Collegevoorstel Advies:
Openbaar
Onderwerp
Beleidsregels Wet Bibob
IBW-nummer
Programma / Programmanummer
Bestuur / 2110 Portefeuillehouder
G. ter Horst Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) is een bestuurlijk instrument ter bestrijding van criminaliteit. Toepassing van de w e t geeft bestuursorganen extra mogelijkheden om, in het kader van criminaliteitsbestrijding, vergunningen te weigeren dan wel in te trekken, overheidsopdrachten niet toe te kennen of juist reeds aangegane aanbestedingsovereenkomsten te ontbinden. In de bijgevoegde beleidsregels wordt het voorstel gedaan de w e t toe t e passen op de hieronder aangegeven beschikkingen, overheidsopdrachten en bijzondere situaties.
C41 O,
Voorstel om te besluiten
1. De Wet Bibob toe t e passen: a) op café's en restaurants (de natte horeca), coffeeshops, cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca) en seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm; b) op overheidsopdrachten die volgens de "richtlijnen van de gemeente Nijmegen voor aanbesteden van werken, diensten en leveringen" openbaar moeten worden aanbesteed; c) op reguliere bouwvergunningen in de in artikel 3, eerste lid sub c van de bijgevoegde conceptbeleidsregels genoemde delen van de gemeente; d) in bijzondere situaties, zoals nader uitgewerkt in artikel 4 van de bijgevoegde conceptbeleidsregels; 2. De beleidsregels vast t e stellen conform concept; 3. De vragenlijsten vast te stellen conform concept; 4. De bevoegdheid t o t wijziging van de vragenlijsten te mandateren aan de burgemeester; 5. Alle bestaande coffeeshops en seksinrichtingen, na vaststelling van de beleidsregels, eenmalig aan een Bibobtoets te onderwerpen; zie vervolgblad
Besluit B&W d.d. 27 april 2004 nummer: Conform advies.
1.36
M.J. Vaartjes, 2645
Datum ambtelijk voorstel
13 april 2004 Registratienummer
4.4088
Collegevoorstel
Vervolg "Voorstel om te besluiten" 6. De afdeling Bestuur en Veiligheid aan te wijzen als centraal coördinatiepunt wet Bibob; 7. Het beleid af te stemmen met de regiogemeenten; 8. De doelgroepen zoveel mogelijk via intermediaire kaders te informeren en voor het overige de burgers en de bewoners van de in artikel 3, eerste lid, sub c genoemde delen van de gemeente via "De Brug" over de inwerkingtreding van de beleidsregels te informeren; 9. De kosten, indien nodig, te bestrijden door middel van een (algemene) verhoging van de leges vanaf 1 januari 2005 en de afdelingen Bestuur en Veiligheid, Openbare Ruimte en Bouwen en Wonen te vragen in samenwerking met de afdeling Belastingen met een voorstel hiervoor te komen; 10. De besluiten, genoemd onder 2,3,4,5 en 7 openbaar bekend te maken. Voorstel aan de burgemeester Identieke besluiten te nemen voor zover het haar bevoegdheden betreft.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
1
Inleiding
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) is een bestuurlijk instrument ter bestrijding van criminaliteit. Toepassing van de wet geeft bestuursorganen extra mogelijkheden om, in het kader van criminaliteitsbestrijding, vergunningen te weigeren dan wel in te trekken, overheidsopdrachten niet toe te kennen of juist reeds aangegane aanbestedingsovereenkomsten te ontbinden. De wet Bibob biedt bestuursorganen de mogelijkheid om op het moment dat er een aanvraag wordt ingediend (inhoudende de aanvraag om een beschikking resp. het aanbod tot een overheidsopdracht) een Bibobvragenlijst mee te sturen. Beoordeling van deze vragenlijst kan ertoe leiden dat een aanvraag wordt geweigerd of enkel met aanvullende voorwaarden wordt toegekend. Beoordeling van de vragenlijst kan er ook toe leiden dat het landelijk bureau Bibob, welk bureau rechtstreeks valt onder het gezag van de minister van Justitie, om een advies wordt gevraagd. Dit advies wordt afgewacht voordat een beslissing op de aanvraag wordt genomen. Gebruik van het Bibobinstrumentarium mag, zo zegt de wet, slechts als ultimum remedium plaatsvinden. Dit betekent dat de wet Bibob niet mag worden toegepast als een aanvraag regulier, met gebruikmaking van het bestaande instrumentarium, kan worden afgehandeld. De aanvraag van bijvoorbeeld een drankvergunning moet dus eerst worden beoordeeld op grond van de in de Drank- en Horecawet opgenomen weigeringsgronden en de in de APV genoemde instrumenten. Uitsluitend indien hier geen toepassing aan kan worden gegeven, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, dan wel intrekking of ontbinding op grond van de wet Bibob mogelijk is. De wet Bibob kan breed worden toegepast. In de bijgevoegde conceptbeleidsregels, die duidelijkheid geven over de wijze waarop de gemeente de wet Bibob zal gaan toepassen, is de keuze gemaakt de wet vooralsnog niet in de volledige breedte toe te passen. Onder kopje 3 (argumenten) wordt hierop uitgebreid ingegaan. 2.
Doelstelling
Toepassing van de wet Bibob heeft criminaliteitsbestrijding als doel. De beleidsregels hebben als doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de gemeente de wet Bibob zal gaan toepassen. 3.
Argumenten
Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Voor een stad met een omvang als Nijmegen is het echter van belang elk instrument dat -ter bestrijding van criminaliteit- wordt aangeboden, met beide handen te grijpen. Op deze wijze wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Met Nijmegen vergelijkbare steden maken dezelfde keuze. Aangezien het hier een nieuw instrument betreft en er nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volledige breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de beleidsregels. Voorgesteld wordt om de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar de risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig kunnen worden geacht. In de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels wordt voorgesteld de wet toe te passen: a) Op café's en restaurants (de natte horeca), coffeeshops, cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca) en seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
volledige breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer dan in de genoemde gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het in de aanvang te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Als er namelijk aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er altijd worden getoetst op grond van artikel 4 van de beleidsregels. Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit bij coffeeshops en seksinrichtingen wordt daarnaast voorgesteld alle bestaande coffeeshops en seksinrichtingen aan een Bibobtoets te onderwerpen. Dit zal gebeuren nadat de beleidsregels zijn vastgesteld. Alle coffeeshops en seksinrichtingen zullen dan een Bibobvragenlijst toegestuurd krijgen. b) Op overheidsopdrachten die volgens de "richtlijnen van de gemeente Nijmegen voor aanbesteden van werken, diensten en leveringen" openbaar moeten worden aanbesteed; In bovengenoemde richtlijnen staan de drempelbedragen voor werken, leveringen en diensten vermeld, waarboven openbaar moet worden aanbesteed. De wet zal worden toegepast binnen de sectoren milieu, bouw en ICT. Deze sectoren zijn als zodanig bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. c) op reguliere bouwvergunningen in de in artikel 3, eerste lid, sub c van de bijgevoegde conceptbeleidsregels genoemde delen van de gemeente; Ervaring elders leert dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten, reden waarom toepassing van de wet Bibob op bouwvergunningen gewenst lijkt. Omdat Bibob echter een nieuw instrument is, waar nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan en omdat het bij bouwvergunningen gaat om een grote hoeveelheid van jaarlijks afgegeven bouwvergunningen, is een eerste selectie noodzakelijk. Daarom wordt voorgesteld om te beginnen met het toepassen van de Bibobtoets in een tweetal bestaande woonwijken en een tweetal industriegebieden. In artikel 3, eerste lid, sub c van de beleidsregels wordt voorgesteld de wet vooralsnog toe te passen in de wijken Westkanaaldijk 47, Haven- en industrieterrein 25, Kwakkenberg 7 en in Staddijk 39. De bekende nieuwbouwwijken waar thans op grote schaal wordt gebouwd zitten niet bij deze eerste selectie omdat in deze wijken met name grootschalige bouwprojecten plaatsvinden die uitgevoerd worden door grote bonafide bedrijven die bij de gemeente bekend zijn. Daarnaast wordt voorgesteld om in de genoemde wijken/gebieden enkel de reguliere bouwaanvragen te toetsen en niet de lichte bouwaanvragen. Het toetsen van deze laatste categorie ligt minder voor de hand omdat het enerzijds gaat om geringe bedragen (gedacht moet worden aan tuinhuisjes, dakkapellen etc.) en omdat anderzijds bij deze lichte bouwaanvragen korte fatale termijnen in acht moeten worden genomen. Overigens kunnen in deze wijken/gebieden, net als elders in de stad, indien gewenst Bibobtoetsen plaatsvinden met gebruikmaking van artikel 4 (zie het hierna volgende sub d). d) In bijzondere situaties, zoals nader uitgewerkt in artikel 4 van de beleidsregels. De keuze om de wet Bibob slechts op een aantal prioriteitsgebieden toe te passen, maakt de toevoeging van sub d nodig. Ook buiten de prioriteitsgebieden moet het immers mogelijk zijn de wet Bibob te kunnen toepassen, namelijk wanneer er sprake is van een bijzondere situatie. Samengevat stelt artikel 4 van de beleidsregels dan ook dat het bestuursorgaan de wet ook toepast:
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
-
-
-
ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente. Deze besluiten dienen te zijner tijd uiteraard nader gemotiveerd te worden. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.
In het tweede lid van artikel 3 staat de mogelijkheid opgenomen de wet Bibob ook toe te passen op het intrekken van (op grond van het eerste lid) afgegeven vergunningen en op het ontbinden van (op grond van het eerste lid) gesloten overeenkomsten. In de beleidsregels is de keuze gemaakt de wet Bibob niet integraal en structureel toe te passen op milieuvergunningen en vergunningen voor speelautomatenhallen. Achterliggende reden is gelegen in de al genoemde overweging dat de gemeente eerst maar eens ervaring met het Bibobinstrumentarium moet opdoen. Het ligt dan niet voor de hand het instrumentarium meteen breed in te zetten. Daarnaast lijkt een integrale toepassing van het instrumentarium op deze deelterreinen een te zwaar middel. Dit betekent evenwel niet dat in deze deelterreinen nooit een Bibobtoets kan plaatsvinden. Artikel 4 van de beleidsregels maakt zo'n toets immers wel degelijk mogelijk. Voorgesteld wordt het Bibobinstrumentarium voorlopig niet toe te passen op subsidies. Achterliggende reden ligt in de overweging dat eerst aanpassingen van de subsidieverordeningen vereist zijn, die vastgesteld dienen te worden door de raad. Vervolgens behoeven de aangepaste subsidieregelingen de goedkeuring van twee ministers, te weten de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er (nog) geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Dit betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 ook niet mogelijk is. Subsidies zijn derhalve uitgezonderd van toepassing van artikel 4. Ook andere gemeenten hebben, net als Nijmegen, er vooralsnog voor gekozen het Bibobinstrumentarium niet van toepassing te laten zijn op subsidies. Bij de evaluatie van de toepassing van de beleidsregels kan worden bekeken of de gemeente Nijmegen haar keuze moet aanpassen. Naast de bovenweergegeven keuze met betrekking tot toepassing van de wet, wordt in de conceptbeleidsregels verder ingegaan op de gehele Bibobprocedure en de mogelijkheid om een adviesaanvraag bij bureau Bibob in te dienen. De beleidsregels geven kortom in duidelijke bewoordingen weer hoe de gemeente de wet Bibob zal gaan toepassen. Voorgesteld wordt dan ook de beleidsregels vast te stellen conform concept. Tevens wordt voorgesteld de bijgevoegde conceptvragenlijsten vast te stellen. Artikel 30 van de wet Bibob geeft aan welke vragen in ieder geval gesteld moeten worden. Deze vragen staan opgenomen in de bijgevoegde vragenlijsten. Deze vragenlijsten komen overeen met de door bureau Bibob gebruikte vragenlijsten. Om vervolgens eventuele noodzakelijk gebleken wijzigingen in de vragenlijsten, tussentijds of na de eerste evaluatie, snel te kunnen doorvoeren, wordt het voorstel gedaan de bevoegdheid tot wijziging van de vragenlijsten te mandateren aan de burgemeester.
Collegevoorstel
Vervolgvel
5
4
Financiën
Toepassing van de wet, zoals voorgesteld in de beleidsregels, brengt extra kosten met zich mee. Deze kosten zijn verklaarbaar omdat meer handelingen nodig zijn bij aanvragen waarop de Bibobtoets van toepassing is. Daarnaast brengt bureau Bibob kosten in rekening voor een adviesaanvraag. Tot slot zullen de ambtenaren die zich bezig gaan houden met de concrete uitvoering van de beleidsregels hierin moeten worden geschoold. Naar verwachting zal van het besluit om de wet toe te passen een preventieve werking uitgaan. Dit is tot nu toe ook de ervaring bij de gemeenten die al met de wet Bibob werken. Daar kwam het voor dat "foute" bedrijven hun vergunningaanvraag alsnog introkken, op het moment dat ze geconfronteerd werden met de vragenlijst. Ruw geschat komt het aantal jaarlijkse aanvragen, die in aanmerking komen voor een Bibobtoets, uit op 90 (drank- en horeca 40, seksinrichtingen 12, coffeeshops 15, aanbestedingen 20). Ingeschat wordt dat de intake en afhandeling van een aanvraag 2 uur extra gaat kosten. Momenteel wordt 6 uur per aanvraag gerekend. Bij de evaluatie van de toepassing van de beleidsregels zal, in overleg met de betrokken afdelingen, worden bekeken of de gemaakte inschatting van 2 uur extra werk, juist is. De kosten die bureau Bibob in rekening brengt, bedragen € 500,- per adviesaanvraag. Indien het advies een overheidsopdracht betreft, kunnen de kosten echter oplopen tot maximaal € 5000,-. Omdat toepassing van de wet pas plaatsvindt indien geen reguliere weigeringsgronden aanwezig zijn, zal het aantal adviesaanvragen aan bureau Bibob beperkt zijn. Hierbij dient immers ook te worden bedacht dat de gemeente eerst zelf een Bibobtoets zal verrichten. De extra kosten kunnen zonodig worden doorberekend in de algemene leges. De afdelingen Bestuur en Veiligheid, Openbare Ruimte en Bouwen en Wonen dienen te worden gevraagd in samenwerking met de afdeling Belastingen met een voorstel hiervoor te komen. 5.
Communicatie
De communicatie over de wet Bibob zal gericht zijn op drie doelgroepen: • de bewoners van de gemeente Nijmegen, in het bijzonder de bewoners van de wijken Westkanaaldijk 47, Haven- en industrieterrein 25, Kwakkenberg 7, Staddijk 39; • horecaondernemers, aannemers en eigenaren van seksinrichtingen die te maken krijgen met de inzet van het Bibobinstrumentarium; • regiogemeenten. Getracht zal worden zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande communicatiemiddelen: 1) De beleidsregels en vragenlijsten zullen worden opgenomen in het Gemeenteblad en worden gepubliceerd in "De Brug", 2) De horeca zal in het veiligheidsoverlegcentrum worden geïnformeerd over de inwerkingtreding van de beleidsregels. Daarnaast zal contact worden gezocht met belangenvertegenwoordigers als de Kamer van Koophandel en de horecabond. 3) Coffeeshops zijn reeds over de inwerkingtreding van de beleidsregels geïnformeerd. Seksinrichtingen zullen apart worden aangeschreven. 4) Bewoners en bedrijven in de wijken waar toepassing van de wet Bibob ten aanzien van reguliere bouwvergunningen zal gaan plaatsvinden, worden via een artikel in "De Brug" geïnformeerd. Op regionaal niveau vindt thans afstemming plaats met de juristen van andere gemeenten over de toepassing van de wet Bibob. Dit zal kunnen leiden tot een voorstel aan het Algemeen Bestuurlijk Overleg om te komen tot regionale samenwerking.
Collegevoorstel
Vervolgvel
6
6.
Uitvoering
6.1 Plaats in de ambtelijke organisatie Binnen de gemeente is deskundigheid vereist op die plekken waar met enige regelmaat Bibobaanvragen binnenkomen. Te denken valt aan de afdelingen die te maken hebben met de sectoren vergunningverlening OOV, vergunningverlening bouwen en milieu, en aanbestedingen/inkoop. De bewuste afdelingen (Openbare Ruimte, Bestuur en Veiligheid, Inkoop en Bouwen en Wonen) die de Bibobaanvragen afhandelen, krijgen daarom een coördinator in hun midden, die verantwoordelijk is voor de implementatie van de afgesproken procedures, vragenlijsten etc. Deze coördinator fungeert als vraagbaken voor andere collega's over de inhoud en de toepassing van de wet en fungeert tevens als contactpersoon voor de collegaaanspreekpunten in de sector. Op centraal gemeentelijk niveau zal daarnaast een coördinator worden aangewezen die zich met name bezig zal houden met de algehele beleidscoördinatie van invoering en uitvoering van de wet, met het leggen van contacten met justitie en politie, met beleidsafstemming in de driehoek en met beleidsevaluatie. Vanwege het doel van de wet Bibob (criminaliteitsbestrijding), wordt voorgesteld het centraal coördinatiepunt neer te leggen bij de afdeling Bestuur en Veiligheid. 6.2 Periodieke evaluatie en aanscherping Het is zaak goed bij te houden waar de inzet van het Bibobinstrumentarium toe leidt. Daarbij is het van belang een dynamische informatiepositie te onderhouden met betrekking tot (nieuwe vormen van) criminaliteit. Dit dient vervolgens periodiek te worden aangescherpt in een beleidsdocument. Daarnaast dient een periodieke evaluatie plaats te vinden van het algehele Bibobinstrumentarium. Voorgesteld wordt de toepassing van de beleidsregels jaarlijks te evalueren. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet Bibob nog op andere deelterreinen moet worden toegepast. Aanpassing van de beleidsregels kan indien gewenst ook tussentijds plaatsvinden.
Beleidsregels Wet Bibob
Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN.....................................................................................................................2 Artikel 1. Begripsomschrijvingen ....................................................................................................................................2 Artikel 2. Doel.....................................................................................................................................................................2 HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSBEREIK............................................................................................................................2 Artikel 3. Categorieën .......................................................................................................................................................2 Artikel 4. Bijzondere situaties .........................................................................................................................................3 HOOFDSTUK 3. PROCEDURE...............................................................................................................................................3 Artikel 5. Vragenlijst..........................................................................................................................................................3 Artikel 6. Regulier afhandelen.........................................................................................................................................3 Artikel 7. Ultimum remedium ...........................................................................................................................................3 Artikel 8. Motivering ..........................................................................................................................................................3 Artikel 9. Informatieplicht..................................................................................................................................................3 Artikel 10. Opschorten beslistermijn ..............................................................................................................................3 Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden ....................................................................................................3 HOOFDSTUK 5. EVALUATIE.................................................................................................................................................4 Artikel 12. Evaluatie..........................................................................................................................................................4 HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN...................................................................................................................................4 Artikel 13. Inwerkintreding ...............................................................................................................................................4 Artikel 14. Overgangsrecht..............................................................................................................................................4 Artikel 15. Citeertitel..........................................................................................................................................................4 Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen ...........................................................................................................4
De burgemeester en het college van de gemeente Nijmegen ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2.3.1.6 en 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening besluiten vast te stellen de volgende
Beleidsregels Wet Bibob Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. aanvraag: de aanvraag om een beschikking resp. het aanbod tot een overheidsopdracht; b. advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet; c. beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen en overheidsopdrachten; weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen); d. besluit: het Besluit Bibob; e. bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college; f. betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer; g. Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen; h. Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet; i. wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Artikel 2. Doel 1. De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. 2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.
Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik Artikel 3. Categorieën 1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot a. beschikkingen zoals bedoeld in: i. artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm; ii. artikel 7 van de wet j o artikel 2.3.1.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm; iii. artikel 7 van de wet jo artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm; b. overheidsopdrachten die volgens de "richtlijnen van de gemeente Nijmegen voor aanbesteden van werken, diensten en leveringen" openbaar moeten worden aanbesteed; c. reguliere bouwvergunningen in de volgende delen van de gemeente: i. Westkanaaldijk 47; ii. Haven- en industrieterrein 25; iii. Kwakkenberg 7; iv. Staddijk 39. 2. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen resp. ontbinding van de in het eerste lid genoemde overeenkomsten. 3. Bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in het eerste lid, sub b zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op gronden ontleend aan de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.
2
Artikel 4. Bijzondere situaties 1. Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe: a. ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen; b. ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet Bibob; c. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jo 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen. 2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op subsidies.
Hoofdstuk 3. Procedure Artikel 5. Vragenlijst 1. In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke vragenlijsten Bibobvragenlijsten invullen. 2. De in het eerste lid bedoelde vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld. 3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibobvragenlijst in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken. 4. Het derde lid is niet van toepassing op overheidsopdrachten. Artikel 6. Regulier afhandelen 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn. 2. Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen danwel het ontbinden van overeenkomsten, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten van toepassing zijn. Artikel 7. Ultimum remedium 1. Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, danwel intrekking of ontbinding op grond van de wet mogelijk is. 2. Het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling én indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan. Artikel 8. Motivering Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd. Artikel 9. Informatieplicht 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels. 2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag. Artikel 10. Opschorten beslistermijn 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd. 2. De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken. 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid. Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden 1. Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking danwel ontbinding van de overeenkomst op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. 2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken danwel de overeenkomst ontbinden, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
3
3.
Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren, de beschikking in te trekken danwel de opdracht te ontbinden op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.
Hoofdstuk 5. Evaluatie Artikel 12. Evaluatie Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijk geëvalueerd.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen Artikel 13. Inwerkintreding Deze beleidsregels treden in werking op 1 september 2004. Artikel 14. Overgangsrecht 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen en overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels . 2. Alle reeds op grond van artikel 2.3.1.6 en artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening verleende beschikkingen worden middels toezending van de Bibobvragenlijsten alsnog aan een Bibobtoets onderworpen. Artikel 15. Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bibob’. Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen 1. Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt middels opname in het Gemeenteblad en publicatie in de Brug. 2. Het besluit ligt tevens ter inzage in het Open Huis. Aldus vastgesteld d.d. …. (datum) De burgemeester,
Het college,
4
Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob
Beleidsregels Wet Bibob Nijmegen Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsomschrijvingen In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing. In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘Bibobtoets’. Het begrip ‘aanvraag’ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht. Artikel 3. Categorieën Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Voor een stad met een omvang als Nijmegen is het echter van belang elk instrument dat -ter bestrijding van criminaliteit- wordt aangeboden, met beide handen aan te grijpen. Op deze wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Met Nijmegen vergelijkbare steden maken dezelfde keuze. Aangezien het een nieuw instrument betreft en er nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen en seksinrichtingen, overheidsopdrachten en bouwvergunningen. a.
Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden horecainrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: café's en restaurants (600). Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist. Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetaria’s (100), afhaalzaken (30 stuks), maar ook coffeeshops (15 stuks). Voor deze inrichtingen is een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist. Van de bovengenoemde inrichtingen nemen de coffeeshops een bijzondere positie in. Het gaat hier immers om het gedogen van strafbaar handelen. De handel in softdrugs is een strafbaar feit en wordt slechts onder bepaalde voorwaarden (minimaal de AHOJG-criteria) toegestaan. Het gaat dan om de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis, maar ook om de aanvoer van cannabis. De laatste jaren is regelmatig gebleken dat sommige coffeeshops relaties hebben met de groothandel in soft- of harddrugs. Of de shop daarbij als dekmantel of als contactadres functioneert, is niet altijd duidelijk. In de coffeeshopwereld is het vandaag de dag heel gebruikelijk dat eensmanszaken en vof’s omgevormd worden tot naamloze en besloten vennootschappen, die vervolgens weer onder moedermaatschappijen hangen. Bij het uitpluizen van deze bedrijven, blijken steeds maar een aantal personen achter deze rechtspersonen te zitten. Soms is het achterhalen van de bedrijfsstructuur zo ingewikkeld, dat hulp hierbij nodig is. Bureau Bibob kan daarbij de helpende hand bieden. Het is duidelijk waarneembaar dat de komst van het vergunningstelsel en de mogelijke dreiging van een bibobtoets zijn schaduw vooruitwerpt op de branche . Gemeenten zijn niet verplicht de wet Bibob toe te passen en het is ook zeker niet de bedoeling de wet op de hierboven geconstateerde feiten toe te gaan passen. Gemeenten hebben namelijk ook andere handhavingsinstrumenten tot hun beschikking, zoals bijvoorbeeld de wet Damocles. De wet Bibob moet dan ook worden beschouwd als een mogelijkheid om de integriteit van de coffeeshophouder te toetsen en niet als een extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven. De wet is vooral belangrijk om te voorkomen dat een vergunning verleend wordt aan een coffeeshophouder die financiële banden onderhoudt met criminele organisaties. In het besluit Bibob zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de wet van toepassing is. Vooralsnog is dit een loze bepaling, want geen enkele gemeente kent een vergunningensysteem voor dergelijke winkels. Het is tevens de vraag of dat wel mogelijk is. Het gaat immers om winkels die legale producten verkopen, namelijk legale psychotrope stoffen, respectievelijk groei- en kweekmogelijkheden voor de teelt van cannabis. Een vergunningensysteem voor deze producten overschrijdt de gemeen-
1
Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob
telijke verordenende bevoegdheid en lijkt daarom niet mogelijk. En toepassing van de wet Bibob is pas mogelijk op het moment dat de gemeente wel een vergunningensysteem heeft voor deze producten. Voorgesteld wordt de wet Bibob toe te passen op cafés en restaurants (de natte horeca), coffeeshops, cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub i en ii van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels. Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet. Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, worden alle reeds verleende vergunningen aan coffeeshops alsnog aan een Bibobtoets onderworpen door middel van het alsnog toezenden van een Bibobvragenlijst met het verzoek deze in te vullen (artikel 14, tweede lid van de beleidsregels). Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder ‘open’ prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder ‘besloten’ prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Nijmegen, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing. De sekssector bestaat uit de sinds drie jaar gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbebedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig. De prostitutiewereld staat ook door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Vrouwenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen. Voorgesteld wordt de wet Bibob toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, lid 1 onder a sub iii van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoegende zinsnede "indien sprake is van…", geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen. Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet. Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit worden bovendien alle reeds verleende vergunningen in deze bedrijvencategorie alsnog aan een Bibobtoets onderworpen door middel van het alsnog toezenden van een Bibobvragenlijst met het verzoek deze in te vullen (artikel 14, tweede lid van de beleidsregels). b.
Overheidsopdrachten De wet zal worden toegepast bij overheidsopdrachten die volgens de "richtlijnen van de gemeente Nijmegen voor aanbesteden van werken, diensten en leveringen" openbaar moeten worden aanbesteed, binnen de krachtens de wet aangewezen sectoren (milieu, bouw, ICT). Voor de categorieën werken en leveringen betekent dit dat toepassing van de beleidsregels plaatsvindt bij overheidsopdrachten vanaf € 500.000,respectievelijk € 100.000,-. Voor de categorie diensten betekent dit dat toepassing van de beleidsregels pas plaatsvindt bij een openbare aanbesteding volgens de Europese richtlijnen. In de gemeentelijke richtlijn staat hierbij nog het bedrag van € 249.681,- vermeld. Dit bedrag is inmiddels gewijzigd en bedraagt nu € 236.945. Bovenstaande maakt duidelijk dat er sprake moet zijn van een (relatief) groot financieel belang van de gemeente.
c.. Bouwvergunningen Bouwvergunningen zijn middels een amendement van de Tweede Kamer onder de werking van de wet Bibob gebracht. Ervaring elders leert dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten, reden waarom toepassing van de wet Bibob op bouwvergunningen gewenst is. Omdat Bibob echter een nieuw instrument is, waar nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan en omdat het bij bouwvergunningen
2
Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob
gaat om een grote hoeveelheid van jaarlijks afgegeven bouwvergunningen, is een eerste selectie noodzakelijk. Daarom wordt voorgesteld om te beginnen met het toepassen van de Bibobtoets in een tweetal woonwijken en een tweetal industriegebieden. In artikel 3, eerste lid, sub c van de beleidsregels wordt voorgesteld de wet vooralsnog toe te passen in de wijken Westkanaaldijk 47, Haven- en industrieterrein 25, Kwakkenberg 7 en in Staddijk 39. De bekende nieuwbouwwijken waar thans op grote schaal wordt gebouwd zitten niet bij deze eerste selectie omdat in deze wijken met name grootschalige bouwprojecten plaatsvinden die uitgevoerd worden door grote bonafide bedrijven die bij de gemeente bekend zijn. Daarnaast wordt voorgesteld om in de genoemde wijken/gebieden enkel de reguliere bouwaanvragen te toetsen en niet de lichte bouwaanvragen. Het toetsen van deze laatste categorie ligt minder voor de hand omdat het enerzijds gaat om geringe bedragen (gedacht moet worden aan tuinhuisjes, dakkapellen etc.) en omdat anderzijds bij deze lichte bouwaanvragen korte fatale termijnen in acht moeten worden genomen. Overigens kunnen in deze wijken/gebieden, net als elders in de stad, indien gewenst Bibobtoetsen plaatsvinden met gebruikmaking van artikel 4. De VNG heeft zich overigens van het begin af aan verzet tegen de mogelijkheid de wet Bibob ook van toepassing te kunnen verklaren op bouwvergunningen. Op het moment van indiening van een bouwaanvraag zijn naar het oordeel van de VNG veelal onvoldoende gegevens beschikbaar om de integriteitstoets zinvol te kunnen uitvoeren. Ook heeft de VNG op juridische bezwaren gewezen. Deze bezwaren hebben primair betrekking op het ontbreken van een adequate regeling voor het intrekken van een bouwvergunning en het overschrijven van de tenaamstelling van de vergunning. Daarnaast kan een gefaseerd ingediende reguliere bouwaanvraag volgens de VNG niet op Bibobgronden worden geweigerd. Middels een aanpassingswet zullen deze onvolkomenheden worden gerepareerd. Deze zgn. veegwet ligt momenteel bij de Tweede Kamer. Milieuvergunningen zijn wel onder de werking van de wet Bibob gebracht, maar staan niet genoemd in artikel 3 van de beleidsregels. Driekwart van de inrichtingen valt namelijk onder de werking van één van de besluiten milieubeheer, waardoor voor deze inrichtingen een meldingsplicht in plaats van een vergunningsplicht geldt. Daar komt nog bij dat het grootste deel van de vergunningsplichtige activiteiten, dat wel voor toepassing van de wet in aanmerking komt, wordt verricht onder het bevoegd gezag van de provincie. De bedrijven die voor wat betreft hun milieuvergunning onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen, zijn middelgrote bedrijven. Vanuit een beleidsmatige invalshoek wordt het niet dringend geacht om ten aanzien van deze bedrijven vanaf het begin de wet toe te passen, bijzondere situaties daargelaten. Vergunningen voor speelautomatenhallen worden in het besluit Bibob onder de werking van de wet Bibob gebracht. In Nijmegen zijn drie speelautomatenhallen gevestigd, die al geruime tijd door dezelfde exploitant gerund worden (Holland Casino aan de Waalkade, vallend onder de bevoegdheid van het ministerie, niet meegerekend). Volgens de Speelautomatenverordening is uitbreiding van het aantal speelautomatenhallen niet mogelijk. Momenteel worden de vergunningen herzien, in verband met gewijzigd beleid ten aanzien van het soort en het aantal aanwezige speelautomaten in de drie hallen. De vergunningen voor speelautomatenhallen staan vooralsnog niet genoemd in artikel 3. De integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein lijkt namelijk een te zwaar middel. Aanvragers van een speelautomatenhalvergunning zijn bovendien vaak tegelijkertijd horeca-exploitant. In die hoedanigheid worden zij dus al aan de Bibobtoets onderworpen bij de aanvraag van een drank- en horecavergunning. Bovenstaande keuze laat onverlet dat de wet Bibob in bijzondere situaties natuurlijk wel kan worden toegepast met gebruikmaking van artikel 4 van de beleidsregels. De toepassing van de wet op subsidies is ingevolge artikel 6 van de wet Bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald. Deze subsidieregeling behoeft – indien deze niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld – goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er vooralsnog geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Dit betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 niet mogelijk is. Subsidies zijn derhalve uitgezonderd van toepassing van artikel 4. Andere gemeenten hebben dezelfde keuze gemaakt.
3
Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob
Artikel 4. Bijzondere situaties De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het Bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het Bibobinstrumentarium: a) in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is, b) ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeenten (bepaalde straten/wijken) en c) in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen. Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een milieuvergunning aan een Bibobtoets te onderwerpen. Zoals hierboven al is aangegeven, is artikel 4 niet van toepassing op subsidies. Artikel 5. Vragenlijst Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om Bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, drie soorten Bibobvragenlijsten opgesteld: één gericht op natuurlijke personen, één gericht op rechtspersonen en één gericht op aanbestedingen. Alle vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld. De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager. Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen. Artikel 7. Ultimum remedium Dat toepassing van de wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau Bibob: 1. Na de Bibob-toets zijn er nog vragen over: a. de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen; b. de financiering van het bedrijf; c. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting; d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten; e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. 2. De Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking of opdracht, een advies aan bureau Bibob te vragen. Artikel 9. Informatieplicht Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd. Artikel 12. Evaluatie Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd door het centrale coördinatiepunt. In de beleidsregels wordt voorgesteld dit coördinatiepunt neer te leggen bij de afdeling Bestuur en Veiligheid van de directie Bestuur en Organisatie. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet Bibob nog op andere deelterreinen moet worden toegepast. Artikel 14. Overgangsrecht In het eerste lid van artikel 14 staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het ‘oude regime’ afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken
4
Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob
te worden of dit teruggedraaid kan worden middels intrekking van de beschikking resp. ontbinding van de overheidsopdracht. Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit geldt ten aanzien van coffeeshops en seksinrichtingen op grond van het tweede lid een uitzondering: alle in deze bedrijvencategorieën reeds verleende vergunningen worden alsnog aan een Bibobtoets onderworpen door middel van het alsnog toezenden van een Bibobvragenlijst met het verzoek deze in te vullen.
5
Bibob-vragenformulier Natuurlijke Persoon Toelichting Wat betekent BIBOB en wat is het doel van deze wet? BIBOB staat voor Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van bestuursorganen - zoals de gemeente Nijmegen- om zich te beschermen tegen het risico dat ze criminele activiteiten faciliteren. Dit is nodig omdat criminelen c.q. criminele organisaties in sommige gevallen afhankelijk zijn van bestuurlijke beslissingen voor de continuering en/of afscherming van criminele activiteiten. Waar bestaan de nieuwe bevoegdheden voor bestuursorganen uit? Artikel 3 van de Wet BIBOB stelt bestuursorganen in staat om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken wanneer er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor: a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten; b) het plegen van strafbare feiten; c) of wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Waarom dit formulier? Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van bovenstaand gevaar, zullen bestuursorganen meer informatie van aanvragers van vergunningen verlangen. U, als aanvrager merkt dit aan de bijlage “Vragenform ulier BIBOB”, welke bij het huidige aanvraagformulier is gevoegd, dan wel is opgenomen in het aanvraagformulier van het betreffende bestuursorgaan. Het geeft aan het bestuursorgaan1 extra informatie over de aanvraag en stelt in voorkomend geval Bureau BIBOB in staat om nader onderzoek te verrichten naar de aanvrager. Dit gebeurt op verzoek van het bestuursorgaan. Welk vragenformulier moet er worden ingevuld? Er bestaan twee modellen vragenformulieren, te weten een model voor rechtspersonen (RP) en een model voor natuurlijke personen (NP). Indien de aanvrager van een vergunning een rechtspersoon2 is, dient het model RP te worden ingevuld. Het model NP wordt ingevuld als de aanvrager een natuurlijk persoon3 is. Het vragenformulier bestaat uit twee delen, te weten: I. Algemene vragen, gebaseerd op artikel 30 van de Wet BIBOB. II. Aanvullende vragen die noodzakelijk zijn voor het opstellen van het advies door Bureau BIBOB. De procedure Nadat u het vragenformulier met alle noodzakelijke bijlagen heeft ingevuld, bekijkt het bestuursorgaan of zij zelf voldoende informatie heeft verzameld om te kunnen beoordelen of er al dan niet sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 3 van de Wet BIBOB. Wanneer uit het eigen onderzoek van het bestuursorgaan blijkt dat er toch nog onduidelijkheden zijn over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan het bestuursorgaan een beroep doen op het landelijke Bureau BIBOB. Indien het bestuursorgaan inderdaad besluit om advies in te winnen bij Bureau BIBOB, zal het u hiervan op de hoogte stellen. Bureau BIBOB zal verder onderzoek verrichten door middel van het systematisch bevragen van informatiebronnen (Kamer van Koophandel, Kadaster, politiële en justitiële bronnen, Belastingdienst, etc.), waarna het Bureau een gemotiveerd advies zal uitbrengen aan het bestuursorgaan. Indien het bestuursorgaan op basis van het BIBOB-advies van plan is om uw vergunning te weigeren of in te trekken, is het verplicht om u hier vooraf over te informeren en u te vragen om uw zienswijze hierover te geven. De termijnen Op het moment dat er een BIBOB-advies wordt aangevraagd door het bestuursorgaan zal de termijn waarbinnen het bestuursorgaan de vergunning moet afgeven, worden opgeschort. Bureau BIBOB moet binnen vier weken een advies leveren aan het bestuursorgaan. Het onderzoek van het Bureau kan echter eenmalig met vier weken worden verlengd. De bestaande beslissingstermijn van het bestuursorgaan kan daarom maximaal met 8 weken worden verlengd. Het is mogelijk dat deze termijn nog verder wordt opgeschort indien Bureau BIBOB extra informatie van het bestuursorgaan verlangt. De lengte van deze opschorting is afhankelijk van de tijd die het kost om deze informatie te verwerken.
1
Het bestuursorgaan = de instantie die de vergunning verleent. Over het algemeen zijn dit de gemeente, de provincie of het ministerie of een onderdeel hiervan. 2 Een onderneming, die juridisch een zelfstandige eenheid vormt en waarvan de bezittingen en de schulden van de onderneming losgekoppeld zijn van de bezittingen en schulden van de eigenaars. De eigenaars zijn in beginsel aansprakelijk voor de schulden van de onderneming met het bedrag waarvoor ze hebben deelgenomen. Voorbeelden van rechtspersonen zijn een N.V. of een B.V. 3 Personen of ondernemingen, die geen zelfstandige juridische eenheid vormen en geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Deze ondernemers zijn met het ondernemingsvermogen en hun privé-vermogen aansprakelijk voor de schulden die eventueel ontstaan. Voorbeelden van ondernemingen zijn eenmanszaken en vennootschappen onder firma.
Onvolledige of onjuist ingevulde vragenformulieren Indien blijkt dat dit formulier niet naar waarheid is ingevuld of onjuiste gegevens bevat, dan heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om aangifte te doen van valsheid in geschrifte (art. 225 van het Wetboek van Strafrecht). Bovendien heeft het bestuursorgaan volgens artikel 3, lid 6 van de Wet BIBOB, de bevoegdheid de vergunning te weigeren of in te trekken indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Indien de aanvrager weigert dit formulier volledig in te vullen of weigert aanvullende gegevens te verschaffen, kan dit op basis van artikel 4, lid 1 juncto artikel 30 van de Wet BIBOB, door Bureau BIBOB aangemerkt worden als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, lid 1 van dezelfde wet. Op grond hiervan kan het bestuursorgaan besluiten de vergunning te weigeren. Verdere informatie Voor algemene vragen en informatie omtrent de Wet en het Bureau BIBOB kunt u de website van Bureau BIBOB raadplegen (http://bibob.justitie.nl). Voor specifieke vragen kunt u zich wenden tot het betrokken bestuursorgaan.
2
Vragenformulier I. 1.
Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB
Dit formulier betreft een vergunning inzake (vakje aankruisen): ? Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning) ? Artikel 3 Drank- en Horecawet ? Artikel 2.3.1.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening ? Artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening
2A.Gegevens aanvrager: Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen): …………………………………..……………………………………..………………………….…………………….. Voornamen: …………………………………………………………………………………….………………………. Woonadres: …………………………………………………………………………………………………….………. Postcode: ……………………………………………………………………………………………………….……….. Plaats: …………………………………………………………………………………………………….……………… 2B.Gegevens van de onderneming die de vergunningplichtige activiteiten gaat uitvoeren: Naam onderneming: ………………………………………………………………………………………….………… Adres: ……………………………………………………………………………………………………………………. Postcode: ………………………………………………………………………………………………………………... Vestigingsplaats: ……………………………………………………………………………………………………….. Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister): ……………………………….. ………….. Ondernemingsvorm: …………………………………………………….……………………………………………… De handelsnaam of handelsnamen waarvan de onderneming gebruikt maakt: …………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………… De handelsnaam of handelsnamen waarvan de onderneming de laatste vijf jaar gebruik heeft gemaakt:…………………………………………………………………………..……………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………….……….. ……………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Leidinggevenden4 A. Wie geven, voor zover van toepassing, momenteel leiding en wie hebben in de afgelopen drie jaar leiding gegeven aan de aanvrager? Voeg in ieder geval een lijst bij met leidinggevende personen (bestuurders, commissarissen, procuratiehouders, gevolmachtigden, beheerders) waarop de namen, geboortedata, functie en periode staan vermeld. U dient hierbij aan te geven dat deze lijst dient als bijlage bij vraag 3A van dit vragenformulier. B. Zeggenschap5 Wie hebben, voor zover van toepassing, momenteel zeggenschap over en wie hebben in de afgelopen drie jaar zeggenschap gehad over de aanvrager? Voeg in ieder geval een lijst bij waarop voor de natuurlijke personen (aandeelhouders) de namen en geboortedata en voor de rechtspersonen de statutaire naam en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, staan vermeld. U dient hierbij aan te geven dat deze lijst dient als bijlage bij vraag 3B van dit vragenformulier.6 C. Wijze van financiering Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd? ? Met eigen vermogen; geef hierbij over de laatste 24 maanden (in een bijlage) aan wat de hoogte van uw inkomen was en van wie u dat ontving ? Met vreemd vermogen via een bankinstelling ? Anders (zie hieronder) Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financier vermelden: 4
Een leidinggevende (of bestuurder) van een onderneming is belast met de leiding over de dagelijkse gang van zaken binnen die onderneming of is commissaris, procuratiehouder, gevolmachtigde, beheerder. 5 Zeggenschap is het recht om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het te voeren beleid van de onderneming. Natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap hebben over de aanvrager zijn onder meer aandeelhouders. Zij hebben zeggenschap middels de vergadering van aandeelhouders. 6 N.V.s zijn vrijgesteld van het bijvoegen van genoemde lijst.
3
Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen): ……………………………………..……………………………………..………………………………………….……… Voornamen: ……………………………………………………………………………………………………………….. Woonadres: ……………………………………………………………………………………………………………….. Postcode: ………………………………………………………………………………………………………………….. Plaats: ……………………………………………………………………………………………………………………… of: Naam onderneming: ………………………………………………………………………………………………………. Correspondentieadres: ……………………………………………………………………………………………………. Postcode: …………………………………………………………………………………………………………………… Plaats: ………………………………………………………………………………………………………………………. NB U wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken hiervan bij dit formulier te voegen. U dient hierbij aan te geven dat zij dienen als bijlage bij vraag 3C van dit vragenformulier. 4. Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld: Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen): ………………………………………………………………………………………..….....………………………………... Voornamen: ………………………………………………………………………………..……………………………… Woonadres: ……………………………………………………………………………………………………………….. Postcode:…………………………………………………………………………………………………………………… Plaats:……………………………………………………………………………………………………………………….. Functie en/of relatie tot de aanvrager:……………………………………………………………………………………
II.
Aanvullende vragen
5. Gegevens aanvrager: Geboortedatum: …………………………………………………………………………………………………………... Geboorteplaats: ……………………………………………………………………………………………………………. Geboorteland: ……………………………………………………………………………………………………………… Sofinummer: ……………………………………………………………………………….……………………………… Legitimatienummer en soort legitimatiedocument7:……………………………………….…………………………… 6. Arbeidsverleden Bent u in de laatste drie jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier in loondienst werkzaam geweest? ? Ja ? Nee Zo ja, vul dan bijlage 1 “Opgave voorgaande werkgevers en loondienstverhoudingen” in. Zo nee, op welke manier heeft u dan in uw levensbehoeften voorzien? ? Als zelfstandig ondernemer ? Via een uitkering, namelijk …………………………………………………………………………………………….. ? Anders, namelijk ………………………………………………………………………………………………………… 7. Schulden / faillissementen /uitstel van betaling A. Heeft u schulden aan de belastingdienst? ? Ja ? Nee Zo ja, wat voor schulden? ……………………………………………………………………………………………….. B.
Heeft één van de ondernemingen genoemd in vraag 6 schulden aan de belastingdienst? ? Ja ? Nee ? Niet bekend Zo ja, wat voor schulden? ………………………………………………………………………………………………..
7
De identiteit van een natuurlijk persoon wordt vastgesteld m.b.v. één van de volgende documenten: een geldig reisdocument in de zin van de Paspoortwet; een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994; een document waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ten bewijze van zijn identiteit en zijn verblijfsrechtelijke positie; een document dat door Onze Minister is aangewezen.
4
C.
Heeft één van de ondernemingen genoemd in vraag 6, waarin u een functie vervult of vervulde, in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier uitstel van betaling gehad of werd een van die ondernemingen in staat van faillissement verklaard? ? Ja ? Nee ? Niet bekend Zo ja, dan de gegevens van de rechtbank en de datum waarop de uitspraak werd gedaan vermelden op bijlage 2 “Opgave uitstel van betaling of faillissementen”.
D.
Heeft u in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken of te maken gehad met één of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is: ? Uitstel van betaling ? Staat van faillissement ? Schuldsaneringsregeling ? Nee Zo ja, dan hier vermelden welke rechtbank de uitspraak heeft gedaan, op welke datum uitspraak is gedaan, de naam van de curator en wat de huidige status is: Rechtbank te: ……………………… Datum:………………………………. ………………………………………… Naam curator: ……………………… Huidige status: …………………………………………………………………
8. Andere vergunningen A. Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier van enige overheidsinstantie één of meerdere van de vergunningen gekregen die onder vraag 1 vermeld staan? ? Ja ? Nee Zo ja, om wat voor soort vergunning(en) ging het toen? ………………………………………………………………………………………………………………………... Bij welke instantie(s) aangevraagd: …………………… Datum: ………………………………………………. ……………………Datum: ……………………..………………………… …………………… Datum: ……………………………………………..… Graag een kopie van deze verleende vergunning(en) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 8A. B.
Heeft de aanvrager m.b.t. een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij vraag 1 in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is: ? Weigering van de vergunning ? Intrekking van de vergunning ? Verstrekking onder voorwaarden ? Aanvraag, die nog in behandeling is ? Oplegging van een bestuurlijke boete ? Toepassing van bestuursdwang Bij/door welke overheidsinstantie(s): …………………………. Datum: ……………………………………..…… ………. ………………… Datum: ………….……………………………… ……… ………………… Datum:…………………………. ………….…… Graag een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/boete(s) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 8B.
5
Verklaring: De ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, danwel dat degene die dit formulier namens hem/haar heeft ingevuld, dit op instructie van de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende/aanvrager weet dat hij/zij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud van de gegeven antwoorden. Datum: …………………………………
Plaats: …………………………………………………………………
Handtekening en naam aanvrager: ………………………………………………………………………………………………………………………………. Aanwezige bijlagen: Bijlagen bij vraag
3A 3B 3C 6 7C 8A 8B
? Ja ? Ja ? Ja ? Ja ? Ja ? Ja ? Ja
? Nee ? Nee ? Nee ? Nee ? Nee ? Nee ? Nee
6
Aantal: Aantal: Aantal: Aantal: Aantal: Aantal: Aantal:
Bijlage 1 behorend bij vragenformulier Model Natuurlijk Persoon, vraag 6: OPGAVE VOORGAANDE WERKGEVERS en LOONDIENSTVERHOUDINGEN 1.
Van: …………….….…. (dag-maand-jaar) tot: …………….……………………………..…. (dag-maand-jaar) Naam bedrijf: ………………………………………………………………………………………………………… Adres: ………………………………………………………………………………….……………………………… Postcode: ……………………………………………………………………………………………………………. Plaats: ………………………………………………………………………………….…………………………….. In welke functie was u bij deze onderneming betrokken? ? Bedrijfsleider ? Bestuurder ? Houder van 5% of meer van de aandelen ? Commissaris ? Ge(vol)machtigde ? Procuratiehouder ? Beheerder ? Anders, namelijk …………………………………………………………………………………………………...
2.
Van: …………….….…. (dag-maand-jaar) tot: …………….….………………………………. (dag-maand-jaar) Naam bedrijf: ………………………………………………………………………………………………………… Adres: ………………………………………………………………………………….……………………………… Postcode: …………………………………………………………………………………………………………….. Plaats: ………………………………………………………………………………….…………………………….. In welke functie was u bij deze onderneming betrokken? ? Bedrijfsleider ? Bestuurder ? Houder van 5% of meer van de aandelen ? Commissaris ? Ge(vol)machtigde ? Procuratiehouder ? Beheerder ? Anders, namelijk …………………………………………………………………………………………………...
3.
Van: …………….….…. (dag-maand-jaar) tot: …………….….………………………………. (dag-maand-jaar) Naam bedrijf: ………………………………………………………………………………………………………… Adres: ………………………………………………………………………………….……………………………… Postcode: …………………………………………………………………………………………………………….. Plaats: ………………………………………………………………………………….……………………………... In welke functie was u bij deze onderneming betrokken? ? Bedrijfsleider ? Bestuurder ? Houder van 5% of meer van de aandelen ? Commissaris ? Ge(vol)machtigde ? Procuratiehouder ? Beheerder ? Anders, namelijk …………………………………………………………………………………………………...
7
Bijlage 2 behorend bij vragenformulier Model Natuurlijk Persoon, vraag 7C: OPGAVE UITSTEL VAN BETALING OF FAILLISSEMENTEN 1.
Naam van de onderneming: ……………………………………………………………….……………………………. Vestigingsplaats: …………………………………………………………………………………………………………. Bij faillissement of uitstel van betaling: Rechtbank te: ……………………… Datum: …………………………………………………………………………… Naam curator: ……………………… Huidige status: …………………………………………………………………..
2.
Naam van de onderneming: ……………………………………………………………………………………………. Vestigingsplaats: …………………………………………………………………………………………………………. Bij faillissement of uitstel van betaling: Rechtbank te: ……………………… Datum: …………………………………………………………………………… Naam curator: ……………………… Huidige status: …………………………………………………………………..
3.
Naam van de onderneming: ……………………………………………………………….……………………………. Vestigingsplaats: …………………………………………………………………………………………………………. Bij faillissement of uitstel van betaling: Rechtbank te: ……………………… Datum: …………………………………………………………………………… Naam curator: ……………………… Huidige status: …………………………………………………………………..
8
Bibob-vragenformulier Rechtspersoon Toelichting Wat betekent BIBOB en wat is het doel van deze wet? BIBOB staat voor Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van bestuursorganen om zich te beschermen tegen het risico dat ze criminele activiteiten faciliteren. Dit is nodig omdat criminelen c.q. criminele organisaties in sommige gevallen afhankelijk zijn van bestuurlijke beslissingen voor de continuering en/of afscherming van criminele activiteiten. Waar bestaan de nieuwe bevoegdheden voor bestuursorganen uit? Artikel 3 van de Wet BIBOB stelt bestuursorganen in staat om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken wanneer er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor: a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten; b) het plegen van strafbare feiten; c) of wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Waarom dit formulier? Om te kunnen beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van bovenstaand gevaar, zullen bestuursorganen meer informatie van aanvragers van vergunningen verlangen. U, als aanvrager merkt dit aan de bijlage “Vragenform ulier BIBOB”, welke bij het huidige aanvraagformulier is gevoegd, dan wel is opgenomen in het aanvraagformulier van het betreffende bestuursorgaan. Het geeft aan het bestuursorgaan1 extra informatie over de aanvraag en stelt in voorkomend geval Bureau BIBOB in staat om nader onderzoek te verrichten naar de aanvrager. Dit gebeurt op verzoek van het bestuursorgaan. Welk vragenformulier moet er worden ingevuld? Er bestaan twee modellen vragenformulieren, te weten een model voor rechtspersonen (RP) en een model voor natuurlijke personen (NP). Indien de aanvrager van een vergunning een rechtspersoon2 is, dient het model RP te worden ingevuld. Het model NP wordt ingevuld als de aanvrager een natuurlijk persoon3 is. Het vragenformulier bestaat uit twee delen, te weten: I. Algemene vragen, gebaseerd op artikel 30 van de Wet BIBOB. II. Aanvullende vragen die noodzakelijk zijn voor het opstellen van het advies door Bureau BIBOB. De procedure Nadat u het vragenformulier met alle noodzakelijke bijlagen heeft ingevuld, bekijkt het bestuursorgaan of zij zelf voldoende informatie heeft verzameld om te kunnen beoordelen of er al dan niet sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 3 van de Wet BIBOB. Wanneer uit het eigen onderzoek van het bestuursorgaan blijkt dat er toch nog onduidelijkheden zijn over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan het bestuursorgaan een beroep doen op het landelijke Bureau BIBOB. Indien het bestuursorgaan inderdaad besluit om advies in te winnen bij Bureau BIBOB, zal het u hiervan op de hoogte stellen. Bureau BIBOB zal verder onderzoek verrichten door middel van het systematisch bevragen van informatiebronnen (Kamer van Koophandel, Kadaster, politiële en justitiële bronnen, Belastingdienst, etc), waarna het Bureau een gemotiveerd advies zal uitbrengen aan het bestuursorgaan. Indien het bestuursorgaan op basis van het BIBOB-advies van plan is om uw vergunning te weigeren of in te trekken, is het verplicht om u hier vooraf over te informeren en u te vragen om uw zienswijze hierover te geven. De termijnen Op het moment dat er een BIBOB-advies wordt aangevraagd door het bestuursorgaan zal de termijn waarbinnen het bestuursorgaan de vergunning moet afgeven, worden opgeschort. Bureau BIBOB moet binnen vier weken een advies leveren aan het bestuursorgaan. Het onderzoek van het Bureau kan echter eenmalig met vier weken worden verlengd. De bestaande beslissingstermijn van het bestuursorgaan kan daarom maximaal met 8 weken worden verlengd. Het is mogelijk dat deze termijn nog verder wordt opgeschort indien Bureau BIBOB extra infor-
1
Het bestuursorgaan = de instantie die de vergunning verleent. Over het algemeen zijn dit de gemeente, de provincie of het ministerie of een onderdeel hiervan. 2 Een onderneming, die juridisch een zelfstandige eenheid vormt en waarvan de bezittingen en de schulden van de onderneming losgekoppeld zijn van de bezittingen en schulden van de eigenaars. De eigenaars zijn in beginsel aansprakelijk voor de schulden van de onderneming met het bedrag waarvoor ze hebben deelgenomen. Voorbeelden van rechtspersonen zijn een N.V. of een B.V. 3 Personen of ondernemingen, die geen zelfstandige juridische eenheid vormen en geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Deze ondernemers zijn met het ondernemingsvermogen en hun privé-vermogen aansprakelijk voor de schulden die eventueel ontstaan. Voorbeelden van ondernemingen zijn eenmanszaken en vennootschappen onder firma.
matie van het bestuursorgaan verlangt. De lengte van deze opschorting is afhankelijk van de tijd die het kost om deze informatie te verwerken. Onvolledige of onjuist ingevulde vragenformulieren Indien blijkt dat dit formulier niet naar waarheid is ingevuld of onjuiste gegevens bevat, dan heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om aangifte te doen van valsheid in geschrifte (art. 225 van het Wetboek van Strafrecht). Bovendien heeft het bestuursorgaan volgens artikel 3, lid 6 van de Wet BIBOB, de bevoegdheid de vergunning te weigeren of in te trekken indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Indien de aanvrager weigert dit formulier volledig in te vullen of weigert aanvullende gegevens te verschaffen, kan dit op basis van artikel 4, lid 1 juncto artikel 30 van de Wet BIBOB, door Bureau BIBOB aangemerkt worden als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, lid 1 van dezelfde wet. Op grond hiervan kan het bestuursorgaan besluiten de vergunning te weigeren. Verdere informatie Voor algemene vragen en informatie omtrent de Wet en het Bureau BIBOB kunt u de website van Bureau BIBOB raadplegen (http://bibob.justitie.nl). Voor specifieke vragen kunt u zich wenden tot het betrokken bestuursorgaan.
2
Vragenformulier I.
Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB
1.
Dit formulier betreft een vergunning inzake (vakje aankruisen): ? Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning) ? Artikel 3 Drank- en Horecawet ? Artikel 2.3.1.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening ? Artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening
2.
Onderneming ten behoeve waarvan de vergunning wordt aangevraagd (hierna aanvrager): Is de aanvrager een: ? B.V. ? N.V. ? Stichting ? Coöperatieve Vereniging ? Rechtspersoon naar buitenlands recht, Zo ja, welk land?………………………………………………………………………………………………..……… En met welke rechtsvorm? …………………………………………………………………………………………… ? Anders, namelijk …………………………………………………………………….………………………………… Statutaire naam van de aanvrager: ………………………………………………………….……………………….. .. Statutaire vestigingsplaats van de aanvrager4: ……………………………………………………………………….. Feitelijk vestigingsadres: ………………………………………………………………………………………………… Straat: ……………………………………………………………………………………………………………………… Huisnummer: ……………………………………………………………………………………………………………… Postcode: ………………………………………………………………………………………………………………….. Plaats: ……………………………………………………………………………………………………………………… Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister) ……………………………………………….. De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager gebruikt maakt: ……………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………….. De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager de laatste vijf jaar gebruik heeft gemaakt: ………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………….…………………………………. …………………………………….…………………………………………………………………………………………..
3. Leidinggevenden5 A. Wie geven momenteel leiding en wie hebben in de afgelopen drie jaar leiding gegeven aan de aanvrager? Voeg in ieder geval een lijst bij met leidinggevende personen (bestuurders, commissarissen, procuratiehouders, gevolmachtigden, beheerders) waarop de namen, geboortedata, functie en periode staan vermeld. U dient hierbij aan te geven dat deze lijst dient als bijlage bij vraag 3A van dit vragenformulier. B. Zeggenschap6 Wie hebben momenteel zeggenschap over en wie hebben in de afgelopen drie jaar zeggenschap gehad over de aanvrager? Voeg in ieder geval een lijst bij waarop voor de natuurlijke personen (aandeelhouders) de namen en geboortedata en voor de rechtspersonen de statutaire naam en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, staan vermeld. U dient hierbij aan te geven dat deze lijst dient als bijlage bij vraag 3B van dit vragenformulier.7 C. Vermogensverschaffers Wie verschaffen momenteel vermogen en wie hebben in de afgelopen drie jaar vermogen verschaft aan de aanvrager?……………………………….....……………………………………..…………………… …………………………………..……………………………………..………………………………………………..… …………………………………..……………………………………..………………………………………………….. 4
Statutaire vestigingsplaats is de plaats die vermeld staat op de akte van oprichting. Een leidinggevende (of bestuurder) van een onderneming is belast met de leiding over de dagelijkse gang van zaken binnen die onderneming, of is commissaris, procuratiehouder, gevolmachtigde, beheerder. 6 Zeggenschap is het recht om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het te voeren beleid van de onderneming. Natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap hebben over de aanvrager zijn onder meer aandeelhouders. Zij hebben zeggenschap middels de vergadering van aandeelhouders. 7 N.V.’s zijn vrijgesteld van het bijvoegen van genoemde lijst. 5
3
…………………………………..……………………………………..…………………………………………………... …………………………………..……………………………………..…………………………………………………... 4. Wijze van financiering Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd? ? Met eigen vermogen ? Met vreemd vermogen via een bankinstelling ? Anders (zie hieronder) Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financier vermelden: Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen): ……………………………………..……………………………………..………………………………………………….. Voornamen: ………………………………………………………………………………………………………………… Woonadres: ………………………………………………………………………………………………………………… Postcode: …………………………………………………………………………………………………………………… Plaats: ………………………………………………………………………………………………………………………. of: Naam onderneming: …………………………………………………………………………………….………………… Correspondentieadres: ……………………………………………………………………………………………………. Postcode: …………………………………………………………………………………………………………………… Plaats: ………………………………………………………………………………………………………………………. NB U wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken hiervan bij dit formulier te voegen. U dient hierbij aan te geven dat zij dienen als bijlage bij vraag 4 van dit vragenformulier. 5. Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld: Achternaam (indien van toepassing eigen naam en naam echtgeno(o)t(e) invullen): ………………………………………………………………………………………..….....………………………………. Voornamen: ………………………………………………………………………………..……………………………… Woonadres: ……………………………………………………………………………………………………………….. Postcode:…………………………………………………………………………………………………………………… Plaats:……………………………………………………………………………………………………………………….. Functie en/of relatie tot de aanvrager:…………………………………………………………………………………… II. 6.
Aanvullende vragen Gegevens aanvrager: Fiscaalnummer: ……………………………………………………………………………..…………………………… Indien B.V. of N.V.: Onder welk nummer is de verklaring van geen bezwaar verleend8? ………………………………………………………………………………………………………………………………
7.
Betrokkenheid bij andere ondernemingen Geef aan op welke manier de aanvrager in de laatste drie jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier hier te lande betrokken is of is geweest bij andere ondernemingen, bijvoorbeeld NV/BV, Stichting, Coöperatieve Vereniging, Vennootschap onder Firma, of een rechtspersoon naar buitenlands recht. En welke functie (bestuurder, aandeelhouder, vennoot) heeft/had de aanvrager in deze rechtspersoon. Geef nadere gegevens hiervan aan op bijlage 1 “Opgave functies in andere ondernemingen”.
8. Schulden/faillissementen/uitstel van betalingen A. Heeft de aanvrager nu of in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken of te maken gehad met een of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is: ? Uitstel van betaling ? Staat van faillissement ? Nee Zo ja, dan hier vermelden welke rechtbank de uitspraak heeft gedaan, op welke datum uitspraak is gedaan, de naam van de curator en wat de huidige status is: Rechtbank te: ……………………… Datum: …………………………………………………………………………… 8
Dit gegeven is te vinden in de oprichtingsakte of de akte van statutenwijziging.
4
Naam curator: ……………………… Huidige status: ………………………………………………………………….. B.
Heeft de aanvrager schulden aan de belastingdienst? ? Ja ? Nee Zo ja, wat voor schulden? ………………………………………………………………………………………………...
9. Andere vergunningen A. Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier bij enige overheidsinstantie één of meerdere van de vergunningen aangevraagd die onder vraag 1 vermeld staan? ? Ja ? Nee Zo ja, om wat voor soort vergunning(en) ging het toen? ……………………………………………………………………………………………………………………………… Bij welke instantie(s) aangevraagd: …………………… Datum: ……………………………………………………. …………………... Datum: …………………………………………………… …………………… Datum: …………………………………………………… Graag een kopie van deze verleende vergunning(en) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 9A. B.
Heeft de aanvrager m.b.t. een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij vraag 1 in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met één of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is: ? Weigering van de vergunning ? Intrekking van de vergunning ? Verstrekking onder voorwaarden ? Aanvraag, die nog in behandeling is ? Oplegging van een bestuurlijke boete ? Toepassing van bestuursdwang Bij/door welke overheidsinstantie(s): …………………………. Datum: ………….…………………………………. ……… ………………… Datum: …………………………….………….…… ……………………………Datum: ……………………………………….…… Graag een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/boete(s) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 9B.
5
Verklaring: De ondergetekende(n) verklaart/verklaren in zijn/haar/hun hoedanigheid van bestuurder(s) van de aanvrager dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, danwel dat degene die dit formulier namens de aanvrager heeft ingevuld, dit op instructie van de bestuurders en namens de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende(n) weet/weten volledig verantwoordelijk te zijn voor de inhoud van de gegeven antwoorden. Datum: ……………………………… Plaats: …………………………………………………………………………………. Handtekening(en) en namen van de bestuurders van de aanvrager :
……………………………………………………………………………………………………………………………………. Aanwezige bijlagen: Bijlagen bij vraag 3A ? Ja ? Nee Aantal: 3B ? Ja ? Nee Aantal: 4 ? Ja ? Nee Aantal: 7 ? Ja ? Nee Aantal: 9A ? Ja ? Nee Aantal: 9B ? Ja ? Nee Aantal:
6
Bijlage 1 behorend bij vragenformulier Model Rechtspersoon, vraag 7: OPGAVE FUNCTIES IN ANDERE ONDERNEMINGEN 1.
Van: ………………………(dag-maand-jaar) tot: …………………………………………………..(dag-maand-jaar) Statutaire naam van de onderneming: …………………………………………………….…………………………… Statutaire vestigingsplaats: ……………………………………………………………………………………………… Feitelijk adres: ………………………………………………………………………………………………………. Straat: ………………………………………………………………………………………………………. Huisnummer: ………………………………………………………………………………………………. Postcode: ……………………………………………………………………….…………………………. Plaats: ………………………………………………………………………….…………………………... Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te: …………………………………………….. Onder nummer: …………………………………………………………………………….……………………………… In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken9? ………………………………………………………………………………………………………………………………..
2.
Van: ………………………(dag-maand-jaar) tot: …………………………………………………..(dag-maand-jaar) Statutaire naam van de onderneming: …………………………………………………….…………………………… Statutaire vestigingsplaats: ……………………………………………………………………………………………… Feitelijk adres: ………………………………………………………………………………………………………. Straat: ……………………………………………………………………………………………………… Huisnummer: ……………………………………………………………………………………………… Postcode: ……………………………………………………………………….…………………………. Plaats: ………………………………………………………………………….………………………….. Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te: …………………………………………….. Onder nummer: …………………………………………………………………………….……………………………… In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken8? ………………………………………………………………………………………………………………………………..
3.
Van: ………………………(dag-maand-jaar) tot: …………………………………………………..(dag-maand-jaar) Statutaire naam van de onderneming: …………………………………………………….…………………………… Statutaire vestigingsplaats: ……………………………………………………………………………………………… Feitelijk adres: ………………………………………………………………………………………………………. Straat: ………………………………………………………………………………………………………. Huisnummer: ………………………………………………………………………………………………. Postcode: ……………………………………………………………………….…………………………. Plaats: ………………………………………………………………………….…………………………... Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te: …………………………………………….. Onder nummer: …………………………………………………………………………….……………………………… In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken8? ………………………………………………………………………………………………………………………………..
9
Bijvoorbeeld bestuurder, aandeelhouder, vennoot.
7
Bibob-vragenformulier bij overheidsopdrachten Toelichting Inleiding De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet Bibob) beoogt te voorkomen dat onder meer door ‘aanbesteding’ van overheidsopdrachten als bedoeld in de Wet Bibob, de overheid onbedoeld mogelijk bepaalde “criminele” activiteiten faciliteert. Teneinde deze doelstelling te realiseren, zal het ‘Bureau Bibob’ desgevraagd een aanbestedende dienst als bedoeld in de Wet Bibob, mogen adviseren omtrent de aanwezigheid van feiten en omstandigheden die aanleiding zouden kunnen vormen een overheidsopdracht (als bedoeld in de Wet Bibob) in een bepaalde sector, niet te gunnen danwel een terzake gesloten overeenkomst te ontbinden danwel geen toestemming te verlenen dat een bepaalde onderaannemer terzake wordt ingeschakeld. Het Bureau Bibob zal daarbij kunnen adviseren omtrent de mate van gevaar dat de uitvoering van een bepaalde overheidsopdracht ten behoeve van “criminele” activiteiten zal worden misbruikt, zodat de aanbestedende dienst maatregelen kan treffen ter voorkoming daarvan. Een voornoemde aanbestedende dienst kan het Bureau Bibob inzake bepaalde overheidsopdrachten, die zien op een bij Besluit Bibob aangewezen sector, om advies vragen: (i) voordat een beslissing wordt genomen inzake de gunning van een dergelijke overheidsopdracht; of (ii) in het geval de aanbestedende dienst bij overeenkomst heeft bedongen dat de overeenkomst ontbonden wordt, indien -kort gezegd- een Bibob-advies daartoe aanleiding geeft; of (iii) ten aanzien van een ‘onderaannemer’, uitsluitend met het oog op diens acceptatie als zodanig, indien de aanbestedende dienst in [het bestek] als voorwaarde heeft gesteld dat ‘onderaannemer(s)’ niet zonder toestemming van die aanbestedende dienst wordt (worden) gecontracteerd en in het kader van die voorwaarde zich het recht heeft voorbehouden aan Bureau Bibob advies te vragen. Slechts bepaalde ‘aanbestedende diensten’ inzake bepaalde ‘overheidsopdrachten’ in bepaalde ‘sectoren’ kunnen advies vragen aan het Bureau Bibob. Wie kan een Bibob -advies vragen? De term ‘aanbestedende dienst’ is ontleend aan de thans vigerende Europese aanbestedingsrichtlijnen, maar heeft in de Wet Bibob een beperkte reikwijdte. Slechts de instellingen die voldoen aan het in de Wet Bibob gedefinieerde begrip ‘aanbestedende dienst’ kunnen een Bibob-advies bij ‘aanbesteding’ aanvragen. In de Wet Bibob worden slechts de volgende instellingen aangemerkt als aanbestedende diensten: 1. de Staat; 2. Provincies; 3. Gemeenten; 4. Waterschappen; 5. Openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 lid 1 Wet Gemeenschappelijke Regelingen; 6. Politieregio’s; 7. Openbare lichamen voor beroep of bedrijf; 8. Openbare lichamen als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet; en 9. Zelfstandige bestuursorganen aangewezen bij Besluit Bibob. Voor welke opdrachten kan Bibob -advies worden gevraagd? Een Bibob-advies kan worden gevraagd voor overheidsopdrachten als in de Wet Bibob gedefinieerd. In de Wet Bibob wordt onder een overheidsopdracht verstaan een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een aanbestedende dienst, en die betrekking heeft op: a) de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling1, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet; b) de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan; of c) de uitvoering van diensten in de meest ruime zin. Onder overheidsopdracht valt blijkens de Wet Bibob eveneens het geheel van afspraken dat is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een aanbestedende dienst en anderzijds een of meer private partijen,
1
Zie Bijlage II bij de Europese aanbestedingsrichtlijn 93/37/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG (Richtlijn Werken)
over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen. Zowel overheidsopdrachten die (a) krachtens de thans vigerende Europese aanbestedingsrichtlijnen dienen te worden aanbesteed, (b) krachtens het nationale aanbestedingsrecht (dienen te) worden aanbesteed of (c) onderhands kunnen worden verstrekt, vallen onder het bereik van de Wet Bibob. Blijkens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob, kan evenwel slechts een Bibob-advies worden gevraagd indien -naast het vereiste van subsidiariteit-sprake is van een overheidsopdracht die een aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde heeft2. Binnen welke sectoren kan Bibob -advies worden gevraagd ? Krachtens het bij de Wet Bibob thans vigerende Besluit Bibob zijn enkele sectoren aangewezen ten aanzien waarvan aan het Bureau Bibob inzake overheidsopdrachten een advies kan worden gevraagd. Het betreft overheidsopdrachten binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie technologie (ICT) of bouw. Het Bureau Bibob heeft een enuntiatieve lijst opgesteld waarin opdrachten zijn opgenomen die binnen deze sectoren kunnen vallen. Deze lijst kan bij het Bureau Bibob worden opgevraagd. Naar wie kan door Bureau Bibob een onderzoek worden ingesteld? Om zijn adviestaak verantwoord te kunnen vervullen, dient het Bureau Bibob een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het bedrijf of de onderneming van een betrokkene. De aanbestedende dienst zal daartoe aan de betrokkene vragen dienen te stellen. Wie is aan te merken als ‘betrokkene’? Onder ‘betrokkene’ in de zin van de Wet Bibob wordt niet alleen degene verstaan die: (a) zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen; of (b) zich heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure; danwel (c) in onderhandeling is getreden met een aanbestedende dienst (a, b en c elk tevens zijnde ‘gegadigde’ als bedoeld in de Wet Bibob); maar ook (d) degene aan wie een overheidsopdracht is gegund; of (e) een derde aan wie een deel van een overheidsopdracht in ‘onderaanneming’ is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund. Een door het Bureau Bibob in te stellen onderzoek zal zich niet alleen uitstrekken tot het bedrijf of de onderneming van de betrokkene maar ook tot de structuur en de financiering van de onderneming, de zeggenschap daarover, alsmede de verhouding tot andere ondernemingen en personen die bij de besluitvorming binnen de onderneming zijn betrokken. Vragenformulier Een aanbestedende dienst, als bedoeld in de Wet Bibob kan in het kader van de Wet Bibob aan een betrokkene verzoeken een vragenformulier in te vullen. Bijgaand vragenformulier is erop gericht gegevens te genereren, opdat het Bureau Bibob in staat is een onderzoek als bovengenoemd te doen. Een dergelijk formulier dient in ieder geval de in artikel 30 van de Wet Bibob genoemde vragen aan een ‘gegadigde’ of een ‘betrokkene’ te omvatten. Naast deze vragen kan een aanbestedende dienst ook andere vragen stellen. De te stellen vragen dienen in geval van een aanbesteding, in overeenstemming te zijn met hetgeen toegestaan is op grond van het thans vigerende aanbestedingsrecht. De vragen dienen -gezien de aard en omvang van de overheidsopdracht- onder meer proportioneel te zijn. Deel I van het vragenformulier ziet op de vragen als genoemd in artikel 30 van de Wet Bibob. De antwoorden hierop vormen het startpunt van een door het Bureau Bibob te verrichten onderzoek naar de betrokkene en diens zakelijk relevante omgeving. Deel II van het vragenformulier bevat vragen die erop zijn gericht te achterhalen of één of meer van de in de Europese aanbestedingsrichtlijnen -limitatief- opgesomde uitsluitingsgronden zich voordoet.
2
In de Wet Bibob is niet uitgewerkt wanneer een overheidsopdracht wordt geacht een “aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde” te vertegenwoordigen. Blijkens de toelichting op het Besluit Bibob kan bij “aanzienlijke maatschappelijke waarde” worden gedacht aan opdrachten waarbij met gevoelige gegevens of kostbare producten wordt gewerkt, dan wel waarbij noodvoorzieningen of veiligheidsmaatregelen worden ingevoerd. Ook kan worden gedacht aan opdrachten zoals onderhoudswerkzaamheden die worden uitgevoerd in gebouwen of aan systemen die onder strenge beveiliging staan. Bij “aanzienlijke economische waarde” kan men blijkens de toelichting op het Besluit Bibob denken aan opdrachten met een waarde gelijk aan of groter dan de grensbedragen als genoemd in de Europese aanbestedingsrichtlijnen.
2
Deel III bevat vragen op basis waarvan de financiële en economische draagkracht van de betrokkene kan worden aangetoond. Hiermee kan volgens Bureau Bibob de mogelijkheid worden nagegaan of een betrokkene wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen. Ten slotte De aanbestedende dienst zal een afweging moeten maken of toepassing van het Bibob-instrumentarium proportioneel is. Dat wil zeggen dat de toepassing van het Bibob-instrumentarium in de juiste verhouding staat tot het belang van de opdracht. De afweging dient te zijn gebaseerd op een door de aanbestedende dienst zelf uit te voeren vooronderzoek naar de mate van gevaar dat een overheidsopdracht wordt misbruikt ten behoeve van mogelijk bepaalde “criminele” activiteiten. Ook moet de aanbestedende dienst zelf eerst onderzocht hebben of met een ander minder ingrijpend middel, hetzelfde doel kan worden bereikt. Met andere woorden of er een subsidiair middel bestaat voor het Bibob instrumentarium. Indien een aanbestedende dienst besluit aan het Bureau Bibob-advies te vragen, stuurt zij een ingevuld vragenformulier -met de eventueel daarbij behorende documenten- ter beoordeling aan het Bureau Bibob.
3
I. ALGEMENE VRAGEN Algemene vragen aan een ‘gegadigde’ op grond van artikel 30 van de Wet Bibob. 1.
Verstrek de naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de gegadigde.
2.
Verstrek de naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de persoon die het formulier namens de gegadigde invult.
3.
Verstrek de rechtsvorm van de gegadigde.
4.
Verstrek de handelsnaam of handelsnamen waarvan de gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt.
Algemene vragen aan een ‘betrokkene’ op grond van artikel 30 van de Wet Bibob. 5.
Verstrek het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
6.
Zijn er natuurlijke personen of rechtspersonen die, voorzover van toepassing, direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene? Zo ja, geef aan welke natuurlijke personen of rechtspersonen dit zijn of zijn geweest.
7.
Zijn er natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene? Zo ja, geef aan welke natuurlijke personen of rechtspersonen dit zijn of zijn geweest.
8.
Zijn er natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene? Zo ja, geef aan welke natuurlijke personen of rechtspersonen dit zijn of zijn geweest.
9.
Zijn er natuurlijke personen of rechtspersonen die onderaannemer van betrokkene zijn? Zo ja, geef aan welke natuurlijke personen of rechtspersonen dit zijn of zijn geweest.
10. Geef aan op welke wijze de betrokkene wordt gefinancierd. II. VRAGEN TENEINDE TE KUNNEN ACHTERHALEN OF EEN OF MEER VAN DE IN DE EUROPESE AANBESTEDINGSRICHTLIJNEN -LIMITATIEF- OPGESOMDE UITSLUITINGSGRONDEN ZICH VOORDOET 1.
Verkeert de betrokkene in staat van faillissement, vereffening, surséance van betaling of akkoord danwel heeft de betrokkene zijn werkzaamheden gestaakt of verkeert hij in een andere soortgelijke toestand ingevolge een gelijkaardige procedure van de nationale wettelijke regeling? Zo ja, vermeld de desbetreffende toestand.
2.
Is het faillissement van de betrokkene aangevraagd of is tegen de betrokkene een procedure van vereffening of surséance van betaling of akkoord danwel een andere soortgelijke procedure die in de nationaal wettelijke regeling is voorzien, aanhangig gemaakt? Zo ja, vermeld de desbetreffende toestand.
3.
Is de ondernemer bij een rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft, veroordeeld geweest voor een delict dat de beroepsmoraliteit van de betrokkene in het gedrang brengt ? Zo ja, vermeld de aard van het delict en de opgelegde straf of maatregel.
4.
Heeft de betrokkene in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan ? (Dit kan worden vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken) Zo ja, vermeld de aard van de fout en de eventueel opgelegde straf of maatregel. [NB. Het uitoefenen van het beroep is meer dan alleen het afleveren van een deugdelijk werk/dienst/product. Het gaat eveneens over uitvoering van het werk/ de dienst/ of het product binnen met de opdrachtgever overeengekomen randvoorwaarden betreffende kosten, duur en organisatie van het project. De randvoorwaarden en de verhouding met de opdrachtgever zijn een wezenlijk onderdeel van het werk/ de dienst/het product.]
5.
Heeft de betrokkene aan zijn verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van de socialeverzekeringsbijdragen overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij gevestigd is of van het land van de aanbestedende dienst? Zo ja, overleg een of meer verklaringen van het feit dat de betrokkene aan zijn verplichtingen terzake heeft voldaan. Deze verklaring dient niet ouder dan 3 maanden te zijn.
4
Zo nee, vermeld dan eventuele lopende betalingsregelingen 6.
Heeft de betrokkene aan zijn verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van zijn belastingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land van de aanbestedende dienst? Zo ja, overleg een of meer verklaringen van het feit dat de betrokkene aan zijn verplichtingen terzake heeft voldaan. Zo nee, vermeld dan eventuele lopende betalingsregelingen.
7.
Heeft de betrokkene zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen die overeenkomstig de criteria voor de kwalitatieve selectie kunnen worden verlangd [of die deze inlichtingen niet heeft verstrekt3] ? Zo ja, vermeld de aard hiervan en de eventueel opgelegde straf of maatregel.
III. VRAGEN GERICHT OP DE BEOORDELING VAN DE FINANCIELE EN ECONOMISCHE DRAAGKRACHT VAN DE BETROKKENE De betrokkene wordt verzocht de gevraagde gegevens te vermelden per einde van het laatst afgelopen boekjaar. Indien zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan na afloop van het boekjaar dient de betrokkene deze tevens te vermelden. 1. 2.
Vermeld het laatst afgelopen boekjaar van de betrokkene. Verstrek de volgende referenties: a. passende bankverklaringen [en een bewijs van een verzekering tegen beroepsrisico’s 4]; b. balansen of uittreksels van balansen van de laatste drie boekjaren van de ondernemer, indien de wetgeving van het land waar de ondernemer is gevestigd, de bekendmaking van balansen voorschrijft; c. een verklaring betreffende de totale omzet en de omzet aan werken / de totale omzet en de omzet betreffende de diensten waarop de opdracht betrekking heeft / de totale omzet van de leverancier en van zijn omzet in producten waarop de opdracht betrekking heeft, van de ondernemer over de laatste drie boekjaren.
VERKLARING Ondergetekende verklaart de vragen volledig en naar waarheid te hebben beantwoord en dat de in dit vragenformulier verstrekte inlichtingen met de werkelijkheid overeenstemmen, juist en volledig zijn.
3 4
Datum
:
Plaats
:
Naam
:
Functie
:
Onderneming
:
Handtekening
:
Toevoeging kan uitsluitend worden ontleend aan de Richtlijn Diensten. Toevoeging kan uitsluitend worden ontleend aan de Richtlijn Diensten.
5