Vragen bij de toepassing van de wet verwerking van persoonsgegevens in de gezondheidszorg Prof. Dr.
S . CALLENS
Advocaat; deeltijds docent Faculteit Geneeskunde, Centrum voor bio-medische ethiek en recht, K.U. Leuven
Samenvatting De informatisering van de gezondheidszorg heeft zijn voor- en nadelen. Na een korte omschrijving van enkele recente toepassingen van de informatica toont de auteur aan dat het beroepsgeheim op zich niet meer in staat is om het omgaan met medische gegevens teregelen. Bijkomende wetgeving zoals de Wet Verwerking van Persoonsgegevens (W.V.P.) is noodzakelijk. De auteur bestudeert de voorwaarden waaronder medische persoonsgegevens kunnen worden gebruikt voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Via rechtsvergelijkend onderzoek wordt duidelijk gemaakt dat art. 7, vierde lid W.V.P. te algemeen geformuleerd is. Hetgebruik van gecodeerde gegevens kreeg ten onrechte geen aandacht van de wetgever. Het afwegen van de verschillende belangen wordt volledig overgelaten aan de behandelende arts tot wie een verzoek is gericht door een onderzoeker om medische gegevens aan hem te verstrekken. Er is geen melding gemaakt van een instantie die voorafgaand aan het onderzoeksproject een advies of machtiging verleent. Het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10betreffende het wetenschappelijk onderzoek biedt evenmin een goede regeling voor het verstrekken van medische gegevens voor onderzoek. Nieuwe wetgeving is bijgevolg wenselijk. De auteur gaat ook de impact na van de W:V.P. op een aantal andere vaak voorkomende medische gegevensstromen. Aangetoond wordt dat behoudens afwijking door of krachtens de wet, dè bijzondere schriftelijke toestemming van de patiënt vereist is voor het doorgeven van het medisch dossier aan de opvolger, voor het verstrekken van medische persoonsgegevens aan de leden van een ethisch comité, aan de inspectie, aan de commissie voor kwaliteitstoetsing, aan de ziekenhuisdirectie enz. Men kan zich de vraag stellen of het principe van een bijzondere schriftelijke toestemming niet in een aantal gevallen zou moeten, worden genuanceerd. Doordat die nuanceringen vooralsnog ontbreken maakt de huidige W. V.P. geen goede afweging van de verschillende belangen die bij het verstrekken van medische persoonsgegevens in het geding zijn. Dit geldt óok voor het inzagerecht. Een afweging van belangen via wetgeving is eveneens nodig voor het nader gebruik van lichaamsmateriaal.
Résumé L'informatisation de la santé publique a ses avantages et ses désavantages. Après une courte description de quelques récentes applications de l'informatique, l'auteur nous démontre que le secret professionnel n'est en soi plus en mesure de régler des données médicales. Une législation complémentaire tel que la loi Traitements de Données à Caractère Personnel (Loi T.D.C.P.) est nécessaire. L'auteur étudie les conditions auxquelles les données médicales peuvent être utilisées pour la recherche médico-scientifique. Par la voie d'une étude de droit comparé il apparaît que l'article 7, al. 4 de la Loi T. D. C. P. est formulé d'une manière trop générale. A tort l'emploi de données codées n'a pas reçu l'attention du législateur. Le médecin traitant auquel une demande de données médicales a été adressée devra peser le pour et le contre des différents intérêts. Il n 'est pas fait mention d'une instance précédant le projet de recherche accordant un avis ou une autorisation. Le projet d'Arrêté Royal n' 10 concernant la recherche scientifique n'accorde pas non plus une bonne solution pour la procuration - en vue de recherche - de données médicales. Une nouvelle législation est souhaitable. L'auteur examine également l'impact de la Loi T.D.C.P. sur quelques flots de données médicales. Il est démontré que sauf dérogation prévue par ou en vertu de la loi, le consentement spécial donné par écrit par le patient est requis pour la procuration du dossier médical au successeur, des données médicales personnelles aux membres du comité d'éthique, à l'inspection, à la commission de contrôle de qualité, à la direction de l'hôpital, etc. On peut se poser la question si le principe d'un consentement spécial donné par écrit ne devrait être nuancé dans certains cas. Du fait que ces nuances manquent, la Loi T.D.C.P. n'offre pas une bonne évaluation des différents intérêts. Ceci vaut également pour le droit de regard. Un examen des intérêts via une législation est aussi nécessaire pour l'emploi des substances humaines.
I. Probleemstelling 1. Er bestaat een toenemend verlangen om over medische gegevens1 te beschikken. De tijd dat medische gegevens door één arts werden ingezameld en alleen voor de behandeling van de patiënt werden gebruikt ligt ver achter ons. In een geïnformatiseerde maatschappij worden medische gegevens voor allerlei doeleinden verwerkt, zoals hulpverlening, acti-
1 2
viteiten die de hulpverlening ondersteunen en het zogenaamd "maatschappelijk gebruik".2 Bij het omgaan met medische gegevens treden verschillende actoren op: de patiënt, de behandelende arts en de derde (een ziekenfonds, de overheid, een werkgever, een verzekeraar, eèn onderzoeker, enz.). Deze partijen behartigen andere belangen. De patiënt heeft een individueel belang tot geheimhouding. Hij heeft ook een recht op informationele zelfbepaling waardoor hij - althans
Onder die term vallen zowel medische persoonsgegevens als gecodeerde medische gegevens. A., A policy analysis of citizen rights issues in health data systems, Washington, U.S. Government printing office, 1977, 1.
WESTIN,
4
T.Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
V
m p rl ncipe - kan beslissen wie toegang krijgt tot zijn medi< sche gegevens. De behandelende arts moet ervoor zorg dra-r- g Cn d a t bij het verstrekken van medische (persoons)gegevens aan derden het algemeen belang dat aan het beroepsgeheim v fen grondslag ligt, gerespecteerd wordt. Het beroepsgeheim t ^ steunt dus niet alleen op het individueel belang van de be-
* trokkene. Het rust ook op de vertrouwenspositie van de arts in onze samenleving.3 Dit is het algemeen belang dat het < beroepsgeheim dient: het is in het belang van allen dat de behandelende arts, bij het uitoefenen van zijn beroep, het * vertrouwen dat het publiek in hem heeft, niet beschaamt.4 Aan het beroepsgeheim liggen dus twee belangen ten grondslag.5 Bij de verstrekking van medische gegevens aan derden moet met beide belangen rekening worden gehouden. Van een verstrekking van medische gegevens aan derden met de toestemming van de betrokkene kan pas sprake zijn indien ook het algemeen belang dat aan het geheim ten grondslag ligt, zich niet verzet tegen die verstrekking. Zo kan een arts zich terecht op de geheimhoudingsplicht beroepen indien hij van oordeel is dat dë tóestemming van de patiënt tot verstrekking van medische gegevens onder druk is gegeven.6 Tenslotte behartigt de derde - dit is degene die gegevens inzamelt bij de behandelende arts zelf - bepaalde belangen. Zo dient de onderzoeker die gegevens wil inzamelen in het kader" van een onderzoeksproject dat een substantieel belang zal hebben voor een groep patiënten, een algemeen belang.7 De verschillende belangen die de betrokken actoren behartigen kunnen met elkaar in conflict komen..Het is de taak van het recht om die belangen met elkaar af te wegen.8 2. In dit artikel gaan we na of de Wet Verwerking van Persoonsgegevens (voortaan afgekort als W.V.P.) met alle belangen rekening houdt. In een eerder beschrijvend hoofdstuk II geven we een beknopt overzicht van de voor- en nadelen van de informatisering van de gezondheidszorg. Bij de medische kaart als voorbeeld van een recente informaticatoepassing wordt iets langer stilgestaan vermits zich hier specifieke problemen stellen die nog te weinig aan bod kwamen in de Belgische rechtsleer. Dit beschrijvend hoofdstuk geeft ons de mogelijkheid om in hoofdstuk III aan te tonen waarom het beroepsgeheim op zich tekort schiet om het omgaan met medische gegevens té regelen. Dit betekent echter niet dat het geheim buiten spel is gezet door die nieuwe ontwikkelingen. Integendeel, de nieuwe wetgeving zoals de Wet Ver-
werking van Persoonsgegevens zal bij de regeling voor het verstrekken van medische gegevens moeten rekening houden met het beroepsgeheim en met de twee belangen die aan het geheim ten grondslag liggen (cf. supranr. 1). Of de W.V.P. een goede regeling biedt voor het omgaan met medische gegevens illustreren we aan de hand van de voorwaarden waaronder behandelende artsen medische gegevens kunnen verstrekken aan onderzoekers (hoofdstuk IV). Die gegevensstroom krijgt in dit artikel aparte aandacht omdat die frequent voorkomt in de gezondheidszorg en omdat die in België nog te weinig bediscussieerd is. 3. Het laatste hoofdstuk bevat een lijst van knelpunten die de toepassing van de W.V.P. met zich meebrengt. Het is geenszins onze bedoeling om bij die problemen een standpunt in te nemen. We hopen alleen een debat op gang te brengen omtrent de voorwaarden waaronder medische gegevens kunnen worden verstrekt aan een opvolger, aan factoringkantoren of incassobureaus, aan artsen ten behoeve van kwaliteitstoetsing, aan de ethische comités van de ziekenhuizen, aan de ziekenhuisdirectie, aan de inspectie, aan de overheid, aan verwanten enz. (hoofdstuk V). We zullen aantonen dat de W.V.P. voor deze vormen van omgaan met medische gegevens een te strikt standpunt inneemt en (nog) geen goede regeling is. Andere knelpunten bij de toepassing van de W.V.P. zijn het gebruik van verborgen camera's in de gezondheidszorg, het inzagerecht en het gebruik van lichaamsmateriaal voor andere doeleinden dan waarvoor dit materiaal is afgestaan.
Q. Een geïnformatiseerde gezondheidszorg 1. Voor- en nadelen van de telestroïka 4. Van de eerste computers uit de jaren zestig naar de huidige informaticatoepassingen is een grote afstand afgelegd. De logge centrale machines met beperkte toepassingen die enkel door grote (administratieve) instellingen en ziekénhuizen werden aangeschaft zijn vervangen door talrijke kleine, zeer krachtige gedecentraliseerde pc' s die via netwerken met elkaar in verbinding staan. Hierdoor kunnen medische gegevens in het ziekenhuis tussen verschillende diensten of van het ziekenhuis naar de huisarts, het laboratorium, de apotheek, een ander ziekenhuis, enz. vlug worden doorgestuurd.9
3
SuTORius, E., "Manipuleren met leven, deel II", in Nederlandse Juristen Vereniging, Zwolle, Tjeenk Willink, 1993, 169.
4
VAN NESTE, F., "Het medisch beroepsgeheim", in Juridische aspecten van de geneeskunde,
HEYVAERT, A., KRUITHOF, R. en VANSWEEVELT,
T. (eds.), Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1989,194; LEENEN, H. J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1988,198. 5
VAN NESTE, F., "Grondslagen van het medisch beroepsgeheim", in Medisch beroepsgeheim en verzekeringen, VAN STEENBERGE, J. (ed.), Brugge, die Keure, 1994, p. 6, nr. 5; FRERIKS, D., "De verzekeringswet van 25 juni 1992 en het medisch beroepsgeheim", in Medisch beroepsgeheim en verzekeringen, VAN STEENBERGE, J. (ed.), Brugge, die Keure, 1994, p. 20, nr. 20. 6
Voor een mooi voorbeeld hiervan, zie Arrondrb. Haarlem, 12 mei 1992, T. Gez• R-, 1992/45.
7
ROSCAM ABBING, H.D.C., "Wetenschappelijk onderzoek, medische persoonsgegevens en privacybescherming", P. enR., 1992, afl. 1,14.
8 Voor een verhelderende studie hieromtrent, zie VAN NESTE, F., Hoe ethisch is het recht? Tussen ordening en vrijheid, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991, 161 p. 9
We hebben het dan nog niet over de meer "zorg-georiënteerde" en specifieke medische informaticatoepassingen, zoals de medische expertsystemen (zie hiervoor VAN BEMMEL, J.H. en WILLEMS, J., Handboek medische informatica, Utrecht, Bohn Scheltema en Holkema, 1989,7-11).
T. Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
5
Deze telestroika10 heeft voor- én nadelen. De informatica biedt ongetwijfeld een betere beveiliging van medische gegevens. Verlies, verwijderingen wijziging van gegevens kan gemakkelijker worden voorkomen. Het wordt ook mogelijk om zeer veel gegevens op te slaan zonder dat hiervoor veel ruimte nodig is. In tegenstelling tot eèn verzameling van manueel aangelegde medische dossiers is het bij geautomatiseerd gebruik van medische gegevens bovendien vrij eenvoudig om vlug te beschikken óver veel en specifieke gegevens, zónder dat de afstand van de gegevens daarbij een rol speelt." Het geïnformatiseerd omgaan met medische gegevens laat vervolgens toe om medische gegevens voor andere doeleinden dan de individuele behandeling te gebruiken. Het spreekt voor zich dat indien de beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg op een gelijkaardige en gestandaardiseerde manier medische gegevens registreren, het gemakkelijk wordt om die gegevens te gebruiken voor bijvoorbeeld epidemiologisch onderzoek, beleid, kwaliteitstoetsing, controle enz.12 De toegenomen behoefte om over medische gegevens te beschikken voor andere doeleinden dan de behandeling wordt beïnvloed door de ontwikkelingen op het vlak van de informatica. Dit is duidelijk te zien bij postmarketing surveillance13 en epidemiologisch onderzoek. Talrijke epidemiologische studies konden vroeger nooit tot stand komen omwille van de moeilijkheid om de verspreide medische gegevens over (grote) groepen van patiënten op te vragen en te verwerken.14 Het (veralgemeend) gebruik van computers en netwerktechnologie in de gezondheidszorg betekende dus een krachtige impuls voor het epidemiologisch onderzoek.15 De telestroika heeft een aantal nadelen waarvoor men niet blind mag zijn.16 Het geïnformatiseerd omgaan met medische gegevens veronderstelt de tussenkomst van verscheidene personen zoals de houder van een bestand, de bewerker,
de veiligheidsconsulent, de verantwoordelijke van een ver. werking, de gebruikers, enz. Hoe meer personen toegang hebben tot medische gegevens, hoe groter de kans op misbruiken. Dit risico17 neemt ook toe naarmate meer gebruik wordt gemaakt van netwerken en telematica. Dit is trouwens de reden waarom het gebruik van INTERNET voor het verzenden van medische gegevens zeer kritisch moet worden bekeken. Men mag niet uit het oog verliezen dat eens derden toegang krijgen tot geïnformatiseerde verwerkingen, zij anders dan bij manuele bestanden - zéér vlug, veel en gerichte informatie over talrijke personen kunnen inkijken en eventueel wijzigen. Eén ander gevaar van de informatica houdt verband met het koppelen van bestanden. Het samenbrengen van gegevens uit verschillende bronnen (gegevens van de bedrijfsarts, de huisarts, de specialist, het kankerregister...) is soms gewettigd en noodzakelijk, zoals bijvoorbeeld bij het (bedrijfs)epi-demiologisch onderzoek.18 Toch moet zorgvuldig worden omgesprongen met data-linkage. Door het samenbrengen van gegevens uit verwerkingen kan men een profiel, een persoonsbeeld van iemand maken dat niet overeenstemt met de werkelijkheid. Deze schaduwpersoon kan dan in een "databank" een eigen leven leiden en zal niet verouderen, wat met de echte mens wel het geval is.19 Tenslotte zal het geïnformatiseerd omgaan met medische gegevens niet verhinderen dat de afhankelijkheid in de gezondheidszorg van patiënten toeneemt. Dit gevaar is trouwens reëel bij het gebruik van medische kaarten of medische zorgpassen.
2. Medische zorgpassen baren zorgen 5. De medische kaarten krijgen in België stilaan de aandacht
10
DE MOOR, G. J.E., "Telestroika in Health Care Informaties: a challenge for standardization", in Cards, databases and medical KÖHLER, C.O.K. en WAEGEMANN, C.P. (eds.), Heidelberg, Medical Records Institute Europe, 1992, 86.1-86.6.
communication,
" GUTWIRTH, S., "De toepassing van het finaliteitsbeginsel van de privacywet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens", T.P.R., 1993, 1423. 12 KLUGE, E.-H.W., "Health Information, the Fair Information Principles and Ethics", Meth. Inform. Med., 1994, 337; GOSTIN, L.O., e.a., "Privacy and Security of Personal Information in a New.Health Care System", JAMA, 1993, vol. 270, 2488. 13 Dit omvat zowel het toezicht op als het wetenschappelijk onderzoek naar alle gewenste en ongewenste (bij)werkingen van geneesmiddelen op de gezondheid van de mens nadat die middelen regulier op de markt zijn gebracht (Gezondheidsraad, Privacy bij postmarketing surveillance, 's-Gravenhage, 1993, 9). Voor een nationaal surveillance systeem in de V.S.A., zie THACKER, S.B. en STROUP, D.F., "Future Directions for Comprehensive Public Health Surveillance and Health Information Systems in the United States", American Journal of Epidemiology, 1994,383-397. 14
NEWCOMBE, H.B., "Cohorts and privacy", Cancer Causes and Control, 1994, 287.
15
Council for International Organizations of Medical Sciences, International guidelines for ethical review of epidemiological studies, Geneva, 1991, 9; Medical Research Council, "Responsibility in the use of personal medical information for research: principles and guide to practice", B.M.J., 1985, 1120-1121. 16
Deze gevaren en/of nadelen zijn natuurlijk niet eigen aan het geautomatiseerd verwerken van medische gegevens. Ook manuele verwerking heeft zijn risico's. Maar de kans op schade voor de betrokkene bij het geautomatiseerd omgaan met medische gegevens is echter aanzienlijker (ZIEGLER-JUNG,B., DatenverkehrsrechtundGesundheitsdatenschutz in der BundesrepublikDeutschlandunddenNiederlanden, Enschede, Febodruk, 1985, 19). 17 Voor enkele "uitgelekte" computerincidenten, zie CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor Antwerpen, Maklu, 1995, p. 157, voetnoot 128.
onderzoek,
18
Zie ook SLAGTER, W.J., "Privacybescherming bij het gebruik van de chipcard in de gezondheidszorg", Computerr., 1995,4; LEENEN, H. J. J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994, 226. 19
LEENEN, H.J.J., "Moderne ontwikkelingen rond het geheim in de gezondheidszorg", T.P.R., 1974,334-335; Handboek Alphen aan den Rijn, Samsom, 1988, 221.
6
gezondheidsrecht.
T. Gez. / R§y. Dr. Santé
1995-1996
van de zorgverstrekkers.20 Onder de noemer medische kaartten v a l l e n eigenlijk verschillende soorten kaarten. Er zijn ^vooreerst de papieren kaarten zoals depatiëntenpassen die in "ziekenhuizen worden gebruikt voor identificatiedoeleinden. Daarnaast zijn er de medische urgentiekaarten.2' Deze kaarten be vatten identificatiegegevens over de betrokkene, de ••naam van de arts die moet worden verwittigd bij spoedopname en gegevens over chronisch organische ziekten, medicatie en belangrijke medische precedenten. Verwant hieraan is het medisch zakboekje (carnet médical) dat vanaf 1 januari 1996 voor bepaalde patiënten boven de zeventig jaar in Frankrijk wordt ingevoerd.22 Dit boekje wordt door de patiënt bijgehouden. Het bevat identificatiegegevens, mét uitzondering van de familienaam. Men wil hierdoor verhinderen dat bij verlies van het boekje de vinder direct belangrijke medische gegevens zou te weten komen over de eigenaar van het boekje. Öp het boekje worden met akkoord van de patiënt die medische gegevens vermeld die nuttig zijn voor het opvolgen van de patiënt en voor de coördinatie van de hulpverlening, zoals de verstrekte prestaties, de ondergane onderzoeken en behandelingen. Het boekje bevat tevens de datum van de verstrekte zorgen, alsook de stempel en de handtekening van de zorgverstrekker.23
schreven dat het dossier eigendom is van de patiënt. Dit is een vrij unieke en tevens verrassende bepaling omdat er in de rechtsleer een tendens bestaat om het gebruik van medische gegevens niet via het eigendomsrecht te regelen.26 Op het zakboekje dat de patiënt bij zich heeft, staan een aantal niet onbelangrijke medische gegevens vermeld. Bijgevolg kunnen patiënten nu steeds direct inzage krijgen in hun medische gegevens. De tussenkomst van een arts is hiervoor niet meer nodig. Dit is nochtans wel voorgeschreven in de Wet van 6 januari 1978 en art. R. 710-2-2 van de Code de la santé publique zoals gewijzigd door het decreet nr. 92-329 van 30 maart 1992.27 Naast de papieren kaarten zijn er de zogenaamde magneet- , kaarten en de chipkaarten, smartcards of zorgpassen, Een typisch voorbeeld van magneetkaarten zijn de ziekteverzekeringskaarten die door de ziekenfondsen in het verleden werden verspreid.28 Ze worden lang niet overal gebruikt. Dit is wel het geval in Duitsland waar de ziekteverzekeringskaart op nationale schaal is ingevoerd.29 Die ziektevèrzekeringskaart moet het papieren verzekeringsbewijs vervangen. De kaart bevat een aantal identificatiegegevens, alsook gegevens in verband met de aansluiting bij het ziekenfonds, de verzekeringsstatus, het ziekenfondsnummer enz. Op lange termijn kan een ziekteverzekeringskaart in de Europese Unie worden gebruikt en het huidige formulier E111 vervangen.30 In tegenstelling tot de magneetstrippasbevat de chipcard, medische smartcard of zorgpas31 een chip waardoor men een veel groter geheugen en een beter beschermde opslag van gegevens krijgt.32 Bij de smartcard werkt men met een chip
Bij de invoering van dit medisch zakboekje zijn enkele niet onbelangrijke medisch-rechtelijke vaststellingen te maken. In de wet nr. 94-43 van 18 januari 199424 die de basis vormt voor het decreet nr. 95-233 van 1 maart 199525 betreffende het medisch zakboekje eri het zogenaamd dossier voor de medische opvolging (dossier de suivi médical), is voorge-
20
De Dienst Hematologie van het Universitair Ziekenhuis van de U.C.L. in Mont-Godinne is gestart met het project Hemacard (zie PIHET, P., "Medisch dossier op chipskaart: nu al!", BMA, 18 mei 1995, nr. 468, 14). De kaart is ontwikkeld door de CITA-cel van de Universitaire faculteiten Notre-Dame de la Paix van Namen. 21
Decreet van 23 december 1986 houdende het invoeren van een eenvormige medische urgentiekaart, B.S., 19 februari 1987; Besluit van 25 juni 1987 van de Vlaamse Executieve tot vaststelling van de praktische modaliteiten ter uitvoering van art. 4 van het decreet van 23 december 1986 houdende het invoeren van een eenvormige medische urgentiekaart, B.S., 30 september 1987. 22
Zie art. 3 Decreet nr. 95-234 van 1 maart 1995,7.O., 4 maart 1995. Dit decreet is genomen in uitvoering van de Wet nr. 94-43 van 18januari 1994,7.0., 19 januari 1994.
23
Art. R. 145-13 Code de la santé publique.
24
y . d , 19 januari 1994, 960.
25
J.O., 4 maart 1995, 3447.
26
CoRBisiER, I., "Pouvoirs et transparence dans la relation thérapeutique", R.G.A.R., 1990,11682, nr. 15; NYS, H., La médecine et le droit, Antwerpen, Kluwer éditions juridiques, 1995, p. 390, nr. 1013 (indruk); L A F F I N E U R . J . , "Dossier médical et droits du patient", D.C.C.R., 1992,975; D A L C Q , R.O., "Expertises civiles et secret professionnel des médecins", in Liber Amicorum prof. em E. Krings, Brussel, StoryScientia, 1991, 502; N Y S , H., La médecine et le droit, Brussel, Kluwer éditions juridiques, 1995, nr. 1013 (in druk); LEENEN, H.J.J., Handboek Gezondheidsrecht. Rechten van mensen in de gezondheidszorg, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994, 221; V A N NESTE, F . , "Grondslagen van het medisch beroepsgeheim", in Medisch beroepsgeheim en verzekeringen, VAN STEENBERGE, J. (ed.), Brugge, die Keure, 1994, p. 5, nr. 4 en p. 8, nr. 5. Zie ook NATIONALE RAAD VAN DE O R D E VAN GENEESHEREN in haar vergadering van 20 november 1993, T. Orde, 1994, nr. 63, 31-32. Contra Bergen, 2 februari 1989, Pas., 1989, II,.190: "Le dossier médical appartient en principe au patient lui-même". 27
J. O., 1 april 1992.
28
LAFFINEUR, J . ,
"Dossier médical et droits du patient", D.C.C.R.,
29
Art. 291 Sozialgesetzbuch V; 1994,141-145.
30
ALLES,
P. en
KRAUS,
1991, 977,
noot
43.
D„ "IT-Sicherheitsmaßnahmen beim Einsatz der Krankenversichertenkarte", DuD,
X., "Ontwikkeling ziekteverzekeringskaart", Z. en V.,
1994,195-196.
31
Zie HOUTEPEN, E. en MOSSHAMMER, A., Privacy-aspecten van de zorgpas, Almere, 1 9 9 4 , 9 3 p.; BRUNNINKHUIS, A.E.J., KERKHOFF, A . H . M . (eds.), Kaarten of passen? Smartcards in de Nederlandse gezondheidszorg, Koninginnegracht, SDU Uitgeverij, 1994, 306 p.
SIPMAN, H.H.M., "De smart card", P. en R., 1994,-afl. 1, 7; gezondheidszorg", Computerr., 1995, 7. 32
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
SLAGTER,
W.J., "Privacybescherming bij het gebruik van de chipcard in de
1
die een verwerkingseenheid, een werkgeheugen, een programmageheugen en een opslaggeheugen bevat. De smartcard is eigenlijk een zeer kleine computer zonder scherm en toetsenbord.33 In de chip van de kaart zit een programma dat de controle regelt over de personen die bepaalde gegevens in de chip kunnen opvragen en wijzigen.34 Een medische chipkaart kan naast identificatiegegevens de naam van de arts die moet worden verwittigd bij spoedopname vermelden. De kaart kan ook gegevens bevatten over medicatie, SOS-gegevens, belangrijke precedenten, enz. Medische chipkaarten hebben meestal een dubbele functie. Enerzijds laten ze toe om snel belangrijke medische gegevens te verkrijgen. Daarenboven maken ze het mogelijk om toegang te krijgen tot een bestand waarin andere medische gegevens over de patiënt zijn opgenomen. Die toegang komt dan wel enkel toe aan de zorgverlener die over een professional card beschikt.35 De kaart kan worden gebruikt voor bepaalde groepen van patiënten die vaak in contact komen met artsen, zoals baby' s, peuters, bejaarden, diabetici, patiënten met epilepsie, dialyse-patiënten of zelfs voor alle patiënten. Vanuit de industrie wordt er logischerwijze op aangedrongen om elke patiënt een medische chipkaart te bezorgen. 6. De voordelen van het gebruik van een medische smartcard zijn duidelijk. Een juiste identificatie van patiënten wordt vergemakkelijkt. Men kan bovendien vlugger inlichtingen krijgen over de verzekerdenstatus. Er zullen vervolgens minder papieren documenten moeten worden opgemaakt. Herhaalde onderzoeken kunnen worden vermeden. Hierdoor is een verlaging van de kosten van de gezondheidszorg te verwachten. Dit is zeker zo indien de chipcard toegang geeft tot een soort centraal bestand waardoor het bijhouden van (onvolledige) medische dossiers op vele plaatsen, wordt vermeden.36 Artsen kunnen steeds over de voor de behandeling essentiële gegevens beschikken, zoals medicijngebruik, al-
lergieën, SOS-gegevens, enz. De wens van de betrokkene ten aanzien van bepaalde handelingen zoals het verder of juist niet behandeld worden, zou op de kaart kunnen worden vermeld met het oog op toekomstige (tijdelijke) onbekwaamheid.37 Patiënten kunnen tenslotte gemakkelijker van arts wisselen indien ze zelf beschikken over de (belangrijkste) medische gegevens. 7. Het gébruik van de medische zorgpas baart oók zorgen. De medische kaart kan op de lange duur wel leiden tot een verlaging van de kosten. Toch vergt de invoering van de kaart in een eerste fase ongetwijfeld een bijkomende investering. Bovendien blijft er de mogelijkheid van verlies van de kaart met alle gevolgen vain dien. De invoering van de kaart zal het gebruik van medische dossiers niet kunnen vervangen. Artsen zullen nog steeds moeten kunnen terugvallen op door hen zelf bijgehouden gegevens.38 Dit is zeker nodig indien allerlei zorgverleners de medische gegevens op de kaart kunnen wijzigen. In het licht van mogelijke aansprakelijkheidsvorderingen is het wenselijk dat alle veranderingen van medische gegevens trouwens zichtbaar blij ven en dat wordt bij gehouden wie wanneer en waarom bepaalde gegevens wijzigde.39 Een ander nadeel van de kaart is het oneigenlijk gebruik ervan en het gevaar van uitholling van het recht op geheim en informationele zelfbepaling. 40 Van zodra patiënten medische gegevens bij zich hebben, is het niet denkbeeldig dat er bij personen van buiten de gezondheidszorg (zoals werkgevers en verzekeraars) een grotere behoefte bestaat om de kaart op te vragen. De bescherming die het beroepsgeheim biedt indien de derde de medische gegevens bij de zorgverlener zelf moet opvragen, valt hier dan volledig weg.41 8. Gelet op die nadelen en/of gevaren moet het gebruik van een medische chipcard zeer kritisch worden bekeken. Wij zijn trouwens van mening dat zorgpassen nog niet direct
33
SIPMAN, H.H.M., "De smart card", P. en R., 1994, afl. 1, 1.
34
Vandaar de betere beveiliging van de gegevens op een chipcard dan de gegevens vastgelegd via de magneetstrippas.
33
SLAGTER, W.J., "Privacybescherming bij het gebruik van de chipcard in de gezondheidszorg", Computern, 1995, 2.
36
Ibid., 2. In het gezondheidshervormingsplan van de Amerikaanse president Clinton speelt de nationale zorgpas die de volledige gezondheidsgeschiedenis van de patiënt zal omvatten een vrij grote rol (Zie ALPERT, S., "Smart Cards, Smarter Policy. Medical Records, Privacy, and Health Care Reform", Hastings Center Report, 1993, nr. 6, 13-23; NELKIN, D., "Nowhere to hide", Nature, 369, 715; GOSTIN, L.O., e.a., "Privacy and Security of Personal Information in a New Health Care System", JAMA, 1993, vol. 270, 2487). 31 ROSCAM ABBING, H.D.C., "Beslissen door de patient", VI. T. Gez., 1994, 350. 38
LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994, 220.
39
LEENEN, H. J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994,220. Zie ook Nationale Raad voor de Volksgezondheid, EC draft Directive on data protection, Zoetermeer, 1993,12; DE MOOR, G. J.E., "Veiligheid en gegevensbescherming in informatiesystemen in de gezondheidszorg", M.I.M.-news, 1994, 19. 40 POULLET, Y., "Legal aspects of data protection in medical informatics", in Data protection and confidentiality in health informatics, Commission of the European Communities (ed.), Amsterdam, IOS Press, 1991,141-142; POULLET, Y. en BOULANGER, M.-H., "La carte santé à mémoire. Aspects juridiques", in Evaluation sociale des nouvelles technologies de l'information et de la communication, BERLEUR, J., LOBET-MARIS, C. en POULLET, Y., Namen, Presses universitaires de Namur, 1990,177; ROSCAM ABBING, H.D.C., "Beslissen door de patient", VI. T. Gez., 1994, 350; LEENEN, H.J.I., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994, 220; KILIAN, W., "Rechtliche Aspekte bei Verwendung von Patientenchipkarten", N.J.W., 1992, 2313-2317. 41
HOUTEPEN, E. en MOSSHAMMER, A., "Privacy bij gebruik van chipcard in de gezondheidszorg: een commentaar", Computern, 1995, 61. Het gevaar dat de kaart voor andere doeleinden dan hulpverlening wordt gebruikt neemt toe indien men tot een zogenaamde multifunctionele pas overgaat. Die kaart doet dienst als betaalkaart, winkel-, parkeer- of benzinepas en als zorgpas (HOUTEPEN, E. en MOSSHAMMER, A., Privacy-aspecten van de zorgpas, Almere, 1994, 80-81).
T. Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
zullen worden gebruikt voor alle patiënten.42 De ontwikkelingen op het vlak van de telematica kunnen er toe leiden dat er vanuit de praktijk geen echte behoefte meer bestaat aan een universeel verspreide medische kaart. Indien zorgverleners snel aan de nodige gegevens kunnen geraken via netwerken lijken verschillende troeven van de medische kaart weg te vallen.
III. Het beroepsgeheim en de wet verwerking van persoonsgegevens 9 Uit wat hierboven is uiteengezet blijkt dat er - mede onder invloed van de ontwikkelingen op het vlak van de informatica en telematica - een toegenomen behoefte bestaat om te beschikken over medische gegevens, en dit zowel binnen als buiten de hulpverleningsrelatie. Bij het omgaan met medische gegevens zijn verschillende personen en belangen betrokken (cf. supra nr. 1). Voor die spanningsvelden moet het recht een evenwicht zien te vinden. Dit nieuw évenwicht is dringend nodig omdat het beroepsgeheim op zich tekort schiet.43 Het beroepsgeheim is vooral ontstaan om het beschermen, het afschermen van medische gegevens te regelen. In het concept van het beroepsgeheim wordt het verstrekken van medische gegevens nog als zeer uitzonderlijk ervaren. Een grondige regeling voor het verstrekken van die gegevens vinden we in art. 458 Sw. niet terug. Dit hoeft ons trouwens niet echt te verwonderen. Dit strafwetboekartikel heeft immers enkel tot doel de indiscrete arts te sanctioneren.44 Artikel 458 Sw. bevat bijgevolg geen (goede) regeling voor de gegevensstromen in het kader van kwaliteitscontrole, keuringen, beleid, medisch-wetenschappelijk onderzoek enz. alsook voor de problemen die verbonden zijn aan het inzamelen en geïnformatiseerd registreren, gebruiken en bewaren van medische gegevens.45 Door de ontwikkelingen op het vlak van de informatica
42
CALLENS, S, Goed geregeld?
"Ibid.,
verliest de arts in zekere zin de controle over de gegevens die hij zelf heeft ingezameld. Bij gebruik van informatiesystemen die door het ziekenhuis ter beschikking worden gesteld, moet de arts gegevens gedeeltéUjkprijsgeven.46 Het beroepsgeheim biedt geen voldoende bescherming voor gegevensstromen in grote instellingen met eigen verhoudingen en regels.47 Het verlies van controle door de arts wordt ook geïllustreerd door het gebruik van medische chipkaarten die door de patiënten zelf worden bewaard (cf. supra nr. 7). Precies omdat de controle van de arts en in het bijzonder het medisch beroepsgeheim hier niet meer speelt zal de toegang tot de gegevens die opgeslagen zijn "op" de zorgpas, door andere bepalingen dan de geheimhoudingsplicht moeten worden geregeld. Tenslotte verhindert het beroepsgeheim niet dat de patiënt de controle verliest over het geïnformatiseerd omgaan met medische gegevens. De snelheid en omvang van de verwerking, de mogelijkheid van koppeling, de grote toegangsmogelijkheden, de onbeperkte opslagmogelijkheid enz. zorgen ervoor dat een patiënt eigenlijk niet meer weet wie nog wat over hem weet. Het gevaar is bovendien niet denkbeeldig dat met onjuiste gegevens wordt gewerkt. Het recht op correctie van die gegevens en het recht op toegang zijn belangrijke rechten die echter niet geregeld worden door het medisch beroepsgeheim.48 Het medisch beroepsgeheim brengt geen voldoende bescherming voor de patiënt wiens medische persoonsgegevens worden ingezameld en (geautomatiseerd) worden geregistreerd, gebruikt en bewaard. 10. Het beroepsgeheim op zich kan geen goede afweging van de verschillende belangen verrichten bij het geïnformatiseerd omgaan met medische gegeven. Dit betekent echter niet dat Wet Verwerking van Persoonsgegevens de geheimhoudingsplicht van de behandelende arts zomaar buiten spel kan zetten. De W.V.P. kan niet worden los gezien van het medisch beroepsgeheim. Het recht op geheim maakt deel uit van het recht op persoonlijke levenssfeer. Het vormt een privacy-
Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, p. 153, nr. 175.
pp. 228-233.
44
Zie ook THOUVENIN, D., Le secret médical et l'information du malade, Lyon, Presses universitaires de Lyon, 1982, 14; ANRYS, H., "La protection du secret 'déposé' dans un système d'informatique", R.D.P., 1973-74, 583. 45
GEVERS, J.K.M., "Registratie van medische gegevens en privacybèscherming", N. T. Gen., 1986, 316.
46
LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1988, 221-222; "Moderne ontwikkelingen rond het geheim in de gezondheidszorg", T.P.R., 1974, 334; GEVERS, J.K.M., "Automatisering en privacybescherming in de bedrijfsgezondheidszorg", T. Soc. Gez., 1984,778; "Registratie van medische gegevens en privacybescherming", M T. Gen., 1986,316-317; Gezondheidsraad, Conceptadvies erfelijkheid: maatschappij en wetenschap, 's-Gravenhage, 1989, 118; VAN NESTE, F., "Recht en ethiek ten aanzien van de geneeskunde", Ethische perspectieven, 1993, afl. 1, 9; GEVERS, J.K.M., "De rechtsontwikkeling betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer", T. Soc. Gez., 1983, 250. 47
LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1988, 222. Zie ook ANRYS, H., "La protection du secret 'déposé' dans un système d'informatique", R.D.P., 1973-74,586-687.
48
LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1988, 222; GEVERS, J.K.M., "Automatisering en privacybescherming in de bedrijfsgezondheidszorg", T. Soc. Gez., 1984, 778; "Registratie van medische gegevens en privacybescherming", N. T. Gen., 1986,316-318; "De rechtsontwikkeling betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer", T. Soc. Gez., 1983,250; zie ook NYS, H., "Rechtsontwikkelingen inzake de bescherming van de privacy bij medisch-wetenschappelijk onderzoek", in Personen-en Familierecht. Gezin en recht in een postmoderne samenleving, STORME, M. (ed.), Gent, Mys & Breesch, 1994, p. 32, nr. 15 : "Door medische gegevens over eenzelfde persoon, opgenomen in verschillende bestanden aan elkaar te koppelen, ontstaat ook een dynamiek die nieuwe gegevens oplevert. D.i. één van de redenen waarom het beroepsgeheim onvoldoende bescherming biedt aan medische gegevens en dat specifieke privacybeschermende wettelijke maatregelen nodig zijn gebleken."
T. Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
9
bescherming avant la lettre.49 Een goede afweging van belangen voor het omgaan met medische gegevens veronderstelt bijgevolg dat met het medische beroepsgeheim, en in het bijzonder met zowel het individueel belang als met het algemeen belang dat er aan ten grondslag ligt, wordt rekening gehouden.50 In het verleden is ten onrechte de stelling ingenomen dat aan het geheim alleen een algemeen belang ten grondslag zou liggen. Men mag nu niet opnieuw de fout begaan door het tegenovergestelde te beweren, met name dat in de Wet Verwerking-van Persoonsgegevens alleen met het recht op informationele zelfbepaling en met het individueel belang dat aan het geheim ten grondslag ligt, moet worden rekening gehouden.51 Bij het omgaan met medische gegevens zijn zowel de Wet Verwerking van Persoonsgegevens als de geheimhoudingsplicht van belang. Vandaar dat in de ons omringende landen terecht is vastgelegd in de wetgeving betreffende de verwerking van persoonsgegevens dat de verstrekking van medische persoonsgegevens pas is toegelaten indien dè geheimhoudingsplicht zich niet verzet tegen die verstrekking.
ker willen we wel nagaan of de W.V.P. een goede regeling biedt voor het omgaan met medische gegevens. We verengen onze analyse van het gebruik van medische gegevens voor onderzoek dus tot de fase van de verstrekking van medische gegevens door de behandelende arts aan de onderzoeker. In de praktijk zal een onderzoeker zijn gegevens bij de behandelende arts halen en niet bij de betrokkene.54 Volgens art. 7, vierde lid W.V.P. is het "behoudens afwijking door of krachtens de wet verboden medische persoonsgegevens aan derden mede te delen. Met de bij zondere schriftelijke toestemming van de betrokkene of in spoedgevallen met het oog op zijn medische behandeling kunnen zij evenwel worden medegedeeld aan een beoefenaar van de geneeskunst en aan diens medische ploeg". Aangezien er geen aparte wetgeving bestaat voor het verstrekken van medische persoonsgegevens aan een onderzoeker, zullen artsen die medische persoonsgegevens doorgeven aan een onderzoeker55 hiervoor steeds de bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene moeten hebben. 2. Geen goede regeling
IV. Gebruik van medische gegevens voor medisch-wetenschappelijk onderzoek52 I. Artikel 7, vierde lid W.V.P. II. Hieronder volgt geen algemene uiteenzetting van dë W.V.P. Hiervoor zij verwezen naar andere artikelen èn boeken.53 Aan de hand van het verstrekken van medische persoonsgegevens door de behandelende arts aan de onderzoe-
12. De Belgische Wet Verwerking van Persoonsgegevens opteert dus voor een principe van verstrekking van medische persoonsgegevens voor onderzoek op grond van de bijzondere, schriftelijke toestemming van de betrokkene. Wij zijn van oordeel dat dit principe om verschillende redenen kan worden bekritiseerd. 13. Vooreerst is art. 7, vierde lid W.V.P. veel te algemeen geformuleerd. Het is immers niet duidelijk waarin de betrok-
49
GEVERS, J.K.M., "Het recht op privacy en het beroepsgeheim", in De geneeskundige behandelingsovereenkomst, HUBBEN, J.H. (ed.), Lochem, De Tijdstroom, 1990,35; DUMORTIER, J., "Persoonsgegevens en privacy-bescherming in de sociale sector", T. Welz., 1993, afl. 164, 9-10. 30 CALLENS, S„ Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 233-234, nr. 261. 51
VAN NESTE merkt terecht op dat die fout wel is gemaakt door de ontwerp-wetgever in zijn toelichting bij art. 95 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomst (VAN NESTE, F., "Grondslagen van het medisch beroepsgeheim", in Medisch beroepsgeheim en verzekeringen, Brugge, die Keure, 1994, p. 9, nr. 6. In die toelichting wordt immers gezegd dat het medisch geheim geen ander doel heeft dan de zieke te beschermen tegen onduldbare indiscretie (Gedr. St., Kamer, 1990-1991, 1586/1, 87). Het is dus de zieke die meester moet zijn over de geheimhouding. Hier wordt uit het oog verloren dat aan het geheim zowel een individueel als een algemeen belang ten grondslag ligt (cf. supra nr. 1). 52
Onder deze ruime noemer vallen alle vormen van onderzoek die (mede) gericht zijn op vermeerdering van algemene geneeskundige kennis, en niet uitsluitend op de verbetering van de gezondheidstoestand van degene wiens gegevens worden gebruikt (zie ook Gezondheidsraad, Naar goed gebruik. Lichaamsmateriaal in de gezondheidszorg, Den Haag, 1994, 26; KELLER, R., "Das Recht und die medizinische Forschung", Mecü?., 1991, 12). 53
Zie bijvoorbeeld BOULANGER, M.-H., LEONARD, TH. en DE TERWANGNE, C., "La protection de la vie privée è l'égard des traitements de données k caractère personnel - La loi du 8 décembre 1992", J.T., 1993, 369-388; DUMORTIER, J., "Privacybescherming en gegevensverwerking", V.J.V., 1993, afl. 1, 4-14; ROBBEN, F., "De gevolgen van de wet verwerking persoonsgegevens voor de sector van de sector van de gezondheidszorg", VI. T. Gez., 1994, 251-277; DE CORTE, R. (ed.), Privacy en persoonsregistratie, Gent, Mys & Breesch, 1995 (in druk); DUMORTIER, J. en ROBBEN, F., Persoonsgegevens en privacybescherming, Brugge, Die Keure, 1995, 348 p.; BAETEMAN, G. en VAN VLASSELAER, M.-J-, De bescherming van het privéleven ten aanzien van de gegevensverwerking, Deurne, Kluwer, 1993, 169 p. 54
Deze fase illustreert tevens dat bij het omgaan met medische gegevens voor onderzoek verschillende personen optreden.
55
Volgens de tekst van art. 7, vierde lid moet de onderzoeker eigenlijk een beoefenaar van de geneeskunst zijn. Op zijn minst zal een beoefenaar van de geneeskunst toezicht moeten houden op de verwerking van de medische persoonsgegevens. Artikel 7, vierde lid W.V.P. is ten aanzien van degene die de gegevens uiteindelijk zal ontvangen strenger dan art. 7, tweede lid W.V.P. Op grond van de toestemming kunnen gegevens worden verwerkt zonder toezicht en buiten de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst. Volgens art. 7, vierde lid W.V.P. kunnen de gegevens echter- zelfs na bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene - alleen worden verstrekt aan een beoefenaar van de geneeskunst en aan diens medische ploeg. Deze strenge bepaling ten aanzien van degene die gegevens kan ontvangen van de behandelende arts levert soms problemen op (cf. infra nrs. 29 en 33).
10
T. Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
i'i kene wiens gegevens voor onderzoek worden verstrekt moet 1 toestemmen. Evenmin is voorgeschreven waarover en hoe l juj moet worden geïnformeerd. £ j i /Er is in art. 7, vierde lid W.V.P. sprake van een bijzondere i 'schriftelijke toestemming. De vraag is hoe gericht die toei,'Stemming moet zijn? Moet de betrokkene toestemming geven voor een gebruiksboek zoals "wetenschappelijk onderhoek" ? Indien dit het geval is dan is dit een algemene toe-. stemming. Of is een specifieke toestemming vereist, zoals onderzoeksproject! feen toestemming voor een specifiek Volgens artikel 7, vierde lid W.V.P. moet de betrokkene een ^bijzondere toestemming geven. Toch is het niet zeker of dit ook inhoudt dat de betrokkene toestemming moet verlenen " voor een specifiek onderzoeksp/an. De wettekst spreekt alleen van een bijzondere toestemming voor de verstrekking. Het doel van de verstrekking waarvoor toestemming vereist is, is in art. 7, vierde lid W.V.P. niet gespecificeerd. Hieruit zou men kunnen afleiden dat aan het vereiste van een bijzondere toestemming is voldaan van zodra men toestemt voor een verstrekking van gegevens voor "mèdisch-wetenschappelijk onderzoek". Uit rechtsvergelijkend onderzoek blijkt echter dat er een duidelijke tendens bestaat om bij een gekend onderzoeksdoel of onderzoeksproject de toestemming van de betrokkene specifiek te houden.56 Zelfs indien art. 7, vierde lid W.V.P. impliceert dat een bijzondere schriftelijke toestemming vereist is »voor een concreet onderzoeksdoel of-project, dan nog creëert dit artikel problemen. Het houdt geen rekening met situaties waar het vragen van een bijzondere schriftelijke toestemming : voor een concreet onderzoeksdoel of -project helemaal niet . mogelijk is. Zo kan het gebeuren dat op het moment dat de behandelende arts gegevens inzamelt voor hulpverlening, het .onderzoeksdoel öf onderzoeksproject nog niet gekend is. Indien een arts dus jaren na de behandeling van een patiënt beslist de gegevens over de patiënt door te sturen naar een onderzoeker dan zou hij in principe eerst de betrokkene moeten contacteren en om toestemming vragen. En wat indien de behandelende arts gegevens van duizenden patiënten wil verstrekken aan een onderzoeker? Wat indien het onderzoeks-
doel waarover de betrokkene aanvankelijk wel was geïnformeerd en waarvoor hij een schriftelijke toestemming heeft gegeven, zich wijzigt en/of indien er zich een nieuw onderzoeksproject aandient? Moeten die betrokkenen dan opnieuw worden gecontacteerd (cf. infra nr. 14)? Artikel 7, vierde lid W.V.P. vermeldt evenmin waarover de betrokkene moet worden geïnformeerd wiens medische persoonsgegevens worden verstrekt voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Evenmin is bepaald hoe die informatie moet worden gegeven. Uit rechtsvergelijkend onderzoek blijkt dat de betrokkene informatie moet worden meegedeeld over o.a. het doel van de verstrekking, de (groepen van) personen of instanties aan wie de gegevens worden verstrekt, het belang dat het onderzoek dient, de voorwaarden waaronder en de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt, de duur van het onderzoek, de wens om al dan niet op de hoogte te worden gébracht van de resultaten van het onderzoek, het recht op inzage enz.57 Vergeleken met de Franse wetgeving58 en Duitse wetgeving59 valt artikel 4 W.V.P. nogal pover uit. Bovendien zal die bepaling niet van toepassing zijn indien een onderzoeker medische gegevens opvraagt bij de behandelende arts en laatstgenoemde de betrokkene geen informatie had gegeven over het onderzoeksdoel of -project. Een beroep op art. 9 W.V.P. biedt evenmin een voldoende basis voor een goede informatieplicht bij de verstrekking van medische persoonsgegevens voor onderzoek. Op grond van dit artikel moet de betrokkene geïnformeerd worden van zodra hij voor het eerst in een bepaalde verwerking wordt geregistreerd. Het verlenen van informatie door de onderzoeker degene dus die de verstrekte gegevens ontvangt en registreert - komt echter te laat vermits de betrokkene juist vóór de verstrekking aan de onderzoeker moet worden geïnformeerd. Pas dan kan er sprake zijn van een bijzondere schriftelijke toestemming voor verstrekking van medische persoonsgegevens aan de onderzoeker zoals voorzien in art. 7, vierde lid W.V.P. Ook de wijze waarop de informatie moet worden meegedeeld is niet geregeld in de Wet Verwerking van Persoonsgegevens. Het Koninklijk besluit van 16 december 1994 omtrent het zogenaamd privacyreglement60 doet
56
Ibid., pp. 299-304, nrs. 311-314.
57
Zie CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 304-306, nr. 315.
58
Zie de Wet van 6 januari 1978 zoals gewijzigd door de wet nr. 94-548 van 1 juli 1994,7.0., 2 juli 1994 en het Decreet van 17 juli 1978 zoals gewijzigd door het Decreet nr. 95-682 van 9 mei 1995, 7.0., 11 mei 1995. 39
Zie bijvoorbeeld art. 3 van het Krebsregistergesetz
van 4 november 1994, BGBl, 1 september 1994,1, 3351.
60
Koninklijk besluit van 16 december 1994 houdende wijziging van het Koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, B. S., 31 januari 1995. Volgens art. 1 van dit besluit moet elk ziekenhuis vóór wat betreft de verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op patiënten vanaf begin augustus beschikken over een reglement. Voor elke verwerking moet het reglement de doeleinden van de verwerking vermelden. Deze bepaling is in zekere zin in strijd met de interpretatie die men aan het begrip verwerking heeft gegeven in het kader van de aangifteverplichting. Uit het gebruik van de enkelvoudige begrippen "verwerking" en "doel" in art. 17, §3, 5° W.V.P. en art. 17, § 5 W.V.P. leidt GUTWIRTH af dat elk geheel van bewerkingen uitgevoerd op persoonsgegevens strekkende tot de verwezenlijking van één doel één verwerking uitmaakt (GUTWIRTH, S., "De toepassing van het finaliteitsbeginsel van de privacywet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens", T.P.R., 1993, 1460-1461). De afbakening van een verwerking is dus afhankelijk van de finaliteitsafbakening. Bijgevolg komt GUTWIRTH tot de regel: één doel, is één verwerking, is één aangifte (Ibid., 1461). Deze regel is intussen bevestigd door het Koninklijk besluit nr. 12 van 7 maart 1995 tot vaststelling van de bedragen die aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moeten worden gestort bij de aangifte van verwerkingen van persoonsgegevens (B.S., 14 maart 1995). Onder punt 5 van het modelformulier dat in bijlage bij dit Koninklijk besluit nr. 12 is afgedrukt, is slechts de mogelijkheid voorzien om één doel te vermelden voor de verwerking. Zowel in het advies van de Raad van State als in het Verslag aan de Koning is erop gewezen dat iedere aangifte slechts op één doelstelling betrekking mag hebben. De stelling dat er sprake is van één doeleinde per verwerking blijkt
T. Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
11
dit evenmin.61 Volgens dit besluit moeten de bepalingen van het privacyreglement betreffende de persoonlijke rechten aan patiënten worden meegedeeld. Het besluit bepaalt echter niet hoe die informatie moet worden meegedeeld (via een folder, een affiche, een mondeling gesprek, een schriftelijk te overhandigen brief?). 14. Een tweede kritiek ten aanzien van art. 7, vierde lid W.V.P. houdt verband met de ongenuanceerde formulering van het toestemmingsprincipe. De wetgever heeft geen aandacht gehad voor mogelijke uitzonderingen op het principe van de bijzondere schriftelijke toestemming. In bepaalde gevallen is het niet mogelijk de toestemming van de patiënt te vragen. We denken bijvoorbeeld aan het gebruik van gegevens over overledenen, aan studies waarbij het moeilijk is het adres van patiënten te achterhalen omdat de gegevens ver terug gaan in de tijd of aan onderzoeksprojecten waar met zeer grote groepen patiënten wordt gewerkt. Het vragen van een specifieke toestemming is eveneens problematisch in het - weliswaar uitzonderlijk - geval waarbij een patiënt op grond van de therapeutische exceptie62 in onwetendheid verkeert over zijn diagnose. De wetgever heeft evenmin oog gehad voor het probleem waarbij de onderzoeker met het oog op het samenstellen van een steekproef medische gegevens over (zeer) grote groepen patiënten moet doornemen.63 Vermits in dit geval aan de derde-onderzoeker medische persoonsgegevens worden verstrekt, zou naar de letter van de wet eerst de bijzondere schriftelijke toestemming van elke patiënt vereist zijn alvorens de onderzoeker de gegevens van de
patiënt kan inkijken om na te gaan of de betrokkene kan worden opgenomen in de steekproef. 15. Onze derde kritiek op art. 7, vierde lid W.V.P. houdt verband met de term persoonsgegevens. De wetgever kan worden verweten dat hij geen aandacht heeft besteed aan de voorwaarden voor het omgaan met gecodeerde medische gegevens. . ' Persoonsgegevens worden in art. 1, § 5 W.V.P. omschreven als gegevens die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die is of kan worden geïdentificeerd. De Belgische wetgever heeft nagelaten een duidelijk criterium aan te reiken om persoonsgegevens te onderscheiden van de niet-persoonsgegevens. Elders hebben wij de stelling verdedigd dat best het evenredigheidscriterium wordt gebruikt om persoonsgegevens van niet-persoonsgegevens af te bakenen.64 Volgens dit criterium worden gegevens die slechts met onevenredig veel tijd, geld en mankracht herleiding mogelijk maken, niet meer als persoonsgegevens beschouwd. Het evenredigheidscriterium brengt met zich mee dat slechts geval per geval kan worden uitgemaakt of er al dan niet sprake is van persoonsgegevens. Factoren die hierbij een rol spelen zijn de bijkomende kennis en de technische mogelijkheden waarover de ontvanger van gegevens kan beschikken en het aantal gegevens dat hij ontvangt.65 Wij zijn van oordeel dat feitelijk geanonimiseerde of gecodeerde gegevens geen persoonsgegevens zijn.66 Indien een behandelende arts bijvoorbeeld medische gegevens over zijn patiënten verstrekt aan een onderzoeker en die gegevens zijn ontdaan van de iden-
dus niet gevolgd te zijn in het besluit van 16 december 1994. Volgens dit besluit kunnen er immers verschillende doeleinden per verwerking zijn. Merk ook op dat volgens dit Koninklijk besluit er allicht slechts één reglement voor de verwerkingen moet worden opgesteld daar waar volgens art. 16 W.V.P. voor elke (geautomatiseerde) verwerking een staat moet worden opgemaakt. 61
Voor enkele bedenkingen bij dit besluit, zie CALLENS,
62
Zie hiervoor VANSWEEVELT, T„ De civielrechtelijke 344, nr. 457.
S., "Privacyreglement van het ziekenhuis", A. Hosp., 1995, nr. 1, 72-74.
aansprakelijkheid
van de geneesheer en het ziekenhuis, Antwerpen, Maklu, 1991, p.
63
Het probleem van de toegang tot het Rijksregister met het oog op het samenstellen van steekproeven blijft hier buiten beschouwing. We verwijzen hiervoor naar het Koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in art. 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn, B.S., 25 april 1995. Het verstrekken van identificerende gegevens uit het Rijksregister aan een onderzoeker is problematischer als op het eerste zicht lijkt. Dit is zo indien een onderzoeker vrij precies zijn onderzoeksproject omschrijft alvorens hij gegevens uit het Rijksregister kan ontvangen. Hierdoor kan op een indirecte manier informatie worden gegeven over de gezondheidstoestand van degenen wiens gegevens door de onderzoeker worden opgevraagd. Men zou bijgevolg kunnen besluiten dat er dan sprake is van het verstrekken van medische persoonsgegevens aan het personeel van het Rijksregister. Vraag is dan in welke mate dit conform is met art. 7, vierde lid W.V.P: 64
Zie hiervoor CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, p. 79, nr. 92.
65
Zie bijvoorbeeld BRENNECKE, R., "Kriterien zur Operationalisierung der faktischen Anonymisierung", in Datenzugang und Datenschutz. Konsequenzen für die Forschung, KAASE, M., KRUPP, H.-J., PFLANZ, M., SCHEUCH, E.K., SIMITIS, S. (eds.), Königstein, Athenäum, 1980,111112; BIZER, J., Forschungsfreiheit und Informationelle Selbstbestimmung, Baden-Baden, Nomos Verlagsgesellschaft, 1992,152; BURKERT, H., "Das Problem des Zusatzwissens", in Datenzugang und Datenschutz. Konsequenzen für die Forschung, KAASE, M., KRUPP, H.-J., PFLANZ, M., SCHEUCH, E.K., SIMITIS, S. (eds.), Königstein, Athenäum, 1980, 143; WOLTERS, K., Datenschutz und medizinische Forschungsfreiheit, München, VVF, 1988, 65. 66
Dit standpunt wordt ook in Duitsland en Nederland verdedigd. Zie bijvoorbeeld BIZER, J., Forschungsfreiheit und Informationelle Selbstbestimmung, Baden-Baden, Nomos Verlagsgesellschaft, 1992,152; STEINMÜLLER, W., "Ein organisationsunterstütztes Verfahren zur Anonymisierung von Forschungsdaten", in Datenzugang und Datenschutz. Konsequenzen für die Forschung, KAASE, M., KRUPP, H.-J., PFLANZ, M., SCHEUCH, E.K. en SIMITIS, S. (eds.), Königstein, Athenäum, 1980,111; WOLTERS, K., Datenschutz und medizinische Forschungsfreiheit,München, VVF, 1988,62; OLSTHOORN-HEIM, E.T.M., "Gebruik van medische gegevens verenigbaarmet privacy?", Af. C., 1993,816; Gezondheidsraad, Privacy bij postmarketing surveillance, Den Haag, SDU, 1993, 13; Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies privacy en gegevensverstrekking, Zoetermeer, 1992, 27; Stichting Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verengingen, Goed gedrag. Gedragscode Gezondheidsonderzoek, februari 1995, toelichting, p. 9.
12
T. Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996
^ficerende persoonsgegevens en alleen voorzien van een i'odénummer, dan ontvangt de onderzoeker o.i. alleen gecogegevens en geen persoonsgegevens.67 De onderzoe" ^ " k e r kan immers de persoon waarop de gegevens betrekking "lV ^hebben niet zelf identificeren aan de hand van de ontvangen 1 ' "7jgfegevens [ndien hij dit redelijkerwijs toch zou kunnen, dan ,fL^-*öntvangt hij geen gecodeerde gegevens. Gecodeerde gege-yens zijn echter geen absoluut anonieme gegevens aanger^"A?zien herleiding tot een persoon nog mogelijk is via de behandelende arts. De behandelende arts kan de identiteit van de patiënt wiens gegevens hij gecodeerd heeft verstrekt achter"""halen via de code en zijn referentielijst of concordantietabel (cf anfra nr. 18). * K. *JDe Belgische wetgever heeft dus geen aandacht besteed 1 * *~iaan de voorwaarden waaronder die gecodeerde gegevens' •>- verstrekking moet plaatsvinden. Dit is te betreuren omdat het omgaan met gecodeerde gegevens vaak voorkomt in de prak^ tijk Het biedt o.i. ook een betere bescherming voor het recht s op privacy .-van de betrokkene. De privacy van de betrokkene -,is nu eenmaal beter gediend indien aan een onderzoeker t gecodeerde gegevens worden verstrekt dap wanneer met perr ^ söonsgegevens wordt gewerkt/Anders dan absoluut ano* C* i- meme gegevens laten gecodeerde gegevens tenslotte ook toe ^ .".om dubbels op te sporen.68 De afwezigheid van regels voor ij, ^ het gebruik van gecodeerde gegevens voor onderzoek staat j A, in schnl contrast met de bepalingen in de buurlanden.69 De Franse wetgever heeft wettelijk vastgelegd dat aan een on-
^
derzoeker in principe alleen gecodeerde gegevens kunnen worden verstrekt.70 Dit principe is eveneens vastgelegd in de ontwerp-aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de bescherming van medische gegevens71 en in zekere zin ook in art. 7:458 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. De Nederlandse Gedragscode voor Gezondheidsonderzoek, die door onderzoekers is opgesteld, formuleert het principe dat onderzoekers zoveel als mogelijk moeten gebruik maken van anonieme gegevens. De Belgische Nationale Raad van de Orde der Geneesheren heeft een gelijkaardig standpunt ingenomen.72 Naast het principe dat enkel gecodeerde gegevens kunnen worden verstrekt, heeft de Franse wetgever uitdrukkelijk voorgeschreven dat de betrokkene moet worden geïnformeerd over de verstrekking van de gegevens en over zijn recht om zich tegen de verstrekking van gecodeerde gegevens te verzetten.73 Het alternatief van gecodeerde gegevensverstrekking tenzij bezwaar van de betrokkene zorgt o.i. in principe voor een betere afweging van de belangen die bij het verstrekken van medische gegevens voor medisch-wetenschappelijk onderzoek in het geding zijii. Het is jammer dat de W. V.P. met dit model geen rekening heeft gehouden. 16. Een laatste kritiek op de Belgische regeling houdt verband met de afwezigheid van een instantie die betrokken is bij de afweging van de verschillende belangen die bij gebruik van medische gegevens voor onderzoek in het geding zijn. Precies omdat de wetgever zal kunnen volstaan met één
67
Naar Frans recht worden gecodeerde gegevens wel als persoonsgegevens beschouwd (zie art. 40-3 iuncto art. 40-1 Wet van 6 januari 1978, zoals'gewijzigd door de Wet nr. 94-548 van 1 juli 1994, J. O., 2 juli 1994). Uit de "rechtspraak" van de Franse Commission Nationale de g ' l'Informatique et des Libertés bleek reeds dat het absoluut onmogelijkheidscriterium wordt gebruikt om persoonsgegevens van nietpersoonsgegevens te scheiden. Pas indien het absoluut onmogelijk is dat gegevens tot een persoon herleidbaar zijn, is er sprake van nietpersoonsgegevens (zie Beraadslaging nr. 84-06, 7 februari 1984, in Rapport au président de la République et au Parlement 1984, CNIL, Parijs, La documentation Française, 1985, 247-248; Beraadslaging nr. 90-114, 6 november 1990, in 11 ° rapport d'activité 1990, CNIL, Pfiijs; La documentation Française, 1991, 234-235). Over de interpretatie van het begrip persoonsgegeven volgens de te verwachten ^Ifey-Richdijn, zie CALLENS, S., "The üpcoming Privacy-Directive and the Use of Médical Data for Research Purposes", European i. , ^Journal of Health Law, 1995, afl. 4 (in druk). Of gecodeerde gegevens nu al dan niet als persoonsgegevens moeten worden beschouwd is ei genlijk niet zo belangrijk. Essentieel is dat er voor deze vorm van gebruik voor medisch-wetenschappelijk onderzoek regels worden 7 "."gewerkt die rekening houden met de verschillende belangen die in het geding zijn. ^ j.
r
^ M « 1 de behandelende artsen de gegevens die ze doorsturen naar een onderzoeker op een gelijkaardige manier coderen, is het voor de onderzoeker mogelijk om dubbels op te sporen. Het project voor een kankerregister dat in de Duitse deelstaat Baden-Württemberg wordt "uitgete st, bewijst dit (Zie hiervoor BIZER, J., Forschungsfreiheit und Informationelle Selbstbestimmung, Baden-Baden, Nomos Verlagsgeejl chaft, 1992, 195; DIERKS, Chr.,SchweigepflichtundDatenschutz in Gesundheitswesen und medizinischer Forschung, München, VVF, 1993, 81, 86; WELLBROCK, R., "Der Entwurf éines Gesetzes über Krebsregister", DuD, 1994, 253). 69
In het recent gepubliceerd ontwerp voor een gemeenschappelijk standpunt voor een privacyrichtlijn is de wens geuit om de voordelen van het gebruik van gecodeerde gegevens grondig te bestuderen. Gedragscodes worden beschouwd als een nuttig instrument om een indicatie te geven omtrent de middelen waarmee gegevens anoniem kunnen worden gemaakt en bewaard in een vorm die identificatie van de betrokkene niet langer mogelijk maakt (Gemeenschappelijk standpunt (EG) Nr. 1/95 door de Raad vastgesteld op 20 februari 1995 met het oog op de aanneming van Richtlijn 95.../E.G. van het Europees Parlement en de Raad van... betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB. C., nr. 93,13 april 1995). 70
Art. 40-3 Wet van 6 januari 1978. Zie in zekere zin ook art 8:458 Nederlands Burgerlijk Wetboek. Deze bepaling wordt zo uitgelegd dat indien het onderzoek met anonieme gegevens mogelijk is, het niet toegelaten is medische persoonsgegevens te verstrekken voor onderzoek zonder de toestemming van de patiënt (LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994, 229). 71
Principe 12.1 van de ontwerp Aanbeveling van de Raad van Europa voorde bescherming van medische gegevens schrijft voor: "Whenever possible, medical data used for research purposes should be anonymous". 72
Vergadering van 16 april 1994, T. Orde, 1994, nr. 65, 17-18!
73
Art. 40-4 van de Franse Wet van 6 januari 1978; Art. 7:458, 2, c) Nederlands B.W. De recente Duitse Kankerregisterwet (BGBl., 1 eptember 1994,1, 3351) hanteert een gelijkaardig model al wordt de codering niet door de behandelende arts uitgevoerd maar door een instantie die onder toezicht staat van artsen. Het onderzoeksregister ontvangt dan enkel gecodeerde medische gegevens. De betrokken patiënten worden net zoals in Frankrijk op de hoogte gebracht van hun recht om zich te verzetten tegen de verstrekking van de gegevens.
T
Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
13
duidelijke wettelijke regeling en omdat men altijd rekening moet houden met verschillende factoren (Moet het onderzoek met gecodeerde dan wel met persoonsgegevens plaatsvinden? Moet de steekproef door de behandelende arts dan wel door de onderzoeker worden getrokken? Moet er informatie over het onderzoeksproject worden verstrekt en zo ja, hoe? Is er geen reden om zich te baseren op een uitzondering op het principe van de informatieverstrekking? Wie moet de informatie meegeven? Welke informatie moet worden meegedeeld? enz.) is het o.i. aangewezen om een commissie te betrekken bij de weging van die belangen. Op dit punt wijkt de Belgische wet af van wat de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren onlangs heeft voorgeschreven. In haar vergadering van 16 april 1994 heeft de Nationale Raad beslist dat voor elke wetenschappelijke studie met betrekking tot mensen - dus ook voor een epidemiologische studie - het gunstig advies vereist is van een door de Nationale Raad erkende commissie voor medische ethiek. 74 Dit is trouwens reeds sinds enkele jaren de praktijk in Engeland 75 en in zekere zin ook in Australië. 76 In Frankrijk wordt bij de weging zowel de Commission Nationale de rinformatique et des Libertés 77 als het Comité Consultatif sur le Traitement de 1'Information en Matière de Recherche dans le Domaine de la Santé 78 betrokken. Het is te betreuren dat de Belgische wetgever het afwegen van belangen bij het verstrekken van medische gegevens aan de onderzoeker volledig overlaat aan de behandelende arts. 3. Het ontwerp van Koninklijk besluit nr. lObetreffende wetenschappelijk onderzoek: geen beterschap
het
Sinds juni 1994 circuleert een ontwerp van Koninklijk besluit nr. 10 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van bepaalde verwerkingen van persoonsgegevens bestemd voor wetenschappelijk of statistisch onderzoek (y oortaan aangeduid als het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10). Omdat we ons hierboven nogal negatief hebben uitgelaten over de huidige regeling van de W. V.P. is het interessant om na te gaan of dit ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 de kritiek weerlegt. 17. Het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 wil aan de onder-
zoekers een aantal afwijkingen en faciliteiten verlenen indien bepaalde maatregelen worden in acht genomen die een doeltreffende bescherming beogen van de persoonlijke levenssfeer. 79 Het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 is van toepassing op twee soorten verwerkingen, met name de bevoorrechte verwerkingen en de algemene onderzoèksbestanden. Een bevoorrechte verwerking is een verwèrking die als zodanig is erkend. De Minister heeft hierbij vooral studies van lange duur betreffende vooraf bepaalde, nauwkeurig omschreven onderwerpen op het oog. Algemene onderzoèksbestanden zijn verwerkingen die de verstrekking van persoonsgegevens aan andere verwerkingen van wetenschappelijk of statistisch onderzoek als voornaamste of exclusieve doelstelling hebben. Dit zijn de zogenaamde onderzoeksregisters. 80 18. Om als bevoorrechte verwerking te kunnen doorgaan moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. De persoonsgegevens mogen bijvoorbeeld alleen bewaard worden tijdens de fasen van de verwerking waarvoor zij noodzakelijk zijn. Zodra die fasen afgelopen zijn, moeten de gegevens worden uitgewist of anoniem gemaakt.81 Vooraleer de verwerking wordt aangevat moet aangifte worden gedaan bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (voortaan afgekort als CBPL). Met uitzondering van de wijze waarop de personen op wie de gegevens betrekking hebben daarvan in kennis worden gesteld en toegang tot de gegevens kunnen krijgen en met uitzondering van de termijn waarna de gegevens niet meer mogen worden bewaard moeten alle andere inlichtingen waarvan sprake in art. 17, § 3 W.V.P. vermeld staan in de aangifte. De doelstelling van het onderzoek, de opdrachtgever en de maximumtermijn tijdens dewelke de persoonsgegevens worden bewaard, moeten eveneens worden meegedeeld aan de CBPL. De verwerking moet zo worden aangelegd dat elk element waardoor de betrokkene rechtstreeks kan worden geïdentificeerd, wordt vervangen in de verwerking door een identificatienummer eigen aan het specifieke onderzoek dat moet worden verwerkt.82 De bewerkingen, daaronder begrepen de raadpleging van de concordantietabel, mogen slechts door maximum tien personen worden verricht. 83 Die personen moeten door een wettelijke, deontologische, statutaire of contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de gegevens in acht te nemen.
74
Vergadering 16 april 1994, T. Orde, 1994, afl. 65, 18-19.
75
Zie de richtlijnen van het Department of Health van augustus 1991. Deze richtlijnen worden besproken in M O O D I E , P.C.E. en
T„ "Guidelines for local research ethics committees", B.M.J. ,1992,304,293;
MCHALE,
MARSHALL,
J. V., "Guidelines for medical research - some ethical
and legal problems", Medical Law Review, 1993, 161. 76
Zie de Guidelines for the Protection of Privacy in the Conduct of Medical Research uitgebracht door de National Health and Medical
Research Council (Commonwealth of Australia Gazette, 1 juli 1991, nr. P. 19). 77
Art. 40-2 Wet van 6 januari 1978 en de artikelen 25-13 tot 25-19 van het Decreet van 17 juli 1978 zoals gewijzigd door het Decreet nr.
95-680 van 9 mei 1995, J.O., 11 mei 1995. 78
Art. 40-2 Wet van 6 januari 1978; zie ook de artikelen 25-1 tot 25-12 van het Decreet van 17 juli 1978 zoals gewijzigd door het Decreet
nr. 95-680 van 9 mei 1995, J.O., 11 mei 1995. 79 80
Verslag aan de Koning bij ontwerp Koninklijk besluit nr. 10, p. 3. Zie hiervoor CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 241-243, nr. 267.
81
Art. 2, 2° ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
82
Art. 2, 5° ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
83
Art. 2, 5° ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
14
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
^Indien aan deze voorwaarden is voldaan, krijgt de houder v.an een toestand met een bevoorrechte verwerking een aantal -'"^faciliteiten Zo mag hij volgens art. 4 van het besluit de gevoe~~"hge gegevens vermeld in de artikelen 6 en 8 W.V.P. verwer84 £)e medische persoonsgegevens van art. 7 W.V.P. val5 - ^ ^ l e n hier niet onder. Van medische persoonsgegevens is wel X 'sprake m art. 5 van het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10. t ~fl »Volgens deze bepaling kan de houder aan een andere houder L _ vragen hem enig gegeven ook die van de artt. 6, 7 (dit artikel <<1 heeft betrekking op de medische persoonsgegevens) en 8 mede i ' "" te delen dat noodzakelijk is voor de verrichting van de verwerking De houder van een bevoorrechte verwerking geniet " - V ook het "voorrecht" art. 9 W.V.P. niet te moeten naleven. r
^ 19 Houders van een algemeen onderzoeksbestand krijgen eveneens een aantal faciliteiten indien ze bepaalde maatregelen nemen Ze moeten vooreerst van de CBPL een bijzondere machtiging verkrijgen vooraleer de verwerking kan worden aangevat Die machtiging moet binnen de zes maanden bij besluit van de Minister van Justitie worden bekrachtigd.85 Mogelijke houders van een algemeen onderzoeksbestand „ zijn universiteiten, ziekenhuizen, het Nationaal Instituut voor ^Statistiek o f personen die voldoende waarborgen bieden op ^ het stuk van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 86 De verwerking moet vervolgens wetenschappelijk en statistisch onderzoek als enige doelstelling hebben.87 Elk gegeven waardoor de betrokken persoon rechtstreeks kan worden geïdentificeerd, moet in de verwerking worden vervangen door een uniek identificatienummer. De naam van de ° personen die gemachtigd zijn om de gegevens van de concordantietabel te verwerken moet door de houder van het bestand bij notariële akte (sic!) worden opgegeven. Indien de houder van een algemeen onderzoeksbestand gegevens van de concordantietabellen wil meedelen aan natuurlijke personen die houder zijn van een bestand dat een bevoorrechte verwerking bevat of van een ander algemeen onderzoeksbestand, of aan personen die bij notariële akte als lasthebber van die bestanden aangewezen zijn, dan kan dit alleen indien in de notariële akte (sic!) zowel de naam van de natuurlijke persoon aan wie de houder voornemens is gegevens mede te delen als de doelstellingen van het onderzoek waarvoor de gegevens noodzakelijk zijn, vermeld zijn.88 Bovendien zal de houder van het bestand alvorens hij de gegevens meedeelt, een expeditie van de akte moeten opsturen naar de CBPL.
Indien deze voorwaarden worden nageleefd, geniet de houder van het algemeen onderzoeksbestand van de "voorrechten" waarop de houder van een bevoorrechte verwerking recht heeft (cf. supra nr. 18). De houder kan de gevoelige gegevens van de artikelen 6 en 8 W.V.P. verwerken. Hij kan eveneens aan houders van andere bestanden vragen hen de gegevens waarvan sprake in de artt. 6, 7 en 8 W.V.P. mee te delen. Hij is niet verplicht art. 9 W.V.P. na te leven. Tenslotte kan de houder van een algemeen onderzoeksbestand de persoonsgegevens zonder tijdsbeperking bewaren zolang zij van belang zijn voor verwerkingen bestemd voor wetenschappelijk of statistisch onderzoek.89 20. Wanneer we dit ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 leggen naast de opmerkingen die wij hierboven hebben geformuleerd bij art. 7, vierde lid W.V.P. (cf. supra nrs. 13-16), dan moeten we besluiten dat het ontwerp geen goede regeling biedt voor het gebruik van medische gegevens voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. De wetgever besteedt geen enkele aandacht aan dè vraag waarin een betrokkene wiens medische persoonsgegevens worden verstrekt aan een onderzoeker moet toestemmen. Het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 bepaalt ook niet waarover en hoe de betrokkene moet worden geïnformeerd. De onderzoeker wordt door dit ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 zelfs ontheven van de informatieverplichting die voortvloeit uit art. 9 W.V.P. Dit is zeer merkwaardig omdat in het buitenland precies wordt aangenomen dat op de onderzoeker de plicht rust zich er van te vergewissen dat de betrokkene wiens medische gegevens worden ingezameld bij de behandelende arts, op de hoogte is gebracht van de verstrekking van gegevens voor medischwetenschappelijk onderzoek.90 21. Het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 bevat geen nuanceringen op het toestemmingsprincipe van art. 7, vierde lid W.V.P. Er zijn geen regels geformuleerd voor de verstrekking van gegevens over overledenen, voor het trekken van steekproeven, voor studies met gegevens die ver teruggaan in de tijd of met gegevens betreffende een grote groep patiënten. Evenmin is aandacht besteed aan het nieuw principe dat in de buurlanden ingang lijkt te vinden, met name dat van de verstrekking van gecodeerde gegevens tenzij bezyvaar van de betrokkene (cf. supra nr. 15).91 Van een commissie medische ethiek die bij het verstrekken van medische gegevens voor onderzoek wordt
84 Hierop was aangedrongen door de CBPL (zie Advies nr. 07/93 van 6 augustus 1993 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, B.S., 28 februari 1995,4425, nr. 20; Advies nr. 09/93 van 6 augustus 1993 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, B.S., 28 fèbruari 1995,4449, nr. 23; Verslag aan de Koning bij het Koninklijk besluit nr. 7, B.S., 28 februari 1995,4414; Verslag aan de Koning bij het Koninklijk besluit nr. 8, fl.S.,.28 februari 1995, 4438). 85
Art. 8 ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
86
Art. 10, 1° ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
87
Art. 10, 2° ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
88
Art. 11, a) en b) ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
89
Art. 13 ontwerp Koninklijk besluit nr. 10.
50
Voor Frankrijk, zie FRAYSSINET, J. en PEDROT, Ph., "La loi du 1er juillet 1994 relative au traitement des données nominatives ayant pour fin la recherche dans le domaine de la santé", JCP, 1994, nr. 51-52, p. 567, nr. 16; voor Nederland, zie bij voorbeeld Stichting Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen, Goed gedrag. Gedragscode Gezondheidsonderzoek, februari 1995, principe 2.6. " E r is alleen aandacht besteed aan de gecodeerde gegevensverstrekking uit een algemeen onderzoeksbestand (zie art. 11, § 2 ontwerp Koninklijk besluit nr. 10).
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
15
betrokken of van een expertencommissie die advies moet geven aan de CBPL alvorens met een onderzoeksproject wordt gestart is evenmin sprake. Wel moet de CBPL een machtiging geven alvorens een algemeen onderzoeksbestand kan worden opgestart. Inhoudelijke criteria die de CBPL kan gebruiken bij het afwegen van de verschillende belangen die in het gedingzijn (zoals het recht op privacy, de geheimhoudingsplicht en het recht op informatie) ontbreken echter. Het Koninklijk besluit nr. 10 wil via een louter procedurele weg het gebruik van gegevens voor onderzoek regelen. Hierbij heeft de wetgever veel oog voor de beveiliging van de ingezamelde gegevens. Aan de fase van het onderzoek waar het conflict van belangen (individueel en algemeen belang van de geheimhoudingsplicht, recht op informatie en onderzoek) zeer duidelijk is - met name de fase waarbij een onderzoeker medische gegevens gaat opvragen bij de behandelende arts - is helaas nauwelijks aandacht besteed..De wetgever heeft nagelaten de voorwaarden te omschrijven waaronder die behandelende arts medische gegevens kan verstrekken aan de derdeonderzoeker. Dit kan niet worden gezegd van het recht in de ons omringende landen. In die landen is het trouwens de formele wetgever en niet de koning die de voorwaarden voor de verstrekking van medische gegevens heeft vastgelegd.92 Zowel vorm en inhoud van dit ontwerp Koninklijk besluit sluiten geenszins aan bij de wetgeving van onze buurlanden en bij de ontwerp-Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de verwerking van medische persoonsgegevens. 22. Het is te betreuren dat in dit ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 geen aandacht is besteed aan de verhouding met art. 458 Sw. Dit is nochtans noodzakelijk indien men een goede afweging van de verschillende belangen die in het geding zijn beoogd (cf. supra nr. 10). In de probleemstelling die bij het begin van dit artikel is uiteengezet is erop gewezen dat bij de verstrekking van medische persoonsgegevens aan een onderzoeker zowel met het belang van de patiënt, als met de belangen van de onderzoeker én de behandelende arts moet worden rekening gehouden. Steeds moet worden onderzocht of het algemeen belang en het individueel belang die aan het beroepsgeheim ten grondslag liggen zich niet verzetten tegen de verstrekking van de medische gegevens door de behandelende arts aan de onderzoeker. Door de verhouding met 458 Sw, te verwaarlozen zouden artsen de indruk kunnen krijgen dat zij op grond van art. 5 van het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 voortaan straffeloos medische gegevens kunnen verstrekken aan een onderzoeker
zonder de toestemming van de betrokkene. In art. 5 van het besluit is immers sprake van de verstrekking van medische gegevens zonder dat specifieke voorwaarden zijn vermeld. De verstrekking van medische persoonsgegevens zonder de toestemming van de betrokkene op grond van art. 5 van het ontwerp besluit schendt o.i. art. 7 W. V.P., art. 458 Sw. en art. 8 E.V.R.M. Van het verbod om medische persoonsgegevens aan derden te verstrekken volgens art. 7, vierde lid W.V.P. kan weliswaar door of krachtens de wet worden afgeweken. Maar een afwijking krachtens de wet veronderstelt wel dat het verstrekken van medische persoonsgegevens voor medisch-wetenschappelijk onderzoek expliciet bij wét is voorzien. Dit is in België (nog) niet het geval. Het zal dus niet mogelijk zijn om op grond van art. 5 Ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 medische persoonsgegevens te verstrekken aan een onderzoeker zonder de toestemming van de betrokkene. Bovendien zou men bij een dergelijke verstrekking art. ' 458 Sw. schenden. Dit artikel wordt niet buiten spel gezet door de W.V.P. In het buitenland is terecht wettelijk vastgelegd dat de verstrekking van medische persoonsgegevens in overeenstemming moet zijn met zowel de wetgeving met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens als met de geheimhoudingsplicht. 93 Indien men van oordeel zou zijn dat art. 5 van het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 de verstrekking van medische gegevens aan de onderzoeker zonder toestemming van de betrokkene toelaat, dan schendt dit ontwerp besluit o.i. eveneens art. 8, tweede lid E.V.R.M en meer bepaald het subsidiariteitsbeginsel. Men kan de inmenging op het recht op privacy moeilijk als het eiiige middel beschouwen om het beoogd belang te verwezenlijken. Zoals we hoger hebben gezien bestaat er een alternatief94 dat aan de belangen van de onderzoekers kan tegemoet komen met respect voor de bescherming van de privacy. Dit alternatief is het verstrekken van gecodeerde medische gegevens, tenzij bezwaar van de betrokkene. 23. Noch de W.V.P. noch het ontwerp Koninklijk besluit n. 10 bieden een goede regeling voor het gebruik van medische gegevens voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Het principe van de verstrekking van medische persoonsgegevens op grond van de bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene is te strikt. Er is geen goede afweging van de belangen die in het geding zijn. De wetgever heeft geen rekening gehouden met verschillende situaties. Een nieuwe wet95 is noodzakelijk. In die wet zullen de grote principes op een duidelijke manier moeten worden vastgelegd.96 Zelfregulering
92
Verschillende mogelijkheden staan open: hetzij via een aanpassing van de Wet Verwerking van Persoonsgegevens zoals in Frankrijk, hetzij via bijkomende bepalingen in het Burgerlijk Wetboek zoals in Nederland, hetzij via specifieke bepalingen in ziekenhuiswet en/of via specifieke kankerregisterwetten zoals in Duitsland, hetzij via een wijziging van het Strafwetboek zoals in Zwitserland...
93
Zie art. 1, 4° van het Duitse Bundesdatenschutzgesetz en art. 11, derde lid Wet Persoonsregistraties. Zie hiervoor uitvoerig CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 279-289.
94
ROSCAM ABBING, H.D.C., "Wetenschappelijk onderzoek, medische persoonsgegevens en privacybescherming", P. en R., 1992, afl. 1,12; Gezondheidsraad, Privacy bij postmarketing surveillance, 's-Gravenhage, 1993, 19; BIZER, J., Forschungsfreiheit und Informationelle Selbstbestimmung, Baden-Baden, Nomos Verlagsgesellschaft, 1992, 191. 95
Voor een mogelijk model, zie CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens vooronderzoek,
Antwerpen, Maklu, 1995,
pp. 4 5 3 - 4 8 2 . 96
GULDIX, E., "De impact van de medische wetenschap en techniek op het personen- en gezinsrecht", R. W., 1993-94, p. 1128, nr. 101; VAN DER MIJN, W.B., De wet van weten en geweten, 11 september 1991, 13-15.
16
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996.
1
? kan die principes dan verfijnen indien voldaan is aan de eisen *van openheid en inspraak. Zelfregulering zal eveneens moeiten getuigen van een zorgvuldige afweging van de verschil™ blende belangen die in het geding zijn.97
1
meen geregeld. Dit heeft gevolgen voor de voorwaarden waarónder vrij frequent voorkomende vormen van gegevensverstrekkingen vanaf nu zullen moeten plaatsvinden, althans indien men de wet strikt toepast. 99 a.
*"V. Andere knelpunten bij de toepassing van de wet verwerking van persoonsgegevens \ „ JJ®- tyr
24 Hieronder geven we een lijst van knelpunten waarop de W^V P o.i. niet direct een antwoord geeft. Op tal van problemen werpt de huidige tekst van art. 7, vierde lid W.V.P. een nieuw licht. Zaken die in het verleden zonder de bijzondere schriftelijke toestemming werdén afgehandeld vereisen nu de toestemming van de betrokkene. Toch is het principe van art 7, vierde lid W.V.P. in een aantal gevallen te streng en te ongenuanceerd. Artikel 7, vierde lid W.V.P. dient te worden herbekeken in het licht van het verstrekken van medische gegevens aan derden98 (buiten het geval van het medischwetenschappelijk onderzoek), het inzagerecht, het gebruik vin-video's in de gezondheidszorg en het gebruik van lichaamsmateriaal.
'jt - J. f ^ f „*' ƒ *'' l' -f'
P~J' »JT
- : r t i
1 Verstrekken 3
van medische persoonsgegevens
aan der-
den . 25- In art. 7, vierde lid W.V.P. heeft de wetgever het verstrekken van medische persoonsgegevens aan derden zeef alge-
JT
\ V
{
: 97
Praktijkoverdracht
26. Uit art. 7, vierde lid W.V.P. vloeit voort dat indien een arts een kabinet overlaat aan een opvolger, hij de medische dossiers pas kan overdragen indien patiënten hiervoor een bijzondere schriftelijke toestemming hebben gegeven. 100 Dit standpunt is reeds in Duitsland101 en Nederland 102 ingenomen. Toch kan men zich afvragen of er geen situaties denkbaar zijn waarbij van het principe van de schriftelijke toestemming kan worden afgeweken. Zou men niet kunnen toelaten dat patiënten naar aanleiding van een consultatie bij de arts die de praktijk zal overdragen, mondeling toestemmen tot de overdracht van de dossiers nadat ze hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte werden gebracht?103 De vraag rijst eveneens of het principe van een bijzondere schriftelijke toestemming in bepaalde gevallen niet beter zou worden vervangen door dat van het vermoeden van toestemming. Zou dit niet mogen worden aangenomen indien de patiënt die op de hoogte is van de overdracht en zich in vertrouwen wendt tot de opvolger en een behandelingsovereenkomst met hem afsluit? 104 Andere vragen waarover nog onduidelijkheid bestaat zijn: geldt het principe van schrifteli j k e toestemming ook indien in een groepspraktijk een arts
^
PLOEM, M.C., De EG en de rechtspositie van de patiënt, Amsterdam, Instituut voor Sociale Geneeskunde - Universiteit van Amsterdam,
" 1994,162-163; VAN DER MIJN, W.B., De wet van weten en geweten,
11 september 1991,2-3; DE MEESTER-DEMEYER,W„ "Hoe bepalen we
•» -f de doelen en de grenzen?", Kultuurleven, 1994, afl. 1, 16-17. 98 Voor de problemen die dit artikel stelt bij de verstrekking van medische persoonsgegevens aan een arts die bij de behandeling wordt betrokken, zie CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 436-438, noot 100. 99 In wat hieronder volgt wordt verondersteld dat de W.V.P. van toepassing is. Dit lijkt ons verantwoord vermits, zoals we elders hebben aangetoond, de W.V.P. in veel gevallen van toepassing zal zijn in de gezondheidszorg onafgezien of er sprake is van een geautomatiseerde verwerking of een verzameling van medische dossiers (zie hiervoor CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 201-223). . ? 100 Volgens art. 13 van het Koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 is niet de schriftelijke toestemming maar het verzoek of het akkoord van de patiënt vereist om medische persoonsgegevens aan een andere arts door te geven. Een beroep doen op dit artikel lijkt moeilijk. Het artikel is eigenlijk bedoeld voor het geval waar een andere arts die door de patiënt is aangeduid de diagnose of de behandeling zal voort ^ zetten of vervolledigen. Bovendien is het niet zéker of dit artikel voorrang heeft op art. 7, vierde lid W.V.P. (Zie hieromtrent CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, pp. 436-438, noot 100). 101 BGH, 11 december 1991, N.J. 1992,737-741; MedR., 1992, 104-106. Zie ook OLG Bremen, 18 november 1991, N.J.W., 1992, 757758. Voor commentaar hierbij, zie KÖRNER-DAMMAN, M., "Datenschutzprobleme beim Praxisverkauf', N.J.W., 1992, 1543-1545; KAMPS, H., "Der Verkauf der Patientenkartei und die ärztliche Schweigepflicht", N.J.W., 1992, 1545-1547; RJEGER, H.-J., "Praxisverkauf und arztliche Schweigepflicht", MedR., 1992,147-151;-, "Praxisverkauf und ärztliche Schweigepflicht", Dtsch. med. Wschr., 1992,511-514; LAUFS, A., "Praxisverkauf und Arztgeheimnis - ein Vermittlungsvorschlag", MedR., 1989, 309-310; ROSSNAGEL, A„ "Datenschutz bei Praxisübergabe", N.J.W., 1989, 2303-2309; BONGEN, W. en KREMER, R., "Probleme der Abwicklung ärztlicher Privatliquidationen durch etteme Verrechnungsstellen", N.J.W., 1990, 2911-2915. v' 102 Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies privacy en gegevensverstrekking, Zoetermeer, 1992, 17. Volgens BEUAARS moet de arts zijn patiënten tijdig in kennis stellen van de overdracht van zijn praktijk en hen meedelen dat de gegevens zullen worden overgedragen a in de opvolger. De patiënt kan hiertegen bezwaar maken (BEUAARS, A. J. J.M., "Beroepsgeheim: het omgaan met medische gegevens", M. C., 1994, 7 4 8 ) . 103
Zie ook BGH, 11 december 1991, N.J.W., 1992, 737-741; MedR., 1992, 104-106 C; 104 Zie ook BGH, 11 december 1991, N.J.W., 1992, 737-741; MedR., 1992, 104-106: "Einer ausdrücklicher Einverständniserklärung des v Patienten bedarf es allein dann nicht, wenn dieser seine Zustimmung durch schlüssiges Verhalten eindeutig zum Ausdruck bringt, insbesondere wenn der Patient sich auch dem Übernehmer zur ärztlicher Behandlung anvertraut. Das gilt sowohl dann, wenn der Nachfolger eine bereits ; von seinem Vorgänger begonnene Behandlung fortsetzen soll, als auch bei einer neuen Behandlung".
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
17
wordt opgevolgd of indien een arts in een ziekenhuis wordt opgevolgd? Is in laatstgenoemd geval de situatie anders indien niet de individuele arts maar het ziekenhuis als hulpverlener optreedt? Wat indien een overdracht van dossiers plaatsvindt naar aanleiding van een fusie van twee of meerdere ziekenhuizen? b. Factoring en incasso 27. Het valt te verwachten dat ziekenhuizen en individuele (tand)artsen in de toekomst vaker een beroep zullen doen op derden om honoraria te innen. Hierbij kan worden gedacht aanfactoringkantoren of incassobureaus. Vraag is dan of en onder welke voorwaarden deze instanties over medische persoonsgegevens kunnen beschikken? Volgens Duitse rechtspraak moet de arts bij het doorgeven van medische persoonsgegevens aan een commercieel verrekenkantoor de bepalingen van het Bundesdatenschutzgesetz naleven. D e verstrekking van medische persoonsgegevens vereist bijgevolg de schriftelijke toestemming van de patiënt. 105 Dit principe vloeit eveneens vöort uit art. 7, vierde lid W.V.P. 106 Men kan zich afvragen of een bijzondere schriftelijke toestemming wel altijd nodig is. Zou men niet van een vermoeden van toestemming kunnen spreken indien aan volgende voorwaarden is voldaan: enkel de hoogst noodzakelijk medische persoonsgegevens worden verstrekt aan een (bóna fide) incassobureau, het incassobureau is rechtstreeks betrokken bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, de patiënt is op de hoogte gebracht van de betalingsvoorwaarden, de patiënt is tenminste eenmaal aan de betalingsverplichting herinnerd en tenslotte, de patiënt heeft zich niet verzet tegen de verstrekking van de gegevens aan het incassobureau? 107 c.
Kwaliteitstoetsing
28. Artikel 7, vierde lid W.V.P. zorgt eveneens voor problemen bij het verstrekken van medische gegevens tussen art-
sen in het kader van kwaliteitstoetsing of peer review.m Volgens een strikte interpretatie van art. 7, vierde lid W . V.P. is hiervoor de bijzondere schriftelijke toestemming van de patiënt vereist, althans indien de arts aan wie de gegevens worden verstrekt niet bij de behandeling is betrokken. 10 ? In de mate van het mogelijke zou hier trouwens zoveel als mogelijk met gecodeerde gegevens moeten worden gewerkt.. Indien persoonsgegevens toch worden verstrekt dan rijst de vraag of men zich niet op een vermoeden van toestemming van de betrokkene zou kunnen baseren? Een argument hiervoor is de vaststelling dat de gegevensverstrekking in het belang van de patiënt is of toch een breder belang dient waardoor men er zou kunnen van uitgaan dat voor een dergelijke melding de piatiënt toestemming geeft." 0 Een strikte interpretatie van art. 7, vierde lid W.V.P. sluit dergelijke interpretatie uit. d. Ethisch
comité
29. Gelijkaardige problemen stellen zich bij het verstrekken van medische persoonsgegevens aan de zogenaamde ethische comités 111 in ziekenhuizen. 1 1 2 In principe zou het ethisch comité de identiteit van de patiënt eigenlijk niet moeten kennen om haar functies te kunnen vervullen. Indien het comité dan toch medische persoonsgegevens wenst te ontvangen, dan zou hiervoor op grond van art. 7, vierde lid W.V.P. de bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene vereist zijn. Maar ook dan komt men nog niet volledig uit de problemen. In art. 7, vierde lid W.V.P. is immers voorgeschreven dat degene die de gegevens ontvangt een beoefenaar van de geneeskunst moet zijn. Welnu, verschillende leden van het ethisch comité zijn dit niet. e.
Ziekenhuisdirectie
30. Op grond van art. 7 W.V.P. is het niet mogelijk om zomaar medische persoonsgegevens mee te delen aan de
105
OLG Bremen, 18 november 1991, N.J.W., 1992,757-758; Zie in zekere zin BGH, 11 december 1991, ,N.J.W„ 1992,737-741; MedR., 1992,104-106: "Für Praxisübernahmen gilt nichts anderes als für die Einschaltung ärztlicher Verrechnungsstellen, deren Existenz ebenfalls allgemein bekannt ist." Voor Duitse rechtleer, zie KÖRNER-DAMMAN, M., "Weitergabe von Patientendaten an ärztliche Verrechnungsstellen", N.J. W., 1992,729-731; BONGEN, W. en KREMER, R., "Probleme der Abwicklung ärztlicher Privatliquidationen durch externe Verrechnungsstellen", N.J.W., 1990,2913. los
Het principe dat een patiënt moet toestemmen voor de verstrekking van medische persoonsgegevens aan een factoringkantoor gold ook reeds vóór de inwerkingtreding van de W.V.P. De verstrekking van die gegevens zonder de toestemming van de patiënt was in strijd met de geheimhoudingsplicht. Zie hiervoor het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 23 oktober 1990 volgens hetwelk een ziekenhuisdirectie art. 458 Sw. had geschonden door hospitalisatiefacturen van patiënten zonder hun toestemming te endosseren aan een financiële instelling (Brussel, 23 oktober 1990, J.T., 1991,496-502, met noot CRUYPLANTS, J.). 107
Dit standpunt is ook ingenomen door de Nederlandse Registratiekamer (zie Registratiekamer, "De rekening van de arts. Advies van 11 februari 1994", Computerr., 1994, 62-70). 108
Zie ook nr. 30.
,
109
Volgens een advies van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren van 17 september 1994 kan een hoofdgeneesheer met instemming van de geneesheer aan wie het beheer van het betreffende dossier toebehoort, het medisch dossier inzien of door derden laten beoordelen ('ĥ. Orde, 1994, nr. 66, p. 20). 110
Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies privacy en gegevensverstrekking, Zoetermeer, 1995, 23.
111
Koninklijk besluit van 12 augustas 1994, ß.S., 27 september 1994.
112
Over de geheimhoudingsplicht binnen en t.a.v. deze comités, zie „uitvoerig VANSWEEVELT, TH., "Verplichte ethische comités in ziekenhuizen: who watches the doctor watchers?", in LiberAmicorm André Prims, Gent, Mys & Breesch, 1995, nrs. 20-28. Deze auteur komt tot een gelijkaardige conclusie, zij het via een andere weg.
18
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
113
Het is trouwens niet omdat de ziekenhui sdirecue ais nouuer van het bestand wordt aangeduid, dat ^ C ^ z i j h e t recht heeft gebruik te maken van de medische persoons''-•C^gegevens van het bestand. '1
Vraag is echter of de directie niet in het kader van kwaliteitsbewaking toegang kan krijgen tot medische persoonsgege' vens 7 ' 14 Wat indien.door de patiënt tegen het ziekenhuis een J " 'r» klacht is ingediend? Is een bijzondere schriftelijke toestem'ming van de patiënt echt nodig alvorens de behandelende arts ' de gegèvens kan verstrekken aan de ziekenhuisdirectie? Of " ^ " kan men zich hier beroepen op een vermoeden van toestemming?"5 '
, +f Inspectie
31 Indien medische persoonsgegevens worden verstrekt ten . r behoeve van inspectie, dan vereist dit in principe de bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene.116 De __ ^ Raad van State heeft in een arrest van 28 september 1994 geoordeeld dat er geen sprake is van een schending van art. 1 458 Sw. indien in het kader van een controle omtrent het naleven yan de erkenningsvoorwaarden voor een dienst ra, J
g. Beleid en
geneesmiddelenbewaking
32. Artikel 7, vierde lid W.V.P. schiet tekort omdat geen enkele aandacht is besteed aan de voorwaarden waaronder gecodeerde gegevens kunnen worden verstrekt. We hebben hierboven reeds op gewezen in het kader van het omgaan met medische gegevens voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Gecodeerde medische gegevens worden ook voor andere doeleinden verstrekt dan voor onderzoek in de strikte zin van het woord zoals voor de melding van nevenwèrkingen van geneesmiddelen aan het Nationaal Centrum voor Geneesmiddelenbewaking, voor de verstrekking van medische gegevens aan de Evaluatiecommissie Zwangerschapsafbreking"8 of voor de verstrekking van minimale klinische gegevens aan het Ministerie van Volksgezondheid.119 Men zou die gegevens als niet-persoonsgegev£ns kunnen beschouwen.120 Toch kan men moeilijk beweren dat die gegevens absoluut anoniem zijn. Het zijn herleidbare gegevens zolang degene die ze heeft opgestuurd nog de identiteit van de patiënt waarop ze betrekking hebben, kan achterhalen. De vraag of patiënten over die verstrekking moeten worden geïnformeerd en of zij een recht hebben om zich hiertegen te verzetten is in België nooit aan bod gekomen. Dit is niet het geval in Frankrijk. De Commission Nationale de l'Informatique et des Libertés heeft steeds benadrukt dat dergelijke gegevensstromen moeten worden voorafgegaan door informatie aan de patiënt. De patiënt moet zich bovendien tegen de verstrekking kunnen verzetten.'21 Het is te betreuren dat zelfs het
113
Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies privacy en gegevensverstrekking, Zoetermeer, 1992, 21. Ibid., 21. De Nationale Raad van de Orde der Geneesheren heeft zich recent uitgesproken over de voorwaarden waaronder een hoofdgeneesheer patiëntendossiers zou kunnen opeisen, inkijken of door derden laten beoordelen in het kader van de médical audit. Volgens de Nationale Raad dient de hoofdgeneesheer hiervoor de uitdrukkelijke instemming van de geneesheer aan wie het beheer over het dossier toebehoort te verkrijgen. Bovendien moet hij het advies van de Medische Raad inwinnen (X. Orde, 1994, nr. 64, 29 en T. Orde, 1994, nr. 66; 20). De Nationale Raad heeft echter niks bepaald omtrent de toestemming van de patiënt bij inzage van een niet-geanonimiseerd dossier door de hoofdgeneesheer of een andere derde en omtrent de impact van art. 7, vierde lid W.V.P. 114
115 Anders dan wat in België tot nog toe werd aangenomen (zie bijvoorbeeld NYS, H., "Geneeskunde. Recht en medisch handelen", Brussel, E. Story-Scientia, 1995, p. 418-419, nr. 977) neemt de Nederlandse Nationale Raad voor de Volksgezondheid aan dat de toestemming van de geregistreerde noodzakelijk is indien een hulpverlener wordt aangesproken in een juridische procedure (tucht- of civielrechtelijk) en hij ter verdediging gegevens wil overleggen (Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies privacy en gegevensverstrekking, Zoetermeer, 1992,24). Hetzefde geldt indien een schadeclaim wordt ingediend en de verzekeraar van de hulpverlener voor de beoordeling van de claim het dossier opvraagt. Weigert de patiënt de toestemming om de gegevens aan de rechter over te leggen, dan zou de rechter daar bij de beoordeling van de eis rekening mee moeten houden (Ibid., 24). 1.6
Zie m zekere zin ook Nàtionale Raad voor de Volksgezondheid, Advies privacy en gegevensverstrekking, Zoetermeer, 1992, 24.
1.7
R.v.St„ 28 september 1994, nr. 19 286 (nog niet gepubliceerd). Wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348,350,351 en 352 van het Strafwetboek en tot opheffing van art. 353 van hetzelfde Wetboek, B.S., 20 oktober 1990. 1.8
119
Koninklijk besluit van 6 december 1994 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, B.S., 30 december 1994. Zie hiervoor CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 141-142, nr. 168 en pp. 447-452, nrs. 444-448. 120 Al is dit nog niet zo zeker. Bij de melding van nevenwerkingen wordt zowel de naam van de behandelende arts als de initialen van de patiënt vermeld. In kleinere regio's is het vrij eenvoudig om via het telefoonboek de naaim van de patiënt op basis van die gegevens te achterhalen (zie ook SOMMERLAD, K., "Konflikt zwischen Datenschutz, ärztlicher Schweigepflicht und Datenvalidierang?", R.D.V., 1991,230). 121
Beraadslaging nr. 85-39, 10 september 1985 in 6° Rapport d'activité 1985, CNIL, Parijs, La documentation Française, 1986, 310-312; Beraadslaging nr. 88-55,24 mei 1988 in 9'Rapport d'activité 1988, CNIL, Parijs, La documentation Française, 1989,345-347; CNIL, 12° Rapport d'activité 1991, Parijs, La documentation Française, 1992,248-249; Beraadslaging nr. 92-061,9juni 1992 in 13 'Rapport d'activité 1992, Parijs, La documentation Française, 1993, 254-257; zie ook Beraadslaging nr. 90-114, 6 november 1990 in 11 ° Rapport d'activité 1990, CNIL, Parijs, La documentation Française, 1991, 234-235; Beraadslaging nr. 89-35, 25 april 1989, in 10°Rapport d'activité 1989, CNIL, Parijs, La documentation Française, 1990, 183-185.
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
19
recente Koninklijk besluit van 6 december 1994 omtrent de minimale klinische gegevens geen enkele aandacht besteedt aan een informatieplicht naar patiënten toe. We moeten hier wel aan toevoegen dat men een informatieplicht eventueel zou kunnen afleiden uit het Koninklijk besluit dat een paar dagen later is verschenen122 volgens hetwelk ziekenhuizen vanaf 1 augustus 1995 moeten beschikken over een privacyreglement. In dit reglement moeten o.a. de doeleinden van de verwerking123 wórden vermeld. De bepalingen van datreglement betreffende de persoonlijke rechten moeten aan de patiënten worden medegedeeld. Dit impliceert o.i. dat patiënten op de hoogte moeten worden gebracht van de M.K.G.registratie. h. Genetisch verwanten, familieleden en andere belanghebbenden 33. Artikel 7, vierde lid W.V.P. houdt geen rekening met de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen medische persoonsgegevens te verstrekken aan genetische verwanten, familieleden en andere personen. Het artikel levert immers problemen op voor deze gegevensstromen vermits degene die de gegevens ontvangt een beoefenaar van de geneeskunst moet zijn en de familieleden, verwanten enz. aan wie de gegevens zouden worden meegedeeld dit meestal niet zijn. Bovendien voorziet het artikel niet in de mogelijkheid om aan familieleden, verwanten of andere belanghebbenden medische persoonsgegevens te verstrekken indien de betrokkene die mededeling weigert. Men kan zich hierbij eventueel wel beroepen op de zogenaamde noodtoestand. Dit conflict van plichten model heeft echter het nadeel dat het voor artsen niet altijd duidelijk is wanneer ze dit principe kunnen inroepen. Bovendien bestaat het gevaar dat de uitzonderingsgrond te pas en te onpas wordt gehanteerd.124 Dit verklaart allicht waarom in de ontwerp-Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de bescherming van medische gegevens is bepaald dat de verstrekking van relevante medische gegevens enkel is toegelaten indien de verstrekking is voorzien bij wet en een noodzakelijke maatregel vormt in een democratische maatschappij voor de bescherming van een genetisch121 verwant (bijvoorbeeld indien de resultaten van een genetische analyse een ernstig gezond-
heidsrisico vormen voor eèn andere genetische verwant), of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen indien de bescherming van deze rechten en vrijheden duidelijk zwaarder weegt dan de belangen van de betrokkene (bijvoorbeeld in geval van een besmettelijke ziekte).126 34. Een strikte interpretatie van art. 7, vierde lid W.V.P. leidt ertoe dat het verstrekken van medische persoonsgegevens onder andere voorwaarden zal plaatsvinden dan tot nog toe het geval was. Gelet op het ruime toepassingsgebied van de W.V.P. kan men bij het verstrekken van medische persoonsgegevens niet meer heen rond art. 7, vierde lid W.V.P. In dit artikel is weliswaar voorzien dat de verstrekking bij of krachtens een wet kan worden toegestaan/Bij gebreke aari wetgeving is de verstrekking van medische persoonsgegevens enkel mogelijk op grond van de bijzondere schriftelijke toestemming van de betrokkene. Dit principe is o.i. te ongenuanceerd geformuleerd. In sommige gevallen kan een vermoeden van toestemming voldoende zijn om medische persoonsgegevens aan derden te verstrekken. Bovendien moet het mogelijk zijn om mits toestemming van de betrokkene - en in uitzonderlijke gevallen ook zonder die toestemming medische persoonsgegevens te verstrekken aan een niet-beoefenaar van de geneeskunst. Het verdient tevens aanbeveling dat het gebruik van gecodeerde gegevens wordt gestimuleerd, zoals bijvoorbeeld voor de gegevensverstrekkingen ten behoeve van ethische comités, kwaliteitstoetsingscommissies, inspecteurs enz. Dè voorwaarden van die verstrekking (informatie aan de betrokkene en mogelijkheid van verzet) zouden bij wet moeten worden vastgelegd. 2. Verborgen camera's en gezondheidszorg 35. Het toepassingsgebied van de W.V.P. beperkt zich niet tot persoonsgegevens die op papier of computer zijn vastgelegd. De term gegevens kan worden omschreven als voorstellingen door getallen, letters, symbolen enz. van feiten of informatie in zo een vorm dat zij kunnen worden verwerkt, geïnterpreteerd of meegedeeld door mens of machine.127 Gegevens kunnen tot ons komen via letters of getallen, als sensatie of waarneming, als mondelinge of geschreven taal, maar ook via een foto of een film. 128 In de mate dat video-
122
Koninklijk besluit van 16 december 1994, B.S., 31 januari 1995.
123
Over de eigenaardige zin "doeleinden van de verwerking", cf. supra nr. 13, voetnoot 60.
124
SUTORIUS, E., "Manipuleren met leven, deel II", in Nederlandse Juristen Vereniging, Zwolle, Tjeenk Willink, 1993, 171; zie ook JACOBS, K., "Zwijgen is niet altijd goud: Een spanningsveld tussen privacy, beroepsgeheim, recht op informatie en medische hulpverlening bij erfelijkheidsdiagnostiek", VI. T. Gez-, 1994-95, p. 103, nr. 36. 125
Bij het uitwerken van aparte regels voor genetische gegevens, moet men zeer voorzichtig zijn. Tussen genetische gegevens en andere medische gegevens bestaat o.i. wel een verschil in graad, maar geen verschil in aard. Zie hiervoor uitvoerig CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, pp. 109-135. 126
Art. 7.2 ontwerp Aanbeveling Raad van Europa betreffende de bescherming van medische gegevens. De voorbeelden die tussen haakjes zijn geplaatst in de tekst zijn gehaald uit de toelichting nr. 136 bij de ontwerp Aanbeveling. 127
Division de la Traduction - Bureau de Terminologie, Data protection - data security - privacy, II, Luxemburg, 1981,628-630; Centrum voor Internationaal Strafrecht VUB, Informaticagebeuren en strafvorderingsrecht, Antwerpen, Kluwer, 1992, 47. 128
Verslag VANDENBERGHE, H., Gedr. St., Senaat, 1991-92, nr. 445/2,15-18 en 2 0 , 5 7 , 6 5 , 6 6 ; zie ook Vr. en Antw., Senaat, 1994,6 december 1994,7133 (Vraag nr. 832 Declety); Hand., Senaat, 11 januari 1995,878; zie ook ROBBEN, F., 'Toepassingsgebied en begripsdefinities" in Persoonsgegevens en privacybescherming, DUMORTIER, J. en ROBBEN, F. (eds.), Brugge, die Keure, 1995, 24; DUMORTIER, J. en CLAES, P., "Privacy-bescherming en gegevensverwerking bij hét personeelsbeleid", Or., 1993, afl. 1, 5; DE HERT, P., "Oude en nieuwe
20
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
liüfelSén gegevens bevatten overeen geïdentificeerde of identf%ficeerb ire persoon kan de W.V.P. van toepassing zijn. Een ^ ^gelijkaardig standpunt is ingenomen in het ontwerp van ,.* .-r • • -privacy-richtlijn: "Overwegende dat, gezien het belang van ' de'ïïï het kader van de informatiemaatschappij aan de gang ^ - i ^ z y n d e ontwikkelingen inzake de technieken voor het opvangen, doorsturen, manipuleren, registreren, bewaren of * 1 -.mededelen van geluid- en beeldgegevens betreffende nak^Acf tuurlijke personen, deze richtlijn ook van toepassing zou h moeten zijn op verwerkingen die op deze gegevens betrek••* - \ king hebben. 129 *
Het geheim filmen van patiënten lokt een aantal specifieke vragen uit. Het is niet denkbeeldig dat artsen zouden willen overgaan tot het geheim filmen van een patiëntje en zijn bezoekende familie indien artsen vermoeden dat de sympto! men bij het gehospitaliseerd patiëntje te wijten zijn aan kin* dermishandeling zonder dat daarvoor onomstootbare béwij» zen zijn.130 Dergelijke opnames zouden verschillende vragen ü uitlokken:,Hoe kunnen de artt. 4 en 9 W.V.P. worden nage-. $ leefd?131 is het filmen niet in strijd met art. 5 W.V.P? Kan C men het belang van het kind hier laten prevaleren op de ? rechten van de ouders? Kunnen artsen in dit geval gegevens ^ vastleggen die betrekking hebben op misdrijven waarvan • men verdacht wordt of waarin men betrokken is of zal worden indien er werkelijk kindermishandeling wordt gefilmd? Worden art. 8 W.V.P. en het Koninklijk besluit nr. 8 van 7 februari 1995132 door dit geheim filmen van de verwanten : van de patiënt niet geschonden? Geheim filmen van patiënten kan zich ook voordoen in het 5 kader van medisch-wetenschappelijk onderzoek. Zonder evenwel te verwijzen naar de W.V.P. oordeelde het Arbeidshof te Brussel op 23 maart 1993 dat het geheim filmen van patiënten voor onderzoek niet mogelijk is zonder hun voorafgaandelijke geïnformeerde toestemming. 133 In casu had een psychologe die sinds enkele jaren werkzaam was op een • dienst cardiologie en reanimatie in het geheim videobeelden ; genomen van haar patiënten. Ze wou die gebruiken voor haar . proefschrift. De psychologe wou nagaan of op een dienst : voor intensieve zorgen de klinische observatie van hartpa-
tiënten op basis van niet verbale symptomen een betrouwbare benaderingswijze is van de manier waarop ze reageren op hun ziekte. De arbeidsauditeur en het Hof oordeelden dat de psychologe - ook al was zij geen arts en dus niet onderworpen aan de medische deontologie - als een normale voorzichtige en redelijke hulpverlener had moeten weten dat een experiment of wetenschappelijke studie aan bepaalde professionele gebruiken is onderworpen, zoals bijvoorbeeld het principe van de voorafgaandelijke toestemming van dé patiënt.134 Het diensthoofd werd verweten dat hij niet voorafgaandelijk een onderzoeksprotocol had ingediend bij een ethische commissie. Dit arrest doet verschillénde vragen rijzen.135 . Men kan zich afvragen of de aard van het onderzoek hier geen reden was om de voorafgaandelijke toestemming van de patiënt juist niet te vragen? Het zou wel eens kunnen dat patiënten die op voorhand op de hoogte zijn gebracht van het filmen en van het feit dat hun niet-verbale tekens zullen worden geanalyseerd, véél minder spontaan zullen reageren. Hierdoor komt het nut van het onderzoek in gevaar. Men kan ook de vraag, stellen of er in casu wel sprake was van een medisch experiment waarvoor het advies van een ethische commissie dëontologisch gezien vereist was. Hoe dan ook het recht zal moeten rekening houden met de technologische ontwikkelingen die worden gebruikt om medische persoonsgegevens in te zamelen en te verwerken. Het is een goede zaak dat het filmen van patiënten en het vastleggen van die beelden onder het toepassingsgebied van de W.V.P. valt. Nadere discussié is gewenst omtrent dé vraag of in zeer uitzonderlijke situaties het geheim filmen van patiënten (en hun verwanten) zonder hun toestemming kan worden toegelaten. 3. Inzagerecht Het gebruik van computers in de gezondheidszorg heeft tot gevolg dat meer volledige en betere dossiers zullen worden opgesteld en bijgehouden. 136 Bij piatiënten zal - meer nog dan vroeger - de behoefte bestaan om na te gaan welke
wetgeving op controletechnieken in bedrijven", Soc. Kron., 1995,116; D E HERT, P . en GUTWIRTH, S . , "Controletechnieken op de werkplaats: herbeschouwing in het licht van persoonsgegevensbeschermingsrecht", Or., 1993,afl. 5, 125-14-7; D A M M A N , U., in Kommentar zum Bundesdatenschutzgesetz, Smms, S., D A M M A N , U., GEIGER, H., M A L L M A N N , O. en W A L Z , S., Baden-Baden, Nomos Verlagsgesellschaft, 1992, § 3, Rdnr. 4; BOULANGER, M.-H., D E TERWANGNE, C. en LEONARD, TH., "La protection de la vie privée è l'égard des traitements de donnéesi caractère personnel", J.T.., 1993, 371. 129
Memode van Toelichting Privacy-Richtlijn, PB. C., Nr. 93/2, 13 april 1995.
130
Voor een beschrijving van dergelijke praktijken in een Engels ziekenhuis, zie THOMAS, T . , "Under surveillance", Health Service Journal, januari 1 9 9 5 , 2 4 - 2 5 ; SOUTHALL, D . P . en SAMUELS, M . P . , "Some ethical issues surrounding covert video surveillance - a response", J. of medical ethics, 1 9 9 5 , 1 0 4 - 1 0 5 , 1 1 5 . 12
131 Indien de verzameling filmbanden zou kunnen worden beschouwd als een bestand met gegevens betreffende een persoon in een verwerking die slechts kunnen worden teruggevonden door te verwijzen naar een andere persoon (in casu het kindje dat patiënt is in het ziekenhuis), dan kan de procedure van de collectieve informatieverstrekking voorzien in art. 6, § 1 Koninklijk Besluit nr. 9 van 7 februari 1995 (B.5., 28 februari 1995) worden nageleefd. 132
5.5., 28 februari 1995.
133
Arbh. Brussel, 23 maart 1993, T.S.R., 1993, 129-155.
134
Arbh. Brussel, 23 maart 1993, T.S.R., 1993, 144-145.
135
Zie hiervoor CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 425-427, nr. 426. 136
WESTIN,
A.F., "Medical Records: Should Patients Have Access?", The Hastings Center Report, 1977, december, 26.
T. Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
21
gegevens over hen wórden opgeslagen. Dit recht op inzage137 is erkend in art. 10, § 3 W.V.P. Volgens dit artikel worden medische gegevens aan de betrokkene medegedeeld door toedoen van een door hem gekozen geneesheer. In de Koninklijk besluiten nrs. 3 en 4 zijn de personen vermeld bij wie het verzoek tot mededeling van de persoonsgegevens moet worden ingediend alsook de voorwaarden voor de daarbij gepaard gaande betaling.138 In vergelijking met de wetgeving in Frankrijk en Engeland blijft de Belgische wetgeving139 op een aantal punten vaag; Hieronder worden die punten in vraagvorm weergegeven. Heeft men naast het recht op inzage ook een recht op afschrift van medische persoonsgegevens? Kan men inzage eisen in de persoonlijke werkaantekeningen van de arts?140 Heeft de door de betrokkene gekozen arts het recht om medische persoonsgegevens achter te houden indien hij van oordeel is dat door mededeling van die gegevens ernstige schade ontstaat voor de patiënt?141 Kan men de betrokkene inzage weigeren op grond van; het belang van de bescherming van de persoon-
lijke levenssfeer van eeii ander? Heeft de advocaat-gemachtigde recht op inzage in en recht op afschrift van het medisch dossier?142 Kan men afspreken dat de inzage niet via een door de betrokkene gekozen geneesheer maar wel recht- streeks zal plaatsvinden?143 Kunnen patiënt en arts overeenkomen dat het inzagerecht gedurende een bepaalde periode van de behandeling niet kan worden uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld wanneer bij inzage een psychotherapeutische behandeling geen effect meer zou hebben omdat de patiënt in het dossier als diagnose zou vinden wat hij zelf moet ontdekken?144 Kan men de geneesheer die de gegevens bij. zich heeft aanduiden als geneesheer door wie de mededeling moet gebeuren?145 Hebben nabestaanden het recht om gegevens van een overleden patiënt in te zien? Wie oefent het inzagerecht uit bij minderjarigen, feitelijke onbekwamen of meerderjarige onbekwamen?146 Kan een patiënt wiens medische persoonsgegevens werden verstrekt aan het ethische comités inzage in het dossier vragen? Wat met de gegevens die in het kader van peer review óver patiënten werden .
137
De W.V.P. spreekt eigenlijk van een recht op toegang (zie de titel van hoofdstuk III) en van een recht kennis te krijgen van gegevens die in een verwerking zijn opgenomen. 138
B.S., nr. 25 september 1993. , Door HANCKE is verschillende malen een wetsvoorstel omtrent het recht op inzage ingediend zonder dat het ooit werd besproken (zie Wëtsvoorstel betreffende het recht op inzage door de patiënt van de over hem samengestelde medische dossiers, Gedr. St., Kamer, 198485, nr. 1265/1; Gedr. St., Kamer, 1988, nr. 287/1; Gedr. St., Kamer, 1991-92, nr. 338/1). 140 Hierop wordt negatief geantwoord in Nederland zolang de werkaantekeningen niet aan anderen - ook niet aan een vérvanger - worden doorgegeven. Zie Nadere Memorie van Antwoord bij de Nederlandse Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, T.K., 1991-92, nr. 11, 26-27; VAN WERSCH, P.J.M., "Inzagerecht en bewaartermijn", M.C., 1991, 1291; HOLLAND, P.C.H.M., "Bewaren van gegevens en inzagerecht", M.C., 1991, 1293-1294. Voor een kritiek hierop, zie VENCKEN, L.M., "Werkaantekeningen en de W.G.B.O.", M.C., 1994, 1458-1459; Voor België, zie ook art. 1 Wetsvoorstel HANCKE betreffende het recht op inzage door de patiënt van de over hem samengestelde medische dossiers, Gedr. St., Kamer, 1984-85,1265. Nota's van de arts met medische gegevens werden in recente rechtspraak als objectieve gegevens beschouwd en komen dus in aanmerking komen voor het inzagerecht (zie Rb. Brussel, 18januari 1991, R.G.A.R., 1992, 11905; In het vonnis van 6 maart 1992 erkende de Rechtbank van Aarlen het inzagerecht in hét medisch dossier. Er werd in casu geen uitzondering gemaakt voor persoonlijke werkaantekeningen (Rb. Aarlen, 6 maart 1992, T.B.B.R., 1993, 83). 139
141
Volgens DUMORTIER moeten alle gegevens over de betrokkene die in een verwerking zijn opgenomen worden meegedeeld. De arts mag geen selectie maken (DUMORTIER, J., "De verplichtingen van de houder van het bestand", in Persoonsgegevens en privacybescherming, DUMORTIER, J. en ROBBEN, F. (eds.), Brugge, die Keure, 1995, 99). In Frankrijk heeft de gekozen arts dit recht (zie art. R. 710-2-2, b) van de Code de la santé publique, zoals gewijzigd door het Decreet nr. 92-329 van 30 maart 1992, J.O., 1 april 1992); zieook de Engelse Access to Medical ReportsAct van 1988 en At Access to Health Records Act van 1990). In Nederland is de uitzondering op het inzagerecht op grond van schade voor de betrokkene niet opgenomen in art. 7:456 Burgerlijk Wetboek. Alleen in zeer zeldzame gevallen kan via een beroep op de algemeen geldende figuur van overmacht het inzagerecht op grond Van de therapeutische exceptie worden geweigerd (Nadere Memorie van Antwoord, Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, T.K.,1991-92,21561, nr. 11,28-29). Over de onduidelijkheid hieromtrent van art. 10, § 3 W.V.P., zie NYS; H., "Geneeskunde. Recht en medisch handelen", in A.P.R., Brussel, E. Story-Scientia, 1991, p. 133, nr. 297; CALLENS, S., Goed gerégeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, p. 188, nr. 209. 142
In een arrest van 20 januari 1992 oordeelde het Hof van Cassatie dat een dienstplichtige aan de herkeuringsraad inzage van het dossier (waarin zich ook medische gegevens bevonden) kan vragen en zich bij de inzage in het dossier kan laten bijstaan door een advocaat of door een gevolmachtigde die geen doctor in de geneeskunde is (Cass., 20 januari 1992, R.W., 1991-92,1255). Voor Nederland, zie Hoge Raad, 2 december 1988, T. v. Gez., 1989/32. 143 Volgens DUMORTIER is rechtstreekse inzage in principe toegelaten (DUMORTIER, J., "Verplichtingen van de houder van het bestand", in Persoonsgegevens en privacybescherming, DUMORTIER, J. en ROBBEN, F. (eds.), Brugge, die Keure, 1995,99). De Minister van Justitie lijkt een andere mening toegedaan Op een parlementaire vraag of een patiënt die zelf arts is zijn persoonlijke medische gegevens kan raadplegen antwoordde de Minister dat de hoedanigheid van patiënt doorslaggevend is om alleen een andere door hem gekozen arts toegang tot de gegevens te verlenen (Vr. en Antw., Kamer, 1994-95, 14545, 8 december 1994 (Vraag nr. 593 Standaert). 144
Zie LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994,224; HUBBEN, J.H., "Recente ontwikkelingen van
het i n z a g e r e c h t " , N. T. v. Gen.,
1987,1229.
145
DUMORTIER lijkt de mening te zijn toegedaan dat de medische gegevens niet kunnen worden meegedeeld door de medicus die het toezicht en de verantwoordelijkheid heeft over de verwerking (DUMORTIER, J., "Verplichtingen van de houder van het bestand", in Persoonsgegevens en privacybescherming, DUMORTIER, J. en ROBBEN, F. (eds.), Brugge, die Keure, 1995, 99). 146
Voor Nederland, zie art. 7:465 B.W.
22
T. Gez. / Rev.Dr. Santé
1995-1996
ingezameld? 147 Kan een verzekeraar een verzekerde dwinejn om zijn recht op inzage in het dossier van de behandelende arts uit te oefenen? 148 Heeft een buitenechtelijk kind recht op inzage in en afschrift van gegevens omtrent de /ader 9 Wat indien de moeder dit weigert? 149 Heeft een kind dat via KID verwekt is, recht öp kennisname van de identiteit van de gametendonor? 130 ^ Die vragen zullen via rechtspraak en rechtsleer geleidelijk aan een antwoord krijgen. Wanneer er een gemeenschappelijk standpunt ontstaat zal wetgeving wenselijk zijn. 4 Het gebruik van
lichaamsmateriaal
In de gezondheidszorg wordt in toenemende mate gebruik óëmaakt van lichaamsmateriaal. Lichaamsmaterialen wordën verkregen doordat ze op natuurlijke wijze door het lichaam worden afgescheiden (zoals urine, placenta na een bevalling-.), doordat ze overblijven na een medische ingreep (botrësten na het implanten van een kunstheup, een kankergezwel
dat verwijderd is), of doordat ze met het oog op een bepaald gebruik ervan worden af- of uitgenomen (verwijderen bij operatieve ingreep van tumorweefsel of een blinde darm na behandeling; bloed, weefsel, ruggemergvocht, vruchtwater ten behoeve van diagnostiek, enz.). 151 Als het oorspronkelijke doel is bereikt (materiaal na diagnostiek of obductie), als er van meetaf aan geen doel is maar als er materiaal overblijft (zogenaamd "restmateriaal") of als het oorspronkelijk doel niet meer kan worden bereikt (zoals bijvoorbeeld ongeschikt orgaan, bloed, sperma, "pre-embryo" ...), kan lichaamsmateriaal technisch gezien worden gebruikt voor andere doeleinden. Dit is het zogenaamd nader gebruik van lichaamsmateriaal,152 Hierbij denken we aan het gebruik voor behandeling, kwaliteitsbewaking en -controle, onderwijs, en de produktie binnen en buiten de gezondheidszorg en medisch-wetenschappelijk onderzoek. 153 Het gebrek aan wetgeving in België voor het nader gebruik van lichaamsmateriaal voor onderzoek staat in schril contrast met de buitenlandse ontwikkelingen. 154 Zowel de Franse
47
In Nederland worden gegevens die door de Meldings- of FONA-commissie worden vastgelegd uitgezonderd van Het inzagerecht (DOPPEGIETER, R.M.S., "Vraagstukken rond het dossier en de uitwisseling van gegevens", in De W.G B.O.: van tekst naar toepassing, LÏEGEMAATE, J. (ed.), Houten, Bohn Stafleu Van Loghum, 1995, 66; LEENEN, H.J.J., Handboek gezondheidsrecht. Alphen aan,den Rijn, Samsom, 1994, 225). SHet Gerechtshof te Amsterdam heeft geoordeeld dat indien de verzekerde inzage in de medische gegevens weigert en de verzekeraar heeft die gegevens redelijkerwijs nodig om vast te stellen of het verzoek om kwijtschelding gerechtvaardigd is, dit een vermoeden met zich mee brengt dat de verzekerde reeds vóór de datum van afgifte van de gezondheidsverklaring en het keuringsformulier aan rugklachten leed (Gerechtshof Amsterdam, 31 mei 1990, T. v. Gez., 1993/33). 4?fDe Nederlandse Hoge Raad heeft in een arrest van 15 april 1994 uit het recht op respect voor het privé-leven, het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het recht op vrijheid van meningsuiting een recht afgeleid om te weten van welke ouders men afstamt (Hoge Raad, 15 april 1994, T. v. Gez., 1994/45; N.J.C.M-Bulletin, 1994, met noot Verhey, L.F.M., 652-658). Tegelijkertijd aanvaardde de Hoge Raad dat dit recht niet absoluut is (zie ook President van de Arrondissementsrechtbank 's Hertogenbosch, 18 oktober 1994, T. v. Gez., 1995/21). In bepaalde gevallen moet dit recht wijken voor andere zwaarwegende rechten zoals het geheimhoudingsrecht van de instelling ( waartoe ongehuwde moeders zich wenden voor hulp) of respect voor het pri véleven van de moeder. De Hoge Raad liet in casu het récht van het kind prevaleren. De Raad was van oordeel dat aan het algemeen belang aspect van de instelling maar beperkte betekenis toekomt. Ten aanzien van het belang van de moeder oordeelde de Hoge Raad dat het recht van het kind prevaleert gelet op het vitaal belang van dit recht voor het kind en gelet op het feit dat de moeder mede verantwoordelijkheid draagt voor het bestaan van het kind. De Hoge Raad voegde cr wel aan toe dat het hier niet ging om kunstmatige donorinseminatie. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in het midden gelaten of art. 8 E. V.R.M. een algemeen recht op inzage in persoonsgegevens omvat (E.H.R.M., 7 juli 1989, de zaak Gaskin, NJC.M-Bulletin, 1990, noot Verhey, L.F.M., 214). Wel blijkt uit het Gaskin-arrest dat art. 8 E. V.R.M. is geschonden indien er geen onafhankelijke instantie is die beslist of men inzage kan krijgen in afstammingsgegevens indien dit geweigerd wordt of indien op het verzoek geen antwoord wordt gegeven (EHRM, de zaak Gaskin, 7 juli 1989, Series A, Publ. of the Court, vol. 160, nr. 49). De overheid werd dus verweten niet te voldoen aan de positieve verplichting die uit art. 8 E. V.R.M. kan worden afgeleid met het oog op een effectieve bescherming van de daarin verankerde rechten (KOENS, M.J.C., "Het recht op inzage in kinderbeschermingsdossiers", FJR, 1990, p. 204, nr. 3). 150 Het Nederlands Voorste! van Wet Donorgegevens Kunstmatige Inseminatie laat toe dat persoonsidentificerende gegevens van de donor zelfs na zijn weigering kunnen worden verstrekt indien na een afweging van de belangen van de verzoeker bij verstrekking van deze gegevens en die van de donor bij niet-verstrekking, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de belangen van de verzoeker zo zwaar wegen dat verstrekking niet achterwege dient te blijven (art. 3,2 Voorstel van Wet donorgegevens kunstmatige inseminatie, T.K., 1992-93,23 207, nr. 1). Zie voor een kritische bespreking van dit wetsvoorstel LEENEN, H.J.J., "Het recht op kennisname van de identiteit van de gametendonor en diens anonimiteit", N.J.B., 1993,1101-1105; Handboek gezondheidsrecht, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1994,96-103; Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Concept-advies donorgegevens kunstmatige inseminatie, Zoetermeer, 1992. De Engelse Human Fertilisation and Embryology Act van 1990 (zoals gewijzigd door de Human Fertilisation and Embryology (Disclosure of Information) Act van 1992) verbiedt het recht op kennisname van de identiteit van de donor indien deze zijn naam niet wil prijsgeven (zie art. 33,6A, a) Human Fertilisation and Embryology Act). In België wordt die naam niet bekend gemaakt (V. en A., Kamer, 1992-93,17 juli 1992,4705 (Vraag nr. 132 De Mol). 1 ' Gezondheidsraad, Naar goed gebruik Lichaamsmateriaal in de gezondheidszorg, Den Haag, 1994, 84.
OLSTHOORN-HEIM, E.T.M., Lichaamsmateriaal voor de wetenschap. Preadvies uitgebracht ten behoeve van de jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht op 28 april 1995, Utrecht, Vereniging voor Gezondheidsrecht, 1995, 2. ! Zie hiervoor uitvoeriger CALLENS, S., "Nader gebruik van in ziekenhuizen bewaard lichaamsmateriaal voor onderzoek", A. Hosp., 1995, nr. 3 (in druk). 134
Zie ook NYS, H., "Rechtsontwikkelingen inzake de bescherming van de privacy bij medisch-wetenschappelijk onderzoek", in Personen en Familierecht. Gezin en recht in een postmoderne samenleving, STORME, M. (ed.), Gent, Mys & Breesch, 1994, 27-54.
T, Gez. / Rev. Dr. Santé
1995-1996
23
Privacywet als het Nederlands Burgerlijk Wetboek beschikken over een (summiere) regeling van gebruik van lichaamsmateriaal voor onderzoek.155 Volgens art. 40-4 van de recent gewijzigde Wet van 6 januari 1978 is de geïnformeerde uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene vereist indien bij een onderzoeksproject met gegevens gebruik gemaakt wordt van herleidbaar lichaamsmateriaal. Artikel 7:467 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat van het lichaam afgescheiden anonieme stoffen en delen kunnen worden gebruikt voor medisch statistisch, of ander medisch wetenschappelijk onderzoek voor zover de patiënt van wie het lichaamsmateriaal afkomstig is, geen bezwaar heeft gemaakt tegen zodanig onderzoek en het onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid wordt verricht. Bij de bespreking van de Wet Verwerking van Persoonsgegevens is het nader gebruik van lichaamsmateriaal niet ter sprake gekomen.156 Dit is enigszins te begrijpen vermits de W.V.P. betrekking heeft op gegevens en lichaamsmaterialen geen gegevens zijn.157 Regelgeving voor nader gebruik ten behoeve van onderzoek is evenmin uitgebleven - en dit is wel verwonderlijk - toen de Orgaantransplantatiewet werd besproken. Deze wet regelt weliswaar uitsluitend het transplanteren van organen en weefsels voor therapeutische doeleinden. De ontwikkelingen van de transplantatiegeneeskunde zijn ongetwijfeld gepaard gegaan met het wetenschappelijk analyseren van en het doen van proeven met beschikbaar bloed, organen, weefsels... 158 Het is dan ook merkwaardig dat naar aanleiding van de Orgaantransplantatiewet geen discussie is gevoerd omtrent het nader gebruik van organen en weefsels voor medisch-wetenschappelijk onderzoek. Lichaamsmateriaal is "drager" van medische informatie in de metafore zin van het woord. Het materiaal is humaan materiaal. Er moet bijgevolg met grote zorgvuldigheid mee omgesprongen worden. Met het oog op rechtszekerheid is regelgeving omtrent het nader gebruik van lichaamsmateriaal dringend gewenst. Allicht is aparte wetgeving vereist. Het is ech-, ter niet uitgesloten dat het gebruik van materiaal voor onderzoek bijvoorbeeld via de Privacywet wordt geregeld. Dit is trouwens het geval in Frankrijk. In elk geval is een discussie in België over het nader gebruik van lichaamsmateriaal dringend nodig. In verband met het gebruik van materiaal voor onderzoeksdoeleinden, kan men zich o.i. baseren op (nog uit te werken) regelgeving voor onderzoek met gegevens.'59
VI. Besluit 36. Door de informatisering van de gezondheidszorg werd
het duidelijk dat het beroepsgeheim op zich niet langer in staat was om het omgaan met medische gegevens te regelen. Bijkomende wetgeving zoals de W.V.P. werd noodzakelijk. Bij het omgaan met medische gegevens treden verschillende actoren op die allen andere belangen behartigen. De W.V.P. moet die belangen goed afwegen. Via een analyse van de voorwaarden waaronder medische persoonsgegevens kunnen worden verstrekt door de behandelende arts aan een onderzoeker toonden we aan dat de W.V.P. eigenlijk geen goede regeling is. Artikel 7, vierde lid W.V.P. is veel te algemeen geformuleerd. Er zijn geen uitzonderingen voorzien op het toestemmingsprincipe. De wetgever heeft geen aandacht gehad voor de verstrekking van gecodeerde gegevens. Het afwegen van de verschillende belangen wordt volledig overgelaten aan de behandelende arts die met een verzoek van een onderzoeker tot verstrekking van medische persoonsgegevens wordt geconfronteerd. Het ontwerp Koninklijk besluit nr. 10 biedt evenmin een goede regeling voor het verstrekken van medische gegevens voor onderzoek. Nieuwe wetgeving is wenselijk. 37. Artikel 7, vierde lid W.V.P. heeft ook een belangrijke impact op andere vaak voorkomende gegevensstromen. Dit is tot op heden in rechtspraak en rechtsleer onvoldoende erkend. Het principe van de bijzondere schriftelijke toestemming zal - behoudens afwijking door of krachtens de wet - van toepassing zijn op de overdracht van een medisch dossier aan een opvolger en op het verstrekken van medische persoonsgegevens aan de leden van een ethisch comité, aan de inspectie, aan de commissie voor kwaliteitstoetsing, aan de ziekenhuisdirectie enz. Men kan zich de vraag stellen of het principe van een bijzondere schriftelijke toestemming niet in een aantal gevallen zou moeten worden genuanceerd. Doordat die nuanceringen vooralsnog ontbreken maakt de. huidige W.V.P. geen goede afweging van de verschillende belangen die bij het verstrekken van medische persoonsgegevens in het geding zijn. Hetzelfde kan worden gezegd van het inzagerecht en het nader gebruik van lichaamsmateriaal - al hoeft dit laatste niet echt via een W.V.P. te worden geregeld. 38. Dit artikel bevat veel kritiek op de W.V.P. Het geeft echter geen voorstellen tot aanpassing van de W.V.P. Dit was ook niet de bedoeling. Met dit artikel wilden we alleen enkele knelpunten van de toepassing van de W.V.P. in de sector gezondheidszorg formuleren. Wij hopen dat alvast een discussie wordt op gang gezet die uiteindelijk zal leiden tot betere wetgeving.
155
Zie OLSTHOORN-HEIM, E.T.M., Lichaamsmateriaal voor de wetenschap, Vereniging voor Gezondheidsrecht, Utrecht, 1995; VAN GALENHERMAN, R.E., "Gebruik van lichaamsmateriaal voor medisch wetenschappelijk onderzoek", N.J.B., 1992,1263-1269; Gezondheidsraad, Naar goed gebruik Lichaamsmateriaal in de gezondheidszorg, Den Haag, 1994. 156 Bij de bespreking van het wetsontwerp in de Senaatscommissie is aan de Minister wel de vraag gesteld of gegevens van een bestand van banken van genetisch materiaal onder het toepassingsgebied van de wet vallen. De Minister antwoordde hierop bevestigend (Verslag VANDENBERGHE, Gedr. St., Senaat, 1991-92, nr. 445/10, 90-91). 157 Zie hiervoor uitvoerig CALLENS, S., Goed geregeld? Het gebruik van medische gegevens voor onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1995, pp. 34-50. 158
OLSTHOORN-HEIM, E.T.M., Lichaamsmateriaal voor de wetenschap. Vereniging voor Gezondheidsrecht, Utrecht, 1995, 21. Een voorstel in die zin is uitgewerkt in CALLENS, S„ "Nader gebruik van in ziekenhuizen bewaard lichaamsmateriaal", A. Hosp., 1995,
nr. 3 (in druk).
24
T.Gez. / Rev. Dr. Santé 1995-1996