Toespraak van Sven Gatz Minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel Bij de voorstelling van het Jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat Brussel, Vlaams Parlement, 19 november 2014
Geachte voorzitter, Beste dames en heren,
- Eerst en vooral wil ik het team van het kinderrechtencommissariaat danken dat het mij de gelegenheid heeft gegeven het woord te voeren naar aanleiding van de publicatie van het jongste jaarverslag. Het geeft me in het begin van de regeerperiode de kans enkele klemtonen uit mijn beleidsnota toe te lichten die aansluiten bij kinderrechten. - Morgen, 20 november, vieren we de 25ste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag. Al een kwarteeuw vindt de internationale gemeenschap het de moeite waard om kinderrechten te omschrijven, na te leven en af te dwingen. Het lijkt vaak alsof iets wat al een kwarteeuw bestaat, definitief verworven is. Maar het nieuws van elke dag leert dat dit voor de kinderrechten nog steeds niet het geval is. - Ook in Vlaanderen blijven we vanuit het beleid aandacht hebben voor kinderrechten. Daarom besteed ik er in mijn beleidsnota heel wat aandacht aan. - De kennis over de kinderrechten bijvoorbeeld, blijkt ondanks het zilveren jubileum van het verdrag nog niet overal voldoende doorgedrongen. Ook in de komende jaren willen we inzetten op een betere verspreiding van
die kennis: wat zijn die kinderrechten juist? Welke gevolgen hebben ze? Waar kan je terecht bij een schending van kinderrechten? - We willen de komende jaren de kinderrechtenmonitor verder uitrollen. Het is van belang dat de kinderrechten op alle beleidsterreinen en bevoegdheidsniveaus op de agenda komen, gekend, nageleefd en gestimuleerd worden en dat de leefsituatie van onze kinderen verbetert. - Het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan zal met dat doel voor ogen volgens een nieuwe methode worden opgebouwd. Nu keurt de Vlaamse regering eerst een doelstellingenkader goed. Aan die doelstellingen worden dan acties gekoppeld, in samenspraak en overleg met de ministers uit andere, belendende beleidsterreinen. - Met de nieuwe methode willen we minder acties opleggen en toch meer resultaten boeken. Als minister zal ik daarbij meer coördineren. Jeugd blijft immers in de eerste plaats een horizontale bevoegdheid, waarbij samenwerking met andere beleidsdomeinen dan ook primeert. Op het terrein van cultuur was ikzelf bijvoorbeeld nog vorig weekend van de partij bij een aangename Kinderkunstendag. - Zoals de kinderrechtencommissaris suggereert, kunnen we ook de timing van de verslagen van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan herzien, zodat we voor bepaalde deelaspecten duidelijke, afzonderlijke communicatie- en terugkoppelmomenten kunnen voorzien. - In de beleidsnota maakten we bekend dat we voor een duidelijk aanspreekpunt voor kinderen willen zorgen. We willen het mogelijk maken dat ze ook terecht kunnen bij de Vlaamse Infolijn, het eerste aanspreekpunt voor burgers die een vraag willen stellen aan de Vlaamse overheid. Ik wil onderzoeken of het haalbaar is dat de Infolijn een
specifieke dienstverlening voor kinderen en jongeren kan waarborgen, bijvoorbeeld in samenwerking met AWEL. - We willen daarnaast onderzoeken of er geen behoefte bestaat aan een nieuw communicatieplatform voor kinderen en jongeren, zoals dat bijvoorbeeld al vele jaren succesvol bestaat in Schotland. Welke taken kan het opnemen? Met welke vragen en problemen moeten kinderen en jongeren er terecht kunnen? Deze vragen zijn pertinent, want er bestaat al een groot en verspreid aanbod aan informatiekanalen voor jongeren en kinderen. Het kinderrechtencommissariaat waarschuwde er al terecht voor dat als de informatie via teveel kanalen moet opgehaald worden, de jongeren door de bomen het bos niet meer zien. Bovendien is er een verschil tussen informatie geven, hulp bieden en klachten oplossen.
Voorzitter, dames en heren, - Een toenemende zorg van het beleid ten aanzien van kinderen en jongeren is het ruimtegebrek voor jongeren. Kinderen en jongeren moeten plaats krijgen, ruimte krijgen om jong te zijn, te spelen, te ontdekken en uit te proberen, en dat mag je voor sommige zaken zowel letterlijk als figuurlijk nemen. - Denk bijvoorbeeld maar aan het fenomeen van GAS-boetes. Uit recente gegevens – niet alleen van VVSG, maar ook gisteren van de stad Antwerpen - blijkt gelukkig dat kinderen en jongeren erg weinig GASboetes krijgen. Maar ik wil niettemin dat er overal een degelijk en realistisch GAS-beleid tot stand komt, dat niet in strijd is met het kinderrechtenverdrag. Te vaak immers komen er conflicten in het nieuws waarin mensen klagen over overlast door kinderen die gewoon doen wat
kinderen nu eenmaal doen: spelen, bewegen, roepen, zingen, noem maar op. Kinderen moeten in de eerste plaats kind mógen zijn. - Door het label kindvriendelijke gemeente verder te promoten wil ik lokale besturen stimuleren om zo’n kindvriendelijk beleid te voeren, een bestuur waarbij voor alle beleidsbeslissingen het belang van en de impact op kinderen in rekening wordt gebracht. Ik geloof echt dat die labels van kindvriendelijke gemeente effect kunnen sorteren, want welke gemeente wil er nu prat op gaan niet kindvriendelijk te zijn? - Ik zie het daarnaast als één van de belangrijkste uitdagingen om de toegang tot het vrijetijdsaanbod te verhogen. Het klassieke jeugdwerk is vandaag nog te blank. Maatschappelijke kwetsbare jongeren vinden hun plaats nog niet in het jeugdwerk. Iets wat ook geldt voor andersvalide jongeren. Net zoals de kinderrechtencommissaris in zijn jaarverslag vraagt, wil ik dat er meer aandacht gaat naar kinderen en jongeren die uit de boot dreigen te vallen, op welke manier dan ook.
Beste dames en heren, - In het jeugdbeleid is er de voorbije weken een en ander te doen geweest over de plannen van de regering om de sectorale subsidies voor jeugd over te hevelen naar de lokale besturen. Net zoals dat voor de lokale cultuursubsidies vanuit de Vlaamse overheid geldt. De regering komt daarmee tegemoet aan een wens van de lokale besturen om zelf meer autonoom een jeugd- en cultuurbeleid te kunnen uitstippelen dat tegemoet komt aan de lokale noden en wensen en niet aan wat de Vlaamse overheid in Brussel meent dat overal in Vlaanderen moet gebeuren.
- Sommigen vrezen nu dat lokale besturen gebruik gaan maken van die lokale autonomie om het geld van jeugd en cultuur dat ze straks ongeoormerkt zullen krijgen, in de riolen of infrastructuur te stoppen en niet meer in jeugd of cultuur. Ik ben ervan overtuigd dat de lokale besturen wijzer zijn en dat het draagvlak voor een lokaal jeugdbeleid vandaag voldoende sterk is om ervoor te zorgen dat dit niet zomaar kan worden weggevaagd als overbodige luxe. - Maar ik deel toch ook een beetje de bezorgdheid van de critici. Daarom wil ik het lokaal jeugdbeleid monitoren. In navolging van de nulmeting over jeugdbeleid binnen de beheers- en bestuurscyclus (BBC) wil ik een 1-meting invoeren. Ik wil dus weten door te meten wat er met het voor jeugdbeleid bedoeld geld gebeurt. - Ik wil zelfs niet alleen kwantitatief monitoren, maar ook kwalitatief. Ons klassiek jeugdwerk kan bijvoorbeeld nog veel te weinig tastbare resultaten voorleggen over zijn inspanning om de diversiteit van de samenleving ook in het jeugdverenigingsleven te weerspiegelen.
Voorzitter, dames en heren, - Tot slot wens ik het kinderrechtencommissariaat de komende jaren alle goeds toe. Ik kijk er naar uit om met deze parlementaire instelling samen te werken en te overleggen. Ik dank u voor uw aandacht.