Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Integraal Kankercentrum zuid Postbus 231 / Zernikestraat 29 5600 AE Eindhoven 040-297 16 16 fax 040-297 16 10 e-mail
[email protected] www.ikcnet.nl
Eindhoven, 30 mei 2006 KG/06.410deli
Samenstellers: Werkgroep oncologieverpleegkundigen thuiszorg, Integraal Kankercentrum Zuid Portefeuillehouders: Elly Booyink, oncologieverpleegkundige en verpleegkundig consulent palliatieve zorg, Zorggroep Noord-Limburg Marieke Dooremalen, oncologieverpleegkundige, Thebe Thuiszorg Thirza Olden, verpleegkundig adviseur palliatieve zorg, Integraal Kankercentrum Zuid
mei 2006
Integraal Kankercentrum Zuid 1
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Inhoudsopgave
1
Inleiding ___________________________________________________________ 3
2
Delier______________________________________________________________ 4 2.1
Wat is een delier? _________________________________________________ 4
2.2
Het ontstaan van een delier _________________________________________ 4
2.3
Verschillende vormen van delier ______________________________________ 5
3
Herkenning _________________________________________________________ 6 3.1
Observatieschalen_________________________________________________ 6
3.2
Prodromen ______________________________________________________ 6
3.3
Diagnose ________________________________________________________ 6
4
Gevolgen ___________________________________________________________ 8
5
Beelden die op een delier lijken _________________________________________ 9
6
Verpleegkundige interventies __________________________________________ 10
7
Geraadpleegde literatuur _____________________________________________ 16
8
Informatie over Delier________________________________________________ 17
9
Verklarende woordenlijst _____________________________________________ 18
10
Bijlagen _________________________________________________________ 19
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
2
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
1 Inleiding Een delier in de terminale oncologische fase is niet zeldzaam; 77-85 % van alle oncologische terminale cliënten blijkt een delier (binnen de verpleegkunde meestal acuut optredende verwardheid genoemd) te ontwikkelen1. Meestal betreft het een stil delier, echter in 20 % van de gevallen gaat het om een ernstig onrustig delier. In een groot aantal situaties wordt dit toestandsbeeld niet herkend door de verpleegkundige beroepsgroep. In de oncologische terminale fase is er weinig tijd te verliezen en is het van groot belang dat een delier tijdig herkend wordt om zodoende onnodig lijden bij zowel cliënt als mantelzorger te voorkomen. Aan de onbekendheid van het delier willen wij als leden van de Werkgroep Oncologie Verpleegkundigen- thuiszorg wat gaan doen door een notitie / deskundigheidsbevorderingspakket aan te bieden waarin het toestandsbeeld delier wordt uitgelegd en handvaten worden aangereikt voor een snellere herkenning en gerichte verpleegkundige interventies. Wij hopen met deze notitie de verpleegkundigen en verzorgenden te prikkelen om actiever op zoek te gaan naar veroorzakende factoren en de kenmerken van een delier zodat tijdig de juiste interventies kunnen worden toegepast.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
3
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
2 Delier 2.1
Wat is een delier?
Delier betekent letterlijk “ontsporing”. Het woord delier komt van het Griekse “lêros”, dat gekkenpraat, onzin betekent, en van het Latijnse “delirare”of “delira decedere”: buiten de schreef of vore treden, ontsporen. Een delier is een in principe voorbijgaande psychische stoornis ten gevolge van een lichamelijke ontregeling. Het toestandsbeeld ontstaat in korte tijd en de cliënt is vaak verward en angstig, soms onrustig of juist apathisch. Het bewustzijn is wisselend gestoord, vaak zijn er hallucinaties en / of wanen. De symptomen wisselen over de dag, meestal zijn ze ‘s nachts het ergst.
2.2
Het ontstaan van een delier
Er is zelden één oorzaak van delier aan te wijzen. Er is altijd een onderliggende ziekte. Intoxicatie door medicijnen wordt als belangrijkste uitlokkende oorzaak genoemd (hoge dosering opiaten zijn bekend). Ook infectie, uitdroging of hypercalciëmie zijn belangrijke uitlokkende oorzaken. Het is van groot belang om naar de onderliggende somatische aandoening te zoeken zodat deze bestreden kan worden. Bij het ontstaan van een delier wordt onderscheid gemaakt in predisponerende en luxerende factoren. Zijn er duidelijk predisponerende factoren (dit is de staat waarin de cliënt zich aandient hieraan valt niets te veranderen) dan zijn er slechts geringe luxerende ofwel uitlokkende factoren nodig om een delier te laten ontstaan. Bijvoorbeeld: iemand van 80 jaar met een CVA in de voorgeschiedenis zal bij een infectie meer kans hebben een delier te ontwikkelen dan iemand van 40 jaar met een gezond brein. Bij de persoon van 40 jaar zijn krachtiger luxerende factoren nodig om delirant te worden. Hieronder de predisponerende factoren voor het ontwikkelen van een delier: • palliatief-terminale patiënten ; • leeftijd ouder of gelijk aan 70 jaar; • cognitieve stoornissen zoals dementie en CVA; • gebruik van alcohol; • gebruik van opioïden; • visus- en gehoorstoornissen; • delier in de voorgeschiedenis. Hierna volgen de luxerende factoren voor het ontwikkelen van een delier: • medicatie; • stofwisselingsstoornissen zoals: hypo-, hyperglykemie, schildklierfunctiestoornissen; • elektrolytenstoornissen zoals hypo-, hypernatriëmie, hypercalciëmie • lever-, nierfalen; • hersentumoren en – metastasen; • koorts; • uitdroging; • infectie; • hypoxie; • anemie; • onttrekking van medicamenten, nicotine of alcohol • verandering van verblijfplaats bij erg kwetsbare cliënten. De meest voorkomende uitlokkende factor zijn de opioïden, daarna volgen de metabole afwijkingen, infecties, hersentumor en hersenmetastasen. (Ook een belangrijke luxerende factor is een recente operatie, maar deze valt buiten het kader van deze notitie). De medicijnen die een delier kunnen uitlokken verdienen een extra toelichting. Zoals hierboven al vermeld zijn de opioïden de meest voorkomende luxerende factor, een medicijnsoort wat in de terminale oncologische fase vaak wordt gegeven. Dit hoeft niet persé een overdosering te zijn, maar kan ook als bijwerking van een reguliere dosis een delier uitlokken. Ook _______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
4
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
als de dosering gelijk blijft kan zich een delier ontwikkelen omdat er b.v. sprake is van uitdroging, afnemende nierfunctie of gewichtsafname. Wanneer het delier verward wordt met pijn, zal de dosis opioïden nog verder verhoogd worden met alle gevolgen van dien. Voorbeelden van opioïden zijn: morfine, MS contin®, codeïne, pethidine, methadon, fentanyl, tramadol, Oxy Contin®. Ook de middelen met een kalmerende werking of bijwerking kunnen een delier uitlokken. Voorbeelden hiervan zijn: valium®, oxazepam, lorazepam. De benzodiazepinen horen gedeeltelijk bij de slaapmiddelen, gedeeltelijk bij de kalmerende middelen. Ook zij zijn bekend als uitlokkende factor bij een delier. Voorbeelden zijn: nitrazepam, temazepam, midazolam, en de middelen die bij “kalmerende werking” genoemd zijn hierboven. Wanneer deze middelen gestaakt worden, kan dat ook een delier veroorzaken.
Corticosteroïden kunnen ook een delier veroorzaken. Deze middelen worden nogal eens gebruikt bij verhoogde hersendruk b.v. in geval van hersentumoren of hersenmetastasen. Wanneer zich dan een delier ontwikkelt is het moeilijk te achterhalen wat de oorzaak van het delier was: de corticosteroïden of de hersentumor,-metastase. Voorbeelden van corticosteroïden zijn: prednison, dexamethason. Anticholinerg werkende medicijnen (of anticholinerge bijwerking) kunnen een uitlokkende factor zijn
bij het ontwikkelen van een delier. Omdat een delier een uiting is van een ontregeling in de hersenen waarbij sprake is van te weinig acetylcholine en een (relatief) teveel aan dopamine verergert een anticholinerg (bij)werkend medicijn deze situatie. Anticholinerg werkende medicijnen zijn: middelen tegen overgevoeligheidsreacties (polaramine®, atarax® nedaltran®) Medicijnen met anticholinerge bijwerkingen zijn: anti-parkinson middelen (Akineton® tremblex®), spasmolitica (dridase®, atropine), sommige antidepressiva (amitryptiline, chloorpromazine), anti-emetica (cyclizine, dimenhydrinaat, meclozine), anti-aritmica (dysopyramide).
Metoclopramide, NSAID’s,sommige anti biotica ,digoxine, isoniazide,ketamine.
2.3 Verschillende vormen van delier Er zijn verschillende vormen van delier te herkennen, namelijk: • hyperaktief en hyperalert in ongeveer 20% van de gevallen (b.v. bij een onttrekkingsdelier) • hypoaktief en hypoalert met apathie en teruggetrokkenheid ( kan zelfs bewegingsloos zijn ). Dit stille delier kan gemakkelijk onopgemerkt blijven, terwijl de cliënt er ernstig onder kan lijden. • meestal is er echter sprake van een mengvorm; perioden van hyper- en hypoaktiviteit wisselen elkaar af.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
5
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
3 Herkenning 3.1 Observatieschalen Er zijn verschillende methoden om aanwijzingen te krijgen dat een cliënt een delier ontwikkelt. •
•
De DOS-schaal (Delirium Observatie Screening schaal, ontwikkeld door Marieke Schuurmans, 2001). Deze schaal bevat 13 observaties van gedrag (verbaal en non-verbaal) die de symptomen van het delier weergeven. De schaal werd ontwikkeld om gedrag vast te leggen, dat geobserveerd kan worden tijdens de reguliere verzorging. Juist voor verpleegkundigen is deze observatieschaal zeer bruikbaar omdat de items tijdens de langdurige en frequente contacten voldoende gescreend kunnen worden en weinig extra tijd in beslag nemen. De DOS schaal is een gevalideerd instrument Het stroomdiagram in “Screening delier” kan verpleegkundigen helpen om de risicocliënten te herkennen. “Screening Delier” is samengesteld uit 4 onderdelen: stroomdiagram, DOS schaal, verpleegkundige interventies en algemene informatie. Dit geheel kan worden opgenomen in het zorgdossier ter ondersteuning van de verpleegkundige /verzorgende. Pas als uit het volgen van het stroomdiagram blijkt dat de cliënt uitlokkende factoren vertoont, moet de DOS schaal gehanteerd worden.
De DOS schaal is geen diagnosticum, wel een screeningsmiddel. Door dagelijks te observeren en zo nodig te screenen kan aan de hand van de 13 gedragsobservaties uit de DOS schaal, een mogelijk delier worden vastgesteld. De genoemde hulpmiddelen zijn opgenomen in de bijlage.
3.2 Prodromen Een delier wordt vaak voorafgegaan door één of meer van de volgende prodromen ofwel voortekenen • rusteloosheid, angst, irritatie of juist teruggetrokkenheid met apathie; • omkering van dag-nacht ritme; • moeilijkheden met concentreren en helder denken, snelle afleidbaarheid; • emotionele labiliteit; • nachtmerries, of toename hiervan; • desoriëntatie; • overgevoeligheid voor prikkels zoals licht en geluid; • voorbijgaande hallucinaties, illusoire vervalsingen en wanen; Let op: een delier vertoont niet altijd prodromen!
3.3 Diagnose De verpleegkundige is in een zodanige positie dat zij vaak lang en frequent contact heeft met de cliënt en zodoende gegevens kan verzamelen door middel van screenen en observeren. Zij kan bij sterke aanwijzingen voor een delier, overleggen met de arts, die dan de uiteindelijke diagnose kan stellen. Om de diagnose te kunnen stellen moet een delier aan de DSM-IV-TR criteria voldoen. •
Bewustzijnsstoornis: verminderde helderheid van het besef van de omgeving met verminderd vermogen om de aandacht te concentreren, vast te houden of te verplaatsen.
•
Een verandering in de cognitieve functie (b.v. geheugenstoornis, desoriëntatie, taalstoornis) of de ontwikkeling van een waarnemingsstoornis die niet eerder is toe te schrijven aan een reeds aanwezige, vastgestelde of zich ontwikkelende dementie
•
De stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal uren tot dagen) en neigt ertoe in de loop van de dag te fluctueren.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
6
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
•
Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen dat de stoornis wordt veroorzaakt door de directe fysiologische gevolgen van een lichamelijke aandoening.
Wanneer de prodromen, de DOS-schaal en de DSM-IV-TR criteria naast elkaar worden gelegd, kunnen de kenmerken van een delier als volgt worden samengevat: •
• • • • • •
Stoornis in het bewustzijn: Wisselende helderheid, verminderde gewaarwording van zichzelf en van de omgeving, verhoogde of verlaagde waakzaamheid, de aandacht/concentratie is verminderd, desoriëntatie in plaats, tijd en persoon. Stoornis in korte-termijn geheugen: Korte termijn geheugen en inprenting zijn gestoord. Stoornis in denken en taal: Het denken is verstoord: versneld of vertraagd, verward, wijdlopig, incoherent gefragmenteerd, ongericht, waandenkbeelden. Stoornis in waarneming: Hallucinaties, illusoire vervalsingen. Motorische agitatie, motorische remming: Apathisch gedrag, onrust zoals plukken aan de lakens, grijpen in de lucht. Aandachtsstoornis: Verminderd vermogen om de aandacht te concentreren, vast te houden of te verplaatsen. Er bestaat een onderliggend somatisch lijden.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
7
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
4 Gevolgen Een delier kan een uiterst beangstigende ervaring zijn, te vergelijken met aanhoudende nachtmerries. Het delier tast de autonomie en de waardigheid van de cliënt aan. Meestal weet de cliënt niet wat er is gebeurd, maar wanneer een cliënt zich wel wat van de delirante periode herinnert is dit vaak vol schaamte. Ook stigmatisering kan een rol spelen; het stigma van een psychiatrische aandoening. Wanneer een delier onbehandeld blijft, is dit meestal niet de doodsoorzaak. Meer voor de hand ligt de onderliggende ziekte als doodsoorzaak. Wel kan het delier het leven bekorten. Daarbij is het delier uitputtend en ook gevaarlijk, er is een risico op verwondingen; denk aan uit bed klimmen. Voor de omgeving is het delier een zeer nare ervaring. Een delirant verlopen sterfbed kan bij naasten en familie een onuitwisbare indruk achterlaten; dit kan dan de beeldvorming bepalen van het eigen ziek-zijn en sterven. Ook voor de behandelend arts kan een delier zeer verontrustend zijn. Zeker wanneer het beeld niet direct herkend wordt en bijvoorbeeld voor pijn wordt aangezien. Verhoging van pijnmedicatie (opioïden) ligt voor de hand, dit zal niet helpen, het kan het delier zelfs verergeren.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
8
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
5 Beelden die op een delier lijken Bij de differentiële diagnose komen vooral een depressie, een dementie, psychose onrust, angst en radeloosheid in aanmerking. Hier volgen enkele kenmerken van deze ziektebeelden, de uiteindelijke diagnose wordt door de arts gesteld. • Een depressie heeft langere tijd nodig om zich te ontwikkelen. Soms kan het gedrag van een depressieve cliënt doen denken aan een hypoactief-hypoalert delier. Bij een depressie is het bewustzijn helde en is er geen stoornis in de waarneming. • De overeenkomsten tussen met name een rustig delier en een dementie zijn de stoornissen in het geheugen, denken, oordelen en oriëntatie. Bij een dementie is er echter een helder bewustzijn (kan alles wat er om hem heen gebeurt in zich opnemen), een minder acuut begin en een minder gestoord dag / nacht ritme. Demente cliënten zijn extra kwetsbaar voor het ontwikkelen van een delier. • Bij een psychose is het bewustzijn helder en is er geen sprake van stoornis in geheugen of oriëntatie. • Angst en radeloosheid kunnen zo ernstig zijn dat aan een delier gedacht wordt. Angst kan gevoed worden door ontkenning van ziekte en de naderende dood, angst voor de dood of angst controle te zullen verliezen. Ook kunnen conflicten uit het verleden (“unfinished business” vlgs. Elisabeth Kubler-Ross) de overhand krijgen met geweldige angst als gevolg. Bij verdere achteruitgang kan de patiënt steeds onrustiger worden, de bewustzijnsdaling, wanen en hallucinaties zijn echter afwezig bij angst. • Onrust is niet altijd een symptoom van een (verergerend) delier maar kan ook wijzen op een volle blaas, obstipatie, pijn, benauwdheid, of bijwerkingen van medicatie (anti-emetica, neuroleptica). Starten of ophogen van neuroleptica is dan niet juist.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
9
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
6 Verpleegkundige interventies Voor de verpleegkundige is het belangrijk het beeld van een delier tijdig te herkennen zodat de eventuele diagnose snel door een arts kan worden gesteld. Een delier vraagt om snel en doortastend medisch handelen, aangevuld met gerichte verpleegkundige interventies. De oorzakelijke behandeling van het delier komt op de eerste plaats. Verpleegkundigen kunnen een mogelijk delier signaleren aan de hand van de Delirium Observatie Screening-schaal of DOS (bijlage) Scoort de cliënt in de Delirium Observatie Screening schaal minder dan 3, is het raadzaam om interventies vermeld onder A t/m E toe te passen: A B C D E
interventies interventies interventies interventies interventies
gericht gericht gericht gericht gericht
op op op op op
voorlichting en begeleiding aan cliënt en de mantelzorgers. communicatie continuïteit van zorg vermindering van de desoriëntatie waarborgen veiligheid
Scoort de cliënt ≥ 3 in de Delirium Observatie Screening schaal, dan heeft de cliënt waarschijnlijk een delier. Het is noodzakelijk om de voornoemde interventies aan te vullen met de volgende interventies: F G H I J K L
interventies interventies interventies interventies interventies interventies interventies
gericht gericht gericht gericht gericht gericht gericht
op op op op op op op
vermindering van angst vermindering van agressie verminderen van apathie vermindering van psychomotorische onrust vermindering van wanen en hallucinaties vermindering van overgevoeligheid voor prikkels / waarnemingen overleg met arts.
Op de volgende pagina’s worden gerichte verpleegkundige interventies beschreven zoals die kunnen worden toegepast Interventie A t/m E beschrijven (preventieve) interventies die in een vroeg stadium kunnen worden toegepast, F t/m L zijn meer specifieke interventies, deze worden toegepast wanneer er meer kenmerken van een delier aanwezig zijn, geobserveerd vanuit de DOS-schaal.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
10
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Ad A Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
De cliënt en mantelzorger zijn niet op de hoogte van delier en hebben begeleiding nodig. Veranderd ziektebeeld van de cliënt Onzekerheid, onwetendheid, vragen stellend De cliënt en mantelzorger kunnen vertellen wat een delier is en kunnen de voorboden herkennen, ze geven aan zich gesteund te voelen door de wijkverpleegkundige. • • • • • • • •
Ad B Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Communicatie tussen cliënt en /of naasten met de verpleegkundige verloopt moeizaam. Ontbreken van duidelijke uitleg, ontbreken van aandacht of verminderde aandacht voor elkaar, gebrek aan kennis bij de cliënten /naasten en een cognitieve stoornis bij de cliënt. Geen vragen stellen, niet doorvragen, niet in staat verwoorden van gevoelens, waarnemingen, onvoldoende luisteren. Communicatie is zo optimaal mogelijk • • •
Ad C Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Geef informatie over de toestand van de cliënt. Geef uitleg over de oorzaak van de verwardheid. Geef uitleg over de verwachten problemen bij de cliënt. Geef informatie over delier en de prodromen/voorboden. Bespreek hoe de mantelzorger hun naasten kunnen bejegenen en ondersteunen. Zie interventie D en E. Ondersteun de voorlichting door de belangrijkste prodromen voor cliënt en naasten op te schrijven. Vraag elk zorgmoment aan de mantelzorger hoe het met hem gaat en of er onzekerheden bij hem zijn. Geef aan bij wie hij terecht kan als hij ondersteuning nodig heeft.
Informeer of er ooit eerder sprake is geweest van verwardheid en hoe cliënt en naasten daar eventueel op reageerden. Vraag op contactmomenten actief naar de voortekenen van een delier Informeer cliënt en naasten dat het verschijnsel delier soms te behandelen is en dat het waarschijnlijk een tijdelijke situatie is.
Continuïteit van zorg is verstoord. Verminderde samenwerking met andere hulpverleners en /of mantelzorgers, onvolledig zorgplan. Hulpverleners en /of mantelzorgers zijn niet voldoende op de hoogte van de situatie, voeren zorg niet of dubbel uit. De continuïteit is gewaarborgd. • • •
Concrete afspraken maken over de begeleiding en contactmomenten. Afspreken wie de zorgcoördinator is. Dagelijks worden de observaties gerapporteerd in het zorgdossier, geef aan hoe een cliënt op de genomen acties reageert . Collega verpleegkundigen worden ingelicht over de situatie.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
11
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Ad D Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
De realiteitsoriëntatie van de cliënt is verstoord. Verwardheid, verzwakt, gestoord dag- en nacht ritme, delier, aandachtstoornis, concentratiestoornis. Desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. De cliënt kan zich oriënteren naar tijd, plaats en persoon. • • • • • • • • •
• • • Ad E. Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat Interventies:
Bed aan raamzijde (i.v.m. dag /nachtritme) In het zicht een duidelijke kalender en klok /wekker ophangen. Zorg voor vertrouwde voorwerpen rondom cliënt, zoals foto’s, eigen kleding, dekbed. Breng structuur in de dagindeling. ’s Nachts gordijnen dicht en nachtlampje aan, laat de cliënt overdag geen nachtkleding dragen. Attentie op bril en /of gehoorapparaat. Spreek cliënt met naam aan en stel je bij elke ontmoeting voor; zoveel mogelijk dezelfde verpleegkundige inplannen. Benoem dag, tijdstip en plaats waar cliënt is. Indien meerdere personen bij het bed, deze aan dezelfde zijde laten plaatsnemen. Stimuleer dat naasten en zorgverleners rustig en duidelijk spreken als volwassene tegen volwassene, met gebruik van oogcontact en alsof zij verwachten dat de cliënt het begrijpt, aankijken, aanraken, gebruik korte en concrete zinnen, stel eenvoudige vragen, controleer of je begrepen wordt, zeg wanneer je gaat en terugkomt (of wie na jou komt) Wanneer de cliënt enigszins aanspreekbaar is: beschrijf de realiteit indien de cliënt de gebeurtenissen om hem heen fout benoemt. Bespreek actuele gebeurtenissen. Indien mogelijk: opstaan en /of wandelen met een vertrouwd persoon.
Er is gevaar, verhoogde kans op letsel voor cliënt en/of mantelzorger Verwardheid, onrust, angst, wanen, hallucinaties. Verwardheid, onrust, desoriëntatie. Veiligheid van cliënt en mantelzorger is gewaarborgd. •
• • • • • • •
Pas beschermende maatregelen toe: o plaats bed en bedrekken in laagste stand o houd toezicht bij mobiliseren o dek wonden extra af o fixeer het infuus, sonde, katheter e.d. extra Verwijder gevaarlijke voorwerpen uit de directe omgeving. Zie toe op inname medicijnen. Schep een prikkelarme omgeving, denk aan licht, geluid en ordening. Beperk metingen zoals bloeddruk, pols, temperatuur ed. Verricht handelingen rustig en doelgericht. Bezoek van max. 2 personen tegelijk en max. een half uur, tenzij bezoek een rustgevende invloed heeft. Overleg met cliënt en mantelzorger over het beluisteren van rustgevende muziek
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
12
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Ad F Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
De cliënt is angstig. Delier, veranderde omgeving, hallucinaties, wanen, controleverlies, naderende dood. Rusteloosheid, trillen, versnelde ademhaling. De angst is onder controle. • • •
• • • Ad G Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Ad H. Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Zorg voor prikkelarme omgeving. Achterhaal indien mogelijk wat de oorzaak van de angst is (hallucinaties, wanen, controleverlies) Geef de cliënt een veilig gevoel, zorg dat je niet bedreigend over komt. o kalme benadering, rustige luisterhouding gecombineerd met geruststellende opmerkingen o gebruik eenvoudige aanwijzingen Bij heftige angst de cliënt niet alleen laten; vraag familielid om bij cliënt te zitten als hem dat kalmeert. Overleg met arts over angstverminderende medicatie. Zorg dat angst niet overgaat in agressie (zie interventie G, agressie )
De cliënt is agressief. Beleving dat de omgeving bedreigend is, waandenkbeelden, onvermogen gevoelens te verwoorden, hersentumor. Luidruchtig, zwaaien met armen, felle ogen, gewelddadig. De agressie is verdwenen • • • • •
Zorg voor prikkelarme omgeving. Blijf kalm en zo vriendelijk mogelijk Beantwoord vijandigheid / agressie neutraal Raak de cliënt niet aan tenzij je een vertrouwensband hebt. Bescherm de cliënt tegen zichzelf en bescherm de omgeving tegen de cliënt: o verwijder mogelijk gevaar opleverende voorwerpen uit de omgeving van de cliënt. o overleg met arts over beschermende maatregelen: fixatie en / of medicatie.
De cliënt is apathisch Verminderd bewustzijn, verzwakte toestand, depressie, delier. In zichzelf gekeerd, reageert niet op vragen, opdrachten; ongevoelig, ongeïnteresseerd, onverschillig. De cliënt is weer betrokken, de apathie is verdwenen. • • • •
Betrek de cliënt bij de a.d.l. activiteiten. Laat de cliënt zoveel mogelijk zelf doen. Laat de cliënt zoveel mogelijk mobiliseren. Bied afwisseling in rust en activiteit, stel een dagprogramma op.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
13
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Ad I Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
De cliënt is (psycho)motorisch onrustig. Angst, wanen, hallucinaties, volle blaas of darmen. Plukkerig, trekkerig aan infuus, katheter etc. , onwillekeurige bewegingen. De onrust is verdwenen. • • • • •
Ad J Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Waarborg een veilige omgeving door het wegnemen van scherpe en harde voorwerpen, het zetten van het bed op de laagste stand, bedhekken omlaag. Vermijd beschermende maatregelen zoals fixatie; dit kan onrust juist versterken. Ga na of er factoren zijn die de onrust versterken, denk hierbij aan volle blaas of volle darmen. Stimuleer de aanwezigheid van vertrouwde personen en beperk het aantal personen in de omgeving van de cliënt. Mocht hevige onrust blijven bestaan overleg dan met arts over medicatie.
Cliënt heeft last van wanen en /of hallucinaties. Alle luxerende factoren rond delier. Cliënt hoort, ziet, ruikt dingen die er niet zijn, verwarde uitspraken, cliënt leeft niet in realiteit. Cliënt heeft geen wanen en / of hallucinaties • • • • • • • • •
• •
Spreek cliënt niet tegen. Wees het nooit eens met verwarde uitspraken. Leid de cliënt terug naar de realiteit, geef geen mogelijkheid om af te dwalen. Vermijd discussie, stemverheffing en het op confronterende wijze tegenspreken van de cliënt; maak zo mogelijk wel duidelijk dat uw waarneming anders is. Toon begrip voor emoties en angst die wanen en hallucinatie opwekken. Praat met anderen niet over andere onderwerpen waar de cliënt bij is, niet fluisteren met anderen bij de cliënt. Geef eenvoudige uitleg. Maak je binnenkomst kenbaar met een groet en je vertrek met een afsluiting. Besteed aandacht aan de emotionele boodschap in het verhaal van de cliënt door vragen te stellen die beginnen met wie, wat, waar, wanneer (nooit waarom); probeer zoveel mogelijk het gevoel van de cliënt te benoemen. Zorg dat de kamer geen verborgen hoeken of delen heeft, zorg dat de cliënt goed zicht heeft op zijn omgeving. Overleg met arts over noodzaak toediening van medicijnen zoals haloperidol.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
14
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Ad. K Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Cliënt is overgevoelig voor prikkels / waarnemingen. Verzwakt, hyperactiviteit, hyperalert. Prikkelbaar. Cliënt is in staat prikkels / waarnemingen te verwerken. • • •
• • • Ad L Probleem: Etiologie: Symptomen: Beoogd resultaat: Interventies:
Adequate verlichting, vermijd fel licht en lampen die sterke contrasten of schaduwen geven. De kamer van de cliënt mag niet te veel en niet te weinig prikkels bevatten. Rustige en geruststellende benadering: o langzaam, vriendelijk praten o rustig lopen en handelen o geen lawaai makende activiteiten. Vraag familie of de cliënt van muziek houdt en probeer of de cliënt goed op zijn voorkeursmuziek reageert. Maximaal 2 personen bij cliënt. Informeer mantelzorgers over een rustige benadering.
Verpleegkundige heeft vermoeden van delier, arts moet medisch handelen. Cliënt scoort te hoog op de DOS-schaal. Bewustzijnsdaling, aandachtsstoornis, geheugen stoornis, desoriëntatie. Arts heeft diagnose gesteld en medische behandeling wordt ingezet. • • •
Denk samen na over de organische oorzaak(en). Behandeling van verwardheid is noodzakelijk, bij voorkeur met haloperidol. (contra-indicatie cliënten met ziekte van Parkinson, dan wordt clozapine geadviseerd). Blijft hevige onrust bestaan dan is het mogelijk naast haloperidol te sederen met benzodiazepines.
Na doormaken van een delier: Bespreek samen met de cliënt en naasten wat er in de delirante periode met de cliënt is gebeurd en wat de oorzaak hiervan is. Bespreek ook de herinneringen die de cliënt en de naasten hebben aan de delirante periode.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
15
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
7 Geraadpleegde literatuur Massie, M.J.,Holland, J.C., Glass, E. Delirium in teminally ill cancer patients. Am J Psychiatry 1983; 140: 1048-1050 Carpenito, L.J. Zakboek verpleegkundige diagnosen Uitgeverij Wolters- Noordhof 2002 Graeff de A., e.a. Palliatieve zorg. Richtlijnen voor de praktijk Uitgeverij Vereniging van Integrale Kankercentra, Utrecht 2006 Schuurmans, M. J., Woude J.A. v.d. Verpleegkundig protocol acuut optredende verwardheid/delier Academisch ziekenhuis Utrecht
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
16
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
8 Informatie over Delier Websites: www.oncoline.nl www.cbo.nl www.ikcnet.nl
Artikelen: Gemert van, Liesbeth, Marieke Schuurmans Opsporing verzocht, het delirium Nursing, vakblad voor verpleegkundigen Mei 2003, blz. 42-45 Glissenaar, Frans Meestal gaat het goed Nursing, vakblad voor verpleegkundigen Mei 2003, blz.40-41 Held den, Ad Beperk de angst en onrust Nursing, vakblad voor verpleegkundigen Juli / Augustus ,blz. 34-37 Op te vragen bij: IKZ informatiecentrum 040-2971626 Overig: Delierspel Te leen bij: IKZ informatiecentrum
[email protected] 040 2971626 Te bestellen via: www.vvvg.nl (± € 50,-)
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
17
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
9 Verklarende woordenlijst Anemie
bloedarmoede
Anticholinerg
(bij)werking van sommige medicijnen. De neurotransmitter acetylcholine wordt dan geblokkeerd zodat zenuwcellen niet meer met elkaar kunnen communiceren
Bewustzijnsstoornis omgeving
verminderde helderheid, minder besef van de
Cognitief
vermogen tot georganiseerd denken, herkenning en oriëntatie
DSM- IV-TR
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 2001. Internationaal clasificatiesysteem voor psychische aandoeningen, ontwikkeld voor gebruik bij onderzoek
Hallucinatie
een
geen reële zintuiglijke prikkel en toch overtuigd van echte waarneming, b.v. iemand zien die er niet is
Hypoxie
onvoldoende zuurstof in het bloed
Illusoire vervalsing
foutieve interpretatie van een reële zintuiglijke prikkeling, b.v. het gordijn wordt aangezien voor een man
Luxerend
uitlokkend
Meningitis carcinomatosa
infiltratie van tumorcellen in de hersenvliezen en subarachnoïdale ruimten rondom hersenen en ruggemerg
Opioïden
hormonale stoffen met een morfine-achtige werking, pijnstillend
Predisponerend
voorbeschikt
Spasmolytica
krampstillende middelen
Waan
stoornis in de inhoud van het denken, b.v. denken vergiftigd te worden
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
18
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
10 Bijlagen 1
“Screening delier” waarin opgenomen: Delirium Observation Screening (DOS) schaal
2
Toelichting DOS schaal
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
19
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Bijlage 1: Screening delier Stroomdiagram Te gebruiken bij: oncologische cliënten in terminale fase.*
Screen belangrijkste luxerende(uitlokkende) factoren: Het gebruik van medicatie zoals opiaten1, benzodiazepines2, medicijnen met anticholinerge bijwerkingen3 , corticosteroïden; Stofwisselingsstoornis zoals hypo-, hyperglycaemie, lever-, nierfunctiestoornis, hypercalciëmie, uitdroging; Hersentumor, hersenmeta’s; Verandering van gebruik van opiaten, psychofarmaca4, nicotine, alcohol; (zowel soort als toedieningsweg) Infectie.
-
1 of meerdere factoren aanwezig
ja
Vul de DOS schaal in: ochtend, middag, avond.
ja
blz.2
nee
-
Score ≥ 3
Voer verpleegkundige blz.3 interventies uit A t/m M
Screen cliënt dagelijks op luxerende factoren. Licht mantelzorg in blz.4 omtrent voorboden delier.
nee
- Voer verpleegkundige interventies uit A t/m E +M - Screen cliënt dagelijks op luxerende factoren.
blz.3
Overleg met arts ٭Delier kan in meerdere situaties voorkomen. 1 o.a. oxynorm®,ms contin® codeïne, pethidine, methadon, fentanyl, tramadol, oxy-contin®. 2 o.a. nitrazepam, temazepam, lormetazepam, midazolam,diazepam,oxazepam,lorazepam. 3 o.a. scopolamine, antihistaminica, anti-parkinsonmiddelen, spasmolitica, bep. anti-depressiva; 4 dit zijn slaapmiddelen , kalmerende middelen, middelen tegen wanen en hallucinaties en antidepressiva. O.a. middelen bij 2 genoemd en chloorpromazine, thioridazine, neuleptil®, nedeltran®, cisordinol®,dipiperon®,haldol®, risperdal®,amytriptiline,prozac®,lithium.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
20
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Delirium Observatie Screening (DOS) schaal 1 Datum: Naam cliënt:
Ja/ soms
Weet niet
Nee
Ja/ soms
Weet niet
Nee
Zakt weg tijdens gesprek of bezigheden Is snel afgeleid door prikkels uit de omgeving Heeft aandacht voor gesprek of handeling Maakt vraag of antwoord niet af Geeft antwoorden die niet passen bij de vraag Reageert trager op opdrachten Denkt ergens anders te zijn Geeft aan welk dagdeel het is Herinnert zich recente gebeurtenis Is plukkerig, rommelig, rusteloos Trekt aan infuus, sonde, katheter e.d. Is sneller of plotseling geëmotioneerd Ziet / hoort dingen die er niet zijn
Nee
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Nacht
Weet niet
Observaties van de cliënt
Avond
Ja/ soms
Ochtend
1 1 0 1 1 1 1 0 0 1 1 1 1
-
0 0 1 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0
1 1 0 1 1 1 1 0 0 1 1 1 1
-
0 0 1 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0
1 1 0 1 1 1 1 0 0 1 1 1 1
-
0 0 1 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0
Score per dagdeel Totaalscore (ochtend + avond + nacht) Eindscore = Totaalscore gedeeld door 3
Eindscore
<3 ≥3
Geen delier Waarschijnlijk delier
1
© Schuurmans MJ. Early recognition of delirium (thesis) Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, 2001. Schaal is gevalideerd in ziekenhuis setting
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
21
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Verpleegkundige interventies
Bij een score van de observatielijst < 3 de interventies A t/m E + M hanteren.
E •
Bij een score > 3 de interventies A t/m E hanteren én interventies uit F t/m M ( specifiek) toepassen.
•
A • •
• • B •
• •
C •
• D • • • • • • •
•
• • • •
Voorlichting en begeleiding aan cliënt en m antelzorg G eef uitleg over de toestand van de cliënt en het te verw achten beloop. Ondersteun deze voorlichting door de belangrijkste voortekenen voor cliënt en naasten op te schrijven. (zie ook blz. 4 van dit produkt) Bespreek hoe zij hun naasten kunnen bejegenen en ondersteunen. (zie D / E) Bespreek en m aak zonodig afspraken tav hun behoefte aan hulp en /of ondersteuning. C om m unicatie Inform eer hoe cliënt reageerde op eerder ervaren stressvolle situaties, is er ooit sprake gew eest van verw ardheid. Vraag actief naar de voortekenen van een delier. Inform eer cliënt en naasten dat het gaat om een verschijnsel dat som s behandelbaar is en een tijdelijk probleem is. C ontinuïteit van zorg Concrete afspraken m aken over de begeleiding en contactm om enten: afspreken w ie de zorg coördineert en contactpersoon is. Dagelijkse observaties rapporteren. O riëntatie realiteit Zicht op klok/ w ekker en kalender. Benoem dag, tijdstip en plaats. Breng structuur in de dagindeling. s’N achts gordijnen dicht en nachtlam pje aan / bed aan raam zijde. Plaats vertrouw de voorw erpen in gezichtsveld, bijv. foto. Attentie op bril en/of gehoorapparaat. In het contact voortdurend aandacht besteden aan het ondersteunen van de oriëntatie: o ogcontact / oogniveau / bij
de naam noem en / aankijken / aanraken / noem je naam en vertel w at je kom t doen / gebruik korte, concrete zinnen / stel eenvoudige vragen / controleer of je begrepen w ordt / zeg w anneer je gaat en terugkom t (of w ie er na jou kom t).
W anneer de cliënt enigszins aanspreekbaar is: beschrijf de realiteit
indien de cliënt de gebeurtenissen om hem heen fout benoem t.
Beperk het aantal personeelsleden w aarm ee de cliënt in aanraking kom t. Frequent kortdurend contact. Indien m eerdere personen bij het bed, aan dezelfde zijde laten plaats nem en. I.m w andelen / opstaan m et een vertrouw d persoon.
Veiligheid w aarborgen Stel vast of er risico op gevaar voor letsel bestaat. Toepassen van bescherm ende m aatregelen: plaats bed en bedrekken
in laagste stand / toezicht houden bij m obiliseren / w onden extra afdekken / fixeren van infuus, sonde, catheter, e.d.
• •
Verw ijder gevaarlijke voorw erpen uit de directe om geving. Zie toe op innam e van m edicatie. Schep een prikkelarm e om geving: denk
•
Beperk m etingen: bloeddruk, pols,
•
• • • F •
aan licht, geluid en ordening.
tem p. e.d.
Verricht handelingen rustig en doelgericht. Bezoek van m ax. 2 personen tegelijk en m ax. een half uur, tenzij bezoek een rustgevende invloed heeft. Overleg m et cliënt, naaste over het beluisteren van rustgevende m uziek. Verm inderen angst G eef de cliënt een veilig gevoel door:
kalm e benadering, luisterhouding zo m ogelijk gecom bineerd m et geruststellende opm erkingen.
•
Laat cliënt bij heftige angst niet alleen;
•
Zie G en E als de cliënt de indruk geeft vanuit zijn angst agressief te gaan reageren. Beheersen agressie Blijf zo kalm en vriendelijk m ogelijk. Beantw oord vijandigheid en agressie neutraal. W aarborg veiligheid van cliënt en zijn om geving: zie E. Verm inderen apathie Betrek de cliënt bij ADL activiteiten Laat de cliënt zoveel m ogelijk zelf doen. Laat de cliënt zoveel m ogelijk m obiliseren. Bied afw isseling in rust / actie. Verm inderen (psycho)m otorische onrust W aarborg een veilige om geving: zie E. Verm ijd m aatregelen zoals fixatie; dit kan onrust juist versterken. G a na of er factoren zijn die de onrust versterken, denk hierbij aan een volle blaas of volle darm en. Stim uleer aanw ezigheid van vertrouw de personen en beperk het aantal personen in de om geving van de cliënt. Overleg m et arts bij hevige onrust.
G • • • H • • • • I • • • • •
schakel zonodig /zo m ogelijk naasten in;
J • •
O m gaan m et hallucinaties / w anen Toon begrip voor de angst die de w anen, visuele of auditieve hallucinaties opw ekken. N iet confronterend tegenspreken, denkbeeld, w aarnem ing niet ontkennen, w el zo m ogelijk gebruik m aken van redelijke tw ijfel als: " Kunt u
zich voorstellen dat ik het niet zie, hier anders over denk, anders kan uitleggen"… Indien dit niet lukt, dan
•
•
• • • K • •
geruststellen. Begin vragen m et w ie, w at, w aar, w anneer (nooit w aarom , deze vragen doen een beroep op het denkverm ogen, w at reeds verstoord is); probeer gevoel van cliënt te benoem en. Probeer de boodschap achter het verhaal te achterhalen. Schakel zonodig naasten in om te achterhalen w at cliënt bedoelt. Benadruk realiteit door over echte gebeurtenissen en m ensen te spreken. Zorg dat de cliënt een goed zicht heeft op zijn om geving, verm ijd fel licht en lam pen die schaduw en geven. N iet zachtjes m et anderen praten. O vergevoeligheid prikkels G ebruik een vaste dagindeling. Benader de cliënt op een rustige en geruststellende m anier : langzaam en
vriendelijk praten, rustig handelen.
Beperk de om gevingsprikkels door overzichtelijke ordening, beperk het aantal personen aan bed. Bij veel hinderend geluid evt. deuren en • ram en sluiten G oede verlichting: niet te fel. • L A rts attenderen op . m edicam enteuze sym ptom atische behandeling Denk (sam en) na over de som atische • oorzaak(en)! Behandeling van verw ardheid is nood• zakelijk, bij voorkeur m et haloperidol. ( bij cliënten m et Parkinson w ordt clozapine geadviseerd). Blijft hevige onrust bestaan dan is het • m ogelijk zinvol naast haloperidol, te sederen m et benzodiazepines. M Pijn In deze fase gaan delier en pijn vaak • sam en, in geval van pijn w ordt verw ezen naar de richtlijn “pijn”. N a doorm aken van een delier: Bespreek sam en m et de cliënt en • naasten w at er in de delirante periode m et de cliënt is gebeurd en w at hiervan de oorzaak w as. Bespreek herinneringen die de cliënt en • de naasten hebben aan de delirante periode. •
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
22
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Algemene informatie Het woord delier komt van het Griekse “lệros” = gekkenpraat, onzin. In het Latijns “delirare” of “delira decedere” = buiten de schreef of vore treden, ontsporen. Een delier komt voor bij 7785% van de terminale oncologische patiënten, meestal in een betrekkelijk stille vorm. In ongeveer 20 % van de gevallen is er echter sprake van een ernstig onrustig delier Het is een uiting van een min of meer plotseling optredende ontregeling van de grote hersenen. Een delier is een toestandsbeeld dat in korte tijd ontstaat, waarbij de cliënt vaak verward en angstig is. Daarnaast bestaat onrust, of juist apathie en verlies van initiatief. Het bewustzijn is wisselend gestoord. Vaak zijn er hallucinaties en / of wanen. Delier wordt altijd veroorzaakt door één en vaak zelfs meerdere, onderliggende somatische aandoeningen. Omdat zelfs in de palliatieve fase één of meer van deze onderliggende aandoeningen reversibel kan zijn, is het goed hier altijd actief naar te zoeken. Bekend zijn: urineretentie, infecties, metabole ontregelingen, het toedienen van geneesmiddelen (vooral morfine) maar ook het plotseling staken van geneesmiddelen zoals opiaten (w.o. morfine) en benzodiazipines, nicotine en alcohol. Beloop acuut begin (in enkele uren tot dagen); begint meestal ’s avonds; symptomen fluctueren over de dag; symptomen zijn ’s nachts erger.
Belangrijkste prodromen rusteloosheid, angst, irritatie of juist teruggetrokkenheid met apathie; omkering dag / nachtritme; moeilijkheden met concentreren en helder denken; emotionele labiliteit; nachtmerries (of toename hiervan); desoriëntatie; verhoogde gevoeligheid voor licht en geluid; voorbijgaande hallucinaties, illusoire vervalsingen en wanen. Kenmerken delier volgens DSM IV – criteria Bewustzijnsstoornis met verminderd vermogen om de aandacht te concentreren, vast te houden of te verplaatsen. Een verandering in de cognitieve functie Geheugenstoornis, desoriëntatie en taalstoornis Ontwikkeling van een waarnemingsstoornis De stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal uren tot dagen) en neigt ertoe in het verloop van de dag te fluctueren Er bestaat onderliggend somatisch lijden. Prognose De duur van het delier kan variëren van enkele dagen tot weken. Dit is o.a. afhankelijk van de oorzaak, conditie cliënt en het resultaat van de behandeling. Het delier kan een voorbode zijn van de naderende dood.
Omdat het delier wisselende symptomen heeft en fluctueert over de dag, zijn verpleegkundigen in de beste positie voor vroege signalering, waardoor tijdig actie kan worden ondernomen. Het delier moet altijd worden beschouwd als een zeer ernstig toestandsbeeld. Voor de cliënt en omgeving kan dit een angstaanjagende gebeurtenis zijn. Het delier wordt vaak voorafgegaan door prodromen (voortekenen), die uren tot dagen sluimerend aanwezig kunnen zijn, voordat het volledige beeld zich ontwikkelt.
Belangrijkste bronnen: A. de Graef e.a.,oncologieboek deel 2, IKMN, Schuurmans, M.J. e.a., verpleegkundig protocol acuut optredende verwardheid/delier.AZU ;
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
23
Aandacht voor delier in de palliatieve fase
Bijlage 2: toelichting DOS schaal1 Inleiding Het delirium is een van de meest voorkomende vormen van psychopathologie bij oude patiënten en bij patiënten in de laatste fase van het leven. Kenmerkend voor het delirium zijn het snelle ontstaan en de wisseling van de symptomen. De Delirium Observatie Screening Schaal bevat 13 observaties van gedrag (verbaal en non-verbaal) die de symptomen van het delirium weergeven. Deze observaties kunnen gedaan worden tijdens reguliere contacten met de patiënt. Om het delirium goed te herkennen is het van belang om per dienst de observatie van het gedrag vast te leggen. Beoordeling nooit soms - altijd weet niet
In de contacten met de patiënt gedurende deze dienst, werd de beschreven observatie geen enkele keer waargenomen (OMCIRKEL GETAL IN DEZE KOLOM) In de contacten met de patiënt gedurende deze dienst, werd de beschreven observatie één of meer keer of zelfs steeds waargenomen (OMCIRKEL GETAL IN DEZE KOLOM) In de contacten met de patiënt gedurende deze dienst, werd de beschreven observatie niet waargenomen omdat de patiënt steeds sliep of geen verbaal contact maakte of omdat de beoordelaar zichzelf niet in staat acht de aan- dan wel afwezigheid te beoordelen (OMCIRKEL - )
Nadere toelichting / voorbeelden Iemand is snel afgeleid door prikkels uit de omgeving wanneer hij/zij verbaal of nonverbaal reageert op geluiden of bewegingen die geen betrekking op hem/haar hebben en die van dien aard zijn dat je geen reactie van hem/haar zou verwachten (het is bijvoorbeeld normaal dat iemand reageert op een harde gil op de gang, maar niet normaal als iemand reageert op een rustige vraag aan een andere patiënt). Iemand heeft aandacht voor gesprek of handeling als hij /zij verbaal of nonverbaal blijk geeft het gesprek of de handeling te volgen. Iemand reageert traag op opdrachten wanneer het handelen is vertraagd en/of er momenten van stilte/inactiviteit zijn voordat tot handelen wordt overgegaan. Iemand denkt ergens anders te zijn als hij/zij in woorden of in handelen dit laat blijken (iemand die je bijvoorbeeld vraagt om iets te pakken wat op het dressoir ligt of iemand die de omgeving anders interpreteert dan als ziekenhuis) Iemand beseft welk dagdeel het is als hij/zij in woorden of handelen dit laat blijken (iemand die bijvoorbeeld midden in de nacht opstaat en wil douchen heeft meestal geen besef welk dagdeel het is). Iemand herinnert zich recente gebeurtenis wanneer hij/zij bijvoorbeeld juist kan vertellen of er bezoek is geweest of wat hij/zij gegeten heeft. Iemand is snel of plotseling geëmotioneerd wanneer hij/zij reageert met een heftige emotie zonder aanleiding of wanneer de heftigheid van de emotie niet in overeenstemming lijkt met de aanleiding (iemand die bijvoorbeeld zomaar begint te huilen of heel angstig wordt van wassen of woedend reageert als de thee koud is). Iemand ziet / hoort dingen die er niet zijn wanneer hij/zij hiervan verbaal (navragen!) of non-verbaal blijk geeft (bijvoorbeeld iemand die niet zichtbare voorwerpen wil verplaatsen of die reageert of mensen of dieren die er niet zijn). Score Per dienst wordt een totaal score berekend door het aantal omcirkelde enen op te tellen; de totaal score per dienst is minimaal 0 en maximaal 13, de totaal scores van drie diensten worden opgeteld tot de totaalscore deze dag; de totaalscore deze dag is minimaal 0 en maximaal 39. De DOS Schaal eindscore wordt berekend door de totaalscore deze dag te delen door 3; de DOS eindscore ligt tussen de 0 en 13, een DOS Schaal eindscore < 3 betekent dat de patiënt waarschijnlijk niet delirant is, een DOS Schaal eindscore ≥ 3 betekent dat de patiënt waarschijnlijk wel delirant is* ∗
1
in een groep van 92 heupfractuur patiënten waarvan er 18 delirant werden scoorden 94.4% (sensitiviteit DOS Schaal) van de delirante patiënten een score hoger of gelijk aan 3, 76.6% (specifiteit DOS Schaal) van de niet delirante patiënten hadden een score lager dan 3 (0 -2). Dit wil zeggen dat de patiënten met een score hoger of gelijk aan 3 niet allemaal delirant zijn terwijl de patiënten met een score lager dan 3 vrijwel zeker niet delirant zijn (Schuurmans, 2001)
© Schuurmans MJ. Early recognition of delirium (thesis) Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, 2001.
_______________________________________________________________________________________ Integraal Kankercentrum Zuid Mei 2006
24