Deel 1:
Aanzet kennisagenda Werkplaats Sociaal Domein Nijmegen
Kernwoorden: Inclusie Inclusief onderwijs Passend onderwijs en passende arbeid voor jongeren Integrale levenskwaliteit Capability benadering Aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement Sociale leerprocessen Evaluatie van effecten Leerinfrastructuur Actie-leren
Inleiding Vanaf 1 januari 2016 start in Nijmegen de Werkplaats Sociaal Domein Nijmegen, dat tot eind 2018 gefinancierd wordt door het Ministerie van VWS. Het netwerk wordt vooreerst gevormd en ondersteund door verschillende partners waaronder Gemeente Nijmegen, ROC Nijmegen, Gemeente Heumen, Gemeente Venlo, Gemeente Peel en Maas, Coalitie Erbij en Academische Werkplaats Jeugd. Kenniscentrum HAN SOCIAAL faciliteert dit netwerk. Het doel van het kennisnetwerk is het ondersteunen van de huidige transformatie in het sociaal domein vanuit een innovatieve aanpak.
Inclusie De transformatie van het sociaal domein betreft een maatschappelijke opdracht: gezamenlijk werken aan een samenleving waarin mensen in kwetsbare situaties versterkt worden om (weer) aangesloten te zijn in de samenleving (inclusie) en hiermee kwaliteit van het bestaan te verbeteren. Deze maatschappelijke opdracht doet onder meer een appèl op professionals om mensen in kwetsbare situaties en mensen om hen heen (zoals buren, familie, docenten, andere hulpverleners) te ondersteunen in het verbeteren van hun kwaliteit van bestaan. De transformatie is dan ook een sociaal proces, waarin professionals en burgers vanuit een op samenwerking gerichte houding, afstemmen met elkaar en gezamenlijk streven naar overeenstemming over wat er in een bepaalde situatie aan de hand is; wat daarbij de belangrijke kwesties zijn; en welke ondersteuning geboden moet worden (Van Hattum en Van Hal, accepted). Kortom, de transformatie in het sociale domein betekent dat dienstverlening niet alleen opnieuw georganiseerd en gestructureerd wordt, maar bovenal dat professionals vanuit een andere houding en nieuwe kennis hun werk doen. Het daadwerkelijk vorm geven aan bovengenoemde opdracht vraagt aansluiting bij de leefwerelden van mensen in kwetsbare situaties. We zijn allemaal anders. Om iedereen zijn plek in deze samenleving te laten vinden om op passende wijze mee te kunnen doen, is inclusief onderwijs, een gevarieerde arbeidsmarkt, betekenisvol contact in de wijk en aandacht voor kwaliteit van bestaan van groot belang. Dit vraagt om een transformatie in houding, het verwerven van aanvullende en nieuwe kennis van professionals met uiteenlopende professies (bv. sociale wijkteams, wijkverpleegkundigen, docenten, huisartsen). Zo ook van vrijwilligers, mantelzorgers en andere actieve burgers (bv. Zonnebloem, Humanitas, ANBO) en bewoners die buurtinitiatieven ondernemen. De transformatie van houding en verwerven van nieuwe kennis bij professionals is eveneens aan de orde als zij werken met jongeren, opvoeders, ouderen en migrantenburgers. Inclusie vraagt om 1
gezamenlijke reflectie: Wat verwachten we van elkaar? Wat zijn ieders belangen? Durven we eigen vooroordelen los te laten? En hebben we het lef om zo nodig anders te handelen? Inclusie vraagt ook om kritisch te kijken naar de effecten van het handelen: Tot welke veranderingen leidt dit nieuwe werken? En wat kunnen we leren van de mogelijke onbedoelde gevolgen van deze transformatie? De transformatie van het sociale domein vraagt om een visie en aanpak die mensen verbindt en die leidt tot daadwerkelijke samenwerking met de betrokken belanghebbenden in een lokale situatie of kwestie. Met een dergelijk kader ontstaat de mogelijkheid om op het niveau van individuele casussen het gesprek te voeren over hoe (in)formele dienstverlening in het sociale domein kan worden ingericht om een waardig en voor die persoon betekenisvol leven in de eigen context te ondersteunen. Door te ‘leren van deze gevallen’ (Van der Laan, 1995 ) kunnen bottom up lessen getrokken worden voor verdere professionalisering in het sociale domein. Tegelijkertijd dient zich de vraag aan of en hoe een situatie collectief kan worden opgepakt door de burgers zelf al of niet met ondersteuning van professionals. Een dergelijk kader wordt geboden door de capability benadering, oftewel capability approach (CA). De CA is een kader voor de evaluatie van individueel welzijn waarbij centraal staat hoe mensen vorm kunnen geven aan hun eigen leven. De capabilities staan voor de realistische mogelijkheden die een mens op een specifiek domein heeft om zijn of haar leven vorm te geven. Ieder mens staat dan ook voor de opgave om zijn of haar realistische mogelijkheden om te zetten in het door hem- of haarzelf gewenste functioneren. Zo nodig met ondersteuning van anderen.
Overkoepelende werkwijze Actie-leren wordt gehanteerd als basisaanpak waarbij de kennisontwikkeling en gedragsverandering vanuit en in relatie tot de lokale praktijk uitgangspunt is. Om dit actie-leren gestalte te geven worden actieleergroepen (AL-groepen) of communities of learning (CoL’s) opgezet die nadrukkelijk streven naar transdisciplinaire deelnemers, dat wil zeggen dat naast (aankomend) beroepskrachten ook bewoners, cliënten en ervaringsdeskundigen deel uitmaken van de AL-groep. De HAN heeft hiervoor verschillende vormconcepten die specifiek op de deelname van onderwijs gericht zijn zoals interne en externe leerwerkplaatsen en leerprojecten. Een voorbeeld van een interne leerwerkplaats waarmee wordt samengewerkt is het Civil Society Lab, een professionele leergemeenschap van studenten, docenten en professionals die huisvesting biedt aan twee minoren, en verschillende afstudeerprojecten en verbindingen heeft met verschillende opleidingen in zorg, welzijn en techniek rond het thema van de nieuwe Civil Society. Een voorbeeld van een externe leerwerkplaats is het concept van een HAN-Buurtnetwerk, waarbij op locatie (bijvoorbeeld in een wijk, of rond een gedeeld thema) een tijdelijke transdisciplinaire leergemeenschap wordt opgezet door een aantal samenhangende projecten en stages doelbewust bijeen te brengen in een gezamenlijk proces van kennisdeling en co-constructie. Beide vormen sluiten nauw aan bij werkwijzen die in het MBO al langer gemeengoed zijn. De leerwerkplaatsen vormen zo de fysieke ruimte waarbinnen de actieleergroepen plaats kunnen vinden. In overleg met de partners zal gezocht worden naar een geschikte vorm voor het betreffende project. In de actieleergroepen en leerwerkplaatsen is nadrukkelijk ruimte voor samenwerking met deelnemers van relevante onderwijsinstellingen (studenten, docenten, onderzoekers) in het betreffende domein. Daartoe worden in ieder geval voor de projecten lokale ROC's als partner in de projecten betrokken zodat de opgedane nieuwe kennis en inzichten ook daar hun weg naar het onderwijs aan aankomend beroepskrachten kunnen vinden.
Centrale thema’s van de Werkplaats Sociaal Domein Nijmegen In de Werkplaats richten we ons samen met 4 gemeenten (en andere kernpartners, zoals ROC Nijmegen, Coalitie Erbij en Academische Werkplaats Jeugd ) op de formele en informele
2
ondersteuning van burgers in kwetsbare situaties. Daarbij richten we ons in elke gemeente op lokaal relevante thema’s. Passend onderwijs en passende arbeid voor jongeren Het eerste thema betreft passend onderwijs en passende arbeid voor jongeren (van 12 t/m 23 jaar) die niet vanzelfsprekend mee kunnen doen. Zij hebben bijvoorbeeld te maken met lichamelijke of psychische beperkingen; of problemen thuis. Juist voor deze groep jongeren is het van belang dat onderwijs en (ondersteuning naar) werk aansluit op hun mogelijkheden en behoeften. Er is sinds het afgelopen jaar sprake van grote veranderingen in onderwijsland (Wet Passend Onderwijs) en het sociale domein (onder meer het ingaan van de Participatiewet, Jeugdwet, Wmo). Deze wettelijke kaders scheppen nieuwe verwachtingen voor jongeren; professionals; gemeenten en werkgevers. Er zijn andere spelers in het veld gekomen en verantwoordelijkheden zijn herverdeeld. Deze veranderingen geven enerzijds mogelijkheden om ons ondersteuningsstelsel (m.b.t. onderwijs en werk) anders in te richten; anderzijds baart het zorgen dat in deze tijden van transformatie juist jongeren in kwetsbare situaties buiten de boot vallen. Daadwerkelijk scholing en werk bieden dat aansluit bij wat jongeren nodig hebben, vraagt om beleidskaders die hier ruimte voor scheppen en professionals vanuit een op samenwerkingsgerichte houding passende ondersteuning bieden. De verwachting is dat juist scholen en gemeenten de mogelijkheid hebben om ‘individueel integraal maatwerk’ te leveren (van der Klein et al, 2015); maar dit vraagt dan wel de expertise om passende afwegingen te maken waar dat maatwerk op afgestemd wordt. Het blijkt dat gemeenten en scholen nog zoekende zijn naar hoe dit maatwerk het best gerealiseerd kan worden. Vertrekkend vanuit de ervaringsdeskundigheid van jongeren willen we een werkwijze ontwikkelen die professionals versterkt om samen met jongeren en andere betrokken partijen te werken aan passend onderwijs en passende arbeid; en beleidsmakers uitdaagt om de kloof tussen systeemwereld en leefwereld te dichten (Hilhorst en Van der Lans, 2015). In deze aanpak is de leefwereld van de jongere leidend. In aansluiting op de verhalen en ervaringen van jongeren, wordt vanuit dit perspectief ook in gesprek gegaan met scholen, instellingen, professionals en belangrijke naasten die voor jongeren van betekenis zijn in hun reis van passend onderwijs naar passende arbeid. Dit thema wordt met name opgepakt in de samenwerking met de kernpartner Gemeente Nijmegen. De faculteit Educatie van de HAN heeft de intentie uitgesproken graag structureel bij dit thema betrokken te zijn en heeft de intentie een bijdrage in natura te leveren.
Integrale levenskwaliteit Het tweede thema betreft integrale levenskwaliteit als sturend kader in plattelandsgemeenschappen. Een integrale benadering van levenskwaliteit vereist enerzijds dat er een systeem van capabilities wordt gehanteerd waarmee alle levensdomeinen worden afgedekt die van belang zijn voor individueel welzijn. Daarnaast moet er aandacht zijn voor het onderscheid tussen de realistische mogelijkheden die individuen hebben om hun levens in hun leefwereld zelf vorm te geven versus de mogelijke belemmeringen en uiteindelijk de door hen zelf verkozen invulling van deze mogelijkheden. Ook ligt er nadruk op wat en wie zij nodig hebben, om hun capabilities te benutten. Dit vereist dat eigen kracht (empowerment) en keuzevrijheid niet slechts loze beloften zijn, maar dat deze in het gehele netwerk van formele en informele systemen worden doorleefd en in praktijk gebracht. Sturen en evalueren op integrale levenskwaliteit vereist dus een daadwerkelijk inclusieve samenleving met vitale (lokale) democratische processen. Ook vereist het instrumenten die deze integrale levenskwaliteit in beeld brengen. In dit thema zal de capability benadering centraal staan. Dit thema wordt opgepakt in de samenwerking met kernpartner Gemeente Peel en Maas.
3
Aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement Het derde thema betreft betekenisvolle buurtnetwerken in de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement. Dit thema wordt met name opgepakt met kernpartner Gemeente Heumen. Ook de Academische Werkplaats Jeugd aan de Radboud Universiteit, Wmo-werkplaats Noord en Wmowerkplaats Twente en Coalitie Erbij zijn verbonden aan dit thema. Eenzaamheid is een ervaren gemis aan (kwaliteit van) bepaalde relaties. Sociaal isolement verwijst naar een objectief gering aantal steunende contacten, waardoor iemand kwetsbaar is. Eenzaamheid en sociaal isolement vormen een risico voor ervaren kwaliteit van leven en gezondheid. De gefaseerde benadering is het uitgangspunt bij een succesvolle aanpak van eenzaamheid (Heessels, et.al, 2015): de persoon staat centraal, wordt lokaal en integraal ondersteund vanuit verschillende domeinen, waarbij samengewerkt wordt met professionals en buurtnetwerken, zowel persoonsgericht als wijkgericht. Een buurtnetwerk is een informeel netwerk van personen die vrijblijvend en zonder vaste structuur zorgen voor sociale binding in de wijk. Aanname: het informele netwerk signaleert doorgaans eerder eenzaamheid, dan professionele zorg en ondersteuning. Doordat er een taboe op rust blijft veel eenzaamheid buiten beeld van de reguliere zorgen en hulpverlening. De Wmo-werkplaats Nijmegen heeft in samenwerking met andere Wmo-werkplaatsen landelijk onderzoek gedaan naar ervaringen van 97 ouderen en jongeren en heeft een landelijk getoetst trainingsprogramma ontwikkeld en bijbehorende instrumenten voor professionals en vrijwilligers. Tevens zullen deze werkvormen in samenwerking met Movisie en Coalitie Erbij uitgewerkt worden voor landelijke toepassing in MBO en HBO opleidingen.
Sociale leerprocessen Het vierde thema betreft sociale leerprocessen in de systeemtransformatie. Bij de invoering van wijkteams, maar ook bij alternatieve aanpakken, moet uiteindelijk een gedragsverandering van personen in de lokale sociale en professionele praktijken tot stand worden gebracht. Uit onderzoek binnen de kritische sociale theorie weten we echter dat deze praktijken de neiging hebben zichzelf te bestendigen. Dat betekent dat er systematische inzet van leerprincipes op verschillende niveaus zal moeten worden gerealiseerd, een zogeheten leerinfrastructuur, die ertoe leidt dat bewoners, professionals en beleidsmakers in het lokale zorg- en welzijnsnetwerk en buurt- en bewonersnetwerk de kanteling daadwerkelijk kunnen en gaan maken. Dit vereist een gestuurd proces, waar tegelijkertijd ruimte is voor democratische en transparante kennisontwikkeling en -circulatie, waarbij de verschillende betrokkenen elkaar nodig hebben. Leren kan daarbij gezien worden als een collectieve capability: het vermogen om als systeem een kanteling te kunnen maken hangt af van de gezamenlijke opbrengst als gevolg van individuele bijdragen. Een belangrijke factor daarbij is de mate waarin leren niet louter instrumenteel wordt opgevat als een disciplinerende activiteit (zoals vaak het geval is bij trainingsgericht leren en zogeheten deskundigheidbevordering), maar ook als een transformatief proces van empowerment, waarbij deelnemers leren van kritische reflectie op hun eigen praktijken. Speciale aandacht is er daarbij voor het transdisciplinaire leren waarbij de verbinding tussen formele en in formele dienstverlening wordt gemaakt. Dit thema wordt, met het leren van de wijkteams (als zorg- en welzijnsnetwerk) en bewonersnetwerken als aangrijpingspunten, met name (maar niet uitsluitend) opgepakt in samenwerking met de kernpartner Gemeente Venlo.
Evaluatie van effecten Hieraan voegen we nog een vijfde thema toe, dat evaluatie van effecten van de verschillende sociale interventies betreft. Het gaat hier om een methode die inmiddels landelijke bekendheid heeft verworven als de Effectcalculator en waarin door het hele land trainingen worden verzorgd en trajecten worden begeleid waarbij lokale partners met elkaar in gesprek gaan om de meervoudige effecten van een complexe interventie in kaart te brengen en deze op basis van hun collectieve
4
expertise vertalen naar een financiële uitkomst. De expertise op dit gebied wordt in samenwerking met de verschillende partners verder uitgebouwd en het betreft een netwerkbreed thema. Dr. Erik Jansen Dr. Martha van Biene Dr. Meike Heessels Dr. Lineke van Hal Maarten Kwakernaak MSc 3 december 2015, v8
Literatuurlijst Heessels, M., Braun, M., Kroes, J., Dankers, T., Roozendaal, K., Ouwerkerk, A., Damoiseaux, D., en Biene, M. van. (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en sociaal isolement. Utrecht: Movisie. Hilhorst, P en Van der Lans, J. (2015). Ervaringsdeskundigen zijn antiserum voor fictief beleid. www.socialevraagstukken.nl: 9 oktober 2015. Klein, M. van der, et al. (2015) Kansen voor een inclusieve arbeidsmarkt: Jongeren met een (arbeids)beperking en de rol van de gemeente. Verwey Jonker Instituut. Laan van der, G. (1995). Leren van gevallen: Over het nut van de reconstructie van casuïstiek voor praktijk en wetenschap. Inaugurale rede. Utrecht: SWP.
5