Advies omzetting voltijd-functies m deeltijd-functies
Advies over de toepassing van de Werkloosheidswet bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies
Uitgebracht door de Commissie Sociale Verzekeringen aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de heer L de Graaf Publikatie nr. 26 - 1 november 1983
f ^ i ^ T ^ ^ ! •
1 ^ M^
'>1ZR
SociaalEconomische Rasd
Sociaal-Economische Raad
De Sociaal-Economische Raad (SERJ is in 1950 ingesteld bij de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Wet BO). Hij is representatief samengesteld uit vertegenwoordigers van ondernemers, en van werknemers en uit onafhankelijke deskundigen. De SER is op grond van de Wet BO belast met bestuurlijke en toezichthoudende taken met betrekking tot de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (produktschappen en bedrijfschappen). Tot de taken van de SER behoren verder: de regering adviseren over sociale en economische vraagstukken, richting geven aan (nieuwej ontwikkelingen in het bedrijfsleven (bijv. beleidsonderbouwend onderzoeK fusiecode) en uitvoering geven aan bepaalde wetten (zoals de Wet Assurantiebemiddeling. de Vestigingswet Bedrijven en de Wet op de Ondernemingsraden). De SER wordt bij de uitvoering van zijn functies bijgestaan door vaste en tijdelijke commissies, waarvan sommige onder bepaalde voorwaarden ook zelfstandig werkzaam zijn. De belangrijkste adviezen die de SER uitbrengt, worden in boekvorm uitgegeven. Zij zijn tegen kostprijs verkrijgbaar Een overzicht van recente publikaties wordt op aanvraag gratis toegezonden. Het maandelijkse SER-Bulletin geeft uitgebreid nieuws en informatie over de SER.
Dienst In- en Externe Betrekkingen Sociaal-Economische Raad Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag
Advies omzetting voltijd-functies m deeltijd-functies
Advies over de toepassing van de Werkloosheidswet bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies
Uitgebracht door de Commissie Sociale Verzekeringen aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de he L de Graaf Publikatie nr. 26 - 1 november 1983
f ^ i ^ T ^ ^ ! •
1 ^ M^
'>1ZR
SociaalEconomische Rasd
ISBN 90-6587-121-7
Inhoudsopgave
1. Inleiding
5
2. De huidige wetgeving: het recht op WW-uitkering bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functjes 7 2.1. Inleiding 7 2.2. Het recht op WW-uitkering bij deeltijd-ontslag 7 2.3. De meerkosten in de WW bij deeltijd-ontslag 8 3. De voorgestelde maatregelen en hun gevolgen voor de uitkerlngslasten van de W W 11 3.1. De adviesaanvrage van 21 januari 1983 11 3.2. De meerkosten bij realisering van de in de adviesaanvrage voorgestelde maatregelen 12 3.3. De brief van 30 mei 1983 13 3.4. De meerkosten bij realisering van de voorgestelde maatregelen 14 4. Standpunt van de commissie
16
Bijiagen: A Samenstelling Commissie Sociale Verzekeringen B1 Adviesaanvrage van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L de Graaf, d.d. 21 januari 1983 B2 Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L de Graaf, d.d. 30 mei 1983 C Adviesaanvrage aan de Sociale Verzekeringsraad van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L de Graaf, d.d. 21 januari 1983 D Brief aan de Directeuren van de (Gewestelijke) Arbeidsbureaus van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, d.d. 4 februari 1983 E Rekenvoorbeelden ter bepaling van de meerkosten van de WW bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies.
1. Inleiding
Bij brief van 21 januari 1983, nr. 50.269, Directie Soc. Verz. Hoofdafdeling WV., heeft de staatssecretaris van Sociale Zal<en en Werkgelegenheid, de heer L de Graaf, de Sociaal-Economische Raad advies gevraagd over enkele maatregelen die zijn gericht op het beperken van de uitkeringslasten in het kader van de Werkloosheidswet bij omzetting van voltijd-functies in deeltijdfuncties. Aanleiding voor deze rnaatregelen vormt de omstandigheid dat de bedrijfsverenigingen en de gewestelijke arbeidsbureaus regelmatig worden geconfronteerd met het verschijnsel van deeltijd-ontslag; dit verschijnsel houdt in dat, in het geval ondernemingen voor de noodzaak van gedwongen ontslagverlening staan, er door de betrokken partijen voor wordt gekozen om in plaats van een aantal werknemers volledig te ontslaan een groter aantal werknemers gedeeltelijk te ontslaan en in deeltijd-dienstverband te laten doorwerken. In de adviesaanvrage wijst de staatssecretaris erop dat de uitkeringslasten in het kader van de Werkloosheidswet bij deeltijd-ontslagen hoger zijn dan bij volledige ontslagen. Teneinde deze hogere uitkeringslasten (meerkosten) te voorkomen stelt hij voor de Werkloosheidswet te wijzigen in die zin dat ter zake van dezelfde werkloosheid over niet meer dan 130 dagen uitkering kan worden verkregen tot uiterlijk 78 weken na de eerste werkloosheidsdag. Voorts stelt hij voor de dagen waarop naast arbeid een gedeeltelijke WW-uitkering wordt genoten als volledige uitkeringsdagen te tellen. Gelet op de actualiteit van de problematiek stelt de staatssecretaris zich blijkens de adviesaanvrage voor om deze maatregelen per 1 mei 1983 door te voeren. Hiervan uitgaande verzoekt hij de Raad zo spoedig mogelijk doch in elk geval voor 1 maart 1983 een advies vast te stellen. Bij brief van eveneens 21 januari 1983 heeft de staatssecretaris aan de Sociale Verzekeringsraad verzocht om over de uitvoeringstechnische aspecten van de voorgestelde maatregelen te adviseren. In de beide adviesaanvragen wordt medegedeeld dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten om in afwachting van de totstandkoming van de beoogde wijzigingen in de Werkloosheidswet aan de arbeidsbureaus een richtlijn te geven waarin wordt gesteld dat geen toestemming tot deeltijd-ontslag dient te worden gegeven; deze richtlijn is op 4 februari 1983 aan de arbeidsbureaus toegezonden. Naar de mening van de staatssecretaris zullen de bedrijfsverenigingen in de betreffende periode geen WW-uitkering dienen te verstrekken.
De adviesaanvrage aan de Raad is ter voorbereiding van een ontwerp-advies in handen gesteld van de Commissie Socials Verzekeringen. Deze comnnissie, waan/an de samenstelling is vermeid in bijiage A, heeft op 1 februari 1983 een eerste gedachtenwisseling gehad over de in de adviesaanvrage aan de orde gestelde problematiek en de daarin voorgestelde maatregelen. Naar aanleiding van deze gedachtenwisseling heeft het dagelijks bestuur van de Raad bij brief van 2 februari 1983 de staatssecretaris ervan in kennis gesteld dat de commissie haar oordeelsvorming in sociaal-politieke zin niet kan afronden dan nadat zij heeft kunnen kennis nemen van het technisch advies dat bij de Sociale Verzekeringsraad in voorbereiding is. Nadien is op secretariaatsniveau overleg gevoerd tussen vertegenwoordigingen van de Sociale Verzekeringsraad en de Raad met vertegenwoordigers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarbij is naar voren gekomen dat de beide adviesaanvragen verschillende onduidelijkheden bevatten en dat aan twijfel onderhevig is of de in deze adviesaanvragen voorgestelde maatregelen leiden tot het beoogde resultaat, te weten het vermijden van de in de adviesaanvrage bedoelde meerkosten in de W W bij 'deeltijd-ontslagen' ten opzichte van 'voltijd-ontslagen'. Daarop is van de zijde van het ministerie te kennen gegeven dat de beide adviesorganen een aanvulling op de adviesaanvragen van 21 januari 1983 tegemoet kunnen zien; om deze reden is de voorbereiding van een ontwerp-advies door de Commissie Sociale Verzekeringen tijdelijk opgeschort. Bij brief van 30 mei 1983 heeft de staatssecretaris de aangekondigde aanvulling op de adviesaanvrage aan de Raad toegezonden. Uit deze brief blijkt dat de aanvankelijke beleidsvoornemens zijn gewijzigd in die zin dat per uitkeringsjaar gedurende niet meer dan 26 weken recht op een WW-uitkering wordt toegekend ongeacht het aantal dagen per week waarop een WW-uitkering is ontvangen. Aangezien de Raad is verzocht om op zo kort mogelijke termijn te adviseren, heeft het dagelijks bestuur van de Raad op 22 September 1983 (op basis van het Algemeen machtigingsbesluit adviezen, onderdeel lllc) de Commissie Sociale Verzekeringen gemachtigd bij eenstemmigheid van de commissie namens de Raad te adviseren. Op basis van deze machtiging heeft de Commissie Sociale Verzekeringen op 1 november 1983 het navolgende advies vastgesteld. De adviesaanvrage aan de Raad van 21 januari 1983 en de daarop aansluitende aanvulling van 30 mei 1983 zijn als bijiagen B1 en B2 bij dit advies gevoegd; de adviesaanvrage aan de Sociale Verzekeringsraad is opgenomen in bijiage C; bijiage D| behelst de brief van 4 februari 1983 aan de gewestelijke arbeidsbureaus.
2. De huidige wetgeving: het recht op WW-uitkering bij omzetting van voltijdfuncties in deeltijd-functies ) 2.1. Inleiding In de adviesaanvrage wordt erop gewezen dat de bedrijfsverenigingen en de gewestelijke arbeidsbureaus regelmatig worden geconfronteerd met het verschijnsel van deeltijdontslagen. Daarmee wordt gedoeld op de omstandigheid dat, als gevolg van de omvangrijke werkloosheid bij het overleg tussen partijen in geval van gedwongen ontslagen, er de voorkeur aan wordt gegeven om werknemers een deeltijd-functie aan te bieden in plaats van een geringer aantal werknemers volledig te ontslaan. De staatssecretaris wijst er op dat de uitkeringslasten in het kader van de WW bij deeltijd-ontslagen hoger zijn dan bij volledige ontslagen. Zijn beleidsvoomemens zijn erop gericht deze 'meerkosten' te vermijden. Voor een goed begrip van de in de adviesaanvrage aan de orde gestelde problematiek wordt in het navolgende allereerst ingegaan op enkele relevante bepalingen van de W W en de wachtgeldreglementen alsmede op de consequenties van deze bepalingen voor de uitkeringslasten in het kader van de WW. 2.2. Het recht op WW-uitkering bij deeltijd-ontslag Krachtens artikel 22 WW heeft een werknemer die onvrijwillig werkloos is en voldoet aan de gestelde voorwaarden recht op een WW-uitkering over maximaal 130 dagen, al dan niet onafgebroken, per uitkeringsjaar. Hierbij geldt als uitkeringsjaar een aaneengesloten periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de uitkering. Indien betrokkene na afloop van het eerste uitkeringsjaar nog werkloos is en in dat uitkeringsjaar over minder dan 130 dagen een WW-uitkering heeft genoten, vangt voor hem een nieuw uitkeringsjaar aan waarin hij opnieuw recht heeft op een WW-uitkering over ten hoogste 130 dagen. Het recht op een WW-uitkering eindigt echter uiterlijk na 78 weken te rekenen vanaf de eerste dag waarover aan betrokkene in verband met zijn werkloosheid een uitkering op grond van de W W is toegekend (art. 22, lid 5, WW).
M) In dit advies wordt in navolging van \e adviesaanvrage, gesproken over 'omzetting van voltijd-functies in dee/tijdyncties'; het gestelde is uiteraard oak hn toepassing wanneer deettijd-functies \orden omgezet in beperktere deeltijd\ncties.
In het algemeen heeft een werknemer die volledig werkloos wordt derhalve gedurende maximaal 130 dagen recht op een WW-uitkering in het eerste uitkeringsjaar. Voor deze werknemer zai geen sprake zijn van een tweede uitkeringsjaar met opnieuw recht op 130 dagen uitkering. Anders is dit wanneer er sprake is van een onderbreking van de 7
WW-uitkering (bijv. bij ziekte of bij aanvaarding van een dienstverband voor bepaalde tijd) dan wel wanneer de betrokken werkloze werknemer bij zijn werkgever of elders een deeltijddienstverband aanvaardt 2). In deze gevallen kan er sprake zijn van een tweede uitkeringsjaar met opnieuw recht op een uitkering over maximaal 130 dagen, namelijk wanneer in het eerste uitkeringsjaar over minder dan 130 dagen een WW-uitkering is toegekend. In het geval de werkloze werknemer over een of meer dagen van een week naast een WW-uitkering inkomsten uit arbeid ontvangt (bijv. door het aanvaarden van een deeltijd-functie), zijn de door bedrijfsverenigingen krachtens artikel 28 W W vastgestelde wachtgeldreglementen van bijzondere betekenis. In deze wachtgeldreglementen zijn - onder goedkeuring van de minister, gehoord de Sociale Verzekeringsraad - bepalingen opgenomen omtrent de vaststelling van de WW-uitkering en de berekening van het aantal uitkeringsdagen over de desbetreffende week. Zo is in artikel 8, lid 2, van de wachtgeldreglementen bepaald dat de WW-uitkering, die een werknemer bij volledige werkloosheid over een dag zou hebben ontvangen, wordt verminderd met 80% van de inkomsten die over die dag uit arbeid zijn verkregen. Voor de bepaling van de maximum-uitkeringstemiijn wordt in dat geval op basis van artikel 9a van de wachtgeldreglementen het aantal uitkeringsdagen per week vastgesteld volgens de breuk: feitelijk ontvangen WW-uitkering per week 'normale' WW-uitkering per dag (bij volledige werkloosheid) Een en ander heeft tot gevolg dat iemand die bijv. gedurende halve dagen gaat werken, naast zijn looninkomen over 5 halve dagen per week, een gekorte WW-uitkering ontvangt, weike voor de bepaling van de maximum-uitkeringstermijn voor niet meer dan 2/2 uitkeringsdag per week wordt geteld. Het vorenstaande is van toepassing op zowel degenen die ter wille van het vermijden van volledige ontslagen bij de eigen werkgever in een deeltijd-functie zijn gaan werken als op degenen| die volledig werkloos zijn en vervolgens een deeltijd-functie hebben verkregen, dan wel als zelfstandige inkomsten uit arbeid hebben verworven. 2.3. De 'meerkosten' in de W W bij deeltijd-ontslagen
2) In het kader van de toepassing van artikel 21, lid 1 WWgeldtals vaste jurisprudentie dat een werktijdvermindering van minder dan 5 uur per week geen relevante werkloosheid opievert (Vgl uitspraak CRvB van 20-1-1981: WW 1980/115).
De hiervoor geschetste systematiek leidt ertoe dat de uitkeringslasten voor de WW-fondsen in het geval van deeltijdontslagen hoger zijn dan in het geval een geringer aantal werknemers volledig wordt ontslagen. Dit verschijnsel wordt in bijiage E aan de hand van een aantal rekenvoorbeelden toegelicht. In deze voorbeelden wordt ervan ultgegaan dat een onderneming genoodzaakt is om het personeelsbestand door middel van gedwongen ontslagverlening | in te krimpen, waarbij de keuze voorligt om de personeels8
inkrimping te realiseren via volledige ontslagverlening aan een of meer werknemers dan wel via gedeeltelijke ontslagverlening aan een groter aantal werknemers. Indien voor dit laatste wordt gekozen ligt vervolgens de keuze voor of de werknemers in deeltijd gaan werken door per dag korter te werken (varianten A), door te werken op basis van een rooster van afwisselend werkdagen en werkloosheidsdagen (varianten B) dan wel door te werken op basis van een rooster van een aantal werkweken onderbroken door een week van werkloosheid (varianten C). Voor al deze situaties zijn in bijiage E de maximale uitkeringslasten voor de WW-fondsen berekend; daarbij is ervan uitgegaan dat de betrokken werknemers het recht op een WW-uitkering gedurende de voor hen geldende maximale uitkeringstermijn behouden. Uit deze voorbeelden blijkt dat, uitgaande van de gekozen rekenvoorbeelden, bij het omzetten van voltijd-functies in deeltijdfuncties de maximale uitkeringslasten veelal driemaal zo hoog zijn als bij volledig ontslag van een werknemer. Dit wordt veroorzaakt doordat een groter aantal werknemers recht op een gedeeltelijk WW-uitkering krijgt en dit recht gedurende een langere uitkeringsperiode, maximaal 78 weken, behoudt. Voorts kan worden geconstateerd dat bij deeltijd-ontslag per . individuele uitkeringsgerechtigde gerekend de maximale aanspraak op WW-uitkering, uitgaande van de maximum-uitkeringstermijn, in het algemeen gelijk is aan of minder is dan de maximale aanspraak bij volledige werkloosheid. Alleen bij het rekenvoorbeeld waarin de werkloosheid is verdeeld over werknemers die gedurende 50% van de gebruikelijke arbeidstijd blijven werken is de maximale aanspraak op WWuitkering per uitkeringsgerechtigde gerekend bijna 1 Vz x zo hoog als in geval een werknemer volledig zou zijn ontslagen. Deze constateringen gelden overigens ook wanneer een uitkeringsgerechtigde niet bij zijn oorspronkelijke maar bij een andere werkgever gaat werken dan wel na een periode van volledige werkloosheid een deeltijd-dienstverband aanvaardt.
In het voorgaande zijn de 'meerkosten' van deeltijd-ontslagen ten opzichte van volledige ontslagen afgeleid van de maximale uitkeringslasten, dat wil zeggen: uitgaande van het voortduren van de volledige of gedeeltelijke werkloosheid gedurende de maximale uitkeringstermijn. Of deze meerkosten ook feitelijk optreden is echter mede afhankelijk van de vraag of de betrokken werkloze werknemers binnen die termijn weer een volledige functie kunnen aanvaarden bij de eigen werkgever dan wel bij een andere werkgever; daarbij is van betekenis dat ook bij gedeeltelijke werkloosheid een uitkeringsgerechtigde gehouden is een volledige functie te aanvaarden en daarom als werkzoekende staat ingeschreven bij het GAB. Het hiervoor gestelde heeft uitsluitend betrekking op de uitkeringsrechten en uitkeringslasten ingevolge de WW. Wanneer de betrokken uitkeringsgerechtigden de voor hen geldende maximale
uitkeringstermijn van 130 dagen of 78 weken hebben bereikt komen zij in aanmerking voor toekenning van een WWV-uitkerir althans wanneer zij 23 jaar of ouder zijn. De maximale uitkeringsduur ingevolge de WWV is onafhankelijk van het al da niet ontvangen van inkomsten uit arbeid naast de WWV-uitkering 3). Dit heeft tot gevolg dat bij omzetting van voltijd-functie deeltijd-functie in de WWV geen meerkosten optreden ten opzichte van volledige ontslagverlening aan een geringer aantal werknemers.
3) De maximale uitkeringstemjijn bedraagt in het algemeen twee jaar: is een WWV-gerechtigde bij het bereiken van de maximale uitkeringstemnijn 60 jaar of ouder, dan behoudt hij zijn recht op een WWV-uitkering tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
10
3. De voorgestelde maatregelen en hun gevolgen voor de uitkeringslasten van de WW 3.1. De adviesaanvrage van 21 januari 1983 In de adviesaanvrage wordt gewezen op enkele voordelen die zijn verbonden aan het omzetten van voltijd-functies in deeltijdfuncties ten opzichte van volledige ontslagverlening aan werknemers. Gesteld wordt dat voor de betrokken werknenners de band met het arbeidsproces niet verloren gaat, tenwijl hun vakbekwaamheid op peil blijft. Dit kan tot gevolg hebben 'dat volledige wederinpassing in het arbeidsproces wordt vergemakkelijkt'. Voorts wordt opgemerkt dat de inkomensachteruitgang ten gevolge van werkloosheid beter wordt verdeeld tussen de werknemers. Daamaast blijft ook bezien vanuit het belang van het bedrijf de aanwezige vakkennis vooralsnog behouden. Met het oog op deze voordelen staat de staatssecretaris in beginsel positief tegenover de omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies. Hij wijst er vervolgens echter op dat aan deze omzetting het nadeel is verbonden van de extra uitkeringslasten voor de WW-fondsen zoals deze in het voorgaande hoofdstuk van dit advies en in bijiage E zijn aangeduid. In de adviesaanvrage van 21 januari 1983 steit de staatssecretaris dat deze meerkosten voor de WW-fondsen zouden kunnen worden voorkomen 'door een absoluut aantal uitkeringsdagen van 130 in te voeren'. In concreto stelt de staatssecretaris dan een tweetal maatregelen voor, te weten: 1. een wijziging van de wachtgeldreglementen (art. 9a) in die zin dat eIke dag waarop ten gevolge van gehele dan wel gedeeltelijke werkloosheid recht op een WW-uitkering bestaat, zai gelden als een uitkeringsdag; dat betekent dat dagen waarop naast inkomsten uit arbeid een gedeeltelijke WW-uitkering wordt genoten niet meer worden omgerekend en samengevoegd tot 'voile' uitkeringsdagen; 2. een wijziging van de Werkloosheidswet (art. 22) in die zin dat een uitkeringsgerechtigde die in het eerste uitkeringsjaar op minder dan 130 dagen een WW-uitkering heeft ontvangen, in het volgende uitkeringsjaar niet opnieuw over maximaal 130 dagen uitkering kan ontvangen; in het tweede uitkeringsjaar zouden zijn rechten beperkt blijven tot een maximum aantal uitkeringsdagen van 130 is bereikt met inbegrip van de uitkeringsdagen weike zijn gelegen in het eerste uitkeringsjaar een en ander met inachtneming van de thans geldende grens van 78 weken. Deze maatregelen zouden, naar.in de adviesaanvrage wordt 11
gesteld, alleen van toepassing zijn op werknemers die als gevolg van (gedeeltelijk) ontslag een werkloosheidsuitkering ontvangen en niet op werknemers voor w i e onder handhaving van het dienstverband — na een van het GAB verkregen vergunning — ee regeling tot arbeidstijdverkorting ('short time regeling') geldt 4). Uit de adviesaanvrage blijkt niet duidelijk of de voorgestelde maatregelen ook van toepassing zijn op andere werklozen die gedurende de uitkeringsperiode — tijdelijk'of voor langere tijd - inkomsten uit arbeid ontvangen. Voorts zou de maximumuitkeringstermijn van 130 dagen in het eerste en tweede uitkeringsjaar te zamen ook kunnen gelden voor werklozen bij wi de werkloosheid is onderbroken door een of meer perioden van werken. Dit komt veelvuldig voor bij een aantal specifieke beroepsgroepen zoals musici, artiesten, horecapersoneel maar oo bij werklozen die een dienstverband voor bepaalde tijd zijn aangegaan. 3.2. De meerkosten bij realisering van de in de adviesaanvrage voorgestelde maatregelen Bij een nadere beschouwing van de in de adviesaanvrage van 21 januari 1983 voorgestelde maatregelen blijkt dat deze in het bijzonder betrekking hebben op de omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies weike worden gerealiseerd door middel van een beperking van de arbeidstijd per dag (de A-varianten in de voorbeelden van bijiage E). Ontvangen de betrokken gedeeltelijk werklozen op grond van de huidige wetgeving over maximaal 78 weken of maximaal 3 9 0 dagen een (gedeeltelijke) W W uitkering, bij realisering van deze maatregelen is de maximale uitkeringstermijn ten hoogste 130 dagen. De voorgestelde maatregelen hebben voor deze situaties dan ook tot gevolg dat bezien vanuit de positie van de WW-fondsen de maximale uitkeringslasten worden teruggebracht en de eerder gesignaleerd meerkosten verdwijnen. 4) Krachtens artikel 10 BBA kan een werkgever, die ten gevolge van tijdelijke stilstand van of slapte in de onderneming niet voldoende werkgelegenheid voor zijn werknemers heeft een wachtgeldregeling treffen. Deze wachtgeldregeling behoeft de goedkeuring van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De regeling kan warden getroffen voor een periode van 6 waken, met de mogeiijkheid van een eenmaiige vdrlenging met een gelijke periode. De bedrijfsverenigingen volgen in bet algemeen de beleidslijn om in dergelijke gevallen voor de uren waarop niet langer de verplicbting tot hat verricbten van arbeid bestaat en waarvoor geen loon wordt verkregen een aanvullende WWuitkering toe te kennen. Indien de betrokken werknemer gedurende genoemde periode of nadien volledig werkloos wordt verkrijgt hij aanspraak op een Ivolledige) WW-uitkering. Bij bepaling van de duur van de uitkering wordt ecbter rekening gehouden met de gedurende de periode waarvoor de short-time vergunning gold ontvangen WW-uitkeringen, nl. door deze uitkeringen te herleiden tot 'voile' uitkeringsdagen.
Voorts blijkt dat de voorgestelde maatregelen ook gevolgen hebben voor werknemers die op basis van de huidige wetgeving in de periode van 78 weken te rekenen vanaf de eerste uitkeringsdag, door weike omstandigheid dan ook, op meer dan 130 dagen een volledige dan wel een gedeeltelijke WW-uitkerir ontvangen. Dit is onder meer het geval bij werkloze werknemers die in het eerste uitkeringsjaar op meer dan 130 dagen ziek ziji geweest of op meer dan 130 dagen hebben gewerkt en onder de huidige wetgeving in het tweede uitkeringsjaar recht hebben op een WW-uitkering. Dit iaatste geldt ook voor volledig werklozen die met onderbrekingen gedurende meer dan 130 dagen bij verschillende werkgevers hebben gewerkt of in een zelfstandige beroepsuitoefening inkomsten uit arbeid hebber ontvangen. De maximale uitkeringslasten blijven bij realisering va de voorgestelde maatregelen beperkt tot de aanspraak op W W uitkering gedurende 130 dagen. In het geval voltijd-functies in deeltijd-functies worden omgezet met behulp van een rooster van afwisselend werkdagen en werkloosheidsdagen dan wel een rooster van werkweken en 12
werkloosheidsweken (de B- en C-varianten uit de voorbeelden van bijiage E) leiden de voorgestelde maatregelen alleen tot een vermindering van nnaximale uitkeringslasten wanneer op grond van de huidige wetgeving op meer dan 130 dagen WW-uitkering zou zijn verkregen. Dit is alleen het geval wanneer de voltijdfunctie zou worden omgezet in een deeltijd-functie die op minder dan 2/3 van het normale aantal werkdagen wordt vervuld. Niettemin kunnen zich ook in dat geval nog meerkosten voordoen ten opzichte van volledige ontslagverlening aan een beperkter aantal werknemers 5). Indien het aantal uitkeringsdagen in de periode van 78 weken te rekenen vanaf de eerste uitkeringsdag minder dan 130 bedraagt, dan hebben de in de adviesaanvrage van 21 januari 1983 voorgestelde maatregelen geen gevolgen. Dit betekent dat wanneer werknemers overgaan naar een deeltijd-functie van 67% of meer weike wordt vervuld volgens een rooster van afwisselend werkdagen en werkloosheidsdagen of afwisselend werkweken en werkloosheidsweken, de gesignaleerde meerkosten bij realisering van de in de adviesaanvrage voorgestelde maatregelen niet worden beperkt. Teneinde de meerkosten ook voor deze categorie deeltijdwerkers met een WW-uitkering te vermijden heeft de staatssecretaris gemeend een aanvulling op de adviesaanvrage van 21 januari 1983 aan zowel de SER als de Sociale Verzekeringsraad te moeten toezenden.
3.3. De brief van 30 mei 1983 In de aanvullende brief van 30 mei 1983 stelt de staatssecretaris dat de meerkosten voor de WW-fondsen bij omzetting van voltijdfuncties in deeltijd-functies in alle situaties kunnen worden voorkomen indien eike dag waarop een werknemer ter zake van gehele of gedeeltelijke werkloosheid een WW-uitkering ontvangt als uitkeringsdag zou gelden en voorts het maximum aantal uitkeringsdagen afhankelijk zou worden gesteld van het aantal werkloosheidsdagen per week. Dit kan naar zijn mening worden bereikt door een wijziging van de W W in die zin dat de uitkeringsrechten over niet meer dan 26 weken worden toegekend. Dit betekent dat een werknemer die over bijv. 1 dag per week WW-uitkering ontvangt in het vervolg over ten hoogste 26 dagen uitkering kan verkrijgen. Door dit geheel van maatregelen wordt dan voorkomen 'dat gedeeltelijk werklozen sneller overlopen in een nieuw uitkeringsjaar dan volledig ' werklozen'. Tevens wordt bereikt dat de mate waarin bij gedeeiteljke werkloosheid overloop naar een volgend uitkeringsjaar mogelijk is, gelijk zai zijn aan de mate waarin dit thans bij volledig werklozen mogelijk is.
Vergelijk hoofdstuk 2 van bijiage £
Ten aanzien van de reikwijdte van de voorgestelde maatregelen wordt in de brief opgemerkt dat, gelet op de doelstelling van het vemnijden van meerkosten verbonden aan de omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies, een beperking tot die specifieke situaties in de rede ligt. Een beperking van de werkingssfeer van deze maatregelen tot alleen die werknemers 13
die bij een omzetting van voltijd- in deeltijd-functies zijn betrol
Vanuit het gezichtspunt van de uitkeringsgerechtigden bezien leiden de voorgestelde maatregelen tot een beperking van hun aanspraken op een WW-uitkering wanneer zij na omzetting van hun voltijd-functies in deeltijd-functies naast het loon een gedeeltelijke WW-uitkering ontvangen. Immers zij ontvangen bij realisering van deze maatregelen over maximaal 26 weken een WW-uitkering, ongeacht of zij geheel dan wel gedeeltelijk werkloos zijn. Zouden zij na deze periode van 26 weken nog tijdens het eerste uitkeringsjaar volledig werkloos worden dan hebben zij in het geheel geen aanspraak meer op WW-uitkering. Dit houdt in dat bij omzetting van een voltijd-functie in bijvoorbeeld een deeltijd-functie \/ar\ 75% van de gebruikelijke arbeidstijd de WW-uitkering over een periode van 26 weken (= een half jaar) gerekend niet meer bedraagt dan 10% van het voor omzetting verdiende loon op jaarbasis (nl. 80% van Vi x 25% van het jaarloon). Bij volledige werkloosheid zonder voorafgaande omzetting van een voltijd-functie in een deeltijd-functie bedraagt de WW-uitkering 40% van het verdiende loon op jaarbasis, (nl. 80% van Vi x 100% van het jaarloon). Ook wanneer de betrokken werknemers tijdens de uitkeringstermijn van 26 weken volledig werkloos zouden worden treedt deze beperking van hun WW-rechten op. Wanneer zij, bijv. gedurende 20 weken een gedeeltelijke WW-uitkering hebben gehad in verband met de omzetting van hun voltijd-functies in deeltijd-functies en vervolgens volledig werkloos worden, ontvangen zij slechts over de resterende periode van 6 weken een volledige WW-uitkering 6). Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat wanneer de volledige werkloosheid in weerwil van de omzetting van voltijdfuncties in deeltijd-functies na afloop van het eerste uitkeringsjaar zou intreden, de betrokken werknemers gedurende maximaal 130 dagen recht hebben op een WW-uitkering weike is afgeleid van het loon dat in deeltijd-dienstverband is verdiend. Krachtens artt. 27 en 35 WW heeft een werknemer die over het maximum aantal dagen in een uitkeringsjaar WW-uitkering heeft ontvangen na afloop van dat uitkeringsjaar alieen aanspraak op een WW-uitkering wanneer hij: a. voldoet aan de gestelde referte-eis van in het algemeen 130 dagen werken in het jaar voorafgaande aan het (her)intreden van de werkloosheid (voor deeltijd-werkers is deze referte-eis 65130 dagen) en b. na afloop van de maximum-uitkeringstermijn op ten minste de helft van het onder a. bedoelde aantal dagen - in het algemeen 65 dagen — in dienstbetrekking heeft gewerkt.
J Een vergelijkbare situatie doet zich %/erigens ook onder de huidige wetge\ng voor, nl. wanneer een werknemer Ivee deeltijd-functies veivuH op een gepven moment werkloos wordt uit een Bn deze functies en vervolgens binnen hn jaar nadien ook uit de andere functie \erkloos wordt
15
4. Standpunt van de commissie
Uit het vorenstaande blijkt dat onder de huidige wetgeving het verlenen van deeltijd-ontslag aan een gegeven aantal werknemers in verband met een noodzakelijk geachte inkrimping van het personeelsbestand van een onderneming, voor de WW-fondsen kan leiden tot hogere uitkeringslasten — meerkosten — ten opzichte van het verlenen van volledig ontslag aan een geringer aantal werknemers. Deze hogere uitkeringslasten zijn een gevolg van de omstandigheid dat bij deeltijd-ontslag zowel het aantal rechthebbenden op een - gedeeltelijke — WW-uitkering groter is dan bij voiledige ontslagen als ook de maximum uitkeringsperiode bij een gedeeltelijke WW-uitkering langer is dan bij een voiledige WW-uitkering, namelijk 78 weken in plaats van 26 weken. De beleidsvoornemens van het kabinet zeals deze zijn verwoord in de adviesaanvrage van 21 januari 1983 en de brief van 30 mei 1983, zijn gericht op het vermijden van de genoemde meerkosten. Daarbij neemt het kabinet als uitgangspunt dat het verschijnsel deeltijd-ontslag in beginsel positief moet worden beoordeeld vanwege de voordelen die aan deze vorm van gedwongen ontslagverlening zijn verbonden in vergelijking met een voiledige ontslagverlening aan een geringer aantal werknemers. Zo wordt er in de adviesaanvrage op gewezen dat voor de betrokken werknemers de band met het arbeidsproces niet verloren gaat, hetgeen tot gevolg kan hebben dat een voiledige wederinpassing in het arbeidsproces wordt vergemakkehjkt. Daarnaast worden als voordelen genoemd dat de in het bedrijf aanwezige vakkennis vooralsnog behouden blijft en dat de inkomensachteruitgang beter wordt verdeeld tussen de werknemers. Op grond van deze voordelen heeft het kabinet ervoor gekozen om de meerkosten voor de WW-fondsen niet te beperken door het treffen van maatregelen op het gebied van het arbeidsmarktbeleld in die zin dat door de directeuren van de gewestelijke arbeidsbureaus in de toekomst geen toestemming meer zou mogen worden verleend tot de omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies ter vermijding van voiledige ontslagen. De beleidsvoornemens hebben alleen betrekking op het beperken van | de meerkosten voor de WW-fondsen door een wijziging van de maximum uitkeringstermijn ingevolge de WW, in de gevalien waarin sprake is van omzetting van voltijd-functies in deeltijdfuncties. Na realisering van deze maatregelen zai de circulaire d.d. 4 februari 1983 kunnen worden ingetrokken. In deze circulaire ward de directeuren van de GAB's verzocht om in afwachting van de totstandkoming van de in de adviesaanvrage bedoelde wetswijziging geen toestemming tot deeltijd-ontslag te geven. I 16
De commissie stelt met nadnjk dat zij de omzetting van voltijdfuncties in deeltijd-functies geenszins ziet als een instalment in het kader van het beleid dat is gericht op het bevorderen van deeltijd-arbeid in het algemeen. Dit beleid dient naar haar oordeel namelijk uit te gaan van een vrijwillige keuze van de betrokken werknemers. Van een vrijwillige keuze kan, uitgaande van de noodzaak van een inkrimping van het personeelsbestand, bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies geen sprake zijn. Deze omzetting is naar het oordeel van de commissie veeleer te kenschetsen als een onder de huidige economische omstandigheden te kiezen instrument tot spreiding van de werkloosheid onder de werknemers in een ondememing of afdeling van een ondememing, dat ertoe kan bijdragen dat de kansen op de arbeidsmarkt van deze werknemers gunstiger zijn dan bij volledige ontslagverlening het geval zou zijn geweest. De commissie onderschrijft niet de suggestie die van de adviesaanvrage uitgaat dat in het geval een inkrimping van het personeelsbestand noodzakelijk is, aan de omzetting van voltijdfuncties in deeltijd-functies alleen voordelen zouden zijn verbonden in vergelijking met de volledige ontslagverlening aan een geringer aantal werknemers. De commissie wijst erop dat bij een gedwongen omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies een veel groter aantal werknemers wordt geconfronteerd met de gevolgen van werkloosheid, tenwijl van de werknemers die niet voor een volledige ontslagverlening in aanmerking zouden komen een inkomensoffer wordt gevraagd, zonder dat onder de huidige omstandigheden garanties kunnen worden gegeven dat hun werkgelegenheid in de toekomst, na omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies, behouden blijft. De commissie constateert dat de bij het overleg over gedwongen ontsiagen betrokken partijen voor een moeilijke afweging van belangen staan. Het heeft de instemming van de commissie dat deze partijen weer kunnen kiezen voor omzetting van voltijdfuncties in deeltijd-functies in plaats van volledige ontslagverlening aan een beperkt aantal werknemers, wanneer zij dat gegeven de omstandigheden, nodig of wenselijk vinden. Daarom acht de commissie het wenselijk dat de circulaire van 4 februari jl. aan de gewestelijke arbeidsbureaus zo spoedig mogelijk wordt ingetrokken. Ten aanzien van de in de adviesaanvrage en in dit advies gesignaleerde meerkosten voor de WW-fondsen merkt de commissie op dat deze op zichzelf genomen zijn aan te merken als een nadeel dat is verbonden aan het omzetten van voltijdfuncties in deeltijd-functies ter vermijding van volledige ontsiagen. De commissie heeft er dan ook begrip voor dat het kablnet door het treffen van een aantal maatregelen ernaar streeft deze meerkosten te beperken. De concrete beleidsvoomemens die in de adviesaanvrage van 21 januari 1983 en de brief van 30 mei 1983 zijn verwoord stuiten naar het oordeel van de commissie evenwel op twee overwegende bezwaren. 17
In de eerste plaats leiden deze maatregelen ertoe dat de aanspraken op een WW-uitkering aanzienlijk worden beperkt in het geval een werknemer die - ondanks dat zijn voltijd-functie in een deeltijd-functie is omgezet — in de loop van het eerste uitkeringsjaar volledig werkloos wordt. Onder de werkingssfeer van de huidige wettelijke regeling heeft deze werknemer na het intreden van de volledige werkloosheid nog recht op de maximum-uitkeringstermijn van 130 dagen onder vermindering van het aantal 'herleide' uitkeringsdagen over de periode waarin naast het loon uit de deeltijd-functie een gedeeltelijk WWuitkering is ontvangen. Bij realisering van de voorgestelde maatregelen kan hij geen of slechts voor korte tijd aanspraak maken op een WW-uitkering omdat hij over niet meer dan 26 weken recht op een (gedeeltelijke) WW-uitkering zou hebben. Dit leidt ertoe dat een werknemer die 6 maanden na de omzetting volledig werkloos wordt in het eerste uitkeringsjaar geen recht op een WW-uitkering meer zou hebben, terwiji in het geval de volledige werkloosheid bijvoorbeeld na vier maanden zou intreden slechts gedurende twee maanden een volledige WWuitkering kan worden gegeven. In de tweede plaats is als bezwaar aan te merken dat, zoals uit hoofdstuk 3 van dit advies en uit bijlage E blijkt, de voorgestelde maatregelen niet onder aiie omstandigheden ertoe leiden dat de meerkosten bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies worden weggenomen. Dit is met name niet het geval wanneer wordt besloten dat de betrokken werknemers in deeltijd gaan werken volgens een rooster van een aantal werkweken weike worden onderbroken door een week van werkloosheid. Dit betekent dat de organisatorische vormgeving van de omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies leidt tot verschillen in uitkeringsrechten en verschillen in uitkeringslasten voor de WWfondsen. Genoemde bezwaren treden naar het oordeel van de commissie niet op wanneer de navolgende maatregelen worden getroffen: 1. In het kader van de W W wordt een specifieke regeling gecreeerd die uitsluitend van toepassing is in het geval ter vermijding van gedwongen volledige ontslagen voltijd-functies, zol nodig met toestemming van de directeur van het GAB, in deeltijd-j functies worden omgezet. 2. Deze specifieke regeling houdt in dat door de bedrijfsverenigingen aan de betrokken werknemers — onder toepassing van de algemeen geldende criteria inzake beschikbaarheid voor passende arbeid — WW-uitkering wordt toegekend gedurende terj hoogste 6 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag waarover een (gedeeltelijke) WW-uitkering is toegekend; deze periode wordt verlengd met het aantal dagen gedurende weIke de werknemer ziek is geweest; na deze periode van 6 maanden hebben de betrokken werknemers, evenals bij realisering van de I kabinetvoornemens het geval is, gedurende de voor hen geldend| uitkeringstermijn, recht op een WWV-uitkering. 3. Wanneer een werknemer — na omzetting van zijn voltijd-funct| 18
In een deeltijd-functie - nog tijdens het eerste uitkeringsjaar volledig werkloos wordt dan wel wanneer zijn werkloosheid in die periode toeneemt, heeft hij recht op een volledige of een hogere WW-uitkering gedurende 130 dagen venninderd met het aantal herleide uitkeringsdagen over de periode waarin hij met toepassing van de onder 1 en 2 bedoelde regeling in deeltijd heeft gewerkt Deze toepassing van de \A/W sluit naar het oordeel van de commissie aan bij de huidige toepassing van de WW in het geval een werknemer volledig werkloos wordt binnen een jaar nadat hij voor het eerst met toekenning van een WW-uitkering onder een short-time-regeling heeft gewerkt. 4. De huidige systematiek van de WW en de wachtgeldreglementen ten aanzien van het recht op uitkering en het tellen van uitkeringsdagen in het geval naast een (gedeeltelijke) WW-uitkering inkomsten uit arbeid worden verkregen blijft overigens ongewijzigd. Naar het oordeel van de commissie kunnen door middel van deze maatregelen de meerkosten voor de WW-fondsen bij omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies worden voorkomen zonder dat de aanspraken op een WW-uitkering bij nadien optredende werkloosheid of bij werkloosheid van andere categorieen van werknemers worden aangetast Zij onderkent dat de uitkeringsrechten in geval van gedeeltelijke werkloosheid door omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies bij realisering van een specifieke maatregel niet gelijk zullen zijn aan de uitkeringsrechten in geval een werkloze werknemer elders een deeltijd-dienstverband heeft aanvaard en op grond daarvan een gedeeltelijke WW-uitkering gedurende maximaal 78 weken kan ontvangen. Dit onderscheid in uitkeringsrechten acht de commissie aanvaardbaar. In de eerste plaats overweegt zij dat in de genoemde situaties er geen sprake zai zijn van meerkosten voor de WW-fondsen; immers, wanneer de betrokken werkloze werknemers niet een deeltijd-functie zouden hebben aanvaard, zouden zij gedurende maximaal 26 weken een volledige WW-uitkering hebben ontvangen. In de tweede plaats overweegt de commissie hierbij dat in de adviesaanvrage geen zelfstandige argumentatie is gegeven om te komen tot een beperking van uitkeringsrechten in de WW voor andere categorieen van werknemers dan degenen die onder een regeling van omzetting van voltijd-functies in deeltijd-functies vallen. Gelet op deze oven/vegingen adviseert de commissie de in de adviesaanvrage van 21 januari 1983 en de brief van 30 mei 1983 voorgenomen maatregelen te wljzlgen In het geheel van maatregelen zeals dat in dit advies is aangeduid. 's-Gravenhage, 1 november 1983. J. Vermeijden, voorzitter. H.C.M. Dekkers, secretaris. 19
20
Bijiage A Samenstelling Commissie Sociale Verzekeringen
Leden
dr. J. Vermeijden (voorzitter) mevr.mr. L. Bots dr. C. de Galan prof.dr. E.P. de Jong mevr.mr. Th.F. Lemaire prof.dr. C.K.F. Nieuwenburg Ondernemersleden mr. H. van Brussel drs. D.E. Cnossen S.J. Jonker drs. Chr.R.J. Laffree drs. N.A. Vaandrager mr. L. Verheij J.H. Zwarts Werknemers1eden H.A. Bode mevr.drs. M.J.Ph.A. Clerx raevr.mr. V. Doraela Nieuwenhuis J.J.J. Grobbee drs. P.M. de Jong A.J. Molendijk mr. F. Prins Adviserende leden drs. G.J. van der Hoeven (SVR) mr. C.A. de Kam (SOP) L.L. Marselis (ZFR) drs. M.O.F.M. van den Tillaart (CPB)
21
Ministeriele vertegenwoordigers J. Boere (Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) drs. H.W.O.L.M. Korte (Financien) drs. E. van Ditzhuijzen (Landbouw en Visserij) drs. F.W.M. Hoi (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) drs. M. de Korte (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) drs. J.W.J. Marges (Algemene Zaken) drs. R.E.F. Moonen (Financien) drs. J.B.M. Pierik (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) drs. P.J. van Reeuwijk (Economische Zaken) drs. P. van der Reyden (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) H.G. Schuitemaker (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mr. L. Voogd (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) Secretaris drs. H.C.M. Dekkers Het secretariaat ten behoeve van dit advies is verzorgd door mevr.mr. E.J. van Walt Meijer-Stdve, drs. H.G. Fijn van Draat en mevr. C.A. van den Bosch-van 't Hoenderdaal.
22
Bijiage B1
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID 'S-GRAVENHAGE, ZEESTRAAT 73 - TELEFOON: 070-7159 II DIRECTORAAT-GENERAAL SOCIALE ZEKEFHEID De S o c i a a l - E c o n o m i s c h e B e z u i d e n h o u t s e w e g 60 's-GRAVENHAGE
Uw Icenmerlc
Uw brief van
Onskenmerk N r .
Raad
50269
Directie Soc. Verz. Hoofdafd. WV Onderwerp
O m z e t t i n g f u n c t i e s van v o l t i j d naar d e e l t i j d .
Datum
21 j a n u a r i
1983
De l a a t s t e t i j d w o r d e n d e b e d r i j f s v e r e n i g i n g e n e n d e g e w e s t e l i j k e a r b e i d s b u r e a u s r e g e l m a t i g g e c o n f r o n t e e r d met h e t v e r s c h i j n s e l d e e l t i j d ontslag. B e d r i j v e n w a a r b i j a l s g e v o l g van e c o n o m i s c h e p r o b l e m e n gedwongen o n t s l a g e n z u l l e n moeten v a l l e n , t r a c h t o n z o v e e l n o g e l i j k o n t s l a g e n t e voorkomen, d o o r i n p l a a t s v a n e e n a a n t a l w e r k n e m e r s v o l l e d i g t e o n t s l a a n , de v o o r k e u r t e geven aan een g r o t e r a a n t a l werknemers i n p a r t - t i m e d i e n s t v e r b a n d te l a t e n werken. D a a r t o e w o r d t b i j h e t GAB t o e s t e m m i n g t o t o n t s l a g g e v r a a g d m e t d e t o e z e g g i n g d a t b e t r o k k e n e a a n s l u i t e n d op p a r t - t i m e b a s i s i n d i e n s t z u l l e n w o r d e n g e n o m e n . De u i t v o e r i n g s o r g a n e n vain d e w e r k l o o s h e i d s r e g e l i n g e n w o r d e n b e n a d e r d v o o r e e n g e d e e l t e l i j k e w e r k l o o s h e i d s u i t k e r i n g . Aan de o m z e t t i n g van f u n c t i e s van v o l t i j d n a a r d e e l t i j d z i t t e n een a a n t a l belangrijke voordelen. Zo g a a t v o o r d e z e w e r k n e m e r s d e b a n d m e t h e t a r b e i d s p r o c e s n i e t v e r l o r e n wat t o t gevolg kan hebben d a t v o l l e d i g e w e d e r i n p a s s i n g i n h e t a r b e i d s p r o c e s w o r d t v e r g e m a k k e l i j k ' t . Bedoelde werknemers b l i j v e n immers b i j o n v r i j w i l l i g e g e d e e l t e l i j k e w e r k l o o s h e i d gehouden een v o l l e d i g e f u n c t i e t e a a n v a a r d e n e n s t a a n d a a r o m i n g e s c h r e v e n b i j h e t GAB. Ook de i n k o m e n s a c h t e r u i t g a n g w o r d t b e t e r v e r d e e l d . B o v e n d i e n b l i j f t d e a a n w e z i g e v a k k e n n i s v a n h e t b e d r i j f v o o r a l s n o g b e h o u d e n e n b l i j f t de v a k k e n n i s van b e t r o k k e n e op p e i l . Met h e t o o g o p d e z e v o o r d e l e n s t a i k i n b e g i n s e l p o s i t i e f omzetting.
tegen
E r i s e c h t e r ook e e n b e l a n g r i j k n a d e e l aan d e z e o m z e t t i n g n a j n e l i j k de daarmee gemoeide m e e r k o s t e n .
verbonden,
- Deze
deze
-
Comspondentieadres: Fostbus 20801 - 2500 EV 's-Gravenhage. Verzoeke i6n onderwerp per brief te behandelen en bij beant^i'oording afdeling, nummer en datum te vermeiden,
23
- 2 -
Deze meerkosten zijn voomamelijk het gevolg van het in de Werkloosheidswet voorkomende systeem van een vast aantal uitkeringsdagen per uitkeringsjaax met de mogelijkheid over "overloop" in een ander uitkeringsjaar. Het recht op 130 dagen WW-uitkering zal immers b i j een uitkering voor de helft van de normale werktijd volgens de wet worden omgezet in 260 halve dagenuitkering. DLtbetekent dat b i j een langere werkloosheidsduur dan een half jaar de uitkeringskosten b i j twee deeltijdontslagen reeds hoger zijn dan b i j een vol t i j don t s 1 ag. Bij voortdurende werkloosheid kan de uitkeringsduur nog worden verlengd met 130 dagen waardoor in t o t a a l 78 weken uitkering kan worden genoten. De in a r t i k e l 22 van de Werkloosheidswet genoemde termijn van 78 weken i s in die wet opgenomen in het kader van het tegengaan van het oneigenlijk gebruik om te voorkomen dat in sommige gevallen uitkeringsgerechtigden over een reeks van jaren aanspraak op uitkering b i j met name gedeeltelijke werkloosheid zouden kunnen maken. Deze termijn kan echter n i e t voorkomen dat b i j coUectieve omzetting van voltijdbanen naar deeltijdbanen meerkosten ontstaan. Terugbrenging van de termijn naar bijvoorbeeld 52 weken zou t o t o n b i l l i j k heden kunnen leiden ten aanzien van werknemers die 5 dagen per week plegen te werken, maar wier werkloosheid door korte perioden van werken wordt onderbroken. Genoemde meerkosten zouden kunnen worden voorkomen door een absolute aantal uitkeringsdagen van 130 in te voeren. Ter zake van dezelfde werkloosheid kan dan over n i e t meer dan 130 dagen tiifckerinrr uitkering wnrHpn worden vesT-Wi-prrf^n verkregen _ Elke dag waarop ten gevolge van gehele danwel gedeeltelijke werkloosheid aanspraak op een WW-uitkering bestaat geldt als uitkeringsdag. Dagen waarop naast arbeid een gedeeltelijke VJW-uitkering wordt genoten zouden derhalve n i e t meer omgerekend kunnen worden t o t hele uitkeringsdagen. Mocht men in het eerste uitkeringsjaar n i e t komen aan de 130 dagen dan volgt een nieuw uitkeringsjaar v/aarin echter n i e t opnieuw 130 dagen uitkering kan worden genoten maar het resterende deel t o t aan het absolute maximum van 130, een en ander met inachtneming van de grens van 78 weken. Gezien het beoogde doel zouden alleen werScnemers die als gevolg van {gedeeltelijk) ontslag een werkloosheidsuitkering ontvangen onder de nieuwe regeling dienen te vallen. Als gevolg hiervan zullen voor bijvoorbeeld werknemers die met toepassing van a r t i k e l 8 BBA onder handhaving van het dlenstverband een gedeeltelijke WW-uitkering ontvangen geen wijziging van de huidige regeling optreden. De tUnister heeft voorts besloten om in afwachting van de totstandkoming van bovenbedoelde wetswijziging de arbeidsbureaus een r i c h t l i j n te geven, waarin gewezen wordt op mijn standpunt dat geen toestemming t o t d e e l t i j d ontslag dient te worden gegeven. Daartoe zal een dezer dagen een circulaire aan de arbeidsbureaus worden gezonden. Naar mijn mening zullen voorts de bedrijfsverenigingen indesbetreffende periode geen IW-uitkering dienen te verstrekken. - Ik -
24
-
3 -
Ik heb de Sociale Verzekeringsraad (SVR) van mijn standpunt hierover op de hoogte gebracht. Het l i g t in de bedoeling gezien de a c t u a l i t e i t van de problematiek deze wetswijziging per 1 mei 1983 door te voeren. In dat l i c h t bezien verzoek ik u uw advies omtrent de genoemde b e l e i d s wijziging zo spoedig mogelijk doch in elk geval voor 1 maart 1983 vast ta stellen. Tevens heb ik advies gevraagd aan de Sociale Verzekeringsraad over de uitvoeringstechnische aspecten van eerder genoemde beleid swijziging. Een afschrift van die adviesaanvrage t r e f t u bijgaand aan. DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
25
Bijiage B2
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID 'S-GRAVENHAGE, ZEESTRAAT 73 - TELEFOON: 070 - 71 5911 DIRECTORAAT-GENERRAL SOCIALE ZEKERHEID
De Sociaal-Economische Raad Bezuidenhoutseweg 60 ' S-GRAVENHAGE
Uw kenmerk
0ns kenmerk
Uw brief van
Ondcrwerp Omzetting van voltijdbanen naar deeltijdbanen.
Nr.51217 Directie Soc.Verz. Hoofdafdeling W.V. Datum
30 mei 1983
Op 21 januari 1983 vroeg ik u advies over een door mij voorgenomen wijziging van de Werkloosheidswet ter voorkoming van meerkosten die het gevolg zijn van de omzetting van voLtijdfuncties naar deeltijdfuncties. U hebt mij inmiddels verduidelijking gevraagd van enige in de adviesaanvrage voorkomende begrippen zeals het begrip meerkosten en het uitkeringsjaar. In verband hiermee deel ik u het volgende mee. Aanleiding tot de voorgestelde wijziging was het feit dat op steeds groter schaal er de voorkeur aan wordt gegeven om bij gedwongen ontslagen niet een aantal werknemers volledig te ontslaan, maar een groter aantal functies om te zetten van voltijd in deeltijd. Dit zou leiden tot meerkosten voor de Werkloosheidswet (WW) ten opzichte van zogenaamde voltijdwerkloosheid. Deze meerkosten zitten enerzijds in de werking van de zogenaamde 78 wekentermijn van artikel 22 van de WW en anderzijds in de aftrekbepaling in combinatie met de herleiding van de uitkeringsdagen volgens de wachtgeldreglementen en het werkloosheidsreglement. Bij nadere uitwerking van het voorstel is mij echter gebleken dat niet in alle varianten van omzetting de meerkosten daarvan worden voorkpmen. Dit is namelijk afhankelijk van de wijze waarop de werkloosheid wordt gespreid over de week. De voorgestelde maatregel zou dientengevolge ontwijkingsmogelijkheden bieden, hetgeen de regeling fraudegevoelig maakt. De meerkosten van omzetting zouden in alle situaties kunnen worden voorkomen, indien enerzijds elke dag waarop een werknemer ter zake van gehele of gedeeltelijke werkloosheid een WW-uitkering ontvangt als uitkeringsdag zou gelden en anderzijds het maximum aantal uitkeringsdagen van genoemde groep werknemers afhankelijk gemaakt zou worden van het aantal werkloosheidsdagen per week (zgn. relatief maximum uitkeringsdagen per uitkeringsjaar). - Een -
Conespondentieadres: Postbus 20801 - 2500 EV 's-Gravenhage. Verzoekc 66n onderwerp per brief te behandelen en bij beantwoording afdeting, nummer en datum te vennelden.
26
-2Een werknemer die over 1 dag per week WW-uitkering ontvangt zou dein over maximaal 26 dagen per uitkeringsjaar WV7-uitkering kunnen ontvangen. Voor werknemers die ten gevolge van gehele of gedeeltelijke werkloosheid op 5 dagen per week WW-uitkering ontvangen zou bij voortdurende werkloosheid het meiximum acintal uitkeringsdagen op 130 per uitkeringsjaar (blijven) worden gesteld.
'
On uitvoeringstechnische redenen zou voorts een tussentijdse verandering in de omvang van de werkloosheid geen invloed moeten kunnen hebben op de duur Vcui de uitkeringsperiode, zodat een werkloosheidsrecht van 26 uitkeringsweken zou resteren. In deze opzet zou het systeem van het uitkeringsjaar in de WW intact kunnen blijven. Overloop naar een nieuw uitkeringsjaar zou in dit systeem derhalve mogelijk blijven. Wei wordt door het stellen van een relatief meiximum van 26 uitkeringsweken bij gedeeltelijke werkloosheid ten gevolge van omzetting en door elke dag waarover een WVJ-uitkering wordt genoten als uitkeringsdag te beschouwen, voorkomen dat gedeeltelijk werklozen sneller overlopen in een nieuw uitkeringsjaar dan volledig werklozen. De mate waarin overloop mogelijk is zal dan gelijk zijn aan de mate waarin dit thans bij volledig werklozen mogelijk is. Gelet op de doelstelling van beperking van de meerkosten verbonden aan de omzetting ligt een beperking tot die specifieke situatie in de rede. Een beperking van het thans voorgestelde systeem tot alleen de werlcnemers die bij omzetting van voltijd- in deeltijdfuncties zijn betrokken zou echter evenzeer als bij het in de adviesaanvrage van 21 januari 1983 voorgestelde systeem tot een verschil in uitkeringsrechten binnen de groep deeltijdwerklozen kunnen leiden. Alsmede zou een verschil in uitkeringsrechten ontstaan ten opzichte van volledig werklozen. Het structureel handhaven van een dergelijk onderscheid in uitkeringsrechten is naar mijn mening ongewenst. In verband hlermee verneem ik dan ook graag tevens uw oordeel over dit onderscheid in uitkeringsrechten. Overigens meen ik er goed aan te doen u in dit verband te wijzen op de adviesaanvrage van 25 mei jl. over de herziening van het stelsel van sociale zekerheid. Daarin wordt ten aanzien van werkloosheidregelingen onder meer een belangrijke verbetering voorgesteld van de uitkeringsrechten bij werkloosheid voor gehuwde vrouwen. Voor zover de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de omzetting van voltijd-functies naar deeltijd-functies in verband met de nu nog relatief achtergestelde positie van gehuwde vrouwen bij die groep harder aan zouden komen dan bij andere groepen is dat dus een tijdelijke zaak. Te zijner tijd zal moeten worden bezien hoe de hier aan de orde zijnde problematiek zo doeltreffend mogelijk kan worden opgelost. Tot slot deel ik mee dat ik kennis heb genomen van uw brief van 2 februari jl. waarin u meedeelt dat u er niet in zult slagen binnen de gestelde termijn advies uit te brengen. Daarnaast ben ik mij er bewust van dat de voorbereiding van uw advies vertraging ondervonden heeft ten gevolge van het uitblijven van een verduidelijking van de adviesaanvrage van 21 januari 1983. Hoewel ik begrip heb voor de vele werkzaamheden die uw Raad dient te verrichten ten behoeve van de vele adviesaanvragen, zou ik uw Raad toch willen verzoeken thans op zo kort mogelijke termijn uw advies uit te brengen. Uit oogpunt van rechtszekerheid zou naar mijn mening de interimperiode, waarin wij thans verkeren, niet langer moet blijven voortbestaan dan strikt noodzakelijk is. -Graag-
27
-3Graag ontvang ik uw advies over de volgens het vorenstaande aangepaste adviesaanvrage van 21 januari 1983. Dp STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN
°4 WERKGELEGENHEID,
L. de Graaf
28
Bijiage C
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID •S-GRAVENHAGE. ZEESTOAAT 73 - TELEFOON: 070-7159 U DIRECTORAAT-GENERAAL SOCIALE ZEKERHEID
De S o c i a l e V e r z e k e r i n g s r a a d P o s t b u s 100
2700 AC 20ETERMEER.
Uw kenmerJc
Omkcmnert
Uw brief van
Nr.50.269
D l r e c t i e Soc.Verz. Hoofdafdeling W.V. Onderwerp Omzetting functies van voltijd naar deeltijd.
Datum
21 januari 1983
De laatste tijd worden de bedrijfsverenigingen en de Gewestelijke Arbeidsbureaus (G.A.B.'s) regelmatig geconfronteerd met het verschijnsel deeltijdontsLag. Bedrijven waarbij als gevolg van economische prpblemen gedwongen ontslagen zullen moeten vailen, trachten zoveel mogeiijk ontslagen te voorkonen, door in plaats van een aantal werknemers volledig te ontslaan, de voorkeur te geven aan een groter aantal werknemers in part-time dienstverband te laten werken. Daartoe wordt bij het G.A.5. toesteoming tot ontslag gevraagd met de toezegging dat betxokkenen aansluitend op part-time basis in dienst zullen worden genomen. De uitvoeringsorganen van de werkloosheidsregelingen worden benaderd voor een gedeeltelijke werkloosheidsuitkering. Aan de omzetting vein functies van voltijd naar deeltijd zitten een aantal belangrijke voordelen. 2o gaat voor deze werknemers de band met het arbeidsproces niet verloren wat tot gevolg kan hebben dat volledige wederinpassing in het arbeidsproces wordt vergemaJckelijkt. Bedoelde werknemers blijven immers bij onvrijwillige werkloosheid gehouden een volledige functie te aanvaarden en staan daarcm ingeschreven bij het G.A.3.. Ook de inkomensachteruitgang wordt beter verdeeld. Bovendien blijft de aanwezige vakkennis van het bedrijf vooralsnog behouden en blijft de vaWcennis van betrokkene op peil. Met het oog op deze voordelen sta ik in beginsel positief tegenover deze omzetting. Er is echter ook een belangrijk nadeel aan deze omzetting verbonden, namelijk de daarmee gemoeide meerkosten. Deze meerkosten zijn voornamelijk het gevolg van het in de Werkloosheidswet voorkone.^de systeem van een vast aantal uitkeringsdagen per uitkeringsjaar met de mogelijkheid van "overloop" in een ander uitkeringsjaar. Het recht op 130 dagen WW-uitkaring zal iaimers bij een uitkering voor de helft van de normale werktijd volgens de wet worden omgezet in 260 halve dagen-uitXering. Dit betekent dat bij een langere werkloosheidsduur dan een half, jaar de uitkeringslia^tsn bij twee deeltijdontslagen reeds hoger zijn dan bij een voltijdontslag.
Coneipondmticadns: Pcstbiu 20801 - 2500 EV 's-Giavenba(:. Verzoeke tin onderwerp per brief te behandelen en btj beaniwoording afdeling, nummer en dituiti le vencelden.
29
Blj voortdurande werkloosheid kan de uiUceringsduur nog worden verlengd met 130 dagen waardoor in totaal 78 weken tiitJcering kan worden genoten. Oe in eirtikel 22 van de Hericloosheidswet genoemde termijn van 78 weken is in die wet opgsnomen in het kader van het tegengaan van oneigenlijk gebruik am te voorkomen dat in sosimige gevallen uitkeringsgerechtigden niet uitgetrokken raakten. Deze termijn kan echter niet voorkomen dat bij de collectieve omzetting van voltijdbanen naar deeltijdbanen meerkosten ontstaan. Terugbrenging van de tamijn naar bijvoorbeeld 52 weken zou echter tot onbiliijkheden kunnen leiden cen aanzien van werknemers die 5 dagen per week plagen ta werken, maar wier werkioosheid door korta perioden van werkan wordt cnderbroken. Genoemde meerkosten zcuden wel kunnen worden voorkomen door een absoluut aantal uitkaringsdagen van 130 in te voeren. Ter zake van dezelfde werkioosheid kem dan over niet meer dan 130 dagen uitkering worden verkregen. Elke dag waarop tengevolge van gehele dan wel gedeeltelijke werkioosheid aanspraak op esn W.W.-uitkering bestaat geldt als uitkeringsdag. Oagen vajtrop naast arbeid een gedeeltelijke W.W.-uitkering wordt genoten zouden derbolve niet meer omgerekend kunnen worden tot hele uitkeringsdagen. Mocht men in het eerste uitkerijigsjaax niet koaen aan de 130 dagen dan volgt een nieuw uitkeringsjaar waarln echter niet opnieuw 130 dagen uitkering kan worden genoten maar het resterende deel tot aan het absolute mav-mum van 130/ een en emder met inachtneming van de grcns van 78 weken. Gezien het beoogde doel zouden alleen werScnemers die als gevolg van (gedeeltelijk) ontslag een werklooshQ.&uitkering ontvangen bnder de nieuwe regeling dienen ta vallen. Ais gevolg hiarvan zal voor bijvoorbeeld werknemers die met toepassing van arrikel S S3A onder handhaving van het dienstverbanc esn gedeeltelijke W.W.-uitkering ontvangen ceen wijziging van de huidige regeling optraden. De Minister heeft beslotan om in•azwachting van de -otstandkoming van bovenbedoeide wetswijziging de arbeidsbureaus • een richtiijn te geven waarin gewezer. wordc op nijn szandpunt dat geen toesteaiaiag tot deeltijdontslag dient te worden gegeven.. . Naar mijn mening zullen voorts de bedrijfsverenigingen in de betreffende periode geen W.W.-uitkering dienen te versrrekken. Ik verzoek u de bedrijfsverenigingen van mijn standpunt op de hoogte te brengen. Bet ligt in de bedoeling, gezien de actualiteit van het probleem, de wet op 1 mei 1983 in werking te laten treden. In dat licht bezien verzoek ik u mij zo vroeg mogelijk doch in ieder geval voor 1 oaart 1983 te adviseren over de uitvoeringstechnischa aspecten van deze beieidswijzicric Tevens verzoek ik u mij .re adviseren over de als een gevolg van deze beleidswijziging overigens optredende knelpunten, bijvoorbeeld betreffende de franchise in de W.A.O.. Aan de Sociaal-Economische Raad is tevens advies gevraagd. Bijgaand treft u afschrift aan van de adviesaanvrage. Tot slot deel ik u mee, -flat aan de in uw brief van 26 augustus 1982 inzake wijziging van artikel 22 en 3S van de W.W. (maximum uitkeringsduur vcm 73 weken) genoemde kwesties aandacht gegeven.zal worden in het kader van bovengenoende wijziging van de W.W. DE STAAISSECIETMIIS.VAN SCXIIALZ ZAKEN Qt WEaXGELEGENEEH),
\ L.de Graaf
30
SV/1404
Bijiage D
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID •S-GRAVENHAGE, ZEESTOAAT 73 - TELEFOON: 070 - 71 5911 DI3ECT0RAAT-GENERRAL 700R DE ARBEIDSVOORZIENING
De Directeuren van de (Gewestelijke) Arbeidsbureaus; de Commissies van Advies d.t.v. de Hoofdinspecteurs-Directeursn voor de Arbeidsvoorziening
U w kenmerk
Uw brief van
.derwerp • Ontslagzeiken waarin omzetting voile tijd/deeltijd.
0ns ksnmtrk M r . 23C647
Da;um 4 februari 1983
In de huidige arbeidsoarktverhoudingen wordt u in toenemende nate geconfronteerd met verzoeken tot verg'onning voor ontslag, waarbij sen herverdeling vein de resterende beschikbare arbeid wordt voorgestaid ter vermindering van de aantallan volledige ontslagen. Eerder heb ik u e r al o p g e w e z e n , dat u bij h e t eventueel verlenen- van ontslagen, waarbij nieuwe dienstverbanden voor korcere arbeidstijd beoogd worden, nadrukkelijk de faetrokken werknemers moat vcorlichten over de o n zekerheid inzaka het verkrijgen van partiSle werkloosheidsuitkeringen (brief van 25 noveraber 1982). Nu moet ik u berichten, dat geen toesteraning kan worden verleend aan dergelijke ontslag- en herverdelingsvoorstellen. Slechts in die gevallen, waarin een herverdeling beoogd wordt door bekorting van de wekelijkse arbeidsduur met vijf uur of minder, kunt u, uiteraard overigens de ontslagredenen toetsend, aan herverdeling meewerken. In die gevallen ontstaat naiaelijk in het algemeen geen recht op werkloosheidsuitkering. In alle overige gevallen zult u dus uw oordeel ovar het voorgestelde ontslag moeten beperken tot volledige ontslagen. Bovenstaande Iaat uiteraard onverlet, dat ontslag w e l nogelijk blijft in die gevallen, waarin de noodzaak tot inkrimping aannemelijk is geruaakt, niaar er geen keuze is tot herverdeling van werk. Ik moet u deze richtiijn voorschrijven, omdat o n d e : J= vioerende wetgevi-g een nlet beoogde benutting van de werkloosheidsvcorzier.inqen niet op andere wijze te voorkipmen i s ; het toestaan van oartiele werkloosheidsuitkering zou kunnen leiden tot een zeer grote kostenverhoging voor de wachtgeld- en werklcosheidsfondsen, boven de kosten welke voortvloeien uit volledige ontslagen. - Inmiddels -
Corrsspondeniieadres: Posibus'20801 • 2500 EV 's-Grjvenhagi. Verzockt een onderwen; per brief le behandelcn en bii tieaniwoording afdeling, nummer en datum ie vemielden.
31
Inmiddels wordt net voortvarendheid gewerkt aan de .'oorbereiding van wijziging van de betrokken wetgaving. Ik heb aein de Sociale Verzekeringsraad doen '.veten, dat de bedrijfsverenigingen mijns inziens niet behoren mee te werken aan constructies, waarbij gedwongen inkrimpingen via arbeidstijdverkorting onder hec toekennen van gedeeltslijke werkloosheidsuitkering worden aiogelijk gemaakt. DE MINISTER VAN SOCIALE 2AKEN EN WERKGELEC-ENHEID,
\^^
32
Bijiage E
Rekenvoorbeelden ter bepallng van de meerkosten van de WW blJ omzettlng van voltl.jd-functles In deeltljd-functies.
1. Inleldlng 2. De naxlmale ultkerlngslasten blJ de huldlge wetgevlng 3. De maxlmale ultkerlngslasten blJ reallserlng van de maatregelen ult de advlesaanvrage van 21 januarl 1983 4. De maxlmale ultkerlngslasten blj reallserlng van de In de brief van 30 mel 1983 voorgestelde maatregelen 5. De maxlmale ultkerlngslasten blj reallserlng van de door de commlssle voorgestelde maatregelen
33
pag- 2 pag. 3
pag- 11
p a g . 17
pag. 22
2 -
1. Inleldlng Ten behoeve van de
oordeelsvormlng over de problematlek van de
meerkosten In de WW blj omzettlng van voltljd-functles In deeltljd-functies en over de In verband daarmee voorgenomen maatregelen zljn In deze bljlage enkele rekenvoorbeelden ultgewerkt> In deze rekenvoorbeelden worden de maxlmale ultkerlngslasten voor de WW-fondsen blj verschlllende denkbare varlanten van omzettlng van voltljd-functles In deeltljd-functies vergeleken met de maxlmale ultkerlngslasten blj volledlg ontslag aan gen werknemer. HlerblJ uordt onderscheld gemaakt tussen deeltljd-functies die gedurende een minder dan gebrulkelljk aantal uren per dag uorden vervuld (variant A ) , deeltljd-functies die op minder dan 5 dagen per week worden vervuld (variant B) en deeltljd-functies die worden vervuld door volgens rooster een aantal weken te werken en vervolgens een week nlet te werken (variant C ) . De rekenvoorbeelden hebben betrekklng op de maxlmale ultkerlngslasten In een vlertal sltuatles, te weten: a. ultgaande van de huldlge wetgevlng (hoofdstuk 2 ) ; b. ultgaande van de maatregelen als voorgesteld In de advlesaanvrage van 21 januarl 1983 (hoofdstuk 3); c> ultgaande van de maatregelen als voorgesteld In de brief van 30 mei 1983 (hoofdstuk 4 ) ; d. ultgaande van de maatregelen als voorgesteld In het advles van de commlssle (hoofdstuk 5 ) .
Aan de hand van deze rekenvoorbeelden kan warden bepaald In hoeverre de geslgnaleerde meerkosten door de verschlllende maatregelen worden weggenomen. Voorts blljkt waarom de brief van 30 mel 1983 als aanvulllng op de advlesaanvrage van 21 januarl 1983, gegeven de daarln verwoorde doelstelllng, noodzakelljk kan warden geacht. Ten slotte Is in hoofdstuk 5 Ingegaan op enkele consequentles voor ultkerlngsgerechtlgden die samenhangen met de maatregelen als voorgesteld door de commlssle.
34
2. De maxlmale ultkerlngslasten blj de huldlge wetgevlng Op grond van de thans geldende bepallngen In de wachtgeldreglementen (art. 8 lid 2) wordt, In het geval een werkloze werknemer naast zljn WW-uitkerlng Inkomsten ult arbeld ontvangt, de WW-ultkerlng welke hlj per dag blj volledlge werkloosheld zou hebben ontvangen, vermlnderd met SOX van de Inkomsten ult arbeld over die dag. Voorts wordt, voor de bepallng van de maxlmale ultkerlngstermljn, het aantal ultkerlngsdagen per week gesteld op de ultkomst van de rekenkundlge deling van de feltelljk ontvangen WW-ultkerlng per week door de 'normale', blj volledlge werkloosheld toe te kennen WW-ultkerlng per dag (art. 9 a ) . Heeft de betrokken werknemer, aldus berekend. In het eerste ultkerlngsjaar over minder dan 130 dagen WW-ultkering ontvangen, dan beglnt voor hem een nleuw ultkerlngsjaar waarln hlj opnleuw recht op WW-uitkerlng heeft over maxlmaal 130 dagen, met dlen verstande dat het recht op WW-ultkerlng ter zake van dezelfde werkloosheld ulterlljk na 78 weken, te rekenen vanaf de eerste dag waarop een WW-uitkerlng is toegekend, elndlgt (art. 22 W W ) . Deze bepallngen van de WW en de wachtgeldreglementen lelden ertoe dat de ultkerlngslasten In het geval van deeltljd-ontslagen hoger zljn dan in het geval werknemers volledig worden ontslagen. Dlt verschljnsel kan aan de hand van een tweetal voorbeelden worden toegellcht. In het eerste voorbeeld wordt daarblj in het bljzonder ulteengezet op welke wljze de huldlge wetgevlng blj omzettlng van voltljd-functles in deeltljd-functies wordt toegepast terwijl In het tweede voorbeeld het accent wordt gelegd op de berekening van de meerkosten blj een groot aantal varlanten dat zlch blj omzettlng van voltijd-functies in deeltljd-functles kan voordoen.
VOORBEELD 1 Ultgangssltuatie Is dat een werkgever die twee werknemers In voltljd-dlenstverband heeft, genoodzaakt Is SSn van de belde arbeldsplaatsen te laten vallen. In beglnsel zljn hlervoor vler mogelljkheden denkbaar: I.
S&n van belde werknemers wordt volledig ontslagen, de ander behoudt zljn voltljd-dlenstverband;
IIA. belde werknemers worden onvrljwllllg werkloos en gaan gedurende halve dagen werken; IIB. belde werknemers worden onvrljwllllg werkloos en gaan gedurende
35
de helft van de werkweek werken; lie. belde werknemers worden onvrljwllllg werkloos en gaan afwlsselend per twee weken SSn week werken. De maxlmale ultkerlngslasten in de WW kunnen voor elk van de vler mogelljkheden warden berekend. Deze worden bepaald door de feltelljke WW-ultkerlng per dag per werknemer en door het maximum aantal dagen waarover WW-ultkerlng kan warden ontvangen. BlJ de berekeningen Is ervan ultgegaan dat belde werknemers een dagloon hebben van f 125,-.
Ultkerlngslasten ad I Wanneer wordt gekozen voor mogelljkheld I heeft de betrokken werkloze werknemer gedurende maxlmaal 130 dagen recht op een WW-ultkerlng. De maxlmale ultkerlngslasten bedragen dan: 1 X 130 X 80% van f 125,- - f 13.000,-.
Ultkerlngslasten ad IIA Wanneer wordt gekozen voor mogelljkheld IIA ontvangen belde werknemers per dag aan WW-ultkerlng: f 100,- vermlnderd met 80% van de Inkomsten ult arbeld over die dag, dat wll zeggen f 100,- mln 80% van f 62,50 = f 50,-. Het aantal ultkerlngsdagen per week wordt vervolgens berekend door de In een week ontvangen WW-ultkerlng (5 x f 50,-) te delen door de WW-ultkerlng per dag blj volledlge werkloosheld (f 100,-). Hoewel aan belde werknemers op alle werkdagen van de week een gedeeltelljke ultkerlng Is toegekend, geldt voor leder van hen dat het aantal ultkerlngsdagen per week op 2^ wordt gesteld. Gedurende het eerste ultkerlngsjaar ontvangen zij, aldus berekend, over 130 dagen ultkerlng; dlt betekent dat zlj In het daarop volgende ultkerlngsjaar geen recht hebben op een WW-ultkerlng. Ontvangen zlj evenwel In het eerste ultkerlngsjaar over 129 of minder dagen een WW-ultkerlng (bljv. omdat zlj zlek zljn geweest of op &Sn dag extra hebben gewerkt) dan beglnt voor deze uitkerlngsgerechtlgden volgens de systematlek van de WW een tweede ultkerlngsjaar waarln zlj recht op een WW-ultkerlng hebben tot ulterlljk 78 weken na de eerste dag waarover een WW-ultkerlng Is toegekend. Het aantal ultkerlngsdagen In de zln van de WW Is voor beide werknemers In die sltuatle maxlmaal 194 (129 In het eerste en 65 In het tweede ultkerlngsjaar); feltelljk hebben belde werknemers dan over 78 x 5 = 390 dagen vermlnderd met 66n
36
zlektedag of extra werkdag een gedeeltelljke WW-ultkerlng ontvangen. De maxlmale ultkerlngslasten In de WW bedragen blJ mogelljkheid IIA derhalve: 2 x 389 x f 50,- = f 38.900,-. Dlt Is bljna het drlevoudlge van de ultkerlngslasten blj mogelljkheid I. De 'meerkosten' van IIA ten opzlchte van I zljn, ultgaande van dlt voorbeeld, f 25.900,-.
Ultkerlngslasten ad IIB Wanneer wordt gekozen voor mogelljkheid IIB ontvangen belde werknemers op twee dagen per week een volledlge WW-ultkerlng van f 100,- per dag, op ggn dag per week een - gekorte - WW-ultkerlng van f 50,- en op twee dagen per week In het geheel geen WW-ultkerlng. Het aantal ultkerlngsdagen Is dan Hi per week en 130 In het eerste ultkerlngsjaar. Ook hler geldt dat wanneer het volgens de systematlek van de WW berekende aantal ultkerlngsdagen In het eerste ultkerlngsjaar wegens zlekte of extra werkzaamheden 129 of minder bedraagt, de betrokken werkloze werknemers In het volgende ultkerlngsjaar recht hebben op een WW-ultkerlng tot ulterlljk 78 weken na de eerste dag waarop aan hen een WW-ultkerlng Is toegekend. De maxlmale ultkerlngslasten In de WW zljn blj mogelljkheid IIB gelljk aan die blj mogelljkheid IIA, te weten f 38.900,-; de 'meerkosten' ten opzlchte van mogelljkheid I bedragen dan eveneens f 25.900,-.
Ultkerlngslasten ad IIC Wanneer wordt gekozen voor mogelljkheid IIC ontvangen belde werknemers afwisselend gedurende 5 dagen een volledlge WW-ultkerlng en tljdens de 5 werkdagen in het geheel geen ultkerlng. In het eerste ultkerlngsjaar hebben zlj dan op 130 dagen recht op een volledlge WW-ultkerlng van f 100,- per dag. Is het aantal ultkerlngsdagen door zlekte of een extra werkdag In het eerste ultkerlngsjaar echter 129 of minder, dan hebben zlj ook In het tweede ultkerlngsjaar recht op een WW-ultkerlng tot ulterlljk 78 weken na de eerste ultkerlngsdag. Het maximum aantal ultkerlngsdagen bedraagt In die perlode van 78
weken
voor belde werknemers In deze sltuatle 194 (129 In het eerste, 65 In het tweede ultkerlngsjaar). De maxlmale ultkerlngslasten In de WW zljn dan gelljk aan die blj mogelljkheid IIA en IIB, te weten f 38.900,-; de 'meerkosten' bedragen eveneens f 25.900,-.
37
- 6 VOORBEELD 2 In dit voorbeeld geldt alB ultgangssltuatle dat een werkgever 6 werkneraers in voltljd-dienstverband heeft (met elk een dagloon van f 125,-) en genoodzaakt Is de personeelsformatle met i§n arbeidplaats In te krlmpen. Theoretlsch zljn daarblj de volgende 19 mogelljkheden en varlanten denkbaar; I.
E6n werknemer wordt volledlg ontslagen; de betrokken uerknemer ontvangt over maxlmaal 130 dagen een volledlge WW-uitkerIng van f 100,- per dag; de uitkerlngslasten in de WW zljn dan maxlmaal f 13.000,- (zle voorbeeld 1 ) .
II.
Twee werkneraers worden gedeeltelljk ontslagen; hlerblj zljn drie varlanten denkbaar: II A. twee werkneraers worden voor 50% onvrljwllllg werkloos en gaan gedurende halve dagen werken; de maximale uitkerlngslasten zijn dan f 38.900,- (zie IIA blj voorbeeld 1); II B. twee werkneraers worden voor 50% onvrljwillig werkloos en gaan volgens een rooster op 2^ dag per week werken; over de rest van de week ontvangen zlj WW-uitkerlng (vergelljkbaar met IIB blj voorbeeld 1 ) ; II C. twee werkneraers warden voor 50% onvrijwllllg werkloos en gaan afwisselend SSn week wel en ign week nlet werken (vergelljkbaar met IIC blj voorbeeld 1 ) ;
III.
Drle werkneraers worden gedeeltelljk ontslagen; hlerblj zljn eveneens drle varlanten denkbaar: III A. drie werkneraers gaan gedurende 2/3 van de normale arbeldstijd per dag werken; zlj ontvangen per dag een gedeeltelijke WW-ultkerIng van f 33,33 gedurende maxlmaal 78 weken (390 dagen); de maximale uitkerlngslasten voor de UW-fondsen zljn dan 3 X 390 X f 33,33 = f 39.000,-; III B. drie werknemers gaan In rooster op 2/3 van het gebrulkelljke aantal dagen per jaar werken en ontvangen dan In het eerste ultkerlngsjaar op 86-87 dagen een WW-uitkering van f 100,-per dag en in het tweede
38
ultkerlngsjaar op 43-4A dagen, tot uiterlljk 78 weken na de eerste ultkerlngsdag; het aantal ultkerlngsdagen Is dan 130; de raaxlmale ultkeringslasten voor de WW-fondsen zijn ook hler f 39.000,- (3 x 130 x £ 100,-); III C. drle werknemers gaan In rooster afwlsselend twee weken werken en §§n week niet werken; het aantal ultkerlngsdagen in het eerste ultkerlngsjaar Is dan 86-87, gelegen In 17-18 weken; In het tweede ultkerlngsjaar Is het aantal ultkerlngsdagen 43-44, gelegen in 8-9 weken; het aantal ultkerlngsdagen Is hler eveneens 130 en de maxlmale ultkeringslasten f 39.000 (3 X 130 X f 100,-).
IV.
Vler werknemers worden gedeeltelijk ontslagen, waarblj wederom 3 varlanten denkbaar ziJn: IV A.
vler werknemers gaan gedurende 3/4 van de normale arbeMstlJd per dag werken; zlj ontvangen dan per dag een gedeeltelljke WW- ultkerlng van f 25,- gedurende maximaal 78 weken (390 dagen); de maxlmale ultkeringslasten voor de WW-fondsen zljn dan 4 x 390 x f 25,- = f 39.000,-;
IV B.
vler werknemers gaan In rooster op 3/4 van het aantal werkdagen werken en ontvangen In het eerste ultkerlngsjaar op 65 dagen een WW-ultkerlng van f 100,per dag en In het tweede ultkerlngsjaar op 32-33 dagen; de maxlmale ultkeringslasten zljn f 39.000,- = (4 X 97^ X f 100,-);
IV C.
vler werknemers gaan In rooster afwlsselend drle weken werken en een week nlet werken; In het eerste ultkerlngsjaar ontvangen zlj dan op 65 dagen (13 weken) een WW-ultkerlng van f 100,- per dag en In het tweede ultkerlngsjaar op 32-33 dagen', gelegen In 6-7 weken; de maxlmale ultkeringslasten zljn ook hler f 39.000,- (4 X 97% X f 100,-).
V.
VIjf werknemers worden gedeeltelijk ontslagen, waarblj ook weer 3 varlanten denkbaar zljn: V A.
vljf werknemers gaan gedurende 4/5 van de normale arbeidstijdper dag werken en ontvangen een gedeeltelljke
39
- 8 WW-ultkerlng van f 20,- per dag gedurende maxlmaal 78 weken; maxlmale ultkerlngslasten zijn 5 x 390 x f 20,- = f 39.000,-; V B.
vljf werknemers gaan In rooster op 4/5 van het gebruikelljke aantal werkdagen werken (4 dagen per week) en ontvangen In het eerste ultkerlngsjaar op 52 dagen WW-ultkerlng van f 100,- per dag en In het tweede ultkerlngsjaar op 26 dagen; de maximale ultkerlngslasten zljn f 39.000,- (5 X 78 X f 100,-);
V C.
vljf werknemers gaan in rooster afwlsselend vler weken werken en een week nlet werken; zlj ontvangen dan In het eerste ultkerlngsjaar gedurende 10-11 weken een WW-ultkerlng en in het tweede ultkerlngsjaar gedurende 5-6 weken; de maximale ultkerlngslasten zljn en blljven f 39.000,- (5 X 78 X f 100,-).
VI.
Zes werknemers worden gedeeltelijk ontslagen; de 3 varlanten zljn dan: VI A.
zes werknemers gaan gedurende 5/6 van de normale arbeldstljd per dag werken en ontvangen een gedeeltelljke WW-ultkering van f 16,67 per dag gedurende maxlmaal 78 weken; de maximale ultkerlngslasten zljn 6 X 390 X f 16,67 = f 39.000,-;
VI B.
zes werknemers gaan In rooster op 5/6 van het gebruikelljke aantal werkdagen werken en ontvangen in het eerste ultkerlngsjaar op 43-44 dagen WW-uItkering van f 100,- per dag en In het tweede ultkerlngsjaar op 21-22 dagen; de maximale ultkerlngslasten zijn als steeds f 39.000,- (6 X 65 X f 100,-);
VI C.
zes werknemers gaan In rooster afwlsselend 5 weken werken en een week nlet werken; zlj ontvangen dan in het eerste ultkerlngsjaar gedurende 8-9 weken een WW-ultkering van f 100,- per dag en in het tweede ultkerlngsjaar gedurende 4-5 weken; ook in dit geval zijn de maximale ultkerlngslasten f 39.000,- (6 x 65 x f 100,-).
Ult deze voorbeelden blljkt dat blj het omzetten van voltljd-functies in deeltijd-functles ter vermljdlng van volledlg ontslag aan §en van
40
de werknemers de maxlmale ultkerlngslasten voor de WW-fondsen bet drlevoudlge bedragen van de maxlmale ultkerlngslasten blj volledlg oncslag van een werknemer (In de gekozen rekenvoorbeelden f 38.900,- of f 39.000,- In plaats van f 13.000,-). Dlt wordt veroorzaakt doordat een groter aantal werknemers recht op een (gedeeltelljke) WW-ultkerlng krljgt en dlt recht gedurende een langere ultkerlngsperlode behoudt. Zouden deze voorbeelden betrekklng hebben op 1.000 arbeldsplaatsen die dlenen te vervallen, dan bedragen de meerkosten voor de WW-fondsen in totaal f 26 mln.
Geldt deze constaterlng bezlen vanult de posltle van de WW-fondsen voor de ultkerlngslasten van de betrokken werknemers te zamen, per Indlvlduele ultkerlngsgerechtlgde gerekend Is de maxlmale aanspraak op WW-ultkerlng blj deeltljd-ontslagen In de meeste gevallen gelijk aan of minder dan de maxlmale aanspraak op WW-ultkerlng blj volledlge werkloosheld van een werknemer. Deze laatste heeft ultgaande van die gegeven voorbeelden aanspraak op een WW-ultkerlng gedurende raaxlraaal 130 dagen tot een bedrag van
in
totaal
f 13.000,-. Zou de werkloosheld
worden gespreid over 6 werknemers dan heeft leder van hen aanspraak op een WW-ultkerlng gedurende 78 weken tot een bedrag van f 6.500,- (f 39.000,- : 6 ) . Alleen wanneer de werkloosheld wordt verdeeld over 2 werknemers die gedurende 50% van de gebrulkelljke arbeldstljd blljven werken Is de maxlmale aanspraak op WW-ultkerlng per ultkerlngsgerechtlgde hoger dan in bet geval van volledlg ontslag aan Sen van belde werknemers, namelljk f 19.450,- tegenover f 13.000,-. Hlerblj zlj aangetekend dat het vorenstaande ook geldt wanneer een ultkerlngsgerechtlgde nlet blj zljn oorspronkelljke, maar blj een andere werkgever In deeltljd-dlenstverband gaat werken. Gaat de ultkerlngsgerechtlgde meer dan 2/3 van het loon verdlenen waarop zljn WW-ultkerlng Is afgestemd, dan zljn zljn aanspraken op een WW-ultkerlng In geld ultgedrukt gerlnger dan wanneer hlj volledlg werkloos zou zljn gebleven. Verdlent hlj minder dan 2/3 van zljn vroegere Inkomen, dan ontvangt hlj blj blljvende gedeeltelljke werkloosheld ultelndelljk meer aan WW-ultkerlng.
In het voorgaande zljn de meerkosten van 'deeltljd-ontslagen' ten opzlchte van 'voltljd-ontslagen* afgeleid van de maxlmale ultkerlngslasten, dat wll zeggen ultgaande van het voortduren van de
41
- 10 volledlge of gedeeltelljke werkloosheld gedurende de maxlmale ultkerlngstermljn van 78 weken. Of deze meerkosten ook feltelljk zullen optreden Is evenwel mede afhankelljk van de vraag blnnen welke termljn de betrokken werkloze werknemers weer een volledlge functie kunnen aanvaarden; daarblj is van betekenls dat ook blj onvrljwllllge gedeeltelljke werkloosheld een ultkerlngsgerechtlgde gehouden Is een volledlge functie te aanvaarden en daarom moet worden Ingeschreven blj het GAB.
Het hlervoor gestelde heeft ultslultend betrekking op de ultkerlngsrechten en ultkerlngslasten Ingevolge de WW. Wanneer de betrokken ultkerlngsgerechtlgden de voor hen geldende maxlmale ultkerlngstermljn van 130 dagen of 78 weken hebben berelkt komen zlj In aanmerklng voor toekennlng van een WWV-ultkerlng ^ \
De maxlmale ultkerlngsduur
Ingevolge de WWV Is afhankelljk van de leeftljd ^' en onafhankelljk van het al dan nlet ontvangen van Inkomsten ult arbeld naast de WWV-ultkerlng. Dlt heeft tot gevolg dat blj omzettlng van voltljd-functle In deeltijd-functle In de WWV geen meerkosten optreden ten opzlchte van volledlge ontslagverlenlng aan een gerlnger aantal werknemers.
^Met ultzonderlng van werkloze werknemers jonger dan 23 jaar die nog nlet gedurende 130 weken hebben gewerkt. ^In het algemeen Is de maxlmale ultkerlngstermljn van de WWV 2 jaar; Is een werkloze werknemer na afloop van die termljn 60 jaar of ouder dan behoudt hlj tot zljn 65e Jaar aanspraak op een WWV-ultkerlng; voor werkloze werknemers jonger dan 23 Jaar Is de maxlmale ultkerlngstermljn 1 jaar.
42
- 11 3. De maxlmale ultkerlngslasten blj reallserlng van de maatregelen ult de advlesaanvrage van 21 januarl 1983 In de advlesaanvrage van 21 januarl 1983 wordt een tweetal maatregelen voorgesteld, te weten: 1. dagen waarop een gedeelteXljke WW-ultkering wordt ontvangen, worden geteld als uitkerlngsdagen en niet meer omgerekend en samengevoegd (herleld) tot 'voile' uitkerlngsdagen; 2. het aantal uitkerlngsdagen In het eerste en tweede ultkerlngsjaar te zamen mag nlet meer dan 130 zljn.
Deze maatregelen hebben een verschlllende ultwerklng voor de in voorbeelden 1 en 2 opgenomen varlanten van omzettlng van voltljd-functies in deeltljd-functies. De gevolgen komen in het bijzonder tot uitdrukking in het maximum aantal dagen waarop een ultkerlngsgerechtigde bij voortduring van zljn (gedeeltelijke) werkloosheid recht heeft op een WW-uitkering. Afhankelijk van de door betrokken partijen gekozen varlanten zal dit aantal kleiner zljn dan bij de huidige wetgeving; in het verlengde daarvan kan een beperklng van de ultkerlngslasten voor de WW-fondsen optreden.
VOORBEELD 1 Wordt gekozen voor mogelljkheid II A (twee werknemers gaan gedurende halve dagen werken), dan ontvangen de betrokken werknemers bij realisering van de voorgestelde maatregelen over maxlmaal 130 dagen een gedeeltelijke WW-uitkering, terwijl deze bij de huidige wetgeving over maxlmaal 389 dagen wordt toegekend. De maxlmale ultkerlngslasten worden in deze situatie tot 1/3 teruggebracht (van f 38.900,- naar f 13.000,-). Er is dan geen sprake meer van meerkosten ten opzlchte van volledige ontslagverlening aan een van beide werknemers. In het geval wordt gekozen voor mogelljkheid II B en beide werknemers afwisselend in de ene week op 2 en in de andere week op 3 dagen werkzaam zljn, ontvangen zij beiden over maxlmaal 130 dagen een volledige WW-ultkering. Bij de huidige wetgeving bedraagt het maximum aantal uitkerlngsdagen per werknemer 194. Dit betekent dat de maxlmale ultkerlngslasten voor beide werknemers te zamen tot ongeveer 2/3 van het huidige niveau worden beperkt, te weten van f
38.900,- naar
f 26.000,-. De maxlmale ultkerlngslasten zljn dan evenwel nog tweemaal zo hoog als in het geval een van beide werknemers volledig zou worden
43
- 12 ontslagen. Dlt laatste geldt ook wanneer wordt gekozen voor mogelljkheld II C, waarblj beide werknemers afwlsselend een week werken en een week nlet werken.
44
- 13 VOORBEELD 2 Zoals ult voorbeeld 1 blljkt zljn de gevolgen van de voorgestelde maatregelen waarneembaar In de wljzlglng van het maximum aantal dagen waarover een volledlge dan wel een gedeeltelljke ultkering kan warden verkregen. Voor de verschlllende varlanten van voorbeeld 2 zljn de wljzlglng van dlt maximum aantal en de mogelljke beperking van de maxlmale uitkerlngslasten In het volgende overzlcht aangeduld.
45
14 -
Maximum aantal ultkerlngsdagen blj huldlge blj reallserlng wetgevlng advlesaanvrage van 21-1-1983
Variant
1 werknemer volledlg werkloos WW-ultkerlng f 100,- p.d.
130 (26 weken)
130
Maxlmale ultkerlngslasten (in f) blj huldlge blj reallserlng wetgevlng advlesaanvrage van 21-1-1983
13.000,-
13.000..
II 2 werknemers 50Z werkloos II A UW-uitkerlng: f 50,-p.d.
389 130 (In 78 weken) (In 26 weken)
38.900
13.000
II B WW-ultkerlng: f 100,- p.d.
194 130 (in 78 weken) (In 52 weken)
38.900
26.000
190-195 130 (= 38-39 weken ^\= 26 weken (in 78 weken) (In 52 weken)
38.900
26.000
39.000,-
13.000,-
III B WW-ultkerlng 130 130 f 100,- per dag (In 78 weken) (In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
IIIC WW-ultkerlng f 100,- p.d.
39.000,-
39.000,-
II C WW-ultkerlng f 100,-p.d.
III 3 werknemers 33 1/3% werkloos III A WW-ultkerlng f 33,33 p.d.
390 130 (In 78 weken) (in 26 weken)
130 (=26 weken In 78 weken)
130 (=26 weken In 78 weken)
338-39 weken wll zeggen dat 6Sn van belde werknemers gedurende 38 weken een WWV-ultkerlng ontvangt en de ander gedurende 39 weken; dlt Is afhankelljk van het gehanteerde rooster van werken In de perlode van 78 weken vanaf de omzettlng van de voltljd-functles In deeltljd-functles.
46
- 15 IV 4 werknemers 25Z werkloos IV A WW-uItkerlng f 25,- p.d.
390 130 (In 78 weken) (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
IV B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
97-98 97-98 (In 78 weken) (In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
95-100 95-100 (=19-20 weken (=19-20 weken In 78 weken) In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
V A WW-ultkering f 20,- p.d.
90 130 (In 78 weken) (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
V B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
78 78 (In 78 weken) (In 78 weken)
39.000,-
39.000,
75-80 75-80 (=15-16 weken (=15-16 weken In 78 weken) In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
VI A WW-ultkerlng f 16,66 p.d.
390 130 (In 78 weken) (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
VI B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
65 65 (In 78 weken) (In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
65 65 •(= 13 weken (= 13 weken) In 78 weken) In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
IV C WW-ultkerlng f 100, p.d.
5 werknemers 20% werkloos
V C WW-ultkerlng f 100, p.d. VI 6 werknemers 16 2/3Z werkloos
VI C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
47
- 16 Uit dlt overzlcht blljkt dat een vermlnderlng van het aantal ultkerlngsdagen wordt gereallseerd In alle sltuatles uaarbij de deeltljd-functie uordt vervuld door op minder dan het gebruikelljke aantal uren per dag te gaan vrerken (de A-varlanten). De ultkerlngsperlode wordt dan In het algemeen teruggebracht van 78 weken tot 26 weken. Dlt wordt ulcslultend berelkt door de voorgenomen wijziglng van de wljze waarop het aantal ultkerlngsdagen wordt geteld wanneer een gedeeltelljke WW~ultkerlng wordt ontvangen. In deze sltuatles warden de maxlmale uitkerlngslasten door de voorgenomen maatregelen beperkt en wel In die zln dat de In het vorlge hoofdstuk geslgnaleerde meerkosten ten opzlchte van de uitkerlngslasten blj volledlge ontslagverlenlng aan eSn werknemer geheel verdwljnen. Verder treedt eveneens een vermlnderlng In de ultkerlngsrechten op In het geval twee werknemers een deeltljd-functie van 50% vervullen in een rooster van 1 dag werken en 1 dag nlet-werken, dan wel 1 week werken en 1 week niet-werken (varlanten II B en II C ) . Deze vermlnderlng wordt in het bljzonder veroorzaakt door het voornemen om het maximum aantal ultkerlngsdagen over het eerste en tweede ultkeringsjaar te zamen te stellen op 130. De beperking van de uitkerlngslasten gaat blj deze varlanten evenwel nlet zo ver dat de meerkosten geheel verdwenen zljn. In alle andere gevallen waarln ultkeringsgerechtlgden volgens een rooster op bepaalde dagen of weken werken en op andere dagen of weken nlet (de varlanten III B t/m VI B en III C t/m VI C) treedt er blj realiserlng van de voorgenomen maatregelen in het geheel geen wijziglng in de uitkerlngslasten op. Tenelnde ook in deze gevallen een beperking van de uitkerlngslasten tot stand te brengen zljn blijkens de brief van 30 mel 1983 de aanvankelijk voorgenomen maatregelen gewljzigd.
48
- 17 4. De maxlmale ultkerlngslasten blj reallsetlng van de In de brief van 30 mel 1983 voorgestelde maatregelen In de brief van 30 mel 1983 wordt In afwljklng van de In de advlesaanvrage vermelde maatregelen, voorgesteld om het maximum aantal ultkerlngsdagen blj omzettlng van voltljd-functles In deeltljd-functles afhankelljk te laten zljn van het aantal uerkloosheldsdagen per week. Een ultkerlngsgerechtigde die bljvoorbeeld over 1 dag per week een VfW-ultkerlng ontvangt zou dan over maxlmaal 26 dagen per ultkerlngsjaar een WW-ultkerlng ontvangen. Om ultvoerlngstechnlsche redenen, zo wordt gesteld, zou een tussentljdse veranderlng In de omvang van de werkloosheld geen Invloed moeten kunnen hebben op de duur van de ultkerlngsperlode. In deze opzet 'zou het systeen van het ultkerlngsjaar In de WW Intact kunnen blljven' en overloop naar een nleuw ultkerlngsjaar mogelljk blljven. Het In de brief van 30 mel 1983 voorgestelde systeem kan aldus worden verstaan, dat per ultkerlngsjaar nlet alleen een maximum wordt gesteld aan het aantal ultkerlngsdagen (130), maar ook aan Ket aantal ultkerlngsweken (25). DaarblJ wordt ledere week waarln een WW-ultkerlng wordt ontvangen geteld als een ultkerlngsweek ongeacht de hoogte van de WW-ulckerIng of het aantal dagen In de week waarover een WW-ultkerlng Is ontvangen.
Deze maatregel, In aanvulllng op de In de advlesaanvrage van 21 januarl 1983 voorgestelde wljzlglng van de wljze waarop het aantal ultkerlngsdagen blj gedeeltelljke werkloosheld wordt geteld. heeft naar de verschlllende varlanten ult de voorbeelden 1 en 2 In het bljzonder gevolgen voor de B-varlanten, waarblj volgens de huldlge systematlek slechts over een beperkt aantal dagen per week een WW-ultkerlng wordt ontvangen.
VOORBEELD 1 De In de brief van 30 mel 1983 voorgestelde maatregelen lelden ertoe dat wanneer wordt gekozen voor deeltljd-functles gedurende halve dagen dan wel gedurende 2% dag per week (II A en II B ) , de ultkerlngslasten In de WW worden teruggebracht tot ongeveer 1/3 van het huldlge niveau en wel van f 38.900,- naar f 13.000,-. Dlt vlndt zljn oorzaak In de omstandlgheld dat over nlet meer dan 130 dagen dan wel 26 weken recht op een WW-ultkerlng bestaat. Daarmee komen de meerkosten ten opzichte
49
- 18 van volledlge ontslagverlenlng aan een van belde uerknemers te vervallen. In het geval wordt gekozen voor de variant S6n week werken - 6en week nlet werken (II C) wordt aan belde werknemers In het eerste uitkerlngsjaar over 26 weken een WW-ultkerlng toegekend. Bezlen vanult de posltle van de WW-fondsen zljn de maxlmale ultkerlngslasten in dat geval tweemaal zo hoog als wanneer Sen van belde werknemers volledlg zou zljn ontslagen. Dlt betekent dat ook blj reallserlng van de maatregelen zoals deze zljn voorgesteld In de brief van 30 mel 1983, de meerkosten nlet onder alle omstandlgheden komen te vervallen.
VOORBEELD 2 De gevolgen van de voorgestelde maatregelen ult de brief van 30 mel 1983 zljn In het bljzonder waarneembaar in de wljzlglng van het maximum aantal dagen of weken waarover een volledlge of gedeeltelljke WW-ultkerlng kan worden verkregen. In het navolgende schema wordt een overzlcht gegeven van de wljzlglng van het maximum aantal ultkerlngsdagen en de wljzlglng van de maxlmale ultkerlngslasten die zlch blj de verschlllende varlanten voordoen.
50
19
Variant
Maxlmale ultkerlngslasten
Maximum aantal dagen
ultkerlngs-
blj huldige wetgeving
bIJ reallserlng blj huldige van aanvullen- wetgeving de brief van 30 mel 1983
blj reallserlng van aanvullende brief van 30 mel 1983
130 (in 26 weken)
130 (in 26 weken)
13.000,-
13.000,-
1 werknemer volledig werkloos
(In f)
H 2 werknemers 50% werkloos 11 A WW-ultkering f 50,- p.d.
389 (in 78 weken)
130 (in 26 weken)
38.900,-
13.000,-
II B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
194 (In 78 weken)
65 (In 26 weken)
38.900,-
13.000,-
II C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
190-195 190-195 38.900,(=38-39 weken *) (= 38-39 weken in 78 weken) In 78 weken)
38.900,
III 3 werknemers 33 1/3Z werkloos III A WW-ultkerlng f 33,33 p.d.
390 (78 weken)
130 (in 26 weken)
38.900,-
13.000,-
Ill B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
130 (In 78 weken)
43-44 (in 26 weken)
39.000,-
13.000,-
130 (= 26 weken in 78 weken)
130 (= 25 weken in 78 weken)
39.000,
39.000,-
Ill C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
*38-39 weken wil zeggen dat een van belde werknemers gedurende 38 weken een WWV-ultkerlng ontvangt en de ander gedurende 39 weken; dlt is afhankelijk van het gehanteerde roosten van werken in de perlode van 78 weken vanaf de omzettlng van de voltljd-functle in deeltljd-functie.
51
- 20 IV 4 werknemers 25% werkloos IV A WW-ultkerlng f 25,- p.d.
390 (In 78 weken)
130 39.000,(In 26 weken)
13.000,-
IV B WW-ultkering f 100,- p.d.
97-98 (In 78 weken)
32-33 (in 26 weken)
39.000,-
13.000,-
95-100 (=19-20 weken In 78 weken)
95-100 (=19-20 weken In 78 weken)
39.000,-
'^ 39.000,-
V A WW-uitkerlng f 20,- p.d.
390 (In 78 weken)
130 (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
V B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
78 (In 78 weken)
26 (in 26 weken)
39.000,-
13.000,-
75-80 (=15-16 weken In 78 weken)
75-80 (=15-16 weken In 78 weken)
39.000,-
39.000,-
VI A WW-ultkerlng f 16,67 p.d.
390 (In 78 weken)
130
39.000,
13.000,-
VI B WW-uitkerlng f 100,- p.d.
65 (In 78 weken)
26
39.000,
15.600.
39.000,
39.000,-
IV C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
5 werknemers 20% werkloos
V C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
VI 6 werknemers 16 2/3% werkloos
VI C WW-ultkerlng t 100,- p.d.
65 (=13 weken in 78 weken)
(in 26 weken)
(in 31-32 weken)
65 (=13 weken in 78 weken)
Uit deze voorbeelden blijkt dat het maximum aantal ultkerlngsdagen
52
- 21 wordt teruggebracht tot 1/3 van het huldlge aantal wanneer de deeltljdfunctles worden verrlcht gedurende een beperkt aantal uren per dag (A-varlanten) of een beperkt aantal dagen per week (B-varlanten). In het verlengde daarvan worden ook de ultkerlngslasten voor de WW-fondsen blj deze varlanten tot 1/3 van het huldlge niveau beperkt. Dlt heeft tot gevolg dat de geslgnaleerde meerkosten ten opzlchte van volledlg ontslag aan een werknemer blJ deze Invulllng van de deeltljd-functles worden vermeden. Voorts blljkt dat het maximum aantal ultkerlngsdagen en daarmee de ultkerlngslasten voor de WW-fondsen niet worden beperkt wanneer twee werknemers een deeltljd-functle van 50% invullen door op 26 weken per jaar te gaan werken (II C ) . Onder de huldlge wetgevlng Is dan blj zlekte of extra-werk overloop naar een volgend uitkerlngsjaar denkbaar; blj reallserlng van de voorgestelde maatregelen blljft deze mogelljkheld bestaan omdat, blljkens mondellnge toellchtlng van het Mlnisterle van Soclale Zaken en Werkgelegenheld, het nlet meer de bedoellng Is om een maximum te stellen van 130 ultkerlngsdagen over het eerste en tweede uitkerlngsjaar te zamen, zoals aanvankelljk In de advlesaanvrage van 21 januarl 1983 was voorgesteld. Ten slotte blljkt dat het maximum aantal ultkerlngsdagen en daarmee de ultkerlngslasten voor de WW-fondsen ook nlet worden belnvloed In het geval werknemers een deeltljd-functle hebben van meer dan 2/3 van de gebrulkelljke arbeldsduur en daaraan Invulllng geven door gedurende een minder dan gebrulkelljk aantal weken per jaar te gaan werken (varlanten III C t/m VI C ) . Zlj behouden dan hun ultkerlngsrechten over 26 of minder ultkerlngsweken In de perlode van 78 weken te rekenen vanaf de eerste dag waarover een WW-uitkerlng Is toegekend.
53
- 22 5. De maxlmale ultkerlngslasten blj reallserlng van de door de commlsssle voorgestelde maatregelen Ten aanzlen van het In de brief van 30 mei 1983 voorgestelde geheel van maatregelen kan het volgende uorden opgemerkt.
Allereerst kan als een bezwaar tegen het voorgestelde geheel van maatregelen warden aangevoerd dat deze, per individuele uitkeringsgerechtigde gerekend, tot een beperking van de aanspraken op WW-ultkerlng leiden. Deze beperking blljkt in het bijzonder vranneer een uitkeringsgerechtigde die in deeltljd is gaan werken tijdens het eerste uitkeringsjaar volledig werkloos Hordt dan wel wanneer zijn werkloosheid toeneemt. HiJ kan, bij realisering van de voorgestelde maatregelen, geen of slechts voor korte tijd aanspraak maken op een WW-uitkering omdat hij in dat uitkeringsjaar over niet meer dan 26 weken recht op een (gedeeltelljke) WW-uitkerlng heeft. Dit leldt ertoe dat een werknemer die wegens omzetting van zijn voltijd-functie in een deeltijd-functie gedurende 26 weken een gedeeltelljke WW-uitkering heeft gehad, in het eerste uitkeringsjaar geen WW-uitkering meer krijgt als zijn werkloosheid nog in dat jaar volledig wordt of toeneemt ^'.
Op grond van de huldige wetgeving zou hij in dat geval
nog in aanmerking komen voor toekenning van een (volledige) WW-uitkering met dien verstande dat de reeds toegekende WW-rechten worden herleid tot voile uitkeringsdagen en vervolgens in mindering worden gebracht op de maximum uitkeringstermljn van 130 dagen. Deze regeling geldt thans ook in het geval aan een bedrijf een 'short time-vergunning' (op grond van artikel 8 BBA) is verleend op basis waarvan aan de betrokken werknemers een gedeeltelljke WW-uitkering is toegekend. Wordt een van deze werknemers vervolgens in het eerste uitkeringsjaar werkloos dan wjrdt de maxlmale uitkeringstermljn verminderd met het aantal herleide uitkeringsdagen voor de periode waarin 'short time' is gewerkt. In de tweede plaats komt ult het voorgaande naar voren dat de in de adviesaanvrage en de aanvullende brief voorgestelde maatregelen niet onder alle omstandigheden ertoe leiden dat de meerkosten bij omzetting van voltijd-functles in deelttjd-functles ten opzichte van volledig ontslag geheel warden weggenomen.
^Krachtens artt. 27 en 35 WW heeft een werknemer die over het maximum aantal dagen in een uitkeringsjaar WW-uitkerlng heeft ontvangen na
54
- 23 In de derde plaats legt de staatssecretarls aan de Raad de vraag voor of In beglnsel de voorgestelde maatregelen nlet eveneens van toepasslng dienen te zljn op alle 'deeltljdwerklozen'. Naar zljn oordeel Is het structureel handhaven van een onderscheld In ultkerlngsrechten van gedeeltelljke werklozen ten gevolge van orazetting van voltljd-functles In deeltljd-functles en andere gedeeltelljke werklozen ongewenst> Een ultbreidlng van de voorgestelde maatregelen tot alle gedeeltelljke werklozen houdt In dat naast genoemde groep ook ultkerlngsgerechtlgden die In deeltljd zljn gaan werken blj een andere dan hun oorspronkelljke werkgever door de voorgestelde maatregelen worden getroffen evenals werknemers blj wle perloden van werkloosheld veelal door perloden van (gedeeltelljk) werken kunnen worden onderbroken zoals muslcl, artlesten en horeca-personeel. Afgezlen van de rechtsgelljkheld wordt noch In de advlesaanvrage noch In de aanvullende brief gesteld waarom er naar het oordeel van de staatssecretarls aanlelding zou zljn om voor deze groepen de aanspraken op een WW-ultkerIng te beperken.
Bovengenoemde bezwaren of problemen treden nlet op wanneer de volgende maatregelen zouden worden getroffen: 1. In het kader van de WW wordt een specifleke regellng getroffen die ultslultend van toepasslng Is In het geval ter vermljding van gedwongen volledlge ontslagen voltljd-functles worden omgezet In deeltljd-functles, zonodlg met tussenkomst van de directeur van het GAB. 2. Deze specifleke regellng houdt In dat aan de betrokken werknemers door de bedrljfsverenlglngen - onder toepasslng van de algemeen geldende criteria Inzake beschlkbaarheld voor passende arbeld WW-uItkerlng wordt toegekend gedurende ten hoogste 6 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag waarover een (gedeeltelljke)
vervolg noot 5 afloop van .dat ultkerlngsjaar alleen aanspraak op een WW-uItkering wanneer hij a. voldoet aan de gestelde referte-els van In het algemeen 130 dagen werken In het jaar voorafgaande aan het (her)Intreden van de werkloosheld (voor deeltljdwerkers Is deze referte-els 65-130 dagen) en b. na afloop van de maximum-ultkerlngstermljn op ten mlnste de helft van het onder a bedoelde aantal dagen In dlenstbetrekklng heeft gewerkt.
55
- 24 WW-ultkerlng is ontvangen; deze periode wordt verlengd met het aantal dagen waarop de werknemer zlek is geweest; na deze periode van 6 maanden hebben de betrokken werknemers recht op een gedeeltelijke VWV-uitkering gedurende de voor hen.geldende maximale ultkeringstermijn. 3. Wanneer een werknemer - na omzetting van zijn voltijd-functie in een deeltijd-functie - volledig werkloos wordt dan «el zijn werkloosheid toeneemt heeft hij tijdens het eerste uitkeringsjaar in de zin van de WW recht op een WW-uItkering gedurende 130 dagen vermlnderd met het aantal herleide uitkeringsdagen over de periode waarin met toepassing van de onder 1 en 2 bedoelde regeling in deeltijd is gewerkt. Deze toepassing van de WW slult aan bij de huidige toepassing van de WW in het geval een werknemer volledig werkloos wordt nadat hij met toekenning van een WW-uitkering onder een short-tlme-regeling heeft gewerkt. 4. De huidige systematiek van de WW en de wachtgeldreglementen ten aanzlen van het recht op ultkering en het tellen van uitkeringsdagen in het geval naast een (gedeeltelljke) WW-uitkering inkomsten uit arbeld worden verkregen blijft overigens ongewijzigd.
Dit geheel van maatregelen leidt ertoe dat bij omzettlng van voltijd-functies in deeltijd-functies ter vermijdlng van volledlge ontslagverlening voor de WW-fondsen geen meerkosten meer zullen optreden ongeacht of per dag, per week of per periode In deeltijd wordt gewerkt. De maximale ultkeringslasten zljn dan namelijk onder alle omstandlgheden gelljk. Dit blljkt uit het volgende overzlcht dat aansluit bij voorbeeld 2 uit de voorgaande hoofdstukken van deze bijlage.
56
25 Variant
Maximum aantal ultkerlngsdagen blj huldlge blj reallserlng wetgevlng alternatleve maatregelen
1 werknemer 130 volledlg werkloos (In 26 uren)
Haxlmale ultkerlngslasten blj huldlge blj reallserlng wetgevlng alternatleve maatregelen
130 (In 26 weken)
13.000,-
13.000,-
II 2 werknemers 50X werkloos II A WW-ultkerlng f 50,- p.d.
389 (In 78 weken)
130 (In 26 weken)
38.900,-
13.000,-
II B WW-uitkerlng f 100,- p.d.
194 (In 78 weken)
65 (In 26 weken)
38.900,-
13.000,-
190-195 65 (= 38-39 weken 6)(= 13 weken In 78 weken) In 26 weken)
38.900,-
13.000,-
III A WW-ultkerlng f 33,33 p.d.
390 (In 78 weken)
130 (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
Ill B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
130 (In 78 weken)
43-44 (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
130 (= 26 weken In 78 weken)
40-45 (=8-9 weken In 78 weken)
39.000,-
13.000,-
II C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
III 3 werknemers 33 1/3% werkloos
III C WW-ultkerlng f 100,- p.d.
^38-39 weken wll zeggen dat 66n van belde werknemers gedurende 38 weken een WWV-ultkerlng ontvangt en de ander gedurende 39 weken; dIt Is afhankelljk van het gehanteerde rooster van werken In de perlode van 78 weken vanaf de omzettlng van de voltljd-functles In deeltljd-functles.
57
26 IV 4 werknemers 25Z werkloos IV A WW-ultkering f 25,- p.d.
390 (In 26 weken)
130
39.000,-
13.000,-
IV B WW-ultkerlng f 100,- p.d.
97-98 (In 78 weken)
32-33 (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
95-100 (= 19 weken In 78 weken)
30-35 (= 6-7 weken In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
V A WW-uitkerlng f 20,- p.d.
390 (In 78 weken)
130 (In 26 weken)
39.000,-
13.000,-
V B WW-ultkering f 100,- p.d.
78 (in 78 weken)
26 (in 26 weken)
39.000,-
13.000,-
75-80 (= 15-16 weken in 78 weken)
25-30 (= 5-6 weken in 78 weken)
39.000,-
13.000,-
VI A WW-uitkerlng f 16,67 p.d.
390 (in 78 weken)
130 (in 26 weken)
39.000,-
13.000,-
VI B WW-ultkering f 100,- p.d.
65 ( i n 78 weken)
21-22 ( i n 26 weken)
39.000,-
13.000,-
65 (= 13 weken i n 78 weken
20-25 (= 4-5 weken i n 26 weken)
39.000,-
13.000,-
IV C WW-ultkering f 100,- p.d.
5 werknemers 20% werkloos
V C WW-uitkering f 100,- p.d.
VI 6 werknemers 16 2/3Z werkloos
VI C WW-uitkering f 100,- p.d.
58
- 27 De hlervoor geschetste regellng leldt tot een beperklng van aanspraken op WW-ultkerlng voor de betrokken werknemers In die zln dat zlj blj omzettlng van hun voltljd-functle In een deeltljd-functle nlet langer dan 6 maanden een (gedeeltelljke) WW-ultkerlng kunnen ontvangen, terwljl op grond van de huldlge uetgevlng veelal gedurende 78 weken WW-ultkerlng zou worden toegekend. Worden de WW- en WWV-ultkerlngsperlode te zamen genomen dan lelden deze maatregelen tot een beperklng van de ultkerlngsduur met 1 jaar van 3% tot 2% Jaar te rekenen vanaf de eerste dag waarover een WW-ultkerlng Is toegekend, tenzlj de betrokken werkneraer na afloop van de algemeen geldende ultkerlngstermljn van de WWV ouder Is dan 60 Jaar; In dlt laatste geval wordt de gedeeltelljke WWV-ultkerIng tot het berelken van de 65-jarlge leeftljd voortgezet '^. De regellng leldt, anders dan de door de staatssecretarls voorgestelde maatregelen, nlet tot een beperklng van aanspraken op WW-ultkerlng In het geval een vrerknemer aanvankelljk In deeltljd heeft gewerkt en vervolgens In het eerste ultkerlngsjaar volledlg werkloos wordt dan wel wanneer zljn werkloosheld groter uardt. In dat geval worden namelljk, overeenkomstlg de thans geldende regellng blj short-tlme-vergunnlngen, de reeds toegekende WW-rechten herleld tot 'voile' ultkerlngsdagen en in mlnderlng gebracht op de maxlmale ultkerlngsduur. Is, aldus berekend. In het eerste ultkerlngsjaar over minder dan 130 dagen WW-ultkerlng verleend, dan beglnt voor de betrokken werknemer, evenals thans het geval Is, een tweede ultkerlngsjaar waarln hlj opnleuw recht op WW-ultkerlng gedurende 130 dagen heeft met dlen verstande dat dlt recht elndlgt na 78 weken, te rekenen vanaf de eerste dag waarover een (gedeeltelljke) WW-ultkerlng Is toegekend
°'.
Ult het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de door de commlssle
'Met ultzonderlng van werkloze werknemers jonger dan 23 jaar die nog nlet gedurende 130 weken hebben gewerkt. In het algemeen Is de maxlmale ultkerlngstermljn van de WWV 2 jaar; Is een werkloze werknemer na afloop van die termljn 60 jaar of ouder dan behoudt hlj tot zljn 65e jaar aanspraak op een WWV-ultkerlng; voor werkloze werknemers jonger dan 23 jaar Is de maxlmale ultkerlngstermljn 1 jaar. ^Krachtens artt. 27 en 35 WW heeft een werknemer die over het maximum aantal dagen In een ultkerlngsjaar WW-ultkerlng heeft ontvangen na afloop van dat ultkerlngsjaar alleen aanspraak op een WW-ultkerlng
59
- 28 voorgestelde alternatleve maatregelen lelden tot een beperkte wljzlglng van de huldlge systematlek van de WW en de wachtgeldreglementen die alleen betrekklng heeft op het recht op ultkerlng blj omzettlng van voltljd-functles In deeltljd-functles. Zoals bekend Is het geheel van ultkerlngsrechten In geval van werkloosheld ten prlnclpale aan de orde gesteld In de advlesaanvrage van 25 rael 1983 over de herzlenlng van het stelsel van soclale zekerheld. In dat kader koiiien hoogte en duur van de werkloosheidsultkerlng aan de orde onder meer In de sltuatie waarln naast de werkloosheldsultkerlng Inkomen ult arbeld wordt verkregeo.
vervolg noot 8 wanneer hlj a. voldoet aan de gestelde referte-els van In het algemeen 130 dagen werken in het jaar voorafgaande aan het (her)lntreden van de werkloosheld (voor deeltljdwerkers is deze referte-els 65-130 dagen) en b. na afloop van de maxlmum-ultkerlngstermljn op ten mlnste de helft van het onder a bedoelde aantal dagen In dlenstbetrekklng heeft gewerkt.
60