9. natuur 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inleiding (teervoet) Bomen (teervoet) Bladeren (teervoet) Bloemen en planten (teervoet) Vogels zoogdieren
71
1. Inleiding (teervoet) Een scout leeft in de natuur. Hij houdt van de natuur; hij kan eigenlijk geen kamp organiseren zonder een bos of een veld. Toch wordt het item “natuur” bij teervoet en 2e klasse wel eens over het hoofd gezien. Ik daag je dus uit verder te lezen, want het is maar redelijk dat een scout weet wat hem omringt; dat hij het bos/woud kent. De kennis van de natuur is het enige middel om er eerbied voor te krijgen. De natuur is je gastheer. De bloemen, planten en vogels zullen je feestelijk ontvangen Iets wat je aan de lijve zal onder vinden bij het afleggen van woudloper! 2. Bomen (teervoet) Wat is het nut ervan? => een boom doet meer dan houtleverancier voor allerlei doeleinden (bouw, brandstof, meubels,… ) Op, onder en rond een boom ontwikkelt zich een rijkdom van plantaardig leven zoals microorganismen, een schat aan mossen, varens en paddestoelen, klimplanten, orchideeën,... Een boom biedt een veilige woonplaats voorallerlei dieren, een schuilplaats, een broedplaats,… een boom is een levensgemeenschap. Laten we ook niet vergeten dat een boom een luchtfilter is, die zorgt dat we gezonde en zuurstofrijke lucht inademen • Naaldbomen: De Lork Waar: meestal in laag België. Uitzicht: Wijd uitgespreide piramide. Naalden: ongeveer3 cm, waaivormig gebundeld in kokertjes Vrucht : lorappel: eitjes van ongeveer 3cm de Spar De meest gekende naaldboom omdat hij heel veel voorkomt in de Ardennen, maar ook omdat hij met kerst in onze living staan (ook al zingen we “ooh DENNEboom… ”) Uitzicht: kegelvormig met neerhangende takken. Zeer hoge en rechte stam (ideaal sjorhout), vandaar de bijnaam ‘mast’ Naalden: ongeveer 2 cm en ieder afzonderlijk vast aan het takje Vrucht: de sparappel kegel van ongeveer 10 cm en langer Het hout is ideaal als aanmaakhout voor een vuur.
De Den Waar: vooral in laag België en in zandgrond Uitzicht: jonge boompjes => piramidevormig oudere bomen => onregelmatige vormen en gewrongen stammen Naalden: ongeveer 6 cm, twee aan twee in een kokertje Vrucht: Dennenappel, eivormig van ongeveer 5 cm
72
• loofbomen: De Berk Waar: de Berk kan groeien waar andere bomen niet genoeg voedsel vinden. Bvb op rotsen of in zandgronden Uitzicht: hij heeft ranke twijgen die geschikt zijn voor bezems De zilverberk herkent men makkelijk aan zijn zilverwitte en glanzende schors, doorspekt met donkere vlekken, die in fijne papierlaagjes afpelt Het is zacht hout dat goed brandt. De eik Uitzicht: meestal forse, hoogstammige bomen met knoestige takken. Ook wel eens aangepland als hakhout. Gegroefde, grijsgroene, ruwe schors. Duurzaam en kostbaar hout Naar gelang de vorm van het blad onderscheiden wij De wintereik of steeneik: Eikels aan de voet van de donkergroene bladeren De zomereik of gesteelde eik: Eikels afzonderlijk op een steeltje De Amerikaanse eik: Bladeren zijn dieper ingesneden en puntiger De Beuk Uitzicht: rechte, gladde, grijsgroene stam. Dichte vertakkingen. Vrucht: beukennootje (november) Lichtgetande, behaarde, groene en tere bladeren. Bij de sierbeuk zijn zij bruin-purper Hout: uitstekend voor meubels en brandhout Slechts lichtjes minderwaardig dan de eik
De Olm f Iep Uitzicht: lange rechte, cilindervormige stam met donkerbruine schors. Blad: Eivormig, gezaagd blad dat ongelijk is aan de voet. Vrucht: rijen gevleugelde nootjes (mei) Hout: hard en slecht brandbaar
73
De Kastanje De tamme kastanje komt meestal voor onder de vorm van kreupelhout, zelden als een boom. Uitzicht :Sterk getande, lange en puntige bladeren van ongeveer 15 cm Gladde, roodbruine schors Vrucht: eetbare kastanje in een bolster met scherpe naalden De paardekastanje of wilde kastanje komt alleen oor als sierboom. Uitzicht: Samengestelde bladeren met 5 tot 7 delen om één middenpunt, met lange steel. De gerimpelde schors valt met de bladeren af. Bloeit in de lente met grote openstaande trossen Vrucht: stekelige bolster met niet eetbare vrucht
De Plataan Waar: Staat dikwijls in lanen of parken. Uitzicht: De schors valt in grote platen af en eroorzaakt lichtgroene vlekken op de stam. Handvormige, grote bladeren met tot 5 punten Vrucht: stekelige bollen, hangend aan een lange steel
De Esdoorn of Ahorn Uitzicht: De gladde schors, in schubben afvallend. Dikke takken handvormige bladeren met diepe insnijdingen en 5 punten roodachtige nerven Bloeit met hangende trossen Vrucht: Dubbel gevleugelde vruchtjes (september) De Es Uitzicht: De Es heeft samengestelde bladeren. ze bestaan uit een reeks getande blaadjes van ongeveer 7 cm, die aan één afgeplatte bladsteel zitten. De schors is glad en groen, en barst bij oudere bomen Vrucht: gevleugeld bolletje
74
3.
Bladeren (teervoet)
Enkele bepalingen: De bladeren zijn; Overhands geplaatst: zo ze één voor één op de tak ast zitten. Tegenovergesteld: zo ze paarsgewijs aan de tak vast zitten, de twee bladeren van hetzelfde paar tegen over elkaar staan. Getand: als de rand van het blad ondiepe en scherpe insnijdingen vertoont. (bvb de Berk) Lobbig: als de rand van het blad brede en diepe insnijdingen vertoont. (bvb de Eik) Vedervormig: zo de nerven geplaatst zin op een wijze van de veren van een pen (zie tekening hierboven) (bvb de Beuk) Handvormig: zo de nerven geplaatst zijn als vingers van een hand. Bvb de paardekastanje)
75
4.
Bloemen en Planten (teervoet)
Om alle bloemen en planten op je weg te kennen moet je meer dan een specialist zijn; ze zijn te verscheiden. Niemand zal je het kwalijk nemen als je niet bij elke bloem en plant kan blijven stilstaan om je kennis te bewijzen. Er zijn er echter enkele die je als scout wel moet kennen, omdat ze veel voorkomen en omdat je, als vriend van de natuur, toch een minimum inspanning moet doen om je in te wijden in haar geheimen. Het madeliefje Klein bloempje; ongeveer 1,5 cm, tegen de grond. Witte bloemblaadjes met geel hartjE. Zeer talrijk langs grachten en in weiden (fig A) Margriet Zlfde vorm en kleur van het madeliefje, doch ongeveer 5 cm doorsnede en op hoge stengel. Vooral langs kanalen en rivieren. Kamomille Zelfde bloempje als het madeliefje, doch afhangende witte bloemblaadjes op hoge stengel, met dicht vertakte slipjes. Sterl Kamomoligeur (fig B)
Boterbloem Klekvorm met goudgele kroonblaadjes; 1 tot 2 cm doorsnede. Rankestengel van gemiddeld 3à cm met handvormige, splettige bladeren. Vooral ook langs grachten (fig C) Brem In struikvorm. Houterige takken met zeer kleine blaadjes en gele vlinderbloempjes in mei – juni. Vrucht : zwarte erwtjes. In zandgrond of rotsachtige bodem. (fig D)
Paardebloem Gele, rosetvormige bloem van ongeveer 3 cm. Met zeer talrijke smalle bloemblaadjes Stengel van oneveer 15 cm, hol en vol melksap dat bruine vlekken op de huid achterlaat. De bladeren zijn in stervorm tegen de grond ingeplant. Na de bloeitijd vormt het zaad in een wollig bolletje (fig E) Klaproos (papaper) Scharlaken-rode bloemen met 4 roosblaadjes, die rap afvallen. Behaarde stengel die varieert van 15 tot 25 cm hoog. Zwart zaad in doosje. In korenvelden, op dijken en braakliggende gronden (fig F)
Brandnetel Behaarde, getande bladeren, die in de huid prikken bij aanraking, op een stengel die varieert van 15 cm tot 2 meter hoog (fig G)
76
Bosanemoon Stengel van 7 tot 20 cm met één bloem met meestal 6 witte, van buiten rose kroonblaadjes. Reeds in maart in bossen of waar vroeger bos was. Diep ingesneden blad in kransen van dri (fig H)
Varens Groene waaiervormie planten met zeer diep ingesneden bladeren. Verschillende soorten. Langs grachten en beken. (fig I)
Vingerhoedskruid Stevige stengel met afhangende purper-rose klokjes (vingerhoedjes) van ongeveer 3 cm, in lange tros. Aan bosrand. Zeer giftig! (fig K) Braam Kruipende stengels met stekels. Samengestelde bladeren: groep van 5 getande bladeren, van onderen zacht behaart. De bloempjes zijn wit of roodachtig. Vrucht: samengesteld uit zeer kleine bolletjes, in haar geheel ongeveer 1,5 cm. Eerst groen, dan rood, dan zwart en eetbaar. (fig L) Gele Lis Stengels van 60 tot 90 cm. Langs waterkant. Lange, zwaardvormige bladeren, langs de stengel liggend. Grote, gele bloem met 2 kransen: één rechtopstaand en één naar beneden gebogen (fig M) Distel Stengel van 10 tot 80 cm. Langwerpige, harde bladeren: iedere tand is voorzien van een stekel. Ook de bolvormige, rose-rode bloem, bestaande uit een zeer groot aantal, heel fijne bloemblaadjes, voelt stekelig aan. Distels moeten verdelgd worden (fig N)
Weegbree Harde en tegen de grond liggende bladeren van ongeveer 10 cm, niet getand? Uit het midden schiet een stengel met witte bloempjes van slechts 2mm en de zaadjes, kaarsrecht omhoog, in de vorm van een rattenstaart. Naar de breedte van het blad onderscheidt men: grote weegbree is ongeveer 7 cm breed en smalle weegbree is ongeveer 3 cm. Groeit op harde gronden (fig P)
77
5. Vogels Het is wenselijk dat je de rieropvolgende vogels in leven of op prenten kunt herkennen en er iets van afweet. Eens dat je goed het uiterlijk van een bepaalde vogel kent, ga dan eens na waar hij het mest tevinden is, hoe hij roept of zingt, waar hij zijn nest bouwt,… Draag er echter zorg voor nooit een nest aan te raken of geen broedende vogel te storen, want dan bestaat de kans dat hij uit schrik zijn broedsel voor altijd in de steek laat. Algemene opmerking: Bij wijfjes-vogels is de kleur nooit zo uitgesproken al bij de mannetjes. Et zijn de wijfjes die het meest tot verwarring kunnen leiden. Het beste middel om dit te vermijden is trachten een koppel samen in de kijker te krijgen De mus Algemeen gekende vogel. Zeer talrijk, hoofdzakelijk in volle stad en in de straten. Geen zang, slecht getjilp. Hoofdkleur is bruin
De merel Grootte = 1,5 x mus. Standvogel en trekker. Mooie lange zang. Veel in tuinen. Hoofdkleur: mannetje: zwart, wijfje : bruin
De Lijster Bruine rus; lichtbruine borst, donker gespikkeld. Standvogel en trekker. Veel in parken en tuinen Zanglijster: grootte = 1, 25 x mus, uitbundig hoge zang; Grote Lijster: grootte = 1,5 x mus. Geen zang Boerenzwaluw Meest voorkomende zwaluwsoort. Trekvogel; van begin Mei tot eind augustus bij ons. Kleuren: rug en kop marineblauw, buikje wit, keel oranje. Hangend nest in stallingen, onder poorten, enz… De Mees Standvogel waar bomen staan. Broedt in boomholtes en vogelkastjes Hoofdkleuren: rug groen-blauw, buik geel Pimpelmees: grootte = 1,5 x mus Koolmees: grootte = mus. Zwart kopje
Winterkoninkje Grootte = 1,5 x mus. Hoofdkleur bruin. Openstaande wipstaart. Bolvormig nest in hagen en schuren. Standvogel
78
Sijsje Slechts ’s winters bij ons, broedt in bergstreken. Grootte = bijna gelijk een mus. Hoofdkleur groen-geel Acrobatisch in ezelstruiken. Langgerekte heldere zang
Vink Standvogel in boomgaarden en hoge bomen? Doch meestal trekker. Grootte = mus. Zang: mooi maar kort. Hoofdkleur licht oranje-bruin, lichtblauw kopje, wit in de vleugels Kwikstaart Grootte = mus. Trekker (’s winters schaars bij ons). In open veld en weiden en aan beken. Geen zang Hoofdkleuren: grijze rug, zwarte kop en borst, witte buik (witte kwikstaart) of gele buik (gele kwikstaart)
Leeuwerik Stijgt zingend hoog in de lucht, laat zich dan als een steen naar beneden vallen(naar zijn nest op de grond) Grootte = 1,25 x mus/ hoofdkleurlichtbruin gespikkeld Trekker, aanwezig bij ons van maart tot september.
Spreeuw Grootte = 1,5 xmus. Hoofdkleuren: bruin – violet glanzend, wit gespikkeld, vooral op de borst. Trekvogel, komt vooral voor van oktober tot december in groepen? Langgerekte lokkende roep.
Ekster Grootte: 3 x mus (staart niet meegerekend). Staart echter zo lang als lichaam zelf en even breed? Kleuren: kop, rug en staart zwart. Buik wit Standvogel. Groot ruw nest in hoge bomen. Afstotende roep, geen zang. Jonge eksters worden makkelijk tam. Roodborstje Kleur: grijs-bruine rug en vleugels, oranje-rode borst. Grootte: bijna gelijk aan een mus. Zeer fijn, puntig bekje. Zingt met korte pieptonen. Trekker, doch nooit in groep.
79
6. Zoogdieren • Vos Klein zoogdier, amberkleurige ogen en volle, borstelig behaarde staart. Vacht varieert van geel- tot roodbruin. Voedsel bestaat uit allerlei klein gedierte (veldmuizen, konijnen, vogels, insecten, wormen, … ) Biotoop: terreinen met veel dekking; vooral bos maar ook in open gebieden. Maten: lichaamslengte 50-90cm, staart 35-50 cm., gewicht 7 kg Bijzonderheden: vatbaar voor hondsdolheid (rabies) en besmet dan andere dieren en mensen • Wezel Doet denken aan lange, slanke, zeer snelle muis. Verplaatst zich dikwijls in golvende sprongen van 30 cm. Is voor vele andere dieren (katten, uilen, vossen, roofdieren) een prooi. Voedt zich met allerlei muizen, vogels en eieren. Biotoop: open, droge biotopen, cultuurland Maten: lichaamslengte 15-25cm, staart 3-9 cm., gewicht 40-110 g Bijzonderheden:kleinste Europese roofdier • Egel Ons enig gestekeld zoogdier, rolt zich op tot bal bij gevaar en is zo tegen bijna al zijn vijanden beschermd. Voedsel bestaat uit kevers, rupsen en wormen, naast vogeleieren en slakken Biotoop:afwisselend landschap met schuilplaatsen (bossen, parken en tuinen) Maten: lichaamslengte 23-29cm, staart 2-5 cm., gewicht 4501200g Bijzonderheden:Is meestal 's nachts op pad, vindt prooi op basis van geur. • Konijn Meestal bruingrijze pels, in de nek oranje-bruine tint. Korte staart is van boven zwart, van onder wit Kleiner dan hazen. Voedt zich vooral met gras, kruiden, wortels en schors Biotoop: open weiden met struikvorming, open bossen Maten: lichaamslengte 35-45cm, staart 4-8 cm., gewicht 1,5-2kg Bijzonderheden: hoofdzakelijk 's nachts actief • Haas Groter dan konijn. Heeft lange oren ("lepels"), grote ogen en scherpe neus die het waarschuwt voor gevaar. Biotoop: akkers, graslanden Maten: lichaamslengte 50-70cm, staart 7-11 cm., gewicht 3-7kg Bijzonderheden: Vooral waar te nemen 's ochtends vroeg of 's avonds laat
80
• Mol Brengt grootste deel van leven ondergronds door. Kenmerkend zijn sterke graafhanden aan voorpoten. Is niet blind, maar heeft zeer kleine ogen. Voedt zich vooral met regenwormen, insectenlarven en slakken Biotoop: velerlei terrein, maar vooral grasland en bos Maten: lichaamslengte 13-15cm, staart 2-5 cm., gewicht 30-60g Bijzonderheden: ondergrondse levenwijze •
Eekhoorn
Heeft 's zomers fraaie, roodbruine pels; in de winter donkerder en staart kleurt donkerbruin. Door krachtige achterpoten kan de eekhoorn in bomen en op grond grote sprongen maken. Voed zich met eikels, beukenoten, schors, paddestoelen, … Biotoop: overal in oude, hoge bomen, zowel loof als naald. Maten: lichaamslengte 20-25cm, staart 15-20 cm., gewicht 300-400g Bijzonderheden: weinig actief overdag; in de bomen enkel boommarter als vijand. •
• Wasbeer Dankt zijn naam aan gewoonte voedsel te wassen alvorens te verorberen. Zwarte masker contrasteert sterk met witte koptekening. Volle staart is geringd. Voedt zich vooral met ongewervelde dieren (insecten, larven, wormen slakken) en vruchten (bessen, eikels, … ) Biotoop: regelmatig voorkomend in loofbossen met stromend water Maten: lichaamslengte 50-60cm, staart 20-30 cm., gewicht 4-9kg Bijzonderheden: uit Noord-Amerika ingevoerd, breidt zich sterk uit •
Damhert
Meestal gevlekte vacht, schoffelvormig gewei bij mannetje. Leeft vaak 's zomers in grote roedels bijeen. Zeer veel kleurvariëteiten. Voedsel bestaat uit gras, kruiden, eikels en beukenoten Biotoop: lichte loofbossen en gemengde bossen Maten: lichaamslengte 130-150cm, schouderhoogte 90-100 cm., gewicht 100-110kg Bijzonderheden: in de middeleeuwen weer in Europa ingevoerd.
• Ree Kleinste Europese hert is talrijkste hoefdier in onze landen. Gewoonlijk in klein familieverband, 's winters in grotere groepen. Voedsel bestaat uit jonge scheuten van bomen en struiken Biotoop: lichte bossen met ondergroei en open plekken, broekbossen Maten: lichaamslengte 110-130cm, schouderhoogte 70-75 cm., gewicht 18-25 kg Bijzonderheden: vooral in de schemering en 's nachts actief. Overdag houdt het zich schuil in de ondergroei
81
•
Wild Zwijn
Stamvader van het varken. Heeft dichte, borstelig behaarde, zwartbruine vacht. Volgroeide mannetjes bezitten grote hoektanden in boven- en onderkaak. Voedsel bestaat vooral uit eikels en beukenootjes, wortels, knollen, truffels, insectenlarven, muizen, … Biotoop: loofbossen en gemengde bossen met moerassige plaatsen Maten: lichaamslengte 120-160cm, schouderhoogte 80-95 cm., gewicht 70-200kg Bijzonderheden: wilde voorvader van het boerderij-varken
• Huismuis Verspreidt typische sterke, onaangename geur. Heeft vettige vacht. Laten eveneens urine en uitwerpselen achter. Voedsel is vooral voorraden en afval van de mens. Biotoop: huizen, opslagplaatsen, openbare gebouwen, ziekenhuizen, … Maten: lichaamslengte 7-9cm, staart 7-9cm, gewicht 12-25g Bijzonderheden: Typische muizenlucht. Men raakt er zeer moeilijk vanaf door hun sterke vermenigvuldiging • Bruine rat Eet vrijwel alles. Heeft ruige, grijsbruine pels en dikke geschubde staart. Weet zich uitstekend te handhaven ondanks zware vervolging door de mens. Voedsel bestaat uit vrijwel alles. Biotoop: riolen, vuilstortplaatsen, stallen, opslagplaatsen Maten: lichaamslengte 18-25cm, staart 15-22cm, gewicht 150-400g Bijzonderheden: sterke voortplanting
82