Afschrijvingsbeleid Provincie Groningen In de financiële verordening (voordracht 34a/2003) is in artikel 10 het kader gesteld voor waardering en afschrijving van vaste activa. Hierna volgt een nadere onderbouwing. Kapitaallasten Kapitaallasten bestaan uit afschrijvingslasten en rentelasten die op de financiering van investeringen betrekking hebben. De berekening van kapitaallasten is afhankelijk van de restwaarde van een investering, de afschrijvingstermijn, de afschrijvingsmethode en de rentelasten die aan een investering worden toegerekend. De wijze waarop de provincie activa afschrijft heeft grote invloed op haar exploitatie en vermogenspositie. Afschrijvingsmethodiek De waardevermindering van vaste activa dient onafhankelijk van het resultaat van het begrotingsjaar te zijn. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt in beginsel jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Activa met een economisch nut ( zoals bijv. gebouwen) moeten worden geactiveerd. Activa met een maatschappelijk nut ( zoals bijv. wegen en waterwegen) in de openbare ruimte mogen worden geactiveerd. Bij activa met een maatschappelijk nut moet in een zo’n kort mogelijke periode worden afgeschreven. Het Besluit begroting en verantwoording (BBV) laat de provincie vrij in de keuze van afschrijvingsmethodiek. Wel moet er sprake zijn van een bestendige gedragslijn. Alleen als er gegronde redenen zijn mag de wijze van waarderen en afschrijven (bijvoorbeeld de afschrijvingsperiode of – methode) worden veranderd. Dergelijke wijzigingen dienen altijd te worden toegelicht. In de praktijk zijn er echter vele afschrijvingsmethoden. De (bij de overheid) meest voorkomende zijn de lineaire afschrijving en de afschrijving door middel van jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. De provincie Groningen heeft in principe gekozen voor de lineaire afschrijvingsmethodiek. De lineaire afschrijving is een afschrijving op basis van een vast percentage van de oorspronkelijke investering. Hierdoor zullen de kapitaallasten (rente en afschrijving) een dalend verloop kennen. Bij de annuïteiten methode blijven de jaarlijkse totale lasten (afschrijving en rente) jaarlijks gelijk. Voor de vergelijking van het verloop van de kosten bij de twee verschillende methodieken zijn hieronder twee grafieken toegevoegd ter verduidelijking van het verloop van de kosten. lineaire methode
annuïteiten methode 15.000
10.000
Afschrijving Rente
5.000
Totaal last
totale kosten
totale kosten
15.000
Afschrijving
10.000
Rente 5.000
Totaal last
0
0 1
2
3
4
5
6 jaar
7
8
9
10 11
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11
jaar
Enkele voordelen bij het gebruik van een lineaire afschrijving zijn: • bij dit systeem bestaat een evenredige spreiding van de afschrijvingslasten over de gebruiksperiode. • op langere termijn is de lineaire methode goedkoper dan de annuïtaire methode.
Zoals uit de grafiek bij de lineaire methode grafiek blijkt lopen de jaarlijkse lasten terug. • De lineaire methode maakt het mogelijk om de rentelasten van de totale post activa jaarlijks te bepalen aan de hand van de boekwaarde van de post activa op 31 december. Tevens wordt dan het te hanteren rentepercentage (omslag percentage) bepaald aan de hand van de op dat moment gangbare marktrente voor langlopend vreemd vermogen. Deze methodiek wordt nu nog niet volledig toegepast. Zo zijn er in het verleden besluiten genomen om de investeringen in de secundaire wegen (t/m 1992), baggerwerk Hoendiep/Oldehoofsekanaal en in de herhuisvesting districten op annuïteitbasis af te schrijven. In 1983 hebben Provinciale Staten besloten om de investeringen in secundaire wegen vanaf 1984 af te schrijven op annuïteitbasis (20 jaar tegen 9% rente). De per 1-1-1984 opgebouwde boekwaarde van deze wegen werd vervolgens beschouwd als nieuwwaarde en afgeschreven in 20 jaar. Daardoor kregen de voor 1983 gepleegde investeringen feitelijk een langere afschrijvingstermijn dan gebruikelijk. Deze ingreep is ingegeven vanuit louter budgettaire overwegingen. In 1983 raakte het toenmalige Wegenfonds op, van waaruit jaarlijks de uitkering in het kader van de Wet Uitkeringen Wegen (WUW) werd aangevuld. Daardoor ontstond in 1984 bij ongewijzigd beleid een tekort van ca. € 3,2 miljoen. Door te kiezen voor afschrijving op annuïteitbasis kon de eerste jaren ongeveer even groot bedrag worden vrijgemaakt. Omdat er in 1993 een grootscheepse wegensanering (overdracht met gesloten beurzen) heeft plaatsgevonden, onder een gelijktijdige opheffing van de Wet Uitkering Wegen, vinden er vanaf 1993 geen investeringen meer plaats in deze categorie wegen. Dat betekent dat deze kapitaallasten na 2012 volledig vrijvallen. Hiermee hebben wij in ons financieel meerjarenperspectief al rekening gehouden. Voor zowel het baggerwerk Hoendiep/Oldehoofsekanaal als de huisvesting districten is gekozen voor afschrijving op annuïteitwaarde om de totale kosten evenredig in de tijd te verdelen. Overzicht aandeel afschrijving op annuïteitbasis Onderdeel: Huisvesting Secundaire wegen Waterwegen Totaal afschrijving op annuïteitbasis % Totale afschrijving
2005 28.600 438.800 12.400 479.800 14,2%
2006 30.500 388.600 13.300 432.400 12,4%
doorloop t/m 2035 2012 2010
In principe zou kunnen worden besloten om de afschrijvingen op annuïteitbasis met ingang van 2005 om te zetten naar de afschrijvingsmethodiek op lineaire basis. Op de korte termijn t/m 2009 zal dit kostenverhogend werken ( + € 130.000 voor 2005) . Na 2009 zal een dalend effect merkbaar zijn. Oorzaak hiervan is dat de afschrijvingen van de secundaire wegen zich in de laatste fase van de looptijd bevinden (veel afschrijving - weinig rente) en de huisvesting nog duidelijk in de beginfase (veel rente en weinig afschrijving). Vanaf 2013 is er alleen nog sprake van afschrijving op annuïteitbasis op huisvesting. Afschrijvingstermijn De afschrijvingstermijn dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de feitelijke waardedaling van het actief. Bij deze waardedaling moet rekening worden gehouden met de technische- en/of economische levensduur. De technische levensduur is de periode dat de activa technisch in staat zijn om gebruikt te worden. De economische levensduur is de periode waarin de activa naar schatting economisch kunnen worden
2
gebruikt. Als voorzichtigheidsprincipe dienen de afschrijvingstermijnen niet te lang te zijn (niet langer dan de kortste termijn van de economische en/of technische levensduur). In beginsel is daarom iedere termijn die op een weloverwogen manier tot stand komt acceptabel. Bij deze overwegingen dienen de volgende aspecten betrokken te worden: 1. Technische slijtage. Deze ontstaan door twee factoren het verloop van de tijd; afhankelijk van de omvang van het gebruik; 2. Economische slijtage. Hoewel het actief technisch nog niet is versleten voldoet het niet meer aan de eisen van deze tijd. Deze veroudering wordt dan ook wel economische slijtage genoemd. Een goed voorbeeld daarvan is de ontwikkelingen op het gebied van PC-gebruik. Een PC van 4 jaar oud is technisch nog niet versleten doch de omgeving van de gebruiker stelt andere eisen aan de hardware ( o.a. nieuwere software, uitwisseling van gegevens met derden en het mogelijk maken van het meeluisteren met Staten- en commissievergaderingen via de PC). In onderstaande tabel is een vergelijking opgenomen van de drie noordelijke provincies. De tabel is gesplitst naar de twee categorieën die in de BBV worden gehanteerd, te weten: a. Activa met een economisch nut, b. Investeringen in openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Vergelijking afschrijvingsmethodiek en -termijn provincies Drenthe, Groningen en Friesland Onderdeel
Provincie
Materiele activa met economisch nut Nieuwbouw bedrijfsgebouwen Meubilair Transportmiddelen, auto's e.d. Automatiseringsapparatuur Automatiseringsprogrammatuur
Drenthe 1)
Groningen 2)
Friesland 3)
Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair
Lineair / 40 jaar Lineair / 7 jaar Ideaalcomplex 4) Ideaalcomplex 4) Ideaalcomplex 4)
Lineair / 40 jaar n.v.t. Annuïteit / 5 jaar
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut Waterwegen Wegen Bruggen en viaducten Sluizen Maatregelen zoals verkeersdrempels, wegversmallingen, bermverharding en faunavoorziening Wegmeubilair, halteplaatsen, VRI's Oeververdediging, bodem (verruiming) Vaarwegmeubilair Afstandsbediening
Drenthe 5)
Groningen
Friesland
Lineair Lineair Lineair Lineair Lineair
Lineair / 40 jaar Lineair / 20 jaar Lineair / 40 jaar Lineair / 40 jaar via exploitatie 6)
/ 50 jaar / 10 jaar / 5 jaar / 4 jaar / 4 jaar
/ 30 jaar / 20 jaar / 90 jaar /100 jaar / 10 jaar
Annuïteit / 5 jaar Annuïteit / 5 jaar
via exploitatie
via exploitatie 6)
Lineair / 30 jaar Lineair / 30 jaar Lineair / 40 jaar Lineair / 40 jaar Annuïteit / 15 jaar als onderdeel van een project Annuïteit / 15 jaar
via exploitatie
via exploitatie 6)
Lineair
via exploitatie via exploitatie
via exploitatie 6) via exploitatie 6)
Lineair / 30 jaar Annuïteit / 20 jaar
3
/ 20 jaar
Algemeen Bovenstaande gegevens zijn uitgangspunten. Provinciale Staten kunnen bij besluit hiervan afwijken. 1) De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit, met een verkrijgingprijs van minder dan € 50.000,-- worden niet geactiveerd, met uitzondering van gronden en terreinen die altijd worden geactiveerd. Deze grens is vastgelegd in de financiële verordening van de provincie Drenthe. 2) Bij de provincie Groningen worden niet alle aanschaffingen geactiveerd. Een specifieke grens is niet vast gelegd in de financiële verordening van de provincie Groningen. 3) Bij de provincie Friesland worden niet alle aanschaffingen geactiveerd. Een specifieke grens is niet vast gelegd in de financiële verordening van de provincie Friesland. 4) Ideaalcomplex - Men spreekt van een ideaalcomplex indien de totale afschrijving van een groep van vaste activa gelijk is aan de jaarlijkse aanschafprijs van 1 of meer exemplaren van deze groep. Een voorbeeld hiervan is de afschrijving van auto's. Indien een auto, van dezelfde prijsklasse, gemiddeld 5 jaar meegaat en de provincie heeft 20 auto's dan kan in de situatie van een ideaalcomplex elk jaar 4 auto's worden vervangen. Bij activering van de 20 auto's is de afschrijvingslast 4 auto's ( 20 * 1/5 auto). Voor het ideaalcomplex bij de afdelingen die vallen onder het managementcontract BWK is een investeringsschema opgesteld waarin de diverse onderdelen zijn opgenomen variërend van auto's, materieel, tractoren en natzoutstrooiers. Afhankelijk van de afzonderlijke levensduur bijvoorbeeld (vracht)auto's variërend qua uitvoering 6 tot 11 jaar, tractoren 8 of 10 jaar, strooiers 10 jaar en sneeuwploegen 15 jaar, zijn alle uitgaven teruggebracht naar kosten per jaar. Deze kosten vormen samen het benodigde investeringsbedrag. Voor automatiseringsapparatuur (werkplek) wordt een termijn van 3 jaar gehanteerd. 5) Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit, Aankoop en vervaardiging van deze activa worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves als ten laste van de exploitatie gebracht, indien de waarde ten hoogste € 100.000,-- bedraagt en geactiveerd indien de waarde hoger is. Deze grens is vastgelegd in de financiële verordening van de provincie Drenthe. 6)Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut via de exploitatie. De meeste kosten die hier bedoeld worden vormen een onderdeel van het managementcontract BWK. Voor de berekening van de budgetten zijn, waar mogelijk, bij de diverse onderdelen van een bepaalde levensduur uitgegaan. Voorbeelden hiervan zijn: VRI 15 jaar, wegmeubilair variërend van 10 tot 30 jaar. afstandbediening afhankelijk welk onderdeel 10 tot 40 jaar, oeververdediging per soort damwand (hout, staal e.d. ) variërend van 25 tot 100 jaar en kanaalmeubilair (bebording) 10 jaar. Conclusie: De vergelijking tussen de drie noordelijke provincies geeft op hoofdlijnen niet een groot verschil. Het grootste verschil zit in de termijnen die Drenthe hanteert voor zijn bruggen, viaducten en sluizen. De BBV geeft er de voorkeur aan om activa met een maatschappelijk nut niet te activeren, omdat deze activa in principe niet verhandelbaar zijn. Mocht er wel worden afgeschreven dan dient bij voorkeur een zo kort mogelijke termijn in acht genomen te worden.
4
De provincies Drenthe als Groningen hebben de voorkeur uitgesproken voor de systematiek lineaire afschrijvingen. De provincie Friesland hanteert voor activa met maatschappelijk nut ook dit uitgangspunt doch met de uitzondering dat kortlopende investeringen beneden de 15 jaar op annuïteitbasis worden afgeschreven. Dit laatste wordt vooral ingegeven door de wijze van financiering. De provincie Friesland gaat het afschrijvingsbeleid voor activa met economisch nut nog actualiseren. Na de invoering van de BBV zal het afschrijvingsbeleid van de provincies en gemeenten voorlopig nog in beweging blijven. Ons voorstel is dan ook: 1. Het huidige beleid te continueren, 2. De financiële verordening, onderdeel Waardering- en afschrijving vaste activa aanpassen. De provincie kan in uit hoofde van artikel 216 van de Provinciewet aangeven wat het grensbedrag is voor het verplicht activeren van activa. Indien de aanschafwaarde hoger uitkomt dan het grensbedrag dan is activering verplicht op basis van artikel 59 lid 1 van de BBV. Wij stellen voor het grensbedrag vast te stellen op € 100.000. 3. De ontwikkelingen via de commissie BBV blijven volgen, 4. In de volgende collegeperiode (2007) opnieuw een vergelijking te maken tussen de diverse provincies en daarover te rapporteren.
5