BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ Academische zitting en voorstelling van het jaarverslag p. 3/ V oordelen alle aard bedrijfswagens – FAQ
Academische zitting en voorstelling van het jaarverslag
Sabine Laruelle, Minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw en Jean-Marie Conter, Voorzitter van het BIBF. Op de achtergrond : Philippe Morandini, Voorzitter van de Franstalige Uitvoerende Kamer en Peter Defreyne, rechtskundig assessor van de Nederlandstalige Uitvoerende Kamer.
Mevrouw Laruelle beklemtoonde in haar toespraak meteen de essentiële rol van de kmo’s in de Belgische economie. Met 969 896 zelfstandigen en 89 722 starters in 2011 zijn ze goed voor 98,9 % van de Belgische ondernemingen, 50 % van de werkgelegenheid en 40 % van onze toegevoegde waarde, hetzij 66 miljard euro.
1
De minister onderstreepte dat het nieuwe kmo-plan, dat deel uitmaakt van het op handen zijnde herstelplan van de Regering, een reeks maatregelen bevat «die bestemd zijn om de durvers echt een duwtje in de rug te geven». Zij brak ook een lans voor de taak die de erkende boekhouders-fiscalisten opnemen als «steun en toeverlaat» van de zelfstandige en zij legde sterk de nadruk op het belang en de toegevoegde waarde van de expertise van de cijferberoepen voor de ondernemers. Kwalitatieve begeleiding is immers een must op weg naar het succes. Ten slotte had mevrouw Laruelle het over het wetsontwerp dat de boekhouders in loondienst de mogelijkheid zal bieden om, op vrijwillige basis en onder dezelfde toetredingsvoorwaarden, lid te worden van het BIBF. Dat laatste punt betekent de vervulling van één van de oudste wensen van ons Instituut. Dit getuigt andermaal van het vertrouwen dat het BIBF geniet bij onze voogdijminister.
Een aandachtig publiek.
Voorzitter Jean-Marie Conter dankte de Minister dan ook hartelijk voor haar niet aflatende inzet voor de zelfstandigen en voor ons beroep. Vervolgens zette hij de grote lijnen van zijn lopend mandaat uiteen. Hij maakte er een statement van dat de boekhouder-fiscalist absoluut moet leren om beter te communiceren met zijn cliënten. Een goed wederzijds begrip is de sleutel van het succes. Om Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33
Het BIBF heeft op 7 juni, in het Theater Wolubilis in SintLambrechts-Woluwe, zijn jaarverslag 2011 voorgesteld. Dit gebeurde tijdens een academische zitting die dit jaar gewijd was aan het thema «Samenwerking tussen cijferberoepen en FOD Financiën : utopie of realiteit ?» We mochten ons verheugen op de aanwezigheid van onze voogdijminister, mevrouw Sabine Laruelle, de heer Jean-Paul Servais, Voorzitter van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, de heer Erwin De Pue, Directeur-generaal van het Agentschap voor Administratieve Vereenvoudiging, de heer Roland Rosoux, Auditeur-generaal d.d., belast met de directie van de diensten vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, roerende inkomsten en roerende voorheffing, alsook van de Voorzitters en Ondervoorzitters van de andere Instituten en van de talrijk opgekomen leden en mandatarissen van het BIBF.
dat te bereiken moeten wij stress vermijden, onze tijd goed indelen en samenwerken in netwerken. Het BIBF zal trouwens opleidingen organiseren die daarop gericht zijn. Vervolgens behandelde de Voorzitter de «moeilijke» relatie tussen de fiscale administratie en de economische beroepen. Met veel diplomatie werd toegegeven dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Aan de ene kant moeten de professionals leren zich beter te organiseren in functie van bepaalde deadlines en hun werktermijnen dienaangaande inkorten (bijvoorbeeld : de belastingaangiften afstemmen op de termijnen van de NBB), leren vooruit te kijken door de belastingaangiften beter te spreiden en zo «bottlenecks» te vermijden. Deze zijn immers de bron van overbelasting en het vastlopen van het systeem met de daaruit voortvloeiende stress en ergernis. Hij wees vooral op de behoorlijke planning van de diensten, om de taak van bedrijfsadviseur en analist – de toekomstige core business van het beroep – optimaal te kunnen vervullen. Aan de andere kant wond hij er geen doekjes om dat de elektronische applicaties van de overheid nog te veel haperen. Hij stelde zich luidop de vraag : «Wanneer krijgen wij eindelijk betrouwbare elektronische toepassingen ?». Met deze vraag was alles gezegd. Hij besloot evenwel met een positieve noot : de oprichting van een technisch comité waarin de economische beroepen zullen vertegenwoordigd zijn en dat nauw zal samenwerken met de e-services van de FOD Financiën. Laten we hopen dat dit zal bijdragen tot een betere relatie met de administratie, zodat de samenwerking meer «realiteit» dan «utopie» zal worden.
onverzettelijke wil zonder evenwel de moeilijkheden die nog moeten worden overwonnen uit het oog te verliezen. Vervolgens proclameerden de heren Peter Defreyne en Philippe Morandini, respectievelijk rechtskundig assessor van de Nederlandstalige Uitvoerende Kamer en Voorzitter van de Franstalige Uitvoerende Kamer, de namen van de Nederlandstalige (91) en Franstalige (34) stagiairs die geslaagd zijn voor het praktisch bekwaamheidsexamen aan het einde van de stage en daardoor erkend boekhouder(-fiscalist) zijn geworden. Meester Defreyne hield in zijn toespraak een waar pleidooi voor de boekhouders-fiscalisten en voor het vaak moeilijke werk dat ze moeten verrichten, gelet op de verplichtingen waarmee ze dagelijks worden geconfronteerd en de zware verantwoordelijkheid die op hun schouders rust. Hij bracht ook hulde aan het werk dat het BIBF al jaren verzet ten behoeve van zijn leden en stagiairs. De heer Morandini beaamde dit en benadrukte tegelijk de competentie van de verschillende diensten van het Instituut alsook de beschikbaarheid en het professionalisme van het personeel van het BIBF. Ze worden beide hartelijk bedankt !
Uitreiking CNECB-NCAB-Prijzen voor de beste stagiairs 2011 Het is ondertussen een traditie geworden bij de voorstelling van het Jaarverslag van het BIBF dat de heren Gérard Delvaux en Robert Moreaux, Voorzitter en Ondervoorzitter van het CNECB-NCAB1, een prijs toekennen aan de 10 (5 Franstalige en 5 Nederlandstalige) meest verdienstelijke stagiairs van de lichting 2011.
Uitreiking van de «Pacioli Award»
Xavier Schraepen, Ondervoorzitter BIBF, overhandigt een prijs aan Christophe Brion, beste Nederlandstalige stagiair ingeschreven op tableau.
Vervolgens presenteerde Ondervoorzitter Xavier Schraepen de evolutie van het tableau van de BIBF-leden en -stagiairs. Hij had het ook over een aantal dossiers die bij de boekhouders-fiscalisten enige beroering hebben gewekt, zoals de aansprakelijkheid van de boekhoudprofessional bij de oprichting van de BVBA-Starter, de antiwitwaswetgeving en de opdrachtbrief die binnenkort verplicht wordt. Hij besprak ook de thema’s van deze ambtsperiode. We citeren de permanente dialoog met de administraties, de oprichting van een bemiddelingsdienst, de strengere opsporing van illegale beroepsbeoefenaars, de toenadering tot de andere Instituten, de organisatie van een uitgebreide campagne voor de promotie van het beroep en de verwachte intrede van de interne boekhouders. De Ondervoorzitter benaderde deze thema’s met optimisme en een
2
De Pacioli Award is de laatste aanwinst van de prijzen die ons Instituut uitreikt. Zoals Voorzitter Conter uitlegde is hij bedoeld om een markante en prominente figuur uit het cijferberoep, die algemeen gewaardeerd wordt om zijn competentie, zijn eerbaarheid en zijn inzet voor ons beroep, in de bloemetjes te zetten. Deze onderscheiding zal beurtelings uitgereikt worden aan een Nederlandstalige en een Franstalige laureaat. Dit jaar viel de eer te beurt aan een Franstalige confrater.
Guy Kahn ontvangt de «Pacioli Award» van Jean-Marie Conter, Voorzitter van het BIBF.
1
Collège National des Experts-Comptables de Belgique – Nationaal College der Accountants van België.
Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
Zonder de naam van de laureaat al te verklappen, gaf de Voorzitter lezing uit zijn CV : als accountant actief in verschillende liefdadigheidsinstellingen, voormalig voorzitter van het INFAC (Institut Supérieur de formation artisanale) en van het Institut Supérieur de Gestion et de Communication, vrijwillig consulent bij het Centrum voor Ondernemingen in Moeilijkheden, Voorzitter van de «rechters in sociale zaken» bij de arbeidsrechtbank van Brussel, Voorzitter van het Institut des Fiduciaires de Belgique… Een hele lijst, maar toen wendden alle blikken zich al naar de heer Guy Kahn, want het ging wel degelijk om hem. Onder luid applaus vervoegde de heer Kahn de Voorzitter op het podium. De Voorzitter overhandigde hem de Pacioli Award gevolgd door een dankwoord van de heer Kahn. Daarin wou hij vooral de nieuw erkende boekhouders(-fiscalisten) aanmoedigen om dit mooie beroep met optimisme en enthousiasme te omarmen. Voor meer daarover verwijzen we naar het jaarverslag, dat een interview met de heer Guy Kahn
bevat waarin hij een blik werpt op de toekomst van het beroep. De academische zitting werd afgesloten met twee zeer gewaardeerde seminaries : «E-facturatie : uitdagingen en toekomstperspectieven ?» door de heer Erwin De Pue, Directeur-generaal van de Dienst Administratieve Vereenvoudiging, en «De aangifte VenB en VAA» door de heer Roland Rosoux, Auditeur-generaal d.d., belast met de directie van de diensten vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, roerende inkomsten en de roerende voorheffing.
Gaëtan HANOT Verantwoordelijke publicaties BIBF Redactiesecretaris Pacioli
Voordelen alle aard bedrijfswagens – FAQ Inleiding Vanaf 1 januari 2012 wordt het forfaitair voordeel van alle aard van bedrijfswagens berekend in functie van de CO2-uitstoot en de cataloguswaarde van het kosteloos terbeschikkinggestelde voertuig, zoals bedoeld in artikel 65 WIB 1992 (art. 36, § 2 WIB 1992).1 Pro memorie : na wat trial and error-politiek kwam men tot een hernieuwde definitie van «cataloguswaarde» om potentiële misbruiken tegen te gaan. Concreet betreft het de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief de opties of accessoires en de werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno.2 Deze definitie wordt toegepast voor de berekening van de voordelen van alle aard toegekend vanaf 1 mei 2012. Vanaf deze datum wordt tevens rekening gehouden worden met de ouderdom van de wagen. De correctiecoëfficiënt bedraagt 6 % van de cataloguswaarde per jaar verstreken vanaf de eerste inschrijving van het voertuig, zonder dat de vermindering meer mag bedragen dan 30 %.
1
2
Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 30 december 2011 – Ed. 3. Vanaf aanslagjaar 2013 zal deze nieuwe berekening van het belastbaar voordeel opgenomen worden in artikel 36, § 2 WIB 1992 en niet meer in artikel 18 KB/WIB 1992. Programmawet (I) van 29 maart 2012, BS 6 april 2012 – Ed. 3.
3
Voor de voordelen die toegekend werden in de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2012 gelden de bepalingen zoals die zijn ingevoerd door de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen. Dit heeft tot gevolg dat er voor die periode inzake bedrijfsvoorheffing rekening wordt gehouden met de gefactureerde waarde (i.p.v. de cataloguswaarde). Daarnaast wordt er voor die periode geen rekening gehouden met de werkelijk betaalde btw, maar met de btw op de officiële catalogusprijs. Er is ook geen correctie voor de ouderdom van de wagen. Deze nieuwe regelgeving liet heel wat vragen onbeantwoord. De fiscus bleek zich hiervan bewust en publiceerde op 1 februari 2012 op zijn website een lijst met Frequently Asked Questions (FAQ), die op zijn beurt snel geactualiseerd werd (tweede lijst FAQ d.d. 13 april 2012), gelet op de wetswijziging. Hieronder volgt een bloemlezing uit deze veelgestelde vragen.3
1. De basisformule Het forfaitair voordeel wordt berekend door een CO2percentage toe te passen op zes zevenden van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig.
3
Aangezien de FAQ al rekening houdt met de door de programmawet van 29 maart 2012 aangebrachte wijzigingen moet ze met het nodige voorbehoud worden gelezen voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing.
Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5 % voor een referentie-CO2-uitstoot van 115 g/km voor voertuigen met een benzine-, lpg- of aardgasmotor, en voor een referentieCO2-uitstoot van 95 g/km voor voertuigen met dieselmotor. De CO2-waarde stijgt of daalt met 0,1 % per C02-gram hoger of lager dan voormelde referentie-uitstoot, met een minimumgrens van 4 % en een maximumgrens van 18 %.4 De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze worden aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de voertuigen met een CO2- uitstootgehalte van 195 g/km.
Voorbeelden : FAQ
15
17 – 19
17 – 19
In beginsel omvat de cataloguswaarde alle opties en accessoires. De FAQ voorziet evenwel in een uitzondering voor specifieke opties die essentieel zijn voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid. Het gaat bijvoorbeeld om een politieman of een brandweerman waarvoor een zwaailicht, een sirene, een zoeklicht of een dienstradio in zijn wagen geïnstalleerd wordt (FAQ 19). De kosten die gedaan worden om het terbeschikkinggestelde voertuig aan te passen of om te bouwen in functie van de lichamelijke beperkingen van de verkrijger van het voordeel (bv. aanpassing die de gas-, rem- en ontkoppelingspedalen vervangt door een systeem aan het stuur) worden ook niet meegerekend in de cataloguswaarde. Hieraan zijn wel twee voorwaarden gekoppeld. De kosten moeten vooreerst duidelijk uitgesplitst vermeld staan op de factuur. Daarnaast moeten de aanpassingen of verbouwingen niet ter beschikking staan van verkrijgers zonder die lichamelijke gebreken. De installatiekost van een automatische versnellingsbak zal dus nog wel in de berekeningsgrondslag blijven, aangezien iedereen deze optie kan bekomen (FAQ 20).
4
De Koning bepaalt jaarlijks de referentie CO2-uitstoot in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011 volgens de modaliteiten die hij vastlegt.
5
Dit bedrag wordt overeenkomstig artikel 178 WIB 1992 geïndexeerd.
4
Cataloguswaarde
Aankoop wagen voor : – Catalogusprijs excl. btw : € 30 000 – Korting : € 3 000 – BTW : € 5 670
In aanmerking te nemen : – Catalogusprijs excl. btw : € 30 000 – btw : € 5 670
€ 35 670
Gratis opties of tegen verminderde prijs
2. Berekening van de cataloguswaarde
Fleetkortingen of kortingen, gegeven in het kader van speciale acties, zijn uitgesloten voor de bepaling van de cataloguswaarde van het voertuig (FAQ 18-19). Doch, vanaf 1 mei 2012 is de korting indirect wel van belang aangezien er enkel rekening wordt gehouden met de werkelijk betaalde btw (cf. supra).
Berekening
Algemeen
Het voordeel mag voor het inkomstenjaar 2012 (AJ 2013) niet minder bedragen dan 1 200 euro (basisbedrag 820 euro) per jaar.5
2.1. Invloed van kortingen, opties, accessoires en btw op de cataloguswaarde
Feiten
Aankoop wagen voor : – Catalogusprijs excl. btw : € 30 000 – Opties (gratis) excl. BTW : € 3 000 – btw : € 6 300
In aanmerking te nemen : – Catalogusprijs excl. btw : € 30 000 – Opties (gratis) excl. btw : € 3 000 – btw : € 6 300
Aankoop wagen voor : – Catalogusprijs excl. btw : € 30 000 – Opties excl. btw : € 2 000 (i.p.v. € 3 000) – btw : € 6 720
In aanmerking te nemen : – Catalogusprijs excl. btw : € 30 000 – Opties excl. btw : € 3 000 – btw : € 6 720
€ 39 300
€ 39 720
2.2. Eigen bijdrage en zelf betaalde opties In een eerste lijst van FAQ viel te lezen dat de eigen bijdrage van de genieter in mindering kwam van het vastgestelde voordeel van alle aard (FAQ 8). Dit is op zich niets nieuws (cf. oude artikel art. 18, § 4 KB/WIB 1992, nu art. 36, § 2 laatste lid WIB 1992), ware het niet dat de administratie er in een tweede versie wel onmiddellijk aan vastknoopt dat het fundamenteel is dat die eigen bijdrage een tussenkomst van de genieter betreft in iets (een voertuig) dat door de werkgever/onderneming ter beschikking wordt gesteld. Dit laatste moet blijken uit de feitelijke en juridische omstandigheden (bv. leasingcontract, FAQ 28). Bovendien werd de door een werknemer zelf bekostigde optie van een wagen eerst niet als «eigen bijdrage» aanzien, maar mocht deze wel in aftrek worden genomen in de berekeningsbasis van de cataloguswaarde (FAQ 8 (eerste versie)). De administratie verduidelijkte dit met voorbeelden in zijn tweede, geactualiseerde, lijst van FAQ. Worden volgens de administratie bijgevolg niet langer als een aftrekbare eigen bijdrage beschouwd : – de bijdragen die een werknemer of bedrijfsleider moet betalen naar aanleiding van schade of een ongeval, ook wanneer de leasingmaatschappij pas op het einde van een leasingcontract een bedrag factureert ter vergoeding van de schade (FAQ 29); – de eigen kost van winterbanden, indien het leasingcontract niet voorziet in de terbeschikkingstelling van zulke banden (FAQ 30); Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
– de benzine- en tolkosten die een werknemer of bedrijfsleider tijdens een vakantiereis betaalt (FAQ 31); – de eigen kosten van een wasbeurt van de wagen (FAQ 32); – het feit dat een werknemer of bedrijfsleider voor zijn woon-werkverkeer en andere privéverplaatsingen de brandstofkosten volledig zelf betaalt (FAQ 33)6; – het afsluiten en volledig zelf betalen van de verzekeringspremie voor de terbeschikkinggestelde bedrijfswagen (FAQ 34); – de (installatie)kosten in verband met een trekhaak of een fietsendrager (FAQ 35). Wat bij de geactualiseerde versie van de FAQ tevens opvalt, is dat de administratie zelf terugkwam op haar rigide standpunt ten aanzien van zelf betaalde opties. Nu luidt het dat bepaalde opties toch als een eigen bijdrage van het toegekende voordeel van alle aard mogen worden afgetrokken voor zover de optie de cataloguswaarde heeft verhoogd. Meer bepaald gaat het om gevallen waarbij de werknemer meer opties wil (bv. metaalkleur, lederen interieur, siervelgen, edm.) of een duurder model (men wil bv. een Audi A4 in plaats van een A3) dan wat past binnen het standaardbudget en waarbij de werknemer van de werkgever toestemming krijgt om het leasebudget te overschrijden op voorwaarde dat hij het verschil zelf bijpast (FAQ 36 tot 38). De meerprijs (bv. maandelijkse inhouding op het nettoloon of eenmalige bijdrage) mag dan van het voordeel van alle aard worden afgetrokken. Gelet op het eenjarigheidsbeginsel mag de eenmalige bijdrage evenwel niet over verschillende jaren worden gespreid. Is de bijdrage hoger dan het toegekende voordeel, dan gaat het saldo verloren. Voorbeeld : een werknemer krijgt een leasewagen ter beschikking van zijn werkgever die hij mag gebruiken voor zijn woon-werkverkeer en andere verplaatsingen. De maandelijkse bijdrage van de werkgever in de leasewagen bedraagt 480 euro. Met dit maandelijks bedrag is het mogelijk om het standaardmodel A van het merk X te leasen. De werknemer wil echter een aantal bijkomende opties toevoegen. Het maandelijks bedrag wordt hierdoor verhoogd naar 560 euro. De meerprijs, 80 euro, neemt de werknemer zelf ten laste en kan hij aftrekken van het voordeel van alle aard dat hem wordt aangerekend voor het persoonlijk gebruik van zijn bedrijfswagen. Indien de werknemer daarentegen zou opteren voor een duurder standaardmodel en hiervoor een eenmalig bedrag van 10 560 euro moet bijbetalen, kan deze meerprijs als een eigen bijdrage worden aangemerkt die hij mag aftrekken van het voordeel van alle aard.
belastingplichtige kan deze kost dan ook niet in mindering van zijn voordeel brengen (FAQ 35). Ongeacht de aftrek van de eigen bijdrage(s) mag het voordeel van alle aard evenwel nooit minder bedragen dan 1 200 euro (AJ 2013) (cf. supra).
2.3. Berekening ouderdom van de wagen Per periode van 12 maanden die verstreken is vanaf de eerste inschrijving van het voertuig mag een reductie van 6 procentpunten worden toegepast, met een maximum van 30 % (cf. supra). Een begonnen maand telt hierbij voor een volledige maand. Veronderstel dat een wagen voor het eerst werd ingeschreven op 21 juni 2011. Voor de berekening van de periode die is verstreken sinds de eerste inschrijving van het voertuig telt een begonnen maand voor een volledige maand zodat moet worden vertrokken van 1 juni 2011. Het in aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde bij de berekening van het betreffende voordeel van alle aard bedraagt bijgevolg 100 % voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 mei 2012 en 94 % voor de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 december 2012 (FAQ 1).
2.4. Verworpen uitgaven : nettobedrag Elk voordeel van alle aard geeft tot slot aanleiding tot een bijkomende verworpen uitgave ten laste van de werkgever/onderneming. Dit bedraagt 17 % van het voordeel van alle aard (art. 198, 9° WIB 1992) en wordt berekend op het effectieve (en dus niet theoretische) voordeel. In voorkomend geval wordt de berekeningsbasis van het voordeel van alle aard dus verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer (FAQ 42).
3. CO2-uitstoot Om het CO2-uitstootgehalte van de betreffende voertuigen te kennen, kijkt de fiscus naar de officiële CO2-uitstoot zoals die vermeld staat op het inschrijvingsbewijs (en niet op het gelijkvormigheidsattest). Wanneer het inschrijvingsbewijs niets vermeldt en de DIV over geen informatie beschikt, moeten de forfaitaire uitstootwaarden gebruikt worden.7 De fiscus vestigt er wel de aandacht op dat in dergelijk geval de mogelijkheid bestaat om dit alsnog op het inschrijvingsbewijs te laten vermelden (FAQ 25).
Wie achteraf een trekhaak of een fietsendrager monteert, zal echter niet worden belast op een bijkomend voordeel van alle aard aangezien deze zaken geen betrekking hebben op de cataloguswaarde van de wagen (behoudens wanneer het leasingcontract kan worden herzien). De
Daarnaast nuanceert de FAQ ook de regels voor wagens die uitgerust zijn met een LPG-installatie. Een LPG-installatie wordt doorgaans naast het benzinesysteem ingebouwd, zodat de auto zowel op benzine als op gas kan rijden. Volgens de fiscus mag aangenomen worden dat auto’s die uitgerust zijn met een LPG-installatie in de regel ook op die brandstof zullen rijden (LPG is immers goedkoper dan benzine) waardoor er met de (lagere) CO2-uitstoot voor LPG rekening zal worden gehouden.
6
7
Dit is opmerkelijk want onder het oude regime nam de administratie nog het tegenovergestelde standpunt in (Com. IB 1992 nr. 36/142).
5
Voor meer inlichtingen kan men de infokiosk van de DIV contacteren op het nummer 02/277.30.50.
Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
Indien evenwel uit de feiten zou blijken dat er nooit of nauwelijks op LPG wordt gereden, zal het voordeel moeten worden berekend rekening houdend met de CO2-uitstoot voor benzine (FAQ 26). Voor wagens aangedreven met een elektronische motor wordt het minimum van toepassing zijnde basispercentage toegepast, zijnde 4 % (FAQ 27).
4. Pro rata temporis berekening 4.1. Verschillende wagens
De vragenlijst gaat ook in op de situatie waarin de onderneming samen met haar bedrijfsleider een wagen aankoopt (aankoop in onverdeeldheid). Indien een onderneming 90 % van de cataloguswaarde bekostigde, dan stelt ze in principe 90 % van de bedrijfswagen ter beschikking. Bijgevolg wordt de bedrijfsleider belast op 90 % van dit theoretisch voordeel.
4.4. Invloed van vakantiedagen en ziekteverlof
Wie tezelfdertijd over meerdere bedrijfswagens beschikt, zal voor elke wagen afzonderlijk een voordeel van alle aard worden aangerekend (FAQ 2). In geval van een beperkte terbeschikkingstelling gedurende een gedeelte van het belastbare tijdperk of wanneer de werknemer of bedrijfsleider in de loop van het jaar een andere firmawagen ter beschikking krijgt, moet het bedrag van het belastbare voordeel van alle aard pro rata temporis worden verminderd, en dit op basis van het aantal kalenderdagen (FAQ 3-4). Er wordt rekening gehouden met de eerste dag van de terbeschikkingstelling van de firmawagen, maar niet met de laatste dag waarop de firmawagen wordt ingeleverd. Het feit dat een werknemer of een bedrijfsleider tijdelijk zijn firmawagen niet heeft kunnen gebruiken ingevolge een onderhoud of een herstelling in de garage doet geen afbreuk aan de kosteloze terbeschikkingstelling van die firmawagen zodat deze situatie geen enkele invloed heeft op de berekening van het voordeel van alle aard. Een vervangwagen heeft daarbij geen invloed en zal geen nieuw voordeel van alle aard ‘activeren’ (FAQ 5). Dit zal echter wel het geval zijn indien men een aanloopwagen ter beschikking krijgt, in afwachting van de levering van de definitieve bedrijfswagen (FAQ 6). Het komt tevens voor dat een werknemer of bedrijfsleider van een garagebedrijf geen vaste firmawagen heeft, maar wel altijd, zowel voor privé- als werkdoeleinden, gebruik mag maken van één van de wagens (vervangwagen, testwagen, firmawagen, edm.) naargelang de beschikbaarheid op dat moment in het bedrijf. In dergelijk geval moet voor de vaststelling van het voordeel rekening gehouden worden met het voertuig dat de belastingplichtige het meest gebruikt heeft in de loop van die maand (FAQ 14). Eenzelfde regeling geldt tevens voor poolwagens (FAQ 12).
4.2. Lichte vrachtwagens, scooters en fietsen Het voordeel van alle aard, ontstaan door het privégebruik van een lichte vrachtwagen, een scooter of een fiets, wordt in tegenstelling tot gewone personenauto’s volgens de werkelijke waarde in hoofde van de verkrijger aangerekend. Hiervoor bestaat geen formule. Het voordeel dient begroot te worden op het concrete voordeel dat een werknemer uit het gebruik haalt (FAQ 7-8).8
8
4.3. Verschillende eigenaars
Zie evenwel de Circulaire nr. RH 242/612.802 (AAFisc Nr. 47/2011)
6
Normale afwezigheden zoals vakantiedagen, compensatiedagen, ziekteverlof hebben geen invloed op de berekening van het voordeel van alle aard (FAQ 9). Indien de werknemer evenwel langdurig ziek is en er in dergelijk geval contractueel een verplichte inlevering van het voertuig is bedongen, dan moet er bij effectieve inlevering voor die periode geen voordeel van alle aard worden belast. Het belastbaar voordeel wordt dan pro rata verminderd op basis van het aantal kalenderdagen dat de terbeschikkingstelling werd geschorst (FAQ 10). In het overige geval (geen contractuele clausule) zal er voor de periode van langdurige afwezigheid toch een voordeel van alle aard worden belast.
4.5. Bedrijfsvoorheffing Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing en de maandelijkse loonverwerking moet er tevens rekening gehouden worden met het effectieve aantal kalenderdagen van de maand (FAQ nr. 40). Het volstaat bijgevolg niet om het juiste bedrag van het jaarlijkse voordeel te delen door 12. Het voordeel voor juni 2012 is bijvoorbeeld 30/366 van het jaarbedrag. Het kan bovendien gebeuren dat de werkgever te weinig bedrijfsvoorheffing heeft ingehouden voor de eerste periode (van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2012). In principe zou er dan een rechtzetting moeten gebeuren. Bij wijze van tolerantie wordt evenwel uitzonderlijk toegestaan dat die rechtzetting niet moet worden doorgevoerd wanneer de betrokken werknemer inmiddels het bedrijf heeft verlaten. Het voordeel moet daarentegen wel correct op de fiches 281.10 of 281.20 worden vermeld (FAQ 39).
5. Carpooling : strengere voorwaarden De nieuwe FAQ-lijst geeft ook duiding over de berekening van het voordeel van carpoolers met een bedrijfswagen. Ter promotie van carpoolen als vorm van duurzaam woon-werkverkeer kende de federale overheid in het oude regime een fiscaal voordeel toe in de vorm van een aftrek van het aandeel carpoolkilometers, dat het
van 19 oktober 2011 waarin de fiscus heeft bevestigd dat de fiscale vrijstelling op de bedrijfsfiets geldt voor het volledige voordeel. Als de bedrijfsfiets wordt gebruikt voor de woon-werkverplaatsing, wordt er geen belastbaar voordeel alle aard aangerekend voor het privégebruik ervan (tijdens weekends of vakantieperiodes).
Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
Voorbeelden : FAQ
Feiten
Berekening
Voordeel9
Algemeen 3
Een werknemer krijgt vanaf 15 september 2012 een wagen ter beschikking
Terbeschikkingstelling vanaf 15 september 2012 tot en met 31 december 2012
108/366
3
Een werknemer wordt op 15 augustus 2012 ontslagen en moet op diezelfde dag zijn wagen inleveren
Terbeschikkingstelling vanaf 1 januari 2012 tot en met 14 augustus 2012
226/366
Specifieke gevallen 3
Wegens een uitzonderlijke gebeurtenis krijgt een werknemer een wagen ter beschikking van 1 maart 2012 tot en met 31 maart 2012 (datum inlevering)
Terbeschikkingstelling vanaf 1 maart 2012 tot en met 30 maart 2012
30/366
13
Wegens uitzonderlijke familiale omstandigheden moet de werknemer dringend naar huis en mag hij hiervoor uitzonderlijk de poolwagen van de werkgever gebruiken
Het louter toevallig gebruik door een werknemer van een voertuig van de werkgever voor een korte verplaatsing wordt als een niet belastbaar sociaal voordeel aangemerkt
0/366
Verschillende wagens tijdens het jaar 4
6
Voordeel wagen A : terbeschikkingstelling vanaf 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2012 Voordeel wagen B : terbeschikkingstelling vanaf 10 juli 2012 tot en met 31 december 2012
Een werknemer krijgt in de loop van het jaar (op 10 juli 2012) een andere wagen ter beschikking. De oude firmawagen wordt op diezelfde dag ingeleverd.
Voordeel aanloopwagen : terbeschikkingstelling vanaf 1 juni 2012 tot en met 31 mei 2012 Voordeel wagen A : terbeschikkingstelling vanaf 1 juni 2012 tot en met 31 december 2012
In afwachting van zijn definitieve wagen (leveringsdatum : 1 juni 2012) krijgt een werknemer vanaf 1 maart 2012 een aanloopwagen ter beschikking
191/366 175/366
92/366 214/366
Onderhoud en herstelling van de wagen 5
Een werknemer heeft het hele jaar door een wagen ter beschikking. De wagen staat 4 dagen in de garage voor onderhoud.
Het tijdelijk niet-gebruik van deze wagen en de beschikking over een vervangwagen heeft geen invloed op de berekening van de voordelen
366/366
366/366
Afwezigheden 9
Een werknemer kan omwille van vakantie, ziekte, … geen gebruik maken van zijn firmawagen
De forfaitaire berekening staat volledig los van de intensiteit of de frequentie van het daadwerkelijk gebruik van de firmawagen
10
Een werknemer is omwille van een slepende ziekte 100 dagen afwezig. In de overeenkomst is opgenomen : – dat hij de wagen moet inleveren – dat hij de wagen niet moet inleveren of geen clausule bedongen
Voordeel mag pro rata worden verminderd Geen pro rata vermindering van het voordeel 266/366 366/366
De werknemer levert vrijwillig de wagen in. 11
366/366
In het terbeschikkingsstellings-contract werd opgenomen dat de werknemer : – de wagen enkel mag gebruiken voor dienstverplaatsingen – de wagen enkel mag gebruiken voor dienstverplaatsingen en woon-werkverplaatsingen, maar niet tijdens vakantiedagen (20 dagen) of weekends (104 dagen) – de wagen ook voor privédoeleinden mag gebruiken
belastbaar9 voordeel quasi neutraliseerde (art. 38, § 1, al. 1, 9° WIB 1992). Dit voordeelregime wordt nog steeds aanvaard, maar wel onder strengere voorwaarden (FAQ 24).10 Zo is de fiscus van oordeel dat het carpool-aandeel in het totale traject essentieel moet zijn. Concreet betekent dit dat het aandeel carpooling voor de werknemerchauffeur minstens 80 % moet bedragen in het totale tra-
9
Geen voordeel Er is sprake van een persoonlijk gebruik waardoor het voordeel op forfaitaire basis wordt geraamd
0/366 366/366 366/366
ject woonplaats-vaste plaats van tewerkstelling.11 Indien er een omweg wordt gemaakt, wordt de carpoolafstand vergeleken met het normale traject (zonder omweg) dat de werknemer-chauffeur zou volgen wanneer hij alleen naar het werk zou rijden.12 Met deze voorwaarde volgt de fiscus het standpunt van de Rijksdienst voor Sociale
11 De regel van 40 dagen, zoals bepaald in de circulaire Ci.RH.241/ 573.243 d.d. 6 december 2007, is nog steeds van toepassing voor de vaststelling van de vaste plaats van tewerkstelling (FAQ 41).
2012 is een schrikkeljaar en telt derhalve 366 dagen.
10 Uit de eerste lijst FAQ bleek echter dat de administratie van plan was om de bestaande regeling volledig af te schaffen.
7
12 K. Janssens, «Zelf betaalde brandstof is geen ‘eigen bijdrage’», Fisc. Act. 2012, nr. 16, p. (1) 3-4.
Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012
Zekerheid.13 Een tweede voorwaarde houdt daarnaast in dat de wagen niet voor eigenlijke privéverplaatsingen mag worden gebruikt. Wie anno 2012 dus nog carpoolt zal het vooral uit ecologische of economische motieven doen eerder dan vanuit fiscale. Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, wordt het volledige woon-werktraject geacht te zijn afgelegd in het kader van het «georganiseerd gemeenschappelijk vervoer». Bijgevolg wordt het hele voordeel vrijgesteld als sociaal voordeel.
6. Weerslag op fiches 281.10 en 281.20 Op de inkomstenfiches moet enkel het bedrag van het belastbare voordeel van alle aard worden vermeld en niet langer het kilometeraantal (FAQ 22). Dit bedrag moet onder volgende rubrieken worden vermeld (FAQ 23) : – Voor de werknemers – Voertuig uitsluitend gebruikt voor eigenlijke privéverplaatsingen : vermelding in vak 9, rubriek c) «Voordelen van alle aard». – Voertuig uitsluitend gebruikt voor individuele woon-werkverplaatsingen : vermelding voor het volledig bedrag in het vak 17 «Bijdragen in de reiskosten», rubriek c) «Ander vervoermiddel». Daarbij moet : (1) vaststaan dat de werknemer het terbeschikkinggestelde voertuig effectief en uitsluitend voor zijn woon-werkverplaatsingen gebruikt en; (2) de werknemer aan zijn werkgever schriftelijk bevestigen dat hij zijn werkelijke kosten niet bewijst.14 De vrijstelling van maximum 370 euro (AJ 2013) voor de terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen kan hierdoor worden toegepast. – Voertuig gemengd gebruik voor eigenlijke privé verplaatsingen en woon-werkverkeer : aangezien de nieuwe forfaitaire berekeningswijze van het voordeel geen enkel verband meer houdt met de kilometers voor woon-werkverplaatsingen en volledig los staat van de intensiteit of de frequentie en de wijze van het daadwerkelijk gebruik van het voertuig (eigenlijke privéverplaatsingen of woonwerkverplaatsingen), is er in de nieuwe bereke-
ningswijze geen criterium meer terug te vinden om het voordeel om te delen over de eigenlijke privéverplaatsingen en woon-werkverplaatsingen. Bij de invoering van de nieuwe berekeningswijze was het echter niet de bedoeling om voormelde vrijstelling ten belope van maximum 370 euro (AJ 2013) te ontzeggen. Daarom mag het voordeel van gemengd gebruikte voertuigen als volgt op de fiche 281.10 worden omgedeeld : (1) ten belope van maximum 370 euro (AJ 2013) in het vak 17 «Bijdragen in de reiskosten», rubriek c) «Ander vervoermiddel», voor zover de werknemer geen aanspraak maakt op zijn werkelijke beroepskosten. (2) het verschil tussen het voordeel en deze 370 euro in het vak 9, rubriek c) «Voordelen van alle aard». Om die omdeling te kunnen maken, moet vaststaan dat de werknemer het terbeschikkinggestelde voertuig effectief voor zijn woon-werkverplaatsingen gebruikt. – Voor de bedrijfsleiders Het voordeel van alle aard betreffende de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen moet worden vermeld in het vak 9, rubriek c) «Voordelen van alle aard».
Conclusie De regering heeft twee programmawetten en twee FAQ’s nodig gehad om duidelijkheid te kunnen scheppen inzake de fiscale behandeling van bedrijfswagens. In de mate dat de laatste FAQ nieuwe (en zelfs strengere) regels bevat, kunnen vragen gesteld worden naar de rechtmatigheid van deze pseudowetgeving. Dit is tevens het geval voor de ogenschijnlijke schending van de grondwetsprincipes. Veronderstel immers twee werknemers met dezelfde wagen waarbij voor de ene werknemer alle kosten worden gedragen door de vennootschap en de andere werknemer bepaalde kosten (brandstof, verzekering, …) zelf moet dragen. Beiden worden wel belast op hetzelfde voordeel van alle aard, niettegenstaande het eigenlijke voordeel hoger is voor de werknemer die een tankkaart ter beschikking krijgt en ook voor zijn privékilometers mag tanken op kosten van de firma. Elk voordeel heeft zijn nadeel ? Akkoord, maar er zijn grenzen.
Tom DE CLERCK Dauginet Advocaten 13 Art. 38, § 3quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. 14 Deze voorwaarde geldt slechts om al bij het berekenen van de bedrijfsvoorheffing toepassing te mogen maken van de voormelde vrijstelling.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
Pa ci ol i N r. 344 B I B F - I P C F / 25 j u n i - 8 j u l i 2012