Actuariële en bedrijfstechnische nota 1 januari 2012
Versie: 10 oktober 2012
ABTN Pensioenfonds Smit 1 januari 2012
1 / 26
Inleiding Zoals in artikel 3 lid 3 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Pensioenfonds SMIT gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen 'het pensioenfonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De inhoud van de hierna te beschrijven ABTN is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet: artikel 145 van de Pensioenwet, en paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De beschrijvingen die deze ABTN bevat zijn zodanig dat de Nederlandsche Bank op basis van deze ABTN tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. In de ABTN is de tevens de Verklaring beleggingsbeginselen opgenomen. De actuariële en bedrijfstechnische nota is bijgewerkt naar de situatie per 1 januari 2012. Vaststelling De voorliggende actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Pensioenfonds SMIT is vastgesteld in de bestuursvergadering van 10 oktober 2012 en vervangt alle voorgaande nota’s.
Rotterdam, W.F. van Dorp Voorzitter
Handtekening
P.W. Houtman Secretaris
Handtekening
ABTN Pensioenfonds Smit 1 januari 2012
1 / 26
Inhoudsopgave 1.
Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle
3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
Organisatie Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Uitbestede werkzaamheden Uitbesteding algemeen Uitbesteding deelnemersadministratie en uitkeringen Uitbesteding vermogensbeheer Beheersmaatregelen en interne controle Goed pensioenfondsbestuur Gedragscode Deskundigheid
3 4 4 4 5 5 5 6 6 6
2.
Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst
7
3.
Hoofdlijnen van de pensioenregeling
8
4.
Verzekering
9
5.
Financiële opzet
10
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Eigen vermogen Premiebeleid Beleggingsbeleid Toeslagbeleid Systematiek vaststelling parameters
10 12 15 20 22
6.
Financiële sturingsmiddelen
23
6.1 6.2 6.3 6.4
Premiebeleid Beleggingsbeleid Toeslagbeleid Korting op aanspraken en rechten
23 23 23 23
7.
Korting pensioenaanspraken en –rechten
24
7.1 7.2
Korting van aanspraken Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen
24 24
Bijlagen 1
Organogram
Bijlage 2 Continuïteitsanalyse 2012 Bijlage 3 Financieel Crisisplan
2
1.
Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle
1.1 Organisatie Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. Hieronder is de organisatie weergegeven. In de daaropvolgende paragrafen worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven. Dit is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 4 en 5 van de Pensioenwet. Organogram Een organogram van SPS is opgenomen in bijlage 1. Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit vier werkgevers- en vier werknemersleden. De werkgeversleden worden benoemd door Smit Nederland BV. De werknemersleden worden door middel van verkiezingen uit en door de gewezen deelnemers respectievelijk de pensioengerechtigden benoemd. De werknemersbestuursleden per 31 december 2011 blijven in functie tot het eind van hun zittingstermijn. De beoogde situatie wordt derhalve op termijn bereikt. Commissies In bepaalde situaties kan het bestuur besluiten een (tijdelijke) commissie in te stellen. In een commissie is altijd één bestuurslid vertegenwoordigd. Het bestuur draagt zorg voor voldoende deskundigheid in de betreffende commissie. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden worden in beleidsdocumenten vastgelegd. Commissies met een permanent karakter zijn de commissie vermogensbeheer en de commissie communicatie. Deelnemersraad De deelnemersraad van het pensioenfonds bestaat uit acht leden. In de deelnemersraad zijn, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigd naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het pensioenfonds. De leden worden door middel van verkiezingen uit en door de gewezen deelnemers respectievelijk de pensioengerechtigden benoemd. De deelnemersraadsleden per 31 december 2011 blijven in functie tot het eind van hun zittingstermijn. De beoogde situatie wordt derhalve op termijn bereikt. Per 1 januari 2012 bestaat de deelnemersraad uit twee vertegenwoordigers namens de (gewezen) deelnemers en zes vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is een (wettelijke) vertegenwoordiging van bij het fonds belanghebbenden. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 leden; werkgever, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zijn met ieder 1 zetel vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het gevoerde en te voeren beleid.
3
1.2 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden De bevoegdheden en taken en verantwoordelijkheden van het bestuur, commissies, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan liggen onder andere vast in de statuten en (huishoudelijke) reglementen.
1.3 Uitbestede werkzaamheden Bij het structureel uitbesteden van werkzaamheden worden de daaraan verbonden risico's in kaart gebracht. Het bestuur inventariseert hiertoe gedetailleerd voor elk van de uit te besteden werkzaamheden de problemen die bij uitbesteding kunnen ontstaan. Vervolgens worden procedures en maatregelen vastgesteld die deze problemen kunnen voorkomen. Bij reeds bestaande vormen van uitbesteding wordt getracht de medewerking van de betrokken uitvoerders te krijgen. Als de uitvoerders op dit punt terughoudend reageren zal een andere invulling worden gekozen. Bij een nieuwe of gewijzigde uitbesteding wordt in de offerteaanvraag geïnformeerd naar de waarborgen (boetes, exitbepalingen, verklaringen e.d.) die mogelijk zijn ter voorkoming van problemen. Het bestuur bepaalt vervolgens of de risico's en waarborgen in een redelijke verhouding tot elkaar staan alvorens zij definitief besluit tot de uitbesteding van de werkzaamheden aan een specifieke uitvoerder. Uitvoerders dienen in ieder geval te beschikken over: Interne procedures die de juistheid en tijdigheid van de werkzaamheden waarborgen. Richtlijnen die vertrouwelijke omgang met de gegevens van het pensioenfonds garanderen en de integriteit van de werknemers van de uitvoerder waarborgen. Na afloop van een offertetraject wordt voor elk van de geïdentificeerde risico's een (nieuwe) maatregel ter beheersing van het risico geformuleerd. Een deel van deze maatregelen komt bij het pensioenfonds zelf te liggen. De overige maatregelen worden in de overeenkomst met de uitvoerder (bijvoorbeeld in een Service Level Agreement (SLA)) vastgelegd. Daarnaast worden in de overeenkomst/SLA voor alle afzonderlijke werkzaamheden de afspraken omtrent moment, frequentie en doorlooptijd benoemd. Maatregelen als boete- en/of beëindigingclausules stimuleren dat afspraken ook in uiterste gevallen tijdig worden nagekomen. De procedures en maatregelen ter beheersing van de risico’s (bij bestaande en nieuwe uitbesteding) gelden in principe voor de duur van de overeenkomst, maar kunnen, als daar aanleiding toe is in goed overleg tussentijds worden aangepast. Daarom wordt ten minste eenmaal per jaar, maar ook zodra wordt overwogen een andere uitvoerder te kiezen, door het bestuur nagegaan of het totaaloverzicht van risico's, procedures en maatregelen aanpassing behoeft. Een goede rapportage van incidenten en ervaringen is hierbij van groot belang. De accountant en (certificerend) actuaris controleren en beoordelen tevens de procedures en maatregelen ter beheersing en voorkoming van de risico's.
1.4 Uitbesteding algemeen Het bestuur heeft de bestuursondersteuning uitbesteed aan Diavisie. De bestuursondersteuning is op te splitsen in een aantal onderwerpen. Ten eerste gaat het om ondersteuning bij (de voorbereiding) van vergaderingen, zowel inhoudelijk als secretarieel. Daarnaast dienen de (juridische) fondsdocumenten op actualiteit bewaakt te worden. Verder valt ook de communicatie en coördinatie met andere partijen onder de bestuursondersteuning.
4
Het bestuur heeft een extern accountantsbureau aangesteld (KPMG). De accountant controleert jaarlijks de staten voor De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en vervolgens doet hij verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een managementletter en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld van Towers Watson. De certificerend actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De certificerend actuaris rapporteert eenmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Daarnaast verleent Towers Watson actuarieel advies en advies ten aanzien van het vermogensbeheer. Op ad-hoc basis kan het bestuur ook gebruik maken van andere externe deskundigen.
1.5 Uitbesteding deelnemersadministratie en uitkeringen Het pensioenfonds heeft de deelnemersadministratie en het verrichten van uitkeringen uitbesteed aan Nationale-Nederlanden-dochter AZL. Hiervoor is een overeenkomst afgesloten die voldoet aan de specifieke vereisten van de beleidsregel uitbesteding. AZL hanteert bij de interne beheersing de zogenoemde ISEA 3402 richtlijnen en geeft een In Control Statement af.
1.6 Uitbesteding vermogensbeheer Het vermogensbeheer is uitbesteed aan verschillende organisaties. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.3.
1.7 Beheersmaatregelen en interne controle Om de gestelde doelen te verwezenlijken wordt door het bestuur beleid vastgesteld, waarbij het accent ligt op de lange termijn, maar waarbij de actualiteit steeds in het oog wordt gehouden. Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft op het gebied van administratieve organisatie en interne controle maatregelen getroffen ter naleving van de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Het bestuur laat zich bij het vaststellen en uitvoeren van beleid ondersteunen door periodieke rapportages, die tezamen een totaalbeeld moeten geven van de (financiële) positie van het pensioenfonds met de daarbij te onderkennen en te analyseren risico’s. Deze periodieke rapportages zijn onder meer:
De maand-, kwartaal- en jaarcijfers. Rapportage van interne commissies Jaarrapportage van de accountant. Jaarrapportage van de actuaris. De verslagstaten voor De Nederlandsche Bank. Rapportages van vermogensbeheerders.
5
SLA-rapportages van externe partijen aan wie taken zijn uitbesteed.
Ten behoeve van de informatievoorziening wordt ook het informatieschema zoals dit is vastgelegd in het bestuursreglement gehanteerd. Het bestuur komt ten minste viermaal per jaar bijeen.
1.8 Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur van het pensioenfonds heeft gezorgd voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Daartoe zal door het bestuur een visitatiecommissie worden ingesteld, bestaande uit 3 onafhankelijke deskundigen. De commissie is belast met (algemeen) onderzoek naar het proces van besluitvorming en de inrichting van de organisatie. Daarnaast kan het bestuur een onderzoeksthema vaststellen. De bepalingen omtrent het intern toezicht zijn nader uitgewerkt in het ‘Reglement visitatiecommissie’.
1.9 Gedragscode Het pensioenfonds heeft een gedragscode ingesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het pensioenfonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen verbonden personen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privédoeleinden. Betrokkenen leggen jaarlijks een verklaring van naleving van de gedragscode af. Het pensioenfonds heeft een compliance-officer aangesteld.
1.10 Deskundigheid Het bestuur heeft een deskundigheidsplan opgesteld waarin is vastgelegd over welke deskundigheid het bestuur, specifieke bestuursfuncties en commissieleden dienen te beschikken en welke acties ondernomen worden om die deskundigheid te waarborgen en zo nodig te vergroten. Het deskundigheidsplan is gebaseerd op het OPF-model. Nieuw aantredende bestuursleden volgen, indien noodzakelijk, een pensioenopleiding. Mocht het deskundigheidsplan daartoe aanleiding geven, dan kunnen bestuursleden individueel of collectief een opleiding volgen.
6
2.
Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst
De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de Pensioenwet. De uitvoeringsovereenkomst tussen Stichting Pensioenfonds Smit en de SMIT Nederland B.V. wordt per 31 december 2012 beëindigd. Hoewel er geen actieve deelnemers meer zijn, is de overeenkomst nog van belang zolang niet voor alle (gewezen) deelnemers de aanspraken definitief zijn vastgesteld. Met Boskalis is afgesproken dat hij aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoeringsovereenkomst met SMIT voldoet. In de uitvoeringsovereenkomst hebben SPS en SMIT over onder meer de volgende onderwerpen afspraken gemaakt: Wijze vaststelling verschuldigde premie De kosten van de pensioenvoorziening komen voor de rekening van de werkgever en werknemer gezamenlijk. De bijdrage van de werknemers is vastgesteld op één derde van de totale premie. Het premieniveau wordt vastgesteld in overleg tussen het bestuur van de Stichting Pensioenfonds SMIT en de werkgever, na voorafgaand advies van de actuaris. De maximum premie is 27% van de pensioengrondslag. Informatieverstrekking door werkgever aan pensioenfonds De werkgever verplicht zich er naar vermogen toe mede te werken, dat het pensioenfonds de gegevens verkrijgt, waarover hij voor de juiste uitvoering van de pensioenregeling dient te beschikken. Procedures wijziging pensioenovereenkomst Voorwaarden toeslagverlening Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten, vermogenstekort Van belang is verder dat er geen bijstortingsverplichting is voor de werkgever bij zowel een dekkingstekort als een reservetekort.
7
3.
Hoofdlijnen van de pensioenregeling
Het pensioenfonds voert een aantal pensioenregelingen uit. Per 31 december 2011 is de pensioenopbouw voor de (toen) actieve deelnemers beëindigd. De opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers blijven verzekerd bij SPS op basis van de reglementen die golden op 31 december 2011. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden bij wie het deelnemerschap eindigde is het pensioenreglement van kracht dat gold op de datum van beëindiging, met daarop nadien doorgevoerde wijzigingen. Het bestuur heeft de bevoegdheid de pensioenreglementen te wijzigen. Bijvoorbeeld als gevolg van wijziging in wet- en regelgeving. Daarnaast kan het bestuur de in de reglementen opgenomen mutatiefactoren wijzigen, als de samenstelling van het deelnemersbestand en/of de actuariële grondslagen van het fonds er aanleiding toe geven. Ten slotte zullen reglementen kunnen worden aangepast als de inkomsten en/of bezittingen van het fonds ontoereikend zijn of worden om de reglementaire verplichtingen na te komen.
8
4.
Verzekering
Het grootste deel van de pensioenverplichtingen wordt door het pensioenfonds in eigen beheer gehouden. Een (beperkt) deel van de pensioenverplichtingen is ondergebracht in een kapitaalcontract met Nationale-Nederlanden te Rotterdam (verder: de verzekeraar). Dit betreft de pensioenaanspraken die in enig jaar ontstaan. De verzekeringen vervallen aan het eind van het jaar, de pensioenaanspraken worden dan door SPS in eigen beheer genomen. De verzekeraar brengt aan het fonds de verschuldigde koopsommen in rekening op basis van het zogenaamde “affinancieringsprincipe”. Het huidige contract heeft een looptijd van 5 jaar en eindigt op 31 december 2014. SPS heeft de mogelijkheid om de overeenkomst per 31 december 2012 te beëindigen als het bestuur de pensioenen in een garantiecontract bij een verzekeraar onderbrengt. De uit de pensioenreglementen voortkomende verzekeringstechnische risico’s met betrekking tot langleven zijn voor rekening van het pensioenfonds. De overige verzekeringstechnische risico’s komen voor rekening van de verzekeraar, hoewel het fonds wel deelt in een eventueel positief resultaat hiervan. De technische winstdelingsperiode is gelijk aan de looptijd van het contract. Aan het eind van de winstdelingsperiode wordt het technische resultaat vastgesteld en bij de reeds behaalde technische resultaten opgeteld. Aan het eind van de winstdelingsperiode wordt 40% van het cumulatieve technische resultaat uitgekeerd aan het fonds. De resterende 60% geldt als risicopremie achteraf ter dekking van een eventueel negatief cumulatief technisch resultaat.
9
5.
Financiële opzet
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opgebouwde van de pensioenaanspraken en pensioenrechten overeenkomstig de in het pensioenreglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren. Het bestuur tracht in zijn beleid deze doelstellingen in een optimaal evenwicht te bereiken. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid. Uitgangspunt bij de financiële opzet is de wet- en regelgeving zoals beschreven in: de Pensioenwet (hoofdstuk 6); het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen; de Regeling Pensioenwet; de Regeling Parameters pensioenfondsen; de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
5.1 Eigen vermogen a. Waarderingsgrondslagen beleggingen De waardering van de bezittingen van het pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. b. Technische voorzieningen Het pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn gedeeltelijk verzekerd middels een kapitaalcontract bij Nationale-Nederlanden. De vaststelling van de technische voorzieningen geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten. Berekening vindt plaats op basis van marktwaardering. De grondslagen zijn gebaseerd op prudente beginselen inzake overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting. De methodiek en grondslag van vaststelling is van jaar op jaar consistent, tenzij juridische, demografische en/of economische omstandigheden zich hiertegen verzetten. De technische voorzieningen van het pensioenfonds bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen. De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan: voor gewezen deelnemers de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, inclusief de tot balansdatum verstrekte toeslagen; voor de ingegane (pre)pensioenuitkeringen en ingegane partnerpensioenen: de - op basis van de hierna te noemen actuariële grondslagen - vastgestelde contante waarde van de ingegane uitkeringen. 10
Voor ingegane wezenpensioenuitkeringen: op basis van hierna te noemen actuariële grondslagen zonder rekening te houden met sterfte. Er wordt uitgegaan dat het wezenpensioen expireert als de wees 27 jaar wordt. Voor latent wezenpensioen: gebruikmakend van contante-waardefactoren op basis van hierna te noemen actuariële grondslagen voor een direct ingaande tijdelijke lijfrente tot leeftijd 65 vermenigvuldigd met 17/1000 voor mannen of 12/1000 voor vrouwen.
De Voorziening Pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen. Intrest Marktrente gebaseerd op de rentetermijnstructuur van de actuele nominale marktrente, zoals deze wordt gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader). Sterfte AG-prognosetafel 2010-2060 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap, gecorrigeerd met de Towers Watson ervaringssterfte. Gehuwdheid Voor pensioengerechtigden wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem. Voor de overige verzekerden worden verschillende tabellen van gehuwdheid- en partnerfrequenties gehanteerd. Leeftijd Vanaf 18 25 30 35 50 Leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
mannen 0,020 0,129 0,248 0,367 0,485 0,604 0,753 0,852 0,882 0,882 0,892 0,911 0,931 0,941 0,941 0,941
Leeftijden Leeftijdsverschil Kosten
vrouwen 0,069 0,218 0,367 0,515 0,664 0,802 0,971 0,981 0,981 0,981 0,981 0,981 0,981 0,981 0,951 0,941
tot en met 24 29 34 49 65
Leeftijd 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
mannen 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941
Mannen 0,01+0,07*(x-18) 0,50+0,04*(x-25) 0,70+0,04*(x-30) 0,90 0,90 vrouwen 0,931 0,921 0,911 0,901 0,901 0,901 0,901 0,892 0,892 0,892 0,892 0,892 0,882 0,882 0,882 0,882
Leeftijd 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Vrouwen 0,05+0,10*(x-18) 0,75+0,02*(x-25) 0,85 0,85 0,85-0,01*(x-50) mannen 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0,941 0.941
vrouwen 0,882 0,872 0,862 0,852 0,852 0,832 0,832 0,822 0,802 0,792 0,792 0,773 0,763 0,753 0,743 0.733
partnerfrequentie (voor het deel van het partnerpensioen waarbij uitruil mogelijk is wordt de gehuwdheid op leeftijd 65 op 100% gesteld) De leeftijd wordt in maanden nauwkeurig berekend. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (de man is ouder dan vrouw). Voor excassokosten wordt een voorziening getroffen ter grootte van 1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen.
11
Uitkeringen
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
c. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld conform de gestelde wettelijke eisen bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet. Op basis van de samenstelling van het belegd vermogen en de technische voorziening bedraagt het minimaal vereist eigen vermogen per 1 januari 2012 4,1% van de technische voorziening. Het pensioenvermogen bedraagt op 1 januari 2012 minder dan de som van de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen. Er is derhalve sprake van een dekkingstekort. Het bestuur van het pensioenfonds heeft, met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 140 van de Pensioenwet, een kortetermijnherstelplan opgesteld. In het kortetermijnherstelplan beschrijft het bestuur op welke wijze het pensioenfonds zo snel mogelijk - maar uiterlijk binnen de periode vijf jaar na 1 januari 2009 - het minimaal vereist eigen vermogen heeft hersteld. d. Vereist eigen vermogen Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. De onderliggende methodiek is opgenomen in bijlage 2. Op basis van de samenstelling van het belegd vermogen en de technische voorziening bedraagt het minimaal vereist eigen vermogen per 1 januari 2012 9,8% van de technische voorziening. Het pensioenvermogen bedraagt per 1 januari 2012 minder dan de som van de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen. Er is derhalve sprake van een reservetekort. Het bestuur heeft, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 138 van de Pensioenwet, een langetermijnherstelplan opgesteld. In het langetermijnherstelplan beschrijft het pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen maximaal 15 jaar, vanaf 1 januari 2009, het reservetekort op te heffen. e. Vrij vermogen Het totaal gewenst vermogen, welke door het pensioenfonds wordt nagestreefd, is gelijk aan de technische voorzieningen vermeerderd met het vereist eigen vermogen. Het pensioenvermogen boven het gewenst vermogen is het vrije vermogen van het pensioenfonds.
5.2 Premiebeleid In deze paragraaf wordt het premiebeleid van het pensioenfonds beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: a. de hoogte van de kostendekkende premie conform de voorschriften gesteld bij en krachtens artikel 128 van de Pensioenwet alsmede door DNB; b. de interne financiering welke gebaseerd is op toepassing van een gedempte premie; c. de feitelijke premie, zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
12
a. Hoogte kostendekkende premie De regels van DNB schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 1. koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; 2. solvabiliteitsopslag over premieonderdeel ‘1’; 3. koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren. 4. opslag voor uitvoeringskosten; Deze elementen van de kostendekkende premie zijn als volgt nader gedefinieerd. ad 1. de actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement berekend op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Deze wordt vastgesteld als de som van de in het boekjaar te verwachten verhoging van de aanspraken door toename van deelnemersjaren en aanpassing van de pensioengrondslagen op grond van individuele loonsverhogingen. De risicopremies van nog niet opgebouwde aanspraken op (tijdelijk) partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn eveneens vervat in dit premieonderdeel. Hierbij wordt gerekend op basis van de actuariële grondslagen, zoals beschreven onder 5.1; ad 2. een solvabiliteitsopslag die gelijk is aan het percentage vereist eigen vermogen (zoals beschreven onder paragraaf 5.1) over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1; ad 3. gelet op het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid, wordt in de premie geen element opgenomen voor toeslagen en wordt hiervoor ook niet gereserveerd (zie voor een nadere omschrijving van het toeslagbeleid paragraaf 5.4 van deze abtn). ad 4. voor uitvoeringskosten is in de premie in 2012 een opslag opgenomen ad 2,6% van de som van de pensioengrondslagen. Tezamen met de jaarlijks beschikbare vrijval aan excasso-opslag over de uitkeringen is hiermee de totale uitvoeringskosten van het pensioenfonds gedekt. b. Interne financiering 1. Gedempte premie Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. Voor de vaststelling van de actuariële benodigde premie wordt gebruik gemaakt van de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. De rentetermijnstructuur waarop de actuariële benodigde premie is gebaseerd is gelijk aan de gemiddelde rentes per 30 september van de rentetermijnstructuren van de afgelopen drie jaar.
13
De premie zou dan in 2008 neer komen op 24,9% van de pensioengrondslag en is als volgt berekend: Op basis van rentetermijnstructuur per 30-09-2007 30-09-2006 30-09-2005 12,9% 15,0% 16,2% 2,7% 3,3% 3,6% 0,6% 0,7% 0,8% 0,8% 0,9% 1,0% 3,0% 3,0% 3,0% 2,2% 2,5% 2,6% 22,2% 25,4% 27,2%
Componenten premie Comingservice levenslang ouderdomspensioen Comingservice partnerpensioen Risicopremie nabestaandendekking Opslag premievrijstelling invaliditeit Opslag kosten Solvabiliteitsopslag Totaal
Gemiddeld 14,7% 3,2% 0,7% 0,9% 3,0% 2,4% 24,9%
2. Solvabiliteitsopslag De solvabiliteitsopslag die wordt toegepast bij de vaststelling van de gedempte premie is gelijk aan het percentage vereist eigen vermogen, zoals beschreven onder paragraaf 6.1. 3. Vrijval solvabiliteitsopslagen Bij de bepaling van de premie wordt geen rekening gehouden met de solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen. De vrijgevallen solvabiliteitsopslag komt ten gunste van het eigen vermogen van het pensioenfonds. 4. Herstelpremies Op basis van de maatregelen in een kortetermijnherstelplan en/of langetermijnherstelplan kunnen herstelpremies verschuldigd zijn. Bij de bepaling van de gedempte premie worden deze herstelpremies opgeteld bij de berekende premie. 5. Premiekorting Indien het pensioenvermogen van het pensioenfonds hoger is dan de VPV (a Ri), zoals gedefinieerd in paragraaf 5.4 kan het bestuur besluiten om een premiekorting te verlenen. Als randvoorwaarde voor premiekorting geldt dat deze pas kan worden toegepast nadat eventueel niet toegekende toeslagen en/of korting van aanspraken over de 10 voorgaande jaren zijn gecompenseerd. Hierbij wordt opgemerkt dat het pensioenvermogen, ook na aftrek van een eventuele korting of restitutie of herstel van toeslagen, nog steeds VPV (a Ri) te boven dient te gaan. c. Feitelijke premie Omdat het wenselijk is de premie niet teveel te laten fluctueren, is gekozen om de feitelijk te heffen premie als percentage van de pensioengrondslag in jaar x als volgt vast te stellen (met in achtneming van het gedefinieerde maximum in paragraaf 2.1 van 27% van de pensioengrondslag): FP (jaar x) = maximum { FP (jaar x-1) – (FP (jaar x-1) - GKP (jaar x)) /3 ; 27% } Omdat het wenselijk is de premie niet teveel te laten fluctueren, is gekozen om de feitelijk te heffen premie als percentage van de pensioengrondslag in jaar x als volgt vast te stellen (met in achtneming van het gedefinieerde maximum in paragraaf 2.1 van 27% van de pensioengrondslag): FP (jaar x) = maximum { FP (jaar x-1) – (FP (jaar x-1) - GKP (jaar x)) /3 ; 27% }
14
Met FP is feitelijke premie bedoeld en met GKP wordt naar gedempte kostendekkende premie verwezen. De feitelijk geheven premie in 2007 bedroeg 26,1% van de pensioengrondslagsom. De te heffen premie in 2008 volgens de hierboven beschreven systematiek komt dus neer op (26,1% - (26,1% - 24,9%)/3 =) 25,7%.
5.3 Beleggingsbeleid Verklaring beleggingsbeginselen Het bestuur heeft voor het vormgeven en uitvoeren van het beleggingsbeleid de volgende beleggingsbeginselen opgesteld. In het beleggingsbeleid staat het doel van SPS ten aanzien van de verschillende belanghebbenden voorop. De beleggingsbeginselen vertalen zich in beleidskeuzes voor de inrichting van het vermogensbeheer. Het (beleggings)beleid is erop gericht om te komen tot uitkeringen met perspectief op indexatie. Dit dient in de tijd evenwichtig verdeeld te worden en over de verschillende leeftijdsgroepen deelnemers plaats te vinden. Om de beoogde pensioenuitkeringen op de korte en lange termijn veilig te stellen, zal het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Op de lange termijn behalen aandelen een beter rendement dan obligaties. Diversificatie over beleggingscategorieën, regio’s en thema’s is noodzakelijk. Een gespreide portefeuille beperkt het risico. Hierbij moet rekening gehouden worden met complexiteit en transparantie. De mismatch van het valutarisico levert op de lange termijn geen extra rendement. De globalisering van de economie biedt mogelijkheden om te beleggen in opkomende markten. Het bestuur acht het op sommige markten mogelijk om door middel van actief beheer een rendement te realiseren dat boven het gemiddelde van die markt ligt. Het bestuur vindt het van belang dat de beleggingen binnen het kader van internationaal geaccepteerde uitgangspunten als maatschappelijk verantwoord kunnen worden bestempeld. Het bestuur zal bij beleggingskeuzes meewegen dat het rendement-risicoprofiel niet ongunstig wordt beïnvloed. Er zal alleen belegd worden in en financiële transacties worden uitgevoerd met instrumenten die qua complexiteit voldoende transparant en begrijpelijk zijn. Strategische Asset Allocatie Het bestuur heeft besloten om aan de strategische asset allocatie de categorie liquiditeiten toe te voegen. De allocatie naar liquiditeiten wordt in mindering gebracht op de allocatie naar vastrentende waarden en is onder andere ingegeven door de volgende overwegingen. Het fonds heeft in een periode van 12 maanden ongeveer 5% van het vermogen nodig om pensioenuitkeringen en kosten te dekken. De daarvoor benodigde middelen worden belegd in kortlopende euro staatsobligaties of liquide middelen om het risico op waardedaling op deze (korte) termijn te beperken. De rendementen op kortlopende euro staatsobligaties waren en blijven naar verwachting vooralsnog laag in verhouding tot rendementen die behaald kunnen worden op liquiditeiten (spaarrekeningen).
15
De strategische allocatie wordt dan ook als volgt vastgesteld:
Vastrentende waarden Aandelen Liquiditeiten
Norm -------70% 25% 5% ------100%
Minimum ------------60% 20% 0%
Maximum ------------80% 30% 10% -------100%
ALM -------75% 25% 0% -------100%
Mrt 2012 ------------69% 26% 5% ------100%
De bandbreedtes geven de ruimte aan waarbinnen het bestuur tot tactische allocatie kan besluiten. Vastrentende waarden Het totale gewicht van de vastrentende waarden is vastgesteld op 70%. Hieronder wordt de verdere onderverdeling naar subcategorieën aangegeven. Daarbij wordt het volgende in acht genomen. De discretionaire euro staatsobligatie portefeuille staat in dienst van het afdekken van het renterisico op de verplichtingen. Over het moment waarop tot beleggingen in Emerging Market Debt (EMD) en High Yield Obligaties (HY) gaat worden belegd alsmede welke beheerders daarvoor worden aangesteld, moet door bestuur nog nader worden besloten. Aangezien het beleggen in EMD en HY een toename van het risico betekent, is de daadwerkelijke implementatie mede afhankelijk de beschikbaarheid van risicobudget uit de vermindering van risico in andere categorieën en de keuze om dit budget elders aan te wenden. De verdeling binnen vastrentende waarden ziet er als volgt uit:
Euro staatsobligaties (plus): - Euro staatsobligaties - Euro Government Related Credits: - Credits ex financials’ - Credits Emerging Market Debt High Yield obligaties
Norm --------
Minimum -------------
Maximum -------------
76% 0%
60% 0%
90% 15%
ALM -------76%
Mrt 2012 ------------84% 0%
20% 10% 10% 3% 1% -------100%
5% 5% 0% 0%
15% 15% 5% 5%
3% 1% -------100%
8% 8% 0% 0% -------100%
De beleggingen in Euro staatsobligaties en Euro Government Related obligaties zullen een minimale rating kennen van AA- (S&P rating) en Aa3 (Moody rating).
16
De volgende benchmarks worden gehanteerd: Benchmark Return ALM Euro staatsobligaties (plus) - Euro staatsobligaties Verplichtingen 3,0% - Euro Government Related Verplichtingen 3,0% Credits: - Credits ex financials Barclays Euro Aggregate Corporate Index 5,0% - Credits iBox Euro Corporates 5,0% Emerging Market Debt JPMorgan GBI-EM Global Diversified Index (unhedged) 6,0% High Yield obligaties Merrill Lynch US HY Master II Constrained Index Euro hedged 5,6% Het beheer van de diverse subcategorieën is of zal bij de volgende partijen worden neergelegd: Beheerder Euro staatsobligaties (plus): - Euro staatsobligaties - Euro Government Related Credits: - Credits ex financials` - Credits Emerging Market Debt High Yield obligaties
ING IM ING IM Morgan Stanley Standard Life Investments te selecteren te selecteren
Rentematch De rentematch wordt strategisch op 60% gehandhaafd. Hierbij geldt een bandbreedte van 55% 65%. Met de rentematch wordt beoogd de effecten op de dekkingsgraad van het fonds als gevolg van wijzigingen in de rentecurve te beperken. De rentematch is als volgt gedefinieerd: De mate van renterisicoafdekking (rentehedgecoëfficiënt) wordt daarbij op de volgende manier gedefinieerd:
Exposure Rente assets * Mod . Duration
R ente Assets
Rentehedgecoëfficiënt
Onder Rente-assets worden alle vastrentende beleggingen verstaan, met uitzondering van de subcategorieën High Yield en Emerging Markets Debt. Voor deze vastrentende Beleggingen is de exposure gelijk aan de marktwaarde. De Modified Duratie van de vastrentende Beleggingsinstelling Standard Life Invest European Corporate Bond Fund wordt gelijkgesteld aan de benchmarkduratie. De Modified Duratie van de vastrentende Beleggingsinstelling Morgan Stanley Euro Corporate Bond ex financials Fund wordt gelijk gesteld aan de benchmarkduratie van de Barclays Euro Aggregate Corporate,exfinancials index. De Modified Duratie van de Discretionaire Staatsleningen Plusportefeuille wordt gelijkgesteld aan de feitelijke Modified Duratie van deze portefeuille. De rente-assets bestaan vooralsnog slechts uit de vastrentende Beleggingsinstellingen en discretionaire beleggingen, er wordt vooralsnog discretionair geen gebruik gemaakt van rentederivaten.
Marktwaarde VPV * Mod . Duration VPV
17
De marktwaarde(VPV), Voorziening Pensioen Verplichtingen, is de ultimo maand waarde van de VPV zoals berekend door de actuariële afdeling van AZL. De Mod. DurationVPV is de modified duratie van de VPV, eveneens berekend door de actuariële afdeling van AZL, op basis van dezelfde kasstromen die ten grondslag liggen aan de berekening van de VPV.
De rentematch wordt beheerd door ING IM. ING IM zal het matchpercentage monitoren en per ieder kwartaaleinde vaststellen en rapporteren aan het bestuur. Daarbij zal ING IM een advies voegen om binnen de bandbreedte al dan niet en in welke mate tactisch af te wijken van het normpercentage. Indien het matchpercentage per kwartaaleinde buiten de gestelde bandbreedte valt, zal deze of naar het normpercentage of door het bestuur op basis van het advies van ING IM bepaalde afwijkende percentage worden geherbalanceerd. Aandelen Het totale gewicht van aandelen in de portefeuille is vastgesteld op 25%. In de periode van dit beleggingsplan zal ook in de categorie aandelen binnen de bandbreedtes tactisch beleid worden ingevoerd. Daarnaast zullen de beheerders worden geëvalueerd en de effectiviteit van de allocatie naar de verschillende beheerders. Dat kan leiden tot aanpassingen van de allocatie naar de beheerders. De verdeling naar subcategorieën is als volgt: Norm -------Aandelen (ontwikkelde markten) 97% Euro Stoxx50 0% Stoxx Mid 200 0% Asia Pacific ex Japan 0% Emerging Markets 3% Minimum Volatility aandelen 0% -------100%
Minimum ------------65% 0% 0% 0% 0% 0%
Maximum ------------100% 8% 3% 2% 7% 35%
ALM -------97%
Mrt 2012 ------------98%
3%
2%
-------100%
-------100%
De volgende benchmarks worden gehanteerd:
Aandelen (ontwikkelde markten) Euro Stoxx50 Stoxx Mid 200 Asia Pacific ex Japan Emerging Markets Minimum Volatility aandelen
Benchmark MSCI World (DM) NDR DJ Euro Stoxx 50 DJ Stoxx Mid 200 TR MSCI Asia Pacific ex Japan MSCI Emerging Markets TRN MSCI World (DM) NDR
18
Return ALM 8,3% 8,3% 8,3% 8,3% 9,6% 9,6%
Het beheer van de diverse subcategorieën is of zal bij de volgende partijen worden neergelegd:
Aandelen (ontwikkelde markten) Euro Stoxx50 Stoxx Mid 200 Asia Pacific ex Japan Emerging Markets Minimum Volatility aandelen
Beheerder Blackrock Indexpeople Indexpeople Indexpeople Indexpeople Indexpeople Te selecteren Te selecteren
Liquiditeiten Behalve ten behoeve van de reguliere “bedrijfsvoering” worden er strategisch liquide middelen ter grootte van 5% aangehouden ter dekking van de pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten in de komende 12 maanden. De liquide middelen worden aangehouden in de vorm van tegoeden op spaarrekeningen of (spaar)deposito’s (looptijd < 3 maanden) bij financiële instellingen die voldoen aan een minimale kredietwaardigheid van A-1 (Standard and Poor’s) / P-1 (Moody’s). Voor de selectie van de financiële instellingen wordt advies ingewonnen van ING IM. Het beheer van de liquide middelen wordt gevoerd door ING IM. Als benchmark voor het rendement wordt de 7-daagse EONIA-index gehanteerd. Overigen Valutarisico Als beleid hanteert het fonds dat de valuta risico’s volledig worden afgedekt. De inspanningen en de kosten die gepaard zouden gaan met het continu en volledig afdekken van alle valutarisico’s in de verschillende subcategorieën wegen niet in alle gevallen op tegen de omvang van de risico’s die worden gelopen. Het fonds heeft dan ook voor de volgende benadering gekozen: De valutarisico’s die voortvloeien uit de aandelen portefeuille worden afgedekt voor zover de waarde van de belegging in vreemde valuta meer bedraagt dan 5% van de waarde van de totale aandelen portefeuille. In die gevallen wordt als norm aangehouden dat het betreffende valutarisico voor 100% wordt afgedekt. Hierbij wordt een bandbreedte aangehouden van 95% minimum tot 105% maximum. De monitoring van het valutarisico geschiedt door ING IM. ING IM zal maandelijks bepalen voor welk percentage de valutarisico’s zijn ingedekt, dit rapporteren en de afdekking van het risico zo nodig aanpassen. Aanpassing naar de norm zal pas gescheiden indien de percentages van de afdekkingen buiten de bandbreedte vallen. Afdekking van de valutarisico’s vindt plaats door middel van valutatermijn transacties met looptijden van maximaal 3 maanden met ABN AMRO als tegenpartij.
19
Op 31 maart 2012 waren de valutarisico’s voor de belangrijkste valuta, de US dollar, Japanse yen en het Britse pond groter dan 5%, afgedekt. Binnen aandelen was het risico van de US dollar voor 96% afgedekt, voor het Britse pond respectievelijk de Japanse Yen 103% en 94%.
5.4 Toeslagbeleid a. Voorwaardelijke toezegging De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. De toeslagen worden derhalve gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, er wordt geen premie voor betaald en er is geen bestemmingsreserve gevormd, overeenkomend met variant D1 uit de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal 75% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd pas plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. Met betrekking tot de communicatie aan de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal het pensioenfonds in alle communicatie-uitingen de voorgeschreven formuleringen hanteren, met betrekking tot de inhoud van de pensioenregeling respectievelijk over de toekenning van toeslagen. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn, ongeacht het voor hen geldend pensioenreglement, verbindend voor alle gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Technische toelichting op bepaling/tijdstip van toeslagverlening De verhoging van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre er toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het ambitieniveau voor alle verzekerden is 75% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid, referteperiode oktober-oktober). Het pensioenfonds hanteert de volgende systematiek om te bepalen of, en zo ja, in welke mate een toeslag zal worden verleend. Ultimo boekjaar worden door de actuaris van het fonds vastgesteld: - de rekenrente voor nominale (gelijkblijvende) pensioentoezeggingen, (hierna: Rn); - de rekenrente voor 100% geïndexeerde pensioentoezeggingen, (hierna Rr).
20
Vervolgens wordt op basis van onderstaande formule vastgesteld de rekenrente die hoort bij een ambitieniveau van 75% van de prijsindex (hierna Ri): Rn - 75% x (Rn - Rr) = Ri Het fonds zal volledig toeslag verlenen, i.e. 75% van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer, als de aanwezige middelen minimaal gelijk zijn aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van de Ri. Zijn er minder middelen, dan kan een pro rata deel van de prijsindex worden toegekend. Zijn de aanwezige middelen onverhoopt lager dan 105%1 maal de voorziening pensioenverplichtingen op basis van de Rn, dan kan er in het geheel geen toeslag worden verleend. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad (waarbij VPV staat voor voorziening pensioenverplichtingen). Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. 1. Als de aanwezige middelen > VPV (à Ri), bedraagt de toeslag 75% van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer. De toeslagruimte is dan 75%. 2. Als de aanwezige middelen < VPV (à Ri) maar > 105% x VPV (à Rn), bedraagt de toeslagruimte: 75% x (aanwezige middelen – 105% x VPV (à Rn)) / (VPV (à Ri) – 105% x VPV (à Rn)). 3. Als de aanwezige middelen < 105% x VPV (à Rn), wordt in het geheel geen toeslag verleend. De toeslagruimte is dan 0%. Het bepaalde onder punt 2 geeft een lineaire interpolatie tussen het niet verlenen van toeslagen en volledig verlenen van toeslagen weer. Algemeen Een eventuele toekenning van de toeslagen zal plaatsvinden per 1 januari. Of het fonds in de gelegenheid is om toeslagen te verlenen is afhankelijk van de vermogenssituatie per 31 december van het voorgaande jaar. Een beslissing hierover wordt door het bestuur genomen tijdens de bestuursvergadering waarin het jaarverslag wordt vastgesteld. Inhaaltoeslagen Indien de aanwezige middelen na het verlenen van de toeslagen meer bedragen dan VPV (a Ri), dan is 1/3 van het meerdere beschikbaar voor inhaaltoeslagen. In het verleden gekorte toeslag wordt dan alsnog aangevuld tot maximaal 75% van het consumentenprijsindexcijfer van het betreffende jaar. Indien de in de vorige volzin bedoelde inhaaltoeslag meer bedraagt dan VPV (a Ri) dan zal het bestuur alleen voor dat betreffende jaar kunnen besluiten om de toeslag maximaal aan te vullen tot 100% van het consumentenprijsindexcijfer van dat jaar. Een besluit om inhaaltoeslag toe te kennen is voorwaardelijk. Een besluit om in enig jaar een inhaaltoeslag toe te kennen biedt geen garantie voor in de toekomst te verlenen inhaaltoeslagen. Voor deze voorwaardelijke inhaaltoeslag is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
1
Voor uitwerking van het toeslagbeleid wordt de voorziening pensioenverplichtingen vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen benaderd door gebruik te maken van de factor 105%.
21
b. Ambitie Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het voorkomen van onderdekking, gegeven de (ambitie van) de toezegging en de overeengekomen financieringsmethodiek. Financiële meevallers, bijvoorbeeld als gevolg van positieve beleggingsrendementen, kunnen worden ingezet voor het toekennen van toeslagen. Het pensioenfonds probeert ieder jaar het opgebouwde pensioen te verhogen met (maximaal) 75% van de relatieve stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid, over de periode oktober – oktober. c. Verwachte realisatie toeslagbeleid Op basis van de in 2012 uitgevoerde continuïteitsanalyse is gebleken dat de verwachte cumulatieve toeslagverneming na 15 jaar ca. 10,7% van de toename van de prijsindex bedraagt. Dit komt overeen met een verwacht pensioenresultaat (koopkracht) van 77% van de huidige koopkracht. Uitgaande van een (fictieve) startdekkingsgraad gelijk aan de vereiste dekkingsgraad (109,8%) bedraagt de verwachte cumulatieve toeslagverlening na 15 jaar 51% van de ontwikkeling van de prijsindex, dit is 68% van de ambitie (75% van de prijsindex). Het bestuur van het pensioenfonds zal periodiek een continuïteitsanalyse laten uitvoeren, om de (ontwikkeling van de) waarschijnlijkheid van de toeslagverlening vast te stellen.
5.5 Systematiek vaststelling parameters De parameters die gehanteerd worden bij de berekeningen ten behoeve van de vaststelling van de technische voorzieningen, de gedempte premie, het vereist eigen vermogen en de continuïteitsanalyse worden door het bestuur van het fonds vastgesteld. De parameters voldoen ten minste aan de voorwaarden conform de Regeling parameters pensioenfondsen.
22
6.
Financiële sturingsmiddelen
In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet.
6.1 Premiebeleid Uit paragraaf 5.2 blijkt dat bij de vaststelling van de premie rekening wordt gehouden met de verwachtingen op de lange termijn inzake toekomstige salaris-, toeslag- en bestandsontwikkelingen, alsmede met de verwachtingen voor de lange termijn inzake beleggingsrendementen. Ook is aangegeven dat het premiebeleid telkens voor een bepaalde periode wordt vastgesteld mede op grond van een om de drie jaren uit te voeren ALM-studie en de daarin opgenomen veronderstellingen. De daadwerkelijke ontwikkelingen zullen van jaar tot jaar een afwijking te zien geven van de verwachtingen. Deze afwijkingen kunnen per saldo leiden tot een gunstiger of tot een ongunstiger financiële positie van het pensioenfonds. In paragraaf 5.2 is aangegeven in welke gevallen de daadwerkelijke financiële positie zal leiden tot een verhoging, dan wel een verlaging van de premie.
6.2 Beleggingsbeleid Uit paragraaf 5.3 blijkt dat het strategisch beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie wordt afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid om de drie jaren te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het pensioenfonds.
6.3 Toeslagbeleid Uit paragraaf 5.3 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zo nodig tot nul, indien de financiële positie van het pensioenfonds daartoe noodzaakt.
6.4 Korting op aanspraken en rechten Het fonds heeft nog een laatste sturingsmiddel, dat echter als een noodrem gekarakteriseerd dient te worden. Dit betreft de mogelijkheid van het verminderen van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Als de financiële positie van het fonds het vereist kunnen de opgebouwde aanspraken en pensioenrechten, worden verlaagd zodat deze in overeenstemming worden gebracht met de middelen van het fonds (zie paragraaf 7.1). Het fonds heeft deze mogelijkheid nadrukkelijk in de communicatie met gewezen deelnemers en pensioengerechtigden betrokken. Voordat tot gebruik van deze noodrem kan worden besloten, dienen echter alle mogelijke alternatieven onderzocht te zijn.
23
7.
Korting pensioenaanspraken en –rechten
7.1 Korting van aanspraken Het pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever(s) onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
7.2 Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagen Indien het fondsvermogen groter is dan VPV (a Ri) als bedoeld in paragraaf 5.3, is herstel van gekorte pensioenaanspraken of gemiste toeslagen mogelijk. Herstel van gekorte pensioenaanspraken is alleen mogelijk voor zover na het herstel van gekorte pensioenaanspraken de dekkingspositie boven VPV (a Ri) op de langere termijn in stand blijft. Hiertoe voert het pensioenfonds alvorens wordt overgegaan op herstel van gekorte aanspraken een continuïteitsanalyse uit. Indien na het herstel van gekorte pensioenaanspraken het fondsvermogen nog steeds groter is dan VPV (a Ri) , is herstel van in het verleden gemiste toeslagen mogelijk. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien de afgelopen 10 jaar in één of meerdere jaren geen volledige toeslag is verleend. Het herstellen van gemiste toeslagen is alleen mogelijk voor zover na dit herstel de dekkingspositie boven VPV (a Ri) op de langere termijn in stand blijft. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden aangepast.
24
Bijlagen 1
Organogram: Bestuur
Beleggingscommissie
Accountant: KPMG
Communicatie commissie
Certificerend actuaris: Towers Watson
Werkgroep toekomst
Adviserend actuaris: Towers Watson
Verantwoordingsorgaan
visitatiecommissie
Diavisie
Deelnemersraad
AZL
ING Investment Management
vermogensbeheerders
25
Bijlage 2 Continuïteitsanalyse 2012 Bijlage 3 Financieel Crisisplan
26