Adviesrapportage Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Juni 2007
Nienke van Dillewijn Bertine de Groot Gea Keuter Naomi van Scharrenburg Anneco van der Toorn
In opdracht van VACpunt Wonen
Afstudeerproject van de opleiding Ergotherapie
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Adviesrapportage Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Nienke van Dillewijn Bertine de Groot Gea Keuter Naomi van Scharrenburg Anneco van der Toorn (senioradviseur)
Juni 2007
In opdracht van VACpunt Wonen, Mevr. Ing. N. Nelis (adviseur gebruikskwaliteit)
Hogeschool van Amsterdam, Amsterdams instituut voor Paramedische opleidingen, Opleiding Ergotherapie
Trefwoorden: wonen, zorg, ergotherapie, gebruikskwaliteit, meetinstrument Copyright © Hogeschool van Amsterdam Afstudeerproject Wonen en Zorg
2
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Voorwoord In opdracht van VACpunt Wonen heeft de projectgroep Wonen en Zorg, bestaande uit 4 ergotherapiestudenten van de Hogeschool van Amsterdam, met een ergotherapeutische blik gekeken naar de Gebruikerstoets Wonen en Zorg VACpunt Wonen is het kennis- en adviescentrum voor de gebruikskwaliteit van woning en woonomgeving en overkoepelend orgaan van de lokaal opererende Adviescommissies Wonen. De projectgroep wil via deze weg VAC Naarden-Bussum, met name Malou Overmeer en Mareine Rodenburg en VACpunt Wonen, met name Nelleke Nelis en Doni Boelhouwer bedanken. De projectleden waarderen het enorm dat zij ons de mogelijkheid gaven om via dit project te kunnen afstuderen. Graag willen we Woningstichting Naarden, met name Corina Boonzaayer en John Molenaar, bedanken voor hun enthousiasme en prettige samenwerking. In het bijzonder willen wij Hugo de Wit en Arie van der Wijst van Bureau Opmaat bedanken. Zonder jullie kennis, tijd en ervaringsdeskundigheid hadden wij niet tot dit resultaat kunnen komen. De workshop die we bij mochten wonen, het meedenken in gesprekken en het enthousiasme was voor ons zeer inspirerend. Ook Hans Rijnbende, preventiemedewerker en brandmeester van Naarden en Wil de VriesKempes hebben tijd en informatie beschikbaar gesteld wat ons zeer heeft geholpen. Tevens gaat onze dank uit naar onze senior adviseur Anneco van der Toorn. De projectgroep bedankt haar voor de prettige samenwerking en flexibiliteit tijdens dit project.
Amsterdam, Juni 2007
Nienke van Dillewijn Bertine de Groot Gea Keuter Naomi van Scharrenburg
Afstudeerproject Wonen en Zorg
3
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................3 Inhoudsopgave ..................................................................................................4 Inleiding ..........................................................................................................5
Deel A Aanbevelingen ........................................................................................6 Hoofdstuk 1: Vorm van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg..........................................7 Hoofdstuk 2: Maatvoering en inhoud van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg ...................8 2.1 Woonomgeving ...................................................................................................................... 8 2.2 Woongebouw ......................................................................................................................... 8 2.3 Woning ................................................................................................................................... 9 Hoofdstuk 3: Quickscan ..................................................................................... 12 3.1 Woonomgeving .................................................................................................................... 12 3.2 Woongebouw ....................................................................................................................... 12 3.3 Woning ................................................................................................................................. 13 Hoofdstuk 4: Actuele ontwikkelingen Wonen en Zorg ............................................... 14 4.1 Levensloopbestendig wonen ............................................................................................... 14 4.2 Nieuwe mogelijkheden met gebruik van Domotica voor wonen en zorg ............................. 14 4.3 Nieuwe ontwikkelingen op de (hulpmiddelen-)markt ........................................................... 15 4.4 Mensen worden dikker en langer......................................................................................... 16 Hoofdstuk 5: Brandveiligheid .............................................................................. 17
Deel B Theoretische onderbouwing .................................................................... 18 Hoofdstuk 1: Ergotherapeutische visie op Wonen en Zorg.......................................... 19 Hoofdstuk 2: Actuele ontwikkelingen Wonen en Zorg ............................................... 21 2.1 Vergrijzing en ontgroening ................................................................................................... 21 2.2 Levensloopbestendig wonen ............................................................................................... 21 2.3 Vermaatschappelijking van zorg .......................................................................................... 23 2.4 Nieuwe mogelijkheden met gebruik van Domotica voor wonen en zorg ............................. 24 2.5 Nieuwe ontwikkelingen op de (hulpmiddelen-)markt ........................................................... 25 2.6 Het gebruik van scootmobielen stijgt ................................................................................... 26 2.7 Mensen worden dikker en langer......................................................................................... 27 2.8 De Wet Maatschappelijke Ondersteuning ........................................................................... 27 Hoofdstuk 3: Brandveiligheid .............................................................................. 29 Literatuurlijst ................................................................................................. 30 Bijlage 1 Algehele kader .................................................................................... 33
Afstudeerproject Wonen en Zorg
4
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Inleiding Voor u liggen de aanbevelingen op de Gebruikerstoets Wonen en Zorg naar aanleiding van een analyse van dit instrument door de projectgroep Wonen en Zorg. De vraagstelling: Welke aanbevelingen gericht op de Gebruikerstoets Wonen en Zorg en de Quickscan Woonkwaliteit module Zorg, kunnen geformuleerd worden? De deelvraag bij de Gebruikerstoets Wonen en Zorg was: 1. Welke ergotherapeutische inzichten, gericht op Wonen en Zorg kunnen gebruikt worden voor de verfijning van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg? a. Welke actuele ontwikkelingen (bijvoorbeeld extramuralisering, scootmobiel, domotica, WMO, wet en regelgeving, politiek, ARBO convenanten etc.) en nieuwe inzichten op het gebied van wonen en zorg zijn relevant voor het verfijnen van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg b. Welke maatvoeringen op het gebied van wonen en zorg zijn relevant voor het verfijnen van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg. In de theoretische onderbouwing wordt in het allereerste hoofdstuk de relatie gelegd tussen ergotherapie en Wonen & Zorg. Hieruit blijkt de relevantie van dit afstudeerproject vanuit de opleiding ergotherapie. Voor het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen heeft de projectgroep verschillende activiteiten ondernomen: De projectgroep heeft in een praktijksituatie de gegeven maatvoeringen uitgetest. Op die manier is bekeken of de gegeven maatvoeringen voldoende zijn om dagelijkse handelingen uit te kunnen voeren. Er zijn gesprekken gevoerd met verschillende personen die vanuit de praktijk zicht hebben op maatvoering, wet- en regelgeving, brandveiligheid e.d. Daanaast is er literatuur/bronnen-onderzoek gedaan om een beeld te krijgen van (actuele ontwikkelingen op) het gebied van wonen en zorg. De aanbevelingen die uit deze activiteiten zijn voortgekomen zijn in verschillende hoofdstukken ondergebracht. Hoofdstuk 1 start met een aanbeveling op de vorm van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg. In hoofdstuk 2 worden er aanbevelingen gegeven over de maatvoering en de inhoud van de Gebruikerstoets. Naar aanleiding van de Quickscan in woonzorgcomplex De Bonnet in Naarden geeft de projectgroep ook enkele aanbevelingen in hoofdstuk 3. Door middel van literatuuronderzoek, media, gesprekken e.d. geeft de projectgroep enkele aanbevelingen op het gebied van actuele ontwikkelingen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 besluit met aanbevelingen naar aanleiding van een gesprek met een brandmeester over de brandveiligheid. Deel B van dit rapport bevat de theoretische onderbouwing voor aanbevelingen.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
5
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Deel A Aanbevelingen Deel A van dit adviesrapport bevat de aanbevelingen die de projectgroep doet, gericht op de Gebruikerstoets Wonen en Zorg met daarbij een korte toelichting. Wanneer er iets nader toegelicht moet worden, verwijst de projectgroep u naar de theoretische onderbouwing (deel B van dit rapport).
Afstudeerproject Wonen en Zorg
6
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 1: Vorm van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg Met betrekking tot de vorm van de Gebruikerstoets geeft de projectgroep één aanbeveling. Deze wordt in dit hoofdstuk toegelicht. Op dit moment is het noodzakelijk voor de beoordeling van een ‘Wonen met Zorg’ situatie 2 instrumenten te gebruiken: de WoonKwaliteit Wijzer en de Gebruikerstoets Wonen en Zorg. De blauwe bladzijden uit de WoonKwaliteit Wijzer worden gebruikt om advies te geven. De Gebruikerstoets is een aanvulling op de Woonkwaliteit Wijzer. Dit betekent dat beide doorgenomen moeten worden. In de praktijk betekent dit dat een heel aantal punten dubbel bekeken moeten worden. Dit kost extra tijd en maakt het een erg grote klus om een woning en/of woongebouw te analyseren. Door de Gebruikerstoets en de Woonkwaliteit Wijzer samen te voegen kan het geven van advies aan een woonzorg situatie op een meer efficiënte manier plaats vinden. Bladzijde 17 en 18 van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg worden overbodig. Aanbeveling 1: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om een Gebruikerstoets Wonen en Zorg te ontwikkelen waarin de onderdelen van de Woonkwaliteit Wijzer verwerkt zijn. Dit voorkomt dat er dubbel gekeken wordt naar bepaalde aspecten.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
7
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 2: Maatvoering en inhoud van de Gebruikerstoets Wonen en Zorg Een van de deelvragen van VACpunt Wonen aan de projectgroep was: ‘Zijn de maatvoeringen in de Gebruikerstoets kloppend?’ De projectgroep is in een praktijksituatie aan de slag gegaan met een scootmobiel, rolstoel, tillift en elektrische rolstoel. De maten zijn geëvalueerd door in verschillende ruimtes te rijden met de verschillende hulpmiddelen. Vervolgens is een gesprek aangegaan met Hugo de Wit, medewerker van Bureau OpMaat. Bureau Opmaat bestaat uit drie verschillende afdelingen: Adviesafdeling, Scholingsafdeling en een Praktische afdeling. De Gebruikerstoets en ideeën daarover met betrekking tot maatvoering en inhoud zijn aan hem voorgelegd. De aanbevelingen die hieruit naar voren zijn gekomen worden hieronder weergegeven. Eerst zal de woonomgeving besproken worden, vervolgens het woongebouw en de woning. Per aanbeveling wordt het bladzijde nummer en het nummer van de vraag genoemd. 2.1 Woonomgeving Blz. 3 vraag O1.2 In alternatief 2 wordt geadviseerd een minimale doorgang van 1200 mm aan te houden. Als het echter over een woonzorgcomplex gaat, een plek waar veel hulpmiddelen gebruikt worden, is 1200 mm niet afdoende. Het is dan niet eenvoudig om als voetganger een rolstoelgebruiker te passeren. Aanbeveling 2: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen alternatief 2 te laten vervallen omdat het eigenlijk niet voldoende ruimte biedt voor een toegangspad naar een woning/ woonzorgcomplex.
2.2 Woongebouw Blz. 4 vraag G1.1 en blz. 7 vraag W1.1 In deze vragen wordt gesproken over het woord ‘domotica’. Dit is een erg breed begrip. Paragraaf 2.4 van de theoretische onderbouwing gaat hier op in. Aanbeveling 3: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen het begrip ‘domotica’ niet in de Gebruikerstoets op te nemen. In veel gevallen zegt de beschrijving die in de Gebruikerstoets op het woord volgt voldoende. Blz. 4 vraag G1.1 In het alternatief dat geboden wordt bij deze opmerking, wordt gesproken over de woning. Het gaat hier echter over het woongebouw. De opmerking die in de hoofdvraag gegeven wordt, komt waarschijnlijk niet veel voor. Er wordt hier gesuggereerd dat de sleutel van het woongebouw bij een sleutelpost zou moeten worden opgehaald. Dit is geen waarschijnlijke situatie. Aanbeveling 4: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen vraag G1.1 te herzien of te laten vervallen. Blz. 4 vraag G2.2 In het alternatief van deze vraag staat net als in het alternatief van vraag O1.2 in de Gebruikerstoets aangegeven dat de gemeenschappelijke verkeersruimten minimaal 1200 mm breed moeten zijn. Zoals in paragraaf 2.1 van dit rapport al aangegeven wordt is dit te krap voor een woonzorgcomplex. Afstudeerproject Wonen en Zorg
8
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Aanbeveling 5: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen het alternatief bij vraag G2.2 te laten vervallen. Blz. 5 vraag G2.3 De Gebruikerstoets geeft aan dat er op een galerij elke 30 meter een keerruimte voor een scootmobiel van 2000 x 2000 mm. In de praktijk vereist dit echter een zeer grote rijvaardigheid. Gezien de doelgroep is het beter om de afmetingen te vergroten. Aanbeveling 6: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen de keerruimte voor een scootmobiel te vergroten tot 2200 x 2200 mm. Blz. 5 vraag G2.4 In deze vraag staat aangegeven dat het mogelijk moet zijn om een scootmobiel en een brancard verticaal te verplaatsen. Op dit moment wordt er gezegd dat een brancard alleen rechtopstaand vervoerd moet kunnen worden. Het is echter ook de bedoeling dat het brancard in de lift kan als er iemand op ligt. Daarbij is het niet de bedoeling dat het brancard verticaal gehouden moet worden. Aanbeveling 7: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen de formulering bij vraag G2.4 te wijzigen. Blz. 6 vraag G3.2 In deze vraag is het de projectgroep niet duidelijk wat er precies bij alternatief 1 bedoeld wordt. Er kan bedoeld worden dat er op iedere verdieping een opstelplaats voor scootmobielen naast de lift aanwezig is of dat er op de beneden verdieping een opstelplaats is. Wanneer het bij dit advies de stalling van scootmobielen betreft in een centrale hal/galerij naast de lift kan dit een rommelige en daarmee valgevaarlijke situatie opleveren. Bovendien wordt door de brandweer aangegeven dat ook brandveiligheid in het geding is, wanneer scootmobielen in een galerij gestald worden. Scootmobielen moeten opgeladen worden. Er is er een kans dat deze in de brand vliegen tijdens het opladen (kortsluiting). Ook is het een extra brandpunt wat bij een nabijgelegen brand voor een extra heftige reactie kan zorgen. Als de scootmobielen in de galerij staan, kunnen bewoners op dat moment niet via de galerij naar buiten. De situatie lijkt gebruiksvriendelijk, maar is niet de meest veilige. Aanbeveling 8: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen het volgende alternatief te geven: het maken van een ruimte speciaal voor scootmobielen in de buurt van de lift. Dit is een combinatie van alternatief 1 en 2. 2.3 Woning Blz. 8 vraag W3.1 In alternatief 2 van deze vraag wordt een trap met kwarten geadviseerd. In een woonzorgcomplex is een trap met kwarten niet afdoende. Voor bewoners met een rolstoel is het dan niet mogelijk zich naar boven verplaatsen. Een traplift is moeilijk aan te brengen op een trap met kwarten. Juist in een woonzorgcomplex is het de bedoeling dat bewoners én zorgverleners zich naar iedere ruimte kunnen verplaatsen. Een trap met kwarten is hierbij geen optie. Aanbeveling 9: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen alternatief 2 bij vraag W3.1 niet op te nemen in de Gebruikerstoets.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
9
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Blz. 9 vraag W4.7 In deze vraag wordt aangegeven dat er achter het bed een ruimte van 900 mm aanwezig moet zijn om als zorgverlener achter het bed langs te kunnen lopen. Aanbeveling 10: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen 1000 mm doorgangsruimte aan het voeteneinde van het bed te adviseren in plaats van 900 mm zodat er nog wat ruimte over is als er een papegaai aan de voorkant van het bed gemaakt moet worden of een beademingsapparaat aan het voeteneind moet hangen. Bovendien heeft een verzorger op die manier iets meer ruimte achter het bed, ook als er bijvoorbeeld een rolstoel of tillift langsgereden moet worden.
Blz. 12 vraag W5.3 In deze vraag staat aangegeven dat er aan beide kanten van de toiletpot 800 mm ruimte aanwezig moet zijn voor de zorgverleners. Als bewoners echter zelf van de rolstoel naar het toilet zouden willen overschuiven (wat voor kan komen bij mensen met een dwarslaesie, amputatie of hersenbloeding), is dit te krap. Er zijn mensen die door hun aandoening slechts vanaf één kant kunnen overschuiven. Aanbeveling 11: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen een ruimte van 900 mm in plaats van 800 mm. De bewoner heeft dan de ruimte om de rolstoel schuin naast de toiletpot te plaatsen en over te schuiven. Belangrijk hierbij is om aan beide zijden van het toilet ruimte te hebben.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
10
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Blz. 15 vraag W5.3 (blz. 12) Aanbeveling 12: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen op de tekening van de badkamer van blz. 15 het toilet 10 cm naar rechts te verschuiven. Dan is er aan beide kanten 900 mm vrij. Aan de rechterkant zal dit een stukje overlappen van de ruimte in de douche.
Blz. 12 vraag W5.4 Het is belangrijk dat de voorkant van het toilet (het keramiek) 70 cm van de achterwand staat. Als dit korter is, is het niet mogelijk de rolstoel ver genoeg naar achter te rijden, zodat overschuiven mogelijk is. Aanbeveling 13: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen aan te geven dat hier vooral op gelet moet worden als er een wandcloset wordt bevestigd. Dan is het verstandig een rolstoel toilet aan te brengen. Blz. 14 vraag W6.3 In de tekening staat niet aangegeven waar de kraan en de douchekop zijn aangebracht. In deze situatie is het belangrijk dat de kraan en douchekop niet zijn aangebracht boven het douchezitje. Ten eerste is het niet praktisch als aan de kraan moet worden gedraaid en bovendien kan het gevaarlijk zijn als het koude/warme water wat in het begin uit de douchekop komt, direct op de gebruiker komt. Aanbeveling 14: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om de plaats van de kraan en de douchekop aan te geven in de tekening. Namelijk, de douchekop en de kraan haaks op het douchezitje.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
11
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 3: Quickscan Naar aanleiding van de enquêtes die de projectgroep heeft afgenomen onder bewoners en medewerkers van De Bonnet, zijn een aantal punten naar voren gekomen die van toepassing zijn op de Gebruikerstoets. In dit hoofdstuk zullen een aantal punten uitgewerkt worden voor de Gebruikerstoets. Achtereenvolgens wordt de woonomgeving, het woongebouw en de woning besproken.
3.1 Woonomgeving Bankje bij voordeur woongebouw Het bankje dat bij De Bonnet staat is niet voorzien van leuningen. Bewoners hebben aangegeven dat dit erg vervelend is en hen ervan belemmert om plaats te nemen op het bankje. Het is dan voor sommige mensen niet mogelijk zelfstandig op te staan. Aanbeveling 15: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat bankjes die aangebracht worden in de woonomgeving een leuning moeten hebben. Anders is het voor veel ouderen niet mogelijk gebruik te maken van de bank.
3.2 Woongebouw Lift en automatische deuropeners In de Gebruikerstoets wordt als richtlijn aangegeven dat zowel de deur van de lift als de elektrische deuren in het woongebouw minimaal 6 seconden open blijven staan. In De Bonnet staat de lift 5 seconden open. Bewoners geven aan dat dit veel te kort is. Ook 6 seconden zou niet afdoende zijn. Aanbeveling 16: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat zowel de lift als de elektrische deuren minimaal 8 seconden openstaan. Op die manier heeft de bewoner voldoende tijd om de lift in en de deuren door te gaan met hulpmiddelen. Bediening intercom bij entree woongebouw In De Bonnet werd door meerdere bewoners aangegeven dat de intercom moeilijk te bedienen is voor mensen van buitenaf. Dit is met name het geval voor senioren die niet opgegroeid zijn met moderne technieken. Aanbeveling 17: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat het paneel van de intercom eenvoudig te bedienen is. Vooral voor seniorencomplexen is dit wenselijk.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
12
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
3.3 Woning Hal In De Bonnet werd aangegeven dat de hal van de taartpuntwoningen erg klein is om te kunnen manoeuvreren met een elektrische rolstoel. De hal is daar ongeveer 1700 bij 1700 mm. Aangezien er in een hal verschillende meubelen en accessoires zijn ondergebracht, is het belangrijk dat de hal groter is dan 1500 bij 1500 mm (draaicirkel rolstoel). In de praktijk blijkt dat een ruimte van 2000 bij 2000 mm ideaal is. Aanbeveling 18: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat de hal minimale afmetingen moet hebben van 2000 bij 2000 mm. Op die manier is het mogelijk enkele meubels en accessoires onder te brengen in de hal, te manoeuvreren met een elektrische rolstoel, de deur te openen en gasten te ontvangen. Warmte In De Bonnet bleek dat veel bewoners klachten hadden over de warmte in het gebouw op zonnige dagen. Dit probleem kan ook in andere gebouwen aan de orde zijn. Met name senioren zijn gevoelig voor de warmte. Zij kunnen hier over het algemeen minder goed tegen. Aanbeveling 19: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen een kopje ‘warmte’ op te nemen in de Gebruikerstoets. Hierin kunnen verschillende mogelijkheden opgenomen worden waaraan gedacht kan worden om de warmte in een woning/ woongebouw te beperken. Hierbij kan gedacht worden aan ventilatiesystemen, airco of een puntdak. Belangrijk is om de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. Slot op (schuif)deuren naar badkamer In De Bonnet werd aangegeven dat er op de schuifdeur naar de badkamer geen slot zit. Bewoners geven aan dat ze het vervelend vinden dat de deur niet op slot kan, dit in verband met privacy. Met name als er visite aanwezig is, is dit vervelend. Zowel voor de bewoner als voor de visite is deze situatie niet wenselijk. Aanbeveling 20: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat de (schuif)deuren naar de badkamer worden voorzien van een slot. Het slot moet van buitenaf gemakkelijk te openen zijn in geval van nood. Hotelschakelaar in badkamer Door een meerderheid van de bewoners en medewerkers wordt aangegeven dat een hotelschakelaar in de badkamer ontbreekt. Dit wordt als storend ervaren. Aanbeveling 21: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat er bij iedere deur naar de badkamer een schakelaar geplaatst wordt. Drempel van woning naar balkon/tuin en vice versa Bewoners geven aan dat het overbruggen van een drempel met rollator of (elektrische) rolstoel naar het balkon/tuin niet eenvoudig is. Het levert gevaarlijke situaties op wanneer ouderen genoodzaakt zijn hun rollator op te tillen over de drempel. Aanbeveling 22: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets op te nemen dat er bij de drempel naar het balkon/tuin een drempelhulp wordt aangebracht. Afstudeerproject Wonen en Zorg
13
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 4: Actuele ontwikkelingen Wonen en Zorg Op basis van gesprekken, literatuur, media, internet e.d. heeft de projectgroep relevante actuele ontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg in kaart gebracht. Relevant zijn die ontwikkelingen die weerslag hebben op de Gebruikerstoets voor woon/zorg omgevingen. De projectgroep is tot de volgende selectie gekomen: 1. Vergrijzing en ontgroening 2. Levensloopbestendig wonen is ‘in’ 3. Vermaatschappelijking van zorg 4. Nieuwe mogelijkheden met gebruik van domotica voor wonen en zorg 5. Nieuwe ontwikkelingen op de (hulpmiddelen-)markt 6. Mensen worden dikker en langer 7. Het gebruik van scootmobielen stijgt 8. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning In de theoretische onderbouwing worden deze ontwikkelingen in 8 paragrafen uitgewerkt. De aanbevelingen in dit hoofdstuk vloeien hier uit voort. Voor een toelichting op de aanbevelingen verwijst de projectgroep naar de theoretische onderbouwing in hoofdstuk 2. 4.1 Levensloopbestendig wonen De term ‘levensloop bestendig wonen’ wordt veel gebruikt. Het is in veel gevallen niet nuttig of onmogelijk dat iedereen zijn hele leven lang in dezelfde woning kan blijven wonen. Daarom worden er meestal lagere eisen gesteld wanneer gesproken wordt over een levensloopbestendige woning. Wanneer de term gebruikt wordt, wordt vaak niet toegelicht wat er onder verstaan wordt. Levensloopbestendig voor wie? Aanbeveling 23: (Deel B – 2.2) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen de term ‘levensloopbestendig wonen’ wanneer deze gebruikt wordt steeds concreet te maken, zodat duidelijk is wat er bedoeld wordt. Dit zal VAC’s stimuleren dit ook te doen. Een voorbeeld: Er kan gezegd worden: ‘Aan de hand van deze eisen wordt een woning levensloopbestendig’, maar er kan wellicht beter gezegd worden: ‘Aan de hand van deze eisen kan een rolstoelgebruiker de woning blijven gebruiken’. VAC’s doen een poging om met haar adviezen voor zoveel mogelijk mensen de bouw van levensloopbestendige woningen te stimuleren. Toch kunnen zij niet voor alle doelgroepen, waar van wonen en zorg sprake is, optimale adviezen geven. In sommige gevallen zijn daar aanvullende kennis en vaardigheden voor nodig welke niet per definitie in de VAC aanwezig is. Het kan dan gaan om kennis over specifieke beperkingen bij een aandoening of het verloop hiervan. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het uitbrengen van een advies voor iemand met Multiple Sclerose. Ook kan het gaan om inzicht in de meest geschikte setting voor een bepaalde doelgroep. Bijvoorbeeld op een afdeling psychogeriatrie. Aanbeveling 24: (Deel B – 2.2) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen dat zij VAC’s er indien nodig toe aan zet aanvullend advies te laten geven door een ergotherapeut. 4.2 Nieuwe mogelijkheden met gebruik van Domotica voor wonen en zorg De mogelijkheden van Domotica nemen toe. Er wordt meer over gepubliceerd en over gesproken. Ook hier is concretisering van de inhoud van de term ‘domotica’ nuttig.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
14
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Aanbeveling 25: (Deel B – 2.4) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om de term ‘Domotica’ daar waar het gebruikt wordt te concretiseren. Het onderscheiden in automatisering en bedieningsaanpassing kan bijvoorbeeld extra helderheid geven. Dit zal VAC’s stimuleren dit ook te doen. Er zijn niet veel domotica toepassingen die standaard gebruikt zouden moeten worden in een woning. Enkele toepassing van Domotica zijn al opgenomen in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg. De volgende aanbeveling kunnen hier daarnaast nog over gedaan worden. Aanbeveling 26: (Deel B – 2.4) De projectgroep adviseert VACpunt om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg de volgende toepassingen standaard Zorg op te nemen: draadloos te bedienen intercom, elektrisch te bedienen zonwering en personenalarmering die de bewoner met zich mee kan dragen. Aanbeveling 27 (Deel B – 2.4) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg aan te geven op welke plekken loze leidingen van belang zijn om een breed scala aan mogelijke toepassingen van domotica te ondersteunen. 4.3 Nieuwe ontwikkelingen op de (hulpmiddelen-)markt Er kan ingespeeld worden op ontwikkelingen op de (hulpmiddelen-)markt. Dit kan gedaan worden door te stimuleren dat goedkoper geworden adequate hulpmiddelen gebruikt worden of door te stimuleren dat nieuwe nuttige hulpmiddelen bij de bouw worden opgenomen. De onderstaande aanbevelingen kunnen hierover gedaan worden. Aanbeveling 28: (Deel B – 2.5) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg bij het criterium over het toilet in de woning ook het alternatief van een doucheföhninstallatie aangedragen wordt. Deze optie is voor bepaalde doelgroepen heel geschikt en deze voorziening is significant goedkoper geworden. (Criteria uit de Gebruikerstoets Wonen en Zorg onder W5) (Deel B – 2.5) Aanbeveling 29: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg als alternatief aan te geven dat toilet, keuken en vast douchezitje nastelbaar geplaatst kunnen worden. Hierbij is het van belang te vermelden dat er beleid ontwikkeld wordt in een instelling die hiertoe besluit, zodat de hoogtes daadwerkelijk goed worden afgestemd op nieuwe bewoners. Aanbeveling 30: (Deel B – 2.5) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg te adviseren dat in de badkamer twee extra steunpunten standaard worden aangebracht. Het betreft een horizontaal geplaatste wandbeugel onder de kraan in de douche van minimaal 80 cm en een lange beugel bij het toilet welke in een hoek van 15 graden geplaatst moet worden. Aanbeveling 31: (Deel B – 2.5) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg om een criteria aan te passen, zodat woningen meer geschikt zijn voor rolstoelgebruikers. Het gaat om het plaatsen van een keuken met verwijderbare onderkasten. Bij de bouw van een (woon)zorgcomplex kan bij bepaalde doelgroepen van te voren al zeker zijn dat een extra voorziening voor een percentage van de bewoners nuttig zal zijn. In een
Afstudeerproject Wonen en Zorg
15
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
verpleeghuis is bijvoorbeeld zeker dat voor enkele bewoners verplaatsing met een plafondlift handig en/of nodig is. Aanbeveling 32: (Deel B – 2.5) De projectgroep adviseert VACpunt Wonen om in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg bij het onderdeel ‘toilet’ het alternatief aan te dragen dat een aantal voorzieningen in een aantal woningen (niet in alle) van een woonzorgcomplex worden aangebracht, afgestemd op de doelgroep. Het gaat bijvoorbeeld om een doucheföhn toilet, elektrisch verstelbaar toilet of plafondlift. 4.4 Mensen worden dikker en langer Deze ontwikkeling kan een aanpassing van aanbevolen breedtematen nodig maken. Ook aandacht voor hoogtematen is van belang. Deze zijn echter weinig opgenomen in het eisenpakket van VACpunt in de Gebruikerstoets en Woonkwaliteitwijzer. Aanbeveling 33: (Deel B – 2.7) In de Gebruikerstoets worden momenteel weinig tot geen eisen gesteld aan de hoogtes in de woning van bijvoorbeeld aanrecht, wastafel etc. VACpunt Wonen kan overwegen ook hierover aanbevelingen in de Gebruikerstoets op te nemen.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
16
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 5: Brandveiligheid Naar aanleiding van een gesprek tussen de projectgroep en brandpreventie medewerker Hans Rijnbende van gemeente Naarden is de projectgroep tot een tweetal aanbevelingen gekomen. Informatie uit het gesprek is opgenomen in de Theoretische onderbouwing. Voor een toelichting op de aanbevelingen verwijst de projectgroep naar de theoretische onderbouwing in hoofdstuk 3. Aanbeveling 34: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen in de Gebruikerstoets aan te geven dat er afhankelijk van de aard van de zorg de volgende drie aspecten aangehouden moeten worden: - geval van brand moet intern gemeld worden. - de noodoproep gaat naar een permanent zorgpunt voor gezondheidsproblemen. - de noodoproep gaat naar een permanent meldpunt bij de brandweer. Door middel van deze drie onderdelen kan aanvullende ondersteuning/hulp gestart worden. Aanbeveling 35: De projectgroep adviseert VACpunt Wonen het volgende advies op te nemen in de Gebruikerstoets: het kooktoestel zou gekoppeld moeten zijn aan ventilatie en tijdschakeling/ begrenzing.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
17
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Deel B Theoretische onderbouwing
1. Ergotherapeutische visie op Wonen en Zorg 2. Actuele ontwikkelingen 3. Brandweer
Afstudeerproject Wonen en Zorg
18
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 1: Ergotherapeutische visie op Wonen en Zorg In basisboeken van de Ergotherapie, namelijk ‘Grondslagen van de Ergotherapie’ (2006, p.202208) en ‘De ergotherapeut als Adviseur’ (1999, p. 159-182) wordt op heldere wijze uiteengezet wat de ergotherapeutische visie op Wonen en Zorg is. Er wordt aangegeven op welke wijze ergotherapeuten op dit moment al betrokken zijn bij Wonen en Zorg en op welke manier zij betrokken zouden kunnen zijn. Dit hoofdstuk zal daarom veel citaten uit deze boeken bevatten. Vanuit ergotherapeutisch oogpunt is Wonen… […] meer dan een dak boven je hoofd. De woning is de (uitval)basis voor een persoon voor allerlei activiteiten op de terreinen wonen, arbeid en vrije tijd. Of zoals Van Leeuwen (1989) beschrijft: ‘Wonen is het meer of minder permanent verblijven op een plek van waaruit men de wereld verkent en ervaart en weer terugkomt (thuiskomt)’ (Kuiper, C. e.a., 2006, p.202). […] meer dan de woning, wonen is een activiteit. Je woont in de woning, in een wijk, in een plaats. Je hebt ook iets met die wijk en die plaats en met de bewoners. Wonen heeft naast de fysieke dimensie ook een sociale en een culturele dimensie (Kuiper, C. e.a., 2006, p.202). Wonen is dus een activiteit van een bewoner. Vanuit ergotherapie wordt ‘Bewoner zijn’ gezien als een rol die iemand kan hebben. ‘Wonen is (…) in die zin te bezien als (de mogelijkheid tot) het kiezen voor, ervaren en interpreteren van een bepaalde reeks handelingen, die doelgericht en betekenisvol zijn voor een bepaald individu, in zijn eigen woonomgeving (Heijsman, 1999, p.163). Aan een rol is een complex van handelingen en gedragingen verbonden die in het kader van rolvervulling verwacht wordt. Bij de rol van bewoner is deze reeks handelingen in te delen naar: – Gemeenschappelijke handelingen, die te maken hebben met het huishouden als groep en in meer of mindere mate gericht zijn op het instandhouden van een groep; – Individuele handelingen van de leden van de woongroep; – Handelingen die betrekking hebben op het technisch functioneren van de huishouding [zoals de was doen, koken enz], – [en] Handelingen die gericht zijn op communicatie en verkeer (Volgens Heijsman, 1999, p.163-164). De ergotherapeut heeft op het terrein van wonen (en zorg) zowel een behandelende als een adviserende rol. De behandelende rol richt zich op de cliënt en zijn of haar woonactiviteiten. Ook geeft de ergotherapeut adviezen aan de cliënt, de mantelzorger(s) en/of de professionele zorgverleners. De adviezen kunnen gericht zijn op de omgeving of op het handelen. Binnen het handelen kunnen we een onderscheid maken tussen het (zelfstandig) handelen van de cliënt en het handelen van de zorgverleners (Kuiper, C. e.a., 2006, p.206). Vanuit het project waar we als ergotherapiestudenten bij betrokken zijn is vooral de betrokkenheid van de ergotherapeut in de adviserende rol interessant. In een adviserende rol is het voor ergotherapeuten al jaren gebruikelijk dat advies wordt gegeven over aanpassingen in de woon-, leef- en werkomgeving van cliënten:
Afstudeerproject Wonen en Zorg
19
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
[I]n de praktijk [wordt er] in het kader van het (het)ontwerpen van woon- en zorgomgevingen zowel adviezen gegeven over wonen in het kader van gezondheidszorg, als in het kader van te verlenen diensten (zorg, begeleiding en/of verpleging), als in het kader van maatschappelijke integratie. Adviezen in het kader van de gezondheidszorg richten zich bijvoorbeeld op het beoordelen van een bouwtekening of bestaande bouw met het doel doelmatig medische, paramedische en verpleegkundige handelingen uit te voeren. Als dienstverlening en/of deelname aan maatschappelijke activiteiten uitgangspunt is, kan de ergotherapeutische advisering zich richten op het beoordelen van een bouwtekening of bestaande bouw met het doel de mogelijkheid doelmatig diensten te verlenen dan wel (groepen) cliënten in staat te stellen (rekening houdend met de gezondheidszorgcondities) optimaal aan het maatschappelijk leven deel te nemen. (Heijsman, 1999, p.167) In deze bron wordt heel duidelijk de relatie laten zien tussen ergotherapie en het werk van de VAC. Het perspectief van de ergotherapeut levert een waardevolle bijdrage aan de beoordeling van bouwtekeningen bij wonen en zorg. Kenmerkend voor de bijdrage van ergotherapie in het ontwerpproces is dat ergotherapeuten in staat zijn verband te leggen tussen het handelen en de omgeving. Zij kunnen de consequenties overzien van keuzes in het ontwerp van de woning(omgeving) voor het handelen van bewoners en zorgverleners. Maar ook overzien zij de consequenties voor de te ontwerpen woning(omgeving) van keuzes in (de organisatie van het) handelen van bewoners en zorgverleners. (Kuiper, C. e.a., 2006, p.207) Ten slotte volgen nog enkele citaten van ergotherapeuten over de relatie tussen ergotherapie en wonen en zorg: De kracht van de ergotherapeut ligt in de combinatie van inzicht in de problematiek van de hulpvrager en een directe concrete vertaling naar bouwplannen. • Technische mensen praten over bouw, een ergotherapeut ziet direct een doelgroep voor zich en kan aangeven welke eisen er te stellen zijn aan bijvoorbeeld de grootte van een ruimte. • De kracht van de ergotherapeut ligt vaak in de vertaalslag van tekeningen naar praktische bruikbaarheid. • Ergotherapeuten weten dat de maatvoering die ‘Geboden Toegang’ hanteert, vaak te krap is voor doelmatig en functioneel gebruik voor specifieke doelgroepen • Een ergotherapeut heeft niet voor ieder probleem een oplossing maar levert een belangrijke bijdragen aan het ontwerpproces door bouwteamleden aan het denken te zetten door het plaatsen van praktische vraagtekens bij voorstellen en oplossingen. (Heijsman, 1999, p.170) •
Afstudeerproject Wonen en Zorg
20
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 2: Actuele ontwikkelingen Wonen en Zorg In iedere paragraaf wordt eerst de ontwikkeling beschreven. Vervolgens volgt het kopje ‘wat betekent dit voor VAC’s’. Hier is voor gekozen, omdat het werk van VACpunt Wonen er op gericht is het werk van VAC’s te ondersteunen. De aanbevelingen die volgen zijn vervolgens wel gericht aan en op VACpunt Wonen. 2.1 Vergrijzing en ontgroening Kenniscentrum Wonen-Zorg omschrijft deze ontwikkeling als volgt: Nederland vergrijst en ontgroent. Het aantal ouderen neemt toe, het aantal jongeren daalt. Langzaam, maar zeker. Soms lijkt het of er op zeer korte termijn een grijze vloedgolf over het land zal spoelen. Dat is niet het geval. Pas rond 2040 bereikt het percentage ouderen in de bevolking zijn hoogtepunt. We staan dus nog aan het begin. Toch dringt de tijd. (2007) De tijd dringt voor Nederland zich op deze vergrijzing voor te bereiden. De maatschappij moet kunnen blijven voorzien in zorg. Hiervoor zijn mensen en financiën en andere middelen nodig. Het volgende citaat komt uit een nieuwsbericht: “De vergrijzing wordt vooral gezien als een financieel probleem: de oudedagsvoorzieningen en de uitgaven voor zorg worden onbetaalbaar.” (Planet internet, 2006) Daarnaast kunnen professionele zorg- en hulpverleners en de huidige zorginstellingen de groeiende groep zorgbehoevende niet opvangen. In een uitgave van KITTZ nieuws (2003), welke in het teken stond van Wonen en Zorg, wordt deze ontwikkeling beschreven: De vraag neemt toe, het aanbod neemt af. Wachtlijsten voor zorg. Wie kent ze niet? De vraag naar zorg stijgt. Mensen leven tegenwoordig langer, ondanks ziekte en beperkingen. De betere leefomstandigheden en de medisch technische vooruitgang dragen hieraan bij. Er komen steeds meer ouderen en mensen met een chronische aandoening. Dat terwijl steeds minder familieleden en naasten – mantelzorgers – zorg kunnen en willen geven. Ouders en kinderen wonen tegenwoordig verder uit elkaar en er zijn minder kinderen per ouderpaar. Bovendien leven meer mensen alleen. Het resultaat is dat de vraag naar professionele hulp en zorg toeneemt. Maar er is gebrek aan menskracht, hoge werkdruk en veel ziekteverzuim. Zo groeit de kloof tussen de vraag naar zorg en het beschikbare aanbod. Wat betekent deze ontwikkeling voor de VAC’s: De vergrijzing heeft op het gebied van wonen en zorg bepaalde ontwikkelingen op gang gebracht of een extra impuls gegeven. Deze ontwikkelingen zijn onder andere levensloopbestendig wonen/bouwen en vermaatschappelijking van zorg. Dit hoofdstuk vormt hiermee de achtergrond van een aantal van de ontwikkelingen die in deze theoretische onderbouwing aan de orde komen. 2.2 Levensloopbestendig wonen Wat is levensloopbestendig wonen: Levensloop bestendige woningen’ (…) is het overkoepelende begrip voor woningen die geschikt zijn of eenvoudig geschikt zijn te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoners. Levensloopbestendige woningen zijn er in verschillende gradaties en voor verschillende doelgroepen, bij nieuwbouw en verbouw. (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2007)
Afstudeerproject Wonen en Zorg
21
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
De vergrijzing van de samenleving vormt een impuls voor levensloopbestendig bouwen. Dit is niet verwonderlijk, want: [d]e Nationale Woningraad berekende op basis van CBS-cijfers dat er in Nederland in 1990 in Nederland 1,8 miljoen mensen met een handicap zouden zijn, waarvan 0,7 miljoen jonger dan 65 jaar en ouder, die immers een verhoogde kans op een handicap hebben[.] [D]an zouden 2 miljoen van de 6 miljoen huishoudens behoefte hebben aan een levensloopbestendige woning. Dat zou op zich al voldoende moeten zijn om levensloopbestendig bouwen tot de nieuwe norm te verheffen. (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2001) Het is een trend in Nederland om te proberen levensloopbestendig woningen te bouwen. Deze trend lijkt zijn oorsprong te hebben in de jaren tachtig. Het resultaat is echter nog mager. In een artikel over de ontwikkelingen op het gebied van ‘levensloopbestendig wonen’ wordt door het Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen en Zorg wordt dan ook gezegd dat “[d]eze ontwikkeling aan het begin van de 21ste eeuw nog in de kinderschoenen staat.” (2001) Onder het verzamelbegrip ‘levensloopbestendig wonen’ vallen onder andere eisen die gesteld worden bij aanpasbaar bouwen, seniorenlabel, woonkeur en woonkwaliteitwijzer. Termen die synoniem zijn aan of gerelateerd zijn aan ‘levensloopbestendige woningen’ zijn: - aanpasbaar bouwen - levensloopgeschikte woningen - design for all - en zelfredzaam wonen Er is ook een verbreding van alleen woningen naar complete levensloopbestendige wijken. In dit kader valt het begrip: woonzorgzones. Waarom Levensloopbestendige woningen: Levensloopbestendige woningen kunnen door meer mensen zelfstandig en met minder kans op ongelukken gebruikt worden. - Minder mensen hoeven geplaatst te worden in een zorginstelling, thuis blijven wonen is vaker mogelijk. - Er zijn minder of minder kosten- en arbeidsintensieve aanvragen nodig voor verbouwing, aanpassing en hulpmiddelen om een woonomgeving te realiseren die zelfstandig en veilig wonen mogelijk maakt. Wat betekent deze ontwikkeling voor VAC’s: Levensloopbestendig wonen is een begrip dat veel overkoepeld. Er is geen eenduidig pakket van eisen (op te stellen) waaraan een levensloopbestendige woning zou moeten voldoen. Er is weinig kans dat een woning gebouwd kan worden die levensloopbestendig is voor iedereen, ongeacht zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Toch wordt deze term, vooral nu de trend een impuls heeft gekregen, gebruikt om te beschrijven wat door een organisatie, bedrijf, woningbouwverening o.i.d. geboden of gestimuleerd wordt. Hierdoor is de kans groot dat dit een nietszeggende term wordt. Levensloopbestendig voor wie? - Het is voor VAC’s een uitdaging de term ‘levensloopbestendig wonen’ zo te gebruiken dat de term inhoud krijgt/blijft houden. - Het kan voor VAC’s zowel concurrentie als inspiratie betekenen als ook anderen, zoals organisatie ‘Quintis Woonzinnig’ (2007) zich gaan inzetten voor de bouw van ‘levensloopbestendige woningen’ Levensloopbestendig bouwen brengt bij de bouw vaak extra kosten met zich mee. Er is vaak meer ruimte in de woning nodig, meer elektra, gebruik van minder gangbare producten enz. Er is door Willems en De Vries Sterner een onderzoek gedaan naar de meerkosten van levensloopbestendig wonen, volgens ‘de eisen van’ de Stichting Humanitas Rotterdam. (Quintis Woonzinnig, 2007) Het onderzoek van het iRv en de resultaten worden in een ander artikel benoemd:
Afstudeerproject Wonen en Zorg
22
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
[De] conclusie [van Willems en De Vries Sterner] is dat de bouwkundige meerkosten in een complex van 80 woningen neerkomen op €4.040 voor het levensloopbestendig maken van de woning zelf. De meerkosten van aanpassing in elektrotechniek en inrichtingselementen bedragen €3.400. (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2001) Projectontwikkelaars, woningbouwverenigingen e.d. zijn wellicht geneigd om door de extra kosten van de maatregelen/wijzigingen af te zien. - Het is van belang dat VAC’s kunnen aantonen dat de extra kosten bij de bouw uiteindelijk voor besparing van kosten en moeite zullen zorgen, zowel voor woningbouwvereniging als gemeente en consumenten. Een aanbeveling met betrekking tot dit hoofdstuk is in het adviesrapport opgenomen in paragraaf 4.1, aanbeveling 23 en 24. 2.3 Vermaatschappelijking van zorg Bij vermaatschappelijking van zorg gaat het om “[d]e tendens om intensieve zorg te geven in de thuissituatie of in kleinschalige woonprojecten in gewone woonwijken in plaats van mensen op te nemen in tehuizen en instituten[.]”(Kinébanian, 2006, p.203) Zo kunnen mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld jongeren, ouderen en mensen met lichamelijke en/of een verstandelijke beperking, zo zelfstandig mogelijk wonen. In een gewoon huis, in een gewone straat, in een gewone wijk. Niet de burger met een zorgvraag verhuist naar of woont op een plek waar zorg wordt verleend of hulp wordt geboden, maar de zorg- of hulpverlener gaat de zorgvrager opzoeken. (Volgens: Reinoud Advies, 2004) De volgende ontwikkeling wordt zichtbaar: wonen wordt gescheiden van zorg en service. Er is tegelijkertijd veel aandacht voor de bereikbaarheid van zorg en service. Bijvoorbeeld door dit te situeren in de directe omgeving. Vermaatschappelijking van de zorg is een breed begrip waar veel mensen en instanties bij betrokken zijn. De overheid voert een beleid om zo veel als mogelijk capaciteit in zorginstellingen om te zetten in zelfstandig wonen met zorg en diensten. Veel zorg en diensten die voorheen alleen in een intramurale instelling te verkrijgen waren, staan de cliënten nu ook in de thuissituatie ter beschikking. De noodzaak om naar een verzorgingshuis te verhuizen neemt snel af. In dit kader is ook de indicatiestelling voor zorg met verblijf verder aangescherpt. Klassieke verzorgingshuizen die in deze bewegende markt niets doen, merken dat hun bewonerspopulatie snel verandert in de richting van mensen met behoefte aan verpleeghuiszorg. (Mandemaker, L. en Christ, T., 2005) In relatie met deze ontwikkeling wordt ook wel gesproken over: - Extramuralisering. - Scheiding tussen wonen zorg en service - Community based wonen/ woonzorgzones/ ADL-clusterwonen (Focuswonen) - Vraaggericht i.p.v. aanbod gericht werken. Waarom vermaatschappelijking van zorg: - Dit beantwoordt aan de wens die ontstaat om met een zorg- of hulpbehoefte een leven te kunnen opbouwen midden in de maatschappij. - De zorg- of hulpvraag wordt als het centrale uitgangspunt genomen en niet het zorgaanbod, zoals vroeger het geval was.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
23
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Ook deze ontwikkeling is gerelateerd aan de vergrijzing van Nederland. Wanneer de zorg naar de zorgvrager toekomt, wordt langer in eigen huis blijven wonen beter mogelijk. Dit is één van de manieren om de beperkte capaciteit, die bij zorginstellingen zal ontstaan, op te vangen. Wat betekent deze ontwikkeling voor VAC’s: Doordat er meer extramuralisering zal plaatsvinden, zullen meer mensen met zorg langer thuiswonen. - VAC’s worden veelal op de hoogte gebracht van bouw of verbouwing van instellingen waar wonen met zorg aangeboden wordt, maar het is voor VAC’s niet zonder meer bekend waar in ‘gewone woningen’ bewoners wonen met zorg. Als VAC’s deze doelgroep willen bereiken is het belangrijk dat de VAC’s zich profileren onder particulieren. 2.4 Nieuwe mogelijkheden met gebruik van Domotica voor wonen en zorg Het woord Domotica is een samentrekking van domus (Latijn voor huis) en telematica (telecommunicatie en informatica). Het wordt ook wel woningautomatisering of telematica binnen de woning genoemd. Domotica verwijst vooral naar de communicatie tussen apparaten binnen de woning. Het Domotica Platform Nederland hanteert sinds 1994 de volgende formele definitie: “Domotica omvat alle apparaten en infrastructuren in en rond woningen, die elektronische informatie gebruiken voor het meten, programmeren en sturen van functies ten behoeve van bewoners en dienstverleners. (volgens: Domotica Platvorm, 2007) Domotica omvat talrijke uiteenlopende aspecten. Deze kunnen globaal onderverdeeld worden in de volgende twee onderdelen: • Mogelijkheden door gebruikmaking van automatisering: bij automatisering gaat het bijvoorbeeld om automatische verlichting bij het betreden van de badkamer, automatisch uitschakelen van elektrische apparaten in de woning bij uitschakeling van het licht, een automatische alarmering bij de zorgpost als er een uur lang geen beweging in de woning is waargenomen. • Mogelijkheden door gebruikmaking van bedieningsaanpassing: Bij bedieningsaanpassing gaat het bijvoorbeeld om het vanuit de rolstoel bedienen van elektrische apparaten of elektrisch bestuurbaar gemaakte onderdelen van de woning, zoals deuren of een zonnescherm. De ontwikkeling van domotica toepassingen en inzet hiervan in woningen is al jaren gaande. Maar wanneer het gaat om ‘domotica toepassingen die wonen met zorg voor bewoner en/of zorgverlener gemakkelijker maken’, komt de toepassing in de dagelijkse praktijk echter langzaam op gang. Kansen die aanwezig zijn om nieuwe ontwikkelingen te initiëren worden niet gezien of zelfs vanuit bestaande belangen tegengehouden. Als er al ontwikkelingen zijn, worden die veelal geïnitieerd vanuit een visie op technische mogelijkheid en niet op basis van zorginhoudelijke overwegingen. (volgens: Willems, C.G, 2007, p. 8) Wat betekent deze ontwikkeling voor VAC’s: Het VAC kan in haar adviezen de toepassing van domotica stimuleren. Zij stimuleert hiermee de bouw van woningen waarin mensen lang(er) zelfstandig kunnen (blijven) wonen. Er zijn niet veel domotica toepassingen die standaard gebruikt zouden moeten worden in een woning. Een aantal van deze toepassing in al verwerkt in de Gebruikerstoets Wonen en Zorg. De volgende kunnen daarnaast nog in de criteria verwerkt worden. - draadloos te bedienen intercom - draadloos te bedienen zonwering - mee te dragen personenalarmering Afstudeerproject Wonen en Zorg
24
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Daarnaast zijn er voor bepaalde doelgroepen wel specifieke domotica toepassingen te selecteren die relevant zijn. Bij een woning/complex met dementerenden kan het bijvoorbeeld een systeem voor detectie van dwaalgedrag nuttig zijn. In dit systeem wordt GPS toegepast. Zie bijvoorbeeld het overzicht dat Alzheimer Nederland met dank aan het iRv op haar site geeft staan.(2007). Om de plaatsing hiervan mogelijk te maken zijn loze leidingen van belang. - Het zou waardevol zijn als de VAC bij advisering kan aandragen welke domotica toepassing voor de specifieke doelgroep van een woonzorgcomplex van belang zijn en bij de bouw al geïntegreerd kunnen worden. Hiervoor is het van belang dat zij de ontwikkelingen komen plek van loze leidingen Een aanbeveling met betrekking tot dit hoofdstuk is in het adviesrapport opgenomen in paragraaf 4.2, aanbeveling 26, 27 en 28. 2.5 Nieuwe ontwikkelingen op de (hulpmiddelen-)markt De gezondheidszorg is constant in ontwikkeling. Zo ook de markt waarop nieuwe hulpmiddelen worden bedacht en gemaakt. Hulpmiddelen worden aangepast en verbeterd, komen voor lagere prijzen op de markt en er worden ook nieuwe hulpmiddelen bedacht. De ontwikkelingen vloeien onder andere voort uit andere nieuwe ontwikkelingen, zoals het dikker en langer worden van de Nederlandse bevolking, ontwikkeling van nieuwe domotica toepassingen, de vermaatschappelijking van de zorg en andere eerdere beschreven ontwikkelingen. Er is bijvoorbeeld een steeds grotere variatie aan extra brede en stevige rolstoelen. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor VAC’s: Door de ontwikkeling van dergelijke hulpmiddelen is het mogelijk dat er minder of andere zorg per bewoner nodig is. Dit heeft consequenties voor de eisen die aan de woning en het woongebouw gesteld worden ten behoeve van de levering van zorg De projectgroep heef door literatuurstudie, gesprekken met ergotherapeuten uit het werkveld (Wit, H d. e.a., 2007), de Quickscan in De Bonnet, gesprekken op de Zorgtotaalbeurs en door het verzamelen van gegevens op internet, geïnventariseerd welke ontwikkelingen op de hulpmiddelenmarkt relevant zijn voor het werk van VAC’s. De volgende hulpmiddelen willen we naar aanleiding hiervan onder de aandacht brengen. Voorzieningen die goedkoper zijn geworden zijn: - Automatische binnendeuropeners (Model Samson: Bureau OpMaat, 2007) en een doucheföhninstallatie (Model BB1000: Bidetshop, 2007). Hulpmiddelen die nog niet lang op de markt zijn: - In hoogte nastelbaar toilet (Walraven, 2007) Dit geeft de bewoners meer zelfstandigheid en maakt ze minder afhankelijk van verplegend personeel. Andere eisen aan het toilet en de ruimte om het toilet ten behoeve van verzorging komen te vervallen als een toilet in hoogte versteld kan worden. Het gaat om een inbouw reservoir met een ingebouwd verstelsysteem. - In hoogte nastelbare douchezitting. Het gaat hierbij om een hangend frame waaraan een opklapbare kunststof douchezittingen opgehangen kan worden. De zithoogte is met 100 mm te variëren. Het frame kan gemakkelijk en zonder gereedschap weer worden weggehaald. Met alleen een wandbeugel Ergogrip als vast steunpunt in de douche, is de badkamer al bouwkundig voorbereid voor het plaatsen van een douchezitting. (Linido, 2007) De muur moet stevig genoeg zijn wanneer een vaste douchezetting gebruikt wordt. - Electrisch in hoogte verstelbaar toilet (Walraven, 2007) - Voor de passieve verplaatsing van bewoners door verzorgers is een plafondliftsysteem ontwikkeld. Voor situaties waarin een passieve tillift nodig is, isd it een zeer praktisch
Afstudeerproject Wonen en Zorg
25
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
methode van verplaatsen, waarbij in verhouding met een verrijdbare tillift heel weinig ruimte gebruikt wordt. (Invacar BV, 2007) Sterke plafonds zijn van belang om een dergelijke systeem te kunnen aanleggen. Andere hulpmiddelen zijn al langer op de markt, maar worden nagenoeg niet ingezet bij de bouw: Bestaande hulpmiddelen waarvan toepassing nuttig is: - Een onderrijdbare wastafel. Deze is te gebruiken door rolstoelgebruikers. - Het aanbrengen van een vlonder wanneer een drempel onvermijdelijk is. Bijvoorbeeld bij de overgang van woning naar balkon. Een helling is in dat geval te steil. - Het aanbrengen van een horizontale wandbeugel van minimaal 80 cm onder kraan in de douche. Op deze manier ontstaat een goed steunpunt als staand gedoucht wordt. - Het aanbrengen van een lange beugel bij het toilet. Op deze manier ontstaat een goed steunpunt bij het toilet. De lengte is van belang om voor mensen met verschillende lengtes een goed steunpunt te creeëren. De beugel moet in een hoek opgehangen worden in 15 graden. - Er bestaan keukens met verwijderbare onderkasten en keukens die in hoogte nastelbaar zijn. Deze zijn verkrijgbaar bij alle leveranciers van aangepaste keukens. Vaak hebben niet alle bewoners in een woonzorgcomplex de hierboven genoemde hulpmiddelen nodig. Ook als de zorgbehoefte vrij homogeen is kan het voor de ene bewoner raadzaam zijn en voor de ander niet. Een voorbeeld hiervan is het aanbrengen van elektrisch in hoogte verstelbaar toilet of het creeeren van mogelijkheden voor een plafondlift. Deze twee hulpmiddelen zijn geschikt voor passieve verplaatsing. Het is belangrijk bewoners zo mogelijk zelf mee te werken aan de verplaatsing, zodat zij mobiel blijven. Er kan dan geadviseerd worden dat deze toepassing niet geïntegreerd worden in elke woning, maar dat in een aantal woningen de situatie hiervoor geschikt wordt gemaakt. Een aanbeveling met betrekking tot dit hoofdstuk is in het adviesrapport opgenomen in paragraaf 4.3, aanbeveling 29 tot en met 33. 2.6 Het gebruik van scootmobielen stijgt Het aantal scootmobielen dat gebruikt wordt neemt toe. Verschillende bronnen onderbouwen deze aanname: "Het aantal scootmobielen in Nederland groeit fors, dus is het slim om als politie ook naar de langzamere weggebruikers te kijken", aldus N. Verschoor docent aan de Arnhemse academie.(Reformatorisch Dagblad, 2005) en: Stichting ScootmobielProject Brabant: Het aantal mensen met een functiebeperking dat gebruik maakt van een scootmobiel neemt toe. Dat geldt voor jong én oud. Om zowel ouderen als gehandicapten veilig deel te laten nemen aan het verkeer, is ook voor deze doelgroep een project ontwikkeld. (2007) Op de ZorgTotaal beurs in Utrecht werd dit ook bevestigd door een medewerker van de firma Seenus (2007): “Wij zien een duidelijke toename in het aantal scootmobielen dat aangevraagd wordt.” De gemeenten verstrekken deze vervoermiddelen in bruikleen aan ouderen. Het aantal scootmobielen is daardoor de laatste jaren drastisch toegenomen in Nederland. Om het gebruik van een scootmobiel mogelijk te maken moet aan een aantal voorwaarden in woning, woongebouw en woonomgeving voldaan worden. Op de site van het Kenniscentrum Wonen-Zorg worden de volgende voorwaarden genoemd: een geschikte stalling (centraal of individueel)/ goede bereikbaarheid van de stalling vanaf de straat én vanuit de woning/
Afstudeerproject Wonen en Zorg
26
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
voldoende parkeerruimte/ verkeersruimte en manoeuvreerruimte voor te verrichten handelingen/ goed begaanbare wegen in de woonomgeving (2007). De hoeveelheid parkeer- en verkeersruimte die nodig is, is afhankelijk van de maatvoering en draaicirkel van de op dat moment gangbare scootmobielen. Wat betekent deze ontwikkeling voor VAC’s: Doordat er meer scootmobielen komen, zullen ruimtes hiervoor geschikt moeten worden gemaakt, zowel in de woonomgeving als in het woongebouw. In woonzorgcomplexen zullen het aantal oplaadpunten en stalplekken uitgebreid moeten worden om in de behoeftes van de verschillende mensen te kunnen voorzien. Leeftijd, mobiliteit en het beleid van de gemeente heeft invloed op het aantal scootmobielen dat gemiddeld in een complex gebruikt wordt. 2.7 Mensen worden dikker en langer Nederlanders worden dikker en langer. De titel van het volgende nieuwsbericht luidt zelfs: 'Nederlanders langste mensen ter wereld': 'Nederlanders zijn de langste mensen ter wereld. Zij overtreffen inmiddels de Amerikanen, die lange tijd boven alle andere volken uitstaken. Ook de Noren, Denen en Duitsers zijn langer geworden dan de inwoners van de Verenigde Staten, schrijven wetenschappers van de universiteiten van Princeton en München in het vakblad Annals Of Human Biology' (Algemeen Dagblad, 2007) De volgende bron spreekt ook over het dikker worden van mensen. 'DEN HAAG - Nederland is de laatste tien jaar dikker geworden. Dat blijkt uit het rapport ‘De sociale staat van Nederland’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In 1990 was 6 procent van de Nederlanders veel te zwaar, in 2004 is dit gegroeid tot ruim 10 procent.(Nieuwsredactie Elsevier Gezondheidszorg, 2005) Bij een bezoek van de projectgroep aan de ZorgTotaal beurs in Utrecht werd dit bevestigd door een medewerker van de firma Seenus (rolstoelleverancier) (2007). Hij vertelde: "Mensen worden groter en breder, dus is er een groeiende vraag naar deze modellen." De modellen waar hij over spreekt zijn bredere en stevigere modellen rolstoelen. Wat betekent deze ontwikkeling voor de VAC’s: Voor de langere en/of dikkere bewoner is de gebruiksvriendelijkheid van woningen meer in het geding. Met name voor de bredere rolstoelgebruiker. Er is meer ruimte nodig voor manoeuvreren, door deuren, om de hoek enz. Ook is het van belang dat er voor zorgverleners voldoende ruimte is om te kunnen assisteren bij de persoonlijke verzorging. In het Bouwbesluit is er ingespeeld op deze ontwikkeling door enkele maten aan te passen. Daarom zullen vooral oudere woningen en complexen problematisch zijn voor een deel van de bevolking. - Het is van belang dat VAC’s de tekeneningen in handen krijgen waarop zij alle relevante maten zien waarover zij willen adviseren. Een aanbeveling met betrekking tot dit hoofdstuk is in het adviesrapport opgenomen in paragraaf 4.4, aanbeveling 34. 2.8 De Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wat is de WMO De term WMO staat voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het eindperspectief van de WMO is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en op aangrenzende terreinen. De WMO biedt één wettelijk kader voor maatschappelijke zorgverlening (zie bijlage 1 voor een algeheel kader waarin de WMO onderdeel van is). “Voor mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben is en blijft er de AWBZ.” (Invoering WMO, 2007http://www.invoeringwmo.nl/). Door middel van de WMO worden mensen geacht
Afstudeerproject Wonen en Zorg
27
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
onderling betrokken met elkaar te zijn. Als dit niet mogelijk is kan er ondersteuning van de gemeente gevraagd worden. In de WMO worden de volgende wetten gebundeld; • Welzijnswet • Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) • Aantal subsidieregelingen uit de AWBZ (o.a. mantelondersteuning, diensten bij wonen met zorg) • De Huishoudelijke Verzorging uit de AWBZ • De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) Waarom is het actueel en belangrijk De Wet Maatschappelijke Ondersteuning is januari 2007 ingevoerd. De WMO is er voor alle inwoners van een gemeente. Steeds meer inwoners krijgen er mee te maken. Niet alleen door de vergrijzing, waarbij de groep ouderen met beperkingen groter wordt. Maar ook door de verdergaande extramuralisering en vermaatschappelijking van de zorg. “Mensen met een beperking of handicap zullen vaker en langer thuis kunnen blijven wonen of weer thuis kunnen gaan wonen” (volgens NIZW, 2007). Wat betekent deze ontwikkeling voor de VAC’s Bij het bouwen van een woonzorgcomplex is er geen relatie met de WMO. Dit omdat de WMO alleen “voorzieningen op het individu gericht bekostigt” (NIZW, 2007). Dit is bij de bouw nog niet het geval. Voorzieningen die op dat moment aangebracht worden door een aannemer, worden bekostigd door de woningstichting of opdrachtgever. Op het moment dat een woonzorgcomplex af en bewoond is, is er wel een relatie met de WMO. Als er op dat moment persoonlijke aanpassingen zouden moeten plaatsvinden in het woonzorgcomplex, dan worden deze voorzieningen aangevraagd via de WMO. Daarom heeft de gemeente er ook belang bij dat het advies dat wordt ingewonnen bij de VAC’s ook uitgevoerd wordt door de woningstichting. In de adviezen zullen aspecten naar voren komen die wonen met zorg beter mogelijk maken. Als deze adviezen opgevolgd en betaald worden door de woningstichting dan voldoet de woning al aan de eisen voor wonen met zorg. Als dit advies niet wordt opgevolgd, zal de gemeente in een later stadium missende voorzieningen moeten financieren. Als de gemeente druk uitoefent op de woningstichting door de adviezen van de VAC te benadrukken en te gebruiken kan zij voorkomen dat zij later veel kosten moet maken. - Belangrijk voor de VAC is om dit duidelijk te maken aan de gemeente. Als de gemeente dit doorheeft en inziet hoe de VAC hier een belangrijke rol in kan spelen, zullen zij de VAC eerder inschakelen. - Wel moet de VAC hiervoor duidelijke producten leveren die makkelijk opvolgbaar zijn.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
28
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Hoofdstuk 3: Brandveiligheid Brandveiligheidseisen voor woonzorgcomplexen zijn afhankelijk van verschillende factoren: -
-
-
Hoe is • • Hoe is • • • • • Hoe is • •
de zelfredzaamheid? Geestelijk Lichamelijk de staat van het pand? Oudbouw met onvoldoende brandveiligheid Nieuwbouw met recente voorzieningen Compartimenteringen Aantal verdiepingen Aanleunsituatie bij een verpleeg/verzorgingstehuis de organisatie geregeld? Is er permanent personeel aanwezig Is het een aanleunsituatie
De bouwverordening maakt een onderscheid tussen bouwwerken met permanente bewaking (dan is er gedeeltelijke detectie aanwezig van een brandalarm) en niet permanente zorg (dan is er volledige detectie aanwezig en is er altijd doormelding naar een brandweeralarmcentrale). In principe zijn personen in een woongebouw met zorg (soms verminderd) zelfredzaam. Zelfredzaam wil zeggen dat ze bij een incidentsituatie zelfstandig een beslissing kunnen nemen en indien nodig ook mobiel zijn. Het is dus sterk afhankelijk van de mate van zorg en de hoedanigheid hiervan (betreft het slechts thuiszorg om te helpen sokken en schoenen aan te trekken of wordt iemand volledig geholpen met wassen en aankleden). Een belangrijk punt is het ontbreken van permanente (24/24) toezicht met de aanwezigheid van bedrijfshulpverlening voor onmiddellijke incidentbestrijding. De meest voorkomende oorzaken van brandalarm zijn: het onvoldoende ventileren van een woonunit waardoor ongewenste meldingen ontstaan, het maken van sfeer door gebruik van kaarsen, soms ontstaat brandalarm door het gebruik van een oliestel of olie(bijzet)kachel. Daarnaast kan vergeten worden dat een pan met vet op de verwarmingsbron is aangezet. Hierdoor komt oververhit vet tot ontbranding. Daarnaast zijn er nog de algemene risico’s zoals roken op de bank of in bed, de televisie op ‘stand-by’ en de defecte elektrische deken. Naar aanleiding van deze informatie komt de projectgroep tot de volgende conclusie en aanbevelingen. Er is niet één lijn te trekken voor de veiligheidseisen. De mate van zorg heeft grote invloed. Het VROM gaat uit van de ergste vorm, gevolg is dat er heel strenge eisen worden gesteld. Het mooiste zou zijn als er per complex wordt gekeken welke eisen passend zijn. Het blijft een compromis. Er zijn altijd meerdere partijen met meerdere belangen. Een aanbeveling met betrekking tot dit hoofdstuk is in het adviesrapport opgenomen in hoofdstuk 5, aanbeveling 35 en 36.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
29
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Literatuurlijst •
Algemeen Dagblad (bron: ANP) (2007) geraadpleegd in maart 2007op het WWW: http://www.ad.nl/diagnose/article1045898.ece
•
Alzheimer Nederland (2007) geraadplaagd in april 2007 op het WWW: http://www.alzheimer-nederland.nl/index.htm?http%3A//www.alzheimernederland.nl/nieuws/Hulpmiddelen.htm&main
•
Arbeidsinspectie (2007) geraadpleegd op 21 februari 2007op het WWW: http://arbeidsinspectie.szw.nl/index.cfm?fuseaction=dsp_rubriek&rubriek_id=20005&men u_item=947
•
Arboplatform Nederland (2007) geraadpleegd op 21 februari 2007 op het WWW: http://www.arbo.nl/zorgenwelzijn/overigenzorgenwelzijn/wettenenregels/arbowetenregelg eving/arbowet?curwerkgevernemer=werknemer
•
Arboplatform Nederland (2007b) geraadpleegd op 21 februari 2007 op het WWW: http://www.arbo.nl/legislation/
•
Bidetshop(2007) geraadpleegd 24 mei 2007 op het WWW: http://www.bidetshop.nl/?gclid=CMSR5uG3zIwCFQ_llAodYwwQrg
•
Bureau Op maat woningaanpassingen (2007). Email:
[email protected]. Bussum
•
Care to Move, Obesirent (2007) geraadpleegd in april 2007 op het WWW: http://www.obesirent.nl/default.asp
•
Domotica Platform (2007) geraadpleegd in april 2007 op het WWW: http://www.domotica.nl/domotica.php
•
Gemeente Naarden (2006). Voorzieningenverordening maatschappelijk ondersteuning gemeente Naarden 2006 verkregen op 20 februari 2007 op het WWW: http://www.naarden.nl/document.php?fileid=1994&m=7&f=011b102124183fb6c57736d89 2666832&attachment=1
•
Heijsman, A., Kuiper, C., Lemette, M., (1999). De ergotherapeut als adviseur, methodiek en adviesvaardigheden. Lemma BV. Utrecht.
•
Invacare BV (2007) geraadpleegd 24 mei 2007 op het WWW: http://www.invacare.nl/nieuws/index.php
•
Invoering WMO (2007) verkregen op 20 februari 2007 van het WWW: http://www.invoeringwmo.nl/WMO/nl-NL/Algemeen/WMO.htm
•
Jansen, P. (juni 2004). Brandveiligheid in woonzorgcomplexen, Advies van het AedesAcares Kenniscentrum Wonen-Zorg. Utrecht, Aedes-Acares Kenniscentrum Wonen-Zorg.
•
Kenniscentrum Wonen-Zorg (2007) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: Zorg/zorghttp://www.kcwz.nl/levensloopbestendig/index.html
•
Kenniscentrum Wonen-Zorg (2007) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.kcwz.nl/vragen/stalling.html
Afstudeerproject Wonen en Zorg
30
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
•
Kenniscentrum Wonen-Zorg (2007) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.kcwz.nl/trends/index.html
•
Kenniscentrum Wonen-Zorg (gepubliceerd in Handboek Lokaal Ouderen Werk) (2001) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.lerenvanveenendaaloost.nl/documenten/levensloopbestendig%20wonen-aedes%20arcares.pdf
•
Kinebanian, A., Thomas, C. (2006). Grondslagen van de ergotherapie (Hfd. 5). Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.
•
KITTZnieuws (wonen en zorg special) (2003) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://kittz.leonesit.com/kr_kittz/default.asp
•
Linido (2007) geraadpleegd op 24 mei 2007 op het WWW: http://www.linido.nl/index.php?page=producten&hoofdnav=5&product=49
•
Leeuwen, H. van, Woonecologie tussen consumptie en existentie’. In: J.M. van Dam e.a., Stichting Voorlichting, Huishoudwetenschappen, Wageningen, 1989
•
Mandemaker, T. en Christ, L. (2005) De volledige extramuralisering van het verzorgingshuis. Utrecht; Lemma BV. Te vinden op: http://www.iwz.nl/tekstbijlagen/pdf/extramuralisering_verzhuis_052086.pdf
•
Medewerker van de firma GEWA, gesprek op 15 Maart 2007
•
Medewerker van de firma Seenus, gesprek op 15 Maart 2007
•
Medewerker van de firma Welzorg, gesprek op 15 Maart 2007
•
Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid (2007a) geraadpleegd op 20 februari 2007 op het WWW: http://home.szw.nl/navigatie/dossier/dsp_dossier.cfm?set_id=74&link_id=111521
•
Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid (2007b) geraadpleegd op 21 februari 2007 op het WWW: http://www.arbonieuwestijl.nl/7/Herziene_Arbowet.html
•
Ministerie van VROM (2007) verkregen op 20 februari 2007 op het WWW: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=18238
•
Minister van VROM en de Staatssecretaris van VWS (2004). Wonen, zorg en welzijn van ouderen in Bolscher, A.M.E. e.a. (2005). Handboek Wonen en Zorg. ’s-Gravenhage, Elsevier bedrijfsinformatie bv.
•
Nico Pluimers Creations (2007) geraadpleegd in april 2007 op het WWW: http://www.scootmobielberging.nl/
•
Nieuwsredactie Elsevier Gezondheidszorg (rapport: CPB) (2005) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.zibb.nl/gezondheidszorg/zoekinzibbdetail/asp/artnr/1015064/artsrtnr/73 8/index.html
•
NIZW (2007) verkregen op 20 februari 2007 van het WWW: http://www.wetmaatschappelijkeondersteuning.nl/smartsite.htm?id=24212
Afstudeerproject Wonen en Zorg
31
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
•
NIZW (2007) verkregen op 20 februari 2007 van het WWW: http://www.wetmaatschappelijkeondersteuning.nl/smartsite.htm?id=23252
•
Planet internet (2006) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.planet.nl/planet/show/id=101419/contentid=712818/sc=10f365
•
Quintis Woonzinnig (2007) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: www.woonzinnig.nl
•
Quovadis Nederland (2007) geraadpleegd in april 2007 op het WWW: http://www.quovadisnederland.nl/images/Folders/zorgcommunicatiedrieluik.pdf
•
Reformatorisch Dagblad (2005) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.refdag.nl/artikel/1240463/Scootmobiel%20voor%20politie%20in%20opleidin g.html
•
Reinoud Advies (2004) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.vermaatschappelijking.nl/
•
Rijnbende, Hans (2007). Preventie medewerker bij brandweer in Naarden. Gesprek op 29 maart 2007.
•
Stichting Scootmobielproject Brabant (2007) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://www.ogobrabant.nl/index.php?id=5&color=bw&size=Small&PHPSESSID=222c57b661f07049769fa7 3ed54ba1e1
•
VACpunt Wonen(2007) verkregen op 20 februari 2007 op het WWW: http://www.vacpuntwonen.nl/organisatie/organisatiesub.html?page=organisatie
•
VACpunt Wonen (2007) verkregen op 22 februari 2007 op het WWW: http://www.vacpuntwonen.nl/advisering/adviseringenonderzoek.html
•
VROM (2007) verkregen op 20 februari 2007 op het WWW: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=19597
•
VROM (2007) verkregen op 20 februari 2007 op het WWW: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=21821
•
Walraven (2007) Variclo, geraadpleegd in april 2007 op het WWW: http://www.variclo.com/Nl_Website/index.htm
•
Walraven (2007), geraadpleegd in april 2007 op het WWW: http://www.walraven.com/nl/frames.htm
•
Wikipedia (2007) geraadpleegd in maart 2007 op het WWW: http://nl.wikipedia.org/wiki/Scootmobiel
•
Willems, C.G. (2007) de toepassing van domotica in de zorg anno 2007,hoe de kansen en mogelijkheden te benutten? Hoensbroek; iRv. Te raadplegen op: http://www.wdtm.nl/files/domoticaindezorganno2007.pdf
•
Wit, H. de, Wijst, A. v/d, e.a. (2007) gesprekken met medewerkers van bureau OpMaat te Bussum.
Afstudeerproject Wonen en Zorg
32
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
Bijlage 1 Algehele kader
Regering ARBO Eisen voor zorgverlener
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Overige (woningwet etc.)
VACpunt Wonen
Gemeenten (WMO) Lokaal VAC (adviescomissie)
Woningstichting
Individu (huurder)
De komende vergrijzing en de wens van veel mensen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, stellen eisen aan de woningvoorraad, de woonomgeving en de mogelijkheden om zorg in diensten aan huis te ontvangen. VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) is het ministerie dat gaat over het wonen en de woningvoorraad in Nederland, VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) gaat over de zorg, de Wet voorzieningen gehandicapten en het welzijn. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het systeem van wet- en regelgeving, de verdeling van verantwoordelijkheden en dergelijke. De uitvoering vindt decentraal plaats. Bijvoorbeeld door corporaties, provincies, gemeenten, commerciële woningaanbieders en zorgaanbieders. VROM en VWS werken nauw samen om zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren om de doelstellingen voor wonen, zorg en welzijn te halen. De regering biedt hulp bij het oplossen van eventuele knelpunten en belemmeringen, stimuleert en informeert partijen en monitort de realisering van de doelstellingen (VROM, 2007). Hieronder worden de blokjes uit het schema kort toegelicht. Regering: Alle nieuwbouw, maar ook alle verbouw van bestaande woningen, moet voldoen aan bouwregelgeving zoals de Woningwet en het Bouwbesluit. Daarnaast gelden ook op gemeentelijk niveau bouwregels. Zo bepalen bestemmingsplannen waar gebouwd mag worden, tot welke Afstudeerproject Wonen en Zorg
33
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
nokhoogte nieuwbouw mag worden opgetrokken en waar de rooilijn loopt, de grens tussen het particulier eigendom en de openbare weg. Ook vanuit Brussel worden eisen gesteld aan de gebouwde omgeving. Bijvoorbeeld als het gaat om energieprestaties. - Woningwet De Woningwet is ingevoerd in 1901 met als doel de bewoning van slechte woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. De wet stelt daarom bouwtechnische eisen aan alle bouwwerken. Ook is in de Woningwet een stelsel opgenomen voor bouwvergunningen. Verder verplicht de Woningwet gemeente ondermeer een welstandsnota op te stellen. Daarin moet voor ieder gebied dat een gemeente 'welstandsgevoelig' vindt zo concreet mogelijk aangegeven zijn wat de welstandseisen zijn. De Woningwet vormt de kern van de bouwregelgeving en dan met name de bouwparagraaf van deze wet (ministerie van VROM, 2007). Onder de Woningwet vallen drie Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en een regeling: • Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken • Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning • Bouwbesluit 2003 • Regeling Bouwbesluit 2003 In het project omtrent De Bonnet heeft de projectgroep voornamelijk baat bij informatie uit het Bouwbesluit 2003 Eisen voor levensloopbestendige woningen zijn vastgelegd in regelgeving, keurmerken, handboeken en eisenpakketten (Bouwbesluit, WoonKeur, Handboek Opplussen, Handboek voor Toegankelijkheid). Formele, voor alle woiningen toepasbare eisen worden alleen gesteld in het landelijk geldende Bouwbesluit. Voor alle andere eisenpakketten geldt dat het opdrachtgevers vrij staat de eisen al dan niet over te nemen. Wel moet aan bepaalde eisen worden voldaan om lokale subsidies voor levensloopgeschikte woningen te verkrijgen (Kinebanian, 2006) - WMO Doel: Het eindperspectief van de Wmo is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en op aanpalende terreinen. Voor mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben is en blijft er de AWBZ. (Invoering WMO, 2007). Door middel van de WMO worden mensen geacht onderling betrokken met elkaar te zijn. Als dit niet mogelijk is kan er ondersteuning van de gemeente gevraagd worden. In de WMO worden de volgende wetten gebundeld; • Welzijnswet • Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) • Aantal subsidieregelingen uit de AWBZ (o.a. mantelondersteuning, diensten bij wonen met zorg) • De Huishoudelijke Verzorging uit de AWBZ • De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) Bij het bouwen van de Bonnet is er geen relatie met de WMO. Dit omdat de WMO alleen voorzieningen op het individu gericht bekostigd (NIZW, 2007). Dit is bij de bouw nog niet het geval. Op dit moment is er wel een relatie met de WMO. Als er nu persoonlijke aanpassingen zouden moeten plaatsvinden in de Bonnet, dan worden deze voorzieningen aangevraagd via de WMO. Daarom heeft de gemeente er ook belang bij dat het advies dat wordt ingewonnen bij de VAC’s ook uitgevoerd wordt door de woningstichting. Als dit advies niet wordt opgevolgd, zal de gemeente in
een later stadium missende voorzieningen moeten financieren. Daardoor zal de gemeente (als zij verstandig zijn) ook controle uitoefenen op de woningstichting om te voorkomen dat zij later veel kosten moeten maken. - ARBO De overheid stelt doelen vast voor de veiligheid en gezondheid in bedrijven. Hierin staat beschreven welke mate van bescherming bedrijven moeten bieden aan werknemers, zodat zij veilig en gezond kunnen werken. De doelvoorschriften zijn opgenomen in de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling. (Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid, 2007a) Afstudeerproject Wonen en Zorg
34
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
De Nederlandse Arbowetgeving (of Arbeidsomstandighedenwetgeving) bestaat uit 4 onderdelen: • Arbowet • Arbobesluit • Arboregeling • Arbobeleidsregels Arbowet: Deze wet bevat veel voorschriften voor het opzetten van een goed arbobeleid binnen organisaties. Daarnaast beschrijft het precies de taken en mogelijkheden die de werkgever, de werknemers, de ondernemingsraad, de arbodienst en de Arbeidsinspectie hebben. In de Arbowet staan de rechten en plichten van de werkgever en de werknemer op het gebied van arbeidsomstandigheden. De Arbowet geldt overal waar arbeid wordt verricht. Niet alleen bij bedrijven, maar ook bij verenigingen of stichtingen. (Arboplatform Nederland, 2007) Arbobesluit: Meer specifieke voorschriften die betrekking hebben op het bestrijden van bepaalde risico’s, zoals de omgang met gevaarlijke stoffen, het werken met beeldschermen, het inrichten van arbeidsplaatsen etc. Arboregeling: Heeft dezelfde hoofdstukindeling als het Arbobesluit, maar bevat veel gedetailleerde voorschriften. Zoals bijvoorbeeld de bestuurlijke grenswaarden voor gevaarlijke stoffen, afbeeldingen van veiligheidsborden en de gehele Farbo-regeling (fiscale subsidieregeling arbeidsmiddelen). Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving: Uitwerking van de voorschriften uit de arbowetgeving door de Arbeidsinspectie (Arboplatform Nederland, 2007b). Bij het schrijven van de gebruikerstoets is gebruik gemaakt van arboconvenanten, daarom hieronder kort beschreven wat dit zijn. Arboconvenanten Voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden en het verminderen van arbeidsrisico's is samenwerking tussen de overheid en sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties) essentieel. Daarom sluit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) geregeld convenanten (overeenkomsten) af met sociale partners in een groot aantal bedrijfstakken met hoge arbeidsrisico's. Het doel hiervan is, vooral dié arbeidsrisico's verminderen, die omvangrijke gevolgen hebben voor het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De convenanten omvatten afspraken over een of meer van de grootste arbeidsrisico's. Daarnaast kunnen in een convenant ook aanvullende afspraken over andere arbeidsrisico’s worden gemaakt. (Arbeidsinspectie, 2007) Nieuwe arbowet Per 1 januari 2007 is de nieuwe Arbowet van kracht. De nieuwe Arbowet geeft werknemers en werkgevers meer mogelijkheden en verantwoordelijkheid bij het invullen van het arbeidsomstandighedenbeleid in de onderneming of sector. Er zal een onderscheid gemaakt worden tussen het publieke gedeelte en het private gedeelte. In het publieke gedeelte zorgt de overheid voor een helder wettelijk kader met zo min mogelijk overbodige regels en zo weinig mogelijk administratieve lasten. In het private gedeelte maken werkgevers en werknemers samen afspraken over de wijze waarop zij aan de door de overheid gestelde voorschriften willen voldoen. Doordat er minder regels zijn, en er meer ruimte voor maatwerk is, zal het arbobeleid effectiever zijn. Daardoor zal er meer draagvlak zijn en verbetering van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer. (Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid, 2007b) VACpunt Wonen: VACpunt Wonen is het kennis- en adviescentrum voor de gebruikskwaliteit van woning en woonomgeving. VACpunt Wonen verzamelt en bewerkt kennis over gebruikskwaliteit tot producten die woonconsumenten en professionals kunnen gebruiken om een woning zo praktisch mogelijk in te delen en de woonomgeving goed in te richten. Het dienstenpakket bestaat uit adviezen, onderzoeken, publicaties, het tijdschrift Woonkwaliteit, workshops en woontoetsen. Daarnaast vertegenwoordigt VACpunt Wonen de belangen van woonconsumenten in landelijke Afstudeerproject Wonen en Zorg
35
Gebruikerstoets Wonen en Zorg
overlegorganen en is het de overkoepelende organisatie van de Adviescommissies Wonen, die op lokaal niveau werken. VACpunt Wonen biedt de adviescommissies op verschillende manieren ondersteuning bij hun werk (VACpuntwonen, 2007). Gemeenten: Het gemeentebestuur heeft een algemene verplichting om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie (Gemeente Naarden, 2006). Gemeenten zijn op het gebied van wonen verantwoordelijk voor het in kaart brengen van de behoeften aan (specifieke) woningen in hun gemeente/regio en dienen over de realisatie daarvan (prestatie) afspraken te maken met woningcorporaties (Minister van VROM en de Staatssecretaris van VWS, 2004). Lokaal VAC: Adviescommissies Wonen maken zich op lokaal niveau sterk voor de gebruikskwaliteit. Ze toetsen woningbouwplannen, geven adviezen en onderhouden contacten met gemeenten, corporaties, bewonersgroepen en andere belangenorganisaties. Van oudsher werken veel Adviescommissies Wonen onder de naam VAC (Vrouwen Advies Commissie), waarvan de eerste meer dan een halve eeuw geleden werd opgericht. Behalve VAC's zijn ook Adviescommissies WoonKeur(WAG's) die adviseren over de toekenning van het certificaat WoonKeur, en gemeentelijke woonadviesgroepen aangesloten bij VACpunt Wonen (VACpuntwonen, 2007). Woningstichting: De woningcorporaties hebben de verantwoordelijkheid voor voldoende aanbod van geschikte woningen voor met name lagere inkomensgroepen. Ook op het terrein van wonen en zorg mogen prestaties van de woningcorporaties worden verwacht (Minister van VROM en de Staatssecretaris van VWS, 2004). De meeste huurwoningen in Nederland zijn in eigendom van woningcorporaties. Dit zijn verenigingen of stichtingen die uitsluitend actief zijn op het gebied van de volkshuisvesting. Veel woningcorporaties zijn ontstaan aan het begin van de vorige eeuw na de inwerkingtreding van de Woningwet in 1902. De oorspronkelijke taken van de woningcorporaties zijn het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen. Tegenwoordig houden woningcorporaties zich ook bezig met het bouwen van koopwoningen en het verbeteren van de leefbaarheid van de buurten waar hun woningen staan. Bovendien zorgen zij voor de huisvesting van ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding behoeven (Wonen en zorg). Verder stimuleren woningcorporaties het eigen woningbezit door de verkoop van huurwoningen. De woningcorporaties staan onder intern toezicht van een raad van commissarissen of een raad van toezicht. Het externe toezicht wordt uitgevoerd door de Minister van VROM en het CFV (VROM, 2007). Individu: Met informatie en adviezen over goed wonen kan iedereen zijn voordeel doen: jonge stellen die voor het eerst een huis kopen, huurders die betrokken zijn bij een renovatie, maar ook professionals zoals architecten, aannemers of verhuurders. Voor het grootste gedeelte geven VAC medewerkers advies aan de hand van bouwtekeningen en het programma van eisen dat aan het gebouw wordt gesteld. Dit doen zij in opdracht van de gemeente (VACpunt Wonen, 2007).
Afstudeerproject Wonen en Zorg
36