wordt voorgesteld kennis te nemen van de ontwerpbegrotingswijziging van Drechtwerk 2010 en hiertegen geen gevoelens van bezwaar te uiten. Tevens wordt uw raad voorgesteld kennis te nemen van de andere ontwikkelingen binnen Drechtwerk als vermeld in de brief van het Algemeen Bestuur van Drechtwerk.
-2-
Financiële kaders De voorgestelde begrotingswijziging van de begroting van Drechtwerk 2010 leidt tot een iets lagere verwachte bijdrage van Sliedrecht aan Drechtwerk. Externe communicatie: Informeren van het Bestuur van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening omtrent gevoelens van geen bezwaar van uw raad. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.12 januari 2010;
besluit:
Geen bezwaren te uiten tegen de ontwerp-begrotingswijziging 2010 van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 2 maart 2010
Onderwerp: Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk gemeente Sliedrecht Voorgesteld besluit: De verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk Gemeente Sliedrecht vast te stellen Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Op 8 februari 2010 is de verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk Gemeente Sliedrecht door de gemeenteraad vastgesteld. In deze verordening staat opgenomen dat beroepskrachten een verklaring omtrent gedrag moeten overleggen. Begeleiders hoeven dit niet. Tijdens de gemeenteraadsvergadering werd aangegeven dat de voorkeur ernaar uitgaat dat zowel de beroepskrachten als de begeleiders een verklaring omtrent gedrag moeten overleggen. Naar aanleiding van deze opmerking is de verordening aangepast. Artikel 15 luidt als volgt: Personen die als beroepskracht of begeleider werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens. Deze verklaring wordt aan de houder overlegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat deze wordt overlegd niet ouder dan twee maanden. Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders n.v.t.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders n.v.t.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie n.v.t.
-2-
Externe communicatie: De peuterspeelzaalinstellingen zullen worden geïnformeerd over de wijziging. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-3-
Concept Raadsbesluit De raad van de gemeente Sliedrecht; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 maart 2010 gelet op artikel 149 van de gemeentewet overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen; besluit vast te stellen de volgende verordening;
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk Gemeente Sliedrecht HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan over: a. Peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen; b. Peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt; c. Houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert; d. Beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificaties; e. Begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal.
HOOFDSTUK 2. MELDINGSPLICHT Artikel 2. Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal 1. Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie ten nemen binnen de gemeente doet daarvan melding aan het college. 2. De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier. Artikel 3. Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk De houder geeft in de melding aan het college aan welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden: a. Ambitieniveau 0: spelen en ontmoeten b. Ambitieniveau 1: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren c. Ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen
-4-
Artikel 4. Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal 1. Een peuterspeelzaal wordt niet in exploitatie genomen binnen acht weken na het tijdstip van melding. 2. Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden. Artikel 5. Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van deze verordening wordt voldaan. Artikel 6. Register 1. Het college houdt een register bij van gemelde peuterspeelzalen. In dit register worden na een melding onmiddellijk de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2, tweede lid, en artikel 3 zijn verstrekt. 2. Het college deelt de houder schriftelijk mee dat de opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden. 3. Het register ligt op het gemeentehuis kosteloos voor een ieder ter inzage Artikel 7. Wijziging van gegevens 1. De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij melding zijn verstrekt, onmiddellijk mededeling aan het college. 2. Het college deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.
HOOFDSTUK 3. DE KWALITEITSEISEN Artikel 8. Algemene kwaliteitseisen 1. De houder van een peuterspeelzaal biedt peuterspeelzaalwerk aan dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. 2. De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk. Artikel 9. Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet-en regelgeving, in een risicoinventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt. Artikel 10. Oppervlakte speelruimte 1. Voor ieder kind is minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte aan binnenspeelruimte beschikbaar. 2. Voor ieder kind is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de bruto-oppervlakte minimaal 4m2 per kind bedraagt en die voor kinderen bereikbaar is.
-5-
Artikel 11. Groepen en groepsgrootte 1. De opvang van kinderen vindt plaats in vaste groepen in passend ingerichte vaste afzonderlijke ruimtes. 2. In een groep zijn ten hoogste twintig kinderen gelijktijdig aanwezig (per 1 augustus 2010 maximaal 16 kinderen per groep). Artikel 12. Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep 1. Het aantal beroepskrachten of begeleiders per groep is afhankelijk van het door de houder gekozen ambitieniveau. 2. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’ zijn er in elke groep tenminste twee begeleiders en er is één beroepskracht voor tenminste 50% van de openingsuren aanwezig in de peuterspeelzaal. 3. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’ zijn er in elke groep ten minste één beroepskracht en één begeleider aanwezig. 4. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’ zijn er in elke groep tenminste twee beroepskrachten aanwezig. Artikel 13. Overeenkomst tussen de houder en de ouder Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder. Artikel 14. Informatieplicht aan ouders De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over: a. De plaatsingsprocedure en de leveringsvoorwaarden; b. Het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 3; c. Het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het pedagogisch beleid waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen de visie op de omgang met kinderen is beschreven; d. De wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal. Artikel 15. Verklaring omtrent gedrag 1. Personen die als beroepskracht of begeleider werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens. 2. Deze verklaring wordt aan de houder overlegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat deze wordt overlegd niet ouder dan twee maanden. 3. Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn. Artikel 16. Aanwijzing van toezichthouders Het college wijst toezichthouders aan.
-6-
Artikel 17. Onderzoek door de toezichthouder 1. De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen acht weken of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening. 2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening. 3. Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening. Artikel 18. Het inspectierapport 1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport. 2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport. 3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt het college de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in de bijlage van het rapport. 4. De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. 5. De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na vaststelling daarvan openbaar. Artikel 19. Aanwijzing en bevel 1. Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven indien op basis van het inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende mate naleeft. 2. In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. 3. Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd. 4. De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel gestelde termijn. Artikel 20. Strafbepaling Overtreding van de artikelen 2, eerste lid, en de artikelen in hoofdstuk 3 van deze verordening kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
HOOFDSTUK 5. SLOT-EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 21 Overgangsbepaling 1. het college neemt in het register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning op basis van de verordening kinderopvang 1996 beschikken. 2. Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het college de gegevens die nodig zijn voor het register.
-7-
3. Beroepskrachten en begeleiders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen twee maanden na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over. Artikel 22. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Artikel 23 Citeertitel De verordening wordt aangehaald als: Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Sliedrecht
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-8-
Algemene toelichting Gemeenten zijn niet verplicht kwaliteitsregels te stellen voor het peuterspeelzaalwerk. Het peuterspeelzaalwerk valt niet onder de Wet Kinderopvang (artikel 1, tweede lid, onderdeel b). Dit betekent dat de grondslag voor deze verordening de autonome verordenende bevoegdheid van gemeenten vormt die is neergelegd in artikel 149 van de Gemeentewet. Dit is ook in de aanhef van deze verordening aangegeven. Deze verordening sluit zoveel mogelijk aan bij de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en de kwaliteitseisen die de Wet Kinderopvang (Wk) stelt ten aanzien van kinderopvang. Voor dit laatste zijn twee redenen: allereerst is het peuterspeelzaalwerk ook een vorm van kinderopvang in een daarvoor geschikte ruimtelijke voorziening. Het ligt dan voor de hand om zoveel mogelijk dezelfde kwaliteitseisen te stellen, uiteraard voor zover die eisen aansluiten bij het specifieke doel van het peuterspeelzaalwerk. Dit hangt samen met de tweede reden; het toezicht op de instellingen voor kinderopvang en op peuterspeelzalen zal door dezelfde toezichthouders worden gedaan. Het uitoefenen van toezicht wordt vergemakkelijkt als de toezichthouders zoveel mogelijk met dezelfde regels te maken hebben.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsomschrijvingen De beroepskracht in opleiding (stagiaire) is niet apart gedefinieerd. Hiermee vallen beroepskrachten in opleiding automatisch onder de begripsomschrijving van een begeleider, te weten: ‘degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal’ (onderdeel e). Artikel 2. Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal Dit artikel regelt de meldingsplicht voor degenen die een peuterspeelzaal willen gaan exploiteren. De melding moet plaatsvinden met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier. Het stelsel van melding en registratie maakt aan iedereen duidelijk welke instellingen actief zijn op het terrein van peuterspeelzaalwerk. De melding biedt aan de gemeente de mogelijkheid om voorafgaande aan de start van de exploitatie te toetsen of een nieuw initiatief aan de eisen voldoet. De gemeente moet de gemelde peuterspeelzaal opnemen in een register dat voor iedereen toegankelijk is. Opneming in het register geeft ouders de zekerheid dat het peuterspeelzaalwerk bij de aanvang van exploitatie van voldoende kwaliteit is en dat er van gemeentewege zal worden toegezien dat de kwaliteit van voldoende niveau blijft. Tussen een vergunningenstelsel en een meldingstelsel zijn een aantal verschillen. Zo kunnen in een vergunning nadere eisen worden opgenomen die specifiek gelden voor de instelling die de vergunning krijgt. Bij een meldingsstelsel kunnen geen specifieke voorschriften worden gesteld, maar moet er worden volstaan met algemene, voor alle instellingen geldende regels. Ook wat betreft het toepassen van sancties is er een verschil. In een vergunningenstelsel vormt het intrekken van een vergunning een sanctie. Deze sanctie is er niet in een meldingsstelsel. Wanneer de gemeente wil dat de exploitatie van een peuterspeelzaal wordt stopgezet zal ze ervoor moeten zorgen dat de betreffende inrichting wordt gesloten. Artikel 3. Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk Dit artikel bepaalt dat de houder in de melding aan het college aangeeft voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest. Het gekozen ambitieniveau bepaalt de kwalificatie-eisen die aan de leidinggevenden worden gesteld (zie artikel 12). Het ambitieniveau 0 (‘spelen en ontmoeten’) is het
-9-
minimumkwaliteitsniveau. Aan dit kwaliteitsniveau dienen alle peuterspeelzalen in ieder geval te voldoen. Door de melding en registratie worden de ouders op de hoogte gesteld van het ambitieniveau. De toezichthouder kan controleren of een peuterspeelzaal zich houdt aan het gestelde ambitieniveau. Artikel 4. Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal Dit artikel bevat de termijn die de gemeente (i.c. de toezichthouder) nodig heeft om te beoordelen of een nieuwe peuterspeelzaal zal voldoen aan de eisen van de verordening. De gemeente zal in overleg met de toezichthouder moeten bepalen welke termijn haalbaar is. Het moet gaan om een termijn die enerzijds de toezichthouder de mogelijkheid biedt een deugdelijk onderzoek te doen naar de wijze waarop de nieuwe peuterspeelzaal zal worden geëxploiteerd en anderzijds degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen niet onnodig lang laat wachten op het moment dat met de exploitatie kan worden gestart. Het tweede lid biedt de mogelijkheid voor de houder om vóór het verstrijken van de termijn in het eerste lid met de exploitatie te beginnen. Artikel 5. Verbod op het in exploitatie nemen ven een peuterspeelzaal Dit artikel bevat het expliciete verbod om een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, indien blijkt dat de initiatiefnemer niet aan de eisen van de verordening voldoet. Op grond van deze verbodsbepaling kan het college tot bestuursdwang (sluiting) overgaan of een dwangsom opleggen, indien de peuterspeelzaal toch in gebruik wordt genomen. Artikel 6. Register Dit artikel regelt het instellen van het register. Het derde lid bepaalt dat het register openbaar is. Artikel 7 Wijziging van gegevens Om het register actueel te houden, bepaalt het eerste lid dat de houder onmiddellijk melding doet aan het college van wijzigingen van gegevens die bij de melding zijn verstrekt. Artikel 8 Algemene kwaliteitseisen Het eerste lid bevat een algemene kwaliteitsnorm die ontleend is aan artikel 48 Wk. Het gaat om een globale norm waaraan de houders zelf, met inachtneming van de verordening, invulling moeten geven. In deze bepaling wordt vastgelegd dat het welbevinden van de kinderen richtsnoer moet zijn voor het uitvoeren van peuterspeelzaalwerk. Het tweede lid is ontleend aan artikel 50, eerste lid, Wk. Deze bepaling geeft aan dat verantwoord peuterspeelzaalwerk mede het product is van de wijze waarop de houder het peuterspeelzaalwerk organiseert en vormgeeft. De wijze waarop de houder het peuterspeelzaalwerk organiseert en aan welke aspecten daarbij aandacht moet worden besteed, wordt naast de eigen verantwoordelijkheid mede bepaald door de voorschriften in deze verordening.’ Artikel 9. Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid Dit artikel is gelijk aan artikel 51 Wk. De houders van peuterspeelzalen moeten een risicoinventarisatie uitvoeren ten aanzien van de domeinen veiligheid en gezondheid. De risicoinventarisatie heeft tot doel het in kaart brengen van veiligheid-en gezondheidsrisico’s die kinderen in peuterspeelzalen lopen. Daarbij wordt uitgegaan van het gedrag van kinderen. De risico-inventarisatie dient als basis om de omstandigheden voor kinderen te verbeteren en om te stimuleren dat personeel en kinderen adequaat met risico’s omgaan. Deze risico-inventarisatie vervangt niet de risico-inventarisaties die op grond van andere wetgeving verplicht is (artikel 5 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 7 Infectieziektenwet). Ook vervangt de
- 10 -
risico-inventarisatie niet de veiligheidsnormen waaraan peuterspeelzalen grond van andere wetgevind zijn gebonden. Artikel 10. Oppervlakte speelruimte Gekozen is voor minimum bruto-oppervlaktematen (in plaats van netto-oppervlaktematen) omdat deze eenvoudiger door de toezichthouder zijn vast te stellen. Artikel 11. Groepen en groepsgrootte Het tweede lid bepaalt dat de maximum groepsgrootte 20 kinderen bedraagt (per 1 augustus bedraagt de maximum groepsgrootte 16 kinderen). Dit maximum geldt voor alle drie ambitieniveaus. Artikel 12. Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep Het gekozen ambitieniveau bepaalt het aantal beroepskrachten of begeleiders dat in elke groep aanwezig moet zijn. Artikel 13 Overeenkomst tussen houder en ouder Voor houders van peuterspeelzalen en ouders is het van belang om in een overeenkomst te expliciteren wat wederzijds de rechten en verplichtingen zijn. Vandaar dat in dit artikel wordt bepaald dat het peuterspeelzaalwerk plaatsvindt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder. Artikel 14 Informatieplicht aan de ouders De houders van peuterspeelzalen zijn verplicht ouders voordat ze een contract tekenen te informeren over een aantal essentiële onderwerpen. Deze informatie biedt ouders de mogelijkheid om zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van een peuterspeelzaal en eventueel op basis van een onderlinge vergelijking een keuze voor een bepaalde peuterspeelzaal te maken. Artikel 15. Verklaring omtrent gedrag Dit artikel draagt de houder van een peuterspeelzaal op er voor te zorgen dat alle beroepskrachten en begeleiders die in zijn peuterspeelzaal werkzaam zijn, op hun gedrag zijn getoetst. Dit gebeurt in de vorm van een recente verklaring omtrent het gedrag die aan de houder wordt overlegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. Omdat een verklaring van gedrag niet meer dan een momentopname is, voorziet het derde lid in de eis dat een nieuwe verklaring omtrent gedrag aan de houder wordt overlegd in het geval de houder of toezichthouder redelijkerwijs het vermoeden heeft, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten of tips, dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag. Artikel 16. Aanwijzing van toezichthouders Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om toezichthouders aan te wijzen. Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken. Artikel 17. Onderzoek door de toezichthouder In dit artikel worden drie soorten van onderzoek door toezichthouders onderscheiden: - het eerste lid: het onderzoek naar aanleiding van een melding van het voornemen een peuterspeelzaal te gaan exploiteren; - het tweede lid: het reguliere onderzoek bij bestaande peuterspeelzalen in de gemeente; - het derde lid: het incidentele onderzoek bij een peuterspeelzaal, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten of tips.
- 11 -
Wat betreft de termijn in het eerste lid wordt verwezen naar de opmerking bij artikel 4. Het tweede lid bevat de opdracht aan het college om ervoor zorg te dragen dat tenminste één keer per jaar een controle wordt uitgevoerd. Artikel 18. Het inspectierapport De resultaten van een onderzoek worden door de toezichthouder vastgelegd in een inpectierapport. Het inspectierapport vormt de basis voor het handhavend optreden door het college (zie artikel 19, eerste lid). Deze werkwijze is identiek aan de manier waarop handhaving op grond van de Wk plaatsvindt. Het derde lid bepaalt dat het college (en niet de toezichthouder) de houder in de gelegenheid stelt van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. Het bieden van gelegenheid om een zienswijze kenbaar te maken is op te vatten als het uitoefenen van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Op grond van de Awb (artikel 10:14) is delegatie van bevoegdheden aan ambtenaren niet toegestaan. Het is wel mogelijk dat deze bevoegdheid in mandaat wordt overgedragen. In dat geval handelt de toezichthouder namens het college. De overige taken die in dit artikel worden genoemd zijn van feitelijke aard. Deze kunnen wel aan een toezichthoudend ambtenaar worden overgedragen. Artikel 19. Aanwijzing en bevel Indien de houder de aanwijzing of het bevel niet opvolgt, kan het college overgaan tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Het gaat om algemene bevoegdheden van het college die zijn neergelegd in de Gemeentewet en de Awb. Deze worden ook dan ook niet nader in de verordening geregeld. Bestuursdwang houdt een waarschuwing in dat wanneer niet binnen een bepaalde termijn maatregelen worden getroffen, het college deze op kosten van de houder kan laten uitvoeren. Is bestuursdwang niet goed mogelijk, dan kan een dwangsom worden opgelegd. Zijn er zoveel tekortkomingen, dan kan het college in de aanwijzing of bevel gelasten de exploitatie van de peuterspeelzaal te staken. Geeft de exploitant daaraan geen gehoor, dan gaat het college hiertoe over. Ook dit is een vorm van bestuursdwang. Artikel 20. Strafbepaling Deze bepaling spreekt voor zich.
HOOFDSTUK 5. SLOT-EN OVERGANGSBEPALINGEN Deze bepalingen spreken voor zich.
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst van 26 april 2010 RUIMTE EN GROEN NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1.
Brief Rassers advocaten en notarissen namens cliënten over zienswijze op het ontwerp van het bestemmingsplan “Partiële herziening zone industrielawaai Molendijk-Industrieweg” als op het ontwerp van het besluit “vaststelling hogere grenswaarden ten behoeve van ontwerpbestemmingsplan Partiële herziening zone industrielawaai Molendijk-Industrieweg” 2. Ontwerpbestemmingsplan Baanhoek 411/411a 3. Gemeentelijk voorkeursrecht ter plaatse van plangebied “Burgemeester Winklerplein” te Sliedrecht 4. Vaststellen projectbesluit Kerkbuurt 45/47 5. Vaststellingsovereenkomst na mediation over aankoop en gebruik ‘Schuttershof’ aan het Burgemeester Drijberplein 9 te Sliedrecht vertaalt in notariële aktes 6. Landbouwverkeer Stationsweg 7. Uitspraak afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State inzake verzoek voorlopige voorziening werkplan 2 verwerking asbesthoudend afval op stortplaats Derde Merwedehaven 8. Locatie hondenuitrengebied Dr. W. Dreespark 9. Boomsoortkeuze Sportlaan 10. Boomsoortkeuze en vervangen heesters Craijenstein naar aanleiding van de geplande ophoging en herbestrating van de Dorlandsweer 11. Regulering tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten 12. Derde ronde bestuurlijke tafel in het kader van de vaststelling van de provinciale structuurvisie en verordening, gehouden op12 maart 2010 voor de Drechtsteden en de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 13. Activiteitenoverzicht 2010 Tablis Wonen 14. Verzoek om principe-uitspraak inzake medewerking dialoog restwarmte 15. Schets ‘Recreatieve Knooppunten Drechtsteden Ruimtelijke Verkenning’ 16. Vergaderstukken Portefeuillehoudersoverleg Ruimte, Groen en Milieu, 10 december 2009 en 4 februari 2010 17. Vergaderstukken Bestuurscommissie Milieudienst ZHZ, 22 januari 2010 18. Vergaderstukken Wonen en Stedelijke Vernieuwing, 4 februari 2010 19. Vergaderstukken Portefeuillehoudersoverleg Economie en Bereikbaarheid Drechtsteden, 11 februari 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR ROBM
R.J. Lipman, 961 C. van der Vinden, 922 J.C. van der Meer, 963 W. Labee, 918
H. Appeldooren, 947 D.M. Roza, 967
D.J.B. Sakko, 927 D.J.B. Sakko, 927 D.J.B. Sakko, 927
C.S. Verkerk, 962/ W. Labee, 918 W. Labee, 918
C.S. Verkerk, 962 S.G. de Vos, 953 W. Labee, 918 W. Labee, 918 D.M. Roza, 967 C.S. Verkerk, 962 H.W. Langhorst, 940
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 23 maart 2010
Onderwerp: Verbetering trainingsveld Voetbalvereniging Sliedrecht Voorgesteld besluit: - Kennis te nemen van de wens van VVS om te onderzoeken of het mogelijk is om met het op 8 februari 2010 door de raad beschikbaar gestelde krediet, in plaats van een ingeweven kunstgrasveld, een volwaardig kunstgrasveld te realiseren. - Het beschikbaar gestelde krediet voor de realisatie van een "Grassmaster" trainingsveld te besteden aan een door de gemeente aan te leggen volwaardig kunstgrasveld en het krediet te verlagen van € 370.000 naar € 340.000. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Op 8 februari 2010 heeft de raad een krediet van € 370.000 (incl. BTW) beschikbaar gesteld voor de aanleg van een "Grassmaster" trainingsveld; een natuurgrasveld versterkt met kunstgrasvezels. Voetbal Vereniging Sliedrecht (VVS) heeft in 2009 bij de gemeente het verzoek gedaan voor de aanleg van een kunstgras trainingsveld. De aanleiding hiervoor is dat door het sterk stijgende aantal (jeugd)leden de bespeelbaarheid en de capaciteiten van de velden ontoereikend is. Omdat er plannen zijn om de sportvelden te verplaatsen naar de noordzijde van de Betuwelijn in het te realiseren Recreatieve Knooppunt moet rekening worden gehouden dat de afschrijftermijn voor een investering naar verwachting tussen de 7 en 10 jaar zal liggen. De kosten voor de aanleg van een volwaardig kunstgrasveld werden door het IBD (ingenieursbureau Drechtsteden) in 2009 geraamd op +/- € 650.000 (incl. BTW). Gelet op de korte afschrijvingstermijn zou een dergelijke investering niet te verantwoorden zijn. VVS heeft daarom een goedkoper alternatief voorgesteld om een Grassmaster trainingsveld aan te leggen. Dit is een sportveld van 100% natuurgras verstevigd met kunstgrasvezels. In september 2009 is er, samen met VVS, een oriënterend referentiebezoek gebracht naar gerealiseerde Grass-mastervelden en volwaardige kunstgrasvelden in Zwijndrecht en Dordrecht. De gebruikers en deskundigen waren de mening toegedaan dat 7 tot 10 jaar terug de keuze voor een grassmaster veld een juiste beslissing was omdat de techniek voor volwaardige kunstgrasvelden in de kinderschoenen stond en veel kostbaarder was dan een grassmaster veld. Zij gaven wel aan dat wanneer zij nu een besluit zouden nemen, ze de keuze voor een volwaardig kunstgrasveld zouden maken. Het voordeel van een volwaardig kunstgrasveld ten opzichte van een ingeweven kunstgrasveld is dat het aantal bespeelbare uren bij een volwaardig kunstgrasveld niet is beperkt, het aantal bespeelbare uren bij een ingeweven kunstgrasveld is beperkt tot maximaal 800 – 1000 uur per jaar. Een volwaardig kunstgrasveld kan daarom gebruikt worden voor trainingen maar ook voor het spelen van wedstrijden.
-2-
Op 24 november 2009 heeft de portefeuillehouder het besluit van het college aan VVS medegedeeld. De VVS was het college het college dankbaar dat zij bereid was om de raad te voor te stellen om een krediet van € 370.000 beschikbaar te stellen voor een grassmaster veld. Gelijkertijd was er ook wel sprake van teleurstelling dat een volwaardig kunstgrasveld financieel niet haalbaar bleek te zijn. Omdat de voorkeur voor VVS uit gaat naar een volwaardig kunstgrasveld. De VVS heeft de gemeente daarom gevraagd of zij bereid waren om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om voor hetzelfde geld of minder als benodigd voor de realisatie van een ingeweven kunstgrasveld een volwaardig kunstgrasveld te realiseren. De portefeuillehouder heeft dit op 1 december 2009 aan het college medegedeeld. Het college heeft benadrukt dat het voorstel aan de raad is om een ingeweven kunstgrasveld te realiseren en dat wanneer de realisatie lager uitvalt dan het begrote bedrag van € 370.000 het verschil terug valt aan de gemeente. De gemeente heeft naar aanleiding van het verzoek van VVS 13 partijen aangeschreven en uitgenodigd om oplossingen te bedenken om een kunstgrasveld te realiseren voor hetzelfde bedrag of minder als benodigd voor de realisatie van een grassmaster veld. De aanbieding diende te voldoen aan de eisen van de ISA/NOC/KNVB en de FIFA, gebaseerd op het programma van eisen van het IBD, dit om zeker te stellen dat de velden goedgekeurd worden om ook wedstrijden hierop te mogen spelen. Op basis van de ontvangen aanbiedingen kan worden geconstateerd dat het mogelijk is om voor minder geld dan oorspronkelijk geraamd voor een ingeweven kunstgrasveld een volwaardig kunstgrasveld te realiseren. Advies Op basis van de inschrijvingen kan worden geconcludeerd dat het realiseren van een volwaardig kunstgrasveld mogelijk is voor minder geld dan dat geraamd is voor de realisatie van een ingeweven kunstgrasveld. Gelet op de voordelen van een volwaardig kunstgrasveld is het advies om het op 8 februari 2010 beschikbaar gestelde krediet voor de realisatie van een “grassmaster” trainingsveld te besteden aan een door de gemeente aan te leggen volwaardig kunstgrasveld en het krediet te verlagen van € 370.000 naar € 340.000. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Realisatiekosten van het kunstgrasveld moet binnen het beschikbare krediet van € 340.000 blijven.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Niet van toepassing
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Realisatie zal in de zomerstop van 2010 plaatsvinden; Evaluatie zal meegenomen worden in de jaarrekening van 2010.
Externe communicatie: Na besluitvorming het besluit van de raad communiceren naar de Voetbal Vereniging Sliedrecht
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 maart 2010;
besluit: 1. Kennis te nemen van de wens van VVS om te onderzoeken of het mogelijk is om met het op 8 februari 2010 door de raad beschikbaar gestelde krediet, in plaats van een ingeweven kunstgrasveld, een volwaardig kunstgrasveld te realiseren. 2. Het beschikbaar gestelde krediet voor de realisatie van een "Grassmaster" trainingsveld te besteden aan een door de gemeente aan te leggen volwaardig kunstgrasveld en het krediet te verlagen van € 370.000 naar € 340.000.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 30 maart 2010
Onderwerp: Opnieuw vaststellen van een voorbereidingsbesluit voor het Burgemeester Winklerplein en directe omgeving. Voorgesteld besluit: Wij stellen uw raad voor om in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) voor: 1. het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein, een en ander zoals aangegeven op bijgaande tekening; 2. voorts te bepalen dat het besluit in werking treedt op 21 mei 2010. Advies opiniërende bijeenkomst: Wegens het vervallen van het voorbereidingsbesluit voor het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein dient er een nieuw voorbereidingsbesluit voor dit gebied genomen te worden. Overwegingen en alternatieven: N.v.t. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders N.v.t.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De gemeente Sliedrecht is voornemens het Burgemeester Winklerplein opnieuw te ontwikkelen. In de vergadering van 11 februari 2008 heeft de raad in overeenstemming met artikel 21 Wet op de Ruimtelijke Ordening (oude WRO) verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) voor het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein. Dit besluit is in werking getreden op 22 februari 2008 en vervallen op 22 februari 2009. In de vergadering van 2 maart 2009 heeft de raad wederom, doch nu in overeenstemming met artikel 3.7 Wet ruimtelijke ordening (nieuwe Wro), verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) voor het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein. Dit besluit is in werking getreden op 13 maart 2009 en vervallen op 13 maart 2010.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie In afwachting van de realisatie van de herontwikkeling van het Burgemeester Winklerplein (het zogenoemde plan Windroos) is het van groot belang om planologische ontwikkelingen die op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, maar strijdig zijn met het plan Windroos, te kunnen voorkomen en/of te weren. In afwachting van de realisatie van de herontwikkeling van het Burgemeester Winklerplein (het zogenoemde plan Windroos) is het van groot belang om planologische ontwikkelingen die op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, maar strijdig zijn met het plan Windroos, te kunnen
-2-
voorkomen en/of te weren. Het project verkeert in een vergevorderd stadium. De verwachting is dat in de loop van 2010 een aanvang kan worden gemaakt met de opmaak van een ontwerpbestemmingsplan. Omdat er nog geen ontwerpbestemmingsplan voor het betreffende gebied ter inzage is gelegd, is het voor het veiligstellen van het plan Windroos noodzakelijk om voor het gebied opnieuw een voorbereidingsbesluit vast te stellen. Externe communicatie: N.v.t.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 maart 2010; Overwegende: • dat de raad in zijn vergadering van 2 maart 2009 heeft verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) voor het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein; • dat dit besluit in werking is getreden op 13 maart 2009 en een geldingsduur heeft van één jaar; • dat het vorengenoemde voorbereidingsbesluit derhalve op 13 maart 2010 vervalt; • dat het betreffende plan in een vergevorderd stadium verkeert, maar er nog geen ontwerpbestemmingsplan voor het betreffende gebied ter inzage is gelegd; • dat, in afwachting van het vorenstaande, het van belang is om planologische ontwikkelingen die op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, maar strijdig zijn dan wel zouden kunnen zijn met de toekomstige bestemming(en)in het plangebied Burgemeester Winklerplein en directe omgeving, te kunnen voorkomen en/of weren; • dat het noodzakelijk is voor het betreffende gebied opnieuw een voorbereidingsbesluit vast te stellen.
besluit: in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening te verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) voor: 3. het gebied op en om het Burgemeester Winklerplein, een en ander zoals aangegeven op bijgaande tekening; 4. voorts te bepalen dat het besluit in werking treedt op 21 mei 2010. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 10 mei 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 6 april 2010
Onderwerp: Beslissing op het bezwaarschrift van de heer R. van de Weg en mevrouw S. de Jonge tegen het college besluit van 7 juli 2009 tot vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht ex artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten op drie locaties aan de Baanhoek te Sliedrecht, cq. tegen het besluit van uw raad van 28 september 2009 ex artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten Voorgesteld besluit: besluit: 1. Kennis te nemen van het verslag de hoorzitting van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften d.d. 9 februari 2010, gehouden voor de behandeling van bovengenoemd bezwaarschrift; 2. Kennis te nemen van het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften d.d. 24 maart 2010; 3. Kennis te nemen van het feit dat, gezien de lange termijnen, aan reclamanten vooruitlopend op het besluit van uw raad alvast het verslag van de hoorzitting en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften is toegezonden. 4. Te besluiten om de bezwaren overeenkomstig het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften en met overneming van haar overwegingen ongegrond te verklaren; 5. Te besluiten om reclamanten te informeren conform bijgevoegde concept brief;
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: De gemeente Sliedrecht is voornemens om drie locaties aan de Baanhoek, gelegen tussen de Baanhoek en de rivier de Beneden Merwede te herontwikkelen. Ons college heeft bij besluit d.d. 7 juli 2009 het gemeentelijk voorkeursrecht gevestigd ex artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (voorlopige aanwijzing) om ongewenste ontwikkelingen, zoals aankopen door projectontwikkelaars, te voorkomen en - door verwerving van de betreffende gronden - haar regierol te behouden. Deze voorlopige aanwijzing is bestendigd door middel van het besluit van uw raad van 28 september 2009 ex artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Bezwaar Tegen bovengenoemde voorlopige aanwijzing is door de heer R. van de Weg en mevrouw S. de Jonge tijdig een bezwaarschrift ingediend. Gelet op artikel 6 lid 3 van de Wet voorkeursrecht gemeenten, wordt het bezwaar tegen het besluit van ons college geacht gericht te zijn tegen het besluit van uw raad. Behandeling van het bezwaarschrift is daarom aangehouden tot na de vergadering van uw raad van 28 september 2009 en zou in eerste instantie plaatsvinden in de hoorzitting van 8 december 2009.
-2-
Vanwege overleg tussen de gemeente en reclamanten over hun bezwaren is de geplande hoorzitting van 8 december 2009 geannuleerd. Aangezien naar aanleiding van dit overleg de bezwaren van reclamanten niet (geheel) zijn weggenomen, is het bezwaarschrift vervolgens ter advisering voorgelegd aan de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften. Op 9 februari 2010 zijn reclamanten door de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften in de gelegenheid gesteld het bezwaarschrift ook mondeling toe te lichten. Van deze hoorzitting is een verslag opgemaakt. De inhoud van het verslag wordt geacht hier volledig te zijn herhaald en opgenomen. Advies commissie. Op 24 maart 2010 heeft de commissie haar advies verstrekt. De commissie adviseert de bezwaren ongegrond te verklaren en het bestreden besluit van uw raad van 28 september 2009 in stand te laten. Er zijn geen redenen aanwezig het advies van de commissie niet ongewijzigd over te nemen.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Niet van toepassing
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Zie het voornoemde. Verder kan tegen de beslissing op het bezwaarschrift door reclamanten, binnen zes weken na verzending van deze brief, beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Dordrecht.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Niet van toepassing
Externe communicatie: Na instemming van uw raad met de ongegrondverklaring van de bezwaren, zullen reclamanten worden geïnformeerd conform bijgevoegde concept brief.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 april 2010;
besluit: 1.
2. 3.
4. 5.
Kennis te nemen van het verslag de hoorzitting van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften d.d. 9 februari 2010, gehouden voor de behandeling van bovengenoemd bezwaarschrift; Kennis te nemen van het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften d.d. 24 maart 2010; Kennis te nemen van het feit dat, gezien de lange termijnen, aan reclamanten vooruitlopend op het besluit van uw raad alvast het verslag van de hoorzitting, alsmede het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften is toegezonden. Te besluiten om de bezwaren overeenkomstig het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften en met overneming van haar overwegingen ongegrond te verklaren; Te besluiten om reclamanten te informeren conform aangehechte concept brief;
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 2 februari 2010
Onderwerp: Strategische aankoop van de voormalige apotheek aan de Rivierdijk 769 (op de hoek Rivierdijk / P.C. Hooftlaan). Voorgesteld besluit: Wij verzoeken uw raad om in te stemmen met de aankoop van het onderhavige registergoed tegen de voorwaarden en condities zoals vermeld in de bijgevoegde koopovereenkomst. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Voor de voor de locatie de apotheek, garage Lanser, café De Klok en De Stoep (hoek P.C. Hooftlaan / Rivierdijk) is er het voornemen om te komen tot een nieuwe stedenbouwkundige ontwikkeling. Een aantal percelen op deze locatie, te weten garage Lanser, Rivierdijk (buitendijks en binnendijks) en het café De Klok zijn eigendom van Van Erk Ontwikkeling te Bergambacht. Voor de locatie Rivierdijk buitendijks zijn in het verleden, op basis van een stedenbouwkundig ontwerp, bouwplannen gemaakt door Volker Bouw, welke locatie niet is ontwikkeld vanwege het niet kunnen verwerven van een aangrenzend pand. Voor de locatie Rivierdijk binnendijks had Volker Bouw nog geen uitgewerkt plan. Uiteindelijk zijn alleen de plannen voor de Middeldiepstraat en de Oosterbrug ontwikkeld en is door Volker Bouw gestopt met het maken van verdere plannen. Vervolgens heeft Van Erk Ontwikkeling een aantal aankopen gedaan, om aan het gebied een nieuwe woningbouwinvulling te geven. Eerst is door Van Erk de locatie Lanser (binnendijks en buitendijks) aangekocht en daarna café De Klok. In overleg met Van Erk en Vollmer, stedenbouwkundig bureau, hebben wij voor de mogelijke invulling van het gebied de eerste voorzetten gemaakt. Deze ideeën zijn daarna niet uitontwikkeld, mede vanwege het feit dat de eigenaar van de apotheek niet bereid was tot verkoop. Medio 2009 zijn in het kader van de door ons voorgestane herontwikkeling van genoemd gebied drie ideeën aan ons voorgesteld die door Haskoning nader zijn uitgewerkt. Tevens vinden gesprekken plaats met Van Erk en aangrenzende eigenaren over de verdere aanpak van het gebied. Met betrekking tot de invulling van de betreffende locatie zal te zijner tijd een voorstel worden gedaan. In december 2009 is door uw raad reeds besloten tot uitbereiding van sporthal De Stoep. In verband met deze uitbreiding is medewerking nodig van Van Erk, aangezien deze voor een gedeelte eigenaar is van de benodigde grond.
-2-
Om een positie in de ontwikkeling van dit gebied te kunnen verkrijgen, heeft de laatste maanden overleg plaatsgevonden met de eigenaar van de apotheek, die door gewijzigde omstandigheden, toch bereid bleek te zijn tot verkoop, waarbij wij als eerste in de gelegenheid werden gesteld het pand aan te kopen. Na taxatie, verricht door Leonard Makelaars te Dordrecht, is een bod uitgebracht, onder voorbehoud van definitieve instemming van uw raad. Dit bod is door verkoper geaccepteerd. Vervolgens hebben wij op 2 februari 2009 besloten ten behoeve van de aankoop van het pand een koopovereenkomst op te laten maken, onder voorbehoud van goedkeuring door uw raad, alsmede onder voorbehoud van een in onze opdracht uit te laten voeren bodemonderzoek.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: • Financiële kaders Voor deze strategische aankoop wordt uitgegaan van een bouwgrondexploitatie. De kosten, inclusief de jaarlijkse exploitatielasten over de planperiode 2010 – 2013 bedragen € 810.165,-, zoals weergegeven in bijgevoegd exploitatiebegroting. Dit betekent dat bij verkoop van bouwgrond de grondprijs € 1.108,- per m2 moet bedragen om de aankoop budgettair neutraal te kunnen laten verlopen. Wanneer het pand voor onze rekening gesloopt moet worden, komen de kosten van € 87.300,- ook ten laste van de exploitatie. Hierdoor wordt de verkoopprijs van de grond verhoogd met € 119,-/m² tot € 1.227,-/m². De kosten worden gedekt uit toekomstige grondverkopen / cq.verkoop van het object. Deze verkoopprijs vraagt om een intensieve bebouwingsmogelijkheid van het perceel. Er wordt een krediet aangevraagd van € 810.165,- voor de aankoop en exploitatie van de apotheek. De kosten worden gedekt uit toekomstige grondverkopen, danwel verkoop van het object. • Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Uw raad zal separaat worden voorgesteld om stedenbouwkundige kaders vast te stellen voor dit gebied. • Tijdspad, monitoring en evaluatie De notariële overdracht van het betreffende registergoed zal plaatsvinden uiterlijk binnen 4 weken na instemming van uw raad. Voor wat betreft de termijn waarbinnen het betreffende gebied kan worden herontwikkeld is in dit stadium nog geen echte duidelijkheid. Als indicatie wordt vooralsnog uitgegaan van 2013.
Externe communicatie: N.v.t.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 februari 2010;
besluit: In te stemmen met de aankoop van het registergoed Rivierdijk 769 te Sliedrecht (de voormalige apotheek op de hoek Rivierdijk / P.C. Hooftlaan) tegen de voorwaarden en condities zoals vermeld in de tussen verkoper en de gemeente Sliedrecht opgemaakte koopovereenkomst, welke is bijgevoegd.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 7 juni 2010.
De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée