Agenda Opiniërende bijeenkomst
Maandag 6 september 2010, 19.30 uur Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht
1. 2.
3. 4.
5.
6.
Opening Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Vaststellen agenda Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Rondvraag (mondelinge vragen o.g.v. artikel 45) Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. Verslagen en actielijst opiniërende bijeenkomst van 31 mei, 7 en 14 juni 2010 De raadsleden wordt gevraagd verslagen en actielijst vast te stellen.
Stukken
Richttijden 19.30-20.00
agenda Informatiebrief (komt vrijdag 3 sept.)
20.00-20.05 20.05-20.10
20.10-20.15
verslag 31 mei verslag 7 juni verslag 14 juni actielijst
20.15-20.20
Onderwerpen Ruimte en Groen
7.
8.
overzicht Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen In procedure brengen van het voorontwerp bestem- raadsvoorstel mingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ raadsbesluit De raadsleden wordt gevraagd: 1. kennis te nemen van de hoogtereductie van de bebouwing in de stedenbouwkundige plannen van april 2009 ten opzichte van de stedenbouwkundige plannen daterend uit mei 2004 en juli 2008 2. kennis te nemen van de beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling d.d. 23 april 2010; 3. in te stemmen met afsluiting van het informele inspraaktraject 4. kennis te nemen van het voorontwerp bestemmingsplan Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338 d.d. 23 april 2010 van RBOI 5. in te stemmen met het in procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ d.d. 23 april 2010
20.20-20.25
20.25-20.45
-2-
9.
raadsvoorstel Vaststellen van deel A van het bestemmingsplan raadsbesluit ‘Oude Uitbreiding West (deelgebied A)’ De raadsleden voor te stellen: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West (deelgebied A) geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de ingediende zienswijzen voor wat betreft deelgebied A ongegrond te verklaren; 3. het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West (deelgebied A), bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp15OUWdeelA-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van18 mei 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’.
20.45-21.05
10.
Vaststelling van het bestemmingsplan Baanhoek 411 raadsvoorstel raadsbesluit / 411a De raadsleden wordt gevraagd: het bestemmingsplan Baanhoek 411 / 411a, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp20baanhoek4113001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden vast te stellen.
21.05-21.15
11.
Vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventer- raadsvoorstel raadsbesluit rein Baanhoek 186 (De Bioderij) De raad wordt voorgesteld: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij) geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij), bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp21bioderij-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden vast te stellen.
21.15-21.30
12.
raadsvoorstel Verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010 raadsbesluit De raadsleden wordt gevraagd: de ‘Verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010’, verordening met de daarbij behorende productspecificaties, vast te stellen
21.30-21.35
-3-
Onderwerpen Welzijn en Zorg 13.
14.
overzicht Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen raadsvoorstel Jaarverslag 2009 en begroting 2011 van het Openraadsbesluit baar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk) De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het jaarverslag 2009 en de begroting 2011 Drechtwerk
21.35-21.40
21.40-21.55
Onderwerpen Burger en Bestuur
15.
overzicht
21.55-22.00
raadsvoorstel raadsbesluit verordening
22.00-22.05
17.
raadsvoorstel Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouraadsbesluit ders, raads- en commissieleden 2009 verordening De raadsleden wordt gevraagd: 1. vast te stellen de Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009 2. de reeds verstrekte maandelijkse uitkeringen aan de burgerraadsleden van 2 commissievergaderingen per maand vanaf 1 januari 2007 alsnog te accorderen
22.05-22.10
18.
De Brandbeveiligingsverordening 2010 De raadsleden wordt gevraagd De Brandbeveiligingsverordening 2010 vast te stellen
raadsvoorstel raadsbesluit verordening
22.10-22.15
19.
raadsvoorstel Resultaten Rekenkamercommissieonderzoek raadsbesluit aanbevelingen rapporten Kerkbuurt en kunstgrasvelden De raadsleden wordt gevraagd: kennis te nemen van het Rekenkameronderzoek en de reactie van het college van burgemeester en wethouders op het onderzoek
22.15-22.45
20.
Financieringsstatuut gemeente Sliedrecht 2010 De raadsleden wordt gevraagd: het Financieringsstatuut gemeente Sliedrecht 2010 onder gelijktijdige intrekking van het Treasury Statuut gemeente Sliedrecht 2009 vast te stellen
raadsvoorstel raadsbesluit
22.45-22.50
21.
Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004 De raadsleden wordt gevraagd:
raadsvoorstel raadsbesluit verordening
22.50-22.55
16.
Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen. Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 De raadsleden wordt gevraagd: de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010 vast te stellen
-4-
vast te stellen de Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004, te weten Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 dat komt te luiden: ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld. 22.
23.
raadsvoorstel Comptabiliteitsbesluiten september 2010 De raadsleden wordt gevraagd de comptabiliteitsbeslui- raadsbesluit ten voor september vast te stellen Sluiting
22.55-23.00
23.00
De voorzitter,
T.W. Pauw De voorzitter gaat ervan uit dat alle technische en informatieve vragen voor de vergadering gesteld zijn aan de behandelend ambtenaar, zodat de vergadering hiermee niet wordt belast. De raadsvoorstellen en raadsbesluiten die op 6 september 2010 door de voorzitter worden aangeduid als ‘hamerstuk zonder danwel met stemverklaring’ worden in de Hamerraad van 20 september 2010 vastgesteld. De raadsleden ontvangen voor 11 september 2010 een overzicht t.b.v. deze Hamerraad.
Vergaderstukken De (digitale) agenda en de voorstellen staan op www.sliedrecht.nl onder het kopje Bestuur & Organisatie. De (papieren) agenda en de voorstellen liggen vanaf donderdag 2 september 2010 ter inzage in de publiekshal van het gemeentekantoor aan de Industrieweg 11. De stukken liggen voor de (burger)raadsleden ter inzage in het raadhuis aan het Dr. Langeveldplein 30. Burgers die de stukken willen inzien, kunnen contact opnemen met de griffie voor een afspraak (0184 49 59 86).
Opiniërende bijeenkomst
datum: 6 september 2010
agenda- onderwerp (trefwoord) punt 8 In procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’
behandeld ambtenaar
mailadres
telefoon
E.M. Dieleman
[email protected]
(0184) 49 59 65
portefeuillehouder J.P. Tanis
9
Vaststellen van deel A van het bestemmingsplan ‘Oude Uitbreiding West (deelgebied A)’
J.C. van der Meer
[email protected]
(0184) 49 59 63
J.A. Lavooi
10
Vaststelling van het bestemmingsplan Baanhoek 411 / 411a
M.C. Suykerbuyk
[email protected]
(0184) 49 59 56
J.A. Lavooi
11
Vaststelling van het be- M.C. Suykerbuyk stemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij)
[email protected]
(0184) 49 59 56
J.A. Lavooi
12
Verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010
W. Labee
[email protected]
(0184) 49 59 18
M.C. Boevée
14
Jaarverslag 2009 en begroting 2011 van het Openbaar Lichaam
H. Silkens
[email protected]
(0184) 49 58 32
J.A. Lavooi
Sociale Werkvoorziening Drecht steden (Drechtwerk) 16
I. Huizer Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009
[email protected]
(0184) 49 58 27
M.C. Boevée
17
Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009
A. Overbeek
[email protected]
(0184) 49 59 89
M.C. Boevée
18
De Brandbeveiligingsverordening 2010
I.F. Leenhouts
[email protected]
(0184) 48 01 49
M.C. Boevée
19
Rekenkamercommissie rapportage evaluatie Kerkbuurt en Kunstgrasvelden
M.J. Verhoef
[email protected]
(0184) 49 58 15
M.C. Boevée
20
Eerste wijziging Contro- I. Huizer leverordening gemeente Sliedrecht 2004
[email protected]
(0184) 49 58 27
J.P. Tanis
21
Financieringsstatuut gemeente Sliedrecht 2010
[email protected]
(0184) 49 58 32
J.P. Tanis
22
Comptabiliteitsbesluiten M. van Wijngaarden september 2010
[email protected]
(0184) 49 58 56
J.P. Tanis
H. Silkens
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende bijeenkomst, raadhuis, Dr. Langeveldplein 30 : 31 mei 2010, aanvang 19.30 uur : T.C.C. den Braanker, voorzitter L.A. Huijser M. Visser H.M. Mulder A. van Gameren C.A. de Bruin J.J. Huisman B. van der Plas A. van Rees G.J. Visser-Schlieker M. Sneijder W.H. Blanken C.E. Verschoor R.G. van de Ven L. van Rekom H.G. Verloop K. Kuiken V.E. Prins M.C. Boevée J.P. Tanis J.A. Lavooi A. de Waard M.J. Verhoef A. Overbeek H. Vos-Hulleman
Afwezig m.k.
Verslag
: M.J. Bisschop-Roodbeen T.W. Pauw W.J. Dunsbergen Ph.G. Mak : mw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Er zijn enkele afmeldingen. De heer Visser komt iets later. Het cluster Burger en Bestuur is verdaagd naar 7 juni 2010. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Er zijn geen insprekers. 3. VASTSTELLEN AGENDA Mevrouw Visser verzoekt om verdaging van agendapunt 15, evaluatie hondenbeleid omdat de evaluatie die voorligt, niet voldoet aan de wensen van de raad zoals die drie jaar geleden en een jaar geleden zijn geformuleerd. Ook niet-hondenbezitters zouden worden geënquêteerd; dat is niet gebeurd.
Wethouder De Waard geeft de voorkeur aan behandeling. De heer Huisman steunt het voorstel om dit punt van de agenda af te voeren. De voorzitter inventariseert de meningen en concludeert dat er een meerderheid is om het voorstel vanavond te behandelen. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 4. MEDEDELINGEN PORTEFEUILLEHOUDERS Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Mevrouw Visser merkt op naar aanleiding van het stuk over Kerkbuurt verbaasd te zijn dat er niet wordt gerept van de vragen die in januari 2008 zijn gesteld door haar fractie. Er is destijds een toezegging gedaan over een Handhavingnota waarmee de gemeente meer instrumenten in handen zou hebben om mensen te dwingen iets aan hun (verwaarloosde) eigendom te doen. Nu ligt er opnieuw een stuk voor en in de tussentijd is er niets gebeurd. Verder is de brandveiligheid misschien een zorg, maar het is nog steeds zo dat er dagelijks kinderen in het pand spelen. Wethouder Lavooi antwoordt dat die nota vorig jaar in de raad is vastgesteld; in die zin is de toezegging nagekomen. BWT heeft tot op heden nog niet aangegeven dat de gemeente in zou moeten / kunnen ingrijpen. Desondanks vindt deze week op zijn verzoek opnieuw een onderzoek plaats of ingrijpen toch niet zou kunnen. Voor strengere handhaving zou wel extra mankracht nodig zijn. De kosten daarvan bedragen 50.000 euro en die wens is nog niet gehonoreerd. Er is nu een plan dat zou passen in zowel de randvoorwaarden van de raad als in de randvoorwaarden van de omwonenden. Op 8 juni vindt daar een gesprek over plaats en hij hoopt op een uitkomst die er toe leidt dat daar gebouwd kan gaan worden.
5. RONDVRAAG (MONDELINGE VRAGEN O.G.V. ARTIKEL 45) Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. Mevrouw Verschoor vraagt of de gemeente Papendrecht haar bijdrage van € 200.000,= voor de rotonde bij Baanhoek inmiddels aan de Sliedrechtse gemeentekas betaald heeft. Wethouder De Waard antwoordt richting de fractie van de VVD dat de gemeente Papendrecht haar bijdrage aan de Ouverture nog niet heeft betaald. De reden hiervoor is dat het geen directe bijdrage is, maar een subsidie van de provincie die door Papendrecht is aangevraagd om de bereikbaarheid van haar bedrijventerrein te verbeteren. Aan de subsidie blijken echter diverse voorwaarden verbonden, waardoor een complexe financiële constructie moest worden opgetuigd met de nodige financiële risico's voor Papendrecht. Om deze risico's op te heffen neemt de gemeente Papendrecht met de provincie contact op met het verzoek de subsidie rechtstreeks aan Sliedrecht over te maken. Dit contact is in de eerste week van juni gepland. De raad wordt van de resultaten op de hoogte gesteld. Mevrouw Verschoor vindt het wel een heel simpele gang van zaken als de subsidie op deze manier zo kan worden overgemaakt; ze vreest eigenlijk dat er geen geld komt. Wethouder De Waard antwoordt dat er is gekozen voor de aanpak “waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan?” en kennelijk was dit een optie. Zo niet, dan wordt er uiteraard actie genomen. Mevrouw Visser citeert uit het verslag van een vorige vergadering (26 april) betreffende de Derde Merwedehaven. Daarin werd gesteld dat de datum van 1 april hard was; er zou uitgesteld worden tot eind mei. De conceptbevindingen zouden eind mei met de Gedeputeerde worden besproken. Ze vraagt wanneer de evaluatie nu eindelijk beschikbaar is en of daarin iets wordt opgenomen over wat er de laatste weken weer is gebeurd.
-2-
Ze had deze vraag ook bij het vaststellen van het betreffende verslag kunnen stellen. De heer Huijser vult aan dat de WABO per 1 oktober in werking treedt. De WABO houdt in dat alle tijdelijke vergunningen op milieugebied automatisch definitief worden. Dat zou in kunnen houden dat de vergunning van de Derde Merwedehaven in 2012 doorloopt. Hij verzoekt na te gaan of dit zo is. Wat zijn fractie betreft is 2012 de limit. Burgemeester Boevée antwoordt dat het aan Sliedrecht ligt dat de tijdstippen van de evaluatie niet haalbaar zijn gebleken. De adviseur van de gemeente moest twee keer verstek laten gaan, eerst vanwege een ziekenhuisopname en later vanwege een vakantie tot 14 juni. De nieuwe datum is 1 juli geworden. Het heeft dus niet gelegen aan de provinciale bereidheid. Hij kan de situatie die zich afgelopen week heeft voorgedaan, nog niet inschatten en komt later terug op de recente ontwikkelingen. Het evaluatiemoment was 1 april. Datzelfde geldt voor de nieuwe wetgeving; daar is al eerder bezorgdheid over uitgesproken. In het licht van de evaluatie en in het licht van het feit dat de gemeente Sliedrecht aandringt op vervroegde sluiting zal dit er zeker bij worden betrokken. Hij kan de zorg niet wegnemen, maar er zal worden geprobeerd om afspraken te maken. Hij neemt beide punten mee. Hij is bereid om raadsleden nog voor aanvang van het reces op de hoogte te brengen van de stand van zaken op dat moment.
6. VERSLAG 26 APRIL 2010 EN VERSLAG 10 MEI 2010 EN ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMSTEN De raadsleden wordt gevraagd verslagen en actielijst vast te stellen. verslag 26 april verslag 10 mei De verslagen worden vastgesteld. Actielijst 26 april en 10 mei De actielijst van 26 april: Punt 2 wordt doorgeleid naar het groot presidium. Punt 3, declaraties 2009 is op de actielijst gekomen naar aanleiding van vragen van de heer Pauw; na een goed gesprek met de afdelingsmanager heeft PRO Sliedrecht geen behoefte meer om dit punt op de actielijst te houden. Punt 3 wordt afgevoerd. Met deze opmerkingen worden de actielijsten vastgesteld.
Onderwerpen Welzijn en Zorg 7. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen.
1. 2.
WELZIJN EN ZORG NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN Programmajaarrekening 2009 + accountantsverklaring en programmabegroting 2011 Logopedische Dienst Kring Sliedrecht Brief van de heer C. Pellikaan over Brede school Baanhoek-West
Mevrouw Mulder merkt op naar aanleiding van stuk 2 dat haar fractie graag wil dat deze brief wordt meegenomen bij de behandeling van het concept Brede school. De heer Blanken verzoekt om agendering als bespreekstuk voor de eerstvolgende opiniërende vergadering.
-3-
Wethouder Lavooi memoreert dat de raad een voorbereidingskrediet beschikbaar heeft gesteld. Tijdens de behandeling daarvan zijn diverse aspecten belicht. Aspecten zoals die door de heer Pellikaan zijn aangevoerd, maken uiteraard onderdeel uit van de verdere procedure. Tegen die achtergrond lijkt het hem niet noodzakelijk om de brief als zodanig specifiek te behandelen. Het is verder ook prematuur en je zou de dingen het beste in de goede volgorde moeten afhandelen. De Anne de Vries school is een belangrijke gesprekspartner voor de gemeente; ouders die zich zorgen maken, zouden zich in eerste instantie moeten wenden tot de oudercommissie of de directie van de school. Het is uiteraard aan de raad om een afweging te maken ten aanzien van agendering. De heer Blanken geeft aan niet van mening te zijn veranderd door het antwoord van de wethouder en zegt toe stukken ter bespreking te zullen aanleveren.
8. OPHEFFING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SOCIALE WERKVOORZIENING DRECHTSTEDEN EN PRINCIPEBESLUIT OPRICHTING VAN EN DEELNAME AAN EEN DRECHTWERK NV De raadsleden wordt gevraagd: 1. Het college toestemming te verlenen voor de opheffing van de GR Drechtwerk; 2. De gemeentelijke taken en bevoegdheden in het kader van de sociale werkvoorziening over te dragen aan het Drechtstedenbestuur resp. de Drechtraad; 3. Geen wensen of bedenkingen ter kennis van het college te brengen over de voorgenomen oprichting en deelname aan Drechtwerk NV. De directeur van Drechtwerk, de heer Wilke is aanwezig om eventuele vragen te beantwoorden. De heer Van Rees merkt op dat het oplossen van het pettenprobleem op zich een goede zaak is. Hij heeft vraagtekens bij de gekozen ondernemingsvorm, zijnde een NV, aangezien hij zich zorgen maakt over de besluitvorming. De AVA is het hoogste orgaan en de gemeente zou eventueel als aandeelhouder haar stem moeten laten horen tegen een mogelijk te nemen besluit. Daar moet hij niet aan denken. In de te benoemen Raad van Commissarissen dienen dan ook mensen te zitten die die gemeentelijke belangen behartigen, zeker op het moment dat de NV besluit een alliantie aan te gaan met derden die mede-eigenaar zouden kunnen worden. Dat zou een ondoorzichtige situatie kunnen opleveren. De fractie van de PvdA maakt zich grote zorgen om de medewerkers. Hij is benieuwd of de NV in staat zal blijken om eindelijk rust en duidelijkheid in de organisatie te brengen; de medewerkers hebben recht op een stukje zekerheid als het gaat om hun werkplek. De fractie van de PvdA vraagt dan ook garanties van Drechtwerk NV inzake de bedrijfsvoering en verzoekt om regelmatige rapportage met betrekking tot het welzijn van de werknemers. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat alle WSW-ers in dienst komen van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. Dat betekent dat de gemeentelijke vertegenwoordiger in het Drechtstedenbestuur en in de Drechtraad rechtstreeks sturing houdt. Alleen de ‘gewone’ medewerkers van Drechtwerk worden op afstand gezet binnen NV Drechtwerk. De heer Van Rees antwoordt dat er dingen gaan veranderen in de uitvoerende organisatie; het is heel belangrijk dat je als gemeente zicht blijft houden op wat er gebeurt. Het belang van de mensen, werkzaam bij Drechtwerk, moet voorop staan. Mevrouw Verschoor is verheugd dat de pettenproblematiek hiermee is aangepakt. Haar fractie gaat er van uit dat de voorgestelde constructie goed is bekeken en dat het de juiste keuze is, en wenst de heer Wilke veel succes. Mevrouw Visser merkt op dat haar fractie enige wensen en bedenkingen naar voren wil brengen richting het college en de bestuurders van Drechtwerk NV.
-4-
De NV wordt een soort reïntegratiebureau. Momenteel zijn alle wethouders Sociale Zaken bestuurslid van de gemeenschappelijke regeling Drechtwerk; dat is lastig, want hun eerste prioriteit is sociaal, maar Drechtwerk moet daarnaast ook enigszins economisch denken. Haar fractie verzoekt dan ook om een Raad van Commissarissen samen te stellen met een mix van competenties en affiniteit met beide vlakken, sociaal en economisch. Een NV kan ook failliet gaan, als de gemeenten (aandeelhouders) dat niet zouden kunnen of willen voorkomen. De WSW-ers zijn in dienst van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden; in het slechtste geval zou de Sociale Dienst Drechtsteden dan kunnen besluiten om een aantal reïntegratiebureaus opdracht te geven om werk voor hen te zoeken en dan verdwijnt de veilige collectieve omgeving voor de WSW-ers. Dat is ongewenst. Sliedrecht ontvangt een rijksvergoeding voor elke WSW-er uit de gemeente; dat geld gaat straks naar de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden en wordt dan doorgesluisd naar de Sociale Dienst Drechtsteden. Op dit moment is de Sociale Dienst Drechtsteden een dochter van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden en moet inleveren als dat nodig is. Ze vraagt of er een constructie bedacht kan worden, opdat de WSW gelden geoormerkt zijn. Ze wacht de reactie op deze wensen af alvorens als fractie een standpunt in te nemen. De heer Prins merkt op dat de fractie van het CDA voorstander is van een meer bedrijfsmatige wijze van besturen bij Drechtwerk. Zijn fractie ziet graag de profielschets voor de leden van de Raad van Commissarissen en voor de gehele Raad van Commissarissen alvorens deze wordt benoemd en wil deze graag bespreken. Op grond daarvan kan een inschatting gemaakt worden of het inderdaad bedrijfsmatiger wordt. Hij vraagt of de betrokken medewerkers hun ambtelijke status behouden en vraagt of hun voorkeur wordt meegewogen bij het besluit. (de heer Visser voegt zich bij de vergadering) De heer Huijser merkt op dat de WSW medewerker centraal moet blijven staan in het hele verhaal. De bedrijfsvoering zou een verbeterslag mee moeten brengen en dat is ook noodzakelijk. De Raad van Commissarissen dient te bestaan uit mensen die deskundig zijn als het gaat om bedrijfsvoering, eventueel aangevuld met een lid die de belangen van de gemeente vertegenwoordigt. Hij vraagt om een toelichting op de tekst bij model 2 waar staat dat zo’n lid het bezwaar kan wegnemen dat gemeenten op afstand komen te staan. De Sociale Dienst Drechtsteden krijgt er een taak bij; hij vraagt of die organisatie dat aankan. Hij vraagt of dit verhaal consequenties heeft voor de gemeenten Graafstroom en Nieuw-Lekkerland en hoe ze hier in staan. De OR is om advies gevraagd; hij vraagt of die akkoord gaat. Wethouder Lavooi introduceert voor zover nodig de heer Wilke. Er is zeker behoefte aan stabilisatie bij Drechtwerk. Hij dankt voor de positieve reacties; het is duidelijk dat er iets moet gebeuren. Er zijn zorgen geuit ten aanzien van de medewerkers van Drechtwerk; daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de WSW medewerkers en de huidige ambtenaren. De OR is gevraagd om een advies en dat zal vóór 1 augustus bekend zijn. De ambtenaren kunnen in de gemeenschappelijke regeling geen ambtelijke status behouden, maar zij gaan wel één op één over. In financieel opzicht verandert er niet zo gek veel. De heer Wilke gaat daar later op in. De WSW medewerkers komen onder verantwoordelijkheid van de Sociale Dienst Drechtsteden en komen daar ook in dienst. Het is aan de Sociale Dienst Drechtsteden om voor die mensen een goede plek te vinden. De Sociale Dienst Drechtsteden krijgt in toenemende mate, samen met de UWV partner (Werkplein Drechtsteden), verantwoordelijkheid voor alle werknemers die hun baan kwijt zijn of een uitkering nodig hebben; dat is de trend. Feitelijk moet er één regeling komen voor alle mensen die werk/uitkering nodig hebben, onder regie van de Sociale Dienst. Of de Sociale Dienst Drechtsteden
-5-
het aankan is eigenlijk niet relevant; het moet geregeld worden, want het zal gewoon de trend zijn in de toekomst. Drechtwerk wordt uiteindelijk een bedrijf waar men zou kunnen gaan werken. Het bedrag voor de WSW zou volgens PRO Sliedrecht zeker de eerste jaren alleen dáárvoor moeten worden ingezet; hij is bereid zich daar hard voor te maken bij de onderhandelingen en zegt toe hier aandacht voor te zullen vragen. Hij komt later terug op het verzoek van de CDA fractie om van te voren indien mogelijk de profielschets voor leden van de Raad van Commissarissen aan de raad aan te bieden ter bespreking en staat daar positief tegenover. Dit punt wordt aan de actielijst toegevoegd. De positie van Graafstroom en Nieuw-Lekkerland is lastig omdat ze niet behoren tot de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden; daar wordt naar gekeken. Hij verwacht dat dit tot een status aparte zal leiden; de gemeenten hebben in ieder geval de wil om bij Drechtwerk te blijven. De heer Wilke geeft een aanvullende toelichting. Het profiel voor de Raad van Commissarissen moet nog worden opgesteld; de nadruk zal liggen op een meer bedrijfskundig/economisch profiel, maar de opmerking die werd geplaatst over een sociaal profiel is ook goed tussen de oren gekomen. Op zijn uitdrukkelijke verzoek zal ook de OR het recht hebben om een Commissaris voor te dragen. Als het gaat om het bewaren van de rust, zullen de SW medewerkers van het hele traject weinig merken. Formeel komen zij in dienst van de gemeenschappelijke regeling, maar materiaal zijn zij werkzaam voor Drechtwerk; Drechtwerk is de baas en zo zal het ook beleefd worden. Drechtwerk moet ook het sociale beleid goed vorm geven. Hij schat in dat de gemeenschappelijke regeling alles zal doen om alle mogelijke risico’s ten aanzien van het werkgeverschap over te hevelen naar Drechtwerk, en dat is ook terecht. De huidige CAO blijft geldig. Drechtwerk zou, als het een bedrijf was geweest, al jaren achtereen failliet zijn gegaan. Drechtwerk draait elk jaar met verlies en dat wordt bijgepast door de gemeenten; daar verandert in materiële zin eigenlijk ook niets aan. Een NV kan inderdaad failliet gaan; een gemeenschappelijke regeling moet je opheffen. De gemeenten zouden kunnen besluiten om te stoppen en de uitvoering van de sociale voorziening op een andere manier te gaan regelen. Dat wordt uiteraard niet beoogd; het is de bedoeling dat Drechtwerk beter gaat opereren dan tot nog toe het geval was. De rijkssubsidie wordt doorgesluisd naar de NV Drechtwerk, tenzij iemand kiest voor een PGB. De wens dat de WSW gelden geoormerkt worden, wordt gedeeld door NV Drechtwerk. De Sociale Dienst Drechtsteden heeft de regiefunctie en daar is in de begroting 2011 van Drechtwerk al een bedrag voor gereserveerd. De Sociale Dienst Drechtsteden heeft dus voldoende geld om het ambtelijke werk uit te voeren. Over hoe het in de toekomst wordt geregeld zijn al diverse ideeën en scenario’s uitgewerkt, maar hij gaat daar vandaag niet nader op in. Op dit moment heeft ongeveer de helft van het stafpersoneel een ambtelijke status; de andere helft heeft al een privaatrechterlijke overeenkomst. Voor de laatste groep verandert er wat hem betreft helemaal niets; dat is zijn uitdrukkelijke wens. Er zal uiteraard onderhandeld gaan worden met de vakbonden over de mensen met een ambtelijke status die eventueel een privaatrechtelijke overeenkomst krijgen, waarbij hun huidige extra rechten zullen worden vastgelegd om deze te behouden. Een andere optie is dat de huidige ambtenaren eveneens in dienst komen bij de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden waardoor ze hun ambtelijke status behouden. Dat is ook ingewikkeld. Hij wil voorkomen dat het verzandt in een technisch debat, maar wil liefst naar een situatie waarin niemand er op voor- of achteruit gaat en waar geen extra geld mee is gemoeid. Dat voorkomt ook nodeloze onrust in het bedrijf. Een andere optie is dat de huidige ambtenaren eveneens in dienst komen bij de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. De vakbonden zullen peilen waar de voorkeur van de mensen naar uitgaat en zullen die ongetwijfeld goed over het voetlicht brengen. Graafstroom en Nieuw-Lekkerland hebben de voorkeur uitgesproken dat hun SW medewerkers, een klein aantal, bij Drechtwerk blijven, in het belang van de mensen zelf. Hij vermoedt dat er per 1 januari gekozen gaat worden voor een mede-aandeelhouderschap van NV Drechtwerk. Zij zullen waarschijnlijk hun positie gaan heroverwegen in januari 2013. Het is overigens ook mogelijk om SW plaatsen in te kopen voor nieuwe medewerkers, en voor de zittende werknemers een soort afkoopconstructie af te spreken.
-6-
Hij stuurt er op aan dat alle informatie transparant naar buiten komt, maar wil tegelijkertijd de medewerkers duidelijk maken dat de NV vorming geen reden is voor onrust. Tweede termijn De heer Prins gaat in op een mogelijke vertegenwoordiging van de gemeenten in de te benoemen Raad van Commissarissen. In de schriftelijke beantwoording wordt aangegeven dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is om bestuurders of ambtenaren van deelnemende gemeenten op te nemen in de Raad van Commissarissen en hij vraagt of de heer Wilke daar ook zo tegenaan kijkt. Wethouder Lavooi is het daar geheel mee eens, gezien de wenselijkheid van het scheiden van de bestuurlijke verantwoordelijkheid enerzijds en de bedrijfsvoering van Drechtwerk anderzijds. De heer Wilke sluit zich daar bij aan. De Raad van Commissarissen heeft volgens het vennootschapsrecht als enige taak het borgen van de continuïteit van de onderneming. De leden behoren dus per se juist niet de belangen van één van de aandeelhouders te vertegenwoordigen. De gemeenten vertegenwoordigen hun belang als aandeelhouder via de AVA. De AVA benoemt de Raad van Commissarissen. De heer Prins dankt voor de verheldering. De voorzitter dankt de heer Wilke voor zijn toelichting; deze verlaat vervolgens de vergadering. Hamerstuk met stemverklaring PRO Sliedrecht voor de raadsvergadering van 28 juni a.s.
9. REALISATIE IN BAANHOEK WEST VAN SCHOOLGEBOUW DE AKKER VOOR REFORMATORISCH SPECIAAL BASIS ONDERWIJS De raadsleden wordt gevraagd: 1. in te stemmen middels doordecentralisatie met realisatie in Baanhoek West van een schoolgebouw voor reformatorisch speciaal basis onderwijs De Akker, thans gesitueerd in Barendrecht, waarin tevens een tweetal lokalen beschikbaar komen voor huisvesting van leerlingen uit de nieuwbouwwijk van de reformatorische basisschool Johannes Calvijnschool ; 2. in te stemmen met het beschikbaar stellen van een krediet van € 320.416,-- exclusief btw (2108m2 x € 152,- prijspeil 2010) ten laste van de voorziening huisvestingsvoorzieningen onderwijs voor bouwrijp maken van de benodigde grond; 3. kennis te nemen dat vanaf het eerste jaar na teldatum 1 oktober de gemeente via de Algemene Uitkering een bijdrage gaat ontvangen voor genoemd speciaal basisonderwijs en dat dit bedrag wordt doorgesluisd naar het schoolbestuur als investeringsbijdrage. 4. uw college te machtigen om de benodigde overeenkomsten in het kader van grondtransactie, uitvoering- en huurovereenkomsten, doordecentralisatie gelden, te ondertekenen. De heer van Rekom merkt op dat de fractie van de VVD instemt met doordecentralisatie. Voorwaarde daarbij is dat er een volledige overdracht van de zorgplicht plaatsvindt voor de huisvesting aan het schoolbestuur. Dat impliceert dat de verantwoordelijkheid voor de huuroverkomst en eventuele leegstand voor rekening en risico van het schoolbestuur zou moeten komen; dat blijkt een complicerende factor te zijn, maar de lusten en de lasten horen bij elkaar wat de VVD betreft. De heer van Rees merkt op dat de bestuurlijke zorgplicht uiteindelijk grondwettelijk bij de gemeente blijft liggen; daar ligt een probleem bij de huisvesting van twee klassen van de Calvijnschool als het gaat om het leerlingenaantal dat wordt verwacht in Baanhoek West. Zijn fractie vindt het verstandig om het advies van het ministerie hierover af te wachten. De heer Blanken sluit zich daar bij aan. Hij neemt aan dat er snel gebouwd zal gaan worden; hij vraagt hoe zich dit verhoudt tot de bouw van het kerkgebouw. Wethouder Tanis merkt op dat de bestuurlijke zorgplicht inderdaad bij de gemeente blijft. Er moet nu een keus gemaakt worden, omdat de planning is om na de bouwvak zowel kerk als school te gaan
-7-
bouwen. Er is duidelijkheid nodig ten aanzien van de onderhandelingen met de school over de financiering en om die reden wordt dit besluit aan de raad voorgelegd. Er is juridisch advies gevraagd ten aanzien van de regels bij de VNG en bij een gespecialiseerde organisatie. Tweede termijn De heer Van Rekom vraagt wat de opmerking over de bestuurlijke zorgplicht van doen heeft met het fenomeen leegstand. Wethouder Tanis antwoordt dat leegstand gezien de prognoses niet voor de hand ligt, maar voor de twee lokalen van de Calvijnschool is dat anders en daar geldt dezelfde regeling als straks bij de Brede school. De heer Van Rekom vindt dat het risico van leegstand bij de school hoort en niet bij de gemeente, als de zorgplicht van de huisvesting wordt overgedragen. Schoolbesturen regelen ook nieuwbouw en zijn daar verantwoordelijk voor; hij vraagt wat er gebeurt als het bouwbudget dan fors zou worden overschreden. Wethouder Tanis komt schriftelijk terug op de vraag van de heer Van Rekom over de zorgplicht en overdracht (doordecentralisatie) in het kader van de leegstand. Hamerstuk met stemverklaring op de raadsvergadering van 28 juni 2010.
10. REGELING VERBETERING BINNENKLIMAAT HUISVESTING PRIMAIR ONDERWIJS 2009 De raadsleden wordt gevraagd: 1. een aanvullend krediet van € 55.600,-- beschikbaar te stellen ten laste van de voorziening huisvestingsvoorzieningen onderwijs als 40% cofinanciering ten behoeve van de uitvoering van de opgenomen maatregelen aan schoolgebouwen in het kader van verbetering binnenklimaat. 2. met inachtneming van de reeds beschikbaar gestelde cofinanciering ten behoeve van de Johannes Calvijnschool en gelet op de door het Rijk beschikbaar gestelde gelden, de navolgende bedragen beschikbaar te stellen: - St. Openbaar Primair onderwijs Papendrecht en Sliedrecht: € 76.500,-- - Ver. Christelijk. Onderwijs Sliedrecht: € 25.560,-- - St. Speciaal Onderwijs Drechtsteden: € 36.940,-- - Christelijke Gereformeerde Schoolvereniging: € 62.395,-De heer Huijser merkt op dat het plezierig is dat de scholen klimaatbeheersing krijgen. Mevrouw Visser merkt op dat ook PRO Sliedrecht blij is met het voorstel. Ze neemt aan dat in de nieuw te bouwen scholen deze voorzieningen al zijn ingecalculeerd. Haar fractie vond het schokkend te moeten constateren dat een Henri Dunantschool na 8 jaar geleden te zijn verbouwd, alweer niet meer voldoet aan de klimaateisen van zes jaar geleden. Wethouder Tanis antwoordt dat de Oranje Nassauschool is verbouwd conform de nieuwe regelgeving; dat geldt ook voor de Calvijnschool. Het is inderdaad de bedoeling om dat in de toekomst zonder meer mee te nemen. Hamerstuk zonder stemverklaring op raadsvergadering van 28 juni a.s. SCHORSING Onderwerpen Ruimte en Groen 11. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen
-8-
1. 2. 3.
RUIMTE EN GROEN NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN Brief van de heer C. Pellikaan over Brede school Baanhoek-West Jaarverslag 2009 ‘uitvoering milieutaken voor de gemeente Sliedrecht’ van de MZHZ Vergaderstukken Bestuurscommissie Milieudienst ZHZ, 21 april 2010
Vastgesteld.
12. FINANCIËLE OPZET KOSTEN HET PLAATJE 2010 De raadsleden wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de financiële rapportage van het project Het Plaatje; 2. Het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet ten behoeve van de plan- en voorbereidingskosten Het Plaatje 2010 ten bedrage van € 239.820,De heer Van Rekom merkt op dat de fractie van de VVD nog steeds voorstander is van het vestigen van watergebonden bedrijven op Het Plaatje, maar wel enkele kanttekeningen wil plaatsen. De financiële rapportage ziet er uit als een goedbedoelde cijferbrij; dat zou wel wat meer overzichtelijk kunnen worden opgesteld. Hij vraagt welke uitgaven er nog na 2010 komen en wanneer de uitgaven voor de gemeente Sliedrecht ten einde zullen zijn. Er zijn signalen dat de bedrijven het wel erg lang vinden gaan duren; het enthousiasme neemt af. De informatiebijeenkomst voor de omwonenden leverde op dat het voorontwerp moet worden gewijzigd; dat kost tijd en geld en zal de zaak nog veel verder vertragen. De VVD vraagt zich af of het Plaatje in de huidige vorm nog wel haalbaar is, zeker gezien de economische crisis. De heer Van der Plas merkt op dat ook de fractie van de PvdA zich zorgen maakt over dit project, waar al sinds 2004 aan wordt gewerkt. De heer Boevée heeft op de informatiebijeenkomst van de 17e mei uitgebreid verslag gedaan van de stroperigheid waarmee een en ander verloopt. Op 9 december 2009 heeft de raad een krediet van 217.000 euro beschikbaar gesteld; daar hadden diverse fracties waaronder de PvdA al moeite mee. De twijfels hadden te maken met de dekking, met name van het deel dat doorberekend zou moeten worden aan partijen zoals de bedrijven en de regio. Nu wordt opnieuw een krediet gevraagd van 240.000 euro waarbij een belangrijke component bestaat uit geld dat nog ergens te innen is: 170.000 euro uit Manden Maken en een subsidie van 33.000 euro die is aangevraagd. Het regiobestuur Drechtsteden moet nog een besluit nemen waar het gaat om het Manden Maken-deel. Dat lijkt zijn fractie een behoorlijk wankele financiële basis voor een dergelijk project, en dat terwijl er nauwelijks enige vooruitgang zichtbaar is. Hij vraagt hoe de andere fracties hier in staan. De heer Visser deelt de zorg ten aanzien van de vraag wanneer dit project eindelijk eens gerealiseerd zou kunnen worden. Het bestemmingsplan zou ooit in juni vastgesteld worden, maar daar is volgens hem geen kijk op. De heer Verloop sluit zich namens de fractie van het CDA aan bij de geuite zorgen en dringt toch aan op een voortvarende aanpak. Als het bedrag van 170.000 euro niet door zou gaan, wordt het allemaal nog duurder. De heer Sneijder sluit zich geheel aan bij de woordvoering van de VVD en de PvdA. Hij vraagt wat het project uiteindelijk mag gaan kosten; een startnotitie is er volgens hem niet geweest en de gemeenteraad loopt hier weer aan tegen het feit dat er geen specifieke kaders gesteld zijn. De heer Boevée antwoordt dat de raad niet dezelfde kaders heeft gesteld als die in 2009 en 2010 gesteld zouden worden; in die zin is de raad op een andere wijze kaderstellend en controlerend bezig. Er zijn wel uitgangspunten geformuleerd, namelijk dat de kosten doorberekend zouden moeten -9-
worden aan de toekomstige bedrijven, met uitzondering van de bestemmingsplankosten. Daarnaast is gesproken over de kosten voor ontsluiting op de Molendijk/Baanhoek. Dat uitgangspunt staat nog steeds. Daarnaast zijn er twee bedragen toegezegd. Enerzijds een bedrag van Manden Maken ad 200.000 euro ten behoeve van voorbereidingskosten en een bedrag ad 400.000 euro voor ontwikkelingskosten. Deze kunnen helaas alleen achteraf worden gedeclareerd; dat is een gegeven. Er is ook een subsidiestroom vanuit de provincie; er is toestemming binnen voor € 33.635,-. Mevrouw Verschoor vraagt bij interruptie of het klopt dat er zes ton gedeclareerd kan worden; er is in totaal acht ton uitgegeven en deels nog uit te geven. Het verschil ad twee ton wordt verhaald op de bedrijven. De heer Boevée antwoordt dat dat klopt en vervolgt zijn beantwoording. Het voorstel van november 2009 en dit voorstel dienen met elkaar gecombineerd te worden. Daarin staan de aan bedrijven door te berekenen kosten. Op zich is het Plaatje nog steeds kostendekkend. Hij kan zich voorstellen dat het lastig is om wijs te worden uit de cijfers en zegt toe zo spoedig mogelijk met een uitgebreid overzicht te komen. Mevrouw Verschoor merkt op dat het financieel dekkend is; dat is belangrijk, maar los daarvan zou je verwachten dat bedrijven gretig zouden reageren als het een goed doortimmerd plan zou zijn. Zonder enthousiasme en draagvlak kan het plan niet tot uitvoering komen en ze heeft het gevoel dat er ondanks al het geld en alle energie nog niets is uitgevoerd. De heer Boevée heeft begrip voor het ongeduld, maar benadrukt dat het, ook tot zijn ongenoegen, echt niet sneller kan en geeft hier een toelichting op. Alle procedures lopen, alle gesprekken lopen, de overleggen lopen; met de grondeigenaar wordt –moeizaam- onderhandeld, met de intentie om binnenkort tot overeenstemming te komen. Het streven is om voor de bouwvak een samenwerkingsovereenkomst te hebben waarin ABB en gemeente trachten te komen tot een gezamenlijke opzet en invulling van de locaties, zowel de nieuwe combilocatie Plaatje/Driehoek als de te verlaten locaties op de Molendijk en Baanhoek. Deze trajecten zijn aan elkaar gekoppeld. Ook de provincie moet nog een uitspraak doen over de Driehoek en dat zou gebeuren bij de vaststelling van de structuurvisie in juni 2010.
Tweede termijn De heer Visser merkt op dat hij dringend behoefte heeft aan een planning vanaf nu, onder het motto ‘beter laat dan nooit’. Hij voorspelt dat er over twee jaar nog steeds over dit project wordt gesproken. Als dat de planning is, dan zij dat zo, maar dan is er tenminste duidelijkheid. De heer Verloop vraagt naar het risico dat Drechtsteden negatief besluit over de toekenning van de 170.000 euro en als dat besluit negatief zou zijn, welke dekking er dan nog is. Hij vraagt of in het totaalbedrag van 8 ton de kosten voor de ontsluiting en het bestemmingsplan zijn begrepen. De heer Sneijder merkt op dat de kosten tot nu toe zijn gedekt, althans op papier. Zoals de heer Visser opmerkte is voor hem ook de vraag hoe de planning er uitziet en of er een einddoel in zicht is. Hij kan zich een doemscenario voorstellen waarbij er een werkgroep Dijkvak 14,5 wordt opgericht die strijdt voor het behoud van ligplaatsen; dat zou het proces met een x aantal jaren kunnen vertragen. Blijft Sliedrecht dan middelen voteren? Dat zou helder moeten zijn alvorens je hier een besluit over kunt nemen. Waar het geld vandaan komt maakt niet uit, het is immers allemaal belastinggeld. De heer van der Plas merkt op dat zijn fractie behoefte heeft aan een definitieve, compacte grondexploitatie en een projectplan, en concreet inzicht in waar het geld aan wordt uitgegeven. Kennelijk gaat dat alles bij elkaar om ongeveer 6,5 ton, terwijl zijn fractie niet beter weet dan dat er onderhandeld wordt. De vraag is of dit project wel tot een goed einde zal worden gebracht. Hoe staat het werkelijk met de belangstelling vanuit het bedrijfsleven? Het mag dan crisis zijn, maar alles gaat vrolijk door. De heer Van Rekom merkt op dat het heel veel tijd heeft gekost om de financiële rapportage te doorgronden en pleit voor een samenvatting met daarin de kosten tot nu toe, de uitgaven in 2010 en een prognose van het totale project. Bij zijn weten is in de overeenkomst met de bedrijven niet of - 10 -
nauwelijks iets vastgelegd over doorbelasting van kosten. Zijn fractie verneemt dat het enthousiasme afneemt en hij vraagt wat er gebeurt met de dekking als een bedrijf zich terugtrekt. De heer Boevée merkt op dat het enthousiasme bij de participerende bedrijven om op het Plaatje gehuisvest te worden nog steeds groot is; ook vandaag is hem dat weer gebleken. Vanuit Drechtsteden en nog veel meer vanuit de regio/provincie is er nog steeds de nadrukkelijke wens om te komen tot clustering van watergebonden werkgelegenheid in de beoogde sector, en liefst op nog meer locaties dan alleen in Sliedrecht. De provincie kijkt ook naar aanvullende subsidiestromen; daar zal voor 15 juni nog een nader verzoek toe worden gedaan. Hij heeft gehoord dat er twee verzoeken indienbaar zijn en door de provincie ook gewenst worden; dat is niet alleen zo voor de regio Rotterdam, maar ook voor de regio Drechtsteden. De activiteiten voor toestemming en vergunningverlening zijn dus doorlopen, want iedereen heeft de wens om mee te werken. Maar alles kent zijn eigen procedures en zijn eigen proceduretijd. Er loopt nu nog één procedure; de overige zijn inmiddels onherroepelijk of zodanig dat ze op korte termijn onherroepelijk worden. Het vergt heel veel tijd; zo zijn de onderhandelingen met Domeinen nog steeds gaande en is er een jaar gewacht op een concreet antwoord op een verzoek. Er zijn kaders vanuit de Drechtsteden met betrekking tot te declareren bedragen; dat kan pas als je die kosten hebt gemaakt en niet op voorhand. Datzelfde geldt voor de bedragen waar subsidie aan gekoppeld is; die krijg je pas als je een goed onderbouwd plan indient. Het betreft allemaal noodzakelijke onderzoekskosten om te komen tot. De afspraken met de bedrijven zijn in de basis gemaakt en liggen ook in de verslaglegging vast. Er is een concept samenwerkingsovereenkomst, maar die kan niet worden afgerond als er geen overeenstemming is met de grondeigenaar. Er is een vrij stevige afspraak gemaakt met de eigenaar van de gronden; voor de bouwvak staat een en ander op papier. De heer Van Rekom vraagt of hij daaruit moet concluderen dat het risico van de twee ton aan de kant van de gemeente ligt en niet van de bedrijven. De heer Boevée antwoordt ontkennend. De bedragen zijn nog niet doorberekend, maar de bedrijven weten welke kostencomponenten voor hun rekening komen. Die componenten staan ook in de concept samenwerkingsovereenkomst, die nog niet is ondertekend in verband met de grondverwerving en de aanvullende voorwaarden daarbij. De heer Sneijder vraagt of de overeenkomst met ABB los staat van het besluit van de provincie over de Driehoek. De heer Boevée antwoordt ontkennend; die is daar ook weer van afhankelijk. Er is afgesproken met de raad dat de plannen Driehoek en Plaatje aan elkaar gekoppeld zijn en als eenheid worden aangeboden. De raad heeft instemming betuigd met het voorstel om die twee plannen verder uit te werken en tot uitvoering te laten komen. De heer Sneijder merkt op te verwachten dat ABB de intentieverklaring niet zal ondertekenen als ze er negatief uit komen in de Driehoek. De heer Boevée antwoordt dat de overlegsituatie zo is dat de provincie het in het structuurplan heeft opgenomen en dus in zal stemmen met het realiseren van de plannen daar ter plekke, maar ook daar zijn weer allerlei overlegsituaties aan gekoppeld met betrekking tot ontsluiting en veiligheid die met VROM, Rijkswaterstaat en Provincie moesten worden overeengekomen. Ook die situatie is kort geleden afgerond. Hij zal in een overzicht melden welke voorbereidingen hebben plaatsgevonden, welke stand van zaken er is en wat er nog moet gebeuren om tot een definitief oordeel te komen. Daar heeft de raad uiteraard behoefte aan De heer Visser merkt op dat de beantwoording van de portefeuillehouder bij hem alleen maar meer zorgen oproept. Er wordt eigenlijk nauwelijks ingegaan op vragen die gesteld zijn ten aanzien van projectmanagement, planning, exploitatie en begroting; dat soort informatie moet er eigenlijk zijn. Zijn fractie wil nu een planning hebben voor de toekomst, een overzicht van de kosten en van de kosten die er nog bij zullen komen. Mevrouw Verschoor ondersteunt dit betoog. Haar fractie heeft ook behoefte aan een prognose van de toekomst en wil inzage in de samenwerkingsovereenkomst die voor de bouwvak getekend zal worden. - 11 -
De heer Verloop sluit zich hier bij aan. De heer Boevée zegt een chronologisch overzicht toe; dat is te maken. De raad zal in de gelegenheid worden gesteld om de samenwerkingsovereenkomst te beoordelen. Hij zal de financiële zaken nog eens groeperen. Dat wordt wel september, want dan is er volledig zicht op de voortgang en het eindplaatje. Alle gegevens zijn er op zich wel, maar het hangt ook in belangrijke mate af van of er deze maand overeenstemming wordt bereikt met de eigenaar van de gronden. De planning is dat in week 24 het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. In november kan dat vervolgens aan de raad worden aangeboden. Alles loopt op zich; alles is in beweging en als het hem lukt om nog enkele dingen helder te krijgen voor de vakantie, dan zal hij die helderheid na de vakantie aan de raad verschaffen. De heer Visser merkt op dat in de beantwoording andere termen worden gebruikt dan waar om is gevraagd. Er wordt om een exploitatie gevraagd en om een begroting; hij vraagt om een planning. Het woord chronologisch betekent voor hem dat er gekeken wordt naar de geschiedenis, maar het gaat juist om de toekomst. De heer Huisman vraagt of de risico’s die verbonden zijn aan terugtrekking door bedrijven, of het niet doorgaan van grondverkoop in het overzicht worden meegenomen. De heer Boevée antwoordt dat als de huidige bedrijven niet meer zouden willen of kunnen, er altijd de mogelijkheid is om de grond in zijn geheel te verkopen. Hij krijgt steeds te horen dat hij zich geen zorgen hoeft te maken over het niet kwijt kunnen van de grond, maar de wijze waarop zaken verlopen is heel intensief. Het overzicht van geschiedenis en toekomst zal laten zien wat er al gebeurd is, wat er nog in de planning zit en op welk moment dat tot een eindpunt komt. De heer Visser vraagt of het geld nu echt nodig is of dat dit tot september kan worden uitgesteld. De heer Sneijder merkt op te hebben begrepen dat inmiddels al een deel van het geld voor 2010 is uitgegeven. De heer Boevée antwoordt dat het werk zonder geld stil ligt. Hij kan geen uren maken; de bedrijven die aan het bestemmingsplan werken, het onderzoek van Haskoning wat nodig is om het Waterschap te overtuigen, alles wordt stop gezet. Mevrouw Verschoor vraagt of de heer Boevée dan niet eerder met een plan had kunnen komen. De heer Boevée antwoordt dat hij zijn uiterste best heeft gedaan om alle vragen correct te beantwoorden. De heer Sneijder merkt op dat PRO Sliedrecht niet tegen het voorstel is of tegen watergebonden bedrijven. Feitelijk kun je geen nee zeggen tegen dit voorstel, maar in september zou er toch wel een keuzemoment moeten zijn of je doorgaat of niet, als er dan nog steeds geen schot in de zaak zit. De heer Boevée herhaalt dat er in september duidelijkheid is, inclusief duidelijkheid ten aanzien van de samenwerkingsovereenkomst ; anders stopt hij met dit project. De voorzitter concludeert dat de heer Boevée heeft toegezegd om in september met een uitgebreid overzicht te komen van de complexiteit van oude, lopende en nog op te pakken zaken (financiële zaken en activiteiten), evenals de samenwerkingsovereenkomst. Bespreekpunt voor de raadsvergadering van 28 juni a.s.
13. STARTNOTITIE ECONOMISCHE VISIE SLIEDRECHT De raadsleden wordt gevraagd: Kennis te nemen en in te stemmen met de Startnotitie Economische Visie Sliedrecht - 12 -
De heer Visser merkt op dat zijn fractie heel blij is met deze startnotitie; daar is vier jaar geleden al om gevraagd. Er zijn oplossingsrichtingen genoemd en zijn fractie wil daar de relatie met het onderwijs en faciliteiten voor startende ondernemers aan toevoegen. Ondernemers op bedrijventerreinen geven aan hier en daar last te hebben van een slechte bereikbaarheid, zoals op het Stationsplein. Mevrouw Visser verwijst naar het feit dat deze nota, die een uitdrukkelijke wens was van vele partijen in de raad, vijf jaar op zich heeft laten wachten. Op blz. 7, hoofdstuk 4 wordt gesproken over inschakeling van het intergemeentelijk kenniscentrum Drechtsteden tegen een fixed price; ze heeft daar verder geen moeite mee. Ze leest op blz. 8 bij kwaliteit dat deze visie een kader moet scheppen voor de gemeente Sliedrecht tot 2020, maar op blz. 6 van diezelfde startnotitie staat weer iets heel anders. Ze vindt het wel van belang dat er in deze nota zaken staan waar iedereen achter staat. Bij de oplossingsrichtingen is sprake van de periode 2010-2015 met een doorzicht naar 2020. Op blz. 8 staat dan weer dat een tussentijdse actualisatie om de vijf jaar raadzaam is. Ze stelt voor een tekst op te nemen als “we verwachten deze economische visie in januari 2011 en in januari 2016 volgt een evaluatie”. Ze vraagt de overige fracties of die hier mee instemmen. De heer Visser is het met haar eens; het moet concreet zijn. Mevrouw Visser merkt op dat dit ergens moet worden vastgelegd, zodat de raad zich er in december 2015 van bewust is dat er een evaluatie van de economische visie moet worden uitgevoerd. Op de risicopagina staat bij 5.2. onder andere het risico van instorting van één of meerdere belangrijke werkgelegenheidspijlers binnen Sliedrecht; dat ziet ze niet als risico in het kader van een economische visie. Die zin hoort er niet in thuis. De heer Van Rekom merkt op dat ook zijn fractie de startnotitie toejuicht en zou graag zien dat er meer aandacht is voor het fenomeen leegstand van kantoren, bedrijfsruimten en winkels. Ook zijn fractie wil de startende ondernemers expliciet blijven ondersteunen. De heer Van Gameren onderschrijft de positieve houding die blijkt uit de verschillende woordvoeringen en zijn fractie is ook blij dat er nu een startnotitie ligt. In het raadsprogramma is opgenomen dat er iets gedaan moest worden om de werkgelegenheid te bevorderen; een goede lokale economische visie helpt daarbij. Vorig jaar is afgesproken dat het maken van startnotities met kaders een goede stap zou zijn. Een goed projectvoorstel helpt daarbij en daar maak je dan eerst een startnotitie voor. Tijdens het overleg met het MT in de auditcommissie heeft het MT opgeroepen om gebruik te maken van een modeldocument dat sinds maart 2004 bestaat, de Handleiding Projectmatig Werken. Daarin staat precies omschreven hoe een startnotitie er uit zou moeten zien. Het voorliggende stuk wijkt daar behoorlijk van af. Hij mist wat de visie moet zijn en wat je eigenlijk wilt hebben. Dat is geen rapport of een geldbedrag, maar een aantal doelstellingen en maatregelen. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat deze startnotitie is voortgekomen uit de werkgroep actieve informatieplicht. Er kan wel in 2004 iets bedacht zijn, maar er is ook zoiets als voortschrijdend inzicht. In 2009 is er iets beters bedacht en dat is wat nu voorligt. De heer Van Gameren antwoordt hij de afspraken die gemaakt zijn, in een andere vorm zijn gegoten. Het concrete eindresultaat is niet vermeld in de nota. Hij wil geen dik rapport, maar een lijst van doelen en een set van maatregelen waarmee je de economie op lokaal niveau kunt verbeteren. Zo wordt tegenwoordig ook de begroting opgesteld. In de nota staan helemaal geen doelen, alleen een beoogd effect. Mevrouw Visser merkt op dat een startnotitie beschrijft wat je gaat doen en hoe je het gaat doen. Je kunt pas gaan formuleren waar je op uit komt als je bezig bent. De heer Van Gameren wil kennelijk een startnotitie waar de uitkomsten al in staan. De heer Van Gameren antwoordt dat hij spreekt over de opzet: wat willen we straks krijgen, in welke vorm? Nu staan er helemaal nog geen doelen in. Mevrouw Visser merkt op dat dat op bladzijde 7 staat. De heer Van Gameren merkt op dat hij verder nog de Missienotitie in de brondocumenten mist, die door de raad is vastgesteld en die zou hij toegevoegd willen zien. In 2007 of 2008 is er een themabijeenkomst Economie georganiseerd. Daar is een rapport van gemaakt en hij stelt voor dit hier ook bij te betrekken. - 13 -
Mevrouw Visser merkt op dat dit een startnotitie van de raad is. De raad kan aangeven dat de volgende punten er in opgenomen moeten worden: onderwijs, leegstand, bereikbaarheid en de Nota 2010 en Verder, plus het vergaderverslag van de informatieve raad van 2007. Wethouder De Waard merkt op dat alle fracties blij zijn met de startnotitie. Richting de heer Van Gameren zegt hij toe dat de diverse rapporten die zijn genoemd, zullen worden betrokken in de startnotitie. Die kunnen mede als basis dienen voor een uiteindelijk waterdichte economische visie voor Sliedrecht. Ook het onderwijsaspect wordt in alle facetten meegenomen. Het gaat er om zo veel mogelijk disciplines te betrekken, dus ook startende ondernemers. De fixed price is vastgesteld om het Kenniscentrum in staat te stellen een pilot te draaien en daarmee ook hun kennis te vergroten. In de startnotitie staan diverse jaartallen genoemd; de opzet is dat er een doorkijk komt naar 2020 en dat er ook een evaluatie komt rond de jaarwisseling 2015/2016. Als de raad daar bij monde van mevrouw Visser prijs op stelt, kan de formulering in die zin worden aangepast, zodat dat er concreet in komt te staan. Dit wordt opgenomen in de jaarplanning. In de startnotitie wordt eveneens de planning van 2011 en 2016 opgenomen. Wat het wegvallen van een grote werkgever betreft: op het moment dat er een expliciete pijler van werkgelegenheid in Sliedrecht wegvalt, frustreert dat de economische visie. Mevrouw Visser merkt op dat er in het verleden ook sprake was van eenzijdige werkgelegenheid; vervolgens is de wens uitgesproken om te komen tot meer variatie. Wethouder De Waard is het daar mee eens, maar omdat je niet in de toekomst kunt kijken wordt een voorbehoud gemaakt zoals die in de nota is verwoord. De paragraaf beschrijft de risico's. Mevrouw Visser merkt op dat ze daar dan een ander beeld bij heeft. Wethouder De Waard verwijst naar blz. 7: er komt geen nota van 300 pagina’s. Het gaat om een compacte nota met bijlagen. De heer Van Gameren merkt op dat er verschil is tussen visie en de maatregelen die je gaat nemen. Als je weet dat je een eenzijdige economie hebt, moet je maatregelen ontwikkelen om te zorgen dat die gefaciliteerd blijft, want als gemeente ben je zuiver faciliterend bezig. Daarom pleit hij ervoor om te kijken of er concrete maatregelen uit af te leiden zijn die je in je begroting op kunt nemen. Als je die maatregelen vervolgens uitvoert, zorg je er voor dat de visie die je voor ogen hebt met betrekking tot de lokale werkgelegenheid dichterbij komt. Wethouder De Waard antwoordt dat je een visie ontwikkelt waarin je de kaders aangeeft en daar vloeit uiteindelijk een beleid uit voort met maatregelen. Mevrouw Visser geeft aan te verwachten dat er een enigszins aangepaste startnotitie komt waarin de opmerkingen van de raad worden meegenomen. De voorzitter deelt die verwachting. Mevrouw Verschoor merkt op dat mevrouw Visser wel een punt heeft. Op economisch gebied zijn er vele risico's; de banken kunnen omvallen, de olieprijs kan kelderen. Die dingen hebben direct impact op je lokale economie en zij vindt net als mevrouw Visser dat de zin over het mogelijk wegvallen van een werkgever niet in deze economische visie thuishoort. De heer Visser merkt op dat je er ook voor zou kunnen kiezen om een zo pluriform mogelijke economie te ontwikkelen, waardoor je minder kwetsbaar bent. Bespreekpunt op raadsvergadering van 28 juni a.s.
14. STARTNOTITIE ONTWIKKELINGSVISIE KERKBUURT De raadsleden wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen en in te stemmen met de Startnotitie Ontwikkelingsvisie Kerkbuurt; 2. Een krediet beschikbaar te stellen ten behoeve van de Ontwikkelingsvisie Kerkbuurt ten bedrage van € 30.736,-- ten laste van de begroting dienstjaar 2011 en dit als volgt te dekken: - een bedrag van € 28.710,-- ten laste van economische zaken bij de Afdeling Projecten en - een bedrag van € 2.036,-- ten laste van planologische adviezen bij de afdeling ROBM - 14 -
Mevrouw Verschoor merkt op dat je een visie kunt ontwikkelen en dat is ook best handig, maar uiteindelijk is het wel zo dat de stakeholders zoals de winkeliers zelf de handen ineen moeten slaan. Je hebt al een hele slag gemaakt als er een enthousiaste middenstandsvereniging is. Haar fractie vraagt of er een wettelijke mogelijkheid is om eigenaren van verwaarloosde panden aan te sporen in ieder geval hun gevel wat meer toonbaar te maken. Het is tenslotte een historisch dijklint. Er is een centrummanager aangesteld en het lijkt haar fractie leuk om die uit te nodigen voor een presentatie van zijn bevindingen tot nu toe. De heer Van der Plas merkt op dat zijn fractie de noodzaak van een dergelijke ontwikkelingsvisie meer dan ooit inziet en instemt met het voorstel. Mevrouw Visser sluit zich aan bij de opmerking over de aanpak van de verwaarloosde panden aan de Kerkbuurt. Ze heeft wel wat hoop gevestigd op de centrummanager. Haar fractie onderschrijft het feit dat de gemeente aan een ontwikkelingsvisie schrijft, maar een aantal dingen moet vanuit de mensen zelf komen en de mogelijkheden om daar op te sturen zijn gering. Ze heeft moeite met creatief boekhouden: er wordt geld uitgegeven uit 2011 terwijl er nog geen begroting 2011 is. In de inleiding van de startnotitie staat “de gemeenteraad heeft op 19 juni 2007 ingestemd met dit rapport en de conclusies onderschreven”. De heer Pauw heeft dat nagekeken en op die datum was er geen raadsvergadering. Bij navraag bij de betreffende ambtenaar werd hem verteld dat er niets kon worden veranderd. Ze dringt aan op juiste informatie en verzoekt om wijziging van de startnotitie. Het blijft een lastige materie omdat de gemeente niet zo veel invloed heeft. De heer Visser geeft aan blij te zijn met deze startnotitie. De opmerking van mevrouw Verschoor over het historisch dijklint brengt hem tot de vraag of het bestemmingsplan 2004 en het beeldkwaliteitplan toch wel blijven gelden. Wethouder Tanis merkt op dat terecht aandacht wordt gevraagd voor betrokkenheid van de winkeliers; dat is absoluut een randvoorwaarde om tot succes te komen. Dat is een beperking, maar deze startnotitie kijkt anderzijds ook naar een aantal randen van de Kerkbuurt. Hij ziet deze startnotitie dan ook breder als uitsluitend het winkelaanbod in de Kerkbuurt. Richting mevrouw Visser merkt hij op dat hij haar opmerking wel kan begrijpen ten aanzien van de boekhouding. Het budget economie was uitgeput en toen is deze dekking gekozen. In de versie die naar de raad gaat, zal de correcte vergaderdatum vermeld zijn. In feite geeft de raad de wijzigingen aan en niet de ambtelijke organisatie; dit geval lag iets anders. De vigerende bestemmingsplannen zijn uiteraard van toepassing. Mevrouw Visser merkt op dat je als gemeente niet zoveel kunt sturen; dat is landelijk een probleem, want je ziet vrijwel overal alleen maar de landelijke ketens. Je bent geen eigenaar, je hebt geen invloed op huurprijzen. De Kerkbuurt maak je niet aantrekkelijker met hanging baskets. Zelf komt ze er zelden omdat je er geen dagelijkse boodschappen kunt doen. De gemeente heeft geen sturingsinstrumenten en het is voor haar ook de vraag of je die wel zou moeten willen hebben. Wethouder Tanis antwoordt dat alles twee kanten heeft. Je zou in ieder geval als gemeente met elkaar na kunnen denken over het gewenste profiel van de Kerkbuurt. Je kunt proberen de ondernemers te enthousiasmeren. De heer Verloop merkt op dat op blz. 5, eerste alinea het woord schijnbaar staat; dat staat in de context van schijnbaar teruglopende bezoekersaantallen. Het is of wel, of niet. Wethouder Tanis antwoordt dat het zo wordt beleefd. Als het over leegstand gaat, kun je die waarnemen, maar de bezoekersaantallen moet je onderbouwen met een onderzoek. Er wordt bedoeld “in de beleving teruglopende bezoekersaantallen”. De voorzitter memoreert het verzoek van mevrouw Verschoor om in een informatieve bijeenkomst de centrummanager van de Kerkbuurt uit te nodigen. - 15 -
Verder is toegezegd door de wethouder om de tekst op blz. 4 onder 1. Inleiding voor wat betreft datum 19 juni 2007, instemming van de gemeenteraad met rapport en conclusies, aan te passen; er was toen geen raadsvergadering. Bespreekpunt voor de raadsvergadering van 28 juni a.s.
15. EVALUATIE HONDENBELEID De raadsleden wordt gevraagd: De Evaluatie hondenbeleid 2010 vast te stellen. De heer Huijser geeft complimenten aan de portefeuillehouder voor het treffen van de vele voorzieningen zoals uitrenplaatsen, borden, zakjes en afvalemmers. De evaluatie is niet dat wat is afgesproken in de opiniërende vergadering van 11 mei en de besluitvormende vergadering van 25 mei 2009, zoals ook mevrouw Visser al aangaf en dat is jammer. Ten aanzien van het handhavingsbeleid vindt zijn fractie dat de gemeente gefaald heeft. Volgens de evaluatie 2009 heeft de BOA ongeveer 400 waarschuwingen uitgedeeld. Raadsbreed is aangegeven dat er wel genoeg was gewaarschuwd en er is de raad vervolgens toegezegd dat er zou worden gehandhaafd. In de laatste twee maanden zijn er 9 gele kaarten uitgedeeld. Een BOA blijkt niet zelfstandig te kunnen bekeuren; daar moet je kennelijk met zijn tweeën voor zijn. Hij vindt dat klinkklare onzin; als het moeilijk wordt, zijn er communicatiemiddelen om assistentie in te roepen. Als hij de evaluatie goed heeft begrepen, wordt er van handhaving overgegaan op het werven van vrijwilligers die overtreders aanspreken op de door hun veroorzaakte overlast. Dat is de wereld op zijn kop. Iemand die een overtreding maakt, moet een bekeuring krijgen. Dat heeft effect. Hij leest dat ervaring heeft geleerd dat het niet mogelijk is om alleen door het opvoeren van de reguliere handhaving het probleem van de hondenpoep te verminderen. Volgens hem is dat onzin, want als mensen weten dat ze bekeurd worden, zul je zien dat zij zich aan de regels gaan houden. Mevrouw Verschoor memoreert dat er goed is samengewerkt met een aantal betrokken partijen en dat heeft geleid tot goed beleid, waar ze nog steeds achter staat. De gemeente Sliedrecht heeft snel gezorgd voor allerlei faciliteiten voor hondenbezitters en daaraan werd van de hondenbezitters verwacht dat die zich ook zouden houden aan de afspraken zoals vastgelegd in de APV. Omslag van gedrag is van wezenlijk belang en daar stokt het nu op. De handhaving moet beter; als een BOA het niet in zijn eentje af kan, zou een samenwerking kunnen worden gezocht met Papendrecht, maar het moet wel gebeuren. Ze vraagt de wethouder hoeveel uren de BOA wordt geacht zich te richten op de handhaving van het hondenbeleid. Het is een goed beleid, maar het werkt alleen als je ook het laatste gedeelte uitvoert; dat heeft prioriteit. Richting de heer Huijser merkt zij op dat als mensen merken dat er op hun gedrag wordt gelet door die vrijwilligers, zij heeft ervaren dat het gedrag veel sneller verandert dan dat je ooit met boetes kunt bereiken. Bovendien is het ook lastig om iemand op heterdaad te betrappen. De heer Van der Plas merkt op bij interruptie dat er al 20 jaar over hondenpoep wordt gesproken in Sliedrecht. Als je dan vrijwilligers nodig hebt om een verandering in gedrag te bereiken, houdt het voor hem op. Iedereen wéét dat je hondenpoep op moet ruimen en doen ze dat niet, dan moet je bekeuren. Daar vragen ook de burgers zelf om. Mevrouw Verschoor antwoordt dat ze dat met hem eens is, maar om een goed en snel resultaat te boeken is ook die ombuiging van het gedrag nodig. Daarbij helpt de inzet van vrijwilligers. De heer Huisman is het namens de fractie van de PvdA eens met zowel de heer Huijser als mevrouw Verschoor en zet in op handhaving en omkeren van gedrag. Wat hem opvalt is dat wordt verondersteld dat de spelregels bekend zijn en dat een deel van de hondenbezitters na een waarschuwing die spelregels wel zal naleven. Maar dat is niet getoetst of onderzocht, het is een aanname en dat is jammer. De heer Prins merkt op dat ook de CDA fractie blij is met maatregelen om hondenpoepoverlast tegen te gaan. De score van 9 gele kaarten en 10 aanschrijvingen in 400 BOA-uren lijkt hem aan de lage - 16 -
kant en zijn fractie ziet dan ook graag planmatige, gerichte controles in gebieden waar veel overtredingen plaatsvinden. Als een BOA alleen tijdens kantooruren zijn surveillance doet, heb je kans dat hij de meeste overtreders niet zal kunnen betrappen; hij vraagt of BOA’s ook weleens ’s morgens vroeg of ’s avonds laat op pad gaan. Wethouder De Waard erkent dat er al heel lang gesproken en nagedacht wordt over dit onderwerp; volgens zijn notulen uit 1994 riep de toenmalige wethouder op om geen heksenjacht te ontketenen, maar wel om te gaan controleren. De opmerking over handhaving is hem uit het hart gegrepen en hij heeft goed geluisterd naar wat er vanavond is gezegd. Om die reden is zojuist door hem de afspraak gemaakt met de betreffende portefeuillehouder dat de BOA’s vanaf september gaan handhaven en dus gaan bekeuren. Er is overleg gevoerd met Papendrecht over de mogelijkheid om de BOA’s als duo op pad te sturen en wat hem betreft gaat dit ook gebeuren. Daarnaast is voorlichten noodzakelijk en moet je mensen wijzen op de regels waar ze zich aan moeten houden, via publicaties en dergelijke. Een hond moet aangelijnd zijn en de hondenpoep moet worden opgeruimd; zo simpel is het en daar zal op gehandhaafd worden. Hij dankt voor de complimenten die zijn gemaakt. Hij weet niet hoe het zit met gerichte controles en controletijden, maar zegt toe daar op terug te zullen komen met meer informatie. Vanaf september zullen steviger maatregelen worden genomen. Tweede termijn Mevrouw Verschoor merkt op dat binnen de ambtelijke organisatie bekend is waar de meeste overlast is. Ook zij vindt de controletijden belangrijk. Iemand op heterdaad betrappen is moeilijk, maar er kan ook bekeurd worden als een hondenbezitter geen opruimmiddelen bij zich heeft. Ze neemt aan dat daar ook op gecontroleerd wordt. Wat haar betreft mag de gemeente dit groots aankondigen via persberichten, zodat mensen gewaarschuwd zijn en daarna moet er een flinke actie komen van flink wat uren. De heer Huijser is het daar absoluut mee oneens. Ieder mens kent de regels en weet dat je geen hondenpoep mag laten liggen; dat hoeft niet in de krant. Dat is zijn persoonlijke opvatting. Mevrouw Verschoor antwoordt dat zij, voor ze zich intensief met het hondenbeleid bezig is gaan houden, dezelfde mening had: vooral flink bekeuren. Toch wil ze graag naar een omslag van gedrag; dat is haar prioriteit en niet het uitdelen van bekeuringen. De heer Prins merkt op dat boetes inderdaad een middel moeten zijn en geen doel; het gaat om verandering van gedrag. De heer Huijser merkt op dat iedereen ervan overtuigd is dat je mensen moet kunnen aanspreken; er zal sociale controle moeten zijn. Maar praten is zo langzamerhand wel over in Sliedrecht. Hij stelt de wethouder voor om na te gaan hoe de bevoegdheden liggen van een BOA uit Papendrecht die in Sliedrecht komt bekeuren. De heer Huisman vraagt om een smart formulering en om concrete onderzoeken in plaats van aannames. Wethouder De Waard antwoordt dat dat allemaal geregeld is. Hij voelt wel voor een persbericht in de plaatselijke krant, juist om degene die verbaliseert, nog beter te ondersteunen. Bespreekpunt op de raadsvergadering van 28 juni a.s.
16. AANPASSINGEN VERORDENINGEN ALS GEVOLG VAN DE INVOERING VAN DE WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT De raadsleden wordt gevraagd: De volgende verordeningen, conform bijgaande raadsbesluiten, (gewijzigd) vast te stellen: a) Legesverordening 2010 (1e wijziging) b) Bouwverordening 2010 - 17 -
c) Derde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2009 d) Eerste wijziging bomenverordening 2009 e) Erfgoedverordening Sliedrecht 2010 Hamerstuk zonder stemverklaring voor de raadsvergadering van 28 juni a.s.
17. SLUITING De voorzitter sluit de vergadering om 22.55 uur.
De voorzitter,
De griffier,
T.C.C. den Braanker
A. Overbeek
- 18 -
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende bijeenkomst, raadhuis, Dr. Langeveldplein 30 : 7 juni 2010, aanvang 20.10 uur : D. van Meeuwen, voorzitter M.J. Bisschop-Roodbeen T.C.C. den Braanker L.A. Huijser M. Visser H.M. Mulder C.N. de Jager Ph.G. Mak A. van Gameren J.J. Huisman A. van Rees W.J. Dunsbergen H.G. Verloop K. Kuiken G.J. Visser-Schlieker M. Sneijder W.H. Blanken C.E. Verschoor R.G. van de Ven L. van Rekom M.M. de Jager- van ‘t Kruijs
Afwezig m.k. Verslag
M.C. Boevée J.P. Tanis J.A. Lavooi A. de Waard M.J. Verhoef A. Overbeek H. Vos-Hulleman : C.A. de Bruin V.E. Prins : mw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Mevrouw de Bruin en de heer Prins zijn afwezig. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Er zijn geen insprekers. 3. VASTSTELLEN AGENDA De jaarrekening (agendapunt 7) is verdaagd naar 14 juni. De agenda wordt met deze wijziging vastgesteld.
4. MEDEDELINGEN PORTEFEUILLEHOUDERS Raadsleden kunnen n.a.v. de Informatiebrief van de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Geen opmerkingen.
5. RONDVRAAG (MONDELINGE VRAGEN O.G.V. ARTIKEL 45) Bij de rondvraag zijn de raadsleden in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend. Geen opmerkingen. Onderwerpen Burger en Bestuur 6. INGEKOMEN STUKKEN De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen 1. Circulaire Financieel toezicht begroting 2011-2014 van provincie Zuid-Holland 2. Jaarverslag 2009 van Regionale Voorrangscommissie Woonruimteverdeling Drechtsteden Vastgesteld.
7. JAARREKENING GEMEENTE SLIEDRECHT 2009 (PROGRAMMAREKENING 2009) De raad wordt gevraagd met de Jaarrekening 2009 in te stemmen AGENDAPUNT VERVALT
8. ZOMERNOTA 2010 Aan de raadsleden wordt gevraagd: 1. de Zomernota vast te stellen en de begroting 2010 in overeenstemming te brengen met de inhoud van deze nota. 2. de uitkomst van de meerjarenramingen aan te merken als financieel kader bij de voorbereiding van de nieuwe begroting voor de periode 2011-2014 Mevrouw Verschoor merkt op dat de VVD fractie concrete bezuinigingen mist. Investeringen worden uitgesteld, maar er zullen wel keuzes gemaakt moeten worden. Mevrouw Visser vindt het een vrij helder stuk. De keuzes staan wel genoemd, maar het zijn er meer dan noodzakelijk en de raad kan vanavond aangeven waar de voorkeur naar uitgaat. De heer Den Braanker spreekt van een enigszins vertekend beeld: de algemene uitkering is nog niet verwerkt, evenals de exploitatielasten van grote projecten. De Zomernota laat geen verrassingen zien en dat houdt ook verband met de goede voorlichting. Hij vindt het jammer dat er op de volière en op de Dierenbescherming bezuinigd wordt. Op het RIEC ??? komt zijn fractie volgende week terug bij de jaarrekening. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat het RIEC een besluit betreft van december 2009. De heer Den Braanker antwoordt dat dat klopt. Op blz. 9 staat dat er geen voorstel gedaan zal worden aan de raad voor structureel nieuw beleid in 2011; dat zou je door kunnen trekken naar de begroting 2011, maar dat zou hij op voorhand toch nog even willen uitsluiten. Op blz. 2 staat immers dat de opgave bestaat uit het ombuigen van een negatief begroting saldo en het scheppen van ruimte voor structureel nieuw beleid. De heer Van Gameren merkt op dat er slechts 4.000 euro afwijkt van de begroting 2010 per 1 juli. De meevallers en de tegenvallers, elk drie ton, houden elkaar een beetje in evenwicht. Zijn fractie is
-2-
daarom redelijk tevreden over deze Zomernota. De rekening vertoont een overschot van ca. 7 ton, ondanks de crisis in 2010, en dat stemt ook tot tevredenheid. Dan de Zomernota als Kadernota voor de begroting 2011. De meerjarenraming voor 2011 laat een tekort zien van 67.000 euro. In de bezuinigingsvoorstellen vallen enkele posten op: de verschuiving van kosten van straatreiniging naar de afvalstoffenheffing en de rioleringheffing. Dat leidt inderdaad tot verhoging van de rioolheffing; hij vraagt of dit ook nog effecten heeft op de afvalstoffenheffing. Mevrouw Visser merkt op dat in de beantwoording stond dat er geen invloed zou zijn omdat de dotatie voor de Gemeentewerf iets lager zou worden. De heer Van Gameren antwoordt dat hij dat wel heeft gelezen en dat vindt hij prima, maar dat wordt niet voorgesteld bij de bezuinigingsvoorstellen. Wellicht komt zijn fractie daar op terug in de volgende raadsvergadering. Er worden eenmalige uitgaven geschrapt voor een aantal machines; dat geldt voor één jaar, maar ze staan wel als structurele bezuiniging ingeboekt voor de komende jaren. Bij Bestuur en Dienstverlening wordt 85.000 euro bezuinigingen ingeboekt, maar dat moet nog worden uitgewerkt en zo zijn er nog meer niet-gespecificeerde taakstellingen. Zijn fractie heeft ook wat zorgen over de ICT plannen van het Service Centrum Drechtsteden; die zullen ongetwijfeld weer hoger uitpakken. De voorgestelde bezuinigingen tellen op tot 820.000 euro, en dat betekent dat er nog wat ruimte is. Zoals beloofd in het raadsprogramma kunnen subsidies ontzien worden en kunnen pijnlijke ingrepen voorlopig nog achterwege blijven. De heer Den Braanker vraagt of de volière in het Dreespark dan niet ingrijpt. De heer Van Gameren antwoordt dat je volgende keer kunt praten over verschuivingen, want daar is nog ruimte voor. Hij zou graag nog wat extra investeringen willen doen in de toekomst. Er is sprake van een trendmatige verhoging van de woonlasten van 1,5% en daarmee is Sliedrecht 14 plaatsen gestegen in de rangorde van de goedkoopste gemeenten. Dat is ook positief. Wethouder Tanis gaf in de krant aan dat hij wellicht volgend jaar zal gaan kijken naar een stijging van de lokale woonlasten. Zijn fractie merkt op dat je zou kunnen overwegen om misschien toch nog meer ruimte voor investeringen te maken door bijvoorbeeld de OZB te verhogen en niet de rioolheffing. Hij vraagt of het college de verwachting van wethouder Tanis onderschrijft en wat hem bewogen heeft om een dergelijk voorstel voor 2011 niet te doen. Er is een brede doorlichting, uitgewerkt in 15 taakvelden; zijn fractie vindt dat het college hier al mee aan het werk had moeten zijn, met name waar het gaat om bezuinigingen waarbij verbonden partijen zijn betrokken. Daar gaat het soms om langlopende afspraken. Verbonden partijen zoals de gemeenschappelijke regelingen zullen ook moeten bezuinigen. Wethouder Tanis merkt op dat eind vorig jaar de afspraak is gemaakt om voor 2011 een sluitende begroting neer te leggen. Ook zouden alle verdere ingediende voorstellen worden geclusterd en worden uitgewerkt in een aantal thema’s. De raad zou ook moeten kunnen kiezen uit de diverse bezuinigingsvoorstellen en daar is het college aardig in geslaagd. Er is 180.000 euro meer aan bezuinigingsvoorstellen voorgelegd dan noodzakelijk. Het is de bedoeling om in september de 15 groepen aan de raad ter informatie aan te bieden; het is dus niet zo dat het college er nog niet mee bezig is. Voor het eind van het jaar zullen er concrete voorstellen naar de raad komen, zodat die besluitrijp zijn voor de Zomernota van volgend jaar. Dan moet er een sluitend meerjarenperspectief zijn. De exploitatielasten van de grote projecten moeten nog besproken worden en zo zijn er nog meer zaken ter bespreking. Met betrekking tot de 40.000 euro staat op blz. 35 een uitleg; dit bedrag is wel degelijk verwerkt in de 850.000 euro, want de 40.000 euro komt volgens het voorstel van het college ten laste van de jaarlijkse reservering ten behoeve van de Milieuvergunningstraat. Met betrekking tot het doorbelasten van de extra kosten is gezocht naar mogelijkheden en die komen compleet ten laste van de rioolheffing. Dat gaat om 130.000 euro structureel en dat houdt een verhoging in van 13 euro per huishouden. De opmerkingen die hij in de vorige raad zijn gemaakt omtrent de COELO atlas zijn overigens door het gehele college omarmd. Het stijgen op de COELO ladder zou geen doel op zich moeten zijn; het is denkbaar, rekening houdend met de bezuinigingstaakstelling die er aankomt, dat de lokale lasten in de komende jaren zullen stijgen. Voor dit jaar is bewust niet gekozen voor een OZB verhoging, omdat er in eerste instantie wordt gekozen voor het volledig doorbelasten van de kosten
-3-
van de rioolheffing, die al leidt tot een verhoging van 13 euro. Daarnaast zijn er op dit moment bezuinigingsvoorstellen die in ieder geval voor volgend jaar meer dan toereikend zijn om een sluitende begroting aan te kunnen bieden. In de 850.000 euro is een bedrag van bijna 200.000 euro inbegrepen dat volgend jaar in mindering wordt gebracht op de bijdrage van de gemeente Sliedrecht aan de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden; dat ten aanzien van de verbonden partijen. De voorzitter gaat over tot hoofdstukgewijze behandeling. Hoofdstuk 2, inleiding. Hoofdstuk 3, technische uitgangspunten en tarievenbeleid van 2011 – 2014. Mevrouw Visser gaat in op blz. 6. Er wordt uitgegaan van een stijging van de lonen van 2%, maar dat is niet nodig; er is inmiddels een CAO voor gemeenteambtenaren afgesloten en die is 1,2%. De eenmalige uitkering is niet verplicht en is voor 2011 ook niet vastgelegd. Wethouder Tanis antwoordt dat inderdaad is uitgegaan van twee procent, maar wijst er op dat het ook gaat ook om de sociale lasten en andere kosten. Het is inderdaad een aanname. Hoofdstuk 4, Subsidies Mevrouw Verschoor gaat in op blz. 8. Ook gesubsidieerde instellingen zullen er aan moeten wennen dat er ook op hun bijdragen bezuinigd zal moeten worden; het college zou dit alvast kunnen aangeven, zodat de instellingen meer tijd hebben om zich voor te bereiden. Wethouder Tanis antwoordt dat begin dit jaar alle gesubsidieerde instellingen al zijn aangeschreven met de aankondiging dat de subsidie volgend jaar in ieder geval niet zal worden verhoogd. Een van de 15 onderwerpen die worden uitgewerkt betreft het subsidiebeleid en hij komt daar dus op terug. Hoofdstuk 5, nieuw beleid. Hoofdstuk 6, wijzigingen in de risicoparagraaf Mevrouw Verschoor vraagt naar het onderzoek met betrekking tot de algemene reserve Mevrouw Visser gaat in op blz. 10, inzicht in de risico’s voor de gemeente Sliedrecht en de bijbehorende weerstandscapaciteit. Ze vraagt op welk bedrag het college eigenlijk is uitgekomen; die informatie ontbreekt. Dat staat wel in de rekening, maar het hoort ook hier te worden vermeld. De raad gaat over het geld en dan staat er: halfjaarlijks wordt door het college een nieuw profiel op basis van deze scan opgesteld. Er staat niet bij “die wordt ter kennisgeving aan de raad gestuurd”. De heer Dunsbergen vindt het een goede zaak dat er een risicoscan is en dat er goed wordt gemonitord. Hij is benieuwd naar de uitkomsten. Ten aanzien van de beheersing van risico’s vraagt hij welke interventies er zijn georganiseerd, danwel gerealiseerd. Wethouder Tanis merkt op dat er voor is gekozen om vanavond alleen de Zomernota te behandelen en niet de jaarrekening; dat wreekt zich nu, want bij de jaarrekening is een paragraaf opgenomen waarvan de uitkomsten besproken zijn. Mevrouw Visser heeft gelijk als ze zegt dat het hier uitvoeriger vermeld had kunnen worden. Het college heeft er samen met het MT voor gekozen om halfjaarlijks de risicoscan te updaten en te bespreken. Het leeft nog niet bij iedereen in de organisatie; dat is wel de uitkomst van de door de accountant opgestelde scan, op verzoek van de auditcommissie. De accountant krijgt ook een rol in het traject dat wordt ingezet om dat heel nadrukkelijk bij het MT op het netvlies te houden. Hoofdstukken 8 en 9 De heer Dunsbergen merkt op dat de bezuinigingsvoorstellen inderdaad op een hoger dan noodzakelijk bedrag zijn uitgekomen. Hij vraagt naar de consequenties van de bezuinigingen om te voorkomen dat de bezuinigingen later ingehaald worden door extra kosten. Ten aanzien van de afschrijvingstermijnen die in de raad zijn vastgesteld is het wellicht mogelijk om te bekijken of opschorting danwel verlenging wenselijk is, gezien de slechte economische situatie. Een Toyota wordt bijvoorbeeld in 8 jaar afgeschreven, maar gaat in werkelijkheid wel 15 jaar mee. Wellicht zou dat geld op kunnen leveren. Mevrouw Visser merkt op dat de provincie wel voorschriften hanteert. Daarnaast moet je wel creatief denken, maar moet je jezelf als raad wel serieus blijven nemen.
-4-
De heer Dunsbergen is het wel met haar eens, maar de situatie is toch anders dan enkele jaren geleden en dan zou deze optie interessant kunnen zijn. Het voorstel voor een taakstellende bezuiniging van 85.000 euro heeft wellicht te maken met een vacature die niet wordt ingevuld; hij ziet dat hier niet terug. Communiceren met de burger is erg belangrijk; het Kompas wordt volgens zijn fractie erg gewaardeerd en zijn fractie vindt dat je heel kritisch moet kijken of je daar echt op kunt bezuinigen. Er staan twee P.M. posten; de ene gaat om loonkosten en betreft het niet opvullen van vijf vacatures. Dat kan een substantiële bijdrage opleveren; in die zin zou het interessant zijn om een geschat streefbedrag op te nemen, want de P.M. post wordt niet meegeteld. Datzelfde geldt voor de andere P.M. post, bezuinigen op inhuur van personeel. Mevrouw Visser merkt op dat deze Zomernota richtinggevend is voor de begroting 2011. Op blz. 12 staat dat de kosten voor automatisering zullen stijgen met 50%, van 4,21 in 2008 naar 6,55 euro per 1 juli 2011. De tekst geeft aan dat dat de helft is voor 2010; ze hoopt dat dat een tikfout is, omdat er anders in 2010 nog een nadeel is. Op blz. 15 wordt voorgesteld om de wijken in 2011 een bedrag van 6.000 euro per wijk toe te kennen. Op zich is het een logisch voorstel, maar volgens haar had er moeten staan dat het huidige bedrag ad 20.000 euro per wijk wordt opgehoogd met 6.000 euro. Haar fractie wil inzichtelijk hebben wat er is gedaan met de 20.000 euro die in de afgelopen jaren is toegekend alvorens in te stemmen met dit voorstel. De 6.000 euro is een incidenteel voorstel; als je de wijken serieus neemt, zou je daar een structurele bijdrage van moeten maken zodat ze hun planning daar op kunnen baseren. Het krediet voor RIEC was in december al beschikbaar gesteld door de raad. In programma 3 staat dat er budget is voor het keuren van 31 gastouders; ze had liever gezien dat was aangegeven hoeveel gastoudergezinnen er zijn in Sliedrecht. Dan had de raad kunnen bezien of er extra budget nodig is of dat er keuzes gemaakt moeten worden. Haar fractie heeft nog steeds geen problemen met Home Start, maar er is de afgelopen maanden intensief geadverteerd om vrijwilligers te werven voor deze organisatie. Dan moet je je afvragen of je dit in stand moet houden, zeker in combinatie met het CJG. De heer Dunsbergen geeft uitleg. Home Start levert een uitstekende bijdrage aan het ondersteunen van gezinnen. Er zijn ontzettend veel aanvragen en daarom wordt geprobeerd om het aantal vrijwilligers uit te breiden. Daarnaast is CJG een front office en Home Start is een backoffice. Mevrouw Visser vervolgt haar betoog met blz. 20, het natuur- en recreatieschap De Hollandse Biesbosch. Er wordt een verhoging van de jaarlijkse bijdrage gevraagd; haar fractie gaat daar niet mee akkoord omdat dit bij uitstek een taak is voor de Drechtsteden; de overgang naar een andere regeling is bovendien het juiste moment om uit te stappen. Op blz. 23 wordt gesproken over het vervallen van een subsidie aan MEE ad 49.000 euro; daarvan wil men 39.034 euro bestemmen voor de uitvoering van lokale werkzaamheden, uit te voeren door de stichting Welzijn. Een uitleg van wat er met dat bedrag gaat gebeuren, ontbreekt echter geheel. Bovendien staat op blz. 35 bij de bezuinigingsvoorstellen bij programma 6 dat er 41.000 euro wordt bezuinigd op de coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg et cetera. Per saldo bezuinig je structureel dus maar 2.000 euro. Ze mist een onderbouwing, mede gezien het feit dat de stichting Welzijn dezelfde subsidie heeft aangevraagd als vorig jaar; toch wordt voorgesteld om dit bedrag toe te voegen. Op blz. 26 wordt de structuurvisie van Sliedrecht genoemd met een bedrag van 50.000 euro. In de doorkijk uitvoeringsprogramma wordt niet gesproken over een nieuw te maken structuurvisie; daar staat 30.000 euro voor een actualisatie. Haar vraag is of er nu 30.000 of 50.000 euro wordt gevraagd. Het is dan ook vreemd dat er voor een omvangrijk Milieuprogramma maar 16.000 euro nodig is; dat verhoudt zich op geen enkele wijze. Op blz. 33 staat een bedrag ad 94.618,-; dat gaat over kosten uit 2008 en dat is in principe een meevaller. Maar deze Zomernota is uiteindelijk een Kadernota voor 2011 en er is nog niets bekend over wat er gaat gebeuren in 2009. Ze vraagt de wethouder om een toelichting. Ten aanzien van de bezuinigingsvoorstellen zou haar fractie het prettig vinden als met name de taakstellende bezuinigingen wat verder toegelicht worden, voorafgaand aan de begroting 2011. Tussen taakstelling en realisatie zit immers vaak een wereld van verschil. Bij programma 4 staat twee keer het laten
-5-
vervallen van vervanging; als je iets vervangt, moet je eenmalig investeren en dan schrijf je dat af over een aantal jaren. Bij elkaar is dat bijna een ton. Die is onderdeel van de 855.000 euro en die wordt op blz. 38 doorgerekend. Ze kan zich niet voorstellen dat de gemeente een ton per jaar afschrijft op maaimachines. Uitbesteden kost ook geld en dat staat er niet tegenover. Als dit zo blijft staan, rekent de raad zich rijk. De brede doorlichting, blz. 36. Daar wordt de 78.000 euro keurig opgenomen die ook is opgenomen in de concept jaarrekening van de gemeenschappelijke regeling 2009. Die 78.000 euro is berekend op 1,1 miljoen bezuiniging zoals de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden die voorziet. Maar de brede doorlichting moet op zijn minst 2 miljoen opleveren, waardoor de 78.000 euro wat positiever uit zou kunnen vallen. Haar fractie kan op zich leven met de voorstellen ten aanzien van de straatreiniging en de Rioolheffing als het gaat over 13 euro per wooneenheid. De heer Van Gameren sprak al over de OZB die trendmatig wordt verhoogd met 1,5%. Indien het college een hogere OZB verhoging zou willen voorstellen dan 1,5%, dan moet dat voorstel wat de fractie van PRO Sliedrecht betreft, gekoppeld zijn aan een spaarpotje voor een bepaald project, zoals destijds is gebeurd met het zwembad en de gemeentewerf. Ze heeft op dit moment geen bepaald project in gedachten, maar het moet dan echt iets zijn wat de gehele samenleving ten goede komt. Naar aanleiding van blz. 38 merkt zij op dat 2014 niet echt bijgewerkt is ten opzichte van 2013. In 2014 wordt van dezelfde tekorten uitgegaan als in 2013. Mevrouw Verschoor sluit zich aan bij de verhoging van de ICT of vraagt of dat wel beheersbaar blijft. ICT is bedoeld om efficiënter te werken en niet duurder. Er wordt weer meer geld gevraagd voor buurtactiviteiten; ze vraagt waar dat voor gebruikt wordt, of het geld dat nu al ter beschikking wordt gesteld, wel besteed wordt en wat het de gemeente aan effort kost om dat te laten besteden. Programma 6. Bij WIZ staat dat er gereorganiseerd moet worden bij het VIOS. Ze vraagt waarom de gemeente wordt geacht daar aan bij te dragen. In dit programma gaat in totaal ongeveer 14 / 15 miljoen om. Er wordt slechts 0,3% bezuinigd en dat verbaast haar fractie. Ze vraagt om een toelichting. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat er ook WSW geld in zit en geld van de wet water en brood en van de Wmo; dat is geoormerkt en daar kun je natuurlijk niet op bezuinigen. Dat vormt het grootste deel van deze 15 miljoen. De heer Den Braanker vult aan dat er wordt bezuinigd op de uitkeringen die geen specifieke doeluitkering zijn; dan heb je het over het VIOS en het RMPI De Grote Rivieren en MEE. Dan spreek je over een ander percentage aan bezuinigingen. Mevrouw Verschoor vervolgt haar betoog. Hoofdstuk 9, bezuinigingsvoorstellen: er is een bedrag van 140.000 euro dat nog niet is uitgewerkt en ze vraagt hoe het college dat ziet. De heer Huijser gaat in op blz. 28. Er wordt een minimumvariant genoemd van ca. 53.000 euro en zijn fractie vraagt of het niet risicovol is om deze variant te hanteren; het kan immers tegenvallen. Hij vraagt of de provincie misschien genegen is om bij te dragen. Mevrouw Bisschop merkt op dat de raad informatie is toegezegd inzake de kosten die verbonden zouden zijn aan het verlaten van het natuur- en recreatieschap. Het verbaast haar dat er ondanks de verzekering van de wethouder dat er geen kosten bij zouden komen, toch een structureel bedrag wordt gevraagd. Ze wacht de stukken af. Ze vraagt hoeveel versies er zijn van de Zomernota; in het concept zag ze namelijk een voorstel onder programma 2 met betrekking tot faciliteren van buurttoezicht, op verzoek van wijkplatform Oost. Daar zou vanaf 2010 een bedrag nodig zijn van 3.500 euro. Dat voorstel bleek in de definitieve versie verdwenen te zijn. Ze vraagt wat het voorstel precies inhield en waarom het kennelijk is ingetrokken. Mevrouw Visser vraagt of de versie van Internet de juiste is. Mevrouw Bisschop antwoordt bevestigend. Wethouder Tanis antwoordt dat de conceptversie in de bak van de griffier terecht is gekomen en niet de bijgewerkte versie.
-6-
Mevrouw Bisschop vraagt waarom het stuk over Drechtwerk eveneens uit de definitieve versie is gehaald. Wethouder Tanis antwoordt dat bij het opzetten van de bezuinigingsvoorstellen van hoofdstuk 9 uiteraard de consequenties op de langere termijn zijn berekend. De opmerking over de afschrijvingstermijnen wordt meegenomen bij de uitwerking van de 15 projecten. Er wordt dus wel gekeken of het mogelijk is om de afschrijvingstermijnen te wijzigen, maar wel met de nodige voorbehouden zoals mevrouw Visser die al formuleerde. Je bent gebonden aan de regels van de accountant en daarnaast is het van belang om een consequente gedragslijn te laten zien. De taakstelling ten aanzien van bezuinigingen op personeel is op dit moment nog niet geconcretiseerd; het college komt daar op terug zodra bekend is hoe de 140.000 euro kan worden ingevuld. Overigens is de bedrijfsvoering een collegebevoegdheid. Er staan P.M. posten voor de vacatures omdat dit over 2012 gaat. De bedragen die wel zijn ingevuld, hebben betrekking op 2011. Bij de uitwerking van de 15 projecten wordt ook dit punt meegenomen. Het college komt later nog terug op het IP&A plan waar mevrouw Visser naar vroeg. Het plan dat ambtelijk binnen de Drechtsteden is uitgewerkt, voorziet wel in een verhoging, maar dat heeft voor een belangrijk deel te maken met toename van het aantal wettelijke taken. Hij zegt toe de technische vragen inzake het budget ad 6.000 euro voor het wijk- en buurtwerk voor de raadsvergadering te beantwoorden. Er is 5.500 euro gereserveerd op basis van een schatting van het aantal gastouders; men verwacht ongeveer 30 gastouders te moeten inspecteren. De gemeente heeft hier een wettelijke taak. Het kan zijn dat er geld over is, maar het kan ook zijn dat de gemeente geld te kort komt en dan wordt de rest van het bedrag aangesproken. Het Service Centrum Drechtsteden heeft in 2009 een bescheiden, maar wel een positief resultaat behaald; deze discussie zal worden voortgezet bij de behandeling van de MARAP van de Drechtsteden. Blz. 35, het laten vervallen van de maaimachines; hij moet het antwoord op de vraag of er sprake is van een structureel effect en de kosten van uitbesteding schuldig blijven, maar komt er voor de volgende vergadering op terug. De gemeenschappelijke regeling Drechtsteden kent inderdaad een bezuinigingstaakstelling van 2 miljoen, maar in de Kadernota die in de Drechtraadvergadering van december vorig jaar is vastgesteld, is uitgegaan van het niet doorberekenen van een prijscompenatie van 1,48% aan de deelnemende gemeenten. Die zou vervolgens gedekt worden uit de taakstelling van 2 miljoen. Dat betekent niet dat daardoor het complete bedrag van 2 miljoen al beschikbaar is, maar er zijn op dat moment geen afspraken gemaakt om het meerdere, wat dus over is, automatisch terug te storten aan de deelnemende gemeenten. Dat zijn de uitgangspunten zoals die hier gehanteerd zijn. Het college neemt kennis van de opmerking van PRO Sliedrecht ten aanzien van de OZB en komt daar op terug bij de uitwerking van de 15 projecten. De collegepartijen hebben in ieder geval de afspraak gemaakt dat er zal worden gestreefd naar een vorm van reservering voor grote projecten. De Derde Merwedehaven is volgens hem een inschatting van de kosten op basis van ervaring; het kan dus meevallen of tegenvallen. Wat de opmerkingen betreft over buurttoezicht die in de definitieve versie zijn geschrapt: in het college is afgesproken om dit financieel te dekken uit de reguliere budgetten. Eerst wordt onderzocht of het mogelijk is om vormen van buurttoezicht in te voeren. Ten aanzien van Drechtwerk is het college wat realistischer gestemd; in tegenstelling tot het ambtelijk advies is er voor gekozen om de extra voorzieningen die nog beschikbaar waren, rekening houdend met de tegenvallende resultaten, niet vrij te laten vallen. Wethouder De Waard gaat in op het IP&A; daar staat inderdaad 2010, maar dat is een tikfout en dat hoort 2011 te zijn. De vorming van het parkschap natuur- en recreatieschap de Biesbosch gaat zoals bekend niet op 1 juli plaatsvinden, maar pas op 1 januari 2011. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat bij die informatie aan het college is gevraagd of dit financiële gevolgen had en toen was het antwoord van de wethouder ontkennend. Wethouder De Waard antwoordt dat dat op dat moment niet bekend was. Sliedrecht neemt deel aan de regeling en kan daar dan niet onderuit.
-7-
Mevrouw Visser merkt op dat de raad in meerderheid heeft gezegd: ga kijken of de aandelen van Sliedrecht naar de regio kunnen. Wethouder De Waard antwoordt dat er een kostenverhoging is. Het college heeft een brief geschreven naar het schap om te vragen dat binnen de begroting 2011 op te vangen. Die brief wordt maandag aanstaande in het bestuur van de Biesbosch behandeld. Hij heeft twee petten: als penningmeester van het schap en als vertegenwoordiger van Sliedrecht en dan is het wel lastig om te vertellen dat het allemaal wat minder zou moeten, maar dat is wel de inzet. Er wordt ook gewerkt aan steun voor een voorstel om de gemeenschappelijke regeling mee te laten doen. De heer Van Gameren vraagt of de vraag van de raad nog een keer beantwoord gaat worden ten aanzien van kosten en termijn om uit de Biesbosch te treden. Wethouder De Waard antwoordt dat er tijd is tot 1 januari 2011; in die periode zal de raad worden geïnformeerd. Mevrouw Visser merkt op dat de heer Van Gameren heeft aangegeven van mening te zijn dat de verbonden partijen ook zullen moeten bezuinigen. Feitelijk is de Biesbosch ook een verbonden partij. Ze vraagt hoe hij dan tegenover de 16.000 euro staat die in de Zomernota is opgenomen. Het risico bestaat dat als de Zomernota wordt vastgesteld, iedereen er van uitgaat dat Sliedrecht toch wel zal betalen. Als je dit in de regio zou inbrengen, zou de bijdrage van Sliedrecht van 12,5% teruggaan naar iets minder dan 10%. De heer Van Gameren antwoordt dat hij drie varianten uitgewerkt wil zien: a, het wordt door de regio overgenomen, 2, Sliedrecht stapt er uit of 3, Sliedrecht blijft wat minder betalen. Dat zijn de drie opties. Het gaat immers om 150.000 euro structureel en dat is veel geld. Mevrouw Visser merkt op dat het inderdaad 6% OZB op jaarbasis is. Wethouder Lavooi merkt op dat er enige twijfel is bij het college met betrekking tot de toekomst van Home Start in het kader van het CJG. Om die reden is door het college gezegd: laten we eerst kijken naar wat die toekomstige functie zou kunnen zijn op de wat langere termijn. Het geld is op zich het probleem niet, want dat komt uit de brede doeluitkering. Maar je moet wel goed kijken naar wat de structurele positie van Home Start zou kunnen zijn. Daarom staat er dat er gedegen advies wordt gevraagd alvorens met een inhoudelijk voorstel te komen; dat zal er liggen voor de begrotingsbehandeling 2011. MEE en Stichting Welzijn: in het kader van de brede doorlichting zal de positie van het welzijnswerk Sliedrecht fundamenteel worden bezien en worden bekeken of deze stichting meer activiteiten kan doen die op dit moment door andere instellingen worden uitgevoerd. MEE is daar één van. Voor 2011 wordt een bescheiden stap gemaakt door het verschil tussen wat men vraagt en wat de stichting Welzijnswerk nodig zou hebben ad circa 10.000 euro alvast in te boeken. De 41.000 euro van blz. 35 waar mevrouw Visser over sprak: dat is appels met peren vergelijken en heeft niets met de relatie Welzijnswerk en MEE te maken Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat ze alleen heeft geconcludeerd dat je op het totale programma slechts 2.000 euro bezuinigt. De heer Mak verwijst naar een artikel in de alternatieve Volkskrant waar een artikel in stond dat de bezuinigingen van tafel konden; hij was er bijna ingetuind. Het brengt hem wel tot de volgende vraag. Het college verwacht pas na de septembercirculaire meer duidelijkheid; die volgt kort op de presentatie van de begroting. Hij vraagt of het college ook nog op een eerder moment naar de raad komt met voorstellen tot bezuiniging. Wethouder Tanis antwoordt dat het goed is om te beseffen dat op blz. 38 de tekorten op de begrotingen staan; deze bedragen zijn exclusief de mogelijke korting vanuit het Gemeentefonds. Als er vanuit de septembercirculaire een bedrag genoemd gaat worden, dan komt dat hier nog bovenop. De discussie over wat nu eigenlijk de taken van de overheid zijn, heeft een directe relatie met de 15 projecten die gedefinieerd zijn. Het college ziet het minder dramatisch tegemoet. Als in de septembercirculaire een bezuinigingstaakstelling staat van een x bedrag, dan gaat het college er op basis van informatie van uit dat dat per 2012 in zal gaan en niet eerder, en dan zeer waarschijnlijk ook
-8-
nog gefaseerd. Maar het is koffiedik kijken. Het college vindt wel dat er voor 2011 uitgangspunten neergelegd zijn voor een verantwoorde begroting, maar nadrukkelijk niet in meerjarenperspectief, want daar komt het college nog op terug. Mevrouw Visser merkt op aan te nemen dat er bij de begrotingsraad wel een sluitend meerjarenperspectief ligt. Wethouder Tanis legt uit dat de provincie per brief heeft doorgegeven dat er twee mogelijkheden zijn. Ofwel presenteer je een sluitende begroting voor 2011 en dan heb je de mogelijkheid om een sluitend meerjarig perspectief in de toekomst in te vullen, ofwel dien je een begroting 2011 in met een tekort, maar dan wel met een meerjarenperspectief dat sluitend is. Sliedrecht heeft voor de eerste optie gekozen. Dat kan natuurlijk weer veranderen. De heer Huijser vraagt waar de 41.000 euro precies vandaan komt (blz. 35 onderaan) en waar dat ten koste van gaat. Wethouder Lavooi antwoordt dat dat Wmo gelden zijn die er uit geperst zijn omdat Sliedrecht ze tot op heden niet nodig had. De voorzitter concludeert dat enkele vragen schriftelijk zullen worden beantwoord. De taakstellende bezuinigingen zullen nader worden uitgewerkt; dat is toegezegd. Bespreekpunt op de raadsvergadering van 28 juni a.s.
9. DOORKIJK UITVOERINGSPROGRAMMA De raad wordt gevraagd: In te stemmen met het bijgevoegde concept-uitvoeringsprogramma, waarin een eerste doorkijk wordt geboden op de verschillende actiepunten en producten die uit het Raadsprogramma ‘Sliedrecht meer waard’ voortvloeien De heer Den Braanker merkt op dat hij het drie keer niks vindt en hij stelt dan ook voor om niet in te stemmen met, maar kennis te nemen van het uitvoeringsprogramma. Het ontbreekt aan een smart formulering. Hij hoopt dat een en ander in het definitieve uitvoeringsprogramma beter over het voetlicht wordt gebracht. De heer Dunsbergen dankt voor de concepttekst; het is een belangrijk document en in die zin is het belangrijk dat het dan goed leesbaar is. Op blz. 13 staat bij 4 een compleet onbegrijpelijke tekst over de structuurvisie; hij heeft geen idee wat er mee bedoeld wordt en zo zijn er nog meer teksten. Hij pleit voor begrijpelijk woordgebruik. De concrete uitwerking laat te wensen over. Het is niet smart, maar het lijkt hem ook goed om indicatoren en streefwaarden aan te geven in de kolom producten en uitvoeringsactiviteiten. Er worden bijvoorbeeld maatregelen getroffen om de viering van Oud en Nieuw zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. Dat is prima, maar wanneer ben je tevreden als college en als raad? Hij stelt voor de tekst op die manier nog een keer te bekijken. Bovendien kun je dan goed naar de burgers communiceren wat er op een zeker moment is bereikt. Er staan begrippen in de tekst als kleiner, hoogwaardiger, slank, doelgericht, goede borging van de aansturing, kwaliteit van de dienstverlening aan de burger, maar wat belangrijk is, is dat de raad er zicht op heeft wat de lokale basisdienstverlening in Sliedrecht zou moeten zijn. Dat moet je eerst scherp hebben. Wat moet je de burgers van Sliedrecht in hun eigen woonplaats aanbieden, op organisatieniveau gemeentelijk? De vraag is dus op welke wijze dit vorm en inhoud krijgt en hoe dat gesprek wordt gevoerd. De tekst kan dus krachtiger en krijgt meerwaarde als deze concreter wordt geformuleerd. De heer Van Gameren merkt op dat hij enigszins in verwarring is omdat hij een andere verwachting had van dit stuk bij het schrijven van het raadsprogramma. Hij is blij dat er nu een eerste uitwerking ligt, maar hij gaat er van uit dat het college op basis van dit stuk nu de smart vertaling gaat maken. Als voorzitter van de auditcommissie wil hij een suggestie doen. Er is daar een verbeterslag voorgesteld
-9-
om met doelstellingen te komen. Die doelstellingen worden vertaald in activiteiten en die heten dan maatregelen. Als de raad in kan stemmen met de onderwerpen die in de tabel zijn vermeld, zal het college vervolgens maatregelen formuleren die straks naadloos in de begroting geschoven kunnen worden, met prestatie-indicatoren zodat je straks bij de rekening kan meten. Dat de formuleringen hier en daar nog abstract zijn, is logisch, want het komt rechtstreeks uit het raadsprogramma. De heer Den Braanker verwijst naar blz. 19 van het raadsprogramma; het woord BOA komt nergens terug. Hij vraagt hoe je er op kunt vertrouwen dat dat wel in de begroting terechtkomt. De heer Van Gameren antwoordt dat de raad aan kan geven wat er inhoudelijk nog ontbreekt ten opzichte van het raadsprogramma, waar nog maatregelen voor moeten worden geformuleerd. Dat vereist inderdaad een fikse bespreking. De voorzitter concludeert dat er een inhoudelijke lijn is en een procedurele. De heer Van Rees gaat in op de inhoud. Op blz. 6, ketenpartners wordt genoemd het zoeken naar een bredere functie voor de Stichting Welzijn Sliedrecht. Zijn fractie is daar content mee en heeft hoge verwachtingen. Er is dan een partij die verschillende partners monitort en het totaaloverzicht heeft, om te voorkomen dat er langs elkaar heen wordt gewerkt. Blz. 7, de Brede School en de peuteropvang. De Brede School is een benaming die de lading niet geheel dekt; er is naast onderwijs en opvang ook ruimte voor sportieve, recreatieve en buurtactiviteiten. In de uitwerking van dit programma ziet de PvdA ook een rol weggelegd voor de stichting Welzijn. Hij vraagt of het al een uitgemaakte zaak is dat het onderwijs de regie gaat voeren; misschien is het juist verstandig om die taak bij de stichting neer te leggen. Mevrouw Visser merkt op dat stichting Welzijn breed is, maar met de komst van het CJG ziet zij die eerder in relatie tot de Brede School dan stichting Welzijn. De voorzitter stelt voor om het stuk vanavond in eerste instantie procedureel te behandelen en inhoudelijk op een ander tijdstip in debat te gaan. De heer Van Rees merkt op dat er nadrukkelijk moet gewerkt worden aan de sociale cohesie in de wijk en zou graag zien dat er door de Brede School een actieve rol wordt gespeeld, met name via het wijkplatform. Er zullen afspraken moeten worden gemaakt, zoals een door alle partijen gedeelde visie. Een facilitair verantwoordelijke moet aangewezen worden; die kan namens alle partijen zicht houden op de praktische gang van zaken in het gebouw. De bestuurlijke betrokkenheid moet afgekaderd worden om te voorkomen dat iedere gebruiker zijn eigen ingangen bij het gemeentelijk en bestuurlijk apparaat gaat gebruiken. Het Milieubeleidsplan, blz. 17. Voor het NME wordt een belangrijke rol weggelegd met betrekking tot de bewustwording. Eind dit jaar wordt de raad geïnformeerd over de stand van zaken. Desondanks mist de PvdA enkele concrete zaken in dit stuk. Op de achtergrond wordt uiteraard veel werk verzet voor het grotere geheel, zoals het aardwarmtenet. De PvdA stelt dan ook voor dat de portefeuillehouder zich de komende maanden gaat verdiepen in een aantal zaken. Ten eerste is eerder toegezegd dat er een evaluatie zou komen van de inzameling van plastic afval; die inzameling loopt nu zes maanden en zijn fractie is benieuwd naar de stand van zaken, ook met betrekking tot de knelpunten. In april 2009 werd een rapport aangekondigd over de mogelijkheden van zonnepanelen op de geluidschermen langs de Betuwelijn. De PvdA verzoekt de portefeuillehouder contact op te nemen met de betrokken partijen en waar mogelijk een stimulerende rol te spelen om te bewerkstelligen dat dit project gerealiseerd zal worden. In dagblad Trouw van 30 maart stond een artikel over de gemeente Lochem met als kop “gemeente biedt inwoners betaalbare zonnepanelen zonder subsidie”. Hij zal het artikel na de vergadering aan de portefeuillehouder overhandigen met het verzoek om dit initiatief grondig te onderzoeken en te bevorderen dat ook de gemeente Sliedrecht op deze positieve wijze de plaatselijke en misschien ook de landelijke pers haalt. Burgemeester Boevée zegt toe dat een en ander meer smart en concreet wordt geformuleerd in de verdere uitwerking. Het is een eerste doorkijk, waarbij is geprobeerd om het raadsprogramma te vertalen in een gedachtegang. De opmerkingen van vanavond worden ter harte genomen, evenals de suggestie van de voorzitter van de auditcommissie om te proberen vanuit doelstellingen en subdoelstellingen en activiteiten tot concrete maatregelen te komen. Hij zou het overigens wel zeer op
- 10 -
prijs stellen om daar met de voorzitter van de auditcommissie nog eens een apart overleg over te voeren, om samen te zoeken naar een zo groot mogelijke concretisering van activiteiten en maatregelen. Mevrouw Visser merkt op bij interruptie dat de heer Van Gameren wel heeft gesproken in zijn hoedanigheid als voorzitter van de auditcommissie, maar in de auditcommissie zijn geen afspraken gemaakt over de implementering van het uitvoeringsprogramma. Ze zou het op prijs stellen als de portefeuillehouder de heer Van Gameren op persoonlijke titel aan zou spreken en niet als voorzitter van de auditcommissie. De heer Van Gameren merkt op dat hij als lid van de fractie van de PvdA heeft gesproken. Hij heeft slechts gesuggereerd dat de auditcommissie daarbij kan helpen. De heer Boevée antwoordt dat hij het anders had begrepen. Hij wil ook met de heer Van Gameren spreken op persoonlijke titel en niet als voorzitter van de auditcommissie; hij aanvaardt graag hulp. Het is een geworstel om te komen tot een concreet stuk. Het is daarnaast niet in alle opzichten aan het college om allerlei doelstellingen en subdoelstellingen te gaan formuleren als dat in het raadsprogramma ontbreekt. Je zoekt dan naar passende teksten en haalt bestaande activiteiten naar voren, in een poging om daar op door te borduren. Maar als het anders moet, hoort hij dat graag. De heer Dunsbergen merkt op dat het hem verstandig lijkt om concretisering aan te brengen en aan te geven wanneer je tevreden bent. Het gaat hem niet zozeer om nieuwe dingen, omdat de raad daar ook over mee kan denken. De voorzitter merkt op dat er in kleiner verband naar kan worden gekeken, zoals dat vier jaar geleden ook is gebeurd. De heer Boevée beaamt dat het concreter kan, dat het minder abstract moet en wat meer smart geformuleerd. Als signaal heeft hij opgepakt dat er naar een aantal categorieën gekeken zou kunnen worden om daar wat meer vorm en inhoud aan te geven. Dat vraagt nog wel enig overleg; hij hoort graag goede suggesties van een ieder. Opmerkingen van inhoudelijke aard neemt hij vanavond tot zich. De suggesties zijn niet aan dovemansoren gericht, maar dat dient wel enige beperking in zich te hebben. Initiatief nemen is één, maar dat vervolgens hoegenaamd zonder middelen uitvoeren is twee. Tweede termijn De heer Den Braanker constateert dat er verschillende beelden bestaan bij de uitvoering van dit raadsprogramma, waar overigens enkele weken over is nagedacht. Hij hoort de portefeuillehouder zeggen dat dit een vertaling is in een gedachtegang; hij vindt dat jammer, want die was al achter de rug. Van de PvdA hoort hij bijna een nieuw raadsprogramma, zoals zonne-energie; hij dringt er op aan geen nieuwe zaken te benoemen of bestaande activiteiten op te voeren. Het gaat sec om het raadsprogramma en de uitwerking daarvan. De heer Boevée is het daar mee eens, maar naast het raadsprogramma lopen nog andere activiteiten die toch ergens een plek moeten hebben. daar moet je een keer een afspraak over maken, tenzij de keuze wordt gemaakt om alle bestaande activiteiten stop te zetten. De heer Den Braanker merkt op dat die bestaande activiteiten wet- en regelgeving kunnen zijn; die worden uitgevoerd en hoef je niet te benoemen. Andere zaken komen volgens hem gewoon terug in de begrotingscyclus, danwel in de begroting zelf. Het moet helder zijn dat er een raadsprogramma ligt waar met elkaar over is nagedacht en dat moet een uitvoering krijgen. Anders dreigt het gevaar dat de bestaande activiteiten de nieuwe activiteiten uit het raadsprogramma overrulen. Ter illustratie heeft hij een programma over vandalisme aangehaald waar dat duidelijk aan de orde is. De voorzitter constateert dat iedereen het er over eens is dat het raadsprogramma moet worden vertaald in een uitvoeringsprogramma; dat ligt voor. Het is nog niet scherp genoeg geformuleerd en behoeft verbetering; het college heeft toegezegd dat dit gaat gebeuren. Het stuk is conform afspraak ter kennisname behandeld en gaat niet naar de raadsvergadering van 28 juni a.s.; t.z.t. wordt het herziene stuk opnieuw behandeld in de raad.
- 11 -
10. CONCEPT JAARREKENING GR DRECHTSTEDEN 2009 De raad wordt gevraagd: 1. In te stemmen met de conceptjaarrekening 2009 van de GR Drechtsteden, met dien verstande dat de uitkomst van de zogenoemde Packagedeal met ZHZ niet in het Resultaat 2009 wordt verwerkt, maar aan de Drechtraad wordt gepresenteerd in het Bestemmingsvoorstel. 2. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze zienswijze in te dienen bij het Drechtstedenbestuur. Wethouder Tanis geeft voorafgaand aan de bespreking een korte toelichting. Ten aanzien van de agendapunten Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden 2009 en de jaarrekening van Zuid-Holland Zuid wil het college met een aangescherpt voorgesteld besluit komen. Er zijn vragen gesteld met betrekking tot de package deal waar hij mondeling op in wil gaan. Bij de start van het Service Centrum Drechtsteden is er voor gekomen om Zuid-Holland Zuid als mede-eigenaar aan te trekken. Er zijn dus 7 eigenaren en Zuid-Holland Zuid participeert nadrukkelijk in het Service Centrum Drechtsteden. Zuid-Holland Zuid is een soort moeder waar allerlei dochters onder hangen, zoals de Brandweer, de GGD, de veiligheidsregio enzovoort. Het Service Centrum Drechtsteden heeft bij aanvang zaken gedaan met de directie van Zuid-Holland Zuid. In de loop van het traject is gebleken dat de directeuren van de respectievelijke dochters daar niet danwel onvoldoende bij betrokken zijn geweest. Dat betekent dat bij de start van het Service Centrum Drechtsteden er afspraken gemaakt zijn tussen Zuid-Holland Zuid en het Service Centrum Drechtsteden waar verschillende verwachtingspatronen voor waren. Dat heeft ertoe geleid in de afgelopen jaren dat er heel veel discussie is geweest over de kwaliteit die geleverd is. Vervolgens heeft dat ertoe geleid dat een aantal dochters waaronder de Milieudienst er voor heeft gekozen om zelf aanvullende diensten in te kopen, hetgeen trouwens ook financiële consequenties heeft. De package deal heeft dus ten eerste te maken met niet heldere afspraken tussen Zuid-Holland Zuid en haar dochters. Ten tweede is er discussie over het kwaliteitsniveau. Het SCD heeft op het gebied van ICT niet geleverd conform de overeenkomst. Ten derde zijn bij de start van het SCD uitgangspunten geformuleerd dat de totale ICT kosten niet zouden mogen stijgen. Binnen Zuid-Holland Zuid was er – nadat dit jaar pas gebleken is- gerekend met ICT kosten per werkpek van 450 euro. De bench mark laat zien dat dit 1800-1900 euro moet zijn. Daar rekent het Service Centrum Drechtsteden ook mee. Hierdoor is een gat ontstaan bij Zuid-Holland Zuid over 2008, 2009 en 2010 van afgerond 2,5 miljoen. Vervolgens ontstond de discussie binnen Zuid-Holland Zuid in hoeverre de Drechtsteden voor een deel van dat probleem verantwoordelijk zijn. Er is een ambtelijk en bestuurlijk werkgroepje gecreëerd waar hij aan heeft deelgenomen, met een dubbele pet. Immers, als je namens Drechtsteden de claim van tafel probeert te krijgen, weet je dat je hem via Zuid-Holland Zuid gewoon terugkrijgt en andersom. Er is op een gegeven moment een concept package deal op tafel gelegd waarin vanuit Drechtsteden geredeneerd gezegd is: als we nu heel erg meegaan met Zuid-Holland Zuid, dan willen wij 1 miljoen bijdragen aan dat gat van die 2,5 miljoen. Dat is dus het miljoen dat een plekje heeft gekregen in de jaarrekening 2009. Het tweede is, als je naar Zuid-Holland Zuid kijkt, zie je dat daar een fors financieel probleem is. Ook als de package deal geëffectueerd zou zijn – wat ie dus niet is- zouden alle reserves van Zuid-Holland Zuid aangesproken moeten worden. Dan is het eenmalige probleem opgelost, maar aangezien de ICT kosten per werkplek van 450 stijgen naar 1800 euro zou dat ook nog leiden tot een structurele inwonerbijdrage van ongeveer 2 euro per inwoner. Vervolgens hebben de Drechtsteden er voor gekozen om dat miljoen door middel van een resultaatbestemming alvast mee te nemen. Zuid-Holland Zuid heeft daar niet voor gekozen. Dat heeft ertoe geleid dat vorige week in de auditcommissie van de Drechtsteden gezegd is: is het nu wel verstandig om dat miljoen mee te nemen? Hun advies is om dat miljoen niet mee te nemen en dat betekent concreet dat dat teruggestort gaat worden naar de individuele gemeenten en er op het merkt op dat die package deal gesloten gaat worden, voor welk bedrag dan ook, er vervolgens een rekening zal komen, zowel naar de Drechtstedengemeenten als naar de Zuid-Holland Zuid gemeenten. Er komt natuurlijk vanuit Drechtsteden een bedrag terug aan Sociale Dienst Drechtsteden gelden; dat bedrag wordt nu natuurlijk hoger omdat dat miljoen extra
- 12 -
uitgekeerd wordt. Het betekent wel dat het verstandig is om dat op de een of andere manier te reserveren, want die claim komt gewoon een keer. De heer Van Gameren merkt op dat in de oorspronkelijke tekst de claim zou worden betaald uit de onttrekking van een miljoen aan de algemene reserve van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden als geheel. Die zou dan een miljoen negatiever worden. Nu wordt een andere dekking voorgesteld voor die package deal. Wethouder Tanis antwoordt bevestigend. Op dit moment is het niet opportuun, omdat er nu voor gekozen is om de package deal buiten de resultaatbestemming te houden. Rekening houdend met het advies van de auditcommissie, waarbij ook het punt aan de orde is gekomen van de problematiek van de beheersing van de bedrijfsvoering. Er zijn ook nogal wat kritische opmerkingen gemaakt over het proces om te komen tot de jaarrekening en er is ook onvoldoende zicht op het financiële meerjarenperspectief met de bijbehorende risico's. het college stelt dus voor om het voorgesteld besluit te wijzigen. Dit wordt uitgedeeld. In essentie komt het er op neer om in te stemmen met de concept jaarrekening met uitzondering van de package deal; ten tweede de zorg uit te spreken over de met de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid ontstane problematiek en op te dragen dat uiterlijk in september door het DB van Zuid-Holland Zuid wordt gekomen tot een package deal. Ten derde zorg uit te spreken over de financiële risico’s bij de Drechtsteden en op te dragen uiterlijk eind van dit jaar een totaal inzicht te verstrekken over de omvang van de risico’s in relatie tot de weerstandscapaciteit. Ten vierde zorg uit te spreken over het verlopen jaarrekeningproces en aan te dringen op maatregelen voor een strakkere planning en sturing daarvan. Ten vijfde aan te dringen op een verdere verbetering van de bedrijfsvoering waaronder het aanscherpen van de beheersing en de bewaking van de budgetten. Dat betekent dus concreet wat het college betreft dat het voorstel wat nu uitgedeeld wordt, onderdeel zou kunnen zijn van de beraadslagingen en wat het college betreft meegenomen zou kunnen worden in de richting van de Drechtraad en ook in de richting van het college als een opdracht om dat bij het Drechtstedenbestuur neer te leggen. De heer Van Gameren merkt op met een worsteling te zitten. Hij wil graag naar het voorstel kijken; uitstellen tot 28 juni is niet mogelijk, want de vergadering van de Drechtraad is op 16 juni. De raad treft elkaar nog wel op 14 juni en hij stelt voor om dit dan na een korte discussie door te geleiden naar de Drechtraad. Mevrouw Visser merkt op dat PRO Sliedrecht geen moeite heeft met het ordevoorstel van de heer Van Gameren. De accountantsverklaringen, die nagezonden zouden worden, dienen de 14e juni dan wel ontvangen te zijn. Wethouder Tanis merkt op dat de accountantsverklaring van de gemeenschappelijke regeling beschikbaar is; van Zuid-Holland Zuid is het hem niet bekend. De heer Dunsbergen dankt de wethouder voor de uitleg; hij zou het prettig vinden om het nieuwe voorstel tevens digitaal te ontvangen ten behoeve van de burgerraadsleden. Hij heeft behoefte aan meer informatie, met name rond Zuid-Holland Zuid en zal daartoe buiten de vergadering contact opnemen met de wethouder. Hij ondersteunt het ordevoorstel van de heer Van Gameren. De heer Van de Ven steunt het ordevoorstel eveneens en dankt voor de perfecte uitleg. Wethouder Tanis zegt toe dat het stuk digitaal zal worden nagestuurd. De agendapunten 10, 11, 12, en 13 verschuiven naar de opiniërende bijeenkomst van 14 juni a.s. 11. CONCEPT BEGROTING GR DRECHTSTEDEN 2011 De raad wordt gevraagd: 1. Te constateren dat de GRD begroting 2011 wordt gepresenteerd als een staand beleid document, waarbij de inhoudelijke uitwerking van nieuw en gewijzigd beleid en de bestuurlijke besluitvorming daarover separaat plaats vinden en als begrotingswijzigingen worden ingebracht. 2. In te stemmen met de gepresenteerde begroting en de geactualiseerde GRD Begroting 2011 tegemoet te zien, waarbij de verdeling van de opbrengst 2011 van het programma Brede doorlichting GRD op heldere wijze inzichtelijk is gemaakt.
- 13 -
3. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze zienswijze in te dienen bij het Drechtstedenbestuur Dit punt schuift door naar 14 juni. 12. CONCEPT JAARREKENING GR REGIO ZHZ 2009 De raad wordt gevraagd: 1. In te stemmen met de conceptjaarrekening 2009 van de GR Regio ZHZ, met dien verstande dat de uitkomst van de zogenoemde Packagedeal met de GR Drechtsteden aan het Algemeen Bestuur van ZHZ wordt gepresenteerd in het Bestemmingsvoorstel. 2. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze reactie ter kennis te brengen van het dagelijks bestuur van de GR Regio ZHZ. Dit punt schuift door naar 14 juni. 13. BEGROTINGEN 2011 VAN GR REGIO ZHZ EN GR VEILIGHEIDSREGIO ZHZ De raad wordt gevraagd: 1. Constateren dat de begrotingen 2011 worden gepresenteerd als een staand beleid document. 2.In te stemmen met de voorliggende begrotingen en de besturen van de gemeenschappelijke regelingen te verzoeken eind 2010 geactualiseerde begrotingen 2011 te presenteren, waarbij de uitkomsten van de zogenoemde packagedeal ZHZ/GRD en eventuele bezuinigingstaakstellingen zijn verwerkt. 3. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze reactie in te dienen bij de besturen van de GR Regio ZHZ en de GR Veiligheidsregio ZHZ Dit punt schuift door naar 14 juni. (de heer De Waard verlaat de vergadering) 14. VERORDENING BAATBELASTING De raad wordt gevraagd: kennis te nemen van de Rapportage afwikkeling baatbelasting van de directeur van Gemeentebelastingen Drechtsteden (GBD) d.d. 11 mei 2010 De heer Van Gameren spreekt zijn teleurstelling uit over dit on-Sliedrechtse gebeuren. Er is altijd een voorziening financieel beleid gevoerd en hier gaat het toch fors mis. Hij vraagt hoe het zit met 2008 en 2009; of de baatbelasting wel is ingeboekt, maar niet betaald. Er moet voor 60.000 euro aan onterechte aanslagen terugbetaald worden; hij vraagt hoe die gedekt is of wordt. De heer Den Braanker merkt op dat dit voorstel ter kennisname wordt aangeboden en dat doet zijn fractie ook. Hij roept de raad op om zichzelf wel een spiegel voor te houden. De raad heeft immers het bekostigingsbesluit Kerkbuurt 2001 vastgesteld en daarnaast de verordening Baatbelasting Kerkbuurt 2001. Het Kompas kopte enkele weken geleden “de gemeenteraad heeft geen verstand van ondernemen”; de raad is inderdaad goed in wet- en regelgeving en heeft kennelijk niet goed opgelet en dat moet je je aantrekken. Hij vraagt of het college dat ook deelt. Hij kan zich zo voorstellen dat je toch een beroep doet op het maatschappelijk ondernemen in de winkelierskring; hij hoopt dat de gelden die terugbetaald moeten worden, toch ten goede zullen komen van de samenleving. Mevrouw Visser merkt op dat de heer Den Braanker zich bezighoudt met wishful thinking. De gemeente krijgt niet terug. Er was ooit gerekend met een opbrengst van 750.000 euro; vervolgens zijn er aanslagen opgelegd ter hoogte van 437.000 euro. Dat verlies is al een keer genomen en de verwachte opbrengst in de jaren erna is nooit ingeboekt. Er moet nog 60.000 euro terugbetaald worden, zijnde rente. Het nadeel van dit voorstel is dat dit niet wordt gecorrigeerd in de Zomernota van dit jaar en dat er dus nog een keer een comptabiliteitsbesluit wordt voorgelegd ten laste van de
- 14 -
post onvoorzien. De raad moet inderdaad eens in de spiegel kijken en zich afvragen of de leuke plannen die worden bedacht wel realiseerbaar zijn. De enige oplossing is de experimentenwet bedrijven investeringszone; ze vraagt zich eerlijk gezegd af of je het misschien beter niet kunt doen als je geen geld hebt. De heer Den Braanker merkt op dat zijn opmerking ook een vraag was hoe het verder zou moeten gaan. Hij kan zich toch voorstellen dat je in gesprek gaat met de winkelierskring om te peilen hoe zij tegenover de gedachte staan om de baatbelasting alsnog ten goede te laten komen aan de maatschappij. Dat is inderdaad wishful thinking. Wat hem betreft is dit een leermoment. Wethouder Tanis sluit zich aan bij het betoog van mevrouw Visser en vindt het gehele proces ook een trieste zaak. Er zijn zaken fout gegaan en inderdaad is het nadrukkelijk een leermoment. Door de ondernemers wordt hier verschillend over gedacht. Een aantal ondernemers wil zoeken naar mogelijkheden om zo mogelijk een deel van die baatbelasting alsnog in te zetten voor de Kerkbuurt, maar concrete afspraken zijn daarover niet gemaakt. In de toekomst wordt geen baatbelasting meer ingevoerd. In het land is dit een onderwerp dat garant staat voor veel discussie; er zijn meerdere voorbeelden van het niet precies volgens de regels uitvoeren waardoor je vervolgens als gemeente naar je geld kunt fluiten. Sliedrecht is niet de enige, maar dat is een schrale troost. Er zijn tot en met 2007 aanslagen opgelegd; 2007 is opgelegd in 2008. In 2009 zou 2008 opgelegd worden. Er moet 437.000 euro terugbetaald worden; daarnaast is er een inschatting gemaakt van de rente ad 60.000 euro. De exacte wettelijke rente wordt nog bepaald in samenwerking met de belastingdienst; dat bedrag is dus nog niet uitbetaald. Hamerstuk zonder stemverklaring.
15. COMPTABILITEITSBESLUITEN MEI 2010 De raad wordt gevraagd met het raadsvoorstel in te stemmen De budgetmutaties hebben betrekking op 3 onderwerpen: Portefeuillehouder: J.P. Tanis 1. Grondaankoop en grondverkoop i.v.m. ontwikkelingen Baanhoek-West Programma 9: Wonen Instemmen met de aankoop en verkoop van gronden nabij Baanhoek 503 voor de prijs Product 118: Exploitatie Baanhoek-West van € 201.000. In het kader van de realisatie van het bestemmingsplan Baanhoek-West heeft de gemeente een overeenkomst gesloten met Van Erk. Deze overeenkomst verplicht Van Erk om de benodigde resterende gronden te verkrijgen. Afspraak was, dat als Van Erk niet tot overeenstemming zou komen met de grondbezitters, de gemeente met betrokkene in onderhandeling zou treden. Dit is uiteindelijk gebeurd. De grondtransactie verloopt voor de gemeente budgetneutraal.
Portefeuillehouder: M.C. Boevée 2. Planvoorbereidingskosten RBOI (adviseurs ruimtelijke ordening) Programma 10: Financiën en Organisatie
Aanvullend krediet beschikbaar stellen van € 37.500 i.v.m. aanvullende voorbereidingskosten. De kosten worden gedekt uit de bouwgrondexploitatie De Driehoek.
Product 144: De Driehoek
- 15 -
In het kader van de voorbereiding van het project De Driehoek dienen diverse kosten gemaakt te worden. In dat kader zijn eerdere adviezen gemaakt met kostenopzet. Daarin is nog niet voorzien in het 2e deel van de planvoorbereidingskosten RBOI, alsmede de kosten van het onderzoek inzake de noodzakelijke voorbelasting van het plangebeid De Driehoek. Het extra krediet kan worden gedekt uit de bouwgrondexploitatie De Driehoek. Portefeuillehouder: J.A. Lavooi 4. Project Oude Uitbreiding West Aanvullend krediet beschikbaar stellen van € 9.993 i.v.m. extra uren voor het project Oude Uitbreiding West. Dit wordt gedekt uit de Stimuleringsreserve Woningbouw.
Programma 9: Wonen Product 116: Herstructurering woonwijken
Voor de afronding van het project zijn de extra gevraagde uren nodig. Deze uren kunnen niet meer worden doorbelast omdat het maximaal afgesproken bedrag is bereikt. Voorgesteld wordt de extra kosten te dekken uit de Stimuleringsreserve Woningbouw. Financiële kaders: Het saldo van de post voor onvoorziene uitgaven 2010 is na de begrotingsvaststelling € 53.871. Dit saldo neemt door de voorgestelde besluiten met € 0,00 toe, waardoor het nieuwe saldo uit komt op € 53.871. Er zijn geen opmerkingen. Hamerstuk met stemverklaring op raadsvergadering van 28 juni a.s. 16. SLUITING De voorzitter sluit de vergadering om 22.47 uur.
De voorzitter,
De griffier,
D. van Meeuwen
A. Overbeek
- 16 -
VERGADERVERSLAG Van Datum Aanwezig
: Opiniërende bijeenkomst, raadhuis, Dr. Langeveldplein 30 : 14 juni 2010, aanvang 21.12 uur : D. van Meeuwen, voorzitter M.J. Bisschop-Roodbeen C.N. de Jager H.M. Mulder T.C.C. den Braanker C.N. de Jager Ph.G. Mak G.J. Visser-Schlieker W.H. Blanken M. Sneijder W.J. Dunsbergen H.G. Verloop V.E. Prins C.E. Verschoor-Bijderwieden R.G. van de Ven C.A. de Bruin A. van Gameren A. van Rees
Afwezig m.k.
Verslag
M.C. Boevée J.P. Tanis J.A. Lavooi A. de Waard M.J. Verhoef A. Overbeek H. Vos-Hulleman : M. Visser T.W. Pauw J.J. Huisman L.A. Huijser K. Kuiken L. van Rekom : mw E. Verveer
notulistenbureau Getikt! (af tapes)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Afmeldingen: Timo Pauw, Rien Visser, Johan Huisman, Len van Rekom en Klaas Kuiken. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE EN NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Er zijn geen insprekers.
3. VASTSTELLEN AGENDA Wethouder Tanis stelt voor om de agendapunten 12 en 13, “concept jaarrekening” en “begrotingen ZHZ” van de agenda te halen. Het bestuur van Zuid-Holland Zuid wenst dit eerst beter voorbereid te hebben; er is nog geen duidelijkheid over de package deal. De brief van 11 juni 2010 inzake uitstel aanbieden jaarrekening 2009 / stand van zaken financiele problematiek is aan de colleges gericht, maar zal ter informatie bij het verslag van deze vergadering worden gevoegd. Er zal door het bestuur van Zuid-Holland Zuid met de provincie worden overlegd over de gevolgen van het te laat indienen. Het is niet uit te sluiten dat de provincie Zuid-Holland Zuid onder preventief toezicht van de provincie gesteld zal worden. Mevrouw Visser vraagt of er dan nog wel gelegenheid is om dit in een opiniërende raad voor september te bespreken. Wethouder Tanis antwoordt dat daar een mogelijkheid voor gevonden zal moeten worden; de individuele raden moeten de gelegenheid hebben om kennis te nemen van de voorstellen. De heer Den Braanker stelt voor om in de gemeenschappelijke regeling na te lezen hoe je in deze moet handelen. Mevrouw Visser vraagt naar de oorzaak. Wethouder Tanis antwoordt dat hij een week geleden heeft aangegeven wat de problemen waren, die geleid hebben tot de package deal; die was bestuurlijk en ambtelijk nog niet uitgediscussieerd. En het bestuur van de regio Zuid-Holland Zuid heeft er voor gekozen om dat eerst te doen, het vervolgens een plek te geven in de jaarrekening en in de begroting 2011; er wordt ook een structurele verhoging van de inwonerbijdrage verwacht. Daarna gaat het terug naar de raden.
4. JAARREKENING GEMEENTE SLIEDRECHT 2009 (programmarekening 2009) De raad wordt gevraagd met de Jaarrekening 2009, inclusief resultaatbestemming inzake de Jaarrekening 2009 in te stemmen De voorzitter van de auditcommissie, de heer Van Gameren citeert uit de brief van de Auditcommissie d.d. 14 juni 2010 aan de gemeenteraad van Sliedrecht (kenmerk 390204) als volgt. “De auditcommissie geeft een positief advies over de controle door de accountant en het resultaat van zijn beoordelingen.” Een afschrift van het ondertekende exemplaar van deze brief wordt als bijlage bij deze terugkoppeling gestuurd. De heer Dunsbergen merkt op dat het prettig is dat er een goedkeurende verklaring en een positief advies is van de auditcommissie. Bij de vorige vergadering werd hij uitgedaagd door de burgemeester in het kader van het verminderen van de bestuurlijke drukte: hij stelt zich zo voor dat het allemaal wat korter zou kunnen, los van hetgeen wettelijk verplicht is uiteraard. Blz. 24/25 is volgens hem een overzicht van uitgaven die niet aan de raad zijn voorgelegd in de vorm van een raadsvoorstel, een comptabiliteitsbesluit of een veegbesluit. Blz. 42, kosten spoorbaan viaduct locatie Lockhorst: zijn fractie vraagt wie opdraait voor de kosten. Blz. 45, een risicobedrag ad ca. 4 miljoen; zijn fractie stelt voor om er krachtig naar te streven om dat bedrag op dat niveau te houden. Blz. 219, bouwgronden, boekwaarden en balanswaarden. Zijn fractie vraagt of de boekwaarde van 349.000 euro van het Watertorenterrein meegenomen wordt in de exploitatie op het moment dat de projectontwikkelaar aan de slag gaat. Bij Benedenveer vindt een afboeking plaats van 1,4 miljoen; hij vraagt om uitleg. Per 31 december 2009 is er een positief saldo; het is lastig na te gaan hoe dat is ontstaan. Hij vraagt in hoeverre het nieuw beleid is uitgevoerd.
-2-
Mevrouw Bisschop-Roodbeen vraagt naar aanleiding van blz. 42, kopje K. een toelichting met betrekking tot het bijstellen van de prognose en het verlies dat voor 2009 wordt verwacht bij de stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht/Sliedrecht. De heer Den Braanker merkt op dat het bij elkaar 250 bladzijden zijn; de term “loslaten” zou hier ook wel van toepassing zijn. Hij constateert een zekere solide basis, gegeven het positieve rekeningresultaat, het oordeel van de accountant en nu ook van de auditcommissie. Blz. 21, de analyse van het rekeningresultaat, is aanleiding voor zorg met betrekking tot het leerlingenvervoer; er is een overschrijding van 80.000 euro. Blz. 25, Netwerkontwikkeling, 82.000 euro; hij vraagt of de posten bij programma 1 en 10 wel in de raad aan de orde zijn geweest. Dat geldt volgens hem ook voor de driehoek, 99.000 euro. Er is wel een comptabiliteitsbesluit voorbereid, maar het is niet in de raad geweest. Hij vraagt of het bij het RIEK uitsluitend gaat om het doorschuiven van de gelden naar 2010 die gereserveerd waren in 2009. Wat zijn fractie betreft is de periode van twee jaar tevens een pilot, die gepaard moet gaan met een evaluatie. Blz. 35, weerstandsvermogen: hij zou graag helder krijgen welke grens er wordt gesteld en vraagt om de uitkomst van het onderzoek van Deloitte. Mevrouw Visser sluit zich daar geheel bij aan. De heer Den Braanker vraagt eveneens naar de afboeking bij Benedenveer; hij maakt zich wel zorgen over de exploitatielast die daar mee gemoeid is. Blz. 44, de rol van de provincie: hij vindt het vrij kwalijk dat er door het standpunt van de provincie in Manden Maken een risico dreigt te ontstaan van 10 miljoen. Blz. 113, Home Start: in 2009 heeft Home Start gezinnen ondersteund. Hij mist een aantal. De heer de Jager merkt op dat hij vooraf heeft gevraagd om een overzicht van de structurele meevallers in de begroting en herhaalt dit verzoek, met name de doorwerking ervan in de begroting 2011. Hij vraagt aandacht voor de aanlevering van de stukken ten behoeve van een goede voorbereiding. Eerder heeft hij al aangegeven dat de stukken in de verkeerde volgorde behandeld zijn; er moet worden gewacht op de accountantsverklaringen en het duurt allemaal erg lang. De voorzitter merkt op dat dit niet de gebruikelijke manier van werken is. Mevrouw Visser merkt op dat het de bedoeling was dat deze programmarekening in mei behandeld zou worden en niet half juni. Ze is van mening dat het een broddelstuk is, al zal het cijfermatig wel goed in elkaar zitten, getuige de accountantsverklaring. De accountant vraagt ook met nadruk aandacht voor de rol en invulling van control; ze geeft het college mee dat dat echt heel belangrijk is. Blz. 13, inkoop- en aanbestedingsbeleid en blz. 212, verklaring van afwijking van dit beleid door het college. Afwijkingen kunnen alleen dan plaatsvinden als deze worden gesanctioneerd door het college van B&W. In het overzicht op blz. 212 staan echter drie niet geaccordeerde posten. Drechtwerk is een begrijpelijke post, maar de andere twee zeker niet. Bij de 213.a. onderzoeken van de Gemeentewet staat dat er in 2009 aandacht is besteed aan het rapport Onderzoek naar de vermogenspositie (Deloitte) en dat er een aanvang gemaakt wordt met het risicomanagement, alsmede de voorbereidende werkzaamheden voor de brede doorlichting Sliedrecht. Officieel hoort het college een soort jaarprogramma te overleggen aan de raad; niet alle onderzoeken zijn echter gemeld. Voor het project brede doorlichting wordt een ton gevraagd aan de raad; dat wordt onder 213.a. gehangen, terwijl eerder in de Zomernota een bedrag van 5.000 werd afgeraamd van 213.a.; dat wrijft langs elkaar. Blz. 24/25, er is 99.000 euro uitgegeven voor de grondexploitatie driehoek; er is wel een comptabiliteitsbesluit geschreven, maar dat is nooit in de raad geweest. Dat is al erg, maar op blz. 26 komt er nog een keer 90.000 euro bij; bij elkaar 189.000 euro die in 2009 is uitgegeven zonder medeweten van de raad. Het verbaast haar dat de accountant dit heeft laten passeren.
-3-
Blz. 36, aframen van 1,4 miljoen op exploitatie Benedenveer: zie ook blz. 41, 65 en bij de grondexploitatie. Nergens in de tekst staat echter de reden voor die aframing en dat verbaast haar. Blz. 37, reserve egalisatie grondkosten: hier heeft de accountant moeite mee, maar de reserve egalisatie zwembad, die ook in de min staat, leidt niet tot opmerkingen. Blz. 48, punt 7.5., “de volgende visuele weginspectie zal in 2009 plaatsvinden en daarmee zal het beleidsplan 2010-2014 worden vastgesteld”. Blz. 51, reservering voor groot onderhoud ad 13.633,- voor ponton waterbus en 16.000 euro voor uitbaggeren Middeldiep; in 2011 wordt de Waterbus geëvalueerd. De vraag is gesteld of er straks nog behoefte is aan een waterbus; ze vraagt de overige fracties of deze reservering op dit moment nu wel zo hard nodig is en stelt voor om even pas op de plaats te maken. De waterbus is met de nieuwe aanbesteding al 12.000 euro duurder geworden, terwijl het voorzieningenpakket achteruit is gegaan. Blz. 55, Hollandse Biesbosch: in de meerjarenraming staat 150.000 euro opgenomen. Vanwege het BTW compensatiefonds hoeft er in 2009 ruim 14.000 euro minder te worden uitgegeven. Toch moest er vorige week 16.000 euro bij; per saldo betaalt Sliedrecht dus 40.000 euro extra. Ze vraagt het college waarom er in de meerjarenramingen niet wordt uitgegaan van 127.000 euro. Ze gaat er van uit dat het Treasury Statuut er in 2010 wel zal komen. Blz. 119; de budgetten voor aanpassing van speelvoorzieningen worden afgevoerd. Ze vraagt waarom dat bedrag niet wordt meegenomen naar 2010. Op blz. 120 staat dat het budget wel voor 2010 beschikbaar blijft; de tekst is niet duidelijk. Blz. 123; krediet voor vervanging huisvuilcontainers et cetera; er ontbreekt een uitleg van de reden. Blz. 142; uitvoeringsplan Burg. Winklerplein. Er was al een negatief budget in 2009 en er is nog eens 142.000 euro extra uitgegeven, waardoor het budget nu 158.000 euro negatief is. Er staat alleen “dit project loopt door in 2010”. Ze vraagt om een toelichting via een memorie van antwoord. Blz. 148; campagne tegen overmatig alcoholgebruik. Sliedrecht heeft in 2009 terecht meegedaan aan ‘Verzuip jij je toekomst?’. Dit budget wordt afgevoerd met de vermelding ABR; ze vraagt om een toelichting. Blz. 181; verbetering wooncomplexen 2005. Opmerking: “er is slechts 10.000 euro nodig”. Blz. 191; het restantbudget voor een huisvuilauto wordt afgevoerd; verderop staat dat deze auto al lang is vervangen. Blz. 197; hier staan zaken waarvan de begroting en de werkelijkheid heel ver uit elkaar lopen. Besluiten college B&W 140.000 euro duurder; representatiekosten 17.000 euro hoger; promotie gemeente Sliedrecht 100.000 euro hoger. Dat wordt nergens verklaard en er staat nergens hoe er vervolgens mee wordt omgegaan. De heer Van Gameren houdt het op hoofdlijnen, gezien de behandeling in de raad. In de auditcommissie is er ook gesproken over de trage levering van de stukken; dit is de ambtelijke organisatie niet te verwijten. Eén van de oorzaken was het gebrek aan medewerking vanuit het Service Centrum Drechtsteden waar het ging om tijdige aanlevering van de nodige stukken. De accountantsverklaring noemt hieromtrent een aantal aandachtspunten, waarvan de auditcommissie het college heeft gevraagd om daar aandacht aan te besteden. Ondanks de crisis laat de rekening toch een overschot zien van ruim 700.000 euro; daarmee komt Sliedrecht goed weg. Zijn fractie is ook tevreden over de verbeterslag die is ingezet; er is een derde kolom toegevoegd met uitleg en in de toekomst komen daar nog prestatie-indicatoren bij met wat het gekost heeft. De resultaten van het onderzoek naar het weerstandsvermogen zijn al verwerkt in hoofdstuk 6; de accountant komt uit op een bedrag rond 4 miljoen en dat werd steeds al aangehouden als weerstandsvermogen ter afdekking van de risico's. Twee posten, te weten het openbaar onderwijs en de Merwede-Lingelijn zijn samen goed voor 2 miljoen aan risico's. Hij vraagt zich af of het weerstandsvermogen met 2 miljoen naar beneden kan worden gebracht in de toekomst. De heer Den Braanker en mevrouw Visser zijn dat absoluut niet met hem eens. Mevrouw Visser wijst op de gemeenschappelijke regelingen waarvan de risico’s nog niet eens beschreven zijn.
-4-
De heer Van Gameren antwoordt dat hij enkel constateert dat in de toekomst een aantal risico’s wegvalt. Die discussie zal in de toekomst nog volgen. Hij wil toe naar een betere raming, zodat er minder risico’s worden gelopen op de grote projecten, zodat er meer ruimte overblijft in de ABR. Je zou niet voor eeuwig dezelfde risico’s moeten willen blijven lopen ad 4 miljoen; je moet streven naar verbetering in zijn optiek. Zijn tweede punt betreft de zorgen over het voldoende meelopen van de bezuinigingen in de gemeenschappelijke regelingen. Er staan bijvoorbeeld geen risico’s opgenomen ten aanzien van het Service Centrum Drechtsteden; er komen wellicht tekorten uit. Er lopen brede doorlichtingen in de regio; het is niet bekend wat daar uit komt en of die gebruikt worden voor het meedraaien in de gemeentelijke bezuinigingen. De vraag is of Sliedrecht in 2011 en 2012 nog steeds goed wegkomt. Zijn fractie kan zich vinden in het bestemmingsvoorstel van het rekeningresultaat. De brede doorlichting kost een ton; dat is prima als je daar 1,5 miljoen mee kunt vrijmaken. Als die ton echter gebruikt wordt voor inhuur, dan is dat strijdig met het voornemen om inhuur en uitbesteding af te bouwen. Wethouder Tanis merkt op dat een groot deel van de vragen technisch van aard is; hij komt hier later op terug. De heer Dunsbergen sprak over de inhoud van de teksten; daar zal samen met de auditcommissie nog eens naar worden gekeken. Hij is zelf ook voorstander van minder tekst. Hij onderschrijft de opmerkingen over het proces; de jaarrekening is veel te laat afgeleverd. Oorzaken zijn in de auditcommissie reeds besproken. Het is nadrukkelijk een attentiepunt van het college. Als het gaat om koppeling van deze problematiek aan het SCD zit hij daar wat genuanceerd in. Het Service Centrum Drechtsteden moet een en ander aanleveren, maar dat heeft ook te maken met de afspraken die de ambtelijke organisatie met het Service Centrum Drechtsteden maakt. Op een aantal punten vraagt dat ook nog verbetering. Er wordt intern geëvalueerd, waarna bekeken wordt hoe dit volgend jaar sneller en beter kan. Blz. 42, punt g, wie betaalt voor het onderhoud viaduct locatie Lockhorst; wordt schriftelijk beantwoord. Ten aanzien van het risicobedrag ad 4 miljoen verwijst hij naar blz. 45, waar de uitkomst van de berekening van de accountant is opgenomen. Hij zegt toe dat het college via de Auditcommissie het rapport over het risicomanagement aan de raad zal zenden. Dit punt wordt toegevoegd aan de actielijst. Het is een momentopname; er zijn ook aannames gedaan van de risico's. Er zullen risico’s verdwijnen, maar daar kunnen nieuwe risico’s voor in de plaats komen. Te denken valt aan het fenomeen grondexploitatie; na de afboeking is er nog ongeveer 3,5 miljoen gronden in exploitatie en hij sluit niet uit dat daar in de toekomst een aanvullende risico-inventarisatie van gemaakt zal moeten worden. Dat kan voor andere en ook voor eventuele nieuwe projecten ook gelden. Daarnaast is het zo dat Sliedrecht met de presentatie van de grote projecten een voorlopige dekking voor een aantal grote uitgaven in het vooruitzicht heeft gesteld. De uitbreiding van de Stoep zou bijvoorbeeld gefinancierd kunnen worden uit de algemene reserve, en zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Verder wordt een aantal technische vragen schriftelijk beantwoord. Hij is het met de heer Den Braanker eens dat je de kunst van het loslaten zou moeten betrachten. Het college heeft ook zorgen over de kosten van het leerlingenvervoer en er wordt bekeken of er een samenwerking kan komen met Papendrecht. Dit is onderwerp van de brede doorlichting en wordt dus vervolgd. De heer Den Braanker vraagt bij interruptie welk bedrag het maximum is als het gaat om het risicobedrag; daar zou je een afspraak over moeten maken. Het kan best zijn dat dit in de toekomst dan weer verandert, maar nu levert het steeds opnieuw gespreksstof op. Wethouder Tanis antwoordt dat het de bedoeling is, conform het advies van de accountant, om de nota ten aanzien van de risico's twee keer per jaar binnen het MT te bespreken en de bevindingen voor te leggen aan het college. Het is daarmee een continu proces, waarbij het juist niet de bedoeling is om af te tikken dat die 4 miljoen voldoende is en blijft. Het kan door de jaren heen fluctueren en dat dwingt je om potentiële risico’s te benoemen. Hij stelt zich voor om die informatie rond de Zomernota en
-5-
rond de begroting voor te leggen aan de raad, waarbij je kunt bespreken of er een aanpassing aan de orde is. Hij begrijpt de opmerking die is gemaakt rond Manden Maken; het college deelt die zorg, alhoewel het wel zo is dat de provincie van het begin af aan heeft aangegeven 25 miljoen ter beschikking te stellen, waarvan 10 miljoen ingezet zou moeten worden als een soort kapitaalstorting in de ROM-D. Dat betekent niet dat het geld niet beschikbaar komt voor Manden maken, maar er wordt op dit moment gekeken of het mogelijk is om een aantal projecten in de portefeuille van Manden maken te laten financieren uit de 10 miljoen via de ROM-D. Daarbij gaat het om grotere projecten binnen het Dordtse. Als je puur formeel redeneert, is er een tekort van 10 miljoen op de pot Manden Maken en dat betekent dat bekeken wordt welke projecten vanuit Manden Maken kunnen worden gefinancierd via de ROM-D; dat is in de optiek van de accountant een risico. Via de schriftelijke beantwoording kan hij een specificatie geven. Er zouden wel hele goede argumenten moeten zijn om een aantal van de claims die Sliedrecht bij Manden Maken gaat leggen, niet te honoreren, en dat zal voor alle gemeenten gelden. Hij ziet het als een bestuurlijke uitdaging. De vragen omtrent de 99.000 en de 90.000 euro voor de driehoek en het verzoek om een ordentelijke onderbouwing voor de 1,4 miljoen Middenveer van mevrouw Visser zullen op haar verzoek schriftelijk worden beantwoord. Mevrouw Visser merkt op dat zij de andere raadsleden heeft gevraagd om goed te kijken naar het natuur- en recreatieschap en dit mee te nemen in de afweging rond de Zomernota. Verder heeft zij opgemerkt dat het stuk cijfermatig waarschijnlijk wel klopt, maar dat het er niet uitziet. Wethouder Tanis antwoordt dat zij inderdaad een punt heeft. Ook dat heeft te maken met het proces; er was onvoldoende tijd om nog eens kritisch door de tekst heen te gaan. De opmerking van de heer Van Gameren over het meelopen van de bezuinigingsslag bij de gemeenschappelijke regelingen is een punt dat uitgewerkt wordt in de 15 projecten van de brede doorlichting. Het college vindt dat ook de gemeenschappelijke regelingen mee moeten bezuinigen op het moment dat de gemeente te maken krijgt met een korting op het Gemeentefonds met eenzelfde percentage, en zal dat ook kenbaar maken. Hij kan niet beloven dat er geen extra inhuur zal zijn. Er zijn onderwerpen die bij de uitwerking bepaalde specialismen vereisen en de eigen organisatie heeft die niet altijd. Dat zul je dus in moeten huren. Mevrouw Visser merkt op dat de 100.000 euro onder een 213.a. procedure wordt gehangen, door te raad te voteren en vraagt of het college al een beeld heeft van hoe er gedurende het traject van de brede doorlichting met de raad wordt gecommuniceerd. Wethouder Tanis antwoordt dat hij vorige week heeft gemeld dat het de bedoeling is om eind juni een en ander vast te laten stellen door het college; kort na de zomer zal dit besproken worden in een, al dan niet besloten, opiniërende bijeenkomst. Daar zit dan ook een inschatting bij van de externe capaciteit die nodig zal zijn; deels is dat ook een onderbouwing van de 100.000 euro. Tweede termijn: De heer den Braanker vraagt nogmaals of zijn opmerkingen ten aanzien van het niet bewandelen van de koninklijke weg bij blz. 25 en 26 terecht zijn. De heer de Jager merkt op ten aanzien van de control dat het belangrijk is om de oorzaak te weten van de late aanlevering, zodat er van geleerd kan worden en het niet opnieuw gebeurt. De heer Van Gameren verwijst hem naar de bevindingen van de accountant, hoofdstuk 4. Wethouder Tanis merkt op richting de heer Den Braanker dat het antwoord ja is. Alles heeft zijn reden en er zullen misschien best legitieme redenen aan ten grondslag liggen, maar de heer Den Braanker heeft gelijk. Het is dan ook nadrukkelijk een attentiepunt; er zal kritisch naar gekeken worden en dergelijke dingen kunnen alleen bij hoge uitzondering worden geaccepteerd. Bespreekpunt op de raadsvergadering van 28 juni a.s.
-6-
OUD 10. Concept Jaarrekening GR Drechtsteden 2009 (gewijzigde versie) De raad wordt gevraagd: 1. In te stemmen met de conceptjaarrekening 2009 van de GR Drechtsteden, met dien verstande dat de uitkomst van de zogenoemde Packagedeal met ZHZ niet in het Resultaat 2009 wordt verwerkt, maar aan de Drechtraad wordt gepresenteerd in het Bestemmingsvoorstel. 2. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze zienswijze in te dienen bij het Drechtstedenbestuur. De heer van Gameren merkt op dat de jaarrekening in de Drechtsteden vastgesteld dient te worden; het gaat hier dan ook alleen om het wisselen van meningen. Zijn fractie wordt niet vrolijk van het verlies ad 1,2 miljoen. Er zijn over 2009 op verschillende momenten verrekeningen gewest; dat komt doordat de Sociale Dienst 4 miljoen heeft teruggestort aan de gemeenten. Dat zit nu in het resultaat verwerkt, maar volgens hem was de afspraak dat de gemeenten het overschot terugbetaald zouden krijgen. Per saldo maakt het niet uit, maar die afspraak is wel gemaakt. Ten aanzien van de package deal merkt hij op dat het de bedoeling was om dat te betalen uit het -reeds negatieverekeningresultaat. Nu staat er dat er een nieuw voorstel komt waarbij de gemeenten horen wat ze nog bij moeten dragen. Dat is dus een andere dekking. De heer Den Braanker vraagt wat de heer Van Gameren daar van vindt. De heer Van Gameren antwoordt dat hij nog twijfelt. De accountant zal niet blijven accepteren dat er steeds uit een negatieve algemene reserve wordt geput. Hij hoopt dan ook dat het verlies in de toekomst toch langzamerhand zal worden teruggedrongen. Mevrouw Visser merkt op dat het per saldo hetzelfde kost. De heer Van Gameren merkt op dat uit de rekening 2009 1,9 miljoen is gehaald. Er zit een bijdrage van de gemeente in en per saldo wordt 182.000 euro terugbetaald. Die stijgt niet. Mevrouw Visser merkt op dat je dan die 182.000 euro apart moet zetten om daar 2 miljoen van te betalen. De heer Van Gameren antwoordt dat dat ook een oplossing is, maar dat geld is al gebruikt ter dekking van een gedeelte van het tekort in 2011, of bij de Zomernota 2010. De voorzitter wijst er op dat dit een opiniërende bespreking dient te zijn, waarbij standpunten uitgewisseld worden. De heer Van Gameren merkt op dat hij in ieder geval vindt dat er een separaat voorstel moet komen, dat het vooralsnog gedekt moet worden uit de algemene reserve. Hij maakt zich zorgen over de doorbelasting van het Service Centrum Drechtsteden naar de dochters. Daar ligt de oorzaak van de package deal van 1 miljoen. Hij heeft ook ergens gelezen dat er ook een doorbelasting is van 533.000 euro van het Service Centrum Drechtsteden naar de regiostaf. Hij heeft de indruk dat de dochters toch wel erg fors worden aangeslagen en zou graag meer transparantie krijgen. Mevrouw Visser merkt op dat een jaarrekening altijd achterom kijken is. Wat tegenviel is een financiële verantwoording; het is een pure opsomming, maar er staat niet vermeld welke doelen gehaald zijn en welke niet en waarom niet. Ze heeft de vijf aandachtspunten niet bij zich en zal daar ook niet op ingaan. Ze vindt het wel correct om eerst de jaarrekening te behandelen zoals die er nu is en de package deal later terug te laten komen. De heer De Jager merkt op dat het geheel hem vervult met zorg. Hij zou uitdrukkelijk willen gaan voor de zes punten van het raadsvoorstel; daar wordt die zorg heel concreet in uitgesproken naar de Drechtraad. Er staat dat de opmerkingen van de auditcommissie nog niet in de voorliggende versie zijn verwerkt; de accountantsverklaring wordt zo spoedig mogelijk nagezonden. Hij vraagt of het gebruikelijk is dat je met iets in gaat stemmen als dat soort wezenlijke informatie ontbreekt. De voorzitter merkt op dat dat zeker niet gebruikelijk is. Wethouder Tanis merkt op dat hij de opmerking van de heer Van Gameren begrijpt over de doorbelastingen, maar de dochters leggen zelf uiteraard ook verantwoording af over hun
-7-
budgetoverschrijdingen. Er is regelmatig discussie tussen het Service Centrum Drechtsteden en de dochters als er het gevoel is dat er te veel kosten doorbelast worden. De informatievoorziening moet gewoon beter, zoals ook de heer Brok vanavond heeft gemeld. Er is gesproken met de auditcommissie van de Drechtsteden en die heeft opdracht gegeven aan de mensen die zich bezighouden met de portefeuille middelen om een concrete actielijst te maken, inclusief een tijdpad van alle actiepunten zoals die ondermeer door de accountant zijn benoemd. Het heeft meer dan gemiddeld de aandacht. Vanuit de middelenhoek is een brief gestuurd aan de Drechtraad om aan te geven wat er zoal gebeurt. Het verloop van het proces heeft ook te maken met capaciteit, ziekte, vertrek van mevrouw van Genderen als leidinggevende; de oorzaken zijn deels hetzelfde als die in het rapport van bevindingen van de accountant over Sliedrecht genoemd worden. Het college heeft een gewijzigd raadsvoorstel ingediend; hij vraagt wat de raad daar mee wil. Hij heeft geconstateerd dat alle andere Drechtstedengemeenten er voor gekozen hebben om formeel een brief te sturen naar het Drechtstedenbestuur met een zienswijze. De heer Van Gameren merkt op dat hij zich heel goed kan vinden in de genoemde zes punten; dat zal ook ongeveer zijn verhaal zijn in de Drechtraad. Besluit: B&W stuurt namens de gemeenteraad een brief in de vorm van een zienswijze naar het Drechtstedenbestuur. Er wordt geen gemeenschappelijk standpunt geformuleerd voor de bespreking in de vergadering. Voldoende behandeld ter voorbereiding van komende woensdag in de Drechtraad
OUD 11. CONCEPT BEGROTING GR DRECHTSTEDEN 2011 De raad wordt gevraagd: 1. Te constateren dat de GRD begroting 2011 wordt gepresenteerd als een staand beleid document, waarbij de inhoudelijke uitwerking van nieuw en gewijzigd beleid en de bestuurlijke besluitvorming daarover separaat plaats vinden en als begrotingswijzigingen worden ingebracht. 2. In te stemmen met de gepresenteerde begroting en de geactualiseerde GRD Begroting 2011 tegemoet te zien, waarbij de verdeling van de opbrengst 2011 van het programma Brede doorlichting GRD op heldere wijze inzichtelijk is gemaakt. 3. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze zienswijze in te dienen bij het Drechtstedenbestuur De heer van Gameren vraagt of (een deel van) het resultaat van de brede doorlichting gebruikt wordt voor het verlagen van de bijdragen van de gemeenten en of dat voldoende zal zijn, of dat de bezuinigingen van het rijk zullen leiden tot een nieuwe brede doorlichting; dat is een zorg en hij zal dat melden in de Drechtraad. Als hij de woeste plannen van de heer Vogelaar hoort, is daar ook geld voor nodig. Ooit is gezegd dat die betaald zouden kunnen worden uit die brede doorlichting. Wethouder Tanis antwoordt dat er op dit moment nog geen afspraak is gemaakt over het gebruik van die (uiteindelijk) 3,5 miljoen om die tien procent te dekken. Maar de bedoeling van het Drechtstedenbestuur is om in de decemberraad helderheid te hebben. Het gaat ook om wijziging van de systematiek. Zuid-Holland Zuid kent het systeem ‘samen trap op, samen trap af’ en dan komt tien procent vrijwel vanzelfsprekend tot stand op het moment dat de bijdrage wijzigt vanuit het Gemeentefonds. Maar bij Drechtsteden is er juist voor gekozen om die systematiek niet te hanteren; er wordt nu uitgegaan van die 1,48%, zijnde de ontwikkeling van het prijsindexcijfer. In december zal de vraag voorgelegd worden of er wordt gehecht aan de systematiek. Zo ja, dan is dat helder en zul je de tien procent op een andere manier moeten vinden, danwel kun je de systematiek wijzigen waardoor de bijdrage ieder jaar vastgesteld wordt conform de ontwikkelingen van het Gemeentefonds. Als je het over tien procent hebt, ontkom je ook binnen Drechtsteden niet aan een fundamentele discussie over de besteding van een aantal onderwerpen. Dan heb je het ook heel concreet over het beïnvloedbare deel van de Sociale Dienst Drechtsteden. -8-
Voldoende behandeld; er wordt geen brief met een zienswijze ingediend.
OUD12. Concept Jaarrekening GR Regio ZHZ 2009 De raad wordt gevraagd: 1. In te stemmen met de conceptjaarrekening 2009 van de GR Regio ZHZ, met dien verstande dat de uitkomst van de zogenoemde Packagedeal met de GR Drechtsteden aan het Algemeen Bestuur van ZHZ wordt gepresenteerd in het Bestemmingsvoorstel. 2. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze reactie ter kennis te brengen van het dagelijks bestuur van de GR Regio ZHZ.
Vervalt. OUD 13. Begrotingen 2011 van GR Regio ZHZ en GR Veiligheidsregio ZHZ De raad wordt gevraagd: 1. Constateren dat de begrotingen 2011 worden gepresenteerd als een staand beleid document. 2.In te stemmen met de voorliggende begrotingen en de besturen van de gemeenschappelijke regelingen te verzoeken eind 2010 geactualiseerde begrotingen 2011 te presenteren, waarbij de uitkomsten van de zogenoemde packagedeal ZHZ/GRD en eventuele bezuinigingstaakstellingen zijn verwerkt. 3. Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om namens de raad deze reactie in te dienen bij de besturen van de GR Regio ZHZ en de GR Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Vervalt. 5. SLUITING De voorzitter Ik sluit de vergadering om 22.46 uur.
De voorzitter,
De griffier,
D. van Meeuwen
A. Overbeek
-9-
ACTIELIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST n.a.v. 31 mei en 14 juni 2010 (behandeling 6 september 2010) Nr. datum
Omschrijving
Afhandeling
1
30/03/2009
A. de Waard
2
26/04/2010
3
10/05/2010
Informatie over aanbesteding contract met CityTec van 14 gemeenten Memo over Gezondheidsenquête GGD ZHZ, gecombineerd met andere onderzoeken Bespreking Evaluatie SCD
4
31/05/2010
5
14/06/2010
Bespreking profiel Raad van Commissarissen geheel en lid Drechtwerk NV De rapportage Risicomanagement wordt via de auditcommissie naar de raad gestuurd
de voorzitter (31 mei 2010),
T.C.C. den Braanker
de voorzitter (14 juni 2010),
D. van Meeuwen
de griffier,
A. Overbeek
J.A. Lavooi
M.C. Boevée J.A. Lavooi
J.P. Tanis
Beoogde datum 3e kwartaal 2010 na zomer ‘10 1e of 2e kwartaal 2011
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst van 6 september 2010 RUIMTE EN GROEN NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Opdrachtverstrekking bestemmingsplan KerkerakMolendijk Ontwerp projectbesluit rotonde StationswegRembrandtlaan Vaststellen Projectbesluit Stationspark 625 Startnotitie Economische Visie Sliedrecht Bestuurlijke evaluatie van het “Afsprakenkader inzake leefomgevingskwaliteit Sliedrecht” Voorbereidingsbesluit ter bescherming van de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling van een Regiopark Merwede met Recreatief Knooppunt Sliedrecht ten noorden van de Betuweroute Duurzame en kwalitatieve ontwikkeling Regiopark Merwede met meervoudig ruimtegebruik Verslag Stuurgroep Baanhoek-West 18 maart 2010 en vertraging woningbouw in Baanhoek-West Jaarverslag 2009 van Tablis Wonen Jaarverslag 2009 van de Regionale Klachtencommissie woonruimteverdeling Drechtsteden Jaarverslag Regionale Voorrangscommissie Woonruimteverdeling Drechtsteden Woonmonitor Drechtsteden 2010 Jaarplan Wonen en Stedelijke Vernieuwing 2010 Drechtsteden Woonvisie 2010-2020, Spetterend Wonen in de Drechtsteden-2 Eindrapportage Task Force Woningbouw Drechtsteden periode 2005 t/m 2009 en rapportage per eind 2009 Vergaderstukken Wonen en Stedelijke Vernieuwing, 17 juni 2010 Vergaderstukken Bestuurscommissie Milieudienst/Omgevingsdienst ZHZ 18 juni 2010 Jaarverslag commissie ruimtelijke kwaliteit 2009
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR J.C. van der Meer, 963 J.C. van der Meer, 963 M.C. Suykerbuyk, 956 D.C. van ’t Hoff, 960 D.M. Roza, 967 W. Labee, 918
W. Labee, 918 W. van der Giessen, 921 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 C.S. Verkerk, 962 D.M. Roza, 967 Griffie, 986
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 8 juni 2010
Onderwerp: In procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’
Voorgesteld besluit: 1. kennis te nemen van de hoogtereductie van de bebouwing in de stedenbouwkundige plannen van april 2009 ten opzichte van de stedenbouwkundige plannen daterend uit mei 2004 en juli 2008 2. kennis te nemen van de beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling d.d. 23 april 2010; 3. in te stemmen met afsluiting van het informele inspraaktraject 4. kennis te nemen van het voorontwerp bestemmingsplan Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338 d.d. 23 april 2010 van RBOI 5. in te stemmen met het in procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ d.d. 23 april 2010
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Achtergrond Op 4 november 2003 is de gemeente Sliedrecht een intentieovereenkomst aangegaan met Watertoren NV voor het uitwerken van een stedenbouwkundig plan voor het watertorenterrein op basis van een stedenbouwkundige visie, geaccordeerd door het kwaliteitsteam Drechtoevers en de gemeente Sliedrecht. Op 28 augustus 2006 is in de commissie Ruimte en Groen de stedenbouwkundige visie toegelicht door de heer Geuze van het stedenbouwkundig bureau West 8. Binnen de raadscommissie werd over de opzet en uitgangspunten van het plan verschillend gedacht. Om die reden is voorgesteld het plan voor een second opinion voor te leggen aan Royal Haskoning. Royal Haskoning heeft het plan uitvoerig bestudeerd, waarbij overleg is gepleegd met West 8 en de gemeente. Royal Haskoning heeft tien stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd waarvoor aan de ontwikkelaar en West 8 is gevraagd die in het plan te verwerken. Op zeven van de tien onderdelen werd overeenstemming bereikt. Drie zaken speelden nog een rol, te weten: a. de hoogte van de bebouwing in het hart van het plangebied; b. de nieuwbouw in de westpunt van het plangebied; c. de bouwhoogte van enkele woonblokken met meer dan vier lagen ten opzichte van de achtertuinen van de huizen aan de Rivierdijk.
-2-
Door Royal Haskoning is het vorenstaande toegelicht in de commissie Ruimte en Groen van 6 november 2007. De raadscommissie was overwegend tevreden met het behaalde resultaat doch deed een beroep op het college om ook over de resterende drie punten overeenstemming te bereiken. De ontwikkelaar stelde zich op het standpunt dat hij aan de hand van inspraak mogelijk bereid was het plan waar nodig en verantwoord aan te passen. Op 11 februari 2008 heeft de gemeenteraad besloten gezien het bovenstaande het plan informeel ter inspraak te leggen. Op 8 april 2008 heeft een informatieavond plaatsgevonden in De Lockhorst waarbij alle inwoners van Sliedrecht en belanghebbenden zijn uitgenodigd. Op deze informatieavond is afgesproken dat direct omwonenden een belangengroep zouden instellen om in dialoog te gaan met de gemeente Sliedrecht om gezamenlijk oplossingen te vinden voor problemen die zich mogelijk voordoen bij de ontwikkeling van het Watertorenterrein. Bij brief d.d. 30 mei 2008 heeft de belangengroep meegedeeld dat de belangengroep, het dijkcomité De Rivierdijk wijkt niet, formeel is opgericht.
Overlegresultaten tussen het dijkcomité, de gemeente en de ontwikkelaar Het overleg met het dijkcomité ging met name over de volgende onderwerpen: 1. De hoogte van de bebouwing Door de ontwikkelaar en West 8 is hierop gereageerd door een hoogtereductie op de westpunt toe te passen (bijlage 1). In vergelijking met het plan op 11 februari 2008 is bijna elk gebouw op de westpunt minimaal 1 verdieping lager. Er wordt hierdoor ongeveer 1200 m2 BVO minder gerealiseerd dan beoogd op 1 februari 2008. 2. De wens van de belangengroep de Gantel te herstellen en bevaarbaar te maken De inrichting van de Gantel is vanuit de informele inspraak uitvoerig besproken en onderzocht. Een volledig bevaarbare Gantel bleek financieel niet haalbaar. Met het dijkcomité en het wijkplatform is uitvoerig gezocht naar alternatieven. Uiteindelijk is ervoor gekozen de huidige situatie opnieuw in te richten. Er wordt geen water gerealiseerd maar een parkzone met een griendachtige uitstraling. Aan beide uiteinden van de Gantel (oost en west) blijft, daar waar nu water aanwezig is, water gehandhaafd. 3. de invulling van open gebieden aan de dijk Er spelen twee concrete initiatieven. Deze zijn meegenomen in het voorontwerp bestemmingsplan. De overige woningeigenaren hebben geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. 4. de verkeersbelasting voor de dijk en de gevolgen voor de luchtkwaliteit Ten behoeve van een goede ontsluiting is geen poortgebouw meer opgenomen in de plannen voor het Watertorenterrein. De geprojecteerde bebouwing is verder van de dijk af gepositioneerd. Hiermee is de ontsluiting overzichtelijker. Het op 8 februari 2010 door uw raad vastgestelde verkeersbeleidsplan gaat in op de verkeersintensiteit op de Sliedrechtse wegen. Dit verkeersbeleidsplan houdt rekening met het project Watertorenterrein. Onderzoek heeft aangetoond dat geen luchtkwaliteitsproblemen verwacht worden.
Voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ Op basis van de bovengenoemde resultaten is de beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling geactualiseerd (bijlage 2). Om deze ontwikkeling en de twee initiatieven voor invulling van de open gebieden langs de dijk juridisch mogelijk te maken is het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 - 338’ opgesteld door RBOI (bijlage 3). Het in procedure brengen van een voorontwerp bestemmingsplan is normaal een aangelegenheid van het college van burgemeester en wethouders. Gelet op de voorgeschiedenis van het project
-3-
Watertorenterrein wordt uw raad gevraagd in te stemmen met het afsluiten van het informele inspraaktraject en het in procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ alvorens het college hiertoe besluit.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders De aan het Watertorenterrein verbonden kosten voor het bestemmingsplan zijn voor rekening van de ontwikkelaar van het Watertorenterrein. De kosten voor het herstel van de Watertoren zijn voor de ontwikkelaar van het Watertorenterrein. Aan de initiatiefnemers voor invulling van de dijk zullen kosten doorberekend worden. Om dit vast te leggen worden, voordat het ontwerp bestemmingsplan in procedure gaat, drie anterieure overeenkomsten afgesloten.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De vaststelling van het bestemmingsplan is een bevoegdheid van de gemeenteraad. De procedure hiertoe wordt ingezet nadat de procedure voor het voorontwerp bestemmingsplan is afgerond.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Wanneer uw raad besluit in te stemmen met afsluiting van het informele inspraaktraject en het in procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan, zal de gebruikelijke procedure doorlopen worden om uw raad het bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 t/m 338’ ter vaststelling aan te bieden. Verwacht wordt dat deze besluitvorming na de zomer van 2011 kan plaatsvinden.
Externe communicatie: Inspraak Er zal gebruik gemaakt worden van de officiële inspraakmogelijkheden binnen de bestemmingsplanprocedure. Communicatie Voorafgaand aan de terinzagelegging van het voorontwerp bestemmingsplan zal een informatieavond georganiseerd worden. Op deze avond zal het voorontwerp bestemmingsplan aan omwonenden en andere belangstellenden worden toegelicht.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-4-
-
bijlage 1a: hoogtereductie juli 2008 - maart 2009 bijlage 1b: hoogtereductie mei 2004 - april 2009 bijlage 2: de beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling d.d. juli 2010 bijlage 3: voorontwerp bestemmingsplan d.d. 23 april 2010
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 juni 2010;
besluit:
1. kennis te nemen van de hoogtereductie van de bebouwing in de stedenbouwkundige plannen van april 2009 ten opzichte van de stedenbouwkundige plannen daterend uit mei 2004 en juli 2008 2. kennis te nemen van de beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling d.d. 23 april 2010; 3. in te stemmen met afsluiting van het informele inspraaktraject 4. kennis te nemen van het voorontwerp bestemmingsplan Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338 d.d. 23 april 2010 van RBOI 5. in te stemmen met het in procedure brengen van het voorontwerp bestemmingsplan ‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 – 338’ d.d. 23 april 2010
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 augustus 2010
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan ‘Oude Uitbreiding West (deelgebied A)’. Voorgesteld besluit: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Oude Uitbreiding West (deelgebied A)’ geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de ingediende zienswijzen voor wat betreft deelgebied A ongegrond te verklaren; 3. het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West (deelgebied A), bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp15OUWdeelA-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van18 mei 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Inleiding Tablis Wonen heeft naar aanleiding van een uitgebreide inventarisatie van de 224 sociale huurwoningen in de “Oude Uitbreiding West”geconcludeerd dat de bestaande woningen vervangen dienen te worden door nieuwbouw. De gemeenteraad van Sliedrecht heeft besloten haar medewerking te verlenen aan de voorgenomen plannen van Tablis Wonen. Randvoorwaarden hiervoor staan in de in mei 2008 door de gemeenteraad vastgestelde Startnotitie Oude Uitbreiding West. Verdere uitwerking hiervan heeft plaatsgevonden in de ‘Nota van Uitgangspunten Oude Uitbreiding West Sliedrecht’ en de ‘Richtlijnen voor Beeldkwaliteit OUW Sliedrecht’ (beide in maart 2009 door de gemeenteraad vastgesteld). De ontwikkeling gaat uit van de sloop van 214 woningen en de bouw van 250 nieuwbouwwoningen en 128 gebouwde parkeerplaatsen. De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan. Met het nieuwe bestemmingsplan Oude Uitbreiding West wordt de voorgestelde ontwikkeling in juridisch-planologisch opzicht mogelijk gemaakt. Alleen deelgebied A vaststellen Vanaf 5 februari 2010 heeft het ontwerpbestemmingsplan Oude Uitbreiding West zes weken ter inzage gelegen. Het betrof hier een ontwerp bestemmingsplan voor het gehele opnieuw te ontwikkelen gebied in de wijk Oude Uitbreiding West. Het vast te stellen bestemmingsplan dat nu aan uw raad wordt voorgelegd, betreft alleen deelgebied A van de nieuwbouwplannen voor Oude Uitbreiding West. Hieronder wordt uiteengezet waarom aan uw raad wordt voorgesteld om op dit moment alleen deelgebied A van het bestemmingsplan vast te stellen. Geluidscontour Het plangebied van het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West zoals dat als ontwerp ter inzage heeft gelegen ligt voor een gedeelte binnen de geluidscontour van het industrieterrein Molendijk-
-2-
Industrieweg (Kerkerak). Om de plannen voor nieuwbouw van woningen te kunnen realiseren zullen voor diverse nieuwe woningen hogere grenswaarden voor geluid moeten worden vastgesteld. Het vaststellen van hogere grenswaarden is een bevoegdheid van het college. Op 5 februari 2010 is het ontwerp bestemmingsplan conform de voorschriften tegelijkertijd met het ontwerp besluit hogere grenswaarden ter inzage gelegd. Tijdens de periode van terinzagelegging van de ontwerpen is door een groot deel van de bedrijven op het industrieterrein Kerkerak een zienswijze ingediend. Ook de VSO en de Kamer van Koophandel hebben gereageerd. De zienswijzen van de bedrijven hebben vooral betrekking op het ontwerp besluit hogere grenswaarden industrielawaai. De bedrijven willen 100% zekerheid dat hun bedrijfsbelangen niet worden geschaad door de realisering van de plannen in Oude Uitbreiding West. Dit komt er voornamelijk op neer dat zij zeker willen weten dat zij niet worden beperkt in de geluidsruimte die zij op dit moment hebben. Daarnaast maken ze er bezwaar tegen dat er ten opzichte van de huidige situatie meer woningen worden gebouwd binnen de geluidzone van de bedrijven. Bewoners van deze nieuwe woningen beschouwen de bedrijven als potentiële bezwaarmakers tegen het geluid dat zij aan de overkant van de haven produceren. Overleg bedrijven Met de bedrijven, de VSO en de Kamer van Koophandel heeft op een drietal momenten overleg plaatsgevonden. Daarnaast zijn de deskundigen van de gemeente (Milieudienst) en van de bedrijven diverse keren met elkaar rond de tafel gegaan. De uitkomst van de gesprekken is dat het aspect geluid (zoals neergelegd in een rapport van Oranjewoud) beter moet worden afgestemd op de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West mogelijk maakt. Daarnaast is er nog een discussie tussen de Milieudienst en een van de bedrijven over de wijze waarop dit bedrijf in het zonebewakingsmodel van het industriegebied is opgenomen. Pas als dit is opgelost, kan Oranjewoud opnieuw een berekening maken. Gebleken is dat het zetten van de punten op de i dusdanig veel tijd kost dat de planning om het bestemmingsplan spoedig vast te stellen in gevaar komt. Daarnaast bestaat het gevaar dat vanwege de tijdsdruk de zorgvuldigheid in het geding komt en de communicatie met de bedrijven niet op de gewenste wijze kan plaatsvinden. ‘Knippen’ bestemmingsplan Tablis Wonen en VORM ontwikkeling zijn van plan om de nieuwbouw van Oude Uitbreiding West te beginnen met deelgebied A. Dit betreft 81 woningen waarvoor al een bouwaanvraag bij de gemeente is ingediend. Dit gedeelte van de wijk ligt buiten de geluidszone van de bedrijven. De problemen met betrekking tot geluid spelen hier dus niet. Om de bouwstart van deel A niet te vertragen, wordt uw raad voorgesteld het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West op dit moment alleen voor deel A vast te stellen. Wanneer met de bedrijven overeenstemming is over het geluidsaspect kan op een later tijdstip het bestemmingsplan voor deel B en C volgen. Een en ander houdt in dat uw raad wordt voorgesteld het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, in die zin dat het bestemmingsplan alleen voor wat betreft deel A wordt vastgesteld. Argumenten losknippen deel A Het nu vaststellen van een geknipt bestemmingsplan (bestemmingsplan voor deel A) heeft de volgende voordelen: 1. Wanneer door wordt gegaan met het bestemmingsplan als geheel, is onduidelijk wanneer het plan kan worden vastgesteld. Vertraging leidt tot forse huurderving bij Tablis. Tevens is er nu veel belangstelling voor de koopwoningen in deelgebied A. 2. Het risico dat de bouwstart van deel A, waarvoor al een vergunningaanvraag loopt, wordt vertraagd, verkleint. 3. Er ontstaat meer tijd om zorgvuldig met de bezwaren van de bedrijven om te gaan. Die gaan immers over het besluit hogere grenswaarden, en de geluidscontour ligt niet over deel A. Dit vermindert de kans op procedures achteraf, met alle onzekerheid van dien voor de betrokken partijen.
-3-
Zienswijzen Gedurende de termijn van terinzagelegging kon een ieder een zienswijze over het ontwerp bestemmingsplan Oude Uitbreiding West schriftelijk kenbaar maken aan de gemeenteraad. De terinzagelegging is tijdig kenbaar gemaakt in Het Kompas en de Staatscourant van 4 februari 2010. Zoals reeds vermeld, konden tijdens de periode van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bij het college zienswijzen worden ingediend tegen het ontwerp besluit hogere grenswaarden. Tijdens de inzageperiode zijn twintig zienswijzen ingekomen, te weten van: 1. Hofman Sliedrecht b.v.; 2. Scheepswerf L.J. Boer Sliedrecht b.v.; 3. Bouwbedrijf Visser; 4. Verhoef elektrotechniek; 5. Pool Trading b.v.; 6. C.R. Snel b.v.; 7. Electronic Power Control; 8. Rob Snel b.v.; 9. Van den Herik Sliedrecht; 10. Van Beest b.v.; 11. C. Kraaijeveld b.v.; 12. Hoogendijk Holding b.v.; 13. Kamer van Koophandel en VSO; 14. Van Vliet c.s. Transport Sliedrecht b.v.; 15. Van Noordenne b.v; 16. IHC Sliedrecht b.v.; 17. L.J. Boer Vastgoed beheer b.v.; 18. Vereniging Van Eigenaren OUW; 19. Mevrouw J. de Kuiper; 20. Mevrouw K. Voogt. De zienswijzen zijn allen binnen de termijn ingediend en daarmee ontvankelijk. Voor de inhoud van de zienswijzen wordt kortheidshalve verwezen naar het ‘Zienswijzenverslag bestemmingsplan Oude Uitbreiding West’, zoals opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan. Hierin zijn de zienswijzen opgenomen en van commentaar voorzien. Het zienswijzenverslag wordt geacht hier volledig te zijn herhaald en ingelast. In het zienswijzenverslag wordt aangegeven of een zienswijze heeft geleid tot een wijziging of aanvulling van het ontwerpbestemmingsplan. In verband met de wettelijke verplichting tot anonimisering zijn de particulieren (zienswijzen 19 en 20) in het zienswijzenverslag aangeduid als reclamant 1 en 2. Toelichting op de ingekomen zienswijzen De ingediende zienswijzen richten zich op aspecten uit het bestemmingsplan, maar betreffen vooral aspecten met betrekking tot geluid. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor deelgebied A zijn alleen die zienswijzen relevant die betrekking hebben op dit gebied. Omdat deelgebied A buiten de geluidzone ligt, betekent dit dat de zienswijzen die ingaan op het aspect geluid bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor deelgebied A buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Deze zienswijzen komen uitgebreid aan de orde bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor de deelgebieden B en C die (deels) wel binnen de geluidzone liggen. Dit is in het zienswijzenverslag uiteengezet en ook schriftelijk aan de indieners van een zienswijze meegedeeld. Ambtshalve aanpassingen Op verschillende punten is het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp aangepast (naast het feit dat het plangebied van het bestemmingsplan is aangepast). Het betreft voornamelijk redactionele
-4-
aanpassingen en wijzigingen om het bestemmingsplan op een goede wijze te laten aansluiten op de bouwplannen. Voor een uitgebreide beschrijving van de wijzigingen en de toelichting daarop, wordt verwezen naar de ‘Staat van wijzigingen behorende bij de vaststelling van het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West’ en de ‘Toelichting op de ambtshalve wijzigingen’. Voorstel De raad wordt voorgesteld het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West (deelgebied A) op de betreffende onderdelen gewijzigd vast te stellen overeenkomstig de bij raadsbesluit behorende en als zodanig te waarmerken ‘Staat van wijzigingen’. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Ten behoeve van bestemmingsplan Oude Uitbreiding West is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld tussen de gemeente Sliedrecht en Tablis Wonen. Oranjewoud heeft juridisch advies uitgebracht over de vraag of de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en Tablis Wonen kan dienen als anterieure overeenkomst in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (zie bijlage ‘Advisering SOK’). De conclusie is dat dit het geval is. Bij de financiële bepalingen (artikel 10) is een duidelijke afspraak gemaakt over de verdeling van de kosten. De verdeling biedt voldoende aanknopingspunten om te stellen dat de kosten met de woorden van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening ‘anderszins verzekerd’ zijn. Om die reden wordt de raad voorgesteld in te stemmen met deze overeenkomst en geen exploitatieplan vast te stellen.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Artikel 3.1, 3.8 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening
•
Tijdspad, monitoring en evaluatieWettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - In overeenstemming met artikel 3.8 lid 4 Wro het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zes weken na de vaststelling bekend maken, nadat het raadsbesluit langs elektronische weg aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en de VROMinspectie is verzonden. - De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de Staatscourant en Het Kompas plaatsen en op de website van de gemeente publiceren. - De kennisgeving langs elektronische weg verzenden aan de diensten en bestuursorganen als bedoeld in het artikel 3.8 eerste lid onder b Wro en de hierbij behorende stukken aan hen beschikbaar stellen. - Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn bij de Raad van State afloopt.
Externe communicatie: Tablis Wonen heeft het gespecialiseerde bedrijf Woonactief ingeschakeld voor de communicatie met de huidige bewoners, de huurders van Tablis Wonen en met de eigenaar van particuliere woningen in de wijk. Uit het midden van de huurders is een klankbordgroep geformeerd. Enkele eigenaren van particuliere woningen hebben ook zitting in de klankbordgroep. Zaken met betrekking tot het ontwerp en het proces worden besproken met de klankbordgroep. Meningen en standpunten uit deze groep worden meegewogen bij de besluitvorming in de projectgroep en de stuurgroep OUW. In de wijk is een informatiewoning aanwezig waar actuele ontwikkelingen worden getoond en waar mensen naar toe kunnen met hun vragen. Door Tablis wordt regelmatig een nieuwsbrief uitgebracht en verspreid onder alle betrokkenen.
-5-
Met een deel van de particuliere eigenaren wordt gesproken over het collectief aanpakken van hun bezit.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-6-
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010; gezien het zienswijzenverslag “Ontwerp bestemmingsplan Oude Uitbreiding West (deelgebied A)”;
overwegende voorts, dat van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen gebruik is gemaakt door: - Hofman Sliedrecht b.v.; - Scheepswerf L.J. Boer Sliedrecht b.v.; - Bouwbedrijf Visser; - Verhoef elektrotechniek; - Pool Trading b.v.; - C.R. Snel b.v.; - Electronic Power Control; - Rob Snel b.v.; - Van den Herik Sliedrecht; - Van Beest b.v.; - C. Kraaijeveld b.v.; - Hoogendijk Holding b.v.; - Kamer van Koophandel en VSO; - Van Vliet c.s. Transport Sliedrecht b.v.; - Van Noordenne b.v; - IHC Sliedrecht b.v.; - L.J. Boer Vastgoed beheer b.v.; - Vereniging Van Eigenaren OUW; - Reclamant 1; - Reclamant 2.
gelet op artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Oude Uitbreiding West (deelgebied A)’ geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de ingediende zienswijzen voor wat betreft deelgebied A ongegrond te verklaren; 3. het bestemmingsplan Oude Uitbreiding West (deelgebied A), bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp15OUWdeelA-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van18 mei 2009, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan Oude Uitbreiding West, in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’.
-7-
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 22 juni 2010
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan Baanhoek 411 / 411a Voorgesteld besluit: 1. het bestemmingsplan Baanhoek 411 / 411a, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp20baanhoek411-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden vast te stellen. Advies opiniërende bijeenkomst:
1. Inhoud bestemmingsplan 1.1 Inleiding Het perceel Baanhoek 411 was voorheen in gebruik voor agrarische doeleinden. Onder andere door de ontwikkeling van Baanhoek West, direct achter het perceel gelegen, zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten, vanwege het niet meer beschikken over agrarische gronden, gestopt. 1.2 Ten aanzien van de bestemming In het bestemmingsplan Baanhoek West, vastgesteld door de raad in 2000, was voor het perceel een woonbestemming opgenomen. Met toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid was het mogelijk de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor andere dan agrarische bedrijfsmatige activiteiten. Aan deze vrijstelling werd door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden. Het wijzigen van het gebruik dient niet met een vrijstelling, maar met een wijzigingsbevoegdheid te worden geregeld. Aan het perceel Baanhoek 411 en twee andere percelen werd goedkeuring onthouden. Met de eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Baanhoek West zou alsnog een adequate bestemming worden opgenomen. Door enig misverstand is echter niet de juiste bestemming aan het perceel gegeven. Door GS werd opnieuw goedkeurig onthouden aan het perceel Baanhoek 411. 1.3 Huidig gebruik voormalig agrarisch bedrijfsgebouw In een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw op het perceel is ondertussen gedurende een aantal jaren het bedrijf van A.J. de Jong gevestigd. Een engineeringbedrijf dat zich op kleine schaal toelegt op het ontwikkelen van machines. Om te voorkomen dat een dergelijk bedrijf de woningbouwontwikkeling in Baanhoek West frustreert is door de Milieudienst onderzocht of hiervan in de toekomst hinder of overlast is te verwachten. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit niet het geval is en de bedrijfsactiviteiten vallen in de milieucategorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een en ander betekent dat de bedrijfsactiviteiten kunnen worden gelegaliseerd.
-2-
In het ontwerp worden de twee woningen op dit perceel en het bedrijf gelegaliseerd. 2. Plangebied Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de percelen Baanhoek 411 en 411a. Deze percelen zijn gelegen aan de noordzijde van Baanhoek, een dijklint met voornamelijk woningen langs de Beneden Merwede. In de nabijheid van het plangebied is aan de zuidoostzijde een bedrijvenlocatie gelegen. Aan de noordzijde van Baanhoek is woonwijk Baanhoek-West gepland. Op de percelen Baanhoek 411 en 411a bevinden zich een grote, als gemeentelijk monument aangemerkte woonboerderij en een schuur waarin zich een werkplaats met kantoor van het constructiebedrijf AJ Engineering bevindt alsmede een opslag van landbouwwerktuigen. 3. Ter inzage In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan Baanhoek 411 / 411a na publicatie in Het Kompas en de Staatscourant vanaf vrijdag 12 maart 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan. 4. Zienswijzen Tijdens de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen. 5. Geen exploitatieplan Er is geen sprake van de exploitatie van de grond maar van het vastleggen van de huidige situatie. Een exploitatieplan is daarom ook niet opgesteld. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Aan de uitvoering van het plan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. De gemeente heeft de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan gedeeltelijk op zich genomen. Het overige deel wordt betaald door Kuiper Compagnons die destijds het bestemmingsplan Baanhoek West op een geheel juiste wijze hebben opgesteld.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Artikel 3.1 en 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Wettelijke- en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - In overeenstemming met artikel 3.8 lid 4 Wro het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zes weken na de vaststelling bekend maken, nadat het raadsbesluit langs elektronische weg aan gedeputeerde staten en de VROM-inspectie is verzonden. - De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de Staatscourant en Het Kompas plaatsen en op de website van de gemeente publiceren. - De kennisgeving langs elektronische weg verzenden aan de diensten en bestuursorganen als bedoeld in het artikel 3.8 eerste lid onder b Wro en de hierbij behorende stukken aan hen beschikbaar stellen. - Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn bij de Raad van State afloopt.
-3-
Externe communicatie: participatie, publicatie, betrokkenen, draagvlak e.d.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-4-
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 juni 2010;
gelet op artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit:
2. het bestemmingsplan Baanhoek 411 / 411a, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp20baanhoek411-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 augustus 2010
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij)
Voorgesteld besluit: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij) geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen, omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij), bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp21bioderij-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden vast te stellen.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: 1. Inhoud bestemmingsplan In verband met een aantal wijzigingen ten opzichte van de vigerende milieuvergunning heeft De Bioderij in overleg met de gemeente en de Milieudienst Zuid-Holland Zuid een nieuwe, de gehele inrichting omvattende milieuvergunning aangevraagd (revisievergunning). Deze vergunning is inmiddels verleend. Op grond hiervan wordt het plaatsen van een nieuwe en verhoogde schoorsteenconstructie voorgeschreven voor de uitstoot van afgassen. De nieuw te plaatsen schoorsteenconstructie dient tot circa 50 meter boven het maaiveld te worden geplaatst, zodat deze toereikend is om te kunnen voldoen aan de milieueisen. Daarnaast staat de Bioderij een uitbreiding van de kantoorruimte en de bedrijfsruimten voor om de bedrijfsvoering op bedrijfseconomische gronden te kunnen voortzetten. Deze plannen zijn in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Sliedrecht ten noorden van de Merwede’. De functies zijn wel als zodanig bestemd, maar de functie-uitbreidingen zijn niet toegestaan (de schoorsteen overschrijdt de maximale hoogte en er wordt dichter in de erfgrens gebouwd dan het huidige bestemmingsplan toelaat). Besloten is daarom om deze plannen mogelijk te maken middels het opstellen van een separaat bestemmingsplan voor de Bioderij. Het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 voorziet in een planologische regeling voor de plannen van de Bioderij.
-2-
2. Plangebied Het plangebied ligt ten zuiden van de Baanhoek op het industrieterrein Baanhoek. Dit bedrijventerrein is onderdeel van het gezoneerd industriegebied “Oosteind”, gelegen binnen de gemeenten Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht.
3. Ter inzage In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij) na publicatie in Het Kompas en de Staatscourant vanaf vrijdag 4 juni 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.
4. Zienswijzen Tijdens de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. Naar aanleiding hiervan heeft Verhagen Advies te Oud Beijerland in opdracht van initiatiefnemer een risicoanalyse planschade uitgevoerd in verband met de voorgenomen uitbreiding. Op basis van het onderzoek van 26 november 2008 (zaaknummer 5343) wordt geconcludeerd dat er door de gevraagde uitbreiding naar verwachting geen schade zal optreden die op basis van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor tegemoetkoming in aanmerking kan komen. De planontwikkeling zal voorts in overeenstemming zijn met provinciale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/ exploitant gesloten exploitatieovereenkomst (planschadeovereenkomst). Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst. De raad dient te besluiten geen exploitatieovereenkomst vast te stellen. In het concept raadsbesluit is hier dan ook aandacht aan geschonken.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Artikel 3.1, 3.8 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Wettelijke- en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - In overeenstemming met artikel 3.8 lid 3 Wro het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan binnen twee weken na de vaststelling bekend maken. - De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de Staatscourant en Het Kompas plaatsen en op de website van de gemeente publiceren. - De kennisgeving langs elektronische weg verzenden aan de diensten en bestuursorganen als bedoeld in het artikel 3.8 eerste lid onder b Wro en de hierbij behorende stukken aan hen beschikbaar stellen. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn bij de Raad van State afloopt.
-3-
Externe communicatie: Gedurende het hele traject van milieuvergunningverlening is er overleg gevoerd met de ‘Bewonerscommissie Bioderij’. Tijdens deze overleggen is ook het traject rond bestemmingsplan en bouwvergunningverlening regelmatig toegelicht. Wanneer er ontwikkelingen waren zonder dat er een bewonersoverleg gepland was zijn de bewoners via de voorzitter van de bewonerscommissie op de hoogte gebracht. Naar aanleiding van dit overleg tussen gemeente, milieudienst, bedrijf en bewoners is er uiteindelijk gekozen voor de hoge schoorsteenconstructie omdat een hoge schoorsteen de oplossing kan zijn voor de geurproblematiek.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-4-
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010;
gelet op artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit:
1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij) geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen, omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 (De Bioderij), bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp21bioderij-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2009, met de bijbehorende bestanden vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 18 augustus 2010
Onderwerp: Verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010 Voorgesteld besluit: Wij stellen u voor om ‘De Verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010’ met de productspecificaties vast te stellen conform het bijgaande raadsbesluit. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Aanleiding Op 8 februari 2010 is het ‘Milieubeleidsplan en –uitvoeringsprogramma 2010-2011’ vastgesteld. In het Milieubeleidsplan en -uitvoeringsprogramma 2010-2011 vormt duurzaamheid de rode draad. Hierin is de ambitie uitgesproken om op termijn te willen komen tot een klimaatbestendige en energieneutrale gemeente. Om deze ambitie waar te maken moet enerzijds het gezamenlijke energieverbruik structureel worden verlaagd en moet anderzijds gewerkt worden aan het opwekken van duurzame energie. Voor het structureel verlagen van het energiegebruik door ‘huishoudens’ is in het milieubeleidplan en – uitvoeringsprogramma de doelstelling gegeven het energieverbruik door ‘huishoudens’ jaarlijks met 3 % te verminderen middels o.a. het verstrekken van ‘duurzaamheidsleningen’. Met dit doel is bij de vaststelling door de raad tevens expliciet besloten hiervoor bij de SVn (Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten) een toereikend fonds te openen tot een bedrag van € 150.000,- , waaruit de leningen door SVn kunnen worden verstrekt. Duurzaamheidslening van SVn De SVn is een financiële partner van gemeenten. Zij ontwikkelt financieringsinstrumenten voor de verbetering van de stedelijke vernieuwing, zoals de ‘Starterslening’. In 2009 heeft zij in samenspraak met gemeenten de ‘Duurzaamheidslening’ ontwikkeld. Dit biedt gemeenten een eenvoudig en verantwoord financieringsinstrument. Het stimuleert particuliere woningeigenaren tot het treffen van energiebesparende maatregelen aan hun woning. De Duurzaamheidslening maakt het voor de particuliere woningeigenaren mogelijk om op basis van een Energie Prestatie advies (EPA)maatwerkadvies tegen aantrekkelijke voorwaarden en een lage rente geld te lenen voor het treffen van energiebesparende maatregelen. Onder een EPA-maatwerkadvies wordt hier verstaan een advies dat voorafgaand aan het uitvoeren, plaatsen of aanbrengen van één of meer duurzaamheidsmaatregelen wordt opgesteld door een gecertificeerd bedrijf . De Duurzaamheidslening is de eerste drie jaar aflossingsvrij. De eigenaar betaalt dan alleen rente. Na de eerste drie jaar gaat de eigenaar rente en aflossing betalen. De lening heeft een looptijd van tien jaar tot bedragen van € 7.500,-. Voor grotere bedragen is de looptijd vijftien jaar. De rente is gebaseerd op het tien of vijftien jaar vaste rentetarief van de SVn, met daarop een korting van 3%. SVn verstrekt de lening nadat er een krediettoets is uitgevoerd.
-2Indien de werkelijke kosten minder bedragen dan € 2.500,--, wordt geen Duurzaamheidslening verstrekt. De Duurzaamheidslening past uitstekend in het lokale beleid voor energiebesparing en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Voor het verstrekken van duurzaamheidsleningen wordt een verzoek aan de SVn gedaan om een rekening te openen waarop het budget zal worden gestort. Zo wordt een toereikend fonds geopend tot een bedrag van € 150.000,-, waaruit de leningen kunnen worden verstrekt. Dit bedrag komt ten laste van het bij het SVn uitstaande en hiervoor toereikende fonds ‘Gemeenterekening’. Na aflossing van de leningen komt dit geld weer beschikbaar. Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders In het milieubeleidsplan en –uitvoeringsprogramma is de duurzaamheidslening opgenomen als maatregel om het energieverbruik binnen woningen en gebouwen terug te dringen. Tijdspad, monitoring en evaluatie Aanvragen worden afgewezen, indien het budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren. Jaarlijks wordt een overzicht verstrekt van gehonoreerde aanvragen en het nog resterende budget. Externe communicatie: De Duurzaamheidslening wordt extern gecommuniceerd via de gemeentelijke internetpagina, een artikel op de gemeentepagina in het Kompas en een persbericht. Via deze kanalen wordt ook aandacht besteed aan de subsidie mogelijkheden die het Rijk biedt.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders 18 augustus 2010;
besluit:
De ‘Verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010’, met de daarbij behorende productspecificaties, vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Versie geldig vanaf 1 november 2010
De verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010
Verantwoordelijke afdeling
ROBM telefoon (0184) 495968 De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad der gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 augustus 2010; b e s l u i t.: gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet vast te stellen: De verordening Duurzaamheidslening Sliedrecht 2010. Artikel 1 Begrippen Deze regeling verstaat onder: a) een aanvraag: een verzoek aan het college om voordracht bij de SVn voor een Duurzaamheidslening; b) een aanvrager een meerderjarige natuurlijke persoon die eigenaar-bewoner is van een in de gemeente Sliedrecht gelegen woning; de aanvrager dient voor minstens 50 % eigenaar te zijn van de woning; c) het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht; d) een Duurzaamheidslening: een gemeentelijke stimuleringslening, die aan aanvrager na voordracht door het college door de SVn kan worden verstrekt ten behoeve van de financiering van de door het college aanvaarde werkelijke kosten van duurzaamheidsmaatregelen, die worden getroffen in de eigen woning; e) duurzaamheidsmaatregelen: energiebesparende en duurzame maatregelen en voorzieningen als bedoeld in artikel 5, lid 1; f) een EPA-maatwerkadvies: een advies dat voorafgaand aan het uitvoeren, plaatsen of aanbrengen van één of meer van de in artikel 5 lid 1 genoemde maatregelen en voorzieningen wordt opgesteld door een gecertificeerd bedrijf; g) werkelijke kosten de kosten van duurzaamheidsmaatregelen als bedoeld in artikel 5, lid 1, eventueel vermeerderd met de kosten van een EPA-maatwerkadvies, de kosten van een energieprestatiecertificaat, mogelijke legeskosten, bijkomende kosten voor het verkrijgen van de Duurzaamheidsleningen en de kosten van door een deskundig vakbedrijf terzake van deze duurzaamheidsmaatregelen
-3-
h) i)
in rekening gebrachte arbeidsuren en verminderd met de van derden ontvangen of nog te ontvangen tegemoetkomingen in deze kosten. SVn: de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken. VvE: Vereniging van Eigenaren van een appartementencomplex.
Artikel 2 Toepassingsbereik Deze verordening is uitsluitend van toepassing op: Bestaande woonruimte in de gemeente Sliedrecht die geschikt en bestemd is voor permanente bewoning van minimaal één jaar oud. Artikel 3 Revolverend fonds 1. De gemeente heeft een revolverend fonds Duurzaamheidsleningen ingesteld waaruit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening duurzaamheidsleningen kunnen worden toegekend. 2. Het college stelt eenmalig een budget van € 150.000,- ter beschikking voor het verstrekken van duurzaamheidsleningen. 3. De raad kan bij gebleken populariteit in een volgend jaar besluiten nogmaals een storting in het fonds te doen. Artikel 4 Duurzaamheidsleningen Het college kan een aanvrager bij SVn voordragen voor een Duurzaamheidslening ten laste van het in artikel 3 bedoelde budget. Artikel 5 Duurzaamheidsmaatregelen 1. Tot de duurzaamheidsmaatregelen worden gerekend: a) HR++ glas b) Gevelisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 2,50 m2.K/W c) Spouwmuurisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 1,30 m2.K/W d) Dakisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 2,50 m2.K/W e) Vloerisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 2,50 m2.K/W f) Raam & deur isolatie g) Zonneboiler h) Zonnepanelen i) Verwarmingsketel, CV of combi met minimaal HR 107 of gelijkwaardig j) Zelfregulerend ventilatierooster k) Energiezuinige centrale ventilatie-unit, elektrisch vermogen in stand 1 is kleiner of gelijk aan 4 Watt l) Energie-efficiënte verwarmingsinstallatie of warmtepomp m) Energie-zuinige gelijkstroompompen- en ventilatoren n) Warmte-terugwin-installaties (ventilatielucht en warmte uit douchewater) o) Vegetatiedak p) Infiltratievoorzieningen voor hemelwater q) Grijswater-systeem 2.
Het college kan de in het eerste lid vermelde lijst van duurzaamheidmaatregelen uitbreiden en/of inkorten.
-4-
Artikel 6 De aanvraag Een aanvraag wordt schriftelijk bij het college ingediend op een door de gemeente beschikbaar gesteld belangstellende formulier en gaat vergezeld van een opgave van: a) een kopie van de samenvatting van het EPA-maatwerkadvies; b) de te treffen duurzaamheidsmaatregelen; c) de werkelijke kosten van het treffen van de duurzaamheidsmaatregelen alsmede een financiële onderbouwing van deze opgave (op basis van offertes); d) een planning van de uitvoering van de werkzaamheden. Een aanvraag van een VvE dient tevens vergezeld te gaan van: e) een meerjaren onderhoudsplanning f) statusoverzicht van het onderhoudsfonds Artikel 7 Afhandelen aanvraag 1. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen twee weken. 2. Indien de aanvraag niet alle gegevens bevat die het college voor het nemen van een beslissing noodzakelijk acht, stelt het college aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vier weken te completeren. 3. Indien de aanvraag niet binnen de aangegeven termijn is gecompleteerd, verklaart het college de aanvraag niet ontvankelijk. 4. Het college handelt aanvragen in volgorde van binnenkomst af. 5. Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag dan wel na het compleet worden van de aanvraag een beslissing. 6. Uit overschrijding van de in het vijfde lid bedoelde termijn kan de aanvrager niet afleiden dat zijn aanvraag is of wordt gehonoreerd. Artikel 8 Afwijzen aanvraag Het college wijst een aanvraag af, indien: a) het budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren (er wordt geen wachtlijst opgebouwd); b) de werkelijke kosten naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat; c) de werkelijke kosten minder bedragen dan € 2.500,-; d) de aanvraag bij hem wordt ingediend ná het treffen van de duurzaamheidsmaatregelen; e) naar zijn oordeel gegronde redenen bestaan aan te nemen dan wel vastgesteld wordt, dat niet aan de voorwaarden en bepalingen van deze verordening wordt of zal worden voldaan; f) als bij steekproefsgewijze controle blijkt dat de maatregelen niet of niet voldoende conform de aangevraagde subsidie zijn uitgevoerd kan het college alsnog besluiten de aanvraag met terugwerkende kracht af te wijzen. Artikel 9 Voordracht Het college besluit aanvrager bij SVn voor een Duurzaamheidslening voor te dragen indien uit de bij de aanvraag ingediende bescheiden blijkt dat met het treffen van de duurzaamheidsmaatregelen aantoonbaar wordt bijgedragen aan een of meer van de hiernavolgende doelen: a) een beperking van de energievraag, dan wel een vermindering van CO2 uitstoot; b) het verhogen van het aandeel duurzame energiebronnen in de energievoorziening van de woning; Dit met als doel een belangrijke bijdrage te leveren aan het verlagen van de woonlasten. Artikel 10 Toekenning 1. De toekenning van een Duurzaamheidslening geschiedt onder voorbehoud van een positieve krediettoets van SVn. 2. SVn verstrekt en beheert een toegekende Duurzaamheidslening.
-5-
Artikel 11 Voorwaarden SVn Op Duurzaamheidsleningen van SVn zijn van toepassing de SVn documenten ‘Algemene bepalingen voor geldleningen’ en de ‘Productspecificatie Duurzaamheidslening’ zoals deze documenten aanwezig zijn in de SVn informatiemap, die deel uitmaakt van de deelnemingsovereenkomst tussen gemeente Sliedrecht en SVn. Artikel 12 Kenmerken van Duurzaamheidslening De hoofdsom van de door het college toegekende Duurzaamheidslening is in beginsel gelijk aan het bedrag van de door het college aanvaarde werkelijke kosten. 1. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoofdsom van de Duurzaamheidslening niet minder dan € 2.500,- en niet meer dan € 15.000,- (incl. BTW). 2. Voor leningen van meer dan €12.000 is een hypothecaire zekerheid vereist. Artikel 13 Bouwkrediet Duurzaamheidsleningen komen via een bouwkrediet van SVn tot uitbetaling op basis van facturen van door derden uitgevoerde werkzaamheden, dan wel facturen van de aanschaf van zelf uitgevoerde maatregelen. Artikel 14 Nadere regels Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen. Artikel 15 Mandaat Het college kan besluiten de hun toekomende bevoegdheden te mandateren. Artikel 16 Hardheidsclausule Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening. Artikel 17 Slotbepalingen Deze regeling kan worden aangehaald als: “Duurzaamheidslening Sliedrecht” en treedt in werking op. 1 november 2010.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 20 september 2010 of 4 oktober 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 6 september 2010 WELZIJN EN ZORG NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Reactie Ondernemingsraad GGD ZHZ op voorgenomen besluit integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar voor de GGD ZHZ Benoeming Wmo-raadslid Onderwijsmonitor Sliedrecht 2009 Jaarrekening 2009 openbaar basisonderwijs Sliedrecht Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 van het SGBO, 21 juni 2010 Vergaderstukken van de vergadering van het portefeuillehoudersoverleg Sociaal Drechtsteden, 18 februari 2010 Vergaderstukken Bestuurscommissie Volksgezondheid regio ZHZ, 24 juni 2010 Vergaderstukken Dagelijks en Algemeen Bestuur Natuur- en Recreatieschap De Hollandsche Biesbosch van 26 mei en 14 juni 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR E. Kanters, 879
E. Kanters, 879 W. Hokken, 882 W. Hokken, 882 J.W.M. Erkens, 808 J.W.M. Erkens, 808 E. Kanters, 879 A. Raimond, 885
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 13 juli 2010
Onderwerp: Jaarverslag 2009 en begroting 2011 Drechtwerk Voorgesteld besluit: 1. In te stemmen met het jaarverslag 2009 en de begroting 2011 Drechtwerk
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Het jaarverslag 2009 van Drechtwerk is afgesloten met een lager negatief saldo dan was begroot. De gevolgen zijn inmiddels verwerkt in de jaarrekening 2009 van de gemeente Sliedrecht. De begroting 2011 en de meerjarenramingen 2012-2014 laten geraamde negatieve saldi zien die passen binnen de huidige beschikbare gemeentelijke budgetten. U wordt voorgesteld om in te stemmen met beide stukken. Externe communicatie: Om te kunnen voldoen aan de eisen van het provinciale toezicht diende Drechtwerk vóór 15 juli een reactie van onze gemeente te hebben op beide stukken. Het bestuur is inmiddels op de hoogte gebracht van het voornemen van uw college om middels dit raadsvoorstel geen bedenkingen in te dienen.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 juli 2010;
besluit:
1.
In te stemmen met het jaarverslag 2009 en de begroting 2011 Drechtwerk
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 6 september 2010 BURGER EN BESTUUR NOTA’S/INGEKOMEN BRIEVEN 1. 2. 3. 4. 5.
Voortgang en vervolg Brede Doorlichting Evaluatie wijkgericht werken Verlengen en aanpassen exploitatievergunning en gedoogverklaring coffeeshop Drechtsteden Drechtstedendinsdag/Gewijzigde vergaderdata 2010 Vergaderstukken Drechtstedenbestuur van 10 juni en 1 juli 2010
STELLER/BEHANDELEND AMBTENAAR L. Mourik, 930 K.J. van Zwienen, 809 C. Visic, 981 Griffie, 986 J.W. Alsma, 891
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 augustus 2010
Onderwerp: Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010 Voorgesteld besluit: Vaststellen Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010 Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Wabo Op 1 oktober 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) in werking. Naar aanleiding daarvan is door de gemeenteraad de APV 2009 gewijzigd conform het model en voorstel daartoe van de VNG. De VNG heeft echter op de VNG site aangegeven dat nog twee aanvullende wijzigingen noodzakelijk zijn als gevolg van inwerkingtreding van de Wabo. Deze twee VNG wijzigingsverordeningen zijn opgenomen als bijlage. Geadviseerd wordt de daarin genoemde wijzigingen van de APV artikelen door te voeren in de APV om ook de Sliedrechtse APV “Waboproof” te maken. Daarnaast wordt geadviseerd om niet een vierde wijziging op de APV 2009 vast te stellen maar de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010 zodat het voor iedere burger duidelijk is dat dit de meest recente versie van de APV betreft. De inwerkingtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 dient te worden gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Wabo, 1 oktober 2010. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders directe relatie tot voorgesteld besluit
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders directe relatie tot voorgesteld besluit verwijzing naar eventuele voorgaande besluiten
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie directe relatie tot voorgesteld besluit
-2-
Externe communicatie: Bekendmaking wijzigingsverordening in Het Kompas Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010;
besluit:
vast te stellen de Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1:1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b; b. Weg: 1. de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; 2. de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; 3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; 4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten. c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet, bij hun besluit van 27november 1990; e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht; f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening 2003; g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet; h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Artikel 1:2 Beslistermijn 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen. 3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet indien in het desbetreffende artikel een gewijzigde termijn wordt genoemd. 4 In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:7 of artikel 2:8. Artikel 1:3 Indiening aanvraag 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. 2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
-3Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen. Artikel 1:5
Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet. Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; e. indien de houder dit verzoekt. Artikel 1:7 Termijnen De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet. Artikel 1:8 Weigeringsgronden De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van: a. b. c. d.
de openbare orde; de openbare veiligheid; de volksgezondheid; de bescherming van het milieu.
-4HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden. 2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod. 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. AFDELING 2. BETOGING Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester. 2. De kennisgeving bevat: a. naam en adres van degene die de betoging houdt; b. het doel van de betoging; c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging; d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging; e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld. 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag. 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN Artikel 2:3 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen. 2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen. 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
-5AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG Artikel 2:4 Straatartiest e.d. 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan. 2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod. 4. Op de beslissing op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het derde lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG Artikel 2:5 Het plaatsen van driehoeks- en sandwichborden 1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college op of aan de weg driehoeksborden, of borden met een gelijke of soortgelijke functie, te plaatsen. 2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Artikel 2:6 1.
2.
3. 4.
5.
6.
Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als: a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van: a. de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen; b. een doelmatig en veilig gebruik van de weg regels stellen ten aanzien van spandoeken. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid bedoeld gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of k. van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor: a. evenementen als bedoeld in artikel 2:11; b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:13. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.
-6-
Artikel 2:7 (Omgevins)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. 2. De vergunning wordt verleend: a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; b. door het college in de overige gevallen. 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak. 4. Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Sliedrecht Artikel 2:8 Maken, veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag: a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente; e. strijdigheid met een geldend bestemmingsplan. 4 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement. AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG Artikel 2:9 Openen straatkolken e.d. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken. Artikel 2:10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 2. Het college maakt van tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid zijn besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid. 3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
-7AFDELING 7. EVENEMENTEN Artikel 2:11 Begripsbepaling 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a. bioscoopvoorstellingen; b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet; c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen; e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:25 van deze verordening. 2. Onder evenement wordt mede verstaan: a. een herdenkingsplechtigheid; b. een braderie; c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg; d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg; e. een klein evenement; f. een snuffelmarkt. 3. Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag. Artikel 2:12 Evenement 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien: a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 75 personen; b. het evenement tussen 7.00 en 0.00 uur plaats vindt; c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur; d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten; e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m² per object; f. er een organisator is; g. de organisator uiterlijk 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester. 3. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. 4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994. 5. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 2:13 Ordeverstoring Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
-8AFDELING 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN Artikel 2:14 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden; b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar staof zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt. Artikel 2:15 Exploitatievergunning horecabedrijf 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. 3. In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. 4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie. 5. Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. 6. Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel. 7. Voorts geldt het eerste lid niet voor: a. een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaalculturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard b. bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn; c. een horecagedeelte van een winkel of dienstverlenende inrichting (zoals copyshop, drukkerij of internetcafé) dat voldoet aan de volgende voorwaarden: - het horecagedeelte is ondergeschikt aan de winkel- of dienstverleningsfunctie; - er worden hooguit op beperkte schaal eet- en drinkwaren verstrekt die in relatie staan tot het assortiment van de winkel (uitgezonderd grootwinkelbedrijven); - het horecagedeelte is beperkt in omvang in verhouding tot de oppervlakte van de totale inrichting; - de oppervlakte van het horecagedeelte beslaat inpandig maximaal 10 m2; - het horecagedeelte bevat maximaal 8 zitplaatsen; - in het horecagedeelte zijn geen speelautomaten aanwezig; - in het horecagedeelte worden geen alcoholhoudende dranken verstrekt; d. inrichtingen in musea, crematoria en rouwcentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering; e. inrichtingen in bejaardentehuizen, ziekenhuizen en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers;
-98. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven. 9. Op de beslissing op een aanvraag om een horeca-exploitatievergunning als bedoeld in dit artikel is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 2:16 Sluitingstijd 1. Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.30 uur en 08.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.30 uur en 08.00 uur. 2. In afwijking van het eerste lid geldt voor de volgende horecabedrijven het verbod deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 01.30 uur en 08.00 uur: • uitsluitend, in hoofdzaak of gedeeltelijk in gebruik bij sportorganisaties of -instellingen dan wel deel uitmaakt van een gebouw waar deze activiteiten plaatsvinden; • uitsluitend, in hoofdzaak of gedeeltelijk in gebruik bij één of meerdere jeugdorganisaties of instellingen dan wel deel uitmaakt van een gebouw waar deze activiteiten plaatsvinden; • uitsluitend, in hoofdzaak of gedeeltelijk in gebruik bij levensbeschouwelijke organisaties of instellingen dan wel deel uitmaakt van een gebouw waar deze activiteiten plaatsvinden; • gelegen op of in de onmiddellijke nabijheid van een kampeer- of caravanterrein. 3. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras. 4. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften. 5. In het horecabedrijf zoals omschreven in het eerste en tweede lid: • mogen geen nieuwe bezoekers worden toegelaten binnen één uur voorafgaande aan de voor het horecabedrijf geldende sluitingstijdstip; • wordt een half uur voorafgaande aan de voor het horecabedrijf geldende sluitingstijdstip een zogenaamde cool-down periode ingesteld waarbij achtereenvolgens geen consumpties meer worden verstrekt, het geluidsniveau van de muziek geleidelijk wordt verlaagd en de lichtsterkte geleidelijk wordt opgevoerd. Artikel 2:17 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:16 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet. Artikel 2:18 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:16 of ingevolge een op grond van artikel 2:17 genomen besluit gesloten dient te zijn. Artikel 2:19 Handel in horecabedrijven 1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. 2. De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt. Artikel 2:20 Ordeverstoring Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren. Artikel 2:21 Het college als bevoegd bestuursorgaan Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het
- 10 college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:15 tot en met 2:18. AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF Artikel 2:22 Begripsbepaling In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft Artikel 2:23 Kennisgeving exploitatie Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester. Artikel 2:24 Verschaffing gegevens nachtregister Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken. AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN Artikel 2:25 Speelgelegenheden 1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op: a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend; b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten. 3. De burgemeester weigert de vergunning: a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan. 4. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het tweede lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
- 11 Artikel 2:26 Speelautomaten 1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. Wet: de Wet op de kansspelen; b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet; c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet; d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet; e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet. 2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn 2 speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten. 3. In laagdrempelige inrichtingen zijn 2 speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan. AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID Artikel 2:27 Betreden gesloten woning of lokaal 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is. 4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen. Artikel 2:28 Plakken en kladden 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden. 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is: a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen; b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift. 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame. 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen. 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven. Artikel 2:29 Vervoer plakgereedschap e.d. 1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap. 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:28. Artikel 2:30 Vervoer inbrekerswerktuigen 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben. 2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen
- 12 niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen. Artikel 2:31 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 1. Het is verboden : a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair; b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Artikel 2:32 Openlijk gebruik van drank en softdrugs 1. het is verboden op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. 2. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen, of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet. 4. Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben. 5. Onder softdrugs wordt verstaan: de middelen genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet. Artikel 2:33 Verboden gedrag bij of in gebouwen 1. Het is verboden: a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden; b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen. 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo’n gebouw. Artikel 2:34 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
- 13 Artikel 2:35 Neerzetten van fietsen e.d. Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien: a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; b. daardoor die ingang versperd wordt. Artikel 2:36 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein. Artikel 2:37
Loslopende honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is; b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt. 3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond/ hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond/ hulphond. Artikel 2:38 Verontreiniging door honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden dat die hond zich van zijn uitwerpselen ontdoet zonder die uitwerpselen onmiddellijk door hem worden verwijderd: a. op de weg; b. op een plaats die door het college is aangewezen ingevolge artikel 2.37, eerste lid, sub b; c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide; d. op een andere door het college aangewezen plaats. 2. De eigenaar of houder van een hond is verplicht er tijdens het uitlaten van een hond voor te zorgen opruimmiddelen bij zich te hebben die redelijkerwijs voor dit doel geschikt zijn. 3. Het verbod zoals omschreven in het eerste lid en de verplichting zoals omschreven in het tweede lid, gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond/ hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond/ hulphond. Artikel 2:39 Gevaarlijke honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
- 14 2. In afwijking van artikel 2:37, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand of een chip. 3. In het eerste lid wordt verstaan onder: a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren; b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter. Artikel 2:40
Uitrengebieden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een door het college aangewezen hondenuitrengebied nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht. Ook bij ongewenste gedragingen van geleiders van de honden kan de toegang tot de uitrengebieden ontzegd worden. Artikel 2:41 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 1. Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren: a. aanwezig te hebben,of b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven. 2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven. 3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod. Artikel 2:42 Loslopend vee De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken. AFDELING 12. VUURWERK Artikel 2:43 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is. Artikel 2:44 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd. Artikel 2:45 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
- 15 AFDELING 13. DRUGSOVERLAST Artikel 2:46 Drugshandel op straat Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen. AFDELING 14. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN Artikel 2:47 Bestuurlijke ophouding De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:2, 2:31, 2:32, 2:33, 2:34 en 2:45 groepsgewijs niet naleven. Artikel 2:48 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. Artikel 2:49 Cameratoezicht op openbare plaatsen 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van overige plaatsen die niet onder de definitie van openbare plaats uit artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vallen maar wel voor een ieder toegankelijk zijn. HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN EN STRAATPROSTITUTIE E.D. AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 3:1 Begripsbepalingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend; e. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen; f. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf; g. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van: 1. de exploitant;
- 16 2. 3. 4. 5. 6.
de beheerder; de prostituee; het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is; toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening; andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester. Artikel 3:3 Nadere regels Met het oog op de in artikel 3:11 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen. AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN EN STRAATPROSTITUTIE EN DERGELIJKE Artikel 3:4 Seksinrichtingen 1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. 2. In de aanvraag om en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld: a. de persoonsgegevens van de exploitant; b. de persoonsgegevens van de beheerder; c. het aantal werkzame prostituees; d. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf; e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000; f. de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100; g. bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en h. bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting. 3. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 1. De exploitant en de beheerder: a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij; b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt. 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet: a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld; b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten; c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van: 1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- 17 2.
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht; 3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen; 5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; 6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie. 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld: a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt; b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt: a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning; b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning. 5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft. Artikel 3:6 Sluitingstijden 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven: a. op maandag tot en met vrijdag tussen 01.30 en 08.00 uur; b. op zaterdag en zondag tussen 03.30 en 08.00 uur. 2. In een seksinrichting zoals omschreven in het eerste a. mogen geen nieuwe bezoekers worden toegelaten binnen één uur voorafgaande aan de voor de seksinrichting geldende sluitingstijdstip; b. wordt een half uur voorafgaande aan de voor de seksinrichting geldende sluitingstijdstip een zogenaamde cool-down periode ingesteld waarbij achtereenvolgens geen consumpties meer worden verstrekt, het geluidsniveau van de muziek geleidelijk wordt verlaagd en de lichtsterkte geleidelijk wordt opgevoerd. 3. Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen. 4. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede of derde lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn. 5. Het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
- 18 Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 1. Met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan: a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede of derde lid, geldende sluitingsuren vaststellen; b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is. 2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting: a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde. Artikel 3:9 Straatprostitutie 1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken: a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden; b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden. 2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 3. Met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 4. De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:11, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid. 5. De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is. 6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid. Artikel 3:10
Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen: a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt; b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
- 19 -
AFDELING 3. WEIGERINGSGRONDEN Artikel 3:11 Weigeringsgronden 1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien: a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen; b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde. 2. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat; d. de veiligheid van personen of goederen; e. de verkeersvrijheid of -veiligheid; f. de gezondheid of zedelijkheid; g. de arbeidsomstandigheden van de prostituee. AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER Artikel 3:12 Beëindiging exploitatie 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd. 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. Artikel 3:13 Wijziging beheer 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder f, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:11, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
- 20 HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING Artikel 4:1 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer; b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit; c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft; d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden; e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen; f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting; g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting; h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt. Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. 3. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. 4. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen. 5. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 20 dB(A) boven de waarden zoals bedoeld in het Besluit. 6. De geluidswaarde als bedoeld in het vijfde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. 7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening- uiterlijk om 0.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de
- 21 aanvang van de festiviteiten het college daarvan in kennis heeft gesteld. 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving. 4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid genoemde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. Artikel 4:4 Overige geluidhinder 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. 3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland. Artikel 4:5 Geluid)hinder door dieren Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende, of overigens voor de omgeving, (geluid)hinder veroorzaakt. AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING Artikel 4:6 Natuurlijke behoefte doen Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen. Artikel 4:7
Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen. AFDELING 3. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST Artikel 4:8 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, op of aan de weg, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:10 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. 2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben. 3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen. 4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening.
- 22 Artikel 4:9 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of in strijd is met redelijke eisen van welstand. AFDELING 4. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN Artikel 4:10 Begripsbepaling In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Artikel 4:11 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. 2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein. 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van: a. de bescherming van natuur en landschap; b. de bescherming van een stadsgezicht. 5. Op de beslissing op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het derde lid is Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 4:12 Aanwijzing kampeerplaatsen 1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:11, eerste lid niet geldt. 2. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:11, vierde lid.
- 23 HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE AFDELING 1. PARKEEREXCESSEN Artikel 5:1 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen; b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990). Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan: a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling. 2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend: a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon. 3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden: a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen; b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken. 4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen. Artikel 5:3 Voertuigwrakken 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Artikel 5:4 Kampeermiddelen e.a. 1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan zeven dagen te plaatsen of te hebben op of aan de openbare weg. 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod. 3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale caravan- en tentenverordening, het Provinciaal wegenreglement of de Verordening bescherming landschap en natuur Zuid-Holland.
- 24 Artikel 5:5 Parkeren van reclamevoertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken. 2. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen. Artikel 5:6 Parkeren van grote voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente. 2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur. 4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen. Artikel 5:7 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan. 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is. Artikel 5:8 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. 2. Dit verbod is niet van toepassing: a. op de weg; b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd. 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. Artikel 5:9 Overlast van fiets of bromfiets Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan. AFDELING 2. COLLECTEREN Artikel 5:10 Inzameling van geld of goederen 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden. 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd. 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt. 4. Instellingen die voorkomen op het collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) zijn vrijgesteld van de vergunningplicht in het jaar dat ze in het collecterooster zijn opgenomen indien zij de volgende regels in acht nemen:
- 25 a. De instelling mag slechts collecteren in de aan haar door het CBF toegewezen periode. b. De openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid mogen bij het collecteren niet in gevaar komen. c. Op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 20.00 en 9.00 uur mag er niet worden gecollecteerd. d. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet AFDELING 3. VENTEN Artikel 5:11 Begripsbepaling 1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis; 2. Onder venten wordt niet verstaan: a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet; b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten; c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:14. Artikel 5:12 Ventverbod 1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. 2. Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 9.00 uur. 3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Artikel 5:13 Vrijheid van meningsuiting 1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:12, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. 2. Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen: a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of b. voor bepaalde dagen en uren. 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid. AFDELING 4. STANDPLAATSEN Artikel 5:14 Begripsbepaling 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 2. Onder standplaats wordt niet verstaan: a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet; b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:11. Artikel 5:15 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.
- 26 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd: a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand; b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt. 4. Op de beslissing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het vierde lid is Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Artikel 5:16 Toestemming rechthebbende Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen. Artikel 5:17 Afbakeningsbepalingen 1. Het verbod van artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement. 2. De weigeringsgrond van artikel 5:15, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.
AFDELING 5. OPENBAAR WATER Artikel 5:18 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water. 2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college. 3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp. 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening. Artikel 5:19 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 1. Het is verboden zonder ontheffing van het college met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen 2. Het college kan aan een ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid: a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente; b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen. 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening bescherming landschap en natuur Zuid-Holland. Artikel 5:20 Aanwijzingen ligplaats 1. Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:19 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
- 27 2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen. 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening bescherming landschap en natuur ZuidHolland. Artikel 5:21 Verbod innemen ligplaats Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:19, eerste lid, bepaalde. Artikel 5:22 Beschadigen van waterstaatswerken 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland. Artikel 5:23 Reddingsmiddelen Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken. Artikel 5:24 Veiligheid op het water 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland. Artikel 5:25 Overlast aan vaartuigen 1. Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden. 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken. AFDELING 6. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN Artikel 5:26 Crossterreinen 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben. 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden; c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
- 28 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren. Artikel 5:27 Beperking verkeer in natuurgebieden 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard. 2. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het voorkomen van overlast; b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden; c. in het belang van de veiligheid van het publiek. 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden: a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten; b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld; c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd; d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld; e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet: a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’. 5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. AFDELING 7. VERBOD VUUR TE STOKEN Artikel 5:28 1. 2.
3. 4. 5.
Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Het verbod geldt niet - voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert voor zover het betreft: a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke; b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand; c. vuur voor koken, bakken en braden. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
- 29 -
AFDELING 8. VERSTROOIING VAN AS Artikel 5:29 Begripsbepaling In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein. Artikel 5:30 Verboden plaatsen 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op: a. verharde delen van de weg; b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen. 2. Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt. 3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen. Artikel 5:31 Hinder of overlast Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
- 30 HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 6:1 Strafbepaling Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Artikel 6:2 Toezichthouders 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de medewerkers Openbare Orde en Veiligheid van de afdeling Bestuurszaken en Veiligheid (handhavingsambtenaren) en de ambtenaren van de politie. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen. Artikel 6:3 Binnentreden woningen Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 1. De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sliedrecht 2009 wordt ingetrokken. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2010. Artikel 6:5 Overgangsbepaling Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening. Artikel 6:6 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening Sliedrecht 2010 Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht d.d. 20 september 2010 of 4 oktober 2010
de griffier
de burgemeester
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 26 augustus 2010
Onderwerp: Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009 Voorgesteld besluit: • •
Vaststellen van de Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009. De reeds verstrekte maandelijkse uitkeringen aan de burgerraadsleden van 2 commissievergaderingen per maand vanaf 1 januari 2007 alsnog accorderen.
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: In de auditcommissie van 10 maart 2008 is de rapportage ‘Knelpunten en Rechtmatigheid’ van JE Consultancy geagendeerd. Daarin staat het volgende vermeld omtrent de onkostenvergoedingen van commissieleden: Ter vaststelling van de naleving van de wet- en regelgeving op het proces personeelsvergoedingen zijn een tweetal checklisten ontwikkeld en een deelwaarneming uitgevoerd op twaalf dossiers. Hierbij hebben wij het volgende knelpunt geconstateerd: In artikel 26 van de vastgestelde Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden is in artikel 26 bepaald dat de vergoeding van commissieleden voor het bijwonen van vergaderen gelijk is aan het opgenomen bedrag in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de praktijk wordt echter in strijd met voornoemde verordening een maandelijkse vergoeding verstrekt. Gevolg van bovengenoemd knelpunt is dat het risico bestaat dat de vergoedingen commissieleden onrechtmatig tot stand komen. Wij achten dit risico HOOG waarbij het financiële belang LAAG is. Hierbij dient te worden opgemerkt dat men binnen de gemeente Sliedrecht van mening is dat de raad van de gemeente Sliedrecht heeft besloten omtrent deze afwijkende vergoeding aan commissieleden. Een dergelijk besluit is echter tot op heden nog niet gevonden. Indien het voornoemde besluit niet kan worden gevonden zal de maximale rechtmatigheidsfout commissievergoedingen in de jaarrekening 2007 8.400 euro bedragen. Aanbeveling Wij adviseren het raadsbesluit waarin is besloten een onkostenvergoeding toe te kennen aan commissieleden welke gelijk is aan de onkostenvergoeding van een raadslid nog eens goed te zoeken. Indien dit besluit niet kan worden gevonden zal of uw raad een nieuw besluit moeten nemen, of zal de onkostenvergoeding van een commissielid moeten worden uitgekeerd conform het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden zoals vastgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De commissieleden, zoals bedoeld in bovenstaande rapportage worden in Sliedrecht aangeduid als burgerraadsleden (artikel 6 ‘Niet-raadsleden’ Reglement van Orde Opiniërende bijeenkomsten 2010). In de raadsvergadering van 28 september 2009 is de Verordening rechtspositie wethouder, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009 definitief vastgesteld. De vergoeding aan burgerraadsleden valt onder Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen. Artikel 26 van de Sliedrechtse verordening is gebaseerd op artikel 14 van het landelijke Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De burgerraadsleden ontvangen conform de bovenstaande artikelen een vergoeding. Bij de berekening van het maandbedrag wordt uitgegaan van gemiddeld 2 vergaderingen per maand. Het betreft hier een bruto bedrag dat geldt voor alle burgerraadsleden. Om bovengenoemde uitkering van gemiddeld 2 vergaderingen per maand rechtmatig te maken kan deze worden vastgelegd in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009. Hiertoe dient een wijziging van deze verordening te worden vastgesteld. Deze wijziging kan worden vormgegeven door artikel 26 aan te vullen met een vijfde lid waarin de uitkering van gemiddeld 2 vergaderingen per maand aan de burgerraadsleden wordt vastgelegd. Om de uitkering vanaf juli 2010 rechtmatig te maken dient de wijzigingsverordening met terugwerkende kracht te worden vastgesteld. Voor de uitkeringen van 1 januari 2007 tot 1 juli 2010 dienen deze apart bij besluit te worden geaccordeerd om deze rechtmatig te maken. De verordening kan echter niet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 worden vastgesteld. In het verleden konden fracties kiezen dat ze maximaal twee burgerraadsleden mogen hebben. Eén burgerraadslid kreeg een pc/printer en één burgerraadslid kreeg een vergoeding! Indien de wijzigingsverordening in zijn geheel met terugwerkende kracht wordt vastgesteld tot 1 januari 2007 kunnen (oud)burgerraadsleden hieraan rechten ontlenen. Om dit te voorkomen dient uw raad het besluit te nemen de reeds verstrekte maandelijkse uitkeringen aan de burgerraadsleden van 2 commissievergaderingen per maand vanaf 1 januari 2007 alsnog accorderen. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders De vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen gebaseerd op artikel 26 van de Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden, geldt voor alle burgerraadsleden.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders In de raadsvergadering van 28 september 2009 is de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009 definitief vastgesteld. De vergoeding aan burgerraadsleden valt onder Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen. Artikel 26 van de Sliedrechtse verordening is gebaseerd op artikel 14 van het landelijke Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De burgerraadsleden ontvangen conform de bovenstaande artikelen een vergoeding. Bij de berekening van het maandbedrag wordt uitgegaan van gemiddeld 2 vergaderingen per maand. Het betreft hier een bruto bedrag.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Het besluit treedt per direct in werking.
•
Financiële kaders Geen
Externe communicatie:
De Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden zal door het college van burgemeester en wethouders bekend moeten worden gemaakt in het Kompas.
het presidium van de gemeenteraad van Sliedrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d. 27 september 2010; gelet op het bepaalde in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden zoals vastgesteld op 28 september 2009;
besluit: • •
Vast te stellen de Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009 De reeds verstrekte maandelijkse uitkeringen aan de burgerraadsleden van 2 commissievergaderingen per maand vanaf 1 januari 2007 alsnog te accorderen
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Versie geldig vanaf 1 november 2010
Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009
Verantwoordelijke afdeling
Griffie. telefoon (0184) 495989 Het getoonde besluit is een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van het presidium d.d. 27 september 2010; b e s l u i t.: gelet op het bepaalde in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009 zoals vastgesteld op 28 september 2009; vast te stellen: Eerste wijziging Verordening wethouders, raads- en commissieleden Artikel 1 Artikel 26 van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009 zoals vastgesteld op 28 september 2009 wordt aangevuld met een vijfde lid welk als volgt komt te luiden 5.
De uitkering als bedoeld in het eerste lid, wordt voor niet-raadsleden ,als bedoeld in artikel 6 van het Reglement van Orde Opiniërende bijeenkomsten 2010, maandelijks uitgekeerd. De hoogte van deze maandelijkse uitkering wordt vastgesteld op een uitkering van gemiddeld 2 vergaderingen per maand.
Artikel 2 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als “Eerste wijziging Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2009” Artikel 5 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 november 2010 en werkt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Bijlage 1: Artikel 26 Verordening op rechtspositie wethouder, raads- en commissieleden van de gemeente Sliedrecht 2009 Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 7 vastgestelde maximum. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt. 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als raadslid of wethouder; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. 4. De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid. Artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Hoofdstuk 4. Vergoeding van leden van een commissie Artikel 14 1.De raad kan bij verordening bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximumbedrag, genoemd in tabel IV, bij dit besluit. De artikelen 2, tweede lid, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing. De raad kan bij verordening bepalen dat artikel 7a geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing is. 2.Indien ten aanzien van een gemeente toepassing is gegeven aan artikel 7 van het Rechtspositiebesluit wethouders, kan de gemeenteraad, al dan niet voor een bepaald tijdvak, de indeling van de commissieleden in een van de klassen, genoemd in tabel IV, aanpassen.
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 22 juni 2010
Onderwerp: Brandbeveiligingsverordening 2010 Voorgesteld besluit: De Brandbeveiligingsverordening 2010 vaststellen Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al het geen daarmee verband houdt;
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders geen
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - Artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop; - Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo); Besluit brandveilig gebruik bouwwerken;
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie n.t.v.
Externe communicatie: Publicatie van de verordening moet plaatsvinden, alvorens deze in werking kan treden.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 juni 2010; gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146); overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al het geen daarmee verband houdt; gezien het advies van 11 juni 2010, nummer brw2010-082 ;
b e s l u i t : De Brandbeveiligingsverordening 2010 vaststellen
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Versie geldig na het moment van inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio's.
De Brandbeveiligingsverordening 2010
Verantwoordelijke afdeling
Bestuurszaken en Veiligheid. telefoon (0184) 480140 De getoonde verordeningen zijn een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad der gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 juni 2010; b e s l u i t.: De Brandbeveiligingsverordening 2010 gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146); vast te stellen:
Brandbeveiligingsverordening 2010 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. een inrichting; een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, Artikel 2 Verbodsbepaling 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin: a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of, b. aan meer dan 4 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of, c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft. 2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de paragrafen 3 en 4. 3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de
-3-
omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning. 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 3 Weigeringgronden Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.
Artikel 4 Gebniikseisen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4,2.5 2.6, 2.7 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. Artikel 6 Melden van brand en broei Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden. Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand. Artikel 8 Bestuurlijke boete Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1 °. Artikel 9 Overgangsrecht 1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de brandbeveiligingsverordening van 12 januari 2009 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening. 2. Indien v66r het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de brandbeveiligingsverordening van 12 januari 2009 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast. 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de brandbeveiligingsverordening van 12 januari 2009 wordt beslist met toepassing van deze verordening. Artikel 10 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2010.
-4-
Artikel 11 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-5-
Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010 Algemeen De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). Naar verwachting treedt deze amvb pas medio 2011 werking. Tot die tijd zal op de grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moeten zijn. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's, het niet beschikbaar zijn van de hiervoor bedoelde amvb en het ontbreken van relevant overgangsrecht in de Wet veiligheidsregio's zal de raad een nieuwe brandbeveiligingsverordening moeten vaststellen. De bestaande brandbeveiligingsverordening vervalt namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's.
De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard. De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. Toegevoegd zijn regels voor de bestuurlijke boete.
Brandbeveiligingsverordening is vangnet De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien, Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio's als opdacht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk zijn er natuurlijk een aantal standaard gevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.
Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar we! van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'nietbouwwerken’. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.
De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving. Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken, Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken.
-6-
Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk geval het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting.
Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeteen bevinden. De beperking die de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein.
Bouwwerk Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan: - bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie kunt u vinden in de toelichting op de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag).
Open erf en terrein Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening. De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 juli 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 September 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5).
-7-
Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: I) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is.
Gebruiksvergunning voor een inrichting De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan. Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij. Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet).
Wabo De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de modelbrandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Dienstenrichtlijn De modelbrandbeveiligingsverordening 2010 is aangepast aan de Dienstenrichtlijn.
Toezicht op de naleving Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten.
-8-
Bestuurlijke boete De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maartregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1 °. Het bedrag dat daar is genoemd, bedraagt in 2009 € 9.000. De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden. Een alternatief artikel is aan het model van de verordening toegevoegd.
Strafbepaling Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde Categorie. De wetgever heeft bier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied de verordening zelf.
Overgangsrecht In het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat het nodig kan zijn dat vergunningen op grond van de brandbeveiligingsverordening van voor 2008 nog van kracht moeten zijn.
Intrekken regeling De brandbeveiligingsverordening vervalt op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's van rechtswege door ontbreken van de rechtsgrond: de Brandweerwet 1985. De intrekking moet worden bekendgemaakt volgens de in artikel 144 Gemeentewet genoemde wijze.
Bekendmaking De bekendmaking dient op een zodanig tijdstip plaats te vinden dat de verordening op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's in werking kan treden. Dit kan: a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;b. bij gebreke van een gemeenteblad, door ter inzage legging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Voor de wijze van elektronische bekendmaking zie: http://www.vng.nl/eCache/DEF/88/626.html.
Intrekken vergunning De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkinggrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking.
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 augustus 2010
Onderwerp: Resultaten Rekenkamercommissieonderzoek aanbevelingen rapporten Kerkbuurt en kunstgrasvelden. Voorgesteld besluit: Kennis te nemen van het Rekenkameronderzoek en onze reactie op het onderzoek. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Aanleiding In 2002-2003 heeft Deloitte & Touche een toedrachtsonderzoek gehouden naar de aanleg van de kunstgrasvelden voor de korfbalvereniging SKC “Merwede”. In 2003-2004 heeft eveneens een toedrachtsonderzoek plaatsgevonden naar het project Herinrichting Kerkbuurt. Op basis van een motie heeft de raad de opdracht gegeven tot een (extra) feitenonderzoek naar de werkzaamheden ter plaatse van de woning van de familie Van Beuzekom. Achtergrond De Rekenkamercommissie heeft een onderzoek instelt naar de vraag of wij de aanbevelingen, die naar aanleiding van de onderzoeken naar de aanleg van de kunstgrasvelden en de herinrichting van de Kerkbuurt zijn overgenomen, hebben uitgevoerd. Tijdens het Presidium van 2 september 2009 is met de voorzitter van de Rekenkamercommissie, de heer D.V. Hindriks afgesproken dat het onderzoek in verband met de aanstaande verkiezingen snel zou worden afgerond en dat een door ons op te stellen eigen rapportage zou dienen als input voor het onderzoek. Hierdoor hoefde de Rekenkamercommissie zelf minder te onderzoeken en zou de doorlooptijd van het onderzoek versneld worden. Onze rapportage is medio oktober 2009 aan de Rekenkamercommissie verstrekt. Een aangepaste versie is in februari aan de Rekenkamercommissie uitgebracht. Door een aantal omstandigheden is het onderzoek later dan gepland opgeleverd. Zelfevaluatie Wij hebben in het door ons zelf uitgevoerde onderzoek een zelfevaluatie vastgesteld: “Geconcludeerd wordt dat de meeste aanbevelingen uit de gehouden toedrachtsonderzoeken waren gericht op het professionaliseren van het projectmatig werken. Hoewel nog niet alles 100 % naar tevredenheid functioneert, moet geconstateerd worden dat de aanbevelingen zijn overgenomen en uitgevoerd, dan wel op onderdelen in uitvoering zijn. Er zijn verschillende richtlijnen en beleidsdocumenten opgesteld op basis waarvan het projectmatig werken kwalitatief is verbeterd. De effecten hiervan zijn moeilijk meetbaar, maar naar onze mening heeft de organisatie zich in zijn algemeenheid kwalitatief gezien ontwikkeld en is de beheersing van projecten beter geworden. Aan bepaalde onderdelen zoals cultuur en houding wordt op dit moment nog gewerkt”.
-2-
Rapport Rekenkamercommissie Het rapport beoordeelt de opzet (aanbevelingen in beleid vertaald), werking (beleid uitgevoerd in de praktijk) en onze zelfevaluatie. Uit de rapportage blijkt dat de opzet een goed scoort en de werking een voldoende. De Rekenkamercommissie herkent zich tenslotte in onze zelfevaluatie. Hierna volgt de letterlijke tekst uit de rapportage: “Opzet Het beeld van de uitkomsten is helder. Bij de opzet (is er beleid?) scoort het College in het onderzoek goed. Van de 21 aanbevelingen zijn er 19 voldoende. Slechts 1 scoort een onvoldoende; 1 deels (on)voldoende. Werking Met betrekking tot de werking (wordt het beleid ook in de organisatie uitgevoerd?) haalt de gemeente een voldoende: 13 van de 21 aanbevelingen scoren positief. Bij 6 aanbevelingen (on)voldoende, bij 2 onvoldoende. Zelfevaluatie De rekenkamercommissie heeft bij haar onderzoek de resultaten van de zelfevaluatie van de Gemeentesecretaris c.q. het College betrokken. In zijn beoordeling gaat het College uit van de bestaande situatie en merkt (terecht) op dat de bestuurlijke organisatie nog steeds met het proces van borging bezig is”. (Onze hierboven vastgestelde tekst van de zelfevaluatie wordt in de rapportage vervolgens letterlijk overgenomen door de commissie). “De Rekenkamercommissie herkent zich hierin op basis van haar bevindingen. Daarom heeft zij ook een aantal negatieve scores, aandachtspunten waaraan gewerkt wordt”. Advies Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie geeft het volgende advies: “De rekenkamercommissie constateert op basis van de ontvangen documenten dat de score ten aanzien van de opzet hoog is. De gemeentesecretaris wijst in zijn reactie in het bijgevoegde addendum ook naar nieuwe regelgeving, zoals de Spelregels Projectmanagement Sliedrecht. De rekenkamercommissie constateert voorts op basis van de drie onderzochte projecten (Reconstructie Buitenuitbreiding, LOC De Grienden en Baanhoek-west), dat de ambtelijke organisatie een voldoende scoort ten aanzien van de borging. Zoals aangegeven zijn er ook enkele slechtere scores, die de aandacht verdienen. De commissie adviseert het College dan ook nauwlettend de borging (of werking) te volgen met betrekking tot de aanwezigheid van een overdrachtsdocument bij mogelijke wisselingen in de projectleiding. Dat geldt ook voor schriftelijke aanstellingsbesluiten van projectleiders, waarin ook hun competenties zijn aangegeven. Verder vragen ook de financiële en juridische controlefunctie en de informatievoorziening door middel van een voor iedereen toegankelijk dossierformat de aandacht. Ten aanzien van de gemeenteraad adviseert de commissie om regelmatig te toetsen of en in hoeverre aanbevelingen uit rapporten, die de raad heeft aanvaard, in de organisatie daadwerkelijk zijn geborgd“. Reactie op de rapportage Wij delen de uitkomsten van de rapportage en zullen de borging (of werking) nauwlettend volgen. Wij gaan een evaluatie houden na de eerste anderhalf jaar van de afdeling Projectmanagement. Daarbij wordt in het bijzonder ook de financiële controlfunctie betrokken. In de tweede helft van dit jaar staan de genoemde aandachtspunten van de Rekenkamercommissie nadrukkelijk op de agenda van het College. Voor het overige zijn wij van mening dat de door ons vastgestelde Spelregels Projectmanagement voorzien in de opmerkingen van de Rekenkamercommissie.
-3-
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders N.v.t
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders N.v.t.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie N.v.t.
Externe communicatie: N.v.t. Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010;
besluit: Kennis te nemen van het Rekenkameronderzoek en de reactie van het college van burgemeester en wethouders op het onderzoek.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 augustus 2010
Onderwerp: Financieringsstatuut gemeente Sliedrecht 2010 (zie bijlage) Voorgesteld besluit: gelet op artikel 11 van de Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht (Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet) en de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), in combinatie met de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)
vast te stellen:
Het Financieringsstatuut gemeente Sliedrecht 2010 (zie bijlage raadsvoorstel) onder gelijktijdige intrekking van het Treasury Statuut gemeente Sliedrecht 2009 (vastgesteld tijdens uw vergadering van 14 april 2009).
Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Het statuut dat vorig jaar is vastgesteld, is destijds aangepast vanwege twee redenen: 1. uitvoering van de taak “treasury” door Service Centrum Drechtsteden medio 2008; 2. inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) per 1 januari 2009. In december 2009 is het Financieringsstatuut voor de GR Drechtsteden vastgesteld. Dit statuut staat model voor de statuten van de zes individuele gemeenten. Nu is op basis van het Drechtsteden-model een statuut voor de gemeente Sliedrecht gemaakt. Binnen dit ‘format” is uiteraard iedere gemeente vrij om een eigen inhoudelijke invulling te geven. Het statuut is nu vooral qua opzet en vorm aangepast. Inhoudelijk zijn de veranderingen ten opzichte van het vorige statuut zeer gering. In de beperkte gevallen waarbij toch inhoudelijke aanpassingen zijn doorgevoerd betreft het vooral aanpassingen aan de bestaande praktijk. Binnen dit statuut wordt zoveel mogelijk aangesloten bij kwalitatieve en kwantitatieve normen uit uitvoeringsregelingen. Op deze manier worden belangrijke risicobeperkende maatregelen geregeld via de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), in combinatie met de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)
-2-
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Niet van toepassing
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Het financieringsstatuut past binnen de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), in combinatie met de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie Niet van toepassing
Externe communicatie: Het Servicecenter Drechtsteden zal op de hoogte worden gebracht van het genomen besluit.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010;
besluit:
gelet op artikel 11 van de Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht (Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet) en de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), in combinatie met de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)
vast te stellen:
Het Financieringsstatuut gemeente Sliedrecht 2010 (zie bijlage raadsvoorstel) onder gelijktijdige intrekking van het Treasury Statuut gemeente Sliedrecht 2009 (vastgesteld tijdens uw vergadering van 14 april 2009).
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 13 juli 2010
Onderwerp: Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004 Voorgesteld besluit: Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld. Advies opiniërende bijeenkomst:
Overwegingen en alternatieven: Aanpassing artikel 4 lid 3 Controle verordening In de huidige Controleverordening 2004 is onder artikel 4 lid 3 de volgende tekst opgenomen: “Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek afstemmingsoverleg plaats tussen de accountant en de auditcommissie bestaande uit de voorzitter van de commissie Burger en Bestuur, twee (burger)raadsleden, de portefeuillehouder financiën en de concerncontroller.” Deze tekst dient te worden aangepast aan het huidige vergaderstelsel van Sliedrecht. Tevens wordt naar aanleiding van een nieuw vast te stellen Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010 de samenstelling van deze commissie niet meer geregeld binnen de Controleverordening 2004, en wordt verwezen naar een aparte verordening, te weten Verordening Auditcommissie Sliedrecht 2010. Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld. Uw raad heeft reeds op 10 mei 2010 ingestemd de verordening overeenkomstig bovengenoemd voorstel te wijzigen. Juridisch gezien kan echter niet volstaan met het besluit zoals deze op 10 mei 2010 is genomen. Er dient formeel een wijzigingsverordening te worden vastgesteld welke bijvoorbeeld de inwerkingtreding van de wijziging regelt, en voor de inwerkingtreding is het een voorwaarde dat de wijzigingsverordening in het Kompas wordt bekendgemaakt. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders n.v.t.
-2-
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De Gemeentewet geeft in artikel 213 aan dat er een verordening dient te worden vastgesteld voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. In Sliedrecht is in 2004 deze verordening vastgesteld. Artikel 4 lid 3 van deze verordening verwijst naar een in te stellen auditcommissie.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie
•
Externe communicatie: De vaststelling van de wijzigingsverordening zal door het college van burgemeester en wethouders bekend worden gemaakt in het Kompas
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
GEWIJZIGD Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 juli 2010; gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 3 van de controleverordening gemeente Sliedrecht;
besluit: •
Vast te stellen de Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004, te weten Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 dat komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-2-
Versie geldig vanaf 1 november 2010
Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004
Verantwoordelijke afdeling
Griffie. telefoon (0184) 495989 Het getoonde besluit is een weergave van de actuele situatie. Voor historische informatie hiervan kunt u contact opnemen met het Servicecentrum Drechtsteden, onderdeel Documentaire Informatievoorziening, e-mail:
[email protected].
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 juli 2010; b e s l u i t.: gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 3 van de Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004; vast te stellen: Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004 Artikel 1 Artikel 4, derde lid van de Controleverordening 2004 wordt gewijzigd en komt te luiden: Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole stelt de raad een auditcommissie in, waarvan de samenstelling en werkzaamheden bij verordening worden geregeld. Artikel 2
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als “Eerste wijziging Controleverordening gemeente Sliedrecht 2004” Artikel 3 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 november 2010.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september/4 oktober 2010. De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
Concept Raadsvoorstel
Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 augustus 2010
Onderwerp: Comptabiliteitsbesluiten september 2010 Voorgesteld besluit: De comptabiliteitsbesluiten voor september 2010 vast te stellen en de begroting 2010 conform aan te passen. Advies opiniërende bijeenkomst:
Alternatieven, keuze en overwegingen: Hierbij ontvangt u een voorstel voor een wijziging van de begroting 2010. In dit voorstel zijn de B&W-besluiten tot en met de vergadering van 25 mei 2010 meegenomen. Voor een goede budgetbewaking moeten budgetmutaties vóór het aangaan van verplichtingen worden ingediend. Hiermee stimuleren we het actieve budgetbeheer in de ambtelijke organisatie. Ook geeft het invulling aan het budgetrecht van de raad, zodat zij haar controlerende taak kan uitoefenen. Bij het agendapunt “comptabiliteitsbesluiten” komen alleen financieel administratieve wijzigingen aan de orde. Wanneer het gaat om besluitvorming over een beleidsinhoudelijk onderwerp, dan moet dit via een afzonderlijk raadsvoorstel. Alleen bedragen groter dan € 1.500 worden in het raadsvoorstel comptabiliteitsbesluiten meegenomen. Overschrijdingen en onderschrijdingen kleiner dan € 1.500 komen in de jaarrekening tot uitdrukking.
De budgetmutaties hebben betrekking op 7 onderwerpen:
Portefeuillehouder: J.A. Lavooi 1. Actualiseren c.q. opstellen bestemmingsplan Benedenveer Programma 9: Wonen Product 119: Exploitatie Benedenveer
Aanvullend krediet beschikbaar stellen van € 36.674 i.v.m. het actualiseren van het bestemmingsplan. De kosten worden gedekt uit de bouwgrondexploitatie Benedenveer.
-2-
Aan Vollmer & Partners is gevraagd een offerte uit te brengen voor het actualiseren van de plannen voor Benedenveer. De door Vollmer & Partners uitgebrachte offerte gaat in op het actualiseren van het bestemmingsplan, het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan voor de invulling van de noord-west zijde van het plangebeid, waarvoor nog geen definitieve duidelijkheid over de meeste optimale invulling is. De kosten hiervoor bedragen € 36.674 en kunnen worden gedekt uit de bouwgrondexploitatie Benendenveer. Portefeuillehouder: J.P. Tanis 2. Verkoop perceel bouwrijpe grond ten zuiden van het Griendencollege aan Domus Programma 3: Jeugd en Onderwijs Product 41: Exploitatie Griendencollege
Instemmen met de verkoop van een perceel t.b.v. de bouw van 41 terraswoningen. De netto-opbrengst van € 1.440.000 komt ten bate van de Reserve Egalisatie Grondkosten Woningbouw.
Tussen de gemeente Sliedrecht, Tablis Wonen en Domus is de “Realisatieovereenkomst Griendencollege” afgesloten, in verband met de ontwikkeling van een bouwproject op de locatie van het Griendencollege aan de Thorbeckelaan, welk bouwproject bestaat uit nieuwbouw van het Griendencollege, het Da Vinci College, commerciële ruimten en/of bedrijfsruimten, huurappartementen en vrije sector woningen. In het dekkingsplan van de nieuwbouw was de opbrengst van de grondverkoop aan Domus opgenomen. De gemeente verkoopt het perceel grond aan Domus voor € 1.440.000 exclusief BTW. De koopprijs inclusief BTW bedraagt € 1.713.600. Het te ontvangen bedrag aan BTW ad. € 273.600 moet vervolgens door de gemeente Sliedrecht worden afgedragen aan de fiscus. De nette opbrengst van € 1.440.000 komt ten bate van de Reserve Egalisatie Grondkosten Woningbouw. Portefeuillehouder: J.A. Lavooi 3. Gebruik subsidie Tijdelijke Stimuleringsregeling Woningbouwprojecten Programma 9: Wonen Product 114: Woonruimtezaken
Aanvullend krediet van € 210.000 beschikbaar stellen voor subsidie voor plan Boterbloem. Dit kan gedekt worden uit de Tijdelijke Stimuleringsreserve Woningbouw.
Bij de aanvraag voor subsidie voor de 30 kubistische woningen, ofwel plan Boterbloem, is uitgegaan van een bedrag van € 7.000 per woning. Tussen partijen is afgesproken om de subsidie ten goede te laten komen aan de kopers van de woningen. In totaal gaat het om 30 woningen. De totale kosten van € 210.000 kunnen worden gedekt uit de Tijdelijke Stimuleringsreserve Woningbouw. Portefeuillehouder: J.P. Tanis 4. Verkoop van de gemeentewoning Middenveer 82 Programma 9: Wonen Product 111: Gemeentewoningen
Instemmen met de verkoop van de gemeentewoning Middenveer 82 voor een koopprijs van € 127.250 k.k. De opbrengst komt ten gunste van de Stimuleringsreserve Woningbouw.
-3-
In “Het Kompas” van 20 november 2008 is bekendgemaakt dat enkele gemeentewoningen, waaronder de woning gelegen aan Middenveer 82, middels notariële loting worden verkocht. Voor de woningen Middenveer 82 waren geen reacties binnen gekomen. Op 20 januari 2009 heeft het college besloten om in te stemmen met het in reguliere verkoop nemen van de woning Middenveer 82. Er is pas in april 2010 daadwerkelijk een bod op de woning uitgebracht. De koopprijs van € 127.250 komt ten gunste van de Stimuleringsreserve Woningbouw. Portefeuillehouder: J. Tanis 5. Ingebruikname gronden in het kader van de aanleg Merwedelingelijn Programma 7: Verkeer en Vervoer Product 93: Verkeer (algemeen)
Instemmen met de verkoop van een viertal percelen aan ProRail. De opbrengst van € 1.092 valt weg tegen nog bij de gemeente in rekening te brengen aankoopkosten van dezelfde percelen.
Vanuit het railinfraproject MerwedeLingelijn is aan ProRail opdracht verstrekt om de spoorgerelateerde werkzaamheden uit te voeren en de daarvoor benodigde gronden van de gemeente te verwerven. De verkoop van de percelen geschiedt voor een prijs van € 1 per m². Hoewel de totale verkoopopbrengst van de vier kadastrale percelen € 1.092 bedraagt, zal deze transactie voor de gemeente uiteindelijk echter budgetneutraal uitkomen. De opbrengst van de grondverkoop zal namelijk wegvallen tegen de nog bij de gemeente in rekening te brengen aankoopkosten van dezelfde percelen. Portefeuillehouder: A. de Waard 6. Verlening opdracht Economische Visie Sliedrecht aan het IKC Drechtsteden Programma 6: Werk, Inkomen, Zorg en Welzijn Product 70: Economische zaken
Aanvullend krediet beschikbaar stellen van € 30.250 voor het opstellen van de Economische Visie Sliedrecht. Deze kosten kunnen gedekt worden uit de vacatureruimte bij de afdeling Projecten.
Met als inzet om de Economische Visie Sliedrecht op een goede en snelle manier vorm en inhoud te geven is gezocht naar een partij die al zoveel mogelijk op de hoogte is van alle recente regionale beleidsstukken die in deze lokale visie vertaald moeten worden. Deze partij is gevonden in de vorm van het Intergemeentelijke Kenniscentrum Drechtsteden. De kosten voor de inzet van het IKC Drechtsteden bedragen € 20.000. Gemeentelijk drukwerk en te organiseren bijeenkomsten wordt begroot op € 5.000. De afdeling Projecten zet ook nog 25 uur in. De kosten worden gedekt uit de vacatureruimte medewerker economische zaken bij de afdeling Projecten.
-4-
Portefeuillehouder: M.C. Boevée 7. Audioverslaglegging raad 2010 Programma 1: Bestuur en Dienstverlening Product 1: Adviezen commissies en besluiten gemeenteraad
Aanvullend budget beschikbaar stellen van € 7.350 voor de kosten van de notulen van de raad. € 5.000 kan gedekt worden door het externe budget van de Directie te verlagen. De overige € 2.350 komt ten laste van de post Onvoorzien.
De kosten voor de audioverslaglegging van de raad in 2010 worden geraamd op een totaal bedrag van € 10.350. In het budget van de Griffie voor de notulen van de raad is voor deze kosten ruimte gevonden tot een bedrag van € 3.000. Daarnaast kunnen we in 2010 het externe budget van de Directie met € 5.000 verlagen. Per saldo resteert een bedrag van € 2.350 ter dekking ten laste van de post Onvoorzien. De structurele kosten zijn verwerkt in de ontwerp beheersbegroting 2011.
Financiële kaders: Het saldo van de post voor onvoorziene uitgaven 2010 is na de raad van april € 53.968. Dit saldo neemt door de voorgestelde besluiten met € 2.350 af, waardoor het nieuwe saldo uit komt op € 51.618.
Externe communicatie: De besluiten worden gecommuniceerd zoals aangegeven in de ter inzage gelegde adviesnota’s.
Vervolgtraject: De vervolgstappen van de besluiten worden geëffectueerd zoals aangegeven in de ter inzage gelegde adviesnota’s.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
-5-
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien de diverse voorstellen van burgemeester en wethouders;
besluit:
De comptabiliteitsbesluiten voor september 2010 vast te stellen en de begroting 2010 conform aan te passen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 20 september 2010/4 oktober 2010 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
M.C. Boevée
-6-
Toelichting op het comptabiliteitsbesluit van september 2010
In het voorstel van september 2010 en de diverse ter inzage gelegde adviesnota’s worden de meeste budgetmutaties uitgebreid toegelicht. Deze toelichting bij het raadsbesluit bevat een samenvatting van de mutaties in de AR (algemene reserve) en een overzicht van het verloop van de post voor onvoorziene uitgaven.
AR In dit comptabiliteitsbesluit zijn geen mutaties op de AR opgenomen:
Post Onvoorzien Het verloop van de post Onvoorzien tot nu toe is als volgt: Verloop van de post onvoorziene uitgaven 2010 Raad
Omschrijving
Primaire begroting Februari Gemeenteraadsverkiezingen 3 maart 2010 Februari GBA-audit April Overeenkomst inzameling elektronische apparatuur September Audioverslaglegging raad 2010 Saldo onvoorzien
Bedrag
59.732 -7.500 -8.264 10.000 -2.350 51.618