De omzetting regelgeving
van
Europese
De Vlaamse cijfers in EU-perspectief
DEEL II
Rapport
De Coninck Isabelle Promotor: Van Hecke Steven Co-promotor: Schram Frankie
Inhoudstafel 6.
Dieptestudie: de regionale omzettingsprocessen van 16 richtlijnen in de domeinen leefmilieu, landbouw en transport 1
Leefmilieu Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa > 6.1.1. Vlaanderen en Wallonië > 6.1.2. Schotland
2
> 6.1.
3 3 7
> 6.2.
Richtlijn 2008/101/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap 11 > 6.2.1. Vlaanderen en Wallonië 11
> 6.3.
Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide 21 > 6.3.1. Vlaanderen en Wallonië 21 > 6.3.2. Schotland 29
> 6.4.
Richtlijn 2009/72/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit 34 > 6.4.1. Vlaanderen en Wallonië 35
> 6.5.
Richtlijn 2009/90/EG tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand 48 > 6.5.1. Vlaanderen en Wallonië 48 > 6.5.2. Schotland 53
> 6.6.
Richtlijn 2009/126/EG inzake fase II benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations > 6.6.1. Vlaanderen en Wallonië > 6.6.2. Schotland
58 58 62
> 6.7.
Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden 66 > 6.7.1. Vlaanderen en Wallonië 67
׀i׀
> 6.7.2. Schotland
80
> 6.8.
Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen 88 > 6.8.1. Vlaanderen en Wallonië 88 > 6.8.2. Schotland 96
Landbouw en visserij
101
> 6.9.
Richtlijn 2008/73/EG tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied 102 > 6.9.1. Vlaanderen en Wallonië 103 > 6.9.2. Schotland 106
> 6.10. Richtlijn 2008/90/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt 108 > 6.10.1. Vlaanderen en Wallonië 108 > 6.10.2. Schotland 110 > 6.11. Richtlijn 2010/60/ tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving 113 > 6.11.1. Vlaanderen en Wallonië 113 > 6.11.2. Schotland 115 > 6.12. Richtlijn 2013/45/EU [tot wijziging van] de botanische benaming van tomaten > 6.12.1. Vlaanderen en Wallonië > 6.12.2. Schotland Transport > 6.13. Richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur > 6.13.1. Vlaanderen en Wallonië > 6.14. Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone energiezuinige wegvoertuigen > 6.14.1. Vlaanderen en Wallonië > 6.14.2. Schotland
׀ii ׀
118 118 120 123 124 124 en 133 133 136
> 6.15. Richtlijn 2010/65/EU betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten 139 > 6.15.1. Vlaanderen en Wallonië 139 > 6.16. Richtlijn 2012/45/EU tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land 146 > 6.16.1. Vlaanderen en Wallonië 147 7.
Conclusies en aanbevelingen
155
Vlaanderen – intern
158
Toewerken naar een integrale monitoring
160
Vlaanderen - het federale niveau
161
Vlaanderen - Europese Commissie
162
8.
Implementation Plan (Schotland)
163
9.
Referenties
169
> 9.1.
169
Academische literatuur
> 9.2. Officiële documenten > 9.2.1. Europese Commissie > 9.2.2. België > 9.2.3. Vlaanderen > 9.2.4. Wallonië > 9.2.5. Verenigd Koninkrijk > 9.2.6. Schotland
172 172 172 173 173 174 174
> 9.3.
Websites
175
> 9.4.
Vlaamse Regering: Maandelijkse rapportering (opgesteld door Departement internationaal Vlaanderen) 176
> 9.5.
Wallonië: Notificatie omzettingsmaatregelen en inbreukprocedures
180
> 9.6.
Schotse Regering: opvolgingsrapporten omzetting
180
> 9.7.
Europese Richtlijnen
181
׀iii ׀
> 9.8. Rechtspraak > 9.8.1. Hof van Justitie van de Europese Unie > 9.8.2. Grondwettelijk Hof > 9.8.3. Raad van State
183 183 183 183
> 9.9.
184
Interviews en persoonlijke communicatie
> 9.10. Overige
׀iv ׀
188
6. Dieptestudie: de regionale omzettingsprocessen van 16 richtlijnen in de domeinen leefmilieu, landbouw en transport In dit hoofdstuk worden de omzettingsprocessen van een aantal EUrichtlijnen in Vlaanderen, Wallonië en Schotland nader bestudeerd. Deze richtlijnen hebben betrekking tot de beleidsdomeinen leefmilieu, landbouw en transport. De selectie van de richtlijnen voor deze dieptestudie neemt Vlaanderen als startpunt. De opdeling over de beleidsdomeinen loopt dan ook parallel aan de logica van de Vlaamse administraties. Richtlijnen die in Vlaanderen onder de bevoegdheid van het departement LNE vallen, worden niet noodzakelijk onder de noemer leefmilieu behandeld in Wallonië en Schotland. Zo is er in Wallonië een afzonderlijke administratie met betrekking tot energiebeleid en worden landbouw- en leefmilieubeleid behandeld binnen eenzelfde administratie. In Schotland is er dan weer een centrale administratie die niet wordt gesplitst per beleidsdomein. Voor elke richtlijn wordt beknopt de doelstelling en omzettingsdeadline gegeven, waarna de omzettingsprocessen ervan in (1) Vlaanderen, (2) Wallonië, en (3) Schotland worden besproken. Uit zorg voor de coherentie en leesbaarheid worden elementen uit de Vlaamse en Waalse omzettingsprocessen waar nodig samen besproken alvorens afzonderlijk in te gaan op de regionale omzettingen, bijvoorbeeld wat bevoegdheidsverdeling of interregionale samenwerking betreft. De informatie die geraadpleegd werd bij de dieptestudie wordt aangegeven in eindnoten. Per richtlijn wordt aan het eind van de sectie, na de bespreking van de omzettingsprocessen in de regio’s, een referentiesectie opgenomen waarin alle geraadpleegde documenten en respondenten opgesomd worden. De respondenten werden hierbij geanonimiseerd.
׀1׀
Leefmilieu Binnen het domein leefmilieu onderzoekt deze studie de omzettingsprocessen van acht richtlijnen in Vlaanderen, Wallonië en Schotland. Twee van deze richtlijnen bleken na voorbereidend onderzoek niet onder Schotse bevoegdheid te vallen. Omdat ze intussen bijzondere situaties bleken bloot te leggen wat Vlaanderen en Wallonië betreft, zijn deze richtlijnen behouden in het onderzoek. Eén richtlijn, namelijk de Pesticiderichtlijn (2009/128/EG), valt in Vlaanderen onder de gedeelde bevoegdheid van het departement LNE en het departement LV. Deze richtlijn behoort dus eveneens tot landbouwbeleid. De regionale omzettingsprocessen van deze richtlijn worden opgenomen binnen de leefmilieurichtlijnen omdat het departement LNE in Vlaanderen piloot was voor de omzetting. Het landbouwluik van deze richtlijn wordt hier eveneens in de bespreking opgenomen. De dieptestudie omvat 8 leefmilieurichtlijnen, te weten: 1. 2.
3. 4.
5. 6. 7.
8.
׀2׀
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa; Richtlijn 2008/101/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap; Schotland niet bevoegd. Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide; Richtlijn 2009/72/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Derde Elektriciteitsrichtlijn); Schotland niet bevoegd. Richtlijn 2009/90/EG tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand; Richtlijn 2009/126/EG inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations; Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (Pesticiderichtlijn) Valt ook onder de bevoegdheid van het Vlaamse departement LV. Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBrichtlijn).
> 6.1.
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, (PB. L. 152, 11 juni 2008, pp.1-44). Omzettingsdeadline: 11 juni 2010. Deze richtlijn is een herziening van de Europese wetgeving betreffende de luchtkwaliteit en heeft tot doel de vervuiling dusdanig in te perken dat de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu tot een minimum worden beperkt alsook de bevolking beter te informeren over de risico’s. De richtlijn consolideert de eerdere Europese luchtkwaliteitsregelgeving en de Beslissing van de Raad betreffende informatie-uitwisseling in een enkele richtlijn, doelend op een simplificatie van de bestaande regelgeving. De lidstaten wijzen de bevoegde instanties en organen aan die belast zijn met de beoordeling van de luchtkwaliteit, de erkenning van de meetsystemen, het verzekeren van de nauwkeurigheid van de metingen, de analyse van de beoordelingsmethoden en de samenwerking met de andere lidstaten en de Commissie. De richtlijn legt schrapt enkele eerder opgelegde normwaarden, legt enkele nieuwe streefwaarden met mogelijkheid tot uitstel voor bepaalde metingen (PM10 en NO2), maar voorziet ook bijkomende normen, metingen, rapporteringen, modelleringen, inventarisatie en saneringsplannen. De verschillen tussen de Vlaanderen, Wallonië en Schotland situeren zich bij de omzetting en naleving van deze richtlijn hoofdzakelijk in de mate waarin de streefwaarden haalbaar blijken in de praktijk. Dit hangt af van de densiteit van industrieën en uitgestrektheid van rurale gebieden en de efficiëntie van de maatregelen ter bevordering van de luchtkwaliteit die reeds van kracht waren in de regio’s. > 6.1.1.
Vlaanderen en Wallonië
Deze richtlijn bouwt een logisch vervolg aan de vorige richtlijnen inzake luchtkwaliteit en hun omzettingen in de gewesten. 1 In de bestaande regelgeving moesten grofweg de normwaarden aangepast worden om de richtlijn juridisch om te zetten. Voor de uitvoering ervan moesten bijvoorbeeld ook de meettoestellen worden aangepast, maar niet de regulatoire of institutionele structuur. 2 In de praktijk is het naleven van
׀3׀
deze richtlijn een grote uitdaging. De nieuw ingevoerde normwaarden voor PM2.5, bijvoorbeeld, gaan om het meten en terugdringen van stof dat nog fijner is dan PM10, maar in Vlaanderen en Wallonië zijn deze PM10-normen dit al een zware opgave. De juridische omzetting was niet moeilijk maar de complexiteit ligt in de maatregelen die genomen moeten worden om de opgelegde normwaarden te kunnen meten en respecteren. De dossierbeheerders wijzen op de structurele uitdagingen zoals de concentratie van industrieën en transport. Al valt deze densiteit in Wallonië mee tegenover bijvoorbeeld in Vlaanderen of Brussel.3 Voor Vlaanderen is het door de hoge blootstellingsconcentraties, vooral van PM2.5, in de stedelijke gebieden moeilijk om de richtlijn na te leven in de praktijk. De richtlijn correct omzetten betekent ook toereikende maatregelen nemen om aan de doelstelling van de richtlijn te voldoen, en dat is natuurlijk een moeilijke opgave. Des te meer omdat de gewesten wel exclusieve bevoegdheid hebben over de luchtkwaliteit, maar niet de bevoegdheid hebben bepaalde maatregelen te treffen die een grote impact kunnen hebben op de verbetering ervan. Zo zijn dieseltarieven en firmawagens bijvoorbeeld federale aangelegenheden.4 Binnen de Atmos werkgroep van het CCIM werd tussen regio’s van gedachte gewisseld en informatie uitgedeeld over wie waar zat in het proces. Men heeft hier gekeken naar hoe de anderen omzetten, maar echte afstemming heeft niet plaatsgevonden.5 Omdat de maatregelen die getroffen moeten worden om de streefwaarden te bereiken erg situatieafhankelijk zijn, is het niet mogelijk om dezelfde maatregelen aan te wenden om de normen te respecteren in een verschillende context. De gewesten waren het met elkaar eens dat ze de richtlijn elk op zijn eigen manier zou omzetten en nastreven. De Waalse administratie ontving wel van het Brusselse Gewest de vraag om samen te komen en overeen te komen over een basis voor de omzettingsmaatregelen en een overeenkomst te vinden over enkele punten ter omzetting. > 6.1.1.1. Vlaanderen De Vlaamse omzetters hadden ook zelf de onderhandeling van de richtlijn op Europees niveau opgevolgd. Dit hielp weliswaar om de bedoeling en implicaties van de richtlijn goed te begrijpen en om de omzetting al wat te anticiperen, maar de dossierbeheerder hebben toch gewacht op de publicatie van de richtlijn om zo een finale, juridisch bindende Nederlandstalige tekst voorhanden te hebben. Intern in Vlaanderen werd samengewerkt tussen het departement LNE, IRCEL6 en VMM7.8 Er was dus voldoende expertise aanwezig.
׀4׀
De richtlijn diende omgezet te worden uiterlijk 11 juni 2010. Bij gebrek aan Belgische omzettingsmaatregelen, zond de Commissie een maand later een ingebrekestelling. Na het beantwoorden van het MROA in januari 2011 en het aanmelden van de Vlaamse omzettingsmaatregel eind februari kon de zaak voor Vlaanderen worden afgesloten, 8 maand na de deadline. Dit gebeurde door middel van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011.9 De Europese Commissie startte op 20 november 2009, na haar negatief antwoord op het Belgisch verzoek tot uitstel voor de PM 10-waarden, een inbreukprocedure voor non-conformiteit. Ondanks het feit dat Vlaanderen de normen uit de voorgaande luchtkwaliteitsrichtlijnen nog niet haalde (daterend uit 1996-2002) gaat deze inbreukprocedure wel degelijk over het niet halen van de normen uit richtlijn 2008/50/EU zelf. De inbreukprocedure vorderde tot een dagvaarding door de Commissie in april 2011, maar werd toen gestopt en in december 2012 opnieuw opgestart met een nieuwe ingebrekestelling. De Commissie onderbrak de inbreukprocedure omdat er intussen onderhandeld werd over een nieuwe richtlijn betreffende nationale emissieplafonds (NEC-richtlijn) en ze voorzag dat de lidstaten niet gewillig zouden zijn aan de onderhandelingstafel terwijl een proces voor het Hof dreigde voor het niet behalen van luchtkwaliteitsnormen. De heropgestarte non-conformiteitsprocedure mondde uit in een dagvaarding voor het Hof, beslist door de Commissie in juni 2014. Enkel het Vlaamse en het Brusselse gewest zijn hierin nog gevat. De Commissie stelt namelijk dat ondanks het feit dat bijkomende maatregelen genomen werden, deze niet voldoende blijken om het probleem op te lossen. Omdat de inbreukprocedure vooreerst werd geopend in 2008 en de nalevingsdeadline dus reeds lang verstreken is, wordt België voor het Hof gedaagd voor de niet-naleving van de normen in de zones en agglomeraties Brussel, Gent en Roeselare.10 Er was doorheen het hele omzettingsproces weinig politieke animo voor het dossier. “Leefmilieu en luchtkwaliteit moeten vaak aan prioriteit inboeten tegenover de belangen van de grote industrieën, economische en overige maatschappelijke belangen. Dit is hier ook tot op zeker hoogte het geval geweest, men kan ook niet zomaar raken aan de grote industrieën en bedrijven die veel blijven uitstoten”.11 Politiek- media en stakeholders hebben ook niet veel ruchtbaarheid gegeven aan het niet halen van de normen en aan de inbreukprocedures. Pas als gevolg van het debat rond Oosterweel en UPlace ontving luchtkwaliteit meer algemeen vaker in de media-aandacht. Ook de prijssetting van diesel en wetgeving rond firmawagens ontvangt media-aandacht. Bovendien blijkt uit
׀5׀
bevolkingsbevragingen dat slechte luchtkwaliteit de voornaamste vorm is van hinder. Toch is het eigenlijk pas sinds de dagvaarding van België door de Europese Commissie in juni 2014 dat de politieke en media- aandacht voor de niet-naleving van deze richtlijn merkbaar is gestegen.12 > 6.1.1.2. Wallonië De bestaande Waalse regelgeving inzake luchtkwaliteit kwam reeds voort uit de omzetting van de voorgaande luchtkwaliteitsrichtlijnen. De fundamenten voor de omzetting, de specifieke maatregelen voor het behalen van de streefwaarden, en de meetstations waren dan ook al voorhanden. Fundamenteel werd er niet veel veranderd, maar er waren door de nieuwe richtlijn wel veel kleinere aanpassingen nodig. De dossierbeheerders hebben geopteerd om een nieuw besluit op te stellen voor de omzetting van deze richtlijn om enerzijds, een duidelijke, coherente tekst te kunnen garanderen, en anderzijds om zo dicht mogelijk bij de tekst van de nieuwe richtlijn te kunnen blijven. Richtlijn 2008/50/EG werd in Wallonië omgezet door het besluit van 15 juli 2010 inzake de evaluatie en het beheer van de luchtkwaliteit. 13 Een eerste ontwerptekst van dit besluit werd meteen na de publicatie van de richtlijn voorbereid door een advocatenbureau en het eerste ontwerp werd iets minder dan een jaar later, in mei 2009, neergelegd op de administratie (AWAC 14). In september 2009 werd het naar het kabinet verstuurd voor een eerste lezing. Er zijn nog enkele maanden overgegaan om het dossier op het kabinet ook werkelijk op gang te trekken. In het voorjaar van 2010 kon de administratie het voorstel herwerken naar de opmerkingen van het kabinet en het advies van de Raad van State. Het besluit doorliep de wetgevende procedure zonder bijzondere aandacht of discussies op te wekken: “comme une lettre à la poste”.15 De dossierbeheerder benadrukt hierbij ook de goede samenwerking tussen de administratie en het kabinet. Op enkele detaillistische wijzigingen na diende het voorstel niet meer aangepast te worden en stootte het niet op oppositie of debat. De verbetering van de luchtkwaliteit stond, onder een groene leefmilieuminister, ook op de politieke agenda in Wallonië. Bovendien viel de omzetting van de luchtkwaliteitsrichtlijn samen met het 2008 Waals luchtkwaliteitsplan (Plan Air Climat 2008) dat een overzicht geeft van maatregelen die de Waalse regering kan nemen om de luchtkwaliteit in Wallonië te verbeteren. Dit plan had samen met de eerder bestaande regelgeving uit 2000 gediend als basis voor het nieuwe Waalse besluit inzake de evaluatie en het beheer van de luchtkwaliteit. 16 Ondanks de relatief gunstige omstandigheden werd de omzetting van drie maanden te laat aangemeld bij de Commissie. In juli 2010 werd een
׀6׀
ingebrekestelling voor non-communicatie ontvangen, net na de aanname van het Waalse besluit ter omzetting van de richtlijn. De publicatie en notificatie van het besluit gebeurden pas in september waarna de noncommunicatieprocedure voor het Waalse Gewest geklasseerd kon worden.17 Wallonië was ook in de inbreukprocedure voor non-conformiteit gevat, dit voor het overschrijden van de maximum toegestane PM10-waarden. Sinds 2013-2014 worden de streefwaarden in Wallonië behaald en kon het inbreukdossier wat het Waals Gewest betreft gesloten worden. Nochtans zijn de gemeten waarden in één Waals station nog niet conform, maar dit werd niet opgenomen in de huidige inbreukprocedure.18 In het voorjaar van 2014 vroeg de Commissie via een EU-Pilotdossier om toelichting bij de omzetting van de richtlijn. Als een streefwaarde niet behaald wordt, moet de lidstaat namelijk een bijkomende actieplan opstellen en dat coördineren met de eerder aangemelde actieplannen. De Commissie vroeg zich af hoe de Belgische plannen gecoördineerd werden om de streefwaarden alsnog te halen. Ze splitste zelfs Commissie haar vragen op per gewest.19 Bij haar controle keek de Commissie ook in detail naar de omzetting van de bijlagen bij de richtlijn. Deze bijlagen zijn een kwestie van ‘knippen en plakken’, maar er bleek bij publicatie in het Belgisch Staatsblad een foutje in te zijn geslopen. Bovendien hadden de Waalse omzetters een paar zinnen uit die bijlagen –bijvoorbeeld over rapporteringsverplichtingenniet omgezet omdat deze enkel verplichtingen inhouden voor het Waalse Gewest, en geen implicaties hadden voor de burger. De dossierbeheerders hadden verkeerdelijk verondersteld dat deze bepalingen bijgevolg niet opgenomen moesten worden in het besluit. Door middel van een herpublicatie in september 2014 van voormeld besluit (erratum) en de aangepaste bijlagen, werd de vergissing rechtgezet.20 > 6.1.2.
Schotland
In Schotland is de omzetting van de luchtkwaliteitsrichtlijn verlopen zonder obstakels of inbreukprocedures. Richtlijn 2008/50/EG zet duidelijk voort in dezelfde richting als de eerder bestaande EU-regelgeving inzake luchtkwaliteit. Deze consolidatie komt voort uit de groeiende aandacht en leercurve met betrekking tot luchtkwaliteit. De eerdere luchtkwaliteitsrichtlijnen werden in Schotland, en doorheen de UK, tijdig en correct omgezet en geïmplementeerd. Schotland heeft nooit serieuze of aanhoudende problemen ondervonden bij het respecteren van de maximumwaarden en het naleven van alle opgelegde normen.21 Omdat
׀7׀
deze richtlijn ook duidelijk in het verlengde licht van het voorgaande EU luchtkwaliteitsbeleid, vertoont de Schotse bestaande regelgeving en situatie grote overeenstemming en compatibiliteit met de vereisten van richtlijn 2008/50/EG. Ter omzetting van deze richtlijn werden The Air Quality Standards (Scotland) Regulations 2010 opgesteld, welke enkele aanpassingen aanbrengen aan bestaande 2007 Air Quality Strategy.22 De nieuwe luchtkwaliteitsrichtlijn werd in Schotland verwelkomd en bevestigde het idee dat een EU-wijde aanpak inzake luchtkwaliteit nodig is. Hoewel de luchtkwaliteitsproblematiek an sich publieke, politieke en media-aandacht trekt, is dit niet het geval geweest voor de meer technische en juridische details van de richtlijnomzetting. De richtlijn of haar omzetting waren niet controversieel. Wel is er overleg geweest met de lokale administraties over de verwoording van de richtlijn en de omzettingsmaatregelen en werd een consultatie gehouden over de technische details voor het uitvoerbaar maken van de richtlijn.23 Er was geen onduidelijkheid of onenigheid omtrent de bevoegdheidsverdeling voor de omzetting. Luchtkwaliteit is een gedevolueerde bevoegdheid, waardoor Schotland verantwoordelijk was voor de integrale omzetting van richtlijn 2008/50/EG op haar grondgebied. Toch ziet de omzetting er in de praktijk iets anders uit. Wat betreft de rapporteringen, blijft het aan de centrale UK administratie om de rapporten van de vier regio’s te coördineren en aan de Commissie toe te zenden.24 Bovendien maakte Schotland voor een deel van de richtlijn gebruik van sectie 51(1) SA. Een Verenigd Koninkrijk-wijde aanpak is dan ook efficiënter in deze materies, namelijk het bestrijden van PM 2.5 en grensoverschrijdende vervuiling.25 Omdat luchtkwaliteit een materie is waarin de verschillende gedevolueerde entiteiten en het centrale niveau gezamenlijke ambities en noden hebben werd een eenduidige UKline onderhandelingspositie vlot bereikt in overleg tussen de verschillende administraties. Ook de gedeeltelijke bevoegdheidsoverdracht onder sectie 57(1) zorgde niet voor opschudding. Er was geen sprake van onenigheid of onduidelijkheid met betrekking tot deze richtlijn, noch in de onderhandelings- noch in de omzettingsfase. Eens de richtlijn goedgekeurd werd in de Raad, was het ‘slechts een kwestie van omzetten’. 26 De juridische omzetting die richtlijn 2008/50/EG benodigde was helder en relatief eenvoudig, maar het opstellen van wetgeving vraagt steeds de betrokkenheid van zowel beleidsmensen uit de administratie en het juridische departement. Zelfs wanneer de vereisten helder zijn, kan de redactie van omzettingsmaatregelen enige tijd in beslag nemen omdat men –in tegenstelling tot de UK-traditie – in Schotland geen gebruik maakt van de copy-out strategie. Kern van de Schotse handleiding bij het maken van (omzettings-)regelgeving is de focus op het “vinden van Schotse oplossingen voor Schotse problemen”. Men probeert dus steeds de
׀8׀
omzettingsmaatregelen zo relevant mogelijk te maken voor diegenen die er nadien mee in contact zullen komen, en de richtlijn “om te vormen van ‘Brussels speak’ naar specifieke Schotse maatregelen”.27 Dat de Schotse overheid een enkele administratie bevat zorgt voor een eenvoudige en vlotte horizontale afstemming en coördinatie. Alle betrokken en geïnteresseerde ministers kunnen makkelijk en semiautomatisch op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen in een dossier. “Doordat we ministers met collectieve verantwoordelijkheden en een centrale administratie hebben, wordt makkelijk de brug geslaan tussen verschillende beleidsdomeinen en werkt iedereen zoveel mogelijk met een gezamenlijke agenda”.28 Tijdens de omzettingsfase is er ook een continue informele coördinatie geweest tussen alle betrokken administraties in de UK. Ondanks dat enkele regio’s toch enige luchtkwaliteitsproblemen vertonen, worden de vooropgestelde luchtkwaliteitsnormen vlot gehaald. Men scoort op sommige vlakken zelfs beter dan de minimumvereisten van de richtlijn. In het voorjaar van 2015 startte men een evaluatie en een intern initiatief om de maatregelen te herzien en verder te gaan dan wat door de EU werd opgelegd.29
׀9׀
Referenties
1
Kaderrichtlijn 96/62 en haar drie dochterrichtlijnen 99/30/EEG, 2000/69/EG en 2002/3/EG. Respondent 8, 34. 3 Ibid. 4 Respondent 34. 5 Respondent 8, 34. 6 Belgian Interregional Environment Agency. 7 Vlaamse Milieumaatschappij 8 De stuurgroep omzetting omvatte personen uit LNE voor inhoudelijke en technische expertise, 2 juristen, vertegenwoordigers van VMM en van IRCEL; alsook van VLAREM wat betreft de link met milieuvergunningen. 9 VLAAMSE OVERHEID - 14 JANUARI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en van bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, B.S. 23 februari 2011, pp.12994-13017. 10 Europese Commissie, 18 juni 2015, Europese Commissie – Informatieblad. Inbreukenpakket voor juni: voornaamste beslissingen, Brussel. Online raadpleegbaar via http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-15-5162_nl.htm. 11 Respondent 34. 12 Ibid. 13 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 15 JUILLET 2010. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif à l'évaluation et la gestion de la qualité de l'air ambiant, B.S. 1 september 2010, pp. 56039-56064. 14 Agence Wallonne Air et Climat. 15 Respondent 8. 16 Ibid. 17 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 18 Respondent 8. 19 Ibid. 20 Respondent 8; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 15 JUILLET 2010. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif à l'évaluation et la gestion de la qualité de l'air ambiant, B.S. 30 september 2014, pp. 77318-77318. 21 Respondent 29. 22 SSI (2010/204), Environmental Protection: The air Quality Standards (Scotland) Regulations 2010, HMSO, nr. 9780111497739. 23 Respondent 29. 24 Para. 4.5, Consultation on Air Quality Directive 2008, Scottish Government (2010). Online raadpleegbaar via http://www.gov.scot/Publications/2010/01/25153504/5. 25 Art. 23, 24, 25(3), 32, GBSI 2010/1001, Environmental Protection: The Air Quality Standards Regulations 2010. 26 Respondent 29. 27 Ibid. 28 Ibid. 29 Ibid. 2
׀10 ׀
> 6.2.
Richtlijn 2008/101/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap
Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. PB L 8 van 13 januari 2009, blz. 3–21.30 Omzettingsdeadline: 2 februari 2010. De Europese Unie (EU) stelt een regeling vast voor de handel in broeikasgasemissierechten teneinde de uitstoot van bedoelde gassen op een economisch efficiënte wijze te verlagen. Met die regeling beogen de EU en haar lidstaten hun in het kader van het Protocol van Kyoto aangegane verbintenissen voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen na te komen. Richtlijn 2008/101/EG zorgt er voor dat luchtvaartactiviteiten ook binnen het Emissiehandelssysteem (ETS) worden opgenomen. Deze richtlijn diende door de lidstaten te worden omgezet uiterlijk 2 februari 2010.31 Deze richtlijn behoort niet tot de bevoegdheden van Schotland. Niettegenstaande werd de richtlijn behouden in de dieptestudie omdat ze in België een opvallende en uitzonderlijke situatie blootlegt. De Vlaamse en Waalse omzetting van deze richtlijn wordt hier samengenomen omdat ze nauw met elkaar verweven zijn. > 6.2.1.
Vlaanderen en Wallonië
Informeel overleg tussen de regio’s en het federale niveau ving reeds voor de publicatie van de richtlijn aan. 32 Een mondeling akkoord over de aanpak van de omzetting werd snel bereikt tussen het Vlaamse en het Waalse gewest. Gelet op de korte omzettingstermijn (12 maanden), werd “in onderling overleg met het Waalse Gewest, zo snel mogelijk implementerende wetgeving opgesteld en goedgekeurd”. 33 Zich baserend op de richtlijn die stipuleert dat de overheid bevoegd voor de administratie van de vliegtuigexploitanten bepaald wordt door de geografische ligging van de luchthaven van vertrek en aankomst en vermits de Belgische luchthavens zich enkel op Vlaams en Waals grondgebied bevinden, gingen het Vlaamse en Waalse Gewest uit van hun exclusieve bevoegdheid.34 “De enige beslissingsruimte die men had bij omzetting was ׀11 ׀
de verdeling van de quota, maar dit is een interne Belgische kwestie en niet werkelijk een invulling van vrijheden binnen de richtlijn. Bovenop de technische complexiteit van de richtlijn, kwam de institutionele complexiteit van de Belgische staatstructuur.35 In december 2008, kort na de publicatie van de richtlijn, werd door de Vlaamse administratie geopperd dat een Samenwerkingsakkoord vermoedelijk nodig zou zijn om deze richtlijn om te zetten. 36 Intussen waren de Vlaamse en Waalse collega’s reeds tot een akkoord over de quotaverdeling gekomen en werden hun ontwerpdecreten al geredigeerd. 37 Wanneer de bevoegdheidsverdeling besproken werd op het overlegcomité van 19 maart 2009 – amper vier maand na de publicatie, was het voorontwerp van wijziging van het Vlaamse REG-decreet “nagenoeg rond”.38 De bespreking op het Overlegcomité bracht onduidelijkheden, of eerder onenigheden, over de bevoegdheidsverdeling naar de voorgrond. De FOD Volksgezondheid had een advocatenkantoor om advies gevraagd 39 en ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest claimde bevoegdheid (met betrekking tot Brussel Nationaal Luchthaven). Er werd beslist dat het federale niveau bevoegd was voor het luchtverkeer en de gewesten voor de verdeling van de quota’s.40 Intussen werkten de Vlaamse en Waalse elk voor zich hun voorziene omzettingsmaatregelen verder uit op basis van de overeengekomen verdeling van de administratieve opvolging van de vliegtuigexploitanten met België als administrerende lidstaat. Ze bleven hierbij wel informeel in contact, maar coördinatievergaderingen waren niet nodig omdat de omzetting –op de bepaling van de bevoegde autoriteit voor de vliegtuigexploitanten met België als administrerende lidstaat na – verder eerder technische aanpassingen vroeg aan wat reeds bestond in hun wetgeving en de EU-richtlijn weinig of geen vrijheidsgraden inhield. De bestaande Vlaamse en Waalse regelgeving i.v.m. het verhandelen van broeikasgasemissierechten kwam reeds voort uit eerdere Europese regelgeving. De regelgeving over statutaire bronnen van broeikasgassen kon juridisch en administratief makkelijk worden uitgebreid naar de inclusie van broeikasgasemissies uit de luchtvaart. Er waren slechts enkele wijzigingen nodig in de bestaande regelgeving, zonder creatie van nieuwe structuren of instellingen, en zonder tegenstrijdigheden met de eerder bestaande wetgeving. “De oorspronkelijke omzetting van deze richtlijn ging dan ook heel vlot”.41 Amper zeven maanden na de publicatie van de richtlijn werd het Vlaamse decreet van 8 mei 2009 welke het eerder bestaande REG-decreet uitbreidde naar luchtvaartactiviteiten aangenomen door de Vlaamse regering.42 Het ontwerpdecreet werd ingediend via parlementaire weg, waardoor het niet voor advies langs de Raad van State of strategische adviesraden moest, wat het proces bespoedigde.43 Twee maatregelen ׀12 ׀
werden genomen om de richtlijn om te zetten in de Vlaamse orde: het REG-decreet zelf werd aangepast 44 en een wijzigingsbesluit inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen werd aangenomen in september 200945. Vlaanderen was bij de integrale notificatie van haar omzettingsmaatregelen (september 2009) de eerste entiteit binnen de EU om haar volledige omzetting aan te melden bij de Commissie.46 Ook in Wallonië liep de omzetting op zich vlot, al werd de Waalse omzetting, namelijk een decreet van 6 oktober 2010 47, een half jaar na de omzettingsdatum aangenomen en pas in december aangemeld bij de Commissie.48 “Ondanks de kleine omvang (1 artikel), haar technische aard en de gelimiteerde impact van de richtlijn in Wallonië door het lage aantal vliegtuigexploitanten, heeft deze omzetting veel werk gevraagd”.49 De samenwerking met de Vlaamse dossierbeheerders verliep erg vlot en het Vlaamse decreet heeft hier als inspiratie kunnen dienen voor de Waalse omzetting. Met de Brusselse en federale collega’s was er eveneens geen contact, maar ook de Waalse omzetters waren er zich goed van bewust deze exclusie voor problemen zou kunnen zorgen en wilden zo weinig mogelijk ruchtbaarheid geven aan het omzettingsproces en de bevoegdheidsverdeling. De Raad van State uitte zijn bezorgdheid over de bevoegdheidsverdeling in haar advies bij het bovenvermelde decreet. De politiek en de administratie hebben ervoor gekozen om het advies niet op te volgen. Op het moment dat het advies geleverd werd, was de omzettingstermijn namelijk al verstreken en was de Vlaamse omzettingsmaatregel die op dezelfde quotaverdeling was gebaseerd al gefinaliseerd en genotificeerd. De Waalse dossierbeheerders voelden de nood om door te zetten met de omzetting. Daarnaast was men niet bijzonder bezorgd over het ontbreken van een specifieke uiteenzetting van de bevoegdheidsverdeling.50 Een paar maand na de aanname van het decreet vervolledigden drie uitvoeringsbesluiten de omzetting. 51 De integrale Waalse omzetting van de richtlijn kon worden aangemeld op 4 april 2011.52 De onenigheden sluimerden intussen onmiskenbaar verder en mondden uiteindelijk uit in een aanvechting van het Vlaamse REG-decreet voor het Grondwettelijk Hof.53 De rechtszaak werd geïnitieerd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en later sprong ook de federale overheid op de kar. Het verzoekschrift tot vernietiging werd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest verstuurd in december 2009, een half jaar na de publicatie van het REG-decreet en net voor het aflopen van de omzettingstermijn van de richtlijn. 54 “De Brusselse aanvechting was vermoedelijk een principekwestie door dat zij niet betrokken werden bij het eerste akkoord dat tussen het Vlaamse en Waalse Gewest gesloten werd. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wilde in eerste instantie hoofdzakelijk aanspraak maken op de veilingopbrengsten van de ׀13 ׀
emissierechten via de luchthaven van Zaventem, Brussel-Nationaal”.55 Het grondwettelijk Hof vernietigde het Vlaamse REG-decreet op 2 maart 2011 en oordeelde dat de omzetting van richtlijn 2008/101/EG in België enkel kon gebeuren door onderlinge samenwerking. De Vlaamse omzettingsmaatregelen bleven hierbij geldig in afwachting van het samenwerkingsakkoord en uiterlijk tot 31 december 2011. 56 Eind december vernietigde de Raad van State het Vlaamse besluit inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen. 57 Terzelfdertijd verscheen in het Belgisch Staatsblad een besluit van de staatssecretaris van Leefmilieu, Energie en Mobiliteit dat de emissierechten toewijst aan de vliegtuigexploitanten.58 Het doel van dit besluit was te vermijden dat de vernietiging van de Vlaamse omzettingsmaatregelen een rechtsvacuüm zouden creëren, en ervoor te zorgen dat de omzettingsdeadline alsnog zou gehaald worden.59 De Vlaamse Regering vocht dit besluit in januari 2012 aan wegens bevoegdheidsoverschrijding. 60 Bij extensie van de vernietiging van het Vlaamse decreet werd op 14 juni 2012 ook het Waalse decreet vernietigd door het Grondwettelijk Hof. 61 De communicatie over dit dossier tussen de betrokken entiteiten verliep vrijwel uitsluitend via de rechtbank.62 Intussen werd in maart ook een ingebrekestelling ontvangen van de Europese Commissie wegens laattijdige omzetting. De omzettingsdeadline van de richtlijn liep meer dan twee jaar eerder af, op 2 februari 2010. Hoewel oorspronkelijke omzettingsmaatregelen te laat werden aangemeld werd hiervoor geen inbreukprocedure opgestart. Na de vernietiging van de aangemelde maatregelen en het verlopen van hun tijdelijk effect zoals voorzien door het Grondwettelijk Hof, werd de situatie herzien door de Commissie, al speelden ook externe omstandigheden een rol in de trage reactie van de Commissie op de laattijdigheid. De Commissie gaf om twee redenen bewust niet veel ruchtbaarheid aan de Belgische omzettingsproblemen. Ten eerste waren heel wat niet-EU landen tegen de richtlijn gekant; 28 landen tekenden zelfs een charter tégen de richtlijn. Enige fout in het systeem zou door hen aangevochten worden en België was hier een zwakke schakel. Ook heel wat andere lidstaten hadden de richtlijn te laat omgezet en werden evenmin geviseerd in een inbreukprocedure. Ten tweede onderhielden de dossierbeheerders een goede communicatie met de Commissie en werd er ook vanuit Europa meer informele druk gezet om de omzetting spoedig af te ronden.63 Om tot een samenwerkingsakkoord voor een regeling ter omzetting van de richtlijn te komen, werden gesprekken opgestart tussen de drie gewesten en de federale overheid. Op 6 juni 2012, net voor de officiële uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de vernietiging van het Waalse decreet, werd een ontwerp van Samenwerkingsakkoord goedgekeurd op het Overlegcomité.64 Deze ontwikkeling werd begin juli ook meegedeeld aan ׀14 ׀
de Commissie in een antwoord op de ingebrekestelling. 65 Een MROA volgde eind september 2012. Op dit ogenblik waren de instemmings- en uitvoeringsmaatregelen bij het samenwerkingsakkoord nog niet genomen, en ook de tekst ervan was nog niet finaal. 66 In het najaar van 2012 werd het overleg hernomen omdat bleek dat de verschillende entiteiten in hun toestemmingsmaatregelen een aantal bepalingen wat betreft de bevoegdheidsverdeling alsnog anders interpreteerden en dat enkele bepalingen verdere toelichting behoefden om eenduidig te kunnen worden uitgevoerd. Op administratief en technisch niveau, en nadien ook op politiek niveau, werd verder overlegd. Intussen besliste de Europese Commissie een tijdelijke wijziging te brengen aan het beleid. Enkel intraEuropese vluchten vallen nog onder het emissierechtensysteem voor 2012.67 In praktijk betekent dit dat de veiling inkomsten van emissierechten veel minder gewichtig zouden zijn. Dit heeft het probleem allicht mede gedepolitiseerd, al was de verdeling van de veilingsinkomsten geen onderdeel van het samenwerkingsakkoord luchtvaart. 68 “Gezien de voorlegging van het samenwerkingsakkoord aan de Raad van State door alle vier de entiteiten moest gebeuren, en bij voorkeur gelijktijdig, heeft de adviesaanvraag een aanzienlijke vertraging opgelopen”.69 In haar advies van 25 maart 2013 uit de Raad van State haar bedenkingen bij dit samenwerkingsakkoord gezien de bevoegdheidsverdeling hier niet duidelijk werd uiteengezet.70 Het akkoord werd aangepast en na bespreking op het Overlegcomité aangenomen op 15 juni 2013.71 De verdeling van de veilingopbrengsten van emissierechten bleef echter een delicaat punt, er wordt bijgevolg uitdrukkelijk gesteld dat “het huidige samenwerkingsakkoord geenszins een voorafname is op de verdeling van de inkomsten uit de veiling”. 72 De gewestelijke instemmingsmaatregelen bij het samenwerkingsakkoord werden aangenomen in oktober en november 201373, de federale instemmingswet pas in maart 2014 74. Naast deze instemmingsmaatregelen behoefde het samenwerkingsakkoord ook uitvoeringsmaatregelen. In tegenstelling tot de Vlaamse uitvoeringsmaatregelen bij de initiële omzetting van de richtlijn, waren de Waalse uitvoeringsbesluiten die in maart 2011 waren aangenomen niet vernietigd. Ze werden na de nietigverklaring van het decreet van 6 oktober 2010 wel aangevochten, maar eens men het eens geraakt was over het Samenwerkingsakkoord werd het geding geseponeerd. De Waalse uitvoeringsmaatregelen die werden opgesteld bij de initiële omzetting bleven ongewijzigd en voorzien nu de uitvoering van het decreet van 24 oktober 2013 (instemmingsdecreet bij het samenwerkingsakkoord). 75 De omzetting was integraal wat het Waalse Gewest betreft begin november 2013. In het Vlaamse Gewest werkte de administratie sinds voorjaar 2013 aan de opmaak van een nieuw decreet en besluit ter uitvoering van de ׀15 ׀
richtlijn. Deze werden gepubliceerd en aangemeld bij de Commissie begin april 2014.76 In juli 2014 werd de inbreukprocedure voor laattijdigheid tegen België geklasseerd, zonder dat verdere stappen ondernomen waren door de Commissie sinds het MROA dat twee jaar eerder verstuurd werd. 77 De uiteindelijke constructie komt in hoge mate overeen met de oorspronkelijke Vlaamse (en Waalse) uitvoeringsmaatregelen. Er werden een aantal actoren aan toegevoegd, waaronder de federale overheidsdienst mobiliteit, maar deze hebben in de praktijk slechts een postbusfunctie.78 De resulterende constructie legt ook geen rol weg voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en spreekt zich niet uit over de verdeling van de veilingopbrengsten. Het belang dat hieraan gehecht werd, nam sterk af eens de verhandelbare emissierechten beperkt werden tot intra-Europese vluchten.79 “De oorspronkelijke omzetting verliep erg vlot en kon snel worden afgerond, maar door het federale niveau en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet te betrekken bij de initiële gesprekken, heeft men een gevoelige snaar geraakt en is de zaak geëscaleerd”.80 Eens het verzoek was gevraagd tot vernietiging van het Vlaamse decreet werd de omzetting erg problematisch en werd het dossier hot topic. Vanaf dit keerpunt in de omzetting werden de beslissingen op politiek niveau gemaakt. Het gaat eigenlijk over een eerder technische kwestie die weinig mensen bezig houdt, maar “de luchthaven Brussel-Nationaal is altijd een gevoelig punt en men had allicht schrik om een precedent te creëren”.81 Wallonië was zelf niet direct getroffen door de onzekerheden en betwistingen, waardoor het dossier technisch eerder dan politiek bleef. De rechtszaken trokken uiteraard politieke aandacht, maar het dossier bleef voor Wallonië van minder politieke salience dan voor Vlaanderen (en Brussel). Voor Wallonië zou er namelijk niets veranderen gezien de discussie geen luchthavens betrof die op haar grondgebied lagen. De onderhandeling van het samenwerkingsakkoord was in Wallonië “niet merkbaar gevoeliger dan het omzettingsproces van 2009-2010”.82 Het verhaal is hier echter nog niet ten einde. Al zijn de origineel uitgewerkte omzettingsmaatregelen in de kern niet sterk gewijzigd, de huidige constructie is complex en op sommige punten nog onduidelijk, omdat ze meer voortvloeit uit een politiek compromis dan uit de technische richtlijnvereisten.83 Ook de Commissie heeft bedenkingen bij deze omzetting en startte een EU-pilotdossier wegens niet-conforme omzetting. Al dient dit genuanceerd te worden, het gaat hier namelijk over een standaardonderzoek van de Europese Commissie voor alle lidstaten naar aanleiding waarvan de meeste lidstaten opmerkingen ontvingen.84 ׀16 ׀
Referenties
30
Deze richtlijn werd eerst foutief genummerd als zijnde richtlijn 2009/101/EG. De correctie van de nummering werd gepubliceerd in het Publicatieblad van 30 januari 2009. Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. PB L 8 van 13 januari 2009, blz. 3–21. 32 Respondent 37. 33 Ontwerp van decreet, houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 22 oktober 2012 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, Parl.St. Vl. Parl. 2012-2013, nr. 2169/2, p.3 34 Ibidem. 35 Respondent 8. 36 Departement internationaal Vlaanderen (2009a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Januari 2009. VR/2009/13.02/MED.0082. 37 Respondent 37. 38 Departement internationaal Vlaanderen (2009c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2009. VR/2009/24.04/MED.0200. 39 Ibidem. 40 Respondent 37. 41 Respondent 37. 42 VLAAMSE OVERHEID - 8 MEI 2009. - Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, B.S. 7 juli 2009, pp. 46145-46190. 43 Respondent 37. 44 VLAAMSE OVERHEID - 8 MEI 2009. - Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft, B.S. 9 juni 2009, pp. 40562-40565. 45 VLAAMSE OVERHEID - 4 SEPTEMBER 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, B.S. 17 november 2009, pp. 72438-72452. 46 Respondent 37. 47 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 6 OCTOBRE 2010. — Décret modifiant le décret du 10 novembre 2004 instaurant un système d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre, créant un Fonds wallon Kyoto et relatif aux mécanismes de flexibilité du Protocole de Kyoto, B.S. 22 november 2012, pp. 72028-72035. 48 Het decreet werd aangemeld op 6 december 2010. Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 31
׀17 ׀
49
Respondent 8. Ibid. SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 10 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement wallon relatif à la surveillance, à la déclaration et à la vérification des émissions et des données de tonnes-kilomètres relatives aux activités aériennes, B.S. 21 maart 2011, pp. 1723517254.; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 10 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 relatif à la procédure et à diverses mesures d’exécution du décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, B.S. 32 maart 2011, pp. 17764-17764.; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 10 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 22 juin 2006 établissant la liste des installations et activités émettant des gaz à effet de serre et déterminant les gaz à effet de serre spécifiés visés par le décret du 10 novembre 2004 instaurant un système d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre, créant un Fonds wallon Kyoto et relatif aux mécanismes de flexibilité du Protocole de Kyoto, B.S. 21 maart 2011, pp. 17754-17757. 52 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 53 GwH 2 maart 2011, nr. 33/2011, rolnummer 4831. 54 GwH 2 maart 2011, nr. 33/2011, rolnummer 4831, p. 2. 55 Respondent 37. 56 Ibid. p. 20. 57 RvS (7e kamer) 29 december 2011, nr. 217.086, in de zaak A. 195.241/VII-37.640, Brussels Hoofdstedelijk Gewest/Vlaams Gewest. 58 Federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu – 23 DECEMBER 2011 - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de broeikasgasemissierechten die kosteloos toegewezen worden aan de vliegtuigexploitanten voor het jaar 2012 en de periode 2013-2020. BS 29 december 2011, 206590, pp. 81069-81071. 59 Ibid. p.81070. 60 RvS (7e kamer) 15 mei 2014, nr. 227.398, in de zaak A.2003.385/VII-38.384, Vlaams Gewest/Belgische Staat. - Op het moment dat het arrest werd uitgesproken was de zaak niet meer van actueel belang. Het verzoek van het Vlaamse Gewest tot vernietiging werd dan ook verworpen. 61 GwH 14 juni 2012, nr. 76/2012, rolnummer 5184. 62 Respondent 37. 63 Respondenten 8, 37. 64 Ontwerp van decreet, houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 22 oktober 2012 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, Parl.St. Vl. Parl. 2012-2013, nr. 2169/2, p.4. 65 Wathelet (3 juli 2012). Mise en demeure – Infraction n°2012/0151. N. Réf. BP/mk2012.06.29-CE, verkregen via persoonlijke communicatie op 14 april 2015. 50 51
׀18 ׀
66
Wathelet (30 november 2012). Avis motivé daté du 27 septembre 2012 – infraction n°2012/0151. N. Réf. BP/bp-2012.11.28-CE3814, verkregen via persoonlijke communicatie op 14 april 2015. 67 European Commission (20 november 2012). Commission submits formal proposal to defer EU ETS international aviation compliance by one year. Online raadpleegbaar via http://ec.europa.eu/clima/news/articles/news_2012112001_en.htm. 68 Respondent 37 – De verdeling van de veilingsinkomsten maakt deel uit van het klimaatakkoord waarover recent een politiek akkoord werd gesloen. Het politieke akkoord zal dan juridisch verankerd worden in een samenwerkingsakkoord. 69 Ontwerp van decreet, houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 22 oktober 2012 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, Parl.St. Vl. Parl. 2012-2013, nr. 2169/2, p.4. 70 Respondenten 8, 37. 71 Ibid. 72 Art. 13, samenwerkingsakkoord van 22 oktober 2012 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, B.S. 6 december 2013 – zoals terug te vinden als bijlage bij Ontwerp van decreet, houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 22 oktober 2012 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, Parl.St. Vl. Parl. 2012-2013, nr. 2169/1, pp.49-71. – cfr. Eindnoot 70. 73 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 24 OCTOBRE 2013.—Décret portant assentiment à l’accord de coopération du 2 septembre 2013 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’intégration des activités aériennes dans le système communautaire d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre conformément à la Directive 2008/101/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novembre 2008 modifiant la Directive 2003/87/CE afin d’intégrer les activités aériennes dans le système communautaire d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre, B.S. 6 november 2013, pp. 84262-84262 ; VLAAMSE OVERHEID - 8 NOVEMBER 2013. — Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 22 oktober 2012 gesloten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in ׀19 ׀
broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, B.S. 6 december 2013; REGION DE BRUXELLES-CAPITALE - 21 NOVEMBRE 2013. - Ordonnance portant assentiment à : l'Accord de coopération entre l'Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l'intégration des activités aériennes dans le système communautaire d'échange de quotas d'émission de gaz à effet de serre conformément à la Directive 2008/101/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novembre 2008 modifiant la Directive 2003/87/CE afin d'intégrer les activités aériennes dans le système communautaire d'échange de quotas d'émission de gaz à effet de serre, B.S. 2 december 2012, nr. 357, pp. 94554-94563. 74 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER - 19 MAART 2014. - Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, afgesloten te Brussel, op 2 september 2013. B.S. 30 april 2014, nr.: C-2014/14263; pp. 35426-35435. 75 Respondent 8. 76 Departement internationaal Vlaanderen (2013d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2013. VR/2013/21.06 /MED.0334-1; VR/2013/21.06/MED.0334-2; Departement internationaal Vlaanderen (2014d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2014; VR/2014/20.06/MED.0287-1; VR/2014/20.06/MED.0287-2. 77 Zaak 2012/0151, Europese Commissie aan het werk. 78 Respondenten 8, 37. 79 Respondent 37. 80 Ibid. 81 Ibid. 82 Respondent 8. 83 Respondent 37. 84 Respondent 9.
׀20 ׀
> 6.3.
Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide
Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad.(PB. L 140 van 6 mei 2009, blz. 114-135). Omzettingsdeadline: 25 juni 2011. Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide vormt de eerste –en huidige- Europese regelgeving in deze materie. Ze wijzigde hierbij enkele voorgaande richtlijnen inzake milieueffectenrapportages en preventie en bescherming tegen verontreiniging. De richtlijn hield bijgevolg wel wijzigingen in van bestaande regelgeving, maar de kern van de zaak, namelijk de geologische opslag, introduceerde een nieuw domein. De omzetting van deze richtlijn (en haar voorbereiding) is opmerkelijk verschillend in de Vlaanderen, Wallonië en Schotland. De startposities van Schotland en de Belgische deelstaten zijn nagenoeg elkaars tegenpolen. Opvallend is dat de bevoegdheidsverdeling wat deze materie betreft ingewikkelder is in Schotland dan in België, al zijn in België enkele potentiële struikelblokken niet geadresseerd. In tegenstelling tot in Schotland, is het weinig waarschijnlijk dat de CCS-technologie in de praktijk toegepast zal worden in België. Ook tussen Vlaanderen en Wallonië zien we hier grote verschillen in aanpak. > 6.3.1.
Vlaanderen en Wallonië
In België diende deze richtlijn omgezet te worden door de gewesten wat betreft on-shore geologische opslag, en door het federale niveau voor het continentaal plat. Zowel het federale niveau als het Brusselse gewest gaven aan de Europese Commissie aan dat er binnen hun territorium geen mogelijkheden waren tot opslag van CO 2. De Europese Commissie volgde hen in die redenering, en bijgevolg moesten zij de artikelen die exclusief de opslag van CO2 reguleerden, niet omzetten in hun interne orde. Vlaanderen en Wallonië hebben de richtlijn elk afzonderlijk omgezet in hun interne orde en hebben daarvoor geen bijzondere contacten onderhouden. De omzettingsprocessen en hun timing zien er dan ook heel anders uit in beide gewesten. ׀21 ׀
> 6.3.1.1. Vlaanderen In Vlaanderen was nog geen regelgeving van kracht die de geologische opslag van koolstofdioxide reguleerde op het moment dat de richtlijn werd aangenomen, maar men was onafhankelijk van de EU wel reeds op eigen initiatief aan een regeling hiervan begonnen. Een ontwerpdecreet diepe ondergrond dat in Vlaanderen zowel de opsporing en de winning van koolwaterstoffen (steenkoolgas, schaliegas, …) als de geologische opslag van CO2 zou regelen, werd reeds opgesteld op de afdeling ALBON van het departement LNE voordat de Commissie op 31 januari 2008 het voorstel van richtlijn betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide op tafel legde. De aanleiding voor het opstellen van het ontwerpdecreet diepe ondergrond lag in het feit dat in 2007 een concrete vergunningsaanvraag voor het opsporen en winnen van koolwaterstoffen ALBON en de bevoegde Vlaamse minister duidelijk had gemaakt dat richtlijn 94/22/EG van 30 mei 1994 inzake de winning van koolwaterstoffen indertijd niet correct was omgezet in het Vlaamse Gewest. De omzetting voor deze richtlijn werd (onvolledig) genotificeerd in 1998 (drie jaar te laat), maar een snelle conformity check van de Commissie had de problematisch omzetting niet onthuld. Naar aanleiding van de vergunningsaanvraag uit 2007 stelde de Europese Commissie België eind januari 2008 in gebreke voor de niet-conforme omzetting van een aantal artikelen van richtlijn 94/22/EG.85 Het ontwerpdecreet diepe ondergrond beoogde in een eerste deel de correcte omzetting van richtlijn 94/22/EG te realiseren. In een tweede deel van het ontwerpdecreet zou de geologische opslag van koolstofdioxide geregeld worden, een overbruggingstechnologie naar een koolstofarmere economie die in bepaalde gevallen met de winning van koolwaterstoffen kan worden gecombineerd. Het was dan ook wenselijk om beide activiteiten in één decreet te regelen. Op 31 januari 2008 legde de Europese Commissie een voorstel van richtlijn betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide op tafel86, en werd de behandeling van het ontwerpdecreet diepe ondergrond on hold gezet om de definitieve tekst van de richtlijn betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide af te wachten.87 Het Vlaams decreet diepe ondergrond88 en bijgevolg de omzetting van richtlijn 2009/31/EG was in Vlaanderen dus intrinsiek gelinkt aan de omzettingscorrectie voor richtlijn 1994/22/EG inzake de winning van koolwaterstoffen en de bijhorende inbreukprocedure. De lopende inbreukprocedure voor non-conformiteit inzake richtlijn 94/22/EG betreffende de winning van koolwaterstoffen zorgde voor een urgentie in het dossier. De Vlaamse regering wenste het decreet ׀22 ׀
betreffende de diepe ondergrond gestemd te krijgen in het parlement voor het eind van haar legislatuur in mei 2009, om zo een antwoord te bieden op de inbreukprocedure inzake richtlijn 94/22/EG betreffende de winning van koolwaterstoffen. De Raad van de EU en het Europees Parlement bereikten echter pas medio december 2008 een politiek akkoord over de tekst van de richtlijn betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide. De tekst van dat politiek akkoord vormde de basis voor de herwerking van het tweede deel van het ontwerpdecreet diepe ondergrond, dat nog voor de kerstvakantie 2008 principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Kort na de definitieve goedkeuring van Richtlijn 2009/31/EG door de Raad en het Europees Parlement op 23 april 2009, werd het decreet betreffende de diepe ondergrond door het Vlaams parlement goedgekeurd, en door de Vlaamse regering bekrachtigd en afgekondigd op 8 mei 2009. Amper twee weken na de goedkeuring van Richtlijn 2009/31/EG had het Vlaamse Gewest dus al een groot aantal van haar bepalingen omgezet, en wel omwille van de urgentie van een gelieerd dossier, namelijk de omzetting van Richtlijn 94/22/EG betreffende de winning van koolwaterstoffen en de bijbehorende inbreukprocedure (die in juni 2010 door de Europese Commissie werd stopgezet 89). Doordat het deel betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide gebaseerd was op het politieke akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement, en niet op de (door de juristen-linguïsten van de EU bijgeschaafde) definitieve versie van Richtlijn 2009/31/EG, werd het Decreet Diepe Ondergrond in de volgende legislatuur bijgeschaafd via het decreet van 23 december 2010 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur. 90 Midden juli werd het geamendeerde Vlaamse decreet genotificeerd. 91 Vlaanderen was hierbij de laatste entiteit om haar nieuwe omzettingsmaatregelen aan te melden.92 De koppeling van beide omzettingsprocessen en de politieke urgentie vanwege de inbreukprocedure voor richtlijn 1994/22/EG verklaren waarom men in Vlaanderen richtlijn 2009/31/EG al grotendeels kon omzetten amper twee weken na haar definitieve goedkeuring. Ondanks de notificatie aan de Europese Commissie van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond als omzettingsmaatregel voor Richtlijn 2009/31/EG, was de omzetting in het Vlaamse Gewest nog niet volledig: het decreet vergde nog uitvoeringsbesluiten. Die kwamen er in twee stappen: het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2011 zorgde voor de inwerkingtreding van het decreet en voor de noodzakelijke wijzigingen aan andere besluiten van de Vlaamse regering, en het besluit van de Vlaamse regering van 6 juni 2014 zorgde voor de nadere regels inzake de geologische opslag van koolstofdioxide, onder meer wat betreft de vergunnings- en de geschillenbeslechtingsprocedure. ׀23 ׀
De integratie van beide omzettingen binnen één decreet kwam vanuit de regering. Er was dus politieke aandacht voor de omzetting, al kwam deze voornamelijk voort uit aandacht voor de lopende inbreukprocedure en uit de meer algemene verplichting richtlijnen om te zetten, eerder dan uit een speciale aandacht voor de materie zelf. Binnen de regering noch binnen het parlement sprak men zich actief uit over deze zaak en er werd geen levendig debat gevoerd. Ook de sector en de media pikten het verhaal niet op. Voor milieu-gerelateerde ngo’s, belangengroepen en partijen was de materie gevoeliger, omdat het gevaar bestaat dat de geologische opslag van koolstofdioxide het gebruik van fossiele brandstoffen in stand houdt, al deelden niet alle milieu-gerelateerde ngo’s en belangengroepen noodzakelijk hetzelfde standpunt.93 In Vlaanderen heeft deze relatieve controverse geen impact gehad op de omzetting van de richtlijn, al werd het decreet diepe ondergrond aangevochten in januari 2010. Het verzoek tot vernietiging van het decreet had echter enkel betrekking op bepalingen over de opsporing en winning van koolwaterstoffen en werd onontvankelijk bevonden door het Grondwettelijk Hof wegens onvoldoende belang van de verzoekende partijen bij zulke vernietiging.94 Er was in Vlaanderen voor dit dossier bovendien een grote continuïteit tussen de onderhandelings- en de omzettingsfase van de richtlijn. Tijdens de onderhandelingen van richtlijn 2009/31/EG was de dossierbeheerder die uiteindelijk voor de omzetting zou zorgen ook diegene die het Vlaamse standpunt coördineerde om een Belgische onderhandelingspositie te bepalen. Bovendien woonde hij samen met de federale trekker ook alle vergaderingen van de Raadswerkgroepen bij. Het was ook deze medewerker die eerder al aanving met het ontwerpen van het Vlaams decreet diepe ondergrond. Zowel de winning van koolwaterstoffen als de geologische opslag van koolstofdioxide was een nieuwe materie voor de Vlaamse dossierbeheerder. Er is dan ook veel tijd en moeite gegaan naar studiewerk, waarbij ook geologen binnen LNE en externe experten werden geconsulteerd. Tijdens het opmaken van het Belgische standpunt werd via het CCIM expertise aangeleverd door de Belgische geologische dienst en VITO. Deze expertise werd nadien bij de omzetting verder benut maar er werden in de omzettingsfase geen consultaties meer geregeld met externe experts of sectoren.95 Tijdens de omzettingsfase is elke entiteit zijn eigen weg gegaan en werd er niet formeel overlegd tussen de verschillende overheden –intra-Belgisch noch intergewestelijk. De omzettingsbevoegdheden waren op zich duidelijk en de drie gewesten hanteerden elk een eigen aanpak met ׀24 ׀
ongelijk lopende timing.96 Enige onduidelijkheid was er over artikel 33 van de richtlijn betreffende de beoordeling of grote stookinstallaties klaar zijn voor de afvang van koolstofdioxide. Beide niveaus waren uitgegaan van hun bevoegdheid en het artikel werd door zowel het federale als het gewestelijke niveau omgezet. Het artikel is echter eenduidig en laat geen interpretatiemarge, het werd dus dubbel maar op exact dezelfde manier omgezet door beide niveaus. Bijgevolg zijn er geen tegenstrijdigheden maar in praktijk dienen de exploitanten eenzelfde document bij twee overheden in.97 In de marge van deze richtlijnomzetting werd ook een discussie gevoerd tussen de gewesten en het federale niveau over het onshore transport van CO2. De federale overheid ging voetstoots uit van de eigen bevoegdheid omdat ze ook bevoegd is voor het transport van energie, en het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest verzetten zich hier om pragmatische redenen niet tegen. Het Vlaamse Gewest daarentegen ziet er een gewestelijke bevoegdheid in, namelijk in het kader van de bescherming van het leefmilieu, redenerend dat CO 2 geen energetisch gas is en het vervoerd wordt om de uitstoot ervan in de atmosfeer te vermijden. De federale overheid leek zich uiteindelijk bij deze analyse neer te leggen.98 Vlaanderen had een zekere voorsprong voor de omzetting van richtlijn 2009/31/EG omdat reeds werd gewerkt aan een decreet welke ook de geologische opslag van CO2 regelde. Desondanks was Vlaanderen gevat in de inbreukprocedure voor laattijdigheid die op 18 juli 2011 door de Commissie werd geïnitieerd. Dit omdat de Vlaamse uitvoeringsbesluiten nog ontbraken. Een eerste Vlaams omzettingsbesluit was drie dagen daarvoor aangenomen en werd kort daarna, begin september, gepubliceerd en genotificeerd. Vanaf dat moment werd Vlaanderen niet meer gevat in de inbreukprocedure, ondanks dat –in realiteit- nog enkele uitvoeringsmaatregelen ontbraken, zoals enkele bepalingen rond de vergunnings- en de geschillenbeslechtingsprocedure. De omzetting werd voor Vlaanderen eigenlijk pas integraal bij notificatie van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juni 2014, dat het uitvoeringsbesluit van 15 juli 2011 aanvulde.99 De reden waarom deze uitvoeringsbesluiten niet eerder konden worden gerealiseerd lag voornamelijk in het ontbreken van technische expertise in de erg nieuwe technologie en techniek omtrent de geologische opslag van koolstofdioxide. De Europese Commissie zou hieromtrent zelf nog richtsnoeren publiceren. Ze hoopte deze voor te kunnen leggen eind 2010 of begin 2011, en legden uiteindelijk vier richtsnoeren voor in maart 2011.100 Deze richtsnoeren hadden dan wel een “aanzienlijke meerwaarde […] maar ook mét deze richtsnoeren voorhanden, zal het wellicht ׀25 ׀
aangewezen zijn om enige terughoudendheid aan de dag te leggen en de eigen regelgeving af te stemmen op de wijze waarop de landen die de voortrekkers zijn inzake deze nieuwe technologie […] deze richtsnoeren in hun nationale wetgeving implementeren”.101 De jurist die in Vlaanderen dossierbeheerder was voor deze omzetting, zocht enerzijds intern advies bij geologen binnen het departement LNE, en vond anderzijds inspiratie in de omzettingsmaatregelen van lidstaten die voorlopers bleken in de materie, m.n. Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Het bestuderen van deze omzettingsmaatregelen maakte het mogelijk om de Vlaamse uitvoeringsbesluiten op te stellen als een soort synthese van de sterke elementen uit de wetgevingen van de buurlanden.102 > 6.3.1.2. Wallonië Richtlijn 2009/31/EG inzake de geologische opslag van koolstofdioxide werd in het Waals Gewest omgezet door twee decreten en twee besluiten. De vroegst genomen omzettingsmaatregel, het decreet van 10 mei 2012 103, betrof de wijzigingen die richtlijn 2009/31/CE maakte aan voorgaande richtlijnen, en niet de geologische opslag van CO 2 zelf. Deze maatregel werd pas op 3 september 2013 genotificeerd aan de Commissie - vier maand na haar publicatie in het Belgisch Staatsblad en meteen ruim twee jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn. Vervolgens werd artikel 33 van de richtlijn betreffende de assessment van exploitatievergunningen voor elektrische stookinstallaties omgezet door het besluit van de Waalse Regering van 21 februari 2013104 – naast de federale transpositie 105 – ook in het Waalse Gewest omgezet. De omzetting van de artikels in verband met de geologische opslag van CO2 werden uiteindelijk omgezet door het decreet van 10 juli 2013106 en het besluit van de Waalse Regering van 24 oktober 2013107. Op het moment dat de Europese Commissie een inbreukprocedure voor non-communicatie initieerde tegen België en een ingebrekestelling werd ontvangen een maand na de deadline, op 15 juli 2011, bevond men zich in Wallonië nog maar in een beginstadium van het omzettingsproces. De inbreukprocedure vorderde echter erg traag en kon zonder verdere stappen geklasseerd eind november 2013 na integrale notificatie van de Waalse omzettingsmaatregelen wat in de ogen van de Commissie de Belgische omzetting compleet maakte.1 Allicht werd deze richtlijn niet als een prioriteit opgevat door de Commissie, mede door haar technische karakter, de late publicatie van Commissie richtsnoeren en haar facultatief karakter.
1
Desondanks ontbrak er in Vlaanderen nog een uitvoeringsbesluit. Dit volgde een half jaar later op 6 juni 2014 (publicatie in Belgisch Staatsblad op 9 oktober 2014) – (respondent 33).
׀26 ׀
De Waalse omzetting van deze richtlijn is heel anders verlopen dan in Vlaanderen. Allereerst was de met omzetting belaste jurist pas in dienst een jaar nadat de richtlijn gepubliceerd werd, en moest hij zich op dit punt nog geheel in de materie inwerken. Wanneer hij het dossier toegewezen kreeg in mei 2009 was het omzettingsproces nog niet aangevangen. Bovendien werden de onderhandelingen in de Raadswerkgroepen geleid door AWAC welke nadien niet instonden voor de omzetting en hier dus ook geen anticiperende stappen in handen ondernomen. In de periode 2009-2010 werd onderzoek gevoerd naar de implicaties van de richtlijn en de technische mogelijkheden voor de geologische opslag van CO2 in Wallonië. Dit onderzoek werd gevoerd door technische experts die de richtlijn dan ook niet noodzakelijk vanuit een juridisch standpunt bekijken. Bovendien bleef men ook na dit onderzoek nog met grote onzekerheden zitten. Een eerste vraag die na publicatie nog getackeld moest worden was of men in Wallonië de geologische opslag van CO2 überhaupt zou toelaten. De richtlijn laat immers de keuze aan de lidstaten om zulke opslag te verbieden, of het toe te laten en te reguleren.108 Deze politieke keuze bleek niet zo eenvoudig. Na het meermaals opbrengen van de vraag of de minister de opslag al dan niet wenste toe te laten, kreeg men negatief antwoord van het kabinet. Bijgevolg werd een omzettingsmaatregel opgesteld welke de stockage van CO2 verbad. Vooraleer dit ontwerp finaal goedgekeurd kon worden, werd de discussie heropend en gaf men de administratie de opdracht de opslag toch toe te laten, maar onder zeer strikte voorwaarden. Door deze discussie heeft men een jaar omzettingstijd verloren.109 Nu de omzettingsmaatregelen – na een late start – uitgetekend konden worden stelde zich de vraag of men de richtlijnvereisten zou integreren in de bestaande wetgeving of via nieuwe regelgeving specifiek voor de CO 2opslag zou opnemen. Omdat de omzetting kon gelinkt worden aan een hele reeks bestaande wetgevingen en codices leidde ook deze vraag tot een gewichtige discussie. Externe experten werden geconsulteerd om de knoop door te hakken en uiteindelijk besliste men om een autonoom decreet betreffende de geologische opslag van koolstofdioxide aan te nemen, om enkele bestaande besluiten te wijzigen in verband met de richtlijnwijzigingen die richtlijn 2009/31/EG invoert, en om tevens van de omzetting gebruik te maken om enkele zaken te herschrijven. Men heeft er niet voor geopteerd om zoals in Vlaanderen één decreet te maken inzake diepe ondergrond (inwinning zowel als opslag). Hoewel de Vlaamse (gedeeltelijke) omzetting voorhanden was, heeft men zich hier dus niet op geïnspireerd maar een autonoom parcours gevolgd. Afstemming was er dus niet, maar informatie-uitwisseling gebeurde tot in zekere mate binnen de werkgroep op Europees niveau. ׀27 ׀
In tegenstelling tot Vlaanderen, heeft men in Wallonië de omzetting van richtlijn 2009/31/EG dus niet gekoppeld aan de regelgeving wat betreft de inwinning van koolwaterstoffen. De lopende procedure vanwege nonconforme omzetting van richtlijn 1994/22/EEG werd separaat afgehandeld (klassering op 3 juni 2010) en de dossierbeheerder ving aan met het opstellen van nieuwe omzettingsmaatregels voor de geologische opslag van CO2.110 De bevoegdheidsverdeling voor de omzetting van deze richtlijn was duidelijk. Men heeft wel afgewogen, als gevolg van het advies van de Raad van State op het Waalse decreet van 10 juli 2013, of een samenwerkingsakkoord nodig was of een meerwaarde kon bieden voor deze omzetting.111 Op de interministeriële conferentie Economie bediscuteerde men hoe men moest omgaan met opslag van CO2 op of nabij territoriale grenzen of bijvoorbeeld met opslag in ondergrondse pijplijnen die verschillende territoria doorkruisen. Er bleek echter weinig animo om een potentieel probleem op te lossen dat er niet naar uitzag zich binnen afzienbare tijd te stellen. Bovendien werkte men op dat moment onder de tijdelijke regering, was de omzettingstermijn reeds verstreken, en hadden de verschillende overheden reeds autonome maatregelen genomen. Uiteindelijk kwam er geen Samenwerkingsakkoord maar werkte elke overheid voor zijn rekening de omzetting af.112 Het dossier was politiek relatief gevoelig omdat de beschreven techniek duidelijke voor- en nadelen inhoudt. Men stelt zich onder andere vragen bij de veiligheid en stabiliteit van de nieuwe technologie, het stockeren van CO2 ter uitsluiting van andere activiteiten op deze percelen, en mogelijke ongewenste effecten op het terugdringen van het gebruik van CO2-uitstoot en het gebruik van fossiele brandstoffen. 113 Ondanks de politieke discussie ingegeven door bovenstaande afwegingen en onzekerheden blijft het dossier inhoudelijk wel technisch. Eens de discussies op het niveau van de Waalse regering gevoerd waren en men daar een akkoord had kunnen bereiken over de tekst van het decreet, werd het unaniem aangenomen in het parlement, zij het na enig woord en weerwoord over het toelaten van CO2 stockage in Wallonië.114 Het decreet inzake de geologische opslag van koolstofdioxide werd uiteindelijk aangenomen op 10 juli 2013 en gepubliceerd begin september, ruim 2 jaar na het verstrijken van de deadline. Het uitvoeringsbesluit van de Waalse Regering van 24 oktober 2013 voerde nog enkele kleine wijzigingen door aan bestaande besluiten.
׀28 ׀
Er bestaan wel nog steeds sterke twijfels over de technische capaciteit en de expertise binnen het Waalse gewest om (aanvragen tot) geologische opslag van koolstofdioxide effectief te kunnen verwezenlijken. De richtlijn is juridisch omgezet, maar niet operationeel. Tot nu toe heeft men de oefening nog niet moeten maken.115 De Waalse omzettingsmaatregelen werden elk afzonderlijk aangemeld bij de Commissie in twee rondes in het najaar van 2013 (midden september en begin november). 116 De integrale juridische omzetting van de richtlijn werd bereikt met de notificatie op 7 november van het besluit van 24 oktober 2013, waarna de inbreukprocedure werd geklasseerd (20 november 2013). > 6.3.2.
Schotland
Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide werd in Schotland omgezet door middel van zeven wetgevende maatregelen. Vijf hiervan werden ontworpen en gefinaliseerd in de periode van januari t.e.m. maart 2011, en regelen elk een specifiek facet van CO2-opslag.117 Ze werden aangemeld bij de Commissie op 21 juni, vier dagen voordat de termijn voor omzetting verliep. Twee dagen na de deadline werd een wijziging van de bestaande Schotse wetgeving inzake de preventie en bestrijding van verontreiniging goedgekeurd.118 Deze SSI zou in December 2011 van kracht worden.119 De Commissie initieerde een inbreukprocedure voor non-notificatie tegen het VK met een ingebrekestelling op 18 juli, minder dan een maand na het verstrijken van de deadline.120 Tot dan toe was Londen piloot in de omzetting van de richtlijn doorheen het VK, maar omwille van een verschuiving in de planning ontstonden vertragingen en besliste de Schotse overheid om hun omzettingsproces los te koppelen.121 Desalniettemin bleven de omzettingsmaatregelen van Londen en Edingburgh sterk met elkaar verweven. De finale omzettingsmaatregel voor Schotland, betreffende de licentieverlening voor CO2 opslag, werd aan het parlement voorgelegd in September 2011 maar werd ingetrokken ter herformulering. Deze beslissing was een gevolg van de intrekking van de Londense maatregel door het Department of Energy and Climate Change, en had als doel de coherentie van het Verenigd Koninkrijk beleid te bewaken. 122 De gewijzigde SSI123 werd kort daarna voorgelegd aan het parlement, op 10 november en trad in werking eind December 2011. Door de aanmelding van deze maatregel, op 3 januari 2012, kon de omzetting worden afgerond voor Schotland, zes maand na de uiterste omzettingsdatum voorzien in de richtlijn. De inbreukprocedure werd maar afgesloten eind november 2013, maar Schotland was hier niet langer in gevat. ׀29 ׀
Ondanks de omzettingsvertraging en de bijhorende inbreukprocedure blijft het Verenigd Koninkrijk een “voorloper in de EU wat betreft het ontwerpen van beleidsinstrumenten en initiatieven voor de uitrol van koolstofinwinning en –opslag”.124 Er is een grote en toegankelijke opslagcapaciteit in het Verenigd Koninkrijk, in haar deel van de Noordzee en de Oost Ierse zee. Hoewel sommige onzekerheden blijven, is er veel kennis en technische expertise inzake de offshore olie- en gasactiviteiten en over de CCS-techniek. Bovendien was de infrastructuur -die van doorslaggevend belang zal zijn voor CO2-vervoer en –opslag- al grotendeels beschikbaar, wat nieuwe kansen biedt voor Britse bedrijven. Het Verenigd Koninkrijk is een koploper en actieve voorstander wat CCS ontwikkelingen betreft.125 Reeds in 2002 onderzocht het Verenigd Koninkrijk het potentieel van de CSS-technologie en voerde het verschillende studies uit naar de techniek en de stand van het bestaande energiebeleid. Politiek wordt CCS breed gedragen en zelfs aangemoedigd (met uitzondering van de groene partij, die niet veel gewicht in het Verenigd Koninkrijk hoeft). De Schotse regering (evenals de regering van het Verenigd Koninkrijk) en milieuagentschappen (voor Schotland: SEPA) organiseerden publieke consultaties over CSS-gerelateerd beleid, hoewel " de regering besloot om over de bepalingen inzake aansprakelijkheid [enkel] een informeel overleg met de belangrijkste betrokkenen te organiseren".126 Er werd geen nieuw regulerend kader opgesteld maar de CCS-richtlijn werd volledig geïntegreerd in de bestaande olie- en gas-wetgeving. Het Verenigd Koninkrijk had de omzetting van de richtlijn sterk geanticipeerd door, nationale wetgeving voor CO2-opslag voor te bereiden en zelfs aan te nemen vooraleer de richtlijn gepubliceerd werd. Al in 2008 had het Verenigd Koninkrijk CCS opgenomen in haar ‘Energy Act’. Deze werd zelfs “opzettelijk aangenomen vóór de aanname van de richtlijn, vanwege de bezorgdheid dat het Europese onderhandelingsproces anders de Britse ontwikkelingen en positie als koploper op het vlak van de CSS-technologie zouden kunnen ondermijnen". Tijdens de omzettingsfase heeft het Verenigd Koninkrijk dit voordeel echter gedeeltelijk verloren.127 De belangrijkste bevoegdheden voor CCS zijn toegeschreven aan "de Secretary of State of de Schotse Ministers, afhankelijk van het gebied waar de activiteit plaatsvindt". De afbakening van de bevoegdheden voor deze richtlijn is nogal gecompliceerd omdat " de CCS regelgeving zich als gevolg van het decentralisatieproces, op de kruising bevindt van reserved en devolved bevoegdheden". Of een gedecentraliseerde administratie CCS op zijn grondgebied kan verbieden hangt af van haar beweegredenen daarvoor en de omvang van de gedelegeerde bevoegdheden welke verschillen van regio tot regio.128 Schotland zou CSS kunnen bannen via een aantal ׀30 ׀
argumenten, maar het is erg onwaarschijnlijk dat CSS gebannen zou worden binnen het Verenigd Koninkrijk. CSS wordt inderdaad door alle regio’s onderschreven en gepromoot.129 Omdat energie tot de gedevolueerde bevoegdheden behoort, is de CSS regelgeving van het Verenigd Koninkrijk niet automatisch van kracht in Schotland, maar moet ze eerst goedgekeurd worden door de Schotse ministers. Deze delen de mening van hun collega’s in Londen en hebben dan ook nauw samengewerkt in deze materie bij de opstelling van verschillende projecten en wetsvoorstellen.130 Het centrale UK Department for Energy and Climate Change (DECC) treedt op als pilot en behoudt de verantwoordelijkheid voor “CCS-activiteiten en hun coördinatie binnen het bredere wettelijke kader van koolstofarme technologieën”.131 Scotland zet zich (pro)actief in, zoals zichtbaar wordt uit het feit dat ze de eerste entiteit is om een ‘CCS roadmap’ uit te rollen tot 2030.132 Al moeten de nodige kanttekeningen worden gemaakt met betrekking tot de gevolgen van devolutie op de praktische toepassing van het CCS kader. “Hoewel er over het algemeen een goede coördinatie is tussen de ministeries, agentschappen en gedecentraliseerde overheidsdiensten, kan de versnippering van bevoegdheden een obstakel vormen voor de geïntegreerde aard van de CCS-keten. […] [Het] administratief en regulerend systeem voor CCS lijkt nogal gefragmenteerd, maar tot nu toe lijkt de samenwerking doeltreffend. Coördinatieproblemen zouden in de toekomst kunnen ontstaan eens de effectief operationeel zijn”.133 Referenties
85
Respondent 33. Eurlex, 32009L0031, procedure. 87 Respondent 33. 88 VLAAMSE OVERHEID - 8 MEI 2009. - Decreet betreffende de diepe ondergrond, B.S. 6 juli 2009, pp. 45942-45957. 89 Zaak 2007/2112, Europese Commissie aan het werk. 90 Respondent 33. 91 Departement internationaal Vlaanderen (2009f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2009. VR/2009/13.11/MED.0456. 92 Eurlex, 32009L0031, NUM per lidstaat: België. 93 Respondent 33. 94 GwH, 21 oktober 2010, nr. 116/2010, rolnummer 4842. Arrest inzake het beroep tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, minstens van artikel 3 ervan, ingesteld door Patrick Speeckaert en Sven Boullart. 86
׀31 ׀
95
Respondent 33. Ibid. Ibid. 98 Ibid. 99 Ibid. 100 Europese Commissie. Climate Action: Carbon Capture and Storage – Implementation of the CSS Directive. Online raadpleegbaar via http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ccs/implementation/documentation_en .htm. 101 Nota aan de Vlaamse Regering, VR2011 2503 DOC.0224, Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, met het oog op het invoegen van nadere regels over de geologische opslag van koolstofdioxide. 102 Respondent 33. 103 Service Public de Wallonie – 10 Mai 2012. Décret transposant la Directive 2008/98/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novembre 2008 relative aux déchets et abrogeant certaines directives, B.S. 29 mei 2012, pp. 30502-30510. 104 Service Public de Wallonie – 21 février 2013. Arrêté du gouvernement wallon déterminant les conditions sectorielles relatives aux installations de combustion, B.S. 11 maart 2013, pp. 14421-14429. 105 Federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie – 5 augustus 2011. Koninklijk Besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 betreffende de toekenning van individuele vergunningen voor de bouw van installaties voor de productie van elektriciteit, B.S. 22 augustus 2011, pp. 48139-48140. 106 Service Public de Wallonie – 10 juillet 2013. Décret relatif au stockage géologique du dioxyde de carbon, B.S. 3 september 2013, pp. 60561-60573. 107 Service Public de Wallonie – 24 Octobre 2013. Arrêté du Gouvernement wallon modifiant divers arrêtés en ce qui concerne le stockage géologique de dioxyde de carbone, B.S. 6 november 2013, pp. 84279-84281. 108 Artikel 4, sub 1: “De lidstaten hebben het recht de gebieden te bepalen waarbinnen opslaglocaties kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de eisen van deze richtlijn. Dit houdt tevens in dat de lidstaten het recht hebben geen opslag toe te staan op hun grondgebied of in delen daarvan.” 109 Respondent 16. 110 Ibid. 111 Parlement Wallon 2012-2013 doc 823/1, Avis du Conseil d’État pp.29-37 ; Parlement Wallon (2013), C.R.I. N° 19 (2012-2013). Compte rendu intégral, séance plénière, 10 juli 2013 . Online raadpleegbaar via http://nautilus.parlementwallon.be/Archives/2012_2013/DECRET/823_1.pdf 112 Respondent 16. 113 Respondent 16; Zie ook bijvoorbeeld Parlement Wallon (2013), C.R.I. N° 19 (2012-2013). Compte rendu intégral, séance plénière, 10 juli 2013, pp. 76-96, 153. 114 Ibid., pp. 76-96, 153. 115 Respondent 16. 116 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 117 Eurlex, 32009L0031, NUM per lidstaat: Het Verenigd Koninkrijk. 118 Scottish government update on the transposition of EU directives – EERC meeting 15 november 2011 – EERC meeting 15 november 2011 – EERC meeting 17 april 2012. 96 97
׀32 ׀
119
The Pollution Prevention and Control (Scotland) Amendment Regulations 2011. Her Majesty's Stationery Office (HMSO); 2011 No. 285; on 27/06/11 Zaak 2011/0990, Europese Commissie aan het werk. 121 Scottish government update on the transposition of EU directives – EERC meeting 15 November 2011. 122 Scottish government update on the transposition of EU directives – EERC meeting 15 November 2011. 120
123
The Storage of Carbon Dioxide (Licensing etc.) (Scotland) Amendment Regulations 2011.
Her Majesty's Stationery Office (HMSO); 2011 No. 457; on 22/12/11. Armeni, C. (2011). Carbon Capture Legal Programme. Case studies on the implementation of Directive 2009/31/EC on the geological storage of carbon dioxide. United Kingdom, November 2011, University College London. 125 Ibid. 126 Ibid. pp.9-10 127 Ibid. p.16 128 Ibid. p.4 129 Ibid.17 130 Ibid. p.15 131 Ibid. p.19 132 Scottish Government (2010). Carbon Capture and Storage- A Roadmap for Scotland, maart 2010. Online raadpleegbaar via http://www.gov.scot/Publications/2010/03/18094835/12. 133 Armeni, C. (2011). Carbon Capture Legal Programme. Case studies on the implementation of Directive 2009/31/EC on the geological storage of carbon dioxide. United Kingdom, November 2011, University College London. p.17. 124
׀33 ׀
> 6.4.
Richtlijn 2009/72/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit
Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB. L. 211 van 14 augustus 2009, pp.55-93). Omzettingsdeadline: 3 maart 2011. In 2009 keurde Europa haar derde Energiepakket (‘third energy package’) goed, ter versterking van de interne markt voor elektriciteit en gas in de EU. Doel van die interne markt is een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de EU, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor en economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie. Deze richtlijnen moeten 18 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijnen zijn omgezet, uiterlijk op 3 maart 2011. In dit derde Energiepakket zijn twee richtlijnen (en drie verordeningen 134) opgenomen, met name: 1. De richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (de Derde Elektriciteitsrichtlijn); 2. De richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG (de Derde Aardgasrichtlijn). 135 Deze richtlijn behoort niet tot de bevoegdheden van Schotland. Niettegenstaande werd de richtlijn behouden in de dieptestudie omdat ze in België een opvallende en uitzonderlijke situatie blootlegt: de zesde staatshervorming heeft hier namelijk een merkbare impact op de gewestelijke omzettingen en de inbreukprocedure die gelanceerd werd door de Commissie.
׀34 ׀
> 6.4.1.
Vlaanderen en Wallonië
De omzetting van het derde energiepakket is een logisch vervolg op een eerste en tweede energiepakket van de Europese Unie. De bepalingen komen dus niet uit het niets, maar bouwen voort op eerdere Europese bepalingen. “Ook de instellingen – bijvoorbeeld de regulatoren – waren al opgericht bij de omzetting van de andere pakketten. In dat opzicht is deze omzetting voor België niet wereldschokkend geweest”.136 Ook de onafhankelijkheid van de regulator was al ingeschreven, maar die heeft men verder verfijnd. “Dit maakt de bepaling wat betreft de slimme meters wel een buitenbeentje omdat het niets met de energiemarkt an sich te maken heeft. Men gaat ook niet meteen verder weken rond de slimme meters”.137 Het derde energiepakket is een van de belangrijkste energiedossiers van de voorbije jaren maar is zeker geen totale omwenteling. Wat betreft de gesloten distributienetwerken en directe lijnen en leidingen had de Commissie eigenlijk als doel om een bestaande praktijk die door het Citiworks-arrest138 op losse schroeven was komen staan juridisch in te vullen. Men wist al langer dat er op industriële sites eigenlijk geen publiek distributienet werd gehanteerd en liet dit in het verleden ook toe.. Via het derde energiepakker wou de Commissie hier een oplossing voor bieden door een nieuwe figuur te creëren: het gesloten distributienetwerk. Het derde energiepakket is een verfijning van een lopend proces. De kern van de politieke discussie in de EU gaat om bevoorradingszekerheid, ontvlechting en derde landen regelingen, maar dat is binnen België niet zozeer het punt. In België gaat de discussie voornamelijk over de onafhankelijkheid van de regulator ten opzichte van de overheid. Een van de belangrijke bevoegdheden van de regulator op het moment van de omzetting was de tariefbepaling voor distributie- en transportnettarieven. De federale ministerraad en de CREG 139 voerden een relatief zware discussie (op dat moment het beleidsniveau met bevoegdheid) over de mate waarin de wetgever hierbij de regulator kan sturen. Hierbij is de CREG naar het Grondwettelijk Hof getrokken.140 Deze onafhankelijkheid is een punt waar de Europese Commissie ook sterk op gestuurd heeft in haar interpretative notes.141 De bepalingen uit het pakket moeten door de bevoegde instanties worden omgezet, onafhankelijk van wat de andere autoriteiten (federaal, Brussels en Waals gewest) doen. Wat betreft de onafhankelijkheid van de regulatoren zien we ook dat men dit in Brussel en Wallonië anders heeft geïnterpreteerd dan in Vlaanderen. Dit maakt het natuurlijk niet
׀35 ׀
makkelijker om een verdediging van de nationale omzettingsmaatregelen te houden tegenover de Europese Commissie. De vertaling van de bepalingen in nationaal/regionaal recht is niet overal identiek gebeurd. 142 Op technisch niveau heeft niet echt afstemming plaatsgevonden met het federale niveau en tussen de regio’s. Maar de energiefilière blijft door het proces heen wel maandelijks samenkomen in het ENOVER. Eén van de structurele agendapunten is het overlopen van genomen stappen in omzettingsdossiers. “In dit dossier hebben de Waalse collega’s het Vlaamse ontwerpdecreet opgevraagd, omdat zij nog niet zover stonden in de omzetting”.143 Alle entiteiten hebben de richtlijn binnen hun bevoegdheden afzonderlijk omgezet. Men hield elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen, en contacteerde de collega’s uit de andere regio’s – hoofdzakelijk informeel- om met specifieke vragen te rade te gaan bij collega’s en inspiratie te vinden in de aanpak van de anderen. Het is niet altijd mogelijk om zaken uit andere regio’s over te nemen, de contacten dienen in zekere zin als ‘onderzoek naar de omzettingsmogelijkheden’. 144 Ondanks deze regelmatige informatie-uitwisseling zijn er duidelijke verschillen tussen gewestelijke omzettingen. Bijvoorbeeld de wat betreft regeringscommissarissen bij de regulator. Deze bestonden in Vlaanderen niet in praktijk maar de mogelijkheid om ze in te voeren werd geschrapt met het oog op de onafhankelijkheid van de regulator. In Brussel en Wallonië bestond deze functie wel en bestaat ze nog altijd. Als er vanuit Vlaanderen afgestemd wordt, gebeurt dit voornamelijk met het federale niveau. Dit gaat dan vaak om het bepalen waar precies de grens tussen bevoegdheden ligt. Ook deze afstemming is niet evident, zoals eerder aangegeven. De SERV en Minaraad stelden in hun advies over de Vlaamse omzettingsmaatregel dat men moest trachten “bij de omzetting een maximale afstemming te realiseren met het federale niveau zodat de duidelijkheid en toepasbaarheid in de praktijk worden verzekerd. Dat lijkt met de teksten die moment circuleren geenszins het geval te zijn. Ook op het terrein moet meer worden gewerkt aan de afstemming en coördinatie van de bevoegdheden van de regulatoren (VREG en CREG)”.145 Naar aanleiding van een conformiteitscheck startte de Commissie startte een EU-Pilot dossier op 6 mei 2013. Dit werd gevolgd door een vraag om inlichtingen op 10 februari 2014. Bij gebrek aan afdoende antwoord van de Belgische autoriteiten werd een inbreukprocedure voor nonconformiteit opgestart. België ontving hiervoor een ingebrekestelling op 16 oktober 2014. Deze betreft 12 punten waarvoor de Europese Commissie een tegenstrijdigheid ziet tussen de Belgische omzettingsmaatregelen en het Derde Energiepakket. Elf hiervan betroffen de omzetting van richtlijn
׀36 ׀
2009/72/EG (én 2009/73/EG), een enkele betrof enkel de Derde Aardgasrichtlijn. De ingebrekestelling raakt ook een aantal regionale punten, maar wat de zaak moeilijk maakt is dat er een aantal punten voor non-conformiteit zaken betreffen waarvoor de federale regering verantwoordelijk was ten tijde van de omzetting, maar die sinds de 6 e staatshervorming onder gewestelijke bevoegdheid vallen. Na overleg op het interfederale energie overleg tussen de federale staat en de gewesten (ENOVER) werd hierop een antwoord geformuleerd. De inbreukprocedure kon nog niet worden afgesloten maar is sindsdien niet verder gevorderd. De meeste probleempunten gaan om onderdelen van de richtlijn die zowel ten tijde van omzetting als na de 6 e staatshervorming een federale bevoegdheid betreffen (bv. concurrentie interconnectoren over landsgrenzen, ontvlechting). 146 De kern van de ingebrekestelling draait echter rond de onafhankelijkheid van de regulatoren bij het zetten van de tariefmethodologie in België en de mate waarin de overheid de regulatoren kan sturen in de tariefregelingen. De Commissie uit in haar ingebrekestelling bezorgdheden over de conformiteit van federale omzettingsmaatregelen, maar de discussie is nu deels geregionaliseerd door de bevoegdheidstransfer die in 2014 overeengekomen werd, dit is een bijzondere Belgische situatie. Ook sommige punten uit de regionale regelgeving worden gevat door de ingebrekestelling. Het betreft relatief kleine puntjes die de Commissie meeneemt en waar de gewesten nog wat werk hebben. Deze vormen echter niet de core van de inbreukprocedure en zijn ook niet voor alle gewesten gelijk. De richtlijn was voor België belangrijk om de rol en de onafhankelijkheid van de regulator(en) te verduidelijken. In kern gaat de discussie nu nog over de onafhankelijkheid van de regulator en over hoever de overheid zou mogen gaan haar sturing. Dit is nog niet helemaal en op alle niveaus afgelijnd. De ingebrekestelling stelt zich er bijvoorbeeld vragen bij dat de technische reglementen van het netwerk op het federale niveau nog door de koning wordt vastgesteld na advies van de regulator. De Commissie stelt het federaal Belgische niveau dan ook de vraag ‘waar begint en waar eindigt de bevoegdheid van de regulator en die van de overheid’? De onafhankelijkheid van de Vlaamse regulator wordt niet betwist. Momenteel werkt men in Vlaanderen aan een decreet inzake de tariefmethodologie dat in grote lijnen het federale voorbeeld (richtlijnen aan de regulator mogelijk vanuit het Parlement aan de regulator). Als nu uit heel de inbreukprocedure zou blijken dat de Europese Commissie vragen zou hebben bij een aantal van deze richtsnoeren, zou dit mutatis mutandis betekenen dat dit op de Vlaamse ontwerpregelgeving een impact zou kunnen hebben. “Uiteraard houdt men in de aanmaak van dit decreet
׀37 ׀
rekening met het verloop van deze inbreukprocedure en de positie van de Europese Commissie en het Hof. Bovendien is het Vlaamse decreet natuurlijk ook geen exacte kopie van de federale wet in opspraak, dus het blijft afwachten. Maar in die fase zitten we nog niet. Het is nu afwachten of het gecompileerde Belgisch antwoord op de ingebrekestelling afdoende zal blijken”.147 Het lijkt weinig waarschijnlijk dat de Commissie België snel zal dagvaarden. Er zijn zoveel lidstaten die niet in orde zijn met de omzetting van het Energiepakket dat de Europese Commissie natuurlijk ook haar prioriteiten zal stellen. Ondanks de conformiteitsproblemen, zal de Commissie eerder geneigd zijn om lidstaten aan te pakken waar de elektriciteits- (en gas-)markt veel minder ontvlochten zijn dan in België. Men zal zich allicht in deze energiecrisis ook eerder richten naar landen die te nauw verbonden zijn met Gazprom.148 > 6.4.1.1. Vlaanderen De richtlijn werd in Vlaanderen omgezet door het decreet van 8 juli 2011149, waarbij de richtlijn vijf maanden te laat omgezet. “Nochtans was Vlaanderen hier een van de snelste omzetters in de EU. De Europese Commissie zag echter in dat de voorziene tijd te kort was en men heeft de initiële omzettingsdeadline niet hard gemaakt”.150 Een ingebrekestelling voor laattijdigheid werd uiteindelijk ontvangen op 29 september 2011, ruim een half jaar na de omzettingsdeadline. Bij het verzenden van het Belgisch gecoördineerde antwoord op deze ingebrekestelling in december 2011 was de omzetting wat Vlaanderen betreft reeds genotificeerd en Vlaanderen werd dus niet langer geviseerd. 151 Het derde energiepakket was ingrijpender voor het federale niveau dan voor de gewesten, en in Vlaanderen ook minder ingrijpend dan in de andere gewesten. Eigenlijk liep men in Vlaanderen al een stuk vooruit op het derde energiepakket. De meeste artikels van de derde Elektriciteitsen Aardgasrichtlijn zijn al op de een of andere manier verwerkt in Vlaamse reglementering, danwel hebben ze betrekking op federale energiebevoegdheden of zijn ze niet van toepassing in België. Kortweg vroeg de omzetting een verbetering of aanvulling van enkele definities en een tiental aanpassingen aan het Energiedecreet. Toch gaf de omzetting aanleiding tot heel wat discussie. “In de richtlijn zitten duidelijk onvolkomenheden die er wellicht zijn ingeslopen of niet uitgewerkt zijn tijdens de laatste fases van onderhandelingen. Maar ook al zegt een richtlijn duidelijk wat je moet doen, er zijn steeds keuzes die je moet maken”.152 Het is bovendien niet steeds duidelijk hoe men zaken moet operationaliseren, bijvoorbeeld ten gevolge van het nieuwe concept
׀38 ׀
‘gesloten distributienetwerk’. In Vlaanderen werd bijgevolg naast de gesloten distributienetten en de directe lijnen en leidingen, een derde figuur uitgewerkt, de privédistributienetten. Tegen november 2011, een tweetal maand na de publicatie van de richtlijn, was de bevoegdheidsverdeling voor de omzetting in België geanalyseerd en had men in Vlaanderen uitgezocht waar men welke aanpassingen diende te maken aan de bestaande wetgeving. Begin november kon de eerste ontwerptekst voor het nieuwe Energiedecreet aan het wetgevend parcours beginnen. De bevoegdheidsverdeling was op zich duidelijk, maar er bleven wel enkele punten ter discussie. Zelfs wanneer de bevoegdheden er in eerste instantie relatief helder zijn, kunnen ze voor levendige discussie zorgen. “Het is ook normaal om de eigen bevoegdheden zo maximaal mogelijk in te vullen. Bij betwisting moet het Grondwettelijk Hof dan scherprechter zijn”.153 Vlaanderen heeft het federale niveau voor het Grondwettelijk Hof gedaagd ten gevolge van bevoegdheidsbetwistingen gerelateerd aan de nieuwe figuur ‘gesloten distributienetwerk’ en de vertegenwoordiging in ACER in de federale wetgeving.154 Vooral deze vertegenwoordiging in ACER was van politiek belang en was dan ook de hoofdreden voor Vlaanderen om naar het Grondwettelijk Hof te gaan. De bijkomende punten werden meegenomen om de mening van het Hof te horen. “Bij de gesloten netwerken was er niet echt sprake van een politieke prioriteit, maar men wilde natuurlijk wel zeker zijn over de bevoegdheden. Het zou vervelend zijn als de VREG een beslissing maakt die nadien ingetrokken moet worden door bevoegdheidsoverschrijding”.155 De Vlaamse Regering stelde voor een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, om zo ook de onduidelijkheden in de richtlijn te kunnen uitklaren en uitsluitsel te geven over de kwestie. Hoewel een beoordeling van de Belgische maatregelen door het Hof doorslaggevend zou zijn om zich uit te spreken over de geldigheid van de omzetting, werd uiteindelijk geen prejudiciële vraag gesteld.156 De dossierbeheerder heeft in dit omzettingsdossier geen specifiek tekort aan administratieve capaciteit ervaren. Het vraagt natuurlijk veel tijd om te doen, maar dit werd ingecalculeerd in de planning. Aan de ene kant was de richtlijn verwacht en geanticipeerd, maar aan de andere kant was het technisch geen evidente materie. De VREG heeft dan ook een belangrijke rol gespeeld bij het ontwerpen van de omzettingsmaatregelen omdat zij, samen met de stakeholders, de nodige technische expertise bezitten. De praktische haalbaarheid en de handhaafbaarheid van de regelgeving heeft hierbij zeker meegespeeld. De vraag voor een tijdelijke uitbreiding van het personeel bij VREG voor het verwerken van de meldingen en toelatingen
׀39 ׀
onder het nieuwe toegekend.157
systeem
werd
door
Inspectie
Financiën
niet
Een eerste stakeholderoverleg werd georganiseerd bij voorontwerp van decreet vooraleer de tekst geagendeerd werd op de regering. Dit overleg kon echter niet alle bezorgdheden uitklaren. Dit kwam onder meer voort uit het feit dat men in het begin het dossier en de andere actoren nog niet goed kent en men nog niet met iedereen heeft kunnen spreken. De netwerkbeheerder en de grote bedrijven die veel energie verbruiken en voor wie deze richtlijn een grote impact heeft, behandelden dit dossier als prioritair en hebben hun bezorgheden geuit bij de administratie en rechtstreeks bij de politieke partijen. Er werd bijgevolg beslist na de eerste principiële goedkeuring nog een bijkomend stakeholderoverleg te houden. “Bij dit tweede overleg werd het ook merkbaar dat er politiek gemikt werd op een snelle afhandeling, waardoor de stakeholders ook meer druk voelden om tot een compromis te komen. In het begin was iedereen tegenover elkaar argwanend, maar eens een werkbaar compromis is uitgewerkt, wil men dit niet op de helling zetten en gaat het vlot. Het compromis is hier gevonden tussen de eerste en de tweede lezing. Daarna liep de politieke goedkeuring vlot”.158 De meeste problemen of bezorgdheden tussen de grote verbruikers en de netwerkbeheerders konden ontzenuwd worden op technisch niveau. Zo kon de oplossing om een onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe gesloten distributienetwerken de omzetting politiek ontzenuwen.159 De regionalisering van bevoegdheden bij de zesde staatshervorming is de voornaamste reden waarom Vlaanderen momenteel gevat is in de nonconformiteitsinbreuk. Er werden wel enkele punten aangegeven over de Vlaamse omzettingsmaatregelen in de ingebrekestelling van de Commissie, maar deze waren slechts details die relatief snel gecorrigeerd kunnen worden.160 “Het is goed mogelijk dat een inbreukprocedure niet zou zijn opgestart als het enkel over deze regionale punten ging. De Commissie heeft ze er waarschijnlijk uit volledigheid bijgenomen omdat er sowieso een inbreukprocedure werd gestart tegen de federale omzettingsmaatregelen”.161 De dossierbeheerder geeft aan het beter zou zijn als men meer vragen kan stellen en informatie kan bekomen van de Europese Commissie. Maar dat de Commissie vaak niet antwoordt, “zij het omdat ze niet genoeg personeel heeft om alle vragen te beantwoorden, maar ook omdat ze vaak het antwoord niet weet. Ze heeft namelijk niet de controle over wat er uiteindelijk in de richtlijn komt. Door interpretative notes gaat men soms de gestemde richtlijn terug wat optrekken. Dan ziet men ook duidelijk dat het voorstel van de Commissie en het politieke compromis zeker niet steeds gelijklopen. Men probeert
׀40 ׀
het proces na aanname van de richtlijn nog in handen te nemen, door interpretative notes of door middel van inbreukprocedures. Het blijft dan de vraag bij welke documenten het Hof uiteindelijk het gewicht legt ”.162 > 6.4.1.2. Wallonië Het derde energiepakket werd in Wallonië omgezet door middel van 22 omzettingsmaatregelen. Het grote merendeel van deze notificaties betreft de aanmelding van eerder bestaande wetgeving (17 maatregelen), de omzetting vroeg verder nog 2 nieuwe decreten 163 en drie nieuwe besluiten van de Waalse regering164. Op het moment van het verlopen van de omzettingstermijn op 3 maart 2011 waren een eerste decreet en besluit reeds aangenomen en gepubliceerd, een derde besluit werd op de dag van de deadline definitief goedgekeurd en in april gepubliceerd. Het Waalse antwoord op de ingebrekestelling van 27 september 2011 gaf dan ook aan dat de omzetting nagenoeg compleet was en dat enkele uitvoeringsbesluiten en –decreten in behandeling waren. 165 Toch duurde het nog tot september 2015 eer de Waalse omzetting volledig werd geacht door de Commissie. Op initiatief van de minister had in Wallonië de omzetting van het derde energiepakket geanticipeerd door het uitwerken van het Elektriciteitsdecreet van 2008 166, gebaseerd op de onderhandelingen van de richtlijn in de Raadswerkgroepen. Dit decreet werd genotificeerd aan de Commissie als ‘integrale omzetting voor het Waalse Gewest’ op 9 februari 2011167, maar besloeg in feite maar een gedeeltelijke omzetting en diende nog verder aangevuld te worden. Het Energiedecreet van 2008 volstond niet als werkelijke implementatie van de richtlijn en de CWaPE gaf ook aan dat dit decreet moeilijk toe te passen was in de praktijk. De omzetting van de richtlijn werd dus ‘verdergezet’ onder de nieuwe regering van 2009. Na de publicatie van de richtlijn in augustus 2009 ving men aan met het opstellen van een wijzigingsdecreet welke de omzetting van de Derde Elektriciteitsrichtlijn concreet zou vervolledigen. Dit decreet heeft erg veel tijd in beslag genomen en werd uiteindelijk pas aangenomen op 11 april 2014. 168 “Het is vaak moeilijker om een wijzigingsmaatregel op te stellen dan te vertrekken van nul en een nieuwe maatregel op te stellen”.169 Een eerste ontwerptekst voor dit decreet werd uitgedacht op het cabinet van de minister. Er liep in deze periode ook een groot evaluatieproces (2010-2011) over de verantwoordelijkheden van de openbare diensten in de sturing van de elektriciteitsmarkt. Deze evaluatie werd in rekening gebracht bij de opstelling van het ontwerpdecreet. De omzetting werd (informeel)
׀41 ׀
besproken met de betrokken actoren uit de sector doorheen 2011, en met de Waalse regering in december. De uitgebreide consultatie van de sectoren en industrie was een uitdrukkelijke politieke wens van de minister van duurzame ontwikkeling (Ecolo). De bedoeling was namelijk om reeds een standpunt van de sector en een idee te bekomen van wat in praktijk mogelijk en noodzakelijk was en zo een ontwerptekst op te stellen die reeds een common base had en toepasbare oplossingen aanbiedt. Een eerste lezing kwam er pas een jaar later in december 2012. De aanloop naar deze bespreking in de regering heeft dus veel tijd in beslag genomen. Ook de wetgevende procedure zelf was een werk van lange adem omdat de verschillende partijen niet op dezelfde golflengte zaten, en men veel verschillende adviezen ontving over de materie. Pas in november 2013 kon het ontwerpdecreet in tweede lezing gaan. Na het advies van de Raad van State kon men het decreet een derde maal agenderen bij de Waalse regering in maart 2014. De bespreking in het Waals parlement ging relatief snel, waarna het decreet definitief werd goedgekeurd in april en gepubliceerd werd in juni.170 Nochtans ontving het dossier ook veel aandacht van het parlement, met een groot aantal parlementaire vragen. Dit verhoogt nogmaals de werklast op de administratie en kan zo het proces vertragen. Het gesloten distributienetwerk is een nieuw concept dat geïntroduceerd wordt in de richtlijn. De omzetting ervan was niet evident en hier zijn veel discussies over gevoerd van de eerste tot en met de derde lezing van het decreet.171 De minister van economie aan de ene kant was sterk begaan met de belangen van de industrie, de minister van lokale besturen aan de andere kant was erg aandachtig voor problematiek van de netwerkbeheerders. Deze belangen zijn niet geheel verenigbaar en men heeft dan ook een compromis moeten vinden tussen beide posities. Men zich niet enkel op de richtlijntekst en op de interpretative notes van de Commissie gericht, maar heeft ook bestudeerd hoe het er in de praktijk in Wallonië zou uitzien, vertrekkend van de bestaande praktijken en netwerken. Uiteindelijk heeft men een definitie overgenomen die erg dicht ligt bij die van de richtlijn, maar ietwat genuanceerd. 172 Men wou vermijden dat er teveel van deze gesloten distributienetwerken zouden ontstaan, het doel blijft namelijk het voorzien van een goed uitgebouwd publiek distributienetwerk om solidariteit te kunnen waarborgen en aparte netwerken zoveel mogelijk te vermijden. Het oprichten van nieuwe gesloten distributienetwerken wordt streng geregeld, maar bestaande gesloten netwerken op het moment van inwerkingtreding van het decreet worden – mits aanmelding aan de CWaPE173 – beschouwd als gesloten distributienetwerk.174 Hetzelfde geldt voor de privé distributienetwerken. Deze werden eveneens reeds opgenomen in het decreet van 2008, maar de
׀42 ׀
formulering werd herzien. Het richtlijnvoorstel van de Commissie voorzag de introductie van dit soort netwerken, maar deze haalden de finale tekst niet. Met het Energiedecreet van 2008 had men in Wallonië reeds de juridische basis gelegd, en ondanks het verdwijnen van deze bepaling in de finale richtlijn werden ze ook in het decreet van 2014 behouden omdat ze overeen komen met een praktische realiteit. 175 De omzetting van een richtlijn blijft een evenwichtsoefening tussen het voldoen aan de eisen van de richtlijn en het haalbaar en toepasbaar maken van het beleid in de praktijk. Ook vandaag nog ontbreken er eigenlijk uitvoeringsbesluiten bij het decreet van 11 april 2014.176 Dit is echter niet opgepikt door de Europese Commissie: inderdaad de inbreukprocedure voor laattijdigheid werd reeds eind februari 2012 afgesloten – voor de notificatie van het decreet van 11 april 2014 en de resterende Waalse omzettingsmaatregelen. Een bijkomend punt van discussie in Wallonië was de onafhankelijkheid van de regulatoren. De selectieprocedure voor de regulatoren diende minder afhankelijk gemaakt te worden van de Waalse overheid. Ondanks dat er nog bepaalde links zijn tussen beide functies, heeft men hierover geen opmerkingen ontvangen.177 De controlemechanismen van de Waalse regering over de acties van de CWaPE beperken zich namelijk tot die functies die niet strikt vallen onder de richtlijn.178 Gezien de transfert van bevoegdheden ten gevolgde van de zesde staatshervorming is er op de valreep nog een kleine toevoeging gemaakt aan het decreet van 11 april 2014. Het decreet bevat nu een overgangsmaatregel voorzien waardoor de federale omzetting van de tariefregeling geldig blijft in Wallonië tot wanneer deze gewijzigd wordt door het Waals Gewest.179 De concepten uit de richtlijn zijn complex en hun bediscussiëring heeft in zekere zin een vertraging opgeleverd. “De omzetting stelde vele uitdagingen, en deze concepten zijn er enkele van. Er was ook een politieke tegenzin om het decreet (2014) snel aan te nemen. De omzetting van het Derde Energiepakket was een van de gevoelige punten voor de regering 2009-2014 om twee redenen. Ten eerste treft de richtlijn een erg belangrijke sector en ten tweede een zeker wil om Ecolo te remmen in de evolutie naar hernieuwbare energie”.180 Op Ecolo na wilde de politiek een minimalistische omzetting brengen van deze richtlijn, Ecolo wilde de omzetting dan weer sterker koppelen aan groene energie en energieefficiëntie (en bijgevolg de omzetting van richtlijnen 2009/28/EG en 2010/31/EU). Deze politieke discussie heeft het proces heel sterk vertraagd.181 Uiteindelijk heeft deze omzetting (december 2011 – april 2014) veel langer geduurd dan de omzetting van het Eerste Energiepakket (januari 2000 - april 2001), ondanks dat er nu reeds een basis voorhanden
׀43 ׀
was –uit de voorgaande omzettingen maar ook uit anticipatie van het derde pakket tijdens haar onderhandeling. In de ingebrekestelling voor non-conformiteit van 16 oktober 2014 werd het Waals Gewest hoofdzakelijk aangesproken op de ontbrekende omzetting van bijlage 1.1.J van de richtlijn betreffende de bescherming van de consument. Dit werd intussen rechtgezet door middel van het besluit van 24 september 2015.182
Referenties
134
Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, P.B. L. 211 van 14 augustus 2009, pp.1-14; Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003, P.B.L. 211 van 14 augustus 2009, pp. 15-35.; Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005, P.B.L. 211 van 14 augustus 2009, pp. 36-54.
135
Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG, P.B. L. 211, 14 augustus 2009, pp.94-136. 136 Respondent 31. 137 Ibid. 138 HvJ EG 22 mei 2008, zaak C-439/06, Jur. 2008, p. I-3913. 139 De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) is de federale regulator in België. 140 GwH, 7 augustus 2013, arrest nr. 117/2013, rolnummer 5424, Jur. 2013, beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 8 januari 2012 « tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen », ingesteld door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG). 141 “The decisions by the [regulator] cannot be subject to review, suspension or veto by the government or the Ministry. This, of course, precludes neither judicial review nor appeal mechanisms before any other bodies independent of the parties involved and of any government” (p.9) – Europese Commissie, 22 januari 2010, Commission Staff Working Paper. Interpretative note on directive 2009/72/EC concerning common rules for the internal market in electricity and directive 2009/73/EC concerning common rules for the internal market in natural gas. The Regulatory Authorities, Online
׀44 ׀
raadpleegbaar via https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/2010_01_21_the_regulatory_ authorities.pdf. 142 Respondent 31. 143 Ibid. 144 Respondent 4. 145 Vlaams Parlement, 17 mei 2011, Stuk 1147 (2010-2011) – Nr. 1. Ontwerp van decreet houdende de wijziging van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening en het Energiedecreet van 8 mei 2009; wat betreft de omzetting van de richtlijn 2009/72/EG en de richtlijn 2009/73/EG. p.73. 146 Een punt waar de Commissie ook kritiek op heeft is het regelen in België (federaal) d.m.v. het consumentenakkoord (‘akkoord Van den Bossche’) van zaken die werkelijk de markt betreffen en hoe leveranciers met klanten omgaan. Deze zaken worden dus niet geregeld door regelgeving maar door een akkoord dat gesloten is tussen leveranciers van elektriciteit en gas enerzijds en de regering anderzijds. Het is dus wel geregeld, maar het staat niet in de regelgeving, niet in het Belgisch Staatsblad, en is niet afdwingbaar voor een rechtbank. De Commissie is bezorgd om de afdwingbaarheid van dit akkoord en de bescherming die het de consument kan bieden. Het omzetten van dit akkoord in regelgeving is echter niet zo eenvoudig want dan moet men weer rekening gaan houden met de bevoegdheden, een discussie die door het akkoord overbodig wordt gemaakt. De federale regering heeft dan ook aangevoerd dat dit akkoord voldoende bescherming biedt en dat het wel afdwingbaar is voor de rechtbank. Het is nu afwachten of de Commissie zich met dit antwoord tevreden stelt- respondent 31. 147 Respondent 31. 148 Ibid. 149 VLAAMSE OVERHEID - 8 JULI 2011. - Decreet houdende de wijziging van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening en het , B.S. 16 augustus 2011, pp. 4727447291. 150 Respondent 31. 151 Wathelet (2011). Mise en demeure: infraction n° 2011/101 – directive 2009/72/CE et Infracion n° 2011/2011 – directive 2009/73/CE, 20 december 2011. (Antwoord op ingebrekestelling), verkregen via persoonlijke communicatie. 152 Respondent 31. 153 Respondent 31. 154 Agency for the Cooperation of Energy Regulators (ACER). Gecreëerd door Verordening 713/2009 (derde energiepakket). Het doel van dit Europees agentschap is om het werk van de nationale regulatoren te complementeren en te coördineren. De discussie in België bestond erin niet enkel vertegenwoordigers te sturen van de nationale (federale) regulator, maar ook van de regionale regulatoren. In 2011 kreeg het ACER bijkomende bevoegdheden middels Verordening 1227/2011, en men verwacht dat het belang van dit agentschap ook steeds zal toenemen. 155 Respondent 31. 156 Grondwettelijk Hof, 7 augustus 2013, arrest nr. 117/2013, rolnummer 5424, Jur. 2013, beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 8 januari 2012 « tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen », ingesteld door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG); p. 4.; Respondent 31. 157 Respondent 31.
׀45 ׀
158
Ibid. Ibid. Zo uit de Commissie bijvoorbeeld bezorgdheden in verband met de klachtenregeling in Vlaanderen. Er is nu niet voorzien dat de bedrijven waartegen klachten worden ingediend bij de klachtbehandelaar de kosten van de klachtverwerking dienen te dragen. Zulke regeling vraagt een decretale rechtsgrond, maar dit kan op zich makkelijk aangepast worden. Vlaanderen heeft hier dan ook op geantwoord dat in bij een volgende decreet wijziging zal worden aangepast. De meeste en de belangrijkste probleempunten liggen bij de federale omzetting. 161 Respondent 31. 162 Ibid. 163 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 22 JUILLET 2010. - Décret-programme portant des mesures diverses en matière de bonne gouvernance, de simplification administrative, d'énergie, de logement, de fiscalité, d'emploi, de politique aéroportuaire, d'économie, d'environnement, d'aménagement du territoire, de pouvoirs locaux, d'agriculture et de travaux publics, B.S. 20 augustus 2010, pp.54384-54400 ; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 11 AVRIL 2014. — Décret modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, B.S. 17 juni 2014, pp.45771-45788. 164 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 15 JUILLET 2010. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 30 mars 2006 relatif aux obligations de service public dans le marché de l’électricité et l’arrêté du Gouvernement wallon du 30 novembre 2006 relatif à la promotion de l’électricité produite au moyen de sources d’énergie renouvelables ou de cogénération, B.S. 11 augustus 2010, pp.51695-51696 ; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 3 MARS 2011. — Arrêté du Gouvernement wallon approuvant le règlement technique pour la gestion des réseaux de distribution d’électricité en Région wallonne et l’accès à ceux-ci, B.S. 11 mei 2011, pp. 2732527359 ; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE- 24 SEPTEMBRE 2015. - Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 mars 2006 relatif aux obligations de service public dans le marché de l'électricité, B.S. 13 oktober 2015, pp. 63753-73755. 165 Wathelet (2011). Mise en demeure: infraction n° 2011/101 – directive 2009/72/CE et Infracion n° 2011/2011 – directive 2009/73/CE, 20 december 2011. (Antwoord op ingebrekestelling), verkregen via persoonlijke communicatie. 166 MINISTERE DE LA REGION WALLONNE - 5 MARS 2008. — Décret modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, B.S. 19 maart 2008, pp. 15975-15975. 167 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 168 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 11 AVRIL 2014. — Décret modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, B.S. 17 juni 2014, pp. 45771-45788. 169 Respondent 4. 170 Ibid. 171 Ook in het decreet van 2008 waren er al bepalingen opgenomen i.v.m. deze gesloten distributienetwerken, maar men heeft deze geheel moeten herzien. De CWaPE had namelijk gewezen op de moeilijkheid om deze bepalingen zoals voorzien in 2008 uit te voeren, en deze zijn d.m.v. het decreet van 2014 na lange discussie helemaal herformuleerd. – respondent 4. 172 Respondent 4. 159 160
׀46 ׀
173
Commission wallonne pour l’Energie. Art. 15ter, SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 11 AVRIL 2014. — Décret modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, B.S. 17 juni 2014, pp. 45771-45788. 175 Art. 2 (23°), en Art. 15bis, SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 11 AVRIL 2014. — Décret modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, B.S. 17 juni 2014, pp. 45771-45788. 176 Respondent 4. 177 Ibid. 178 Art. 47ter. SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 11 AVRIL 2014. — Décret modifiant le décret du 12 avril 2001 relatif à l’organisation du marché régional de l’électricité, B.S. 17 juni 2014, pp. 45771-45788. 179 Respondent 4. 180 “Il y avait une volonté de ne pas permettre à Ecolo d’avancer et de ne pas avancer dans quelques directions que le ministre Ecolo envisageait. Il y avait vraiment une volonté des deux autres partis de freiner un maximum tout ce que Ecolo pouvait proposer” – respondent 4. 181 Respondent 4. 182 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE- 24 SEPTEMBRE 2015. - Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 mars 2006 relatif aux obligations de service public dans le marché de l'électricité, B.S. 13 oktober 2015, pp. 63753-73755. 174
׀47 ׀
> 6.5.
Richtlijn 2009/90/EG tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand
Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB. L. 201 van 1 augustus 2009, pp. 36-38). Omzettingsdeadline: 21 augustus 2011. Commissierichtlijn 2009/90/EC is een uitvoering van de kaderrichtlijn water (2000/60/EC). Ze schrijft technische specificaties voor betreffende de chemische analyse en monitoring van de watertoestand in overeenstemming met artikel 8(3) van de Kaderrichtlijn water. De richtlijn stelt minimum prestatiecriteria op voor de analysemethoden die de lidstaten moeten toepassen bij het monitoren van de watertoestand, sediment en biota, alsook regels voor het aantonen van de kwaliteit van de analyseresultaten.183 De omzettingsprocessen van deze richtlijn in Vlaanderen, Wallonië en Schotland zijn vergelijkbaar in die zin dat ze hoofdzakelijk technisch en weinig politiek gewichtig waren. De omzettingen konden relatief vlot afgehandeld worden, maar tonen aan dat ook technische wijzigingen niet routinematig tot een tijdige en correcte omzetting leiden. > 6.5.1.
Vlaanderen en Wallonië
De richtlijn stelt de minimum prestatiecriteria en regels op in grote mate van detail en laat hierbij geen marge de manœuvre of interpretatievrijheid aan de lidstaten. De omzetting ervan bestaat dus hoofdzakelijk uit het woordelijk overnemen van de voorgeschreven technische normen en is bijgevolg op zich niet moeilijk.184 Bovendien werkten de laboratoria (in Vlaanderen zowel als in Wallonië) reeds grotendeels conform met de richtlijnvereisten uit 2009/90/EC.185 Toch werd België – en hierbij alle drie de regio’s en het federale niveau – gevat in een inbreukprocedure voor non-conformiteit. De bevoegdheidsverdeling voor deze richtlijn was van meet af aan duidelijk. Zowel de gewesten als het federale niveau zijn bevoegd voor de integraliteit van de materie, elk voor hun grondgebied. 186 Elke entiteit kon dan ook haar eigen omzetting separaat voorbereiden.187 «De bevoegdheidsverdeling heeft dit dossier niet bemoeilijkt, de complexiteit
׀48 ׀
ligt in het technisch karakter van de richtlijn».188 Eens de richtlijn gepubliceerd werd, hebben de bevoegde administraties de richtlijn als directe basis genomen voor hun omzettingsmaatregelen. Hierbij werden informele contacten tussen de omzetters gelegd, maar echt overleg of coördinatie was niet nodig.189 De materie is erg technisch en wordt binnen de bevoegde agentschappen en afdelingen geregeld. “Gewichtigere dossiers worden ofwel via de CCIM ofwel op het niveau van het cabinet besproken door de regio’s en het federale”.190 > 6.5.1.1. Vlaanderen De richtlijn vroeg in Vlaanderen een aanpassing aan de regulering inzake de erkenning van laboratoria en aan de technische specificaties waaronder deze tewerk moeten gaan bij de chemische analyse en monitoring van de watertoestand. De richtlijn werd in het Vlaams Gewest omgezet door vier maatregelen. De definities en kwaliteitsvereisten voor onderzoek uit de richtlijn191 werden gedeeltelijk omgezet door een uitvoeringsmaatregel die in 2007 was opgesteld ter implementatie van de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EC).192 Om als omzettingsmaatregel te dienen voor de huidige richtlijn werd in september 2011 één van de bijlagen bij dit regeringsbesluit wel nog aangepast aan de nieuwe kwaliteitseisen. 193 De overige artikels uit de richtlijn betreffen kwaliteitsnormen betreffende de laboratoria die het onderzoek uitvoeren.194 Een aanpassing aan de erkenningen Leefmilieu (Vlarel) verzekerde hiervan de basis door conformiteit aan de in de richtlijn vermelde ISO-normen op te leggen. 195 Het Compendium voor Analyse van Water (WAC) bepaalt “alle analysemethoden met inbegrip van laboratorium-, veld- en onlinemethoden, alsook de monsterneming”196 en wordt jaarlijks geupdatet en door de Vlaamse Regering goedgekeurd.197 De versie van 20 november 2010198 verzorgt verder de omzetting van de richtlijn wat betreft de kwaliteitseisen voor de labo’s en haar toepassing wordt door het nieuwe Vlarel-besluit verplicht gemaakt. Het Vlarel-besluit van 19 november 2010 werd gepubliceerd op 1 februari 2011 maar pas op 19 november aangemeld bij de Commissie. Deze reglementaire omkadering vormde de basis voor de integratie van de specifieke technische specificaties in de Vlaamse regelgeving. Begin november volgde de notificatie van deze technische specificaties en minimum prestatievereisten voor de chemische analyse van de watertoestand199 en was de richtlijn in Vlaanderen integraal omgezet, twee maand na het verstrijken van de deadline. De Europese Commissie had intussen een inbreukprocedure opgestart voor non-communicatie en stuurde haar ingebrekestelling op 29 september. Eer de antwoordtermijn twee maand later verstreek, was in Vlaanderen de
׀49 ׀
integrale omzetting in orde gebracht en aangemeld. Vlaanderen was dan ook niet meer gevat in de inbreukprocedure, die voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de federale regering eind januari 2012 nog een MROA inhield. Zij zetten de richtlijn uiteindelijk pas om respectievelijk in juni en oktober 2012 waarna de inbreukprocedure geklasseerd werd. 200 In Vlaanderen stonden verschillende actoren –hoofdzakelijk de Vlaamse Milieumaatschappij, het departement LNE en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) – in voor onderdelen van de omzetting. Terwijl het bredere reglementaire kader en de labo-erkenningen aangelegenheid waren binnen het departement LNE in samenwerking met VITO, was VMM verantwoordelijk voor het omzetten van de specifieke technische specificaties en onderzoek naar de praktische toepassing ervan. Binnen dit agentschap huist de specifieke technische expertise wat betreft het onderzoek naar de watertoestand in Vlaanderen. De VMM is ook de voornaamste uitvoerder van de richtlijn: hun laboratoria staan namelijk in voor de volledige monitoring en analyse van de watertoestand. Delen van het wateronderzoek kunnen wel worden uitbesteed aan erkende onafhankelijke laboratoria, mits gedetailleerde bestekken die een precieze omschrijving van de opdracht en een volledig overzicht van de vereisten inhouden.201 Ongeveer een jaar na de publicatie van de richtlijn werd de wetgevende procedure gestart voor het Vlarel-besluit. Na deze slome start, liep de procedure redelijk vlot. Dit besluit zorgde niet enkel voor de gedeeltelijk omzetting van richtlijn 2009/90/EC maar voorzag ook in de gedeeltelijke omzetting van richtlijnen 2006/123/EC 202 en 2005/36/EC203. Het Vlarelbesluit wijst VITO aan als referentielabo voor het Vlaams Gewest, bepaalt dat de labo’s conform de ISO 17025 normen dienen te werken om erkend te worden, en verplicht de toepassing van het WAC. Twee weken na het advies van de Raad van State kon het ‘WAC’ besluit aangenomen worden midden november 2010. Na haar publicatie in het Belgisch Staatsblad in februari 2011 duurde het echter 9.5 maanden eer het genotificeerd werd.204 Het Vlarel-besluit zet enkel de erkenningsvereisten uit en het WAC bleek niet het geschikte instrument om de technische specificatie uit de richtlijn juridisch bindend om te zetten, een andere maatregel was dus nog vereist.205 Eind november, net na de aanname van het Vlarel-besluit, nam het departement LNE contact op met VMM om te bespreken hoe men de omzetting van de richtlijn zou voltooien. Een werkgroep werd hiervoor opgericht in januari 2011 met onder andere het departement LNE en VMM.206 De technische specificaties werden overgenomen en door VMM in een Vlaamse omzettingsmaatregel gegoten.
׀50 ׀
Ondanks de techniciteit en het ontbreken van interpretatieruimte in de richtlijnbepalingen, bleken de 8 resterende maanden (sinds het oprichten van de werkgroep in januari 2011) niet voldoende om de technische specificaties tijdig op te nemen in de Vlaamse orde, ze werden twee maand te laat aangemeld. “De materie is erg technisch, bovendien werkten de Vlaamse labo’s al grotendeels conform de richtlijnvereisten. Allicht was er daarom een lage prioriteit om het ook op papier goed te krijgen’.207 Waar nu precies de oorzaak voor de vertraging ligt, is moeilijk te bepalen. Wel is het zo dat men voor dit dossier – de technische specificaties – heel wat verschillende afdelingen en experts moest consulteren binnen VMM. “Het dossier moest veel rondreizen tussen bureaus, als het dan – om welke reden ook – ergens blijft liggen, kan dit het gehele proces aanzienlijk vertragen”.208 “Het dossier is mogelijk ergens ondergesneeuwd of men heeft misschien teveel naar elkaar gekeken zonder duidelijk te weten wie aan zet was”.209 Ter gelegenheid van de omzetting van de richtlijn Primaire Stoffen 210, die ook naar richtlijn 2009/90/EG verwijst, werden een aantal correcties doorgevoerd aan verkeerdelijk omgezette definities. Ook de technische specificaties211 werden opgeheven, omdat het een “heel onduidelijk rechstonzeker document was waarvan de aard tot op heden onbekend is gebleven”.212 De gecorrigeerde definities en de elementen uit de technische specificaties die noodzakelijk waren voor de omzetting van richtlijn 2009/90/EG werden overgenomen in het monitoringsbesluit dat werd opgesteld ter omzetting van de recente richtlijn primaire stoffen. 213 > 6.5.1.2. Wallonië Voor de aanname van deze richtlijn bestond reeds een ‘waterwetboek’ in Wallonië (Code de l’Eau). Deze codex behandelt een veelvoud aan aspecten, waaronder ook de omzetting van de kaderrichtlijn water (2000/60/EG), en voorziet algemeen in de bescherming van de watertoestand. Richtlijn 2009/90/EG werd in Wallonië omgezet door middel van één besluit van de Waalse regering, namelijk het besluit van 29 september 2011 tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt betreffende de technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand en diverse beschermingsmaatregelen voor het zwemwater.214 Door middel van dit ene besluit werden bepalingen en bijlagen bij de Waalse waterbeleid code gewijzigd. De belangrijkste wijziging lag in de werkwijze van de laboratoria die de chemische analyse en monitoring van de watertoestand uitvoeren.215 Het besluit ter omzetting van richtlijn 2009/90/EG werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 14 oktober 2011, anderhalve maand na het verstrijken van de omzettingstermijn, en dezelfde dag
׀51 ׀
genotificeerd.216 Intussen had de Europese Commissie reeds een inbreukprocedure voor laattijdigheid opgestart. De ingebrekestelling werd ontvangen op 29 september217, de dag waarop de Waalse omzettingsmaatregel werd aangenomen. In haar antwoord op deze ingebrekestelling kon het Waalse Gewest dus eenvoudig antwoorden dat de voorziene maatregel ter omzetting binnen de kortste tijd zou worden aangemeld.218 De inbreukprocedure kon echter nog niet worden afgesloten: een MROA volgde eind januari 2012, hierbij waren enkel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het federale niveau nog betrokken. Wat het Waalse Gewest betreft, kon de procedure geklasseerd worden na de ingebrekestelling. Dit omzettingsdossiers was niet beproevend wat administratieve capaciteit betreft. Enige interpretatieve vragen konden in een vroeg stadium van het omzettingsproces intern gesteld en uitgeklaard worden, namelijk na het advies van de ISSeP219, de instantie die in Wallonië belast is met het uitvoeren van dit soort analyses en die ook het Waalse referentielabo is. Na dit advies kon de jurist op de administratie samen met de betrokken technische experten de analyse uitvoeren van de bestaande regelgeving en de nodige wijzigingen. Op basis hiervan stelden ze de ontwerptekst op van het besluit, waarbij eveneens intern overleg werd gepleegd met de verschillende Waalse departementen en diensten die door de regelgeving geïmpacteerd werden, zoals bijvoorbeeld het departement ‘du sol et des déchets’. “Deze interactie bleef echter gelimiteerd en informeel, voor richtlijnen van zulke technische aard, en zonder interpretatieruimte, is het ook niet nodig om een formele coördinatie op te zetten”.220 De administratieve dossierbeheerder zette wel een overleg op met de jurist die het dossier op het kabinet behandelde. Dit gezien de techniciteit van de materie en de noodzaak voor alle betrokken actoren om de richtlijnvereisten en hun implicaties goed te begrijpen.221 Het ontwerpbesluit werd eind december 2010, anderhalf jaar na de publicatie van de richtlijn, aan het kabinet voorgelegd. Dit betekende dat er nog negen maanden de tijd was om de wetgevende procedure te doorlopen, al moet dit enigszins genuanceerd worden omdat de omzettingsdeadline middenin de zomervakantie verliep. Het dossier heeft weinig politieke aandacht getrokken, en het besluit doorliep zonder enige problemen het wetgevende parcours.222 Het besluit werd, zes maand na de eerste agendering, in derde lezing aangenomen eind september 2011. De omzetting was vanuit juridisch oogpunt niet beproevend, maar wel erg technisch. Het opstellen van de ontwerptekst nam anderhalf jaar in beslag gerekend van de dag van publicatie van de richtlijn, waarna de wetgevende procedure ietwat ‘verlegd’ werd door het zomerreces.
׀52 ׀
> 6.5.2.
Schotland
Richtlijn 2009/90/EG werd in Schotland omgezet door een administratieve maatregel, namelijk The Chemical Analysis of Water Status (Technical Specification) (Scotland) (No.2) Directions van 2011.223 Deze trad in werking op 24 juni 2011, ruim een maand voor het verstrijken van de omzettingsdeadline en werd genotificeerd aan de Commissie op 22 juli 2011.224 Leefmilieu-aangelegenheden vallen geheel onder Schotse bevoegdheid, zo ook de omzetting van richtlijn 2009/90/EG inzake de chemische analyse van de watertoestand op het Schotse grondgebied. De centrale en gedevolueerde administraties wisselden hun standpunten en inzichten uit in de ontwikkeling van hun omzettingsmaatregelen. De bedoeling van deze courante aanpak is om –waar mogelijk – een consistente aanpak door te voeren doorheen het gehele Verenigd Koninkrijk. Voor de chemische analyse van de waterstand was dit bijzonder van belang met oog op het grensoverschrijdende Solway Tweed River Basin District, welke voor 70% gesitueerd is in Schotland maar ook voor 30% op Engels grondgebied ligt. Wat dit River Basin District betreft werd de richtlijn juridisch omgezet door Verenigd Koninkrijk-wetgeving, maar de Schotse ministers blijven verantwoordelijk voor de toepassing van de legale maatregelen op het Schotse deel van het District. De omzetting van de richtlijn betreffende de overige River Basin Districts in Schotland valt geheel onder Schotse bevoegdheid.225 In Schotland was het Water Environment Team (binnen het Environment and Forestry Directorate) verantwoordelijk voor de omzetting. De bevoegde autoriteit inzake de bescherming en verbetering van het Schotse water milieu is de Scottish Environment Protection Agency (SEPA). De monitoring en chemische analyse van de watertoestand is een vast onderdeel van hun bevoegdheden en het agentschap heeft hiervoor ook eigen laboratoria. In sommige gevallen kan de analyse wel uitbesteed worden aan onafhankelijke labo’s.226 De richtlijn voorziet technische minimumvereisten voor de kwaliteit van de chemische analyse en monitoring van de watertoestand en is daarbij van belang voor de laboratoria die deze taken uitvoeren. Een wijdere sector of verzameling aan stakeholders is er niet. Het Water Environment Team van de Schotse overheid ving aan met het omzettingsproces in oktober 2010, anderhalf jaar na de publicatie van de richtlijn. Een eerste overleg met de Britse expert die het voorstel van de richtlijn binnen de Commissie had opgevolgd vond plaats om de doelstelling van de richtlijn en de huidige situatie in het Verenigd
׀53 ׀
Koninkrijk goed te begrijpen.227 Zo kon men ook de praktische implicaties van de implementatie inschatten. De richtlijn droeg geen grote politieke en beleidsmatige gevolgen gezien SEPA en de overige laboratoria reeds grotendeels in overeenstemming waren met de vereisten van de richtlijn. De omzetting vroeg slechts geringe aanpassing aan de van kracht zijnde vereisten in Schotland. Bijgevolg kon men deze snel doorvoeren en werd het ook niet nodig geacht de omzettingsmaatregel slechts te laten ingaan op het uiterste moment van omzetting in augustus 2011. 228 Het Water Environment Team gaf instructies voor het opstellen van de omzettingsmaatregel aan haar interne juridische dienst in oktober 2010. De Directions van 2011 kwamen tot stand uit de daaropvolgende discussie en uitwisseling van ontwerpversies tussen de administratie –als beleidsleiders-, het SEPA –als technische experten, en de juridische dienst. In Maart 2011 werd de ontwerptekst goedgekeurd en uitgevaardigd door de ministers waarna de omzettingsmaatregel op 1 mei 2011 van kracht werd.229 Op dit moment bereidden de juristen van het VK Department for Environment, Food and Rural Affairs de ontwerp-Directions voor het Environment Agency voor. De Schotse administratie leverde haar 2011 Directions aan als model voor deze Britse omzetting. Zulke uitwisseling is een courante praktijk gericht op het efficiënt gebruik van middelen, het uitbouwen van goede onderlinge relaties tussen administraties en het ontwikkelen van een consistente aanpak doorheen het Verenigd Koninkrijk. Eind mei wees de Engelse jurist op een problematische vermelding naar de Solway Tweed River Basin District in de Schotse maatregel. De wetgeving rond dit district is namelijk verschillend van de rest van Schotland omdat het grensoverschrijdend is. Een bijkomende bepaling ter rechtzetting was noodzakelijk en de Chemical Analysis of Water Status (Technical Specification) (Scotland) Directions van 2011 werden aangepast. Deze gewijzigde Directions werden uitgevaardigd op 17 juni 2011 en een maand later genotificeerd aan de Commissie.230 Door de hoge techniciteit van de richtlijn en het berusten van de hoofdzakelijke verplichtingen bij SEPA zelf, kon deze richtlijn omgezet worden door een administratieve maatregel, namelijk door middel val ministeriële aanwijzingen (directions) ten aanzien van SEPA. Deze maatregel behoeft geen bespreking door het Schotse Parlement en kan dus sneller en minder middel-intensief gefinaliseerd worden zonder aan rechtsgeldigheid in te boeten. De hoge techniciteit maakte de omzetting een relatief eenvoudige oefening waarvoor men acht voldoende beleidsmatige en juridische middelen ter beschikking te hebben.231
׀54 ׀
In de rapportering van de Schotse Regering aan het EERC Comité van het Schotse Parlement werd aangegeven dat men de omzetting trachtte te voltooien tegen maart 2011, vóór de 2011 parlementsverkiezingen van 5 Mei.232 De nakende verkiezingen hebben in de praktijk echter geen invloed gehad op het verloop van de omzetting, die uiteindelijk in juni werden afgerond. De omzetting kreeg geen bijzondere aandacht uit de politiek, sector of media. Dit is ook evident uit het feit dat voor de omzetting geen parlementaire betrokkenheid nodig was, de sector hier bestond uit een overheidsagentschap en enkele laboratoria die reeds grotendeels conform werkten met de richtlijnvereisten, en de techniciteit van de materie welke gaan impact heeft op of aandacht eist van de burgers.233 Referenties
183
Art. 1, Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad. PB. L. 201 van 1 augustus 2009, pp. 36-38. 184 Respondenten 18, 47, 48. 185 Ibid. 186 Het federale niveau is verantwoordelijk voor de omzetting wat de chemische analyse en monitoring van de territoriale wateren en het algemeen toezicht betreft. 187 Respondenten 18, 47, 48. 188 Respondent 18. 189 Ibid. 190 Respondent 47. 191 Art. 2, 4, 5, Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB. L. 201 van 1 augustus 2009, pp. 36-38). 192 Administratieve maatregel ‘Uitvoering Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG Vaststelling programma's voor de monitoring van de watertoestand (VR/2007/14.09/DOC.0991)’, Origineel monitoringsprogramma van 14 september 2007 gewijzigd door de Vlaamse Regering op 09/09/11; gepubliceerd op 14/09/07 – Genotificeerd op 08/11/11. 193 Schauvliege (2011). Ingebrekestelling wegens niet-volledige omzetting van de Richtlijn 2009/90/EG van 31/07/2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens richtlijn 2000/60/EG va het Europees Parlement en de Raad – Vlaamse Gewest. Ref. 2011/1013 – C(2011)6815/2definitief. Stand van zaken . [Vlaams antwoord ingebrekestelling]Antwoord ingebrekestelling – 23 november 2011. 194 Art. 3, 6, Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB. L. 201 van 1 augustus 2009, pp. 36-38).
׀55 ׀
195
VLAAMSE OVERHEID - 19 NOVEMBER 2010. — Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu (VLAREL) . Gepubliceerd in Belgisch Staatsblad op 01/02/11 196 Schauvliege (2011). Ingebrekestelling wegens niet-volledige omzetting van de Richtlijn 2009/90/EG van 31/07/2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens richtlijn 2000/60/EG va het Europees Parlement en de Raad – Vlaamse Gewest. Ref. 2011/1013 – C(2011)6815/2definitief. Stand van zaken . [Vlaams antwoord ingebrekestelling]Antwoord ingebrekestelling – 23 november 2011. 197 Respondent 48. 198 VLAAMSE OVERHEID - LEEFMILIEU, NATUUR EN ENERGIE - 22 NOVEMBER 2010. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 15 april 2009 houdende de vaststelling van het compendium voor analyse van water, B.S. 10 december 2012, pp. 76523-76525. 199 VLAAMSE OVERHEID - LEEFMILIEU, NATUUR EN ENERGIE -Technische specificaties voor de chemische analyse van (fysisch-) chemische parameters en beoordeling van de analyseresultaten in functie van de monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, B.S.31 oktober 2011, pp. 65699-65712. 200 Zaak 2011/2033, Europese Commissie aan het werk; Eurlex, 32009L90, NUM per lidstaat: België. 201 Respondenten 47, 48. 202 Richtlijn 2006/123 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, P.B. L. 376, 17 december 2006, pp. 36-68. 203 Richtlijn 2005/36 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, P.B. L. 255, 30 september 2005, pp.22-142. 204 Departement internationaal Vlaanderen (2011j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2011. VR/2011/16.12/MED.0584. 205 Respondent 48. 206 Ibid. 207 Respondent 47. 208 Respondent 48. 209 Respondent 47. 210 Richtlijn 2013/39/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid, P.B. L. 226 van 24 augustus 2013, pp. 1-17. 211 VLAAMSE OVERHEID - LEEFMILIEU, NATUUR EN ENERGIE -Technische specificaties voor de chemische analyse van (fysisch-) chemische parameters en beoordeling van de analyseresultaten in functie van de monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, B.S.31 oktober 2011, pp. 65699-65712. 212 Respondent 1. 213 VLAAMSE OVERHEID – 26 APRIL 2013 Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het geactualiseerde monitoringprogramma van de watertoestand ter uitvoering van
׀56 ׀
artikel 67 en 69 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, B.S. 23 juli 2013, p. 45905. SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 29 SEPTEMBRE 2011. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant le Livre II du Code de l’Environnement, contenant le Code de l’Eau relatif aux spécifications techniques pour l’analyse chimique et la surveillance de l’état des eaux et à diverses mesures de protection des eaux de baignade, B.S. 14 oktober 2011, pp. 63362-63367. 215 Respondent 18. 216 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 217 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Inbreukprocedures, e-mailcommunicatie van 9 juni 2015. 218 Respondent 18. 219 Institut Scientifique des Services Publics (tegenhanger VITO). 220 Respondent 18. 221 Ibid. 222 Ibid. 223 Administratieve maatregel, Schotse overheid, 17 juni 2011, The Chemical Analysis of Water Status (Technical Specifications) (Scotland) (No.2) Directions 2011, Administrative Measures, 24 juni 2011. 224 EECR (2011). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 15.11.11. 225 Respondent 5. 226 Ibid. 227 Ibid. 228 Ibid. 229 Administratieve maatregel, Schotse overheid, 17 juni 2011, The Chemical Analysis of Water Status (Technical Specifications) (Scotland) (No.2) Directions 2011, Administrative Measures, 24 juni 2011. 230 Respondent 5. 231 Ibid. 232 Ibid. 233 Ibid. 214
׀57 ׀
> 6.6.
Richtlijn 2009/126/EG inzake fase II benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations
Richtlijn 2009/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations (PB. L. 285 van 31 oktober 2009, pp. 36-39). Omzettingsdeadline: 1 januari 2012. Deze richtlijn heeft tot doel de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS), afkomstig van de opslag en distributie van benzine te verminderen. Richtlijn 2009/126/EC bevat voorschriften voor de vermindering van VOSemissies tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations. Heel wat lidstaten hadden binnen hun nationale orde reeds maatregelen getroffen rond benzinedampterugwinning voor de onderhandeling van de richtlijn. De Commissie heeft hier dan ook rekening mee gehouden in haar ontwerp van richtlijn. Ze heeft ervoor gekozen een richtlijn voor te stellen met weinig bepaling om zo weinig mogelijk in wroeging te zijn met de in werking zijnde nationale regelgevingen. De richtlijn betreft dus bewust slechts een minimumregeling met zo weinig mogelijk artikels. Het doel van deze richtlijn is om een harmonisatie van de minimumeisen te garanderen waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat de lidstaten reeds –zij het uiteenlopende- regelingen getroffen hadden. De richtlijn is dan ook bewust beperkt in haar aantal bepalingen. Deze richtlijn werd in zowel in Vlaanderen, Wallonië als Schotland relatief vlot omgezet in de regionale orde. In alle drie de regio’s is de omzetting strenger dan wat door de EU wordt opgelegd en houdt dus een zekere vorm van gold-plating in. Dit steeds omdat de bestaande regelgeving strenger was dan wat in de minimumeisen van de richtlijn wordt opgelegd. Ondanks dat geen van de omzettingen aanleiding gaf tot een inbreukprocedure, hebben ze alle drie te kampen gehad met specifieke omstandigheden zoals verhoogde sectorale en politieke aandacht in Vlaanderen, technische twijfels en politieke aandacht in Wallonië, en de correctie van gebrekkig opgestelde maatregelen in Schotland. > 6.6.1.
Vlaanderen en Wallonië
De omzettingsbevoegdheden voor deze richtlijn waren heel duidelijk. Damprecuperatiesystemen zijn een geheel gewestelijke aangelegenheid. Er was hier geen sprake van bevoegdheidsoverschrijdende zaken, onenigheden tussen gewesten of omzettingsbevoegdheden die verder gaan ׀58 ׀
dan die van het departement LNE. De richtlijn is ook beperkt in aantal artikels en is erg duidelijk in haar doelstellingen en wat er dient te gebeuren om aan de bepalingen te voldoen. Er hebben zich dan ook geen betwistingen of discussies voorgedaan op vlak van bevoegdheidsverdeling.234 Elk gewest heeft afzonderlijk ingestaan voor de omzetting van deze richtlijn. Het is ook niet de gewoonte om met elkaar af te stemmen en elkaar de eigen omzettingsvoorstellen voor te leggen wanneer er geen onduidelijkheden bestaan wat betreft de bevoegdheden of wat betreft de inhoud en interpretatie van de bepalingen uit de richtlijn. Bij de totstandkoming van de richtlijn is er uiteraard wel steeds overleg. Hier brengen de gewesten elk hun standpunt naar voren. In die zin is er dus wel enige communicatie geweest over de gewestelijke systemen en wensen. Maar eens de richtlijn afgeklopt wordt, is het niet de gewoonte om samen sectoren te benaderen of omzettingsmaatregelen af te stemmen. Alle gewesten voldoen op hun eigen manier aan de minimumnormen van de richtlijn, maar de precieze invulling ervan (bijvoorbeeld meetfrequenties) verschilt. Tussen de gewesten speelt dus eenzelfde verschil als tussen verschillende EU lidstaten, elk met hun eigen invulling van de bepalingen. Controlefrequenties, testmethodologie, en certificering kunnen zo dus verschillen tussen de verschillende deelstaten. Dit zorgt op zich niet voor problemen, al zullen de grotere actoren uit de sector-bijvoorbeeld federaties of merken van tankstations – natuurlijk de voorkeur hebben voor een geüniformeerde regeling.235 > 6.6.1.1. Vlaanderen De richtlijn werd in het Vlaams Gewest omgezet door het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 236, en kon dan ook tijdig worden aangemeld bij de Commissie in november, anderhalve maand voor de omzettingsdeadline.237 Na uitgebreid overleg met de sector, is de wetgevende procedure is erg vlot verlopen en kon ze worden afgerond in slechts vier maanden tijd (juni 2011 – september 2011).238 In Vlaanderen bestonden er al maatregelen die de benzinedampterugwinning in tankstations regelden. Richtlijn 2009/126/EG vroeg dan ook weinig aanpassingen binnen de interne orde. Dit omdat de materie reeds geregeld was in de Vlaamse en omdat de richtlijn zelf zich beperkt tot het harmoniseren van minimumefficiëntie van benzinedampterugwinning en het opleggen van minimumfrequenties voor lektesten en volumemetingen. De bestaande Vlarem-regelgeving had enerzijds een groter toepassingsgebied dan de richtlijn, maar was anderzijds minder streng op het gebied van efficiëntie en monitoring.239 Enig ietwat gevoelig ׀59 ׀
punt in Vlaanderen was dat naar aanleiding van een test door Testaankoop (januari 2010) een parlementaire vraag240 was gesteld naar de probleempunten inzake benzinedampterugwinning en metingen in tankstations. In haar antwoord beloofde de Minister mogelijke metingen in de omgevingslucht, regelmatige controles (jaarlijkse meting) en onderzoek of informatie naar klanten nuttig is 241. Minister Schauvliege beloofde een aantal zaken te onderzoeken, wat ook gebeurd is in een meetcampagne van Milieu-inspectie.242 “Dit zorgde niet zozeer voor grote politieke aandacht tijdens het omzettingsproces zelf, maar het maakte het wel makkelijker om te verantwoorden waarom niet op alle wensen van de sector ingegaan werd in het ontwerpbesluit. De omzetting is alleszins nooit echt in de schijnwerpers gekomen, zeker niet in de media”.243 Er was voor de omzetting van deze richtlijn voldoende expertise aanwezig op het departement, maar er werd ook –als onderdeel van de normale procedure- overleg gepleegd met de sector. Dit overleg vond plaats in december 2010, voor de agendering van een eerste voorstel tot besluit aan de Vlaamse Regering. Binnen dit overleg konden de stakeholders uit de sector hun bezorgdheden en wensen overbrengen. De Vlaamse overheid heeft daarop volgend rekening gehouden met deze bezorgdheden en is op de meeste punten de sector tegemoet kunnen komen. 244 Eens een praktisch werkbaar compromis gevonden werd het voorontwerp van besluit hieraan aangepast en werd het geagendeerd op de Vlaamse Regering. Van hier uit is het vlot door de wetgevende procedure gegaan.245 De rendementen van de terugwinning en de controlefrequentie in Vlaanderen lag lager dan wat gevraagd werd in de richtlijn, dit vroeg dus aanpassing in regelgeving en in de praktijk. Vlaanderen heeft van de omzetting van deze richtlijn gebruik gemaakt om ook enkele andere aanpassingen te maken in de bestaande regeling van benzinedampterugwinning, die eigenlijk verder gaan dan wat nodig is voor Europa. Dit omdat het bestaande controlesysteem in Vlaanderen in de praktijk niet bleek te volstaan. Deze aanpassingen komen voort uit de evaluatie van de bestaande systemen door Testaankoop en de Milieuinspectie. Deze aanpassingen zouden er dus allicht ook gekomen zijn zonder richtlijn 2009/126/EG. In Vlaanderen is het minimumdebiet voor de opgelegde controles lager gelegd en zijn nog extra controles voorzien – driemaandelijks in plaats van jaarlijks – maar dan met eenvoudigere systemen om te controleren. 246 In het overleg met de sector kwam sterk naar voor dat men moest voorkomen dat de verhoogde frequentie ook een verhoogde last zou veroorzaken. 247 “Je kan controleren door effectief te meten, maar je kan ook controleren door over de het vulpistool een ring te schuiven, deze fluit dan wanneer er lucht door gezogen wordt, waardoor men eenvoudig kan controleren of de afzuiging werkt zonder effectief te meten hoeveel percent er teruggewonnen wordt”.248 Dit ׀60 ׀
controlesysteem staat niet in de richtlijn, maar is nu wel verplicht in Vlaanderen. Al bij al ging het bij richtlijn 2009/126/EG om een makkelijke omzetting. Er is geen sprake van tegenstrijdigheden of non-compatibiliteit tussen de eerder bestaande Vlaamse regelgeving en de vereisten van de richtlijn, noch was de richtlijn een verderzetting van een gaande proces eerder dan een drastische wijziging. Het kleine aantal en de eenduidigheid van de richtlijnbepalingen droeg bij tot een vlotte omzetting. Bovendien kon de omzetting gelinkt worden aan een hervorming die sowieso stond te gebeuren als gevolg van de Testaankoop evaluatie. Het enige dat in de praktijk eigenlijk veranderd zijn de controles. > 6.6.1.2. Wallonië De richtlijn werd in Wallonië omgezet door middel van het besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2012 249. Het besluit werd op de dag van zijn publicatie ook aan de Commissie genotificeerd, op 7 februari 2012, een maand na het verstrijken van de omzettingsdeadline. Er werd door de Commissie geen inbreukprocedure opgestart voor deze laattijdigheid. Het besluit voorziet dat de regelgeving van kracht wordt vanaf 1 januari 2012, de omzettingsdeadline.250 Deze datum valt echter voor de werkelijke aanname van het besluit en is dus een ‘juridisch trucje’.251 Dit retroactieve effect is in principe niet mogelijk voor besluiten, maar er is niet over gestruikeld – noch intern, noch door de Europese Commissie. De vertraging is enigszins verbazend omdat het besluit uiteindelijk maar vijf artikels telt en, op enkele punten na, de richtlijn letterlijk omzet. “Richtlijn 2009/126/EG bracht niet veel nieuwigheden en kwam ook niet uit de lucht gevallen, het was maar een ‘kleine richtlijn’ die op zich niet bijzonder veel werk vroeg”.252 De omzetting was niet gevoelig of controversieel maar wel erg technisch. Het omzetten van de richtlijn op zich was geen bijzonder moeilijke opdracht, maar de technische experts en de sector hadden bedenkingen bij de praktische uitvoerbaarheid, voornamelijk bij de efficiëntie van de controles en de controlelast op de pomphouders. De doelstelling en de concepten van de richtlijn waren duidelijk van meet af aan, maar “Europese richtlijnen zijn soms technisch niet juist of niet haalbaar. Dat is te wijten aan de politieke discussie en lobbying die tijdens de onderhandeling van de richtlijn gebeurt, waarbij de technische kant van het verhaal verloren kan gaan. Bij de omzetting komt men er dan achter dat het erg moeilijk, inefficiënt of onmogelijk is om –vanuit een technisch standpunt- aan de richtlijn te voldoen en ze toe te passen”.253
׀61 ׀
De Waalse dossierbeheerders zijn qua controlesystemen inspiratie gaan zoeken in andere landen en regio’s naar systemen die goed functioneren in de praktijk, bijvoorbeeld naar Zwitserland waar een controlesysteem is ontwikkeld per type pomp. Het systeem met de pompringen dat in Vlaanderen werd opgenomen, is niet opgepikt in Wallonië omdat het niet erg efficiënt zou werken. Bij het uitdenken van de Waalse omzetting van deze richtlijn is ook de sector erg nauw betrokken geweest. Het is niet aan de sectororganisaties om het beleid te bepalen, maar in overleg met de technische experts van de overheid kan men wel tot een ‘werkbaar’ beleid komen. Men moet als administratie niet enkel rekening houden met de verplichtingen en de politieke wens, maar ook met de bezorgdheden en de inzichten vanuit de sector. « Juristen en technische exprts moeten elkaar complementeren ; elk apart kunnen ze niet tot de juiste tekst voor het juiste beleid komen ».254 De voorkeuren van de sector waren zeker niet tegenstrijdig met de richtlijn. Niet alleen werd de benzinedampterugwinning reeds lange tijd gereguleerd in Wallonië, de nieuwe richtlijn was bovendien minder streng dan de regelgeving die al van kracht was. De regering wou de bestaande regelgeving echter niet te verslappen en besliste daarom het minimumdebiet voor de jaarlijkse controles voorzien in de richtlijn strenger toe te passen in Wallonië. Bijgevolg moeten in Wallonië alle middelgrote (>500m³) tankstations uitgerust zijn met een benzinedampterugwinningssysteem, en niet enkel de grote (>3000m³) zoals de richtlijn voorziet. De Waalse regelgeving gaat dus, net als de Vlaamse, iets verder dan de richtlijnvereisten.255 > 6.6.2.
Schotland
Richtlijn 2009/126/EG werd in Schotland omgezet door middel van één Schots Statutory Instrument, namelijk de The Control of Volatile Organic Compounds (Petrol Vapour Recovery) Regulations 2011.256 Deze maatregel werd aangenomen op 31 december 2011 en genotificeerd aan de Commissie enkele dagen later op 3 januari 2012. Daarmee werd de richtlijn tijdig omgezet, zij het twee dagen te laat aangemeld bij de Europese Commissie. Zodra er op Europees niveau een politieke overeenkomst was bereikt over de richtlijn, werd het omzettingsproces in Schotland aangevangen onder het Air Quality team. Bij de ontwikkeling van de maatregel werd goed contact onderhouden met de andere gedevolueerde en de UK administratie. Een echte afstemming was er niet, maar er werd wel informatie uitgewisseld. Een concertatie tussen de verschillende overheden op politiek niveau was voor dit dossier niet nodig. 257 Uiteindelijk ׀62 ׀
werden gelijkaardige omzettingen aangenomen in de andere UK administraties.258 Ook met de sector werd overlegd om een beleid in te voeren dat praktisch haalbaar en maatschappelijk gedragen was. De vertegenwoordigers van de benzine-industrie organisaties staan positief tegenover de benzinedampterugwinning en de richting die het beleid uitgaat. Ze willen zo snel mogelijk van start gaan onder het strenger beleid, mede omdat er een “financieel voordeel is voor de operatoren door het verkopen van de teruggewonnen benzinedampen en van de minder tastbare potentieel voordelige projectie van de goede milieukwalificaties”.259 In praktijk gaat het voor Schotland bij deze omzetting hoofdzakelijk om zaken zoals controlefrequenties en certificering omdat men in termen van luchtkwaliteit en benzinedampterugwinning reeds voldeed aan de normen en streefwaarden. De regelgeving die van kracht was in Schotland voor de publicatie van de richtlijn was in feite strenger dan de richtlijn. Er werd dan ook afgetoetst met de sector of men deze strengere regels wilde behouden of net de eisen van de richtlijn strikt wilde overnemen. 260 Fase II benzinedampterugwinning werd dus reeds gereguleerd en wordt nu uitgebreid naar meer tankstations.261 The Control of Volatile Compounds (Petrol Vapour Recovery) Regulations 2011 zorgen voor de omzetting van de richtlijn en maken het mogelijk om deze toe te passen in Schotland via de al bestaande Pollution Prevention and Control Regulations van 2000 (2000 Regulations). Hierbij werden drie eerdere Schotse reguleringen gewijzigd.262 In de planning werd oorspronkelijk voorzien dat de maatregel voor het Schots Parlement gelegd zou worden op 1 december 2011, dit kon uiteindelijk een week vroeger gebeuren.263 De maatregel werd voorgelegd onder de negatieve procedure, wat in regel bijna automatisch leidt tot een aanname door het Parlement. Toch werden de Control of Volatile Organic Compounds (Petrol Vapour Recovery) (Scotland) Regulations 2011 door het Parlement tegengehouden. De nieuwe regulations brengen wijzigingen aan in eerder bestaande regelgeving, onder andere om duplicatie en tegenspraak met de 2000 Regulations te verzekeren. Een nieuw artikel werd ingevoegd in deze 2000 Regulations, maar men had niet voorzien om de voorwaarden en definities uit dit nieuw artikel verder te integreren doorheen de rest van de gewijzigde 2000 Regulations. De Schotse regering gaf toe dat het hier ging om vergetelheden in het ontwerp en stelde voor deze recht te zetten bij de eerstvolgende gelegenheid, maar de parlementaire commissie besliste dat deze nalatigheid ernstige gevolgen had voor de doeltreffende werking van het instrument.264 Erg problematisch was het ontbreken van een referentie naar het nieuwe artikel in de bepaling die het Scottish Environment Protection Agency (SEPA) de bevoegdheid geeft voor de uitreiking van vergunningen en het wijzigingen van de voorwaarden voor het verkrijgen van deze vergunningen. “Accordingly, the Regulations ׀63 ׀
appear to be defectively drafted. […] the Committee calls on the Scottish Government to correct these errors at the earliest possible date, instead of waiting for the next available opportunity”.265
Referenties
234
Respondenten 21, 36. Ibid. VLAAMSE OVERHEID - 23 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, inzake dampterugwinning in benzinetankstations. B.S. 27 oktober 11, pp. 65250-65254. 237 Departement internationaal Vlaanderen (2011j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2011. VR/2011/16.12/MED.0584. 238 Respondent 21. 239 Nota aan de Vlaamse Regering, 1 juli 2010, Besluit van de Vlaamse Regering inzake de omzetting van de Europese richtlijn 2009/126/EG inzake dampterugwinning in benzinetankstations. 240 Vlaams Parlement (2010) Commissie voor Leefmilieu, Natuurr, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. Vergadering van 9 februari 2010, Parlementaire vraag van Bart Martens aan Minister Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur. 241 LNE (2010), Verslag vergadering stage II van 24 november 2010. 242 Respondent 21. 243 Ibid. 244 Nota aan de Vlaamse Regering, 1 juli 2010, Besluit van de Vlaamse Regering inzake de omzetting van de Europese richtlijn 2009/126/EG inzake dampterugwinning in benzinetankstations. 245 Respondent 21. 246 VLAAMSE OVERHEID - 23 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, inzake dampterugwinning in benzinetankstations. B.S. 27 oktober 11, pp. 65250-65254. 247 Nota aan de Vlaamse Regering, 1 juli 2010, Besluit van de Vlaamse Regering inzake de omzetting van de Europese richtlijn 2009/126/EG inzake dampterugwinning in benzinetankstations. 248 Respondent 21. 249 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 26 JANVIER 2012. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant le Titre III du Règlement général pour la protection du travail en ce qui concerne la phase II de la récupération des vapeurs d’essence, lors du ravitaillement en carburant des véhicules à moteur dans les stations-service. B.S. 7 februari 2012, pp. 08660-08661. 250 Ibid. Art. 4. 251 Respondent 36. 252 Respondent 36. 253 Respondenten 17, 36. 254 Respondent 36. 255 Ibid. 235 236
׀64 ׀
256
SSI 2011/418. The Control of Volatile Organic Compounds (Petrol Vapour Recovery) (Scotland) Regulations 2011, HMSO, 23 november 2011. Respondent 29. 258 Executive Note, SSI 2011/418, The control of volatile organic compounds (petrol vapour recovery) (Scotland) regulations 2011. 259 Ibid. 260 Ibid. 261 Defra (2011), EU Direcive to limit Petrol Vapour Eission from Fuelling of Service Stations. Impact Assessment, 8 februari 2011. 262 SSI 2011/418. The Control of Volatile Organic Compounds (Petrol Vapour Recovery) (Scotland) Regulations 2011, HMSO, 23 november 2011. 263 EECR (2011). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 15.11.11; EECR (2012a). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 17.04.12. 264 20th Report, 20011 (Session 4): subordinate legislation. SP Paper 54 (Web only) SL/S4/11/R200. Online raadpleegbaar via http://www.scottish.parliament.uk/gd/parliamentarybusiness/CurrentCommittees/453 76.aspx 265 Ibid. 257
׀65 ׀
> 6.7.
Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden
Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86). Omzettingsdeadline: 26 december 2011. De Europese Unie harmoniseert al lange tijd het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen –waaronder ook pesticiden vallen. Reeds sinds 1979 werkt men aan de harmonisatie van het op de markt brengen van zulke middelen. Doorheen de jaren werd het beleid verder uitgebouwd en in 2009 nam men op Europees niveau het initiatief om regelgeving op te zetten die de volledige cyclus –van productie tot gebruik- van pesticiden zou harmoniseren. Hiertoe werden verordening No 1107/2009 (vervangt richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen) en richtlijn 2009/128/EG inzake het duurzaam gebruik van pesticiden aangenomen. De omzetting van deze laatste staat hier ter discussie. De omzetting van richtlijn 2009/128/EG kan worden opgedeeld in twee luiken, namelijk de juridische omzetting van de vereisten in de nationale orde en het uitwerken van een nationaal actieplan omtrent het duurzaam gebruik van pesticiden.266 Deze nationale actieplannen dienen “kwantitatieve doelstellingen, streefcijfers, maatregelen, indicatoren en tijdschema’s vast te stellen om de risico’s en de effecten van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen en de ontwikkeling en invoering van geïntegreerde plaagbestrijding en alternatieve benaderingswijzen of technieken aan te moedigen om de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden te beperken”.267 Deze richtlijn is duidelijk een kaderrichtlijn. Ze stelt dus doelstellingen op maar laat de keuze over de invulling en de te nemen maatregelen over aan de lidstaten. De richtlijn werd gepubliceerd op 31 oktober 2009 en diende uiterst op 26 december 2011 te worden omgezet in de nationale orde. Voor de nationale actieplannen kregen de lidstaten de tijd tot 26 december 2012. 268 Een langere omzettingstermijn werd voorzien voor de geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest Management (IPM). 269 Dit nieuwe concept dient ter promotie van niet-chemische gewasbescherming
׀66 ׀
waarvoor de lidstaten een kader dienden te voorzien uiterlijk 30 juni 2013. Ten slotte dienen de lidstaten systemen in te voeren en de bevoegde autoriteiten aan te duiden voor de certificering van erkende IPM controleurs.270 De omzetting van deze richtlijn is complex door de verwevenheid van bevoegdheden, een groot aantal actoren en beleidsdomeinen worden door deze richtlijn getroffen. In België zorgde dit voor een uitzonderlijk omzettingsproces waarbij een initieel ambitieus plan voor gezamenlijke omzetting verzandde en de regio’s en het federale niveau elk voor zich de omzetting doorvoerden, zij het met onder een intensieve coördinatie. De uiteindelijke verschillen in de regionale omzettingen zijn geïnspireerd door de politieke voorkeuren van hun respectievelijke ministers. Ook in het Verenigd Koninkrijk is de bevoegdheidsverdeling voor de omzetting van deze richtlijn complex. Schotland opteerde hierbij voor het gebruik van sectie 57(1) van de Scotland Act, waardoor de omzetting voltrokken werd door middel van Verenigd Koninkrijk-wijde regelgeving. > 6.7.1.
Vlaanderen en Wallonië
De gewesten waren van meet af aan goed op de hoogte van de ontwikkelingen in het richtlijnvoorstel. Binnen de werkgroep Chemische Stoffen van het Coördinatie Comité Internationaal Milieubeleid (CCIM) bestaat er al lange tijd een sub-werkgroep pesticiden. De opvolging van de voorbereidende fase van de richtlijn kon bijgevolg worden behandeld binnen een bestaande overlegstructuur. De besprekingen binnen deze subwerkgroep, getrokken door het federale niveau, worden door de deelnemers teruggekoppeld naar hun respectievelijke administraties. 271 Mede dankzij de opvolging van het dossier in de voorbereidingsfase door de werkgroep pesticiden van het CCIM, heeft men zich –eveneens binnen deze werkgroep– in een vroeg stadium over de bevoegdheidsverdeling gebogen. Om de bevoegdheden te bepalen werd de richtlijn opgedeeld in verschillende hoofdstukken waarvoor men afzonderlijk moest nagaan of deze een federale, gewestelijke, gemeenschaps- of gemengde bevoegdheid inhield.272 De richtlijn duurzame gebruik van pesticiden heeft betrekking op drie beleidssectoren, namelijk het stoffenbeleid, waterbeleid en landbouwpraktijken. De bevoegdheidsaanduiding voor de omzetting van de richtlijnbepalingen was dan ook niet eenvoudig, te meer omdat niet enkel het federale niveau en de gewesten, maar ook de gemeenschappen bepaalde bevoegdheden dragen in deze domeinen, bijvoorbeeld naar opleidingen en preventie-aspecten van volksgezondheid toe. Bij de
׀67 ׀
omzetting van deze richtlijn kwamen dus veel verschillende niveaus en erg diverse bevoegdheden kijken, wat het dossier complex maakte.273 Wat betreft het stoffenbeleid (de toelating en het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen) omvat de omzetting zowel federale als gewestelijke bevoegdheden.274 Het federale niveau is namelijk bevoegd wat betreft de toelating (het op de markt brengen, de etikettering, fytolicenties , consumentenvoorlichting, e.d.) van pesticiden. Afstemming en samenwerking is dan ook belangrijk om een efficiënt beleid te voeren zonder de bevoegdheden van het ene niveau tegenover het andere uit te hollen of tegen te spreken.275 Naast deze verticale bevoegdheidsverdeling, was de omzetting ook binnen de gewesten horizontaal gespreid. Inderdaad, de luiken waterbeleid en landbouwpraktijken van de richtlijn betreffen gewestelijke bevoegdheden, maar vallen binnen aparte beleidsdomeinen.276 Van meet af aan had men de intentie om rond dit dossier samen te werken en informatie uit te wisselen, en niet ieder “vanop zijn eigen eilandje” tewerk te gaan.277 Het was reeds in een vroeg stadium duidelijk dat de omzetting van deze richtlijn de facto het domein van de werkgroep pesticiden oversteeg en dat er bijkomend een overleg opgezet zou moeten worden om te bespreken of een Samenwerkingsakkoord, nieuwe structuren en dergelijke nodig waren voor de omzetting van richtlijn 2009/128/EG en de opstelling van het Nationaal Actieplan. De doelstelling van de richtlijn (de bescherming van mens en milieu en in het bijzonder van de waterkwaliteit) en haar voorwerp (producten en stoffen) liggen dan wel soms bevoegdheidsrechtelijk verdeeld, maar richten zich vanuit het oogpunt van beleid en praktijk op dezelfde doelgroepen en moeten elkaar dus onvermijdelijk aanvullen.278 Door de complexiteit en verwevenheid van bevoegdheden van deze richtlijn heeft men al op een vroeg moment beslist de omzetting naar een hoger niveau te tillen. Interministeriële conferenties blijven eerder sectoraal, hoewel ze in principe kunnen uitgebreid worden, daarom werd het dossier spoedig na de publicatie van de richtlijn op het Overleg Comité gebracht waar men werkte aan een voorstel van structuur waar men alle verschillende partijen in kon groeperen. De NAPAN (Nationaal Actie Plan d’Action National) Task Force werd op 3 februari 2010, drie maand na de publicatie van de richtlijn opgericht.279 In deze Task Force werkte men met alle betrokken actoren samen rond het gehele omzettingsdossier, zijnde zowel de juridische omzetting als de opstelling van het nationaal actieplan. De tweeledigheid van de taak bleek ook aan de duale structuur waarmee NAPAN aanving, namelijk de Task Force en een soort redactiecomité.280 Dit redactiecomité kwam samen in een beperktere samenstelling als de Task Force en was meer specifiek gericht op het uitwerken van het actieplan. 281
׀68 ׀
“Van meet af aan was men het er over eens dat het misschien wel een zwaar proces was, en het is zeker niet gebruikelijk voor alle richtlijnen om op die manier te werk te gaan, maar omdat je met al die verschillende partijen zit en al die materies en bevoegdheden, moeten we toch een soort officieel kader geven en zien dat iedereen mee is in het verhaal”. 282 Ook de bevoegdheidsverdeling werd nog verder besproken in deze NAPAN Task Force. In de beginfase liep er ook een parallel gewestelijk overleg waarin de Vlaamse, Waalse en Brusselse collega’s een paar maal samenkwamen om na te gaan waarvoor men nu precies bevoegd was en of men akkoord kon gaan met het voorstel dat het federale niveau op dat vlak gedaan had. 283 “Het werk bij aanvang om de bevoegdheden van eenieder aan te duiden was omvangrijk en lokte discussie uit. De regionale overheden waren het niet noodzakelijk over de interpretatie van de omzettingsbevoegdheden. Het vinden van een akkoord over de bevoegdheidsverdeling heeft dan ook meer tijd in beslag genomen dan men oorspronkelijk voorzien had. Eens de bevoegdheden duidelijk waren is elke overheid de omzetting langs zijn kant beginnen voorbereiden, en heeft men getracht het beste te maken van de tijd die men nog over had voor de omzetting”.284 Eén van de opties ter omzetting die voorlagen op de NAPAN Task Force was het opstellen van een Samenwerkingsakkoord. Deze optie werd aanvankelijk ook als onvermijdelijk beschouwd omdat het veelvoud aan bevoegdheden en maatregelen op een bepaald moment “in elkaar geklikt” moeten worden.285 De vraag of een samenwerkingsakkoord noodzakelijk was stelde zich hier omdat de richtlijn omzetting vraagt door meerdere beleidsniveaus omdat de materie die ze behandelt in België op de grens van de bevoegdheidsverdeling liggen, of waar d bevoegdheden zich voor enkele punten zelfs praktisch overlappen.286 De interfederale werkgroep is aan het ontwerp van dit samenwerkingsakkoord gestart in november 2010 287 en heeft hier gedurende een paar maanden overlegsessies voor georganiseerd, maar dit project verliep moeizaam en is uiteindelijk gestrand. Voornamelijk vanuit Waalse hoek was er weinig animo voor een deze optie. 288 “Een samenwerkingsakkoord zou teveel tijd gevraagd hebben, tijd die niet voorhanden was voor de omzetting van deze richtlijn. Het overeenkomen van een samenwerkingsakkoord neemt makkelijk twee kaar in beslag, daarna moet het ook nog aangenomen worden; Het is intellectueel wel een interessante formule, maar in de praktijk is het bijzonder moeilijk. Waar we [de Waalse administratie] samenwerkingsakkoorden kunnen vermijden, zullen we dat ook doen”.289 Tijdens de onderhandelingen van het samenwerkingsakkoord kwam de deadline steeds dichterbij en men
׀69 ׀
heeft er dan ook de stekker uit getrokken in het voorjaar van 2011. “Ook de moeizame federale regeringsonderhandelingen in de periode 20102011, met zwakke politieke sturing en wellicht weinig duidelijkheid voor de ambtelijke werkgroepen, hebben ertoe geleid dat finaal voor formeel separate omzetting werd gekozen en veel informeel overleg, teneinde de laattijdigheid van de formele omzetting zo veel als mogelijk te beperken.290 Het nadeel van deze separate omzetting is dat het de communicatie van het beleid compliceert, zeker wanneer men zich in de nabijheid van een grens bevindt. Wat wel is overgebleven uit deze onderhandelingen zijn een aantal principes betreffende overleg- en coördinatiemodaliteiten en de doelstellingen om te beantwoorden aan de vereisten van richtlijn 2009/128/EG die werden aangenomen in juli 2011.291 De facto is dit nog steeds het stramien wat betreft de samenwerking tussen actoren en het ineenklikken van de verschillende bevoegdheden.292 Deze principes zijn door de regeringen bekrachtigd op het niveau van de (uitgebreide) interministeriële conferentie leefmilieu en heeft dus niet dezelfde rechtsgeldigheid als een samenwerkingsakkoord, maar alle met omzetting belastte overheden zijn er wel door gebonden. Moeizame onderhandelingen en de daaruit volgende tijdsdruk deden de poging tot samenwerkingsakkoord stranden en lieten de overheden amper zes maanden om hun separate omzettingsmaatregelen tijdig te notificeren, al is het natuurlijk niet zo dat de administraties nu vanaf nul moest beginnen, ze hadden intussen immers al veel werk kunnen verzetten ter voorbereiding.293 Uiteindelijk werd de richtlijn met intensieve informele coördinatie en informatie-uitwisseling separaat omgezet op federaal, gewestelijk en gemeenschappelijk niveau. Bij het opstellen van deze afzonderlijke omzettingsmaatregelen zijn de verschillende overheden met elkaar in overleg gebleven, informeel en via de NAPAN Task Force. Deze informatie-uitwisseling gebeurde hoofdzakelijk horizontaal, tussen collega’s binnen een regio en tussen regio’s, eerder dan met het de federale overheid.294 Binnen de werkgroep pesticiden van het CCIM werkten de regio’s en het federale niveau wel verder aan het opstellen van één Belgisch nationaal actieplan.295 Hier stelde de vraag zich ook of voor deze nationale actieplannen ook milieueffectenrapportages moesten opgemaakt worden onder richtlijn 85/337/EEG. Na analyse door de federale overheid en de Europese Commissie werd beslist dat dit niet nodig was.296 Via het redactiecomité van de NAPAN Task Force zou men tot een Belgisch maatregelenpakket moeten komen. Uiteindelijk werd ook hier vanaf gezien omdat de tijd begon te dringen. De drie gewesten en de federale overheid notificeerden elk hun eigen actieplan op verschillende tijdstippen maar
׀70 ׀
allemaal pas in 2013. Het Belgische actieplan is dus in feite een collectie van vier actieplannen: één wat de federale bevoegdheden betreft (15 december 2013297), en drie afzonderlijke gewestelijke actieplannen (Vlaams actieplan van 1 maart 298; Brussels actieplan van 18 juli 299; en Waals actieplan van 1 december 2013 300). Deze dienen als één geheel gelezen te worden als zijnde het nationale maatregelenpakket.301 Door hun gedeelde structuur en de gemeenschappelijke acties ziet men wel nog steeds duidelijk dat de verschillende administraties nauw hebben samengewerkt. De Europese Commissie zond een vraag tot inlichtingen omdat ze van mening was dat er heel wat zaken ontbraken en de genomen maatregelen bijgevolg onvolledig en niet afdoende waren. Uit deze vraag bleek echter dat de Commissie –thans het studiebureau waaraan de conformity check uitbesteed was- enkel het federale actieplan in acht genomen had, en bijgevolg alle maatregelen betreffende gewestelijke en gemeenschappelijke bevoegdheden en de maatregelen voor integrale aanpak over het hoofd had gezien. “Nochtans is het een courante praktijk in België om nationale actieplannen op deze manier aan te melden en dit hoort ook geen probleem te zijn. Men zou dit in Europa intussen wel al moeten weten, en daarbij ook het gehele pakket moeten lezen”.302 Een eenvoudige toelichting bij de opbouw van het plan kon deze inbreukprocedure stopzetten voor ze formeel van start ging. Intussen is ook de intentie reeds geuit om voor het volgende actieplan (2017-2020) één coherent Belgisch plan op te stellen en aan te melden 303. > 6.7.1.1. Vlaanderen Voor Vlaanderen werden ter omzetting van deze richtlijn, naast het Vlaamse Actieplan Pesticiden, 16 maatregelen genotificeerd aan de Commissie.304 Elf van deze notificaties gebeurden eind november 2011, deze betreffen bestaande Vlaamse regelgeving die reeds een gedeeltelijke omzetting omvatten.305 Men moest doorheen de bestaande wetgeving ook terminologische wijzigingen maken om discrepantie te vermijden met de nieuwe Europese definities voor pesticiden, biociden en gewasbeschermingsmiddelen (inclusief decretale wijzigingen).306 Vier maanden na deze eerste notificaties, stelde de Commissie België in gebreke voor non-communicatie: de ingebrekestelling werd ontvangen op 21 maart 2012.307 Op dit moment was de Vlaamse administratie bezig met het opstellen van haar ontwerp-omzettingsmaatregelen. Ook wanneer het met reden omkleed advies werd ontvangen op 24 oktober 2012 was nog geen enkele Belgische entiteit in orde met de omzetting.308 Tussentijdse vorderingen in de Vlaamse omzetting werden genotificeerd in maart (decreet duurzaam gebruik pesticiden – 8 februari 2013309) en april 2013
׀71 ׀
(uitvoeringsbesluiten decreet duurzaam gebruik pesticiden – 15 maart 2013310).311 Uiteindelijk werd de Vlaamse omzetting vervolledigd op 10 september 2013 door aanmelding van het VLAREM-besluit van 7 juni 2013 312 welke diverse besluiten inzake leefmilieu wijzigde naar aanleiding van verscheidene interne en Europese initiatieven. De inbreukprocedure werd op 17 oktober 2013 geklasseerd. 313 Het actieplan dat in december 2012 aangemeld moest worden bij de Commissie, werd in Vlaanderen afgerond in maart 2013. Vlaanderen was hierbij de eerste Belgische entiteit om haar actieplan te finaliseren.314 De geïntegreerde gewasbescherming en de certificering (en opleiding hiertoe) van IPM-controleurs werden door het departement LV omgezet, respectievelijk door het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2014 315 en het ministerieel besluit van 7 november 2014316. Beide werden een jaar of langer na hun respectievelijke omzettingsdatum aangemeld, maar werden niet gevat in een inbreukprocedure. De omzetting viel voornamelijk binnen de bevoegdheden van het departement LNE, maar ook departement LV was betrokken door haar bevoegdheid inzake het gebruik van pesticiden voor land- en tuinbouwgebruik, de opleidingen voor fytolicenties en de Geïntegreerde Gewasbescherming (IPM). De scheiding tussen leefmilieu- en landbouwbevoegdheden voor de omzetting was relatief makkelijk te maken. Doorheen de omzettingsfase bleven de dossierbeheerders van de verschillende beleidsdomeinen wel met elkaar in contact over de stand van zaken. Binnen het overleg Leefmilieu (Vlaams overlegforum) bespraken de betrokken afdelingen van LNE, VMM, LV en WVG de opvolging van de omzetting van richtlijn 2009/128/EG. Er werden ook specifieke vergadergroepen opgericht rond de bespreking van de nodige aanpassingen aan het Vlaams pesticidereductiedecreet van 21 december 2001 en de bijhorende besluiten. Anderzijds werden LNE en VMM ook steeds uitgenodigd op de besprekingen van de omzettingsmaatregelen inzake landbouwactiviteiten. Binnen het domein leefmilieu was een brede waaier aan actoren, agentschappen, en afdelingen betrokken bij de omzetting.317 Eens de bevoegdheden duidelijk waren is men in Vlaanderen aan de slag gegaan voor de omzetting binnen het Vlaams overlegforum. Bovendien werd beleidsdomeinoverschrijdend overleg georganiseerd om alle geïmpacteerde domeinen te informeren en te consulteren en ook met het oog op de latere communicatie van het nieuwe beleid. “Het was echter niet makkelijk om in al die beleidsdomeinen de juiste personen te vinden. Op de reeds gevestigde contacten met beleidsmedewerkers uit de domeinen mobiliteit, onderwijs en volksgezondheid na, kwam er weinig reactie op deze oproep”.318
׀72 ׀
De Vlaamse omzetting van de richtlijn werd hoofdzakelijk geregeld door het decreet duurzaam gebruik pesticiden van 8 februari 2013 en twee regeringsbesluiten van 15 maart 2013, welke ruim een jaar na de uiterste omzettingsdatum werden genotificeerd. Deze werden door het departement LNE en het de VMM gerealiseerd. Binnen VMM ving men in 2010 aan met het uitdenken van de verschillende pistes die mogelijk waren om de richtlijn in de interne orde om te zetten. Een eerste tekst werd eind maart 2011 naar het kabinet gestuurd waarin een overzicht werd gegeven van de situatie en verschillende scenario’s werden geschetst. Ondanks de tijd die het zou vergen heeft men geopteerd voor een apart decreet en nieuw besluit op te maken rond de aspecten voor niet-land- en tuinbouw. “We wisten dus vanop dit moment al dat de timing as such niet meer haalbaar was”.319 Uitwisseling met het kabinet leidde nog tot enkele – weinig inhoudelijke- aanpassingen aan de ontwerpteksten waarbij enkel het noodzakelijke skelet in het decreet werd geplaatst en alle andere informatie en uitwerkingen in de besluiten. De omzetting van deze richtlijn ontving een zekere politieke aandacht, hoofdzakelijk van de minister en de voorzitter van de parlementaire Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. Op vraag van de minister werden voor de nieuwe maatregelen ter omzetting van de richtlijn uitgebreide reguleringsimpactanalyses opgesteld welke veel tijd in opmaak vroegen, maar niet het goedkeuringsproces vertraagden. Een jaar later, eind mei 2012, waren de eerste ontwerpteksten van het nieuwe decreet duurzaam gebruik pesticiden en –het besluit inzake het duurzaam gebruik van pesticiden in niet-land- en tuinbouwactiviteiten samen met de bijhorende RIA klaar en werden ze naar het kabinet gestuurd. Deze teksten werden ook toegelicht in de parlementaire Commissie in januari 2013. Een RIA voor het wijzigingsbesluit inzake pesticidegebruik in waterwingebieden en beschermingszones en waterverontreiniging door pesticidegebruik werd afgerond in augustus 2012. Eens de ontwerpteksten gefinaliseerd en toegelicht waren, werden ze vlot aangenomen en gepubliceerd in het voorjaar van 2013. Doorheen het hele proces (zo ook voor het Vlaams Actieplan) had men voldoende (positieve) politieke aandacht voor de materie en was er een goed contact tussen de administratie en het kabinet. Richtlijn 2009/128/EG paste in het bestaande Vlaamse pesticidereductiebeleid en ging ook de gewenste richting uit. Men was in Vlaanderen al langer bezig met het voeren van bewustwordings- en informatiecampagnes om het gebruik van bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk terug te dringen. Politiek stootte de omzetting van deze richtlijn dan ook niet op tegenstand. Wel ontstond discussie over de invulling van facultatieve bepalingen uit de richtlijn. De
׀73 ׀
discussie was hier niet zozeer politiek maar werd eerder gestuurd vanuit de producenten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.320 Momenteel is richtlijn 2009/128/EG namelijk enkel “van toepassing op pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn. Het is echter de bedoeling de werkingssfeer van deze richtlijn in de toekomst uit te breiden tot biociden”.321 In België heeft men er, op aansturen van de federale overheid, voor geopteerd biociden meteen op te nemen in de omzettingsmaatregelen. Men wou van de gelegenheid gebruik maken om ook het gebruik van deze producten te reguleren en op te nemen in het actieplan, bovendien wou men de bestaande regelgeving niet verslappen. Het opnemen van de biociden compliceerde de omzetting wel omdat deze een andere sector en gebruikers aanbelangt en andere producttypes betreft.322 De sector –voornamelijk de producenten van gewasbestrijdingsmiddelen- daarentegen prefereerde een minimalistische omzetting van de richtlijnvereisten en wilde ‘low-risk’ en meer ecologische gewasbeschermingsproducten onder een meer flexibele regelgeving onderbrengen. Men is hier niet op in gegaan omdat men wilde vermijden om de consistentie te bewaren en achteraf discussie te moeten voeren over toelatingen voor specifieke producten en de classificatie van gewasbestrijdingsmiddelen binnen deze categorieën.323 In Vlaanderen werden de biociden opgenomen in het decreet Duurzaam gebruik pesticiden en het bijhorende besluit voor niet- land- en tuinbouwactiviteiten van 15 maart 2013. 324 Restte nog de omzetting van artikel 13 betreffende de behandeling van restvloeistoffen afkomstig van reinigingsapparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen en bijhorende schoonmaakplaats. De bepalingen hieromtrent werden opgenomen in een wijziging van VLAREM. De tekst voor deze VLAREM-trein werd gefinaliseerd na de zomer van 2011, de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/128/EG was hierbinnen slechts een klein wagonnetje. De planning voor deze VLAREM-trein is meerdere malen opgeschoven: een oorspronkelijke inschatting van november 2011 voorzag de agendering op de Vlaamse Regering in februari 2012, een eerste goedkeuring kwam er echter pas in december 2012. 325 Men heeft op de administratie overwogen om de omzettingsbepalingen voor duurzaam pesticidegebruik uit de vertraagde VLAREM-trein te halen en apart door te voeren, maar heeft hier uiteindelijk van af gezien.326 De Vlaamse omzetting werden vervolledigd door dit regeringsbesluit van 7 juni 2013, genotificeerd in september 2013, 21 maanden na het verstrijken van de omzettingstermijn en een jaar na het ontvangen van het met reden omkleed advies. “Als je rekening houdt met de uitdagingen die zich initieel stelden en de late start, is de omzetting eigenlijk heel vlot gegaan in Vlaanderen”. 327 “Dat men het kabinet op tijd bij betrokken heeft bij de omzetting bracht
׀74 ׀
zeker voordeel. Zij hebben erover gewaakt dat het proces vlot vooruitging en hun steun en opvolging kan ook interne discussies binnen de administratie vermijden”.328 Zoals vermeld nam ook het Departement LV een deel van de omzetting voor haar rekening. Het Pesticidedecreet van LNE werd zodanig opgesteld dat LV het zou kunnen gebruiken als ‘kapstok’ om haar eigen omzettingsmaatregelen aan op te hangen. Men heeft er bij LV uitdrukkelijk voor gekozen dit niet te doen en stond er ook op dat LNE in haar besluiten duidelijk zou aangeven dat het om ‘niet- land- en tuinbouwactiviteiten’ gaat. Er was namelijk de uitdrukkelijk wens van de landbouwsector om enkel door specifiek landbouwbeleid gereguleerd te worden. Vanaf het begin heeft men ook hier de sector intensief betrokken om draagvlak te creëren. De omzetting van de artikels onder landbouwbevoegdheid dienden maar tegen midden (IPM) en eind (fytolicenties) 2013 omgezet te zijn, toch ving men reeds aan met de sectorale consultatie en het uitdenken van richtsnoeren om de IPM te kunnen implementeren in september 2011. Per sector stelde men een werkgroep op rond de implementatie van de geïntegreerde gewasbescherming. Hierdoor waren alle discussies reeds uitgeklaard vooraleer men de teksten in de wetgevende procedure bracht.329 Uiterlijk 30 juni 2013 dienden de lidstaten te voorzien in richtsnoeren ter implementatie van de geïntegreerde gewasbescherming, een geheel nieuw concept. De Commissie verplichtte de sector om IPM toe te passen vanaf 1 januari 2014 maar vraagt van de lidstaten naast het creëren van het kader niet om ook een controle te voorzien. Ze rekent dus op een vrijwillige zelfregulering vanuit de sector. In Vlaanderen werden deze richtsnoeren opgenomen binnen een Praktijkgids Gewasbescherming330. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2014331 verwijst naar de opgestelde richtsnoeren en maakt ze daardoor bindend en controleerbaar. Vlaanderen gaat hierin dus verder dan wat gevraagd wordt door de richtlijn. De controle van de naleving van geïntegreerde gewasbescherming werd opgenomen binnen het federale Vegaplan332 – een sectorgids welke elle lastenboeken op één plaats bijeenbrengt en audits regelt. Via dit systeem doet de sector aan autocontrole met tussentijdse officiële controlemomenten waarbij de uiteenlopende kwaliteitseisen die aan de primaire producent opgelegd worden in één bezoek door een erkend controleur nagegaan worden. Om de IPM-controle te mogen uitvoeren moet de controleur hiertoe wel erkend zijn door de minister van landbouw. 333 De richtlijnbepalingen inzake deze fytolicenties wordt door een koninklijk besluit juridisch omgezet, maar deze verwijst voor de concrete uitvoering ervan naar de gewestelijke regelgeving.334 De opleiding en erkenningscriteria worden in Vlaanderen
׀75 ׀
uitgezet in het Besluit van 7 november 2014.335,336 Beide omzettingsmaatregels werden een jaar na het verstrijken van hun respectievelijke deadlines genotificeerd. De Commissie startte hiervoor echter geen inbreukprocedure. Integendeel, “naar aanleiding van een evaluatie van de maatregels door het FVO 337 (Europese Commissie) ontvingen de Vlaamse maatregelen complimenten”.338 Bovendien was men in Vlaanderen in de feiten op tijd – de juridische omzetting was gebeurd en de controles en de certificering werden reeds toegepast in de praktijk – het was enkel de publicatie van de maatregel die nog ontbrak. De Vlaamse en Waalse landbouwadministraties werkten nauw met elkaar samen i.v.m. deze omzetting, ook na de verzanding van het samenwerkingsakkoord en het enkele nationale actieplan. Wat land- en tuinbouw aspecten betreft zouden de omzettingen er in concreto hetzelfde gaan uitzien. Althans, totdat de verkiezingen van mei 2014 een nieuwe wind bliezen in het voorheen groene Waalse landbouwbeleid. “De nieuwe minister vaart net de omgekeerde koers en wil absoluut geen bijkomende verplichtingen voor de landbouwsector. Sinds deze verkiezingen zijn de Waalse en Vlaamse omzettingsprocessen voor deze artikels dan ook niet meer afgestemd”.339 Naast haar transversaliteit en technische complexiteit is de omzetting van deze richtlijn ook uitdagend omdat sommige bepalingen erg vaag blijven en dus veel ruimte geven tot discussie. Zo zegt de richtlijn enerzijds dat men pesticides enkel mag toelaten wanneer ze veilig zijn, maar anderzijds dat lidstaten ze moeten minimaliseren of verbieden voor onder andere redenen van volksgezondheid. Of bijvoorbeeld dat de lidstaten een kader moeten instellen voor de naleving van IPM zonder dat deze handhaafbaar moet worden gemaakt terwijl de lidstaten wel over de controle dienen te rapporteren. Dat de rapportages over de naleving van deze richtlijn niet gelijk lopen met de rapportages die nodig zijn voor de Kaderrichtlijn water is een ander heikel punt in de richtlijn. “Doordat men er hier op Europees niveau niet in is geslaagd de regelgevingen af te stemmen is de rapporteringslast hoger dan wat zou moeten”.340 Een specifieke bepaling die in Vlaanderen voor discussie zorgde (en nog steeds zorgt) tussen de Leefmilieu- en Landbouwperspectieven is artikel 10 welke voorziet dat “De lidstaten […] in hun nationale actieplannen bepalingen [kunnen] opnemen inzake het verstrekken van informatie aan personen die aan verwaaiende sproeinevel kunnen worden blootgesteld.” (eigen nadruk).341 Dit artikel is een erg generiek en uitgehold overblijfsel van een bepaling die initieel in het Commissievoorstel stond, maar er onder druk van verschillende lidstaten (gesteund door LV Vlaanderen) uit is gehaald. De discussie werd in de omzettingsfase echter terug op tafel gelegd omdat men op het departement Leefmilieu wel een voorstander is
׀76 ׀
om een dergelijk waarschuwingsmechanisme in te voeren terwijl het departement Landbouw pleit voor een pragmatische oplossing van het onderliggende probleem. Deze facultatieve bepaling is nu niet opgenomen in de Vlaamse interne orde, maar het vraagstuk is nog niet opgelost, en ook NGO’s zetten regelmatig druk waardoor de discussie steeds opnieuw gevoerd wordt.342 > 6.7.1.2. Wallonië De Pesticiderichtlijn werd in Wallonië omgezet door middel van vier omzettingsmaatregelen en het Waalse Actieplan (Programme Rectificatif Wallon de Réduction des Pesticides). Bij het aflopen van de omzettingstermijn op 26 december 2011 waren de maatregelen nog in opmaak en was nog geen enkele maatregel aangemeld bij de Commissie. In haar antwoorden op de ingebrekestelling en op het MROA legde het Waalse Gewest uit waar het zich bevond in het omzettingsproces en stuurde ze een omzettingskalender mee. Pas midden juli 2013, 8.5 maand na het ontvangen van het MROA, kon een eerste gedeeltelijke omzetting worden aangemeld: namelijk twee besluiten van de Waalse Regering van 13 juni 2013343. De integrale Waalse omzetting volgde anderhalve maand later met de aanmelding van het decreet van 10 juli 2013 344 en het besluit van de Waalse Regering van 11 juli 2013345. De Waalse omzetting werd dus met een totale vertraging van 20 maand aangemeld. Het Waalse actieplan werd eind 2013 gefinaliseerd en werd als administratieve maatregel gepubliceerd op 1 december, 11 maand na haar deadline en 9 maand na het Vlaamse actieplan. Ondanks de gemeenschappelijke start werden de plannen uiteindelijk afzonderlijk opgesteld. De respondenten beoordelen dat « gezien de complexiteit en transversaliteit van het dossier, hebben we het er nog relatief goed vanaf gebracht”.346 « Zeker als we ook in rekening brengen dat de omzettingstermijn relatief kort was voor een richtlijn van deze omvang, en het feit dat de discussie over de bevoegdheidsverdeling uiteindelijk een jaar in beslag heeft genomen».347 Er was een groot verschil tussen de bestaande Waalse regelgeving en de richtlijnvereisten. Er bestond reeds een pesticidebeleid gericht op het verminderd verbruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar het werken met actieplannen en concrete doelstellingen was nieuw. Eén van de eerste taken die de dossierbeheerders was weggelegd was bijgevolg het in kaart brengen van wat reeds bestond en uitdenken hoe de richtlijn hier op een coherente wijze ingepast kon worden. 348 Voor de juridische omzetting van de richtlijn liet het DGO3 zich bijstaan door een extern advocatenbureau. Dit bureau heeft de Waalse omzetters
׀77 ׀
bijgestaan om te verzekeren dat naar alle bestaande regelgeving gerefereerd werd ofwel dat alle nodige elementen geïntegreerd werden in de nieuwe tekst. Deze analyse en –in zekere zin consolidatie- van de pesticideregelgeving resulteerde in de aanname van het decreet van 10 juli 2013 en het bijhorende uitvoeringsbesluit van 11 juli 2013. 349 Aanvankelijk dachten de dossierbeheerders de integraliteit van de richtlijn om te zetten in een enkel besluit van de Waalse Regering, maar tijdens de voorbereiding hiervan realiseerde men zich dat dit niet mogelijk was. “We hebben een deel van de ontwerptekst voor dit besluit moeten overzetten naar een decreet. Dit decreet was nodig om een specifieke basis te hebben voor het pesticidereductiebeleid. We hebben beide teksten parallel behandeld, wat verklaart waarom het decreet en het besluit met één dag verschil aangenomen werden”.350 Eens de ontwerptekst gefinaliseerd was, werd deze naar het kabinet gestuurd, waarmee de administratie een goed contact onderhield.351 Door de transversaliteit van het dossier moest een groot aantal consultaties en adviezen in rekening gebracht worden, wat de wetgevende procedure heel zwaar heeft gemaakt. Daarnaast vroeg de omzetting ook een intensieve coördinatie tussen Waalse actoren. Het was van meet af aan duidelijk wie men moest betrekken, maar de deze gedegen afstemming maakte het dossier wel complexer. De omzetting van deze richtlijn werd toegewezen aan het Département d’Environnement et de l’Agriculture (DGO3), waarin de administratie voor leefmilieu zowel als voor landbouw zitten gegroepeerd, maar impliceerde ook de betrokkenheid van andere departementen, in het bijzonder diegenen die bevoegd zijn voor gezondheidsaspecten. De dossierbeheerder binnen DGO3 was voltijds belast met pesticidebeleid gedurende de tijd van de omzetting. Overleg werd frequent georganiseerd met de zogenaamde ‘pesticide focal points’ uit de andere betrokken departementen. Dit gezegd zijnde benadrukt de dossierbeheerder dat de richtlijn in feite meer omvat dat pesticiden in de strikte zin van het woord: in de praktijk waren bijna alle departementen betrokken en om de omzetting te voltooien, moest met iedereen – zij het in verschillende samenstellingen – samenzitten.352 Intern in Wallonië werden werkgroepen opgericht per hoofdstuk van de richtlijn waarin de verschillende betrokken actoren en diensten samenwerkten aan de juridische omzetting. De organisatie van en het toezicht op deze samenwerking bracht de dossierbeheerder een extra werklast, maar al bij al was de omzetting “complex en intern intensief gecoördineerd, maar niet onoverkomelijk”.353 Daar komt bij dat het dossier duurzaam gebruik van pesticiden politiek gevoelig was omdat er verschillende antagonistische belangen speelden in
׀78 ׀
het Waalse Gewest. Pesticiden worden gebruikt door landbouwers, particulieren en openbare diensten. De gemeenten bijvoorbeeld, waren niet tevreden over de nultolerantie die hen werd opgelegd.354 Ook de sector (gebruikers en producenten) en Ngo’s zetten langs beide kanten druk op de beleidsmakers. Bovendien hadden de ministers van de drie meest geïmpliceerde beleidsdomeinen een andere politieke kleur: leefmilieu onder Ecolo, landbouw onder CDH en overheidsdiensten onder PS. Ook op regeringsniveau werd levendig gediscuteerd over de omzettingsmaatregelen. “Het dossier werd gedragen door een groene minister en werd sterk verdedigd. Er werd hevig gedebatteerd maar uiteindelijk is de kern van het ontwerpvoorstel overeind gebleven, namelijk de nultolerantie voor pesticidegebruik op openbare plaatsen”.355 «Wallonië gaat hier ook verder dan de richtlijn. Er was duidelijk een wens van de Ecolo minister om een gedegen pesticidereductiebeleid op te zetten en zich niet te beperken tot een minimum minimorum omzetting».356 De richtlijn werd daarnaast ook breder toegepast door – net als in heel België – ook biociden op te nemen in het beleid.357 Eens politiek een akkoord kon gevonden worden, werden de teksten vlot aangenomen in het parlement. “Pesticiden zijn altijd een gevoelig onderwerp”.358 Wat de geïntegreerde gewasbescherming betreft, waarvoor de omzettingsdeadline vastgelegd werd op 30 juni 2013, werd lange tijd nauw samengewerkt met de Vlaamse dossierbeheerder. Aanvankelijk werd de omzetting van dit onderdeel van de richtlijn gezamenlijk ontwikkeld. Vooraleer het ontwerpbesluit gefinaliseerd kon worden, hadden de regionale verkiezingen van mei 2014 gezorgd voor een nieuwe minister van landbouw, met een andere politieke kleur en visie. De omzetting werd van koers veranderd op aansturen van de nieuwe minister. Het bindende controlesysteem op het gebruik van IPM uit de ontwerptekst werd afgevoerd en vervangen door de vrijwillige zelfregulering van de sector. 359 De gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen zijn nog steeds gebonden om IPM toe te passen, maar worden ertoe gestuurd door de markt, en niet –zoals in Vlaanderen en aanvankelijk voorzien – door een juridisch bindende tekst. Daarnaast wordt de juridische omzetting van art. 5(2) van de richtlijn inzake fytolicenties verzekerd door een koninklijk besluit, maar dient gewestelijke regelgeving aangenomen te worden voor de concrete uitvoering ervan. Dit artikel diende uiterlijk 14 december 2013 omgezet te worden, maar de concrete uitvoering ervan in Wallonië bestaat nog niet. De juridische omzetting blijft een ‘dead letter’ : er werden nog geen opleidingen inzake fytolicenties ontwikkeld, waardoor IPM controleurs hun licentie niet kunnen behalen zoals voorgeschreven door de richtlijn.360
׀79 ׀
> 6.7.2.
Schotland
In contrast met België -met een veelvoud aan actoren en een totaal van 41 aangemelde maatregelen- vroeg de omzetting in het Verenigd Koninkrijk slechts twee maatregelen: één voor het VK zelf, en één voor Gibraltar. Het Verenigd Koninkrijk had reeds een lang bestaande en strenge regelgeving inzake gewasbeschermingsproducten, zowel als reeds bestaande wettelijk voorgeschreven en vrijwillige controles. Deze goede compatibiliteit met de vereisten van richtlijn 2009/128/EG plaatste het Verenigd Koninkrijk in een goede startpositie voor de omzetting, die uiteindelijk slechts relatief kleine wijzigingen zou vragen aan de bestaande orde. 361 De bestaande regelgeving inzake pesticiden vond zijn origine in de omzetting van richtlijn 91/414/EEC362, en in de VK’s Control of Pesticides Regulations van 1986.363 De Whitehall Minister voor Rural Affairs and Environment zag de nieuwe Europese impuls als een goede gelegenheid om de bestaande regelgeving te evalueren en aan te passen.364 De gedevolueerde administraties zijn elk verantwoordelijk voor pesticiden in hun grondgebied.365 Ondanks de Schotse bevoegdheden in de materie, werd deze richtlijn – net als haar voorganger uit 1991- geheel omgezet door VK-wijde omzettingsmaatregelen. Men maakte voor de gehele Schotse omzetting gebruik van sectie 57(1) van de Scotland Act van 1998. 366 Men wenste deze richtlijn op een zo consistent mogelijke wijze om te zetten doorheen het Verenigd Koninkrijk, bovendien is het pesticidebeleid – hoewel gedevolueerd- sterk verbonden aan de gezondheids- en veiligheidsregelgeving, welke een gereserveerde bevoegdheid is, en gebeurt het leeuwendeel van pesticidegebruik in Engeland met slechts een kleinschalig gebruik van deze middelen in Schotland (en nog minder in de overige regio’s).367 Defra lanceerde een VK-wijde consultatieronde in de eerste fase van de omzetting in februari 2010, twee maand na de publicatie van de richtlijn. Op dit moment had de overheid nog geen beleidskeuzes ter implementatie gemaakt, maar woog men verschillende opties af in afwachting van de inzichten van de sector. De consultatie werd gemeenschappelijk gehouden voor alle overheden. Op dit moment voorzag men echter wel nog dat Schotland, Wales en Noord-Ierland separate omzettingsmaatregelen konden treffen. De Chemical Regulation Directorate368 organiseerde in de naam van Defra (VK), en de overheden van Schotland, Wales en NoordIerland, een gemeenschappelijke consultatie van het ontwerp VK Statutory Instrument ter omzetting van richtlijn 2009/128/EG. Deze nonformele consultatie werd gevoerd in maart-april 2011. Dit overleg focuste zich op een beperkt aantal specifieke punten en vroeg dan ook geen meer
׀80 ׀
formele setting. Het consultatiedocument werd verstuurd naar alle stakeholders in de materie die eerder meewerkten aan het Britse pesticidebeleid maar adresseerde voornamelijk een enkele specifieke stakeholders voor wie de ontwerpmaatregelen van bijzonder belang zouden zijn, namelijk zij die betrokken zijn bij de productie, verkoop en gebruik van pesticiden. De consultatie omvatte meer dan enkel de voorgestelde omzettingsmaatregel voor richtlijn 2009/128/EG, maar omsloot ook de uitvoering van twee verordeningen inzake gewasbeschermingsmiddelen.369 De consultatienota van maart 2011 voorzag dat “de huidige consultatie gevolgd zal worden door één over de implementatie van de maatregelen voor het duurzaam gebruik van pesticiden onder richtlijn 2009/128/EG”370. Op het moment van deze consultatie waren de beleidsopties reeds afgewogen en het door te voeren beleid reeds uitgetekend. De input van de sector was hier hoofzakelijk gedoeld op het bekijken van deze specifieke maatregelen. Wat richtlijn 2009/128/EG betreft werden in deze consultatieronde voornamelijk voorstellen gemaakt omtrent toeslagen en vergoedingen om de nieuwe kosten die de implementatie van de richtlijn zouden teweegbrengen terug te verdienen, eerder dan de juridische of praktische omzetting van de richtlijnvereisten zelf.371 Intussen was ook duidelijk geworden dat Schotland geen separate omzetting zou doorvoeren, maar zich zou beroepen op sectie 57(1) van de Scotland Act van 1998. Men werkte intussen mee aan het opstellen van het Britse nationale actieplan, maar is op dit punt geen ‘omzetter’ meer. De bestaande Schotse wetgeving werd ingetrokken: het pesticidebeleid in Schotland is nu grotendeels wetgeving uit Groot-Brittannië of UK-wijde regelgeving.372 In november 2011 hadden vertragingen binnen de VK-administratie gezorgd voor een verschuivingen in de omzettingskalender, waardoor een tijdige omzetting niet langer mogelijk was. Een tweede gemeenschappelijke consultatieronde over de ontwerpmaatregel werd dan ook niet meer georganiseerd. De Britse regering redeneerde hierbij dat een bijkomende consultatie maar een beperkte meerwaarde zou kunnen bieden en het risico inhield de stakeholders onnodig zwaar te belasten, gezien de beleidskoers reeds vastlag.373 De nieuwe omzettingskalender voorzag het inwerking treden van de Britse omzettingsmaatregel tegen april 2012. 374 Intussen had de Europese Commissie een inbreukprocedure gestart tegen het Verenigd Koninkrijk met de ingebrekestelling van 22 maart 2012. 375 Schotland liep hier zelf geen risico om betrokken te worden in de procedure of haar eventuele gevolgen omdat ze met haar omzettingsbevoegdheid ook haar verantwoordelijkheid voor dit dossier had afgestaan. Midden mei antwoordde de Britse regering op de ingebrekestelling. Op dit moment finaliseerde men de finale versie van de
׀81 ׀
omzettingsmaatregel en kon men een planning voorleggen. 376 Maar ook de aangepaste omzettingskalender bleek te optimistisch: het Britse Statutory Instrument werd gefinaliseerd eind juni en trad in werking in juli 2012, zeven maanden na het verlopen van de omzettingstermijn. 377 De inbreukprocedure werd afgesloten eind september 2012. 378 Op dit moment was het Britse nationaal actieplan nog in ontwikkeling. De Britse regering publiceerde haar nationaal actieplan uiteindelijk eind februari 2013, twee maand na het verlopen van de vooropgestelde termijn.379 De Schotse regering maakte geen apart actieplan op, maar werkte mee aan de ontwikkelen van het VK-wijde actieplan, ondertekende het en zal ook betrokken worden in de vijfjaarlijkse evaluaties (zo ook de overige gedevolueerde regio’s). 380 Het plan werd opgesteld op basis van de bestaande regelgeving en met inspraak en expertise van het ‘Pesticides Forum’, een stakeholdergroep die de regering en de industrie al jaren adviseerde over het duurzaam gebruik van pesticiden. 381 De Schotse regering trad, door het gebruik van sectie 57(1) van de Scotland Act, niet op als omzetter van deze richtlijn. Desondanks creëerde de omzetting van de richtlijn duurzaam pesticidegebruik een redelijke extra werklast, ook in Schotland, waar een drietal personen op het dossier werden gezet.382 De Schotse en Britse overheden bleven doorheen het hele omzettingsproces nauw samenwerken en overleggen. De lead lag bij de Whitehall administratie, maar de omzettingsmaatregel kwam tot stand in overleg met de Schotse administratie. Coördinatie en communicatie tussen de Whitehall en Schotse administraties vond op regelmatige basis plaats door middel van e-mails en teleconferenties, zowel formeel als informeel. Regulier contact met het piloterend Health and Safety Executive in Londen betekende ook het uitwisselen van drafts, briefings, studies en rapporten. Ook de gedevolueerde administraties onderling bleven in –eerder informeel- contact en onderhouden goede en coöperatieve werkrelaties. “Wanneer vragen zich stellen, contacteren we elkaar waar nodig en delen we ontwerpdocumenten waar geschikt, maar de intensiteit van de samenwerking hangt werkelijk af van de kwestie en van de betrokkenheid van de ministers”.383 De omzetting werd gedragen door de Chemicals Regulations Directorate van de Health and Safety Executive (UK). Binnen de Schotse overheid werd bijgedragen aan dit dossier binnen de Agriculture and Rural Development Division. “Er kwam ook aandacht voor de richtlijn vanuit anderen hoeken, bijvoorbeeld van de collega’s die werkten rond behoud en waterbeleid. Ook de sector en milieu-instanties waren geïnteresseerd in de materie. Uiteindelijk ontving het dossier ook aandacht in het Schots Parlement en in de media”.384
׀82 ׀
Referenties
266
Art. 4, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden, PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86. 267 Cons. 5, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden, PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86. 268 Oorspronkelijk werden de deadlines 14 december 2011 en 2012 in de richtlijn opgenomen, maar dit werd herzien. Rectificatie van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden, P.B. L. van 29 juni 10. 269 Art. 14, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden, PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86. 270 Art. 5(2), Ibid. 271 Respondenten 18, 22, 46. 272 Respondenten 18, 46. 273 Respondenten 22, 46. 274 Respondent 9. 275 Respondenten 22, 39, 46. 276 Respondent 9. 277 Respondent 22. 278 Respondent 9. 279 Note au Comité de Concertation du 3 février 2010 : Mise en œuvre de la Directive Cadre Pesticides - Mise en place de la Task Force du NAPAN en Belgique. Brussel, 12 januari 2010 (Ref. 2010C80750.001). 280 Respondenten 22, 46. 281 Respondent 22. 282 Ibid. 283 Ibid. 284 Respondent 46. 285 Respondent 22. 286 Respondent 18. 287 Departement internationaal Vlaanderen (2010i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2010. VR/2010/10.12/MED.0602. 288 Respondent 22. 289 Respondent 18. 290 Respondent 9. 291 ICL NAPAN, “Principes betreffende de overleg- en coördinatiemodaliteiten en de doelstellingen teneinde te beantwoorden aan de voorschriften van richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden”, 28 juni 2011, Brussel.
׀83 ׀
292
Respondent 22. Respondenten 22, 39, 46. Respondenten 9, 39, 46. 295 Respondent 46. 296 Respondenten 18, 46. 297 FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU - 15 DECEMBER 2013. — Koninklijk besluit betreffende het federaal reductieprogramma van pesticiden voor de periode 2013-2017. (Actieplan als bijlage tot dit KB). 298 Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik 299 Gewestelijk Programma voor Pesticidereductie van Brusselse Hoofdstedelijke Regering Programme régional de réduction des pesticides de la Région Bruxelles-Capitale. 300 Programme rectificatif wallon de réduction des pesticides (PWRP). 301 Respondenten 18, 22, 39, 46. 302 Respondent 39. 303 Respondenten 18, 22, 46. 304 Eurlex, 32009L0128, NUM per lidstaat: België. 305 Omzetting van artikel 11 en 12 van de richtlijn inzake de bescherming van het aquatische milieu en drinkwater, en de vermindering van pesticidegebruik en de risico’s van pesticiden in specifieke gebieden. 306 Respondenten 22, 39. 307 Zaak 2012/0152, Europese Commissie aan het werk. 308 Ibid.; Eurlex, 32009L128, NUM per lidstaat: België. 309 VLAAMSE OVERHEID - 8 FEBRUARI 2013. - Decreet houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest, B.S. 22 februari 2013, pp. 11684-11686 310 VLAAMSE OVERHEID - 15 MAART 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen, wat pesticidengebruik betreft, B.S. 5 april 2013, pp. 21357-21359. 311 Departement internationaal Vlaanderen (2013b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2013. VR/2013/19.04/MED.0149-1; VR/2013/19.04/MED.0149-2; Departement internationaal Vlaanderen (2013c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2013. VR/2013/13.05/MED.0291-1; VR/2013/13.05/MED.0291-2. 312 VLAAMSE OVERHEID - 7 JUNI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen, B.S. 10 september 2013. 313 Zaak 2012/0152, Europese Commissie aan het werk. 314 Eurlex, 32009L0128, NUM per lidstaat: België. 315 VLAAMSE OVERHEID – 5 DECEMBER 2014. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen, B.S. 13 januari 2015, p.1207. 316 VLAAMSE OVERHEID – 7 NOVEMBER 2014. Ministerieel besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector, B.S. 21 november 2014, p.91421. 293 294
׀84 ׀
317
Respondent 22: Bijvoorbeeld de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), de Afdeling milieuvergunningen, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), het Agentschap Natuur en Bos (ANB), Milieu Inspectie, … 318 Respondent 39. 319 Ibid. 320 Ibid. 321 Cons. 2, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden, PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86. 322 Respondenten 22, 39. 323 Ibid. 324 VLAAMSE OVERHEID - 15 MAART 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest voor niet-landen tuinbouwactiviteiten en de opmaak van het Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidegebruik, B.S. 5 april 2013, pp. 21357-21359. 325 Departement internationaal Vlaanderen (2012j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. December 2012. VR/2013/22.02/MED.0076-1; VR/2013/22.02/MED.0076-2. 326 Respondenten 22, 39. 327 Respondent 39. 328 Respondent 22. 329 Respondent 11. 330 VMM (n.d.), zet pesticiden buitenspel, Online raadpleegbaar via http://www.zonderisgezonder.be/bestrijdingsgids. 331 VLAAMSE OVERHEID – 5 DECEMBER 2014. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen, B.S. 13 januari 2015, p.1207. 332 Primaryprodcution.be (N.d.), Kwaliteit , voedselveiligheid en duurzaamheid: daar zorgen we voor! Online raadpleegbaar via http://www.primaryproduction.be/index.php?id=299&no_cache=1. 333 Art. 7, VLAAMSE OVERHEID – 5 DECEMBER 2014. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen. B.S. 13 januari 2015, p.1207. 334 Art. 33 - 19 MAART 2013. - Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, B.S. 16 april 2013, pp. 2338323403. 335 VLAAMSE OVERHEID – 7 NOVEMBER 2014. Ministerieel besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector, B.S. 21 november 2014, p.91421. 336 Respondent 11. 337 Food and Veterinary Office. 338 Respondent 11. 339 Ibid. 340 Respondent 39. 341 Art. 10, Art. 4, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86).
׀85 ׀
342
Respondent 11. SERVICE PUBLIC DE WALLONIE − 13 JUIN 2013. — Arrêté du Gouvernement wallon déterminant les conditions sectorielles relatives aux dépôts de produits phytopharmaceutiques à usage professionnel et modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 relatif à la procédure et à diverses mesures d’exécution du décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement ainsi que l’arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 arrêtant la liste des projets soumis à étude d’incidences et des installations et activités classées, B.S. 12 juli 2013, pp. 4359143594; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE − 13 JUIN 2013. — Arrêté du Gouvernement wallon déterminant les conditions intégrales relatives aux dépôts de produits phytopharmaceutiques à usage professionnel, B.S. 12 juli 2013, pp. 43586-43587. 344 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 10 JUILLET 2013. - Décret instaurant un cadre pour parvenir à une utilisation des pesticides compatible avec le développement durable et modifiant le Livre Ier du Code de l'Environnement, le Livre II du Code de l'Environnement, contenant le Code de l'Eau, la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d'eau non navigables et le décret du 12 juillet 2001 relatif à la formation professionnelle en agriculture, B.S. 5 september 2013, pp. 61264-61267. 345 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 11 JUILLET 2013. — Arrêté du Gouvernement wallon relatif à une application des pesticides compatible avec le développement durable et modifiant le Livre II du Code de l’Environnement, contenant le Code de l’Eau et l’arrêté de l’Exécutif régional wallon du 5 novembre 1987 relatif à l’établissement d’un rapport sur l’état de l’environnement wallon, B.S. 5 september 2013, p.61274-61281. 346 Respondent 18. 347 Respondent 46. 348 Respondenten 18, 46. 349 Ibid. 350 Respondent 46. 351 Respondent 18. 352 Respondent 46. 353 Respondent 18, 46. 354 Respondent 18. 355 Ibid. 356 Respondent 46. 357 Art. 2(1)(b), du décret du 10 juillet 2013 instaurant un cadre pour parvenir à une utilisation des pesticides compatible avec le développement durable et modifiant le Livre Ier du Code de l'Environnement, le Livre II du Code de l'Environnement, contenant le Code de l'Eau, la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d'eau non navigables et le décret du 12 juillet 2001 relatif à la formation professionnelle en agriculture, B.S. 5 september 2013, pp. 61264-61267. 358 Ibid. 359 Respondent 11. 360 Ibid. 361 Defra (2010). Consultation on implementing European pesticides legislation, februari 2010. 362 Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, P.B. L. 230 van 19 augustus 1991, p. 1-32. 363 Defra (2010). Environmental quality and pollution, online raadpleegbaar via Webarchive.nationalarchives.gov.uk/20110318131226/http://defra.gov.uk/environment /quality. 343
׀86 ׀
364
Defra (2010). Consultation on the implementation of EU pesticides legislation, februari 2010, p.9. Defra (2010). Environmental quality and pollution, online raadpleegbaar via Webarchive.nationalarchives.gov.uk/20110318131226/http://defra.gov.uk/environment /quality. 366 EECR (2011). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 15.11.11.; Scottish Government (n.d.). Commentary, online raadpleegbaar via www.gov.scot/SESO/Commentary.aspx?ID=118. 367 Defra (2013). UK National Action Plan for the Sustainable Use of Pesticides (Plant Protection Products), Februari 2013, p.30. 368 De Chemical Regulation Directorate van de Health and Safety Executive is belast met het afleggen van Defra’s verantwoordelijkheden inzake pesticiden. 369 Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, P.B. L. 309 van 14 november 2009, pp. 1-50. 370 Non-Formal Consultation on The Plant Protection Products Regulations 2011. The Plant Protection Products (Fees and Charges) Regulations 2011, March 2011 (Defra), p.5 (eigen nadruk). Online raadpleegbaar via [www.defra.gov.uk]. 371 Ibid. 372 Respondent 6. 373 Hse (n.d.). Pesticides, online raadpleegbaar via www.pesticides.gov.uk/guidance/industries/pesticides/topics/pesticideapprovals/eu/eu-thematic-strategy/eu-thematic-strategy-for-pesticides-news 374 Scottish government update on the transposition of EU directives – EERC meeting 15 November 2011 375 Zaak 2012/0231. Europese Commissie aan het werk. 376 Respondent 6. 377 Scottish government update on the transposition of EU directives – EERC meeting 17 April 2012; The Plan Protection Products (Sustanable Use) Regulations 2012, Her Majesty’s Stationery Office; 20102 N° 1657; Publication on 20/06/12. http://www.legislation.gov.uk/uksi/2012/1657/pdfs/uksi_20121657_en.pdf. 378 Zaak 2012/0231. Europese Commissie aan het werk. 379 UK National Action Plan (NAP) for the Sustainable Use of Pesticides (Plant Protection Products), 26 February 2013, online te raadplegen via: www.gov.uk/government/publications/pesticides-uk-national-action-plan. 380 Scottish Wildlife Trust (n.d.) Policy: pesticides, p. 5; UK National Action Plan (NAP) for the Sustainable Use of Pesticides (Plant Protection Products), 26 February 2013, p.2 381 UK National Action Plan (NAP) for the Sustainable Use of Pesticides (Plant Protection Products), 26 February 2013, pp. 4; 32. 382 Respondent 6. 383 Ibid. 384 Ibid. 365
׀87 ׀
> 6.8.
Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen
Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB. L. 153 van 18 juni 2010, pp. 13-35). Omzettingsdeadline: 9 juli 2012. De bouwsector is goed voor 40 % van het totale energieverbruik van de Europese Unie (EU). Het terugdringen van het energieverbruik in die sector is dan ook prioritair in het kader van de „20-20-20“-doelstellingen inzake energie-efficiëntie. Deze richtlijn sluit aan op deze doelstelling en bevat gedragsregels voor de lidstaten met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen. In Vlaanderen en Wallonië was de omzetting van deze richtlijn een werk van bijzondere omvang. De uitwerking van nieuwe concepten en gewijzigde procedures vroeg heel wat studiewerk waarbij de gewesten ook gezamenlijk te werk zijn gegaan. In Vlaanderen kon de omzetting sneller voltooid worden dan in Wallonië, maar beiden melden hun omzetting meer dan 20 maanden te laat aan bij de Commissie. Bovendien ontvingen ze recent opmerkingen i.v.m. non-conformiteit in de vorm van een EUpilotdossier. In Schotland werd de richtlijn wél tijdig en conform omgezet, thans Schotland werd niet gevat in een inbreukprocedure. Al moet hierbij vermeld worden dat Schotland niet bevoegd was voor die bepalingen van de richtlijn die de omzetting in de Belgische deelstaten zo beproevend maakte en dat ook het Verenigd Koninkrijk in een inbreukprocedure voor non-communicatie werd gevat. > 6.8.1.
Vlaanderen en Wallonië
Ondanks het feit dat deze richtlijn een logisch vervolg is op voorgaande EU-regelgeving bleef het moeilijk om op voorhand de omzetting voor te bereiden. Bovendien kwam deze richtlijn snel na de vorige energierichtlijn (2009/28/EG)385, die wel al juridisch was omgezet maar waarvoor de gewestelijke administraties nog volop bezig waren met de praktische uitvoering. De administratie had de ontwikkeling van de richtlijn op Europees niveau wel gevolgd en wist dus in grote lijnen wat zou moeten gebeuren.386 Meteen na de publicatie van de richtlijn werd de bevoegdheidsverdeling in België besproken.387 Voorgaande richtlijnen inzake energie-efficiëntie
׀88 ׀
wezen op gewestelijke omzettingsbevoegdheid (hoofdzakelijk richtlijn 2002/91/CE388).389 Toch waren er enkele nieuwe elementen in de richtlijn die ervoor zorgden dat een analyse nodig was, bijvoorbeeld de technische systeemeisen. De vraag stelde zich of deze begrepen moesten worden als ‘productnormen’, wat een federale bevoegdheid is. De analyse wees uit dat het wel degelijk ging over prestatie-eisen en niet producteisen.390 De federale en gewestelijke overheden waren het er dan ook over eens dat de omzettingsbevoegdheid gewestelijk was. De samenwerking tussen de gewesten varieerde naargelang het onderdeel van de richtlijn en de fase in het omzettingsproces. De omzettingsmaatregelen die voor deze richtlijn werden aangemeld bevatten ook gedeeltelijke omzettingen van andere richtlijnen. Ze zijn namelijk zowel in Vlaanderen als in Wallonië gelinkt aan de omzetting van richtlijn 2009/28/EG inzake hernieuwbare energie, en zijn eveneens (reeds bestaande) omzettingsmaatregelen voor de voorgaande, meer multidimensionale, energie-effciciëntierichtlijn (2002/91/EC) waarvan een aantal aspecten kunnen aangewend worden om de nieuwe EPB-richtlijn om te zetten.391 Deze richtlijn is dan wel erg technisch, maar vraagt een verdere uitwerking van nieuwe concepten. Het uitwerken van de kostenoptimale energieprestatie-eisen, bijvoorbeeld, vroeg het uitvoeren van een uitgebreide studie die bovendien zou stoelen op het methodologisch kader welke de Commissie zou opstellen uiterlijk 30 juni 2011. 392 De Commissie liep echter een half jaar vertraging op waardoor men in de lidstaten moest wachten om de studie over de uitwerking van de eisen te kunnen aanvangen.393 “Om de coherentie van het beleid te verzekeren was met het oog op de omzetting van de richtlijn voorzien dat het opleggen van systeemeisen voor technische bouwsystemen samen zou gebeuren met de evaluatie en het aanscherpen van de energieprestatie-eisen om deze tot het kostenoptimale niveau te brengen. Deze herziening van de energieprestatieregelgeving was aanvankelijk voorzien voor 2012 maar werd met een jaar uitgesteld naar 2013 wegens de laattijdige publicatie van de methodologie voor kostenoptimale energieprestatie-eisen door de [Europese Commissie]”.394 Een belangrijke reden voor de vertraging in de omzetting ligt dus bij het laat opstellen van het methodologisch kader op Europees niveau. Dit verschoof de Vlaamse en Waalse omzettingskalender omdat de studie i.v.m. het uitvoerbaar maken van de kostenoptimale energieprestatie-eisen hierdoor pas later van start kon gaan.395 Om de richtlijn volledig om te zetten en uitvoerbaar te maken moest niet enkel de regelgeving worden gewijzigd, maar moest men ook het achterliggend systeem aanpassen. Zo moeten aanpassingen gemaakt
׀89 ׀
worden aan de software, aan de databank waarin alle aangiftes elektronisch worden bijgehouden en moet informatie verleend worden aan, en communicatie onderhouden worden met, bouwheren, professionelen en experten. 396 De software-aanpassingen werden binnen het ENOVER, in een partnerschap tussen de gewestelijke collega’s en de markt ontwikkeld, met het Waalse DGO4 als piloot.397 Het doel van de gemeenschappelijke studiegroep, is de ontwikkeling van een regelgeving die –los van het juridische omzettingsaspect – op een gelijkaardige manier functioneert voor heel België. Dat is vooral voor de professionelen belangrijk omdat zij grote nadelen kunnen ondervinden als de regelgeving in de verschillende gewesten verschillende eisen stelt. Hoofdzakelijk wat de berekeningsmethode betreft is er overleg geweest tussen de gewesten. Dit resulteert er uiteindelijk in dat de regelgeving in de gewesten een gemeenschappelijke basis heeft en de regelgeving en tools op elkaar zijn afgestemd.398. De discussies behandelden strikt genomen niet de juridische omzetting van de richtlijn, maar wel het toepasbaar maken van de richtlijneisen. Deze samenwerking richt zich dus op het realiseren van de doelstelling en het praktisch realiseren van de richtlijn.399 Wat betreft de juridische omzetting van de richtlijn hebben de gewesten samengewerkt in die zin dat ze elkaar op de hoogte hielden van de stand van zaken en informatie-uitwisselden over de manier waarop ze tewerk gingen, tot een ware afstemming kwam het hier niet.400 Een deel van de richtlijn betrof de wijziging van een aantal bepalingen voor verwarmings- en airconditioninginstallaties. De omzettingsbevoegdheid lag hiervoor in Vlaanderen bij het departement LNE, en in Wallonië bij het AWAC. Voor dit deel van de omzetting werd niet echt afgestemd tussen de regio’s, maar werden de bestaande regelgevingen die voortvloeiden uit de omzetting van de eerdere EPB-richtlijn (2002/91/EG) aangepast.401. Ook wat certificering betreft, hebben de gewestelijke omzettingen minder gemeenschappelijk.402 De drie gewesten hebben de richtlijn te laat omgezet. De Commissie lanceerde dan ook een inbreukprocedure voor non-communicatie. De ingebrekestelling werd verzonden op 20 september 2012, 2.5 maand na de omzettingsdeadline. Op dat moment waren reeds 10 omzettingsmaatregelen aangemeld voor het Waalse Gewest, en 11 voor het Vlaamse Gewest – het merendeel van deze omzettingsmaatregelen betrof eerder bestaande regelgeving die was aangenomen naar aanleiding van de voorgaande energie-efficiëntierichtlijn.403 De fundamentele decreten en besluiten voor de omzetting van deze nieuwe energie-efficiëntierichtlijn waren nog in opmaak. Het verzoek voor een verlengde antwoordtermijn werd niet gehonoreerd, waarna een gecoördineerd Belgisch antwoord werd verstuurd op 12 december, drie maand na ontvangst van de
׀90 ׀
ingebrekestelling. Hierin gaf het Waalse Gewest aan dat het energieefficiëntie (PEB) decreet besproken werd en binnenkort een eerste maal geagendeerd zou worden. De parlementaire bespreking werd voorzien in juni 2013.404 Vlaanderen gaf aan dat haar omzetting volledig was op de omzetting van 1 artikel (art.8: technische bouwsystemen) na. Het Vlaamse Gewest stuurde twee dagen later nog een aanvullend antwoord met een omzettingskalender die notificatie van de ontbrekende omzettingsmaatregel (Vlarel) voorzag in maart 2013. Deze notificatie gebeurde uiteindelijk een maand later, eind april. 405 Eind juli 2013 ging de Commissie over tot het zenden van een MROA.406 Hierin neemt ze niet alleen non-notificatie op maar ook enkele concrete bezwaren over de onvolledige strekking van de omzettingsmaatregelen, voornamelijk betreffende de omzetting van de technische bouwsystemen (art.8). Het inbreukdossier krijgt nu een dubbel karakter: non-communicatie en een conformity check.407 Een verlenging van de antwoordtermijn werd aangevraagd en verkregen, waarna eind februari 2014 een antwoord werd verzonden. De ontbrekende Vlaamse omzettingsmaatregelen konden kort daarna worden gefinaliseerd en genotificeerd begin april (deze hielden ook deels omzetting van richtlijn 2009/28/EC inzake hernieuwbare energie in).408 Het Waalse decreet bevond zich nog in de laatste fases van de wetgevende procedure en de bijhorende besluiten werden opgesteld.409 De Commissie ging over tot dagvaarding op 16 april 2014. 410 Enkel het Waalse Gewest was nu nog gevat in de procedure. De zaak werd echter nooit ingeleid bij het Hof, de Commissie zag een jaar later namelijk af van het geding eind maart 2015. Deze terugtrekking volgde twee maand na de notificatie van de integrale Waalse omzetting. Toch menen de Waalse dossierbeheerders niet dat de Commissie de procedure stopzette omdat de omzetting intussen integraal was in België, of omdat ze oordeelde dat de door België geleverde antwoorden op haar opmerkingen betreffende de non-conformiteit valide waren. “De terugtrekking steunt op veeleer procedurele redenen: de Commissie had zich ‘vergist’ van procedure, door in een non-conformiteitsinbreuk een oordeel over de conformiteit van de omzetting te integreren”.411 Voor dit dossier bevinden de Belgische gewesten zich wederom in een controleprocedure van de Commissie, dit maal een EU-pilotdossier wegens non-conformiteit. Zes maand na de terugtrekking uit de bovenstaande inbreukprocedure worden alle drie de gewesten aangesproken in een EUpilotdossier, gelanceerd met een vraag om inlichtingen op 7 oktober 2015. Hierin verifieert de Commissie de effectiviteit van de omzetting en gaat ze na of ze goed functioneert in de praktijk en of de genomen maatregelen afdoende zijn om de doelstelling van de richtlijn te behalen. 412
׀91 ׀
België is allicht niet de enige lidstaat waartegen een EUPilotdossier is opgestart. De interpretatie van de richtlijnvereisten die nu door de Commissie naar voor geschoven wordt, is “onverwacht en hoogstwaarschijnlijk door niemand op dezelfde manier begrepen als door de Commissie”.413 Op het moment van de omzetting zijn de concepten, termen en bepalingen van de richtlijn op een ‘natuurlijke’ manier geïnterpreteerd. De vragen die zich nu stellen zijn niet ter gedachte gekomen, omdat de interpretatie van de bepalingen nooit onderwerp zijn geweest van onduidelijkheid of onzekerheid.414 “Het blijft afwachten wie gelijk en wie ongelijk zal krijgen, maar het staat in ieder geval vast dat de Commissie niet de vrijheid heeft om een tekst anders te interpreteren dan de manier waarop hij gecreëerd is”.415 Er loopt een concerted action waarin de Commissie en verschillende lidstaten, inclusief België, de richtlijn en haar implementatie bespreken.416 Het is moeilijk te zeggen of de huidige mening van de Commissie te voorspellen was op het moment van onderhandeling of op een eerder moment tijdens de omzetting van de richtlijn. > 6.8.1.1. Vlaanderen Ter omzetting van richtlijn 2010/31/EU werden voor Vlaanderen 16 maatregelen aangemeld bij de Commissie, waarvan zes eerder bestaande regelgevingen en vier maatregelen uit 2013-2014 die ter omzetting dienen van de richtlijn 2009/28/EG maar gelinkt zijn aan de EPB-richtlijn.417 De omzetting gebeurde hoofdzakelijk d.m.v. wijzigingen aan het Energiedecreet van 8 mei 2009 en Energiebesluit van 19 november 2010.418 In oktober 2011 werd een studie opgericht rond systeemeisen aan technische bouwsystemen die in bestaande gebouwen nieuw geïnstalleerd, vervangen of verbeterd worden. De studie werd afgerond in mei 2012 en haar resultaten werden de daaropvolgende maand met de stakeholders besproken. “Onder meer op basis van de conclusies van de studie en van de feedback van de stakeholders wordt [december 2012] een beleidsvoorstel uitgewerkt. De regelgeving die daarvoor zal uitgevaardigd worden, zal tot stand komen samen met de aanpassing van de energieprestatie-eisen tot het kostenoptimale niveau, waarvoor de deadline 31 maart 2013 is. Het is logisch om de regels in verband met technische bouwsystemen vast te leggen samen met de nieuwe kostenoptimale energieprestatie-eisen waar ze eigenlijk ook deel van uitmaken”.419
׀92 ׀
Wat betreft airconditioning en verwarming was afstemming tussen de regio’s niet nodig omdat de richtlijn daar enkel finetuning vroeg van de bestaande Vlaamse wetgeving.420 De omzetting vroeg specifieke expertise. Hiervoor werden studiegroepen opgericht en consultatierondes gehouden. Voor de omzetting van de richtlijn werd intern Vlaams overlegd tussen VEA, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid, en Afdeling milieuvergunningen (Beste beschikbare technieken en erkenningen).421 Bovendien werd ook intraregionale studiegroepen opgericht en overleg gepleegd met de desbetreffende sector. Zo werd bijvoorbeeld de erkenning voor installateurs van airconditioning gewijzigd naar een volwaardige erkenning gekoppeld aan het volgen van een specifieke opleiding. Om deze opleiding te kunnen bepalen werd overleg gepleegd met opleidingscentra die hierover over meer sectorspecifieke en gedetailleerde expertise beschikken. “Zo een overleg met de sector is een normaal onderdeel van het proces en is dan ook geen vertragende factor geweest. Het is juist positief om terug te koppelen met de sector en haar experts vooraleer de wetgeving definitief is”.422 Voor de omzetting van richtlijn 2010/31/EU werd naast overleg met sectoriele experts ook een publieke consultatie gehouden. Dit bevordert ook het maatschappelijk draagvlak voor de omzettingsregelgeving. De nodige wijzigingen werden hoofdzakelijk door een aanpassing van VLARELbis doorgevoerd. 423 Deze wijzigingstrein bevatte ook een heel aantal andere regelingen en was dus breder dan de omzetting van richtlijn 2010/31/EU alleen. Deze andere regelingen vragen dan wel weer de betrokkenheid van andere departementen en actoren, maar strikt voor de omzetting van richtlijn 2010/31/EU waren enkel VEA en LNE betrokken.424 De Vlareltrein liep een vertraging op van ongeveer drie maand tegenover de vooropgestelde planning, maar deze was niet te wijten aan de omzettingsmaatregelen voor de EPB-richtlijn die erin vervat zaten. Door de techniciteit en complexiteit van deze richtlijn vroeg de omzetting veel tijd en de inzet van een groot aantal personen. Bij de eerste principiële goedkeuring van VLARELbis werden drie bijkomende personeelsleden toegekend.425 Het extra personeel was nodig omwille van de expliciete bijkomende verplichtingen van artikel 18 van de richtlijn (onafhankelijk controlesysteem). De richtlijn voorziet namelijk een onafhankelijke controlesystemen voor de energieprestatiecertificaten en voor de keuringsverslagen van verwarmings- en airconditioningsystemen. Bijlage II specifieert dat “de bevoegde autoriteiten […] een willekeurige selectie van ten minste een statistisch significant percentage van alle energieprestatiecertificaten die jaarlijks worden verstrekt [moeten maken] en […] die certificaten aan controle [moeten onderwerpen]”.426
׀93 ׀
Deze personeelsvraag heeft wel een vertragend effect gehad op het omzettingsproces.427 > 6.8.1.2. Wallonië In het Waalse Gewest werd deze richtlijn omgezet door een totaal van 18 omzettingsmaatregelen, waarvan er zes reeds van kracht waren voor de publicatie van de richtlijn428. Deze zijn ontstaan als omzettingsmaatregelen bij de omzetting va de voorgaande energieefficiëntierichtlijn (2002/91/CE) en werden opnieuw aangemeld. Er werden dus twaalf bijkomende omzettingsmaatregelen ontwikkeld om richtlijn 2010/31/EU integraal om te zetten in Wallonië. De essentie van de richtlijn is vervat in twee nieuwe maatregelen: namelijk het decreet van 28 november 2013429 en het besluit van 15 mei 2014430, de andere maatregelen betreffen voornamelijk kleine bijkomende wijzigingen. De recentste besluiten van de Waalse Regering, namelijk die van 18 en 23 december 2014431, maken de omzetting voor het Waalse Gewest integraal. Daarbij omvatte het AGW van 18 december een aantal correcties aan de eerder aangenomen omzettingsmaatregelen. De administratie zette bij deze omzetting zoveel mogelijk in op het verbeteren en rationaliseren van het bestaande beleid binnen eenzelfde coherente tekst. Het doel hierbij was om tot een ‘geïntegreerde’ omzetting te komen.432 Met uitzonderling van de eisen voor verwarming en airconditioning die onder de bevoegdheden vallen van AWAC - en niet van het Département de l’Énergie et du Bâtiment Durable van het DGO4 – die door middel van wijzigingen aan andere wetteksten omgezet werden.433 De dossierbeheerders organiseerden een evaluatieproces van de bestaande regelgeving om het omzettingsproces voor te bereiden en richting te geven. De administratie samen met de faciliterende partners inzake energieprestatie van gebouwen (EPG) (professionelen, universiteiten), publieke partners (gemeentes), en de bouwsector hebben evalueerden het bestaande beleid. Deze analyse werd georganiseerd met oog op de omzetting van deze richtlijn maar ook om het systeem in Wallonië meer algemeen te verbeteren. Dit overleg resulteerde eind 2011 in een rapport dat de verschillende perspectieven en voorstellen samenbracht. Dit rapport heeft doorheen het proces als basis kunnen dienen voor de omzetting van richtlijn 2010/31/EU.434 De materie is erg technisch maar gezien de grote veranderingen die de richtlijn aanbrengt in de bestaande orde is het logisch dat het dossier ook politieke aandacht en debat aantrekt.435 In Wallonië was er reeds de
׀94 ׀
politieke intentie om het systeem van energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren, maar zonder de verplichting uit deze richtlijn zou de wijziging niet zover gegaan zijn. Op sommige punten is de procedure nu dan ook strenger gemaakt dan de sector zou willen. De discussie hierover was nu in zekere zin makkelijker omdat ze opgelegd worden door de richtlijn en dus geen keuze laten. De inzichten van de sector – opgemaakt uit een variëteit aan actoren – heeft wel geholpen om ontwerpteksten af te stemmen op de praktische realiteit en erover te waken dat de procedures niet buiten proportioneel belastend worden en toepasbaar blijven in de praktijk. Doorheen het hele omzettingsproces heeft men een wisselwerking onderhouden met de externe partners en stakeholders. Door alle betrokkenen vanaf het begin te betrekken is het mogelijk om externe storingen te vermijden en draagvlak te creëren voor het beleid.436 De administratie heeft een zekere technische kennis van het dossier, maar de werkelijk technische studies worden uitbesteed aan externen, zoals bijvoorbeeld aan de markt voor het ontwikkelen van tools en software. 437 De administratie blijft wel verantwoordelijk voor het toezicht, de sturing en de organisatie van de studies, wat ook een belangrijke organisatie- en coördinatiekost met zich meebrengt.438 Daarnaast moesten de resultaten van de studies nadien ook geïntegreerd worden in de wetteksten.439 Het werk voor deze omzetting was erg transversaal : ieder aspect werd bestudeerd en geregeld door een hele reeks mensen met elk hun eigen perspectief en inzicht in de materie. Het werk is dan ook erg gespreid over de tijd en het dossier vroeg veel inspanningen van een groot aantal mensen.440 Om het omzettingsproces te leiden werd een concordantietabel opgesteld die de bepalingen van de vorige richtlijn uit 2002, naast die van de nieuwe richtlijn legde en naast de bestaande Waalse regelgeving. Hierin werden alle wijzigingen bijgehouden zodat de dossierbeheerders het overzicht konden bewaren over wat veranderd was, wat nog moest veranderen, hoe en via welk instrument dit moest gebeuren. Het werken met zo een tabel met ‘track changes’ bleek een nuttig tool te zijn om de omzetting te plannen, concreet in te schatten en om te verzekeren dat er niets vergeten werd.441 De inbreukprocedure voor laattijdigheid heeft de externe aandacht voor het dossier misschien wel verhoogd, maar heeft de omzettingskalender niet sterk beïnvloed. “We zouden snel-snel omzettingsmaatregelen kunnen produceren hebben om de richtlijn juridisch om te zetten, maar zonder dat er een efficiënte werking achter zat. We werken echter liever goed, de doelstelling is om teksten op te stellen die de operationele instrumenten en de praktische realiteit reflecteren, en ‘dead letters’ te
׀95 ׀
vermijden”.442 “Desalniettemin zien we wel een versnellend effect van de dagvaarding. Vier maand later lagen alle teksten er”.443 Gezien de omvang van het werk dat de richtlijn vroeg in Wallonië (en Vlaanderen), was de omzettingstermijn erg kort. Achter de juridische omzetting gaat een omvangrijk voorbereidend werk schuil, dat verder gaat dan het analyseren van de bestaande regelgeving en het uitdenken en – schrijven van mogelijke omzettingspistes. Het was ook nodig om een hele reeks operationele instrumenten op te zetten, energie-prestaties te berekenen, studies te lanceren, etc. Vooraleer een ontwerptekst kon geagendeerd worden voor een eerste lezing is makkelijk al een jaar voorbij gegaan aan voorbereiding. De voorbereidingen voor deze omzetting zijn in Wallonië gestart in juni 2010, kort na de publicatie van de richtlijn. Het was pas twee jaar later in juni 2012 dat een eerste ontwerptekst naar het kabinet gestuurd kon worden.444 “Een omzettingstermijn van twee jaar voor een voorbereidend werk van deze omvang én de concrete omzetting, is erg krap”.445 > 6.8.2.
Schotland
Tijdens de totstandkoming van de richtlijn werden de Commissievoorstellen door alle administraties in het Verenigd Koninkrijk bekeken en werd een Verenigd Koninkrijk-wijde becommentariëring aan de Commissie bezorgd. Ook de Schotse administratie was dus reeds in de voorbereidende fase betrokken. Een eerste werkversie van de omzettingsmaatregelen werd reeds voor publicatie van de richtlijn uitgetekend door het leidende Whitehall departemen. 446 De Schotse administratie heeft bij publicatie van de richtlijn in juni 2010 meteen de analyse ingezet van de bestaande interne regelgeving, welke reeds grotendeels beruste op het voorgaande Europese energieefficiëntiebeleid, en van de nog te nemen maatregelen. De richtlijn viel binnen een globaler Schots actieplan om de energie-efficiënte te verhogen. Zo werd voor de publicatie van de recast-richtlijn een evaluatie gedaan van het bestaande beleid en de te nemen maatregelen om dit te verbeteren. Het ‘Conserve and Save: Energy Efficiency Action Plan’ werd in oktober 2010 gepubliceerd en geeft een gedetailleerd overzicht van het beleid van de Schotse regering en de scenario’s die men kan toepassen om de energie-efficiëntie te verhogen. Dit actieplan voorzag meteen ook al een publieke consultatie over de omzetting van de 2010 energie-efficiëntie richtlijn in het voorjaar van 2011. Deze consultatie werd uitgesteld naar september omdat de richtlijn nog belangrijke wijzigingen had ondergaan
׀96 ׀
en men eerst een aantal nieuwe opties verder uit wilde werken om ook hierover reacties in te winnen.447 In totaal vroeg de omzetting van deze richtlijn 14 omzettingsmaatregelen in Schotland. Elf hiervan betreffen notificaties van eerder bestaande Schotse regelgeving.448 Drie nieuwe omzettingsmaatregelen werden gepubliceerd in Her Majesty’s Stationery Office in juni 2012, een maand voor de omzettingsdeadline. 449 Desondanks werden alle omzettingsmaatregelen een dag laat genotificeerd. Ondanks de goede voorbereiding en de snelle start, werd de omzetting te laat voltooid, zij het met één dag. De Europese Commissie zond het Verenigd Koninkrijk een ingebrekestelling voor non-communicatie toe 10 weken na het verlopen van de omzettingstermijn, op 21 september 2012. Hierin was Schotland uiteraard niet meer gevat. Toch werd een vierde nieuwe maatregel eind november 2012 gepubliceerd.450 De dossierbeheerder verduidelijkt echter dat dit een interne energie-efficiëntiemaatregel betreft die voor de volledigheid werd genotificeerd aan de Commissie, maar niet noodzakelijk was om aan de richtlijnvereisten te voldoen.451 Voor het Verenigd Koninkrijk volgde een jaar na de ingebrekestelling een MROA en werd de inbreukprocedure geklasseerd in juli 2014, na aanvullingen van de Noord Ierse en UK omzettingen. 452 Bovendien werd ook een nonconformiteitsprocedure ingesteld tegen het Verenigd Koninkrijk, ook in deze procedure was Schotland niet gevat. 453 De omzetting in Schotland vroeg niet zoveel inspanning als in het Vlaamse en Waalse gewest. De omzetting in Schotland werd zeker bevorderd door de snelle start en het proactief opstellen van een actieplan. De bestaande regelgeving voldeed al in zeker mate aan de vereisten van richtlijn 2010/31/EU, en de nieuwe concepten – die veel studie- en voorbereidingswerk vroegen in de Belgische gewesten- werden grotendeels samen met of zelfs door het UK-niveau uitgewerkt. Enkele belangrijke ‘pijnpunten’ waarmee men in de Belgische regio’s geconfronteerd werd, waren dus niet van toepassing in Schotland. De nieuwe methodologie voor het berekenen van de energie-efficiëntie van gebouwen bijvoorbeeld, wordt geregeld door een UK-wijde methodologie die werd onderschreven door de Schotse ministers. De bestaande methodologie wordt herzien door de UK regering om ervoor te zorgen dat ze aan alle vereisten van de EUregelgeving blijft voldoen. Ook de kostenoptimale methodologie werd op UK-niveau ontwikkeld. Deze methodologieën dienen weliswaar toegepast te worden in Schotland, maar hun ontwerp, inschrijving in de regelgeving en het ontwikkelen van de nodige tools en systemen gebeurt niet door de Schotse maar door de UK regering. Ook de richtlijneisen inzake technische bouwsystemen vallen niet geheel ‘ten laste’ van de Schotse overheid
׀97 ׀
omdat een rapport over UK-wijde acties werd opgesteld. Bovendien waren een deel van de vereisten zijn reeds in de Schotse regulering vervat en een aparte Building Regulations 2012 zal worden opgemaakt om geheel aan de richtlijn te voldoen. Over de hele lijn, werd nauw samengewerkt tussen de UK administratie en de gedevolueerde regio’s.454
Referenties
385
Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG , P.B. L 140, 5 juni 2009, pp. 16-62. 386 Respondenten 14, 23. 387 Departement internationaal Vlaanderen (2010f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Juli-Augustus 2010. VR/2010/10.09/MED.0416. 388 Richtlijn 2002/91 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, P.B. L. 1, 4 januari 2003, pp. 65-71. 389 Respondenten 14, 32. 390 Respondent 18 - Productvereisten zijn eerder gelinkt aan een andere richtlijn, nl. richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energie gerelateerde producten, P.B. L. 31 oktober 2009, pp. 10-35. 391 Respondenten 9,14, 32. 392 Art. 5(1), richtlijn, 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB. L. van 18 juni 2010, pp. 13-35). 393 Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 244/2012 van de Commissie van 16 januari 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen middels het vaststellen van een vergelijkend methodologisch kader voor het berekenen van kostenoptimale niveaus van minimumenergieprestatie-eisen voor gebouwen en onderdelen van gebouwen, PB. L. 21 maart 2012, pp. 18-36. 394 Van Den Bossche (2014), Omzetting richtlijn 2010/3/EU EPB: inbreukzaak 2012/323 – aanvullend antwoord op et reden omkleed advies; 14 februari 2014, p.9. 395 Respondenten 14, 32. 396 Ibid. p.9. 397 Respondenten 14, 23, 32. 398 Respondent 14. 399 Respondenten 14, 23. 400 Respondent 23. 401 Respondenten 9, 32. 402 Respondent 18. 403 Eurlex, 32010L0031, NUM per lidstaat: België. 404 Marie-Pierre Fauconnier, Antwoord op aanmaning inzake inbreuk 2012/0323 (IGS omzetting RL 20100 31 antwoord 3 gewesten via FOD Economie), 07.12.2012, Brussel. 405 Ibid.
׀98 ׀
406
Zaak 2012/0323, Europese Commissie aan het werk. Respondent 9. Departement internationaal Vlaanderen (2014c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2014. VR/2014/23.05/MED.0267-1; VR/2014/23.05/MED.0267-2. 409 Respondent 14. 410 Zaak 2012/0323, Europese Commissie aan het werk. 411 Respondent 14. 412 Respondenten 9, 14, 23. 413 Respondent 14. 414 Respondenten 14, 23. 415 Respondent 14. 416 Ibid. 417 Eurlex, 32010L0031, NUM per lidstaat: België; respondent 9. 418 VLAAMSE OVERHEID – 14 MAART 2014. - Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de energieprestaties van gebouwen, B.S. 28 maart 2014, pp. 27590-27607; VLAAMSE OVERHEID – 14 MAART 2014. - Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de omzetting van de Richtlijn van de Europese Unie 2012/27/EU van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie en de toekenning van groenestroomcertificaten, warmte-krachtcertificaten en garanties van oorsprong, B.S. 28 maart 2014, pp.27608-27615; VLAAMSE OVERHEID - 28 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, B.S. 16 november 2012, pp. 68618-68635; VLAAMSE OVERHEID - 29 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de energieprestaties van gebouwen, B.S. 28 januari 2014, pp.06943-06972. 419 Marie-Pierre Fauconnier, Antwoord op aanmaning inzake inbreuk 2012/0323 (IGS omzetting RL 20100 31 antwoord 3 gewesten via FOD Economie), 07.12.2012, Brussel. 420 Respondent 32. 421 Ibid. 422 Ibid. 423 VLAAMSE OVERHEID - 1 MAART 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het VLAREL en tot wijziging van diverse andere besluiten wat betreft erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, B.S. 23 april 2013, pp. 24470-24560. 424 Respondent 32. 425 Respondent 2. 426 Richtlijn 2010/31/EU, Bijlage II – P.B. LL153/26 18 juni 2010, p.19. 427 Respondent 2. 428 Eurlex, 32010L0031, NUM per lidstaat: België. 429 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 28 NOVEMBRE 2013. — Décret relatif à la performance énergétique des bâtiments, B.S. 27 december 2013, pp. 02985-02996. 430 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE – 15 MAI 2014. - Arrêté du Gouvernement wallon portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, BS.S 30 juli 2014, pp. 56172-56185. 431 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 18 DECEMBRE 2014.—Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, B.S. 21 december 2014, pp. 07124-07125 ; SERVICE PUBLIC DE WALLONIE − 23 DECEMBRE 2014. — Arrêté ministériel relatif aux modalités d’application de l’article 48 de l’arrêté du 407 408
׀99 ׀
Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, B.S. 22 januari 2014, pp. 0541505421. 432 Respondent 18. 433 De bepalingen van de richtlijn betreffende verwarming en airconditioning werden omgezet door de besluiten van de Waalse Regering van 12 juli 2007, 29 januari 2009 en 15 mei 2014. 434 Respondenten 14, 23. 435 Respondent 14. 436 Ibid. 437 Respondenten 14, 23. 438 Respondent 23. 439 Respondent 14. 440 Ibid. 441 Ibid. 442 Ibid. 443 Respondent 23. 444 Respondent 14. 445 Ibid. 446 Respondent 20. 447 Scottish Government (July 2011). Building Standards division circular. Notes on the implications of Directive 2010/31/EU on the energy performance of buildings (recast), online raadpleegbaar via http://www.gov.scot/Resource/Doc/921/0119909.pdf. 448 Eurlex, 32010L0031, NUM per lidstaat: Vereningd Koninkrijk. 449 SSI, 2012/190. The Energy Performance of Buildings (Scotland) Amendment Regulations 2012. HMSO 6 juni 2012; SSI, 2012/209. The Building (Scotland) Amendment Regulations 2012. HMSO 26 juni 2012; SSI, 2012/208. The Energy Performance of Buildings (Scotland) Amendment (No. 2) Regulations 2012. HSMO 26 juni 2012. 450 SSI, 2012/305. The Energy Performance of Buildings (Scotland) Amendment (No. 3) Regulations 2012. HMSO 22 november 2012. 451 Respondent 20. 452 Zaak 2012/0409, Europese Commissie aan het werk. 453 Zaak 2012/4130, Europese Commissie aan het werk. 454 Respondent 20.
׀100 ׀
Landbouw en visserij Binnen het domein landbouw onderzoekt deze studie de omzettingsprocessen van vier EU-richtlijnen in Vlaanderen, Wallonië en Schotland. Eén richtlijn, namelijk de Pesticiderichtlijn (2009/128/EG), valt in Vlaanderen onder de gedeelde bevoegdheid van het departement LNE en het departement LV. Deze richtlijn behoort dus eveneens tot landbouwbeleid. De regionale omzettingsprocessen van deze richtlijn worden opgenomen binnen de leefmilieurichtlijnen omdat het departement LNE in Vlaanderen piloot was voor de omzetting. Het landbouwluik van deze richtlijn werd reeds in die bespreking opgenomen (zie 6.7). Dit is tevens ook de enige richtlijn die diende te worden omgezet door het departement LV waarvoor Vlaanderen betrokken was in een inbreukprocedure. De dieptestudie omvat 4 landbouwrichtlijnen, te weten: 1.
2.
3.
4.
Richtlijn 2008/73/EG tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied; Richtlijn 2008/90/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt; Richtlijn 2010/60/EU tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving; Uitvoeringsrichtlijn 2013/45/EU [tot wijziging van] de botanische benaming van tomaten.
׀101 ׀
> 6.9.
Richtlijn 2008/73/EG tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied
Richtlijn 2008/73/EG van de Raad van 15 juli 2008 tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 77/504/EEG, 88/407/EEG, 88/661/EEG, 89/361/EEG, 89/556/EEG, 90/426/EEG, 90/427/EEG, 90/428/EEG, 90/429/EEG, 90/539/EEG, 91/68/EEG, 91/496/EEG, 92/35/EEG, 92/65/EEG, 92/66/EEG, 92/119/EEG, 94/28/EG en 2000/75/EG, Beschikking 2000/258/EG en de Richtlijnen 2001/89/EG,
2002/60/EG en 2005/94/EG (PB. L. 219 van 14 augustus 2008, pp. 40–54 ). Omzettingsdeadline: 1 januari 2010. Intracommunautair handel van bepaalde levende dieren en hun producten moet voldoen aan bepaalde voorwaarden onder de communautaire wetgeving en moeten in die zin zijn goedgekeurd door de bevoegde instantie van de lidstaat waarin zij zich bevinden. Richtlijn 2008/73/EG voorziet dat de lidstaten lijsten moeten opstellen van deze erkende instanties voor het bijhouden van deze veterinaire en zoötechnische informatie en deze openbaar moeten maken. De Europese Unie behandelt zoötechnische en veterinaire aangelegenheden vaak binnen eenzelfde richtlijn. De eerste richtlijnen betreffende deze materie werden per deelaspect opgesteld, maar hun verdere ontwikkeling nadien wordt doorgaans samengenomen. In dit domein zijn er een twaalftal richtlijnen en een kleine honderd uitvoeringsmaatregelen van de Commissie. Nieuwe richtlijnen in dit veld zijn vaak consolidaties of vragen kleine aanpassingen van bestaande binnenlandse wetgeving (die zelf al dan niet ook voortkomt uit Europese regelgeving). Deze richtlijn is erg technisch en heeft een beperkte doelgroep. In essentie wijzigt deze richtlijn weinig aan het eerdere beleid. Toch zette Vlaanderen deze richtlijn te laat om, dit ten gevolge van complicaties in de interne wijziging van het bestaande beleid wat leidde tot een consolidatieoefening. In Wallonië en Schotland was de omzetting geen moeilijke opgave.
׀102 ׀
> 6.9.1.
Vlaanderen en Wallonië
In België werden deze materies oorspronkelijk geregeld in federale regelgeving die beide aspecten omvatte. De bevoegdheid voor zoötechnische aangelegenheden werd met de regionalisering van het landbouwbeleid (2002-2003) overgedragen aan de gewesten (veterinaire aangelegenheden blijft federaal). De federale regelgeving inzake zoötechnische en veterinaire gebied bleef verder bestaan tot op het moment dat hier een wijziging aan vereist was. De eerste wijziging sinds de 5e staatshervorming is richtlijn 2008/73/EG. 455 De bevoegdheidsverdeling van de omzetting heeft hier geen problemen veroorzaakt. De richtlijn 2008/73/CE bevat zowel federale als regionale omzettingsbevoegdheden, maar deze kunnen netjes gescheiden worden. De richtlijn is een wijziging van 20 richtlijnen en één beschikking van de EU. Vijf van deze richtlijnen betreffen zoötechnische materie die relevant is voor de Waalse en Vlaamse Gewesten. De overige instrumenten betreffen veterinaire materie welke de bevoegdheid is van het federale niveau.456 Fokkerij is een erg specifieke en eerder technische materie waar politiek weinig discussie en polemiek rond plaatsvindt. Zulke richtlijnen treffen ook enkel een zeer specifiek publiek. De omzettingen werd ook niet getroffen door problemen in administratieve capaciteit. Allereerst was de omzetting relatief eenvoudig omdat de richtlijn heel weinig keuzevrijheden laat aan de lidstaten en heel wat bepalingen letterlijk konden worden opgenomen in de omzettingsmaatregelen. Daarenboven waren de dossierbeheerders experts in de materie. Ze bezaten de nodige zeer specifieke expertise en hebben op geen enkel punt nood gehad om informatie na te vragen bij andere diensten of departementen.457 Ook tussen regio’s zijn de omzettingen niet gecoördineerd of afgestemd. Men heeft beslist om “geen tijd te verliezen met een intergewestelijk overleg op het IMO”, maar om overleg te plegen in de PW ICLB waar ook het federale niveau vertegenwoordigd is.458 De voortgang van het omzettingsdossier werd voorgelegd op de maandelijkse PW ICLB vergadering (CIPA werkgroep). In dit formeel forum geeft iedereen aan waar men staat in het omzettingsproces, maar wordt er niet noodzakelijk afgestemd. Voor de omzetting van deze richtlijn was afstemming alleszins niet nodig, ieder niveau deed dit op zijn manier. 459 Een minimale coördinatie was wel vereist om ervoor te zorgen dat alle informatieve lijsten via één online portaal toegankelijk werden gemaakt. De richtlijn voorzag namelijk dat er online een aantal lijsten gepubliceerd moesten worden (ter vervanging van het versturen van een periodieke update naar de Europese Commissie). Om zo een centrale ‘databank’ te bekomen, voorzag de Commissie één hyperlink per lidstaat. ׀103 ׀
Begin december 2008, werd binnen het intrafederaal overleg (gewesten en FAVV/AFSCA460) overeengekomen dat er op de website van het federale FAVV/AFSCA naast de informatie inzake veterinaire aangelegenheden ook een link zou komen naar de regionale websites waarop de zoötechnische lijsten gepubliceerd werden.461 > 6.9.1.1. Vlaanderen De vijf –nu geamendeerde- richtlijnen op zoötechnisch gebied werden oorspronkelijk omgezet door middel van vier Koninklijke Besluiten 462. Zes jaar na de vijfde staatshervorming werden deze door middel van de omzetting van 2008/73/EG vooreerst aangepast. Het Departement LV heeft ervoor geopteerd de bepalingen inzake zoötechnologie uit deze besluiten op te heffen en te vervangen door nieuwe Vlaamse regelgeving die meteen orde op zaken zou stellen en het bestaande fokkerijbeleid zou onderbrengen in één coherente tekst. De bestaande Europese reglementering inzake Fokkerij voor alle diersoorten was weliswaar in Vlaanderen omgezet, maar was gespreid over een veelvoud aan bestaande reglementeringen (federaal en Vlaams) waarvan de meeste sinds hun eerste goedkeuring begin de jaren ’90 al meerdere wijzigingen ondergaan hadden. “Die veelheid en complexiteit van de bestaande reglementeringen [was] bovendien storend omwille van de parallellen die bestaan in de bepalingen die per diersoort of groep van diersoorten werden uitgewerkt in de Europese reglementering”.463 De bestaande regelgeving werd opgemaakt rond 1990 en waren bijgevolg dringend aan herziening toe. Bovendien doken er na de regionalisering technische problemen op met sommige besluiten. Toen men na het ontvangen van richtlijn 2008/73/EG op de administratie voorstelde de besluiten “merkten de Inspecteur van Financiën en de Raad van State op dat de Vlaamse overheid als gevolg van de wet op de overdracht van bevoegdheden aan de gewesten geen regulerende ministeriële besluiten kan nemen en dat het derhalve niet meer mogelijk is om de bestaande MB’s aan te passen”.464 Bovendien bestond er slechts fokkerijreglementering voor bepaalde diersoorten en niet voor andere. De vraag voor uitbreiding van de Vlaamse reglementering was weerkerend en zou dan ook beantwoord worden in deze consolidatieoefening.465 Deze consolidatie en dus ook de omzetting van richtlijn 2008/73/EG werd in Vlaanderen doorgevoerd door middel van het Fokkerijbesluit van 19 maart 2010. 466 De Vlaamse omzetting overschreed de omzettingsdeadline met vier maand, maar hiervoor werd geen inbreukprocedure opgestart. Het integreren van het fokkerijbeleid in de Vlaamse orde werd uitvoering met de sector bediscussieerd doorheen het gehele omzettingsproces (startende in september 2008 t.e.m. eind maart 2009). Naar aanleiding van ׀104 ׀
deze consultaties werd het ontwerpbesluit gefinaliseerd in maart 2009. Het ontwerpen van het Fokkerijbesluit vroeg tijd en uitgebreide consultatie omdat men ervoor geopteerd had van de omzetting gebruik te maken om een coherente Vlaamse regelgeving te maken die de fokkerij van alle ‘voor de landbouw nuttige huisdieren’ integraal organiseert. 467 Het dossier kreeg in Vlaanderen dus een bredere spanwijdte dan de juridische omzetting van de zoötechnische bepalingen uit richtlijn 2008/73/EG. Desondanks, en mede doordat de richtlijnbepalingen eenvoudig konden overgenomen worden uit de richtlijntekst, liep dit proces vlot en konden de eerste adviezen over het ontwerpbesluit gegeven worden in het voorjaar van 2009. Het taalkundige en wetgevingsadvies voor de bijhorende RIA werd in april aangevraagd maar pas aangeleverd begin oktober 2009.468 Intussen ontving het ontwerp-fokkerijbesluit wel reeds een positief advies van de PW ICLB net voor de zomer, en werd een tussentijdse concertatie met de sector belegd in september. SALV en de Raad van State leverden hun advies respectievelijk in november 2009 en januari 2010.469 De Vlaamse Regering keurde het besluit vervolgens definitief goed op 19 maart 2010. Publicatie en notificatie volgden in mei 2010. > 6.9.1.2. Wallonië In tegenstelling tot de Vlaamse aanpak werd de omzetting van richtlijn 2008/73/EG in Wallonië beschouwd als een omzetting ‘pur et simple’ van de richtlijnbepalingen. Hier heeft men niet alle bestaande reglementeringen geconsolideerd en geüpdatet, maar wel een besluit uitgevaardigd welke wijzigingen bracht aan de vier Koninklijke Besluiten in zover deze zoötechnologische materie regelden. Het Waalse project was dus minder omvangrijk, omdat het enkel de administratieve versoepeling inhield voor de publicatie van de informatieve lijsten. De bestaande reglementering werd d.m.v. het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009470 in lijn gebracht met de richtlijnvereisten. 471 Er hebben zich bij deze omzetting geen bijzondere omstandigheden voorgedaan en het dossier heeft geen politieke prioriteit of aandacht verkregen. De administratie wees de minister ook op de technische inhoud en specifieke doelgroep van de wetgeving, en benadrukte dat het ging om een simplificatie van de huidige situatie. Deze materie is bovendien ook absoluut niet emotioneel, het gaat om het publiceren van lijsten. Deze omzetting heeft dan ook geen polemiek of discussie teweeg gebracht. Bij ontvangst van de richtlijn stelde de dossierbeheer - op basis van de verwachte termijnen voor de fases van de wetgevende procedure – een omzettingskalender op.472 Men liep doorheen het proces een tweetal maand vooruit op de planning en kon zo ook de omzettingsmaatregel ׀105 ׀
anderhalve maand voor het verstrijken van de deadline publiceren en notificeren op 19 november 2009.473 > 6.9.2.
Schotland
Richtlijn 2008/73/EG viel onder gedeelde bevoegdheid van de UK en Schotland. De omzetting van deze richtlijn figureert niet in de zesmaandelijkse rapportering van de Schotse regering aan het EERC van het Schots parlement, ondanks het feit dat deze richtlijn wel degelijk (deels) door Schotland werd omgezet en deze binnen de onderzochte periode valt. Allicht is dit doordat de omzetting weinig om handen had omdat de materie door middel van ambulante voorschriften geregeld wordt en de regelgeving dus automatisch aangepast wordt aan nieuwe Europese regelgeving. De omzetting kon dus gebeuren zonder dat hier werkelijk een inspanning voor geleverd diende te worden. Eind september 2009, iets meer dan een jaar na de publicatie van de richtlijn en slechts drie maand voor het aflopen van de omzettingstermijn werd door de ‘transposition and infractions co-ordinator’ van het piloterende UK ‘Department for Environment, Food and Rural Affairs’, een uitnodiging gestuurd tot overleg tussen de UK-lead en de gedevolueerde administraties over de lopende zaken van gemeenschappelijk belang. Hieronder werd ook richtlijn 2008/73/EG vermeld. Doch uit de hierop volgende communicatie blijkt dat men ten tijde zelf en binnen de eigen administratie moeite had om de Schotse activiteiten voor deze omzetting te identificeren. De Europe Division van de Schotse regering stuurde naar aanleiding van de uitnodiging van Defra de vraag rond binnen de Schotse overheid. Uit de antwoorden blijkt dat de omzetting onder de verantwoordelijkheid viel van het Rural Directorate binnen de Animal Health Branch.474 Richtlijn 2008/73/EG amendeert 22 eerdere richtlijnen welke allemaal binnen Schotse competentie vallen, maar wel door verschillende ambtenaren binnen het Rural Directorate werden verzorgd. De omzetting en dus de wijzigingen aan de bestaande Schotse regelgeving gebeurde ‘simpelweg’ doordat de interne regelgeving voorzien is van ambulante bepalingen die ervoor zorgen dat alle wijzigingen aan EU-regelgeving automatisch worden opgenomen. Van alle modificaties die richtlijn 2008/73/EG doorvoert, betreft enkel beschikking 2000/258 een gereserveerde bevoegdheid.475
׀106 ׀
Referenties
455
Respondent 15. Ibid. 457 Respondenten 15, 41. 458 Respondent 15. 459 Ibid. 460 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen -- L’Agence Fédéral pour la Sécurité de la Chaîne Alimentaire 461 Respondent 15. 462 Vier van de vijf richtlijnen gingen om specifieke dierfamilies. Een vijfde richtlijn ging specifiek om de import van rasdieren uit elk van deze families. Deze laatste richtlijn werd omgezet binnen de dierfamilie-specifieke Koninklijke Besluiten die de andere richtlijnen omgezet hadden. 463 Vlaamse overheid (2009) Reguleringsimpactanalyse voor BVR fokkerij, 10 september 2009. Online raadpleegbaar via http://rio.bestuurszaken.be/sites/default/files/ria/VR20090910_DOC1239.pdf, pp.2627. 464 Ibid. 465 Ibid. 466 VLAAMSE OVERHEID - 19 MAART 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie van de fokkerij van voor de landbouw nuttige huisdieren, B.S. 7 mei 2020, pp. 25574-25600. 467 Vlaamse overheid (2009) Reguleringsimpactanalyse voor BVR fokkerij, 10 september 2009. Online raadpleegbaar via http://rio.bestuurszaken.be/sites/default/files/ria/VR20090910_DOC1239.pdf, p.27. 468 Respondent 41. 469 Ibid. 470 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 29 OCTOBRE 2009. - Arrêté du Gouvernement wallon modifiant plusieurs arrêtés dans le domaine zootechnique, B.S.S 16 november 2009, pp. 72363-72364. 471 Respondent 15. 472 Ibid. 473 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 474 Respondent 44. 475 Ibid. 456
׀107 ׀
> 6.10. Richtlijn 2008/90/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (Herschikking) (PB. L. 267 van 8 oktober 2008, pp. 8-22). Omzettingsdeadline: 31 maart 2010. De richtlijn consolideert een aantal eerdere richtlijnen waardoor ze op een aantal updates en kleine aanpassingen na niets fundamenteel nieuws introduceerde. Er werden ook geen nieuwe beperkingen ingevoerd, integendeel zelfs: ze houdt een versoepeling van de bestaande regelgeving en een administratieve simplificatie in. 476 De richtlijn kon in Vlaanderen en Wallonië vlot worden omgezet, er deden zich hierbij geen opvallende ontwikkelingen voor. De –laattijdigeomzetting in Schotland, waar gebruik werd gemaakt van sectie 57(1) van de Schotland Act is enigszins opmerkelijk. De uitvoeringsrichtlijn die in 2014 vervolg gaf aan deze richtlijn belooft echter politiek gewichtiger te zijn, wat haar omzetting allicht complexer zal maken dan die van richtlijn 2008/90/EG die hier besproken wordt. > 6.10.1.
Vlaanderen en Wallonië
Zaaizaden en plantenmengsels is een erg specifiek en technisch materie die tot de exclusieve bevoegdheden van de gewesten behoort. Problemen met bevoegdheidsverdeling komen dan ook niet echt in voor. Elk gewest heeft richtlijn 2008/90/EC separaat voor zichzelf omgezet, zonder interactie. Men heeft de maatregelen niet gecoördineerd of afgestemd. De omzetting werd wel geagendeerd op de PW ICLB maar dat bracht voor dit dossier geen meerwaarde.477 Richtlijn 2008/90/EG en haar omzettingen in de Gewesten waren niet politiek gevoelig en hebben niet tot discussie geleid. Haar uitvoeringsrichtlijn daarentegen zal een heel ander karakter aannemen. Met als doel de harmonisatie van fruitcertificering doorheen de EU zou de Commissie een uitvoeringsrichtlijn opstellen bij richtlijn 2008/90/EG. Deze werd verwacht gepubliceerd te worden in 2012, maar liet op zicht wachten tot oktober 2014478. In afwachting hiervan konden de lidstaten hun certificatie zelf instellen en bilaterale akkoorden sluiten om ze onder
׀108 ׀
elkaar te aanvaarden. Certificering kan echter zorgen voor een commercieel voordeel, dus de impact van deze uitvoeringsrichtlijn (EUcertificeringssysteem) is groter en ligt gevoeliger. De lidstaten hebben tot 31 december 2016 om aan de bepalingen voor registratie uit richtlijn 2014/97/EU te voldoen. “Deze omzetting zal allicht minder snel afgehandeld kunnen worden, niet zozeer omdat de politiek zich meer zou inmengen, maar omdat de richtlijn technisch moeilijker is” .479Dit is een gevolg van de moeizame onderhandelingen en de daar uit volgende compromissen, vaagheid en interpretatieruimte in de richtlijn. Bijgevolg zal de omzetting meer consultatie met onderzoekscentra, operatoren… behoeven om te bepalen welk pad men zal volgen. Het zal voor deze richtlijn des te belangrijker blijken of de omzetter ook bij de onderhandelingen betrokken werd. Men heeft twee jaar de tijd om richtlijn 2014/97/EU om te zetten. Het zal zeker een investering in tijd vragen van de dossierbeheerder, meer dan voor de richtlijn 2008/90/EG.480 > 6.10.1.1. Vlaanderen In Vlaanderen werd richtlijn 2008/90/EG omgezet door middel van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen. 481 In november 2008, twee maand na de publicatie van de richtlijn, werd een inlichtingenfiche opgesteld op het Departement LV. Een eerste overleg over het ontwerp van de omzettingstekst vond plaats op 7 mei 2009. Een RIA werd opgesteld voor het besluit onder discussie en overlegsessies volgden doorheen de zomer. Het wetgevingsproces werd na het zomerreces gelanceerd. Het ontwerpbesluit werd ter advies gelegd en amper vier maand later werd het ondertekend door de regering eind januari 2010. Zes weken later werd het gepubliceerd in het Staatsblad en kort nadien aan de Commissie aangemeld – twee weken voor de omzettingsdatum.482 > 6.10.1.2. Wallonië Omdat het gaat om een richtlijn van de Raad, diende de omzetting te gebeuren door een besluit van de Waalse Regering, anders had men voor deze materie allicht een ministerieel besluit gebruikt. De ontwerptekst voor het besluit 483 werd op enkele dagen door de dossierbeheerder afgewerkt. De richtlijn is erg technisch en specifiek, met een quasi onbestaande marge de manoeuvre. De dossierbeheerder verantwoordelijk voor de omzetting van deze richtlijn was dezelfde persoon die de Waalse regio in de raadswerkgroepen vertegenwoordigde. “Dit maakt de omzetting nadien ook makkelijker, omdat men weet wat er moet gebeuren, wat er in de richtlijnbepalingen staat en hoe deze bepalingen
׀109 ׀
bedoeld zijn. Dit is zeker van belang wanneer de richtlijnbepalingen door het sluiten van compromissen aan kwaliteit en duidelijkheid moesten inboeten”.484 De bepalingen konden bijgevolg bijna letterlijk worden overgenomen uit de richtlijntekst. Daarna werd het ter advies voorgelegd aan de juridische dienst en de bevoegde minister (Ibid.). “Er wordt binnen deze administratie goed gelet op het respecteren van omzettingsdeadlines. Omzettingsdossiers krijgen dan ook prioriteit en op zich worden excuses voor het niet halen van de deadlines ook niet geapprecieerd omdat binnen deze materie een vlotte omzetting zeker mogelijk is. Het is ook aangewezen om de omzetting zo snel mogelijk te beginnen en zo snel mogelijk een voorontwerp uit te schrijven, omdat de rest van het proces soms lang kan aanslepen”.485 De Waalse Regering besprak de ontwerptekst een eerste maal in januari 2009, een kleine vier maand na de publicatie van de richtlijn. De administratie heeft de regering er op gewezen dat er geen nieuwe beperkingen werden ingevoerd maar dat de nieuwe richtlijn net een simplificatie inhoudt. Dit dossier heeft absoluut geen verhoogde politieke aandacht of prioriteit verkregen of discussie teweeg gebracht 486. Ook het advies van de Raad van State was kort en omvatte maar een enkele opmerking, die bovendien voortkwam uit een misverstand. De Raad van State had zich namelijk gebaseerd op de Franstalige versie van de richtlijn, waarin een ambiguïteit stond. De administratie werkt echter met de Engelstalige versie voor de omzetting. « C’est essentiellement lors de l’élaboration de la directive en groupe ad-hoc du conseil que des discussions, essentiellement techniques, ont lieu avec, dans notre cas, les spécialistes du Centre wallon de Recherches Agronomiques ».487 Op 23 april - slechts drie maand na de eerste lezing- werd het besluit ondertekend. Na de goedkeuring vertraagde het proces, met publicatie eind juni en notificatie pas zes maand later (15 december). Dit was echter nog ruim op tijd, zes maand voor de omzettingsdatum. > 6.10.2.
Schotland
Richtlijn 2008/90/EG diende in de nationale orde omgezet te worden tegen eind maart 2010. Gezien de richtlijn een gedevolueerde bevoegdheid betreft, diende ook de Schotse regering voor omzettingsmaatregelen te zorgen. Specifiek Schotse omzettingsmaatregelen zijn er echter tot op heden niet, men is in Schotland nooit aan het ontwikkelen van zulke maatregelen gestart.488 Eind mei 2010 stuurde de Commissie het Verenigd Koninkrijk een ingebrekestelling voor non-communicatie.489 Door het ontbreken van Schotse maatregelen was Schotland ook door deze procedure gevat. Een
׀110 ׀
maand na ontvangst van de ingebrekestelling, in juni 2010, besliste de Schotse Cabinetssecretaris voor ‘Rural affairs and the environment’ dat Schotland afzag van haar omzettingsbevoegdheid en gebruik zou maken van sectie 57(1) van de Scotland Act om aan haar omzettingsverplichtingen te voldoen door middel van Verenigd Koninkrijk-wijde regelgeving. Ook de andere gedevolueerde regio’s namen dezelfde beslissing. “De snelste, eenvoudigste, en minst risicovolle optie” was om nieuwe Verenigd Koninkrijk-wijde regelgeving aan te nemen ter omzetting van de richtlijn. Op deze manier wou men vermijden dat de inbreukprocedure verder zou vorderen.490 Door het gebruik van sectie 57(1) gaf de Schotse administratie de omzetting van richtlijn 2008/90/EG geheel uit handen. Er is dan ook geen verdere kennis binnen de Schotse administratie over het verdere verloop van het omzettingsproces. Vanaf dit moment wordt deze omzetting beschouwd als een aangelegenheid van het Verenigd Koninkrijk. De Britse omzettingsmaatregel werd uiteindelijk 5.5 maand na het verstrijken van de deadline, in midden september 2010, gepubliceerd en genotificeerd aan de Commissie als integrale omzetting.491 Een maand later werd de inbreukprocedure dan ook gesloten zonder verdere stappen.492 Sectie 57(1) van de Scotland Act wordt slechts uitzonderlijk gebruikt, waar bevoegd wordt Schotland verwacht haar omzettingsverplichtingen zelf na te komen. Het feit dat deze richtlijn eerdere richtlijnen consolideert en in wezen een administratieve vereenvoudiging is eerder dan een introductie van nieuwe beperkingen of grote wijzigingen, maakt dat het gebruik van de deze optie politiek aanvaardbaar was in Schotland. Men zou – in het geval van Schotse omzetting – hetzelfde of een zeer gelijkend resultaat bekomen zijn. Bepalende factor in deze beslissing is uiteindelijk de lopende inbreukprocedure voor non-communicatie. De sectie werd hier dus ingezet om een snelle integrale afhandeling van de omzetting te verzekeren.493 De uitvoeringsteksten die de Commissie zou voorzien tegen 2012 daarentegen zijn veel gevoeliger omdat de harmonisatie van fruitcertificering kan leiden tot commerciële voordelen. Er werd dan ook expliciet voorzien dat de Verenigd Koninkrijk-wetgeving slechts tijdelijk zou zijn en zou worden teruggetrokken en herschreven wanneer de uitvoeringsrichtlijn in werking zou treden in september 2012.494 Deze uitvoeringsrichtlijn bleek inderdaad veel gevoeliger en ook moeilijker te onderhandelen op Europees niveau. Ze werd pas in oktober 2014 aangenomen en kreeg effect in november 2014. 495 De omzetting van deze richtlijn dient uiterlijk eind 2016 voltooid te zijn. Tot op heden is de tijdelijke Verenigd Koninkrijk-omzettingsmaatregel voor richtlijn 2008/90/EG nog steeds van kracht, ook in Schotland.496
׀111 ׀
Referenties
476
Respondent 26. Ibid. 478 Uitvoeringsrichtlijn 2014/97/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft de registratie van leveranciers en van rassen en de gemeenschappelijke lijst van rassen, P.B. L. 298, 16 oktober 2014, pp.1621. 479 Respondent 26. 480 Ibid. 481 VLAAMSE OVERHEID - 22 JANUARI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, B.S. 10 maart 2010, pp. 14944-14955. 482 Departement internationaal Vlaanderen (2010b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2010. VR/2010/23.04/MED.0184. 483 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 23 AVRIL 2009. - Arrêté du Gouvernement wallon concernant la commercialisation des matériels de multiplication de plantes fruitières et des plantes fruitières destinées à la production de fruits, B.S. 24 juni 2009, pp. 4343543439. 484 Respondent 26. 485 Ibid. 486 Ibid. 487 Respondent 26. 488 Respondent 44. 489 Zaak 2010/0423, Europese Commissie aan het werk. 490 LOCHHEAD, R. (2010). Letter from the Cabinet Secretary for Rural Affairs and the Environment: Fruit plant marketing Directive, 29 Juni 2010. 491 GBSI, 2010 No. 2079. The Marketing of Fruit Plant Material Regulations 2010, H.M.S.O. 492 Zaak 2010/0423, Europese Commissie aan het werk. 493 LOCHHEAD, R. (2010). Letter from the Cabinet Secretary for Rural Affairs and the Environment: Fruit plant marketing Directive, 29 Juni 2010. 494 Ibid. 495 Uitvoeringsrichtlijn 2014/97/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft de registratie van leveranciers en van rassen en de gemeenschappelijke lijst van rassen, P.B. L. 298, 16 oktober 2014, pp.1621. 496 Respondent 44. 477
׀112 ׀
> 6.11. Richtlijn 2010/60/ tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving Richtlijn 2010/60/EU van de Commissie van 30 augustus 2010 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving (PB. L. van 31 augustus 2010, pp. 10-14). Omzettingsdeadline: 30 november 2011. “Richtlijn 2010/60/EU van de Europese Commissie richt zich specifiek op de ontwikkeling en de ingebruikname van zaaizaadmengsels van inheemse en zelfs regionale oorsprong, met name wanneer deze zaaizaadmengsels gebruikt worden in functie van biodiversiteit en de instandhouding van het natuurlijk milieu (zogenaamde instandhoudingsmengsels)”.497 De richtlijn stelt tevens criteria op waaraan deze mengsels moeten voldoen. Hoewel de richtlijn in alle drie de regio’s omgezet diende te worden, is ze in de praktijk niet van toepassing in Vlaanderen en Wallonië omdat de geviseerde natuurlijke milieus voor instandhouding daar niet voorkomen. De richtlijn werd op Europees niveau opgemaakt met de situatie in bijvoorbeeld Duitsland, maar ook het Verenigd Koninkrijk in het achterhoofd. De omzetting in Schotland liep een vertraging op van 2.5 maand. > 6.11.1.
Vlaanderen en Wallonië
De bevoegdheden voor de omzetting van deze richtlijn zijn duidelijk exclusief regionaal (zaaizaden en plantenmengsels). Er is dan ook geen discussie geweest over de bevoegdheidsverdeling. Omdat er in de titel van de richtlijn gesproken wordt over ‘de natuurlijke omgeving’ (environnement), heeft men in beide gewesten wel juridisch advies moeten inwinnen van het departement Leefmilieu. 498 Eigenlijk is de richtlijn 2010/60/EU onbeduidend in België. De richtlijn moest omgezet worden maar gaat over iets wat in realiteit niet voorkomt in België. De richtlijn is geschreven op het Europees niveau met het oog op het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. De soorten zaden waarvan sprake en de natuurgebieden waar deze zich zouden bevinden (onaangeroerde velden sinds 40 jaar) bestaan namelijk niet op Belgisch grondgebied. Het is dus een puur formele omzetting zonder werkelijke betekenis op Belgisch grondgebied. De meeste richtlijnbepalingen konden daardoor ook letterlijk ׀113 ׀
overgenomen worden (copy out). 499 Op de gebruikelijke opvolging van omzettingsdossiers binnen de PW ICLB na zijn de gewesten niet met elkaar in interactie getreden voor de omzetting van deze richtlijn. Elk gewest heeft afzonderlijk op basis van de richtlijntekst een omzettingsmaatregel uitgewerkt.500 > 6.11.1.1. Vlaanderen De richtlijn werd in de Vlaamse orde omgezet door middel van het Ministerieel besluit van 20 oktober 2011 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving.501 Amper tien dagen na de publicatie van de richtlijn werd een inlichtingenfiche voor de omzetting opgemaakt en doorgestuurd naar het kabinet.502 De ontwerptekst voor het ministerieel besluit werd voorbereid op het Departement LV maar overleg vond ook plaats met de collega’s van LNE in verband met de concrete omzetting van de definities uit de richtlijn in de Vlaamse orde. De vooropgestelde planning voorzag de adviesvragen in juni 2011, maar werd bijgeschaafd en een maand verlaat omwille van intra-Vlaams overleg.503 Drieënhalf maand na de aanvang van de wetgevende procedure keurde de minister het besluit goed en het werd drie weken nadien gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het besluit werd kort hierna tijdig genotificeerd aan de Commissie.504 > 6.11.1.2. Wallonië Richtlijn 2010/60/EU werd in Waalse orde omgezet door middel van het Ministerieel besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving.505 Op een vijftiental dagen kon het voorontwerp geschreven worden. De omzetting was wel technisch maar niet heel gecompliceerd. De omzetting kon ook door gebeuren door copy out van vele richtlijnbepalingen, met enkele kleine aanpassingen om het te laten inpassen in het bestaande kader. 506 Dat de dossierbeheerder ook de raadswerkgroepen had opgevolgd voor de Waalse regio bevorderde deze oefening omdat hij goed op de hoogte was de werkelijke doelstellingen van de richtlijn. In praktijk had de richtlijn echter geen consequenties voor Wallonië, er zou dus ook nooit uitvoering gegeven moeten worden aan de juridische omzetting. « Il s’agit d’une transposition purement formelle dans une matière qui, sur le fond, ne concerne pas la Région wallonne. On ne le mettra pas en application. On l’a transposée, mais en pratique cela n’a aucun effet ».507 Dit benadrukte de administratie ook bij het afleveren van de ontwerptekst aan de minister, waarop het dossier geen politieke ׀114 ׀
aandacht of polemiek teweeg bracht. Vier maand na de agendering van het ontwerpbesluit werd deze definitief goedgekeurd door de Waalse regering eind augustus 2011. Het besluit werd genotificeerd op 25 november, twee maand na haar publicatie en een week voor het verlopen van de omzettingstermijn.508 Door de vermelding van de term ‘natuurlijke omgeving’ was het wel noodzakelijk het departement Leefmilieu te consulteren voor de omzetting van deze landbouwrichtlijn. Dankzij de Waalse fusie van de departementen landbouw en leefmilieu bleef het wel een advies binnen dezelfde administratie. Het advies werd snel gegeven en volgde de lijn die was uitgezet door de dossierbeheerder bij landbouw. De omzetting vroeg verder geen betrokkenheid van het departement leefmilieu. 509 > 6.11.2.
Schotland
Deze richtlijn werd in Schotland omgezet door middel van één SSI, namelijk de Fodder Plant Seed Amendment Regulations 2012.510 Deze maatregel werd genotificeerd op 10 februari 2012, ongeveer 2.5 maand na de omzettingsdeadline.511 Schotland was bijgevolg gevat in de inbreukprocedure voor non-communicatie die werd opgestart tegen het Verenigd Koninkrijk. De ingebrekestelling werd ontvangen op 30 januari, en tien dagen later kon de Schotse maatregel aangemeld worden. Deze maakten de omzetting voor het Verenigd Koninkrijk, en dat vooraleer de antwoordtermijn voor de ingebrekestelling verstreek. De inbreukprocedure werd pas 2.5 maand nadien, eind april, gesloten.512 Het Verenigd Koninkrijk en gedevolueerde administraties hebben elk de richtlijn separaat omgezet in hun interne orde. Schotland was hierbij de laatste entiteit om de omzetting af te ronden. 513 De Schotse administratie voorzag om van de gelegenheid gebruik te maken om een consolidatie door te voeren van haar regulering inzake het in handel brengen van zaden en de omzetting van een aantal andere EUrichtlijnen. Uiteindelijk werd van dit plan afgezien omwille van ontoereikende capaciteit en de prioriteit van enkele andere lopende zaken. Een eventuele consolidatie zou op een later moment nog kunnen plaatsvinden.514 De Fodder Plan Seed Amendment Regulations 2012 werden oorspronkelijk verwacht begin november aan het parlement te worden voorgelegd en op de omzettingsdatum van kracht te worden. De planning werd met 2.5 maand verschoven.515 In tegenstelling tot in het Vlaamse en Waalse Gewest heeft deze richtlijn wel een impact in het Verenigd Koninkrijk en Schotland. De richtlijn werd dan ook op Europees niveau geschreven met oog op (onder andere) het ׀115 ׀
Verenigd Koninkrijk.516 Zaadmengsels voor natuurbehoud en (onder andere) hun commercialisatie, worden al langer gereguleerd in Schotland en natuurontwikkeling wordt er gefinancierd door de Schotse overheid sinds 1994. In 2007 werd de ontwikkeling en het behoud van weilanden een van de prioriteiten van het ruraal beleid. 517 De basis voor de omzetting was aanwezig, gezien de Schotse regulering inzake het in handel brengen van zaaizaden voor natuurbehoud en landbouwgebruik. De richtlijn verruimd het regulatoir bestek tot het in handel brengen van ‘zaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving’. Dit zijn mengelingen van verschillende zaaizaden die ontwikkeld worden om natuurlijke en semi-natuurlijke habitats opnieuw in te voeren.518 “Zaadmengsels voor natuurbehoud zijn van essentieel belang voor het bereiken van de doelstellingen van het Britse Biodiversiteitsactieplan inzake restauratie en herinvoering voor prioritaire graslandhabitats. Ze zijn ook belangrijk voor het omkeren van het verlies aan vogel- en vlindervoedingsgewassen”.519 Desalniettemin werd tot op heden geen enkele aanvraag ingediend onder deze richtlijn.520
Referenties
497
Mergeay, J., Adriaens, T. (2013). Afwegingskader voor het gebruik van bloemenzaadmengsels ten bate van bestuivers en biodiversiteit. Zaadmengsels voor biodiversiteit. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Inbo), p. 19. 498 Respondenten 26, 41. 499 Respondent 26. 500 Ibid. 501 VLAAMSE OVERHEID - LANDBOUW EN VISSERIJ 20 OKTOBER 2011. - Ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving,B.S.S 10 november 2011, pp. 67881-67884. 502 Respondent 41. 503 Ibid. 504 Departement internationaal Vlaanderen (2011j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2011. VR/2011/16.12/MED.0584. 505 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 23 AOUT 2011. — Arrêté ministériel introduisant certaines dérogations pour la commercialisation des mélanges de semences de plantes fourragères destinés à la préservation de l’environnement naturel, B.S. 16 september 2011, pp. 60003-60005. 506 Respondent 26. 507 Ibid. 508 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015.
׀116 ׀
509
Respondent 26. SSI (2012/5). The Fodder Plant Seed (Scotland) Amendment Regulations 2012. HMSO 10 januari 2012. 511 EECR (2012a). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 17.04.12. 512 Zaak 2012/0142, Europese commissie aan het werk. 513 Eurlex, 32010L0060, NUM per lidstaat: Verenigd Koninkrijk. 514 Respondent 47. 515 EECR (2012a). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 17.04.12. 516 Respondent 26. 517 Anonymous (2011). Response to the consultation on the addition of Preservation Mixtures to the Fodder Plant Seed (Scotland) Regulations 2005. 23 rd September 2011. 518 Scottish Government, Carol Scott (2011). Consultation on the addition of Preservation Seed Mixtures to the Fodder Plant Seed (Scotland) Regulations 2005. Online raadpleegbaar via http://www.gov.scot/Publications/2011/07/01135232/1 519 Norton, L.R.; Murphy, J.; Reynolds, B.; Marks, S.; Mackey, E.C. (2009) Countryside Survey: Scotland Results from 2007. NERC/Centre for Ecology & Hydrology, The Scottish Government, Scottish Natural Heritage, 83pp. (CEH Project Number: C03259). 520 Respondent 47. 510
׀117 ׀
> 6.12. Richtlijn 2013/45/EU [tot wijziging van] de botanische benaming van tomaten Uitvoeringsrichtlijn 2013/45/EU van de Commissie van 7 augustus 2013 tot wijziging van de richtlijnen 2002/55/EG en 2008/72/EG van de Raad en van richtlijn 2009/145/EG van de Commissie wat betreft de botanische benaming van tomaten (PB. L. 2013, 8 augustus 2013, pp. 20-21). Omzettingsdeadline: 31 maart 2014. Richtlijn 2013/45/EU amendeert drie eerdere richtlijnen, maar in wezen verandert het slechts iets ‘banaals’, namelijk de Latijnse benaming van tomaten (terug naar een oudere benaming). Toch verliepen de omzettingen niet zonder obstakels. In Wallonië werd de richtlijn bijna te laat omgezet door een verkeerde inschatting van de nodige maatregelen. In Schotland werd de richtlijn twee maand te laat omgezet door een koppeling aan andere dossiers en een gebrek aan administratieve en juridische capaciteit. > 6.12.1.
Vlaanderen en Wallonië
De regionale bevoegdheid voor deze omzetting was meteen duidelijk en onbetwist. Op politiek niveau of in de media ging er ook geen bijzondere aandacht uit naar deze richtlijn. Het gaat hier namelijk om een erg kleine, technische – eigenlijk semantische – aanpassing van de bestaande regelgeving. Deze aanpassing blijft ook zonder grote impact. De omzetting droeg dan ook geen grote werklast in zich en vroeg geen grote administratieve capaciteit.521 > 6.12.1.1. Vlaanderen De richtlijn werd in het Vlaamse Gewest omgezet door middel van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014 tot wijziging van de regelgeving betreffende de groentegewasssen en het groentezaad met betrekking tot de botanische benaming van tomaten522. De omzetting verliep zonder problemen mede dankzij haar techniciteit en de geringe – namelijk puur semantische- impact op de bestaande regelgeving. > 6.12.1.2. Wallonië In de Waalse orde werd de richtlijn omgezet door middel van het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2014 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 november 2010523; en door het ministerieel wijzigingsbesluit van 3 februari 2014 betreffende de botanische benaming ׀118 ׀
van de tomaat524. Ondanks dat het hier gaat om een kleine en erg technische aanpassing zonder economische, sociale of politieke impact, dreigde deze omzetting vertraging op te lopen in Wallonië. “Eigenlijk zou dit een heel makkelijk omzetting moeten geweest zijn. Maar we liepen strop door de vele – soms onnodige – stappen in de procedure en door een negatief advies van de Raad van State”.525 Ter omzetting van richtlijn 2013/45/EU in de Waalse orde dienden twee ministeriële en één regeringsbesluit gewijzigd worden. De dossierbeheerder maakte een ontwerptekst voor een ministerieel besluit om deze wijzigingen door te voeren en stuurde deze naar het kabinet op 7 november 2013. De Raad van State oordeelde echter dat een minister niet de macht had om een regeringsbesluit aan te passen. Het was dus niet mogelijk de integrale omzetting door te voeren aan de hand van een ministerieel besluit. De wijzigingen aan de bestaande ministeriële besluiten kon door middel van het voorgestelde besluit gerealiseerd worden, maar om de omzetting te vervolledigen was dus ook een regeringsbesluit nodig.526 Op het moment dat dit advies gegeven werd, op 14 januari 2014, was men nog maar anderhalve maand verwijderd van de deadline. Ondanks de intuïtieve simpliciteit van de omzetting, kwam haar tijdigheid in het gedrang. « Gelukkig heeft het kabinet erg efficiënt gewerkt op dit regeringsbesluit, welke ze in een enkele lezing hebben goedgekeurd en zonder opnieuw langs de Raad van State te passeren ». 527 De wijziging van het pre-existente regeringsbesluit is in een spoedprocedure behandeld en is slechts enkele dagen voor het verstrijken van de omzettingstermijn gefinaliseerd en op 27 maart 2014, slechts vier dagen voor de deadline aangemeld aan de Commissie. Een maand eerder, op 17 februari, werd wel al een gedeeltelijke omzetting aangemeld, namelijk het ministerieel besluit van 3 februari 2014 welke de wijziging inhield van de twee pre-existente ministeriële besluiten. De opmerking van de Raad van State was terecht: in het te wijzigen regeringsbesluit (betreffende groentegewassen die traditioneel geteeld worden)528 stond namelijk niet dat de minister het kan aanpassen. Dat is omdat dit besluit reeds komt van een eerdere Commissierichtlijn. 529 Normaliter worden Commissierichtlijnen in Wallonië omgezet door middel van ministeriële besluiten, maar dit was hier niet mogelijk omdat er op een ander niveau ook budgettaire afwegingen aan vast hingen. In regel staat in Commissierichtlijnen aangegeven dat de Commissie deze kan wijzigen, wat in de Waalse omzettingsmaatregelen systematisch overgenomen wordt in de bevoegdheid van de minister om het besluit te wijzigen. In de Commissierichtlijn betreffende oude groenten kon de Commissie niets wijzigen. Men heeft bij de omzetting toentertijd niet gedacht dat een minister dit ooit zou (moeten) wijzigen en bijgevolg was
׀119 ׀
de mogelijkheid voorzien.530
tot
modificatie
d.m.v.
ministerieel
besluit
niet
Een bijkomende vertragende factor was dat men voor elke besluit van de Waalse regering advies moet vragen van de Cel Duurzame Ontwikkeling (cellule de développement durable), wat twee weken in beslag nam maar eigenlijk een nutteloze stap in de procedure was. De cel oordeelde dat het ontwerpbesluit niets te maken had met duurzame ontwikkeling. «Dat wisten we natuurlijk wel, dat is ook evident, maar we moeten alle stappen uit de procedure volgen. C’est une absurdité ».531 > 6.12.2.
Schotland
De botanische herclassificatie van de Solanum lycopersicum, of tomaat, betekende eveneens voor Schotland simpelweg een wijziging van de Latijnse naam in de bestaande regelgeving. Het is een ongecompliceerde ‘technische’ – of zelfs semantische- aanpassing, perfect verenigbaar met de interne orde. De richtlijn betreft een gedevolueerde bevoegdheid, waarover geen onduidelijkheden of betwistingen zijn ontstaan, zeker niet gezien de minieme impact van de richtlijn. De gedevolueerde entiteiten en Westminster hebben elk voor hun deel de richtlijn omgezet. Formele of informele contacten tussen de verschillende administraties waren niet nodig door de simpliciteit van de omzetting.532Toch werd de richtlijn pas eind mei 2014 omgezet, negen maand na de publicatie van de richtlijn en twee maand na het verstrijken van de omzettingstermijn.533 De omzetting van richtlijn 2013/45/EU werd in Schotland gelinkt aan de omzetting van uitvoeringsrichtlijn 2012/37/EU inzake zaaizaadgewassen en de handhaving van enkele verordeningen. Deze koppeling heeft geen vertraging veroorzaakt.534 Artikels 1 en 3 van richtlijn 2013/45/EU werden omgezet door middel van een aanpassing aan de 1993 en 2005 Marketing of Vegetable Plant Material Regulations. Deze reglementen werden doorheen de tijd al meer dan vijf maal aangepast. Normaalgezien zou de Schotse regering daarom voor een nieuwe, geconsolideerde versie opteren. Doch voor de omzetting van deze richtlijn heeft men een bijkomend amendement opgesteld. Dit is omdat de Commissie tijdens de omzettingstermijn voor richtlijn 2013/45/EU bezig was met het converteren van een dozijn richtlijnen in de materie tot één verordening. De reglementen inzake commercialisatie van zaden zouden bijgevolg sowieso gewijzigd worden binnen de 3 tot 5 jaar. 535 De sector werd geconsulteerd bij de amenderingen aan de bestaande regelgeving, voornamelijk omwille van de inclusie van uitvoeringsrichtlijn 2012/37/EU. Richtlijn 2013/45/EU zelf heeft namelijk geen impact op de zadenindustrie of andere stakeholders in Schotland. 536 ׀120 ׀
Door haar aard is deze richtlijn geen onderwerp geweest van politieke discussie of dekking in de media. De reglementen werden geamendeerd door middel van de negatieve procedure in het Schots Parlement. Hierbij wordt de wettekst automatisch van kracht, tenzij het parlement deze uitdrukkelijk annuleert door het indienen en stemmen van een motie. 537 Zulke moties tot vernietiging worden slecht zeer uitzonderlijk ingediend. De reden waarom men dan toch de omzettingsdeadline niet heeft kunnen respecteren in Schotland ligt in een gebrek aan administratieve capaciteit. Een tekort aan menselijke resources zowel in de verantwoordelijke administratie als in het juridische departement zorgden voor een initiële vertraging in de omzetting. Deze verschuiving in de omzettingskalender werd meteen opgevolgd door het parlementaire reces, wat de vertraging amplificeerde.538
Referenties
521
Respondent 26. VLAAMSE OVERHEID - 17 JANUARI 2014. Besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014 tot wijziging van de regelgeving betreffende de groentegewasssen en het groentezaad met betrekking tot de botanische benaming van tomaten, B.S. 11 februari 2014, pp. 12091-12093. 523 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 13 MARS 2014. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 18 novembre 2010 introduisant certaines dérogations pour l’admission des variétés de légumes traditionnellement cultivées dans des régions spécifiques ou sans valeur commerciale, ainsi que pour la commercialisation des semences de ces variétés, B.S. 26 maart 2014, pp.23833-23834. 524 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 3 FEVRIER 2014. — Arrêté ministériel modifiant, en ce qui concerne la dénomination botanique de la tomate, l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 février 2006 relatif à la production et à la commercialisation des semences de légumes et des semences de chicorée industrielle, ainsi que l’arrêté du Gouvernement wallon du 5 juillet 2007 relatif à la production et à la commercialisation des plants de légumes et des matériels de multiplication de légumes autres que les semences, B.S. 17 februari 2014, pp. 12941-12941. 525 Respondent 26. 526 Ibid. 527 Ibid. 528 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE – 18 Novembre 2010. Arrêté du Gouvernement wallon introduisant certaines dérogations pour l'admission des variétés de légumes traditionnellement cultivées dans des régions spécifiques ou sans valeur commerciale, ainsi que pour la commercialisation des semences de ces variétés, B.S. 7 december 2010. 522
׀121 ׀
529
Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de handel brengen van zaaizaad van die landrassen en rassen, P.B. L. 312, 27 november 2009, pp.44-54. 530 Respondent 26. 531 Ibid. 532 Respondent 42. 533 EECR (2014b). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 26.06.14. 534 The Scottish Parliament (2013). Rural Affairs, Climate Change and Environment committee. Agenda. 37th Meeting, 2013 (session 4), Wednesday 11 december 2013. RACCE/S4/13/37/A. 535 SSI, (2013/326). The Seed (Scotland) (Miscellaneous Amendments) Regulations 2013. Policy Note. 536 Ibid. 537 Over de werking van deze procedure: Parliamentary Procedure, Guidance on Committees, Article 6 (Delegated Powers and Law Reform). Toegankelijk via http://www.scottish.parliament.uk/parliamentarybusiness/24417.aspx. 538 Respondent 42.
׀122 ׀
Transport Binnen het domein transport onderzoekt deze studie de omzettingsprocessen van vier richtlijnen in Vlaanderen, Wallonië en Schotland. Drie hiervan bleken na voorbereidend onderzoek niet onder Schotse bevoegdheid te vallen. Omdat ze intussen bijzondere situaties bleken bloot te leggen wat Vlaanderen en Wallonië betreft, zijn deze richtlijnen behouden in het onderzoek. De dieptestudie omvat 4 transportrichtlijnen, te weten: 1. 2. 3. 4.
Richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur; Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen; Richtlijn 2010/65/EU betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten; Richtlijn 2012/45/EU tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land.
׀123 ׀
> 6.13. Richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (P.B. L. 29 november 2008, pp. 59-67). Omzettingsdeadline: 19 december 2010 (wettelijk kader) en 19 december 2011 (praktische uitwerking). De doelstelling van deze richtlijn is het verhogen van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersongevallen. De richtlijn voorziet hiervoor vier procedures: 1. Verkeersveiligheidseffectbeoordeling van wegen voor infrastructuurprojecten; 2. Verkeersveiligheidsaudits van wegen voor infrastructuurprojecten; 3. Classificatie van weggedeelten met een hoog aantal verkeersongevallen en van wegennet-verkeersveiligheid; 4. Ongevalsinformatie in ongevalsverslagen. De lidstaten hebben 2 jaar (19 december 10) om het wettelijk kader voor deze procedures te voorzien. Voor de meer praktische uitwerking ervan wordt een termijn gegeven van 3 jaar (19 december 11). Deze richtlijn valt niet onder Schotse bevoegdheid. In Vlaanderen en Wallonië werd ze te laat omgezet, zowel wat betreft het wettelijk kader als de invulling van de procedures. Beide gewesten startten ambitieus maar stootten op problemen om deze waar te maken. Voor Vlaanderen resulteerde dit enkel in relatief korte laattijdigheid, maar in Wallonië ondervindt men momenteel een blokkade waardoor de praktische uitvoering in het gedrang komt. Hoewel ze nauw samenwerkten in het vergaren van expertise, verschillen de omzettingsprocessen duidelijk van elkaar. > 6.13.1.
Vlaanderen en Wallonië
De richtlijnbepalingen vroegen slechts heel beperkte actie van de federale overheid. Op twee eerder minimale punten kon zij instaan voor de omzetting. Echter één van deze punten vroeg geen omzetting omdat het reeds bestond en werd toegepast in België (dodelijke ongevallen), en wat het tweede punt betreft heeft men beslist deze optie niet te voeren in België (mogelijkheid oplegging minimumnormen). In wezen werd de omzetting dus door de gewesten gedragen.539 Een werkdocument van de
׀124 ׀
FOD mobiliteit toont dat men aanvankelijk dacht een samenwerkingsakkoord te moeten opstellen en een werkgroep welke zich moest buigen over de “juiste belijning van de taken en verantwoordelijkheden” tussen de federale staat en de gewesten. 540 De bevoegdheidsverdeling heeft niet geleid tot onenigheid. Een interfederale werkgroep voor de omzetting van deze richtlijn werd opgericht in najaar 2009. Binnen deze werkgroep ging men bepalen wie wat zou doen. De omzetting bleek hoofdzakelijk gewestelijk. Na 2-3 vergaderingen kon de werkgroep opgeheven worden, maar men heeft er bewust voor gekozen dit niet te doen. De gewesten bleven samenkomen in de werkgroep om gezamenlijk kennis en context te verzamelen en een gezamenlijke visie uit te werken.541 Aan deze werkgroep namen ook experts deel van het BIVV 542. De Vlaamse, Waalse, en Brusselse vertegenwoordigers in de omzettingswerkgroep hebben midden 2010 ook meegelopen in ‘Pilot4Safety’. Dit project, gelanceerd door de Europese Commissie, wil richtlijn 2008/96/EG ook toepassen op regionale wegen. Het doel is om good practices te delen en opleidingen en tools voor de kwalificatie van wegveiligheidspersoneel vast te leggen. Dit is gelinkt aan de inspectie- en auditvereisten uit richtlijn 2008/96/EG. Deelname aan dit project zorgde voor nuttige en inhoudelijke input voor de praktische uitwerking van de procedures in Vlaanderen.543 Wat betreft de omzetting van de wettelijke kaders voor de nieuwe veiligheidsprocedures hebben de gewesten samengewerkt. Hun omzettingsmaatregelen voor dit onderdeel van de richtlijn zijn dan ook op elkaar afgestemd (Het Waalse decreet van 22 december 2010, het Vlaamse decreet van 17 juni 2011 en de Brusselse ordonnantie van 19 mei 2011). « Deze maatregelen lijken op elkaar, maar de invulling die er daarna aan gegeven wordt in de besluiten vertonen veel variatie tussen de gewesten. Wat betreft de praktische toepassing van de richtlijn inspireren de gewesten zich duidelijk elders. Het eerste deel van de omzetting (kader) was ook makkelijk, de uitwerking nadien zijn uiteenlopend».544 Voor de omzetting van deze richtlijn heeft men een juridische en een technische werkgroep opgericht. Deze waren niet zwaar bemand maar hebben vanaf het startpunt wel sterk ingezet op de praktische invulling en haalbaarheid van de omzetting. Ook bij de voorbereiding van de omzetting van de wettelijke kaders voor de voorziene procedures is men uitgebreid de mogelijkheden nagegaan.545 Bijvoorbeeld of men de procedures enkel op TEN-netwerk – zoals door de richtlijn vereist – zou toepassen, of ze ook zou uitbreiden naar andere categorieën wegen.
׀125 ׀
Eens voldoende technische, juridische en praktische informatie was ingewonnen, heeft ieder gewest voor zichzelf bepaald hoe ze de procedures in eigen gewest zou invullen. Een echte afstemming van de uiteindelijke omzettingsmaatregelen tussen de regio’s is niet gebeurd, de finale teksten zijn erg divers geworden, maar er blijven een aantal gemeenschappelijke elementen (zoals de nadruk op de maturiteit en ervaring van de auditeurs).De omzettingen zijn dus niet dezelfde, maar men heeft erg nauw samengewerkt om tot de expertise te komen welke een doordachte omzetting mogelijk maakte en zo een echte kapstok kon bieden voor de werking van de procedures in de praktijk. De werkgroep werd opgeheven bij het aanbreken van de omzettingsdeadline, wanneer de knopen doorgehakt dienden te worden.546 > 6.13.1.1. Vlaanderen In Vlaanderen werd richtlijn 2008/96/EG omgezet door middel van een decreet en drie besluiten. Het wettelijke kader voor de procedures werd vastgelegd in het decreet van 17 juni 2011 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur. 547 Meteen na publicatie van dit decreet werd een eerste bijhorende uitvoeringsbesluit 548 welke de richtsnoeren omvatte geagendeerd voor eerste lezing. Deze tekst lag immers al klaar omdat men initieel dacht een geïntegreerde omzetting te kunnen aanbieden van zowel het wettelijk kader als haar praktische uitvoering. De gehele praktische uitwerking van de vier nieuwe procedures werd verzorgd door drie bijhorende uitvoeringsbesluiten, waarvan er twee in het voorjaar van 2012 gepubliceerd werden. 549 Het besluit omtrent de vorming van de auditeurs550 sleepte politiek langer aan en werd uiteindelijk aangenomen op 18 februari 2013. Vlaanderen zette zowel het kader als de praktische invulling te laat om, beide deadlines werden dus gemist (december 2010 en december 2011). Eind januari 2011 werd een inbreukprocedure voor non-communicatie gestart tegen België.551 Deze betrof dus het niet halen van de deadline voor het opstellen van het wettelijk kader voor de nieuwe procedures. Een MROA volgde relatief snel op 20 mei 2011. Hierin verzocht de Commissie België om “uiterlijk op 19 december 2011 nationale richtsnoeren aan te nemen inzake het beheer van de veiligheid van de weginfrastructuur en die uiterlijk op 19 maart 2012 aan de Commissie mee te delen”. 552 Het Vlaamse decreet van 17 juni 2011 553 dat dit wettelijk kader voorziet werd op 7 juli genotificeerd aan de Commissie. De inbreukprocedure werd vervolgens eind januari 2012 afgesloten.554 Op dit ogenblik was de initiële deadline voor de praktische uitwerking met een maand overschreden. De besluiten van de Vlaamse Regering die ter uitwerking van de procedures invulling geven aan het Vlaams decreet van 17 juni 2011 werden ׀126 ׀
aangenomen in april 2012. Ook de deadline voor de nationale richtsnoeren overschreed Vlaanderen dus met een maand. De beleidsruimte die door de richtlijn gelaten werd, lag voornamelijk in de beslissing hoe ver men de streefdoelen in de bijlagen (oorspronkelijk bedoeld door de Commissie als onderdeel van het corpus van de richtlijn) zou nastreven. In praktijk was voor Vlaanderen de beleidsruimte wat betreft de audits begrensd omdat hun maximale nastreving reeds voorzien was in het verkeersveiligheidsplan van 2007. Wat betreft het voorzien van een wettelijk kader voor de vier procedures, volstond een quasi ‘copypaste’ van de procedures in de richtlijn. Sommige van deze procedures waren nieuw voor Vlaanderen. “Hoewel deze in de eerste fase snel en makkelijk zouden kunnen worden overgenomen heeft de opstelling van het decreet lang geduurd omdat men maximaal rekening gehouden heeft met de latere praktische uitwerking”.555 Men heeft in Vlaanderen wel een verregaande invulling gegeven aan de richtlijn door haar bijlagen “als corpus” om te zetten in de uitvoeringsbesluiten. De vrijblijvendheid van de in de richtlijn voorgestelde criteria zijn in Vlaanderen nu bindend. Voor een deel van de omzetting moesten nieuwe systemen in plaats worden gebracht, andere delen bestonden reeds grotendeels in de Vlaamse orde en vroegen enkel opsomming of kleine wijzigingen. Het verhaal van de verkeersveiligheidsaudits daarentegen vroeg een grote inspanning. De beleidsmakers hebben er voor gekozen om sterk en ambitieus in te zetten op dit preventieve luik.556 Wat betreft het inspectieverhaal waren er reeds voldoende voorzieningen aanwezig in de bestaande interne dienstordes om aan de richtlijn te voldoen. Hier moest men dus voor de omzetting enkel een opsomming maken van de bestaande systemen. Het auditverhaal vroeg een intensievere aanpak omdat men de bestaande systemen die veel fijnmaziger waren niet zomaar kon opschalen. Hier is een intensief onderzoek voorafgegaan aan de uitwerking van de richtsnoeren. Zo ook voor de opleiding van deze auditeurs. Het decreet dreigde te stranden doordat het uitdenken en aanbieden van deze opleiding veel voeten in de aarde heeft gehad en veel tijd opslorpte.557 Men heeft er dan voor geopteerd om de vormingen separaat verder uit te werken in het Ministerieel Besluit van 18 februari 2013. 558 De overige bepalingen uit de richtlijn zijn minimum minimorum omgezet in de Vlaamse orde. Er bestonden in Vlaanderen al jaarlijkse rapporten over gevaarlijke punten. De dossierbeheerders hebben deze gealigneerd op het minimum van de richtlijn en zal later verder onderzoeken hoe dit uitgewerkt kan worden. Het was namelijk niet haalbaar om meer gerealiseerd te krijgen binnen de termijn van drie jaar. Men heeft de verwoording van de omzetting wel zo voorzien dat het niet belet dat er meer meegenomen wordt in de verslagen ׀127 ׀
en de ranking.559 Het werd belangrijker geacht om voldoende ambitieus te zijn op het preventieve luik van verkeersveiligheid dan op de evaluatie. Men heeft er dus voor geopteerd om de risicobeheersing voornamelijk in de planningsfase te doen.560 Men heeft zich hoofdzakelijk gericht op het halen van de vooropgestelde doelstelling van de richtlijn eerder dan op het formalistisch voldoen aan de omzettingsverplichting. Er is een grote inspanning geleverd door een klein aantal mensen, en er is uitvoerig onderzoek gevoerd bij het ontwerpen van de omzettingsmaatregelen. Er is een gezamenlijke inspanning geleverd door het departement en door het Agentschap Wegen en Verkeer en ook met de onderwijsinstellingen heeft men nauw samengewerkt voor de praktische uitwerking van de opleidingen tot auditeur. Eens bepaald was welke weg men ging inslaan en hoe men het praktisch in ging vullen, werden juristen ingeschakeld om alles in een juridisch valide tekst te gieten (begin 2011). Op dit punt hadden de omzetters grote expertise en voeling verworven met betrekking tot de regelgeving en de praktijk en waren de teksten inhoudelijk gevormd. De Vlaamse dossierbeheerder volgde bovendien een cursus audit om voldoende de techniciteit van de richtlijn te begrijpen en zodat de richtsnoeren die opgesteld worden als deel van de omzetting ook een ware kapstok kunnen zijn voor de praktijk.561 De omzetting van deze richtlijn kreeg veel politieke aandacht. Er was levendig debat met onder meer parlementaire vragen. Ondanks het feit dat de richtsnoeren (praktische invulling) door middel van besluiten gebeurde heeft men ook deze – op uitdrukkelijke vraag – aan het parlement voorgelegd.562 Op Vlaams niveau was men reeds aan een hervorming bezig welke dezelfde richting uit ging als de richtlijn. Althans, in het Vlaams verkeersveiligheidsplan 2007 stond o.a. de verkeersveiligheidsaudit ingeschreven. Dit plan was politiek prioritair, er was dan ook bijkomend budget voor voorzien. Dit verkeersveiligheidsplan vormt de kapstok voor de politieke prioriteit die gegeven werd aan deze richtlijn, en gaf aanleiding tot heel wat debat. Bijvoorbeeld over of men de toepassing kon doortrekken naar het globale wegennet zonder een dubbel parcours te lopen, of over of men de omzetting moest linken aan de procedure van de milieueffectrapportage. Het ontbreken van een rigoureuze keuze over het al dan niet opentrekken van de omzetting naar wegen buiten het TEN-net heeft het opstellen van de teksten vertraagd. 563 De beleidsmakers hebben er na lang debat voor gekozen om het kader toepasbaar te maken voor andere wegen. De verwoording van de tekst kan een kapstok en inspiratie bieden, maar momenteel zijn de procedures enkel van toepassing op het TEN-netwerk. Aanvankelijk had men namelijk ook voor ogen om zowel het kader als de praktische invulling in één maal ׀128 ׀
om te zetten. Hier is men later (mid-2010) door de tijdsdruk vanaf gestapt.564De dossierbeheerder nuanceert de impact van het Vlaams VKVplan en de politieke aandacht: “Ook zonder deze situatie zou men het hele onderzoek gevoerd moeten hebben, inclusief naar de mogelijke uitbreiding van de procedures naar overige gewestwegen”.565 > 6.13.1.2. Wallonië Richtlijn 2008/96/EG werd in het Waalse Gewest omgezet door twee decreten en een besluit van de Waalse Regering. Het decreet van 22 december 2010566 voorziet het wettelijk kader voor de nieuwe procedures die door de richtlijn worden geïntroduceerd. Vijf weken na het verlopen van de omzettingstermijn, op 26 januari 2011, werd dit decreet aangemeld als integrale notificatie voor het Waals Gewest.567 De dag erna verzond de Commissie een ingebrekestelling voor non-communicatie. Het Waalse Gewest, de enige Belgische entiteit die reeds een aanmelding had doorgevoerd, was alsnog gevat in de procedure. Een MROA volgde relatief snel op 19 mei 2011, waarna een tweede Waals decreet568 inzake het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuren gepubliceerd werd in juli 2011. Deze vervolledigde de incorporatie van de wettelijke kaders voor de procedures in de Waalse orde. Daarna volgde een besluit van de Waalse Regering van 29 september 2011569 dat voorzag in de uitvoering van het decreet van 22 december 2010 wat betreft de opleiding van de auditeurs. De inbreukprocedure kon kort nadien worden afgesloten eind januari 2012 na de notificatie van de Brussels omzettingsmaatregelen. Ondertussen was de omzettingstermijn voor de praktische invulling van de procedures afgelopen. Tot op heden zijn niet alle nodige maatregelen hiertoe genomen, maar heeft de Commissie geen nieuwe inbreukprocedure opgestart. De studies die noodzakelijk waren om de omzetting goed voor te bereiden en om maatregelen te ontwerpen die doeltreffend en praktisch interessant zijn, heeft veel tijd gevraagd. « Verkeersveiligheid is een materie die in het Waals Gewest goed is uitgebouwd, maar de procedures, zoals ze voorzien en begrepen worden in de richtlijn, zijn nieuw. De audits, opleidingen en andere procedures zijn geïntroduceerd door de richtlijn en bestonden voorheen niet, of toch niet in de zin van de richtlijn ».570 Een belangrijke discussie tijdens de voorbereiding van de omzetting ging over het toepassingsbereik van de veiligheidsprocedures. « Inzake verkeersveiligheid stelt het TENT wegennet – waarvoor de richtlijn voorzien is – maar 10% voor van het gehele plaatje. In eerste instantie heeft men zich dus gebogen over de vraag of de procedures niet beter over het globale Waalse wegennet zouden opgelegd worden ».571 Ook in ׀129 ׀
Vlaanderen had deze vraag zich gesteld. Daar is uiteindelijk in de wetgeving de deur opengelaten om het toepassingsgebied te verbreden op een later moment. In Wallonië heeft men deze uitbreiding al concreet uitgewerkt naar het gehele SOFICO572 netwerk, middels het besluit van de Waalse regering van 20 februari 2014. 573 Daarmee gaat de omzettingsregelgeving verder dan wat opgelegd wordt door de richtlijn. De richtsnoeren die de modaliteiten moeten voorzien om deze uitbreiding effectief toepasbaar te maken werden nog niet door de minister ondertekend.574 Enerzijds is de Waalse omzetting van deze richtlijn dus ambitieus, aan de andere kant, is de Waalse omzetting van de richtlijn – op de uitbreiding van het toepassingsgebied na – een minimum minimorum omzetting die zo dicht mogelijk bij de richtlijntekst blijft. Daar komt bij dat de concrete toepassing van de richtlijn nog niet verzekerd is. « De juridische omzetting van de richtlijn is er, maar de richtsnoeren voor haar toepassing ontbreken. Zo is bijvoorbeeld de opleiding van de auditeurs voorzien in het besluit van de Waalse Regering 29 september 2011, maar wacht het ministeriële besluit dat er uitvoering aan moet geven nog steeds op ondertekening».575 Het besluit van de Waalse Regering voorzag een overgangsmaatregel, maar intussen is die afgelopen en is er geen nieuwe maatregel van kracht om de leemte te vullen. De maatregelen worden nog steeds bediscuteerd, de vraag over wie de opleidingen mag geven opdat ze erkend zouden zijn, blijft vooralsnog onbeantwoord. De maatregelen ter toepassing van de audits zelf zijn geredigeerd, maar nog niet ondertekend.576 In het Waalse gewest is men, in tegenstelling tot in Vlaanderen, niet aangevangen met een alomvattend omzettingsproces voor zowel het wettelijk kader voor de procedures als de richtlijnen voor hun uitwerking, maar heeft men beide omzettingsprocessen sequentieel behandeld. Op deze manier kon de eerste Waalse omzettingsmaatregel (het decreet van 22 december 2010) reeds een half jaar voor het Vlaamse decreet aangenomen worden. Het uitwerken van de praktische richtlijnen ter verwezenlijking van de procedures liep echter minder vlot. Momenteel bevindt de Waalse omzetting zich in een blokkade waarvan de oorzaak onduidelijk is. Nochtans ontving dit omzettingsdossier (positieve) politieke aandacht. « Er is debat geweest over de uitbreiding van de procedures naar een breder wegennet met het doel om één piloot te hebben voor de toepassing van de procedures over het hele Waalse wegennet (SOFICO). Dat is een kwestie van coherentie, en ondanks enige discussie en de schrik van sommigen dat de procedure te zwaar zou worden, sprak iedereen zich uiteindelijk uit voor een coherent netwerk».577 Deze discussie kan bovendien niet de oorzaak zijn van de huidige impassen omdat de ׀130 ׀
uitbreiding van de procedures naar een breder wegennet pas na de juridische omzetting van de richtlijnvereisten is doorgevoerd. Het blijft de dossierbeheerders onduidelijk waar en waarom precies de uitvoeringsmaatregelen in een impasse beland zijn. Referenties
539
Respondent 28. Baert, D. (n.d.). Veiligheidsbeheer van egeninfrastructuur op het TERN netwerk, Ing. Dirk Baert – expert Veiligheid Infrastructuur, FOD Mobiliteit en Vervoer, online raadpleegbaar via http://www.abr-bwv.be/sites/default/files/VII.13.pdf. 541 Respondent 28. 542 Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid 543 Respondent 28. 544 Respondent 27. 545 Respondent 28. 546 Respondent 28. 547 Vlaamse Overheid – 17 juni 2011 – decreet betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, B.S. 4 juli 2011. 548 Vlaamse Overheid – 3 februari 2012 - houdende de uitvoering van het decreet van 17 juni 2011 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, BS 19 april 2012, pp. 24364-24374. 549 Vlaamse Overheid – 24 februari 2012 - Ministerieel besluit van 24 februari 2012 houdende uitvoering van artikelen 3, 4, 6 en 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012 houdende de uitvoering van het decreet van 17 juni 2011 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, BS 2 juli 2012. Vlaamse Overheid – 3 februari 2012 - Besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012 houdende de uitvoering van het decreet van 17 juni 2011 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, BS 19 april 2012. 550 Vlaamse Overheid – 18 februari 2013 - Ministerieel besluit van 18 februari 2013 houdende de uitvoering van artikel 11 en 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012 houdende de uitvoering van het decreet van 17 juni 2011 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, BS 11 maart 2013. 551 Zaak 2011/0013, Europese Commissie aan het werk. 552 Europese Commissie (2013). Inbreukenpakket voor juni: voornaamste beslissingen, Press release, Brussel, 20 juni 2013; Online raadpleegbaar via http://europa.eu/rapid/pressrelease_MEMO-13-583_nl.htm 553 Vlaamse Overheid – 17 juni 2011 – decreet betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, B.S. 4 juli 2011. 554 Zaak 2011/0013, Europese Commissie aan het werk. 555 Respondent 28. 556 Ibid. 557 Ibid. 558 Vlaamse Overheid – 18 februari 2013 - Ministerieel besluit van 18 februari 2013 houdende de uitvoering van artikel 11 en 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012 houdende de uitvoering van het decreet van 17 juni 2011 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur, BS 11 maart 2013. 559 Respondent 28. 540
׀131 ׀
560
Ibid. Ibid. Ibid. 563 Ibid. 564 Ibid. 565 Ibid. 566 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 22 DECEMBRE 2010. — Décret relatif à la sécurité routière et portant des dispositions diverses en matière routière et de voies hydrauliques, B.S. 25 januari 2011, pp. 07123-07126. 567 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 568 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE— Décret relatif à la gestion de la sécurité routière de l'infrastructure routière, B.S. 4 juli 2011, pp. 38345-38345. 569 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 29 SEPTEMBRE 2011. – Arrêté du Gouvernement wallon portant la mise en application du décret du 22 décembre 2010 relatif à la sécurité routière et portant des dispositions diverses en matière routière et de voies hydrauliques. MB 10/10/11. 570 Respondent 27. 571 Ibid. 572 Réseau structurant de Wallonie : SOFICO (Société de Financement Complémentaire des infrastructures). 573 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 20 FEVRIER 2014. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 janvier 2012 portant la mise en application du décret du 22 décembre 2010 relatif à la sécurité routière et portant des dispositions diverses en matière routière et de voies hydrauliques, B.S. 12 maart 2014. 574 Respondent 27. 575 Ibid. 576 Ibid. 577 Ibid. 561 562
׀132 ׀
> 6.14. Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. (P.B. L. 120, 15 mei 2009, p.5-12). Omzettingsdeadline: 4 december 2010. Uitstoot van broeikasgassen en verontreiniging als gevolg van vervoer behoren tot de belangrijkste obstakels voor duurzame ontwikkeling. De bevordering en de ontwikkeling van markten voor schonere, slimmer, veiliger en energie-efficiënte voertuigen vertegenwoordigt een van de manieren om de voor 2020 geambieerde vermindering in broeikasgasemissies te realiseren. In die context beoogt deze richtlijn het bevorderen en stimuleren van de marktontwikkeling voor schone en energiezuinige voertuigen. Met betrekking tot overheidsopdrachten voor openbaar vervoer, overheden en sommige andere operatoren, verplicht de richtlijn om de impact van deze voertuigen in termen van energieverbruik, CO2-uitstoot en de uitstoot van andere verontreinigende stoffen in rekening te brengen. De lidstaten moeten erop toezien erop dat bij openbaredienstcontracten rekening gehouden wordt met de milieueffecten van de wegvoertuigen.578 De omzetting van deze richtlijn verliep vlot in Schotland – in tegenstelling tot in de rest van het Verenigd Koninkrijk. De Vlaamse en Waalse omzettingen, die ge-ent zijn op een federale omzettingsmaatregelen werden te laat bij de Commissie aangemeld. Wallonië was hierbij de enige Belgische entiteit die meer dan een maand te laat was en daarbij ook gevat werd in een inbreukprocedure. > 6.14.1.
Vlaanderen en Wallonië
De omzetting van deze richtlijn vroeg niet veel werk in de regio’s omdat de analyse van de bevoegdheden aantoonde dat ze voor maar voor de omzetting van één enkele richtlijnbepaling verantwoordelijk waren. De verdeling van de bevoegdheden was nochtans niet eenvoudig en heeft veel tijd in beslag genomen. “We (de Waalse administratie) waren niet van oordeel dat deze omzetting bevoegdheden van openbare aanbestedingen betrof en gingen dus uit van de federale omzettingsbevoegdheid”.579 Alle drie de regio’s hebben zich dezelfde vraag gesteld waaraan gevolg werd gegeven in een intrafederaal overleg over de bevoegdheidsverdeling. De Commissie voor Openbare Aanbestedingen oordeelde dat de omzetting van deze richtlijn de verantwoordelijkheid was van de Kanselarij van de Eerste Minister omdat ze voornamelijk de openbare markt betreft. Er was wel één ׀133 ׀
richtlijnbepaling die strikt genomen onder regionale bevoegdheid viel, namelijk de promotie van schone en energiezuinige bussen.580 De regio’s moeten garanderen dat bij de aankoopcontracten voor bussen bepaalde energie- en milieustandaarden opgelegd worden.581 Eens de verdeling van de bevoegdheden voor de omzetting was verduidelijkt, was het niet meer nodig om met elkaar in overleg te blijven.582 De richtlijn werd hoofdzakelijk door een federaal Koninklijk Besluit van 20 december 2010 omgezet.583 Dit KB voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn en laat de ruimte aan de regio’s om concrete maatregelen te treffen teneinde schone en energiezuinig wegvoertuigen te promoten in het kader van openbare aanbestedingen. Het werd kleine maand na het verstrijken van de omzettingsdeadline gepubliceerd en aangemeld. > 6.14.1.1. Vlaanderen Het departement MOW heeft in overleg met departement LNE bekeken waar het Vlaamse Gewest maatregelen zou kunnen treffen ter omzetting van de richtlijn, maar Vlaanderen had hiervoor maar weinig bevoegdheden, namelijk met betrekking tot de eigen dienstvoertuigen en met betrekking tot de voertuigen van De Lijn. “Reeds voor de onderhandeling van de richtlijn waren de voertuigen van De Lijn onderworpen aan art. 37 van het Exploitatie- en Tarievenbesluit van 14 mei 2004 dat bepaalt dat men bij een nieuwe aankoop steeds moet opteren voor de voertuigen die voldoen aan de nieuwste ontwikkelingen in verband met aandacht voor milieuvriendelijkheid, verkeersveiligheid en comfort voor de reizigers. Bovendien zijn ook de algemenere bepalingen van het koninklijk besluit van 20 december 2010 van toepassing”.584 De uitvoering van de federale omzettingsmaatregel, en dus de omzetting van de richtlijn werd verzekerd voor Vlaanderen door middel van een omzendbrief. Sinds 2008 bestaat zulke omzendbrief ‘dienstvoertuigen’ “betreffende de verwerving en vervreemding, gebruik en beheer van dienstvoertuigen vormt het sleuteldocument bij het aankopen van duurzame dienstvoertuigen. De omzendbrief ‘Dienstvoertuigen’ legt per voertuigklasse (afstandswagen, middenklasser, stadswagen, …) en per brandstofsoort (benzine, diesel) een minimale eco-score op waaraan de in de offerte voorgestelde voertuigen moeten voldoen”. 585 Omwille van richtlijn 2009/33/EG en het KB van 20 december 2010 werd deze omzendbrief ge-updatet. Het federale KB bepaalt dat “de aanbestedende overheden die onder het toepassingsgebied ervan ressorteren bij het gunnen van overheidsopdrachten rekening moeten houden met de energieen milieueffecten van de voertuigen tijdens hun operationele levensduur. Het KB geeft aan met welke factoren aanbestedende overheden rekening moeten houden en op welke manier ze dat kunnen doen, maar stelt geen minimumdrempels of concrete eisen voorop”.586 De omzendbrief ׀134 ׀
‘Dienstvoertuigen’ van 7 juni 2013587 concretiseert het KB en legt objectieve vereisten op aan nieuw aan te kopen dienstvoertuigen. Hiervoor wordt de ‘Ecoscore’ gebruikt. Deze formule brengt de milieuprestaties van voertuigen in kaart, door rekening te houden met factoren zoals de CO 2uitstoot, de luchtvervuiling (fijn stof, NOx, …) en geluidsoverlast. 588 De Vlaamse ontwerpteksten werden voorbereid in het najaar van 2010. De Vlaamse dossierbeheerders moesten om deze te kunnen finaliseren het advies van de Raad van State op het federale koninklijke besluit afwachten.589 Net na de publicatie van het KB, werd de Vlaamse omzetting aangemeld bij de Commissie op 1 januari 2011. De Omzetting werd dus een maand te laat genotificeerd, maar dit heeft niet geleid tot een inbreukprocedure.590 > 6.14.1.2. Wallonië In Wallonië werd deze richtlijn omgezet door het besluit van de Waalse regering van 14 juli 2011, gepubliceerd en genotificeerd aan de Commissie op 23 augustus.591 Daarmee was de omzetting in Wallonië 7.5 maand na het verstrijken van de omzettingsdeadline afgerond. De Brusselse en federale collega’s hadden hun omzetting respectievelijk midden juni 2009 en eind december 2010 aangemeld.592 Op 27 januari 2011, twee maand na de omzettingsdeadline, stuurde de Europese Commissie een ingebrekestelling voor non-communicatie.593 Op dat moment was het Waalse Gewest de enige entiteit in België die nog geen omzetting had aangemeld. Bovendien was het wetgevende proces voor de Waalse omzettingsmaatregel nog niet gestart. Na het verkrijgen van een verlegde antwoordtermijn, informeerde het Waalse Gewest de Commissie over haar situatie en de voorziene omzettingskalender. Eind november 2011, drie maand na de aanmelding van het Waalse besluit, werd de procedure afgesloten. Verder dan een ingebrekestelling kwam het niet, ondanks het feit dat de richtlijn uiteindelijk 10 maand te laat werd omgezet. De trage start van het Waalse omzettingsproces was te wijten aan een verschillende interpretatie van de bevoegdheden bij ontvangst van het dossier. Door deze discussie is de administratie kostbare tijd verloren. Daarenboven bestond er nog geen gelijkaardige regelgeving voor het Waalse Gewest – in tegenstelling tot het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het ontbreken van bestaande regelgeving zou kunnen verklaren waarom het Waalse Gewest de enige entiteit was die gevat werd in de inbreukprocedure. Het federale en Vlaamse niveau waren weliswaar eveneens laat met hun omzetting, doch minder dan een maand. De omzettingsmaatregelen van de gewestelijke collega’s zijn echter niet opgepikt als voorbeelden voor het Waalse besluit.594 De dossierbeheerder legt uit dat eens het omzettingsproces ׀135 ׀
opgestart was, de nieuwigheid van de regelgeving geen impact heeft gehad en de omzetting vlot verlopen is. Het is dan ook de richtlijn zelf die standaarden oplegt, waardoor er weinig interpretatieruimte is. De Waalse omzetting is zo dicht mogelijk bij de richtlijntekst gebleven. “Deze omzetting vroeg niet veel werk en bracht op zich geen moeilijkheden of discussies. Wat uiteindelijk de omzettingsvertraging veroorzaakt heeft, is de onzekerheid en bevoegdheidsanalyse bij aanvang, waardoor pas relatief laat aan de omzetting is gestart”.595 > 6.14.2.
Schotland
Richtlijn 2009/33/EG werd in het Verenigd Koninkrijk omgezet door vier omzettingsmaatregelen waarvan twee de omzetting verzorgen voor Gibraltar, één voor Schotland, en één voor de rest van het VK. De Cleaner Road Transport Vehicles Regulations van 2011 zetten richtlijn 2009/33/EG om voor Engeland, Wales en Noord-Ierland. De regulations werden gepubliceerd op 19 juli 2011, 7.5 maanden na het verstrijken van de omzettingsdeadline (4 december 2010). Het Verenigd Koninkrijk werd gevat in een inbreukprocedure voor laattijdigheid waarvoor de ingebrekestelling ontvangen werd eind januari 2011, twee maand na de omzettingsdeadline.596 Er was geen eerder bestaande Britse wetgeving over deze materie, maar de belangrijkste oorzaak voor de omzettingsvertraging in Londen was de goedkeuring van de maatregel door het Regulatory Policy Committee (RPC). De RPC vond de motivering voor de berekening van de kosten en baten van deze omzetting, opgenomen in de VK impactanalyse namelijk te onduidelijk. Het Verenigd Koninkrijk had tijdens de onderhandelingen zelf sterk aangestuurd op een flexibele richtlijn die een beduidende beleidsvrijheid liet voor de praktische invulling van de omzetting. De overheid wou verzekeren dat degenen die het beleid nadien moesten toepassen zelf, geval per geval, de afweging konden maken van wat in een specifieke situatie het meest efficiënte middel was om energiezuinige wagens te promoten. Net deze flexibiliteit maakte het moeilijk om in te schatten hoe de verschillende mogelijke pistes voor omzetting van de richtlijn effectief het aankoopgedrag zouden beïnvloeden. 597 In haar antwoord op de ingebrekestelling gaf het Verenigd Koninkrijk aan dat de Cleaner Road Transport Vehicles Regulations in juli 2011 zouden worden voorgelegd aan het parlement.598 Mid-juli werd de maatregel gepubliceerd, maar intussen had de Commissie een MROA verstuurd. Ondanks het feit dat de notificatie van deze regulations de omzetting van de richtlijn integraal maakte voor het Verenigd Koninkrijk, werd de inbreukprocedure – zij het zonder verdere stappen – pas eind november afgesloten.599 Schotland daarentegen, was niet betrokken bij de inbreukprocedure omdat de Schotse regering geen gebruik had gemaakt van sectie 57(1) SA en de ׀136 ׀
richtlijn separaat had omgezet. De Schotse omzettingsmaatregel, de Cleaner Road Transport Vehicles (Scotland) Regulations 2010, werd twee week laat, op 16 December 2010 aangemeld bij de Commissie. De maatregel was echter wel al in werking getreden op 4 december. 600 De richtlijn geeft drie opties ter promotie van energiezuinige voertuigen. De lidstaten moeten erop toezien dat er steeds minstens één van deze opties wordt toegepast. De Schotse omzettingsmaatregel voorziet alle drie de opties en legt de keuze volledig bij de aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten. Naleving kan ofwel door het opleggen van technische specificaties betreffende energieverbruik en milieu-impact, door het toevoegen van lage energie- en milieu-impact als voorwaarden voor het verkrijgen van een contract, ofwel door aankoopgedrag te beïnvloeden via een opname in de aankoopprijs van de operationele levensduurkosten van het energieverbruik en de uitstoot van verontreinigende stoffen en CO2 van een voertuig.601 Begin juli 2010 werd een 12 weken lange consultatieronde gehouden waarbij de belanghebbenden konden aangeven welke optie ze het meest waarschijnlijk zouden gebruiken en opmerkingen konden geven over de duidelijkheid van de richtlijn en het ontwerp SSI. 602
Referenties
579
Respondent 24. Ibid. 581 Art. 3(b), Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. (P.B. L. 120, 15 mei 2009, p.5-12). 582 Respondent 24. 583 SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE - 20 DECEMBRE 2010. Arrêté royal relatif à la promotion de véhicules de transport routier propres et économes en énergie dans le cadre des marchés publics. B.S. 24 december 2010, nr. 2010/21131, pp.: 81836-81844. 584 Vlaamse Gemeenschap, Besluit van de Vlaamse Regering, 14 mei 2004, betreffende de exploitatie en de tarieven van de VVM. B.S. 20 juli 2004, nr. 2004036217, p. 56206.; Respondent 40. 585 Bestuurszaken.be, Overheidsopdrachten: voertuigen, via bestuurszaken.be/voertuigen. 586 Ibid. 587 Vlaamse overheid, omzendbrief (BZ/2013/3), omzendbrief betreffende de verwerving en vervreemding, gebruik en beheer van dienstvoertuigen, van 7 juni 2013. 588 Ibid. 589 Departement internationaal Vlaanderen (2010i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2010. VR/2010/10.12/MED.0602. 580
׀137 ׀
590
Departement internationaal Vlaanderen (2011a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Januari 2011. VR/2011/18.02/MED.0079. 591 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 14 JUILLET 2011. - Arrêté du Gouvernement wallon transposant la Directive 2009/33/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relative à la promotion de véhicules de transport routier propres et économes en énergie, B.S. 15 mei 2009, pp. 5-12. 592 Eurlex, 32009L0033, NUM per lidstaat: België. 593 Zaak 2011/0021, De Europese Commissie aan het werk. 594 Respondent 24. 595 Ibid. 596 Zaak 2011/369, Europese Commissie aan het werk. 597 [7.6.] SSI (2011/1631). The cleaner Road Transport Vehicles Regulations. Explanatory Memorandum. 598 UK Parliament (2011). Merits of Statutory Instruments, Appendix 2: Cleaner Road Transport Vehicles Regulations 2011 (SI 2011/1631), 13 juli 2011. Online raadpleegbaar via http://www.publications.parliament.uk/pa/ld201012/ldselect/ldmerit/186/18605.htm. 599 Zaak 2011/369, De Europese Commissie aan het werk. 600 SSI (2010/390). Cleaner Road Transport Vehicles (Scotland) Regulations 2010, HMSO, Nr. 9780111010877. ; EECR (2011). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 15.11.11. 601 Transport Scotland (2010). Guidance on the implementation of The Cleaner Road Transport Vehicles (Scotland) Regulations 2010 (SSI 2010/390), p. 5. Online raadpleegbaar via http://www.transportscotland.gov.uk/system/files/documents/reports/Cleaner%20Roa d%20Transport%20Vehicle%20Guidance%20-%20web%20formatted%20mod.pdf 602 Scottish Government (2010). Consultation on Directive 2009/33/EC of the European Parliament on the promotion of clean and energy-efficient road transport vehicles, 5 juli 2010. Online raadpleegbaar via http://www.gov.scot/Publications/2010/07/05090032/0.
׀138 ׀
> 6.15. Richtlijn 2010/65/EU betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG, (P.B. L. 29 oktober 2010, pp.1-10). Omzettingsdeadline: 15 mei 2012. Richtlijn 2010/65/EU beoogt vereenvoudiging en harmonisering van de administratieve procedures die van toepassing zijn op het zeevervoer door de algemene invoering van de elektronische overdracht van gegevens en door rationalisering van de meldingsformaliteiten. Hieronder valt ook de aanmelding van afval en residuen. Deze richtlijn valt niet onder de bevoegdheid van Schotland. Tussen Vlaanderen en Wallonië zien we, ondanks intensieve samenwerking, een verschil in omzetting dat het belang van expertise en ervaring met de materie onderstreept. Het politiek, economisch en maatschappelijk belang van deze richtlijn is overigens groter in Vlaanderen dan in Wallonië. In beide gewesten werd de richtlijn te laat omgezet, al was Wallonië – opmerkelijk – niet gevat in de inbreukprocedure. Dit terwijl de omzetting tot op heden niet voltooid is voor het Waalse Gewest. > 6.15.1.
Vlaanderen en Wallonië
Na publicatie van de richtlijn vingen de overheden de gezamenlijke analyse aan van wat er precíes diende te gebeuren. Hierbij ware de omzettingsbevoegdheden tussen de beleidsniveaus duidelijk. In tegenstelling tot wat men intuïtief zou kunnen verwachten zijn ook het Waalse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor de omzetting van maritieme richtlijnen. Dit resulteert uit de erkenning van de autonome haven van Luik en de haven van Brussel als maritieme havens, op basis van hun indirecte verbinding met de Noordzee. « Het blijft een gekke constructie gezien de maritieme zaken een federale bevoegdheid zijn en op zich meer het Vlaamse Gewest treffen ».603
׀139 ׀
De federale overheid richtte een interfederale werkgroep op waarin de drie gewesten, het federale niveau, maar ook andere betrokken actoren zoals havenkapiteins, OVAM, douane, MDK 604, Volksgezondheid… zetelden. Gezien haar ervaring en expertise, treedt het Vlaamse Gewest hier als piloot op. Het overleg ging van start met de analyse van de richtlijn en de screening van de bestaande regelgeving en praktijken. Het werk wordt verdeeld over twee werkgroepen: de ene behandelt de technische aspecten, de andere bereidt het juridisch werk van omzetting voor. Hier overleggen de vele betrokken actoren samen de omzetting en uitvoering van het Single Maritime Window.605 De werkgroepen bekijken dus ook de uitvoering van de richtlijn, en niet zozeer om de omzetting ervan. Men heeft hier gedebatteerd over hoe de verschillende systemen die in plaats waren functioneerden, hoe deze verder gekoppeld konden worden aan het centrale gegevensbeheersysteem, en welke actoren welke informatie moesten aanleveren en konden opvragen via dit systeem. “Wat wel in zekere mate de besprekingen heeft vertraagd is het ontbreken van een duidelijk mandaat bij sommige gesprekspartners in de werkgroep”.606 Men heeft in deze werkgroep de discussie gevoerd of men ieder zijn eigen deel zou omzetten en uitvoeren en wat betreft de elektronische melding iedere entiteit zijn eigen deel zou plaatsen en kunnen inzien op eenzelfde web-portal; of dat men juist zou toewerken naar één centraal systeem waar verschillende partijen andere toegang toe hebben.607 De complexiteit in dit verhaal komt vooral voort uit het grote aantal betrokken actoren. De coördinatie en communicatie liep goed, men is coördinatie ook gewend tussen de meeste actoren die betrokken waren. De mensen kennen elkaar en gaan vlot met elkaar om. Bij de werkgroep voor deze omzetting zaten er echter ook enkele nieuwe actoren aan tafel, zoals bijvoorbeeld de douane en volksgezondheid. Deze waren aanvankelijk iets terughoudender, maar dit heeft het proces niet echt vertraagd.608 De dossierbeheerders geven aan dat de samenwerking binnen deze werkgroepen goed verloopt en dat ook ze ook nu nog actief blijven.609 Helaas betekent deze intensieve samenwerking niet noodzakelijk dat de omzetting in alle gewesten even vlot kan verlopen. > 6.15.1.1. Vlaanderen De juridische omzetting vroeg weinig wijzigingen in Vlaanderen omdat alle bestaande regelgeving en systemen de vereisten uit de richtlijn reeds dekten. Er was dus een zeer sterke overeenkomst tussen de Vlaamse en Europese regelgeving. Dit kwam onder meer voort uit het feit dat men de systemen al aangepast had aan eerdere richtlijnen sinds 2002. De meldingsformaliteiten die de richtlijn oplegt bevatten geen elementen die nog niet vervat waren in de bestaande meldingsformulieren in Vlaanderen. Ten hoogste moesten de
׀140 ׀
formulieren zelf ge-updatet worden, maar dit is administratief eenvoudig en heeft weinig consequenties in de praktijk. Omdat de melding digitaal gebeurt kon men de in door de richtlijn opgestelde template formulieren simpelweg overnemen en zo garanderen dat de vereiste informatie in het juiste format werd ingevuld door de betrokken actoren.610 De formele omzetting an sich vroeg geen hoge capaciteit omdat enkel bestaande regelgeving genotificeerd moest worden. De uitvoering daarentegen vraagt wel mankracht en veel technische en IT-expertise. Er zijn een groot aantal actoren betrokken en dat maakt het proces complex en verhoogt de nood aan coördinatie. Aan mankracht of expertise was in Vlaanderen geen gebrek, integendeel, een grote verscheidenheid aan gespecialiseerde actoren was betrokken bij het overleg. Zij hebben de expertise over hoe het er in wet en in praktijk aan toe gaat in de verschillende betrokken entiteiten. In de werkgroep werd deze sectorale en gedetailleerde kennis bijeengebracht en dit vraagt natuurlijk een goede informatie-uitwisseling en een zekere coördinatiekost. 611 Het centrale elektronische platform (Maritime Single Window) waarin de lidstaten moesten voorzien – uiterlijk 1 juni 2015 – om alle meldingen te beheren bestond reeds in Vlaanderen. Althans, de elektronische melding was reeds mogelijk voor alle schepen, en verplicht voor zeeschepen vooraleer de richtlijn onderhandeld werd. Aan het centrale gegevensbeheersysteem wat reeds bestond, werd ook verder gesleuteld. Dit was een interne evolutie in Vlaanderen, maar dit verfijningsproces komt de doelstellingen van de richtlijn wel ten goede. Dit deel behoort eigenlijk eerder toe tot de uitvoering dan tot de omzetting van de richtlijn. Hier was Vlaanderen wel een voorloper, binnen België maar ook binnen de EU. In Vlaanderen bestond reeds een degelijk ITsysteem dat nog verder werd uitgebouwd en van waaruit koppelingen gemaakt werden naar de systemen van de verschillende niveaus via overeenkomsten (bv. naar de havens, douane, andere gewesten…) op een need-to-know basis. Dit Vlaamse systeem dient bijgevolg als basis, en de andere overheden kunnen erop aansluiten. De uitvoering van de richtlijn, en van het single Maritime Window, is complex omdat men de vele bestaande IT-systemen met uiteenlopende standaarden op elkaar moet aansluiten. Dit is een technisch complex proces waarbij ook de vraag stelt wie welke informatie kan aanleveren en wie wat mag inzien.612 De omzetting van deze richtlijn heeft noch politiek noch mediatiek aandacht getrokken, maar werd wel actief opgevolgd door de publieke en private stakeholders. De dienst scheepsvaartbegeleiding is heel intensief met de omzetting en toepassing van deze richtlijn bezig geweest. Er werden ook mensen specifiek op de verdere ontwikkeling van dit platform (Maritime
׀141 ׀
Single Window) ingezet. “Men wacht binnen deze werkgroep de Europese regelgeving niet af, maar men stelt samen het systeem verder op punt en werkt ook actief mee op het Europees niveau. Vlaanderen is hier een echte voorloper”.613 De dossierbeheerder wijst op het belang van een proactieve houding en van een goede betrokkenheid in het onderhandelingsproces van een richtlijn. Hier moet men kort op de bal spelen. Via een sterke opvolging in deze fase kunnen de omzetters en stakeholders veel beter inschatten wat er zal moeten gebeuren. De administratie kan dan ook vroeger aan de omzetting beginnen en in het beste geval kunnen ze op het moment van publicatie van de richtlijn reeds een ontwerptekst klaar hebben liggen. Het Vlaamse Gewest meldde ter omzetting van deze richtlijn een eerder bestaand decreet uit 2006 en twee bijhorende besluiten van de Vlaamse Regering uit 2007 en 2009 aan.614 Toch werd Vlaanderen gevat in de inbreukprocedure voor laattijdigheid. De Europese Commissie stuurde België op 19 juli 2012, twee maand na het verstrijken van de omzettingsdeadline, een ingebrekestelling.615 Hierin waren zowel het federale niveau als de drie gewesten gevat. Vlaanderen antwoordde dat de notificatie van de omzettingsmaatregelen reeds gebeurd was, en verder dan een ingebrekestelling ging het de procedure niet. “Eigenlijk was de inbreukprocedure zelfs gevolg van een communicatiefout, want de omzetting was in Vlaanderen in principe in orde op het moment van publicatie van de richtlijn omdat de bestaande regelgeving in Vlaanderen volstond om te voldoen aan de richtlijn en enkel aangemeld diende te worden”.616 De Commissie klasseerde de zaak eind november. Naast bijkomende federale omzettingsmaatregelen werden ook nog een Vlaams decreet en een besluit van juli 2012 aangemeld in oktober 2012. 617 Dit maakt de Vlaamse omzetting volledig618, al geeft de dossierbeheerder aan dat “dit niet echt een late omzetting is, maar eerder een melding uit zorg voor volledigheid, omdat de Vlaamse wetgeving intussen was gewijzigd”.619 > 6.15.1.2. Wallonië Tot op heden warden twee Waalse maatregelen aangemeld voor de omzetting van richtlijn 20100/65/EU. Deze zijn echter nog maar een partiële omzetting van de richtlijn. Wallonië was dan ook zonder twijfel nog niet in orde met haar omzetting op het moment dat de Commissie een ingebrekestelling stuurde twee maand na het aflopen van de omzettingstermijn. Toch figureert dit dossier niet in de inbreukprocedures waarmee Wallonië belast is. 620 De inbreukprocedure werd eind november 2013 door de Commissie afgesloten, na de notificatie van de federale omzettingsmaatregelen.621 Dit ondanks het feit dat de Waalse (en Brusselse) omzetting nog niet volledig waren. « Misschien is de Commissie zich bewust van de moeilijkheid voor het Waalse [en Brusselse]
׀142 ׀
Gewest om deze richtlijn om te zetten en toe te passen. De tekst van de richtlijn is nooit omgezet, maar er werden wel twee andere, reeds bestaande, teksten aangemeld die samen al een gedeelte richtlijnvereisten kunnen vervullen».622 Het blijft dus afwachten of België alsnog in een inbreukprocedure zal gevat worden wegens het ontbreken van deze omzettingsmaatregelen. Het is mogelijk dat het recent aflopen van de omzettingstermijn voor de ontwikkeling van het Maritime Single Window (1 juni 2015) hier aanleiding toe zal geven, al is dit, nu zes maand later, nog niet gebeurd. « We [het Waalse Gewest] hebben nog geen wetteksten opgesteld omdat we simpelweg niet weten hoe we deze richtlijn kunnen toepassen en hoe we het Maritime Single Window kunnen doen functioneren ».623 De twee reeds aangemelde maatregelen, namelijk de besluiten van de Waalse regering van 27 februari 2003624 en van 7 juli 2011625, werden aangemeld naar aanleiding van een screening van de bestaande regelgeving die aan de administraties gevraagd werd in de interfederale werkgroep na publicatie van de richtlijn. Richtlijn 2010/65/EU behandelt in feite alles wat de opvolging van scheepsverkeer betreft, en vervat bijgevolg een veelvoud aan verschillende aspecten. De aangemelde Waalse maatregelen zijn dan ook maar een erg partiële omzetting. Het besluit van de Waalse Regering van 7 juli 2011 regelt de opvolging van scheepsverkeer en omvat eigenlijk de omzetting van een andere richtlijn (richtlijn 2009/16/EG626). Gezien zijn onderwerp kan hij wel dienen als een gedeeltelijke toepassing van richtlijn 2010/65/EU met het oog op het Maritime Single Window. Heel wat informatie die volgens deze richtlijn verzameld moet worden, figureerde eerder ook al in richtlijn 2009/16/EG. Maatregelen specifiek voor de omzetting van richtlijn 2010/65/EU of haar toepassing werden nog niet genomen. Toch werd bij de aanmelding van de twee Waalse besluiten, op 24 april 2012, aangegeven dat het een partiële omzetting betrof voor België, maar integraal was voor het Waalse Gewest. 627 Het probleem voor Wallonië voor de omzetting van deze richtlijn ligt in het toepasbaar maken van het Maritime Single Window. “Het gaat hierbij onder andere over informatieformulieren. Maar het is niet zo eenvoudig als het lijkt. We [het Waalse Gewest] proberen nog steeds te antwoorden op de vraag hoe dit gegevensplatform er moet uit zien. Het is niet evident om te bepalen welke gegevens gedeeld zullen worden, wie ze mag verzamelen en wie ze mag inzien”.628 Het veelvoud aan betrokken actoren maakt de zaak extra complex, des te meer omdat ze niet allemaal dezelfde verplichtingen en voorrechten hebben.629
׀143 ׀
Ondanks de intensieve samenwerking met de andere regio’s – en vooral met het Vlaamse Gewest dat veel expertise en ervaring heeft met de materie en gelijkaardige systemen - is het niet mogelijk om de Vlaamse maatregelen over te nemen in Wallonië. “Vlaanderen was vragende partij voor het ontvangen van meer informatie dat wat werd overeengekomen in Wallonië. In Vlaanderen zijn ook andere actoren betrokken en is er aanzienlijk meer verkeer in de havens. De haven van Antwerpen, bijvoorbeeld, zal logischerwijs meer informatie moeten kunnen voorleggen dan die van Luik, en de interacties zullen daar ook meer actoren samenbrengen”.630 In Vlaanderen heeft men de knoop kunnen doorhakken over wie welke informatie vraagt, verzamelt en toekrijgt, maar in Wallonië is de zaak nog niet uitgeklaard en verblijven de dossierbeheerders nog in onzekerheid over wàt er precies opgezet moet worden. Ondanks de omzettingsproblemen ontvangt deze richtlijn in Wallonië nagenoeg geen aandacht van de politiek, de media of zelfs de sector. Maritiem beleid is dan ook duidelijk en begrijpelijk minder van belang in het Waalse dan in het Vlaamse Gewest, zeker in het geval dat de impasse geen aanleiding geeft tot een inbreukprocedure. 631 Referenties
603
Respondent 24. Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust. Respondenten 12, 24. 606 Respondent 12. 607 Ibid. 608 Ibid. 609 Respondenten 12, 24. 610 Respondent 12. 611 Ibid. 612 Ibid. 613 Ibid. 614 VLAAMSE OVERHEID - 16 JUNI 2006. - Decreet betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum, B.S. 26 oktober 2006, pp. 57703-57712 ; VLAAMSE OVERHEID - 26 OKTOBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de begeleiding van de scheepvaart, B.S. 8 november 2007, pp. 56704-56715 ; VLAAMSE OVERHEID - 6 MAART 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de begeleiding van de scheepvaart, B.S. 23 april 2009, pp.32561-32561. 615 Zaak 2012/0248; Europese Commissie aan het werk. 616 Respondent 12. 604 605
׀144 ׀
617
VLAAMSE OVERHEID - 6 JULI 2012. - Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen naar de havens en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum, B.S. 1 augustus 2012, pp. 45509-45513 ; VLAAMSE OVERHEID - 13 JULI 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van verscheidene besluiten bij het Scheepvaartbegeleidingsdecreet, B.S. 1 augustus 2012, pp. 45555-45560. 618 Departement internationaal Vlaanderen (2012h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2012. VR/2012/23.11/MED.0518-1; VR/2012/23.11/MED.0518-2. 619 Respondent 12. 620 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Inbreukprocedures, e-mailcommunicatie van 9 juni 2015. 621 Departement internationaal Vlaanderen (2012h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2012. VR/2012/23.11/MED.0518-1; VR/2012/23.11/MED.0518-2. 622 Respondent 24. 623 Ibid. 624 MINISTERE DE LA REGION WALLONNE — 27 FEVRIER 2003. — Arrêté du Gouvernement wallon relatif aux installations de réception portuaires pour les déchets d’exploitation des navires et les résidus de cargaison, B.S. 13 maart 2003, pp. 12081-12085. 625 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 7 JUILLET 2011. — Arrêté du Gouvernement wallon relatif à la mise en place d’un système communautaire de suivi du trafic des navires et d’information, B.S. 26 juli 2011, pp. 43293-43297. 626 Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole, P.B. L. 131, 28 mei 2009, pp. 57-100. 627 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, e-mailcommunicatie van 12 juni 2015. 628 Respondent 24. 629 Ibid. 630 Ibid. 631 Ibid.
׀145 ׀
> 6.16. Richtlijn 2012/45/EU tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land Richtlijn 2012/45/EU van de Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (P.B. L. van 4 december 2012, 332, pp. 18-19). Omzettingsdeadline: 30 juni 2013. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg wordt in Europa geregeld door drie internationale overeenkomsten betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR), over spoorwegen (RID) en over binnenwateren (ADN). De Europese richtlijnen inzake vervoer van gevaarlijke goederen bevatten inhoudelijk geen bepalingen maar verwijzen naar deze verdragen en maken deze zo afdwingbaar bij de lidstaten. Richtlijn 94/55/EG en richtlijn 96/49/EG stellen uniforme regels in voor respectievelijk het weg- en spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen. Het internationale verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren werd in 2000 opgesteld en ondertekend. Met oog op het instellen van één gemeenschappelijke regeling betreffende gevaarlijke goederen, incorporeerde de Unie in 2008 beide aspecten in één richtlijn, en voegde daar een derde aspect – de binnenwateren - aan toe. Richtlijn 2008/68/EG is bijgevolg van toepassing op het transport van gevaarlijke goederen over de weg, het spoor en de binnenwateren binnen of tussen de lidstaten, met inbegrip van laden en lossen, oponthoud en de overbrenging van de goederen naar een andere vervoersmodaliteit. 632 Via deze richtlijnen, en de update richtlijnen 2010/61/EU633 (ADR 2011) en 2012/45/EU (ADR 2013), zorgt de EU voor de harmonisering van het vervoer van gevaarlijke goederen over land (weg, spoor en binnenwateren) binnen de Unie. Het doel is te voorzien in een geharmoniseerd systeem voor het voorkomen of beperken van ongelukken tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen door het verzekeren van de juiste naleving van de internationale normen. Om de twee jaar wordt de internationale ADR-verdragen ge-updatet. De EU volgt door naar deze updates te verwijzen in nieuwe richtlijnen. Elementen waar de EU-richtlijnen hebben hier steeds een omzettingstermijn van zes maanden.
׀146 ׀
Deze richtlijn valt niet onder Schotse bevoegdheid. De omzettingsprocessen in Vlaanderen en Wallonië brengen een complexe bevoegdheidsverdeling en zowel positieve als negatieve gevolgen van de zesde staatshervorming voor de regeling van deze materie aan het licht. In beide gewesten werd deze richtlijn te laat omgezet. > 6.16.1.
Vlaanderen en Wallonië
Bij de omzetting van de voorgaande regelgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen (2008/68/EG), liep België vertraging op. Richtlijn 2008/68/EG diende omgezet te worden uiterlijk 30 juni 2009, maar werd in pas 2.5 jaar later omgezet in Wallonië, 3.5 jaar te laat in Vlaanderen en pas bij de volgende verdragswijziging voor Brussel. 634 Ook de eerste aanpassing, richtlijn 2010/61/EU, werd in alle drie de gewesten te laat omgezet. Deze aanpassing van de regelgeving aan de ge-updatete internationale verdragen diende uiterlijk 30 juni 2011 omgezet te worden, maar dit werd pas gerealiseerd in Wallonië in februari 2012 en voor Vlaanderen in eind januari 2013.635 De omzetting van richtlijn 2010/61/EU werd in Vlaanderen zoveel mogelijk geïntegreerd in de nog lopende omzetting van richtlijn 2008/68/EG.636 De Commissie startte een inbreukprocedure voor laattijdigheid drie weken na het verstrijken van de ADR 2011 omzettingsdeadline, welke vorderde tot een dagvaarding. Na de aanmelding van de Waalse omzettingsmaatregelen, was het Waals Gewest niet meer in de inbreukprocedure gevat na het antwoord op de ingebrekestelling. 637 Voor Vlaanderen (en het Brussels hoofdstedelijk Gewest) kon de inbreukprocedure nog niet worden geklasseerd. Op het moment van dagvaarding in maart 2013 moment was de Vlaamse omzetting voltooid, de Brusselse maatregel volgde in juni. Eind september trok de Commissie zich terug uit de procedure voordat de zaak voorkwam bij het Hof.638 Terwijl deze inbreukprocedure liep, diende die nieuwe aanpassing, richtlijn 2012/45/EU omgezet te worden. Het grootste deel van de richtlijn is in feite een duplicaat van een voorgaande richtlijn uit 2008, namelijk richtlijn 2008/68/EG (ADR 2010). Deze werd destijds grotendeels door de federale overheid omgezet middels een koninklijk besluit waarna de overige bepalingen door de gewesten werden getransponeerd.639 De ADR-richtlijn is eigenlijk een overname van een internationaal verdrag dat tweejaarlijks wordt ge-updatet. De Commissie neemt dit verdrag integraal over als bijlage in de ADR-richtlijnen om via deze weg het verdrag bindend te maken voor de lidstaten van de EU. Omdat het verdrag elke twee jaar een update krijgt, verschijnt ook tweejaarlijks een ADR-richtlijn van de Europese Commissie. Deze richtlijnen tellen maar een
׀147 ׀
paar bepalingen, maar het gaat bij de omzetting om de uitgebreide en gedetailleerde bijlagen. Het gehele ADR-verdrag wordt aan de richtlijn gekoppeld, en deze tekst beslaat een 1000-tal pagina’s. Periodiek herhaalt de oefening zich om de wijzigingen in deze bijlagen om te zetten. Daarvoor moet de dossierbeheerder controleren of de gewesten bevoegd zijn voor de geamendeerde bepalingen uit het ADR-verdrag en dus welke bepalingen gewestelijke omzetting vragen.640 Richtlijn 2012/45/EU vroeg niet veel gewestelijke omzetting. Het Waalse Gewest zet hierbij simpelweg om wat de federale overheid niet omzet. De gewestelijke bevoegdheden inzake ADR waren vrij beperkt: de gewesten waren enkel bevoegd voor het laden en lossen van goederen, terwijl de federale overheid alle bevoegdheden had in verband met het transport ervan. In de praktijk is de opdeling van de bevoegdheden niet zo evident. Sinds de bevoegdheidstransfer van juli 2014 zijn de gewesten ook bevoegd geworden voor het vervoer van gevaarlijke goederen en alles wat dat met zich meebrengt. Tot voor de zesde staatshervorming betroffen de meeste wijzigingen aan het ADR-verdrag – en dus de meeste bepalingen die omgezet moesten worden – federale bevoegdheden. De meest recente ADR-richtlijn (ADR-2015641) daarentegen, zal volgens deze nieuwe bevoegdheidsverdeling moeten worden omgezet en vraagt dus een grotere omzettingsinspanning van de gewesten. De bevoegdheidsverdeling in dit dossier is erg complex. Men zit met de verschillende niveaus samen om concordantietabellen op te stellen, maar het juridisch en praktisch identificeren van de scheidingslijnen is geen eenvoudige opgave.642 Om de omzetting van richtlijn 2012/45/EU te bespreken, kwamen de regionale en federale overheden samen in reeds bestaande werkgroepen waarin ze ook de voorgaande ADR-richtlijnen hadden overlegd. Binnen deze interfederale werkgroepen hadden de gewesten en het federale niveau ten tijde van de originele ADR-richtlijn (2008/68/EG) de bevoegdheidsverdeling reeds uitgespit. De initiële verdeling van de bevoegdheden vroeg een gedegen analyse en had veel voeten in de grond. De oefening die voor de geactualiseerde richtlijnen moet gebeuren is veel minder ingewikkeld omdat de basis er al ligt.643 De bevoegdheidsverdeling tussen de beleidsniveaus is ingeschreven in een tabel die ten tijde van de originele ADR-richtlijn werd uitgewerkt op basis van een analyse van het enorme ADR-verdrag. Het grote puzzelwerk is dus reeds gebeurd, zij het niet zonder discussie. De Vlaamse overheid stelde de bevoegdheidsverdeling in vraag en meende dat niet alle gewestelijke bevoegdheden als zodanig werden genoteerd in de tabel, maar uiteindelijk konden alle partijen tot een akkoord komen over de verdeling. De tabel wordt nog steeds als basis bij elke ADR-richtlijn gebruikt. In praktijk is het
׀148 ׀
onderscheid en de afstemming niet evident. “Teneinde onvolledigheid te voorkomen, werden bij de omzetting van richtlijn 2008/68/EG dan ook enkele bepalingen ‘dubbel’ omgezet waar onduidelijkheid bleef bestaan over de exacte bevoegdheidsverdeling. Dezelfde problematiek herhaalde zich met betrekking tot richtlijn 2012/45/EU en kan verwacht worden zich te herhalen bij elke wijziging aan het ADR-verdrag”.644 Ter omzetting van richtlijn 2012/45/EU heeft eerst de federale overheid een totaalpakket van het ADR omgezet, waarna de gewesten deze tekst hebben doorspit om na te gaan of hun bevoegdheden nergens werden geschonden door de basistekst van het ADR-verdrag met het federale ontwerp te vergelijken.645 In de praktijk baseren de dossierbeheerders zich op wat hun overheid eerder reeds heeft omgezet. De coördinatie tussen de verschillende regio’s en bestuurslagen verliep moeizaam. Dit blijkt voornamelijk te wijten aan de complexiteit van het dossier en de enge verwevenheid van de bevoegdheden. Er werden wel ad hoc werkgroepen opgericht tussen collega’s. De omzettingen op de verschillende niveaus beogen en behalen uiteindelijk wel hetzelfde resultaat, maar men is wel elk zijn eigen weg gevolgd. Men werkt momenteel aan een samenwerkingsakkoord om structureel overleg over ADN te verzekeren. Tot nu toe was dit enkel verplicht voor vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, maar slechts op vrijwillige basis wat vervoer over de binnenwateren betreft.646 De bevoegdheidsoverdracht houdt zonder twijfel een vereenvoudiging in voor de volgende ADN-rondes, maar heeft de omzetting van ‘ADN 2013’ (richtlijn 2012/45/EU) bemoeilijkt doordat de regionalisering, doch na de omzettingstermijn, middenin het omzettingsproces plaatsvond. De Vlaamse dossierbeheerder heeft aan dat de vereenvoudiging in bevoegdheidsverdeling sinds de zesde staatshervorming bij de omzetting van richtlijn 2012/45/EU echter ook coördinatie- of samenwerkingsproblemen met zich mee bracht: “Sinds de regionalisering van de bevoegdheden loopt de samenwerking met het federale niveau stroef. Het is niet langer hun zaak”.647 Ook de Waalse respondent wijst hierop: “Een bijkomende moeilijkheid bij de omzetting van richtlijn 2012/45/EU was dat de interfederale werkgroep op een bepaald moment niet meer bijeen kwam, of dat het Waalse Gewest er niet meer heen ging – voor welke reden dan ook – en dat het Waalse Gewest bijgevolg de draad van de richtlijn wat was kwijtgeraakt”.648 Bij de omzetting van deze richtlijn is “eigenlijk –te- weinig samenwerking en interactie geweest tussen het federale niveau en de regio’s. Er zijn wel ontmoetingen en uitwisselingen geweest, maar niet in verhouding tot de werkingssfeer van de richtlijn en tot wat eigenlijk mogelijk was”.649
׀149 ׀
De wijzigingen aan het ADR-verdrag zullen in de praktijk grote gevolgen hebben, hoewel de omzettingsmaatregelen tekstueel niet veel aanpassingen omvatten. Deze praktische consequenties benadrukken het belang van vooruitziendheid en uitvoerig overleg in de voorbereidingsfase van de omzettingsmaatregelen, legt de Vaamse dossierbeheerder uit: “Zo is bijvoorbeeld de controlefiche aangepast. Deze is nu uitvoeriger, technischer en moeilijker. Juridisch is dit geen ingewikkelde aanpassing, maar de impact in de praktijk is aanzienlijk. Bovendien is er voor de handhaving van de bepalingen is in Vlaanderen slechts één expert inspecteur welke voorheen de inspecties uitvoerde voor het federale niveau. Hij voert de controles uit door middel van steekproeven op de binnenschepen. Tot nu toe zijn er in Wallonië en Brussels zelfs geen inspecteurs toegewezen”.650 > 6.16.1.1. Vlaanderen Meteen na de publicatie van de richtlijn heeft men in Vlaanderen (doorheen december 2012 en januari 2013) een screening uitgevoerd van welke artikels men in het Vlaamse uitvoeringsbesluit ter omzetting van ADR 2011651 zou moeten aanpassen. Uiteindelijk hield het Vlaams uitvoeringsbesluit een tweetal inhoudelijke wijzigingen in. Hierbij beoogde men een maximale afstemming tussen de federale en de Vlaamse teksten ter omzetting van richtlijn 2012/45/EU. Ontwerpteksten konden worden opgesteld tegen juni 2013, de finalisatie liet echter op zich wachten. De omzettingsmaatregelen werden pas in de vroege zomer van 2014 definitief afgerond en goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Uiteindelijk werd het uitvoeringsbesluit in september gepubliceerd in midden oktober aan de Europese Commissie genotificeerd. Op dit ogenblik had de Commissie reeds een inbreukprocedure voor non-communicatie gestart.652 Ondanks de hoge techniciteit van het dossier heeft de minister ‘aan de kar getrokken’. De politieke instellingen werden regelmatig gebriefd en de samenwerking met het kabinet is vlot verlopen. Ook de sectoren werden op de hoogte gehouden van ontwikkelingen in de omzetting. Een ware consultatie met de sector heeft voor de omzetting van deze richtlijn niet plaatsgevonden omdat deze actoren tijdens de onderhandeling van het ADNverdrag zelf hun input hebben kunnen leveren.653 De techniciteit van het dossier zorgde wel voor uitdagingen wat de expertise van de dossierbeheerders betreft. Voor de voorgaande richtlijnen inzake vervoer gevaarlijke goederen was de dossierbeheerder een expert in ADN en binnenvaart. Momenteel is er geen expert meer aanwezig binnen het departement met een integrale kennis en overzicht, maar werken een viertal mensen rond het dossier. Dit is enerzijds weinig capaciteit voor een complex
׀150 ׀
dossier, anderzijds vraagt dit meer coördinatiekost binnen MOW. Door verloop van personeel en expertise zijn nu meerdere personen belast met het dossier. Zij zijn niet voltijds met deze materie bezig, maar nemen het dossier erbij, bovenop hun lopende dossiers. Gezien de complexiteit van het dossier, blijft het belangrijk om een overzicht te behouden en alle informatie op een centraal punt samen te brengen. Dit blijkt in de praktijk niet zo eenvoudig. Onder meer door personeelsverloop is het moeilijk een overzicht te behouden en de capaciteit –in mensen en middelen – lijkt onvoldoende om het dossier in zijn geheel te doorgronden. ADR blijkt dan ook een erg lastig dossier omdat de technische expertise over de verschillende onderdelen en details verspreid zijn over verschillende afdelingen en agentschappen. Gezien de hoge techniciteit van de materie is deze expertise echter cruciaal voor een goede, praktisch haalbare en efficiënte omzetting. De omzetting gaat verder dan het omzetten van de richtlijn an sich. In kern gaat het om de omzetting van de bijlagen, het ADR-verdrag in het bijzonder. Dit kan men niet zomaar doen zonder alle –detaillistische- discussies gevoerd te hebben met alle partijen, inclusief aandacht voor bijvoorbeeld klantvriendelijkheid en handhaafbaarheid.654 De Vlaamse dossierbeheerder wijst nog op twee bijkomende specificiteiten die de vertraging in het Vlaamse omzettingsproces mee kunnen verklaren. Hierbij wijst de respondent erop dat de hoofdzaak voor Vlaanderen hier eerder het juist dan het tijdig omzetten is. Ten eerste, kunnen de ADRverdragen niet worden omgezet in Vlaanderen door middel van ambulante bepalingen. De omzendbrief wetgevingstechniek voorziet namelijk dat de beleidsmakers alle bepalingen in tekst moeten omzetten om goede regelgeving op te stellen.655 Dit in contract met het federale niveau waar de dossierbeheerders in hun omzettingsmaatregel eenvoudigweg kunnen verwijzen naar de integrale ADR-tekst.656 Ten tweede wordt de tekst van het ADR-verdrag enkel in het Engels en in het Frans opgemaakt. Een Nederlandse vertaling kan aangevraagd worden bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, maar de verwerking van deze aanvraag duurt makkelijk vier maanden. Uit praktische overwegingen wacht men in de praktijk de omzetting in Nederland af. De dossierbeheerders zijn voorzichtig met eigen vertalingen omdat deze foutieve interpretaties of nuances zouden kunnen bevatten en de technische en juridische kwaliteit van de omzetting teniet kunnen doen. Gezien Nederland sowieso een vertaling aanvraagt, wacht de Vlaamse administratie de Nederlandse omzetting af om op deze manier een Nederlandstalige juridisch bindende tekst te hebben als voorbeeld. Het is pas op dit moment dat de Nederlandse vertaling ook officieel aan Vlaanderen wordt doorgegeven, informeel kan dit wel al in een vroeger stadium gedeeld worden. 657
׀151 ׀
Vlaanderen werd gevat in de inbreukprocedure voor laattijdigheid. Wat betreft richtlijn 2012/45/EU werd een ingebrekestelling ontvangen in juli 2013, een kleine maand na het verstrijken van de omzettingsdeadline. Een antwoord werd pas in januari 2014 verzonden. Hierin gaf men aan dat men aan dat men voortgang maakte in de omzetting en deelde men ook de tijdslijn mee voor het verdere verloop van de omzetting. Op dit punt moest het besluit naar de Raad van State vertrekken. 658 Het MROA dat ontvangen werd in april 2014 werd beantwoord na de definitieve goedkeuring van het decreet in juli 2014. Hierbij werd meegedeeld dat de omzettingsmaatregel klaar was, en dat publicatie (en notificatie) zo snel mogelijk zouden gebeuren. Notificatie vond plaats in oktober, en de inbreukprocedure werd een maand later door de Commissie geklasseerd.659 > 6.16.1.2. Wallonië Ook in Wallonië is men na de publicatie van de richtlijn aangevangen met een screening van de bestaande regelgeving en de nodige wijzigingen. “De administratie scant de wijzigingen aan het ADR-verdrag in het licht van welke bepalingen eerder gewestelijk werden omgezet en gaan zo na wat en waar ze een amendement dienen om te zetten of niet. Als een wijziging in het ADRverdrag handelt over een bepaling die gewestelijk werd ingevuld bij omzetting van richtlijn 2008/68/EG dan zet de regio ze ook nu om, anders niet.”.660 Toch blijft het voor de dossierbeheerders moeilijk om te weten welke bepalingen ze nu precies moeten omzetten omdat de ADR-tekst heel samenhangend geschreven is, waardoor de verschillende bevoegdheden met elkaar verweven geraken en het moeilijk is de artikels los van elkaar te beschouwen. Eens de dossierbeheerders weten wàt ze moeten omzetten, begint het uitdenken van maatregelen waarmee dit gerealiseerd kan worden en hoe ze toepasbaar te maken.661 De Waalse respondent geeft hierbij aan dat er in Wallonië niet veel aanpassingen doorgevoerd moesten worden, maar dat deze opdracht desalniettemin arbeidsintensief is en veel tijd vraagt. Daarenboven kon –en moest – meer ingezet worden op communicatie tussen gewesten en beleidsniveaus.662 Richtlijn 2012/45/EG betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen werd omgezet in het Waals Gewest door het besluit van de Waalse regering van 28 november 2013.663 Dit besluit wijzigt het besluit van de Waalse regering van 2 februari 2012 dat werd opgesteld ter omzetting van de voorgaande ADRrichtlijn (ADR 2011).664 Een maand na het verstrijken van de omzettingstermijn, op 24 juli 2013, stuurde de Commissie een aanmaning voor non-communicatie. Op dit moment had nog geen enkele Belgische entiteit haar omzettingsmaatregelen aangemeld.
׀152 ׀
Het Waalse Gewest was de eerste Belgische overheid die haar omzetting van richtlijn 2012/45/EU finaliseerde. Het besluit werd op 10 december gepubliceerd en de dag erna aangemeld bij de Commissie. De federale overheid en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volgden respectievelijk eind januari en begin april 2014.665 Midden april werd een MROA ontvangen, deze betrof enkel nog het ontbreken van de Vlaamse omzettingsmaatregelen. De procedure werd eind november afgesloten, anderhalve maand na de notificatie van de Vlaamse omzetting en ongeveer anderhalf jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn.666
Referenties
632
Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, P.B. L van 30 september 2008, 260, pp. 13-59. 633 Richtlijn 2010/61/EU van de Commissie van 2 september 2010 tot eerste aanpassing van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, P.B. L. van 3 september 2010, 233, pp. 27-28. 634 Eurlex, 32008L0068, NUM per lidstaat: België. 635 Eurlex, 32010L0061, NUM per lidstaat: België. 636 Respondent 35. 637 Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Inbreukprocedures, e-mailcommunicatie van 9 juni 2015. 638 Zaak 2011/0683; Europese Commissie aan het werk; Eurlex, 32008L0068, NUM per lidstaat: België. 639 Eurlex, 32008L0068, NUM per lidstaat: België. 640 Respondenten 24, 35. 641 2014/103/EG richtlijn van de Commissie van 21 November 2014 voor de derde aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen naar Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen. 642 Respondent 35. 643 Respondent 24. 644 Respondent 35. 645 Respondenten 24, 35. 646 Respondent 35. 647 Ibid. 648 Respondent 24. 649 Ibid. 650 Respondent 35. 651 VLAAMSE OVERHEID - 14 DECEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, B.S. van 30 januari 2013, pp. 04743-04777.
׀153 ׀
652
Departement internationaal Vlaanderen. Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Rapporteringen van december 2012 t.e.m. september 2014. 653 Respondent 35. 654 Ibid. 655 Vlaamse regering, Omzendbrief, VR/2014/4, omzendbrief betreffende de wetgevingstechniek. Kabinet van de minister-president, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid; Aan alle personeelsleden van de Vlaamse Overheid, 6 mei 2014. 656 Respondent 35. 657 Ibid. 658 Departement internationaal Vlaanderen (2014a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Januari-Februari 2014. VR/2014/21.03/MED.0133-1; VR/2014/21.03/MED.0133-2. 659 Departement internationaal Vlaanderen. Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Rapporteringen van december 2012 t.e.m. september 2014; Zaak 2013/0258; Europese Commissie aan het werk. 660 Respondent 24. 661 Ibid. 662 Ibid. 663 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE - 28 NOVEMBRE 2013. - Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 février 2012 relatif au transport intérieur de marchandises dangereuses par voie navigable, B.S. van 10 december 2013, pp.9801098013. 664 SERVICE PUBLIC DE WALLONIE — 2 FEVRIER 2012. — Arrêté du Gouvernement wallon relatif au transport intérieur de marchandises dangereuses par voie navigable, B.S. van 23 februari 2012, pp. 12509-12519. 665 Eurlex, 32012l0045, NUM per lidstaat: België. 666 Zaak 2013/0258; Europese Commissie aan het werk.
׀154 ׀
7. Conclusies en aanbevelingen Dit rapport bekeek hoe Vlaanderen, Wallonië en Schotland EU-richtlijnen omzetten in hun interne regelgeving. Het belichtte daarbij de procedures die hiervoor gevolgd worden, maar ook de actuele omzettingsprestaties van de drie regio’s. Hiervoor werden voor het eerst regionale interne markt scoreborden opgesteld met betrekking tot de tijdige en conforme omzetting van Europese richtlijnen. De regionale omzettingsprocessen van zestien richtlijnen in de domeinen leefmilieu, landbouw en transport werden nader bekeken. Hierbij was er bijzondere aandacht voor de verenigbaarheid van de bestaande regelgeving, de bevoegdheidsverdeling, de coördinatie en communicatiestromen, de administratieve capaciteit en de politieke aandacht die het dossier ontving. Uit het onderzoek blijkt dat de omzetting van EU-richtlijnen in de drie regio’s de normale wetgevende procedure volgt. Wat betreft hun betrokkenheid bij de vormgeving van de richtlijnen en de afhandeling van eventuele inbreukprocedures, hebben Vlaanderen en Wallonië een sterkere status dan Schotland. De samenwerking tussen Schotland en het Verenigd Koninkrijk berust namelijk niet op juridisch bindende overeenkomsten maar op de goodwill van de betrokken partijen. Allicht mede als gevolg hiervan zet Schotland sterk in op directe contacten met bijvoorbeeld de Europese Commissie. Doorheen de onderzoeksperiode dienden Vlaanderen en Wallonië aanzienlijk meer (nieuwe) richtlijnen om te zetten dan Schotland. Bovenop deze dossiers komt de afhandeling van openstaande omzettingen die hun deadline reeds gemist hebben en andere inbreukdossiers. Alle drie de regio’s zetten ongeveer 30% van de dossiers die hen toekwamen tijdens deze vijfjarige periode tijdig en correct om. Waar dit niet lukt, is dat meestal te wijten aan laattijdige omzetting. Laattijdigheid sleept in Vlaanderen en Wallonië lang aan. Dit in tegenstelling tot in Schotland waar het merendeel van de laattijdigheidsdossiers binnen de zes maanden kan afgehandeld worden, en vaak zelfs sneller. Een groot aantal laattijdige omzettingen in Schotland worden dan ook niet gevat in inbreukprocedures. De conformiteit van de omzettingen is (in alle drie de regio’s) veel minder problematisch. Daarbij ׀155 ׀
zien we een consequente daling van het aantal non-conformiteitsprocedures doorheen de onderzoeksperiode. De verklaring hiervoor zou kunnen liggen bij het toetreden van België tot het EU-Pilot programma. Eind 2014 stijgt weliswaar het aantal non-conformiteitsdossiers in Vlaanderen en Wallonië, mede omwille van de zesde staatshervorming. De resultaten uit de dieptestudie bevestigen dat de verenigbaarheid van de bestaande regelgeving niet noodzakelijk – of niet op zichzelf – het omzettingsproces beïnvloedt. Zelfs wanneer de richtlijn de politieke voorkeuren onderschrijft of wanneer een regio een voorloper is in een bepaalde materie kan men dit voordeel niet steeds behouden. Bovendien zijn geheel nieuwe concepten die geïntroduceerd worden door een richtlijn meestal ook nieuw in de interne orde en werkt men ze op Europees niveau nog verder uit na het aannemen van de richtlijn. De regionale dossierbeheerders maken daarbij soms, maar niet steeds of niet voldoende, gebruik van omzettingen (of hun voorbereiding) in andere regio’s of zelfs lidstaten. De bevoegdheidsverdeling speelt Vlaanderen en Wallonië parten. Waar er onduidelijkheid of onenigheid is over de bevoegdheden, duurt het lang vooraleer de zaak uitgeklaard kan worden en de omzetters weten waarvoor ze precies verantwoordelijk zijn. Onenigheid over de bevoegdheden is ook intrinsiek politiek, waardoor deze dossiers te maken krijgen met verhoogde politieke aandacht ten nadele van de omzetting. Verhoogde politieke prioriteit komt voornamelijk voort uit het opstarten of vorderen van inbreukdossiers –ten voordele van de omzetting – of is te wijten zijn aan controverse of tegengestelde belangen – ten nadele van de omzetting . De intensiteit van de samenwerking tussen de Belgische deelstaten onderling en met het federale niveau varieert van richtlijn tot richtlijn. Waar de bevoegdheden duidelijk of exclusief zijn, wordt doorgaans niet beter gecoördineerd tussen de verschillende overheden. Formele overlegstructuren zorgen voor een structurele agendering van de omzettingsdossiers, maar het blijkt moeilijk de samenwerking op te schalen naar meer dan loutere informatie-uitwisseling. Bij onenigheid over de bevoegdheidsverdeling wordt ook de coördinatie bemoeilijkt. Samenwerkingsakkoorden kunnen nodig zijn om de verschillende bevoegdheden ‘ineen te klikken’ maar dit blijkt een zeer moeilijke opgave.
׀156 ׀
In Schotland zijn de bevoegdheden duidelijk afgebakend en staan ze niet ter discussie zoals in België. Dit zorgt ervoor dat bevoegdheidsproblemen zich hier dan ook niet voordoen. De coördinatie van het beleid is hier meer afhankelijk van goodwill en verloopt doorgaans middels informele contacten op administratief niveau, al neigt Schotland bij de omzetting separaat tewerk te gaan. In tegenstelling tot de Schotse collega’s vangen de dossierbeheerders in Vlaanderen en Wallonië het omzettingsproces –inclusief de nodige screenings en analyses – pas aan op het moment dat een juridisch bindende tekst gepubliceerd wordt. Daarbij wordt in de domeinen leefmilieu en transport geen omzettingskalender opgesteld, terwijl dit wel gebeurt voor landbouwrichtlijnen (in Vlaanderen en Wallonië). In Schotland werkt men dan weer eerder ‘project oriented’. Hier worden de totstandkoming en de omzetting van een richtlijn zoveel mogelijk begrepen als een doorlopend project en worden de omzetters in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken. De dossierbeheerders in de drie regio’s oordelen over voldoende expertise te beschikken om de omzetting door te voeren, zij het binnen de administratie of via consultaties. De capaciteit van de administraties m.b.t. personeel en werklast worden minder positief beoordeeld. Het probleem situeert zich vooral bij het toepasbaar maken van de omzetting (en bijhorende studies) en de uitvoering zelf van het beleid. Vooral in Vlaanderen zien we dat de juridische omzetting en het uitvoerbaar maken ervan zo min mogelijk gescheiden worden. Deze aandacht voor de kwaliteit van het beleid is lovenswaardig maar om de tijdigheid van de omzetting te bewaken zou men nodige ontkoppelingen moeten maken. Daar komt bij dat de wetgevende procedure in België lang is en de omzettingstermijn niet altijd ruim genoeg blijkt om de omzetting te realiseren.
׀157 ׀
Op basis van dit onderzoek formuleren we de volgende 15 aanbevelingen:
Vlaanderen – intern 1. De technische experts kunnen nauwer betrokken worden in de onderhandelingsfase. Op die manier kunnen interpretatieve vragen nadien vermeden worden en kan erover gewaakt worden dat de richtlijnbepalingen technisch correct en haalbaar zijn (of minstens: dat men de omzetting ervan kan anticiperen en proactief de technische vragen die zich zullen stellen, kan onderzoeken). 2. De dossierbeheerders (en gespecialiseerde juristen) dienen vroeg in het proces geïdentificeerd worden en betrokken in de opmaak van een impactfiche welke aangeeft wat reeds bestaat in de interne orde, wat dient gewijzigd te worden en door middel van welke instrumenten dit dient te gebeuren. (zie ook aanbeveling 11 en 12). Op die manier kan men sneller een realistische omzettingskalender opstellen en dient de stand van zaken niet meer vanaf nul te gebeuren bij ontvangst van de gepubliceerde richtlijn. Men kan ook zo de onderhandelaars betere sturing geven omdat ze een beter zicht krijgen op wat wel en niet mogelijk is op intern vlak. Vlaanderen kan zich hierbij laten inspireren op de ‘project aanpak’ die in Schotland gehanteerd wordt. 3. De impactfiche dient doorheen het omzettingsproces systematisch geüpdatet worden – en de meeste recente versie moet steeds consulteerbaar zijn voor alle betrokkenen (uit de onderhandelings-, omzettings- en waar nodig uitvoeringsfase).(zie ook aanbeveling 9 en 11 en 12). Op deze manier kan feedback gegeven worden, maar kan vooral de omzetting geanticipeerd worden en wordt de oorsprong en evolutie van de richtlijnbepalingen gedocumenteerd. Dit kan nadien handig zijn voor de dossierbeheerders die instaan voor de omzetting. 4. Het is aanbevolen een omzettingskalender op te stellen. (zie ook aanbeveling 2). De basis hiervoor kan gelegd worden in de impactfiches die doorheen de onderhandelingsfase worden opgesteld. Hierin kunnen de omzetters en juristen reeds aangeven welke instrumenten dienen te worden gewijzigd of ingevoerd en wat daarvoor nodig is (zie aanbeveling 2). De omzettingskalender dient zo spoedig mogelijk na het politiek akkoord over de richtlijn te worden opgesteld, en kan nadien waar nodig worden
׀158 ׀
bijgestuurd. De kalender kan bijvoorbeeld worden opgenomen binnen de trajectfiche De omzetting van de richtlijn gebeurt uiteraard niet in een vacuüm. Daarom dient men buiten de stappen van de wetgevende procedure ook een aantal andere zaken in rekening te brengen, zoals: – het parlementair reces en wettelijke verlofperiodes; –
aanpassing van de planning waar nodig aan relatief lange afwezigheden van de dossiermedewerkers;
–
voorzienbare periodes van hoge werklast (afsluiten of starten legislatuur, aflopen omzettingstermijnen van andere dossiers binnen hetzelfde departement, rapporteringsperiodes, e.d.).
5. Het is belangrijk voldoende tijd te voorzien voor de ontwerpfase van de omzettingsmaatregelen en deze op te nemen in de omzettingskalender.(zie ook aanbeveling 8). Men dient niet enkel rekening te houden met de tijd die de wetgevende procedure in beslag zal nemen, maar ook proactief een inschatting te maken van de tijd die het voorafgaande denk- en studiewerk en ontwerp zal innemen. Ook deze fase dient opgenomen te worden in de omzettingskalender. In het geval de vordering minder ver is dan voordien ingeschat, kan men de afweging maken om (1) het lopende proces voort te zetten ‘as is’, (2) een spoedprocedure in gang te zetten, of (3) te opteren voor een initiële ‘a minima’-omzetting die de nodige flexibiliteit voorziet om de verdere uitwerking op een later punt te integreren. Deze verdere uitwerking en de wetgevende procedure voor de ‘a minima’omzetting kan men dan parallel laten lopen. 6. De omzettingskalender dient doorheen het proces regelmatig geüpdatet worden. Daarnaast dienen de richtdata voor tussentijdse deadlines aangevuld te worden met de data waarop de stap daadwerkelijk kan worden afgerond. (zie ook aanbeveling 9). 7. Deze kalender dient gekoppeld te worden aan een ‘alarmfunctie’ waardoor men verwittigd wordt (1) wanneer een voorziene richtdatum overschreden dreigt te worden, en (2) wanneer de tijd nodig voor de verdere afhandeling (zoals voorzien in de kalender) de omzettingsdeadline van de richtlijn overschrijdt. 8. Bij uitwerking (elaboration) van de richtlijnbepalingen (toepasbaar maken, uitbreiding van de richtlijn, koppeling aan interne dossiers of
׀159 ׀
aan de omzetting van andere richtlijnen) er blijvend op letten dat de juridische omzetting van de richtlijn zelf niet in het gedrang komt.
Toewerken naar een integrale monitoring 9. De gehele omzetting (en eventuele inbreukprocedure) dient systematisch te worden opgevolgd in een trajectdossier dat door alle betrokkenen wordt aangevuld doorheen het ganse proces. (zie ook bovenstaande aanbevelingen en aanbevelingen 11, 12 en 15). De dossierbeheerders moeten voor sommige stappen in het proces de bal uit handen geven waardoor ze geen volledig overzicht behouden op het gehele proces. Een trajectfiche kan dit euvel verhelpen aangezien het de informatie van verschillende actoren bundelt en aangeeft welke contactpersonen binnen de verschillende diensten aan het dossier gewerkt hebben, en waar bepaalde documentatie zich bevindt (onderhandelaars, technische experten, administratie, kabinetsmedewerkers). Een van de voordelen is dat men nadien makkelijker kan nagaan in welke fasen van het proces of om welke reden problemen optreden. Bovendien zorgt een trajectfiche voor continuïteit in het geval van personeelsverloop en wordt vermeden dat informatie verloren gaat bij het afsluiten van bijvoorbeeld e-mailaccounts. Naar het voorbeeld van de Nederlandse Implementatiedatabank en i-Timer kunnen deze documenten worden bijgehouden in een digitale databank waar een dossier van start tot einde kan worden opgevolgd. Men kan een systeem uitwerken waarbij de verschillende betrokken actoren informatie (eventueel met verschillende access levels) kunnen toevoegen. Dit kan zelfs door een automatische koppeling aan andere databanken of bijvoorbeeld het Belgisch Staatsblad en de NUM-databank. Niet alleen kan hier een alarmfunctie of notificatie in de NUM-databank aan gekoppeld worden, maar ook een ‘rapport’-functie waarmee men periodiek een voortgangsoverzicht uit de databank kan halen over de lopende en afgesloten omzettingsdossiers over een bepaalde periode, dus ook het volledige dossier en de historiek van een bepaalde omzetting, of kan zoeken naar gelijkaardige cases. Een dergelijk systeem van trajectopvolging en integrale monitoring kan gerealiseerd worden als een optimalisering van Eurtransbel of de Vlaamse SharePoint, en is vanuit ICT –perspectief haalbaar en eenvoudig voor de gebruiker, zeker wanneer bestaande databanken gelinkt kunnen worden (bijvoorbeeld Belgisch Staatsblad, of interne regionale of departementale informatiesystemen).
׀160 ׀
Een centrale databank van de trajectdossiers kan bovendien de coördinatiekosten tussen betrokken departementen, overheden en beleidsniveaus drukken en bijdragen aan een efficiënt gebruik van de administratieve capaciteit. Hoewel de aanvulling van de trajectdossiers enige tijd en inspanning vraagt, zal dit geen nadelige administratieve last inhouden. In de individuele processen zowel als voor de monitoring van de omzettingsprestaties kan het net een administratieve winst genereren. Een efficiënte afhandeling van omzettingsdossiers zal bevorderd worden door de consequente verzameling van informatie uit verschillende fases van het policy-shaping en –taking proces, uit de verschillende overheden en diensten, en door de projectmatige planning van het proces. Daarnaast zal de expertise van collega’s en voormalige dossierbeheerders op deze manier toegankelijk blijven. De voortgangsrapporten en overzichten kunnen bovendien zowel de administratieve als politieke ownership over het dossier verhogen en de aandacht vestigen op probleemdossiers, of probleemfases bij omzetting van EU-richtlijnen.
Vlaanderen - het federale niveau 10. Bij onduidelijkheden over de bevoegdheidsverdeling kan men de Raad van State een standpunt vragen bij het voorleggen van een ontwerptekst. Dit kan als extra tool gebruikt worden in de bevoegdheidsbepaling door spoedig na de publicatie van de richtlijn een ‘a minima’ omzettingsmaatregel uit te schrijven en voor te leggen aan de Raad van State, zelfs in het geval dat de tekst nadien niet wordt aangehouden en herwerkt tot een ‘ware omzettingsmaatregel’ die verder gaan dan een letterlijke omzetting. 11. Ook tijdens de onderhandelingsfase dient er bijzondere aandacht geschonken te worden aan de bevoegdheidsverdeling. Een dergelijke inschatting of analyse kan bijvoorbeeld voor elke richtlijnbepaling geïntegreerd worden via de impactfiches. (zie ook aanbeveling 2, 3 en 9) Zo kan men ‘tracken’ waar bevoegdheidsverschuivingen zich bevinden ten gevolge van wijzigingen in de richtlijntekst. Door vroegtijdige identificatie van de omzettingsbevoegdheden (of de inschatting ervan door diegenen die de impactfiche opstellen) kan men deze in een vroeg stadium aftoetsen. De analyse bij publicatie van de richtlijn kan op die
׀161 ׀
manier versneld worden doordat enkel de laatste wijzigingen dienen besproken te worden. 12. Het mandaat van de onderhandelaars kan zo geformuleerd worden dat diegene die het proces start ook instaat voor het tijdig briefen of desnoods doorgeven van de fakkel, dit om te vermijden dat daarmee wordt gewacht tot op het einde. Het mandaat van de onderhandelaars betekent ook dat ze buiten hun eigen onderafdeling in de administratie eveneens verantwoordelijk zijn voor het tijdig op de hoogte brengen en betrekken van de andere delen van de administratie, teneinde op die manier tijdig te kunnen inspelen wanneer er inhoudelijke wijzigingen worden aangebracht.
Vlaanderen - Europese Commissie 13. Het is belangrijk dat de dossierbeheerders goed op de hoogte zijn van en ook actief gebruik maken van de beschikbare informele en formele communicatiekanalen met de Europese Commissie. Proactief optreden is aangewezen indien er zich vragen, onduidelijkheden of problemen voordoen bij de omzetting van een richtlijn, maar ook door het opstellen van onderbouwde en realistische omzettingskalenders, motiveringen en argumentaties in het geval van een (dreigende) inbreukprocedure. 14. Naar het voorbeeld van Schotland kan Vlaanderen meer inzetten op het beïnvloeden van EU-regelgeving in de fase van ontwikkeling van een richtlijnvoorstel door de Europese Commissie. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld normwaarden of omzettingstermijnen beter afgestemd worden op wat realistisch haalbaar is in Vlaanderen. 15. Naast het zo snel mogelijk afhandelen van de inbreukprocedures, kan men ook het ontvangen van een MROA zoveel mogelijk trachten uit te stellen, bijvoorbeeld door verlengde antwoordtermijnen op IGS aan te vragen en een goede communicatie met de Europese Commissie te onderhouden. In het geval van een procedure voor het Hof, is het de datum van de MROA die telt. Het is dan ook van belang deze MROA zo lang mogelijk uit te stellen, en –in het geval van een non-conformiteitsprocedure- via een goede communicatie met de Europese Commissie te achterhalen waar concreet de bezwaren liggen.
׀162 ׀
8.
Implementation Plan (Schotland) Letterlijke overname
Voorbeeld: implementatieplan voor richtlijn 2010/64/EU Bron: Europe Team (2012). Influencing and Implementing EU Obligations. A Guide for Scottish Government Officials. 3rd Ed, 2012, Europe Team, International and Constitution Directorate, Scottish Government. Pp.52-54.
Example of an Implementation Plan
Directive 2010/64/EU of the European Parliament and of the Council of 20 October 2010 on the right to interpretation and translation in criminal proceedings http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2010:280:0001:0007:EN:PDF Deadline for transposition - 27 October 2013
Key aims and main objectives of the Directive:
to lay down common minimum rules for interpretation and translation in criminal proceedings, enhancing mutual trust among Member States; to ensure the right of suspected or accused persons to interpretation and translation in criminal proceedings with a view to ensuring their right to a fair trial (and to provide this for those subject to a European Arrest Warrant (EAW); and to ensure that there is free and adequate linguistic assistance, allowing suspected or accused persons who do not speak or understand the language of the criminal proceedings fully to exercise their right of defence and safeguarding the fairness of the proceedings.
׀163 ׀
Policy options and intended approach to transposition and implementation The initial assessment of the Scottish Government, the Association of Chief Police Officers in Scotland (ACPOS), the Crown Office & Procurator Fiscal Service (COPFS) and the Scottish Court Service (SCS) is that in the main, the Scottish criminal justice system effectively already complies with the spirit of the Directive. Suspects and accused persons in Scottish criminal proceedings are given access to interpretation and translation as appropriate, in order to ensure that their right to a fair trial is not imperilled. The intended approach is therefore to build upon existing practice by, for example, ensuring that all translators and interpreters can provide a service of an agreed standard. Legislation may be required to create a right of access to interpretation and translation and this is being considered. This is considered to be likely to involve secondary legislation, although primary legislation has not been ruled out. Implementation will not go beyond what is necessary to implement the directive, although stakeholder bodies will explore the scope to approach interpretation and translation from a shared position, e.g. by creating a common ‘pool’ of interpreters and translators. The reasons for policy approach, including any Scottish-specific interests that have been considered. The approach reflects the high level of interpretation/translation provision already in place for criminal proceedings in Scotland, as compared to a number of other EU Member States. Specific measures planned for implementation (primary or secondary legislation) The Directive applies to criminal proceedings and proceedings for the execution of EAWs. It applies at the point a person is suspected or accused of a criminal offence through until the conclusion of proceedings including sentencing and appeal. Secondary legislation is most likely in relation to enshrining the rights in Articles 2 (Right to interpretation) and 3 (right to translation). This is on the basis that it will be possible to use section 2(2) of the European Communities Act 1972 to implement this EU Directive by secondary legislation. However, this position is yet to be clarified with SGLD. If it is not available, then primary legislation will be required. Specific areas where legislation appears to be needed include: (a) A right to interpretation in criminal proceedings from point of becoming a suspect to the resolution of any appeal. (Art. 1(2) and 2(1-2)). To include assistance for persons with hearing or speech impediments (Art. 2(2)). (b) Right to interpretation for persons subject to EAW proceedings (Art. 2(7)) (c) Right to translation of essential documents, including any decision to deprive a person of their liberty, any charge/indictment and any judgement. (Art. 3(1-2)) (d) Right to translation of a European Arrest Warrant (Art. 3(6)).
׀164 ׀
(e) Right to challenge a decision that there is no need for interpretation/translation and/or to complain if quality is insufficient (Art. 2(5) and 3(5)). (f) All costs of interpretation & translation to be met by state. (Art. 4). Although most costs will be met by the state at present, there may be some solicitorclient consultations where the person is currently obliged to pay for interpretation/translation. This is principally where the person is not eligible for legal aid. (g) Interpretation and translation to be of sufficient quality (Art. 2(8) and 3(9)) (h) All translators/interpreters to be obliged to respect confidentiality (Art. 5(3)) The provisions in Articles 5 (quality of interpretation) and 6 (training) of the Directive may involve secondary legislation, although they are largely issues of practice. It is possible that some of the issues might require revised Rules of Court. Any other measures that may be required to implement (e.g. administrative provisions) The following non-legislative steps are likely to be required: (a) A procedure or mechanism to establish whether persons speak and understand the language of the proceedings and whether an interpreter is required (Art. 2(4)). (b) Any waiver of right to translation to be adequately informed (Art. 3(8)) (c) Identification of the “essential documents” to be translated (Art. 3(1-3)). (d) The taking of “concrete measures” to ensure interpretation/translation of sufficient quality (Art. 5(1)). (e) The establishing of a register(s) of translators/interpreters (Member States are asked to endeavour to establish a register under Art. 5(2)) (f) Government to request trainers of judges, prosecutors and judicial staff pay special attention to communicating with an interpreter. (Art. 6) (g) Recording keeping obligation where oral translation of essential documents has occurred (Art. 7) Options or derogations from the directive (where applicable) No derogation is envisaged. Article 1(3) of the Directive provides that where a sanction for minor offences may be imposed by an authority other than a court but that decision may be appealed to a court, the Directive only applies to proceedings before the court. This could, for example, mean that an offer to a suspect of an alternative to prosecution such as a procurator fiscal’s letter offering a fiscal fine might not necessarily have to be translated under the Directive. However, it is understood that Crown Office practice is already to provide a translation on request.
׀165 ׀
Key milestones and timescales throughout the implementation phase
׀166 ׀
End summer 2011 - establish legislative steps/vehicle to be used for implementation Spring to Winter 2011 - cross-stakeholder discussions to agree implementation steps required Winter 2011 to mid 2013 - put in place structures to ensure implementation (potentially including: establishing an accreditation scheme for interpreters/translators, standardised training schemes and a ‘pooling’ arrangement to allow stakeholder bodies to access to a common body of accredited interpreters/translators). 27 October 2013 - Implementation deadline Post October 2013 - assess operation and compliance
Projectplan voor omzetting (Verenigd Koninkrijk).
׀167 ׀
Bron: HMGovernment (2013). Transposition Guidance: How to implement European Directives effectively, aril 2013. Online raadpleegbaar via https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/ file/229763/bis-13-775-transposition-guidance-how-to-implement-europeandirectives-effectively-revised.pdf.
׀168 ׀
9. Referenties > 9.1. —
—
—
— —
—
—
— —
— —
—
Academische literatuur ALLIO, L., EN FANDEL, M.-H. (2006). Making Europe work: improving the transposition, implementation and enforcement of EU legislation. EPC working paper No25, June 2006, European Policy Centre. ANCYGIER, A. (2013). Misfit of Interests instead of the ‘Goodness of Fit’? Implementation of European Directives 2001/77/EC and 2009/28/EC in Poland. Dissertation FU Berlin, Hamburg. BACHE, I. (2004). Multilevel governance and European union regional policy, in I. Bache and M. flinders (eds.) Multi-level Governance, New York: Oxford University Press, pp. 165-78. BOMBERG, E. and PETERSON, J. (1998). European Union decision making: the role of sub-national authorities, Political Studies, 46(2), pp. 219-35. BORGHETTO, E., FRANCHINO, F. (2010). The role of subnational authorities in the implementation of EU Directives. Journal of European Public Policy, 17(6), pp. 759-780. BÖRZEL T.A. (2005). How the European Union Interacts with its Member States. In: Bulmer, S. and Lequesne, C. (eds.), Member States and the European Union, Oxford: Oxford University Press. BÖRZEL, T.A., HOFMANN, T., PANKE, D. (2011). Policy Matters, But How? Explaining Non-Compliance Dynamics in the EU. KFG Working Paper Series, 24, February 2011, Kolleg-Forschergruppe (KFG) “The Transformative Power of Europe”, Freie Universität Berlin. BÖRZEL, T.A., RISSE, T. (2000). When Europe Hits Home: Europeanization and Domestic Change. European Integration Online Papers, 4(15). BURSENS, P. (2002a). Why Denmark and Belgium have different implementation records: On transposition laggards and leaders in the EU. Scandinavian Political Studies, 25(2), pp.173-195. BURSENS, P. (2002b). Belgium’s Adaptation to the EU. Does federalism constrain Europeanisation? Res Publica, 54(4), pp.549-598 BURSENS, P., DEFORCHE, J. (2008). Europeanization of subnational Polities: the impact of Domestic Factors on Regional Adaptation to European Integration. Regional & Federal Studies, 18(1), pp.1-18, Routledge, London. BURSENS, P., HELSEN, S. (2000). De Belgische integratieparadox. ProEuropese houding versus gebrekkige omzetting. Internationale Spectator, Oktober 2000, LIV, nr. 10.
׀169 ׀
— —
—
—
—
—
—
—
— —
— — —
׀170 ׀
CRAIG, P., DE BÚRCA, G. (2011). EU Law : Text, cases and materials. 5th Ed., Oxford University Press. DE HEMPTINNE, M., WYTINCK, P. (1987). De Bevoegdheidsverdeling na de Staatshervorming van 1980. Jura Falconis: Juridisch Wetenschappelijk studententijdschrift. 23(4). Pp. 451-481. DIERICKX, G., BURSENS, P., & HELSEN, S. (2003). Omzetting, toepassing en toepassingscontrole van het Europees beleid in België. Naar een structurele toepassing van de wijze waarop België zijn Europese verplichtingen nakomt. Succes- en faalfactoren van het omzettingsproces van Europese richtlijnen in comparatief perspectief: België, Duitsland, Oostenrijk, Nederland en Denemarken. In de reeks Modernisering van de overheidsinstellingen. Academia Press. DURAN, M., CRIEKEMANS, D. (2009). Een vergelijkend onderzoek naar een bestedingsanalyse van het buitenlands beleid en de diplomatieke representatie van regio’s met wetgevende bevoegdheid en kleine staten. Universiteit Antwerpen. FALKNER, G., & TREIB, O. (2007). Three worlds of compliance or four? The EU15 compared to new member states. Political Science Series, 112, Institute for Advanced Studies, Vienna Institute for Advanced Studies, Vienna. FALKNER, G., TREIB, O., HARTLAPP, M. & LEIBER, S. (2005). Complying with Europe. EU harmonisation and soft law in the member states. Cambridge University Press. FOUQUET, D., NYSTEN, J.V. (n.d.). The legal helpdesk. How to calculate the fines the EU Member States may face in case of infringement of EU law.Becker Büttner Held. Online raadpleegbaar via: http://www.keepontrack.eu/contents/virtualhelpdeskdocuments/how-tocalculate-fines.pdf HADROUŠEK, D. (2012). Speeding up Infringement Procedures: Recent Developments to Make Infringement Procedures More Effective. Journal for European Environmental & Planning Law, 9 (3-4), pp. 235-356. HÉRITIER, A., KNILL, C. & MINGERS, S. (1996). Ringing the Changes in Europe : Regulatory Competition and Redefinition of the State. Berlin: de Gruyter. HOOGHE, L. (1995). Subnational mobilization in the European Union, in J. Hayward (ed.), The Crisis of Representation in Europe, London: Frank Cass, pp. 175-98. HOOGHE, L. (ed.) (1996). Cohesion Policy and European Integration: Building Multi-Level Governance, Oxford, Claredon Press. KEADING, M. (2007). Active Transposition of EU Legislation. Eipascope, 3. Law Society of Scotland (2008). Memorandum from the Law Society of Scotland, in Scotland and the UK: cooperation and communication between governments – Scottish Affairs Committee. Gepubliceerd online op 31 maart 2010. Online raadpleegbaar via www.parliament.uk.
— — —
—
—
—
— — —
—
— — —
—
MASTENBROEK, E. (2003). ‘Surviving the deadline: The transposition of EU directives in the Netherlands’. European Union Politics, 4: pp.371-396. MASTENBROEK, E. (2005). EU compliance: Still a black hole? Journal of European Public Policy, 12(6), 1103-1120 MASTENBROEK, E., KEADING, M. (2006). Europeanization Beyond the Goodness of fit: domestic Politics in the Forefront., Comparative European Politics, 4, pp. 331-354. MASTENBROEK, E., KEADING, M. (2006). Europeanization Beyond the Goodness of fit: domestic Politics in the Forefront., Comparative European Politics, 4, pp. 331-354. MBAYE, A.D. (2001). Why national states comply with supranational law: explaining implementation infringements in the European Union 1972-1993. European Union Politics, 2, pp. 259-281. MBAYE, A.D. (2003). Compliance in the European Union: administrative and judicial phase policy implementation barriers 1960 to 1999. ECPR General Conference, September 2003, pp. 18-20. NUGENT, N. (2010). The government and politics of the European Union. 7 th ed. Palgrave Macmillan. PAGE, A. (2015). Constitutional Law of Scotland. Sweet and Maxwell Publications. RISSE ,T., COWLES, M.G. & CAPORASO, J. (2001). Europeanization and Domestic Change: Introduction. In: cowls, M.G., Caprasi, J. & Risse, T. (eds.), Transforming Europe: Europeanization and Domestic Change. Ithaca: Cornell University press, pp. 198-216. STEUNENBERG, B. (2006). Turning swift policymaking into deadlock and delay: national policy coordination and the transposition of EU directives. European Union Politics, 7 (3). TATHAM, M. (2008). Going solo: direct regional representation in the European Union, Regional & Federal Studies, 18(5), pp. 493-515. THOMANN, E. (2015). Customizing Europe: Transposition as bottom-up implementation. Journal of European Public Policy 22(10): 1368-1387. VAN DIEVOET, S. (2009). Het Europese milieubeleid: is Vlaanderen een goede leerling? Een analyse van hoe Vlaanderen scoort op het omzetten van Europese milieurichtlijnen (ongepubliceerd eindwerk). KULeuven, Leuven. VAN REYBROECK, E., en BURSENS P. (2005). Onderzoeksrapport : Europeanisering van Vlaanderen: een doorlichting van de bestuurlijke structuren (september 2003), Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV).
׀171 ׀
> 9.2.
Officiële documenten
> 9.2.1. —
—
— —
—
Mededeling, Europese Commissie , 2011/C 12/01, Mededelingen van de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie. Europese Commissie: Uitvoering van artikel 260, lid 3, van het VWEU, PB.L. 15 januari 2011, Afl. C 12, 4. Mededeling, COM(2011)206 definitief, mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen, ‘Samen werk maken van een nieuwe groei’, Brussel, 13 april 2011. SB25, Europese Commissie (2012, 8 oktober). Internal Market Scoreboard. July 2012, N°25. Internal Market and Services DG, Brussel. SB19, Europese Commissie (2009, 16 juli). Internal Market Scoreboard. July 2009, N°19. Internal Market and Services DG, Brussel. Europese Commissie, SEC(2010)182, Report from the Commission: EU Pilot Evaluatiuon Report, Com(20010) 70final, Brussel, 3 maart 2010. Online raadpleegbaar via http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0070:FIN:E N:PDF.
> 9.2.2. —
—
—
— —
׀172 ׀
Europese Commissie
België
VVPV (2010). Een voorstelling van de Vlaamse vertegenwoordiging bij de EU. Verantwoordelijk uitgever Koen Verlaeckt, April 2010. Departement Bestuurszaken, Algemeen Facilitair Management, digitale drukkerij, Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (2014). Gemeenschappen en gewesten: bevoegdheden, nr. 23.00, Dienst Public relations en internationale betrekkingen, 30 Juni 2014, Brussel. Senaat (2013, 29 januari). 5-1940/1. De omzetting van de Europese richtlijnen in Belgisch recht. Belgische Senaat en Kamer van Volksvertegenwoordigers, zitting 2012-2013. Verslag namens het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, uitgebracht door Mahoux, S., en Flahaut, Ch., Brussel. Wet 8 augustus 1980. Bijzondere wet tot hervorming der instellingen, BS 15 augustus 1980, 1980080801, p. 9434. Samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de Ministerraad van de Europese Unie, B.S. 17 november 1994.
> 9.2.3. — —
—
—
—
Vlaanderen
Departement internationaal Vlaanderen (2015). Omzetting van en inbreuken tegen het EU-recht door Vlaanderen 2009-2014, November 2015 Vlaamse Overheid (2012). Stroomschema voor opmaak van regelgeving. Verantwoordelijk uitgever Luc Lathouwers. Oktober 2012. Vlaamse Regering (2004). Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen. De Vlaamse Regering 2004-2009. Juli 2004. Regeerakkoord voor de periode 2004-2009. Online raadpleegbaar via http://docs.vlaanderen.be/channels/hoofdmenu/vlaamseoverheid/regeringsb rochure2004.pdf. Vlaamse Regering (2009). Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving. De Vlaamse Regering 2009-2014. Juli 2009. Regeerakkoord voor de periode 2009-2014. Online raadpleegbaar via http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/leraar/bestanden/Vlaams_R egeerakkoord_15%20juli_2009.pdf. Vlaamse Regering (2014). Vertrouwen, verbinden, vooruitgaan. Regeerakkoord Vlaamse Regering 2014-2019. Online raadpleegbaar via http://deredactie.be/poloply_fs/1.2040981!file/Het_regeerakkoord_Vlaamse _Regering_2014_2019%281%29.pdf.
—
Vlaamse Regering (2005). Draaiboek voor de implementatie van Europese regelgeving in Vlaanderen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Buitenlands Beleid, Afdeling Buitenlands Beleid binnen Europa.
—
Vlaams Parlement (2007, 29 maart). Gedachtewisseling over de voor Vlaanderen relevante Europese aangelegenheden met minister Geert bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme. Vlaams Parlement Stuk 1173 (2006-2007) - Nr.1. Verslaggever: Sabine Poleyn.
> 9.2.4. —
Wallonië
Demotte, R. (2010). Circulaire relative à la coordination et au suivi de la transposition des directives européennes, (Demotte, R. – Ministre-Président, en charge des Relation extérieures de la Région wallonne et des Relations internationales de la Communauté française).
׀173 ׀
> 9.2.5. —
—
—
—
Cabinet Office (2010). Memorandum of Understanding and Supplementary Agreements. Between the United Kingdom Government, the Scottish Ministers, the Welsh Ministers, and the Northern Ireland Executive Committee. Maart 2013. Cabinet Office (2013). Memorandum of Understanding and Supplementary Agreements. Between the United Kingdom Government, the Scottish Ministers, the Welsh Ministers, and the Northern Ireland Executive Committee. Oktober 2013Cabinet Office, Concordat on Co-ordination of European Union Policy Issues, Oktober 2013. HMGovernment (2013). Transposition Guidance: How to implement European Directives effectively, aril 2013. Online raadpleegbaar via https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data /file/229763/bis-13-775-transposition-guidance-how-to-implement-europeandirectives-effectively-revised.pdf. UK Government (1998). UK Public General Acts, Chapter 46: Scotland Act 1998 (‘Scotland Act’; ‘SA 98’); online raadpleegbaar via http://www.legislation.gov.uk/ukpga/1998/46/contents.
> 9.2.6. —
—
—
—
— —
׀174 ׀
Verenigd Koninkrijk
Schotland
Europe Team (2009). Influencing and Implementing EU Obligations. A Guide for Scottish Government Officials. 2009, Europe Team, International and Constitution Directorate, Scottish Government. Europe Team (2012). Influencing and Implementing EU Obligations. A Guide for Scottish Government Officials. 3 rd Ed, 2012, Europe Team, International and Constitution Directorate, Scottish Government. Scotland House (2012). Scottish Parliament European Committee inquiry: Scotland's 'representation' in Brussels. Note about Scotland House by Scottish Executive and Scotland Europa, (juli 2012), Scotland Office (2009). Scotland’s future in the United Kingdom. Building on ten years of Scottish devolution. Presented to Parliament by the Secretary of State for Scotland By Command of Her Majesty, November 2009, The Stationary Office, Norwich. Scottish Government (2009), Handling EU obligations: a guide for Scottish Government officals. Europe Team (2012). Influencing and implementing EU obligations: a guide for Scottish Government Officials.
—
—
— — —
> 9.3.
Scottish Parliament (2007). European Union Directives Transposition Inquiry, EERC meeting 27.11.07. Official report, online raadpleegbaar via http://www.scottish.parliament.uk/parliamentarybusiness/report.aspx?r=129 4&mode=html. Scottish Parliament (n.d.). Guide to Scottish Statutory Instruments. Online raadpleegbaar via http://www.scottish.parliament.uk/S4_SubordinateLegislationCommittee/Gui de_to_Scottish_Statutory_Instruments.pdf. The Smith Commission (2014). Report of the Smith Commission for further devolution of powers to the Scottish Parliament, 27 november 2014. Lochhead, R. (2010). Letter from the Cabinet Secretary for Rural Affairs and the Environment: Fruit plant marketing Directive, 29 juni 2010. Yousaf H. (2015). Joint Ministerial Committee (Europe), 2 maart 2015, communicatie van Humza Yousaf, minister for Europe and International Development van 5 maart 2015. Online raadpleegbaar via http://www.scottish.parliament.uk/S4_EuropeanandExternalRelationsCommit tee/2015_03_02__Min_summary_of_JMC_Europe.pdf.
Websites
—
Belgisch Staatsblad www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl
—
Curia (Hof van Justitie van de Europese Unie) curia.europa.eu/juris/recherche.jsf?language=nl
—
Eurlex eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl
—
Europese Commissie aan het werk: inbreukbeslissingen http://ec.europa.eu/atwork/applying-eu-law/infringementsproceedings/infringement_decisions/?lang_code=nl
—
Europese Commissie www.ec.europa.eu
—
Grondwettelijk Hof www.const-court.be/
׀175 ׀
—
Her Majesty’s Stationery Office www.legislation.gov.uk/
—
Interne Markt Scoreborden van de Europese Commissie o ec.europa.eu/internal_market/scoreboard/index_en.htm o ec.europa.eu/internal_market/scoreboard/performance_by_membe r_state
—
Raad van State www.raadvanstate.be/
—
Scottish Government EU Office – Brussels, http://www.gov.scot/Topics/International/Europe/Offices.
> 9.4.
Vlaamse Regering: Maandelijkse rapportering (opgesteld door Departement internationaal Vlaanderen)
Online beschikbaar via: http://www410.vlaanderen.be/iv/div/EU_rapportering/Forms/Maandelijkse% 20mededelingen.aspx — — — — —
—
—
׀176 ׀
Departement internationaal Vlaanderen (2009a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Januari 2009. VR/2009/13.02/MED.0082. Departement internationaal Vlaanderen (2009b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Februari 2009. VR/2009/13.03/MED.0133. Departement internationaal Vlaanderen (2009c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2009. VR/2009/24.04/MED.0200. Departement internationaal Vlaanderen (2009d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2009. VR/2009/15.05/MED.0238. Departement internationaal Vlaanderen (2009e). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2009. VR/2009/19.06/MED.0308. Departement internationaal Vlaanderen (2009f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2009. VR/2009/13.11/MED.0456. Departement internationaal Vlaanderen (2009g). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2009. VR/2009/04.12/MED.0488.
— — — — — —
— — — — — — — — —
Departement internationaal Vlaanderen (2010a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Januari – Februari 2010. VR/2010/12.03/MED.0120. Departement internationaal Vlaanderen (2010b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2010. VR/2010/23.04/MED.0184. Departement internationaal Vlaanderen (2010c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2010. VR/2010/21.05/MED.0244. Departement internationaal Vlaanderen (2010d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2010. VR/2010/11.06/MED.0294. Departement internationaal Vlaanderen (2010e). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Juni 2010. VR/2010/09.07/MED.0356. Departement internationaal Vlaanderen (2010f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JuliAugustus 2010. VR/2010/10.09/MED.0416. Departement internationaal Vlaanderen (2010g). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. September 2010. VR/2010/08.10/MED.0471. Departement internationaal Vlaanderen (2010h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2010. VR/2010/19.11/MED.0548. Departement internationaal Vlaanderen (2010i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2010. VR/2010/10.12/MED.0602. Departement internationaal Vlaanderen (2011a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Januari 2011. VR/2011/18.02/MED.0079. Departement internationaal Vlaanderen (2011b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Februari 2011. VR/2011/18.03/MED.0131. Departement internationaal Vlaanderen (2011c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2011. VR/2011/19.04/MED.0224. Departement internationaal Vlaanderen (2011d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2011. VR/2011/13.05/MED.0246. Departement internationaal Vlaanderen (2011e). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2011. VR/2011/01.07/MED.0337. Departement internationaal Vlaanderen (2011f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Juni 2011. VR/2011/15.07/MED.0371.
׀177 ׀
— — — — — — — — — — — — —
— —
׀178 ׀
Departement internationaal Vlaanderen (2011g). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JuliAugustus 2011. VR/2011/19.09/MED.0438. Departement internationaal Vlaanderen (2011h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. September 2011. VR/2011/21.10/MED.0491. Departement internationaal Vlaanderen (2011i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2011. VR/2011/25.11/MED.0548. Departement internationaal Vlaanderen (2011j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2011. VR/2011/16.12/MED.0584. Departement internationaal Vlaanderen (2011k). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. December 2011. VR/2012/03.02/MED.0043. Departement internationaal Vlaanderen (2012a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JanuariFebruari 2012. VR/2012/23.03/MED.0124. Departement internationaal Vlaanderen (2012b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2012. VR/2012/27.04/MED.0182. Departement internationaal Vlaanderen (2012c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2012. VR/2012/15.05/MED.0210. Departement internationaal Vlaanderen (2012d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2012. VR/2012/08.06/MED.0262. Departement internationaal Vlaanderen (2012e). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Juni 2012. VR/2012/13.07/MED.0344. Departement internationaal Vlaanderen (2012f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JuliAugustus 2012. VR/2012/05.10/MED.0436. Departement internationaal Vlaanderen (2012g). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. September 2012. VR/2012/26.10/MED.0464-1; VR/2012/26.10/MED.0464-2. Departement internationaal Vlaanderen (2012h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2012. VR/2012/23.11/MED.0518-1; VR/2012/23.11/MED.0518-2. Departement internationaal Vlaanderen (2012i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2012. VR/2012/21.12/MED.0590-1; VR/2012/21.12/MED.0590-2. Departement internationaal Vlaanderen (2012j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. December 2012. VR/2013/22.02/MED.0076-1; VR/2013/22.02/MED.0076-2.
— — — — — — — — — — — — — — —
Departement internationaal Vlaanderen (2013a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JanuariFebruari 2013. VR/2013/22.03/MED.0137-1; VR/2013/22.03/MED.0137-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2013. VR/2013/19.04/MED.0149-1; VR/2013/19.04/MED.0149-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2013. VR/2013/13.05/MED.0291-1; VR/2013/13.05/MED.0291-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2013. VR/2013/21.06 /MED.0334-1; VR/2013/21.06/MED.0334-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013e). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Juni 2013. VR/2013/19.07/MED.0416-1; VR/2013/19.07/MED.0416-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JuliAugustus 2013. VR/2013/27.09/MED.0541-1; VR/2013/27.09/MED.0541-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013g). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. September 2013. VR/2013/15.10/MED.0556-1; VR/2013/25.10/MED.0556-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2013. VR/2013/22.11/MED.0604-1; VR/2013/22.11/MED.0604-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2013. VR/2013/13.12/MED.0659-1; VR/2013/13.12/MED.0659-2. Departement internationaal Vlaanderen (2013j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. December 2013. VR/2014/07.02/MED.0074-1; VR/20134/07.02/MED.0074-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014a). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JanuariFebruari 2014. VR/2014/21.03/MED.0133-1; VR/2014/21.03/MED.0133-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014b). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Maart 2014. VR/2014/25.04/MED.0200-1; VR/2014/25.04/MED.0200-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014c). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. April 2014. VR/2014/23.05/MED.0267-1; VR/2014/23.05/MED.0267-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014d). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Mei 2014; VR/2014/20.06/MED.0287-1; VR/2014/20.06/MED.0287-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014e). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Juni 2014. VR/2014/18.07/MED;0332-1; VR/2014/18.07/MED;0332-2.
׀179 ׀
— — — — —
> 9.5. — — > 9.6.
Departement internationaal Vlaanderen (2014f). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. JuliAugustus 2014. VR/2014/19.19/MED.0374-1; VR/2014/19.19/MED.0374-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014g). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. September 2014. VR/2014/10.10/MED;0397-1; 2014. VR/2014/10.10/MED;0397-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014h). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. Oktober 2014. VR/2014/07.11/MED.0432-1; VR/2014/07.11/MED.0432-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014i). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. November 2014. VR/2014/12.12/MED;0472-1; VR/2014/12.12/MED;0472-2. Departement internationaal Vlaanderen (2014j). Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering. Maandelijkse rapportering van EU-dossiers. December 2014. VR/2015/16.01/MED.0021-1; VR/2015/16.01/MED.0021-2.
Wallonië: Notificatie omzettingsmaatregelen en inbreukprocedures Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Notificatiedata, emailcommunicatie van 12 juni 2015. Nicola Lollo (2015). Persoonlijke communicatie: Inbreukprocedures, emailcommunicatie van 9 juni 2015.
Schotse Regering: opvolgingsrapporten omzetting
Online beschikbaar via: http://www.scottish.parliament.uk/parliamentarybusiness/1702.aspx — — — — — — —
׀180 ׀
EECR (2009a). Scottish Government directives, EECR meeting 03.03.09. EECR (2009b). Scottish Government directives, EECR meeting 16.06.09. EECR (2010). Scottish Government directives, EECR meeting 16.11.10. EECR (2011). Scottish Government directives, EECR meeting 15.11.11. EECR (2012a). Scottish Government directives, EECR meeting 17.04.12. EECR (2012b). Scottish Government directives, EECR meeting 15.11.12. EECR (2013). Scottish Government directives, EECR meeting 27.06.13.
report on the transposition of EU report on the transposition of EU report on the transposition of EU report on the transposition of EU report on the transposition of EU report on the transposition of EU report on the transposition of EU
— — — > 9.7. —
—
—
—
—
—
—
EECR (2014a). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 16.01.14. EECR (2014b). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 26.06.14. EECR (2014c). Scottish Government report on the transposition of EU directives, EECR meeting 11.12.1
Europese Richtlijnen Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. PB L 8 van 13 januari 2009, blz. 3–21. Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, (PB. L. 152, 11 juni 2008, pp.1-44). Richtlijn 2008/73/EG van de Raad van 15 juli 2008 tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 77/504/EEG, 88/407/EEG, 88/661/EEG, 89/361/EEG, 89/556/EEG, 90/426/EEG, 90/427/EEG, 90/428/EEG, 90/429/EEG, 90/539/EEG, 91/68/EEG, 91/496/EEG, 92/35/EEG, 92/65/EEG, 92/66/EEG, 92/119/EEG, 94/28/EG en 2000/75/EG, Beschikking 2000/258/EG en de Richtlijnen 2001/89/EG, 2002/60/EG en 2005/94/EG (PB. L. 219 van 14 augustus 2008, pp. 40–54 ). Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (Herschikking) (PB. L. 267 van 8 oktober 2008, pp. 8-22). Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (P.B. L. 29 november 2008, pp. 59-67). Richtlijn 2009/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations (PB. L. 285 van 31 oktober 2009, pp. 36-39). Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB. L. 309 van 24 november 2009, pp. 71-86).
׀181 ׀
—
—
—
—
—
—
—
—
—
׀182 ׀
Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad.(PB. L 140 van 6 mei 2009, blz. 114135). Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. (P.B. L. 120, 15 mei 2009, p.5-12). Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB. L. 211 van 14 augustus 2009, pp.55-93). Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB. L. 201 van 1 augustus 2009, pp. 36-38). Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB. L. 153 van 18 juni 2010, pp. 13-35). Richtlijn 2010/60/EU van de Commissie van 30 augustus 2010 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving (PB. L. van 31 augustus 2010, pp. 1014). Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG, (P.B. L. 29 oktober 2010, pp.1-10). Richtlijn 2012/45/EU van de Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (P.B. L. van 4 december 2012, 332, pp. 18-19). Uitvoeringsrichtlijn 2013/45/EU van de Commissie van 7 augustus 2013 tot wijziging van de richtlijnen 2002/55/EG en 2008/72/EG van de Raad en van richtlijn 2009/145/EG van de Commissie wat betreft de botanische benaming van tomaten (PB. L. 2013, 8 augustus 2013, pp. 20-21).
> 9.8.
Rechtspraak
> 9.8.1.
Arrest van het Hof van 13 december 1991, Zaak C-33/90 Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek [1991] E.C.R. 5987 Arrest van het Hof (zesde kamer) van 4 oktober 2012. Zaak C-391/11. Europese Commissie tegen Koninkrijk België. [2012] ECLI:EU, 611. Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 juli 2014. Zaak C-421/12. Europese Commissie tegen Koninkrijk België. [2014] ECLI:EU, 2064.
> 9.8.2.
Grondwettelijk Hof
GwH 2 maart 2011, nr. 33/2011, rolnummer 4831. GwH 14 juni 2012, nr. 76/2012, rolnummer 5184. GwH 21 oktober 2010, arrest nr. 116/2010, rolnummer 4842 Grondwettelijk Hof, 7 augustus 2013, arrest nr. 117/2013, rolnummer 5424, Jur. 2013, beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 8 januari 2012 « tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen », ingesteld door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG).
> 9.8.3.
Hof van Justitie van de Europese Unie
Raad van State
RvS (7e kamer) 15 mei 2014, nr. 227.398, in de zaak A.2003.385/VII-38.384, Vlaams Gewest/Belgische Staat.
׀183 ׀
> 9.9.
Interviews en persoonlijke communicatie
Naam
Functie
Ameloot Julie
Jurist internationaal milieurecht, Verantwoordelijke Verzekeringen – Vlaamse Overheid - Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Algemene Zaken Diensthoofd. - Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Milieuvergunningen. Dienst Beste Beschikbare Technieken en Erkenningen. Attaché Transport en Mobiliteit. Vlaamse Vertegenwoordiging - Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie.
Baeten Jan
Bamps Joke
Barbeaux Cécile
Boyd Caroline
Carr Joyce Clerick Liesbeth Coventry Marie
Culquin Louise Decock Marnik
׀184 ׀
Juriste - Service Public de Wallonie - Direction Générale Opérationnelle de l'Aménagement du Territoire, du Logement, du patrimoine et de l'énergie (DGO4). Département de l'Énergie et du Bâtiment durable. Direction de l'organisation des marchés régionaux de l'énergie. Scottish Government. Agriculture, Food and Rural Communities Directorate. Agriculture and Rural Development Division. Plants, Horticulture and Potatoes. Scottish Government: Head of Water Environment Team. Environmental Quality division - Environment and Forestry Directorate. Juridisch Beleidsmedewerker - Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Internationaal Beleid Scottish Government: Agriculture, Food and Rural Communities Directorate. Agriculture and Rural Development Division. CAP Reform and Crop Policy. Attachée juriste - Service Public de Wallonie Agence wallonne de l'Air et du Climat (AWAC). Diensthoofd - Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Dienst Internationale regelgeving en rechtsgeschillen.
Datum interview / communicatie 12/11/15 Persoonlijke communicatie 16/05/15 Persoonlijke communicatie 14/10/15 16/09/15 22/05/15 Persoonlijke communicatie 10/07/15 Interview
09/09/15 Persoonlijke communicatie 12/10/15 Persoonlijke communicatie 21/05/15 Interview 26/10/15 Persoonlijke communicatiie 09/06/15 Interview Persoonlijke communicatie
Naam
Functie
Dekens Grégory
Responsable Législation, chef de cellule Transport exceptionnel, Chef de cellule Règlements complémentaires de circulation Service Public Wallonie- Direction générale Opérationnelle de la Mobilité et des voies hydrauliques (DGO2). Direction de la Réglementation de la Sécurité Routière. Beleidsadviseur Voorlichting akkerbouw en gewasbescherming - Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij (LV). Afdeling voorlichting, doelgroepenbeleid en kwaliteit plant. Team Voorlichting. Attaché-juriste - Service Public de Wallonie Direction Générale Opérationnelle: Aménagement du Territoire, Logement, patrimoine et énergie (DGO4). Département de l'Énergie et du Bâtiment durable. Direction du Bâtiment durable. Attaché-juriste - Service Public de Wallonie Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGARNE) (DGO3). Département de l'Environnement et de l'Eau. Attaché. Service Public de Wallonie. Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGO3), Département du développement – Direction de la qualité. Attaché juriste - Service Public de Wallonie Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGO3), Département de l'Environnement et de l'Eau. Attaché – Ingénieure technique - Service Public de Wallonie - Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGO3). Département des sols et des déchets. Direction de la protection des sols. Attaché -Service Public de Wallonie - Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGARNE) (DGO3). Départment des politiques européennes et des accords internationaux. Direction de la politique environnementale.
Demeyere Annie
Dewalque Nadège
Dozot Frédéric
Duckerts JeanFrançois
Fillée Frédéric
Fondaire Dominique
Gadisseur François
Datum interview / communicatie 15/10/15 Interview
03/11/15 Interview
18/06/15 Interview
15/10/15 Interview
01/06/15 Interview
15/10/15 Interview 30/07/15 Interview
15/10/15 Interview
׀185 ׀
Naam
Functie
Godeaux Denis
Attaché -Service Public de Wallonie - Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGO3), Département de l’Environnement et de l’Eau . Direction Eau, Cellule de l’intégration agriculture et environnement. Scottish Government. Building Standards Division. Local Government and Communities Directorate.
Hughes AnneMarie Kaiser Angela Knight David
Lambert Chris
Lollo Nicola
Malaise Magali
Mayeux Nathalie Mooney Helen Nachtergaele Wouter
׀186 ׀
Staatsministerium Beden-Wûrttemberg, Referat 51 Europapolitik, Europafâhigkeit, Europakommunikation. Beleidsmedewerker - Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Lucht. Beleidsmedewerker REACH / chemische stoffen Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid. Chef de service –Wallonie-Bruxelles International - Département Union européenne : Droit communautaire – correspondant Europe pour le Gouvernement fédéral. Eurocoordinateur pour la Région wallonne et la Communauté française. Attachée juriste - Service Public de Wallonie Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources Naturelles et Environnement (DGARNE) (DGO3). Département de l'Environnement et de l'Eau. Attachée juriste - Service Public Wallonie Direction générale Opérationnelle de la Mobilité et des voies hydrauliques (DGO2). Direction de la Réglementation des Transports. Scottish Government - Rural Directorate. CAP Reform and Crop Policy Branch. Directeur EU-zaken bij de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU, en diensthoofd cel EU bij het Departement internationaal Vlaanderen.
Datum interview / communicatie 15/10/15 Interview
16/09/15 Persoonlijke communicatie 08/06/15 Persoonlijke communicatie 29/05/15 Interview En persoonlijke communicatie 16/10/15 Interview 20/11/15 12/06/15 09/16/15 Persoonlijke communicatie 15/10/15 Interview
15/10/15 Interview 16/06/15 Persoonlijke communicatie Persoonlijke Communicatie
Naam
Functie
Perreaux Dominique
Attaché - Service Public de Wallonie -Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement (DGO3). Département du développement. Direction de la Qualité. Scottish Government -Transport Strategy Team. Transport Scotland.
Quinn Myrna
Rémy Greta
Adviseur-ingenieur, celhoofd Verkeersveiligheid Vlaamse Overheid - Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid.
Reynaert Vicky
Eurocoördinatie omzetting en toepassing EUregelgeving, departement internationaal Vlaanderen.
Ritchie Neil
Scottish Government. Environmental Quality Division.
Romano Umberto
Directeur – Service Public de Wallonie – Direction Générale Opérationnelle des Routes et des Bâtiments (DGO1). Département de la Sécurité, du Trafic et de la Télématique routière. Direction de la Sécurité des infrastructures routières. Ingenieur Dienst Energie en adaptatie -Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Dienst Energie en adaptatie. Adviesverlener milieuvergunningen en erkenningen -Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Milieuvergunningen. Dienst Beste Beschikbare Technieken en Erkenningen.
Schaerlaekens Jan Schockaert Griet
Scot Carol
Scottish Government- Agriculture, Food and Rural Communities. Agriculture and Rural Development Division. CAP Reform & Crop Policy.
Datum interview / communicatie 01/06/15 Interview
22/06/15 09/11/15 Persoonlijke communicatie 12/06/15 Interview 08/06/15 Persoonlijke communicatie 20/11/15 07/12/15 Persoonlijke communicatie 08/06/15 Telefonisch interview 15/09/15 personal communication 15/10/15 Interview
27/05/15 Interview 26/05/15 Interview 12/08/15 01/06/15 Persoonlijke communicatie 23/11/15 Persoonlijke communicatie
׀187 ׀
Naam
Functie
Stroobants Wouter
Medewerker juridische dienst van de Raad van de Europese Unie. Geïnterviewd in zijn voormalige hoedanigheid als Beleidsmedewerker / jurist. Vlaamse Overheid. Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen. Beleidsmedewerker Luchtkwaliteit -Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid. Dienst Lucht. Adjunct van de directeur – jurist - Vlaamse Overheid - Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), Afdeling Haven- en Waterbeleid.
Van Der Elst Mirka
Van Meerbeeck Katrien
Vancaeyzeele Stéphanie
Vanden Bulcke Isabelle VandenBon Isabelle Vanhille Adelheid Vercaigne Ellen Vervueren Evi
Attachée – Service Public de Wallonie - Direction Générale Opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement (DGO3). Département des permis et des autorisations. Direction des Permis et Autorisations. Juridisch Beleidsmedewerker - Vlaamse Overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Afdeling Internationaal Beleid. Juridisch Toezichthouden Netbeheer - Vlaamse Overheid - Vlaamse Regulator van de Electriciteits- en Gasmarkt (VREG). Beleidsmedewerker – Vlaamse Overheid Vlaamse Milieumaatschappij. Adjunct van de directeur – Vlaamse Overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Afdeling Juridische Dienstverlening. Jurist - beleidsadviseur - Vlaamse Overheid – Departement Landbouw en Visserij (LV).
Datum interview / communicatie 13/10/15 Telefonisch interview
26/05/15 Interview
23/06/15 Interview 29/06/15 Persoonlijke communicatie 30/07/15 Interview
21/05/15 Interview 12/06/15 Persoonlijke communicatie 16/10/15 Interview 25/09/15 Persoonlijke communicatie 20/10/15 Persoonlijke communicatie
> 9.10. Overige — Jefatura Del Estado (2006) Estatuto de Autonomia – ley Orgánica 6/2006 de reforma del Estatuto de Autonomía de Cataluña, 19 juli 2006, BOE 172, 20 juli 2006. — Spaanse grondwet (Constitución española) 31 oktober 1978, BOE 29 december 1978, nr. 311, 29.313. (Spanje). ׀188 ׀