www.pwc.nl
Accountantsverslag 2012 Grip op de financiële positie
Provincie Overijssel 24 april 2013
Aan de Provinciale Staten van provincie Overijssel T.a.v. mevrouw. R. Wiggers, griffier Postbus 10078 8000 GB Zwolle
24 april 2013 WO/e0288084/SJD/AdB Geachte leden van de Provinciale Staten, Met genoegen presenteren wij u ons accountantsverslag met betrekking tot de controle van de jaarrekening 2012 van de provincie Overijssel. Dit rapport bevat de belangrijkste bevindingen uit de controle van uw jaarrekening. De bevindingen uit deze opdracht zijn op een open en constructieve wijze met het College van Gedeputeerde Staten besproken. Hun standpunten zijn samengevat in dit rapport. Ons verslag is afgegeven in overeenstemming met artikel 217 lid 4 van de Provinciewet. Wij gaan onder andere in op de belangrijkste bevindingen uit onze controle, de ontwikkeling in uw interne beheersing en geven onze visie op de financiële positie. Daarnaast wordt in de bijlage ingegaan op ontwikkelingen die naar onze mening voor u relevant zijn in de nabije toekomst.
Graag willen wij de inhoud van dit verslag bespreken op 8 mei a.s. met de auditcommissie en tevens toelichten op de commissiedag. Mocht u nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Wij willen graag van deze gelegenheid gebruik maken om u en de medewerkers van de provincie te bedanken voor de medewerking die we ontvangen hebben tijdens onze controle. Met vriendelijke groet, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
W.J.J. Verdegaal-Ong RA
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., Zuiderzeelaan 53, 8017 JV Zwolle, Postbus 513, 8000 AM Zwolle T: 088 792 00 70, F: 088 792 95 20, www.pwc.nl ‘PwC’ is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287), PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. (KvK 51414406), PricewaterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368), PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289) en andere vennootschappen handelen en diensten verlenen. Op deze diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Op leveringen aan deze vennootschappen zijn algemene inkoopvoorwaarden van toepassing. Op www.pwc.nl treft u meer informatie over deze vennootschappen, waaronder deze algemene (inkoop)voorwaarden die ook zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
Inhoudsopgave 1.
Onze kernboodschappen
2.
Uw jaarrekening geeft een getrouw en rechtmatig beeld
2.1.
Een goedkeurende controleverklaring bij uw jaarrekening 2012
3.1.
Bevindingen ten aanzien van getrouwheid blijven binnen de goedkeuringstoleranties
3.2.
Bevindingen ten aanzien van rechtmatigheid blijven binnen de goedkeuringstoleranties
3.3.
2.2. 2.3.
2.4. 2.5.
2.11. De dekking en reikwijdte van de controle is voldoende 3. Grip op uw financiële positie De financiële positie van de provincie Overijssel is stabiel De provincie weet haar financiële positie in evenwicht te houden De provincie kan snel kan reageren op veranderingen in de behoeften, ambities en doelstellingen van de provincie op korte en lange termijn
Onzekerheid omvang voorziening resultaten gebiedsexploitaties
3.4.
Overige bijzondere posten in uw jaarrekening die niet leiden tot een bevinding, maar wel toelichting behoeven
De provincie is voldoende in staat om financiële tegenvallers en financiële risico’s op te vangen
3.5.
Het begrote EMU-saldo is in relatie tot de invoering van de Wet HOF een aandachtspunt
2.5.2. EHS voorfinanciering brengt waarderingsrisico’s met zich mee 3.6.
De kwaliteit van de jaarverslaggeving
3.7.
Door het college zijn evenwichtige schattingen gemaakt
U hebt voldaan aan de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens
4.
Uw speerpunten nader bekeken
4.1.
Schatkistbankieren
De interne beheersing van provincie Overijssel heeft zich verbeterd
4.1.
Beperkte aandachtspunten met betrekking tot stapeling subsidies
2.10. Beperkte bevindingen ten aanzien van uw IT-omgeving
4.2.
Projectadministratie adequaat van opzet
2.6.
2.8.
2.9.
PwC
Resultaat voor bestemming wijkt € 88mln. af van de begroting: voorspellend vermogen verbeteren
4.3.
4.4.
De uitkomsten van het doelmatigheidsonderzoek naar het risicomanagement bij grote projecten worden momenteel ambtelijk en daarna bestuurlijk behandeld Opvolging aanbeveling beheer materiële goederen
Signalen en aanbevelingen vanuit de publieke managementletter voor gemeenten ook van toepassing op Overijssel Regeerakkoord riskant voor gemeenten en provincies De Wet Normering Topinkomens is op 1 januari 2013 in werking getreden Bijlage A: Single Information Single Audit (SISA) Bijlage B: De volgende ontwikkelingen zijn van invloed op uw provincie
Pagina 3 of 30
1.
Onze kernboodschappen
1.
Wij hebben een goedkeurende controleverklaring afgegeven voor de aspecten getrouwheid en rechtmatigheid.
2.
In de jaarrekening is een voorziening resultaten gebiedsexploitaties opgenomen (totaal € 8 mln.). Deze voorziening is grotendeels getroffen voor de mogelijke tekorten in de gemeenschappelijke regeling ADT (door een verwachte negatieve grondexploitatie). Door actuele ontwikkelingen in het project (niet lukken aanbesteding exploitatie eind 2012, sluiten intentieovereenkomst met potentiële exploitant in 2013) zijn de financiële gevolgen voor de grondexploitatie nog onduidelijk. De grondexploitatie zal naar verwachting medio 2013 worden geactualiseerd. Dan zal meer duidelijk worden over de toereikendheid van de door Overijssel getroffen voorziening. Wij hebben de volledigheid van de voorziening als onzekerheid aangemerkt.
3.
De interne beheersing is in 2012 wederom van goed niveau, waarbij proactief invulling wordt gegeven aan actuele ontwikkelingen (zoals Wet HOF). Daarnaast worden adequate rechtmatigheidscontroles uitgevoerd en zijn voldoende controles in de provinciale processen opgenomen.
4.
Eind 2012 is een vaststellingsovereenkomst getekend met het Rijk voor de financiële afwikkeling van het ILG 2007-2013. Op basis hiervan worden in 2012 en 2013 nog aanvullende uitkeringen van het provinciefonds ontvangen. Eind 2012 is de in voorgaande jaren opgebouwde doeluitkering (circa € 54 mln.) uit voorzichtigheid als overlopend passief gehandhaafd op de balans. Dit aangezien de doeluitkering nog gebruikt wordt ter afdekking van het waarderingsrisico op de vordering voorfinanciering BBL en de gelden daarnaast nog specifiek voor de ILG-taken dienen te worden besteed. In 2013 zal het ILG definitief worden afgerekend. Dan zal ook de financiële afwikkeling in de jaarrekening 2013 worden verwerkt. Wij kunnen hiermee instemmen.
5.
PwC
In de jaarrekening is een vordering (circa € 97,5 mln.) opgenomen op BBL. De vordering zal naar verwachting moeten worden gedekt uit de overheveling van gronden en opstallen.
Provincie Overijssel loopt hierover het waarderingsrisico. Door het college is een inschatting gemaakt van dit risico en is de voorziening waarderisico grondbezit BBL per saldo met circa € 3 mln. verhoogd (met name risico waardering opstallen). Eventuele risico’s op de waardering van de gronden bij BBL wordt mede afgedekt middels de per eind 2012 op de balans verantwoorde doeluitkering ILG. Wij kunnen hiermee instemmen. Wij hebben het college wel geadviseerd in 2013 een nadere analyse uit te voeren op de individuele gronden en het mogelijke waarderingsrisico te betrekken in de totale financiële afwikkeling van het ILG. 6.
Voor de waardering van de obligatieportefeuille is ook in 2012 de “buyand-holdstrategie” gehanteerd. Op basis van liquiditeitsprognoses is het niet noodzakelijk om op korte termijn obligaties te verkopen. Derhalve zijn geen financiële afwaarderingen doorgevoerd in de jaarrekening 2012. Tevens blijken geen obligaties waarbij door de mondiale ontwikkelingen (bijv. situatie Cyprus) tot afwaardering overgegaan moet worden. Het verder doorontwikkelen van de liquiditeitsprognoses (inclusief koppeling met EMU-saldo) is hierbij een aan te bevelen belang (mede in het kader van de mogelijke wet HOF).
7.
Uit de controle van de SISA-bijlage blijken geen bijzonderheden. Wij hebben het college expliciet aandacht gevraagd voor de verantwoording van SISA. Dit door de aangescherpte vereisten door het Rijk en de mogelijke financiële risico’s bij onzekerheden of tekortkomingen. De beheersing dient hierop te worden aangepast.
8.
In 2012 zijn diverse mutaties doorgevoerd in de reserves (uitvoering) Kracht van Overijssel. Een deel van de mutaties is door Provinciale Staten gemandateerd aan Gedeputeerde Staten. Hierover zijn spelregels afgesproken. Wij hebben middels een deelwaarneming vastgesteld dat aan de voorwaarden wordt voldaan. In de monitor is inzicht gegeven in de besluitvorming door GS. Wij hebben wel geadviseerd deze informatie (eventueel in samenvattende vorm) ook in de jaarrekening op te nemen.
Pagina 4 of 30
2.
Uw jaarrekening geeft een getrouw en rechtmatig beeld
2.1. Een goedkeurende controleverklaring bij uw jaarrekening 2012 Wij hebben een goedkeurende controleverklaring verstrekt Wij hebben onze werkzaamheden uitgevoerd op de jaarrekening 2012. Deze jaarrekening toont een totaal eigen vermogen van € 1.838 mln., een balanstotaal van € 2.366 mln. en een resultaat na bestemming van € 52,6 mln. We hebben een goedkeurende controleverklaring op de aspecten getrouwheid en rechtmatigheid verstrekt met betrekking tot de jaarrekening 2012, zoals is opgesteld door het college, onder voorbehoud van de goedkeuring van deze jaarrekening door de Provinciale Staten.
2.2. Bevindingen ten aanzien van getrouwheid blijven binnen de goedkeuringstoleranties In onderstaande tabel hebben wij onze fouten en onzekerheden met betrekking tot het aspect getrouwheid opgenomen. In de paragrafen daarna is voor de individuele bevindingen een nadere toelichting opgenomen. Fouten
Onzekerheden
DT/(CT)
DT/(CT)
€’000
€’000
Controleverschillen getrouwheid: Ongecorrigeerde verschillen Last inzake inkooptransacties reeds verwerkt, terwijl prestatie nog niet geheel is geleverd Juistheid en volledigheid voorziening resultaten gebiedsexploitaties onzeker Totaal In % van de totale lasten Goedkeuringstoleranties Oordeel
Toelichting
(2.700)
Naar verwachting bevinden de fouten en onzekerheden zich ruim binnen de door u vastgestelde tolerantiegrenzen voor tekortkomingen (€ 25,8 mln.) en onzekerheden (totaal circa € 77 mln.). Derhalve hebben wij een goedkeurende controleverklaring afgegeven voor het aspect getrouwheid.
2.3. Bevindingen ten aanzien van rechtmatigheid blijven binnen de goedkeuringstoleranties
(2.700) PM
In de afgelopen jaren is het baten- en lastenstelsel door de provincie consistent uitgevoerd. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat de last volledig in de jaarrekening kan worden verwerkt bij het minimaal 75% gerealiseerd hebben van de prestatie bij inkopen. Dit conform het door PS vastgestelde verplichtingenbeleid. Dit heeft geen materieel effect gehad op de jaarrekening in voorgaande jaren. In 2012 is landelijk discussie ontstaan over de interpretatie en toepassing van het baten- en lastenstelsel bij gemeenten en provincies. Hierover heeft begin 2013 afstemming plaatsgevonden met de provincie en dit zal in 2013 leiden tot een aanpassing van het beleid. Op basis hiervan is de jaarrekening 2012 niet meer aangepast qua uitgangspunten. Hiermee wordt formeel niet voldaan aan de regelgeving (prestatielevering bij inkopen). Derhalve hebben wij dit op basis van de nieuwe landelijke inzichten in het baten- en lastenstelsel als tekortkoming aangemerkt. In 2013 zal provincie Overijssel overgaan tot een integrale actualisering van het verplichtingenbeleid, waarin tevens dit aspect zal worden betrokken.
Paragraaf 2.4
In de hierna volgende tabel hebben wij onze fouten en onzekerheden met betrekking tot het aspect rechtmatigheid opgenomen. In de paragrafen daarna is voor de individuele bevindingen een nadere toelichting opgenomen.
PM
0,1 % PM % 1% 3% Goedkeurend
Tabel 1 Ongecorrigeerde controleverschillen getrouwheid
PwC
Pagina 5 of 30
Fouten
Onzekerheden
DT/(CT)
DT/(CT)
€’000
€’000
(2.700)
PM
Totaal
(2.700)
PM
In % van de totale lasten
0,1%
PM %
Goedkeuringstoleranties
1%
3%
Controleverschillen rechtmatigheid: Ongecorrigeerde verschillen Ongesaldeerde getrouwheidsfouten/ -onzekerheden
Oordeel
Toelichting
Goedkeurend
Tabel 2 Ongecorrigeerde controleverschillen rechtmatigheid
Naar verwachting bevindt de P.M.-onzekerheid zich ruim binnen de door u vastgestelde tolerantiegrenzen voor onzekerheden (totaal circa € 77 mln.). Ook de tekortkoming blijft binnen de tolerantiegrenzen. Derhalve hebben wij ook voor het aspect rechtmatigheid een goedkeurende verklaring afgegeven.
2.4. Onzekerheid omvang voorziening resultaten gebiedsexploitaties De voorziening resultaten gebiedsexploitaties bedraagt per ultimo 2012 ruim € 8 mln. De voorziening is voor een bedrag van € 2 mln. getroffen voor de gemeenschappelijke regelingen XL Businesspark Twente, ook wel RBT genoemd en voor een bedrag van € 6 mln. voor ADT. Het onderdeel van de voorziening voor XL Businesspark Twente (€ 2 mln.) bedraagt het provinciale aandeel in het tekort van de grondexploitatie (en daarmee de gemeenschappelijke regeling) per 1 januari 2012. Bij het opstellen van de provinciale jaarrekening 2012 was een concept grondexploitatie per 1 januari 2013 beschikbaar. Deze zal naar verwachting medio 2013 worden voorgelegd aan Provinciale Staten ter vaststelling. Hieruit blijkt een verwachte verslechtering van de grondexploitatie (dit overeenkomstig het algemene landelijke beeld). Het college heeft besloten op basis van de conceptcijfers geen wijzigingen in de voorziening door te voeren. Aangezien het hier geen materiële aanpassing betreft kunnen wij hiermee instemmen.
PwC
De voorziening voor de gemeenschappelijke regeling ADT (per ultimo 2011 € 11,2 mln.) is in 2012 aangewend voor onder andere het versneld realiseren van EHS (€ 1,3 mln.) en een bijdrage in de lagere parkeeropbrengst voor leisure (€ 1,6 mln.). Dit conform besluitvorming door de Staten (motie Antuma Dalhuisen Steinmetz). Het resterende deel van de voorziening voor ADT (€ 6 mln. per ultimo 2012) is bestemd ter afdekking van het provinciale aandeel in het verwachte negatieve eigen vermogen van de gemeenschappelijke regeling. Dit eigen vermogen wordt hierbij met name bepaald door het verwachte negatieve resultaat op de grondexploitatie in het ADT. Eind 2012 is gebleken dat uit de aanbestedingsprocedure van de exploitatie van de luchthaven geen biedingen naar voren zijn gekomen. Dit heeft geresulteerd in onduidelijkheid over het doorgaan van de grondexploitatie. Begin 2013 heeft zich een partij aangediend voor de exploitatie van de luchthaven, waarmee naar wij hebben begrepen inmiddels een intentieovereenkomst is getekend door de gemeenschappelijke regeling. In de komende maanden wordt de grondexploitatie door het ADT geactualiseerd. Hierbij zullen de meest actuele ontwikkelingen worden betrokken en worden de uitgangspunten voor de grondexploitatie geactualiseerd. De uitkomsten hiervan zijn nog niet bekend. Mede gezien de actuele ontwikkelingen eind 2012 en begin 2013 is het nog onduidelijk welk financieel effect dit zal hebben op de grondexploitatie in de gemeenschappelijke regeling. Derhalve is het ook onzeker wat de consequenties zijn voor de provinciale bijdrage in het tekort van de gemeenschappelijke regeling en daarmee de omvang van de voorziening resultaten gebiedsexploitaties. De toereikendheid van de voorziening resultaten gebiedsexploitaties hebben wij daarom als P.M.-onzekerheid aangemerkt. Deze onzekerheid blijft naar verwachting ruim binnen de door u vastgestelde tolerantiegrenzen voor fouten en onzekerheden. Derhalve heeft deze onzekerheid geen effect op de door ons afgegeven controleverklaring.
Pagina 6 van 30
2.5. Overige bijzondere posten in uw jaarrekening die niet leiden tot een bevinding, maar wel toelichting behoeven 2.5.1.
Doeluitkering ILG uit voorzichtigheid gehandhaafd
Eind 2012 is door de provincies een afrondingsovereenkomst gesloten met het Rijk over de afwikkeling van het ILG-budget 2007-2013. Hierbij is duidelijk geworden dat de provincies middels twee aanvullende uitkeringen uit het Provinciefonds het resterend ILG-budget zullen ontvangen. In december 2012 is voor Overijssel middels de decembercirculaire een aanvullende uitkering over 2012 van circa € 19 mln. beschikbaar gekomen. Daarnaast zal in 2013 nog € 16 mln. worden ontvangen uit het provinciefonds. In de jaarrekening 2012 is de ontvangst van de aanvullende provinciefonds uitkering verwerkt als bate onder de algemene dekkingsmiddelen en daarna toegevoegd aan de doeluitkering ILG. In 2011 is door het Rijk aangegeven dat het ILG een decentralisatie-uitkering zou worden. Hierbij bestond nog onduidelijkheid over de daadwerkelijke invulling en uitvoering hiervan. Middels de overdracht naar het provinciefonds is aan de decentralisatie daadwerkelijk invulling gegeven in 2012. De daadwerkelijke financiële vaststelling zal echter in 2013 plaatsvinden. In 2013 zal naar verwachting nog een landelijk onderzoek worden uitgevoerd door het Comité van Toezicht naar de verrichte inhoudelijke prestaties door de verschillende provincies. Naar wij hebben begrepen zullen hier bijvoorbeeld ook de gehanteerde financiële normbedragen in worden betrokken. Het is onduidelijk in hoeverre hier nog financiële consequenties uit naar voren kunnen komen. Daarnaast dient, om het ILG formeel te kunnen afwikkelen, nog een aanpassing van de wetgeving (WILG) plaats te vinden. Op basis hiervan heeft het college besloten de verantwoordingswijze zoals gehanteerd in voorgaande jaren te handhaven. Dit mede gezien de nog bestaande financiële onzekerheid, de formele afwikkeling in 2013 en het mogelijke risico op afwaardering van de vordering op BBL (zie ook volgende paragraaf). Daarnaast dienen de verkregen middelen daadwerkelijk nog te worden besteed aan de afwikkeling van het ILG (reeds aangegane verplichtingen) en kunnen derhalve niet aan andere doeleinden worden besteed. PwC
Het handhaven van de doeluitkering (€ 54 mln.) geeft naar onze mening het beste invulling hieraan. Op basis hiervan kunnen wij instemmen met de huidige verantwoordingswijze. In 2013 zal worden overgegaan tot het geheel financieel afwikkelen van de ILGperiode. Het college zal hiertoe in 2013 een voorstel met de budgettaire gevolgen aan de Staten voorleggen ter vaststelling. Bestedingen ILG in 2012 verwerkt conform systematiek voorgaande jaren De bestedingen ILG zijn in voorgaande jaren verwerkt conform de gemaakte landelijke afspraken in het handboek ILG. Ook in 2012 is gekozen voor deze verwerkingswijze. De kosten en opbrengsten zijn hierbij ten laste gebracht van de verschillende programma’s. In 2013 zal het ILG definitief worden afgewikkeld. Dan zal ook de wijze van begroten en verantwoorden moeten worden herijkt. Dit hangt af van de wijze van invulling van de natuurtaken, waarvoor de provincies zelfstandig verantwoordelijk worden. In de begroting 2014 zullen naar verwachting voorstellen worden opgenomen over de verdere (financiële) inrichting van de natuurafspraken.
2.5.2.
EHS voorfinanciering brengt waarderingsrisico’s met zich mee
In de jaarrekening 2012 is onder de overlopende activa een vordering op Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) opgenomen (totaal € 97,5 mln.). Dit betreft een vordering uit hoofde van voorfinanciering van de aankoop van grond en panden (voor de realisatie van EHS) in het kader van ILG. De intentie bestond de kosten voor aankoop op termijn ten laste te brengen van het ILG-budget (of de opvolger daarvan). Door het natuurakkoord en de financiële afwikkeling van het ILG per 2013 is het de vraag op welke wijze de vordering van BBL zal worden ingelost. De verwachting bestaat dat de door BBL, ten behoeve van provincie Overijssel, gekochte gronden zullen worden overgedragen aan de provincie. De provincie loopt hierbij het waarderingsrisico over de vordering. Dit risico wordt hierbij mede bepaald door de waarde van de onderliggende gronden en opstallen. Verwacht waardeverlies opstallen voorzien Provincie Overijssel heeft een specificatie van de onderliggende opstallen en gronden verkregen van BBL. Op basis hiervan bedraagt de boekwaarde van de onderliggende opstallen circa € 22 mln.
Pagina 7 van 30
Op basis van overleg tussen de provincie en BBL is door het college een inschatting gemaakt van het waarderingsrisico op deze opstallen. De voorziening is hiertoe in 2012 aangevuld. De voorziening per ultimo boekjaar bedraagt € 8,2 mln. en dient ter afdekking van het verwachte waarderingsrisico en nog door DLG in rekening te brengen boekverliezen op verkoop van grond.
Dit om de mogelijke risico’s van de formele afrekening ILG, maar ook het afwaarderingsrisico van de vordering op BBL af te dekken. De doeluitkering wordt hierbij derhalve deels gezien als getroffen “voorziening” voor het waarderingsrisico van de grond. Op basis van deze onderbouwingen kunnen wij instemmen met de huidige verwerkingswijze in de jaarrekening 2012.
Wij kunnen instemmen met de getroffen voorziening. Aangezien hierbij in belangrijke mate sprake is van inschattingen bestaan nog mogelijke aanvullende risico’s die financiële consequenties voor Overijssel met zich mee kunnen brengen (bijvoorbeeld verdere waardedaling van de gronden en opstallen). Wij hebben het college geadviseerd in 2013 het waarderingsrisico te analyseren en op basis hiervan de omvang van de voorziening te bepalen. Dit door bijvoorbeeld het laten uitvoeren van taxaties voor de onderliggende opstallen.
In 2013 zal nader inzicht ontstaan over de nog resterende financiële risico’s van de afrekening van het ILG. Tevens heeft het college toegezegd in 2013 de onderliggende specificaties van de gronden en opstallen nader te analyseren, het waarderingsrisico te bepalen en op basis hiervan de doeluitkering (indien noodzakelijk) om te zetten in een aanvullende storting in de voorziening waarderisico grondvoorraad BBL. Wij hebben het college geadviseerd in 2013 aan de Staten een totaalplaatje te presenteren van de financiële gevolgen van de afrekening ILG, inclusief mogelijke financiële consequenties voor dekking van het budget voor natuurtaken in komende jaren.
Waarderingsrisico gronden wordt deels afgedekt door doeluitkering ILG De boekwaarde van de door BBL aangekochte gronden bedraagt circa € 75,5 mln. Door het college is een inschatting gemaakt van het waarderingsrisico van de gronden (en daarmee de basis voor de waardering van de vordering op BBL). Op basis van de gemiddelde boekwaarde per m2 (€ 5) van de gronden heeft het college besloten geen aanvullende voorziening te treffen. Wij hebben de specificatie van de gronden nader geanalyseerd. Hieruit blijken diverse gronden met een naar verwachting lagere marktwaarde en daarnaast gronden waarbij de marktwaarde naar verwachting hoger is dan de boekwaarde. Per saldo ontstaat hieruit de gemiddelde boekwaarde van circa € 5 per m2. Hierbij worden echter de verwachte resultaten op de gronden (zowel positief als negatief) met elkaar gesaldeerd. Op basis van het BBV is het salderen van deze resultaten echter niet toegestaan en dient op individuele basis te worden gekeken naar de waardering van de gronden. Voor gronden met een lagere marktwaarde dient een voorziening c.q. afboeking te worden doorgevoerd. Gronden met een hogere marktwaarde blijven hierbij gewaardeerd tegen de boekwaarde. De huidige verwerkingswijze voldoet hierdoor niet aan het BBV. Bij een eventuele afwaardering zou het getroffen verlies worden gedekt uit een gedeeltelijke vrijval van de doeluitkering ILG (als financiële dekking voor de gekochte gronden). Deze doeluitkering is, zoals in de vorige paragraaf beschreven, uit voorzichtigheid gehandhaafd als overlopende passivapost (totaal circa € 54 mln.). PwC
Presentatie voorziening waarderisico grondvoorraad BBL niet conform BBV De voorziening waarderisico grondvoorraad BBL is conform vorig jaar aan de creditkant van de balans gepresenteerd. Formeel dient de voorziening ter afdekking van het risico op oninbaarheid van de voorfinancieringsvordering. Derhalve zou op grond van het BBV deze voorziening in mindering moeten worden gebracht op de opgenomen vordering. Gezien de omvang van de voorziening hebben wij dit niet als formele tekortkoming aangemerkt, aangezien dit het beeld van de jaarrekening niet in belangrijke mate beïnvloedt. Wel hebben wij het college nogmaals geadviseerd de voorziening in komend jaar op een juiste wijze te presenteren.
2.5.3.
De huidige economische omstandigheden hebben niet geleid tot afwaardering van de obligatieportefeuille
Provincie Overijssel heeft een omvangrijke obligatieportefeuille van € 1.396 mln. De nominale waarde van deze portefeuille ad € 1.357 mln. is gepresenteerd onder de financiële vaste activa. Het verschil ad € 39 mln. betreft het saldo van agio en disagio. Door de huidige economische omstandigheden bestaat het risico dat ultimo 2012 duurzame waardeverminderingen dienen te worden doorgevoerd op de waardering van uw obligatieportefeuille. In onze controle van de jaarrekening 2012 hebben wij hier controlewerkzaamheden op uitgevoerd.
Pagina 8 van 30
De huidige marktwaarde van de totale obligatieportefeuille bedraagt € 1.474 mln. In de portefeuille zijn tevens obligaties opgenomen waarvan de huidige marktwaarde op individueel of groepsniveau lager is dan de nominale waarde. Gedurende het boekjaar 2012 zijn diverse nieuwe aan- en verkopen verricht. Deze aan- en verkopen hebben deels te maken met aflopende obligaties die weer zijn herbelegd binnen de portefeuille. Daarnaast zijn in 2012 lopende obligaties verkocht door de externe vermogensbeheerder, aangezien dit was vereist op basis van de rating. Op deze wijze wordt voldaan aan de eisen die door de Staten zijn gesteld aan de obligatieportefeuille en wordt voldaan aan de eisen uit het treasurystatuut. De obligaties zijn gewaardeerd op basis van de “buy-and-holdstrategie”. Dit houdt in dat de provincie de intentie heeft om de obligaties aan te houden tot het einde van de looptijd. De waardering op basis van de “buy-andholdstrategie” is tevens in de toelichting op de waarderingsgrondslagen uiteengezet. Doorslaggevend voor de te hanteren waarderingsgrondslag is volgens het BBV de planning van de investeringen in relatie tot de provinciale liquiditeitsbegroting. Indien de looptijd van de obligaties correspondeert met de provinciale liquiditeitsbehoefte hoeft er tussentijds geen duurzame waardevermindering te worden doorgevoerd. Als nadere invulling van het BBV hebben wij hierbij geoordeeld vanuit een liquiditeitshorizon van 1 jaar. Uit de liquiditeitsprognose blijkt niet dat de provincie binnen één jaar obligaties dient te verkopen om de activiteiten te kunnen financieren. De financiering van de activiteiten kan in het komende jaar worden gedekt door de reguliere afloop van bestaande obligaties. Op dit moment wordt derhalve uitgegaan van het aanhouden van de obligaties tot het einde van de looptijd en zijn daarmee de obligaties terecht gewaardeerd tegen de nominale waarde. Voor de komende jaren is van belang om de provinciale liquiditeitsbehoefte adequaat te blijven monitoren. Op het moment dat de liquiditeitsbehoefte wijzigt en obligaties dienen te worden verkocht om de activiteiten te kunnen financieren bestaat het risico dat deze obligaties dienen te worden afgewaardeerd naar een lagere actuele waarde. Wij hebben het college geadviseerd de liquiditeitsprognose adequaat te blijven monitoren zodat tijdig kan worden ingespeeld op ontwikkelingen in de komende jaren en de effecten daarvan op de provinciale liquiditeitsbehoefte.
PwC
Naar aanleiding van marktontwikkelingen hebben wij tevens een controle uitgevoerd op het risico dat de nominale waarde niet gegarandeerd is (bijvoorbeeld bij Cypriotische obligaties of obligaties van banken die in 2012 zijn genationaliseerd en waarbij onteigening heeft plaatsgevonden) en derhalve een deel of de volledige nominale waarde niet meer zal worden ontvangen. Uit besprekingen die wij binnen uw organisatie hebben gevoerd en de controles die wij hebben uitgevoerd blijkt dat dit risico binnen de obligatieportefeuille ultimo 2012 zeer beperkt is. Deze marktontwikkelingen hebben derhalve niet geleid tot duurzame waardeverminderingen binnen uw portefeuille. Op basis hiervan kunnen wij instemmen met de huidige waardering in de jaarrekening 2012.
2.5.4.
Geen afschrijving over ontvangen disagio
In uw jaarrekening is ultimo 2012 een bedrag van € 5,2 mln. aan ontvangen disagio over de uitstaande obligaties opgenomen. Dit disagio betreft het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nominale waarde van de obligatieportefeuille. Onderstaand hebben we een voorbeeld grafisch weergegeven: € 1.100.000
Nominale waarde Marktwaarde (aankoopprijs)
€ 1.050.000
agio
€ 1.000.000
disagio
€ 950.000
€ 900.000 € 850.000 € 800.000 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
moment van aankoop
Pagina 9 van 30
Tot op heden wordt over het disagio niet afgeschreven. Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) stelt hierover: “Indien het (dis)agio wordt geactiveerd, vindt afschrijving plaats conform artikel 64, vijfde lid. Hierin is bepaald dat de afschrijvingsduur van de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio, maximaal gelijk is aan de looptijd van de lening.” Om die reden zou over het saldo van agio en disagio jaarlijks moeten worden afgeschreven. Het college kiest er echter voor het agio (het betaalde bedrag indien de verkrijgingsprijs > marktwaarde) af te schrijven over de looptijd van de obligatie en het disagio (het minder betaalde bedrag indien de marktwaarde < verkrijgingsprijs) uit voorzichtigheid te verantwoorden indien de obligatielening afloopt. Het college stelt zich op het standpunt dat de winst (disagio) pas wordt verwerkt op het moment dat het daadwerkelijk gerealiseerd is (bij afloop van de lening). Een uiterst voorzichtige benadering derhalve. Wel is sprake van een bestendige gedragslijn. Op basis van de huidige obligatieportefeuille is circa € 1,5 mln. van het disagio gerealiseerd en daarmee zou dit bedrag afgeschreven moeten worden. Gezien de door u vastgestelde controletoleranties is dit niet als tekortkoming aangemerkt. Wij hebben het college geadviseerd in 2013 de verwerkingswijze te heroverwegen.
2.5.5.
In de jaarrekening 2012 is een reorganisatievoorziening van € 4,9 mln. opgenomen
U heeft in het hoofdlijnenakkoord KVO 2011-2015 een aantal bezuinigingen opgenomen. Eén van deze bezuinigingen is een inkrimping van de ambtelijke organisatie van 831 FTE naar 753 FTE. Het college heeft hierop besloten tot aanpassing van de hoofdstructuur van de organisatie met als gevolg een directiebesluit op 19 september 2011 om te reorganiseren. In de jaarrekening 2012 is voor de kosten van reorganisatie een voorziening opgenomen. Dit aangezien in 2012 meer duidelijk is geworden over de concrete invulling van de reorganisatie. Op basis van het BBV dient een reorganisatievoorziening te worden gevormd. Onderstaand hebben wij uw voorziening getoetst aan deze voorwaarden:
PwC
Voorwaarde op grond van notitie “Het BBV en arbeidsgerelateerde verplichtingen” De provincie moet een reorganisatieplan en/of besluit hebben genomen in het betreffende begrotingsjaar Het personeel moet zijn geïnformeerd over het plan en/of besluit De verplichting moet op betrouwbare wijze berekend kunnen worden
Voldaan aan deze eis?
Toelichting
In 2011 is een besluit tot reorganisatie genomen. Omdat toen nog geen betrouwbare berekening van de verplichting kon worden gemaakt is in 2011 nog geen voorziening gevormd. Het personeel is in algemene zin, en de betreffende medewerkers in het bijzonder, geïnformeerd over de reorganisatie. Het college heeft een berekening gemaakt van de totale verplichting en hiervoor een voorziening gevormd. Wij kunnen instemmen met deze berekening.
Het college heeft de reorganisatievoorziening toegelicht in hoofdstuk 4.3.1 van de jaarstukken. De voorziening is gevormd voor de volgende kosten: WW-verplichting € 3,0 mln. Kosten van begeleiding boventalligen € 1,6 mln. Inhuur van een externe projectleider € 0,3 mln. + Totaal € 4,9 mln. Wij kunnen ons vinden in de inschatting van het college dat dit extra kosten zijn voor de reorganisatie. Aan de berekening van de voorziening liggen duidelijke veronderstellingen en externe rapporten ten grondslag. Om die reden kunnen wij tevens instemmen met de omvang van de voorziening. Hierbij merken wij op dat, gelet op de aard van de voorziening en de veronderstellingen die hierin gedaan zijn, deze voorziening de beste inschatting van de verplichting op dit moment is, maar dat de werkelijke kosten waarschijnlijk in meer of mindere mate hiervan zullen afwijken.
Pagina 10 van 30
2.5.6.
Onzekerheid met betrekking tot decembercirculaire provinciefonds
In de decembercirculaire heeft het ministerie van BZK aangegeven dat het provinciefonds door de systematiek van 'samen de trap op en samen de trap af' naar beneden zal worden bijgesteld. De oorzaak ligt bij het Rijk. Die heeft door de bezuinigingen minder besteed dan begroot (onderuitputting) hetgeen leidt tot 'samen de trap af'. Vanuit het ministerie is echter tot op heden nog geen berichtgeving ontvangen over de omvang van de daling en het effect voor Overijssel. Hierdoor is er sprake van een onzekerheid, aangezien bij het opstellen van de jaarrekening geen nadere informatie beschikbaar is omtrent het exacte bedrag. Het college heeft daarom besloten in de jaarrekening 2012 geen rekening te houden met het effect van de mededeling in de decembercirculaire. In de jaarrekening heeft het college deze onzekerheid adequaat toegelicht. Aangezien nadere informatie vanuit het ministerie over deze onderuitputting ontbreekt, kunnen wij ons vinden in de door het college gekozen verwerkingswijze.
2.5.7.
Motorrijtuigenbalasting verwerkt op basis van opgave belastingdienst
De opbrengst motorrijtuigenbelasting over 2012 bedraagt volgens informatie van de Belastingdienst ruim € 97 mln. Conform voorgaande jaren wordt door het CBM geen controleverklaring overgelegd waaruit de volledigheid, juistheid en tijdigheid van de verantwoorde (en geïnde) opcenten per provincie blijken. Er bestaat mogelijk nog een onzekerheid ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de in de jaarrekening 2012 verantwoorde opbrengst motorrijtuigenbelasting. Kwantificering van deze post is voor provincie Overijssel niet mogelijk. Naar verwachting is hier geen sprake van een omvangrijke onzekerheid. Aangezien sprake is van een landelijke systematiek en deze onzekerheid al diverse jaren bestaat, kunnen wij instemmen met de huidige verwerkingswijze.
PwC
2.5.8.
Verwerking mutatie reserve KVO voldoet aan afgesproken spelregels, informatie in de jaarrekening uitbreiden
Middels PS-besluit 2012/155 heeft u besloten tot een specifiek beleid inzake begrotingswijzigingen. In dit beleid zijn bepaalde bevoegdheden voor het muteren van de bestemmingsreserve Kracht van Overijssel (KVO) overgedragen aan het college van Gedeputeerde Staten. Samengevat heeft dit beleid tot doel om het college de vrijheid te bieden binnen het door PS beschikbaar gestelde krediet voor beleidsdoelen budgetten over de jaren middels een administratieve wijziging over te hevelen. Pas wanneer tussen beleidsdoelen overgeheveld dient te worden of het totale krediet niet toereikend is, is besluitvorming van PS noodzakelijk. In totaliteit wordt in 2012 ruim € 1,5 mld. aan reservemutaties (totaal toevoegingen en onttrekkingen) op de bestemmingsreserve KVO geboekt, waarvan een groot deel bestaat uit deze administratieve wijzigingen. Wij hebben middels een deelwaarneming vastgesteld dat de met PS gemaakte afspraken over de verwerking worden nageleefd. In het jaarverslag is per kerntaak weergegeven welke mutaties zijn verricht in de reserve Kracht van Overijssel (inclusief de begrote mutaties). Uit de verantwoording per kerntaak blijkt echter niet duidelijk welke begrotingswijzigingen zijn doorgevoerd door GS. In de monitor per ultimo 2012 is hierin wel informatie over opgenomen. Wij hebben het college geadviseerd in 2013 deze informatie ook expliciet in de jaarrekening te presenteren (eventueel een samenvatting op hoofdlijnen). Middels het vaststellen van de monitor, maar ook de jaarrekening door PS, worden de mutaties in de reserve Kracht van Overijssel (waaronder de gemandateerde wijzigingen) alsnog expliciet geautoriseerd door PS. Dit conform de afspraken met PS.
Pagina 11 van 30
2.6. Resultaat voor bestemming wijkt € 88mln. af van de begroting: voorspellend vermogen verbeteren Om inzicht te geven in het voorspellend vermogen van de provincie, geven wij in onderstaand overzicht weer wat de verschillen zijn tussen de primaire begroting, de aangepaste begroting en de programmarekening 2012. (x € 1 mln)
Begroting Begroting Realisatie voor na wijzigingen wijzigingen
Resultaat voor bestemming Mutaties reserves Resultaat na bestemming
Verschil (voordeel)
-86,7
-150,4
-62,4
88
86,7
150,4
115
-35,4
0
0
52,6
52,6
Tabel 5 Analyse resultaat
De belangrijkste afwijkingen tussen de bijgestelde begroting en de realisatie zijn in onderstaande tabel opgenomen.
(x € 1 mln)
Realisatie versus begroting na wijzigingen voor bestemming (V=voordeel, N=nadeel)
Bestaand beleid
53,2
Niet meer benodigde middelen
24,0
Niet geraamde lasten
-/- 5,4
Extra baten
16,2
Totaal
88
Tabel 6 Analyse belangrijkste afwijkingen in resultaat 2012
PwC
Onderstaand wordt beknopt ingegaan op een verklaring voor deze verschillen: Beleid: betreft onder andere onderuitputting in het investeringsprogramma Kracht van Overijssel; Niet meer benodigde middelen: betreft gerealiseerde projecten waarbij een deel van het budget niet gebruikt is; Niet geraamde lasten: betreft de voorziening voor reorganisatiekosten ad € 4,9mln. en de verhoging van de voorziening pensioen (gewezen) collegeleden; Extra baten: betreft voornamelijk aanpassing provinciefonds op basis van de decembercirculaire ad € 10,8 mln. en hogere rentebaten ad € 3,8 mln. Na vergelijking van de primaire begroting, de aangepaste begroting en de programmarekening 2012 concluderen wij dat provincie Overijssel een behoorlijke onderuitputting kent in de jaarrekening 2012. De gerealiseerde lasten zijn fors lager vergeleken met de aangepaste begroting 2012. De afwijkingen in de niet-geraamde lasten en de extra baten zijn zo laat in het jaar bekend geworden dat een begrotingswijziging niet meer mogelijk was. Ten aanzien van bestaand beleid en niet meer benodigde middelen zijn wij van mening dat naar verwachting een deel van deze afwijkingen reeds gedurende het jaar bekend was. In veel gevallen is Overijssel hierbij mede afhankelijk van derde partijen bijvoorbeeld voor het doorgaan van projecten. Hierdoor is niet altijd tijdig te voorzien dat de begroting niet zal worden gerealiseerd. Wij hebben het college wel geadviseerd het voorspellend vermogen in de organisatie te verbeteren.
2.7. Geen correcties in uw SISA-bijlage SISA blijft zich doorontwikkelen Onderdeel van uw jaarrekening is de SISA bijlage. In deze bijlage worden diverse rijksuitkeringen verantwoord. Wij voeren onze controle uit op grond van specifieke instructies van de rijksoverheid die onder meer zijn vastgelegd in de “Nota verwachtingen accountantscontrole 2012”. Mede naar aanleiding van overleg tussen de stakeholders (ministerie van Binnenlandse Zaken, uitkeringsverstrekkende ministeries), Auditdienst Rijk en de provincieaccountants is een aantal onduidelijkheden in de normstelling van de controles uit het verleden door een nadere toelichting weggewerkt. Het betreft met name de werkzaamheden met betrekking tot de deugdelijke totstandkoming van de zogenaamde D-indicatoren en de zogenaamde ‘0’ verantwoordingen. Tevens zijn cumulatieve indicatoren ingevoerd. Ook is de procedure inzake de heraanlevering met een nieuwe notitie verduidelijkt. Pagina 12 van 30
Overigens merken wij hierbij op dat de verduidelijking van de verwachtingen ook aan het licht heeft gebracht dat de stakeholders op specifieke punten verwachten dat de controlewerkzaamheden worden uitgevoerd met een kleinere materialiteit dan voor de jaarrekeningcontrole. Dit betekent ook dat de aanlevering van de SISA-bijlage meer inspanning vraagt van de organisatie om de gewenste kwaliteit te waarborgen. Dit jaar heeft het Rijk ook voor het eerst al inzicht gegeven in het aantal te verantwoorden uitkeringen en de indicatoren voor 2013. Op deze wijze kunt u tijdig uw administratie inrichten om over 2013 te voldoen aan de juiste verantwoordingseisen. Er zijn geen fouten en onzekerheden in de SISA-bijlage geconstateerd Op grond van het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden (BADO) gelden voor SISA andere, zwaardere, rapportagetoleranties dan u als Provinciale Staten in uw controleprotocol heeft opgenomen. Dit om de ministeries in staat te stellen om de specifieke uitkeringen vast te kunnen stellen en de Algemene Rekenkamer van informatie te voorzien. Wij hebben bij onze controle geen afwijkingen geconstateerd.
Door de provincie Overijssel zijn in 2012 geen interne risicoanalyses per SISAregeling opgesteld. Dit is echter wel aan te bevelen. Daarnaast hebben wij het college in overweging gegeven interne controles op de SISA-regelingen uit te voeren. Dit mede vanwege het toenemende belang en de financiële risico’s door de aangescherpte vereisten vanuit het Rijk.
2.8. U hebt voldaan aan de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens Op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (‘Wopt’) moeten beloningen, waaronder voorzieningen ten behoeve van toekomstige beloningen, zoals pensioen en ontslaguitkeringen, in de jaarrekening worden vermeld als deze de gemiddelde ministersbeloning (voor 2012 € 194.000) te boven gaan. Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat de Wopt wordt nageleefd door de provincie Overijssel. Er waren in 2012 geen beloningen die de Wopt grens te boven gaan. Met ingang van 2013 is deze wet gewijzigd in de Wet Normering Topinkomens (WNT). In de bijlage gaan wij nader op de effecten van deze wet .
In bijlage A gaan wij nader in op onze constateringen per regeling. Wat ging goed tijdens de controle en wat kan beter Bij aanvang van onze jaarrekeningcontrole was een concept SISA-bijlage beschikbaar op basis waarvan wij onze controle hebben kunnen uitvoeren. Ook de oplevering per specifieke SISA-regeling was goed. Per regeling is voor ons een dossier opgesteld met daarin de onderbouwende stukken. Tijdens de jaarrekeningcontrole geconstateerde bevindingen zijn direct aangepast in de definitieve SISA-bijlage die wij bij afronding van de controle hebben ontvangen. Een verbeterpunt met betrekking tot de oplevering betreft de onderbouwing / documentatie van indicatoren die door de accountant gecontroleerd dienen te worden op deugdelijke totstandkoming (zgn. D-indicatoren). Het is hierbij van belang dat expliciet wordt aangegeven op basis waarvan bepaalde aantallen in de SISA-bijlage tot stand zijn gekomen en hoe dit aansluit met de onderliggende administratie(s). Daarnaast is het van belang dat indien u steunt op de controleverklaring van een derde accountant, u de accountant voorafgaande aan de controle instructies meegeeft over de wijze en diepgang waarop de accountant zijn controle dient uit te voeren. Dergelijke instructies kunnen worden vormgegeven aan de hand van bijvoorbeeld een controleprotocol bij de desbetreffende toegekende subsidie.
PwC
Pagina 13 van 30
2.9. De interne beheersing van provincie Overijssel heeft zich verbeterd Onze bevindingen over uw interne controleomgeving hebben we weergegeven in onze Rapportage interim-bevindingen controle 2012 d.d. 11 december 2012. Onze conclusie was dat het niveau van de interne beheersing goed was. Hieronder voorzien we u van een update over de status van de interne controlebevindingen en onze opvolging hierop: # 1.
Gerapporteerde tekortkoming Het subsidieproces is gedigitaliseerd, interne controles op aanpassen
2. Doorontwikkelen liquiditeitsprognoses/ aandachtspunt waardering obligaties
Huidige status
3. Baten- en lastenstelsel
Update na ‘Rapportage interim-bevindingen controle’ Voor aanvang van onze jaarrekeningcontrole is een interne controle uitgevoerd op de verstrekte subsidies. Er is een interne analyse opgesteld van de waardering van de obligaties. Deze analyse is gebaseerd op een provinciebrede liquiditeitsprognose. Zie voor een verdere toelichting paragraaf 2.5.3. Het beleid van de provincie ten aanzien van het baten- en lastenstelsel is in 2012 niet essentieel gewijzigd. Door de provincie zijn een aantal controles uitgevoerd op de mogelijke financiële risico’s voor de jaarrekening 2012. In 2013 zal de toepassing van het baten- en lastenstelsel door het college worden geactualiseerd en geformaliseerd. De opvolging en gevolgen voor onze controle zijn hiernaast weergegeven.
Impact op onze controleaanpak Als onderdeel van onze jaarrekeningcontrole hebben wij een review uitgevoerd op de interne controlewerkzaamheden met betrekking tot subsidies. Hieruit zijn geen inhoudelijke bijzonderheden gebleken. Wel constateren wij dat in deze interne controle niet wordt beoordeeld of sprake is van een risico op staatssteun. Wij hebben het college geadviseerd deze controles voor 2013 te integreren. Tijdens de jaarrekeningcontrole hebben wij de opgestelde analyse voor de waardering van de obligaties beoordeeld en akkoord bevonden. Zie voor een verdere toelichting op ons oordeel paragraaf 2.5.3. In 2012 is actief gewerkt aan het verbeteren van de liquiditeitsprognoses. Er is een model voor de liquiditeitsprognoses ontwikkeld. In 2013 zal dit verder worden doorontwikkeld door ook expliciet een relatie te leggen met het EMU-saldo. Dit ter voorbereiding op de mogelijke effecten van de Wet HOF. Wij hebben wel geconstateerd dat in diverse afzonderlijke voorstellen reeds rekening wordt gehouden met dit effect. Hiermee wordt ook proactief invulling gegeven. Onderstaand is per punt uit de managementletter de opvolging en effect op de jaarrekeningcontrole weergegeven.
De systematiek inzake het nemen van lasten bij inkopen dient te worden aangepast. De last dient naar rato van realisatie te worden verantwoord in het boekjaar. Nu wordt de last volledig verantwoord in het boekjaar indien de prestatie voor 75% is geleverd. Begin 2013 is landelijk meer duidelijk geworden over de toepassing van het baten- en lastenstelsel. Dit is niet meer aangepast in de jaarrekening, aangezien de gehele monitoring gedurende 2012 gericht was op de oude systematiek. Hierbij is gekozen voor een bestendige gedragslijn. Het financieel effect hiervan betreft circa € 2,7 mln. Dit betreft inkopen waarvan de last reeds is genomen, terwijl de prestatie nog niet geheel is geleverd. Wij hebben dit als tekortkoming aangemerkt. Zie ook hoofdstuk 2.2. Hierbij is met het college afgesproken dat het stelsel van baten en lasten in 2013 integraal zal worden geactualiseerd en aan de Staten zal worden voorgelegd ter vaststelling.
PwC
Pagina 14 of 30
#
Gerapporteerde tekortkoming
Huidige status
Update na ‘Rapportage interim-bevindingen controle’
Impact op onze controleaanpak
4. Waardering provinciaal vastgoed
5. Financiële gevolgen herijking ILG nog onduidelijk
6. Verordeningen 216, 217 en 217a actualiseren
Door de Commissie BBV is begin 2013 een vraag en antwoord gepubliceerd inzake de waardering van vastgoed. Hieruit blijkt dat alle vastgoed met een maatschappelijke functie niet afgewaardeerd hoeft te worden, tenzij de bestemming wijzigt. Aangezien de boekwaarde van de bedrijfsgebouwen per 31 december 2012 ad € 38,8 mln. nagenoeg volledig uit de boekwaarde van het provinciehuis bestaat is daarmee het risico op een afwaardering beperkt. De provincie heeft een interne analyse uitgevoerd van de financiële gevolgen. Zie ook 2.5.1. en 2.5.2. Geen wijzigingen.
Tabel 7 Opvolging interne controlebevindingen
Voor subsidies zullen de huidige interne richtlijnen in 2013 verder worden aangescherpt. Wij hebben een controle uitgevoerd op de naleving van de aspecten van het baten- en lastenstelsel voor zowel subsidies als bestuursovereenkomsten. Hieruit blijken geen materiële tek0rtkomingen. Overijssel heeft een interne analyse uitgevoerd op de reeds ingetrokken subsidies en de subsidies waarvan bekend is dat deze lager zullen worden vastgesteld. Hieruit blijken geen materiële tekortkomingen. Derhalve zijn geen aanvullende correcties in de jaarrekening doorgevoerd.
Uit de door de provincie uitgevoerde werkzaamheden en onze aanvullende controlewerkzaamheden blijken geen materiële tekortkomingen. Derhalve kunnen wij instemmen met de huidige verwerkingswijze. Wij hebben op basis van de activastaat een analyse uitgevoerd op de samenstelling van de vastgoedportefeuille van de provincie. Hieruit blijken geen risico’s op een mogelijke afwaardering.
Zie ook hoofdstuk 2.5.1. en 2.5.2.
De kaderstelling zoals opgenomen in verordening ex. Art 216, 217 en 217a Provinciewet is niet in strijd met wet- en regelgeving die relevant is voor de accountantscontrole. Om die reden is geen sprake van impact op onze controleaanpak. In 2013 zullen de verordeningen worden geactualiseerd en worden voorgelegd aan de Staten ter vaststelling. = Geen voortgang sinds ‘Rapportage interim-bevindingen controle 2012’ = Voortgang geboekt sinds ‘Rapportage interim-bevindingen controle 2012’
PwC
= Tekortkoming opgelost
Pagina 15 van 30
Geconcludeerd kan worden dat Overijssel op veel aspecten reeds verbetermaatregelen heeft gestart. Wel zijn uit het jaarrekeningproces nog een aantal aanvullende aanbevelingen gebleken:
2.11. De dekking en reikwijdte van de controle is voldoende
De kwaliteit van oplevering van de jaarrekening (inclusief onderliggende documentatie) dient te worden verbeterd. In het jaarrekeningproces werd informatie te gefragmenteerd aangeleverd en was in een aantal gevallen niet volledig of kwalitatief onvoldoende. Wij hebben met het college duidelijke afspraken gemaakt om het proces in 2013 te verbeteren.
Verder doorontwikkelen van de leesbaarheid van de jaarrekening. De kwaliteit van de tekstuele toelichting op de balans en exploitatierekening is af en toe wisselend van aard.
De dekking en de reikwijdte van de controle Wij voeren de jaarrekeningcontrole uit om een oordeel over de getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarrekening als geheel te vormen, zoals bedoeld in artikel 217, tweede lid van de Provinciewet. Het is niet de doelstelling van de jaarrekeningcontrole om zekerheid te verschaffen over de kwaliteit van de interne organisatie. De controle van de jaarrekening bestaat uit een combinatie van controlewerkzaamheden, waaronder risicoanalyse, cijferbeoordelingen, beoordeling van de administratieve procedures en het daarmee samenhangende systeem van interne beheersingsmaatregelen en gegevensgerichte controlewerkzaamheden. De samenstelling en omvang van die werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het verkrijgen van dit oordeel over de getrouwheid en rechtmatigheid.
2.10. Beperkte bevindingen ten aanzien van uw IT-omgeving Wij hebben de betrouwbaarheid en continuïteit van uw geautomatiseerde gegevensverwerking beoordeeld. Onze controle heeft een aantal ontwikkelingen en aandachtspunten aan het licht gebracht. Deze hebben wij in onze managementletter met het college gedeeld. Onderstaand hebben we onze adviezen aan het college opgenomen:
Wij hebben geadviseerd op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over de inrichting van het SSC ICT en formele afspraken te maken over de dienstverlening van het SSC.
Uit testwerkzaamheden is gebleken dat accounts bij het uit dienst treden niet of niet-tijdig worden verwijderd binnen Windows AD en CiVision. Door het ontbreken van een gedocumenteerde procedure voor het monitoren, toekennen, wijzigen en vooral intrekken van autorisaties bestaat het risico van ongeautoriseerde toegang tot applicaties en data. Wij adviseren een gedocumenteerde autorisatieprocedure op te stellen met betrekking tot medewerkers die in- of uit dienst gaan of van functie veranderen en getroffen controlemaatregelen te registreren waardoor achteraf is vast te stellen dat de controlemaatregelen gewerkt hebben.
Tijdens onze controlewerkzaamheden maken wij gebruik van de rapporteringsen goedkeuringstoleranties zoals opgenomen in het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden (‘BADO’), tenzij Provinciale Staten in een controleprotocol ten behoeve van de accountant andere controle- en rapporteringtoleranties vaststelt. Dit houdt in dat wij een goedkeurende controleverklaring kunnen afgeven als de geconstateerde fouten minder zijn dan 1% (€ 25,8 mln.) en de onzekerheden minder zijn dan 3% (€ 77,4 mln.) van de totale werkelijke lasten en toevoegingen aan de reserves in de jaarrekening. Er zijn geen aanwijzingen van fraude gebleken De primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen en opsporen van fraude en onjuistheden berust bij het college van Gedeputeerde Staten. Provinciale Staten ziet erop toe dat het college hiertoe adequate procedures volgt en actie onderneemt als daartoe aanleiding bestaat. Als uw accountant hebben wij de verantwoordelijkheid om risico’s van fraude te herkennen, voor zover deze risico’s kunnen leiden tot materiële fouten in de jaarrekening.
Wij hebben op basis van de door ons uitgevoerde controlewerkzaamheden voldoende zekerheid verkregen om een oordeel over uw jaarrekening te kunnen vormen.
PwC
Pagina 16 of 30
Zoals afgesproken in ons controleplan, bestonden onze werkzaamheden uit het bevragen van de directie en anderen;
evalueren van de interne beheersingsmaatregelen en systemen in relatie tot fraude; het evalueren van de argumenten voor significante ongebruikelijke transacties; het beoordelen van schattingen in verband met mogelijke sturing; het beoordelen van de juistheid van handmatige journaalposten.
Tijdens deze werkzaamheden zijn ons geen aanwijzingen van fraude gebleken. Wij zijn onafhankelijk Wij hebben onze naleving van de externe onafhankelijkheidsregels over onze dienstverlening in 2012 bewaakt. We bevestigen dat we deze onafhankelijkheidsvereisten hebben nageleefd.
PwC
Pagina 17 van 30
3. Grip op uw financiële positie 3.1. De financiële positie van de provincie Overijssel is stabiel Wij hebben op basis van de jaarrekening, programmabegroting en meerjarenbegroting in hoofdlijnen een analyse opgesteld van de financiële positie van de provincie Overijssel. Voor deze analyse hebben we de financiële positie nader beschouwd op vier aspecten, te weten: financiële stabiliteit, financiële wendbaarheid, financiële weerbaarheid en wettelijke kaders.
Wendbaarheid Weerbaarheid
Figuur 1 Vier domeinen van de financiële positie
De financiële stabiliteit geeft de mate aan waarin de provincie haar financiële positie in evenwicht weet te houden. Deze stabiliteit komt tot uitdrukking in de exploitatie (saldo van baten en lasten), de balans (ratio’s) en de liquiditeitsbegroting van de provincie.
PwC
De financiële wendbaarheid geeft inzicht in de mate waarin de provincie snel accenten kan verleggen binnen de exploitatie. Belangrijk aspect betreft de classificatie van de baten en lasten als structureel c.q. vast of incidenteel c.q. variabel. Daarnaast geeft de mate waarin de provincie langdurige verplichtingen is aangegaan inzicht in de financiële wendbaarheid. De financiële weerbaarheid geeft aan in hoeverre de provincie op lange termijn kan blijven voldoen aan haar verplichtingen. Dit komt vooral tot uitdrukking in het weerstandsvermogen (eigen vermogen) en de solvabiliteitsratio van de provincie.
Stabiliteit
Wettelijke kaders
De mate waarin de provincie in enig jaar snel kan reageren op veranderingen en behoeften, ambities en doelstelling is vertaald naar de financiële wendbaarheid van de provincie.
Ten slotte dient het financiële beleid wel binnen de wettelijke kaders uitgevoerd te worden, zoals de kasgeldlimiet en renterisiconorm opgenomen in de Wet Financiering decentrale overheden en het EMU-saldo conform de Wet houdbare overheidsfinanciën.
3.2. De provincie weet haar financiële positie in evenwicht te houden Een duurzaam financieel beleid houdt onder andere in dat de voorzieningen voor de burgers en de provinciale lasten voor burgers stabiel blijven en burgers niet voor financiële verrassingen komen te staan. Deze stabiliteit komt tot uitdrukking op verschillende onderdelen van de financiële positie van de provincie: De VNG geeft aan dat de schuldenlast meer zegt over de financiële positie van gemeenten en provincies dan de hoogte van het eigen vermogen. Hiertoe worden diverse ratio’s gehanteerd. Onderstaand geven wij u inzicht in een veel gehanteerde ratio (debt-ratio) voor provincie Overijssel per 31 december 2012 in relatie tot de normstelling die hiervoor als uitgangspunt gehanteerd wordt. Tevens hebben wij de vergelijkende cijfers per 31 december 2011 opgenomen.
Pagina 18 of 30
Kengetal
Norm
31-12-2012
31-12-2011
Debt-ratio (=1solvabiliteitsratio)
< 80%
20%
21%
Tabel 8 Kengetallen stabiliteit
De debt-ratio betreft de verhouding van de schulden (exclusief voorzieningen) ten opzichte van balanstotaal. Een debt-ratio boven de 80% geeft signaal voor een slechte financiële situatie. De provincie Overijssel heeft op basis van bovenstaande debt-ratio een uitstekende financiële positie. Dit mede door de omvangrijke reservepositie.
3.3. De provincie kan snel kan reageren op veranderingen in de behoeften, ambities en doelstellingen van de provincie op korte en lange termijn De provincie is continu in beweging en vraagt door veranderingen in de maatschappij om aanpassingen van de behoeften, ambities en doelstellingen van de provincie. Het domein wendbaarheid geeft de flexibiliteit van de provinciale exploitatie en balansposities weer. Tevens geeft dit inzicht in de mate waarin de provincie op korte termijn accenten kan verleggen. Denk hierbij aan de ruimte binnen de exploitatie (structureel (voorbeeld kapitaallasten) versus incidenteel), onbenutte belastingcapaciteit, flexibele schil van de personele formatie (vast personeel versus inhuur) als ook de verkoop en/of andere financieringswijze van provinciale bezittingen.
Voor de normering geldt: hoe hoger het percentage, des te groter het aandeel van rentelasten in de totale exploitatie en daarmee des te lager de flexibiliteit in het resterende budget. De grenzen liggen als volgt: > 150%: onvoldoende, tussen 150% en 100%: voldoende, < 100%: goed. Deze percentages zijn gebaseerd op een richtlijn van de VNG. Met een score van -0,22% scoort de provincie Overijssel ook op deze indicator uitstekend.
3.4. De provincie is voldoende in staat om financiële tegenvallers en financiële risico’s op te vangen Ondanks een stabiele financiële positie staat de provincie bloot aan externe factoren zoals Rijksbezuinigingen en claims. Een belangrijke graadmeter voor de financiële positie is het weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen laat zien in hoeverre de provincie in staat is financiële tegenvallers op te vangen. In uw paragraaf weerstandsvermogen in de jaarrekening is dit nader uiteengezet en uitgesplitst in de weerstandscapaciteit en risico’s waarvoor geen (dekkings)maatregelen zijn getroffen. In onderstaande tabel hebben wij hiervan een samenvatting opgenomen: (x € 1 mln) A. Weerstandscapaciteit
Totaal 136,1
B. Beleidsrisico’s en bedrijfsrisico’s
63,5
Overschot aan weerstandsvermogen (A-B)
72,6
Tabel 10 Kengetallen weerbaarheid
Kengetal
Norm
31-122012
31-12-2011
Tabel 9 Kengetallen flexibiliteit
De provincie maakt gebruik van een methode waarbij risico’s worden gescoord en gewogen middels het risicomanagementsysteem NARIS. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bruto-risico (risico zonder dat hiervoor beheersmaatregelen zijn getroffen) en netto-risico (risico dat resteert nadat beheersmaatregelen zijn getroffen).
De netto-schuld als aandeel van de exploitatie geeft een indicatie van de druk van de rentelasten op de exploitatie. De netto-schuld als aandeel van de exploitatie is te berekenen als de som van de kortlopende schulden, de langlopende schulden, de voorzieningen minus de financiële vaste activa en de liquide middelen, gedeeld door de totale inkomsten.
Deze netto-risico’s worden vervolgens op basis van de volgende parameters vertaald naar de benodigde weerstandscapaciteit: Kans dat het risico zich voordoet; Waarschijnlijkheidsberekening (kans dat meerdere risico’s zich tegelijkertijd voordoen).
Netto-schuld als aandeel van de exploitatie
PwC
< 100 %
-0,22%
-0,15%
Pagina 19 van 30
Uit deze berekening blijkt dat sprake is van ruim voldoende weerstandscapaciteit. Wel adviseren wij u zowel bij risico’s als bij de weerstandcapaciteit meer onderscheid te maken in incidenteel en structureel. In uw financieringsparagraaf is een toelichting op de kasgeldlimiet en de renterisiconorm opgenomen. Hieruit blijkt dat de provincie heeft gehandeld binnen de grenzen van de Wet Fido.
3.5. Het begrote EMU-saldo is in relatie tot de invoering van de Wet HOF een aandachtspunt Met het wetsvoorstel Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF) wil het kabinet de Europese afspraken ten aanzien van begrotingsdiscipline doorvertalen naar gemeenten, provincies en waterschappen. Hoewel de wet nog niet definitief is vastgesteld, is de verwachting dat deze wel aangenomen zal worden en invloed zal hebben op uw toekomstige beleid. Het EMU-saldo of vorderingensaldo is het financieringssaldo minus deelname aan bedrijven en inkomsten uit kredietverstrekking, uitgedrukt in geld, van een overheid die lid is van de Europese Monetaire Unie (EMU). Het EMU-saldo is in 1992 door de EMU ingevoerd om vergelijkingen tussen de verschillende eurolanden te kunnen maken. In het verleden hanteerde elke staat zijn eigen berekening voor het financieringssaldo; vergelijken kon hierdoor niet. In het wetsvoorstel is hiervoor een eenduidige berekeningswijze voorgeschreven. Volgens de regels van de Wet HOF, mag het EMU-saldo bij de gemeenten, provincies en waterschappen niet groter zijn dan 0,5% van het bruto binnenlands product. De ruimte voor provincies wordt op basis van begrotingen verdeeld over de individuele provincies en wordt jaarlijkse in de septembercirculaire weergegeven. Wanneer het werkelijke saldo positief is, is er sprake van een vorderingenoverschot, als het werkelijke saldo negatief is, spreekt men over een vorderingentekort.
3.6. De kwaliteit van de jaarverslaggeving De jaarrekening is opgesteld door het College van Gedeputeerde Staten in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Als onderdeel van onze controle hebben wij:
de gepastheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving beoordeeld; de juistheid en de volledigheid van de toelichtingen beoordeeld.
De waarderingsgrondslagen zijn passend voor provincie Overijssel De jaarrekening is opgesteld door het College van Gedeputeerde Staten in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de stellige uitspraken in de notities van de commissie BBV. Wij achten de toegepaste grondslagen passend. De kwaliteit van de toelichting kan worden verbeterd De toelichtingen in de jaarrekening zijn beoordeeld en worden beschouwd in overeenstemming te zijn met de vereisten van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De toelichtingen zijn juist en volledig opgenomen en sluiten aan op het BBV. Wel zien wij dat de kwaliteit van de toelichting verder kan worden verbeterd. De toelichting op de balans en de kerntaken is hierbij af en toe wisselend van aard.
3.7. Door het college zijn evenwichtige schattingen gemaakt Bij het opstellen van de jaarrekening moet het college belangrijke schattingen voor de verslaggeving maken en toelichten. Wij hebben de schattingen die door het college zijn gemaakt bij het opstellen van de jaarrekening 2012 beoordeeld, en geconcludeerd dat deze zijn gebaseerd op passende bewijsstukken en goed uitgebalanceerde schattingen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van onze bevindingen met bijbehorende motivering.
De grens voor het EMU-saldo voor de provincie Overijssel is volgens de septembercirculaire 2012 bepaald op € 82,7 miljoen. Op basis van de realisatie in 2012 is de norm bijgesteld naar € 43,2 mln. In de jaarrekening is een korte toelichting opgenomen op het gerealiseerde EMU-saldo (€ 46,2 mln.). Hieruit blijkt dat Overijssel binnen de bestedingsruimte is gebleven.
PwC
Pagina 20 van 30
Beoordeling
Belangrijke schattingen 2012
Toelichting 2011 Afschrijvingspercentage De nota afschrijvingsbeleid zoals door het college opgesteld hebben wij gebruikt bij de toetsing van de afschrijvingen in de jaarrekening 2012. Hierbij hebben wij geen bijzonderheden geconstateerd. Op grond van het BBV dient echter op disagio afgeschreven te worden. Dit is tot op heden uit voorzichtigheid niet gedaan (bestendige gedragslijn). Zie ook paragraaf 2.5.4. Waardering deelnemingen Bij de waardering van deelnemingen is de provincie voorzichtig. Vanuit onze controle is gebleken dat de provincie een terughoudend beleid hanteert voor de waardering van de deelnemingen. Op het moment dat direct dan wel indirect (bijv. via leningen) wordt deelgenomen in ondernemingen met een klein risico dan wordt in veel gevallen een voorziening getroffen voor de gehele deelnemingswaarde. Waardering ruilgronden Ten behoeve van de Bypass in de IJsseldelta bij Kampen heeft de provincie een aantal ruilgronden geactiveerd onder de materiële vaste activa. De gronden die binnen de bypass liggen worden direct ten laste van het resultaat gebracht. De overige percelen worden op agrarische waarde of taxatiewaarde van de opstallen gewaardeerd. Omvang en toereikendheid van de voorzieningen Wij hebben de toereikendheid van de voorzieningen beoordeeld. Vanuit onze controle bestaat een onzekerheid ten aanzien van de omvang van de voorziening voor de gemeenschappelijke regeling ADT. Zie ook 2.4. Een belangrijk verbeterpunt uit 2011 was het verbeteren van de beheersing van de voorzieningen. In 2012 zijn hierin stappen gezet. Er zijn, naast de geconstateerde onzekerheid, geen verdere correcties geconstateerd. Onderbouwing van de voorzieningen in het jaarrekeningdossier blijft echter wel een aandachtspunt.
Afschrijvingen
Waardering deelnemingen
Waardering van de ruilgronden
Voorzieningen
In 2011 hebben wij twee onzekerheden ten aanzien van de voorziening gerapporteerd in ons accountantsverslag. De voorziening APPA is in 2012 actuarieel berekend. Op basis daarvan is de voorziening bijgesteld. Hiermee is de onzekerheid komen te vervallen. De voorziening fondsvorming voorfinanciering rijksweg 35 is daarnaast in 2012 deels vrijgevallen. Hiermee is de onzekerheid uit vorig jaar ook weggenomen. Controleverschil
Voorzichtig
Evenwichtig
Optimistisch
Controleverschil
Aanvaardbare bandbreedte – gebaseerd op materialiteitsoverwegingen Tabel 2 Bevindingen betreffende schattingen
PwC
Pagina 21 van 30
4. Uw speerpunten nader bekeken In 2012 hebben wij ons controleplan met de auditcommissie besproken. In deze bespreking zijn door de auditcommissie een aantal speerpunten benoemd, namelijk:
Risico’s Wet Hof, schatkistbankieren en materieel gesloten huishouding; Opvolging aanbeveling beheer materiële goederen; De wijze waarop de organisatie omgaat met de stapeling van subsidies naar organisaties, projecten en programma’s; Projectadministratie; Risicomanagement grote projecten binnen de administratieve organisatie.
Ten aanzien van de Wet HOF verwijzen wij u naar hoofdstuk 3 voor een korte analyse. Tot op heden heeft nog geen formele vaststelling van de wet plaatsgevonden. Het is derhalve nog onduidelijk hoe de wet exact gaat uitpakken voor provincie Overijssel. Duidelijk mag zijn dat bij het doorgaan van de huidige voorstellen provincie Overijssel zeer kritisch moet kijken naar de investeringsniveaus. Het inrichten van goede liquiditeitsprognoses inclusief koppeling met het EMU-saldo wordt hierbij zeer belangrijk. Het risico bestaat in theorie dat projecten/bestedingen naar latere jaren moeten worden doorgeschoven, aangezien mogelijk te weinig ruimte in het EMU-saldo bestaat. Wij adviseren u de ontwikkelingen rondom de wet adequaat te volgen. Het college zal zodra er meer informatie beschikbaar is de Staten informeren over de mogelijke gevolgen.
Het aanhouden van de tegoeden in de Nederlandse schatkist zal plaatsvinden in de vorm van een rekening-courant of termijndeposito’s. Over de aangehouden middelen wordt een voor de Staat marktconforme rente vergoed. Dit is over het algemeen een lagere rente dan normaliter door Overijssel als rendement wordt behaald op leningen. Alle tegoeden dienen per 31 december 2013 ter beschikking te staan aan de Staat. Een uitzondering hierop betreft de tegoeden die door u zijn aangehouden bij uw vermogensbeheerders. Over de wijze waarop deze middelen in de schatkist zullen vloeien wordt op dit moment nader overleg met u gevoerd door het ministerie van Financiën. Naar verwachting zal in 2013 meer duidelijkheid worden gegeven over de verwerking van de tegoeden die door u zijn aangehouden bij uw vermogensbeheerders. In 2012 zijn door u de consequenties van schatkistbankieren voor de rente en het rendement voor de provincie Overijssel, voor zover op dit moment te bepalen, in beeld gebracht. Daarnaast is in 2012 een liquiditeitsprognose opgesteld waarbij, vooruitlopend op het overleg met het ministerie van Financiën, rekening is gehouden met de afloop van uw vermogen aangehouden bij de vermogensbeheerders. Schatkistbankieren heeft voor de jaarrekeningcontrole 2012 nog geen gevolgen. In het kader van het sturen op liquiditeiten is het echter wel van belang dat tijdig inzicht wordt verkregen van de gevolgen op de obligatieportefeuille.
De materieel gesloten huishouding is daarnaast in het regeerakkoord opgenomen. Er bestaat nog geen duidelijkheid over de interpretatie en invulling hiervan. Derhalve kunnen wij u hier nog niet nader over informeren. De overige speerpunten zijn onderstaand nader voor u uitgewerkt.
4.1. Schatkistbankieren In het bestuursakkoord 2013 heeft het Rijk met de decentrale overheden afspraken gemaakt over de uitwerking van onder andere het schatkistbankieren. Dit houdt in dat decentrale overheden hun tegoeden aan zullen houden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse Staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.
PwC
Pagina 22 van 30
4.1. Beperkte aandachtspunten met betrekking tot stapeling subsidies 4.1.1.
Kaderstelling stapeling
Het subsidiebeleid van de provincie Overijssel is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2011 (verder: UBS 2011). Hierin is het volgende opgenomen over stapeling: Artikel 1.1.4. Stapeling 1.
Indien voor een activiteit subsidie kan worden verstrekt op grond van twee of meer hoofdstukken van dit besluit of op grond van de verordening dan kunnen Gedeputeerde Staten besluiten tot stapeling van de deelbedragen. 2. Stapeling is mogelijk tot een maximum van 80% van de subsidiabele kosten. 3. Het tweede lid is niet van toepassing bij cofinanciering uit de Europese structuurfondsen. 4. Voor zover de voorschriften die gelden ten aanzien van de deelbijdragen van elkaar verschillen, bepalen Gedeputeerde Staten bij subsidieverlening welke voorschriften van toepassing zijn.
Er bestaan geen verdere kaders ten aanzien van stapeling. Derhalve is dit door de ambtelijke organisatie ook nader uitgewerkt en ingevuld. Onderstaand hebben wij aan de hand van een aantal voorbeelden opgenomen wat momenteel ambtelijk wel en niet als stapeling wordt aangemerkt: Wel stapeling Subsidies Andere financieringsbronnen
PwC
Geen stapeling
Meerdere subsidies op grond van de UBS 2011 voor 1 activiteit Meerdere subsidies (zowel subsidie van provincie Overijssel als subsidie van andere overheden)
4.1.2.
Proces monitoring stapeling vooral gebaseerd op ervaring medewerkers
Met ingang van juli 2012 worden subsidies geregistreerd in de applicatie Generieke Voorzieningen. In Generieke Voorzieningen zijn documenten geregistreerd per aanvrager. Hierdoor kan op relatief eenvoudige wijze beoordeeld worden of sprake is van stapeling. Doordat echter de historie nog geregistreerd is in EDO (digitaal workflowsysteem) is op dit moment deze koppeling slechts via een omweg te maken. Momenteel wordt voor de beoordeling of sprake is van subsidies daarom voornamelijk gesteund op de kennis en ervaring van de betreffende medewerkers. Wel bestaat het voornemen om de beoordeling op stapeling standaard onderdeel te maken van het proces ter beoordeling van een subsidieaanvraag. Wij onderschrijven het belang hiervan.
4.1.3.
Onze aanbevelingen met betrekking tot stapeling
Op basis van de hiervoor opgenomen bevindingen adviseren wij het volgende: Scherp de kaderstelling ten aanzien van stapeling aan. Hierbij dient bijvoorbeeld expliciet te worden bepaald over welke periode stapeling dient te worden bezien bij meerjarige projecten; Voer de voorgenomen aanpassing in het werkproces subsidies zo spoedig mogelijk door; Maak de beoordeling van stapeling een standaard onderdeel van het subsidieproces door opname op de checklist voor behandeling van een subsidieaanvraag. Zorg hierbij ook voor bewustwording bij de medewerkers over de achtergrond en het belang van de toetsing.
4.2. Projectadministratie adequaat van opzet Ons vierde speerpunt betreft het gebruik van een projectadministratie voor projecten. Wij hebben daartoe geïnventariseerd op welke wijze de verschillende provinciale projecten worden geadministreerd en in hoeverre het proces met betrekking tot de registratie en bewaking van de projectadministratie in opzet toereikend is.
Pagina 23 of 30
4.2.1.
Alle projecten worden geadministreerd in een projectadministratie
Binnen de provincie Overijssel is sprake van twee typen projectadministratie, met onderstaande kenmerken:
Projectadministratie binnen de financiële administratie
Voor welke projecten 1. Kortlopende projecten 2. Eenvoudige projecten 3. Projecten met één financieringsbron
Kenmerken opzet
Separate projectenmodule van CiVision (en gekoppeld aan CiVision)
PwC
1.
Jaaroverstijgende projecten of programma’s, waarbij behoefte is om over meerdere jaren te kunnen begroten en te bewaken, of; 2. Een project met een bepaalde mate van complexiteit, waaronder meerdere financieringsbronnen c.q. donorbudgetten (verdeeld over meerdere producten), waarmee een afrekenrelatie bestaat, dan wel; 3. een combinatie van 1 en 2.
Aparte grootboekrekening binnen CiVision met verschillende kosten en opbrengstensoorten (budget op grootboekrekeningniveau); Geen jaarschijven in budgetten. Mogelijkheid om budgetten middels jaarschijven in de projectenmodule op te nemen; Budgetten kunnen op een laag detailniveau ingevoerd (en dus ook gemonitord) worden.
Daarmee kan geconcludeerd worden dat voor alle projecten een vorm van projectadministratie gevoerd wordt. Daarbij merken wij op dat de projectenmodule voornamelijk binnen de eenheid Wegen en Kanalen gebruikt wordt. Dit heeft voornamelijk te maken met de aard van de projecten (infrastructureel) die deze eenheid uitvoert. Daarnaast zijn circa vier projecten van andere eenheden opgenomen in de projectenmodule. Alle overige projecten worden dus geadministreerd binnen de financiële administratie.
4.2.2.
Proces met betrekking tot registratie en bewaking projectadministratie is toereikend
Wij hebben met de organisatie gesproken over de inrichting van de projectenmodule en het proces met betrekking tot registratie en bewaking. Aspecten die hierbij besproken zijn betreffen:
Juistheid van de registratie. Volledigheid van de registratie. Tijdigheid van de registratie. Toegangsbeveiliging.
Wij concluderen dat het proces in opzet toereikend is om bovenstaande aspecten te waarborgen. Dit door o.a. adequate controles in het inkoopproces (belangrijke basis voor tijdige en juiste registratie in de projecten), maar ook de wijze waarop projectbewaking plaatsvindt. De opdrachtgever voor een project is hierbij verantwoordelijk voor de beslissing of de projectenmodule voor een project wordt gehanteerd. Dit is ook vastgelegd in een notitie van de directie. In de afgelopen jaren hebben wij diverse controles uitgevoerd bij provincie Overijssel op verschillende projecten (met name subsidiecontroles). Hierbij hebben wij mede een controle uitgevoerd op de projectadministratie. Dit als basis voor veel subsidieverantwoordingen richting Rijk of andere subsidieverstrekkers. Uit deze controles zijn vrijwel nooit bijzonderheden gebleken ten aanzien van de kwaliteit en adequaatheid van de projectadministratie. Dit is naar onze mening een belangrijke indicatie dat de benodigde gegevens adequaat uit de projectadministratie te halen zijn. Uiteraard hangt de classificatie van een adequate projectadministratie ook af van de eisen en wensen zoals die worden gesteld aan de informatie die uit de administratie moet worden gehaald. Het tijdig inzichtelijk krijgen van de juiste informatie is hierbij een belangrijke voorwaarde.
Pagina 24 van 30
4.3. De uitkomsten van het doelmatigheidsonderzoek naar het risicomanagement bij grote projecten worden momenteel ambtelijk en daarna bestuurlijk behandeld Momenteel wordt het doelmatigheidsonderzoek ex Art 271a van de Provinciewet naar het risicomanagement afgerond. Wij hebben daarom kennisgenomen van de onderzoeksopzet van dit onderzoek. De volgende onderzoeksvragen worden in dit onderzoek onderzocht: 1.
Aan welke criteria (wettelijk en vanuit de theorie) moet een risicomanagementsysteem voldoen om doeltreffend en doelmatig te zijn? 2. Hoe is het risicomanagementbeleid van de provincie vormgegeven (opzet)? 3. Hoe geeft de provincie in de praktijk invulling aan risicomanagement? 4. Voldoen het risicomanagementbeleid en de praktijk aan de gestelde criteria van een risicomanagementsysteem? 5. Zijn er verbeteringen mogelijk in doelmatigheid en doeltreffendheid van het risicomanagementsysteem? En hoe kunnen deze vertaald worden in het nieuwe risicomanagementbeleid? Ter beantwoording van deze onderzoeksvragen zijn vier projecten als casus meegenomen in dit onderzoek. Omdat deze onderzoeksvragen aansluiten bij de door u gestelde vragen hebben wij geen nadere werkzaamheden met betrekking tot dit speerpunt verricht. Graag treden wij met u en het college in overleg over de uitkomsten van dit onderzoek en de aanbevelingen die hieruit volgen.
4.4. Opvolging aanbeveling beheer materiële goederen Het ministerie van BZK heeft op 14 december 2012 een brief gezonden aan provincie Overijssel over het financieel toezicht. Uit deze toezichtsbrief blijken een aantal aanbevelingen ten aanzien van de paragraaf kapitaalgoederen en de paragraaf verbonden partijen. Inmiddels heeft het college een brief met daarin een reactie vastgesteld en in maart 2013 voorgelegd aan Provinciale Staten. In deze brief is aangegeven dat in de kerntakenbegroting 2014 opvolging zal worden gegeven aan de aanbevelingen over de paragraaf kapitaalgoederen. Wij zullen de opvolging hiervan in de jaarrekeningcontrole 2013 meenemen als aandachtpunt.
PwC
Pagina 25 van 30
A.
Single information Single audit (SISA)
Wij hebben in onze controle specifieke werkzaamheden verricht om een oordeel te kunnen geven over de getrouwheid en rechtmatigheid van de financiële verantwoordingsinformatie in de bijlage inzake SISA bij de jaarrekening 2012 van provincie Overijssel. Onze werkzaamheden hebben gevarieerd tussen het beoordelen van de interne beheersing en het uitvoeren van detailcontroles. In de bijlage bij de jaarrekening zijn twee typen indicatoren opgenomen: Indicatoren (bedragen en andere kwantitatieve gegevens, veelal prestatieindicatoren), die van invloed zijn op de financiële vaststelling; Indicatoren, zonder invloed op de financiële vaststelling.
De rapporteringtolerantie heeft geen consequenties voor de omvang en aard van de controle van specifieke uitkeringen. Het gaat alleen om het rapporteren van de waargenomen fouten en onzekerheden voortkomende uit de accountantscontrole. Op basis van de nota verwachtingen accountantscontrole uitgegeven door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties rapporteren wij middels onderstaande voorgeschreven tabel de geconstateerde fouten of onzekerheden per regeling.
Voor de eerste indicator geldt dat er een relatie is tussen de jaarrekening en de bijlage. Wij hebben op deze indicatoren een reguliere rechtmatigheidscontrole uitgevoerd en indien specifiek gevraagd is de deugdelijke totstandkoming van de indicator beoordeeld. De tweede indicator heeft normaliter geen directe relatie met de provinciale jaarrekening. Deze indicatoren zijn noodzakelijk voor het departementale jaarverslag. Bij deze indicatoren hebben wij alleen de deugdelijke totstandkoming van de indicator beoordeeld. Voor de bevindingen uit onze controle gelden op grond van het Besluit Accountantscontrole Decentrale Overheden (‘BADO’) zwaardere rapporteringtoleranties dan voor andere onderdelen van de reguliere jaarrekening. In dit rapport van bevindingen hebben wij per specifieke uitkering fouten en onzekerheden, boven een vastgestelde financiële grens, opgenomen voor zover deze niet door de provincie zijn gecorrigeerd. De financiële grens is afhankelijk gesteld van de omvangsbasis van de regeling. De omvangsbasis wordt gebaseerd op de gevraagde indicator. Bij een gevraagde indicator van “bestedingen gedurende het jaar” wordt de omvangsbasis bijvoorbeeld gevormd door de bestedingen in de regeling. De financiële grens is per specifieke uitkering: € 10.000 indien de omvangsbasis kleiner dan of gelijk is aan € 100.000; 10% indien de omvangsbasis groter dan € 100.000 en kleiner dan of gelijk aan € 1.000.000 is; € 100.000 indien de omvangsbasis groter dan € 1.000.000 is.
PwC
Pagina 26 of 30
Nr
Naam specifieke uitkering of overige Subsidieregeling sanering verkeerslawaai (inclusief bestrijding spoorweglawaai) Bodemsanering (excl. Bedrijvenregeling) 2005-2009
E3 E6
E10
Bodemsanering (excl. Bedrijvenregeling) 2005-2009_Hernieuwde uitvraag 2010 Tijdelijke subsidieregeling innovatieprogramma Mooi Nederland
E11
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
E6_2010
Totale fout of onzekerheid per specifieke uitkering
Totale omvang van de fout of de onzekerheid (in Euro’s)
Toelichting fout/onzekerheid
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
E27
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)_Hernieuwde uitvraag 2010 Brede doeluitkering verkeer en vervoer
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
E28
Regionale mobiliteitsfondsen
€ 0,-
€ 0,-
1)
E30
Quick wins binnenhavens
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t
F3
Verzameluitkering EL&I
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
H8
Doeluitkering Jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg + Zorgkosten Jeugdzorg)
€ 0,-
€ 0,-
n.v.t.
E11_2010
Tabel 15 Bevindingen SISA-bijlage
1) In de bestedingen 2012 is na overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een correctie verwerkt uit 2010 (totaal € 5,2 mln.). Wij kunnen hier gezien de aard van de correctie (juiste interpretatie verwerking overgangsindicator) mee in stemmen. De bestedingen zijn in 2010 door ons gecontroleerd en rechtmatig bevonden. Derhalve heeft dit geen gevolg voor de subsidie. De berekende eindstand is nu rechtmatig gepresenteerd in de SiSa-bijlage 2012.
PwC
Pagina 27 of 30
B.
De volgende ontwikkelingen zijn van invloed op uw provincie
Signalen en aanbevelingen vanuit de publieke managementletter voor gemeenten ook van toepassing op Overijssel In de zomer van 2012 heeft de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants een publieke managementletter uitgebracht die is gebaseerd op kennis van accountants die werkzaam zijn in de sector. In de publieke managementletter met de titel Taak op taak, risico op risico geven deze accountants signalen en aanbevelingen voor een aantal thema’s. In dit accountantsverslag geven wij een samenvatting van de thema’s die ook van belang kunnen zijn voor de provincie Overijssel. Taak op taak vraagt om een langetermijnvisie Binnen de overheid is al enige jaren sprake van een decentralisatietendens. In het regeerakkoord is deze tendens nog eens benadrukt. Er worden steeds meer taken van de Rijksoverheid overgeheveld naar provincies en gemeenten, terwijl dit vaak gepaard gaat met een budgetkorting. De volgende aanbevelingen worden gegeven bij deze trend:
PwC
Breng concreet in beeld welke risico’s met de uitvoering van de nieuwe of gewijzigde taak (bijvoorbeeld op gebied van natuur) kunnen ontstaan en kwantificeer deze. Dit geldt ook voor de verdeling van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Als sprake is van een budgetkorting onderzoek dan ook hoe de taak efficiënter en innovatiever kan worden uitgevoerd. Denk hierbij ook na over samenwerking en preventiemaatregelen waardoor aanspraken kunnen worden beperkt. Zorg dat de interne beheersing klaar is voor de komst van nieuwe taken of de uitbreiding van bestaande taken. Als de fundamenten van de bedrijfsvoering op orde zijn kan de provincie reguliere en nieuwe taken gemakkelijker laten doorlopen en blijven beheersen. Zorg voor voldoende materiekennis over de nieuwe of gewijzigde taken, ook als deze aan derden wordt uitbesteed. Deze kennis moet niet alleen op het uitvoerende niveau aanwezig zijn, maar ook op het gebied van de financiële planning en control.
Sluit de in dit kader gemaakte beleidswijzigingen en strategische heroverwegingen aan op een meerjarig sluitende begroting. Bewaar hierbij het totaaloverzicht en versnipper niet te veel over beleidsvelden, sectoren en diensten. Pas gevoeligheidsanalyses toe, reken scenario’s en ramingen door, gebruik externe (benchmark)informatie en wees alert op planoptimisme en actualisatie van oud beleid. Zo wordt de meerjarenraming een belangrijk stuur- en beheersingsinstrument. Voorkom verrassingen en houdt Provinciale Staten tijdig op de hoogte van veranderingen. Ook als het tegenzit.
Bij samenwerking lijkt niemand verantwoordelijk Gemeenten en provincies zijn in de huidige omgeving steeds op zoek naar een meer efficiënte en effectieve uitvoering van taken en activiteiten. De noodzakelijke schaalgrootte wordt veelal gezocht in samenwerking met andere provincies, gemeenten of private partijen. Voor provincie Overijssel geldt dit bijvoorbeeld voor het shared service center samen met gemeente Zwolle en gemeente Kampen. In de praktijk bij veel landelijke organisaties blijkt de aansturing en beheersing van een samenwerkingsverband vaak nog onderbelicht te zijn. Dit vraagt om nieuwe zakelijkheid.
Maak heldere afspraken met de samenwerkende partij en leg deze vast. Zorg bij aanbesteding van taken voor voldoende eigen kennis en een deugdelijk bestek waarin de kwaliteit van de dienstverlening wordt omschreven. Analyseer vooraf wat er met de vermogens- en liquiditeitspositie gebeurt wanneer een derde partij garanties en borgstellingen eist. Maak een governance-overzicht van verbonden partijen en samenwerkingsverbanden en actualiseer dit regelmatig.
Digitalisering is een eiland Digitalisering speelt een steeds grotere rol in de maatschappij. Burgers en bedrijven maken in toenemende mate gebruik van sociale media en verwachten dat ook van de overheid. Steeds meer gemeenten en provincies steken energie in het ontwikkelen van digitale dienstverlening.
Page 28 of 30
Dergelijke automatiseringsprojecten vragen forse investeringen en de inzet van specialistische kennis. Het toenemende gebruik van digitale middelen brengt ook risico’s met zich mee op het gebied van informatiebeveiliging. Toch wordt digitalisering door veel overheidsinstellingen nog gezien als een eiland, een losstaand geheel. De samenhang met en de beoogde bijdrage aan de productiviteit en doelstellingen van de organisatie ontbreken vaak.
Het is daarom belangrijk in dit kader om bestaande ambities te heroverwegen en de effecten van het Regeerakkoord te verwerken in een meerjarenbegroting. De knelpunten en risico’s voor uw provincie worden dan zichtbaar.
De aanbeveling is dan ook om te zorgen voor digitale governance en control:
De Eerste Kamer heeft op 13 november 2012 het wetsvoorstel inzake normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, (hierna: “WNT”) aangenomen. Als gevolg van de WNT wordt de contractvrijheid in de (semi)publieke sector ingrijpend beperkt. Niet alleen de beloning wordt wettelijk gemaximeerd, maar ook de afvloeiingsregeling wordt begrensd op € 75.000. De wet loopt daarmee vooruit op de wijzigingen in het ontslagrecht die het kabinet in het Regeerakkoord heeft aangekondigd.
Veranker ICT in het strategische beleid en de governance van de provincie. Benader ICT als de ruggengraat van de bedrijfsvoering en de basis voor de dienstverlening en (arbeids)productiviteitsverbetering. Regel voor ICT-projecten voor overkoepelend projectmanagement, waarbij verder wordt gekeken dan het project zelf en projecten in relatie tot elkaar worden bezien. Besteed aandacht aan de koppeling met reeds bestaande ICT-voorzieningen. Zet informatiebeveiliging meer prominent op de agenda van het college van Gedeputeerde Staten en de Provinciale Staten. Zorg voor een goede afstemming tussen de ICT-functie en de gebruikers in de provincie.
Regeerakkoord riskant voor gemeenten en provincies De voorgenomen decentralisatie van taken naar gemeenten en provincies in combinatie met een korting op geld voor die taken is riskant. Dat schrijven de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) in december 2012 in een brief aan minister Ronald Plasterk (BZK) over het regeerakkoord.
De Wet Normering Topinkomens is op 1 januari 2013 in werking getreden
Drie beloningsregimes De WNT kent drie beloningsregimes. In het eerste regime mag de bezoldiging van topfunctionarissen niet uitstijgen boven een beloningsmaximum van € 187.340 (gebaseerd op 130 procent van het brutosalaris van een minister). Dit beloningsregime geldt voor de publieke sector en voor semipublieke instellingen als het onderwijs, de publieke omroep, drinkwaterbedrijven, woningbouwcorporaties en de zorg. In het tweede regime mag de beloning niet uitstijgen boven de voor die sector door de minister vast te stellen ‘sectorale norm’. Deze norm zal worden vastgesteld voor zorgverzekeraars. Het derde regime houdt in dat het kabinet de beloning niet normeert. Dit geldt voor bepaalde scheepvaartorganisaties. De toewijzing van instellingen aan de regimes kan door de minister worden gewijzigd.
Recent zijn afspraken gemaakt in een bestuursakkoord over de uitwerking van bepalingen in de Wet HOF, schatkistbankieren en het btw-compensatiefonds. Hiermee zijn weliswaar de ‘scherpe kanten’ van deze maatregelen verzacht, maar voor de Wet HOF en het schatkistbankieren blijven de instrumenten bestaan en de bezuiniging die was gekoppeld aan de afschaffing van het btwcompensatiefonds eveneens.
Van toepassing op bestuurders, toezichthouders en management De WNT is van toepassing op de ‘topfunctionarissen’ van een organisatie. Dit zijn meestal de bestuurders, toezichthouders, de hoogste ondergeschikten binnen een organisatie en degenen die belast zijn met de dagelijkse leiding. Voor toezichthouders geldt een norm van 5-7,5 % van de maximale bezoldiging die voor de instelling geldt. De WNT geldt ook voor interim-contracten van meer dan 6 maanden, bijvoorbeeld bij inhuur via een management-bv of adviesbureau.
Belangrijkste vraag blijft of de stapeling van bezuinigingen in het regeerakkoord, in samenhang met de decentralisatie en wijzigingen bij bestaande taken, door de gemeenten en provincies kan worden geabsorbeerd.
Voor alle organisaties geldt dat de beloning van bestuurders openbaar wordt gemaakt. Deze verplichting geldt ook voor andere werknemers als hun beloning uitstijgt boven het geldende beloningsmaximum.
PwC
Pagina 29 of 30
Gemaximeerde ontslagvergoeding In de eerste twee regimes wordt de gemaximeerde ontslagvergoeding ingevoerd. De vertrekvergoeding mag niet meer dan een jaarsalaris bedragen, en maximaal € 75.000. Uitzonderingen worden niet toegestaan, alleen lijken bepaalde wachtgelduitkeringen buiten schot te blijven. De WNT verbiedt alternatieve oplossingen om onder het maximum uit te komen, zoals het langer in dienst blijven terwijl geen arbeid meer wordt verricht. Van de wet afwijkende afspraken zijn nietig. Dit leidt ertoe dat een betaling die de norm overschrijdt, onverschuldigd is betaald. Toezicht op naleving Het wetsvoorstel geeft de minister ingrijpende handhavingsbevoegdheden. De minister kan de topfunctionaris en zijn werkgever, zo nodig met een last onder dwangsom, dwingen om betalingen in strijd met de wet ongedaan te maken. Een betaling in strijd met de wet kan de Minister als onverschuldigde betaling opeisen. Op ons als accountants rust een meldingsplicht. Pensioenfondsen, verzekeraars en de belastingdienst moeten desgevraagd inlichtingen verschaffen over ontslagvergoedingen. Het toezicht op de naleving van de WNT zal dus strikt zijn. Overgangsregeling De WNT kent een overgangsregeling. Daarbij is de datum van 6 december 2011, toen de Tweede Kamer het wetsvoorstel aannam, bepalend. De tot 6 december 2011 overeengekomen beloningsafspraken worden gehonoreerd gedurende 4 jaar. Daarna vindt een afbouw plaats in 3 jaar tot het voor de organisatie geldende maximum. Indien een contract voor bepaalde tijd wordt verlengd, geldt echter direct het nieuwe regime. Wijzigingen in de beloning of de duur van de arbeidsovereenkomst die tussen 6 december 2011 en inwerkingtreding van de wet zijn overeengekomen genieten geen bescherming van het overgangsrecht. Gevolgen voor uw organisatie Voor bestuurders, toezichthouders en managers in de semipublieke sector, waaronder uw organisatie, heeft de WNT ingrijpende gevolgen. Verdere aanscherping van de gestelde normen zal waarschijnlijk volgen. Het is noodzakelijk om bij alle overeenkomsten, beloningsafspraken en vertrekregelingen rekening te houden met de WNT. Daarnaast is het van belang de nadere invulling van de WNT goed te volgen.
PwC
Pagina 30 of 30