Vast Bureau 14 november 2013 AR-VB-END-001
Knelpuntennota over de toepassing van het inschrijvingsrecht
Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219 42 99 F +32 2 219 81 18 www.vlor.be
[email protected]
Bekrachtigd door het Vast Bureau op 14 november 2013 Voorbereiding: commissie Diversiteit en Gelijke Onderwijskansen, onder voorzitterschap van Jean Pierre Verhaeghe Dossierbeheerder(s): Patrice Caremans
INHOUDSOPGAVE 1 SITUERING
3
2 KNELPUNTEN DIE KUNNEN OPGELOST WORDEN BINNEN DE GRENZEN VAN HET DECREET
3
2.1 DE TOEPASSING DOOR DE SCHOLEN
3
2.2 DE TOEPASSING DOOR LOP’S OF ANDERE ORGANISATOREN
5
2.3 DE WIJZE WAAROP DE OVERHEID HET DECREET IMPLEMENTEERT
5
2.4 HET GEDRAG EN DE REACTIES VAN OUDERS
6
3 KNELPUNTEN DIE ALLEEN KUNNEN OPGELOST WORDEN DOOR EEN AANPASSING VAN HET DECREET
7
3.1 VOOR IEDEREEN
7
3.2 SPECIFIEK VOOR HET GEWOON BASISONDERWIJS
7
3.3 SPECIFIEK VOOR HET BUITENGEWOON ONDERWIJS
7
3.4 SPECIFIEK VOOR HET GEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS
9
4 KNELPUNTEN DIE HET GEVOLG ZIJN VAN HET CAPACITEITSPROBLEEM 10 5 KNELPUNTEN DIE HET GEVOLG ZIJN VAN CONFLICTERENDE REGELGEVING
10
1
2
1 Situering Deze nota bevat een inventaris van de knelpunten die de commissie Diversiteit en Gelijke Onderwijskansen van de Vlor verzameld heeft over de toepassing van het inschrijvingsrecht. Zij gebruikte daarvoor de inbreng van het overleg van de begeleiders diversiteit en enkele nota’s die ingezonden werden door leden van de commissie Diversiteit en Gelijke Onderwijskansen. De knelpunten in verband met de toepassing van het inschrijvingsdecreet in het buitengewoon onderwijs werden afgetoetst aan de commissies Buitengewoon Onderwijs op hun gezamenlijke vergaderingen van 23 mei en 20 juni 2013. Deze nota is niet meer dan een knelpuntennota. Zij bevat geen evaluatie van het inschrijvingsdecreet. Die moet in de eerste plaats gebeuren op basis van de doelstellingen van het inschrijvingsrecht. Daarbij moeten ook de positieve gevolgen van het inschrijvingsrecht aan bod komen. Zo ervaart de commissie Diversiteit en Gelijke Onderwijskansen dat ouders uit minderheidsgroepen veel alerter geworden zijn. Ook de meer kansrijke ouders gaan bewuster om met schoolkeuzeprocessen en zijn bereid om wat breder te kijken. Sommige scholen hebben deze reglementering van het inschrijvingsrecht echt nodig om hun inschrijvingen ordentelijk te kunnen doen verlopen. Er zijn enkele regio’s waar de leden van het lokaal overlegplatform goed overeenkomen en waar de jongste inschrijvingsperiode goed verlopen is. Het decreet biedt een kader dat tegemoet komt aan een aantal problemen. Scholen denken samen na over de problemen die zich stellen en individuele scholen denken meer na over waar ze mee bezig zijn.
2 Knelpunten die kunnen opgelost worden binnen de grenzen van het decreet 2.1 De toepassing door de scholen 1
2
3 4 5 6
Door de complexiteit van het inschrijvingsdecreet zijn ook professionals in het onderwijs niet altijd even goed op de hoogte van alle details ervan en geven ze soms zelf informatie die niet klopt in de concrete situatie van de ouder en/of de leerling die ze voor zich hebben. De communicatie over het decreet zorgt voor veel bijkomend werk voor schooldirecties en schoolsecretariaten. Sommige schooldirecties en schoolsecretariaten worden overstelpt met ouders die komen vragen wanneer ze mogen aanmelden/inschrijven. Directeurs weten niet altijd hoe zij moeten reageren als zij niet over de juiste gegevens beschikken van een bepaalde leerling. Scholen vragen soms gegevens op die niet nodig zijn, bijvoorbeeld rapporten. Scholen die niet in een LOP-gebied gelegen zijn, ervaren een gebrek aan informatie over en communicatie tussen de verschillende scholen in hun gemeente. Ondanks de manifeste nadelen van het systeem, kiezen de meeste individuele secundaire scholen die een aanmeldingsprocedure opzetten, voor een call center. Dit is net iets gemakkelijker dan een elektronische aanmeldingsprocedure. Een call center is op zich geen probleem. Het is alleen een probleem in combinatie met chronologie. Dan leidt het
3
7 8
9
10
11
12
13
4
tot ongelijkheid. Kinderen van ouders die niet over een uitgebreid netwerk beschikken, hebben dan veel minder kans op een inschrijving. Scholen passen de voorrang voor kinderen van personeelsleden niet altijd correct toe. De voorrangsperiode indicatorleerling/niet-indicatorleerling wordt in de LOP’s waar geen capaciteitsprobleem of geen afstemmingsprobleem bestaat, in vele gevallen alleen formeel gebruikt. De dubbele contingentering zorgt daar alleen voor extra administratief werk dat geen effect heeft op de samenstelling van de schoolpopulaties. Dubbel contingentering levert alleen iets op op plekken waar scholen kinderen moeten weigeren als gevolg van afstemmingsproblemen of capaciteitsproblemen. De bandbreedte suggereert dat dat alleen nog de scholen die buiten de bandbreedte zitten, inspanningen moeten doen op het vlak van sociale mix. De LOP’s zijn echter niet verplicht om met een bandbreedte te werken. Elke school moet wel inspanningen doen om in de richting van de relatieve aanwezigheid te evolueren. Alle scholen hebben het moeilijk met de verplichting om ouders op te contacteren over plaatsen die zijn vrijgekomen voor leerlingen die op de wachtlijst staan. Die verplichting is vooral problematisch voor de organisatie van de eigen school en de school waaruit ze de kinderen weghalen in regio’s met verschillende aanmeldingsprocedures. In die regio’s zijn er veel ouders die het zekere voor het onzekere nemen en hun kind in verschillende scholen inschrijven. Daardoor wordt uiteindelijk een groot aantal plaatsen niet ingenomen en moeten directies veel ouders gaan contacteren met de vraag of zij na het begin van het schooljaar nog van school willen veranderen. Bovendien zijn er ook scholen die bij de start van het schooljaar niet kunnen beginnen aan de invulling van vrije plaatsen. , omdat ze van de leerlingen die nog in het buitenland verblijven, pas later zullen weten of zij al dan niet hun plaats alsnog zullen innemen. Hoe scholen ouders moeten contacteren, staat niet in het decreet. Elke school moet een manier zoeken om ouders te vragen of ze nog gebruik willen maken van hun recht om nog van school te veranderen. Een grotere alertheid bij de ouders zorgt er voor dat kinderen uit minderheden in bepaalde scholen makkelijker ingeschreven worden. Eens dat gebeurd is, rijzen er echter vragen naar de ondersteuning in de school. Realiseren van een sociale mix moet hand in hand gaan met ondersteuning van de scholen. Scholen die nooit veel te maken kregen met SESleerlingen moeten de kans krijgen om de competentie om gelijke onderwijskansen te realiseren voor deze leerlingen geleidelijk te verwerven. Een school kan haar capaciteit wel verhogen, maar niet verlagen. Elke capaciteitsverhoging moet echter aangevraagd worden bij het LOP. De mogelijkheid om capaciteit te verhogen, is echter de enige mogelijkheid die scholen nog hebben om marges in te bouwen. Scholen die verbonden zijn aan een internaat en scholen die veel anderstalige nieuwkomers hebben, hebben dit nodig, omdat zij anders die leerlingen in overtal moeten nemen. In het secundair onderwijs hebben scholen die marge vooral nodig vanaf de tweede graad. Als leerlingen van het buitengewoon onderwijs niet terecht kunnen in de dichtstbijgelegen school voor buitengewoon onderwijs en de school geeft geen attest van weigering, verliezen die leerlingen het recht op leerlingenvervoer.
2.2 De toepassing door LOP’s of andere organisatoren 1
2
3
4 5
6
7
De complexiteit van het decreet maakt het erg moeilijk om over het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsprocedures te communiceren. Zo hebben de meeste LOP’s het moeilijk om het principe van de dubbele contingentering uit te leggen aan ouders. De brede communicatie met ouders laat in heel wat gebieden nog te wensen over. Zo is het niet voor iedereen duidelijk dat tijd wel belangrijk kan zijn om een plaats te bemachtigen in een bepaalde school. Aan de andere kant is het niet altijd opportuun om meteen alle details uit te leggen. Dit kan eerder verwarrend zijn dan verhelderend, leidt tot angst en onzekerheid en werkt zeker niet drempelverlagend. Het is in Brussel binnen de termijn van drie dagen onmogelijk én de ouders te informeren dat ze een attest moeten hebben over hun kennis van het Nederlands én voor de betrokken organisaties om zo’n een attest af te leveren. Het is voor ouders moeilijk om de documenten te bemachtigen om hun recht op voorrang te bewijzen op basis van de indicator ‘trekkende bevolking’. In de LOP’s gaat nu heel veel tijd naar de organisatie van de inschrijvingen. Inschrijvingsrecht is een van de kerntaken van het LOP. Het participatief proces rond andere thema’s die tot de kerntaken van het LOP behoren, dreigt daardoor in de verdrukking te komen. Verschillen tussen de afspraken in LOP’s van aaneengrenzende regio’s zijn niet alleen verwarrend voor de ouders. Scholen moeten ook verschillende afspraken naleven als ze vestigingsplaatsen hebben in verschillende LOP-regio’s. Dat vergroot de kans op procedurefouten. LOP’s maken te weinig gebruik van de mogelijkheid om afspraken te maken met aangrenzende LOP’s en met scholen van aangrenzende gemeenten. De LOP’s zijn onvoldoende alert voor toekomstige capaciteitsproblemen, waaronder de inschrijving van anderstalige nieuwkomers.
2.3 De wijze waarop de overheid het decreet implementeert 1
Kampeertoestanden blijven bestaan bij scholen die geen aanmeldingsprocedure gebruiken. Dat wil niet zeggen dat de minister elke school die geconfronteerd wordt met kampeertoestanden moet verplichten om met een aanmeldingsprocedure te werken. Voor een individuele school is een aanmeldingsprocedure vaak te hoog gegrepen. Als de minister scholen verplicht om met een aanmeldingsprocedure te werken, dan moet hij hen daarvoor de middelen geven. Die middelen had de Vlor trouwens gevraagd in zijn advies over de experimentele aanmeldingsprocedures1 en zijn advies over het voorstel van decreet over het inschrijvingsrecht.2 Ook administratief en procedureel is een aanmeldingsprocedure geen sinecure. De timing liet het voorbije schooljaar ook niet toe dat elke school die zou kunnen geconfronteerd worden met een capaciteitsprobleem, al een aanmeldingsprocedure zou hebben.
Vlaamse Onderwijsraad, Algemene Raad. Advies over de experimentele aanmeldingsprocedures, 25 november 2010, p. 20 en 21. 2 Vlaamse Onderwijsraad, Algemene Raad, Advies over het voorstel van decreet over het inschrijvingsrecht, 12 mei 2011, p.8. 1
5
2
3
4 5 6
7
Het inschrijvingsdecreet zorgt voor veel bijkomende administratief werk voor directies en schoolsecretariaten en de schoolsoftware is nog niet afgestemd op het inschrijvingsdecreet. De overheid heeft wel geïnvesteerd in de nodige aanpassingen aan de softwarepakketten, maar de aanpassingen hebben langer geduurd dan ze had gehoopt. De gegevens van VRINT worden niet altijd tijdig aangepast. Zo verdwijnt soms het zicht op het aantal vrije plaatsen wanneer er een vervroegde inschrijving is van broers en zussen en van kinderen van eigen personeelsleden. Dat bemoeilijkt de inschrijving van anderstalige nieuwkomers en verhuizers. De gegevens van de administratie kloppen niet altijd met de gegevens die de directies van de ouders kregen. Scholen die niet in een LOP-gebied gelegen zijn, krijgen de leerlingenkenmerken niet toegestuurd. Zij moeten ze opvragen. Een grote groep van de kleuters die de oudste zijn in een gezin heeft recht op een schooltoelage en scoort alleen op de indicator schooltoelage: 26 % van alle kansarme leerlingen scoren immers alleen op de indicator ‘schooltoelage’. Op het ogenblik dat ouders hun oudste kleuter inschrijven in een kleuterschool weet echter niemand of die kleuter al dan niet recht heeft op een schooltoelage. Leerlingen die alleen omwille van de indicator schooltoelage in het contingent ‘kansarm’ zouden moeten terecht komen, komen daardoor in het contingent ‘kansrijk’ terecht. Dit vertekent de populatie van de school voor de volgende 9 schooljaren en kan alleen opgelost worden als de overheid er in slaagt proactief te bepalen of het oudste kind van een gezin recht zal hebben op een schooltoelage. De verklaring op eer over het hoogste opleidingsniveau van de moeder blijft een probleem, ook omdat de wijze waarop de overheid die indicator bevraagt onduidelijk is. Het is onmogelijk te achterhalen hoeveel ouders hier geen correct antwoord geven.
2.4 Het gedrag en de reacties van ouders 1
2 3 4
5
6
6
Gemeenten die grenzen aan een LOP-gebied krijgen meer inschrijvingen van leerlingen die geen plaats gevonden hebben in een school in het LOP-gebied. In sommige LOP-gebieden ervaren de scholen dat ouders die niet willen dat hun kind school loopt in een school met veel indicatorleerlingen vluchten naar scholen die niet gelegen zijn in een LOP-regio. Ouders vinden het niet leuk om gegevens over SES mee te delen. Kinderen van ouders die recht hebben op een schooltoelage, maar ze niet aanvragen, komen niet in aanmerking voor de indicator schooltoelage. Heel wat kinderen die ingeschreven zijn, komen uiteindelijk niet opdagen of nog niet opdagen in september. Scholen weten nog niet of er plaatsen zullen vrij blijven of niet. Voor sommige scholen gaat dit over een vrij grote groep. (Zie ook 2.1, 10). Als gevolg van de regeling van het inschrijvingsrecht zijn er in het secundair onderwijs in de perceptie capaciteitsproblemen ontstaan in scholen waar er eigenlijk geen zijn. Sommige scholen hebben vorig schooljaar totaal onverwacht een zeer grote toeloop gekend en werden voor de eerste keer in hun geschiedenis met kampeertoestanden geconfronteerd. In het secundair onderwijs vragen veel ouders om hun kind in verschillende structuuronderdelen in te schrijven, omdat de vroegste inschrijvingsdatum te vroeg in het
schooljaar ligt en ze nog geen definitieve keuze kunnen maken. Ouders kunnen dit echter niet opeisen.
3 Knelpunten die alleen kunnen opgelost worden door een aanpassing van het decreet 3.1 Voor iedereen 1
2 3 4
Thuistaal is geen indicator meer om te bepalen tot welke contingent een leerling behoort. Scholen moeten leerlingen waarvan de thuistaal niet het Nederlands is dus inschrijven in het contingent ‘kansrijk’. In de perceptie van ouders hoort bij sociale mix ook etnischculturele mix. Voor de berekening van de omkadering in het basisonderwijs en de extra omkadering in het secundair onderwijs en van de werkingsmiddelen wordt wel rekening gehouden met de indicator ‘thuistaal’. In LOP-gebieden gelden andere regels dan in regio’s waar geen LOP is. Campusvoorrang geldt alleen in een LOP-gebied. Kinderen van personeelsleden hebben geen voorrang in de andere scholen van de scholengroep.
3.2 Specifiek voor het gewoon basisonderwijs 1
2
Het decreet bepaalt dat een schoolbestuur een inschrijving moet weigeren als een bijkomende inschrijving voor het lopende schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor het volgend schooljaar zou overschreden worden. Daardoor riskeren leerlingen die verhuizen, vooral tijdens een inschrijvingsperiode of tijdens een aanmeldingsprocedure, geen school te vinden omdat zij de plaats zouden kunnen innemen van een leerling die pas volgend schooljaar kan instappen. Verschillende secundaire scholen die op één campus gelegen zijn, kunnen inschrijvingen laten doorlopen wanneer een leerling overgaat van de ene secundaire school naar de andere. In het basisonderwijs bestaat deze regel niet. Dat zorgt voor problemen bij de overgangen van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs en binnen het lager onderwijs als scholen op eenzelfde campus administratief een andere school zijn.
3.3 Specifiek voor het buitengewoon onderwijs Het decreet bevat geen specifieke regeling voor de inschrijvingen in het buitengewoon onderwijs. De scholen voor buitengewoon onderwijs moeten werken volgens dezelfde regels als de scholen voor gewoon basisonderwijs en de scholen voor gewoon secundair onderwijs. De Vlor wees in zijn advies over het voorstel van decreet over het inschrijvingsrecht al op dit tekort aan een
7
specifieke regeling.3 Die is nodig omwille van de specificiteit van de doelgroepen van het buitengewoon onderwijs en de samenwerking met welzijn.(MPI’s en MFC’s) 1 2
3 4
5
6
3
8
Het inschrijvingsdecreet houdt geen rekening met zorgbehoefte. Zorgbehoefte bepaalt in belangrijke mate de mogelijke alternatieven. Het inschrijvingsdecreet laat in het buitengewoon onderwijs geen capaciteitsbepaling toe voor doelgroepen binnen een type. Capaciteitbepaling per doelgroep zonder meer laat echter te veel willekeur toe. Zij is wel nodig voor duidelijk omschreven doelgroepen, waarvoor het onderwijsaanbod erg beperkt is. Daarvoor is een capaciteitsbepaling op niveau van het type onvoldoende. Dit is in het bijzonder het geval voor kinderen met spraak-, taal- en ontwikkelingsstoornissen (STOS) en autismespectrumstoornissen (ASS). Hier is er een groot probleem van capaciteit. De afbakening van de LOP-regio’s klopt niet met de leerlingenstromen in het buitengewoon onderwijs. In de MPI’s is er geen inschrijvingsrecht. Zij bepalen hun eigen inschrijvingsbeleid. De zorgregie heeft wel gezorgd voor een meer transparante prioritering. Het inschrijvingsrecht in de scholen voor buitengewoon onderwijs moet rekening houden met die zorgregie. De campusregel geldt alleen voor scholen buitengewoon onderwijs die in een LOP-gelegen zijn. De voorrang voor leerlingen van de eigen basisschool kan dus alleen in LOP-regio’s. Zonder LOP ontbreken de fora om hierover te praten. Zowel het LOP-basisonderwijs als het LOP-secundair onderwijs moet hiermee akkoord gaan. Niet alle leden van de commissies Buitengewoon Onderwijs zijn voorstander van een campusvoorrang. Die benadeelt immers scholen die zelf geen secundair onderwijs aanbieden. Scholen voor buitengewoon secundair onderwijs die werken met een aanmeldingssysteem kunnen capaciteit bepalen tot op het niveau van de pedagogische eenheid, maar weten op het ogenblik van de inschrijving niet in welke pedagogische eenheid de leerling kan terechtkomen. Het clb heeft informatie, maar mag die pas geven als de leerling al ingeschreven is. Toch kan de volverklaring van een pedagogische eenheid geen weigeringsgrond zijn voor een kind dat over het juiste attest beschikt, ook al past dit kind om andere redenen helemaal niet in de groep van een andere pedagogische eenheid met leerlingen die hetzelfde attest hebben. Het begrip ‘pedagogische eenheid’ is echter moeilijk te omschrijven. Andere leden van de commissies Buitengewoon Onderwijs vragen zich af of de mogelijkheid om voor ASS en STOS capaciteitsbepaling tot op het niveau van de doelgroep toe te laten een oplossing kan bieden. Er was in de commissies Buitengewoon Onderwijs geen consensus over de invoering van het niveau pedagogische eenheid in het buitengewoon basisonderwijs, omdat de mogelijke impact van die invoering op de vrije toegang tot het onderwijs en in het verlengde daarvan de mogelijke verhindering van het recht op onderwijs niet duidelijk is.
Vlaamse Onderwijsraad, Algemene Raad, Advies over het voorstel van decreet over het inschrijvingsrecht, 12 mei 2011, p. 3.
3.4 Specifiek voor het gewoon secundair onderwijs 1
2
3
4
De verplichting om de maximumcapaciteit vanaf het tweede jaar van de eerste graad te bepalen vóór de inschrijvingen botst met de praktische organisatie van elke secundaire school. Elke secundaire school maakt gebruik van twee parameters om haar structuur voor het volgend schooljaar in een matrix te gieten: het lesurenpakket op basis van het leerlingenaantal vastgesteld op 1 februari én de studiekeuze van de leerlingen. Die studiekeuze maken de leerlingen ten vroegste op 30 juni en in een toenemend aantal gevallen na 15 augustus. Op het ogenblik dat een school haar maximumcapaciteit voor één of meer onderdelen bepaalt, betonneert zij haar organisatie (omvang van de klassen, wie krijgt met wie welke les, …) voor het volgende schooljaar, pas daarna kiezen de leerlingen. De capaciteit bepalen vooraleer leerlingen gekozen hebben en toch het volgende schooljaar op een adequate wijze organiseren, is dus onmogelijk. Omdat de middelen die secundaire scholen kunnen aanwenden voor de organisatie van het volgende schooljaar vastliggen op basis van het leerlingenaantal van 1 februari van het lopende kalenderjaar, kunnen ze hun capaciteit voor een welbepaald onderdeel niet verhogen als ze die elders niet mogen verlagen. En scholen willen capaciteit kunnen verlagen omdat de verplichting om capaciteit vast te leggen vóór de inschrijvingen voor een organisatorische anomalie zorgt. Het nieuwe inschrijvingsdecreet vult het campusprincipe op twee vlakken ruimer in. De mogelijkheid om inschrijvingen te laten doorlopen is voor alle combinaties van scholen (bv. twee eerstegraadsscholen, een autonome eerstegraads-school en een zesjarige school of ook drie zesjarige scholen) mogelijk en de afstand tussen deze scholen mag groter zijn. In Vlaanderen passen heel wat scholen dit campusprincipe toe. Zo profileren verschillende scholen zich als één geheel met één overkoepelende naam, één pedagogisch project, één schoolreglement en één website. De leerlingen weten meestal niet in welke administratieve school zij ingeschreven zijn; de werking verloopt veelal horizontaal (per graad), over de administratieve scholen heen. Het nieuwe inschrijvingsdecreet honoreert dit principe echter niet bij de bepaling van de capaciteit. Die moet immers bepaald worden op het niveau van de school. Nochtans zou het logisch zijn dat schoolbesturen als ze het campusprincipe toepassen, hun capaciteit zouden kunnen vastleggen over de administratieve scholen heen, dus op het niveau van de campus. Dat deze mogelijkheid nu niet bestaat, geeft, zeker voor het 1ste leerjaar van de eerste graad, nogal wat problemen bij aanmeldingen en inschrijvingen. Hierdoor worden de aanmeldingsprocedures en de inschrijvingen nodeloos bemoeilijkt. Niet nieuw, maar wel een knelpunt, is de vaststelling dat het weigeringsrecht van LOPscholen t.a.v. leerlingen die werden uitgesloten uit een andere school gelegen in dat LOP, als neveneffect heeft dat die leerlingen heel vaak worden doorgeschoven naar scholen die aan de rand van dat LOP-gebied gelegen zijn. Deze scholen kunnen die leerlingen niet weigeren. Hierdoor echter komt de draagkracht van die scholen aan de rand van het LOP onder druk te staan.
9
4 Knelpunten die het gevolg zijn van het capaciteitsprobleem 1
2
Het capaciteitsprobleem zet een enorme druk op heel het systeem van aanmelden en inschrijven. Dat probleem kan niet opgelost worden door het decreet over het inschrijvingsrecht aan te passen. Het capaciteitsprobleem zorgt voor een probleem met de Grondwettelijk gegarandeerde vrije keuze tussen confessioneel en niet-confessioneel onderwijs indien er wanneer een leerling geweigerd wordt, geen tweede of derde school van het gekozen net in de buurt is. De overheid is dan volgens de Grondwet verplicht om in die buurt zo’n school op te richten of in de subsidieregeling op te nemen of te voorzien in het vervoer naar een school naar keuze. Dit probleem kan niet opgelost worden door het decreet over het inschrijvingsrecht aan te passen. Ouders die wonen in een regio met een capaciteitsprobleem, bijvoorbeeld het Brussels hoofdstedelijk gewest, gaan op zoek naar een school aan de rand van die regio. Daardoor krijgen ook scholen in gemeenten die grenzen aan een regio met een capaciteitsprobleem, een gebrek aan capaciteit, ook om de leerlingen uit de eigen gemeente in te schrijven, Specifiek voor de gemeenten aan de rand van Brussel is daarbij dat zij geen voorrang mogen geven aan Nederlandstaligen.
5 Knelpunten die het gevolg zijn van conflicterende regelgeving 1
2
3
4
10
Omdat het decreet alleen rekening houdt met afstand en niet met gemeentegrenzen krijgen scholen die kort bij een gemeentegrens liggen steeds meer leerlingen uit nabije gemeenten. Wegens plaatsgebrek moeten ze dan leerlingen uit de eigen gemeente die verder van de school wonen weigeren. Voor gemeenten die investeren in hun scholen, is dit een probleem. Die regeling is ook in strijd met andere artikelen uit het decreet basisonderwijs, die wel werken met gemeentegrenzen. Het verbod op religieuze kentekens interfereert met het inschrijvingsdecreet. Leerlingen voor wie het verbod op religieuze kentekens onaanvaardbaar is, moeten zich elders inschrijven. Het minimum aantal anderstalige nieuwkomers in een autonome kleuterschool is 8. Voor een grote school heeft dit andere gevolgen voor de leerlingenpopulatie dan voor een kleine school. Kleinere scholen zullen relatief zwaardere inspanningen moeten leveren met een beperkte ondersteuning. De capaciteitsbepaling conflicteert in het secundair onderwijs met de timing voor de verdeling van het urenpakket.