Advies prijsaanduiding ambachtelijke dienstverlening Commissie Prijsbekendmaking
S]:i?
SoctaalEconomische Raad
dienstverlening
Advies inzake regeling prijsaanduiding en specificatie van rekeningen voor voornamelijk ambachtelijke dienstverleners, door de Commissie Prijsbekendmaking uitgebracht aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Publikatie nr. 3 - 16 februari 1982
SER
SociaalEconomische ftasd
ISBN 90-6587-032-6
Inhoudsopgave
1. Inleiding
5
2. Samenvatting van de adviesaanvraag
7
3. Korte samenvatting van de ontvangen schriftelijke reacties 9 4. Standpunten van de commissie 12 4.1. Doelstelling en karakter van een regeling 12 4.2. Prijsaanduiding bij standaardvemchtingen 16 4.3. Prijsaanduiding bij niet-standaardverrichtingen 18 4.4. De inhoud van de voorgestelde regeling 5. Samenvatting en conclusies
21
25
Bijiagen I. Brief d.d. 28 September 1979 inzake regeling prijsaanduiding en specificatie van rekeningen vopr vnl. ambachtelijke dienstverleners (met bijiage) II. Lijst van organisaties die van hun oordeel hebben doen blijken III. Samenvatting van de reacties van het betrokken bedrijfsleven en van de consumentenorganisaties op de hun voorgelegde vragenlijst
1. Inleiding
Bij brief van 28 September 1979, kenmerk POR/C/CVB 1279/1/6528, heeft de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, de hear Th.M. Hazekamp, mede namens de toenmalige minister van Volkshuisvesting en Ruimtalijke Ordening, da toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de toenmalige minister van Landbouw en Visserij en de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiene, op grond van het bepaalde in artikel 2b van de Prijzenwet, de Commissie Prijsbekandmaking van de Sociaal-Economische Raad om advies gevraagd over voorstellen voor regelingen inzake prijsaanduiding en specificatie van rekeningen voor de groep voornamelijk ambachtelijke dienstverleners 1). Genoemde commissie is een commissie als bedoeld in artikal 43 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en derhalve bavoegd het gavraagde advies rechtstreeks aan de betrokken bawindslieden uit te brengen. De commissie was ten tijde van de behandeling van het advies als volgt samengestald: onafhankelijke leden: prof.dr. W.A.A.M. de Roos (voorzitter), dr. A. Brack, mevr. E.J. Sevenhuijsen-Hoogewooning; ondernemersleden: mr. J.A. Lam, drs. A.M. Ruoff, mr. B. Vreugdenhil, in december 1980 vervangen door mr. J.A. van der Kolk; werknemersleden: A.J.M. van den Biggelaar (FNV), mevr.mr. H. van Buren (FNV), drs. G.H. Terpstra (CNV); vertegenwoordigers vrije beroepen: drs. A.J. Bosman, drs. H.H.M. Willems; consumentanvertegenwoordigers: drs. J.H.W. Anderson (Consumentenbond), mevr.mr. L Dommering-van Rongeri (Konsumenten Kontakt). De vergaderingen van de commissie werden bijgewoond door de volgenda ministeriele vertegenwoordigers: drs. H. van Breemen, die In juni 1981 werd vervangen door mevr.ir. Th.W.A. Poelen, mevr.mr. CM. Berends, C. Geleijnse en mr. A. Vos, alien van het ministarie van Economische Zaken, an mr. H.A. Homan, die in augustus 1981 ward ven/angen door de heer ing. LH. Halbesma, van het ministerie van Landbouw an Visserij. Het sacretariaat werd gevormd door H.C. Lambregts en mevr.drs. J.P. Brouwer.
1/ zie bijiage I.
Alvorens hat hierna volgende advies vast te stellen heeft de commissie, mede gelet op het bepaalde in artikel 2b, lid 4, van de Prijzenwet, de naar haar oordeei hiervoor in aanmerking
komende pbo-lichamen, de haar bekende organisaties van betrokkenen, de organisaties die hebben laten blijken dat zij zich bij de materie betrokken achtten, alsmede de consumentenorganisaties, in de gelegenheid gesteld schriftelijk van hun gevoelen te doen blijken. Dit is geschied aan de hand van een door de commissie opgestelde vragenlijst. De adviesaanvraag en de vragenlijst zijn integraal gepubliceerd in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie van 29 januari 1980, no. 4. Bovendien zijn deze stukken gezonden aan de Hoofdbedrijfschappen Detailhandel en Ambachten, het Produktschap Siergewassen, de consumentenorganisaties, de centrale organisaties van ondernemers en van werknemers, alsmede aan alle bij het secretariaat bekende adressen van organisaties, die werkzaam zijn in de bedrijven, waarop de vo'orgestelde regelingen van toepassing zquden moeten zijn. Daarnaast is een SER-nieuwsbericht op grote schaal verspreid onder redacties van tijdschriften, vakbladen e.d. en is in de Staatscourant een mededeling geplaatst, waarin bekend werd gemaakt, dat de adviesaanvraag en de vragenlijst verkrijgbaar zijn bij het secretariaat en dat reacties daarop tot 21 maart 1980 konden worden ingezonden. Een en ander heeft geresulteerd in reacties van de organisaties, weike in een bijiage 1) zijn vermeld. De commissie heeft het hierna volgende advies vastgesteld in haar vergadering van 16 februari 1982, die werd bijgewoond door de leden De Roos, Anderson, Van den Biggelaar, Brack, Dommering-van Rongen, Lam, Ruoff en SevenhuijsenHoogewooning.
1j Zie bijiage II.
2. Samenvatting van de adviesaanvraag
2.1. In de adviesaanvraag wordt erop gewezen, dat met betrekking tot prijsaanduiding en specificatie van rekeningen in de dienstverlenende sector in de afgelopen jaren weliswaar een aantal activiteiten is ontplooid, die gericht waren op het vergroten van de prijsdoorzichtigheid, maar dat deze activiteiten niet tot de wenselijk geachte verbeteringen hebben geleid. Daarom wordt overwogen te komen tot een wettelijke verplichtstelling van de prijsaanduiding en de specificatie van rekeningen in deze sector. Met het oog daarop wordt allereerst het oordeel van de commissie gevraagd over een drietal algemene beleidslijnen. Vervolgens dient zij zich uit te spreken over enkele uitgewerkte voorstellen met betrekking tot prijsaanduiding en specificatie van rekeningen. 2.2. De eerste algemene beleidslijn heeft betrekking op enkele specifieke aspecten van de dienstverlenende sector, waarmede bij het totstandbrengen van de voorgenomen wettelijke maatregelen rekening moet worden gehouden. Op de eerste plaats wordt gewezen op de grote diversiteit binnen de dienstverlenende sector, weike tot gevolg heeft dat het voorbereiden van regelingen op dit terrein veelal een interdepartementale aangelegenheid is. Deze diversiteit vormt de aanleiding voor een partiele aanpak in die zin, dat in de adviesaanvraag voorshands alleen voor een —voor de consument belangrijke — groep van voornamelijk ambachtelijke dienstverleners uitgewerkte voorstellen zijn opgenomen. Wei wordt in het vooruitzicht gesteld, dat —na afronding van het nog verder noodzakelijke interdepartementale overleg- een adviesaanvraag zai worden ingediend die betrekking heeft op prijsaanduiding voor standaardverrichtingen in de gehele dienstverlenende sector en op specificatie van rekeningen voor andere groepen van dienstverleners. Andere specifieke aspecten zijn de verschillen in karakter van diensten, die ertoe hebben geleid onderscheid te maken tussen standaard- en niet-standaardverrichtingen, en met de aard van de dienst samenhangende verschillen in eisen, die aan specificatie van rekeningen moeten worden gesteld. 2.3. De tweede algemene lijn heeft betrekking op de prijsaanduiding die bedoeld is om de consument informatie te verschaffen over de prijzen vari diensten en daarmede — in het kader van een beleid, dat gericht is op een goede voorlichting van de consument - bij te dragen aan het bevorderen van de prijsdoorzichtigheid. De nadere uitwerking van deze lijn noopt tot een gescheiden benadering van standaardverrichtingen enerzijds en niet-standaardverrichtingen anderzijds. Standaardverrichtingen
(diensten met 'vaste' prijzen) vertonen — wat het prijsaspect betreft- een grote overeenkomst met goederen. De prijsaanduiding van deze diensten zai dan ook op gelijke wijze kunnen worden geregeld als die van goederen, namelijk door een verplichting om de prijs vooraf duidelijk aan te geven. In de adviesaanvraag zijn nog geen concrete voorstellen opgenomen ten aanzien van de prijsaanduiding bij niet-standaardvernchtingen, omdat een regeling daarvan een andere vorm en inhoud dan voor standaardvernchtingen zou moeten krijgen. Wei wordt in de adviesaanvraag een eerste reactie van de commissie gevraagd omtrent een tweetal aangegeven wegen om ook voor nietstandaardverrichtingen te komen tot een bevordering van de prijsdoorzichtigheid, te weten: a) een verplichting tot het bekendmaken van bepaalde prijscomponenten; b) een verplichting tot het doen van een prijsopgave vooraf. 2.4. De algemene lijn t.a.v. de speclficatie van rekeningen houdt in, dat ook hier onderscheid moet worden gemaakt in standaardvernchtingen en niet-standaardverrichtingen en dat — ook al zou ten aanzien van laatstgenoemde verrichtingen de primaire doelstelling,.t.w. prijsaanduiding vooraf, niet zonder rneer realiseerbaar zijn— toch een regeling inzake specificatie van rekeningen achteraf, als secundaire, gemakkelijker te realiseren doelstelling moet worden nagestreefd. 2.5. Op basis van deze beleidslijnen worden vervolgens in de adviesaanvraag voorstellen uitgewerkt met betrekking tot de materiele inhoud van de voorgenomen regelingen. De voornaamste punten in deze voorstellen betreffen: - de bepaling van de werkingssfeen de regelingen zouden van toepassing moeten zijn op 'dienstverleners, die ten behoeve van particulieren installatie-, reparatie- of onderhoudswerkzaamheden verrichten aan roerende of onroerende goederen'; - de wijze van bekendmaking vooraf van de prijs van standaardvernchtingen; - de wijze van specificeren achteraf van rekeningen respectievelijk van diensten bestaande uit meer dan een standaardverrichting en van niet-standaardverrichtingen; - het verlenen van vrijstelling; - de mogelijkheid van het maken van uitzonderingen.
3. Korte samenvatting van de ontvangen schriftelijke readies
Zoals reeds vermeld zljn de organisaties, betrokken bij de materie waarover de adviesaanvraag handeit (zie bijiage II), gehoord aan de hand van een door de commissie samengestelde vragenlijst. De antwoorden op deze vragenlijst, die zijn samengevat in een bijiage 1), heeft de commissie in hear beraad betrokken. In het algemeen kan worden geconstateerd dat de organisaties van de betrokken ondernemers weliswaar niet afwijzend staan tegenover bevordering van de prijsdoorzichtigheid in het belang van de consument, maar nogal negatief reageren op de voorgestelde wettelijke regelingen. Zij vrezen dat de regelingen weinig doelmatig zullen zijn en dat zij, in plaats van tot bevordering van de prijsdoorzichtigheid, tot het ontstaan van misverstanden bij de consument zullen leiden. De consumentenorganisaties en de werknemersorganisaties staan zeer positief tegenover de doelstelling van de voorgestelde regelingen en kiinnen zich in grote lijnen met de inhoud daarvan verenigen. Van de zijde van de FNV en consumentenzijde alsmede in enkele brieven van ondememersorganisaties, wordt kritiek uitgeoefend op de partiele aanpak (beperking van de werkingssfeer tot , ambachtelijke dienstverleners). De noodzaak van een dergelijke aanpak wordt op z'n minst in twijfel getrokken. Overigens zijn vrijwel alle organisaties van oordeel dat ook de openbare nutsbedrijven onder de voorgestelde regeling zouden moeten vallen. Uit de reacties blijkt voorts dat het aantal van de verrichtingen, die onder de voorgestelde definitie van standaardverrichting vallen, naar het oordeel van de organisaties van ondernemers in de meeste bedrijfstakken relatief gering is.
1) Zie bijiage III.
De definitie van standaardvemchtingen als diensten, die geheel of in hoge mate overeenstemmen en waarvan de te betalen prijs reeds voor het contact tussen (individuele) consument en dienstverlener vaststaat, wordt in de meeste reacties als een erg mime omschrijving beschouwd. Vele ondememersorganisaties pleiten voor een nauwkeuriger formulering door aanvulling met elementen als gelijke omstandigheden, uniform object en diensten van dezelfde aard of omvang. De Raad voor het Filiaal- en Grootwinkelbedrijf stelt de volgende alternatieve formulering voor 'Een standaardverrichting is een verrichting in het kader van een dienstverlening, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan een verrichting in het kader van een overeenkomstige dienstverlening en waarvan de te betalen prijs reeds voor het contact tussen consument en dienstverlener is vastgesteld door de dienstverlener'. Volgens de consumentenorganisaties en de FNV
ontstaat door de in de adviesaanvraag voorgestelde definitie het gevaar, dat het aantal verrichtingen dat als standaardverrichtingen gekwalificeerd wordt per onderneming gaat verschillen, waardoor prijsvergelijking bemoeilijkt wordt. Met het oog hierop pleiten zij voor een nadere uitwerking van het begrip standaardverrichting per bedrijfstak. De vraag naar de mate waarin standaardverrichtingen uniform voor de gehele bedrijfstak dan wel gedifferentieerd per onderneming voorkomen leverde geen duidelijk beeld op. De suggestie om de prijsaanduiding voor niet-standaardverrichtingen te doen geschieden door het bekendmaken van prijscomponenten wordt door de ondernemersorganisaties vrijwel unaniem afgewezen, omdat dit geen inzlcht geeft en zelfs misleidend kan werken t.a.v. de uiteindelijk te betalen prijs. Ook tegen een algemene wettelijke verplichting tot prijsopgave vooraf blijken bij de meeste ondernemersorganisaties overwegende bezwaren te bestaan. De consumentenorganisaties en de FNV verwachten dat het ontbreken van een prijsaanduidingsregeling voor niet-standaardverrichtingen een vlucht in deze verrichtingen zai doen ontstaan, waardoor de voorgestelde prijsaanduidingsregeling weinig effectief zaI zijn. Enkele ondernemersorganisaties, de consumentenorganisaties en de FNV stemmen in met het voorstel om de prijzen van standaardverrichtingen op een voor de consument in het oog vallende plaats op een lijst, bord of kaart te vermelden. Beide laatsten tekenen hierbij aan dat deze aanduidingsverplichting dient te gelden voor de plaats waar de overeenkomst tot stand komt. Enkele ondernemersorganisaties merken op dat het grote aantal tarieven een openbare bekendmaking zoais bedoeld in de adviesaanvraag onmogelijk maakt. Het voorstel om bekendmaking van 'prijzen vanaf te verbieden stuit op bezwaren bij verscheidene ondernemersorganisaties. Met de voorgestelde regeling inzake specificatie van rekeningen gaan de consumentenorganisaties en de FNV akkoord, met dien verstande dat een nadere aanduiding van de overige kosten en een maximum bedrag voor deze post wenselijk worden geacht. De meeste ondernemersorganisaties eveneens, doch zij zijn van mening dat de voorgestelde drempel van f 10,- bij materialen en onderdelen te laag is. Ten aanzien van de 'overige kosten' wordt door enkele ondernemersorganisaties een minimumbedrag en/of een verhoging van het percentage voorgesteld. In de adviesaanvraag wordt voorgesteld bij rekeningen beneden / 25,- en bij aanneming van werk niet tot specificatie van de rekening te verplichten. Met het laatste voorstel kunnen alle organisaties instemmen. Wat het eerste voorstel betreft pleiten de meeste ondernemersorganisaties voor een verhoging van het bedrag van / 25,-. Er worden bedragen genoemd van f 50,- tot f1500,-. Het voorstel om branches met een hoge organisatiegraad, die 10
vrijwillig regelingen hebben getroffen weike minimaal dezelfde eisen bevatten als de voorgestelde regeling en waarin voldoende waarborgen zijn opgenomen voor de naleving van de regeling vrij te stellen, wordt in vrljwel alle reacties als weinig zinvol beschreven. Een dergelijke uitzondering is ongewenst, daar de ongeorganiseerden aan geen enkele regeling gebonden zullen zijn. Enkele ondernemersorganisaties concluderen dat de voorstellen voor hen niet aanvaardbaar zijn. Hun inziens staan de voorstellen die een verdere lastenverzwaring voor het bedrijfsleven betekenen niet in verhouding tot de gebleken behoefte bij consumenten. Voorts wordt o.a. opgemerkt dat de kwaliteit van de verrichte diensten door de voorstellen onterecht op de achtergrond gedrongen wordt.
11
4. Standpunten van de commissie
4.1. Doetstelling en karakter van een regaling 4.1.1. De in de adviesaanvraag omschreven voorstellen voor regeling van de prijsaanduiding en specificatie van rekenlngen moeten naar de bedoeling van de staatssecretaris van Economische Zaken worden geplaatst in het kader van het overheidsbeleid gericht op de totstandkoming van goede voorlichting aan de consument De regelingen hebben met name tot doel de prijsdoorzichtigheid voor de consument te bevorderen. De commissie kan unaniem deze doelstelling op zichzelf onderschrijven. Alle leden van de commissie zijn het er in het algemeen over eens dat prijsinformatie vooraf en specificatie van kosten achteraf van belang zijn voor de consument orh inzicht te krijgen in de werkelijke kosten van goederen en diensten. Bovendien kan prijsinformatie vooraf, voor zover daannede prijsvergeiijking mogelijk is, ook nog bijdragen tot een grotere marktdoorzichtigheid. 4.1.2. Bij de beoordeling van de concrete voorstellen, die op deze algemeen aanvaarde doelstelling zijn gericht, is echter wat betreft de prijsaanduiding vooraf verschil van mening binnen de commissie gerezen. Dit verschil van mening, dat-zoals uit het hiemavolgende zai blijken- tot verdeeldheid op tal van punten heeft geleid, komt kort gezegd hierop neer dat een deel van de commissie 1) een wet die grote categorieen van dienstverleners op straffe van vervolging wegens het begaan van een economisch delict dwingt tot diverse vormen van prijsaanduidingen vooraf, afwijst. Ter.motivering van deze afwijzing wijst dit deel van de commissie er allereerst op dat in de praktijk ook in de dienstverlenende sector reeds op grote schaal wordt tegemoetgekomen aan de behoefte aan inzicht in prijs en prijsopbouw. Wanneer dit redelijk en billijk is en de kosten van het geven van inzicht in verhouding staan tot de prijs van de te verrichten of verrichte werkzaamheden, wordt de noodzakelijke prijsinformatie vooraf door de ondernemer gevraagd of ongevraagd verstrekt. Voorts wordt-aldus dit deel van de commissie- door het opieggen van verplichtingen als nu worden voorgesteld, de indruk gewekt dat de prijs de belangrijkste, zo niet de enige factor is waarop de consument bij het nemen van zijn beslissing moet letten, terwiji met name bij dienstverlening de zorgvuldigheid en /; Bestaande uit de ondernemersieden ^6 kwaliteit een minstens even grote rol spelen. Lam en Puoff. Dit deel van de commissie vreest bovendien dat het dwmgende 12
karakter van de voorgestelde regelingen, gelet op de eigen aard, nnogelijkheden en beperkingen van eike bedrijfstak, zai leiden tot een uiterst ingewikkelde regeling, die veel administratieve rompslomp en daardoor onevenredig hoge kosten met zich zaI meebrengen (zle hierover nader paragraaf 4.3. van dit advies). Een dergelijke regeling geeft naar de mening van dit deel van de commissie ook geen oplossirig voor de veel voorkomende situatie dat de detailhandelaar reparaties doorgeeft aan de fabrikant en hij dus geen verantwoordelijkheid kan dragen voor de prijsaanduiding vooraf en de specificatle van de rekening. De primair afwijzende houding van dit deel van de commissie houdt in dat het oordeel van de tot dat deel behorende leden in het hiernavolgende over vorm en inhoud van de regelingen een subsidiair karakter heeft en bedoeld is voor het geval er niettemin toch een wettelijke regeling zou komen. Het andere deel van de commissie 1) juicht het toe dat althans een begin wordt gemaakt met een wettelijke regeling inzake prijsopgave vooraf en specificatie van rekeningen. Dit deel van de commissie heeft grote twijfels over de mate waarin nu reeds op basis van vrijwilligheid prijsinformatie over dienstverlening wordt verstrekt, alsmede over de kwaiiteit van die prijsinformatie. Juist het vrijblijvende karakter van veel prijsopgaven, alsmede de prijsaanduiding 'vanaf — vormen van prijsopgave die veelvuldig voorkomen— zijn voor de consument zeer onduidelijk en ondoorzichtig, waardoor afbreuk wordt gedaan aan het erkende recht op informatie. Een regeling die afhankelijk is van vrijwillige medewerking van de ondernemer acht dit deel van de commissie dan ook ten enen male onvoldoende om het beoogde doe! te bereiken. Het recht van de consument om tevoren inzicht te krijgen in de in rekening te brengen kosten van dienstverlening mag niet ondergeschikt worden gemaakt aan de bereidheid van de ondernemer om deze informatie vrijblijvend te verstrekken. Bovendien leert de ervaring dat bij vrijwillige systemen het juist de minder-bonafide bedrijven zijn, die zich niet aan de regeling zullen willen houden.
1) Bestaande uit: — de onafhankeiijke leden Brack de Roos en mevr. Sevenhuijsen-Hoogewooning — het werknemerslid van den Biggelaar — de consumentenleden Anderson en mevr Dommering-van Rongen.
Voorts meent dit deel van de commissie dat het argument van het andere commissiedeel, als zou ten onrechte eenzijdig de nadaik op de prijs van de dienstverlening worden gelegd, niet staande is te houden. Zowel bij een goed als bij een dienst spelen naast de prijs ook elementen als kwaiiteit en service een rol. Dat neemt echter niet weg, dat de prijs van een dienst voor de consument een belangrijk gegeven is. Het staat de ondernemer uiteraard vrij om ook over elementen als kwaiiteit en service informatie te verstrekken. Het verstrekken van dergelijke informatie kan nimmer een argument zijn om de consument prijsinformatie te onthouden. Ten slotte constateert het hier aan het woord zijnde deel van de commissie, dat de vrees voor onevenredig hoge kosten, waarmee de voorgestelde regeling volgens het andere deel van de commissie gepaard zou gaan, op geen enkele wijze wordt onderbouwd. 13
4.1.3. Het deel van de commissle dat in 4.1.2. het eerst aan het woord is, is van mening dat in de adviesaanvraag terecht is gekozen voor een partiele aanpak en dat de voorgestelde regeling slechts van toepassing zai zijn op installatie-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden ten behoeve van particulieren. De dienstverlenende sector bestaat uit zeer uiteenlopende soorten van bedrijven. Met daze divarsiteit dient rekening ta wordan gahouden bij het treffen van maatragelan die dwingende voorschriften inhouden. Daarom zaI de nu voor een deel van de dienstensector voorgestelde regeling ook niet zonder meer te eniger tijd op de gahele dienstensector van toepassing mogen worden verklaard. Voor elk toepassingsgebied zaI de te treffen regeling op eigen merites moetan wordan beoordeald. Dit deel van da commissia is voorts van oordeel, dat indien er een wattelijke regeling wordt getroffen, ar dan op zich geen bezwaar tagen bestaat dat deze voor een bepaalde sector wel en voor andare daarmede niet rechtstreeks concurrerende ondemenningen niet geldt. Dit kan niet als concurrentievervalsing of discriminatie worden beschouwd. Het andere deel van de commissie betreurt het dat voor een partiele aanpak is gekozen. Binnen de dienstverlenende sector bestaat weliswaar ean grota divarsiteit, maar die behoeft naar de mening van dit deel van da commissie niet per se te leiden tot differentiatia in de regeling van de onderwerpelijke materia. De grondtrekken van de regeling, die de tot dit deel behorende leden voor ogen staat, zijn ook toepasbaar op andere delen van de dienstverlenende sector. Dit geldt met name voor de prijsaanduiding van standaardvemchtingen en voor de regeling inzake de specificatie van rekeningen, al zaI dan wellicht enige uitbreiding moeten worden gegeven aan de opsomming van prijscomponenten. Dit deel van de commissie wijst er voorts op dat ook vanuit het betrokken bedrijfslaven bezwaren tegen de beperking van het toepassingsbeleid naar voren zijn gekomen. Het wordt in die kring als discriminatoir gevoeld dat sommige dianstverleners aan prijsaanduidingsvoorschriften zijn gebonden, die niet gelden voor andere dienstverlenende bedrijven. Dit deel van de commissie geeft er de voorkeur aan dat een algemene regeling tot stand komt, die voorschriften bevat voor de gehele dienstverlenende sector en waarin zo nodig de mogelijkheid is opgenomen voor een aanpassing van die voorschriften aan bijzondere omstandigheden an specifieka structuren.
Ij Bestaende uit: - de onafhankelijke leden Brack, de Roos en mevr. Sevenhuijsen-Hoogewooning - het werknemerslid van den Biggelaar - de consumentenleden Anderson en mew. Dommering-van Rongen.
4.1.4. De voorgestelde regeling heaft allaan betrekking op prijsaanduiding van standaardverrichtingen en op specificatie van rekeningen, zowel voor niet-standaardvemchtingen als voor meervoudige standaardven-ichtingen. Er wordt in de adviesaanvraag nog geen concreet voorstel gedaan voor prijsaanduiding voor niet-standaardverrichtingen. Ten aanzien van deze opzet wil aan deal van de commissia 1) allereerst opmerken dat naar zijn mening onlosmakelijk verband bestaat tussen prijsaanduiding van beide varrichtingen. Indien 14
geen regeling tot stand komt voor niet-standaardvemchtingen en alleen een wettelijke aanduidingsplicht geldt voor standaardven-ichtingen, bestaat het gevaar dat ondememers die verplichting zullen ontwijken door de verrichtingen zoveel mogelijk als nietstandaardverrichtingen te beschouwen en derhalve geen prijs van die vemchtingen bekend te maken. Zo zou bijvoorbeeld de ondernemer, die voor een bepaalde standaardvemchting een relatief hoge prijs berekent, geneigd kunnen zijn uit een oogpunt van mededinging die prijs niet vooraf bekend te maken. Hij zou daartoe op eenvoudige wijze de mogelijkheid hebben indien voor niet-standaardverrichtingen geen regeling zou worden getroffen. Om tot een effectieve regeling van de prijsaanduiding te komen zai daarom near de mening van dit deel van de commissie de aanduidingsplicht voor standaardverrichtingen moeten worden gekoppeld aan de verplichting om ook voor niet-standaardverrichtingen vooraf een prijs bekend te maken. Op de wijze waarop dit laatste zou moeten geschieden wordt in paragraaf 4.3. nog nader teruggekomen. Dit deel van de commissie is voorts van mening dat er ook een sterke samenhang is tussen de prijsaanduiding vooraf voor nietstandaardverrichtingen en de specificatie van rekeningen. Een regeling voor specificatie van rekeningen achteraf zonder een prijsaanduidingsplicht vooraf zou onvoldoende bijdragen tot het bereiken van de doelstelling, bevordering van de prijsdoorr zichtigheid. De consument dient de mogelijkheid te worden geboden de aangekondigde prijs vooraf te vergelijken met de kosten die hem in rekening worden gebracht.
., „
w
^
J
,w
1) Bestaande uit de ondernemersleden
Lam en Ruoff.
Het andere deel 1) van de commissie betwist dat een wettelijke regeling, die alleen zou voorzien in een verplichte publikatie van prijzen van standaardverrichtingen, zou leiden tot een vlucht near niet-standaardverrichtingen. De beslissing van een ondernemer om zijn diensten aan te bieden als standaarddiensten tegen standaardprijzen of om meer gecompliceerde diensten op te splitsen in standaardverrichtingen met daarbij behorende prijzen of (deel)tarieven, wordt bepaald door de daaraan voor zijn onderneming verbonden voordelen voor zijn bedrijfsvoering en zijn administratieve organisatie; ook en veelal niet in de laatste plaats zaI bij die beslissing een rol spelen het daaraan ook voor de ondernemer verbonden voordeel van een betere mogelijkheid van betrouwbare prijsvoorlichting aan de klant. Het zou een misvatting zijn om bij de opzet van een wettelijke prijsaanduidingsverplichting van diensten ervan uit te gaan dat de ondernemer er in het algemeen primair op uit zou zijn de prijs in het onzekere te laten. Dit andere deel van de commissie onderschrijft wel de mening van het eerste deel van de commissie dat een specificatie van de rekening achteraf voor de consument waardevoller is, als hij deze kan vergelijken met een prijsopgave of een prijsindicatie vooraf. De problematiek verbonden aan het verstrekken van prijsopgaven is echter in veel gevallen zo gecompliceerd en kan zoveel kosten meebrengen, dat een algemene wettelijke verplichting daartoe . ? . . . ,
.
.
.
,
voor het bedrijfsleven met uitvoerbaar zou zijn en voor de 15
consument veelal niet aantrekkelijk. In paragraaf 4.3. zai hierop nader worden teruggekomen. 4.2. Prijsaanduiding bij standaardverrichtingen In de adviesaanvraag worden standaardverrichtingen ornschreven als 'diensten, die geheel of in hoge mate in karakter overeenstemmen en waarvan de te betalen prijs reeds voor het contact tussen (individuele)consument en dienstverlener vaststaat'. Met een aantal organisaties van betrokken ondernemers is de commissie van mening dat deze definitie te vaag is en nadere concretisering behoeft. Op de eerste plaats is het niet juist verrichtingen als diensten te definieren. Een dienst kan immers bestaan uit een reeks van verrichtingen. Voorts acht de commissie de formulering 'waarvan de te betalen prijs reeds voor het contact tussen consument en dienstverlener vaststaat' te neutraal ten aanzien van degene die de prijs vaststelt, te weten de dienstverlener. Over de wijze waarop de definitie nader moet worden geconcretiseerd bestaat echter geen eenstemmigheid in de commissie, terwiji ook over de vraag door wie en hoe wordt bepaald of een verrichting in de praktijk binnen deze omschrijving valt en derhalve als standaardverrichting moet worden aangemerkt, verschillend wordt geoordeeld. Deze vraag dringt zich in het bijzonder op indien prijsaanduidingsvoorschriften zich -zoals in de adviesaanvraag wordt voorgesteld, maar anders dan een deel van de commissie aanbeveelt- beperken tot standaardverrichtingen en niet van toepassing zijn op niet-standaardverrichtingen. In dat geval kan immers ruimte ontstaan voor de mogelijkheid de voorschriften te ontgaan door te 'vluchten' in niet-standaardverrichtingen. Een deel van de commissie 1) is het eens met het uitgangspunt van de adviesaanvraag, nl. dat het tevoren vaststaan van de prijs bepaiend is voor het standaardkarakter van een dienstverrichting. Dit deel geeft bovendien in ovenweging de definitie van standaardverrichting te wijzigen in dier voege, dat zij als volgt luidt: 'een standaardverrichting is een verrichting in het kader van een dienstverlening, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan een verrichting in het kader van een overeenkomstige dienstverlening en waarvan de te betalen prijs reeds voor het contact tussen consument en dienstverlener is vastgesteld door de dienstverlener'. Dit deel van de commissie is overigens van mening dat standaardverrichtingen, die voor de heie bedrijfstak hetzelfde zijn, weinig voorkomen. De beslissing of bepaalde diensten of dienstverrichtingen als standaardverrichtingen tegen een daarvoor door de ondernemer te voren vastgestelde prijs of tarief dan wel als (niet) standaardverrichtingen op uur- en materiaalbasis worden aangeboden, is een typische ondernemersbeslissing en moet dat ook blijven. Deze beslissing wordt niet in de eerste plaats bepaald 11 Bestaande uit de ondernemersieden ^oor de aard Van de branche, maar vooral en in hoofdzaak door Lam en Ruoff. de aard, omvang, organisatie, graad van mechanisering en 16
automatisering en door de administratieve organisatle van de betrokken onderneming. Een eenmansbedrijf zai niet gauw met standaardverrichtingen en standaardprijzen werken, belialve als het gaat onn eenvoudige diensten, zoals het repareren van een fietsband of knippen en scheren. Daarom dient, aldus dit deel van de commissie, ondubbelzinnig vast te staan dat het de ondememer is die vaststelt wat in het kader van zijn dienstverlening als een standaardverrichting kan worden aangemerkt. Dit deel van de commissie wijst af dat van overheidswege in samenwerking met het bedrijfsleven, per bedrijfstak zou moeten worden bepaald weike verrichtingen als standaardverrichtingen zouden moeten worden beschouwd.
1) Bestaande uit: - de onafhankeiijke leden Brack, de Roos en mew. Sevenhuijsen-Hoogewooning - het werknemerslid van den Biggelaar - de consumentenleden Anderson en mevr. Dommering-van Rongen.
Het andere deel van de commissie 1) adviseert de definitie van standaardvemchting als volgt te doen luiden: 'een standaardverrichting is een verrichting in het kader van een dienstverlening die gelijk of nagenoeg gelijk is aan een verrichting in het kader van een overeenkomstige dienstverlening'; daardoor kan de prijs ten algemene los van het contact tussen dienstverlener en klant worden vastgesteld. In deze definitie is het criterium van de 'tevoren vastgestelde prijs' niet dat de prijs is vastgesteld, maar dat deze kan worden vastgesteld. Naar de mening van dit deel van de commissie kan dit ook geen criterium voor een standaardverrichting zijn, omdat het standaardkarakter van de dienst dan bepaald zou worden door de bereidheid van de dienstverlener om van te voren een prijs vast te stellen. Indian deze definitie in een bedrijfstak gezien de specifieke aard van de daarin voorkomende verrichtingen te weinig houvast zou bieden, kan zo nodig aan het begrip 'standaardverrichting' per bedrijfstak nader inhoud worden gegeven door een indicatieve opsomming van verrichtingen die als standaardverrichtingen worden aangemerkt en waarvoor derhalve de voorgestelde aanduidingsplicht dient te gelden. Anders dan het hiervoor aan het woord zijnde deel van de commissie is dit deel van de commissie van mening, dat de aard van de dienstverlening bepalend is voor het standaardkarakter van een dienst. Deze visie vioeit ook logisch voort uit de definitie van een standaardverrichting, waarin immers het herhalend karakter van de standaardverrichting het criterium is. Ten onrechte heeft het andere deel van de commissie nu de aard, omvang, organisatie, mechanisering en automatisering e.d. van de betrokken onderneming als bepalende factoren voor het al of niet standaardkarakter van de dienst aangemerkt. Dit zijn evenwel factoren, die de kostenopbouw in die onderneming bepalen, en daarmee ook de prijs voor een standaardverrichting; deze factoren hebben echter niets van doen met de beslissing of een verrichting een standaardverrichting is of niet. Getoetst aan de criteria weIke in de definitie zijn gehanteerd veronderstelt dit deel van de commissie dat er een groot aantal standaardverrichtingen in de diverse branches voorkomt. Het hier aan het woord zijnde deel van de commissie heeft de indruk dat in de benadering van het andere commissiedeel de neiging 17
besloten ligt om de aanduidingsverplichting te ontgaan door zoveel mogelijk verrichtingen als niet-standaardverrichtingen te kwalificeren. Deze ontwijking ligt echter alleen dan voor de hand, indien er geen verplichting tot prijsopgave vooraf geldt. Is die verplichting er wel, dan zaI bij ondernemers er eerder de neiging bestaan om zoveel mogelijk verrichtingen als standaardverrichtingen aan te merken. Voor die verrichtingen geldt dan immers een prijsaanduiding, die eenvoudiger is dan de prijsopgave vooraf voor niet-standaardverrichtingen en bovendien kan de ondernemer wat betreft de specificatie van rekeningen volstaan met vermelding daarin van de standaardprijs. Dit deel van de commissie is van mening dat in dat geval bij de organisaties van ondernemers de bereidheid aanwezig zaI zijn om in overleg met de overheid tot vaststelling van standaardverrichtingen te komen. Daarmede wordt niet alleen de prijsdoorzichtigheid voor de consument bevorderd, maar bovendien wordt daardoor prijsvergelijking mogelijk gemaakt, hetgeen bijdraagt tot een grotere marktdoorzichtigheid. Wellicht ten overvloede wil dit deel van de commissie er nog op wijzen, dat een dergelijke uniforme regeling ook een bijdrage levert aan een eerlijke mededinging. 4.3. Prijsaanduiding bij niet-standaardverrichtingen In het voorstel van de adviesaanvraag is nog geen concreet voorstet inzake een verplichting tot prijsaanduiding voor nietstandaardverrichtingen opgenomen. Volstaan wordt met het verzoek om een eerste reactie op de wenselijkheid en de praktische realiseerbaarheid van een tweetal mogelijkheden om tot een dergelijke verplichting te komen. Een deel van de commissie 1) heeft tegen een algemeen geldende wettelijke verplichting tot prijsopgave vooraf overwegende bezwaren, ongeacht of het gaat om een bindende of vrijblijvende opgave. In de praktijk pleegt, aldus dit deel van de commissie, onderscheid te worden gemaakt tussen een prijsopgave die een indicatie geeft van de orde van grootte en niet-bindend is en een prijsopgave met een bindende prijs. Het hangt van de omstandigheden en situatie, alsook van de wens van de consument af of een prijsindicatie dan wel een bindende prijs wordt gegeven. Waar het redelijk en mogelijk is pleegt de dienstverlener ook nu al zonder wettelijke verplichting een bindende prijs vooraf op te geven, omdat dit aan beide partijen duidelijkheid en zekerheid verschaft. Maar indien de verrichtingen niet gemakkelijk zonder vooronderzoek zijn vast te stellen kan het voor beide partijen verstandig zijn geen bindende prijsopgave te verlangen of te geven. Met name in een situatie dat er een goede vertrouwensrelatie bestaat tussen consument en dienstverlenend bedrijf en het onzeker is wat de uitvoering van bijvoorbeeld een reparatie aan \ kosten zaI gaan meebrengen, is de consument meer gebaat bij een vrijblijvende prijsindicatie dan bij een bindende prijs, omdat in het laatste geval de ondernemer een risicofactor moet II Bestaande uit de cndememersieden incalculeren, weike in bepaalde gevallen niet nodig zaI blijken te Lam en Ruoff. zij"- In dat geval zou een bindende prijs derhalve leiden tot
18
hogere kosten dan nodig. Ook kan een wettelijk verplichte prijsopgave vooraf met name bij reparaties tot hogere kosten voor de consument leiden doordat een apart onderzoek met prijsopgave en daarna uitvoering van de reparatie uiteraard duurder is dan een een reparatie weike van onderzoek tot en met voltooiing ineens afgewerkt kan worden. Een ander probleem is dat er diensten zijn (daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan reparaties van technisch gecompliceerde produkten, zeals auto's en elektrotechnische apparatuur) waarbij de kosten van het technisch onderzoek naar de oorzaak van de storing of de fout, nodig om tot een prijsopgave te komen, soms het grootste en in ieder geval een belangrijk deel uitmaken van de totale reparatiekosten. Dit betekent dat in die gevallen als voorwaarde voor een prijsopgave vooraf door het reparatiebedrijf aan de klant de eis moet worden gesteld dat deze de onderzoekkosten betaalt. Deze onderzoekkosten verschiilen weer van geval tot geval, afhankelijk van de aard van de klacht en van het produkt en de omvang van de onderzoekwerkzaamheden. Soms en door sommige ondernemingen kunnen deze als vaste prijzen worden opgegeven in het kader van een door die onderneming gehanteerd systeem van standaardverrichtingen en standaardtarieven. Ten slotte moet men erop bedacht zijn dat er voor sommige diensten helemaal geen bindende prijsopgave kan worden gedaan, zelfs geen relatief bindende prijsopgave met een marge van 10%. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan verbouwings-, revisie- en renovatiewerkzaamheden, waarvoor doorgaans geen vaste aanneemsom kan worden bepaald en die in regie worden uitgevoerd omdat van tevoren niet te bepalen is weIke problemen in de loop van de werkzaamheden worden aangetroffen. Indien onverhoopt tot een wettelijk verplichte prijsopgave vooraf zou worden besloten, zou dit deel van de commissie de suggestie .van de adviesaanvraag willen volgen om de verplichte prijsopgave te beperken tot de wat duurdere diensten en om de dienstverlener te verplichten tot het aangeven van de marges waarbinnen de uiteindelijke prijs dient te liggen. Dit deel van de commissie onderschrijft de constatering in de adviesaanvraag dat tegen het bekend maken van prijscomponenten vooraf als voornaamste bezwaar kan worden ingebracht de onvergelijkbaarheid van de componenten en het misleidend karakter dat deze vorm van prijsbekendmaking voor de consument kan hebbea
II Bestaande uit: — de onafhankeiijke leden Brack, de Roos en mevr Sevenhuijsen-Hoogewooning — het werknemerslid van den Biggelaar — de consumentenleden Anderson en mevr. Dommering-van Rongen.
Het andere deel van de commissie 1) is van oordeel dat het, om tot een effectief stelsel van prijsbekendmaking te komen, noodzakelijk is dat ook ten aanzien van niet-standaardverrichtingen een verplichting tot prijsaanduiding zaI gelden. Met betrekking tot de in de adviesaanvraag omschreven mogelijkheden heeft dit deel van de commissie een zekere voorkeur voor de prijsopgave vooraf, waarbij een marge wordt aangegeven waarbinnen het te betalen bedrag zaI liggen. De andere mogelijkheid, te weten het bekend maken van prijscomponenten, heeft het voordeel dat vergelijking van de opgave vooraf met de specificatie achteraf mogelijk is, maar ook het nadeel dat de 19
consument vooraf niet west waar hij wat de prijs betreft aan toe is. Bij prijsopgave is dit wel het geval. Dit deel van de commissie heeft dus een voorkeur voor de prijsopgave vooraf, maar zou het bekend maken van de prijscomponenten niet zonder meer willen verwerpen. Weiiswaar blijft de consument bij de bekendmaking van de prijscomponenten in het ongewisse over de totale kosten van een verrichting; hij krijgt hieromtrent wel een indicatie, met name indien de kosten van materialen een relatief belangrijk deel van de kosten van de dienstverlening uitmaken, of indien een uurtarief de belangrijkste kostencomponent is en een kostenschatting vooraf tot de onmogelijkheden behoort (bijvoorbeeld bepaalde werkzaamheden van de advocaten). Met name in die branches, waar prijsopgave vooraf onmogelijk zou blijken te zijn, zou bekendmaking van de prijscomponenten alsnog als mogelijkheid moeten worden overwogen, aldus dit deel van de commissie. Tegenover de reeds genoemde nadelen heeft laatstgenoemd systeem het voordeel van uniformiteit van de aanduidingen, alsmede de eenvoudige controle op naleving. Dit deel van de commissie is voorts van oordeel dat de prijsopgave vooraf een verplichtend karakter moet hebben, met dien verstande dat om een onevenredig zware belasting voor kleine diensten te voorkomen vrijstelling moet worden verleend voor diensten, waarvan het eindbedrag ligt beneden het door de staatssecretaris in de adviesaanvraag voorgestelde bedrag van f 25,- voor 1979. Dit deel van de commissie realiseert zich dat een prijsopgave vooraf lang niet altijd precies in overeenstemming kan zijn met de werkelijke kosten, die later op de rekening worden gespecificeerd. Daarom dient een marge te worden bepaald, waarbinnen het te betalen bedrag zaI liggen. Voorgesteld wordt deze marge te bepalen op 10% van de prijsopgave; dit wil zeggen dat het bedrag van de rekening niet hoger mag zijn dan de prijsopgave plus 10% daarvan. Indien zich echter bij de uitvoering van de verrichting onvoorziene omstandigheden voordoen, waardoor de kosten deze marge overschrijden, dient de dienstverlener de consument daarvan mededeling te doen en een aanvullende prijsopgave voor te leggen. Uit het voorgaande volgt dat dit deel van de commissie afwijst het door een aantal organisaties van betrokken ondememers aanvaardbaar geachte systeem van Vrijblijvende'prijsopgave of van een prijsopgave 'vanaf. Ook is voor deze leden niet aanvaardbaar dat een prijsopgave slechts dan behoeft te worden gedaan, indien er nadrukkelijk om wordt gevraagd. Wel zou dit deel van de commissie ermede akkoord kunnen gaan dat bij spoedverrichtingen van een prijsopgave vooraf wordt afgezien, indien de consument kennelijk daarmede heeft ingestemd. Dit deel van de commissie is er zich van bewust dat de controle op de naleving van de verplichting tot prijsopgave niet eenvoudig is. Als een ondernemer weigert prijsopgave te doen kan de consument afzien van het gebruik maken van de diensten van die ondernemer. Indien de consument echter toch van de diensten van de 20
ondernemer wil of most gebruik maken blijft hij in liet ongewisse omtrent de te betaien kosten. Aangezien de ondernemer een wettelijk voorschrift overtreedt, dient op de niet-naleving weike een economisch delict opievert een strafsanctie te worden gesteld. Naast deze strafrechtelijke sanctie, waarmede de consunnent niet direct gebaat is, zai in de civielrechtelijke sfeer tegen de overtreder moeten kunnen worden opgetreden. Gedacht zou kunnen worden aan de mogelijkheid dat de consument kan eisen slechts tot betaling van de door de dienst verkregen waardevermeerdering dan wel van een redelijke prijs verplicht te zijn. Dit dee! van de commissie is ook van mening dat een verplichting tot prijsopgave vooraf niet behoeft te leiden tot hogere kosten, zoals het andere deel van de commissie stelt. In een dwingendrechtelijke regeling kan immers bepaald worden, dat indien blijkt dat de feitelijke kosten lager zijn dan de prijsopgave aan de consument het lagere bedrag in rekening mag worden gebracht. Dit deel van de commissie erkent, dat in voorkomende gevallen de onderzoekkosten relatief omvangrijk kunnen zijn en het direct na onderzoek uitvoeren van de reparatie kostenbesparend kan zijn. Bovendien kan de consument erbij gebaat zijn dat de reparatie snel wordt verricht. In dat geval zou de prijsopgave (na het onderzoek) telefonisch kunnen worden verstrekt Uiteraard rijst dan de vraag, hoe de dienstverlener aannemelijk maakt dat hij de betreffende prijsopgave heeft verstrekt en de consument daarmee akkoord is gegaan. Dit deel van de commissie is van mening dat daarvoor wellicht een aanknopingspunt kan worden gevonden in het recentelijk door de minister van Justitie ingediende voorstel om o.a. geluidsbanden voortaan te doen erkennen als volwaardig bewijsmateriaal. Juist omdat het hier een beperkte categorie van dienstverleners betreft, zoals autoreparatiebedrijven en reparateurs van elektrotechnische apparatuur, en waarbij het doorgaans gaat om duurdere reparaties — zeker indien uitvoerig onderzoek vooraf nodig i s - behoeft de investering in eenvoudige bandopname-apparatuur niet op bezwaren te stuiten. Wel zou de dienstverlener aannemelijk moeten kunnen maken dat in een bepaalde situatie het volgen van de 'telefonische procedure' gewenst was en de consument daarmee instemde. Dat zou hij onder meer kunnen doen door op de reparatiebon de vermelding op te nemen, dat de consument instemt met een telefonische prijsopgave na onderzoek. Ten slotte wil dit deel van de commissie erop wijzen dat voor verbouwings-, revisie- en renovatiewerkzaamheden veelal met aanneemsommen wordt gewerkt; reden waarom het bezwaar van het andere deel van de commissie niet wordt gedeeld. 4.4. De inhoud van de voorgestelde regeling 4.4.1. Het voorstel van de adviesaanvraag omvat een regeling van de prijsaanduiding van standaardverrichtingen en regeling inzake de specificatie van rekeningen, weIke beide regelingen zich richten op dienstverleners die ten behoeve van particulieren 21
installatie-, reparatie- of onderhoudswerkzaamheden vemchten aan roerende of onroerende goederen. Wat betreft het toepassingsgebied dat in een bijiage bij de adviesaanvraag nader wordt aangegeven door een opsomming van onder de omschrijving valiende bedrijfstakken, wil de commissie opmerken dat naar haar mening met name de openbare nutsbedrijven ten onrechte in deze opsomming ontbreken. Deze, evenals ook andere bedrijven die zich op openbare voorzieningen richten, treden door het verlenen van bepaalde diensten in concurrentie met particuliere ondernemers die dezelfde diensten verrichten en het valt niet in te zien waarom deze dienstverleners van toepassing van deze wettelijke regeling vrijgesteld zouden moeten worden. 4.4.2. In de adviesaanvraag wordt voorgesteld de betrokken ondernemers te verplichten de prijs van een standaardverrichting aan te duiden 'ter plaatse waar zij hun bedrijf of beroep uitoefenen' en wel 'op een voor de consument in het oog valiende plaats op een lijst, bord of kaart' en bovendien - althans voor bepaalde dienstverleners— zodanig dat de consument daarvan vanaf de openbare weg op gemakkelijke wijze kennis kan nemen, Een deel van de commissie 1) is van mening dat een algemene wettelijke verplichting, die een uniforme wijze van prijsaanduiding inhoudt, moet worden afgewezen en dat naar opiossingen per branche of per onderneming moet worden gezocht om op basis van vrijwilligheid redelijke mogelijkheden te scheppen voor de consument om kennis te nemen van standaardtarieven. Voor sommige branches zou een algemene verplichting tot publikatie van standaardprijzen of -tarieven wellicht nog aanvaardbaar zijn en wel als het gaat om enkelvoudige en simpele diensten, maar voor andere takken zou dit tot grote problemen leiden en tot praktisch onwerkbare situaties. Dit deel van de commissie zou geen overwegende bezwaren hebben tegen een eventuele wettelijke verplichting voor ondernemingen om in het kader van een prijsopgave vooraf of een rekeningspecificatie achteraf, desgevraagd inzage te geven bijvoorbeeld in een klapper of een tarievenboek van de hierbij behorende prijzen en tarieven voor zover het standaardverrichtingen betreft. Ten slotte is dit deel van de commissie ook van mening dat voor sommige branches de mogelijkheid met prijzen 'vanaf te werken onontbeerlijk is, omdat het standaardkarakter van dienstverlening in die branches discutabel is.
Ij Bestaande uit de ondernemersleden Lam en Ruoff. 2) Bestaande uit: • - de onafhankeli/ke leden Brack, de Roos en mevr. Sevenhuijsen-Hoogewooning — het werknemerslid van den Biggelaar — de consumentenleden Anderson en mevr. Dommering-van Rongen.
Het andere deel van de commissie 2) stemt met de voorgestelde regeling geheel in. Met de introductie van de prijsaanduiding voor standaardverrichtingen wordt immers beoogd de consument in staat te stellen om prijzen te vergelijken buiten de verkoopruimte. De prijsvergelijking geschiedt dan immers meer onbevangen dan indien men in de verkoopruimte klappers of prijslijsten moet raadplegen. Voorts wordt door deze prijsaanduiding een gezonde mededinging bevorderd. 22
Zoals reeds gezegd wijst dit deel van de commissie het werken met 'prijzen vanaf van de hand. Gelet op het criterium dat in de door dit dee! van de commissie voorgestelde definitie van de standaardverrichting wordt gehanteerd, te weten de herhaling van eenzelfde of nagenoeg dezelfde verrichting, lijkt het standaardkarakter van dienstverlening nauwelijks voor discussie vatbaar. IVIocht desondanks het standaardkarakter niet duidelijk zijn, dan zou de dienstverlening als niet-standaardverrichting dienen te worden behandeld en onderworpen dienen te zijn aan de regeling inzake prijsopgave vooraf. 4.4.3. Met de voorgestelde regeling inzake specificatie van rekeningen kan de commissie in grote lijnen instemmen. Het ligt '^oor de hand dat geen specificatie nodig is indien de dienst uitsluitend bestaat uit een standaardverrichting, waarvan de prijs vooraf is aangeduid. De commissie is met de adviesaanvraag eveneens van oordeel, dat geen specificatie behoeft plaats te vinden na een prijsopgave met een bindende prijs, die als aanneming van werk kan worden beschouwd (aanneemsom). Bij meerdere standaardverrichtingen zai moeten worden gespecificeerd naar de prijzen van de diverse verrichtingen of - ingeval er sprake is van een standaardverrichting die een aantal malen is verricht- naar prijs en hoeveelheidscomponent. De commissie wijst in dit verband op de complicerende factor, dat in een aantal gevallen verschillende standaardverrichtingen elkaar qua werkzaamheden deels kunnen overlappen. In die gevallen zou optelling van de prijzen van die standaardverrichtingen leiden tot een ten onrechte te hoge rekening. De commissie geeft in overweging om in voorkomende gevallen de specificatie van de rekening te doen baseren op een standaardverrichting en de aanvullende werkzaamheden te specificeren conform de voorgestelde specificatieplicht inzake niet-standaardverrichtingen. Indien het een niet-standaardverrichting betreft dient specificatie naar prijsbestanddelen plaats te vinden, waaronder ten minste moeten worden verstaan voorrijdkosten, arbeidsloon, gebruikte materialen of onderdelen en btw. De commissie kan eveneens instemmen met het voorstel dat specificatie naar aantal en prijs per eenheid van materialen of onderdelen achterwege kan blijven indien het produkt van aantal en prijzen per eenheid, type of soort materiaal c.q. onderdeel beneden een bepaald bedrag blijft. Vanuit het betrokken bedrijfsleven is bepleit het daarvoor in de adviesaanvraag genoemde grensbedrag van f 10,— te verhogen. De commissie geeft in overweging de grens te leggen bij f 25,—. Met betrekking tot het voorstel toe te staan dat om praktische redenen een post 'overige kosten' in de rekening wordt opgenomen, indien deze post niet meer dan 5% van het totale bedrag omvat, merkt de commissie op dat zij daarmede akkoord gaat, mits een nadere aanduiding wordt gegeven van de aard van die kosten.
4.4.4. Met het voorstel om in gevallen waarin de specificatieplicht vanwege het geringe bedrag een onevenredig zware last betekent de ondernemer van die verplichting vrij te stellen, kan de 23
commissie instemmen. Dat deel van de connmissie, dat in paragraaf 4.3. heeft ingestemd met het - ook in de adviesaanvraag voorgesteide - bedrag van f 25,— als grens waar beneden de verplichting tot prijsopgave vooraf niet geldt, wil ook in dit verband zich conformeren aan het in de adviesaanvraag genoemde grensbedrag van f 25,-. Het andere deel van de commissie acht de grens van f 25,— aan de lage kant. Dit deel van de commissie beveelt aan naar analogic van de grens voor de door hem bepleite vrijstelling van het doen van een prijsopgave vooraf het eindbedrag beneden hetwelk vrijstelling van de specificatieplicht wordt verleend te bepalen op f 100,—, met dien verstande dat, indien specifieke omstandigheden in een branche dit rechtvaardigen, voor die branche een hoger bedrag kan worden vastgesteld. 4.4.5. Met betrekking tot de in de adviesaanvraag genoemde mogelijkheid om branches, die ten aanzien van de specificatie van rekeningen vrijwillige regelingen hebben getroffen, vrij te stellen van de specificatieplicht indien die regelingen minimaal dezelfde eisen bevatten als de voorgesteide regeling en zijn getroffen in branches met een hoge organisatiegraad, wil de commissie het volgende opmerken. Uit de reacties van het betrokken bedrijfsleven blijkt niet dat er branches zijn, waarin een dergelijke regeling is getroffen. Ware dit wel het geval, dan zou een deel van de commissie 1) toch niet voor het verlenen van vrijstelling voelen. Op de eerste plaats is hij van mening dat juist omdat vrijstelling dan alleen zou gelden voor vrijwillige regelingen die ten minste aan de wettelijke voorschriften ter zake zouden voldoen, vrijstelling dan totaal geen zin heeft. Bovendien zouden bij vrijstelling van een branche de niet-georganiseerde en niet door de vrijwillige regeling gebonden ondernemers aan geen enkele specificatieplicht onderworpen zijn en zou — mede daardoor— de controle op de naleving van de regeling moeilijkheden opieveren. Het valt naar de mening van de commissie niet in te zien waarom in dat geval een vrijwillige regeling zou moeten worden gehandhaafd. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en doelmatigheid verdient het verre de voorkeur dat alle branches binnen het toepassingsgebied aan de wettelijke regeling worden onderworpen.
tl Bestaande uit: - de onafhanke/i/ke leden Brack, de Roos en mevr. Sevi • huijsen-Hoogewooning - het werknemerslid van den Biggelaar - de consumentenleden Anderson en mevr Dommering-van Rongen. 2j Bestaande uit de ondernemersleden Lam en Ruoff.
Het andere deel van de commissie 2) stemt in zoverre in met het hiervoor aan het woord zijnde deel dat een vrijstelling die slechts gegeven wordt indien per branche een vrijwillige regeling is getroffen die minim.aal dezelfde eisen bevat als ue wettelijke regeling weinig zin heeft. Dit deel van de commissie wijst er evenwel op dat vrijstelling wel zinvol kan zijn indien branches met een hoge organisatiegraad vrijwillin regelingen hebben getroffen naar de geest van de wettelijke regeling, met dien verstande dat zo'n vrijwillige regeling wellicht niet aan alle formele eisen voldoet maar in het licht van specifieke brancheproblemen als redelijk en billijk is te beschouwen. Uiteraard dienen in dat geval ook voldoendc waarborgen voor naleving te zijn opgenomen. 24
5. SamenvattJng en conclusies
5.1. De commissie stemt in met de doelstelling van de voorgestelde regeling. Zij acht prijsinfomnatie vooraf en specificatie van kosten achteraf van belang voor de consument om inziclit te krijgen in de werkelijke kosten van goederen en diensten (paragraaf 4.1.1.). 5.2. Over de concrete voorstellen betreffende specificatie van rekeningen wordt in grote lijnen eenstemmig geoordeeld in de commissie. Dit is echter niet het geval met betrekking tot de voorstellen inzake de prijsaanduiding. Het verschil van mening hierover bestaat hierin dat een deel van de commissie de voorkeur geeft aan vrijwillige medewerking van de ondememer aan prijsinformatie en de noodzaak betwijfelt van een wettelijke regeling op overtreding waarvan een strafsanctie is gesteld, terwiji het andere deel van de commissie van mening is dat prijsinformatie niet afhankelijk mag zijn van de bereidheid van de ondernemer daaraan mee te werken en dat een wettelijke regeling noodzakelijk is (paragraaf 4.1.2.). 5.3. De verdeeldheid binnen de commissie werkt ook door in de opvatting ten aanzien van: — de partiele aanpak, dit is de beperking van het toepassingsgebied tot voomamelijk ambachtelijke bedrijven (paragraaf 4.1.3.); - de voorgestelde beperking van de regeling inzake prijsaanduiding, die alleen betrekking heeft op standaardverrichtingen en niet op niet-standaardverrichtingen (paragraaf 4.1.4.). Het eerste deel van de commissie stemt in met deze beperkingen; het andere deel betreurt ze en verwacht als gevolg daarvan met name een vlucht in de niet-standaardverrichtingen. 5.4. Over de definitie van 'standaardverrichting' en over de vraag door wie en hoe wordt bepaald of een verrichting in de praktijk als standaardverrichting moet worden aangemerkt, wordt in de commissie verschillend geoordeeld (paragraaf 4,2.). Een deel van de commissie is van mening dat het een typische ondernemersbeslissing is en moet blijven of er sprake is van een standaardverrichting en dat dit in de definitie daarvan tot uitdrukking moet komen. Het andere deel is van mening, dat in de definitie tot uitdrukking moet worden gebracht dat de aard van de dienstverlening bepalend is voor het standaardkarakter, waardoor de prijs door de dienstverlener kan worden vastgesteld. Zo nodig kan aan het begrip standaardverrichting per bedrijfstak nader inhoud worden gegeven door een indicatieve opsomming van verrichtlngen die als standaardverrichting worden aangemerkt. 25
5.5. Tegen een algemeen geldende wettelijke vetplichting tot prijsopgave vooraf bij niet-standaardvemchtingen heeft een dee! van de commissie overwegende bezwaren, ongeacht of het gaat om een bindende of vrijblijvende opgave. Afhankelijk van factoren, zeals de aard van de verrichting en de omstandigheden (moet al dan niet een soms kostbaar technisch onderzoek naar omvang en oorzaak worden ingesteld), alsmede de relatie tot de client, wordt in de praktijk veelal een prijsopgave of prijsindicatie gegeven. Een bindende prijsopgave zou in vele gevallen voor de consument tot hogere kosten leiden dan nodig is. Het andere deel van de commissie dat de beperking van de voorgestelde regeling inzake prijsaanduiding tot standaardverrichtingen betreurt en derhalve ook een wettelijke regeling wenst voor niet-standaardvemchtingen heeft —wat de inhoud van zo'n regeling betreft— een voorkeur voor prijsopgave vooraf, maar wil de andere in de adviesaanvraag genoemde mogelijkheid, t.w. het bekend maken van prijscomponenten, voor bepaalde branches openhouden. Een verplichte prijsopgave vooraf sluit uit een 'vrijblijvende' prijsopgave, een prijsopgave 'vanaf en prijsopgave 'op verzoek'. Bij spoedverrichtingen kan met instemming van de consument van een prijsopgave worden afgezien. Naast strafrechtelijk moet ook in de civielrechtelijke sfeer tegen overtredingen kunnen worden opgetreden (paragraaf 4.3.). 5.6. De commissie is van oordeel dat de openbare nutsbedrijven door het verlenen van bepaalde diensten in concurrentie treden met particuliere ondernemers, die dezelfde diensten verrichten en dat niet valt in te zien waarom deze dienstverleners van de toepassing van de voorgestelde wettelijke regeling zouden moeten worden vrijgesteld (paragraaf 4.4.1.). 5.7. Over de wijze waarop prijzen van standaardven-ichtingen moeten worden bekend gemaakt wordt in de commissie verschillend geoordeeld. Een deel is van mening dat in bepaalde gevallen volstaan zou moeten kunnen worden met inzage te geven in een klapper of een tarievenboek. Het andere deel wil vasthouden aan het voorstel in de adviesaanvrage, dat de prijs moet worden aangeduid op een voor de consument in het oog vallende lijst, bord of kaart en bovendien, daar waar mogelijk, zodanig dat de consument vanaf de openbare weg op gemakkelijke wijze kennis daarvan kan nemen (paragraaf 4.4.2.). 5.8. Met de voorgestelde regeling inzake specificatie van rekeningen kan de commissie in grote lijnen instemmen. Wei wijst zij op de complicerende factor dat standaardven-ichtingen elkaar qua werkzaamheden voor een deel kunnen overlappen en dat in dat geval een optelling van de prijzen van die verrichtingen niet aanvaardbaar is. Voorgesteld wordt de specificatie dan te baseren op ^^n standaardverrichting en de aanvullende werkzaamheden te specificeren conform de regeling voor nietstandaardverrichtingen (paragraaf 4.4.3.). 5.9. Een deel van de commissie wijst de mogelijkheid af om branches met een hoge organisatiegraad, die vrijwillige regelingen 26
hebben getroffen die minimaal voldoen aan de wettelijke eisen, vrijsteliing te verlenen. Hem is ook niet gebleken dat zodanige regelingen in de praktijk voorkomen. Het andere deel stemt met bovenstaand standpunt in, maar is van oordeel dat het wel zinvol kan zijn onder bepaalde voorwaarden vrijsteliing te verlenen indien branches met een hoge organisatiegraad vrijwillig regelingen hebben getroffen near de geest van de wettelijke regeling (paragraaf 4.4.5.). 's-Gravenhage, 16 februari 1982.
W.A.A.M. de Roos, voorzitter.
H.C. Lambregts, secretaris.
27
Bijiage I
issi
Mlnisterie van Economische Zaksn
De Coiranissie Prijsbekendmaking van de Sociaal-Economische Kaad, Bezuidenhoutseweg 60, 2594 AW "s-GRAVENHAGE.
28 September 1979. POR/C/CVB 1279/1/6528 regeling prijsaanduiding en specificatie van rekeningen voor vnl. smibachtelijke dienstverleners. In de adviesaanvrage aan Uw Conunissie van 20 mei 1975, POR/ PO/Cons. 1275/1/2264 onder meer over voorstellen inzake het bekendjnaken van prijzen van goederen per standaardhoeveelheid, werd reeds aangekondigd dat te gelegener tijd voorstellen voor regelingen inzaike de prijsaanduiding en de specificatie van rekeningen in de dienstverlenende sector aan U zouden worden voorgelegd. Sindsdien zijn er op dit terrein een aantal activiteiten ontplooid gericht op het vergroten van de prijsdoorzichtigheid in de dienstverlenende sector. Voor de inhoud en voortgang van deze activiteiten moge ik U kortheidshalve verwijzen naar hetgeen hierover is opgenomen in de verschillende jaarrapporten Overheidsbeleid Consumentaangelegenheden (bijiage I). *) Deze activiteiten hebben op een enkele uitzondering na echter niet geleid tot de door mlj wenselijk geachte verbeteringen. Ik heb mij daarom de laatste tijd beraden over een algemene lijn die ten aanzien van de wettelijke verplichtstelling van de prijsaanduiding en de specificatie van rekeningen in de dienstverlenende sector zou kunnen worden uitgezet. In paragraaf 1 heb ik te Uwer informatie deze algemene lijn aangegeven. Bij de uitwerking van deze algemene lijn is het mij gebleken dat het door verschillende oorzaken niet mogelijk is om op korte tennijn te komen met voorstellen voor een regeling van deze materie voor de gehele dienstverlenende sector. Deze oorzaken, diebetrekking hebben op de grote diversiteit in de dienstverlenende sector en het specifieke karakter van diensten, worden eveneens in paragraaf 1 nader uiteengezet. Ik heb dan ook in deze fase gekozen voor een partiele aanpak vap de materie en wel voor een aantal dienstverleners, die onder SSn-.noemer te brengen zijn. Het betreft hier de voor de consument belai^grijke groep dienstverleners die installatie-, reparatie- en/ *) niet bpgenomen-In deze ultgave
29
- of -
- 1
of onderhoudswerkzaamheden verrichten aan roerende en/of onroerende goederen. Deze partiele aanpak wordt in paragraaf 2 nader toegelicht. In paragraaf 3 zijn voor deze groep dienstverleners voorstellen uitgewerkt voor regelingen van de prijsaanduiding en de specificatie van rekeningen. Deze voorstellen betreffen regelingen die getroffen zullen worden op basis van het nog niet in werking getreden artikel 2a van de Prijzenwet (bijlage II),*)dat bij wet van 10 januari 1974 (Stb. 19) in de Prijzenwet werd opgenomen. Gelet op het derde lid van dit artikel leg ik U, mede namens de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Landbouw en Visserij en de Staatssecretaris van Volksgezondheid en iMilieuhygiene, thcins de in paragraaf 3 weergegeven voorstellen ter advisering voor. 1.
Alqemene lijn t.a.v. de prijsaanduiding en de specificatie van rekeningen in de dienstverlenende sector
Ter inleiding is het nuttig enkele aspectan aan te geven die specifiek verbonden zijn aan de dienstverlenende_sector. Een eerste beschouwing leert dat er een grote diversiteit bestaat binnen de dienstverlenende sector, Uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek in 19 74 opgestelde Standaardbedrijfsindeling kunnen - cm de belangrijkste categorieen te noemen - de volgende bedrijfstakken binnen de dienstverlenende sector worden aangegeven: de openbare nutsbedrijven, de bouwnijverheid en installatiebedrijven, het hotel- en restaurantwezen, de reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen, de transport-, opslag- en communica'tiebedrijven, het bahken verzekeringswezen, de zakelijke dienstverleners en de medische dienstverleners (bijlage III) .*'Deze diversiteit heeft tot gevolg dat het voorbereiden van regelingen op het onderhavige terrein veelal een interdepartementale aangelegenheid is. Overigens wijs ik U erop, dat wanneer in deze adviesaanvrage in zijn algemeenheid v/ordt gesproken over diensten, wordt bedoeld diensten in de zin van artikel 1 van de Prijzenwet (bijlage IV). *> Een yolgend aspect betreft het specifieke karakter van diensten. Dit heeft ertoe. geleid dat ik bij het uitwerken van de algemene lijn ten aanzien van de prijsaanduiding in de dienstverlenende sector, een onderscheid heb aangebracht tussen standaardverrichtingen en niet-standaardverrichtingen. Ten slotte - wat de specificatie van rekeningen betreft - merk ik op dat de eisen die aan gespecificeerde rekeningen moeten worden gesteld, nauw samenhangen met de aard van de dienst en derhalve voor de ene groep dienstverleners anders zijn dan voor een andere groep. 1.1.
Alqemene lijn t.a.v. de prijsaanduidinq in de dienstverlenende sector
De algemene lijn ten aanzien van de prijsaanduiding in de dienstverlenende sector is erop gericht de dienstverlener aan de consument informatie te laten verschaffen over de prijzen van de door *) niet opgenomen in deze uitgave
30
- jjgni ~
hem aangeboden diensten. De prijs van een dienst is namelijk een belangrijke factor in het afwegingsproces bij de consvonent voordat hij beslist al of niet van de aangeboden dienst gebruik te zullen maken. Het ligt dan ook voor de hand om In het kader-van een beleid, gericht op de totstandkoming van goede voorlichting aan de consument, met name ook de prijsdoorzichtigheid te bevorderen. Een complicerende factor bij de nadere uitwerking van deze algemene lijn is dat bij soramige diensten de uiteindelijk te betalen prijs pas bepaald kan worden nadat de dienst is verricht. Dit noopt tot een gescheiden benadering van standaardverrichtingen (diensten met "vaste" prijzen) enerzijds en niet-standaardverrichtingen anderzijds. 1.1.1. Prijsaanduiding bij standaardverrichtingen Onder standaardverrichtingen versta ik diensten, die geheel of in hoge mate in karakter overeenstemmen en waarvan de te betalen prijs reeds v66r het contact tussen (individuele) consument en dienstverlener vaststaat. Deze diensten vertonen, wat het prijsaspect betreft, een grote overeenkomst met goederen. Een regeling van de prijsaanduiding van standaardverrichtingen zal dan ook dezelfde strekking kunnen hebben als de inhoud van de regeling van de prijsaanduiding van goederen (Prijsaanduidingsbeschikking goederen 1963):. Dit zou dan inhouden dat een ieder die aan particulieren standaardverrichtingen aanbiedt, verplicht wordt om de prijs daarvan aan te duiden. 1.1.2. Prijsaanduiding bij niet-standaardverrichtingen Voor diensten die geen standaardkarakter dragen, kan een regeling van de prijsaanduiding niet dezelfde vorm en inhoud hebben als boven weergegeven. Er is namelijk geen "vaste" of standaardprijs die kan worden bekendgemaakt. Om voor deze diensten toch te komen tot een bevordering van de prijsdoorzichtigheid ten behoeve van de consument staat een tweetal wegen open. - In de eerste plaats zou gedacht kunnen worden aan een, voor vele van deze diensten toepasbare, verplichting tot het bekendmaken van bepaalde prijscomponenten. Voorbeelden daarvan zijn de uurtarieven en de prijzen vcin materialen en onderdelen. De Prijzenwet geeft de bevoegdheid om voorschriften te dien aanzien vast te stellen. Hierbij doet zich echter het probleem voor dat deze tarieven en prijzen de consument nog niet vertellen wat hij uiteindelijk zal moeten betalen. Ook kan het voorkomen dat er van een prijsbestanddeel zelfs niet een juiste indicatie van het te betalen bedrag uitgaat: een consument zou bijvoorbeeld een dienstverlener met een hoog uurtarief als duur kunnen kwalificeren, hetgeen niet het geval behoeft te zijn, indien deze dienstverlener een geringer aantal uren in rekening kan brengen dan een dienstverlener met een lager uurtarief. - In de tweede plaats zou gedacht kunnen worden aan een meer ingrijpende maatregel. Ik denk dan aan het - voor de wat duurdere diensten - invoeren van een verplichting tot het doen van een prijsopgave, waarbij de dienstverlener tevens zou moeten aangeven de 31
de marge rond het opgegeven bedrag, waarblnnen het te betalen bedrag zal liggen. Een dergelijke constructie zou tegemoet komen aan de strekking van de op 27 September 1978 aangenomen resolutie van de Raad van Europa inzake de "after sales-service" (bijlage V).*>Ik merk hierbij op dat voor een dergelijke regeling de huidige Prijzenwet niet een toereikende basis biedt. Mede gezien bovenstaande zijn in deze adviesaanvrage nog geen concrete voorstellen opgenomen ten aanzien van da prijsaanduiding bij niet-standaardverrichtingen. Ik stel het echter op prijs, indien U te mijner orientatie reeds in dit stadium een eerste reactie zoudt willen geven op de wenselijkheid en de praUctische realiseerbaarheid van bovengenoemde mogelijkheden. 1.2.
Mgemene li-;in t.a.v. de specificatie van rekeninqen in de dienstverlenende sector
Het tweede onderdeel van mijn algemene lijn betreft de specificatie van rekeningen. Aan de hand van een goed gespecificeerde rekening kan de consument beter beoordelen of laten beoordelen of de rekening overeenstemt met hetgeen bij de opdracht was afgesproken en met hetgeen werkelijk is verricht. Bij de uitwerking van dit onderdeel van de algemene lijn, is het eveneens nodig een onderscheid te maken tussen standaardverrichtingen en niet-standaardverrichtingen. Hat betreft de niet-standaardverrichtingen heb ik al opgemerkt dat het niet zonder meer mogelijk is vooraf de prijzen aan te duiden. Het geven van informatie vooraf blijft echter wel het primaire doel. Gezien de problemen die verbonden zijn aan.h_et realiseren hiervan bij niet-standaardverrichtingen, ligt het voor de hand in eerste instantie een doel van secundaire orde, dat gemakkelijker te realiseren is, na te streven. Ik denk dan aan het aan de consument achteraf geven van inzicht inde opbouw van het door hem te betalen bedrag. Naar mijn mening is het dan ook in geval van een niet-standaardverrichting wenselijk dat alle dienstverleners de door hen afgegeven rekeningen naar prijsbestanddelen specificeren. Evenwel ook bij de standaardverrichtingen, acht ik in bepaalde gevallen specificatie van de rekening gewenst. Dit is namelijk het geval als de gevraagde dienst bestaat uit meer dan SSn standaardverrichting. Specificatie zal dan niet plaatsvinden naar prijsbestanddelen zoals arbeidsloon e.d., maar naar die standaardverrichtingen, met de daarbij behorende prijzen. 2.
Partiele aanpak
De in paragraaf 1 genoemde diversiteit is voor mij aanleiding geweest om voor een - voor de consument belangrijke - groep van voornamelijk ambachtelijke dienstverleners voorstellen uit te werken voor de materiele inhoud van regelingen ten aanzien van de prijsaanduiding (voor zover het standaardverrichtingen betreft) en ten aanzien vam de specificatie van rekeningen. Na afronding van het verder nog noodzakelijke interdepartementale overleg, hoop ik U een adviesaanvrage te kunnen doen toekomen over: • ) niet opgenomen in deze uitgave
32
_ voorstellen -
voorstellen voor de materlele inhoud Vcin een regeling van de prijs7 aanduidlng voor standaardverrichtingen in de gehele dienstverlenende sector. Tevens hoop ik dan aan U ter advisering voorstellen te Icunnen voor— leggen voor regellngen van de specificatie van rekenlngen voor andere groep(en) dienstverleners. 3.
Voorstellen voor de materlele Inhoud van regelingen inzake de prljsaanduiding en de specificatie v^i rekeninqen voor voornamelijk ambachttelljke dienstverleners
Zov/elhet voorstel voor de regeling van de prljsaanduiding als het voorstel voor de regeling van de specificatie van rekenlngen richt zich op dienstverleners die ten behoeve van particulieren installatie-, reparatie- of onderhoudswerkzaamheden verrlchten aan roerende of onroerende goederen. Als steun bij de gedachtenbepaling van Uw Commissie heb ik bijgevoegd een overzichtvan onder deze omschr.ijving vallende dienstverleners (bijlage VI).. Het overzicht is opgesteld op basis van de als bijlage III bijgevoegde Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statlstiek. Wellicht ten overvloede wljs ik erop dat indien bepaalde dienstverleners niet op dit overzicht voorkomen doch wel de bovenbedoelde diensten aan particulieren aanbieden, zij uiteraard wel onder het toepassingsgebied van de voorgestelde regellngen zullen moeten vallen. . 3.1.
Prljsaanduiding
Ik stel voor om bovengenoemde dienstverleners te verplichten, ter plaatse waar zij hun bedrijf of beroep ultoefenen, de prijs van de door hen aangeboden standaardverrichtingen aan te duiden. Dit aanduiden zal moeten geschieden op een voor de consument in het oog vallende plaats op een lijst, bord of kaart. Indien de overeenkomst met betrekking tot de dienst in kwestie niet tot stand komt op de plaats van vestiging van het bedrijf, maar bij de consument thuis, zal de dienstverlener een prijslijst moeten tonen waarop de prijs van de gevraagde standaardverrichting voorkomt. Ik merk op, dat in geval verschillende uitvoeringen van eenzelfde dienst worden aemgeboden die elk een "vaste" prijs hebben, niet kan worden volstaan met het aanduiden van zogenaamd "vanaf pri jzen". Ten slotte acht ik het gewenst bepaalde dienstverleners te verplichten de prijzen van de door hen aangeboden standaardverrichtingen ook zodanlg aan te duiden dat de consument daarvan vanaf de openbare weg op gemeikkelljke wijze kennis kan nemen. Ik heb hierbij het oog op bijvoorbeeld, wassalons en wasserettes en schoenherstellersbedrijven. 3.2.
Specificatie van rekenlngen
Ik s t e l voor om de onder 3. genoemde groep dienstverleners te - verplichten 33
- 5 -
verplichten om de door hen afgegeven rekeningen op de hieronder aangegeven wijze te specificeren. Ik merk hierbij op dat van specificatie naar prijsbestanddelen sprake is als het een dienst betreft die geen "vaste" prijs heeft, met andere woorden indien het een niet-standaardverrichting betreft. Indien de dienst bestaat uit een aantal verrichtingen, die elk een "vaste" prijs hebben dan zal de rekening uiteraard wel gespecificeerd moeten worden naar de prijzen van de diverse standaardverrichtingen. Zo ook zal de rekening, indien de dienst bestaat uit het een aantal malen verrichten van Sen standaardverrichting, gespecificeerd moeten worden naar prijs- en hoeveelheidscomponent van die standaardverrichting. 3.2.1. Eisen inzake het specificeren van rekeningen, die nietstandaardverrichtingen betreffen Het totaalbedrag van de door bovengenoemde dienstverleners afgegeven rekeningen zal in voorkomend geval tenminste dienen te worden gespecificeerd naar voorrijdkosten, arfaeidsloon, gebruikte raaterialen of onderdelen en BTW. Wat de post arfaeidsloon betreft, acht ik het gewenst in de regeling de verplichting op te nemen, dat zowel het uurtarief als het aantal in rekening gebrachte uren op de rekening moet worden gespecificeerd. Wat de post gebruikte raaterialen of onderdelen betreft merk ik op dat ook hier het toegepaste aantal en de prijs per eenheid van het gebruikte materiaal of onderdeel aangegeven zullen moeten worden. Om de dienstverlener niet nodeloos een (te) zware specificatieplicht op te leggen, stel ik voor dat een dergelijke splitsing achterwege kan blijven als het produkt van aantal en prijs per eenheid, per type of soort materiaal, c.q. onderdeel minder dan / 1 0 , — bedraagt. In bepaalde gevallen zal er behoefte bestaan aan de mogelijkheid om een post "overige kosten" op te nemen. Om praktische redenen acht ik een dergelijke mogelijkheid aanvaardbaar. Echter, teneinde te voorkomen dat deze post een overwegend deel van het totaal te betalen faedrag gaat uitmaken - hetgeen ertoe kan leiden dat de consument nog geen goed inzicht in de opbouw van de rekening krijgt - , acht ik het wenselijk tot een nadere specificatie of benoeming van de post "overige kosten" te verplichten, indien dit onderdeel een bepaald percentage van het totaalbedrag overschrijdt. Ik denk daarbij aan 5%, eventueel voorzover dit een bepaald bedrag niet te boven gaat. Een voorbeeld van een nadere specificatie van het bedrag van de "overige kosten" kan zijn: uitbesteed werk, tarief voor gebruik van machines en het aantal daarmee gewerkte uren. 3.2.2. Vrijstellingen - In soimnige gevallen zal een verplichting tot het specificeren van rekeningen naar prijsbestanddelen voor de dienstverlener
34
- 6
een onevenredig zware last kunnen betekanen. Ik stel daaromvoor in de regeling een bepaling op te neman dat geen specificatie gegeven behoeft te worden indien het eindbedrag van de rekening minder dan f 2 5 , — Is. - In andere gevallen kan van een verplifchting tot specificatie van een rekening nacir pri jsbestanddelen in het geheel geen sprake zijn. Dit is, zoals ik reeds aangaf, in de eerste plaats het geval indien de desbetreffende dienst bestaat uit 5Sn standaardverrichting. De prijs zal dan overlgens door de dienstverlener overeenkomstig het gestelde onder punt 3.2. reeds vooraf aan de consvjinent zijn bekendgemaakt. In de tweede plaats is dit het geval bij een overeenkomst tot aanneming van werk tegen een vooraf overeengekomen aanneemsom. Het betreft hier dus niet een hierbovenfaedoeldedienst met een "vaste" prijs, doch een dienst waarvoor in een individueel geval een prijs wordt afgesproken. Dit is de situatle die ik in paragraaf 1.1.2. bij het deel handelend over prljsopgave, heb uiteengezet. De aard van een dergelijke overeenkomst verzet zich naar mijn mening tegen het eisen van een specificatie van het berekende bedrag nS het verlenen van de dienst, die verder gaat dan bij de offerte het geval was. 3.2.3. Uitzonderingen Ik kan mlj voorts voorstellen dat er binnen de hierbedoelde groep van dienstverleners branches zijn die ten aanzien van de specificatie van rekingen vrijwillige regelingen hebben getroffen. Indien deze minimaal dezelfde eisen bevatten als de voorgestelde regeling en getroffen zijn in sectoren met een hoge organisatiegraad, zal ik de mogelijkheid overwegen om deze sectoren vooralsnog vrij te stellen van de wettelijke regeling. Een bljkomende voorwaarde is dat er voldoende waarborgen moeten zijn geschapen ten aanzien van de controle op de naleving van de vrijwillige regeling. Mochten zich bij Uw commissie branches melden die vrijwillige regelingen hebben getroffen ten aanzien van de specificatie van rekeningen dan zou ik U willen verzoeken deze regelingen, vergezeld van Uw oordeel daarover, aan mij te doen toekomen. In verband met te verwachten veranderingen in het algemeen prijsniveau, zullen de thans in mijn voorstel genoemde bedragen, na verloop van tijd, waarschijnlijk aanpassing behoeven. Ik meen echter dat de functie van die bedragen niet zodanig is dat snel en frequent op prijsontwikkelingen zal moeten worden gereageerd. Ik stel mij dan ook voor met betrekking tot deze bedragen - behoudens zeer bijzondere ontwikkelingen - voorlopig (en hierbij denk ik aan een periode in de orde van grootte van vijf jaarl geen wijzigingsvoorstellen in te dienen. Aan het eind van die periode kan dan, mede aan de hand van met de regeling opgedane ervaring, worden bezien of, en zo ja in hoeverre^ bijstelling noodzakelijk is. Vanzelfsprekend zal alsdan ter zake aan U advies worden gevraagd. - Gezien 35
- 7
Gezien de bijdrage die de voorgestelde regelingen kunnen leveren aan de bevordering vam de marktdoorzichtigheid en aan een betere voorlichting en bescherming van de consument, zie ik met belangstelling Uw advies tegemoet. DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN,
(Th.M. Hazekamp)
36
Behoort bij adviesaanvraag van de staatssecretaris van Economische Zaken
Bijlage Vl
O v e r z i c h t van d i e n s t v e r l e n e r s d i e n o r m a l i t e r t . b . v .
consu-
menten i n s t a l l a t i e - ,
r e p a r a t i e - en/of
onderhoudswerkzaamheden
v e r r i c h t e n aan r o e r e n d e en/of onroerende
Bedrijfstak
goederen,
0 (Landbouw en V i s s e r i j ) .
- hoveniersbedrijven Bedrijfstak 1 (Delfstofwinning) geen Bedrijfstak 2/3 (Industrie) . - maatkledingbedrijven en -bontwerkerijen - houtzagerijen, - schaverijen - mandemakerijen - woningstoffeerderijen - binderijen, brocheerderijen - glasbewerkingsinrichtingen - glas-in-loodzetterijen - smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en gereedschapsslijperijen - oppervlaktebehandelingsbedrijven - motorrevisiebedrijven - luchttechnische-, koel-, en koeltechnische installatiebedrijven - scheepsbouw- en scheepsreparatiebedrijven - tandtechnische werkplaatsen - opticienswerkplaatsen Bedrijfstak 4
(Openbare nutsbedrijven)
geen Bedrijfstak 5 (Bouwnijverheid en -installatiebedrijven) - aannemersbedrijven - schoorsteen- en ovenbouwbedrijven - dakdekkersbedrijven - slopersbedrijven - straatmakersbedrijven Samengesteld u i t de a l s b i j l a g e 7 bijgevoegde Standaardbedrijfsindeling van h e t Centraal Bureau voor de S t a t i s t i e k . 37
•-
schilders- en glazenmakersbedrljven behangersbedrijven stukadoorsbedrijven vloerleggers- en terrazobedrijven tegelzettersbedrijven loodgieters-, fitters- en sanitaire installatiebedrijven centrale verwarming- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijven - isolatiebedrijven - electrotechnische installatiebedrijven Bedrilfstak 6 (Handel, hotel- en restaurantwezen, reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen)
- detailhandelsbedrijven, voorzover zij installatie-, reparatie en/of onderhoudswerkzaamheden verrichten aan roerende en/ of onroerende goederen - schoen e.a. lederwarenreparatiebedrijven - autoreparatiebedrijven - rijwiel- en motorrijwielreparatiebedrijven - uurwerkreparatiebedrijven - Goud- en zilversmederijen (reparatiebedrijven) - Reparatiebedrijven voor elektrische gebruiksgoederen - muziekinstruinentenreparatiebedrijven - reparatiebedrijven voor niet elders genoemde gebruiksgoederen Bedrijfstak 7 (Transport-, opslag - en communicatiebedrijven geen bedrijfstak 8 (Bank- en verzekeringswezen, zakelijke dienstverlening) geen Bedrijfstak 9 (Overige dienstverlening) - ongediertebestrijdings- en ontsmettingsbedrijven - glazenwasserijen en schoonmaakbedrijven - schoorsteenvegers - autowasserijen
-
wasserijen en s t r i j k i n r i c h t i n g e n cheraische wasserijen en ververijen stoppage- en oppersinrichtingen wassalons, w a s s e r e t t e s e.d. tapijtreinigingsbedrijven e.d. 38
Bijiagell
Lijst van organisaties die van hun oordeel hebben doen blijken
1. Hoofdbedrijfschap Ambachten te 's-Gravenhage Hoofdbedrijfschap Detailhandel te 's-Gravenhage 2.
Consumentenbond te 's-Gravenhage Konsumenten Kontakt te 's-Gravenhage Federatie Nederlandse Vakbeweging te 's-Gravenhage
3.
Algemeen Verbond Bouwbedrijf te 's-Gravenhage - Nederlands Verbond van Ondememers in de Bouwnijverheid te Baarn - Nederlandse Vereniging van Bouwondememers te 's-Gravenhage - Progresbouw Vereniging Industriele Woriing- en Utiliteitsbouw te Bodegraven - Vereniging van Nederlandse Aannemers met Belangen in het buitenland te 's-Gravenhage - Vereniging Aannemers Grond-, Water- en Wegenbouw te Nieuwegein - Nieuwe Vereniging van Aannemers Grootbedrijf te 's-Gravenhage - Nederlandse Vereniging van Wegenbouwers te 's-Gravenhage
4.
Unie van Elektrotechnische Ondememersorganisaties te 's-Gravenhage - Nederlandse Vereniging van Elektrotechnische Werkgevers - Nederlandse Katholieke Bond van Elektrotechnische Werkgevers St Antonius
5.
Vereniging van Leveranciers van Electrotechnische Toestellen te Tilburg
6.
Algemene Vereniging van Ondememers in het Loodgieters-, Sanitairen Gasverwarmingsinstallatiebedrijf te 's-Gravenhage
7.
Nederlandse Verengiging van Ondernemingen op het gebied van de koudetechniek en luchtbehandeling te 's-Gravenhage
8.
Algemene Vereniging voor de Centrale Verwarmings- en Luchtbehandelings Industrie te 's-Gravenhage
9.
Vereniging van Rolluiken-, Markiezen- en Zonweringbedrijven te Leiden
10. Metaalunie te De Bilt 11. Nederlandse Houtbond te Amsterdam 12. Nederlandse Vereniging van Handelaren in Verwarmings- en Huishoudelijke Apparaten te Leiden 13. Centraal Orgaan voor de Juweliers en Horlogers te Rijswijk - Algemene Nederlandse Juwerliers Vereniging - Christelijke Vereniging van Horlogers en Juweliers - Nederlandse Bond van Horlogemakers en Detailhandelaren in Uurwerken, Goud en Zilver en Aanverwante Artikelen - Nederlandse Juweliers Club - "Sylvester" Nederlandse Katholieke Vereniging van Juweliers en Horlogers
39
Bijlage II (2)
14. Bovag te Rijswijk 15. VACO Vereniging van Bandenspecialisten in Nederland te Noordwijk 16. FOCWA Nederlandse Vereniging van Ondememers in het Carrosseriebedrijf te Oegstgeest 17. Algemene Vereniging van Naaimachine Handelaren te Leiden 18. Nederlandse Vereniging van Scheepsbenodigdhedenhandelaren, Zeilmakers en Scheepstuigers te Leiden 19. Organisatie van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten FGE te Amsterdam 20. Raad voor het Filiaal- en Grootwinkelbedrijf te Amsterdam 21. Centraal Bureau voor Woninginrichtings- en Meubileringsbedrijven te Bilthoven.
40
Bijiage III
SlZll
SociMlEconomische Rud
Samenvatting van de reakties van het betrokken bedrijfsleven en van de consumentenorganisaties op de hun voorgelegde v r a g e n l i j s t
Vraag_J^ - In de adviesaanvraag wordt gesproken van een "partiele aanpak", terw'ijl in het vooiruitzicht wordt gesteld, dat "na afronding van het verder nog noodzakelijke interdepartementale overleg" een regeling voor de gehele dienstverlenende sector zal worden voorgesteld (zie par. 2.). - Het toepassingsgebied van de voorgestelde regelingen inzake a.) prijsaanduiding en b) specificatie van rekeningen is beperkt tot dienstverlenipgsbedrijven, waarin ten behoeve van partikulieren installatie-, reparatie- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht aan roerende of onroerende goederen. De bij de adviesaanvraag gevoegde lijst van bedrijven dient "als steun bij de gedachtenbepaling" en kan door de commissie worden aangevuld met andere binnen de werkingssfeer vallende bedrijven (zie par. 3.). - Geven deze aanpak en de voorgestelde werkingssfeer u aanleiding tot het maken van opmerkingen?
Uit de antwoorden op vraag 1 blijkt, dat men daarin ook
verdiskonteerd
heeft gezien de vraag of uberhaupt een algemene, wettelijke prijsaanduidingsregeling aanvaardbaar is. Van verschillende kanten is op die vraag negatief geantwoord. Zo zijn het HBD en het HBA tot de slotom gekomen, dat de voorgestelde regeling zoveel moeilijkheden met zich meebrengt, dat deze in geen verhouding staan tot de gebleken behoefte van consumenten aan grotere prijsdoorzichtigheid. Evenzo de Raad voor het Filiaalen Grootwinkelbedrijf. Ook de elektrotechnische branche acht de voorgestelde regeling niet opportuun en niet aanvaardbaar, omdat zij voor de
41
Bijlage III (2)
betrokkenen opnieuw een lastenverzwaring zou betekenen. De BOVAG vindt een wettelijke regeling overbodig omdat in de autobranche aanbieding tegen een vooraf vastgestelde prijs pleegt plaats te vinden. Daamaast zijn er ook branches (o.m. de FOCWA en de ACI) die betwijfelen of "de voorgestelde methodiek uitvoerbaar is, zijn doel bereikt en de gewenste effekten heeft". Ook de AVOL (loodgieters, gas- en waterfitters) meent dat het beoogde doel niet bereikt wordt omdat de geschetste methodiek "volstrekt ontoereikend" is. De juweliers en horlogers wijzen een wettelijke regeling af, omdat zij in overgrote meerderheid reeds meewerken aan een interne bedrijfsregeling met betrekking tot adviesprijzen c.q. richtlijnen voor reparatieprijzen. Met betrekking tot de beperkte werkingssfeer van de voorgestelde regeling wordt in vele brieven - ook in die van de consumentenorganisaties en de FNV - bepleit, dat ook andere dan de in de adviesaanvraag genoemde dienstverlenende bedrijven onder de regeling worden gebracht. Een particle aanpak komt discriminatoir over en schept onduidelijkheid bij de consvunent. Er worden geen (voldoende) argumenten aangevoerd voor de beperking en de voorgestelde regeling biedt voldoende ruimte om ook andere dienstverleners ^onder de werkingssfeer daarvan te brengen. Vrijwel alle briefschrijvers verklaren van oordeel te zijn, dat er geen termen aanwezig zijn om de openbare nutsbedrijven, semi-overheidsbedrijven - genoemd wordt de PIT - buiten de voorgestelde regeling te houden.
Vraag_2 - In de adviesaanvraag wordt onderscheid gemaakt tussen a) standaardverrichtingen ("diensten die geheel of in hoge mate in karakter overeenstemmen en waarvan de te betalen prijs reeds voor het kontakt tussen consument en dienstverlener vaststaat'') en b) niet-standaardverrichtingen (zie par. 1.1.1.).
2.1. - Wat is uw oordeel over bovenstaande definitie van standaardverrichtingen? 2.2. - In hoeverre komen in uw bedrijfstak standaardverrichtingen voor, uniform voor de gehele bedrijfstak of gedifferentieerd per onder-
42
Bijlage III (3)
Vele organisaties merken op, dat een standaardverrichting veronderstelt dat er weinig varlabele elementen zijn. In werkelijkheid zijn er vaak veel variabele elementen aanwezig. Door de organisaties worden de volgende variabelen genoemd: reisafstand, werkomstandigheden, objekt, materiaalkeuze, benodigde techniek, bekwaamheid van degene die. de dienst verricht. Door enkele organisaties, o.m. de AVOL en de FOCWA, wordt voorgesteld de volgende beperkingen aan de definitie voor een standaardverrichtong toe te voegen. Er moet sprake zijn van: - gelijke omstandigheden - uniform objekt - diensten van eenzelfde aard of omvang. De Raad FGB stelt een andere definitie voor, omdat hij van mening is dat het woord "overeenstemmen" niet gebruikt kan worden zonder dat duidelijk wordt gemaakt waarmee sprake is van overeenstemming, en omdat naar
zijn
mening de zinsnede "de prijs vaststaat voor het kontakt tussen consument en dienstverlener" te neutraal is. De Raad FGB stelt de volgende omschrijving voor: "Een standaardverrichting is een verrichting in het kader van een dienstverlening, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan een verrichting in het kader van een overeenkomstige dienstverlening en waarvan de te betalen prijs reeds voor het kontakt tussen consument en dienstverlener is vastgesteld door de dienstverlener". Het HBA en het HBD achten een nauwkeuriger en beperkter definitie noodzakelijk ten behoeve van de doelmatigheid. Dit zal echter impliceren dat de maatschappelijke aktualiteit af zal nemen en de regeling slechts weinig positieve effekten teweeg zal brengen. De hoofdbedrijfschappen zien deze konklusie in de praktijk bevestigd. Standaardverrichtingen uniform voor de gehele bedrijfstak komen weinig voor en waar ze aanwezig zijn worden ze vaak verricht in kombinatie met niet-standaardverrichtingen. De consumentenorganisaties en de FNV zijn van mening dat de definitie van een standaardverrichting erg ruim is, waardoor het risiko ontstaat dat het aantal verrichtiugen dat gekwalificeerd wordt als standaardverrichting per ondememing zal gaan verschillen en de prijsstelling van bedrijven als gevolg hiervan niet vergelijkbaar zal zijn. De organisaties pleiten voor een verdere uitwerking van het begrip standaardverrichting per bedrijfstak.
43
Bijlage III
Ad_2^2^ De beantwoording van deze vraag heeft geen duidelijk overzicht opgeleverd van standaardverrichtingen, die in de verschillende bedrijven voorkomen. In een aantal gevallen is het niet duidelijk of het cm standaardverrichtingen gaat die uniform zijn voor de gehele branche dan wel binnen ondernemingen. In sommige brieven gaat men uit van de definitie van standaardverrichting, zoals men die gewijzigd zou willen zien; andere geven vage aanduidingen over de verhouding tussen standaard- en niet-standaardverrichtingen.
Vraag_3 - De voorgestelde regeling inzake prijsaanduiding heeft alleen betrekking op standaardverrichtingen. Voor niet-standaardverrichtingen wordt nog geen regeling voorgesteld. Wel worden enkele suggesties gedaan, met het verzoek over de wenselijkheid en de praktische realiseerbaarheid een eerste reaktie te geven (zie par. 1.1.2.). - Wat is uw oordeel over de twee aangegeven mogelijkheden ten aanzien van niet-standaardverrichtingen, t.w.: a) bekendmaken van prijskomponenten vooraf; b) een prijsopgave vooraf?
Ten aanzien van de mogelijkheid a (het bekendmaken van prijskomponenten vooraf) merken veel organisaties, o.a. de hoofdbedrijfschappen, de Raad FGB, de AVBB en de FOCWA, op dat het toepassen van die mogelijkheid geen inzicht geeft in de uiteindelijk te betalen prijs. Sommigen voegen daaraan toe dat het bekendmaken van prijskomponenten de consument zelfs kan misleiden, omdat het al dan niet om sterk gemechaniseerde en geautomatiseerde arbeid kan gaan. De Metaalunie konkludeert, dat het vooraf bekendmaken van
werkplaatstarieven - soms worden gemiddelde tarieven berekend,
soms ook gedifferentieerde per werknemer, afhankelijk van bekwaamheid en ervaring - niet alleen geen juist beeld geeft, maar ook konkurrentievervalsend kan werken. En bovendien - zo voegen de elektrotechnische werkgevers eraan toe - de beunhazerij bevorderen. Uit de brieven van organisaties, die bezwaren hebben'tegen het bekendmaken van prijskomponenten, blijkt wel dat zij een zekere voorkeur hebben voor mogelijkheid b (prijsopgave vooraf), maar ook ten aanzien daar-
44
W
Bijlage III (5)
van worden allerlei voorbehouden gemaakt zoals: alleen indien er voldoende inzicht bestaat in de te verrichten werkzaamheden; alleen indien de consument erom vraagt; alleen indien de werkzaamheden in de werkplaats worden verricht, enz. In vele brieven wordt er op gewezen dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een - niet-bindende - prijsindikatie en een - bindende offerte. In vele branches is het gebruikelijk een nog vrijblijvende prijsindikatie te geven die als basis dient voor de werkelijke prijs, bij de berekening waarvan rekening wordt gehouden met tussentijdse wijziging in de opdracht, onvoorziene omstandigheden e.d. De consumentenorganisaties laten aan hun keuze vooraf gaan de opmerking, dat zij het betreuren dat nog geen regeling wordt voorgesteld voor niet-standaardverrichtingen. De ondememer is daardoor vrij om geen vaste prijs aan de consument mede te delen. Gevreesd wordt dat door het ontbreken van een regeling voor niet-standaardverrichtingen een vlucht naar dit soort verrichtingen zal ontstaan, waarvoor alleen de verplichting tot specificatie zal gelden. Wat betreft de twee mogelijkheden geven deze organisaties de voorkeur aan de mogelijkheid a, het bekendmaken van de prijskomponenten. Dit dienen dan dezelfde komponenten te zijn die later op de gespecificeerde rekening zijn terug te vinden. Aan prijsopgave vooraf kleven naar het oordeel van deze organisaties diverse nadelen, o.m. het bezwaar dat een prijsopgave een individuele aangelegenheid is, die moeilijk kan worden afgedwongen, en de verplichting tot het doen van prijsopgave is moeilijk kontroleerbaar.
Vraag_4 - Wat betreft de inhoud van een regeling inzake prijsaanduiding voor standaardverrichtingen worden in de adviesaanvraag enkele suggesties gedaan (ter plaatse van de bedrijfsuitoefening, op een voor de consument in het oog vallende plaats, geen "vanaf prijzen", enz.) (zie par. 3.1.). - Geven deze suggesties u aanleiding tot het maken van opmerkingen of het doen van aanbevelingen?
De organisaties die hebben medegedeeld dat in hun bedrijfstak nauwelijks of geen standaardverrichtingen voorkomen zijn op deze, voor hen niet relevante, vraag ook niet nader ingegaan.
45
Bijlage III (6)
Op de voorgestelde regeling inzake prijsaanduiding voor standaardverrichtingen hebben positief gereageerd de consumentenbonden en de bandenspecialisten. Aangezien vaak de reparacie meet worden verrlcht op een andere plaats dan waar de dienst wordc aangeboden dient, aldus de consumentenorganisaties, de verplichting tot prijsaanduiding te gelden voor de plaats waar de overeenkomst tot stand komt. Be meubelbranche heeft bedenkingen, omdat vele werkzaamheden bij de consument thuis moeten worden verricht en een terreinverkenning ter plaatse daaraan vooraf gaat. Van belang is niet zozeer dat de consument allerlei prijslijsten en een veelheid van tarieven krijgt, die moeilijk bij de tijd zijn te houden, maar dat hij een prijs voor de gevraagde dienst verneemt. Het grootwinkelbedrijf wijst erop dat in sommige branches zeer veel tarieven moeten worden gehanteerd en dat het om allerlei redenen onmogelijk is deze op een opvallende plaats bekend te maken. Er bestaat ook geen behoefte aan, de consument is mans genoeg om te vragen wat hij weten wil. De hoofdbedrijfschappen ondersteunen deze kritiek. Een groot aantal organisaties pleit ervoor de mogelijkheid van het bekendmaken van "prijzen vanaf..." te behouden. Standaardverrichtingen zijn
veelal een onderdeel van een bepaalde dienst. De vanaf-prijs
geeft aan dat het gaat om de prijs voor een bepaalde verrichting met een bepaalde inhoud en dat tegen betaling van een meerprijs extra werkzaamheden kunnen worden verricht.
Vraag_5 - De voorgestelde regeling inzake specificatie van rekeningen heeft betrekking zowel op standaardverrichtingen als op niet-standaardverrichtingen. Bij standaardverrichtingen kan het gaan om het verrichten - van een dienst met een vaste prijs. In dat geval is geen specificatie nodig; - van een aantal verschillende diensten met elk een vaste prijs. In dat geval moet worden gespecificeerd naar de prijzen van de diverse standaardverrichtingen; - van meer dan eenmaal dezelfde standaardverrichting. In dat geval is specificatie nodig naar prijs en aantal van die standaardverrichting.
46'
Bijlage III (7)
Bij niet-standaardverrichtingen gaat het om een of meer diensten, die geen vaste prijs hebben. In dat geval moet specificatie naar prijsbestanddelen plaatsvinden (voorrijdkosten, arbeidsloon - uurtarief + aantal uren -, materialen of onderdelen, indien aantal x prijs per eenheid meer dan / 10,— -, BTW, enz., eventueel ook "overige kosten" mits niet meer dan 5 % van het totale bedrag). (zie par. 3.2.1.). - Zijn er bezwaren tegen toepassing van zodanige regelingen op uw bedrijfstak? Zo ja, welke altematieven zoudt u dan willen voorstellen?
De consumentenorganisaties stemmen in met de voorgestelde regaling, met dien verstande dat zij het onaanvaardbaar achten dat de post "overige kosten" kan worden opgenomen zonder enige nadere aanduiding. Een benoeming van deze post is onder alle omstandigheden gewenst. Voorts moet voor deze post een maximum-bedrag worden vastgesteld. Ook een aantal organisaties van ondememers (onder meer de VACO, de elektrotechnische installateurs en het grootwinkelbedrijf) kan met de voorgestelde regeling akkoord gaan. Dit is echter niet het geval bij de elektrotechnische bedrijven, de Metaalunie, het bouwbedrijf en de beide hoofdbedrijfschappen. Deze laatste wijzen op het sterk kostenverhogo.nd effekt. Het bouwbedrijf vreest dat bij de consument misverstanden kunnen ontstaan, omdat naast uren op de bouwplaats ook uren op de werkplaats worden gemaakt, die zich aan de waameming van de consument onttrekken. Bovendien kan een gemechaniseerd bedrijf hogere uurlonen vragen doch minder uren behoeven te rekenen dan de meer ambachtelijke onderneming. De "moeilijkheidsgraad" van een werk is voor de consument moeilijk te beoordelim. De Metaalunie zegt dat in haar bedrijfstak geen behoefte aan een wettelijke regeling bestaat. Ongevraagd wordt reeds gespecificeerd en op verzoek van de consument evt. nader gespecificeerd. Zo er al een algemene specificatieplicht zou moeteri komen, dan dient deze een globaal karakter te bezitten; geen wettelijke detail-regeling, die in de praktijk onwerkbaar is, gezien de vaak zeer grote aantallen materialen.
47
Bijlage III (8)
Door vrijwel alle organisaties van ondernemefs wordt de voorgestelde grens van / 10,— veel te laag genoemd. Bepleit wordt deze grens op te trekken tot tenminste / 25, — . Sommigen denken eerder aan / 50, — .
Vraas_6 - In de adviesaanvraag wordt voorgesteld in een tweetal gevalleii vrijstelling van de verplichting tot specificatie te verlenen en wel a) indien het eindbedrag minder dan / 25,.— is en b) bij prijsopgave vooraf (offerte bij aanneming van werk) (zie par. 3.2.2.). - Kunt u zich met deze vrijstellingen verenigen?
Met vrijstelling bij prijsopgave vooraf kunnen alle organisaties instemmen. De consumentenorganisaties tekenen daarbij aan, dat het wel duidelijk moet gaan om een "vaste prijs" zonder mogelijkheid voor de dienstverlener om naderhand voor het werk waarop de aanneemsom betrekking heeft een hogere prijs te vragen. Vrijwel alle organisaties van ondernemers hebben bezwaar tegen het eindbedrag van / 2 5 , — waar beneden vrijstelling wordt verleend. Zij zijn van oordeel dat dit bedrag te laag is en dat het verhoogd moet worden tot overigens zeer uiteenlopende bedragen: bijv. de naaimachinehandelaren noemen het bedrag van / 5 0 , — ; de Metaalunie, het grootwinkelbedrijf en de hoofdbedrijfschappen / 100, — ; de FOCWA / 250,— en de bouwbedrijven houden het op / 1500,—.
Vraag_7 - In de adviesaanvraag wordt overwogen van de regeling uit te zonderen branches met een hoge organisatiegraad, die vrijwillig regelingen hebben getroffen, welke minimaal dezelfde eisen bevatten als de voorgestelde regeling en waarin voldoende waarborgen zijn opgenomen voor de naleving van die regeling (zie par. 3.2.3.). - Wat is uw oordeel over de wenselijkheid van een zodanige uitzondering en over de daarvoor gestelde kriteria?
48
Bijlage III (9)
Indien in uw bedrijfstak een dergelijke regeling aanwezig is gelieve u de tekst daarvan, eventueel met toelichting, bij te sluiten, en de organisatiegraad in uw bedrijfstak op te geven.
In geen van de brieven wordt melding gemaakt van het bestaan van een vrijwillige regeling, die aan de gestelde normen voldoet. In vrijwel alle brieven wordt de in de adviesaanvraag omschreven uitzondering van vrijwillige regelingen weinig zinvol en derhalve ongewenst genoemd. Het grootwinkelbedrijf zou eerder willen denken aan vrijstellxng van een vrijwillige regeling, die in het licht van de specifieke brancheproblemen redelijk en billijk zou zijn. De Metaalunie acht de vrijstellingsregeling ook ongewenst, omdat de ongeorganiseerden dan aan geen enkele regeling zijn gebonden. Tenzij - zoals o.m. de hoofdbedrijfschappen aannemen - de verplichting voor iedereen moet gelden en de vrijwillige regeling derhalve algemeen verbindend moet worden verklaard; maar daaraan zijn ook weer allerlei bezwaren verbonden. De consumentenorganisaties, die de voorgestelde vrijstelling ook ongewenst achten, voeren nog het bezwaar aan dat er voor de overheid en voor de consument geen mogelijkheid is om de nakoming af te dwingen, als een der bedrijven zich niet aan de vrijwillige regeling houdt.
'
Vraas_8 - Heeft u hog andere opmerkingen?
Bij deze vraag zijn enkele algemene opmerkingen gemaakt. Zo stelt de Unie van elektrotechnische ondernemersorganisaties, dat de adviesaanvraag de indruk wekt dat de prijs de belangrijkste faktor is voor de consument, terwijl de kwaliteit van beslissende betekenis zou moeten zijn. De woninginrichters wijzen op de noodzaak dat bedrijven rendabel moeten zijn. De voorgestelde regelingen zijn al te zeer "consument-minded". Het evenwicht ligt steeds tussen twee polen. De Metaalunie acht meer informatie over uurprijscalculatie en kostenbegrotingen in het algemeen wenselijk om allerlei misvattingen over vermeende te hoge uurprijzen e.d. te voorkomen. De voorgestelde regelingen kunnen daaraan wezenlijk niets veranderen en maskeren voor een deel de werkelijke behoefte die er ten aanzien van prijsaanduiding en specificatie van rekeningen in de maatschappij leeft.
49
Bijiage III (10)
De hoofdbedrijfschappen vatten hun opvattingen samen in de konklusie, dat aan het geheel van de voorgestelde regelingen zoveel bezwaren kleven, dat zij in het algemeen tot een afwijzend standpunt komen.
50