Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Enschede, 10 oktober 2007 EO/07/2655/wmal mw. dr. E.H. Overkamp drs. N.J. Dam
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................... 4 1.
Doelstelling van het onderzoek ............................................................ 5 1.1 Aanleiding voor het onderzoek .................................................... 5 1.2 Doelstelling onderzoek proeftuin de gemeente Almere .................... 6 1.3 Onderzoeksopzet op hoofdlijnen .................................................. 6
2.
Analysekader onderzoek ..................................................................... 8 2.1 Inleiding .................................................................................. 8 2.2 Ondersteunende en activerende begeleiding ................................. 8 2.3 De Wet maatschappelijke ondersteuning .................................... 11 2.4 Meerwaarde van OB en AB in de Wmo-arrangementen ................. 13 2.5 Samenvatting analysekader onderzoek....................................... 15
3.
Opzet onderzoek ............................................................................. 16 3.1 Inleiding ................................................................................ 16 3.2 Aanscherping vraagstelling onderzoek ........................................ 16 3.3 Uitwerking van de onderzoeksopzet ........................................... 17
4.
Ontwikkeling Wmo-arrangementen..................................................... 19 4.1 Inleiding ................................................................................ 19 4.2 Opzet van de werkconferentie................................................... 19 4.3 Vergelijking van arrangementen binnen het vraagprofiel ............... 20 4.3.1 Vergelijking arrangementen Wmo-vraagprofiel C ................ 20 4.3.2 Vergelijking arrangementen Wmo-vraagprofiel D ................ 24 4.3.3 Overeenkomsten en verschillen van Wmo-vraagprofielen E .. 24 4.4 Overeenkomsten tussen de zes arrangementen ........................... 25 4.5 Uitsplitsing van het arrangement naar Wmo, OB en AB................. 27 4.6 Conclusies.............................................................................. 30
5.
Beoordeling van de arrangementen .................................................... 32 5.1 Inleiding ................................................................................ 32 5.2 Beschrijving van de ‘nieuwe’ arrangementen ............................... 32 5.3 Meerwaarde arrangementen ..................................................... 36 5.4 Inhoud en vorm van AWBZ-functies na overheveling .................... 39 5.5 Meerwaarde van overheveling................................................... 43
6.
Conclusies ...................................................................................... 45 6.1 Inpassing van de functies OB en AB in de Wmo ........................... 45 6.2 Beoordeling van de arrangementen ........................................... 45 6.3 Uitvoering van OB en AB onder de Wmo ..................................... 47 6.4 Slotconclusies......................................................................... 48 6.5 Aanbeveling ........................................................................... 49
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 2 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
B IJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Deelnemers werkconferentie ................................................... 50 Leden Ontwikkelgroep ............................................................ 51 Kostenberekening .................................................................. 52
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 3 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Samenvatting In het kader van de ‘Proeftuin Almere’ is onderzoek gedaan naar de mogelijke gevolgen van de overheveling van de functies ondersteunende begeleiding (OB) en activerende begeleiding (AB) naar de Wmo. Allereerst is inzicht verkregen in de huidige praktijk van OB/AB; onder de AWBZ in het algemeen en in de gemeente Almere in het bijzonder. Daarbij is gebleken dat OB/AB vooral wordt geleverd aan cliënten die beperkingen hebben op het gebied van sociale redzaamheid en sociale relaties. OB/AB wordt vooral geboden aan cliënten uit de vraagprofielen C, D en E zoals die in brede Wmo-pilot in de gemeente Almere zijn ontwikkeld. Deze vraagprofielen voor de maatschappelijke ondersteuning zijn gevormd op basis van het vermogen van de cliënt om zelf regie te voeren bij het oplossen van problemen, het vermogen van de leefomgeving van de cliënt om problemen op te lossen en de zwaarte van de hulpvraag. In de volgende fase zijn voor de drie vraagprofielen C, D en E telkens twee casussen beschreven van typische OB/AB cliënten. Voor deze casussen zijn met vertegenwoordigers van verschillende relevante organisaties (namens cliënten en zorgaanbieders) arrangementen ontwikkeld. Deze arrangementen zijn in een tweede bijeenkomst beoordeeld door de Wmo-ontwikkelgroep in de gemeente Almere. Daarbij is bekeken op welke wijze de hulpverlening en ondersteuning van de cliënten in de casussen door de invoering van de Wmo (kunnen) veranderen. Vervolgens zijn deze verschillende arrangementen onderling vergeleken en nader geanalyseerd. Daarbij is onderzocht tot welke effecten de overheveling van OB/AB naar de Wmo kan leiden. Op basis van de nieuwe (Wmo) arrangementen is geconcludeerd dat overheveling van OB/AB naar de Wmo kan leiden tot: grotere maatschappelijke participatie van cliënten; verschuiving van individuele naar collectieve voorzieningen; de ontwikkeling van intensieve cliëntondersteuning, casemanagement en grotere aandacht voor het persoonlijke netwerk van cliënten; de ontwikkeling van nieuwe functies en voorzieningen. Ook is geconcludeerd dat de (nieuwe) voorzieningen, die door de overheveling van OB/AB onder regie van de gemeenten komen te vallen, naadloos passen bij de bestaande verantwoordelijkheden binnen het gemeentelijk domein. OB/AB kunnen dan ook bijdragen aan het geheel van maatschappelijke ondersteuning.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 4 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
1. 1.1
Doelstelling van het onderzoek Aanleiding voor het onderzoek In het kader van de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn door het Ministerie van VWS enkele proeftuinen opgezet rond de functies ondersteunende begeleiding (OB) en activerende begeleiding (AB). Doel van deze pilots is te onderzoeken of deze twee functies, naast de huishoudelijke verzorging (HV), ook vanuit de AWBZ kunnen worden overgeheveld naar de Wmo. De aanleiding voor deze proeftuinen is dat ten aanzien van de functies OB en AB een aantal knelpunten is gesignaleerd. Zo is het in de praktijk moeilijk om een onderscheid te maken tussen OB en AB. Tevens zijn er problemen in het afbakenen van de functie AB ten aanzien van de functie behandeling. Daarnaast speelt een inhoudelijke discussie over welke vormen van zorg nu daadwerkelijk tot de AWBZ moeten worden gerekend. Door diverse adviesorganen zijn in de afgelopen jaren voorstellen gedaan hoe AWBZ-functies kunnen worden geoptimaliseerd en onder welke wetgeving deze functies idealiter zouden moeten worden geplaatst1. De strekking van deze adviezen luidt om dat deel van de functie AB, dat is gericht op het verbeteren van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid, samen te voegen met OB tot de functie begeleiding. Daarnaast zouden de aspecten van AWBZ-zorg, die zijn gericht op zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, kunnen worden overgeheveld naar het domein van de Wmo. Of daadwerkelijk tot deze indeling wordt overgegaan, laat het kabinet onder meer afhangen van ervaringen met de Wmo, nader onderzoek naar de samenhang tussen zorg en ondersteuning en de resultaten van proeftuinen in het land (zie Kabinetsvisie langdurige zorg, 9 juni 2006). Eén van deze gemeenten waar een proeftuin OB/AB is uitgezet, is de gemeente Almere. Deze gemeente voert een brede Wmo-ontwikkelpilot uit die onder meer is gericht op het identificeren van de werkelijke vraag naar maatschappelijke ondersteuning, het ontwikkelen van methodieken die de participatie van mensen vergroot en het faciliteren van nieuwe individuele en collectieve arrangementen voor maatschappelijke participatie. In deze brede ontwikkelpilot is het onderzoek naar de mogelijke overheveling van de functies OB en AB in het gemeentelijke beleid ingebed (zie paragraaf 2.5). In dit kader is het vooral voor de gemeente Almere van belang of de overheveling van de beide functies een meerwaarde oplevert ten aanzien van de participatie van de inwoners van de gemeente Almere aan de maatschappij. Dit onderzoek richt zich op de mogelijke 1
Geraadpleegde adviezen: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RvZ). Mensen met een beperking in Nederland. AWBZ in perspectief, Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Zoetermeer, 2006 Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO), Toekomst AWBZ. Eindrapportage van de werkgroep Organisatie romp AWBZ, Den Haag, juni 2006 College voor zorgverzekeringen, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling in de AWBZ, Diemen, 2005.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 5 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
effecten van de overheveling van de functies OB en AB in het Wmo-beleid van de gemeente Almere.
1.2
Doelstelling onderzoek proeftuin gemeente Almere Het doel van het onderzoek ‘OB en AB in de Wmo’ is het verkrijgen van inzicht of het zinvol is om (delen van) de functies OB en AB over te hevelen naar het gemeentelijke Wmo-beleid van de gemeente Almere. Of de functies OB en AB op termijn worden overgeheveld naar gemeentelijk beleid, hangt mede af van de meerwaarde die dat oplevert ten opzichte van de huidige situatie. Te denken valt bijvoorbeeld aan het vergroten of behouden van de participatie van cliënten in de samenleving, het vergroten van de zelfredzaamheid van cliënten en het mede daardoor uitstellen of verminderen van de consumptie van duurdere zorg. De doelstelling van dit onderzoek wordt aan de hand van de volgende onderzoeksvragen uitgewerkt: 1. Wat is de aard en omvang van de functies OB en AB en hoe worden deze functies specifiek in de gemeente Almere ingezet? 2. Hoe kunnen de functies OB en AB het beste worden uitgevoerd binnen het Wmo-beleid van de gemeente Almere? 3. Welke meerwaarde levert de uitvoering van de functies OB en AB op binnen het Wmo-beleid ten opzichte van de huidige situatie in de gemeente Almere? 4. Wie kunnen deze functies of onderdelen op lokaal niveau het beste uitvoeren? Het resultaat van dit onderzoek wordt gerapporteerd in een advies aan het Ministerie van VWS. Hoeksma, Homans & Menting organisatieadviseurs B.V. (bureau HHM) heeft in opdracht van de gemeente Almere het onderzoek uitgevoerd.
1.3
Onderzoeksopzet op hoofdlijnen Voor dit onderzoek is een opzet uitgewerkt die uit twee fasen bestond. In de eerste fase is een inventarisatie uitgevoerd naar de omvang en de wijze waarop de functies OB en AB momenteel in Nederland en specifiek in de gemeente Almere worden aangeboden. De resultaten van deze inventarisatie dienen als antwoord op de eerste onderzoeksvraag van dit onderzoek. De inventarisatie had vooral tot doel om na te gaan wat onder de functies OB en AB wordt verstaan en welke zorg aan welke cliëntgroepen in de gemeente Almere onder deze functies wordt geleverd. In deze inventarisatie is tevens een match gemaakt tussen de gevonden cliëntgroepen en de Wmo-vraagprofielen zoals deze door de gemeente Almere zijn ontwikkeld (zie voor een beschrijving paragraaf 2.3 van deze rapportage). De gegevens in deze inventarisatie zijn verzameld door middel van deskresearch en aanvullende interviews met relevante partijen. Tevens is gebruik gemaakt van het bestand van de AWBZbrede zorgregistratie (AZR-bestand) met als peildatum 1 juni 2006.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 6 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
De resultaten van deze inventarisatie zijn gepresenteerd in het deelrapport ‘Inventarisatie OB/AB ten behoeve van de Wmo-pilot Almere’ (kenmerk EO/07/2643/wmal). Deze rapportage is als deelrapport bijgevoegd. De uitkomsten van deze inventarisatie hadden een belangrijke inbreng voor de tweede fase van het onderzoek. De tweede fase van dit onderzoek stond in het teken van ontwikkeling en beoordeling van Wmo-ondersteuningsarrangementen waarin (delen van) de functies OB en AB zijn ingepast. Bij het ontwikkelen van de Wmoarrangementen stond de tweede onderzoeksvraag centraal: of en op welke wijze (delen van) de functies OB en AB kunnen worden ingepast. Bij de beoordeling van de arrangementen stonden de derde en vierde onderzoeksvraag centraal: leveren de arrangementen een meerwaarde op ten aanzien van de huidige situatie en welke partijen zijn het meest geschikt om de delen van OB en AB uit te voeren. In de voorliggende rapportage worden de opzet en de resultaten van de tweede fase van het onderzoek gepresenteerd. L EESWIJZER RAPPORTAGE Allereerst worden in hoofdstuk 2 de centrale begrippen uit de vraagstelling gedefinieerd en het analysekader voor het onderzoek uitgewerkt. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet voor de tweede fase van het onderzoek toegelicht. Hoofdstuk 4 staat in het teken van de ontwikkeling van ondersteuningsarrangementen en in hoofdstuk 5 staat met name de beoordeling van deze arrangementen centraal. De rapportage wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 7 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
2. 2.1
Analysekader onderzoek Inleiding In dit onderzoek staat de vraag centraal of het zinvol is om (delen van) de functies OB en AB over te hevelen naar de Wmo. De centrale begrippen uit deze vraagstelling en welke meerwaarde mogelijk is te verwachten als gevolg van de overheveling, komen aan de orde. In paragraaf 2.2 worden de functies OB en AB nader toegelicht. In de notitie ‘Inventarisatie OB/AB ten behoeve van de Wmo’ (zie deelrapport) zijn beide functies uitvoerig omschreven. In hoofdstuk 2 wordt volstaan met een samenvatting van de belangrijkste kenmerken van deze functies. Het is de bedoeling dat de beide AWBZ-functies worden ingebed in het Wmobeleid van de gemeente Almere. In paragraaf 2.3 wordt duidelijk wat met de Wmo wordt beoogd en op welke wijze de gemeente Almere daar invulling aan geeft. Om te kunnen bepalen of de overheveling van OB en AB voor de gemeente Almere zinvol is, worden in paragraaf 2.4 de criteria benoemd aan de hand waarvan de meerwaarde wordt bepaald. Hoofdstuk 2 wordt afgesloten met een conclusie ten aanzien van het analysekader dat in dit onderzoek wordt gebruikt om de te ontwikkelen arrangementen te analyseren op inhoud en de mogelijke meerwaarde (paragraaf 2.5).
2.2
Ondersteunende en activerende begeleiding In het AWBZ-kompas van het College voor Zorgverzekeringen staat omschreven wat onder de functies ondersteunende en activerende begeleiding wordt verstaan. Of iemand in aanmerking komt voor de functie OB dan wel AB, wordt bepaald door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Op 1 juni 2006 hadden 330.000 mensen in Nederland een indicatie van het CIZ voor OB-dag of OB-alg. Het aantal mensen dat voor AB wordt geïndiceerd, valt een stuk lager uit. In totaal hadden ruim 70.000 mensen in dezelfde periode een indicatie voor AB-alg of AB-dag. In tabel 1 wordt duidelijk wat deze mensen op basis van hun indicatie aan begeleiding kunnen verwachten. Tevens maakt deze tabel duidelijk op welke onderdelen de functies OB en AB van elkaar verschillen.
Doelstelling
Ondersteunende begeleiding
Activerende begeleiding
Het behoud van zelfredzaamheid, voorkomen van achteruitgang, stabilisatie, ondersteunen cliëntsysteem voorkomen van ‘terugval’.
Het vergroten van vaardigheden en gedrag en het leren omgaan met de fysieke, psychische en psychosociale beperkingen, die het gevolg zijn van de ziekte/stoornis.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 8 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Ondersteunende begeleiding
Activerende begeleiding
Resultaat
De verwachting is dat de ondersteuning bijdraagt aan een stabiele levenssituatie; voorkomen van sociaal isolement, met name bij cognitieve beperkingen.
De verwachting is dat de cliënt in staat is om zich te ontwikkelen/ vaardigheden en gedrag kan trainen. Verbeteringen zijn te verwachten, binnen een afzienbare periode. Vandaar dat de inzet van AB per definitie in tijd is begrensd.
Aard van de zorg
Gericht op handhaving in de eigen omgeving, kan ook in een instelling zijn. De begeleiding kan zowel aan individuen (OB-alg) als in groepsverband (OB-dag) worden geleverd. Daarnaast het bieden van respijtzorg om dagelijkse verzorgers tijdelijk te ontlasten.
Ontwikkelingsgericht, aanleren van vaardigheden of gedrag en gericht op de gevolgen van de aandoening. De begeleiding kan zowel aan individuen (AB-alg) als in groepsverband (AB-dag) worden geleverd.
Zorgfocus
Ondersteuning in het dagelijkse leven.
De functionele (fysieke, psychische en psychosociale) beperkingen.
Tabel 1. Inhoud en onderscheid OB en AB
A ARD EN OMVANG VAN OB EN AB IN DE GEMEENTE A LMERE In de gemeente Almere waren op de peildatum 1 juni 2006 bijna 3.000 indicaties afgegeven voor de functies OB en AB. Conform het landelijke beeld wordt ook in de gemeente Almere de functie OB veruit het meest geïndiceerd (ruim 80%). Tevens blijkt dat ongeveer 40% van deze cliënten een verblijfsindicatie heeft en huishoudelijke hulp afneemt. Cliënten met een ABindicatie verblijven veelal extramuraal en nemen ook duidelijk minder hulp bij het huishouden af. Het bedrag dat met de inzet van OB/AB in de gemeente Almere is gemoeid, bedraagt ruim 26 miljoen euro op jaarbasis. Wanneer dit bedrag wordt gecorrigeerd voor de mensen die tevens voor verblijf zijn geïndiceerd, resteert een bedrag van 17 miljoen euro per jaar. Landelijk wordt elke week ruim 47 miljoen euro uitgegeven aan de ondersteunende en activerende begeleiding. Op jaarbasis komt dit uit op een bedrag van ruim 2 miljard euro. Voor de complete berekening van deze bedragen wordt doorverwezen naar bijlage 3. In tabel 2 wordt samengevat aan welke cliëntgroepen welke vorm van begeleiding door welke organisaties in de gemeente Almere wordt aangeboden.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 9 v an 5 2
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Aard van de begeleiding
Ondersteunende begeleiding
Activerende begeleiding
OB-alg: individuele begeleiding bij wonen, sociaal netwerk en contact met instanties vormen van gezinsondersteuning2.
AB-alg: trainen van vaardigheden toeleiding naar voorzieningen gezinsbegeleiding coördinatie multiproblem gezinnen toeleiden van zorgmijders naar vormen van behandeling AB-dag: groepsactiviteiten gericht op het verbeteren van vaardigheden
OB-dag: diverse vormen van dagbesteding Door wie
Aan wie
Thuiszorginstellingen Verstandelijke gehandicaptenzorg Verzorgingshuizen Dagverblijf voor ouderen RIBW’s GVT’s Verpleeghuizen (OB-dag) Mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking die (begeleid) zelfstandig wonen of in semimurale woonvormen verblijven. Thuiswonende dementerende ouderen. Gezinnen met een verstandelijk gehandicapt kind. Gezinnen met een multiproblematiek.
Verstandelijke gehandicaptenzorg Dagverblijf voor ouderen Auditief en visueel gehandicapten Thuiszorginstellingen (AB-alg)
Zwerfjongeren (18-24; vooral AB). Zorgmijders (zowel vanuit GGZ als V&V; in eerste instantie vooral AB). Mensen met een verstandelijke/psychische beperking. Thuiswonende dementerende ouderen. Gezinnen met een verstandelijk gehandicapt kind. Gezinnen met een multiproblematiek.
Tabel 2. Overzicht inzet OB en AB in de gemeente Almere Op basis van het beschikbare onderzoeksmateriaal is tevens een beschrijving gemaakt van de ‘gemiddelde’ OB en AB-cliënt in de gemeente Almere: De gemiddelde OB-cliënt. Een OB-cliënt verkrijgt deze vorm van zorg op basis van een somatische -, psychiatrische - of VG-grondslag. Een belangrijk deel ontvangt deze functie in combinatie met HV of verblijf. De OB-cliënt ondervindt vooral beperkingen ten aanzien van de sociale redzaamheid en sociale relaties. Als derde worden beperkingen genoemd op het vlak van de persoonlijke verzorging. Ruim tweederde van de mensen met een indicatie voor OB-alg
2
Zowel in gezinnen waar kinderen een verstandelijke beperking hebben als in gezinnen waar sprake is van een multiproblematiek. Verschil met AB in dit kader is de mate van complexiteit van de zorgvraag die voorligt en de deskundigheid van de zorgverlener die wordt ingezet. Onderscheidend criterium is de aanwezigheid van een gedragsproblematiek die een zwaardere inzet vereist.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 10 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
is tevens geïndiceerd voor de functie persoonlijke verzorging. Opvallend is dat veel cliënten deze vorm van zorg aan het begin of juist aan het einde van hun leven ontvangen. De gemiddelde AB-cliënt. Opvallend voor een AB-cliënt is dat deze vorm van zorg vooral op basis van een VG-grondslag wordt geïndiceerd. Deze cliënten verblijven nauwelijks intramuraal en zijn ook betrekkelijk weinig geïndiceerd voor HV. De ABcliënt ondervindt vooral beperkingen op het vlak van sociale redzaamheid en sociale relaties. Daarnaast is deze cliënt beperkt op het vlak van deelname aan onderwijs en werk. Het belangrijkste kenmerk van deze cliënt is echter dat het vooral jonge mensen zijn die voor deze functie worden geïndiceerd, zeker als het gaat om de functie AB-dag.
A ANDACHTSPUNTEN VOOR ANALYSEKADER ONDERZOEK Het is voorstelbaar dat op het moment waarop (delen van) de functies OB en AB worden overgeheveld naar het domein van de Wmo, veranderingen kunnen plaatsvinden in de aard en inhoud van deze functies. Zo kunnen veranderingen optreden ten aanzien van: de aard van de begeleiding (doel en inhoud); aan wie deze vorm van begeleiding wordt verleend (doelgroepen); door wie de begeleiding wordt geleverd (organisatie en soort functionaris). Bij het analyseren van de uitgewerkte Wmo-arrangementen wordt gelet op verschuivingen ten aanzien van de bovenstaande aspecten.
2.3
De Wet maatschappelijke ondersteuning In de Wmo is geregeld dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de activiteiten en diensten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Kort gezegd zijn dat activiteiten die bedoeld zijn om deelname aan de samenleving mogelijk te maken. Dit ondersteuningsaanbod is bedoeld voor mensen met uiteenlopende problemen. Te denken valt aan mensen met een handicap of chronische ziekte, gezinnen met opvoedingsproblemen, ouderen of mensen met een sociaaleconomische achterstand. Het ondersteuningsaanbod bestaat uit een bont palet van algemene en individuele voorzieningen die per gemeente kunnen variëren. De gemeenten bepalen zelf waar behoefte aan is op lokaal niveau en hoe het budget wordt besteed. De visie achter de Wmo is dat mensen in eerste instantie zorgen voor zichzelf en voor elkaar. Pas wanneer dat niet lukt, kan een beroep worden gedaan op algemene voorzieningen. De Wmo heeft ook een preventieve werking; door mensen vroegtijdig te ondersteunen, kan het beroep op duurdere vormen van zorg worden uitgesteld of voorkomen. D E W MO IN DE GEMEENTE A LMERE De gemeente Almere streeft naar een volwaardige deelname van alle burgers aan de samenleving. Ouderen en mensen met een beperking moeten mee kunnen blijven doen. Daartoe voert de gemeente Almere een ontwikkelpilot Wmo
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 11 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
uit. Deze pilot is gericht op het identificeren van de werkelijke vraag naar maatschappelijke ondersteuning, het ontwikkelen van methodieken die de participatie van mensen vergroot en het faciliteren van nieuwe individuele en collectieve arrangementen voor maatschappelijke participatie. Tevens dient waar mogelijk gebruik te worden gemaakt van goedkope oplossingen in plaats van dure voorzieningen. Verder is het van belang dat een goede samenwerking tot stand komt tussen de partijen die een integraal ondersteuningsaanbod voor maatschappelijke participatie moeten leveren. Onder aanvoering van een adviesraad Wmo zijn vier werkgroepen van start gegaan met de volgende taakopdrachten: ontwikkeling van vraagprofielen; ontwikkeling van individuele ondersteuningsarrangementen; ontwikkeling van collectieve ondersteuningsarrangementen; ontwikkeling van een visie op toegang en beoordeling. Voor deze pilot heeft de gemeente Almere een beschikking ontvangen van het Ministerie van VWS. Daarnaast heeft de gemeente Almere de mogelijkheid om gebruik te maken van de subsidieregeling ‘Diensten bij wonen met zorg’. De gemeente Almere is door het Ministerie van VWS gevraagd om in de pilot aandacht te besteden aan de vraag of en hoe de functies activerende en ondersteunende begeleiding in het gemeentelijke beleid kunnen worden ondergebracht. De verschillende onderdelen van de pilot zijn geïntegreerd in de Ontwikkelgroep waarin alle projectleiders van de verschillende onderdelen/experimenten zitting hebben (zie bijlage 2). Deze Ontwikkelgroep vormt het inhoudelijke middelpunt van de pilot; alle ervaringen uit de verschillende deelactiviteiten komen hier samen. Hierdoor ontstaat een proces van voortdurende feedback, voeding en stimulans. Ook kan in samenhang vorm worden gegeven aan model- en methodiekontwikkeling en worden nieuwe arrangementen besproken en getoetst. Op grond van deze specifieke kennis en ervaring is de Ontwikkelgroep betrokken bij dit onderzoek. Het jaar 2007 is voor de gemeente Almere een overgangsjaar. Dit wil zeggen dat er dit jaar geen wijzigingen worden aangebracht in tarieven, eigen bijdragen, toekenning van Wvg-voorzieningen, subsidierelaties en persoonsgebonden budgetten. Bestaande rechten van cliënten in 2006 blijven dit jaar nog bestaan. W MO - VRAAGPROFIELEN In de brede pilot zijn onder meer specifieke vraagprofielen ontwikkeld voor de Wmo. Kenmerkend voor de Wmo-vraagprofielen is dat een indeling is gemaakt op de volgende kenmerken: de cliënt heeft zelf potentie om regie op zijn leven te behouden (ondanks een beperking); de omgeving van de cliënt heeft potentie om cliënt op te vangen; de zwaarte van de ondersteuningsvraag.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 12 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Op basis van deze drie variabelen is tabel 3 tot stand gekomen. In deze tabel zijn vijf profielen te onderscheiden. Zwaarte van de ondersteuningsvraag Potentie Zelforganiserend vermogen cliënt hoog Zelforganiserend vermogen cliënt laag
Licht
Matig
Zwaar
Potentie omgeving Hoog
A
A
D
Potentie omgeving Laag
A
B
E
Potentie omgeving hoog
A
B
D
Potentie omgeving Laag
C
C
E
Tabel 3. Indeling van Wmo-ers in vijf profielen (A, B, C, D en E )
Omdat deze vraagprofielen worden gebruikt voor het samenstellen van collectieve en individuele arrangementen voor burgers van de gemeente Almere zijn in het kader van dit onderzoek deze vraagprofielen als uitgangspunt genomen voor het ontwikkelen van arrangementen waarin de functies OB en AB worden ingepast. In de notitie ‘Inventarisatie OB/AB ten behoeve van de Wmopilot Almere’ (EO/07/2643/wmal) is uitvoerig stilgestaan bij de vraagprofielen Wmo. In deze notitie is ook een match gemaakt tussen de cliëntgroepen die nu in de gemeente Almere worden geïndiceerd voor OB en AB en de vraagprofielen van de Wmo. Uit deze match is duidelijk geworden dat de cliëntgroepen vooral onder de vraagprofielen C, D en E kunnen worden geschaard.
2.4
Meerwaarde van OB en AB in de Wmo-arrangementen Met de komst van de Wmo krijgen gemeenten de taak om burgers zo lang mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving. Daarvoor kunnen ze diverse activiteiten en diensten aanbieden die aansluiten op de behoeften van hun inwoners. Wanneer (delen van) OB en AB worden overgeheveld naar de Wmo, biedt dat meer mogelijkheden om arrangementen te ontwikkelen voor de voorliggende ondersteuningsvraag. Schema 1 maakt zichtbaar wie in de huidige situatie welke vorm van ondersteuning krijgt aangeboden. Duidelijk is dat op dit moment sprake is van een scheiding tussen de verschillende compartimenten. Wie is geïndiceerd voor AWBZ-zorg, ontvangt vooral uit dit compartiment de nodige ondersteuning. Mensen die wel problemen ondervinden, maar geen beperkingen zoals het CIZ deze hanteert om voor indicatie in aanmerking te komen, zijn aangewezen op de Wmo.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 13 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
WELZIJN
OB/AB (alg/dag) individueel mensen met beperkingen
collectief mensen zonder beperkingen
mensen met problemen CIZ
Schema 1. Huidige situatie met scheiding tussen welzijnsvoorzieningen en AWBZ-functies
In een situatie na overheveling kan het makkelijker worden om OB en AB in te zetten op lokaal niveau zodat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen in hun eigen leefomgeving. Enerzijds biedt dit een kans om mensen met een beperking in hun eigen leefomgeving een ondersteuningsarrangement aan te bieden bestaande uit welzijnsvoorzieningen en AWBZ-zorg die nodig zijn om zelfstandig te kunnen functioneren. Door de functies OB en AB te koppelen aan welzijnsfuncties in plaats van andere (duurdere) vormen van AWBZ-zorg, is het voorstelbaar dat financiële voordelen worden behaald. Anderzijds kunnen aspecten uit de functies OB en AB ter preventie worden aangeboden aan mensen die (nog) geen beperking ervaren en mogelijk daardoor ook een dergelijke beperking niet of pas later gaan ontwikkelingen. Ook dit kan een belangrijk voordeel opleveren wanneer de consumptie van duurdere zorg wordt voorkomen dan wel uitgesteld. Aan de hand van schema 2 wordt dit geïllustreerd.
WELZIJN
collectief
individueel
mensen zonder beperkingen
OB/AB
individueel/groep
mensen met problemen
individueel (klassiek) mensen met beperkingen
Schema 2. Situatie in de pilot met ‘gemengd’ ondersteuningsaanbod
B EPALEN MEERWAARDE VAN OVERHEVELING Om te kunnen beoordelen of het overhevelen van de functies OB en AB naar de Wmo inderdaad een meerwaarde heeft, zijn op basis van het voorgaande in overleg met de gemeente Almere de volgende criteria opgesteld: 1. Participatie in de samenleving
Is bij de samenstelling van het arrangement op een integrale wijze gekeken naar alle (relevante) levensgebieden van de cliënt en leidt dit tot meer participatie van de cliënt in de wijk of andere onderdelen van de samenleving? 2. Kwaliteit van het arrangement
Wordt in de arrangementen voldoende ingespeeld op: - de ondersteuningsvraag; - de eigen potentie van de cliënt; - de potentie van de leefomgeving van de cliënt.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 14 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
3. Substitutie van dure vormen van ondersteuning
De substitutie van dure vormen van ondersteuning kan op twee manieren plaatsvinden door: Het inzetten van goedkopere vormen van ondersteuning zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de benodigde ondersteuning. Te voorkomen dat cliënten op termijn zwaardere vormen van zorg nodig hebben. Deze criteria worden gehanteerd bij de beoordeling of de arrangementen waarin de functies OB en AB zijn ingebed, een meerwaarde vertegenwoordigen ten opzichte van de huidige situatie.
2.5
Samenvatting analysekader onderzoek In tabel 4 wordt samengevat aan de hand van welk kader de te ontwikkelen ondersteuningsarrangementen in dit onderzoek worden beoordeeld. Deze ondersteuningsarrangementen worden ontwikkeld op basis van de vraagprofielen Wmo. Enerzijds wordt bekeken in hoeverre de vorm en inhoud van de beide functies veranderen als gevolg van de overheveling. Anderzijds wordt bekeken wat de te verwachten effecten zullen zijn op het moment dat OB en AB deel uit maken van de Wmo. Huidige situatie
Situatie na overheveling
Doelstelling functie OB/AB Resultaat inzet Aard van de begeleiding Door wie (hulpverlener) Aan wie (doelgroep) Bepalen meerwaarde Participatie in samenleving Kwaliteit van het arrangement Substitutie van zorg Tabel 4. Analysekader voor onderzoek naar overheveling
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 15 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
3.
Opzet onderzoek
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet voor de tweede fase van het onderzoek uitgewerkt. Allereerst worden kort de vraagstelling en onderzoeksvragen toegelicht (paragraaf 3.2). Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 uitgewerkt op welke wijze gegevens worden verzameld om een antwoord te geven op de centrale vraagstelling.
3.2
Aanscherping vraagstelling onderzoek In de inleiding is aangegeven dat het doel van dit onderzoek is om een antwoord te geven op de centrale vraag of het zinvol is om (delen van) de functies OB en AB over te hevelen naar het gemeentelijke Wmo-beleid van de gemeente Almere. In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de functies OB en AB en de mogelijke meerwaarde die deze functies kunnen hebben voor de ondersteuningsvraag van burgers in de gemeente Almere. Tevens is omschreven in welke criteria deze meerwaarde tot uitdrukking kan komen. Daarnaast is duidelijk geworden dat in de gemeente Almere de ondersteuningsvraag in kaart wordt gebracht met behulp van de Wmo-vraagprofielen. Op basis van het inventarisatierapport is gebleken dat cliëntgroepen die nu in de gemeente Almere zijn geïndiceerd voor de functie OB dan wel AB, kunnen worden geschaard onder de vraagprofielen C, D en E. Aan de hand van de verworven inzichten in het vorige hoofdstuk is de vraagstelling van dit onderzoek uit het eerste hoofdstuk daarom aangescherpt tot: Wat is de meerwaarde om (delen van) de functies OB en AB in te passen in de ondersteuningsarrangementen behorend bij de vraagprofielen C, D en E van de gemeente Almere? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1. Op welke wijze kunnen de functies OB en AB worden ingepast in de ondersteuningsarrangementen behorend tot de Wmo vraagprofielen C, D en E? 2. Welke meerwaarde levert de uitvoering van de functies OB en AB op binnen de Wmo ten opzichte van de huidige situatie in de gemeente Almere? 3. Wie kunnen deze functies of onderdelen daarvan op lokaal niveau het beste uitvoeren? Op welke wijze tot een antwoord kan worden gekomen op de bovenstaande vragen, komt aan de orde in de uitwerking van de onderzoeksopzet.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 16 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
3.3
Uitwerking van de onderzoeksopzet De opzet van dit onderzoek omvat twee belangrijke onderdelen: 1. De ontwikkeling van ondersteuningsarrangementen op geleide van de Wmovraagprofielen C, D en E en de rol die de functies OB en AB daarin kunnen betekenen. 2. De beoordeling van deze arrangementen aan de hand van het analysekader uit hoofdstuk 2 op de mogelijke meerwaarde die ze vertegenwoordigen ten opzichte van de huidige situatie. A D 1) O NTWIKKELING VAN DE ARRANGEMENTEN Voor het ontwikkelen van ondersteuningsarrangementen is een werkconferentie georganiseerd waarvoor een groot aantal partijen waren uitgenodigd die actief zijn op het gebied van wonen, welzijn, zorg en cliëntondersteuning in de gemeente Almere (zie bijlage 1 voor de deelnemerslijst). In groepjes van drie kregen deze deelnemers de opdracht om een arrangement uit te werken op basis van een case. Ten behoeve van de werkconferentie waren zes cases opgesteld op basis van de Wmo-vraagprofielen C, D en E. Voor elk vraagprofiel twee cases. De opdracht aan de deelnemers was om een arrangement samen te stellen waarbij men vrij kon beschikken over allerlei vormen van ondersteuning die tot het domein van de Wmo, AWBZ of Zorgverzekeringswet behoren. De resultaten van deze werkconferentie zijn vervolgens geanalyseerd aan de hand van de volgende vragen: Bestaan er overeenkomsten tussen de uitgewerkte arrangementen binnen elk vraagprofiel? Bestaan er overeenkomsten tussen de zes uitgewerkte arrangementen? Bevatten de arrangementen vormen van ondersteuning die tot de functies OB en AB kunnen worden gerekend? De uitkomsten van deze werkconferentie komen uitgebreid aan de orde in hoofdstuk 4 van deze rapportage. A D 2) BEOORDELING VAN DE ARRANGEMENTEN In een ideale situatie zouden de arrangementen uit de werkconferentie in de praktijk worden uitgezet en vervolgens worden getoetst aan het analysekader zoals dat in hoofdstuk 2 is opgesteld. Het is echter niet mogelijk om in de praktijk te experimenteren met verzekerde rechten. Daarom zijn in een tweede bijeenkomst de arrangementen uit de werkconferentie beoordeeld door leden van de Ontwikkelgroep. Deze Ontwikkelgroep heeft binnen de brede Wmo-pilot tot taak om individuele en collectieve arrangementen te ontwikkelen op basis van de vraagprofielen Wmo (zie bijlage 2 voor de samenstelling van deze groep). Deze Ontwikkelgroep heeft in de afgelopen periode ervaring opgedaan met het ontwikkelen van integrale arrangementen binnen het domein van de Wmo. In deze bijeenkomst is aan de leden gevraagd om op basis van dezelfde cases die tijdens de werkconferentie aan de orde zijn geweest, een arrangement samen te stellen. Deze arrangementen werden vervolgens vergeleken met de arrangementen uit de werkconferentie en besproken aan de hand van de criteria om de meerwaarde te kunnen bepalen (zie hoofdstuk 2).
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 17 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
De beoordeling van de arrangementen aan de hand van de overige criteria uit het analysekader, wordt door de onderzoekers uitgevoerd op basis van de ontwikkelde arrangementen. Het gaat hier om de volgende criteria: Is de doelstelling van de inzet verschoven? Zijn er veranderingen ten aanzien van het beoogde resultaat? Wat is de aard van de begeleiding? Door wie wordt de begeleiding geleverd? Aan welke cliënten wordt deze begeleiding geleverd? Aan de hand van deze laatste criteria wordt ook duidelijk welke partijen na overheveling mogelijk OB dan wel AB kunnen gaan leveren (derde onderzoeksvraag). In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de beoordeling gepresenteerd. T OEPASSING VAN HET ANALYSEKADER De ontwikkelde arrangementen worden geanalyseerd met behulp van het analysekader. Omdat het hier om kwalitatieve gegevens gaat, zal ook de analyse kwalitatieve gegevens opleveren. Waar mogelijk zal zeker ten aanzien van substitutie van zware vormen van ondersteuningen, een indicatie worden gegeven van de te besparen kosten.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 18 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
4. 4.1
Ontwikkeling Wmo-arrangementen Inleiding In het kader van de proeftuin OB/AB in de Wmo van de gemeente Almere is op 9 mei 2007 een werkconferentie georganiseerd. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de opzet van de conferentie (paragraaf 4.2), de arrangementen die zijn ontwikkeld en hoe deze arrangementen onderling overeenkomen dan wel verschillen (paragraaf 4.3 en 4.4). In paragraaf 4.5 wordt een uitsplitsing gemaakt naar Wmo en AWBZ van de ondersteuning die is ingezet. In paragraaf 4.6 worden de belangrijkste bevindingen in dit hoofdstuk op een rij gezet.
4.2
Opzet van de werkconferentie Het doel van de werkconferentie was om ondersteuningsarrangementen te ontwikkelen waarin de functies OB en AB konden worden ingepast. Deze ondersteuningsarrangementen zijn samengesteld aan de hand van zes cases. Deze cases zijn ontleend aan de kenmerken van de Wmo-vraagprofielen C, D en E. Voor elk van deze profielen zijn twee cases opgesteld. Voor de werkconferentie is een aantal organisaties uit de gemeente Almere op het gebied van wonen, zorg, welzijn en cliëntondersteuning uitgenodigd (zie bijlage 1 voor deelnemerslijst). Deze mensen is gevraagd om in gemengde groepjes van drie personen ondersteuningsarrangementen uit te werken aan de hand van de volgende richtlijnen: De ondersteuning moet zo dicht mogelijk bij de cliënt worden georganiseerd (blijvende deelname aan de samenleving). Zoveel als mogelijk worden eerst algemene voorzieningen ingezet in plaats van specifieke voorzieningen (substitutie). Waar nodig worden vormen van ondersteuning ingezet om erger te voorkomen (preventie). Mensen worden uitgenodigd om bij het samenstellen van het arrangement buiten de kaders van het huidige zorgstelsel te treden wanneer dit de ondersteuningsvraag uit de case ten goede komt. De werkconferentie heeft zes arrangementen opgeleverd die in tabel 4 kort zijn samengevat met de bijbehorende cases. In dit hoofdstuk worden de uitgewerkte arrangementen geanalyseerd op basis van de volgende vragen: Bestaan er overeenkomsten tussen de uitgewerkte arrangementen binnen elk vraagprofiel? Bestaan er overeenkomsten tussen de zes uitgewerkte arrangementen? Bevatten de arrangementen vormen van ondersteuning die tot de functies OB en AB kunnen worden gerekend?
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 19 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
4.3
Vergelijking van arrangementen binnen het vraagprofiel Voor elk van de Wmo-vraagprofielen C, D en E zijn twee cases opgesteld (zie tabel 6 voor het overzicht). In deze cases is gevarieerd met de drie centrale variabelen van de Wmo-vraagprofielen: 1. zelforganiserend vermogen van de cliënt is hoog of laag; 2. potentie van de omgeving van de cliënt is hoog of laag; 3. de zorgvraag van de cliënt is licht, matig of zwaar. Uit tabel 4 blijkt dat elk Wmo-profiel wordt gekenmerkt door een bepaalde combinatie van deze drie variabelen. In deze paragraaf worden de twee arrangementen die tot hetzelfde vraagprofiel behoren, met elkaar vergeleken. De verwachting is dat arrangementen behorend tot hetzelfde vraagprofiel vergelijkbare kenmerken hebben.
4.3.1
Vergelijking arrangementen Wmo-vraagprofiel C In tabel 6 zijn de ondersteuningsarrangementen uitgewerkt voor de heer Traa en de heer Bout. Beide personen worden gekenmerkt door een gebrek aan zelforganiserend vermogen en een lage potentie van de omgeving die dat kan opvangen. Lichamelijk ondervinden de beide heren relatief weinig beperkingen. De ondersteuningsvraag van de heer Bout is echter wat zwaarder dan die van de heer Traa. Vanwege zijn licht verstandelijke beperking heeft de heer Bout op meer fronten ondersteuning nodig dan de heer Traa. O VEREENKOMSTEN Door hun gebrek aan zelforganiserend vermogen slagen beide heren er niet in om de juiste vorm van ondersteuning te regelen voor hun ondersteuningsvraag. Beiden lopen vast in hun situatie op verschillende fronten. Voor zowel de heer Bout als de heer Traa geldt dat iemand naast hen dient te gaan staan om de ondersteuningsvraag te verhelderen, hen te activeren en toe te leiden naar de juiste voorzieningen. V ERSCHILLEN De ondersteuningsvraag van beide heren verschilt in de mate van complexiteit. Dit vertaalt zich in de uitwerking van de arrangementen. Het arrangement van de heer Traa wordt gekenmerkt door een eenvoudige aanpak met een vrijwilliger die de heer Traa activeert terwijl het arrangement van de heer Bout vooral wordt gedomineerd door een professionele aanpak. Samen met een casemanager stelt de heer Bout een pakket samen bestaande uit Wmo- en AWBZ-voorzieningen. De heer Bout ontvangt meer cliëntondersteuning dan de heer Traa.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 20 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Vraagprofiel
Kenmerken profiel
C
Zelforganiserend vermogen cliënt is laag. Lage potentie omgeving. Lichte of matige ondersteuningsvraag.
Bijbehorende cases
Benodigde Wmo-ondersteuning
Lichte zorgvraag: de heer Traa Gepensioneerd, vereenzaamd, zorgt slecht voor zichzelf en het huishouden (hij ‘versmeert’), hoort slecht, rijdt slecht, beweegt weinig. Wandelde vroeger veel, kijkt graag goede films. Mijdt elke vorm van hulp.
Inzet van vrijwilliger uit de buurt die via hobby’s probeert vertrouwensband op te bouwen. Vervolgens doorverwijzen naar eetvoorziening, hulp bij het huishouden, gehoorapparaat, versterken sociaal netwerk (wandelclub), zelf vrijwilliger worden. Dit moet wel zijn afgeleid van de vraag van de heer Traa. De vrijwilliger is centrale figuur die de benodigde ondersteuning aandraagt.
Matige zorgvraag: de heer Bout Licht verstandelijk gehandicapte jongeman, werkt in de sociale werkplaats, heeft problemen met het voeren van een eigen huishouding, financiële administratie, slecht sociaal netwerk (‘verkeerde vrienden’ die overlast veroorzaken).
Aanvragen van een PGB van waaruit ondersteuning (OB en AB) kan worden gefinancierd. Casemanager formuleert samen met Peter zijn wensen. Combineren van sociale werkplaats met instapplaats DAC koken/huishouden, Libermancursus (sociale vaardigheden). Onderzoeken van vrijetijdsmogelijkheden en uitbreiding sociaal netwerk via diaconie, maatjesproject, DAC-activiteiten, ROC/scholen.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 21 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Vraagprofiel
Kenmerken profiel
D
Bijbehorende cases
Benodigde Wmo-ondersteuning
Zelforganiserend vermogen Zelforganiserend vermogen hoog: familie De Bruin Gepensioneerd echtpaar met verstandelijk gehandicapte cliënt is hoog of laag. dochter. Moeder heeft in toenemende mate last van haar Potentie omgeving is hoog. diabetes. De vader draait het huishouden en verzorgt vrouw Zware ondersteuningsvraag. en dochter. Er is geen tijd/energie meer voor hobby’s en het echtpaar maakt zich zorgen over de toekomst. Andere twee kinderen springen regelmatig bij.
De toename van de zorgvraag vormt een risico voor met name de heer De Bruin. De familie heeft een ondersteuningsarrangement nodig dat bestaat uit medische zorg voor mevrouw, de begeleiding van Suzanne en ondersteuning van de mantelzorger, de heer De Bruin. Wat heeft hij nodig om zorg te kunnen blijven bieden. Te denken valt aan preventieve ondersteuning (alphahulp), emotionele ondersteuning (lotgenoten) en vormen van respijtzorg. Inzet is behoud deelname aan samenleving en hobby’s. Voor de totale zorg aan het gezin wordt een casemanager aangesteld voor zowel de professionele als niet-professionele ondersteuning die naast de familie De Bruin gaat staan.
Zelforganiserend vermogen (tijdelijk) laag: de heer en mevrouw Jansen. Het huis waar het echtpaar Jansen in woont, dient te worden aangepast; beiden hebben lichamelijke beperkingen. Mevrouw heeft onlangs haar heup gebroken. Zij verblijft tijdelijk in het verpleegtehuis. De heer is door de situatie verward geraakt. Het echtpaar beschikt over een goed netwerk van familieleden, buren en mensen uit de kerk.
Insteek is dat bij de ondersteuning het netwerk zoveel als mogelijk wordt betrokken en onderhouden. Voorstel is iemand uit het integrale team als aanspreekpunt te laten optreden voor het netwerk van mensen dat ondersteuning levert. Waar mogelijk dient het netwerk te worden vergroot (bv. de kerk of leerlingen van het ROC die voor studiepunten activiteiten uitvoeren). Voor de heer Jansen wordt gedacht aan (tijdelijke) dagopvang en sociale activering. Mevrouw krijgt hulp in het huishouden en wordt gestimuleerd sociaal actief te blijven. Daarnaast bekijken of woning dient te worden aangepast dan wel dat in de buurt een geschikte woning voorhanden is.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 22 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Vraagprofiel
Kenmerken profiel
Bijbehorende cases
Benodigde Wmo-ondersteuning
E
Zelforganiserend vermogen cliënt is hoog of laag. Potentie omgeving is laag. Zware ondersteuningsvraag.
Zelforganiserend vermogen cliënt is hoog: mevrouw Boonstra. Zij is een weduwe, kan net rondkomen van een uitkering, heeft geen contact meer met dochter. Zij heeft last van haar hart, migraineaanvallen en dikke benen. Zij komt weinig buiten, is vereenzaamd en neerslachtig. Kan zich slecht voortbewegen en is door haar lichamelijke beperkingen niet in staat het huishouden te voeren.
Voor de ondersteuning aan deze vrouw wordt een casemanager aangesteld die samen met mevrouw Boonstra de benodigde ondersteuning samenstelt. Nodig kan zijn de cursus ‘Uitkomen met je inkomen’, zoeken naar mogelijkheden voor bewegen, verrichten van aanpassingen in het huis, inzetten van de huishoudelijke ondersteuning en hulpmiddelen voor vervoer. Het sociale netwerk versterken door: activering door maatje/vrijwilliger, eettafel, aansluiting bij hobby zoeken (naaien), relatie met dochter herstellen, mevrouw aanzetten tot vrijwilligerswerk.
Zelforganiserend vermogen cliënt is laag: de heer De Bok. Man van begin vijftig met een psychiatrisch verleden. Sinds de dood van zijn moeder neemt hij zijn medicatie slecht in, drinkt te veel, zorgt voor overlast, beweegt te weinig, heeft schulden en mijdt zorg. Wegens drankmisbruik is de toegang tot de voetbalkantine ontzegd waar hij als vrijwilliger altijd bijzonder actief was.
Het arrangement is allereerst gericht op het stabiliseren van de psychische situatie van de heer De Bok. Daarbij moet de afweging worden gemaakt of dit door de reguliere psychiatrie kan worden opgepakt of dat via een maatje langzaam het vertrouwen van de heer De Bok wordt gewonnen (dit kan ook nadat de behandeling is afgerond). Cruciaal is om de cliënt te verleiden en niet van alles op te leggen. Maatje kan voor de cliënt bemiddelen voor schuldhulpverlening, hulp in de huishouding, re-integratie, sport en spel. Discussie is of dit niet te zwaar is voor een vrijwilliger.
Tabel 4. Overzicht vraagprofielen met casusbeschrijving en uitgewerkt arrangement
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P ag i n a 23 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
4.3.2
Vergelijking arrangementen Wmo-vraagprofiel D Onder vraagprofiel D zijn twee arrangementen uitgewerkt voor de familie De Bruin en het echtpaar Jansen. In beide families is sprake van een zware ondersteuningsvraag die zich uitstrekt op diverse terreinen. Tevens beschikken de beide families over een omgeving met veel potentie als het gaat om het bieden van ondersteuning. De variatie bestaat uit de mate van zelforganiserend vermogen van de cliënt: hoog (familie De Bruin) of (tijdelijk) laag (echtpaar Jansen). O VEREENKOMSTEN Beide arrangementen kenmerken zich door het streven om de bestaande situatie zoveel als mogelijk te handhaven. Het goede netwerk van het echtpaar Jansen wordt waar mogelijk ingezet om ondersteuning te kunnen bieden aan hen beiden. Bij de familie De Bruin wordt (naast de medische zorg voor mevrouw en de begeleiding van Suzanne) vooral ingestoken op de ondersteuning van de heer De Bruin zodat hij als mantelzorger kan blijven functioneren. Beide arrangementen worden gekenmerkt door een mix van professionele en nietprofessionele ondersteuning waarvan een deel onder de Wmo valt en een deel onder de AWBZ. Omdat de ondersteuningsvraag zich uitstrekt op diverse terreinen, wordt in beide arrangementen een persoon aangesteld die de coördinatie van de ondersteuning op zich neemt en als aanspreekpunt fungeert voor de familie. V ERSCHILLEN Een verschil is dat de heer De Bruin als mantelzorger de belangrijkste ondersteuner is van zijn vrouw en kind. Voor het echtpaar Jansen is dat een omvangrijk netwerk van personen die ieder een deel van de ondersteuning leveren. Het is te verwachten dat, wanneer de ondersteuning rondom de familie De Bruin is georganiseerd, de rol van een externe coördinator afneemt. Voor het echtpaar Jansen zal naar verwachting de coördinator van belang blijven vanwege de complexiteit (veel ondersteuning nodig door verschillende mensen). Opvallend is dat voor het echtpaar Jansen iemand van het integrale team als aanspreekpunt fungeert. Daardoor is de ondersteuning voor het echtpaar Jansen ingebed in de Wmo-ondersteuningsstructuur van de gemeente Almere3.
4.3.3
Overeenkomsten en verschillen van Wmo-vraagprofielen E Het Wmo-vraagprofiel E wordt gekenmerkt door een zware ondersteuningsvraag van een cliënt die beschikt over een hoog of laag zelforganiserend vermogen. De potentie van de omgeving is laag. In tabel 6 is voor dit profiel de arrangementen uitgewerkt voor mevrouw Boonstra en de heer De Bok. Beide hebben veel ondersteuning nodig op diverse fronten.
3
In het integrale team zijn allerlei disciplines vertegenwoordigd op het gebied van wonen, welzijn en zorg en andere relevante organisaties. Dit team is in het kader van de ontwikkelpilot in Almere Haven ingesteld met als doelstelling om vanuit een integrale invalshoek de behoefte aan ondersteuning van mensen in de wijk om te zetten in individuele en collectieve arrangementen.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 24 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
O VEREENKOMSTEN Zowel voor mevrouw Boonstra als de heer De Bok wordt een coördinator ingezet die de ondersteuning in samenspraak met de beide personen initieert en coördineert. In beide arrangementen wordt geprobeerd het netwerk van de persoon te verbeteren en/of te herstellen naast het regelen van informele en professionele ondersteuning. V ERSCHILLEN Een belangrijk verschil is dat mevrouw Boonstra vooral wordt gehinderd door haar lichamelijke beperkingen waardoor ze slecht het huis uit kan en vereenzaamt. Zij heeft een zetje nodig om weer actief te worden en te worden toegeleid naar de juiste voorzieningen. Daardoor kan zij ondanks haar zware lichamelijke beperkingen toch goed thuis blijven wonen. De verwachting is dat wanneer de ondersteuning rondom mevrouw Boonstra is georganiseerd, de coördinatie daarvan weer in haar eigen handen komt te liggen. De heer De Bok daarentegen wordt vooral gehinderd door zijn psychische problematiek waardoor het moeilijk is om zijn leven op orde te krijgen. Bij hem zal naar verwachting eerst professionele zorg moeten worden ingezet om hem te stabiliseren zodat hij daadwerkelijk zelfstandig kan blijven wonen. Pas wanneer hij is gestabiliseerd, kan zijn ondersteuningsvraag op andere fronten worden opgepakt. De heer De Bok zal waarschijnlijk zijn hele leven enige vorm van (professionele) begeleiding nodig hebben om te voorkomen dat hij weer afglijdt.
4.4
Overeenkomsten tussen de zes arrangementen In de vorige paragraaf is vooral stilgestaan bij de overeenkomsten en verschillen tussen de arrangementen behorend tot hetzelfde Wmo-vraagprofiel. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de overeenkomsten tussen de zes arrangementen. De arrangementen zijn een uitwerking van zes cases die verschillen qua vraagstelling. Naast de vele verschillen in het ondersteuningsaanbod, is ook sprake van een aantal overeenkomsten. In de plenaire bespreking van de arrangementen tijdens de werkconferentie, werden de volgende elementen benoemd die in alle arrangementen aanwezig zijn: Het signaleren van een ondersteuningsvraag en afgeven bij de juiste instantie. Het verhelderen van de ondersteuningsvraag: wat wil een cliënt? Het aansluiten bij de potentie van de cliënt en de potentie van de omgeving. Vormen van cliëntondersteuning zoals het ondersteunen bij vraagverheldering van de cliënt, het toeleiden naar de juiste voorzieningen en het coördineren van de ondersteuning. Zoeken naar de balans tussen wat de cliënt wil en bemoeizorg. Insteek is om de cliënt te verleiden in plaats van de ondersteuning op te leggen. S IGNALEREN Bij het uitwerken van de fictieve cases was het stadium van signalering al voorbij. De vraag is reeds bekend bij hulpverleners. Het tijdig signaleren van een ondersteuningsvraag van een (potentiële) cliënt vormt echter een belangrijk aspect in de hele keten van de ondersteuning. Hoe kun je er voor zorgen dat
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 25 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
signalen worden opgepikt en doorgegeven, ook wanneer de cliënt zelf geen duidelijk signaal afgeeft. Dit aspect speelt met name bij cliënten die zelf weinig potentie hebben en ook weinig ondersteuning kunnen verwachten van hun directe omgeving. Het is een uitdaging om alle signalen te bundelen van personen en instanties die achter de voordeur komen van een cliënt. Te denken valt aan een alerte huisarts, woningcorporaties of mensen uit het sociale netwerk. Van belang is dat iedereen weet waar deze signalen kunnen worden afgegeven. V RAAGVERHELDERING Het uitgangspunt voor de ondersteuning is de vraag van een cliënt. Op welke onderdelen wil hij of zij worden ondersteund en welk doel heeft de cliënt daarbij voor ogen? Zo kan het zijn dat de één tevreden is met een rolstoel wanneer lopen moeilijk wordt terwijl een ander ondanks dezelfde beperkingen toch graag een rollator wil. Bij het verhelderen van een ondersteuningsvraag, kan een cliënt worden ondersteund. Door het stellen van vragen en het geven van informatie en advies, kan de burger zijn of haar vraag verfijnen of verder uiteenrafelen. Dit laat onverlet dat de cliënt zelf bepaalt welke ondersteuning nodig is. A ANSLUITEN BIJ DE POTENTIE VAN DE CLIËNT EN DE POTENTIE VAN DE OMGEVING De wijze waarop het ondersteuningsaanbod wordt ingericht, dient aan te sluiten op de potentie van de cliënt (het zelforganiserende vermogen) en de potentie van de omgeving. Wat kan een cliënt zelf en waar kan het netwerk van een cliënt worden ingezet om de nodige ondersteuning te kunnen leveren. Daarbij is het streven dat de participatie van cliënten aan de samenleving wordt vergroot; dat hun sociale netwerk wordt versterkt en dat de afhankelijkheid van cliënten van het professionele aanbod wordt verminderd. C LIËNTONDERSTEUNING In alle arrangementen is sprake van een vorm van cliëntondersteuning. Deze ondersteuning kan variëren qua inhoud en de persoon door wie de ondersteuning wordt geleverd. Op basis van de uitgewerkte arrangementen kunnen de volgende vormen van cliëntondersteuning worden onderscheiden: cliënt ondersteunen bij vraagverheldering; het activeren van de cliënt; de toeleiding naar voorzieningen van een cliënt; het coördineren van de ondersteuning rondom een cliënt (casemanagement). Welke vorm van cliëntondersteuning wordt ingezet en door wie deze wordt geleverd, is afhankelijk van de beperkingen die een cliënt ondervindt. De mate waarin een cliënt zichzelf kan redden, de potentie van de omgeving en de omvang van de ondersteuningsvraag zijn in dat kader relevant. Het activeren van de cliënt en de toeleiding naar de juiste vormen van ondersteuning kan door zowel vrijwilligers als professionals worden gedaan. Deze vorm van cliëntondersteuning stemt ook overeen met de cliëntondersteuning zoals deze door gemeenten in het kader van prestatieveld 3 onder Wmo wordt aangeboden. Cliëntondersteuning heeft in dit kader betrekking op de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) met als doel om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Dit kan informatie en advies zijn, maar ook een uitgebreide vraagverheldering en kortdurende ondersteuning bij het maken van keuzes op
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 26 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
levensterreinen4. Naarmate de complexiteit van het arrangement echter toeneemt, wordt ook de coördinatie van activiteiten van belang. Deze coördinatie kan tijdelijk of langdurig zijn. Uit de arrangementen wordt duidelijk dat cliënten die over een zelforganiserend vermogen beschikken dan wel hun mantelzorger, tijdelijk cliëntondersteuning nodig kunnen hebben om de benodigde ondersteuning op orde te krijgen. Wanneer een cliënt of diens omgeving echter niet over een organiserend vermogen beschikt en continuïteit is geboden vanwege een complexe en langdurige ondersteuningsvraag, kan een professional als cliëntondersteuner c.q. casemanager optreden. Z OEKEN NAAR EEN BALANS TUSSEN VRAAG EN AANBOD Tijdens de werkconferentie is stevig gediscussieerd over autonomie van een cliënt om over zijn eigen leven te kunnen beschikken en het aspect van de bemoeizorg: wanneer moet je ingrijpen voor de eigen bestwil (en de omgeving)? Zo min mogelijk hulp opleggen maar aansluiten op de vraag van cliënten en hen verleiden tot de nodige ondersteuning. Onder de Wmo krijgt dit aspect nog meer impact omdat de Wmo zich juist richt op het bevorderen van de zelfredzaamheid van burgers en het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Dit kan betekenen dat initiatieven die burgers nemen om te voorzien in hun eigen ondersteuningsvraag, niet in overeenstemming zijn met de gangbare opvattingen in de zorg.
4.5
Uitsplitsing van het arrangement naar Wmo, OB en AB In het kader van de centrale vraag van de proeftuin de gemeente Almere zijn de voorzieningen uit de zes arrangementen uitgesplitst naar de Wmo en de AWBZ functies OB en AB (zie tabel 5). Uit tabel 5 wordt duidelijk dat tussen de Wmo en de functies OB en AB duidelijke raakvlakken bestaan. Zowel binnen de functie OB als binnen de functie AB worden vormen van ondersteuning geboden die zijn gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid van cliënten in de samenleving. Waar onder de Wmo de vrijwilliger, het maatje of de welzijnsfunctionaris randvoorwaarden biedt aan de cliënt om het leven op orde te krijgen en het sociale netwerk te vergroten, kan een gespecialiseerde hulpverlener deze taken verrichten onder de functie OB. Al naar gelang de aard van de ondersteuningsvraag, de mate waarin een cliënt zelf in staat is om regie te voeren over het eigen leven én de potentie van de omgeving, kan de omvang, continuïteit en de professionaliteit van de ondersteuning worden opgevoerd. Als het gaat om het bevorderen van de zelfredzaamheid van cliënten in de samenleving, kunnen vormen van AB-dag daarin een belangrijk aandeel leveren. Opvallend is dat in de uitgewerkte arrangementen OB en AB vooral worden ingezet bij mensen met een verstandelijke of psychische beperking die ook in de huidige situatie deze vormen van ondersteuning ontvangen. Ook al zijn de mensen nadrukkelijk uitgenodigd om buiten de bestaande kaders te treden bij het vormen van arrangementen, in de praktijk lijkt men toch vast te houden aan de huidige setting.
4
Zie de notitie ‘Lokale loketten in de Wmo’, SGBO.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 27 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Arrangement
Vormen van Wmo-ondersteuning
Huidige vormen van OB-ondersteuning
Vraagprofiel C: de heer Traa
informatie en advies over voorzieningen; cliëntondersteuning door vrijwilliger; welzijnsactiviteiten (wandelclub).
Professioneel vangnet wanneer vrijwilliger niet in staat is de cliënt te ondersteunen (regie huishouden en persoonlijke verzorging, toeleiding naar voorzieningen, ondersteuning opbouw sociaal netwerk).
Vraagprofiel C: de heer Bout
cliëntondersteuning; sociale werkvoorziening; diaconie; wijkactiviteiten; schuldhulpverlening.
Activering van de cliënt om problemen aan te pakken. Ondersteuning bij de financiële administratie. Ondersteuning bij lezen, schrijven en rekenen. Ondersteuning van de cliënt in het contact met reguliere voorzieningen. Individuele ondersteuning in het opbouwen van een sociaal netwerk.
AB-dag gericht op verbeteren sociale vaardigheden. AB-dag gericht op verbeteren zelfstandigheid in het huishouden.
Eventueel AB-dag voor dochter gericht op het zelfstandig gaan wonen op termijn.
Vraagprofiel D: familie De Bruin
informatie en advies; cliëntondersteuning (casemanagement); hulp in het huishouden; mantelzorgondersteuning; lotgenotengroep; woningaanpassingen.
dagbesteding dochter; respijtzorg voor ouders.
Vraagprofiel D: echtpaar Jansen
Dagopvang voor de heer Jansen.
cliëntondersteuning, activering en casemanagement (integraal team); hulp in het huishouden; woningaanpassingen; wijkactiviteiten voor ouderen.
informatie en advies; activering door maatje; woningaanpassingen; hulpmiddelen; schuldhulpverlening; eettafel; naaicursus in de wijk.
Professioneel vangnet wanneer vrijwilliger niet in staat is de cliënt te ondersteunen (regie huishouden en persoonlijke verzorging, toeleiding naar voorzieningen, ondersteuning opbouw sociaal netwerk).
Vraagprofiel E: mevrouw Boonstra
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
Huidige vormen van AB-ondersteuning
P agi n a 28 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Arrangement
Vormen van Wmo-ondersteuning
Vraagprofiel E: de heer De Bok
hulp in de huishouding; schuldhulpverlening; cliëntondersteuning; activering door maatje; re-integratie arbeidsmarkt; sport en spel.
Huidige vormen van OB-ondersteuning
Na intramurale behandelingcliënt ambulant ondersteunen bij het toeleiden naar voorzieningen. Individuele ondersteuning in het opbouwen van een sociaal netwerk. Ondersteuning in regie huishouden en persoonlijke verzorging.
Huidige vormen van AB-ondersteuning
Casemanagement GGZ (trajectbegeleiding naar een zo normaal mogelijk bestaan)
Tabel 5. Uitsplitsing van de arrangementen naar Wmo- en AWBZ-ondersteuning
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 29 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
4.6
Conclusies In dit hoofdstuk is verslag gedaan van de arrangementen die tijdens de werkconferentie van 9 mei jl. zijn uitgewerkt. De arrangementen zijn beschreven en tegelijkertijd vergeleken ten aanzien van overeenkomsten en verschillen. De ondersteuning in de arrangementen zijn in dit hoofdstuk vervolgens uitgesplitst naar de Wmo en de AWBZ-functies OB en AB. In deze paragraaf wordt kort een beschouwing gegeven van de belangrijkste bevindingen van de werkconferentie. O VEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN DE ARRANGEMENTEN PER PROFIEL Op grond van de analyses is duidelijk geworden dat de uitwerking van de arrangementen binnen een vraagprofiel op bepaalde onderdelen met elkaar overeenkomen. In vraagprofiel C is het van belang dat iemand naast de cliënt komt te staan om hen vooral persoonlijke ondersteuning te bieden in hun weg door de samenleving. Welke route moet worden afgelegd wordt bepaald door de specifieke ondersteuningsvraag, de wijze waarop het sociale netwerk kan worden vergroot en de wijze waarop de participatie kan worden bevorderd. In de uitwerking van de cases behorend tot het vraagprofiel D, is de ondersteuning vooral gericht op het activeren en faciliteren van het netwerk dat de dagelijkse ondersteuning van een cliënt op zich neemt. Als daar een groot aantal personen en partijen bij is betrokken, loont het om een coördinator aan te stellen of een prominente mantelzorger deze taak te geven. De uitwerking van de arrangementen behorend bij vraagprofiel E vertoont overeenkomsten met de arrangementen van vraagprofiel C. Ook hier is het van belang dat iemand naast de cliënt gaat staan en deze ondersteunt in het op orde krijgen van het leven, zowel fysiek, psychisch als sociaal. Omdat hier sprake is van een zware ondersteuningsvraag, worden hogere eisen gesteld aan de professionaliteit van de ondersteuning. Zeker wanneer de cliënt over weinig potentie beschikt. O VEREENKOMSTEN TUSSEN ALLE UITGEWERKTE ARRANGEMENTEN In de voorgaande alinea werd al duidelijk dat tussen de verschillende vraagprofielen overeenkomsten zijn. Zowel voor de cliënten uit vraagprofiel C als E geldt dat zij baat hebben bij iemand die hen op sleeptouw neemt wanneer ze zelf weinig potentie hebben en niet kunnen terugvallen op een omgeving met potentie. Tevens blijken in alle arrangementen dezelfde elementen voor te komen zoals het verhelderen van de vraag, aansluiting zoeken bij de potentie van de cliënt en diens omgeving en het bieden van de juiste cliëntondersteuning. Opvallend is dat de cliëntondersteuning meer omvat dan onder de Wmo gebruikelijk is. Naarmate de ondersteuningsvraag toeneemt en de potentie van de cliënt en diens omgeving beperkt is, kan niet worden volstaan met het enkel informeren, adviseren en toeleiden van een cliënt naar vormen van ondersteuning. Meer inzet is nodig ten aanzien van de coördinatie, continuïteit en duur van de begeleiding van een cliënt opdat deze diens leven weer op de rit krijgt. Daarnaast kan de cliënt ook indirect worden ondersteund wanneer het netwerk van een cliënt wordt geactiveerd om hem of haar te ondersteunen. Zeker vanuit het oogpunt om mensen zoveel als mogelijk te laten participeren in de samenleving, kan deze indirecte cliëntondersteuning van groot belang zijn. EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 30 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
I NZET VAN W MO OF AWBZ- ZORG In de arrangementen wordt wisselend gebruik gemaakt van informele en professionele diensten om de cliënt in de betreffende casus te ondersteunen. Naarmate een cliënt of diens omgeving zelf meer potentie heeft, kan eerder worden volstaan met een vorm van informele Wmo-zorg (vrijwilliger of maatje). Daarbij is vooral het aspect van activering en toeleiding naar de juiste voorzieningen van belang. Een vrijwilliger kan ook uitkomst bieden wanneer de ondersteuningsvraag relatief licht is. In het geval sprake is van weinig potentie van een cliënt en diens omgeving, wordt door deelnemers eerder een gespecialiseerde hulpverlener als coördinator van de ondersteuning voorgesteld. Deze noodzaak wordt versterkt in het geval van een complexe ondersteuningsvraag waar verschillende partijen bij zijn betrokken. V OORKEUR VAN DE EIGEN INVALSHOEK In de werkconferentie is bij het uitwerken van de arrangementen bewust gekozen om de groepjes pluriform samen te stellen om te voorkomen dat vanuit één invalshoek een arrangement wordt opgesteld. Bij het uitwerken van de arrangementen werd echter duidelijk dat de deelnemers vooral vanuit hun eigen invalshoek met de casus aan de slag gingen. Zo hebben de werkgroepen waarin veel professionals zitting hadden, een arrangement uitgewerkt met relatief veel professionele ondersteuning. Het blijkt in de praktijk voor mensen toch lastig om los te komen van de eigen professionele situatie en met een frisse blik naar een casus te kijken.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 31 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
5. 5.1
Beoordeling van de arrangementen Inleiding Om te kunnen beoordelen of de uitgewerkte arrangementen voldoen aan een aantal belangrijke eisen die vanuit de Wmo en de ontwikkelpilot van de gemeente Almere worden gesteld, is op 6 september 2007 een tweede bijeenkomst georganiseerd met de leden van de Ontwikkelgroep. De Ontwikkelgroep bestaat uit alle projectleiders van de verschillende onderdelen/experimenten van de ontwikkelpilot van de gemeente Almere. In deze bijeenkomsten zijn opnieuw arrangementen uitgewerkt voor de cases die ook in de werkconferentie zijn behandeld (zie paragraaf 5.2). Vervolgens werd het nieuwe ondersteuningsarrangement door de Ontwikkelgroep vergeleken met het arrangement dat op de werkconferentie tot stand is gekomen (paragraaf 5.3). Aan de hand van het analysekader uit hoofdstuk 2 zijn door de onderzoekers de verschillen en overeenkomsten tussen de arrangementen uit de twee bijeenkomsten beoordeeld. Tijdens de tweede bijeenkomst met de Ontwikkelgroep zijn omwille van de tijd vier van de zes arrangementen besproken.
5.2
Beschrijving van de ‘nieuwe’ arrangementen In de bijeenkomst van 6 september jl. kregen de leden van de Ontwikkelgroep dezelfde cases voorgelegd als in de werkconferentie met de vraag welk ondersteuningsaanbod voor elke casus nodig is. Daarbij werden de leden uitgenodigd om vooral vanuit de kracht van een cliënt te redeneren, in plaats van diens beperkingen. Dit heeft vier ‘nieuwe’ arrangementen opgeleverd die in tabel 6 zijn samengevat. In de kolom ‘Wmo-ondersteuning’ van deze tabel is een aantal voorzieningen cursief gedrukt. Het gaat hier om vormen van begeleiding die pas deel uitmaken van de Wmo wanneer delen van OB en AB worden overgeheveld naar dit domein. O NDERSTEUNINGSARRANGEMENT VOOR DE HEER B OUT ( PROFIEL C) De kracht van de heer Bout is gelegen in het feit dat hij werk heeft en daar elke dag naar toe gaat, zelfstandig woont en een broer heeft die zich om hem bekommerd. En ook al profiteren de kennissen van zijn goedheid, hij is in ieder geval niet eenzaam. Voor de heer Bout is het vooral van belang om zijn zelfredzaamheid te verhogen ten aanzien van de huishouding en zijn financiële situatie en dat zijn sociale netwerk wordt verbreed en verstevigd. Volgens de Ontwikkelgroep is het zinvol dat iemand van het integrale team of een cliëntondersteuner van MEE samen met de heer Bout zijn behoefte aan ondersteuning in kaart brengt. Waarschijnlijk is de inzet van een maatje voor de heer Bout heel geschikt. Het maatje kan hem ondersteunen om zijn zelfredzaamheid ten aanzien van het huishouden en financiën te verhogen. Het maatje kan de heer Bout ook ondersteunen in zijn contacten met zijn broer, kennissen en de buurt. Tevens kan het maatje wijzen op geschikte vormen van vrijetijdsbesteding. Eventueel kan ook huishoudelijke ondersteuning worden ingezet wanneer dat voor de heer Bout weinig prioriteit heeft. Mogelijk heeft hij op onderdelen langdurige ondersteuning nodig. In dat geval zou bijvoorbeeld een
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 32 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
geschikte bewoner uit de buurt tegen betaling voor langere tijd hem kunnen ondersteunen op onderdelen in zijn leven. O NDERSTEUNINGSARRANGEMENT VOOR DE HEER T RAA ( PROFIEL C) De positieve kenmerken van de heer Traa is dat hij van de natuur houdt, graag goede films ziet, contact heeft met zijn zus, jarenlang heeft gewerkt en altijd zijn eigen huishouding heeft gevoerd. Omdat het werk is weggevallen, glijdt hij langzaam af in eenzaamheid, naast de lichamelijke klachten die bij hem gaan opspelen. Van belang is dat hij weer wordt geactiveerd door een appél te doen op zijn capaciteiten die hij ongetwijfeld al tijdens zijn werkzame leven heeft ingezet. De verwachting is dat wanneer hij weer onder de mensen komt, ook geprikkeld wordt om zichzelf beter te verzorgen. Punt van aandacht is echter wel hoe de heer Traa kan worden overgehaald om actief te worden. De huisarts krijgt het signaal van de zus van de heer Traa. Van belang is dat dit signaal en specifieke kennis over de heer Traa terechtkomt bij het integrale wijkteam. Vanuit dit team kan de heer Traa worden benaderd (samen met zijn zus bijvoorbeeld) met een gerichte vraag om zijn capaciteiten in te zetten voor anderen in de wijk (bijvoorbeeld ’t Gilde van de Vrijwilligers Centrale Almere). O NDERSTEUNINGSARRANGEMENT VOOR DE FAMILIE DE B RUIN ( PROFIEL D) De kracht van deze familie is dat ze een hechte familieband hebben, dat de heer De Bruin de zorg op zich neemt voor zijn vrouw en kind en dat beide ouders plezier hebben in bridgen. Van belang is om de kracht van het gezin te versterken door de dagelijkse druk weg te halen. Dit kan door de heer De Bruin te ondersteunen in het huishouden zodat hij samen met zijn vrouw weer kan bridgen. Eventueel kan voor Suzanne dan een oppas of respijtzorg worden geregeld. Ook moet actie worden ondernomen om Suzanne te ondersteunen om op termijn zelfstandig te gaan wonen. Ouders hebben vaak moeite om hun gehandicapte kind los te laten. De organisatie die de dagbesteding van Suzanne regelt, dient daar ook alert op te zijn en dit op tijd aan de orde te stellen. De wijkverpleegkundige komt al over de vloer bij de familie. Het is van belang dat zij signaleert dat de zorg de heer De Bruin boven het hoofd groeit. Dit signaal kan worden afgegeven aan het integrale wijkteam die vervolgens contact opneemt met de familie De Bruin. O NDERSTEUNINGSARRANGEMENT VOOR DE HEER DE B OK ( PROFIEL E) Een positief aspect van De heer De Bok is dat hij jarenlang zelfstandig heeft geleefd met een beetje hulp van zijn moeder. In die tijd zette hij zich ook in als vrijwilliger voor de plaatselijke voetbalclub. Zijn buurvrouw heeft geen contact met hem, maar ze maakt zich wel wat zorgen. De heer De Bok heeft potentie maar is deze kwijtgeraakt door het wegvallen van de ondersteuning die zijn moeder bood. Het aangrijpingspunt om het leven van de heer De Bok weer op de rit te krijgen, is dat hij zijn medicatie weer inneemt. Als de Thuiszorg wordt gewaarschuwd door de buurvrouw dat ze zich zorgen over hem maakt, zullen zij iets moeten doen met dat signaal. Zodra bekend is dat hij een psychiatrisch verleden heeft, zal waarschijnlijk eerst contact met de huisarts worden gelegd. Mogelijk heeft de huisarts ook al iets gemerkt omdat de heer De Bok geen medicijnen meer ophaalt of dat hij zich verward gedraagt. Van belang is dat de heer De Bok leert om op tijd zijn medicijnen in te nemen of dat iemand hem daarin ondersteunt.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 33 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Tevens is het van belang dat hij ook weer actief wordt op het gebied van sport en spel. Van belang is dat de heer De Bok op een integrale wijze wordt ondersteund zodat hij weer stabiel is en actief wordt in de samenleving.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 34 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Arrangement
Vormen van Wmo-ondersteuning
Vraagprofiel C: de heer Bout
Integraal team doet gericht een appél op de capaciteiten van de heer Traa om deze nuttig te maken voor mensen en activiteiten in de buurt. Te denken valt aan het Gilde van de VCA. Geen uitgebreide cliëntondersteuning nodig.
Vraagprofiel D: familie De Bruin
Wijkverpleegkundige schakelt het integrale wijkteam in voor cliëntondersteuning Hulp in het huishouden. Mantelzorgondersteuning door kinderen. Vrijwilliger voor oppas Suzanne;
Vraagprofiel E: de heer De Bok
AB-ondersteuning
Uitgebreide cliëntondersteuning door het integrale team of MEE om Peter te ondersteunen bij het samenstellen van een geschikt arrangement. Inzet van een maatje die Peter begeleidt bij huishouding, financiën, sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding. Mogelijk inzet van hulp bij het huishouden. Mogelijke inzet van betaalde kracht om Peter te langdurig te ondersteunen op bepaalde onderdelen in zijn leven.
Vraagprofiel C: de heer Traa
OB-ondersteuning
Dagbesteding dochter. Mogelijk respijtzorg voor ouders.
Eventueel AB-dag voor dochter gericht op het zelfstandig gaan wonen op termijn.
Integrale cliëntondersteuning gericht op structurering van medicijninname en toeleiding naar sport en spel in de samenleving. Doelstelling van de ondersteuning is stabiliseren en activeren van de heer de Bok.
Tabel 6. Indeling ondersteuningsarrangementen Ontwikkelgroep naar soort ondersteuning
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 35 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Uit de tabel blijkt dat de Ontwikkelgroep voor de vier cliënten het accent legt een uitgebreide ondersteuning vanuit de Wmo waarbij nieuwe vormen van Wmo-ondersteuning zijn toegevoegd. Bij de familie De Bruin wordt naast Wmoondersteuning ook lichte vormen van OB en AB noodzakelijk geacht.
5.3
Meerwaarde arrangementen In deze paragraaf worden arrangementen uit de werkconferentie en de bijeenkomst van de Ontwikkelgroep met elkaar vergeleken en beoordeeld aan de hand van de criteria uit het analysekader die de meerwaarde bepalen: 1. participatie in de samenleving; 2. kwaliteit van het arrangement; 3. substitutie van duurdere vormen van ondersteuning. In tabel 7 is de beoordeling van de arrangementen samengevat. Daaruit blijkt dat de Ontwikkelgroep op een aantal onderdelen duidelijk voor een andere insteek kiest dan de deelnemers aan de werkconferentie. De verschillen zijn zichtbaar ten aanzien van de volgende aspecten: Als mensen tot voor kort altijd zelfstandig hebben gewoond, geeft dat voor de Ontwikkelgroep aan dat ze zich op vele fronten prima kunnen redden. Van belang is dat de ondersteuning geen taken van mensen overneemt die zij zelf goed kunnen. De Ontwikkelgroep kiest niet gelijk voor het aanbieden van voorzieningen om de beperkingen/problemen te compenseren maar juist voor het activeren van de cliënt waardoor deze mogelijk zelf de problematiek kan aanpakken; Het is van belang om een tweesporenbeleid te voeren waarbij enerzijds de belangrijkste problematiek wordt aangepakt en anderzijds de participatie van de cliënt wordt bevorderd of behouden. In de uitwerking van arrangement vormt het integrale wijkteam voor de Ontwikkelgroep het belangrijkste vertrekpunt om Wmo-cliënten op een integrale manier wijze te benaderen. Signalen over mensen in de buurt die problemen ondervinden, moeten bij dit team terechtkomen. Hulpverleners die achter de voordeur komen, moeten getraind zijn in het signaleren wanneer er meer aan de hand is. Op deze manier kan vroegtijdig ondersteuning worden ingezet.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 36 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Arrangement
Participatie in de samenleving
Kwaliteit van het arrangement
Substitutie van zorg
de heer Bout
In het arrangement uit de werkconferentie zou de heer Bout op een groot aantal onderdelen van zijn leven afhankelijk worden van gespecialiseerde zorg en daardoor in het bijbehorende netwerk terecht komt. En dat terwijl Peter altijd op zichzelf heeft gestaan. Van belang is dat zijn ondersteuningsvraag vanuit een integraal perspectief wordt opgepakt en goed aansluit bij het bestaande netwerk.
Het arrangement uit de werkconferentie wordt als te zwaar omschreven. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met wat de heer Bout wel kan (zelf werken en wonen) en hoe hij nu is ingebed in de samenleving. Voorkomen moet juist worden dat hij gelijk in het zorgsysteem van de AWBZ rolt. Een PGB aanvragen heeft daarnaast niet zoveel zin als je niet goed kunt omgaan met geld.
De AWBZ-zorg in het arrangement van de werkconferentie kan worden vervangen door goede cliëntondersteuning en een maatje. Wel is het mogelijk dat de heer Bout op bepaalde onderdelen langdurige ondersteuning nodig heeft. Deze ondersteuning mag je niet van een maatje verwachten. Idee is om iemand uit de buurt tegen betaling langdurige ondersteuning te bieden aan Peter (Wmo-ondersteuner).
de heer Traa
Beide ondersteuningsarrangement bieden de heer Traa weer de kans om onder de mensen te komen en een rol van betekenis te kunnen spelen voor anderen.
In beide arrangementen wordt Wmoondersteuning ingezet. Ook wordt in beide arrangementen een appél gedaan om als vrijwilliger actief te worden. Verschil is dat in het arrangement van de werkconferentie de heer Traa gelijk wordt gewezen op allerlei voorzieningen als maaltijdvoorziening en huishoudelijke hulp. De verwachting is juist dat wanneer de heer Traa wordt geactiveerd, hij mogelijk ook thuis meer gaat aanpakken. Te snel wordt al een oplossing geboden terwijl hij misschien daar zelf ook weer goed in staat is na activering.
In dit arrangement vindt geen substitutie van AWBZ-zorg door Wmo-ondersteuning plaats. Wel is sprake van substitutie binnen de Wmo zelf. Duurdere vormen van Wmo-ondersteuning zoals HH worden voorkomen wanneer de heer Traa zelf wordt geactiveerd om e.v.a. weer op te pakken. Interessant is om voor de gehele groep van gepensioneerden arrangementen te ontwikkelen om te voorkomen dat ze inactief worden en ondersteuning nodig hebben.
familie De Bruin
Voor beide arrangementen geldt dat de heer en mevrouw De Bruin weer in staat worden gesteld om aan de samenleving deel te nemen. En ook Suzanne wordt gestimuleerd om de stap te zetten om alleen te gaan wonen.
De beide arrangementen van de werkconferentie en de Ontwikkelgroep vertonen duidelijk overeenkomsten. De heer De Bruin wordt prima in staat geacht om dat zelf te doen. Tijdens de werkconferentie werd in het midden gelaten of een professionele casemanager op dit gezin moet worden gezet. Met een goede cliëntondersteuning door het integrale team kan hij snel de ondersteuning voor zijn gezin coördineren.
De inzet van een professionele casemanager wordt als onnodig beschouwd. Dit heeft ook het gevaar in zich dat allerlei vormen van ondersteuning sneller in het professionele circuit worden gezocht. De inzet van professionele zorg voor Suzanne dient te worden gecontinueerd en mogelijk te worden geïntensiveerd om haar voor te bereiden op het zelfstandig gaan wonen. Het is van belang dat hulpverleners getraind zijn om signalen op te vangen als er meer
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 37 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Arrangement
Participatie in de samenleving
Kwaliteit van het arrangement
Substitutie van zorg ondersteuning nodig is zodat erger wordt voorkomen. Tevens moet duidelijk zijn waar deze signalen kunnen worden afgegeven.
de heer De Bok
Tijdens de werkconferentie werd gepleit voor opname van de heer De Bok voor behandeling. Volgens de Ontwikkelgroep verliest hij daarmee alle reeds kwetsbare banden met de samenleving. Door hem juist in zijn eigen woonsituatie te ondersteunen, behoudt hij datgene wat hij nog wel kan. Tevens kan hij gericht worden ondersteund om zijn banden met de samenleving te verstevigen.
Volgens de Ontwikkelgroep heeft de heer De Bok genoeg potentie om in zijn omgeving te blijven en dat wordt gezocht naar een manier hoe hij kan worden geactiveerd om zijn medicatie in te nemen. Door hem te activeren om zowel zijn medicijnen in te nemen als mede weer actief te worden als bijvoorbeeld vrijwilliger, kan zijn psychische en sociale situatie worden verbeterd.
Iemand die jarenlang voor zichzelf heeft kunnen zorgen met enkel toezicht van zijn moeder, heeft blijkbaar potentie om zich te kunnen handhaven met wat hulp. Wanneer moeder wegvalt, moet dat onderdeel worden gecompenseerd. Een opname wordt als een te zwaar middel gezien. Wel zal de cliëntondersteuning zeker in het begin intensief zijn. Tevens is het mogelijk de heer de Bok net als de heer Bout langdurige ondersteuning nodig heeft om de ondersteuning van zijn moeder te compenseren.
Tabel 7. Beoordeling arrangementen aan de hand van de inhoudelijke criteria van het analysekader
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 38 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
M OGELIJKE BESPARING Een belangrijk criterium voor het samenstellen van Wmo-arrangementen is dat dure vormen van ondersteuning waar mogelijk worden vervangen door goedkopere vormen van ondersteuning. De arrangementen van de Ontwikkelgroep laten een verschuiving zien van AWBZ-zorg naar vormen van Wmoondersteuning. Met name voor de cases van de heer Bout en de heer De Bok levert dat een besparing op ten opzichte van de arrangementen die tijdens de werkconferentie zijn uitgewerkt (die een traditioneel karakter hadden). Voor de cases van de heer Traa en familie De Bruin geldt de besparing minder, omdat daarvoor in het eerdere arrangement geen OB/AB was voorzien (Traa) of omdat er ook in dit arrangement wel sprake is van OB/AB (De Bruin). Op basis van de bestaande tarieven voor AWBZ-zorg is een inschatting gemaakt van de kosten van bespaarde AWBZ zorg per week. In tabel 8 worden de bespaarde kosten inzichtelijk gemaakt. Arrangement
OB-besparing
AB-besparing
de heer Bout
Besparing op jaarbasis bij een inzet van 5,1 uur per week: 12.000 euro
Besparing op jaarbasis bij een inzet van 4 uur AB-dag per week: circa 6.000 euro
de heer De Bok
Besparing op jaarbasis bij een inzet van 5,1 uur per week: 12.000 euro (wordt pas ingezet nadat de heer de Bok weer thuis is)
Besparing op jaarbasis bij een inzet van 2 uur AB-alg per week: ruim 5000 euro
Besparing verblijf
Besparing op jaarbasis bij een opname voor ZZP35: ruim 46.000 euro
Tabel 8. Indicatie van besparingen AWBZ-zorg
De besparing op AWBZ-zorg heeft een verzwaring van de Wmo-ondersteuning tot gevolg. Uit de arrangementen is gebleken dat dit deels met bekende vormen van ondersteuning wordt opgepakt. De arrangementen bevatten echter ook nieuwe elementen van ondersteuning die nog niet inhoudelijk en financieel tot het Wmo-domein behoren. Dat betekent dat de hiervoor berekende besparing op de AWBZ weer deels wordt ingezet voor de extra ondersteuning die onder de Wmo wordt geleverd. In de volgende paragraaf wordt geanalyseerd hoe de vorm en inhoud van de functies OB en AB als gevolg van de overheveling kunnen veranderen. In deze analyse komen de nieuwe vormen van Wmo-ondersteuning aan de orde.
5.4
Inhoud en vorm van AWBZ-functies na overheveling In het analysekader zijn naast de criteria om de meerwaarde te kunnen bepalen, ook criteria opgenomen om vast te stellen hoe de inhoud en vorm van de
5
De inschatting in een ZZP is op grond van de casusbeschrijving gedaan door een adviseur van bureau
HHM die nauw betrokken is bij de invoering van de ZPPs in de GGZ.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 39 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
functies OB en AB veranderen als gevolg van de overheveling. Deze criteria zijn vervat in de onderstaande vragen: 1. Is de doelstelling van de inzet verschoven? 2. Zijn er veranderingen ten aanzien van het beoogde resultaat? 3. Wat is de aard van de begeleiding? 4. Door wie wordt de begeleiding geleverd? 5. Aan welke cliënten wordt deze begeleiding geleverd? In tabel 9 wordt de inhoudelijke verschuiving zichtbaar gemaakt van de ondersteunende en activerende begeleiding, zoals deze nu onder de AWBZ wordt geleverd, naar een vorm van begeleiding die vooral is gericht op een intensieve ondersteuning van de cliënt en diens netwerk. Het beoogde resultaat van de Wmo-begeleiding is dat cliënten zichzelf met de juiste ondersteuning zelfstandig kunnen redden in de samenleving. De begeleiding is dan vooral gericht op het activeren van de cliënt om zelf actief te worden en daarnaast het arrangeren en coördineren van de ondersteuning die nodig is voor de cliënt om zichzelf te redden in de samenleving. In eerste instantie wordt een belangrijk deel van deze begeleiding door het integrale team in de gemeente Almere opgepakt. Van belang is dat van meet af aan met een integrale blik wordt gekeken naar de ondersteuningsvraag die voor ligt. De begeleiding kan worden ingezet voor mensen die om verschillende redenen vastlopen in leven. Met name de mensen die, evenals hun omgeving, zelf weinig potentie hebben zullen baat hebben bij extra ondersteuning om hun leven weer op orde te krijgen (vooral vraagprofielen C en E). De ondersteuning in de Wmo-arrangementen vertonen de meeste overeenkomsten met de huidige functie ondersteunende begeleiding. Toch zijn er ook elementen van AB te herkennen als het gaat om de intensieve ondersteuning van cliënten om hen toe te leiden naar voorzieningen en de coördinatie van het arrangement. Een andere overeenkomst is dat de intensieve cliëntondersteuning aan tijd is begrensd. Op een gegeven moment moet de cliënt en/of diens netwerk zelf de regie en coördinatie in handen hebben. Omdat de ondersteuning in de Wmo-arrangementen lastig is te herleiden tot OB dan wel AB, wordt in tabel 9 gesproken over begeleiding. Deze term sluit aan bij wat in paragraaf 1.2 door verschillende adviesorganen wordt gepleit om de functie OB samen te voegen met dat deel van de functie AB dat is gericht op het verbeteren van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid tot de functie begeleiding.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 40 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Ondersteunende begeleiding
Activerende begeleiding
Begeleiding onder de Wmo
Doelstelling
Het behoud van zelfredzaamheid, voorkomen van achteruitgang, stabilisatie, ondersteunen cliëntsysteem voorkomen van ‘terugval’.
Het vergroten van vaardigheden en gedrag en het leren omgaan met de fysieke, psychische en psychosociale beperkingen, die het gevolg zijn van de ziekte/stoornis.
Het behoud en bevorderen van de zelfredzaamheid, stabilisatie, het behoud en bevorderen van de participatie aan de samenleving, het vergroten van de vaardigheden en het gedrag teneinde de zelfredzaamheid en participatie in de samenleving te vergroten.
Resultaat
De verwachting is dat de ondersteuning bijdraagt aan een stabiele levenssituatie; voorkomen van sociaal isolement, met name bij cognitieve beperkingen.
De verwachting is dat de cliënt in staat is om zich te ontwikkelen/vaardigheden en gedrag te kunnen trainen. Verbeteringen zijn te verwachten, binnen een afzienbare periode. Vandaar dat de inzet van AB per definitie in tijd is begrensd.
De verwachting is dat de ondersteuning aan de cliënt en diens omgeving bijdraagt aan een stabiele levenssituatie voor de cliënt en dat sociaal isolement wordt voorkomen of aangepakt. En dat de cliënt zijn vaardigheden heeft verbeterd om zichzelf staande te houden in de samenleving.
Aard van de begeleiding
Gericht op handhaving in de eigen omgeving, kan ook in een instelling zijn. De begeleiding kan zowel aan individuen (OB-alg) als in groepsverband (OBdag) worden geleverd. Daarnaast vormen van respijtzorg. OB-alg: individuele begeleiding bij wonen, sociaal netwerk en contact met instanties vormen van gezinsondersteuning6.
Ontwikkelingsgericht, aanleren van vaardigheden of gedrag en gericht op de gevolgen van de aandoening. De begeleiding kan zowel aan individuen (AB-alg) als in groepsverband (AB-dag) worden geleverd. AB-alg: trainen van vaardigheden toeleiding naar voorzieningen gezinsbegeleiding coördinatie multiproblem gezinnen toeleiden van zorgmijders naar vormen van behandeling AB-dag: groepsactiviteiten gericht op het verbeteren van vaardigheden
Gericht op handhaving in de eigen omgeving door: intensieve cliëntondersteuning om arrangement tot stand te brengen individuele begeleiding bij het wonen, sociaal netwerk en contact met instanties door zowel leken als gespecialiseerde hulpverleners indirecte ondersteuning van de cliënt door activering van het netwerk die vervolgens de daadwerkelijke ondersteuning aan de cliënt biedt.
OB-dag: diverse vormen van dagbesteding
Trainen van vaardigheden ter bevordering van de zelfredzaamheid (in groepsverband)
6
Zowel in gezinnen waar kinderen een verstandelijke beperking hebben als in gezinnen waar sprake is van een multiproblematiek. Verschil met AB in dit kader is de mate van complexiteit van de zorgvraag die voorligt en de deskundigheid van de zorgverlener die wordt ingezet. Onderscheidend criterium is de aanwezigheid van een gedragsproblematiek die een zwaardere inzet vereist. EO/07/2655/wmal, © HHM 2007
P agi n a 41 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Ondersteunende begeleiding Door wie
Aan wie
Thuiszorginstellingen Verstandelijke gehandicaptenzorg Verzorgingshuizen Dagverblijf voor ouderen RIBW’s GVT’s Verpleeghuizen (OB-dag) Mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking die (begeleid) zelfstandig wonen of in semimurale woonvormen verblijven. Thuiswonende dementerende ouderen Gezinnen met een verstandelijk gehandicapt kind Gezinnen met een multiproblematiek
Kern: beperkingen ten aanzien van sociale redzaamheid en sociale relaties/maatschappelijk leven.
Activerende begeleiding
Verstandelijke gehandicaptenzorg Dagverblijf voor ouderen Auditief en visueel gehandicapten Thuiszorginstellingen (AB-alg)
Begeleiding onder de Wmo
Zwerfjongeren (18-24; vooral AB). Zorgmijders (zowel vanuit GGZ als V&V; in eerste instantie vooral AB). Mensen met een verstandelijke/psychische beperking Thuiswonende dementerende ouderen Gezinnen met een verstandelijk gehandicapt kind Gezinnen met een multiproblematiek Kern: beperkingen ten aanzien van sociale redzaamheid en sociale relaties/maatschappelijk leven.
Integrale wijkteams Wmo-begeleider (ondersteunt cliënt bij praktische onderdelen van het bestaan) En alle reguliere instanties wanneer deze specifieke ondersteuning nodig is. Welzijnsorganisaties ten behoeve van groepsgerichte activiteiten. Mensen met een ondersteuningsvraag conform de vraagprofielen C,D en E. Het gaat hier veelal om mensen met weinig potentie of waarvan de omgeving weinig potentie heeft. Mensen uit de omgeving van cliënten met een ondersteuningsvraag.
Tabel 9: analyse vorm en inhoud functie begeleiding naar overheveling
EO/07/2655/wmal, © HHM 2007
P agi n a 42 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
5.5
Meerwaarde van overheveling Een Wmo-arrangement met vormen van OB en AB heeft meerwaarde wanneer: 1. een cliënt ondersteuning ontvangt die aansluit op de vraag en rekening houdt met de potentie van de cliënt en diens omgeving (kwaliteit); 2. de ondersteuning er maximaal op gericht is dat een cliënt zoveel als mogelijk deel uitmaakt van de samenleving (participatie); 3. goedkopere vormen van ondersteuning worden ingezet zonder dat wordt ingeboet ten aanzien van de kwaliteit en participatie (substitutie). Uit de beoordeling van de ’nieuwe’ arrangementen van de Ontwikkelgroep blijkt dat deze, ten opzichte van de arrangementen van de werkconferentie, op een aantal van de bovenstaande criteria zijn verbeterd. De verbeteringen hebben betrekking op de volgende onderdelen: Als mensen tot voor kort altijd zelfstandig hebben gewoond, geeft dat aan dat ze zich op vele fronten prima kunnen redden. Van belang is dat de ondersteuning geen taken van mensen overneemt die zij zelf goed kunnen uitvoeren. Een aantal arrangementen van de werkgroep zijn in dit kader te zwaar opgetuigd (met name de heer Bout en de heer de Bok). De Ontwikkelgroep kiest niet gelijk voor het aanbieden van voorzieningen om de beperkingen/problemen te compenseren maar juist voor het activeren van de cliënt waardoor deze zelf de problematiek kan aanpakken. Door een appél te doen op wat iemand wel kan en deze persoon weer onder de mensen te brengen, kan dit bijvoorbeeld als positief effect hebben dat iemand weer moeite doet om zichzelf en het huis toonbaar te maken voor anderen (de heer Traa). Dit uitgangspunt past nadrukkelijk bij de Wmo als participatiewet, gericht op ‘meedoen’ op het maatschappelijk verkeer, ook met beperkingen. Het is van belang om gelijk een tweesporenbeleid te voeren waarbij enerzijds de belangrijkste problematiek wordt aangepakt en anderzijds de participatie van de cliënt wordt bevorderd of minstens wordt behouden. Het onderdeel zijn van de samenleving kan net zo belangrijk zijn als een goede hulp in de huishouding (De heer de Bok, de heer Bout, De heer Traa). Vanuit dit perspectief heeft het inzetten van de functie begeleiding (delen van OB en AB samengevoegd), aanvullend op het huidige pakket van Wmovoorzieningen, een duidelijke meerwaarde ten opzichte van de huidige situatie. Door een intensieve cliëntondersteuning, waarin naast de reguliere functies (informatie, advies en toeleiding) ook ruimte is voor coördinatie van een arrangement en het activeren van de cliënt en diens netwerk, kunnen met name cliënten als de heer Bout en de heer De Bok toch op alle fronten deel blijven uitmaken van de samenleving en de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben. Daarvoor is meer inzet nodig dan nu onder de Wmo kan worden geboden. Deze inzet wordt echter goedkoper geschat dan de AWBZ-zorg die anders zou worden ingezet. Op het moment dat de situatie is gestabiliseerd en de ondersteuning is geregeld, trekt de cliëntondersteuning zich terug. Voor bepaalde cliënten kan het noodzakelijk zijn dat zij op bepaalde onderdelen in hun leven langdurig worden ondersteund. Voor deze cliënten zou een basale vorm van ondersteuning (Wmo-ondersteuner) moeten worden ingezet om te voorkomen dat zij in de toekomst weer afglijden naar de oude situatie.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 43 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
V ORM EN INHOUD VAN OB EN AB NA OVERHEVELING Uit het voorgaande is al duidelijk geworden dat in de Wmo-arrangementen vormen van begeleiding worden ingezet die aanvullend zijn op het huidige Wmoondersteuningsaanbod. Deze vorm van begeleiding heeft de meeste overeenkomst met de functie OB maar bevat ook onderdelen van de functie AB. Vandaar dat uiteindelijk is gekozen voor de brede term ‘begeleiding’. Op een aantal onderdelen heeft de functie begeleiding belangrijke veranderingen ondergaan ten aanzien van de huidige vormen van ondersteunende en activerende begeleiding. De belangrijkste veranderingen zijn aan de orde bij: Doelstelling van de inzet: niet louter op het individu gericht maar ook op diens netwerk met als doel de participatie van de cliënt aan de samenleving te bevorderen c.q. te behouden. De aard van de begeleiding: intensieve cliëntondersteuning die verder gaat dan onder de Wmo gebruikelijk is, indirecte ondersteuning van de cliënt door activering van diens netwerk om de ondersteuning op te pakken en begeleiding bij praktische dagelijkse zaken waarvoor geen specifieke deskundigheid is vereist (Wmo-ondersteuner). Wie de begeleiding levert: integrale wijkteams, inzet van een Wmoondersteuner zonder specifieke deskundigheid die een cliënt langdurig ondersteunt bij praktische zaken. Wie de begeleiding ontvangt: de belangrijkste doelgroep voor de functie begeleiding zijn de cliënten die zelf weinig potentie hebben en waarvan de omgeving ook over weinig potentie beschikt. Deze beperkingen komen redelijk overeen met de beperkingen ‘gebrek aan sociale redzaamheid en sociale relaties’ zoals de cliëntgroepen van OB en AB deze veelal ondervinden. Het gebrek aan potentie wordt echter niet herleid tot zeven grondslagen zoals dat in de AWBZ gebeurt. Om tal van redenen kunnen Wmo-cliënten weinig potentie hebben. Dit leidt tot een bredere doelgroep van mensen die in aanmerking komen voor begeleiding dan onder de AWBZ gebruikelijk is.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 44 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
6.
Conclusies Dit onderzoek stond in het teken van de vraag wat de meerwaarde is om delen van de functies OB en AB in te passen in de ondersteuningsarrangementen behorend bij de vraagprofielen C, D en E van de gemeente Almere. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is een aantal onderzoeksvragen opgesteld. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies uit de voorgaande hoofdstukken op een rij gezet. Deze antwoorden vormen samen het uiteindelijke antwoord op de centrale onderzoeksvraag in paragraaf 6.4 waarin de slotconclusies van dit onderzoek zijn verwoord.
6.1
Inpassing van de functies OB en AB in de Wmo De eerste onderzoeksvraag had betrekking op de wijze waarop de functies OB en AB kunnen worden ingepast in de ondersteuningsarrangementen behorend tot de vraagprofielen C, D en E. Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn in een werkconferentie arrangementen ontwikkeld op basis van zes cases. De arrangementen verschilden onderling van elkaar wat betreft het soort ondersteuning dat werd ingezet voor de desbetreffende cliënt. Toch bleken in alle arrangementen de volgende elementen aanwezig te zijn: Het signaleren van een ondersteuningsvraag en het afgeven van dit signaal bij de juiste instantie. Het verhelderen van de ondersteuningsvraag: wat wil een cliënt? Het aansluiten bij de potentie van de cliënt en de potentie van de omgeving. Vormen van cliëntondersteuning zoals het ondersteunen bij vraagverheldering van de cliënt, het toeleiden naar de juiste voorzieningen en het coördineren van de ondersteuning. Zoeken naar de balans tussen wat de cliënt wil en bemoeizorg. Insteek is om de cliënt te verleiden in plaats van de ondersteuning op te leggen. Opvallend was dat in de arrangementen cliëntondersteuning zwaarder werd ingezet dan onder de Wmo tot dusver gebruikelijk is. Met name wanneer de potentie van de cliënt en diens omgeving beperkt is, is meer inzet nodig om de cliënt te activeren, het arrangement rondom de cliënt op te bouwen en het omringende netwerk van de cliënt te activeren. Zeker vanuit het oogpunt om mensen zoveel als mogelijk te laten participeren in de samenleving, kan deze indirecte vorm cliëntondersteuning van groot belang zijn. In de arrangementen werd wisselend gebruik gemaakt van informele en professionele diensten om de cliënt in de betreffende casus te ondersteunen. Naarmate een cliënt zelf minder potentie had en tevens kampte met een middelmatige tot zware ondersteuningsvraag, werd veelal AWBZ-zorg ingezet om deze cliënt te ondersteunen. Dit was vooral het geval bij de cliënten met verstandelijke beperking en een psychiatrische beperking.
6.2
Beoordeling van de arrangementen
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 45 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
De arrangementen uit de werkconferentie zijn in een tweede bijeenkomst beoordeeld door leden van de Ontwikkelgroep. Dit onderdeel in het onderzoek diende een antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag: welke meerwaarde levert de uitvoering van de functies OB en AB op binnen de Wmo ten opzichte van de huidige situatie in de gemeente Almere? Aan hen is gevraagd de arrangementen uit de werkconferentie aan de hand van de volgende vragen: Ontvangt de cliënt ondersteuning die aansluit op de vraag en rekening houdt met de potentie van de cliënt en diens omgeving (kwaliteit). Maakt de cliënt zoveel als mogelijk deel uit van de samenleving (participatie). Worden goedkopere vormen van ondersteuning ingezet zonder dat aan kwaliteit en participatie wordt ingeboet (substitutie). Uit de beoordeling van de Ontwikkelgroep is gebleken dat de arrangementen van de werkconferentie voor verbetering vatbaar zijn. Met name de arrangementen voor de cliënten met een verstandelijke of psychische beperking zijn naar het oordeel van de Ontwikkelgroep in de werkconferentie te zwaar opgetuigd. In de arrangementen is onvoldoende rekening gehouden met wat deze cliënten wel kunnen. Met een intensieve cliëntondersteuning door het integraal team en waar nodig een structurele inzet van een betaalde kracht (Wmo-ondersteuner), worden de mensen uit deze cases in staat geacht zich te handhaven in de samenleving. Daarnaast kunnen de arrangementen zich verbeteren op het onderdeel participatie. Het activeren van een cliënt en diens netwerk is minstens zo belangrijk als het aanbieden van voorzieningen om beperkingen/problemen te compenseren. Door een appél te doen op wat iemand wel kan en deze persoon weer onder de mensen te brengen, kan deze persoon ook actiever worden op andere fronten (huishouding). Wanneer de arrangementen op deze onderdelen worden aangepast, neemt zowel de kwaliteit van het arrangement toe als de mate waarin een cliënt deel uit maakt van de samenleving. En dat terwijl goedkopere vormen van ondersteuning worden ingezet in plaats van AWBZ-zorg. M EERWAARDE Op basis van het bovenstaande is geconcludeerd dat het inzetten van de functie begeleiding (delen van OB en AB samengevoegd), aanvullend op het huidige pakket van Wmo-voorzieningen, een duidelijke meerwaarde heeft ten opzichte van de huidige situatie waarin de functies enkel op basis van een indicatie aan mensen wordt geboden. Door een intensieve cliëntondersteuning waarin naast de reguliere functies (informatie, advies en toeleiding) ook ruimte is voor coördinatie van een arrangement en het activeren van de cliënt en diens netwerk, kunnen met name cliënten die zelf weinig potentie hebben, deel blijven uitmaken van de samenleving en de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben. Daarvoor is weliswaar meer inzet nodig dan nu formeel onder de Wmo kan worden geboden. Deze inzet wordt echter goedkoper geschat dan de AWBZzorg die anders zou worden ingezet. Op het moment dat de situatie is gestabiliseerd en de ondersteuning is geregeld, trekt de cliëntondersteuning zich terug. Voor bepaalde cliënten kan het noodzakelijk zijn dat zij op onderdelen in
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 46 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
hun leven langdurig worden ondersteund. Voor deze cliënten zou een basale vorm van ondersteuning (Wmo-ondersteuner) moeten worden ingezet om te voorkomen dat zij in de toekomst weer afglijden naar de oude situatie.
6.3
Uitvoering van OB en AB onder de Wmo De derde onderzoeksvraag had betrekking op de organisatie van de functies OB en AB onder de Wmo: wie kunnen deze functies of onderdelen daarvan op lokaal niveau het beste uitvoeren? In hoofdstuk 5 is een vergelijking gemaakt van de functies OB en AB zoals deze nu onder de AWBZ worden uitgevoerd en de vormen van OB en AB die in de Wmo-arrangementen voorkomen. Omdat de ondersteuning in de Wmoarrangementen niet strikt is te herleiden tot OB dan wel AB, is de keus gemaakt om te spreken van de term ‘begeleiding’. Op een aantal onderdelen heeft de functie begeleiding belangrijke veranderingen ondergaan ten aanzien van de huidige vormen van ondersteunende en activerende begeleiding. De belangrijkste veranderingen zijn aan de orde bij de aard van de begeleiding, door wie de ondersteuning wordt geleverd en wie deze ondersteuning ontvangt. A ARD VAN DE BEGELEIDING In de Wmo-arrangementen wordt een intensieve cliëntondersteuning ingezet die verder gaat dan onder de Wmo gebruikelijk is. De inzet is gericht op het activeren van de cliënt, het opbouwen van een arrangement en de coördinatie daarvan tot het moment dat de cliënt of een mantelzorger dit kan overnemen (in tijd dus begrensd). In tegenstelling tot de AWBZ waarin de ondersteuning is gericht op het individu, kan de ondersteuning in de Wmo zich ook richten op het netwerk van een cliënt. Deze indirecte cliëntondersteuning heeft tot doel het netwerk te activeren ten behoeve van de cliënt. Naast deze directe en indirecte cliëntondersteuning is ook een vorm van begeleiding opgenomen in de arrangementen die aansluit bij de huidige OB. Het gaat hier om een langdurige ondersteuning van een cliënt op een bepaald onderdeel van zijn leven waarvoor geen specifieke deskundigheid is vereist, de zogenaamde Wmo-ondersteuner. H ET LEVEREN VAN DE BEGELEIDING Bij de uitwerking van arrangementen door de Ontwikkelgroep is regelmatig het integrale team genoemd voor de uitvoering van de cliëntondersteuning. Omdat in dit team diverse organisaties zijn vertegenwoordigd, wordt de ondersteuningsvraag die voorligt integraal bekeken. Het is echter ook voorstelbaar dat de reguliere cliëntondersteuners zoals MEE of een ouderenadviseur deze intensieve cliëntondersteuning bieden. Ten aanzien van langdurige ondersteuning van een cliënt zonder dat daar specifieke deskundigheid voor is vereist, is niet duidelijk wie deze functie het beste zou kunnen leveren c.q. organiseren. Het is mogelijk dat deze Wmoondersteuners via de gemeente worden ingehuurd om in de wijk mensen bij te staan bij bepaalde handelingen. Voor deze vorm van begeleiding is meer onderzoek nodig om daar een uitspraak over te doen. A AN WIE WORDT DE BEGELEIDING GELEVERD ?
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 47 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
Zowel uit de inventarisatie als uit de arrangementen is gebleken dat met name cliënten die weinig potentie hebben of waarvan de omgeving over weinig potentie beschikt, het meeste behoefte hebben aan een vorm van intensieve cliëntondersteuning en/of Wmo-ondersteuning. De aard van deze beperkingen komen overeen met de beperkingen die de cliëntgroepen voor OB en AB ondervinden. Het belangrijkste verschil is echter dat de inzet van de Wmobegeleiding niet alleen is voorbehouden aan mensen die beperkingen hebben die zijn te herleiden tot de zeven AWBZ-grondslagen. De redenen waarom een Wmo-cliënt ondersteuning nodig heeft, kunnen talrijk zijn. Dit betekent dat onder de Wmo een veel bredere groep in aanmerking komt voor een vorm van begeleiding die voorheen aan een meer select gezelschap was voorbehouden. Dit kan vanuit het oogpunt van preventie positieve consequenties hebben voor de langere termijn (voorkomen inzet van zware vormen van ondersteuning).
6.4
Slotconclusies Op grond van de proeftuin in de gemeente Almere, waarin onderzoek gedaan is naar de mogelijke inzet van OB/AB onder de Wmo, kunnen de volgende conclusies worden getrokken. 1.
De functies OB en AB kunnen onder de Wmo leiden tot een meerwaarde voor cliënten. Deze meerwaarde komt vooral tot uiting in grotere maatschappelijke participatie van de betreffende cliënten. Het ontstaan van de meerwaarde houdt verband met de verschuiving van activiteiten die na de overheveling van OB/AB naar de Wmo zal plaatsvinden.
2.
Onder de Wmo verschuift een deel van de OB/AB van individueel geïndiceerde zorg naar een meer collectief georiënteerde voorziening. Accenten in de begeleiding liggen meer op (tijdelijke) intensieve cliëntondersteuning, casemanagement en aandacht voor het netwerk van de betreffende cliënten. Hierdoor wordt verwacht dat de inzet van de begeleiding onder de Wmo goedkoper zal blijken te zijn dan nu onder de AWBZ het geval is.
3.
De inzet van begeleiding (OB/AB) onder de Wmo kan nauw worden verbonden met andere voorzieningen onder gemeentelijke regie, in de Wmo pilot Almere gebundeld in de integrale wijkteams. Dit leidt enerzijds tot de vorming van nieuwe functies (zoals een Wmo-begeleider), anderzijds blijven de reguliere instanties noodzakelijk voor het leveren van specifieke ondersteuning.
4.
Indien er vanuit wordt gegaan dat de veranderingen door de overheveling bij eenderde van de cliënten leidt tot andere vormen van begeleiding, is daarmee in de gemeente Almere een budget van ca. 6 miljoen per jaar gemoeid (uitgaande van de situatie zoals die op 1 juli 2006 bestond). Verondersteld wordt dat daarmee de nieuwe vormen van begeleiding zijn te bekostigen.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 48 va n 52
Advies functies OB en AB in de Wmo op basis van de Wmo-pilot gemeente Almere
6.5
Aanbeveling In dit onderzoek zijn ‘papieren’ arrangementen uitgewerkt en besproken. Op basis van ervaringen in de praktijk hebben de deelnemers aan de verschillende bijeenkomsten aangegeven dat zij verwachten dat deze arrangementen een meerwaarde zullen opleveren. Met de eventuele overheveling van (delen van de) OB en/of AB zijn grote budgetten gemoeid. Naar verwachting leidt dat tot innovatie van de bestaande voorzieningen en de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen zoals in deze rapportage beschreven. Daarmee wordt de eventuele overheveling een veelomvattende operatie die in veel opzichten ingrijpender is dan de overheveling van de Huishoudelijke Verzorging. Het verdient dan ook aanbeveling die overheveling zorgvuldig voor te bereiden. Naar het inzicht van de onderzoekers is het van belang dat de verwachte veranderingen als gevolg van de overheveling en de verwachte verschuivingen daarbij in aard en inhoud van voorzieningen met verschillende budgettaire consequenties, in de praktijk op waarheidsgehalte worden onderzocht. Dat kan in de vorm van een veldexperiment waarbij de gemeente het OB-budget op de nieuwe manier kan inzetten, zoals beschreven in de arrangementen in deze rapportage. Voorwaarde daarbij zou dan wel moeten zijn dat de nieuwe situatie kan worden gesimuleerd, er moet dus geëxperimenteerd kunnen worden met veranderingen in de verzekerde rechten van cliënten. Bij de opzet van een dergelijk experiment zijn meer randvoorwaarden te benoemen: Het gehele budget dat aan de over te hevelen functies OB/AB wordt besteed moet deel uit maken van het experiment. Er dient voldoende tijd te zijn om de voorgenomen innovaties en aanpassingen van voorzieningen voor te bereiden, in nauwe samenwerking met de betreffende aanbieders. De gemeente moet bereid zijn alle in aanmerking komende aspecten van de gemeentelijke dienstverlening in een dergelijk experiment te betrekken, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Het experiment dient te worden begeleid door zorgvuldig monitoronderzoek om de verwachte effecten (kwantitatief, kwalitatief, financieel) te onderzoeken. Bijvoorbeeld met betrekking tot de participatiegraad van de burgers met beperkingen, verschuivingen en eventuele besparingen van kosten en gevolgen voor aard en omvang van de werkgelegenheid bij aanbieders van zorg en welzijn. Voor het opvangen van eventuele arbeidsmarktgevolgen en andere veranderingen dient frictiebudget beschikbaar te zijn. Het resultaat van een dergelijk veldexperiment kan veel zinvolle informatie opleveren waarmee landelijk de definitieve overheveling kan worden voorbereid. De onderzoekers bevelen het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Almere aan bij het Ministerie van VWS ruimte te vragen voor het opzetten en uitvoeren van een veldexperiment waarbij de in deze pilot voorgestelde effecten van overheveling van OB en/of AB in de praktijk kunnen worden onderzocht.
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 49 va n 52
Bijlage 1.
Deelnemers werkconferentie
D EELNEMERS
WERKCONFERENTIE MEI
2007
G. Abma, adviseur beleid en innovatie MEE IJsseloevers
J. Alders, coördinator steunpunt mantelzorg Almere
N. Blokker, onderzoeker GGD
E. Degenhardt, locatiedirecteur V&V- sector
J. van Dodewaard, manager Servicepunt Z
M. Dolfin, senior beleidsadviseur SKS gemeente Almere
G. Fluit, opbouwwerker De Schoor
M. de Groot, corporatie Ymere
L. Harttong, cliëntenraad Wmo-C
J. Hoek, manager Vrijwilligerscentrale Almere
F. Jansen, senior adviseur Dienst Sociale Zaken
K. Kruitwagen, beleidsadviseur sociaal krachtige samenleving (SKS) gemeente Almere
G. Lamberts van Bueren, cliëntenraad De Archipel
H. Linthorst, projectleider bij Kwintes, coördinator DAC stedenpunt
K. van Loenen, beleidsadviseur gemeente Almere
D. Louwerse, gebiedsmanager stadsdeel Haven
T. van der Maat, projectleider pilot Wmo
M. Schoutsen, corporatie De Goede Stede
R. Sietsma, manager primair proces Leger des Heils
F. Vos, senior beleidsadviseur BMC,onderzoeker pilot Wmo
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 50 va n 52
Bijlage 2.
Leden Ontwikkelgroep
L EDEN O NTWIKKELGROEP
PILOT
W MO
M. Alberda, coördinator integraal team en werkzaam bij welzijnsorganisatie De Schoor
N. Blokker, medisch sociologe, onderzoeker bij de GGD
F. Bremmer, stageaire BMC, onderzoeker pilot Wmo
K. de Kanter, projectleider bij de Zorggroep Almere en verpleegkundige
D. Kunnen, coördinator integraal team, zorgbemiddelaar en wijkverpleegkundige bij de Zorggroep Almere (ZGA)
H. Linthorst, projectleider bij Kwintes, coördinator van DAC Stedenpunt
T. van der Maat, projectleider pilot Wmo
K. Moesker, projectleider bij Triade, sinds vele jaren werkzaam in de VG-sector
F. Vos, senior adviseur BMC, onderzoeker pilot Wmo
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 51 va n 52
Bijlage 3.
Kostenberekening
Gemeente Almere
Functie
Aantal indicaties
Gemiddeld aantal uren per week per indicatie
Tarief per uur
Totaal per week
Totaal gecorrigeerd voor verblijf
Percentage indicatie met verblijf
OB-alg
1.529
5,1
€ 45,30
€ 353.245
€ 194.285
45%
OB-dag
906
16,4
€ 7,58
€ 112.552
€ 76.536
32%
AB-alg
424
2,4
€ 48,20
€ 49.048
€ 41.201
16%
AB-dag
139
23,6
€ 7,58
€ 24.849
€ 21.370
14%
€ 515.495
€ 333.391
Totaal
2.998
Jaarbasis
€ 17.336.335
Tabel 2.1 Berekening omvang budget voor OB/AB in de gemeente Almere
Landelijk
Functie
Aantal indicaties
Gemiddeld aantal uren per week per indicatie
Tarief per uur
Totaal per week
Totaal gecorrigeerd voor verblijf
Percentage indicatie met verblijf
OB-alg
294.783
5,5
€ 45,30
€ 73.806.477
€ 30.548.831
59%
OB-dag
134.678
19,2
€ 7,58
€ 19.616.797
€ 9.752.612
50%
AB-alg
58.473
2,3
€ 48,20
€ 6.421.132
€ 4.985.428
22%
AB-dag
12.982
19,9
€ 7,58
€ 1.956.542
€ 1.663.709
15%
€ 101.800.947,46
€ 46.950.579
Totaal
500.916
Jaarbasis
€ 2.441.430.123
Tabel 2.2 Berekening omvang budget voor OB/AB landelijk
EO/07/2655/wmal , © HHM 2007
P agi n a 52 va n 52