COC Trierstraat 33 1040 Brussel
Het inschrijvingsrecht in een notendop Dat alle leerlingen op school gelijke kansen moeten krijgen, is onbetwistbaar. Het Gelijke Onderwijskansendecreet(GOK-decreet) wil deze gelijke kansen realiseren door uitsluiting, segregatie en discriminatie tegen te gaan. Daarom stelt het inschrijvingsrecht dat iedere jongere het recht heeft zich in te schrijven in de school van zijn/haar keuze. Voor de meeste leerlingen is inschrijven in een nieuwe school geen probleem; voor kansarme leerlingen is een school zoeken soms een hele opdracht. Kansarme leerlingen maken inderdaad minder gebruik van het versterkt recht op inschrijving. Vandaar dat in het GOK-decreet wijzigingen op het recht op inschrijving werden aangebracht om de positie van de kansarme leerling te versterken.
1. Het inschrijvingsrecht De school moet elke leerling inschrijven in de school en/of vestigingsplaats van zijn keuze of de keuze van zijn ouders indien de leerling jonger is dan 12 jaar. Voorwaarde is dat de leerling voldoet aan de toelatingsvoorwaarden én dat de ouders en de leerling zich vooraf schriftelijk akkoord verklaren met het pedagogisch project en het schoolreglement. Het recht op inschrijving in de school naar keuze geldt ook voor leerlingen die zijn doorverwezen naar het buitengewoon onderwijs. Ouders kunnen ook in dat geval het inschrijvingsrecht laten gelden tegenover een school van het gewoon lager of secundair onderwijs maar met die beperking dat scholen leerlingen met een inschrijvingsverslag (type 1 t/m 7) kunnen weigeren op grond van onvoldoende draagkracht en na een welbepaalde procedure (zie verder). Eens ingeschreven in een bepaalde school, blijft de leerling in die school ingeschreven voor de volledige duur van zijn schoolloopbaan. Zijn inschrijving vervalt enkel wanneer de leerling zelf en/of zijn ouders om een uitschrijving hebben verzocht of wanneer de leerling definitief uitgesloten werd. Leerlingen die het voorgaande schooljaar in de school een A-, B- of C-attest behaalden, zijn reeds ingeschreven en blijven bijgevolg ingeschreven. Herinschrijven binnen dezelfde school is voor deze leerlingen dus niet nodig. Een leerling wordt in de chronologische volgorde waarop hij/zij zich aanbiedt (datum en tijdstip) in het inschrijvingsregister geschreven. Diezelfde leerling wordt automatisch ingeschreven wanneer aan de voorwaarden (voldoen aan de toelatingsvoorwaarden en akkoord gaan met het pedagogisch project en het schoolreglement) voldaan is en zolang er nog plaats is in de school of het structuuronderdeel. Pas als de school beslist heeft dat de maximale opnamecapaciteit van de groep of het structuuronderdeel bereikt is, wordt de leerling in kwestie geweigerd. Aan de toelatingsvoorwaarden moet enkel voldaan zijn op het moment van de effectieve instap in de school.
2. Het inschrijvingsregister Een leerling wordt, als aan de voorwaarden(toelatingsvoorwaarden, pedagogisch project en schoolreglement) voldaan wordt, ingeschreven óf geweigerd op basis van één van de weigeringsgronden in het decreet bepaald. Het inschrijvingsregister bevat bijgevolg gerealiseerde inschrijvingen (de ouders gaan akkoord met het pedagogisch project en het schoolreglement en er zijn geen door het decreet toegestane redenen tot weigering van toepassing op de leerling) en geweigerde inschrijvingen (ouders zijn wel akkoord met het project en reglement maar één van de decretaal omschreven weigeringsgronden is van toepassing). Het inschrijvingsregister blijft gelden tijdens de eerste 10 schooldagen van het schooljaar. Dit betekent dat, wanneer in een school die aanvankelijk volzet was, tijdens die periode van 10 dagen plaatsen vrijkomen, de geweigerde leerlingen die in het inschrijvingsregister genoteerd staan, eerst moeten gecontacteerd worden. De eerst geweigerde leerling in het inschrijvingsregister wordt daarbij als eerste gecontacteerd. Als deze geen interesse meer heeft in een inschrijving in die school, wordt de volgende aangesproken, en zo verder. Inschrijvingen voor het schooljaar 2007-2008 kunnen theoretisch vanaf de eerste schooldag van het schooljaar 2006-2007, dus vanaf 1 september 2006. Dat geldt ook voor de inschrijving van kleuters die tijdens een bepaald schooljaar 2,5 jaar worden, maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen. De school kan binnen de grenzen van het schooljaar 2006-2007 striktere inschrijvings- en voorrangsperioden vastleggen al dan niet in gemeenschappelijk overleg met het LOP. Vanzelfsprekend dient zij deze inschrijvings- en voorrangsperioden dan te communiceren naar de ouders toe, b.v. via haar schoolreglement.
3. Voorrangsregels 3.1 Welke leerlingen krijgen voorrang? Le e r l i ng e nwor de ndusi ng e s c hr e ve nvol g e nshe tpr i nc i pe“ eerst komt, eerst i nge s c hr e ve n”. Op dat principe zijn er vijf uitzonderingen, waarbij in bepaalde omstandigheden voorrang gegeven wordt aan bepaalde groepen van leerlingen. Er wordt altijd voorrang gegeven aan broers en zussen Er kan in het Nederlandse taalgebied in het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs onder welbepaalde voorwaarden voorrang gegeven worden aan: o kansarme (GOK1-) leerlingen, ook de leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is, zijn GOK-leerlingen o Nederlandstalige niet -GOK-leerlingen
1
GOK-leerlingen zijn leerlingen die voldoen aan één van de volgende voorwaarden: - hun gezin leeft van een vervangingsinkomen - ze worden (tijdelijk) buiten het gezinsverband opgenomen - de ouders behoren tot de trekkende bevolking - de moeder is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld diploma de thuistaal is niet het Nederlands
Er kan in Brussel-Hoofdstad in het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs onder welbepaalde voorwaarden voorrang verleend worden aan: o Nederlandstalige kinderen in Brusselse scholen o Kansarme (GOK-) leerlingen; leerlingen die enkel beantwoorden aan de GOK-indicator thuistaal niet-Nederlands horen in Brussel echter niet bij de GOK-leerlingen.
3.2 Broers en zussen [kinderen van dezelfde leefeenheid] Leerlingen met ten minste één gemeenschappelijke ouder en leerlingen met eenzelfde hoofdverblijfplaats hebben voorrang op andere nieuwe leerlingen in een bepaalde school. Het gaat hier om broers en zussen, halfbroers en –zussen –zelfs als ze niet op hetzelfde adres wonen –en kinderen die onder hetzelfde dak wonen maar geen gemeenschappelijke ouders hebben. Het schoolbestuur bepaalt de periode waarbinnen de voorrangsregeling geldt. Het voorrangsrecht voor broers en zussen gaat voor op andere voorrangsregelingen. Het voorrangsrecht voor broers en zussen gaat voor op de andere voorrangsregelingen.
3.3 Nederlandstalige kinderen in Brussel-Hoofdstad Nederlandstalige leerlingen kunnen in de Brusselse scholen beperkt voorrang krijgen bij inschrijvingen om een goede verhouding na te streven tussen Nederlandstalige leerlingen (met het Nederlands als thuistaal) en anderstalige leerlingen (met een andere taal dan het Nederlands als thuistaal). De thuistaal Nederlands wordt aangetoond door een verklaring op eer van de ouders. Het percentage dat voorrang mag krijgen, wordt vooraf door het LOP Brussel overlegd en vastgelegd , en moet minstens 20% zijn. Indien het LOP geen percentage vastlegt, kunnen tot 25% Nederlandstalige leerlingen voorrang krijgen. Het schoolbestuur bepaalt de periode waarbinnen de voorrangsregeling geldt en het niveau waarop de voorrangsregeling van toepassing is. Het voorrangsrecht voor broers en zussen gaat steeds voor op de voorrang van Nederlandstalige kinderen. Met andere woorden broers en zussen van reeds ingeschreven leerlingen (al dan niet met het Nederlands als thuistaal) hebben voorrang op leerlingen die geen broer of zus zijn van een reeds ingeschreven leerling.
3.4 GOK-leerlingen gewoon basisonderwijs en eerste graad gewoon secundair onderwijs Schoolbesturen krijgen voortaan instrumenten voor het voeren van een actief rekruterings- en inschrijvingsbeleid naar de kansarme doelgroepen toe. Door de zwakkere onderwijsvrager voorrang te geven, wordt hij sterker gemaakt. Dit resulteert in een voorrang voor kansarme leerlingen of GOK-leerlingen. Scholen in Brussel-Hoofdstad kunnen voorrang geven aan leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere voorwaarden om als GOK-leerling te kunnen beschouwd worden. Leerlingen die louter en alleen anderstalig zijn, maar die voor de rest aan geen enkele GOK-indicator beantwoorden, kunnen in BrusselHoofdstad geen voorrang verkrijgen.
Scholen in het Nederlands taalgebied kunnen voorrang geven aan kansarme leerlingen. Dat zijn leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere voorwaarden om als GOK-leerling te kunnen beschouwd worden. Ook anderstalige leerlingen die thuis geen Nederlands spreken worden in het Nederlandse taalgebied als GOKleerling beschouwd. De schoolbesturen bepalen het voorrangspercentage, de voorrangsperiode alsook het niveau waarop de voorrangsregeling van toepassing is.
3.5 Niet-GOK-leerlingen gewoon basisonderwijs en eerste graad gewoon secundair onderwijs Aangezien de sociale, culturele en etnische diversiteit in scholen een meerwaarde is, worden er maatregelen voorzien om scholen toe te laten de diversiteit te bewaren of te bewerkstelligen. Scholen in het Nederlandse taalgebied met een hoge concentratie kansarme leerlingen die een meer diverse leerlingenpopulatie nastreven, kunnen bijgevolg voorrang geven aan niet-kansarme Nederlandstalige leerlingen (dus niet voldoen aan één of meerdere voorwaarden om als GOK-leerling beschouwd te kunnen worden). Voorwaarde: het percentage GOK-leerlingen (=de relatieve aanwezigheid) in de school of de vestigingsplaats ligt 10% of meer boven het regiogemiddelde van het LOP of van de gemeente indien er geen LOP is. De schoolbesturen bepalen de voorrangsperiode alsook het niveau waarop de voorrangsregeling van toepassing is.
4. Wanneer kan een school een leerling weigeren? Er zijn 5 redenen waarom een school een leerling kan weigeren. Als de leerling op het moment van de effectieve instap niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden. Als de school, het leerjaar of de richting waarvoor de leerling zich wil inschrijven “vol ”is; meer leerlingen kunnen er niet meer bij omdat de school, het leerjaar of de richting haar maximumcapaciteit bereikt heeft. In een aantal uitzonderlijke gevallen kan de school toch overgaan tot een i ns c hr i j vi nga l hoe we lz i jz i c h“ vol ”ve r kl a a r dhe e f t ,na me l i j kbi ji ns c hr i j vi n gva n o een anderstalige nieuwkomer in het basisonderwijs o een leerling in het basisonderwijs die geplaatst is door de jeugdrechter of het comité voor bijzondere jeugdzorg o een leerling die als interne verblijft in een internaat verbonden aan de basisschool o een leerling die verblijft in een voorziening verbonden aan een school voor buitengewoon onderwijs o een leerling die deelneemt aan Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur Als de leerling het vorig schooljaar of het schooljaar daarvoor na een t uc ht pr oc e dur e“ definitief uitgesloten”we r d. Als de leerling met een inschrijvingsverslag(type1 t/m 7) voor het buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs wil, kan de gewone school die leerling weigeren op grond van onvoldoende draagkracht en na een welbepaalde procedure. De school dient rekening te houden met de verwachtingen van de ouders ten aanzien van het kind en ten aanzien van de school alsook met de concrete ondersteuningsnoden van de leerling. Verder dient het schoolteam een
inschatting te maken van het aanwezige draagvlak in de school voor de betreffende leerling en van de beschikbare ondersteunende maatregelen binnen en buiten het onderwijs. Een gewone school kan een leerling met een inschrijvingsverslag type 8 (leerstoornissen)nooit weigeren. Bepaalde scholen voor het gewoon secundair onderwijs die behoren bij een LOP kunnen leerlingen weigeren die in een andere school tijdens het schooljaar “de f i ni t i e fui t ge s l ot e n”werden. Dit kan enkel indien in het LOP op voorhand criteria afgesproken werden die de draagkracht van de school in kaart kunnen brengen en op basis waarvan dan ook geweigerd kan worden. Als men er in het LOP niet in slaagt die criteria af te spreken, dan mag geen enkele school uit die bepaalde LOP-regio een leerling weigeren die ergens anders tijdens het schooljaar “ de f i ni t i e fui t g e s l ot e n”we r d. Als een school weigert om een leerling in te schrijven, dan moet ze dit binnen de 4 dagen schriftelijk laten weten en motiveren aan de ouders en aan de voorzitter van het LOP. Dit gebeurt tegen afgiftebewijs of via een aangetekende brief. Deze brief deelt aan de ouders ook mee dat zij voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op het LOP of klacht kunnen indienen bij de Commissie inzake Leerlingenrechten.
5. Del okal eo ve r l e g pl a t f o r ms( LOP’ s ) Vanaf 1 september 2002 traden er over heel Vlaanderen lokale overlegplatforms ( LOP’ s )i nwe r ki ng .Erz i j nLOP’ svoor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs. Het LOP werkt lokaal rond gelijke onderwijskansen, ziet toe op de praktische uitvoering van het inschrijvingsrecht en kan leerlingen helpen wanneer hun inschrijving geweigerd werd. Zo zullen de medewerkers van het LOP automatisch bemiddelen om een oplossing te zoeken voor een leerling met een inschrijvingsverslag voor het buitengewoon onderwijs (type1 –7) die door een school geweigerd werd wegens onvoldoende draagkracht die omwille van een definitieve uitsluiting in de loop van het schooljaar van school verandert en in de nieuwe school geweigerd wordt wegens onvoldoende draagkracht. Bij weigering op basis van de andere redenen kunnen de ouders het LOP verzoeken om te bemiddelen of te helpen bij hun zoektocht naar een andere school. Verder wordt in het LOP met de scholen overlegd over het hanteren van gemeenschappelijke inschrijvingsperiodes, over de communicatie van het inschrijvingsbeleid naar de ouders toe en over het hanteren van gemeenschappelijke voorrangsregelingen voor GOK-leerlingen of niet-GOK-leerlingen met de bedoeling op die manier een diverse schoolpopulatie te bekomen. I nhe tLOPz i t t e ns c hool di r e c t i e s ,di r e c t i e sva ndeCLB’ s ,ve r t e g e nwoor di ge r sva nde vakverenigingen, ouderverenigingen, leerlingen, armen, allochtonen, de integratiedienst, onthaalbureaus voor anderstalige nieuwkomers, onderwijsopbouwwerk en de sociale sector. Voordeonde r s t e uni ngva ndeLOP’ swor dtdoordeVl a a ms er e g e r i ng–departement Onderwijs –een deskundige aangeduid. Het LOP wordt voorgezeten door een
voorzitter die aangesteld wordt door de minister van onderwijs, na overleg met het lokaal platform. Om te weten of uw school tot een LOP behoort en hoe u het LOP kan contacteren, surft u naar: http://ond.vlaanderen.be/gok/lop. Maakt uw school geen deel uit van een LOP, dan kunt u voor inschrijvingsproblemen bellen naar het Departement Onderwijs, Frederic Roekens, tel. 02/553 89 59. De regelgeving inzake gelijke onderwijskansen en praktische vragen en antwoorden ove rhe ti ns c hr i j vi ng s r e c ht ,deLOP’ se nr e c ht s be s c he r mi ngz i j nt evi nde nopdes i t e http://www.ond.vlaanderen.be/gok/ Monique Wauters